Jeugdmonitor Amsterdam 2011
De Staat van de Jeugd Jeugdmonitor Amsterdam 2011
De Staat van de Jeugd
De Staat van de Jeugd Jeugdmonitor Amsterdam 2011
Projectnummer: 11109 In opdracht van: Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling
ir. Hester Booi drs. Jolijn Broekhuizen Sanna Ruiter MSc dr. Ellen Lindeman dr. Esther Jakobs Oudezijds Voorburgwal 300
Postbus 658
1012 GL Amsterdam
1000 AR Amsterdam
Telefoon 020 251 0333
Fax 020 251 0444
[email protected]
www.os.amsterdam.nl
Amsterdam, september 2011
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
2
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Inhoud Woord vooraf
5
1 Jeugd in Amsterdam
7
2 Gezondheid en opvoeding 2.1 Fysieke gezondheid 2.2 Psychosociale gezondheid 2.3 Een gezonde leefstijl 2.4 Goede opvoeding 2.5 Een veilig thuis
17 18 21 23 27 30
Tabellen gezondheid en opvoeding
33
3 Criminaliteit en veiligheid 3.1 Jeugdcriminaliteit 3.2 Veiligheid en slachtofferschap
45 46 52
Tabellen criminaliteit en veiligheid
57
4 Onderwijs 4.1 Taal- en rekenvaardigheid 4.2 Opleidingsniveau 4.3 Succesvolle schoolloopbaan
63 64 66 70
Tabellen onderwijs
75
5 Werk en inkomen 5.1 Voorbereiding op de arbeidsmarkt 5.2 Actief op de arbeidsmarkt 5.3 Armoede en schulden
93 94 98 102
Tabellen Werk en inkomen
105
6 Actief in de maatschappij 6.1 Talentontwikkeling 6.2 Maatschappelijke betrokkenheid 6.3 Integratie en ontmoeting 6.4 Prettige leefomgeving
115 116 119 122 124
Tabellen Actief in de maatschappij
127
3
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
4
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Woord vooraf
Dit is de tweede editie van De Staat van de Jeugd, de periodieke graadmeter die vaststelt hoe het gaat met de jeugd in Amsterdam. Uit de resultaten van deze meting in 2011 blijkt dat er over de hele linie sprake is van een gelijke of licht verbeterde situatie van de kinderen in Amsterdam sinds de eerste meting in 2009. De jeugdcriminaliteit is afgenomen, de prestaties op de basisschool zijn toegenomen, meer kinderen krijgen les op een kwalitatief goede basisschool, meer jongeren hebben een startkwalificatie en minder jongeren groeien op in een minimumhuishouden. Uit deze monitor blijkt ook dat nog steeds een kwart van alle Amsterdamse kinderen te zwaar is. Ook komen kinderen in deze stad nog steeds vaker bij Jeugdzorg terecht dan op andere plaatsen in het land. De jeugdwerkloosheid van 14% is zeker in vergelijking met landelijke cijfers hoog, maar heeft zich positief ontwikkeld ten opzichte van 2009. Een vergelijking tussen de stadsdelen geeft een driedeling aan: in Centrum en Zuid groeien kinderen in voorspoed op. De stadsdelen Oost en West weerspiegelen het Amsterdams gemiddelde, terwijl de stadsdelen Zuidoost, Nieuw-West en Noord op verschillende punten ongunstig afsteken. Deze Staat van de Jeugd onderschrijft op belangrijke punten waar ons College in deze periode op inzet. We zien de positieve resultaten van de kwaliteitsimpuls in het primair onderwijs en voeren die kwaliteitsimpuls nu ook door in het voortgezet onderwijs. We zetten de succesvolle Amsterdamse Aanval op de Uitval voort, waardoor meer jongeren gekwalificeerd op de arbeidsmarkt terechtkomen en meer kans hebben op werk. Het hoge Jeugdzorggebruik wijst op het belang van investeren in preventie en van kind- en gezinsgerichte aanpak. De gezinsgerichte aanpak voeren we ook op het gebied van veiligheid en criminaliteit door: bij de aanpak van de Top 600 van veelplegers richten wij ons ook op de broertjes en zusjes van de daders. Dit College werkt hard aan het verbeteren van omstandigheden waaronder kinderen gezond en veilig opgroeien en een succesvolle toekomst in Amsterdam kunnen opbouwen. We zijn bezig met belangrijke wijzigingen op het gebied van de Jeugdzorg en Passend Onderwijs. Met de Staat van de Jeugd blijven we bewaken wat dat oplevert voor de Amsterdamse Jeugd, dwars door bestuurlijke periodes en maatschappelijke ontwikkelingen heen. Namens het college van B&W, De heer mr. L.F. Asscher
Wethouder Jeugd
5
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
6
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
1 Jeugd in Amsterdam
Toename jongeren in Amsterdam Amsterdam telt in 2011 224.292 jongeren van 0 tot en met 24 jaar oud. Van de Amsterdamse bevolking is 29% onder de 25 jaar. Dit aandeel neemt langzaam toe, in 2000 was het aandeel nog 27%. De toename is er vooral bij de oudere groep, tussen de 18 en 24 jaar, maar ook bij de jongste, de 0 tot 4 jarigen (zie figuur 1.1). Amsterdam heeft de laatste jaren veel studenten getrokken, waardoor het aantal 18-24 jarigen sterk is toegenomen. Daarnaast is het aantal geboortes gestegen, waarmee de jongste leeftijdsgroep groeit. Het aantal gezinnen in de stad neemt dan ook toe. Per leeftijdsgroep verschilt de samenstelling van de jeugd sterk. Er worden evenveel autochtone als allochtone kinderen geboren in Amsterdam. Een deel van de autochtone gezinnen verlaat echter de stad, waardoor hun aantal afneemt in de hogere leeftijdscategorieën. Bij allochtone kinderen zien we dit verschijnsel nauwelijks. Zij blijven over het algemeen in de stad wonen, door de jaren heen is de populatie wel iets ouder geworden. In de leeftijdsgroep 5-17 jaar zijn de allochtone kinderen in de meerderheid. In de studentenleeftijd, wanneer jongeren vanuit heel Nederland naar Amsterdam toe komen om te studeren, zijn autochtone jongeren weer sterker vertegenwoordigd.
7
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Figuur 1.1 Jongeren naar herkomstgroep en leeftijd, 2011
16000 autochtonen
14000
westerse allochtonen
12000
overige niet-westerse allochtonen Marokkanen
10000
Turken
8000
Antillianen
6000
Surinamers
4000
niet-westers 2000
2000 0
totaal 2000 0
2
4
6
8 10 12 14 16 18 20 22 24
Er wonen meer jongeren aan de randen van de stad dan in de binnenstad. In de stadsdelen Nieuw-West en Zuidoost maken zij een derde deel uit van het totale inwonertal. In bijna alle buurten van deze stadsdelen ligt het aandeel boven de 32%. Ook in Noord en Oost is hun aandeel groot met 31%, maar hier zijn ook buurten aanwezig waar weinig jongeren wonen zoals de tuindorpen in Noord en Betondorp in Oost. In West (26%), Zuid en Centrum (beide 23%) is het aandeel jongeren lager. Figuur 1.2 Jongeren naar buurtcombinatie, 2011
% 0-24 jaar, 2011 32% en meer 27% - 31% 23% - 26% minder dan 23%
8
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Een derde deel (32%) van de kinderen in Amsterdam groeit op in een eenoudergezin. De verschillen tussen kinderen uit verschillende herkomstgroepen zijn groot. Turkse en Marokkaanse kinderen hebben het vaakst twee ouders die bij elkaar wonen, bij hen groeit 20% op in een eenoudergezin. De meerderheid van de Surinaamse en Antilliaanse kinderen groeit op met één ouder thuis: 60% van de Surinaamse en 62% van de Antilliaanse kinderen groeit op in een eenoudergezin. Bij autochtone en westerse allochtone kinderen ligt het aandeel op 30%. Staat van de jeugd 2011: doelen en indicatoren Hoe gaat het met de kinderen en jongeren die opgroeien in Amsterdam? Hoe is hun gezondheid, hoe gaat het op school en wat doen ze na schooltijd? En welk beleid wordt er gevoerd voor jongeren? Om deze vragen te beantwoorden is er een schema ontworpen met daarin doelen en indicatoren. Dit schema is deels gebaseerd op het Britse model ‘every child matters’,1 deels op de landelijke jeugdmonitor.2 In bijlage 1 is het volledige overzicht te vinden van de thema’s, doelen en indicatoren. Figuur 1.3 geeft een uitsnede van dit schema. De rapportage is ingedeeld in vijf domeinen: Gezondheid en opvoeding; Veiligheid en criminaliteit; Onderwijs; Werk en inkomen; Actief in de maatschappij. Per domein zijn op subthema’s doelen geformuleerd die van toepassing zijn voor ieder kind: nu en in de toekomst. Deze doelstellingen zijn algemeen van aard en weinig politiek gekleurd. Zo geldt voor ieder kind dat het recht heeft zoveel mogelijk op te groeien in fysieke gezondheid (subthema van domein ‘gezondheid en opvoeding’) en dat ieder kind zo goed mogelijk voorbereid wordt op de arbeidsmarkt (subthema van domein ‘werk en inkomen’). Om deze doelstellingen te kunnen meten zijn indicatoren geformuleerd. Deze indicatoren vallen uiteen in ‘kindindicatoren’ en ‘beleidsindicatoren’. De kindindicatoren geven aan hoe de situatie van de jeugd is op kindniveau, hoe zij er zelf voor staan en wat zij behaald hebben. Zo heeft, ondanks dat het doel is ieder kind gezond op te laten groeien, ruim 20% van de kinderen overgewicht. De beleidsindicatoren geven aan hoeveel kinderen er bereikt worden met beleidsinspanningen op de verschillende domeinen. Om te bereiken dat minder kinderen te zwaar worden zijn er beleidsprogramma’s tegen overgewicht: 23% van de kinderen doet mee met het programma JUMP-in. Per domein en per subthema is zo een overzicht te geven van de stand van zaken van de jeugd en de inspanningen van het beleid.
