Almere 2.0 IAK thema: Almere tafel
Rijk-regioprogramma Amsterdam — Almere — Markermeer
Staat van de stad 2011 Doorstroming en early warning
Staat van de stad-3.indd 1
26-05-11 10:47
Staat van de stad-3.indd 2
26-05-11 10:47
Staat van de stad-3.indd 3
26-05-11 10:47
Inhoud Voorwoord 5
1. Inleiding
6
2. Impact van verandering: de case Molenbuurt
8
3. Effecten Almere 2.0
10
4. Uitbouwen preventieve aanpak
14
5. Ideevorming waarschuwingssysteem
16
6. Slot
19
7. Afspraken
20
Nawoord
21
4 | rraam
Staat van de stad-3.indd 4
26-05-11 10:47
Voorwoord Voor Almere moet de groei van de stad en zorg voor het bestaande hand in hand gaan. Wij voelen ons verantwoordelijk voor de leefbaarheid in de nieuwe en oude wijken van Almere. Dat vraagt om kennis over wat zich in de haarvaten van wijken afspeelt zodat we problemen op tijd herkennen. Het vraagt om een fijnmazige lokale informatievoorziening met oog voor huishoudens met problemen op het gebied van werk, inkomen, opleiding en gezondheid. Net als elders zien we in Almere dat veel leefbaarheidsproblemen niet zitten in stenen, maar in het onder druk staan van huishoudens. In Almere willen we verkennen hoe we nieuwe wegen in de stedelijke vernieuwing kunnen bewandelen. Door het vroegtijdig signaleren van problemen van huishoudens en vroegtijdig nemen van maatregelen waarmee we grootstedelijke problematiek voorblijven. Samen met maatschappelijke partners en het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) gaan we verkennen hoe een signaleringssysteem in elkaar zit dat ons daarbij kan helpen. Dat doen we met inachtneming van regels en met respect voor de inwoners van onze stad. Onze stad heeft zich vanaf 1976 op een onstuimige wijze ontwikkeld tot een woon- en werkstad met veel potenties en een bevolking die er over het algemeen naar grote tevredenheid woont. Almere is geen klassieke, compacte stad. Het is een stad die bestaat uit meerdere kernen, elk een eigen karakter, in een
riant groen/blauw casco. De sterke punten en successen zijn talrijk: jonge en ondernemende bevolking, veilige stad, aantrekkelijk voor allochtone en autochtone gezinnen, goed openbaar vervoer en de stad kent de snelste banengroei van Nederland. Wil Almere met de voorgenomen groei een sterkere, completere en evenwichtiger stad worden dan vraagt dit om aandacht voor de ontwikkelingen die de leefbaarheid in bestaande wijken onder druk zetten. In het Integraal Afspraken Kader heeft Almere met het Rijk afspraken gemaakt over de groei. In deze IAK-afspraak is de ambitie geformuleerd om mogelijke negatieve effecten op de sociaal-economische situatie – als gevolg van groei – te voorkomen door de ontwikkeling van het bestaand stedelijk gebied actief te monitoren. De les vanuit andere steden is dat het laten versloffen van het beheer in bestaande wijken vaak aanleiding is geweest voor omvangrijke vernieuwingsoperaties. Almere wil het radicaal anders doen. In onze visie is voorkomen beter dan genezen. In de ‘Staat van de stad’ die voor u ligt wordt hiervoor een pleidooi gehouden. Wij hebben daarvoor nauw samengewerkt met onze maatschappelijke partners en BZK. Ook hierin is Almere een stad die de dingen op haar geheel eigen wijze doet. Ineke Smidt Wethouder Almere Tafel Almere, 5 april 2011
Staat van de stad | 5
Staat van de stad-3.indd 5
26-05-11 10:47
1. Inleiding Nieuwbouw en effecten op het bestaand stedelijk gebied Almere begint met de bouw van 60.000 woningen aan een nieuwe groeifase. Almere wil de nieuwe groei hand in hand laten gaan met het behoud van de kwaliteit van leven in bestaande woonwijken.1 De ervaring leert dat bestaande woonwijken, als gevolg van doorstroming naar nieuwbouwwijken, te maken kunnen krijgen met sociale- en/of fysieke problemen. Daarom hebben de gemeente Almere en de Rijksoverheid in het IAK met elkaar afgesproken een jaarlijkse monitoring te starten. In de Staat van de stad worden de effecten van nieuwbouw op het bestaand stedelijk gebied beschreven.2 Jaarlijks spreken de gemeente Almere en de Minister van BZK met elkaar over de Staat van de stad. Naast de uitkomsten van de eerste monitor wordt in deze 1e De staat van de stad de geschiedenis van de Molenbuurt beschreven.3 De geschiedenis van de Molenbuurt, één van de oudere wijken van Almere, laat zien wat doorstroming en een jarenlange uitstroom van kapitaalkrachtige huishoudens doet met een wijk.4 Het laat ook zien dat in delen van Almere de vernieuwingsopgave veel verder gaat dan het rechtleggen van stoeptegels en het plaatsen van nieuwe kozijnen. Een opgave van regionaal belang gezien de vraag van het Rijk en de regio aan Almere om de komende 20 à 30 jaar te groeien met 60.000 woningen. Almere wil groeien, maar de kwaliteit van het bestaand stedelijk gebied moet worden geborgd.
Uitbouw van gebiedsgericht werken Met een gebiedsgerichte aanpak (bottom-up, vraagstukgestuurd, frontlijnsturing) hebben gemeente en partners vijf jaar geleden de doorontwikkelingsopgave van het bestaand stedelijk gebied ter hand genomen. In het gebiedsgericht werken draait het primair om de natuurlijke vernieuwing: dat wat er van een gebied kan worden zonder grote ruimtelijke ingrepen. Het gaat om de inzet van mensen, de verantwoordelijkheden dicht bij de burger leggen en het stimuleren van zelfbeheer en eigenverantwoordelijkheid. Naast de natuurlijke vernieuwing loopt in vier wijken een integrale wijkaanpak. In deze integrale wijkaanpak ligt de nadruk op de sociaal-economische vernieuwing en ook daar worden ruimtelijke ingrepen alleen geëntameerd indien deze een bijdrage leveren aan het oplossen of voorkomen van sociale problematiek. Met de doorontwikkelingsopgave en het gebiedsgerichte werken boeken we successen, zo blijkt ook uit wijkpeilingen. Preventief werken helpt mee aan het behouden en uitbouwen van kwaliteiten van wijken. 1. In 2010 is begonnen met de bouw van een monitor voor woonwijken. In 2011 wordt begonnen met de bouw van een monitor voor werkmilieus. 2. IAK staat voor: Integraal Afsprakenkader voor de schaalsprong Almere 3. Voor de lezer en buitenstaander lastig: De Molenbuurt is statistisch gezien een wijk. 4. Koning, O. De & Ubink, M. (2009), Een insiders view van de Molenbuurt en Hoofdstedenbuurt, 2009
6 | rraam
Staat van de stad-3.indd 6
26-05-11 10:47
Maar wij zien dat we nog stappen moeten zetten, want, wanneer er problemen zijn zoals in onze aandachtswijken, ervaren wij hoeveel inzet het vergt om problemen op het gebied van werk, inkomen, opleiding en gezondheid aan te pakken. We moeten proberen stedelijke problematiek voor te blijven. Preventieve aanpak en early warning Het geleidelijk in de greep komen van een proces van achteruitgang is één van de redenen dat de problemen in de Molenbuurt zo zijn gegroeid. Zulke processen willen de gemeente Almere en het Rijk in de toekomst voorblijven. Deze Staat van de stad houdt daarom een pleidooi voor het ontwikkelen van een monitoringssysteem waarin problemen veel eerder worden gesignaleerd. In zo’n monitoring voor vroegtijdige signalering moeten (traditionele) indicatoren, zoals inkomen, opleiding en werkloosheid worden gekoppeld aan (meet)gegevens uit de ‘haarvaten’ van wijken, zoals bijvoorbeeld huurachterstanden, zorgconsumptie en schuldenposities. Met de laatsgenoemde indicatoren/ meetgegevens kan beter in beeld worden gebracht hoe het gaat met de mensen die er wonen. Wanneer de inwoners onder druk komen te staan, kunnen wijken geleidelijk ook onder druk komen te staan en dat willen we voorkomen. Door te anticiperen op zulke trends en ontwikkelingen kunnen we voorkomen dat wijken waarmee het eigenlijk goed gaat niet langzaam alsnog in de greep komen van een proces van achteruitgang. Nadrukkelijk moet worden opgemerkt dat je met monitoring op zichzelf niets voorkomt. Dat doen alleen de acties die eruit voortvloeien. Het gaat dan ook niet om de bouw van een systeem voor een mooie analyse, maar om een analyse die als instrument dient voor het handelen en de slagkracht van frontlijnwerkers (in het gebiedsgericht werken). Daar hoort dan ook een gereedschapskist met mogelijke interventies bij.
