Staat van de Stad 2010
Inhoudsopgave
Inleiding
Inleiding
Inleiding In vrijwel alle Nederlandse gemeenten zijn op 3 maart 2010 gemeenteraadsverkiezingen. Hierna gaan de onderhandelingen van start tussen de politieke partijen die een nieuw college moeten vormen. Ten behoeve van deze onderhandelingen heeft de concerndirectie van de gemeente Utrecht deze 'Staat van de Stad' gemaakt. Dit document is bedoeld als praktisch hulpmiddel voor de onderhandelaars bij het maken van een nieuw collegeprogramma.
Hoofdstuk Hoofdstuk Hoofdstuk Hoofdstuk Hoofdstuk Tot Slot
1 2 3 4 5
Financiële Positie Organisatieontwikkeling Stadsontwikkeling Openbare Ruimte en Groen Maatschappelijke Ontwikkeling
Fundamentele keuzes Vanaf 2010 krijgt Utrecht te maken met grote bezuinigingsopgaven. In de Programmabegroting 2010 zijn verschillende gemeentebrede bezuinigingsmaatregelen opgenomen, die nog moeten worden uitgewerkt en ingevuld in 2010 en 2011. Vanaf 2012 zullen we bovendien rekening moeten houden met nog veel grotere en ingrijpender bezuinigingen. Het gaat indicatief om een bedrag van 50 miljoen euro structureel, binnen een bandbreedte van 25 miljoen euro plus of min. Er is grote onzekerheid over de hoogte van de rijksuitgaven en daaraan gekoppeld - de omvang van het gemeentefonds. De te bezuinigen bedragen zijn zo groot, dat het toepassen van een kaasschaafmethode en marginale aanpassingen geen optie meer is. Er moeten in 2010 en 2011 fundamentele keuzes gemaakt worden. We hebben als gemeente een dubbele opgave. In de eerste plaats moeten we er voor zorgen dat de huidige opgaven (onder andere ten gevolge van de kredietcrisis, bedrijfsvoeringproblematiek en bestaande taakstelling) tot een goed einde worden gebracht. Daarnaast moeten we ons voorbereiden op de omvangrijke bezuinigingen die vanuit het Rijk nog op ons af gaan komen en die binnen de begroting moeten worden opgevangen. Voor het nieuwe college is dat een zware
verantwoordelijkheid maar ook een kans om vernieuwingen door te voeren. Stad van Kennis en Cultuur Utrecht heeft gekozen voor het profiel 'Stad van kennis en cultuur'. Een stad van kennis en cultuur biedt ruimte aan bewoners, ondernemers en studenten, zowel aan de top (internationaal kenniscentrum, hoger onderwijs) als aan de basis (wijkeconomie, sociale cohesie, lager onderwijs). Een stad van kennis en cultuur biedt wervende woon- en werkmilieus, een aantrekkelijke openbare ruimte die uitnodigt tot ontmoeting, goede voorzieningen voor cultuur en sport, een maatschappelijk klimaat van openheid, veiligheid, gezondheid, duurzaamheid en bereikbaarheid. Het bestuur van onze stad heeft oog voor kansen en geeft ruimte aan initiatieven en coalities van partijen om die kansen te verzilveren, zowel aan de bovenkant als de onderkant van de samenleving. Binnen het profiel van kennis en cultuur kunnen verschillende (politieke) accenten worden gelegd. Wij realiseren ons dat deze ambitie in het huidige klimaat van bezuinigingen wellicht groter is dan we de komende jaren kunnen waarmaken. De noodzaak tot grote bezuinigingen en keuzes is nog niet doorvertaald in het inhoudelijke deel van de Staat van de Stad. Wel roepen we het nieuwe college en de nieuwe raad op om vast te houden aan 'Stad van kennis en cultuur'. Het wordt als profiel van Utrecht herkend en erkend; Utrecht heeft een herkenbaar profiel nodig; een profiel dat bestendig moet zijn. Dit profiel inspireert om de activiteiten en de budgetten van gemeente en maatschappelijke partners beter op elkaar af te stemmen. Utrecht heeft het de afgelopen jaren niet slecht gedaan. Maar het moet beter, wil de stad zijn positie behouden en versterken. De agenda van kennis en cultuur omvat beleid, programma's en projecten op het gebied van onder meer wonen, werken, openbare ruimte, kenniscentra en cultuur. In de hoofdstukken van de Staat van de Stad zult u de uitwerking hiervan tegenkomen.
Opbouw document De Staat van de Stad is ingedeeld in vijf hoofdstukken. Na de Inleiding en het hoofdstuk Financiële Positie volgt het hoofdstuk Organisatieontwikkeling waarin we onder meer een beeld geven van de toekomstige organisatie en het Stadskantoor. Daarna volgen drie inhoudelijke hoofdstukken, te weten Stadsontwikkeling, Openbare Ruimte en Groen en Maatschappelijke Ontwikkeling. Hier komen ook de afzonderlijke programma's aan de orde. Na een korte inleiding per programma, leest u onder het kopje 'Agenda' wat de kansen, uitdagingen en knelpunten voor de komende periode zijn. Deze agenda ondersteunt u bij het maken van uw eigen agenda tijdens de onderhandelingen. In het hoofdstuk Tot slot bieden wij u onze ambtelijke ervaring en expertise aan. Voor gedetailleerde financiële informatie verwijzen wij u naar de Programmabegroting 2010. Op korte termijn komt ook de Utrecht Monitor 2010 beschikbaar, waarin u veel informatie vindt over feiten en meningen van Utrechters. Verder stellen wij u zowel op papier als digitaal achtergronddossiers beschikbaar, zoals beleidsstukken en onderzoeksmateriaal.
Hoofdstuk 1 Financiële positie Inleiding De Programmabegroting 2010 bevat het meest complete overzicht van de financiële positie van de gemeente Utrecht. Vooruitlopend op de Voorjaarsnota 2010 presenteren wij hier een aantal gemeentebrede ontwikkelingen. Dit is geen complete actualisatie van het financiële beeld maar een vooruitblik op hoofdlijnen. Hieruit is maar één conclusie mogelijk: de komende jaren zijn ingrijpende keuzes noodzakelijk om de begroting sluitend te houden. Om de financiële positie van de gemeente Utrecht op orde te houden, moeten de jaren 2010 en 2011 worden benut om de nog openstaande bezuinigingen uit de Programmabegroting 2010 in te vullen. In die jaren zal ook helderheid ontstaan over de ontwikkeling van het gemeentefonds vanaf 2012. Nu al is duidelijk dat er de komende jaren zeker geen sprake zal zijn van vrije financiële ruimte en dat ingrijpende maatregelen nodig zullen zijn om de (meerjaren)begroting sluitend te houden! In 2010 en 2011 zal het nieuwe college hiertoe ingrijpende keuzes moeten maken. De te treffen maatregelen kunnen gericht zijn op het verlagen van de uitgaven en het verhogen van de inkomsten. Gezien de forse omvang van het benodigde maatregelenpakket zal het accent vooral moeten liggen op verlagen van de uitgaven. Gemeentefonds De Miljoenennota 2010 waarschuwt voor zeer sombere ontwikkelingen. Vanaf 2012 is er grote onzekerheid over de hoogte van de rijksuitgaven en - daaraan gekoppeld - de omvang van het gemeentefonds. Het kabinet heeft werkgroepen in het leven geroepen die op alle terreinen van overheidszorg besparingsvarianten van maximaal 20% moeten inventariseren. Indicatief betekent een besparing van 20% dat het gemeentefonds maximaal 3 miljard euro moet inleveren. Het aandeel van Utrecht in het gemeentefonds is circa 2,3 %, hetgeen voor Utrecht
neerkomt op 70 miljoen euro. Vooralsnog gaan wij uit van een korting van – indicatief – 50 miljoen euro structureel met een bandbreedte van 25 miljoen euro meer of minder. In de tweede helft van 2010 komt waarschijnlijk meer helderheid over de daadwerkelijke omvang van de bezuinigingen op de rijksbegroting en over het tijdpad dat daarvoor wordt gevolgd. Duidelijk is al wel, dat de negatieve effecten op het gemeentefonds zeer groot zullen zijn. Een andere ontwikkeling is een onderzoek van de Raad voor de financiële verhoudingen naar de positie van de vier grote steden in het gemeentefonds. De G4 ontvangen een bedrag in het gemeentefonds voor de hogere kosten die verband houden met specifieke grootstedelijke problematiek. Voor Utrecht is dit circa 70 miljoen euro per jaar. De Raad voor de financiële verhoudingen heeft het Kabinet geadviseerd nader onderzoek te doen naar de criteria voor de verdeling van het gemeentefonds. De G4 delen dit advies, dat op termijn echter wel kan leiden tot een lagere uitkering voor Utrecht. In de begroting 2010 is het voordeel 2010 op het gemeentefonds van 5,5 miljoen euro uit behoedzaamheid incidenteel geraamd. Volgens de septembercirculaire 2009 groeit het gemeentefonds in 2011 namelijk met slechts 0,48%. Dit betekent dat in 2011, los van de komende rijksbezuinigingen, mogelijk al onvoldoende middelen beschikbaar komen voor loon- en prijscompensatie. Uitvoering programmabegroting 2010 In de Programmabegroting 2010 zijn verschillende gemeentebrede opgaven opgenomen, die nog moeten worden uitgewerkt dan wel binnen de financiële kaders moeten worden ingepast. Concreet gaat het om het verder oplossen van het achterstallig onderhoud op de bedrijfsvoering, het invulling geven aan de taakstelling 'scherper begroten', de efficiencytaakstelling op het stadskantoor en het aanvullen van het weerstandsvermogen.