1 2
www.everychildmatters.gov.uk jeugdmonitor.cbs.nl
9
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Figuur 1.3 Uitsnede schema doelstellingen en indicatoren (volledige schema is opgenomen in de bijlage domein
Gezondheid en opvoeding
Werk en inkomen
subthema
‘fysiek’
'startkwalificatie'
hoofddoel
Amsterdamse jeugd is fysiek gezond
De jeugd wordt voorbereid op de arbeidsmarkt
'kind'indicatoren subdoelen
overgewicht, obesitas: 19,5% 5 jaar; 27,1%
voortijdig schoolverlaters (18-22 jr): 15% (2010)
10 jaar; 25,0% 2e klas VO (2010, GGD)
beleidsindicatoren afspraken
deelname programma's overgewicht en
voortijdig schoolverlaters aan het werk (18-22 jr):
beweging: 23% JUMP-in (2011)
30% (2010, DMO)
Per domein zijn er twee tot vijf doelstellingen geformuleerd. Per doelstelling zijn er één of meer kind- en beleidsindicatoren. De monitor blijft voortdurend in ontwikkeling, in vervolgmetingen kunnen deze indicatoren verder uitgebreid en ingevuld worden. Deze rapportage geeft in de hoofdstukken 2 tot en met 6 per thema een overzicht van de stand van zaken, gevolgd door een tabellenoverzicht. In dit hoofdstuk worden de resultaten samengevat en de stand van zaken op de verschillende deelterreinen met elkaar in verband gebracht. Gezondheid en opvoeding In vergelijking met de meting van twee jaar geleden is de gezondheids- en opvoedingssituatie van jongeren redelijk stabiel. Wel is overgewicht toegenomen bij de jongste leeftijdscategorie (van 15% naar 20% van de 5-jarigen). Bij 10- en 14-jarigen heeft een kwart overgewicht. Kinderen van niet-westerse herkomst hebben vaker overgewicht (rond de 30%) dan westerse allochtone en autochtone kinderen. Het komt daarmee vaker voor in de stadsdelen buiten de ring dan binnen de ring. Bijna één op de vijf jongeren heeft geen regelmatig eetpatroon, zij eten niet (vrijwel) iedere dag drie hoofdmaaltijden. Bij Surinaamse en Antilliaanse jongeren is het aandeel bijna 30% en ook bij overige nietwesterse jongeren is het aandeel bovengemiddeld (23%). Het speelt daarmee vooral in Zuidoost, 30% van de jongeren in Zuidoost heeft geen regelmatig eetpatroon. Het project JUMP-in is in 2002 gestart om kinderen meer te laten bewegen en gezonder te laten eten. Het bereik van het project is het grootst in Noord, hier doet 39% van de kinderen mee. Ook in Nieuw-West is het bereik groot (32%). In Zuidoost, waar veel kinderen overgewicht hebben en gezond eten niet gemeengoed is, ligt het bereik op het gemiddelde van de stad: 28%. Rond de 3.500 kinderen in Amsterdam komen jaarlijks in aanraking met Bureau Jeugdzorg (2,5%). Kinderen in Zuidoost (3,6%) en Noord (3,4%) komen vaker in aanraking met Bureau Jeugdzorg. Kinderen met grote problemen waarbij de ouders de opvoedingstaak (tijdelijk) niet aan kunnen, kunnen onder toezicht worden gesteld of uit huis worden geplaatst. In 2010 ging het om 516 kinderen (0,4%), iets minder dan in 2008 (727; 0,5%). Vooral kinderen in Zuidoost kwamen vaak met deze vorm van jeugdzorg in aanraking (0,8%). Triple P is een opvoedingsmethodiek die ouders kunnen helpen bij de
10
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
opvoeding van hun kinderen. Het is een preventieprogramma dat grotere problemen in de opvoeding moet voorkomen. Triple P is in 2007 gestart en het bereik groeit jaarlijks. In 2010 hebben bijna 9.000 ouders/kinderen deelgenomen aan Triple P (6,1%). In Zuidoost blijft de deelname achter (3,4%). Veiligheid en criminaliteit De jeugdcriminaliteit in Amsterdam is afgenomen, het verdachtenpercentage ging van 6,2% in 2007 naar 5,5% in 2010. In alle stadsdelen was er een afname, behalve in Zuidoost. Hier was in 2010 7,8% van de jongeren verdachte. Jongeren die zich schuldig hebben gemaakt aan licht strafbare feiten kunnen doorverwezen worden naar Bureau HALT in plaats van naar justitie. De HALT (12-18 jaar) en STOP (jonger dan 12 jaar) reacties zijn afgenomen. Er zijn minder jeugdgroepen en minder Harde Kern Jongeren dan tijdens de vorige meting. Ook het aantal jongeren dat bij de jeugdreclassering liep is gedaald. Deze daling was er niet in Zuidoost, en ook het aantal meisjes met jeugdreclassering nam niet af. De ervaren veiligheid is iets afgenomen sinds de vorige meting, het aandeel jongeren dat zich weleens onveilig voelt op straat is toegenomen van 42% naar 50%. Deze toename was er ook bij oudere leeftijdscategorieën. Jongeren in Zuidoost voelen zich het vaakst onveilig (63%). Het aandeel jongeren dat aangeeft slachtoffer te zijn geweest van een misdrijf is echter het laagst in Zuidoost (38%). Gemiddeld ligt dit op 48% van de Amsterdamse jongeren. Jongeren in Centrum hebben de grootste kans slachtoffer te worden van een misdrijf (62%). Onderwijs De helft van de leerlingen in groep 8 kreeg in 2011 een vervolgadvies voor HAVO of VWO. Dit aandeel neemt langzaam toe, in 2008 was het 46%. Zowel de laagste adviezen, voor praktijkonderwijs en VMBO met leerwegondersteuning (van 20% naar 18%) als de VMBO-adviezen (van 35% naar 32%) nemen iets af. Deze trend is er bij zowel jongens als meisjes en zowel bij niet-westerse allochtone als autochtone leerlingen. De verschillen tussen Surinamers, Antillianen, Turken en Marokkanen (+/- 30% HAVO en/of VWO advies) enerzijds en autochtonen en westerse allochtonen (+/-70% HAVO en/of VWO advies) blijven daarmee bestaan. De kwaliteit van het basisonderwijs zit in een opgaande lijn, er zijn geen zeer zwakke scholen meer in Amsterdam. Het slagingspercentage op het eindexamen van de middelbare school is redelijk stabiel door de jaren heen en varieert van 83% (HAVO) tot 93% (VMBO B/K) in 2009/’10. De slagingspercentages van met name 1e generatie niet-westerse allochtonen zijn lager dan gemiddeld. Daarnaast vallen Turkse leerlingen op, zij slagen ook minder vaak voor hun eindexamen. Dit geldt voor alle niveaus. Op het VWO blijven de slagingspercentages van Surinaamse leerlingen achter. Het aantal jongeren dat naar het MBO gaat is de afgelopen jaren constant op 16.000. In de afgelopen vier jaar groeide de deelname aan het HBO van 12.000 naar 15.000 jongeren die in Amsterdam wonen. Op de universiteit nam de deelname toe van 13.000 naar 18.000 jongeren. In het HBO was de groei er bij alle herkomstgroepen, op de universiteit namen vooral de autochtone en westerse allochtone studenten toe. Het gaat hierbij zowel om jongeren die in Amsterdam zijn opgegroeid als om jongeren die voor studie naar Amsterdam zijn gekomen.
11
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
In 2010 zijn er ruim 2.500 leerlingen gestopt met school zonder dat zij een startkwalificatie (een diploma op HAVO/VWO of MBO-2 niveau) hadden. Dit aantal is gedaald, in 2006 ging het nog om ruim 3.500 leerlingen. In alle stadsdelen nam de nieuwe uitval af. Werk en inkomen Tweederde deel van de jongeren (18-22 jaar) heeft een startkwalificatie: zij hebben een diploma op HAVO, VWO of MBO-2 niveau. Dit aandeel is de afgelopen jaren iets toegenomen, met name in de stadsdelen buiten de ring. In 2008 lag het aandeel hier nog tussen de 47%-50%, in 2010 is dit tussen 54%-56%. Ook neemt het aandeel jongeren met een startkwalificatie toe met de leeftijd, van de 23-jarigen heeft 74% een startkwalificatie. Vijftien procent van de jongeren tussen de 18-22 jaar is voortijdig schoolverlater. Zij hebben geen startkwalificatie en gaan niet meer naar school. Bij jonge mannen van niet-westerse herkomst ligt het aandeel op een kwart. Bijna veertig procent van de jongeren tussen de 15-26 jaar volgt een opleiding, 19% combineert opleiding met werk en 29% werkt en volgt geen opleiding meer. Veertien procent werkt niet en gaat niet naar school. Een deel is actief op zoek naar werk (4% van het totaal), de overige 10% volgt geen opleiding, heeft geen werk en is om verschillende redenen daar ook niet naar op zoek. Het werkloosheidspercentage ligt bij de jongeren van 15 tot en met 26 jaar op 14%. Dit is het aandeel jongeren zonder werk dat op zoek is naar werk gedeeld op de totale groep jongeren dat wil werken of werk heeft. Met name jongeren met een laag opleidingsniveau (zonder startkwalificatie) hebben een hoog werkloosheidspercentage (25%). Het aandeel van de jongeren dat in een minimahuishouden opgroeit is de laatste jaren iets afgenomen. In 2007 groeide 28,2% van de kinderen in Amsterdam in een minimagezin op, in 2010 is dit 25,5%. De afname is er bij alle herkomst- en leeftijdsgroepen, maar is sterker bij westerse allochtonen en autochtonen en bij de 0-4 jarigen. Ook is de afname in de stadsdelen binnen de ring sterker dan buiten de ring. De afname wordt versterkt door de veranderende samenstelling van de bevolking: de groep jonge autochtone kinderen, die veelal binnen de ring wonen, neemt toe en zij beschikken in het algemeen over een betere sociaal-economische positie. Actief in de maatschappij Tweederde deel van de jongeren doet aan amateurkunst, de helft heeft een voorstelling bezocht en 37% is lid van een sportvereniging. Jongeren van niet-westerse herkomst participeren minder in sport en cultuur dan autochtone jongeren. Rond de 30% van de niet-westerse jongeren is lid van een sportvereniging ten opzichte van 45% van de jongeren van autochtone herkomst. Ook in het bezoek van podiumkunsten is dit verschil er; minder dan 50% van de niet-westerse jongeren heeft het afgelopen jaar een voorstelling bezocht, ten opzichte van ruim 60% van de autochtone jongeren. Via de cheques van de XXXS-pas wordt deelname aan culturele activiteiten gestimuleerd, 22% van de minimajongeren maakt hier gebruik van. Ook hier maken autochtone minima jongeren vaker gebruik van dan jongeren van niet-westerse herkomst. Met name Turkse (13%) jongeren blijven achter in het chequegebruik. Tweederde deel van de jongeren tussen 18 en 24 jaar heeft de intentie om te gaan stemmen als er verkiezingen zouden zijn. Bij alle groepen is de stemintentie toegenomen in het verkiezingsjaar 2010, behalve bij de Surinaamse jongeren, hier bleef het laag (36%).