Proeftuin stedelijke vernieuwing Zo een systeem dat vroegtijdig problemen signaleert kan zorgen voor een vernieuwing van de stedelijke vernieuwing, of beter gezegd het voorkomen daarvan. Het dossier stedelijke vernieuwing is een taai dossier waarin het voor partijen lastig blijkt te zijn uit een vast stramien van denken en (samen) werken te breken. Zoals blijkt uit dit essay moeten we, om de effecten van de groei goed in de gaten te kunnen houden, nog bouwen aan een verfijndere monitor. Hier komen twee opgaven bij elkaar: het ontwikkelen van een verfijnde monitoring voor de schaalsprong en de ambitie om stedelijke problematiek zoveel mogelijk voor te blijven. Voor beide ambities is het nodig om op een laag schaalniveau de processen die spelen in een wijk in beeld te brengen. Het Rijk geeft aan experimenten en leertrajecten op het gebied van preventie te stimuleren. Als we bouwen aan een verfijnder monitoringssysteem voor het IAK, biedt dat ook experimenteerruimte om handen en voeten te geven aan de uitdaging: voorkomen is beter dan genezen. Daarom willen wij met onze lokale partners en het Ministerie van BZK de afspraken zoals gemaakt in het IAK deels benutten om ook te zoeken naar nieuwe wegen in de stedelijke vernieuwing. Nu het Rijk de verantwoordelijkheid voor de leefbaarheid – en daarmee de toekomstige rekening als zich leefbaarheidsproblemen voordoen – op lokaal niveau legt, groeit niet alleen de noodzaak om leefbaarheidsproblemen in wijken eerder aan te pakken. Almere biedt zich aan als proeftuin voor zo’n nieuwe aanpak. Voor het Ministerie van BZK zit de meerwaarde van zo’n systeem van vroegsignalering in de landelijke voorbeeldfunctie en in het adagium: nu dubbeltjes uitgeven om straks euro’s te kunnen besparen.
Staat van de stad | 7
Staat van de stad-3.indd 7
26-05-11 10:47
2. Impact van verandering: de case Molenbuurt Een nieuwbouwwijk op leeftijd In mei 1984 kwamen de eerste mensen in de toen splinternieuwe Molenbuurt wonen. Aanvankelijk bestond de woningvoorraad vooral uit sociale huurwoningen (60%); door verkoop van huurwoningen is het aandeel huur inmiddels gedaald tot 45%. Over voorzieningen hadden en hebben Molenbuurters niet te klagen. De Molenbuurt grenst aan het (stadsdeel)centrum van Almere Buiten en in de buurt zelf zijn vier basisscholen, een buurtcentrum, een jongerencentrum en een sportzaal. Het vele groen in en om de wijk is een kwaliteit van de Molenbuurt. Er kwam in 1984 direct een gemengde bevolking in de wijk wonen: jonge gezinnen, senioren en gezinnen met oudere kinderen, lagere en hogere inkomens en mensen met verschillende opleidingsniveaus. Zij hadden met elkaar gemeen dat zij hoofdzakelijk uit Amsterdam kwamen en bepaalde normen en waarden deelden. Zij zorgden voor elkaar, voor nette tuinen en stoepen, vuilnisbakken werden na het legen gelijk opgeruimd en op de eerste lentedag werden de voortuinen netjes gemaakt. De Molenbuurt was hún buurt. Voor veel bewoners was de woning een droom die in vervulling ging en de reden om de Molenbuurt nooit de rug toe te keren. Van de huidige Molenbuurters is 20% een bewoner van het eerste uur. Nieuwe mores Na ongeveer 10 jaar kreeg de Molenbuurt te maken met (de eerste) nieuwe dynamiek. Velen wilden door gezinsuitbreiding een grotere woning, de waarde-
vermeerdering van hun eerste koopwoning verzilveren of kwamen in aanmerking voor een nieuwe (sociale) huurwoning. Een deel van bewoners verhuisde, een ander deel wilde of kon dat (financieel) niet. De blijvers kregen gezelschap van nieuwe buren, wederom vaak afkomstig uit Amsterdam, maar dit keer wel met een heel ander normen- en waardenpatroon en een veel individualistischer leefstijl. Bewoners, corporaties, basisscholen en het gezondheidscentrum kregen te maken met andere buren, huurders, leerlingen en cliënten. Voor de nieuwkomers was de Molenbuurt niet meer dan de plek waar hun woning stond. Hoe hun voortuin er uit ziet, wanneer de vuilnisbak van de stoep moet worden gehaald en hoe en waar de auto geparkeerd staat, interesseert hen minder. Ook kreeg de buurt te maken met (drugsgerelateerde) criminaliteit en vandalisme. Het aantal bewoners dat 5 jaar of korter in de buurt woont is inmiddels gegroeid tot ruim 25%. Selectieve aantrekkingkracht De al gevoelde driedeling in de wijk tussen koopwoningen, eengezinshuurwoningen en meergezinshuurwoningen werd door deze ontwikkeling versterkt. Huurders die in staat waren te verhuizen (sociale stijgers) deden dat, maar een deel kon zich geen nieuwe (lees: duurderde) huurwoning veroorloven. Woningzoekenden lieten zich door negatieve publiciteit afschrikken, wat resulteerde in een instroom van minder kapitaalkrachtige en kwetsbare huishoudens. De bevolking
8 | rraam
Staat van de stad-3.indd 8
26-05-11 10:47
van de Molenbuurt als geheel werd daardoor kwetsbaarder. De eerste signalen dat de buurt aan het veranderen was, verhoogden het tempo van veranderen (lees: selectieve instroom). In de koopwoningen was het aandeel nieuwkomers niet eens zo groot, maar zij waren wel getuige van de veranderingen in hun wijk. Bij hen ontstond zelfs schaamte voor hun wijk en sommigen zeiden voortaan dat ze in Almere Buiten woonden. Afbrokkelende netwerken Molenbuurters van het eerste uur vinden hun buurt steeds minder gezellig, minder netjes en missen de gelijkgestemdheid van vroeger. Hierin is de Molenbuurt niet uniek, maar de impact is groot in vergelijking met de gemeenschappelijke normen en waarden bij de start in de jaren tachtig. De sociale netwerken in de buurt brokkel(d)en af en nieuwkomers – autochtoon en allochtoon – investeren veel minder in de buurt. Vooral het niet netjes houden van de straat en tuinen en asociaal gedrag naar elkaar toe, stuit op weerzin. Betrokkenheid in de buurt is ook pragmatisch geworden. Zoals een schooldirecteur aangeeft: “Als ik een kerstlunch wil organiseren, komt iedereen met allerlei gerechten binnen. Maar als ik één iemand voor de ouderraad wil hebben, kan ik niemand vinden”. De teleurstelling over ander gedrag en in ergere gevallen criminaliteit of asociaal gedrag, leidt tot een terugtrekkende beweging van mensen ‘achter hun voordeur’; bewoners proberen de buurt buiten te sluiten. Het melden van problemen heeft volgens velen geen zin en instanties zijn volgens bewoners ook moeilijk bereikbaar. Anderzijds hebben bewoners na het doen van een melding te maken gekregen met represailles en intimidatie door buurtgenoten die zich aangesproken voelden. De terugtrekkende beweging naar ‘achter de voordeur’ is ook zichtbaar, want door de toename van vandalisme en criminaliteit barricaderen bewoners hun woning met tuinhekken en schuttingen om zo