Daarnaast bevat de begroting een algemene efficiencytaakstelling (oplopend van 3 miljoen euro in 2010 naar 9 miljoen euro structureel vanaf 2013) en een taakstelling op de inhuur van externen (oplopend van 1 miljoen euro in 2010 naar 5 miljoen euro structureel vanaf 2013). Deze zijn in de Programmabegroting 2010 uitgewerkt. De beoogde maatregelen moeten nog wel worden geïmplementeerd. Oplossen van het achterstallig onderhoud op de bedrijfsvoering In de Programmabegroting 2010 heeft het achterstallig onderhoud op de bedrijfsvoering prominente aandacht gekregen. De investeringen in de bedrijfsvoering, met name ICT, zijn tot nu toe steeds incidenteel gedekt maar moeten structureel gedekt worden. In de begroting 2010 is een eerste aanzet gegeven om te komen tot een structurele dekking. De noodzakelijke investeringen zijn opgenomen en worden de eerste jaren gedekt uit bedrijfsvoeringbudgetten en daarna deels door een surplus op de efficiencybesparingen hiervoor in te zetten. In de begroting is hiervoor 6 miljoen euro structureel geraamd, wetende dat nog niet alle problematiek en mogelijke dekking in kaart waren gebracht. Dit gebeurt in het programma 'Op Koers'. Uitgangspunt hierbij is dat bij gelijkblijvende dienstverlening de organisatie vanuit efficiencymaatregelen zelf de dekking moet zoeken die hierbij noodzakelijk is. Hiermee is de besparingsmogelijkheid via efficiencyverbeteringen in de ambtelijke organisatie volledig benut. Verdere besparing op de organisatie kan uitsluitend door bijstelling van taken en ambities.
Taakstelling 'scherper begroten' Uit de verantwoording blijkt dat jaarlijks veel geld uit de begroting niet wordt uitgegeven. In de Programmabegroting 2010 is een taakstelling 'scherper begroten' opgenomen die in combinatie met de nog openstaande onderbestedingstaakstelling oploopt van ruim 7 miljoen euro in 2010 tot 14,6 miljoen euro structureel per jaar vanaf 2013. De genoemde bedragen moeten nog concreet worden ingevuld. Efficiencytaakstelling stadskantoor In verband met de overgang naar het stadskantoor is vanaf 2013 een structurele besparing op de kosten voor gemeentelijke huisvesting ingeboekt van 3 miljoen euro per jaar. Na actualisatie en aanpassing van de gemeentebrede systematiek voor de huisvestingslasten moet bij de Voorjaarsnota 2010 duidelijkheid komen over de mogelijkheden van concrete invulling van deze taakstelling. Weerstandsvermogen In de Voorjaarsnota 2009 is tijdelijk 21 miljoen euro van het weerstandsvermogen aangesproken. In de Programmabegroting 2010 is dit vertaald in het accepteren van een tijdelijk lagere norm van 0,8 in plaats van de door de Raad vastgestelde norm van 1 uit de huidige nota Weerstandsvermogen en Risicomanagement. Aan de gemeenteraad is toegezegd dat het college bij de Verantwoording 2009 met een aangepaste nota
weerstandsvermogen en risicomanagement komt, waarbij 'de weg' wordt aangegeven hoe in 2013 het weerstandsvermogen weer op het oude niveau gebracht kan worden. Inmiddels is duidelijk geworden dat het verwachte resultaat Leidsche Rijn als gevolg van de kredietcrisis fors verslechtert. Geraamd wordt een verslechtering van het resultaat van 20 miljoen euro negatief naar circa 60 miljoen euro negatief. Zonder maatregelen leidt dit tot een extra daling van het weerstandsvermogen met 40 miljoen euro. Ontwikkeling rente-inkomsten In de meerjarenraming is circa 32 miljoen euro aan structurele rentebaten opgenomen. Grofweg kunnen deze rentebaten worden gerealiseerd door de beschikbare reserves en voorzieningen waaraan geen rente wordt toegerekend. Het zijn interne financieringsmiddelen die niet bij de banken hoeven te worden geleend. De beschikbare reserves en voorzieningen lopen in snel tempo in omvang terug. In 2008 en 2009 samen ging het om 190 miljoen euro. Voor 2010 is een afname begroot van 90 miljoen euro en ook in de jaren daarna lopen – vooral vanwege geplande investeringen in bereikbaarheid – de reserves fors terug. Per saldo moet voor de komende collegeperiode rekening worden gehouden met een tegenvaller op de rentestelpost oplopend tot minimaal 5 miljoen euro structureel in 2014. Efficiencytaakstelling cyclusstukken in omvang halveren Eén van de vastgestelde algemene efficiencymaatregelen is het in omvang halveren van cyclusstukken door het reduceren van het aantal programma's. Een logisch moment om uitvoering aan deze maatregel te geven is het moment van opstellen van het nieuwe collegeprogramma en daarna de uitwerking daarvan in de cyclusstukken.
Agenda • De beleidskeuzes die gemaakt moeten worden als gevolg van de bezuinigingen vergen een zorgvuldige voorbereiding en afstemming. De concerndirectie stelt een procesplan op. College en concerndirectie kunnen op die manier gezamenlijk en integraal keuzes maken. • Het verlagen van de uitgaven kan door het afbouwen van bestaand beleid. Het maken van scherpe beleidskeuzes in het collegeprogramma is hiervoor een voorwaarde. Naast het verminderen van taken of het stoppen met taken kan het hierbij ook gaan om het aanpassen van het voorzieningenniveau of van het kwaliteitsniveau van de uitvoering. • Verlagen van uitgaven kan ook door het treffen van efficiencymaatregelen. Kanttekening hierbij is dat door de opeenstapeling van efficiencyoperaties in de afgelopen jaren de grenzen bereikt lijken van wat op dit gebied haalbaar is. Bovendien is er nog de opgave om het achterstallig onderhoud op de bedrijfsvoering weg te werken. Besparingen op personeel en bedrijfsvoering zijn daarom moeilijk. • Bij het verhogen van de inkomsten kan worden gedacht aan verhoging van de onroerendezaakbelasting. In 2010 is deze belasting in het kader van de maatregelen tegen de kredietcrisis met 4 miljoen euro structureel verlaagd. De jaarlijkse opbrengst van de onroerendezaakbelasting is ongeveer 62 miljoen euro. • Extra verhoging van de parkeerbelastingen. De inkomsten uit parkeerbelasting bedragen ongeveer 26 miljoen euro per jaar en leiden per saldo tot een opbrengst van 5,3 miljoen euro. De parkeertarieven zijn in 2010 bevroren op het niveau 2009, wat 0,5 miljoen euro structureel kostte. Verhoging van andere belastingen, zoals de toeristen-, honden- en precariobelasting.
•
• •
Dit zijn echter maar beperkte inkomstenbronnen. De totale opbrengst uit deze belastingen is ongeveer 2 miljoen euro per jaar. Verhoging van de afvalstoffenheffing. De afvalstoffenheffing mag maximaal 100% kostendekkend zijn. In het kader van de maatregelen tegen de kredietcrisis is de opbrengst uit de afvalstoffenheffing in 2010 met 3 miljoen euro verlaagd. Mede hierdoor is het tarief momenteel niet kostendekkend. In totaal kan de opbrengst uit de afvalstoffenheffing nog met 2,3 miljoen euro stijgen. Verhoging van het rioolrecht. Het rioolrecht is al 100% kostendekkend. Hier liggen dus geen mogelijkheden om extra inkomsten te genereren. Het vergroten van het 'verdienend vermogen' binnen de bestaande plankaders (extra inkomsten uit grondexploitaties) is gezien de kredietcrisis geen haalbare optie.
Hoofdstuk 2 Organisatieontwikkeling Inleiding De stedelijke opgaven en bestuurlijke omgeving hebben consequenties voor de gemeentelijke organisatie. Veel stedelijke opgaven overstijgen de gemeentegrens of zijn niet door de overheid alleen op te lossen. Samenwerking met andere overheden en stedelijke partners is daarom van belang om onze ambities te kunnen waarmaken. Ook zijn we afhankelijk van nationale en Europese regelgeving. Om de gezamenlijke belangen zo goed mogelijk te behartigen werken we samen met gemeenten in de regio, de provincie, de Randstadoverheden, de G4 en partners in de stad, zoals de Universiteit Utrecht, de hogescholen, het bedrijfsleven en anderen. Op Koers De dynamiek van de stad vraagt om een gemeentelijke organisatie die integraal werkt. De organisatie moet zo goed mogelijk worden ingericht om de brede range aan producten te kunnen realiseren. Van schone straten tot veiligheid, van een goede bestuurlijke ondersteuning tot de uitgifte van een paspoort. Op een aantal aspecten moet de organisatie zich verder ontwikkelen: • Realiseren van optimale publieksdienstverlening • Vergroten van de doelmatigheid van de organisatie
Om dit mogelijk te maken wordt gestart met één nieuw programma voor organisatieontwikkeling. Het programma 'Op Koers' moet inhoud geven aan de versterking van de sturing in de organisatie, het verder stroomlijnen van de publieksdienstverlening en het verbeteren van de kwaliteit van de gemeentebrede bedrijfsvoering. In het nieuwe stadskantoor schakelen we over op de nieuwe manier van plaats- en tijdonafhankelijk en activiteitengericht werken. Het is een natuurlijk moment om de grenzen tussen de diensten te laten vervagen en één gemeente Utrecht uit te gaan stralen naar burgers, bedrijven en instellingen. De concerndirectie heeft besloten de sturing en samenwerking binnen de organisatie te versterken. Hiermee komen we tot een samenhangende advisering en meer duidelijkheid in de verantwoordelijkheden voor de uitvoering. De concerndirectie verwacht het college zo beter te kunnen ondersteunen. Onderdeel van dit traject is een eenduidiger organisatiestructuur. Zo zal het aantal programmadirecteuren aan de orde komen. Daarnaast wordt op termijn onderzocht of een ander type organisatie de sturing en samenwerking beter waarborgt. Vanaf 2013 gaan circa 3.000 mensen van tien gemeentelijke diensten, inclusief het college van B&W, werken in het nieuwe stadskantoor. Drie uitgangspunten zijn de basis voor het ontwerp en de inrichting: verbetering van samenwerking (slimmer, efficiënter, kortere lijnen), toegankelijkheid (als organisatie maar ook van kennis en informatie) en duurzaamheid (energetisch maar ook duurzame samenwerking en werkgeverschap). Op dit moment wordt de kredietaanvraag voor de inrichting voorbereid. Daarbij wordt onderzocht hoe de kapitaallasten binnen de bestaande budgettaire kaders kunnen worden gedekt.