12
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Segregatie in de stad leidt ertoe dat jongeren van verschillende herkomstgroepen elkaar minder snel tegenkomen. Het aandeel Marokkaanse en Turkse jongeren dat in de stadsdelen buiten de ring woont, neemt nog altijd toe, terwijl het aandeel autochtonen buiten de ring daalt. Ondanks deze trend blijft het aandeel jongeren dat een gemengde vriendengroep heeft de laatste jaren stabiel. Ook de segregatie op basisscholen is niet verder toegenomen. Cumulatie naar stadsdeel Figuur 1.4 geeft de cumulatie van de verschillende thema’s per stadsdeel weer. Groen betekent dat een stadsdeel relatief gunstig op een bepaald thema scoort, rood dat het stadsdeel relatief ongunstig scoort. Met een + of – is aangeven of er sprake is van een verbetering of verslechtering ten opzichte van de vorige meting. Over de hele linie is er sprake van een gelijke of licht verbeterde situatie van de kinderen in Amsterdam. De jeugdcriminaliteit is iets afgenomen (van 6,0% naar 5,5% verdachten tussen de 12 en 24 jaar), de prestaties op de basisschool zijn iets toegenomen (aandeel HAVO/VWO advies van 47% naar 50%), meer jongeren hebben een startkwalificatie (van 59% naar 65%) en minder jongeren groeien op in een minimumhuishouden (van 28% naar 25%). Op geen enkele indicator is er op Amsterdams niveau een achteruitgang te zien. Stadsdelen die relatief gunstig scoren zijn Centrum en Zuid. Kinderen die hier opgroeien doen het over het algemeen goed op school. Driekwart van de kinderen in Centrum en Zuid gaat naar HAVO of VWO, en driekwart van de jongeren heeft een startkwalificatie. Het aandeel HAVO/VWO adviezen is in Centrum toegenomen ten opzichte van de vorige meting (van 74% naar 80%). Tegelijkertijd nam ook het aandeel jongeren dat zijn school niet afmaakt toe (van 8% naar 15%). De meeste ouders hebben voldoende te besteden, minder dan 15% groeit op in een minimumhuishouden. Zij gaan vaak naar theater (tweederde deel heeft het afgelopen jaar podiumkunsten bezocht). Ook zijn de kinderen hier in het algemeen gezond, rond de 15% kampt met overgewicht ten opzichte van 23% gemiddeld in Amsterdam. Weinig kinderen komen in aanraking met jeugdzorg (minder dan 2%). Over het algemeen gaat het goed met de jeugd in Centrum, maar jongeren die in het Centrum wonen zijn wel vaker slachtoffer van een misdrijf en dit is toegenomen ten opzichte van de vorige meting. Ook is er in Centrum gebrek aan goede speelvoorzieningen voor kinderen. De stadsdelen Zuidoost, Nieuw-West en Noord scoren op verschillende punten ongunstig. De gezondheid van de kinderen die buiten de ring opgroeien is niet altijd goed, bijna 30% is te dik. In Noord is het aandeel kinderen met overwicht iets toegenomen, bij de jongste leeftijdsgroep ging het van 15% naar 23%. Tegelijkertijd is het aandeel jongeren (2e klas VO) met een regelmatig eetpatroon in Noord wel verbeterd (van 74% naar 84%). Zeventig procent van de kinderen in Zuidoost heeft een regelmatig eetpatroon, in alle andere stadsdelen ligt dit boven de 80%. Ook de psychosociale gezondheid is in Zuidoost ongunstiger dan in de andere stadsdelen, 15% heeft een verhoogde kans in psychosociale problemen te komen. Dit is iets toegenomen, tijdens de vorige meting lag dit nog op 10%. Relatief veel kinderen in Zuidoost komen in aanraking met Bureau Jeugdzorg (3,6%) en hebben niet altijd een veilig thuis, het aandeel ondertoezichtstellingen en voogdij is hier
13
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
het hoogst. Ook in Noord komen veel kinderen in aanraking met Bureau Jeugdzorg (3,4%). In Noord en Zuidoost is de jeugdcriminaliteit het grootst. De prestaties in het onderwijs blijven in de stadsdelen Zuidoost, Nieuw-West en Noord achter op het Amsterdams gemiddelde. Vier op de tien kinderen krijgt hier een vervolgadvies voor HAVO of VWO, ten opzichte van 50% gemiddeld. Eén op de vijf jongeren in deze stadsdelen verlaat de school voortijdig en net iets meer dan de helft van de 18-22 jarigen heeft een startkwalificatie. Het aandeel jongeren met een startkwalificatie is wel toegenomen in deze drie stadsdelen, in 2008 lag het aandeel nog net onder de helft. Rond de 30% van de kinderen in Nieuw-West, Zuidoost en Noord groeit op in een minimumhuishouden. In Nieuw-West is hier wel een lichte afname, hier ging het van 30% in 2008 naar 27% in 2010. De stadsdelen West en Oost laten een neutraal beeld zien. De situatie van de kinderen die hier opgroeien is over het algemeen vergelijkbaar met het gemiddelde van de stad. Ten opzichte van de vorige meting zijn deze stadsdelen op een aantal punten vooruitgegaan. Op het gebied van gezondheid is het te zien in het eetpatroon: meer kinderen hebben in de regel drie hoofdmaaltijden per dag. Het aandeel huishoudens dat moet rondkomen van een minimuminkomen is afgenomen (West van 32% naar 29%, Oost van 26% naar 23%). In West is het aandeel jongeren met een startkwalificatie toegenomen (van 62% naar 68%) en worden de speelvoorzieningen in de buurt beter beoordeeld. In Oost is het slachtofferschap afgenomen (van 56% naar 46%).
14
De Staat van de Jeugd
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek
Zuidoost
+
-
Zuidoost
score ligt rond het gemiddelde van Amsterdam
Noord
Oost
Zuid
76 78
5,5%
slachtoffer schap
2,5% 0,5% 48%
2,5% 0,4% 48%
+ -
+
+
score is gunstig ten opzichte van het gemiddelde in Amsterdam
Verslechterd ten opzichte van Staat van de jeugd 2011
score ligt rond het gemiddelde van Amsterdam
criminaliteit:
5,5%
Verbeterd ten opzichte van Staat van de Jeugd 2009
score is ongunstig ten opzichte van het gemiddelde in Amsterdam
Verslechterd ten opzichte van Staat van de jeugd 2011
-
score is ongunstig ten opzichte van het gemiddelde in Amsterdam
6,0%
Verbeterd ten opzichte van Staat van de Jeugd 2009
taal- en rekenvaar digheid: citoscore taal
onderwijs
6,0%
veilig thuis: voogdij en OTS taal- en rekenvaar digheid: citoscore taal
+
-
48%
48%
onderwijs
score is gunstig ten opzichte van het gemiddelde in Amsterdam
-
+
0,4%
0,5%
veiligheid en criminaliteit
+
-
+
+
+
2,5%
2,5% opvoeding: jeugdzorg
Nieuw-West
+
West
82%
Centrum
+
82%
Nieuw-West
78%
West
9%
Noord 10%
78%
10%
9% leefstijl: 3 hoofdmaaltijden per dag
23%
22%
22%
gezondheid en opvoeding
criminaliteit:
psychosociaal: verhoogde SDQ score slachtoffer schap
fysiek: overgewicht en obesitas
veilig thuis: voogdij en OTS
Figuur 1.4 Scores op de thema’s naar stadsdeel
Amsterdam 2011
Centrum
opvoeding: jeugdzorg
veiligheid en criminaliteit
-
+
15
15%
14%
voortijdig schoolverlaters
50%
47%
opleidings niveau: bsa havo en/of vwo
De Staat van de Jeugd
Amsterdam 2009
Oost
leefstijl: 3 hoofdmaaltijden per dag
Zuid
psychosociaal: verhoogde SDQ score
23%
fysiek: overgewicht en obesitas
Amsterdam 2011
gezondheid en opvoeding
Amsterdam 2009
Figuur 1.4 Scores op de thema’s naar stadsdeel
+
+
+
+
+
+
25%
28%
minima
+
65%
59%
startkwalificatie
werk en inkomen
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek
werk en ink
opleidings niveau: bsa havo en/of vwo voortijdig schoolverlaters
15
startkwalificatie
76 47% 14% 59%
78 50% 15% 65%
+ +
+
+
+
53%
-
+
28%
29%
talent: bezoek integratie: podiumku gemengde nst buurt
actief in de maatschappij
+
+
15%
24%
leefomgev ing: onvoldoende speelvoor zieningen
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
16
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
2 Gezondheid en opvoeding
Voor de gezondheid zijn zowel de fysieke als de psychosociale gesteldheid van belang. De leefstijl, zoals gezonde voeding en voldoende beweging, is van invloed op de gezondheid van kinderen. De opvoeding speelt daarbij een belangrijke rol. Naast de fysieke gezondheid, de psychosociale gezondheid en een gezonde levensstijl komen de thema’s een goede opvoeding en een veilig thuis in dit hoofdstuk aan bod. Een goede opvoeding en een veilig thuis vormen immers de basis voor opgroeiende kinderen. In dit hoofdstuk worden de volgende doelstellingen behandeld: De jeugd is fysiek gezond; De jeugd is psychosociaal gezond; De jeugd heeft een gezonde leefstijl; De jeugd heeft een veilig thuis.