ongewenst bezoek buiten te houden. Investeren in tuinen is er dan niet meer bij, dat vindt men zinloos. Overleven in de Molenbuurt In 25 jaar tijd heeft de Molenbuurt een totaal ander gezicht gekregen. De buurt is weliswaar ouder geworden, maar het ontbreekt de wijk niet aan kwaliteit. Voor de bewoners echter is de situatie helemaal anders geworden. Zij zijn in meer of mindere mate hun gevoel van ‘thuis’ kwijtgeraakt (de ‘onbetrouwbare’ buurt). ‘Thuisvoelen’ en ‘trots’ hebben plaatsgemaakt voor gevoelens van onveiligheid, langs elkaar heen leven en de grip op het leven (dreigen te) verliezen. Velen distantiëren zich van de wijk en trekken zich terug in de woning of richten zich op de stad. Opvallend genoeg geven bewoners aan, geen moeite te hebben met heterogeniteit, maar pleiten zij op blokniveau voor homogeniteit, want in homogene delen zijn bewoners veel positiever over hun woonomgeving. Ook in homogene stukken hebben bewoners nieuwe buren gekregen, maar hun leefstijl past bij de mensen die er al woonden. In andere stukken is het verschil dermate groot dat de situatie escaleert, met name in het zuidelijke deel met huurwoningen is dit het geval. Er zijn zelfs ‘pockets of poverty’ van waaruit huishoudens nog maar moeilijk kunnen ‘ontsnappen’. Voor begrip van en gesprekken tussen buren is daar geen ruimte meer en overlast krijgt een regelmatig en terugkerend karakter. Een deel van de bewoners is niet bezig met leven, maar met overleven. De energie die het halen van het eind van de maand vergt, maakt dat aandacht en begeleiding van kinderen en zelfontwikkeling soms een stap te ver zijn. Laat staan dat bewoners zich kunnen inzetten voor hun buurt of buren.
Staat van de stad | 9
Staat van de stad-3.indd 9
26-05-11 10:47
3. Effecten Almere 2.0 Leren van de Molenbuurt Almere begint met de bouw van 60.000 woningen aan een nieuwe groeifase. De geschiedenis van de Molenbuurt laat zien dat nieuwbouw, bestaande woonwijken niet ongemoeid laat. Nieuwe wijken met nieuwe woningen zorgen voor dynamiek en doorstroming op de woningmarkt. Doorstroming is echter in beginsel positief. Sterker, zo is Almere geworden tot wat het nu is en hebben veel bewoners een woning kunnen betrekken waarmee ze tevreden zijn. Waakzaamheid is geboden bij de zogenaamde ‘selectieve doorstroming’. Hierbij gaat het om doorstroming waarbij mensen die het zich kunnen permitteren vertrekken naar andere delen/wijken (bijvoorbeeld naar nieuwbouw), terwijl tegelijkertijd mensen die niet zo veel mogelijkheden op de woningmarkt hebben hier noodgedwongen blijven zitten of hier ‘automatisch’ terecht komen. Selectiviteit heeft alles te maken met de financiële mogelijkheden van mensen om zich op de woningmarkt te kunnen bewegen. In een niet goed functionerende markt vinden vooral kansrijke huishoudens hun weg omhoog op de woonladder; de achterblijvers vormen ruimtelijke concentraties van kwetsbare huishoudens.5 Molenbuurters hebben te maken met kleine en grote irritaties, uitstroom van human capital, maar ook met ‘pockets of poverty’, probleemclusters die de leefbaarheid in een hele wijk onder druk zetten. 5. Zie ook: Nieuwbouw, verhuizingen en segregatie, Planbureau voor de leefomgeving 2010
Dynamiek woningmarkt Er zijn diverse landelijke en lokale ontwikkelingen op de woningmarkt die de selectiviteit van doorstroming en de ruimtelijke concentratie van kwetsbaarheid in de hand kunnen werken: - Er bestaat in Nederland, en zeker ook in Almere, een gat tussen de sociale huur en koopmarkt. De overstap van huur naar koop is moeilijker geworden. Wanneer men wel kan kopen ligt overfinanciering op de loer. Door de crisis wordt het kopen van een huis de komende jaren nog lastiger voor mensen met een smalle beurs. - Wanneer de waardeontwikkeling van het vastgoed beperkt is, zoals de afgelopen 10 jaar in Almere, kunnen kopers ‘klem’ komen te zitten in de eigen woning. - Door het gat tussen de sociale huur- en de koopmarkt wordt de druk op het sociale huursegment groter, want er vindt minder doorstroming plaats. Daarnaast is door verkoop en beperkte nieuwbouw van sociale huurwoningen en een toename van de vraag de druk op de sociale huurmarkt de afgelopen jaren nog verder toegenomen. - Door de EU-regel voor de sociale huursector mogen vrijkomende sociale huurwoningen alleen nog worden betrokken door huishoudens met een inkomen tot modaal (33.614 euro). Vooralsnog kunnen huishoudens in een sociale huurwoningen blijven wonen als hun inkomen stijgt. Wel is een nieuwe wet in de maak die het mogelijk maakt om een hogere
10 | rraam
Staat van de stad-3.indd 10
26-05-11 10:47
-
huurverhoging te vragen aan zittende huishoudens met een inkomen hoger dan 43.000 euro. Dit betekent op termijn een afname van het aantal scheefwoners. Met de voorgenomen wijzigingen in het lokale systeem van woonruimteverdeling gaan meer sociale huurwoningen naar urgent woningzoekenden die zich in een levensbedreigende of levensontwrichtende situatie bevinden. De sociale huurwoningen worden in de toekomst meer dan nu bewoond door een kwetsbare doelgroep (lage inkomens, urgenten, et cetera).
In Almere hebben de hiervoor beschreven ontwikkelingen ruimtelijke consequenties. De kwetsbare huurders en kopers die maandelijks financieel de touwtjes aan elkaar moeten knopen (‘lower middle class’) zijn oververtegenwoordigd in de wijken gebouwd tussen 1976 en eind jaren tachtig. Door leefbaarheidsproblemen en zaken als achterstallig onderhoud, veel ‘te koop-borden’, dalende woningprijzen en kamerverhuur wordt het imago van een wijk op de stedelijke woningmarkt minder en de instroom selectiever (mensen met weinig mogelijkheden op de woningmarkt, kwetsbare huishoudens). Zo kan zich een neerwaartse spiraal ontwikkelen, waardoor verschillen op de woningmarkt scherper zichtbaar worden. Met name deze wijken (gebouwd tussen 1976 en eind jaren tachtig) zijn hiervoor vatbaar. We zien bijvoorbeeld dat particuliere woningbezitters weinig (financiële) ruimte hebben voor het woningonderhoud en dat er aanbod ontstaat van particuliere kamerverhuur in gebieden waar mensen extra inkomsten uit de woning nodig hebben. Vaak gebeurt dit in de meest kwetsbare wijken van de stad. De Molenbuurt is zo’n wijk, maar bijvoorbeeld ook Stedenwijk.6 Het hebben van deze wijken is voor de stad als totaal goed, maar maakt de betreffende wijken kwetsbaar. Afhankelijk van de locatie van de wijk in de stad is deze kwetsbaarheid op eigen kracht te overwinnen of niet.