Agenda • De basisfaciliteiten en administratieve processen in de bedrijfsvoering moeten worden verbeterd. Het gaat om het wegwerken van achterstallig onderhoud in ICT, het verbeteren van de financiële planning, sturingsinformatie, proceslogistiek en inkoop. • Om de huidige kwaliteit van dienstverlening te kunnen behouden is innovatie en samenhang nodig. Voor de komende periode zijn de doelen: het opstellen en implementeren van een gemeentebreed dienstverleningsconcept; een sterk elektronisch loket; efficiëntere en effectievere werkprocessen; gemeentebrede sturing; medewerkers verder trainen in klantgerichtheid. • Deregulering en het verlagen van de administratieve lastendruk blijven de komende jaren van belang. • De overgang naar het stadskantoor zet een nieuwe manier van werken in. Belangrijke elementen voor de nieuwe manier van werken zijn: flexwerken, het papierluw werken en het tijd- en plaatsonafhankelijk werken. Daarnaast grijpen we de omslag van papieren naar digitale archieven aan om een kwalitatieve verbetering van het informatie- en archiefbeheer te realiseren. • De nieuwe manier van werken vraagt om nieuwe vormen van sturing en beïnvloeding van personeel en om andere werkprocessen. Het vergt een cultuurverandering. Er moeten wegen gevonden worden om meer te investeren in de professionele ontwikkeling van het personeel én het verruimen van de mogelijkheden om de personele ontwikkeling beter te benutten (doorstroom, eigen personeel in plaats van externe inhuur). • De financiële omstandigheden dwingen de gemeente kritisch te kijken naar de doelmatigheid van de uitvoering van haar activiteiten. Eén van de instrumenten die in dit kader nader onderzoek vergt is het verder op afstand zetten van gemeentelijke activiteiten. Onderzocht wordt of en hoe de cultuurdiensten (Muziekcentrum, Stadsschouwburg, Centraal Museum) op afstand geplaatst kunnen worden.
Wijkgericht werken Met het wijkgericht werken en de wijkbureaus brengen we het bestuur dichter bij de inwoners en geven we de inwoners meer invloed op het beleid en de uitvoering. Belangrijke onderdelen zijn de wijkraden, wijkprogrammering, incidentenmanagement, opbouwen van kennis en netwerken in de wijk, participatie en het bevorderen van de wijkveiligheid met behulp van de gebiedsmanagers. In 2009 is naar aanleiding van de evaluatie ‘Samen voor de wijk: inzicht in de adviesrelatie tussen de wijkraden en de gemeente Utrecht' de rol van de wijkraden opnieuw vastgesteld. Met het raadsbesluit 'intensivering participatie in Utrecht: beter, vaker en eerder meedoen' zijn de taken van de wijkbureaus opnieuw vastgelegd.
Agenda • In de programmabegroting 2010 is besloten tot een bezuinigingsopgave voor het wijkgericht werken en de decentrale huisvesting (van de verschillende diensten) in de wijken; een bedrag oplopend tot 1,3 miljoen euro structureel per jaar vanaf 2013. Het is een stevige uitdaging om deze efficiencyverbetering te realiseren, zonder dat de taken en dienstverlening in de wijken worden aangetast. • De uitwerking van de bezuinigingsopgave gebeurt in twee lijnen. De eerste is een andere positionering van het wijkgericht werken in de gemeentelijke organisatie. Hierbij staat het wijkgericht werken als zodanig niet ter discussie. De tweede gaat om bundeling van huisvesting van een aantal gemeentelijke voorzieningen, te weten bibliotheken, loketten inburgering, wijkbureaus en wijkservicecentra, Centra voor Jeugd en Gezin, activeringscentra en huisvesting voor toezichthouders. De wijkbureaus Binnenstad en West worden samengevoegd.
Bestuurlijke samenwerking De gemeente Utrecht opereert in de regio en in de Randstad met/via de volgende bestuurlijke samenwerkingsverbanden om haar belangen te behartigen: Bestuur Regio Utrecht (BRU), Provincie Utrecht, NV Utrecht en G4 (waaronder G4 kantoor Brussel). Zo acteren provincie, BRU en gemeente samen richting de Rijksoverheid in het kader van verstedelijkings- en bereikbaarheidsvraagstukken. En trekken de Utrechtse overheden samen op in de Europese lobby voor Culturele Hoofdstad 2018. Daarnaast werken we als gemeente samen met een groot aantal partners, zoals de Universiteit Utrecht, de hogescholen, de Kamer van Koophandel, het bedrijfsleven, woningcorporaties, etc.
Agenda • Het intensiveren van de lobbyactiviteiten. De afgelopen jaren is sterk geïnvesteerd in de contacten met Den Haag en Brussel. Onder andere met de G4 samenwerking in Brussel, het lidmaatschap van het Comité van de Regio's en sinds 2009 samen met Amsterdam middels een kantoor in Den Haag. Eén van de lobbyresultaten is dat Utrecht 22 miljoen euro uit Brussel krijgt voor de periode 2007–2013. Er is ook meer aandacht voor Utrechtse prioriteiten, bijvoorbeeld waar het gaat om de Crisis- en Herstelwet (Stationsgebied) en de aanpak binnenmilieu scholen. • De samenwerking op regionaal niveau (met gemeenten, waterschappen etc.) kan efficiënter en doelmatiger. Ook een betere samenwerking met diverse Randstadoverheden kan leiden tot een versterking van de economische positie van Utrecht. Het gaat hierbij om samenwerking op bijvoorbeeld bereikbaarheid, woningbouwopgaven, klimaatverandering, arbeidsmarkt, etc. Het vinden van de juiste coalities, Amsterdam/Utrecht, G4, NV Utrecht, e.a. is van belang. • In de Programmabegroting 2010 is een structurele bezuiniging van 0,3 miljoen euro opgenomen op de gemeenschappelijke regelingen waarin Utrecht deelneemt (waaronder het Bestuur Regio Utrecht en de Veiligheidsregio Utrecht). Deze bezuiniging is nog niet ingevuld. Hiervoor is nader onderzoek naar en bestuurlijk overleg met de gemeenschappelijke regelingen vereist.
Hoofdstuk 3 Stadsontwikkeling Inleiding De komende decennia moet een evenwicht gevonden worden tussen de beperkte ruimte en de grote behoefte aan wonen, werken, recreatie, natuur, landschap, cultuurhistorie, water en mobiliteit in stad en regio. Het is de gezamenlijke uitdaging voor overheid, bedrijven en burgers om zo goed mogelijk met die spanning om te gaan en zowel de economische groei te accommoderen als de kwaliteit van de leefomgeving te beschermen. Utrecht en de Utrechtse regio staan de komende jaren voor vier grote uitdagingen: • het opvangen van de grote verstedelijkingsdruk; • de groen/blauwopgave. Dit betreft het behoud en de uitbreiding van groen en water in en om de stad en het versterken van de toegankelijkheid en de gebruikskwaliteit ervan. • het verbeteren van de bereikbaarheid van stad, regio en Randstad; • het versterken van de (kennis)economie. En dat alles duurzaam en gericht op het tegengaan van de gevolgen die klimaatverandering heeft op de stad. Duurzaam betekent daarbij niet alleen de toekomst waardig maar ook dat we kansen moeten grijpen wanneer die zich voordoen. De uitdagingen kunnen worden gezien als op zichzelf staande problemen, maar de oplossing ligt in het verbinden ervan. Verstedelijking en Duurzaamheid In de komende periode (2010-2020) betreft de woningbouwopgave in de regio Utrecht 36.400 woningen (verstedelijkingsafspraken Regio Utrecht 2009). Ongeveer driekwart daarvan is gepland in de stad Utrecht (27.300 woningen). Daarnaast bouwen we kantoren en stedelijke voorzieningen in het Stationsgebied en Leidsche Rijn en bedrijven
op het Science Park De Uithof, in Leidsche Rijn en Rijnenburg en op Lage Weide. Om de toekomstige verstedelijkingsdruk op te vangen heeft Utrecht afspraken gemaakt met de partijen verenigd in de Noordvleugel Utrecht. Naast het afronden van Leidsche Rijn en het Stationsgebied ligt het accent op binnenstedelijk bouwen, in het bijzonder op herstructurering (o.m. Overvecht, Kanaleneiland) en transformatie van het stedelijk gebied (bijv. in de Merwedekanaalzone inclusief Jaarbeurskwartier en de Veemarkt). De ambitie is hoge dichtheden te combineren met hoge kwaliteit in gevarieerde woon- en werkmilieus. De ontwikkeling van Rijnenburg richt zich op innovatieve duurzaamheidmaatregelen en vervlechting met het Groene Hart. Vier uitvoeringsprogramma's vormen de basis voor de realisatie van de verstedelijkingsopgave. Het gaat om Stedelijke Ontwikkeling, Utrecht Vernieuwt, Leidsche Rijn en Stationsgebied. Het programma voor de uitvoering van Rijnenburg is in voorbereiding. Voor de verre toekomst wordt samen met Rijk, Provincie, BRU, Houten en Nieuwegein onderzocht of verstedelijking van de A12-zone mogelijk is.