17
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
2.1 Fysieke gezondheid thema
Gezondheid en opvoeding 'fysiek'
hoofddoel
Amsterdamse jeugd is fysiek gezond
subdoelen
ervaren gezondheid: 89% goed 18-24 jaar (2008, GGD)
kindindicatoren zuigelingensterfte: 3,3‰ (2010, O+S) ziekenhuisopnames: n.b. overgewicht, obesitas: 19,5% 5 jaar; 27,1% 10 jaar; 25,0% 2e klas VO (2010, GGD) beleidsindicatoren afspraken
bereik jeugdgezondheidszorg: 95% 0-1-jarigen, 94% 3-jarigen, 88% 5-jarigen, 75% 10-jarigen (2010, GGD) vaccinatiegraad zuigelingen: 92,7% (2010, CBS/Jeugdmonitor) tandartsbezoek: 92% 2e klas VO (2010, GGD) deelname programma's overgewicht en beweging: 23% JUMP-in (2009, JUMP-in)
Ervaren gezondheid De meeste kinderen en jongeren ervaren geen problemen met de gezondheid; in Nederland vinden negen van de tien zichzelf gezond (0 tot 25 jaar: 93% in 2009, 92% in 2008).3 Van de jonge volwassen Amsterdammers, 18 t/m 24 jaar, voelen eveneens negen van de tien zich goed gezond (89%, tegenover 75% onder Amsterdammers van 25 jaar en ouder).4 Zuigelingensterfte In 2010 werden in Amsterdam 11.381 baby’s geboren. Daarvan zijn ruim drie op de 1.000 baby’s in het eerste jaar overleden. De jaren daarvoor (2006-2008) lag dit aandeel rond vier op de 1.000 en in 2009 op bijna vijf op de 1.000 (O+S). Het gemiddelde in Nederland lag in de periode 2006-2009 rond de vier op de 1.000 baby’s (CBS). Bereik Jeugdgezondheidszorg5 De Jeugdgezondheidszorg (JGZ) van de GGD biedt preventieve zorg aan in de OKC’s (Ouder Kind Centra) en op scholen. De doelstelling van de JGZ is het bevorderen en beschermen van de gezondheid, groei en ontwikkeling van jeugdigen van 0 tot 19 jaar. Het bereik van deze zorg is groot.6 Zo was het bereik onder 0- tot 1-jarigen 95% in 2010 (2009 94%), onder 3-jarigen 94% (84% in 2009), onder 5-jarigen 88% (72% in 2009), onder 10-jarigen 75% en het bereik onder kinderen van 14 is naar schatting 88% (86% in 2009).7 Het bereik is in het algemeen kleiner dan gemiddeld in de stadsdelen Zuidoost en 3
Bron: CBS/jeugddatabase: http://jeugdmonitor.cbs.nl/nl-NL/menu/indicatoren/gezondheid/default.htm. Bron: O+S. De Staat van de Stad Amsterdam VI. Mei 2011. 5 Bron van de gegevens in deze paragraaf, tenzij anders vermeld: GGD Amsterdam. Jeugdgezondheidszorg GGD Amsterdam. Rapportage Jeugdgezondheidszorg 2010. Alle stadsdelen. Amsterdam, maart 2011. 6 Een kind is bereikt als het gedurende een jaar minimaal één keer op het consultatiebureau is geweest of gebruik heeft gemaakt van de JGZ op school of op het OKC. 7 In september 2010 is het voorgezet onderwijs gestart met digitalisering en op 31 oktober 2010 is dit voltooid. Hierdoor is dit percentage een schatting op basis van praktijkervaringen. Bron, zie vorige noot. 4
18
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Noord (zie tabel in de bijlage). In Nieuw-West is het bereik onder de 10-jarigen kleiner dan gemiddeld (67%). De meeste ouders laten hun kind inenten tegen ziektes; de vaccinatiegraad voor DKTP onder zuigelingen ligt in Amsterdam op 93% in 2010 (2009: 91%). Dit is wel lager dan gemiddeld in Nederland (95% in 2009 en in 2010).8 Kwart van scholieren heeft (ernstig) overgewicht9 Overgewicht onder jonge kinderen neemt toe. Twintig procent van de 5 jarigen heeft overgewicht of obesitas (d.w.z. ernstig overgewicht), tegenover 15% in 2007. Van de 10 jarigen heeft 27% (ernstig) overgewicht (2007 26%) en van de leerlingen in de tweede klas van het voortgezet onderwijs 25% (2007 25%). Landelijk ligt het aandeel jongeren (224 jaar) met (ernstig) overgewicht lager, op 17% (cijfer 2009, 2007 16%, 2008 19%).10 Kinderen in de stadsdelen Zuidoost, Amsterdam-Noord en Nieuw-West hebben vaker (ernstig) overgewicht dan gemiddeld in de stad. In de stadsdelen Centrum en Zuid is het aandeel kinderen met (ernstig) overgewicht juist kleiner dan gemiddeld. e
Figuur 2.1 Overgewicht en obesitas bij 5-jarigen, 10-jarigen en leerlingen 2 klas voortgezet onderwijs per stadsdeel, 2010 (procenten)
40
%
35 30 5-jarigen 10-jarigen 2e klas VO
25 20 15 10 5 0 uw ie -W
t os
-N
t es
m da er st
al ta to
N
Am
o id Zu
t os
t es W
O
m tru en
id Zu
C
rd oo
bron: Jeugdgezondheidsmonitor, GGD Amsterdam
De herkomstgroep waartoe het kind behoort maakt veel verschil. Kinderen van Nederlandse herkomst kampen het minst vaak met overgewicht en kinderen van nietwesterse herkomst het vaakst. Kinderen van Turkse herkomst hebben het vaakst (ernstig)
8
Bron: CBS/jeugddatabase: http://jeugdmonitor.cbs.nl/nl-NL/menu/indicatoren/gezondheid/default.htm.
Gegevens: RIVM, CBS bevolkingsstatistiek. 9 Bron van de gegevens in deze paragraaf, tenzij anders vermeld: GGD Amsterdam, Jeugdgezondheidsmonitor, update 2011. 10 Bron Nederlandse cijfers: CBS/jeugddatabase.
19
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
overgewicht; 33% onder de 5-jarigen heeft overgewicht of obesitas, 44% onder de 10jarigen en 42% onder de leerlingen in de tweede klas van het voortgezet onderwijs. e
Figuur 2.2 Overgewicht en obesitas bij 5-jarigen, 10-jarigen en leerlingen 2 klas voortgezet onderwijs per herkomstgroep, 2010 (procenten)
60
%
50 40 5-jarigen 10-jarigen 2e klas VO
30 20 10 0
to ov ov G Su M An Tu Ne ha ta ar er er rin rk till de al o n i i s g g i aa kk ee rla aa ni we aa m s n nd e s s s t n -w /A s te s ru rs es ba te rs an s
bron: Jeugdgezondheidsmonitor GGD Amsterdam
Ook jong-volwassenen kampen vaak met overgewicht; in 2008 heeft 16% van de Amsterdammers van 16 t/m 24 jaar (ernstig) overgewicht, waarvan 3% ernstig overgewicht. Ondergewicht komt vaker voor bij jonge vrouwen (14%) dan bij jonge mannen (5%).11
11
20
Bron: GGD Amsterdam. Zo gezond is Amsterdam. Eindrapportage Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2008. Amsterdam, 2009.
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Aanpak van overgewicht en bewegingsstimulering: JOGG en JUMP-in De gemeente Amsterdam (GGD en DMO) heeft al jaren een actieve integrale aanpak met onder andere JUMP-in en Schoolgruiten voor het basisonderwijs en Topscore DOiT voor het VMBO. Sinds november 2010 is daar JOGG, Jongeren Op Gezond Gewicht, voor Amsterdam bijgekomen. Dit is een landelijk programma om gezond eten en bewegen voor jongeren gemakkelijk en aantrekkelijk te maken. De aanpak richt zich op jongeren (0-19 jaar), hun ouders en hun omgeving. Het doel is om de stijging van overgewicht en obesitas om te zetten in een daling. In 2002 is het project JUMP-in opgezet om overgewicht tegen te gaan bij basisschoolleerlingen. Met dit project wordt getracht een goede gezondheid te krijgen en te houden, en ook om door beweging het psychisch welbevinden en zelfvertrouwen te vergroten. Sinds 2009 richt JUMP-in zich ook op het stimuleren van een gezond eetpatroon bij basisschoolleerlingen. Zestig scholen in Amsterdam (2009 57), dat wil zeggen 29% van alle basisscholen in de stad, doen mee aan het JUMP-in project. In Amsterdam-Noord en in de westelijke stadsdelen doen de meeste scholen mee. In totaal doen ruim 14 duizend basisschoolleerlingen mee aan het JUMP-in programma. Zeven van de tien deelnemers hebben een normaal gewicht (68%) en drie van de tien hebben (zwaar) overgewicht (22% overgewicht, 8% obesitas, 2% ondergewicht). Regelmatig tandartsbezoek De meeste leerlingen van de tweede klas in het voortgezet onderwijs gaan tenminste een keer per jaar naar de tandarts voor controle (92%), 8% doet dat niet. Leerlingen die in stadsdeel Zuidoost wonen gaan het minst vaak naar de tandarts (80% jaarlijks), die in Centrum en Zuid wonen het vaakst (97%). De herkomstgroep blijkt verschil te maken: niet-westerse leerlingen gaan minder vaak naar de tandarts dan westerse kinderen. Antilliaanse leerlingen gaan het minst vaak naar de tandarts (77% jaarlijks).12
2.2 Psychosociale gezondheid thema
Gezondheid en opvoeding 'psychosociaal'
hoofddoel
Amsterdamse jeugd is psychosociaal gezond kindindicatoren
subdoelen
verhoogde SDQ-score: 10,4% 2e klas VO (2010) 'life events': n.b. sociaal isolement jongeren (16-24 jaar): 18% (2010) suïcidepogingen: n.b. beleidsindicatoren
afspraken
12
Bron: Jeugdgezondheidsmonitor GGD Amsterdam, schooljaar 2009/2010.