Doorstroming in beeld Deze paragraaf beschrijft de dynamiek in het bestaand stedelijk gebied als gevolg van verhuizingen naar de ‘nieuwe ontwikkelingsgebieden’ Almere Poort, Noorderplassen West en de Stripheldenbuurt. Er is gekeken naar de periode 2004-2009.7 Van deze drie nieuwbouwgebieden is alleen Almere Poort onderdeel de nieuwe groeiplannen. Er is namelijk nog niet echt sprake van een versnelde groei met meerdere bouwfronten en een bouwproductie van 3.000 nieuwbouwwoningen per jaar. In zekere zin is dus ook hier deels nog sprake van een modelmatige verkenning. Noorderplassen West en Stripheldenbuurt zijn erbij genomen om het monitoringsmodel meer body te geven en te testen of het model de doorstroom goed in beeld brengt. Wanneer naar de uitkomsten van de verkenning wordt gekeken, wordt direct duidelijk dat nieuwbouwwoningen in trek zijn bij Almeerders. Ongeveer tweederde van de instromers in nieuwbouwwijken komt uit een andere Almeerse wijk, tegen eenderde van buiten Almere. Deze percentages zijn gelijk aan de uitkomsten van eerder onderzoek.8 Wat betreft starters en doorstromers zitten er behoorlijke verschillen tussen Poort, Noorderplassen West en de Stripheldenbuurt. In Poort is 66% een starter, in Noorderplassen West 6. Nuancering: De beschreven ontwikkelingen beperken de doorstroming als geheel. De onderkant van de woningmarkt functioneert niet goed, en dat heeft negatieve consequenties voor de algehele doorstroming en daarmee voor de (selectieve) doorstroming naar nieuwbouw. Nieuwbouw wordt namelijk vooral betrokken door doorstromende Almeerders. Een factor die hierbij ook speelt is het prijsverschil tussen een ‘oude’ woning en een ‘Almeerse nieuwbouwwoning’; een nieuwbouwwoning is gemiddeld 25% per vierkante meter duurder. Zolang de doorstroming en prijsontwikkeling op de Almeerse woningmarkt problematisch zijn, is ook de doorstroming naar nieuwbouw beperkt. Er zitten zodoende twee kanten aan het verhaal. 7. Deze periode is genomen omdat vanaf 2004 is gebouwd in Noorderplassen West. 8. Verhuisketenonderzoek 1998-2007; DSO, afdeling wonen, gemeente Almere.
Staat van de stad | 11
Staat van de stad-3.indd 11
26-05-11 10:47
42% en in de Stripheldenbuurt 50%. Starters zijn over het algemeen tussen de 20 en 24 jaar oud en een klein deel is tussen de 25 en 30 jaar. Het gaat vaak om alleenstaanden. Doorstromers zijn tussen de 30 en 45 jaar oud. In Noorderplassen West zijn de doorstromers ook ouder dan 45 jaar. Bij de doorstomers vormen paren met kind(eren) vanaf 30 jaar de grootste groep. Ook dit komt overeen met de uitkomsten van eerder onderzoek.9 Veel doorstromers zijn autochtoon. 10 Almeerders verhuizen met name naar de dichtstbijzijnde nieuwbouwwijk. Nieuwe inwoners uit Poort en Noorderplassen West komen vooral uit Muziekwijk Noord en Literatuurwijk. De Stripheldenbuurt trekt vooral mensen uit de Eilandenbuurt, Oostvaardersbuurt en Seizoenenbuurt. Poort en de Stripheldenbuurt trekken ook bewoners aan uit Tussen de Vaarten Noord en Zuid. Almere Haven speelt geen rol van betekenis in de verhuisbewegingen door de nieuwbouw, omdat de nieuwbouw zich ook niet in dat stadsdeel aandient. Tussen de Vaarten en Literatuurwijk zijn vergeleken met eerder onderzoek nieuwkomers in het lijstje van doorstromingswijken.11 Doorstromers naar Poort en Stripheldenbuurt laten gemiddeld goedkopere woningen achter dan verhuizers naar Noorderplassen West. Vertrekkers naar Poort laten vaak woningen achter onder de €150.000, terwijl het prijsniveau van de woningen van vertrekkers naar de Stripheldenbuurt hoger ligt, namelijk in het prijssegment € 170.000-189.000. Voor een deel hebben we het hier dus ook over de onderkant van de koopmarkt. Met de doorstroming kwamen in het bestaand stedelijk gebied ca. 1.500 woningen vrij en zijn ca. 9.200 mensen verhuisd. Deze woningen kregen veelal (meer dan 60%) weer bewoners afkomstig uit Almere. Van hen was een ruime meerderheid (56%) starter. Ruim 700 huishoudens vestigden zich van
buiten Almere in het bestaand stedelijk gebied. Een substantieel deel van deze bewoners kwam uit Amsterdam, wat de belangrijkste donorregio van Almere is en blijft. In de woningen die de doorstromers (vooral paren met en zonder kind(eren)) achterlaten, komen veel jongeren, alleenstaanden en eenoudergezinnen te wonen. Veel huishoudens zijn niet-westerse allochtonen. Van de instroom in het bestaand stedelijk gebied bestaat 14% uit niet-westerse allochtonen en ca. 13% is Surinaams of Antilliaans. De doorstromingswijken tonen in de monitor geen opmerkelijke ontwikkelingen wat betreft leefbaarheid en veiligheid.12 Ze scoren gemiddeld op deze twee gebieden. Wel is het oordeel over de woonomgeving en veiligheid in 2009 negatiever dan in 2006 maar dit geldt voor de meeste wijken en ook voor geheel Almere (en Nederland). Het zijn wel wijken waar veel gezinnen met kinderen wonen en relatief veel eigen woningbezit is. Wat betreft de economische situatie in deze wijken worden er geen opvallende negatieve uitschieters gevonden: de werkloosheid is er laag, de mutatiegraad in sociale huurwoningen is laag en het aantal huishoudens in de bijstand is gemiddeld. Beeld van de doorstroomdynamiek In 2009 is onderzoek verricht naar de mogelijke negatieve effecten van de nieuwe groei op het bestaand stedelijk gebied: de Sociaal Economische Effect Verkenning (SEEV).13 Nu we een eerste beeld 9. Verhuisketenonderzoek 1998-2007; DSO, afdeling wonen, gemeente Almere. 10. Ook groepen van niet-Nederlandse afkomst kopen. ; ca. 13% van de starters en doorstromers is Surinaams. Afrikanen, Marokkanen en Antillianen doen dat relatief minder. Antillianen huren vaker. 11. Verhuisketenonderzoek 1998-2007; DSO, afdeling wonen 12. Veiligheidsmonitor/Wijkpeiling 2009; Almeerders over hun wijk. Gemeente Almere O&S 13. In de SEEV is er vanuit gegaan dat Almere zou groeien zoals is beschreven in de structuurvisie Almere 2.0., Gemeente Almere.