Agenda • Versterken positionering Stad van kennis en cultuur door realisatie van aantrekkelijke woon- en werkmilieu's. Die worden gekenmerkt door goede voorzieningen, een veilige en gezonde omgeving, ruimte voor ontmoeting, een creatieve structuur en goede bereikbaarheid. • Het behouden van unieke groengebieden rondom de stad (Kraag van Utrecht, Haarzuilens). • Nieuwe technologische ontwikkelingen bieden Utrecht de kans om te investeren in kwaliteit, klimaatbestendigheid en een energiezuinige stad. Een investering die zich in de jaren daarna terugbetaalt in een grootstedelijke omgeving, waar mensen graag willen leven. • Het Stationsgebied (inclusief Jaarbeurskwartier) hoort tot de economisch sterkste gebieden van Nederland. Het toevoegen van kantoren en woningen aan het programma levert op deze plek de hoogste opbrengst. Die ontwikkeling versterkt Utrecht als centrumstad van Nederland. • Het verkleinen van het woningtekort, zowel kwantitatief als kwalitatief, waarbij tegelijk ook de sociale achterstand van de wijken wordt aangepakt (Utrecht Vernieuwt en Krachtwijken). • Er dreigt vertraging in de uitvoering van de programma's als gevolg van de kredietcrisis, teruglopende Rijkssubsidies en een dalende investeringsbereidheid bij belangrijke spelers in het veld. Soms komen individuele projecten zelfs stil te liggen.
•
•
• • •
• •
Voor Utrecht Vernieuwt en de Krachtwijken is continuïteit van de aanpak noodzakelijk, vooral vanwege het broze sociale evenwicht in de krachtwijken. De continuïteit van de aanpak komt, door onduidelijkheid over rijksbijdragen, onder druk te staan. Nieuwbouw van sociale huurwoningen wordt een steeds grotere opgave voor woningcorporaties. De financiële haalbaarheid van herstructureringsprojecten vraagt veel aandacht: de realisatie van sloop/nieuwbouw is voor een corporatie voor een substantieel deel onrendabel. Ingrijpende woningverbetering is een kans voor de komende jaren, maar ook daarvan staat de haalbaarheid financieel onder druk. De economische crisis leidt tot minder bouwplannen en minder legesopbrengsten. Er zijn in de toekomst nauwelijks middelen voor de binnenstedelijke opgave, terwijl binnenstedelijk bouwen relatief duur en complex is. In het kader van het binnenstedelijk bouwen komen er locaties aan bod die vanuit milieuoogpunt veel aandacht vragen, bijvoorbeeld omdat ze dicht langs wegen, het spoor of dichtbij bedrijven liggen. Het is niet eenvoudig deze locaties te ontwikkelen en daarbij te voldoen aan de wettelijke milieunormen. De realisatie van Rijnenburg is alleen mogelijk als de grondeigenaren bereid zijn daaraan mee te werken. De verwachting is dat de stedelijke afzet van kantoren én van appartementen de komende jaren in een lager tempo zal plaatsvinden dan in de periode vóór de crisis. Dat heeft consequenties voor Papendorp (tempo kantoorontwikkeling) maar vooral voor Leidsche Rijn Centrum (LRC). Doordat detailhandel op de begane grond is gekoppeld aan wonen en/of kantoren op de verdieping, werken de gevolgen van vraaguitval bij één van de functies fors door in de totale ontwikkeling van het Centrum.
•
• •
•
• •
•
Leidsche Rijn neemt meer dan de helft van de jaarlijkse woningbouwproductie voor haar rekening. Het accent ligt de komende collegeperiode op realisatie van stedelijke woonmilieus (spoorzone, Leidsche Rijn Centrum), aansluiting op de bestaande stad in de A2-zone. De realisatie van het tweede centrum van de stad draagt daar aan bij en ondersteunt het stedelijke profiel "kennis en cultuur". De Intercitystatus van het NS-station LRC is nog niet verzekerd. In de meerjarenraming is geen dekking opgenomen voor verplaatsing van de asfaltcentrale van Papendorp naar Nieuwegein. Die verplaatsing geeft de mogelijkheid te bouwen in Leeuwestijn-Zuid. Het uitgangspunt is om het Masterplan Stationsgebied te realiseren met een sluitende grondexploitatie met een gemeentelijke bijdrage van maximaal 70 miljoen euro. In de laatste grondexploitatie bedragen de totale gemeentelijke kosten meerjarig ruim 381 miljoen euro en de opbrengsten ruim 372 miljoen euro. Dit is inclusief de gemeentelijke bijdrage. De grondexploitatie sluit met een optimalisatie taakstelling van ruim 9 miljoen euro. Het nog ontbreken van structuurvisie-instrumentarium leidt tot vertraging in het in uitvoering nemen van delen van de Grondexploitatiewet. Van Rijkswege wordt wijziging van de normstelling voor geluidhinder rond rijksinfrastructuur voorbereid. Dit vormt een sterke bedreiging voor onder meer de woningbouw in de spoorzones en het centrum van Leidsche Rijn, de Cartesiusdriehoek/2e Daalsedijkbuurt, het Stationsgebied, de herstructurering in Overvecht en de A12-zone. In 2010 implementeert het Rijk het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Dit heeft gevolgen voor de bouwmogelijkheden rond de spoorzones omdat de hinderzones rondom het spoor door het vervoer van gevaarlijke stoffen worden vergroot.
Bereikbaarheid en luchtkwaliteit Utrecht is de draaischijf van Nederland. Het is van (inter)nationaal belang dat stad en regio bereikbaar blijven, zowel over de weg als over het spoor. In samenwerking met rijk en regio zijn, in het samenwerkingsverband VERDER, plannen en afspraken gemaakt over de autobereikbaarheid via de Ring Utrecht (beheerder is Rijkswaterstaat). Met partners zijn ook plannen en afspraken gemaakt om de doorstroming van het verkeer in de periode tot 2020 te verbeteren. Met het rijk zijn er in het kader van Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL), plannen en afspraken gemaakt over de maatregelen die in Utrecht nodig zijn om overal en tijdig (in 2015) aan de normen voor de luchtkwaliteit te kunnen voldoen. De plannen en afspraken zijn meegenomen in het Actieplan Luchtkwaliteit Utrecht (ALU) dat in december 2009 is vastgesteld. Er is een investeringsprogramma van circa 1,5 miljard euro om deze ambities waar te maken. Om een deel van de groei van het autoverkeer op te vangen, wordt er extra geïnvesteerd in het openbaar vervoer, fietsverbindingen en in maatregelen als telewerken en filemijden. Daarnaast worden (samen met Prorail in het kader van het Programma Hoogfrequent Spoor) verschillende corridors in en rond Utrecht onderzocht op de mogelijkheden voor spoorboekloos rijden.
De speel- of schuifruimte in het programma is echter beperkt: • De bijdragen voor veel projecten (vanuit BOR/VERDER, etc.) zijn gelabeld per project. Het is niet mogelijk om een project te schrappen en de vrijvallende middelen toe te delen aan een ander/nieuw project; • De bijdragen voor projecten zijn veelal gekoppeld aan bepaalde (BOR- en NSL) termijnen. Voor de NSL-maatregelen geldt bovendien een uitvoeringsplicht; • Het geraamde bedrag van 1,5 miljard euro is voor een belangrijk deel opgebouwd uit indicatieve ramingen per project. Daarbij geldt het principe dat meevallers terugvallen naar de algemene middelen en tegenvallers voor eigen rekening komen. Agenda • Een regionaal tramnetwerk is ruimtelijk structurerend en biedt mogelijkheden voor een hernieuwde kijk op binnenstedelijke ontwikkelingen zoals vastgelegd in de Structuurvisie. Voor de verbinding naar de Uithof is het tracé van de route om de Zuid kansrijk. Het Bestuur Regio Utrecht is concessieverlener voor het tracé; op onderdelen moeten BRU en gemeente nog keuzes maken. Dit staat gepland voor medio 2010. In 2011 wordt een go/no go besluit verwacht. • Investeringen in fiets en OV-bereikbaarheid zijn bij verhoogde afname steeds rendabeler. Binnenstedelijk bouwen kan daarom een belangrijke impuls geven aan het fiets- en OV-gebruik in de stad. Hierdoor wordt de uitstoot van CO2 en fijnstof teruggedrongen. • De afgelopen jaren is gebleken hoe cruciaal draagvlak is voor bereikbaarheidsmaatregelen. Participatie van
•
•
•
•
•
bewoners en maatschappelijke organisaties in de stad vraagt tijd, maar loont ook. Omdat bij heel veel voorgenomen bereikbaarheidsprojecten nog ruimte is voor concrete invulling en fasering, is het van belang open te communiceren en de besluitvorming inzichtelijk te maken. Van de totaal voor ALU benodigde 1,5 miljard euro is ongeveer 900 miljoen euro gedekt (waarvan 400 miljoen euro door de gemeente Utrecht). De dekking voor de resterende 600 miljoen euro (nodig voor onder meer het tramnetwerk) wordt gezocht in de mobiliteitsprogramma's van het Rijk, de provincie en de stadsregio. In de meerjarenbegroting is alle vrije financiële ruimte voor het programma bereikbaarheid tot 2032 bestemd voor het ALU. De HOV-lijn Zuid kent nog een tekort van 50 miljoen euro. Hoewel het programma financieel zeer omvangrijk is, moet ook worden bedacht dat er een zeer zware hypotheek op rust. De mogelijkheden om extra inkomsten te genereren (ter dekking van tegenvallers) zijn beperkt. De investeringen voor parkeren zijn hoger dan de huidige inkomsten. Ook de kosten van gebouwde parkeervoorzieningen bij nieuwbouwwoningen en winkelcentra zijn hoger dan de opbrengsten. P+Rvoorzieningen worden nog niet optimaal gebruikt. Onrendabele overheidsbijdragen zullen steeds minder beschikbaar zijn. De spanning tussen het gebruik van de openbare ruimte en de eisen die aan het parkeren worden gesteld, vraagt om keuzes en oplossingen (omvang betaald parkeren, parkeren langs de binnenstad). De tijdige oplevering van infrastructurele projecten is veelal een randvoorwaarde voor de voortgang van stedelijke ontwikkelingsplannen. Daarom heeft vertraging in de oplevering van deze infrastructuur direct gevolgen voor andere programma’s. De groei van fietsmobiliteit en de fietsparkeerdruk in het Stationsgebied en het oude centrum, dreigt aan zijn succes te bezwijken (fietsinfarct). Er moeten beleidskeuzes worden gemaakt, vergelijkbaar met het autoparkeren in de jaren '60 en 70 van de vorige eeuw.