21
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Eén op de tien jongeren heeft te maken met psychosociale problemen Naast de fysieke gezondheid is de psychosociale gezondheid van belang. Aan de hand van de manier waarop een kind met andere omgaat en zich gedraagt, kan een inschatting worden gegeven van de kans op psychosociale problemen. Bij 10% van de leerlingen van de tweede klas van het voortgezet onderwijs (van 13/14 jaar) is er door de GGD in het schooljaar 2009/2010 (2007 9%) een verhoogde kans op psychosociale problematiek geconstateerd. Bij meisjes is de kans groter op dergelijke problemen dan bij jongens (13%, jongens 8%), evenals onder jongeren die praktijkonderwijs of VMBO volgen (12%). De tweedeklassers van Marokkaanse herkomst geven het minst vaak aan psychosociale problemen te ervaren (8% verhoogde kans).13 Uit de beschikbare gegevens komt echter geen eenduidig beeld naar voren over de relatie tussen etniciteit en het voorkomen van psychosociale problematiek. Onder Amsterdamse jongvolwassenen van 16 tot en met 24 jaar ervaren ruim vier van de tien milde depressieve of angstklachten (43%, cijfers over 2008). Dat is ongeveer even veel als gemiddeld onder alle Amsterdammers (41% milde klachten), maar jongeren ervaren minder vaak ernstige psychische problemen. Bij vier procent van de jongeren is sprake van ernstige klachten (gemiddeld Amsterdam 7%) en bijna 2% gebruikt daarvoor psychofarmaca. Bij jonge vrouwen komen psychische problemen vaker voor dan bij jonge mannen (respectievelijk 6% en 2% ernstige klachten), maar zij gebruiken niet vaker medicijnen daarvoor.14 Sociaal isolement kan zowel een oorzaak als een gevolg zijn van psychosociale problematiek. In de Amsterdamse Burgermonitor van O+S is door middel van stellingen gevraagd naar het ervaren van sociaal isolement. Vijftien procent van de jongvolwassenen van 16 tot en met 24 jaar geeft in 2010 aan dat er maar weinig mensen zijn met wie ze echt kunnen praten, 5% voelt zich vaak in de steek gelaten en 6% vindt dat niemand speciaal belangstelling voor hem/haar heeft. In totaal geeft 18% van de jongeren op een of meer van deze vragen aan sociaal isolement te ervaren. Dat is even veel als in 2008.15 Vanaf 45 jaar ligt het aandeel dat sociaal isolement ervaart hoger. Jongvolwassenen met een lage opleiding (25%), jongens (23%) en jongeren van nietwesterse afkomst (25%) ervaren relatief vaak sociaal isolement op een of meer van de beschreven terreinen. In 2010 werden 152 jongeren (van 20 jaar en jonger) in de G4 opgenomen in het ziekenhuis vanwege een suïcidepoging of automutilatie (2005: 160). In 78% van de gevallen ging het om meisjes. Dit soort opnames komt in de grote steden iets vaker voor dan gemiddeld in Nederland (in 2010 3,5 opnames in de G4 (2005 3,7) en 2,7 ( 2005 3,0) in Nederland per 10.000 inwoners).16
13
Bron: Jeugdgezondheidsmonitor GGD Amsterdam, schooljaar 2009/2010. Voor de specifieke vragenlijst naar deze problemen zie: www.sdqinfo.org. 14 Bron: GGD Amsterdam. Zo gezond is Amsterdam. Eindrapportage Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2008. Amsterdam, 2009. 15 Dit cijfer wijkt af van dat in de vorige rapportage omdat het ervaren van sociaal isolement nu op een andere wijze is berekend. Dat was noodzakelijk omdat de berekening van vorige keer niet mogelijk is op de data van de Burgermonitor 2010 omdat daar 1 vraag minder over sociaal isolement is gesteld dan in 2008. 16 Bron: CBS Statline, juli 2011.
22
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
2.3 Een gezonde leefstijl thema
Gezondheid en opvoeding
hoofddoel
de Amsterdamse jeugd heeft een gezonde leefstijl
subdoelen
(bijna) altijd drie maaltijden per dag: 81,9% 2e klas VO (2009/'10, GGD)
'leefstijl' kindindicatoren minder dan één keer per week sporten: 15,2% 2e klas VO (2009/'10, GGD) gebruik alcohol, tabak, cannabis: 6,7% afgelopen week gerookt; 7,4% afgelopen week alcohol; 2,7% afgelopen maand wiet, 2e klas VO (2009/'10, GGD) SOA's/HIV (GGD). tienermoeders: 8‰ (2011, O+S) beleidsindicatoren afspraken
deelname leefstijl interventieprogramma's: n.b.
De indicatoren die betrekking hebben op leefstijl zijn zeer divers. Het gaat hierbij niet alleen om zaken rondom gezond eten, regelmatig bewegen en het gebruik van genotsmiddelen, maar ook om geslachtsziekten en tienermoederschappen. Veel jongvolwassenen eten te weinig groente en fruit De Gezondheidsraad beveelt voor een gezonde leefstijl aan om dagelijks 200 gram groente en twee stuks fruit te eten. Een derde van de Amsterdamse jongvolwassenen van 16 t/m 24 jaar eet dagelijks twee ons groente (34%), een kwart eet twee stuks fruit (25%) en slechts 12% voldoet aan beide aanbevelingen (cijfers over 2008). Dat is minder dan onder Amsterdammers in het algemeen (17% voldoet aan beide aanbevelingen, 39% eet voldoende groente en 31% eet voldoende fruit). Bijna twee keer zoveel jonge vrouwen eten dagelijks twee stuks fruit dan jonge mannen (respectievelijk 31% en 17% onder de 16 t/m 24 jarigen).17 Twee op de tien jongeren eten onregelmatig Gezond eten is onder andere geen hoofdmaaltijden overslaan en dus (vrijwel) iedere dag drie hoofdmaaltijden eten. Bijna twee van de tien jongeren uit de tweede klas voortgezet onderwijs (18%) houden zich hier niet aan en slaan met enige regelmaat een maaltijd over. Vooral jongeren in Zuidoost eten niet iedere dag drie hoofdmaaltijden (30% niet). Ook gaat het vaak om jongeren van Antilliaanse/Arubaanse en Surinaamse herkomst (respectievelijk 29% en 27% van hen eet niet (bijna) iedere dag drie hoofdmaaltijden).18 Zes van de tien jongvolwassenen bewegen voldoende Naast gezonde voeding is voldoende bewegen en sporten belangrijk voor de gezondheid. Van de 16 t/m 24 jarige Amsterdammers beweegt 62% voldoende19 (cijfers over 2008). 17
Bron: GGD Amsterdam. Zo gezond is Amsterdam. Eindrapportage Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2008. Amsterdam, 2009. 18 Bron: GGD Amsterdam, Jeugdgezondheidsmonitor 2010. 19 De Nederlandse Norm Bewegen voor personen boven 18 jaar houdt in: op minimaal 5 dagen per week 30 minuten ten minste matig intensieve lichamelijke activiteit. Voorbeelden zijn fietsen of flink doorwandelen.
23
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Mannen en vrouwen verschillen hierin niet significant. Wel sporten mannen in deze leeftijdsgroep vaker dan vrouwen (respectievelijk 2,0 dagen per week minimaal een half uur en 1,6 dagen per week). Naast sporten levert ook fietsen een belangrijke bijdrage aan de lichaamsbeweging van jongeren (gemiddeld 1,4 dagen per week in de vrije tijd en 1,5 dagen naar werk of school).20 Meeste jongeren doen minstens eens per week aan sport21 Sporten is een vast onderdeel op school en de meeste jongeren sporten ook regelmatig buiten schooltijd. Uit de Jeugdgezondheidsmonitor van de GGD Amsterdam blijkt dat 15% van de leerlingen in de tweede klas voortgezet onderwijs schooljaar 2009/2010 dit niet doen, zij sporten minder dan eens per week buiten schooltijd. In 2007 ging het nog om 19% van de leerlingen. Meisjes sporten vaker niet dan jongens (respectievelijk 23% versus 7% minder dan 1x per week). In stadsdeel Zuidoost is de groep die weinig buiten schooltijd sport het grootst (20% minder dan 1x per week) in Zuid het kleinst (11%). De leerlingen van niet-westerse afkomst sporten minder vaak dan autochtone leerlingen. Zo sport 9% van de autochtone tweedeklassers minder dan 1x per week, terwijl dat bijvoorbeeld onder leerlingen van Turkse herkomst 21% is. Leerlingen in het VMBO zijn ook vaker niet-sporters ( 20% sport minder dan 1x per week). e
Figuur 2.3 Jongeren (2 klas voortgezet onderwijs) die minder dan eens per week aan sport doen en jongeren die niet (bijna) iedere dag drie hoofdmaaltijden gebruiken naar stadsdeel, 2009/’10 (procenten)
35
%
30 25 20
onregelmatig eten te weinig sporten
15 10 5 0 al ta to
o id Zu
t os
-W
t os
uw ie
O
id Zu
N
t es W
t es
m da er st
m tru en
Am
C
N rd oo
bron: GGD Amsterdam, Jeugdgezondheidsmonitor
20
Bron: GGD Amsterdam. Zo gezond is Amsterdam. Eindrapportage Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2008. Amsterdam, 2009. De Nederlandse Norm Gezond Bewegen voor personen boven 18 jaar houdt in: op minimaal 5 dagen per week 30 minuten ten minste matig intensieve lichamelijke activiteit. Voorbeelden zijn fietsen of flink doorwandelen. 21 Bron: GGD Amsterdam, Jeugdgezondheidsmonitor.