12 | rraam
Staat van de stad-3.indd 12
26-05-11 10:47
hebben wat doorstroming doet met bestaande wijken kunnen de uitkomsten worden vergeleken met de uitkomsten van de SEEV. Veel SEEV uitkomsten worden bevestigd, zoals de doorstroming uit wijken dicht bij de nieuwbouwlocaties, doorstroming van sterkere sociaal-economische huishoudens, instroom van jongere en kleinere huishoudens (o.a. eenoudergezinnen) en niet-westerse allochtone gezinnen met kinderen. Sterkere sociaal-economische huishoudens stromen door, maar deze conclusie is gebaseerd op interpretatie. Wel weten we uit eerder onderzoek dat de stad in sociaal-economisch opzicht steeds eenzijdiger wordt.14 Ook op het punt van vergrijzing en inkomenssituatie van senioren bestaat onduidelijkheid. Wat niet wordt bevestigd, is het ontstaan van problemen op het gebied van inkomen, opleiding en werk. Verder kopen de meeste instromers in bestaande wijken een huis. Ook wat betreft leefbaarheid en veiligheid wordt niet (direct) bevestigd dat doorstroming negatieve invloed heeft op de doorstromingswijken. Kortom, de bevolkingsen huishoudenssamenstelling in doorstromingswijken verandert, maar dat levert vooralsnog weinig problemen op. Almere wil diverser worden en een stad van stijging zijn, en alles wijst er ook op dat Almere qua etniciteit en leefstijlen/huishoudenstypen steeds diverser wordt en het ook voor allochtonen de plek is om een huis te kopen en een wooncarrière te beginnen. Het gaat echter om kleine aantallen, want van de grote bouwstromen is nog geen sprake. 14. Almere, mensen maken de stad - De sociale agenda, Gemeente Almere.
Signalen uit de haarvaten van een wijk Heel sec bekeken registreert de monitor op dit moment weinig problemen in de doorstromingswijken. Daarentegen geven verschillende partijen (o.a. corporaties, basisonderwijs en individuele professionals) andere signalen af. Zij herkennen en onderschijven de hoofdlijn van de analyse, maar zij zien het leven in de doorstromingswijken veel sterker veranderen dan uit de monitor naar voren komt. Zij signaleren ontwikkelingen en/of veranderingen in delen van wijken en in domeinen (bijvoorbeeld onderwijs en zorg) die het wel en wee van wijken en buurten stevig beïnvloeden. Denk bijvoorbeeld aan problemen rondom minimahuishoudens, vereenzaming van ouderen, instroom van huishoudens met problemen (financieel, gezondheid) uit de regio, kopers die hun woning niet (kunnen) onderhouden, huurschulden die voortdurend omhoog dreigen te gaan, een breed palet aan etniciteiten dat de stad instroomt en flinke overschrijdingen van de Almeerse norm voor zorgconsumptie. Professionals maken zich over een aantal van deze ontwikkelingen ook echt zorgen en enige behoedzaamheid lijkt dan ook op z’n plaats waar het gaat om de conclusie dat doorstroming geen negatieve invloed heeft op de leefbaarheid en veiligheid van doorstromingswijken. Zeker als wordt bedacht dat de huidige nieuwbouwproductie van de afgelopen jaren ongeveer de helft (ca. 1500 woningen per jaar) is van de ambitie van rijk en regio (3000 woningen per jaar). Sterker, ondanks de lage nieuwbouwproductie zijn er signaleren die wel degelijk wijzen op achteruitgang. De kwaliteit van leven staat op sommige plekken al onder druk, terwijl dit niet zichtbaar is in onze statistieken.
Staat van de stad | 13
Staat van de stad-3.indd 13
26-05-11 10:47
4. Uitbouwen preventieve aanpak Leven in de statistiek vs. het alledaagse leven Professionals wijzen op een veel kwetsbaarder Staat van de stad dan uit de ‘koude’ statistieken naar voren komt. Hiermee is een belangrijk aandachtspunt c.q. randvoorwaarde voor de (verdere) bouw van de monitor benoemd, namelijk het ‘ontsluiten’ en gebruiken van informatie uit de haarvaten van wijken. Om goed invulling te kunnen geven aan de IAK-afspraak van het Rijk en Almere over het bestaand stedelijk gebied moet er, om de effecten van Almere 2.0 op het bestaand stedelijk gebied goed in beeld te kunnen brengen, een verfijnder monitoringssysteem gebouwd worden gericht op vroegtijdige signalering van problemen. Om met die gegevens de gebiedswerkers, de frontlijnwerkers zoals ze ook wel worden genoemd, te ondersteunen in hun werk. Vaak zijn statistieken (te) statisch, kijken ze terug en geven ze gemiddelden weer. Juist in Almere doet zich dit gelden, want Almeerse wijken zijn ontworpen om gemiddelde wijken te zijn. Kortom, we meten op een verkeerd schaalniveau; de Molenbuurt is daar een voorbeeld van. In de Molenbuurt gaven bewoners en andere betrokkenen, eigenlijk al vanaf het moment dat de doorstroming startte en ver voordat de problemen merk- en zichtbaar werden, signalen af dat zij als gevolg van de doorstroming het leven in hun wijk zagen veranderen en te maken kregen met sociale problemen en ander (leef )gedrag. Al hebben in de Molenbuurt specifieke eigenschappen (60% goedkope huur na oplevering, sterke concentratie
van armoede in een deel van de wijk en negatieve berichtgeving) meegespeeld, het doet niets af aan de constatering dat ontwikkelingen die later leidden tot problemen al veel eerder waren gesignaleerd. Wat destijds had moeten gebeuren, willen we nu mogelijk maken, namelijk door vroegtijdige signalering weten waar prille problemen zijn en daar ´bovenop´ zitten om deze niet groter te laten worden of te laten samenklonteren tot veel grotere problemen. Om het vervolgens bovenop te kunnen, moeten frontlijnwerkers wel kunnen putten uit een gereedschapskist, zoals bijvoorbeeld aanpassing van het toewijzingsbeleid, schuldhulpsanering, opvoedingsbegeleiding, integratiecursussen en activering. Het feit dat problemen in straten of clusters het imago van een wijk naar beneden trekken, pleit des te meer voor het vroegtijdig oppakken van signalen. Laboratorium voor stedelijk vernieuwing Vijf jaar geleden hebben gemeente en partners met een gebiedsgericht werkwijze de doorontwikkelingsopgave van het bestaand stedelijk gebied ter hand genomen. Zo is – bottom-up – door de gemeente en partners zelf de doorontwikkelingsopgave van het bestaand stedelijk gebied opgepakt. Vanuit het werken in de wijken en gevoed door de kennis van de zogenaamde ‘frontlijnwerkers’ (bewoners, wijkagenten, opbouwwerkers, opzichters corporaties, leerkrachten) stelt Almere het leven van alledag in de stad centraal en werkt aan de daaruit voortvloeiende kansen en vraagstukken. Met inzet van
14 | rraam
Staat van de stad-3.indd 14
26-05-11 10:47