Economie Utrecht onderschrijft de Structuurvisie Randstad 2040, waarin het Rijk de ambitie formuleert om van de Randstad een Europese topregio te maken. Door sterker te maken wat al sterk is. Sterk zijn in ieder geval de vier grote steden Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht als aanjagers van de economische motor en economische vernieuwing in de Randstad. Essentieel voor de G4 is daarbij het concurrerend en onderscheidend vermogen van elk van de vier steden. Utrecht wordt in Randstad 2040 gedefinieerd als "knooppunt van kennis en cultuur". Door haar ligging, op basis van de al aanwezige kenniseconomie en vanwege het creatieve kennisklimaat. Inzetten op een versterking van deze functies draagt niet alleen bij aan een versterking van de positie van de Randstad, maar biedt vooral kansen voor de bewoners en bezoekers van Utrecht zelf. Versterken van de Utrechtse economie betekent: − Werken aan een goede economische basis, zoals voldoende voorzieningen en een sterke wijkeconomie. Daarnaast is de dynamiek van de economie belangrijk. Daarbij horen sterke starters, goed ondernemerschap en de acquisitie van bedrijven. − Versterken van de kenniseconomie, door uitbreiding van het economische profiel met Life Sciences en creatieve industrie (gaming en design). − Blijvend aansluiten op internationale netwerken van kennis en innovatie. Utrecht is een 'portal' waar lokale en internationale cultuur en kennis samenkomen. − De ontwikkeling van het Stationsgebied en Leidsche Rijn Centrum als sterke impuls voor de stedelijke economie. − Realisatie Science Park De Uithof. De Science Parkontwikkeling geeft een impuls aan nieuwe samenwerkingsverbanden tussen bedrijven onderling en/of met kennisinstellingen. Daarnaast helpt het Science Park wetenschappers en studenten op weg naar ondernemerschap.
− Doorontwikkeling van Lage Weide: door leeggekomen gebouwen en gebieden een nieuwe bedrijfsfunctie te geven en de kwaliteit van het gebied te verhogen, kan de teruggang van dit industriegebied worden voorkomen en kan de werkgelegenheid op peil blijven. De haven speelt daarbij een belangrijke, nog uit te bouwen (vervoers)rol. Over de versterking van de kenniseconomie zijn afspraken vastgelegd in het Convenant Kennisinstellingen. Dit convenant is een gemeenschappelijke agenda van de Universiteit Utrecht, het UMC Utrecht, de Hogeschool Utrecht, de gemeente Utrecht en de provincie Utrecht. Door gezamenlijke inspanningen versterken de partijen de Utrechtse werkgelegenheid, de internationale positie als kennisregio, het culturele aanbod en de aantrekkelijke woonomgeving.
Agenda • De realisatie van het Science Park biedt kansen nieuwe kennisinstellingen aan te trekken. Met het nieuwe bestemmingsplan kunnen meer bedrijven zich vestigen op de Uithof en de diverse betrokken partijen zijn bereid hier gezamenlijk in te investeren. • Een dynamische omgeving met een jonge, stedelijke bevolking, culturele inspiratie, een sterke sociale samenhang, een diversiteit aan (hoge) opleidingen en kenniswerkers biedt de voorwaarden om tot groene innovatie te komen. Utrecht als stad van kennis en cultuur heeft dit in zich. Utrecht kan een belangrijke bijdrage leveren aan een duurzamere, kennisintensieve en innovatieve economie. • In Utrecht begint economisch gezien pas nu de impact van de kredietcrisis zichtbaar te worden. Die zal de komende jaren nog doorwerken in de lokale economie en de werkgelegenheid. De economische structuur van Utrecht is ook kwetsbaar door het hoge aandeel zakelijke en financiële dienstverlening en de concurrentie daarin met Amsterdam. • De economische recessie heeft een zichtbare impact op de vraag naar kantorenlocaties. Daarbij komt een veel lager gebruik van het aantal m2 per werknemer (toename flexwerkers/het nieuwe werken). Met betrekking tot de invulling van nog geplande kantorenlocaties moet een kwalitatieve en kwantitatieve aanpassing worden gedaan. Voor de invulling van het huidige aanbod zal meer acquisitie moeten worden ingezet.
•
•
Vanuit het ministerie van EZ ontving Utrecht een subsidie, Pieken in de Delta, om kennisontwikkeling en innovatie te stimuleren in kansrijke sectoren van de Nederlandse economie. Het rijk zet het Piekenbeleid na 2010 (licht gewijzigd) voort. De stad heeft echter geen cofinancieringbudget meer. Daardoor kunnen we geen Utrechtse projecten meer indienen na 2011. Het cameratoezicht op de bedrijventerreinen en in winkelgebieden als onderdeel van de maatregelen Keurmerk Veilig Ondernemen, heeft in de afgelopen jaren een vergroting van de leefbaarheid opgeleverd en een daling van van 60% van de criminaliteit. Na 2010 is er te weinig budget om de aanpak te continueren. Het tekort bedraagt 500.000 euro per jaar.
Hoofdstuk 4 Openbare ruimte en groen Inleiding De openbare ruimte is het visitekaartje van de stad. De inrichting en kwaliteit van de openbare ruimte en groen laten bezoekers zien, wat voor een stad Utrecht is. De openbare ruimte is het gebied waarin mensen - jong, volwassen, oud – zich verplaatsen en elkaar kunnen ontmoeten. Een mooie openbare ruimte maakt mensen trots en gaat sociale verloedering tegen. Kinderen en jongeren moeten veilig kunnen spelen en hangen op plaatsen die daarvoor zijn ingericht. Kenniswerkers moeten elkaar kunnen treffen, spontaan of op afspraak, omdat kennisontwikkeling vraagt om uitwisseling en wederzijdse inspiratie. Parken en pleinen als ontmoetingsplaatsen van kennis en cultuur in de stad. Het groeiende aantal culturele evenementen vraagt om goed ingerichte evenementenlocaties op verschillende plaatsen in de stad. Het aanleggen van openbare ruimte die voldoet aan de hierboven genoemde voorwaarden is ook onderdeel van de andere hoofdstukken in dit document. Na de aanleg volgt het voor tientallen jaren in goede staat houden van de openbare ruimte. Agenda • Utrechters waarderen hun leefomgeving al jaren met ongeveer een zes. Dat is, vergeleken met andere steden, een lage beoordeling. Afgelopen zomer is over dit onderwerp in de (Utrechtse) pers uitgebreid gepubliceerd. Om niet onder deze score te zakken is over de periode 1996-2007 de inspanning voor een schone leefomgeving elk jaar met ca 8% gestegen. In de periode 2008-2009 is de zes gehandhaafd door (1) productiviteitsstijging t.g.v. de samenvoeging van afdelingen van de voormalige Dienst Stadsbeheer en de RHD, (2) significante daling in ziekteverzuim en (3) geplande inzet voor groenonderhoud aan te wenden voor schoon. Het behoeft geen betoog dat de rek uit deze maatregelen is en dat zich dus een probleem aandient. De omvang wordt geschat op structureel ca. 1 miljoen euro per jaar en ca. 1 miljoen euro
•
• •
•
incidenteel (inhalen uitgesteld groenonderhoud). Mogelijk is dit te financieren uit de grote voordelen die zijn behaald met de aanbesteding van de verwerking van afvalstoffen in AVU-verband. De openbare ruimte en het groen kunnen verbeterd én beter benut worden door bijvoorbeeld functiemenging. Utrecht kan een proeftuin zijn voor innovaties op het gebied van inrichting van de openbare ruimte, bijvoorbeeld de overkapping van de A2. Goede oplossingen voor het parkeren, nu een forse belasting van het openbare gebied, zijn essentieel. Vergroening kan uitkomst bieden als het gaat om de waardering van de leefomgeving: inwoners waarderen groen in hoge mate. Met groen wordt ook het absorberend en koelend vermogen in de stad vergroot. Utrecht is omringd door groen. Die groene landschappen versterken de aantrekkingskracht van Utrecht. Uitdaging is om deze unieke groengebieden rondom de stad te behouden. Om de groengebieden rondom de stad (Amelisweerd, Rhijnauwen) goed te onderhouden is volgens de Meerjarennota kapitaalgoederen 400.000 euro extra nodig. Voor 2010 is 100.000 euro beschikbaar gekomen. Bij de Programmabegroting 2008 is besloten om voor de landgoederen niet te kiezen voor economisch rationeel beheer (goed onderhoud en daardoor langere functionaliteit).