24
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Alcohol-, tabak- en wietgebruik22 De GGD Amsterdam beschikt over cijfers over het gebruik van genotmiddelen onder jongeren vanuit zelfrapportages. Daarbij geven zeven van de tien Amsterdamse jongeren van 16 t/m 24 jaar aan alcohol te drinken (72%, 28% drinkt niet). Jongeren drinken vaker geen alcohol dan Amsterdammers van 25 jaar en ouder (respectievelijk 28% en 21% drinkt niet). Wel zijn jongeren vaker zware drinkers, dat wil zeggen dat zij vaker veel drinken bij het uitgaan of op feestjes (21%). Mannen en vrouwen verschillen hierin niet significant. Amsterdamse jongeren drinken minder dan Nederlandse jongeren. Dit hangt samen met het feit dat in Amsterdam meer jongeren van niet-westerse afkomst wonen, die gemiddeld minder drinken dan anderen. Ruim 7% van de leerlingen van de tweede klas voortgezet onderwijs (13/14 jaar oud) had, op het moment dat het hen gevraagd werd, in de afgelopen week alcohol gedronken. In de vorige meting ging het nog om bijna 11%. Jongeren in stadsdeel Centrum hebben het vaakst de afgelopen week gedronken (12%), die in stadsdeel Zuidoost het minst vaak (4%). Meisjes geven vaker aan de afgelopen week te hebben gedronken dan jongens (9% tegenover 6%). Bijna een kwart van de Amsterdamse jongvolwassenen van 16 t/m 24 jaar geeft aan te roken (24%).Tweederde geeft aan nog nooit gerookt te hebben. Er is geen significant verschil in roken tussen mannen en vrouwen in deze leeftijdsgroep. Dat is er wel onder jongeren in de tweede klas van het voortgezet onderwijs. Van hen gaf 7% aan gerookt te hebben in de week voorafgaand aan het onderzoek (2007: 6%), 9% van de meisjes en 4% van de jongens. Daarbij roken jongeren uit Zuidoost het minst vaak (4%) en uit Centrum het vaakst (12%). Jongeren van niet-westerse herkomst roken minder dan westerse jongeren, vooral Antillianen en Marokkanen roken weinig (rond 2%). Amsterdamse jongvolwassenen (van 16 t/m 24 jaar) gebruiken vaker cannabis dan jongvolwassenen in heel Nederland. Ruim vier van de tien Amsterdamse jongvolwassenen gebruikten volgens eigen opgave ooit cannabis (44%), tegenover nog geen drie van de tien jongvolwassenen in heel Nederland (28%). Twaalf procent van de Amsterdamse jongvolwassenen heeft recent, in de afgelopen vier weken, cannabis gebruikt. In heel Nederland is dat 5%. Het ‘ooit gebruik’ verschilt niet tussen 16 t/m 24 jarige Amsterdamse mannen en vrouwen, maar mannen gebruikten wel vaker recentelijk cannabis (respectievelijk 19% en 8% de laatste vier weken en 32% en 20% de laatste 12 maanden). Onder de tweedeklassers van de middelbare school heeft nog geen 3% de afgelopen maand geblowd. Daarbij blowden de leerlingen uit stadsdeel Centrum het vaakst (6%) en die uit Zuidoost het minst vaak (1%). Evenals bij ‘gewoon roken’, is het roken van marihuana en hasj minder populair onder niet-westerse jongeren (Surinaams 2%, Turks 1%, Marokkaans 1%, overig niet-westers 2% en Antilliaans/Arubaans 3% de afgelopen maand) dan onder autochtone jongeren (5%) en jongeren van westerse allochtone afkomst (4%). Dalend aantal tienermoeders Begin 2011 waren 8 op de 1.000 tienermeisjes (15-19 jaar) moeder van één en soms meerdere kinderen. Tot 2007 was er een afname van tienermoeders (van 17 in 2005 naar 11 per 1.000 tienermeisjes), in de periode 2007-2009 is dit aandeel gelijk gebleven en 22
De cijfers zijn afkomstig van de GGD. De cijfers over 16-24 jarigen komen uit de Amsterdamse Gezondheidsmonitor en gaan over 2008, die over 12/13 jarigen (leerlingen uit de tweede klas van het voorgezet onderwijs) uit de Jeugdgezondheidsmonitor en gaan over het schooljaar 2009/’10.
25
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
daarna is het aandeel weer gedaald. Het aandeel tienermoeders is het hoogst bij Surinaamse en Antilliaanse meisjes: 24 per 1.000 tienermeisjes. Bij de andere allochtone groepen is het aandeel tienermeisjes 10 of minder per 1.000 tienermeisjes. Bij Marokkaanse meisjes komen tienermoeders het minst vaak voor (1 per 1.000 tienermeisjes).23 SOA’s en HIV Bijna één op de vijf Amsterdamse jongeren (16 t/m 24 jaar) heeft zich volgens eigen zeggen in 2008 laten testen op SOA’s (19%) en een iets kleiner aandeel (15%) op HIV. Vrouwen lieten zich veel vaker testen dan mannen (respectievelijk 27% en 10% op SOA en respectievelijk 21% en 9% op HIV). Dit verschil hangt samen met het feit dat vrouwen in Amsterdam tijdens de zwangerschap standaard op HIV worden getest. Iets minder dan één procent van de jongeren heeft een zelftest voor SOA’s of HIV gebruikt. Hierbij is er geen verschil tussen mannen en vrouwen.24 De SOA-polikliniek GGD Amsterdam verzorgde in 2010 10.806 consulten aan mensen jonger dan 25 jaar. Het ging in de meeste gevallen om jongeren tussen de 20 en 25 jaar (85%, 9.144 personen en 15%, 1.662 personen, onder de 20 jaar). Bij circa een zesde deel van deze onderzochte jongeren (1.817, 16,8% van consulten) werd minimaal één van de volgende SOA's gevonden: chlamydia, gonorroe, infectieuze syfilis, infectieuze hepatitis B, HIV. In de meeste van deze gevallen ging het om chlamydia (1.581 personen, 14,6% van de geteste personen). De andere soorten SOA’s kwamen veel minder vaak voor onder de onderzochte jongeren (gonorroe: 321 personen, 3,0% van de geteste personen; infectieuze syfilis: 13 personen, 0,1%; infectieuze hepatitis B: 21 personen, 0,2% en HIV: 25 personen, 0,24%).25 Het CSI-project en Sense Screening op chlamydia kan (blijvende) problemen voorkomen. De GGD Amsterdam voert daarom (in samenwerking met o.a. RIVM, GGD Rotterdam-Rijnmond, GGD Limburg) vanaf 2007 een grootschalige proefscreening uit. In de proef met chlamydiascreening kunnen personen van 16-29 jaar die aan het risicoprofiel voldoen zelf een testpakket opvragen op de website chlamydiatest.nl. Ze worden daartoe uitgenodigd door de huisarts of de GGD. Het CSI-project loopt tot eind 2011. Definitieve resultaten worden in 2012 verwacht. Sinds 2010 kunnen jongeren tot 25 jaar gratis en anoniem terecht bij de GGD Amsterdam voor seksualiteitshulpverlening in de zogenaamde Sense-spreekuren. Het kan hierin bijvoorbeeld gaan om een anticonceptieadvies en vragen of problemen op het gebied van seksualiteit en relaties. In 2011 zal het gaan om naar schatting 1.500 van deze consulten bij jongeren op de SOA-polikliniek.
23
Bron: O+S. Bron: GGD Amsterdam. Zo gezond is Amsterdam. Eindrapportage Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2008. Amsterdam, 2009. 25 Bron: GGD Amsterdam. 24
26
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
2.4 Goede opvoeding thema
Gezondheid en opvoeding
hoofddoel
de Amsterdamse jeugd krijgt een goede opvoeding
subdoelen
opvoedings-problematiek: (n.b, GGD).
'opvoeding' kindindicatoren jeugdzorg, aanmeldingen: 2,5% (2010, BJAA) aanmeldingen aanpak multiprobleemgezinnen: 5,4% (2010, DMO) beleidsindicatoren afspraken
deelname Triple P naar interventieniveau: 6,2% (2010, DMO) herhaald beroep op jeugdzorg: (n.b., BJAA) deelname programma's voor postief gedrag: n.b.
De opvoeding heeft grote invloed op hoe kinderen zich fysiek en mentaal ontwikkelen. Ouders kunnen voor vragen over opvoeding terecht bij verschillende instanties als OuderKind Centra, bureau Jeugdzorg en welzijnswerk. Deelname Triple P sterk toegenomen Verschillende instellingen in Amsterdam bieden ouders met kinderen van alle leeftijden tips en hulp aan om het opvoeden makkelijker te maken. Een programma dat daarbij gebruikt wordt is positief opvoeden volgens de methode Triple P. Het ondersteuningsprogramma Triple P bestaat uit vijf niveaus die oplopen van algemene vragen en informatievoorziening tot intensieve trainingen voor het hele gezin. De deelname aan dit programma is in vergelijking met 2008 sterk toegenomen: van 2.617 in 2008 naar 8.776 in 2010. Het gaat daarbij vaak om kinderen van 0 tot 5 jaar (73% van de deelnemers). In stadsdeel Zuidoost wordt door relatief weinig ouders een beroep gedaan op het Triple P programma (zie tabellenbijlage).26 Twee en een half procent van de kinderen aangemeld bij Jeugdzorg27 Bureau Jeugdzorg is er voor kinderen bij wie de opvoeding niet voldoende is of dreigt te kort te schieten (zie kader). Bij Bureau Jeugdzorg in Amsterdam kwamen 3.522 aanmeldingen in 2010 binnen, ongeveer even veel als in 2009 (3.499) en in 2008 (3.533). De meerderheid daarvan betreft jongens: 58% tegenover 42% meisjes. Het vaakst gaat het om 15 tot en met 17 jarigen (40% van de aanmeldingen, 12-14 jaar: 20%, 6-11 jaar: 31%, 0-5 jaar 27%). Het aantal aanmeldingen betreft 2,5% van alle kinderen (0-17 jaar) in Amsterdam. Dit aandeel ligt hoger dan gemiddeld in Nederland (1,8% in 2010). Jeugdzorg wordt vaker verleend aan jongeren tussen de 12-17 jaar (3,9%) dan kinderen uit de jongere leeftijdsgroepen (1,6% van de 0 tot 5 jarigen en 2,2% van de 6-11 jarigen). Tussen de verschillende delen van de stad varieert het aandeel jongeren aangemeld bij
26
Bron: Stichting SO en T - Kwaliteit in opvoeden en opgroeien. Jaarcijfers positief opvoeden, Triple P Amsterdam 2010. Versie 7 april 2011. 27 Bron van de gegevens in deze paragraaf, tenzij anders vermeld: Bureau Jeugdzorg Amsterdam (BJAA), 2011.