sociale en ruimtelijke accupunctuur, werkt de gemeente in wijken aan het versterken van de aantrekkelijkheid en het leefklimaat. Met behulp van de genoemde acupunctuur moet een vliegwieleffect ontstaan waardoor een wijk op een hoger niveau komt. Denk bij sociale en ruimtelijke acupunctuur aan buurtontmoetingscentra gerund door buurtbewoners, leerwerktrajecten, opzet van activeringscentra voor re-integratie of huurschuldmanagers van corporaties die direct in actie komen bij huurachterstand. Maar ook is een EigenKrachtWijzer ontwikkeld om inzichtelijk te maken hoe mensen mobiel en zelfredzaam kunnen blijven, pakken we ‘pockets of poverty’ aan door activeringscentra, leertrajecten voor gezonde voeding en activiteiten om senioren uit hun isolement te halen. We zoeken daarin voortdurend naar nieuwe coalities en samenwerkingen, met name bij de frontlijnwerkers, want voor zo’n manier van werken zijn frontlijnwerkers cruciaal. Met de gebiedsgerichte aanpak boeken wij successen, want veel inwoners van aandachtswijken kijken met meer vertrouwen naar de toekomst en de veiligheidssituatie in veel wijken is stabiel. Kortom preventie helpt. Naast het ‘wat’ krijgt ook vooral het ‘hoe’ aandacht, want gebiedsgericht werken is een instrument om (meer) actief burgerschap te stimuleren, verantwoordelijkheden te delen en te bouwen aan het zelforganiserend vermogen van wijken. En daarmee aan het werken aan een andere rolneming door de overheid. Het is de uitdaging om de verantwoordelijkheid meer bij de burgers en andere partijen te leggen en uit te gaan van de eigen kracht van mensen. Dat vraagt om stimulansen en ideeën zodat mensen en partijen gaan bewegen, ruimte nemen, Hierbij is het overheidshandelen gericht op stimuleren en faciliteren, soms ook actief anticiperen of interveniëren als zich kansen voordoen en vooral doen. Met deze beweging van ‘zorgen voor’
naar ‘zorgen dat’ boeken wij successen, want zo nemen steeds meer bewoners(groepen) zelf het heft in handen waar het gaat om hun woonomgeving. Voorbeelden van bewonersinitiatieven zijn de beheerinitiatieven van bewoners in de Eilandenbuurt en De Wierden. Net als blijkt uit deze Staat van de stad, weten we door het gebiedsgerichte werken ook dat er op het schaalniveau van wijken, straten en/of clusters soms meer speelt dan naar voren komt uit de statistieken. Kansen en/of problemen houden zich niet aan gebiedsgrenzen, domeinen of statistieken. Willen we nog preventiever te werk gaan, dan moeten gemeente en partners nieuwe stappen zetten om het aanwezige gat tussen de ‘koude’ statistiek en de ‘warme’ waarnemingen in de haarvaten van wijken te dichten. Alleen dan zijn we beter in staat om vroegtijdig en gericht te interveniëren. Zo kunnen we problemen voorblijven en reparatie achteraf tegen hoge kosten voorkomen. Oog hebben voor signalen uit het veld en kennisdeling zijn daarin cruciaal. Voor een succesvol Almere 2.0 is zo’n preventieve aanpak essentieel, want de plannen voor de groei kunnen worden beïnvloed door leefbaarheidsproblemen in bestaande wijken. Het is als met een winkel: de beste basis voor een uitbouw van de zaak of klandizie is het tevreden houden van bestaande klanten. Zo is het ook met de groei van Almere: oog hebben voor het bestaande is de basis voor verdere ontwikkeling. Het consolideren van het bestaande en het niet laten ontstaan van sociaal-economische achterstanden door problemen in een vroegtijdig stadium te lijf te gaan, levert een bijdrage aan de aantrekkingkracht, en daarmee aan het investeringsklimaat. Nu preventief dubbeltjes investeren in wijken om later euro’s vernieuwingsgeld te besparen. Voor BZK zit de meerwaarde van zo’n systeem in de landelijke voorbeeldfunctie, het streven naar preventie en het in de toekomst voorkomen van grote financiële claims voor stedelijke vernieuwing. Staat van de stad | 15
Staat van de stad-3.indd 15
26-05-11 10:47
5. Ideevorming waarschuwingssysteem Van leefbaarheid naar kwaliteit van leven Een monitoringssysteem is een Geografisch Informatie Systeem (GIS). Het bestaat uit een ‘ruggengraat’ waaraan we – idealiter – op elk moment en van wie de informatie ook afkomstig is lagen kunnen toevoegen. Het toevoegen van lagen kan, het hoeft niet. Het hoofdsysteem moet licht zijn en de kaarten kunnen er telkens voor een specifiek doel worden uitgelicht en/of in specifieke combinaties worden bekeken. Veel informatie waarmee we de stad in beeld kunnen brengen – de (kaart)lagen – hebben we al, zoals bijvoorbeeld wijkpeilingen, veiligheidskaarten, sociaal-economische ontwikkeling, woningbouwkenmerken. Het bouwen van het signaleringssysteem omvat drie fasen. De eerste fase bestaat uit bedenken en ontwerpen. Het gaat dan om de identificatie van indicatoren, wijze van presenteren, wijze van informatieaanlevering, samenwerking met wie binnen welke kaders (geld, bestuurlijke afspraken en randvoorwaarden). Het product van de eerste fase is een Programma van Eisen (PvE) voor het signaleringssysteem, inzicht over de onderzoeksprogrammering, opzetten van convenanten en afspraken met partners in de stad met betrekking tot gegevensdeling en een nadere beschrijving betrokkenheid andere overheden\kennisnetwerken. In fase twee start de werkelijke bouw. Het geografisch informatie systeem wordt opgezet en bits en bytes krijgen volgens het PvE een plek. Dan kan er begonnen worden met het inrichten van het
systeem. De beschikbare interne bronnen worden heringericht en import buttons voor externe data geïnstalleerd bij partners. Wat dan gebouwd is, is vergelijkbaar met digitale stapel met kaarten die er voor een specifiek doel kunnen worden uitgelicht en/of in specifieke combinaties met elkaar bekeken kunnen worden. De ambitie is om dit binnen 8 tot 12 maanden uit te denken/ontwikkelen en deels te bouwen. Dat komt er heel concreet op neer dat het casco van het signaleringssysteem staat en draait. Je kunt laten zien wat het kan en wat de meerwaarde is. Dat is ook het ijkpunt om te kijken naar de samenwerking, partnership, verdere bouw en investeringen. Wat er aan lagen wordt toegevoegd is en blijft van afzonderlijke diensten. Wil Publiekszaken haar minimaonderzoek toevoegen of Onderzoek en Statistiek haar wijkpeilingen toevoegen of de frequentie waarmee deze onderzoeken worden uitgevoerd verhogen dan kan dat. Dat is een afzonderlijke keus. Wat wij in dit project extra bieden is dat door middel van verkenning van de gegevens van partners, het onderzoeken of en hoe we deze gegevens kunnen gebruiken, en het maken van afspraken daarover met hen (in convenanten) op een gestructureerde manier ook andere interessante gegevens aanbieden. Het vernieuwende is dat we de mogelijkheid creëren om informatie met een heel laag aggregatieniveau (van partners), bijvoorbeeld op 6PPC (6
16 | rraam
Staat van de stad-3.indd 16
26-05-11 10:47