•
•
•
De bereikbaarheid van de groengebieden vanuit de stad, vooral per fiets en te voet, is van groot belang. Om sneller naar "buiten" te komen zijn goede verbindingen nodig. Dat geldt zeker voor de bereikbaarheid van drie grote groengebieden grenzend aan de bebouwde kom: Utrechtwest, Noorderpark en Groenraven-Oost. De basis voor het Leidsche Rijn Park kan met de resterende middelen uit de grondexploitatie worden voltooid. Met de huidige beschikbare middelen kan de parkpergola voor 1/5e deel worden aangelegd. De totale kosten van de parkpergola bedragen 9,4 miljoen euro, hiervan heeft 4 miljoen euro betrekking op de eerste fase. Afgesproken is dat de kosten van de eerste fase voor 2 miljoen euro ten laste van de grondexploitatie Leidsche Rijn komen en dat voor 2 miljoen euro naar externe financiering wordt gezocht. De kapitaalgoederen van de openbare ruimte hebben een vervangingswaarde van ongeveer 3,5 miljard euro. Als ze adequaat worden onderhouden is functionaliteitbehoud gedurende de technische levensduur verzekerd en zijn de totale kosten (bouw plus onderhoud) het laagst. Een lager onderhoudsniveau leidt of tot hogere kosten in de toekomst (de technische levensduur wordt bekort en vervanging is eerder noodzakelijk) of tot functionaliteitverlies (beperking van asdruk voor bruggen, terugbrengen van toegestane snelheden, enz.). Door lagere budgetten dan nodig voor adequaat onderhoud (voor groot onderhoud ontbrak 15,5 miljoen euro structureel) is achterstallig onderhoud ontstaan ter grootte van ca 195 miljoen euro
•
•
•
Het bestuur besloot om per 2008 daarvan 12 miljoen euro structureel en 30,5 miljoen euro incidenteel op te lossen. Resteert voor onderhoud kapitaalgoederen een structureel tekort van ca 3,5 miljoen euro per jaar en een incidenteel tekort van ruim 165 miljoen euro. Ter bestrijding van de gevolgen van de economische crisis is besloten tot het versnellen van het wegwerken van achterstallig onderhoud in 2009 en 2010. Indien met ingang van 2011 deze extra inzet wordt gevolgd door verminderde inzet, zal de verbeterde situatie van nu gevolgd worden door een verslechterende situatie in de toekomst en zal de hoeveelheid achterstallig onderhoud weer gaan "pieken". Het hiermee samen hangende bedrag is 28 miljoen euro. Door een teruglopend aantal begravingen komen we jaarlijks 100.000 euro tekort op de begraafplaatsen. Dit tekort doorberekenen in de tarieven betekent dat we te duur worden in vergelijking met omringende gemeenten. Het tekort opvangen door minder onderhoud te plegen leidt tot verloedering waardoor nog minder begravingen plaats vinden en het tekort nog verder oploopt. Bij het baggeren van de Kernhaven is munitie aangetroffen. De mogelijk hieruit voortvloeiende claims levert voor de gemeente een ongedekt probleem op van ca. 6 miljoen euro.
Hoofdstuk 5 Maatschappelijke Ontwikkeling Inleiding Beleid en uitvoering op het terrein van maatschappelijke ontwikkeling verlopen langs twee lijnen. De eerste is die van de talentontwikkeling op het gebied onderwijs, cultuur en sport. Hierbij gaat het niet alleen om toptalent maar om ieders talent, van jong en oud. Op dit vlak ligt de bijdrage van de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling aan Utrecht als stad van kennis en cultuur. De tweede lijn is die van hulp en zorg aan Utrechters die het op eigen kracht (tijdelijk) niet redden, en van de aandacht voor wijken en buurten met grote sociaal-maatschappelijke problematiek. Gezondheid en veiligheid zijn naast deze twee lijnen belangrijke randvoorwaarden voor maatschappelijk evenwicht en participatie. Deze lijnen worden hierna in kort bestek uitgewerkt in de thema's jeugd, onderwijs, welzijn, participatie (sociale zaken, inburgering), gezondheid, sport, cultuur en veiligheid. Op de agenda staan de belangrijkste opgaven, knelpunten en risico’s op deze terreinen. Jeugd De toekomst van de stad ligt voor een belangrijk deel besloten in de jeugdige bewoners. Jeugd is daarom altijd een belangrijke aandachtsgroep van gemeentelijk beleid geweest. Utrecht is bovendien een jonge stad en het aandeel jeugdige inwoners blijft stijgen, het sterkst in de groep 12 t/m 17 jaar. Juist in deze groeiende groep zitten veel risicojongeren, met een grotere kans op overlastgevend gedrag. Het programma Jeugd heeft de afgelopen jaren gezorgd voor samenhang en positieve resultaten in het jeugdbeleid en de onderdelen daarvan: veiligheid, zorg, talentontwikkeling en werk en vrije tijd. Overlastgevende en criminele jongeren worden effectiever aangepakt, er kwamen Centra voor Jeugd en Gezin,
het actieplan "Jeugd sterker uit de crisis" is in uitvoering en speelruimteplannen zijn in de maak. Jeugd blijft als een rode draad door vele beleidsterreinen lopen; daarom ligt het voor de hand het programma lean and mean te continueren. Agenda • De structuur van netwerken en ketens die voor de jeugd is opgezet biedt een grote kans op betere resultaten. Een groot deel van de meerwaarde moet nog blijken. Daarbij is de uitdaging de lichtere, preventieve (en goedkope) activiteiten en maatregelen zodanig in te zetten, dat het gebruik van zwaardere (dure) instrumenten in de zorg of in de veiligheidsketen omlaag kan. • Binnen het jeugdbeleid is het onderdeel zorg het meest weerbarstig vanwege de grote versnippering van het aanbod en de noodzaak om de verschillende interventies op elkaar af te stemmen. De gemeente beschikt hier over weinig harde instrumenten en moet het vooral hebben van haar organiserend vermogen, overtuigingskracht en experimenten als het project 'Wrap around care'. Decentralisatie van de jeugdzorg naar de gemeente, zoals bepleit door de grote steden, zou de jeugdzorgketen aanzienlijk versterken.
Onderwijs en bibliotheek De focus van het onderwijsbeleid ligt op kwaliteit, om al het talent in de stad tot bloei te brengen. Onder de vlag van de Utrechtse Onderwijsagenda werken onderwijsinstellingen en gemeente
samen aan kwaliteitsverbetering van het Utrechtse onderwijs. Het gaat o.a. om verbetering van de onderwijshuisvesting (uitvoering Masterplannen), de introductie van een Utrechtse Standaard voor taal- en rekenonderwijs, uitvoering van het Aanvalsplan VMBO, uitbreiding van het vroegschoolse onderwijs, de ontwikkeling van de brede school en vermindering van de schooluitval. De bibliotheek biedt laagdrempelige toegang tot media en begeleidt doelgroepen als jongeren en laaggeletterden daarbij. Steeds meer informatie wordt digitaal aangeboden en gezocht. Dat brengt aanpassingen met zich mee voor het bibliotheekaanbod. Agenda • De uitvoering van de Masterplannen voor primair en voortgezet onderwijs is grotendeels gedekt maar voor het huidige masterplan primair onderwijs moet de komende jaren nog 7,7 miljoen euro worden gevonden. In Leidsche Rijn zijn extra schoollokalen nodig, omdat het aantal leerlingen er hoger is dan aanvankelijk voorspeld. Dit gaat in de periode 2010-2022 10 miljoen euro kosten. Hiervan is 2,3 miljoen euro gedekt op basis van besluitvorming VMBO-taskforce. In de periode 2011-2014 gaat het om bedragen tussen 0,6 miljoen euro en 1,0 miljoen euro per jaar. Ook het voorschools aanbod (voorscholen, peuterspeelzalen) blijft achter bij de groei van het aantal kinderen in Leidsche Rijn. De extra lokalen die hiervoor gewenst zijn brengen een investeringslast (470.000 euro) en exploitatielasten (960.000 euro oplopend tot 1,6 miljoen euro) met zich mee.