27
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Jeugdzorg van minder dan 2% in Zuid, Centrum en Oost tot meer dan 3% in Zuidoost en Amsterdam-Noord (zie figuur 2.4). Figuur 2.4 Aanmeldingen Jeugdzorg naar stadsdeel, 2010 (procenten van 0 t/m 17 jarigen) %
totaal
Zuidoost Noord Nieuw-West West Oost Zuid Centrum 0
1
2
3
4 bron: BJAA/bewerking O+S
Aanpak Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam (BJAA) is in 2010 gestart met een omvangrijk transformatieproces. De missie van BJAA is: “wij brengen kinderen die in hun veiligheid en ontwikkeling worden bedreigd blijvend op de veiligheidsnorm door middel van een gezin(systeem)gerichte aanpak: één gezin, één plan, één gezinsmanager.” Vanuit de ervaring en op grond van wetenschappelijke inzichten werkt BJAA toe naar een Delta+ Gezinsmanagement aanpak waarin alle werkzame elementen van zowel Delta als andere methodieken zijn samengebracht. Het resultaat voor het kind is daarbij leidend en dat wordt bereikt door zoveel mogelijk samen te werken met ouders en hun netwerk en uit te gaan van hun “eigen kracht”. BJAA kijkt niet alleen naar het kind, maar betrekt het gehele gezin(systeem). De kern van de aanpak is: één gezin, één plan, één gezinsmanager. BJAA heeft op basis van praktijkonderzoek en vanuit de meerjarige ervaring met verschillende evidence based methoden (zoals EKc, FFPS, (O)MPG en de Deltamethode) één Generiek Gezinsgericht Werkproces (GGW) ontwikkeld. Dit wordt vanaf eind 2011 geïmplementeerd, eerst als pilot en vervolgens organisatiebreed. Naar verwachting levert dit effectievere interventies op in de vorm van kortere en minder onder toezichtstellingen (OTS) op en ook minder (zware) zorgtrajecten. De verwachting is herhaling van OTS en herhaling van vrijwillige jeugdzorg ook minder vaak nodig zijn bij succesvolle implementatie van GGW. Mulitiprobleemgezinnen Bij een klein aantal gezinnen is er sprake van een grote opeenstapeling van problemen waarbij criminaliteit en overlast ook een rol spelen. Deze multiprobleemgezinnen hebben
28
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
naast jeugdzorg, vaak ook met vele andere (hulp)instanties te maken. Volgens een schatting uit 2006 valt 3% van de gezinnen met jonge kinderen onder deze multiprobleemgezinnen (MPG).28 De gemeente werkt met een MPG aanpak om hulpverleners binnen één gezin beter en sneller te laten samenwerken (zie kader). In het vierde kwartaal van 2010 is sprake van 467 aanmeldingen van probleemgezinnen. In totaal ging het in 2010 om 1.893 aanmeldingen van probleemgezinnen. De meeste aanmeldingen vonden plaats in stadsdeel West en Nieuw-West (zie tabel in bijlage). Het gaat in Amsterdam om circa 5 aanmeldingen op 1.000 gezinnen met kinderen. Dit aandeel ligt veel hoger in West en Nieuw-West (respectievelijk 10 en 12 aanmeldingen per 1.000 gezinnen met kinderen). Van de in het vierde kwartaal van 2010 aangemelde gezinnen kwam 61% onder regie te staan van een coördinator risicogezinnen (CRG)29 en bijna een kwart (23%) kreeg vervolgens een gezinscoach toegewezen. De probleempiramide DMO stuurt en regisseert de stedelijke aanpak Multiprobleem gezinnen (MPG) in de hele stad Amsterdam. Het MPG-projectteam bestaat uit 5 personen, inclusief de stedelijk projectleider. Het projectteam heeft als taak er voor te zorgen dat er sluitende zorg en een specifieke aanpak, succesvol wordt toegepast voor circa 600 multiprobleemgezinnen in de stad. Er worden MPG-overlegtafels ingericht en professionals worden opgeleid, toegerust en ondersteund. Van alle betrokken professionals wordt draagvlak en inbreng verwacht, dit geldt voor alle lagen van organisaties; van uitvoerenden tot bestuurders. De MPG-aanpak moet er voor zorgen dat kinderen zich veilig kunnen ontwikkelen in gezinnen waar vaak veel, hardnekkige en complexe problemen spelen. In MPG-aanpak werkt iedereen samen onder het motto: 1 gezin 1 plan. Er lopen veel initiatieven om de jeugdketen te verbeteren. Dit initiatief vervangt geen bestaande structuren, maar voegt regievoering over meervoudige gezinsproblematiek toe. Dat betekent onder meer: Adequate regie op het gezin qua interventies en proces; Uitwisseling van informatie en terugkoppeling van status van trajecten; Verbinding tussen de buiten- en binnenwereld beleggen; Het instrumentarium slimmer te gebruiken door bijvoorbeeld eerder met drang en dwang te werken; Een gedeeld schema van escalatie of opschaling. Hoe lang lopen we het vrijwillig kader af, en wie neemt het initiatief tot justitie, drang en dwang, etc.? De handelingssnelheid vergroten.
28 29
Bureau Montfoort. Multiprobleemgezinnen in de agglomeratie Amsterdam. Woerden, 2006. Een coördinator risicogezinnen (CRG) voert de procesregie voor risicogezinnen en voor de multiprobleem-
gezinnen zonder geïndiceerde zorg. Hij/zij werkt, vanuit het Ouder Kind Centrum (OKC), dicht bij de uitvoeringspraktijk in het stadsdeel en is zichtbaar en aanspreekbaar voor beroepskrachten in de verschillende lokale netwerken.
29
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
2.5 Een veilig thuis thema
Gezondheid en opvoeding
hoofddoel
de jeugd heeft een veilig thuis
subdoelen
meldingen kindermishandeling: 4996 (2010, AMK)
'veilig thuis' kindindicatoren aanmeldingen voogdij en OTS: 54 voogdij; 462 OTS (2010, BJAA) dakloze jongeren: 378 (2010, WZS) beleidsindicatoren afspraken
doorstroom van opvang naar reguliere woning of begeleid wonen: n.b. opvangplekken dak- en thuisloze jongeren: 292 (2010, WZS)
Stijging in meldingen kindermishandeling tot stilstand Een goed overzicht van het vóórkomen van kindermishandeling, zowel thuis als buitenshuis is niet te geven. Veel blijft buiten het zicht en wordt niet gemeld. Het aantal meldingen van kindermishandeling dat jaarlijks binnenkomt bij het Meldpunt Kindermishandeling is de afgelopen jaren gegroeid van iets minder dan 3.000 in 2005 tot tegen de 4.000 in 2007 en rond de 5.000 in 2009 en in 2010. In vergelijking met de voorgaande jaren is het aantal adviezen en consulten sterk gegroeid. Het aandeel meldingen dat leidt tot een onderzoek is verminderd: van 18% van de meldingen in 2007 naar 13% in 2009 en 2010. Verschillende meldingen kunnen over hetzelfde kind gaan, maar één melding kan ook een gezin betreffen waarbij verschillende kinderen betrokken zijn. Ook bij de politie komen meldingen binnen van kindermishandeling. Uit onderzoek naar het voorkomen van kindermishandeling kon op basis van deze twee bronnen geconstateerd worden dat in 2006 in totaal minimaal 1.405 kinderen mishandeld werden. Hiermee gaat het minimaal om 1% van de kinderen (0-17 jaar) in Amsterdam.30
30
30
Bron: O+S. Kindermishandeling in Amsterdam, omvang en aard van kindermishandeling op basis van politieen jeugdzorgcijfers over 2006, Amsterdam, 2008.
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Figuur 2.5 Meldingen kindermishandeling naar adviezen, consulten en onderzoeken, 2005-2010
6.000
5.000 onderzoeken
4.000
adviezen en consulten
3.000 2.000
1.000 0
2005
2006
2007
2008
2009
2010 bron: Meldpunt Kindermishandeling
Minder ondertoezichtstellingen en uithuisplaatsingen31 Kinderen van wie de ouders de opvoeding (tijdelijk) niet aan kunnen of waarbij de opvoedingstaak te zwaar is (bijvoorbeeld door grote problemen met het kind) kunnen onder toezicht worden geplaatst van Bureau Jeugdzorg. Bij deze vorm houden de ouders het gezag over het kind, maar moeten zij zich wel houden aan de aanwijzingen van Bureau Jeugdzorg. In 2010 werden 462 kinderen aangemeld voor (voorlopige) ondertoezichtstelling (OTS), 3,3 per 1.000 kinderen in Amsterdam (0 t/m 17 jaar). In 2009 ging het nog om 561 kinderen en in 2008 om 657 kinderen. Landelijk ligt dit aandeel lager: 2,9 per 1.000 kinderen. In gevallen waarin het niet verantwoord is om een kind thuis bij de ouders te laten wonen, kan de rechter beslissen dat een kind (tijdelijk) uit huis wordt geplaatst en naar een voogd gaat. In 2010 werden 54 kinderen in Amsterdam aangemeld voor (voorlopige) voogdij, in 2008 waren dat er 70. Van de stadsdelen komen deze maatregelen veruit het vaakst voor in Zuidoost: 139 aanmeldingen voor OTS en 16 aanmeldingen voor (voorlopige) voogdij in 2010. De aanmeldingen betreffen ongeveer even veel jongens als meisjes. Bij voogdij gaat het vaak om jongeren van 15 t/m 17 jaar (35% van de aanmeldingen), bij OTS het minst vaak om 12 t/m 14 jarigen (21% van de aanmeldingen). Dak- en thuisloze jongeren In 2009 heeft de GGD een korte inventarisatie gedaan naar het aantal dakloze jongeren in Amsterdam. Die schatting toont dat er tussen de 250 en 300 zwerfjongeren zijn. De
31
Bron van de gegevens in deze paragraaf: Bureau Jeugdzorg Amsterdam (BJAA), 2011.