cijferig postcodeniveau) of adresniveau, toe te voegen en daar gebruik van te kunnen maken. Zo kunnen we de focus op de (woon)omgeving (hoe gaat het met de omgeving?) combineren met een perspectief dat zich primair richt op de mens (hoe gaat het met het leven in een wijk?). Zoals gezegd kan dit alleen doordat het gezamenlijk met de partners wordt opgepakt. Wel brengt het werken met gegevens op dit schaalniveau vragen met zich mee op het gebied van registratie, het delen en combineren van informatie en privacy(gevoeligheid). Dit vraagt om een zorgvuldige uitwerking. Dit wordt het eerste onderzoeksonderwerp dat opgepakt moet worden. Van wijken en buurten naar complexen en huishoudens Steeds vaker wordt duidelijk dat veel gehanteerde cijfers op wijkniveau (CBS) of 4-positie-postcodegebieden te grof zijn om problemen te signaleren. Deze eenheden (waarlangs gegevensbestanden zijn georganiseerd) corresponderen immers in beperkte mate met gebieden of buurten zoals die in de praktijk functioneren of ervaren worden. Bovendien komen problemen of kwetsbaarheden vrijwel nooit in een hele wijk of 4-ppc-gebied voor, maar veelal in een klein deel ervan. Het knelpunt van analyse op dit schaalniveau is dat goede en slechte woonbuurten elkaar opheffen, waardoor veel wijken gemiddeld scoren. Daarmee is een belangrijk aandachtspunt voor een toekomstig signaleringssysteem in Almere benoemd, namelijk het schaalniveau. Veel problemen of kwetsbaarheden worden pas zichtbaar bij een analyse gebaseerd op clusters van 6-ppc-gebieden.15 Analyse op een 6-ppc-gebiedsindeling is veelal het laagst haalbare schaalniveau; het gaat om gebieden met uiteenlopende oppervlakten en een gemiddelde omvang van circa 35 a 40 woningen.16 Recentelijk zijn er zelfs initiatieven die huishoudens op een nog lager schaalniveau clusteren (clusters van circa 16
woningen), zoals bijvoorbeeld Experian heeft gedaan voor analyses die ten grondslag liggen aan de Sociale Agenda van Almere.17 Zoals gezegd kunnen we dit doen omdat (lokale) partners meedoen. Vroegtijdig signaleren en aanpassing werkwijze Een signaleringssysteem richt zich op het voorkomen van een stapeling van individuele problemen op buurtniveau door vroegtijdig enkelvoudige signalen op te pikken en mee aan de slag te gaan. Het is belangrijk om vooraf te onderkennen dat individuele huishoudensproblemen niet of nauwelijks voorkomen kunnen worden. Dit is ook niet het doel van het signaleringssysteem. Het signaleringssysteem moet gericht zijn op het voorkomen dat problemen van individuele huishoudens, woning, portiek buurtoverstijgende gevolgen krijgen. Een systeem geeft bijvoorbeeld een signaal af als de corporatie een toename van huurschulden in een specifiek complex ziet, terwijl de gemeente tegelijkertijd meer aanvragen voor schuldhulpsanering en de politie steeds vaker meldingen van overlast uit het betreffende gebied krijgt. Het signaleringssysteem kan gezien worden als een tool in de verdere uitbouw van het gebiedsgericht werken. Wat er vervolgens gebeurt met een signaal en wie wat oppakt is een ander deel van het signaleringssysteem. Onze ambitie is om niet alleen in te zetten op technisch instrumentarium en statistieken. Eerder is het doel om met behulp van technische instrumenten en statistieken de gesprekken tussen 15. Stichting Atlas voor Gemeenten, Op weg naar early warning: omvang, oorzaak en ontwikkeling van problemen in de wijk, Utrecht, februari 2007 . 16. Stichting Atlas voor Gemeenten & RIGO Research (2008), De Leefbarometer: Leefbaarheid in Nederlandse wijken en buurten gemeten en vergeleken (rapportage instrumentontwikkeling). 17. Experian is een bedrijf dat al 20 jaar leverancier is van gegevens op het gebied van consumenten-segmentatie.
Staat van de stad | 17
Staat van de stad-3.indd 17
26-05-11 10:47
gemeente en de partners in de stad beter te richten. Coördinatie en afstemming is pas noodzakelijk indien meerdere problemen samenkomen en dreigen elkaar (negatief te gaan) versterken. Indien dit niet het geval is, blijven thematische of individuele opgaven nadrukkelijk de verantwoordelijkheid van de betreffende maatschappelijke partijen. Overlast is de verantwoordelijkheid van de politie, een burenruzie kan door het welzijnswerk worden opgelost en huurachterstanden zijn een zaak van de woningcorporatie. Het signaleringssysteem helpt scherp te definiëren wie waar wanneer voor verantwoordelijk is. Echter, indien op een laag schaalniveau meerdere opgaven samenkomen is afstemming tussen partijen nodig. Het signaleringssysteem streeft een verdieping na in het gebiedsgericht werken. Wie is wanneer waar voor verantwoordelijk. Het gaat dan ook met name om de manier van werken. Het signaleringssysteem moet een tool zijn voor het werken van de professionals in wijken. Dit is het allerbelangrijkste doel van het signaleringssysteem. Het is dan niet ondenkbaar dat dit op haar beurt vraagt om aanpassingen van de huidige werkwijze van en samenwerking tussen partijen. Hiervan zijn alle partijen zich bewust en dit zal een tweede belangrijk onderzoeksonderwerp worden in de komende maanden. Van terugkijken naar voorspellen In eerste instantie is de energie gericht op het opzetten van een basisstructuur die door de tijd kan worden uitgebreid. Draait het signaleringssysteem
eenmaal dan komt een nieuw interessant perspectief in zicht, namelijk, ook gebruik makend van nieuwe type gegevens uit haarvaten van de stad, verder zoeken naar nieuwe of andere structurele kenmerken die een voorspellende waarde hebben waar het gaat om leefbaarheids- en/of veiligheidsproblemen. Signaleren en het volgen van problemen is immers nog geen waarschuwingssysteem: huidig instrumentarium signaleert problemen als het kwaad al is geschied. Op landelijk niveau is een eerste aanzet is gedaan door de Atlas voor Gemeenten die, in het geval van de Index Veiligheid en Leefbaarheid, constateert dat de aanwezigheid van jongeren tussen 10 en 19 jaar significant samenhangt met leefbaarheidsproblemen. Deze demografische ontwikkeling is redelijk goed te voorspellen, wat een belangrijk aanknopingspunt is voor een toekomstig systeem gericht op vroegtijdig waarschuwen. Een tweede voorbeeld uit de Index Leefbaarheid & Veiligheid heeft betrekking op jeugdwerkloosheid. De stichting Atlas voor Gemeenten geeft aan dat het vooral jongeren zonder baan zijn die overlast en crimineel gedrag vertonen uit frustratie over hun relatieve economische achterstand. Wanneer het Almeerse signaleringssysteem draait, is het interessant om te kijken welke indicatoren, of combinaties ervan, een zekere voorspellende waarde blijken te hebben. Kortom, je kunt naast het signaleren van trends en ontwikkelingen, ook gebruik makend van gegevens uit haarvaten van de stad, verder zoeken naar nieuwe structurele kenmerken met een voorspellende waarde.