• •
•
•
•
Door de uitvoering van de Masterplannen te versnellen, kan bij de aanbesteding van schoolgebouwen maximaal voordeel worden behaald. Het grote aantal betrokken partijen en de stedenbouwkundige inpassing in combinatie met de tekort schietende normkostenvergoeding maakt de uitvoering van de Masterplannen onderwijs tot een lastige puzzel. De vraag naar naschoolse opvang neemt toe. Hier liggen mogelijkheden voor afstemming en uitwisseling met het vrijetijdsaanbod sport, cultuur en welzijn. Echter bij de ontwikkeling van de brede school is de financiering van de zogenoemde combinatiefuncties (op het raakvlak van onderwijs, sport en cultuur) beperkt geregeld. Het Rijk betaalt 40% van de salariskosten van de combinatiefunctionarissen, onder voorwaarde dat de gemeente 60% (co)financiert. De huidige 24 combinatiefunctionarissen worden betaald uit de (tijdelijke) middelen voor de wijkactieplannen. Vanaf 2012 subsidieert het Rijk 40 combinatiefuncties (voor 40%). Vanaf 2012 ontbreekt (structurele) dekking voor de gemeentelijke bijdrage van bijna 1,1 miljoen euro voor 40 combinatiefuncties. Er is nog geen besluit genomen over handhaving van de huidige 24 combinatiefunctionarissen na 2011, of de eventuele uitbreiding naar 40 en de dekking daarvan. De kosten van de in 2009 gestarte Utrechtse School voor 'multiproblem' VMBO-leerlingen zijn nog niet volledig structureel gedekt. Het financiële gat is 0,5 miljoen euro vanaf 2011. De transformatieslag die de bibliotheek ingaat, kan een aangrijpingspunt zijn voor andere afwegingen over het bibliotheekaanbod. Er is een schaalvergroting ingezet ten behoeve van digitalisering, collectievorming en marketing. Daarnaast veranderen de voorkeuren van de gebruikers: meer behoefte aan avondopenstelling en aanbod op maat voor doelgroepen.
Sociale Zaken, arbeidsmarktbeleid en inburgering Het programma Sociale Zaken en Arbeidsmarktbeleid richt zich op alle inwoners van Utrecht die op een of andere manier niet (volledig) zelfstandig in hun levensonderhoud kunnen voorzien. Het doel is arbeidsparticipatie en zelfredzaamheid. Bij de reintegratie van Utrechters in de bijstand ligt sinds 2009 de prioriteit bij mensen die als gevolg van de economische crisis hun baan verliezen en bijstandsgerechtigden die snel aan de slag kunnen. Deze keuze is niet alleen ingegeven door de crisis maar ook door het dalende budget dat de gemeente van het Rijk krijgt voor re-integratie en de Wet sociale werkvoorziening (van 74,4 miljoen euro in 2010 naar 51,5 miljoen euro in 2014). Van belang voor succesvolle re-integratie zijn de gezamenlijke 'Werkpleinen' van de gemeente en het UWV Werkbedrijf. Deze Werkpleinen worden de komende jaren verder ontwikkeld. Per 1 januari 2010 is de Wet participatiebudget ingevoerd. De drie bestaande uitkeringen voor inburgering, werk (het W-deel uit de Wet werk en bijstand) en scholing voor volwassen zijn nu gebundeld in één geldstroom. Agenda • In 2009 is de afdeling Sociale Zaken en Werkgelegenheid doorgelicht waarbij bleek dat de beleidsprestaties goed zijn maar ook dat dezelfde afdelingen veel personeel hebben in vergelijking met andere gemeenten. Ook worden structurele uitgaven met incidenteel geld gefinancierd. Naar aanleiding van de doorlichting werkt de DMO aan een masterplan met als taakstelling om in de periode 2010-2014 in totaal voor 10 miljoen euro structurele uitgaven af te bouwen. Een fors deel daarvan wordt bereikt door reductie van het personeels-bestand in de periode 2010-2014 met ongeveer 120 fte. Daarnaast is het onvermijdelijk dat een deel moet komen uit besparingen op programma-uitgaven. In dit licht komen voorzieningen in beeld als de bijzondere bijstand, hulp bij schulden, de langdurigheidtoeslag, voorzieningen voor mensen met een beperking (Wet maatschappelijke ondersteuning) en de U-pas.
Welzijn Meer inwoners die zich inzetten voor elkaar en voor de stad én optimale ondersteuning van die inzet. Dat is op het gebied van welzijn de uitdaging voor de komende jaren. Om dit te bereiken willen gemeente en welzijnsorganisaties op een andere manier gaan werken: 'vernieuwend welzijn'. We stimuleren mensen om zélf problemen op te lossen, talenten te ontwikkelen en activiteiten te organiseren. De welzijnsorganisaties leveren niet langer ongevraagd een aanbod van activiteiten, maar ondersteunen bewonersinitiatieven en brengen – als 'sociaal makelaar' – bewoners en organisaties bij elkaar. Mensen die aangewezen zijn op één-op-één hulpverlening (bijvoorbeeld van een maatschappelijk werker of ouderenadviseur) omdat hun netwerk deze hulp niet kan leveren, moeten die hulp professioneel en snel krijgen.
Agenda • Er komt een herijking van het subsidiebeleid van het welzijnswerk waarbij gekeken wordt naar noodzakelijkheid, doeltreffendheid en doelmatigheid. Bestaande subsidierelaties worden voor 2011 opnieuw overwogen en we gaan experimenteren met het aanbesteden van welzijnswerk. • Het programma Diversiteit en Integratie is beëindigd. De komende jaren blijft echter aandacht nodig voor o.a. de arbeidsparticipatie van Utrechters uit migrantengroepen, deelname aan sport door meisjes uit migrantengroepen, bestrijding van de in Utrecht groeiende intolerantie ten opzichte van homoseksuelen en vermindering van 'het gevoel van uitsluiting' bij sommige groepen Utrechters (vooral bij mensen met een beperking en jongeren uit de Turks-Utrechtse gemeenschap). • Het Rijk heeft een 'sluitende aanpak' voor uitgeprocedeerde asielzoekers aangekondigd. Afhankelijk van de resultaten daarvan kan de bestaande noodopvang worden afgebouwd. Vanaf 2011 zijn hiervoor geen gemeentelijke middelen meer gereserveerd. Dit geldt ook voor de opvang en begeleiding van AMA's (alleenstaande minderjarige asielzoekers). • Mensen met een lichte beperking verliezen in 2010 de ondersteuning die werd betaald uit de Awbz. Zij kunnen een beroep gaan doen op de gemeente. Het beleid is dat mensen die hun Awbz-aanspraak verliezen in beginsel zelf in een oplossing voorzien en dat de gemeente alleen ondersteuning biedt aan wie het echt nodig heeft. In de praktijk moet blijken of de ondersteuning die de gemeente biedt, voldoende is. Het Rijk voegt ter compensatie 1,4 miljoen euro structureel aan het gemeentefonds toe. Volgens de spelregels beslist de gemeenteraad in de integrale afweging bij de Voorjaarsnota over de inzet van deze middelen.
Volksgezondheid Utrechters die zich gezond voelen, gezond zijn en gezond blijven; dat is een noodzakelijke voorwaarde voor een vitale stad. Over het algemeen gaat het met de gezondheid van Utrechters goed maar in sommige wijken zijn er nog flinke problemen. Met het Actieprogramma 'Beweging in gezondheid. Utrecht gezonder in 2010 ' is de afgelopen vier jaar het lokale volksgezondheidsbeleid geïntensiveerd. De gemeente Utrecht en Agis zorgverzekeringen zijn voor de periode 2008-2013 het convenant 'Utrecht gezond!' aangegaan, waarin afspraken zijn vastgelegd om gezondheidsproblemen gezamenlijk aan te pakken.
Agenda • De grootste gezondheidswinst is te behalen door een intersectorale aanpak. Om een gezonde sociale leefomgeving te bereiken is door de gemeente veel geïnvesteerd in samenwerking met maatschappelijke partners (zowel non profit als profit). Voor de gezonde fysieke omgeving is een voorzichtige start gemaakt om gezondheidsaspecten mee te nemen bij ruimtelijke planontwikkeling. • De Wet Publieke Gezondheid (WPG) is gericht op congruentie op veiligheidsregioniveau. Per Veiligheidsregio mag volgens de WPG één GGD bestaan. Voor Utrecht is de meerwaarde hiervan beperkt, omdat tussen de GG&GD Utrecht en GGD Midden-Nederland vergaande afspraken gemaakt zijn om als één organisatie te opereren, op taken waarvoor dat relevant is. Daarnaast heeft GG&GD Utrecht een centrumfunctie voor de regio voor rijksgestimuleerde publieke gezondheids-zorgtaken. De extra inspanningen van een (door de rijksoverheid afgedwongen) fusie, maar ook het risico om de nu aanwezige focus van de GG&GD op de stadsproblematiek van Utrecht te verliezen, wegen dan ook niet op tegen eventuele voordelen. • Sport wordt meer en meer ingezet als middel in het preventieve gezondheidsbeleid. Er zijn veelbelovende projecten om mensen met gezondheidsrisico's (veelal volwassenen met een lage sociaaleconomische status) vanuit de eerste lijn toe te leiden naar sport- en beweegaanbod. De vraag is hoe we deze ontwikkeling structureel kunnen inbedden, samen met partners als zorgaanbieders, sportaanbieders en verzekeraars.
Sport Utrecht staat er goed voor als het gaat om de accommodaties voor de breedtesport. Met de op korte termijn geplande investeringen in sportparken in Leidsche Rijn en Maarschalkerweerd zullen ook de wachtlijsten fors teruggedrongen worden. Dankzij de Giro-aankomst in 2010, de komst van het NTC waterpolo en het Europees Jeugd Olympisch festival in 2013 staat Utrecht ook op de kaart als het gaat om topsport en talentontwikkeling. Agenda • De deelname van de jeugd aan sport in georganiseerd verband groeit langzaam maar gestaag. Dat mede dankzij de invloed van tijdelijke (t/m 2010) stimuleringsprojecten: BOS en het programma Meedoen Allochtone Jeugd door Sport. In het bijzonder bij allochtone meisjes zien we nog een forse achterstand. En hoewel een groot deel van de jeugd wel sport in georganiseerd verband haalt een flink deel de beweegnorm niet omdat niet dagelijks voldoende wordt bewogen/gesport. Gelet op de problematiek van overgewicht blijft dit een belangrijk aandachtspunt. • In de komende tijd zal de stad haar positie moeten bepalen ten opzichte van het Olympisch Plan, nu de andere grote steden en het kabinet serieus lijken toe te werken naar de organisatie van de Spelen van 2028 in de Randstad. • In geen enkele andere sector wordt zoveel vrijwilligerswerk verricht als in de sport. Het verenigingswerk "oude stijl" staat echter onder druk, terwijl van de sportvereniging verwacht wordt dat die óók bijdraagt aan opvoeding, gezondheid, integratie. Dit vraagt om nieuwe vormen van ondersteuning en professionalisering van sportverenigingen, juist om de vrijwillige inzet te behouden.