18 | rraam
Staat van de stad-3.indd 18
26-05-11 10:47
5. Slot Resumerend Almere heeft zich vanaf 1976 ontwikkeld tot een woon- en werkstad met veel potenties en een bevolking die er over het algemeen naar grote tevredenheid woont. De sterke punten en successen zijn talrijk: jonge en ondernemende bevolking, veilige stad, aantrekkelijk voor allochtone en autochtone gezinnen, goed OV en de snelste banengroei van Nederland. Almere 2.0 biedt nu kansen om te werken aan de negatieve woon-werkbalans en beperkte aanwezigheid van culturele voorzieningen en hoger onderwijs. Ook kunnen investeringen in de infrastructuur zorgen voor een herpositionering van delen van Almere in de metropoolregio Amsterdam (Beatrixpark/Muziekwijk door IJmeerlijn) of transformatie (De Steiger door A6). Met de nieuwe woonmilieus die in Almere en in de regio worden gerealiseerd, is het niet ondenkbaar dat vestigers/nieuwkomers en doorstromers op termijn de betaalbare grondgebonden woningen in een groene, suburbane setting weer meer gaan waarderen. Voor Almere en de regio is dat een kans, maar daarvoor is het cruciaal om de bestaande stad aantrekkelijk te houden. In veel Almeerse wijken, ook wijken waarin doorstroming plaatsvindt, gaat het goed. Echter de doorontwikkeling van Almere vraagt blijvend aandacht voor het borgen van de kwaliteit van het bestaand stedelijk gebied. We moeten blijvend alert zijn hoe de bewoning van wijken, clusters van straten en/of complexen zich ontwikkelt. Het Early Warning System moet een instrument opleveren dat bijdraagt
aan de uitdaging om Almere 2.0 tot een succes te maken. Het is een pleidooi om onze succesvolle (gebiedsgerichte) werkwijze verder te verfijnen, de samenwerking met lokale partners uit te bouwen, vooruit te kijken, zo vroeg mogelijk zicht krijgen op negatieve ontwikkelingen. Een pleidooi om groeien en beheren samen te laten optrekken, want de basis voor het succes van Almere 2.0 wordt gevormd door de staat waarin bestaande Almeerse wijken verkeren. Samenwerking Almere, lokale partners en Rijksoverheid Almere en het Ministerie van BZK zetten in kader van de IAK afspraak ´Bestaand stedelijk gebied’ samen met partners een signaleringssysteem op dat vroegtijdig handelen – early interventions – mogelijk maakt. Dit vraagt om een gezamenlijke inspanning. De gemeente neemt hierbij de regie in handen. Zoals gezegd komen veel (interessante) signalen van partners en worden deze in hun databases geregistreerd. Maar ook wordt kennis en kunde die op landelijk niveau aanwezig is ingezet om het systeem op te zetten. Denk hierbij aan woningmarktonderzoekers, database-specialisten en systeembouwers met veel kennis van zaken en de inzet van expertisecentra zoals NICIS en KEI. Het systeem levert vervolgens de basisinformatie voor de jaarlijks te organiseren Almere tafel van de gemeente Almere, Rijk en partners van de Stad. Met het Early Warning System krijgen we een instrument in handen die het mogelijk maakt de kwaliteit van de bestaande stad op adequate wijze te borgen bij de ontwikkeling van Almere 2.0. Staat van de stad | 19
Staat van de stad-3.indd 19
26-05-11 10:47
7. Afspraken Op 7 maart 2011 heeft de eerste Almere tafel plaats gevonden met de minister BZK, de wethoduer van Almere en deelnemers van het Stadsmanifest. Zij hebben over de uitwerking van het Early Warning System met elkaar de volgende afspraken gemaakt: - De Gemeente Almere, Ministerie van BZK en partners van het Stadsmanifest stellen vast dat als gevolg van Almere 2.0 sprake kan zijn van een toenemende druk op de sociaal economische situatie in het bestaand stedelijk gebied. - Voor het borgen van de kwaliteit (in kader van Almere 2.0) en het preventief kunnen handelen, wordt gewerkt aan een Early Warning System (landelijke pilot). - De gemeente Almere en de partners van de Stad zijn bereid om waar mogelijk kennis en kunde te delen c.q. middelen in te zetten om dit systeem te realiseren. - Partijen geven aan dat zij op basis van de inzichten van dit systeem en binnen hun
-
-
-
- -
mogelijkheden hun werkwijze zodanig aanpassen zodat preventief handelen mogelijk wordt. De rol van het Ministerie van BZK bij de totstandkoming van het Early Warning System bestaat – naast middelen uit het 40+budget – uit het inzetten van kennis en kunde. Conform de afspraak in het IAK worden andere departementen – waar zij een bijdrage kunnen leveren – door het Ministerie van BZK aan de Almere Tafel uitgenodigd. In de eerste helft van 2011 wordt een prototype opgezet, op basis waarvan verdere afspraken gemaakt worden over het vervolg. Het streven is om voor de Almere Tafel van 2012 het Early Warning System gereed te hebben. Partijen geven aan dat zij bereid zijn om de kennis die ze opdoen bij het ontwikkelen van het systeem op landelijk niveau te delen.
20 | rraam
Staat van de stad-3.indd 20
26-05-11 10:47
Nawoord Almere is een dynamische stad. Dat betekent volop kansen voor groei, voor nieuwe woonvormen, voor ondernemerschap. Deze dynamiek betekent ook dat ontwikkelingen in Almere sneller verlopen dan in andere steden en dat de stad te maken heeft met een stadsbevolking die groeit en – van jong tot oud – bij voortduring van samenstelling wisselt. Een dynamische stadssamenleving vraagt veel van de overheid en van de bewoners. Een stad waar de verhuisgeneigdheid groot is vergt een sociale samenhang en sociale netwerken in stadsdelen, wijken en buurten. Een stad die groeit en waar ontwikkelingen sneller verlopen dan elders, vraagt om bestuurders die anticiperen op nieuwe ontwikkelingen en daar hun beleid op richten. Hoe benut je kansen en hoe zorg je dat de leefbaarheid van wijken en buurten op peil blijven? Er is door de zogenoemde Ortega gemeenten – in partnership – een aanpak ontwikkeld waarbij het motto “voorkomen is beter dan genezen” centraal staat. De Almere tafel is daar een uitstekende uitwerking van. Leefbaarheid is het centrale thema wat dit kabinet hoog in het vaandel heeft staan. De leefbaarheid op het platteland, in regio’s waar sprake is van bevolkingsdaling, in wijken van grote steden die snel groeien. En juist in nieuwe steden bestaan mogelijkheden om met de bewoners en de lokale partijen in een vroeg stadium kansen en (toekomstige) problemen te benoemen en de leefbaarheid van de stad, de wijk en de straat te borgen.
Om dat te kunnen doen moet je als bestuurder een goed beeld hebben van de kwaliteit van de stad. Je moet beschikken over informatie wat er in de stad gaande is en wat komen gaat. Op het niveau van de stad, de wijken en de buurten. In positieve en in negatieve zin. En niet alleen op papier. Voortdurend moet de dialoog over de bevindingen met de bewoners, organisaties en bedrijfsleven worden gevoerd. Het Early Warning System dat Almere aan het ontwikkelen is, wordt een belangrijke graadmeter, zeg maar thermometer voor de kwaliteit van de stad. Het zal bestuurders helpen bij het maken van keuzen voor een effectief beleid. Met deze ontwikkeling loopt Almere landelijk gezien voorop. Iets wat je van deze dynamische stad ook mag verwachten. Het ministerie van BZK ondersteunt Almere bij de vormgeving van het Early Warning System via het delen en uitwisselen van kennis. Ik spreek de hoop uit dat het systeem zich tot succesvol instrument zal ontwikkelen, dat andere (groei)gemeenten hiervan kunnen profiteren en dat het zal inspireren tot navolging.
Meindert Smallenbroek Directeur Stad en Bouw Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Staat van de stad | 21
Staat van de stad-3.indd 21
26-05-11 10:47
Staat van de stad-3.indd 22
26-05-11 10:47
Staat van de stad-3.indd 23
26-05-11 10:47
colofon De staat van de stad is opgesteld in opdracht van de stuurgroep RRAAM IAK partners: gemeente Almere en ministerie BZK Almere: wethouder Ineke Smidt BZK: Meindert Smallenbroek directeur Stad en Bouw Projectleider Thijs van der Steeg (Programmabureau Stad) Contactpersonen BZK Joop Quist Joop van Dam Met medewerking van Partners Herman van der Werf (Kamer van Koophandel Gooi-, Eem en Flevoland), Vera Dam (Natuur en Milieufederatie Flevoland), Froukje de Jonge (Flevoziekenhuis), John van der Vegt (Almeerse Scholengroep), Froukje de Jonge (Flevoziekenhuis), Wim Trieller (Witkamp Bouw), Peter Swinkels (Schouwburg Almere), Directie Alliantie Almere Directie Ymere (locatie Almere), Gerdien van der Ent (woningstichting Goede Stede) Bijdragen Bijdrage paragraaf 4 (early warning) Martijn Ubink (VGG Middelkoop), Jan Winsemius (VGG Middelkoop) Fotografie Chidi Onwuka (Chidi Onwuka Photography) 3 mei 2011 24 | rraam
Staat van de stad-3.indd 24
26-05-11 10:47
Staat van de stad-3.indd 25
26-05-11 10:47
Staat van de stad-3.indd 26
26-05-11 10:47
Staat van de stad-3.indd 27
26-05-11 10:47
In RRAAM werken het Rijk, de provincies NoordHolland, Utrecht en Flevoland en de gemeenten Almere en Amsterdam samen om de drievoudige ambitie op het gebied van woningbouw, bereikbaarheid en ecologie in de Noordelijke Randstad vorm te geven.
Mei 2011
Staat van de stad-3.indd 28
26-05-11 10:47