Cultuur De vrede van Utrecht in 2013 en de kandidatuur voor de Culturele Hoofdstad van Europa 2018 markeren de ambitie van Utrecht op het gebied van cultuur. Het culturele klimaat is één van de kwaliteiten van de stad die (internationale) kenniswerkers, studenten en creatieven trekt. Bij deze ambitie past het versterken van de stedelijke culturele infrastructuur met het Muziekpaleis, de Schouwburg XL en de nieuwe bibliotheek annex Artplex. Maar ook het ontwikkelen van voorzieningen in de wijken hoort bij die ambitie. Bijvoorbeeld het Vorstelijke Complex in Zuilen en de Stefanus in Overvecht, waar ruimte is voor cultuureducatie, amateurkunst en vormen van community art. Deze voorzieningen leveren bovendien een bijdrage aan de sociale samenhang in de wijk.
Agenda ∙ In het licht van de culturele ambities is het bieden van ruimte aan nieuwe 'makers' van kunst interessant. De gemeente kan broedplaatsen ontwikkelen en initiatieven vanuit het culturele veld ondersteunen. Mogelijke locaties daarvoor zijn Rotsoord en het Cartesiusterrein, waar kansen liggen voor menging van kleinschalige culturele functies en economische bedrijvigheid. ∙ Utrecht dreigt achter te lopen bij culturele ontwikkelingen en de leidende positie die we innemen met Amsterdam kwijt te raken. Om de ontwikkelingen bij te blijven is een vergroting van het culturele aanbod met 40% nodig, wat overeenkomt met ruim 1000 extra uitvoeringen per jaar. Deze ambitie is haalbaar met de realisatie van het Muziekpaleis. ∙ Door de economische crisis komt er minder sponsorgeld beschikbaar van bedrijven voor culturele programmering. Er moet een keuze worden gemaakt voor instandhouding of sanering van een aantal evenementen of culturele activiteiten. ∙ Voor de viering van de Vrede van Utrecht in 2013 en de kandidaatstelling Europese culturele hoofdstad 2018 ondersteunen we samen met de provincie de Stichting Vrede van Utrecht. De afspraken over de dekking hiervan lopen tot 2013. 2013 is ongedekt (1,6 miljoen euro). Daarnaast zijn er tekorten op diverse kleinere uitgaven. Voortzetting van het huidige beleid leidt derhalve tot een tekort van 1,6 miljoen euro in 2011 oplopend naar 5,9 miljoen euro in 2014. ∙ In de cultuursector worden vierjarige afspraken gemaakt tussen het Rijk, de provincies en gemeenten over de gezamenlijke financiering van kunstinstellingen met een landelijke en regionale betekenis in het Cultuurconvenant 2009-2012. Het jaar 2012 is ongedekt (2 miljoen euro).
Veiligheid Veiligheid is een basale overheidstaak. Veiligheid is te onderscheiden in fysieke veiligheid en openbare orde/sociale veiligheid. De bijdrage aan de fysieke veiligheid wordt voornamelijk geleverd door de brandweer. De brandweer is in 2010 geregionaliseerd en maakt onderdeel uit van de Veiligheidsregio Utrecht (VRU). Bij de VRU zijn tevens ondergebracht de coördinatie van de crisisbeheersing en de geneeskundige hulp bij ongevallen en rampen. Onder sociale veiligheid wordt verstaan de bestrijding en preventie van criminaliteit en overlast en de handhaving van de openbare orde. Op dit beleidsveld functioneren de politie, het openbaar ministerie en de gemeente als vaste ketenpartners (de driehoek). Deze partners werken in een breed veld met maatschappelijke instellingen, justitiële instellingen, corporaties, bedrijfsleven en burgers aan het voorkomen, beheersen, normeren en corrigeren van ongewenst en onaanvaardbaar gedrag.
Agenda • Er is een harde kern van jongeren in beeld die verantwoordelijk is voor het grootste deel van de overlast en criminaliteit die Utrechters ervaren. Binnen deze groep zijn jongeren van Marokkaanse afkomst oververtegenwoordigd. Een harde daderaanpak gericht op deze veelplegers moet ook aan de meelopers duidelijk maken dat criminaliteit niet loont en niet wordt geaccepteerd. • In vergelijking met andere steden kent Utrecht meer veelvoorkomende criminaliteit. De afgelopen jaren is het aantal autokraken sterk teruggedrongen. Het aantal woninginbraken blijft echter hoog en vraagt inzet. • Geweldsmisdrijven komen in absolute aantallen minder voor dan bijv. autokraken maar hebben veel impact en zijn daardoor bepalend voor het gevoel van veiligheid. Met de aanpak geweldsmisdrijven zetten we in op het aanpakken van huiselijk geweld, alcohol- en drugsgerelateerd geweld, veilig uitgaan, geweld in de openbare ruimte maar ook geweld tegen mensen met een publieke taak. • Stedelijke confectie en maatwerk in de wijken. Op basis van meetgegevens zijn urgentiegebieden benoemd: Zuilen-Oost, Ondiep, Zambesidreef en Tigrisdreef, Nieuw Hoograven, Kanaleneiland-Noord en het Stationsgebied. Daarnaast is een aantal aandachtsgebieden aangewezen, waaronder Lombok-Oost, Breedstraatbuurt, Lunetten en de Binnenstad. • Door een geïntegreerde aanpak willen we het bemoeilijken om geld dat is verdiend in de 'onderwereld' (bijvoorbeeld door mensenhandel of hennepteelt) uit te geven in de 'bovenwereld'. Verschillende uitvoerende of handhavende diensten binnen de gemeente spelen hierbij een rol. Een voorbeeld is het benutten van de mogelijkheden van de Wet BIBOB (bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur). • De Rijksoverheid heeft de afgelopen jaren vanuit het meerjarenprogramma Grotestedenbeleid extra geld beschikbaar gesteld voor veiligheid en leefbaarheid in de grote steden. Deze intensivering (1,4 miljoen euro per jaar) vervalt per 2011.
Tot slot De Staat van de Stad is een overzicht van de huidige stand van zaken van Utrecht. Het geeft u inzicht in het vastgestelde beleid maar ook in de kansen en uitdagingen én knelpunten die zich nu en in de toekomst voor (kunnen) doen. Het ging Utrecht de afgelopen jaren over het algemeen voor de wind, waardoor we veel ambities konden waarmaken. De Staat van de Stad geeft voor de nabije toekomst een wat minder rooskleurig beeld. U staat de komende jaren voor de opgave om grote bezuinigingen door te voeren en de gemeentelijke begroting sluitend te houden. De keuzes die u moet maken zullen ingrijpende gevolgen hebben voor de inwoners, bedrijven, instellingen en bezoekers van onze stad én voor onze eigen organisatie. Zoals u in het hoofdstuk Financiële positie heeft kunnen lezen, is één van de efficiencymaatregelen het in omvang halveren van de cyclusstukken door het reduceren van het aantal programma's. Het opstellen van een nieuw collegeprogramma is een logisch moment om dit uit te voeren. Wij adviseren u graag over een nieuwe, samenhangende indeling van de programmabegroting. Wij realiseren ons, dat wij als gemeentelijke organisatie ook ons aandeel in de bezuinigingen moeten leveren. U las al in het hoofdstuk Organisatieontwikkeling dat we een ambitieus verbetertraject zijn gestart. Eén van de beoogde resultaten van dit traject is een efficiënter werkende organisatie. Inzet daarbij is dat de eerder ingeboekte efficiencymaatregelen worden gerealiseerd en dat de investeringen ten behoeve van de inrichting van het Stadskantoor binnen de budgettaire kaders worden ingepast. Dit is een uitdaging die we niet uit de weg zullen gaan. Voor verdergaande afslanking van het ambtelijk apparaat zijn beleidsinhoudelijke keuzes noodzakelijk.
In het collegeprogramma maakt u op vele terreinen politieke keuzes en stelt u de hoofdlijnen voor de komende jaren vast. Wij bieden u graag onze ambtelijke kennis, ervaring en deskundigheid aan om samen met het college te werken aan de verdere uitwerking en uitvoering van de gemaakte keuzes. Omdat de uitdagingen zo groot en talrijk zijn, denken wij dat een intensieve samenwerking tussen college en concerndirectie essentieel is. Wij verheugen ons daarop.
Utrecht, 1 maart 2010 Concerndirectie
Colofon Dit is een uitgave van de gemeente Utrecht, Bestuurs- en Concerndienst, afdeling Bestuurlijke, Internationale en Subsidiezaken. Voor meer informatie over deze uitgave, kunt u contact opnemen met het secretariaat van de afdeling (030-286 1628;
[email protected]). Foto's: Willem Mes, Jan Lankveld, Stijn de Corte, Bert Spiertz Het overnemen van gegevens uit deze publicatie is toegestaan met de bronvermelding: Gemeente Utrecht, Bestuurs- en Concerndienst, afdeling BIS.
Aan deze uitgave kunnen geen rechten worden ontleend. © Gemeente Utrecht, 1 maart 2010