31
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
gemeente Amsterdam noemt in de Uitvoeringsmonitor een aantal van 378 dakloze jongeren in de periode januari-mei 2009.32 Uit een eerder inventarisatie bleek dat Marokkaanse jongens en Surinaamse meisjes zijn oververtegenwoordigd onder de dakloze jongeren en dat het bij de dakloze vrouwen vaak gaat om jonge moeders.33 De gemeente financiert in totaal 293 opvangplekken voor dak- en thuisloze jongeren van 18 tot 23 jaar (inclusief ambulante hulpverleningsplekken, instroomplekken, 24uursopvang en begeleid wonen plekken). De gemeente financiert ook 145 woon-leer-werk plekken voor jongeren met een instabiele woonsituatie die dreigen niet hun startkwalificatie te halen. Verder zijn er in Amsterdam nog andere plekken waar opvang en begeleiding plaatsvindt, onder andere voor licht verstandelijk gehandicapte jongeren, jongeren met psychiatrische problemen en voor jonge moeders en hun kinderen (vanuit o.a. HVO-Querido, Jellinek, Amsta, Cordaan en kerkelijke instellingen). In september 2010 is de gemeente begonnen met een project voor doorstroom van opvang naar reguliere woning of begeleid wonen (UJO, Uitstroom Jongeren uit de maatschappelijke opvang). Hierbij kunnen HVO-Querido, het Leger des Heils en de Volksbond jongeren aanmelden voor een huurwoning op eigen naam. In 2010 zijn 13 jongeren besproken waarvan 3 jongeren voldeden aan de criteria voor het verkrijgen van een eigen woning.34
32
Op basis van Jaarverslag 2008 Bureau Jeugdzorg (232 aanmeldingen van zwerfjongeren) en een
inventarisatie van de GGD in 2009 (146 zwerfjongeren die niet in beeld zijn bij de hulpverlening). Bron: Uitvoering in Beeld, gemeente Amsterdam, juli 2011. Bron: Gemeente Amsterdam. Inventarisatie dak- en thuislozen in Amsterdam. 2006. 34 Bron: Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling (DMO) gemeente Amsterdam, 2011. 33
32
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Tabellen gezondheid en opvoeding Kindindicatoren fysiek gezondheid Tabel 2.1 Zuigelingensterfte per 1.000 geboortes naar geslacht, 2006-2010 2006
2007
2008
2009
2010
jongens
5,2
3,9
3,1
5,3
*
meisjes
3,0
3,5
5,3
4,3
*
Amsterdam
4,1
3,8
4,2
4,8
* onderverdeling nog niet bekend
3,3 bron: O+S, 2011
sterfte (< 1 jaar) per 1.000 geboortes Tabel 2.2 5-jarigen met ondergewicht, overgewicht en obesitas per (woon)stadsdeel, herkomstgroep en geslacht, 2007 en 2010 (procenten) ondergewicht
overgewicht
2007 obesitas
ondergewicht
overgewicht
2010 obesitas
Centrum
7,0
8,8
1,3
West
8,1
13,1
6,4
Nieuw-West
5,8
18,0
7,1
Zuid
7,0
11,2
2,8
Oost
5,3
13,8
3,7
Noord
5,1
15,8
7,4
Zuidoost
6,9
14,4
7,7
Surinaams
9,1
15,2
6,2
Antilliaans/Arubaans
5,2
20,9
7,8
Turks
4,4
22,2
11,2
Marokkaans
4,1
22,5
8,5
Ghanees
5,1
16,6
14
overige niet- westerse allochtonen
7,5
13,2
7
westerse allochtonen
6,8
10,7
2,7
autochtonen
6,8
9,4
2,4
jongens
13,8
9,2
4,2
6,2
11,8
4,7
meisjes
11,1
11,8
5,2
6,5
16,6
6,2
Amsterdam
12,5
10,4
4,7
6,3
14,1
5,4
bron: GGD Amsterdam/Jeugdgezondheidsmonitor, 2011
33
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Tabel 2.3 10-jarigen met ondergewicht, overgewicht en obesitas per (woon)stadsdeel, herkomstgroep en geslacht, 2007 en 2010 (procenten) ondergewicht
overgewicht
2007 obesitas
Centrum
2010
ondergewicht
overgewicht
obesitas
3,9
14,1
3,1 6,5
West
6,1
21,4
Nieuw-West
5,3
26,8
8,9
Zuid
5,1
15,9
3,7
Oost
7,4
14,9
6,1
Noord
9,5
20,7
6,0
Zuidoost
5,9
26,0
9,4
Surinaams
7,4
23,5
7,0
Antilliaans/Arubaans
5,6
23,6
9,0 16,4
Turks
3,3
27,7
Marokkaans
5,2
26,3
10,0
Ghanees
3,4
29,2
10,1
overige niet- westerse allochtonen
6,2
26,2
6,5
westerse allochtonen
6,7
16,6
2,4
autochtonen
7,7
13,0
2,8
jongens
6,3
18,7
6,9
5,2
19,3
6,5
meisjes
7,7
20,2
6,5
7,4
21,6
6,7
Amsterdam
7,0
19,5
6,7
6,4
20,5
6,6
bron: GGD Amsterdam/Jeugdgezondheidsmonitor, 2011
34
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Tabel 2.4 Leerlingen 2e klas voortgezet onderwijs met ondergewicht, overgewicht en obesitas per (woon)stadsdeel, herkomstgroep en geslacht, 2010 (procenten) ondergewicht
overgewicht
2007
2010
ondergewicht
overgewicht
obesitas
Centrum
8,5
10,2
3,4
West
7,1
17,3
7,1
Nieuw-West
5,4
19,6
7,8
Zuid
7,7
11,8
2,5
Oost
6,0
19,5
5,2
Noord
4,4
23,7
9,8
Zuidoost
7,3
20,4
6,2
obesitas
Surinaams
8,3
21,1
6,6
Antilliaans/Arubaans
4,7
19,8
5,8
Turks
1,9
28
14,1
Marokkaans
4,7
25,3
10,3
Ghanees
2,6
26,1
6,1
overige niet- westerse allochtonen
6,2
25,3
5,6
westerse allochtonen
8,1
14,9
5,3
autochtonen
6,7
12,5
3,6
jongens
6,8
16,1
7,2
5,9
18,8
7,2
meisjes
7,0
19,1
5,4
6,7
18,2
5,8
Amsterdam
6,9
17,6
6,3
6,3
18,5
6,5
bron: GGD Amsterdam/Jeugdgezondheidsmonitor, 2011
Beleidsindicatoren fysieke gezondheid Tabel 2.5 Bereik Jeugdgezondheidszorg per stadsdeel, 2010 (procenten) bereik 0-1 jarigen
bereik 3 jarigen
bereik 5 jarigen*
bereik 10 jarigen
Centrum
95
97
90
90
West
95
94
91
78
Nieuw-West
95
94
88
67
Zuid
96
92
91
78
Oost
95
96
88
82
Noord
94
92
86
69
Zuidoost
93
91
84
71
totaal Amsterdam
95
94
88
75
* Exclusief de kinderen die naar het speciaal onderwijs gaan. bron: GGD Amsterdam, Rapportage Jeugdgezondheidszorg 2010 Alle Stadsdelen, maart 2011
35
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Tabel 2.6 Vaccinatiegraad zuigelingen, 2006-2010 (procenten) Amsterdam
2006
2007
2008
92,2
90,3
90,8
2009
2010
90,8
92,7
bron: CBS/Jeugdmonitor Tabel 2.7 Leerlingen 2e klas voortgezet onderwijs minstens één keer per jaar naar de tandarts gaan naar (woon)stadsdeel, geslacht en herkomstgroep, 2009/2010 (procenten) 2009/2010 Centrum
97,3
West
92,9
Nieuw-West
93,9
Zuid
96,6
Oost
93,0
Noord
91,7
Zuidoost
79,5
jongens
90,4
meisjes
93,2
Surinaams
86,8
Antilliaans/Arubaans
77,3
Turks
89,0
Marokkaans
92,7
overige niet- westerse allochtonen
85,9
westerse allochtonen
95,1
autochtonen
96,6
Amsterdam
91,8 bron: GGD Amsterdam/Jeugdgezondheidsmonitor
Tabel 2.8 Deelname bewegingsprogramma JUMP-in, naar stadsdelen 2011 aantal scholen
aantal kinderen
% van basisschoolleerlingen*
0
0
0
West
11
2572
29
Nieuw-West
17
4283
32
Centrum
Zuid
0
0
0
Oost
9
1577
14
15
3337
39
8
2306
28
60
14075
23
Noord Zuidoost Amsterdam
bron: GGD Amsterdam/DMO * De deelnamepercentages zijn berekend op basis van alle kinderen in het betreffende stadsdeel in de leeftijd 4 t/m 11 jaar (leeftijden in groep 1 t/m 8). Bij een onbekend aantal scholen gaat het echter alleen om deelname van kinderen in groep 3 t/m 8 (leeftijd 6 t/m 11 jaar). Rekenen we voor alle scholen alleen het totale aantal leerlingen van 6 t/m 11 jaar mee, dan luiden de percentages respectievelijk: 0, 40, 43, 0, 20, 52, 37 en totaal Amsterdam 31%.
36
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Kindindicatoren psychosociale gezondheid Tabel 2.9 Leerlingen 2e klas voortgezet onderwijs met verhoogde SDQ-score naar (woon) stadsdeel en herkomstgroep, 2009/2010 2007
2009/2010
Centrum
9,9
West
10,2
Nieuw-West
8,9
Zuid
9,2
Oost
7,9
Noord
12,3
Zuidoost
15,1
Surinaams
11,7
Antilliaans/Arubaans
12,3
Turks
10,7
Marokkaans
8,3
overige niet- westerse allochtonen
10,5
westerse allochtonen
12,2
autochtonen
10,0
jongens
7,4
7,9
meisjes
9,8
12,7
PRO/VMBO
10,3
12,0
HAVO/VWO
6,6
7,6
gemengde brugklas
7,9
10,8
Amsterdam
10,4 bron: GGD Amsterdam/Jeugdgezondheidsmonitor
Tabel 2.10 Jongeren (16-24 jaar) die sociaal isolement rapporteren, 2008 (n=339) en 2010 (n=332) (procenten) 1) 2008
2010
man
17
23
vrouw
19
15
niet-westerse allochtonen
23
25
autochtonen/westerse allochtonen
14
14
lager opgeleid
22
25
middelbaar opgeleid
17
18
hoger opgeleid
13
12
Amsterdam
18
18
1) vergelijking met 2008 in de vorige rapportage is niet mogelijk vanwege een veranderde vraagstelling in 2010, 2008 is nu opnieuw berekend volgens de methode in 2010
bron: O+S/ABM
37
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Kindindicatoren gezonde leefstijl Tabel 2.11 Leerlingen 2e klas voortgezet onderwijs die (bijna) elke dag drie hoofdmaaltijden gebruiken naar (woon)stadsdeel en herkomstgroep, 2009/2010 2009/2010 Centrum
85,6
West
84,6
Nieuw-West
83,3
Zuid
84,4
Oost
83,4
Noord
83,8
Zuidoost
69,9
jongens meisjes
86,7 77,3
Surinaams
73,5
Antilliaans/Arubaans
71,1
Turks
82,8
Marokkaans
80,3
overige niet- westerse allochtonen
77,4
westerse allochtonen
83,8
autochtonen Amsterdam
88,2 81,9 bron: GGD Amsterdam/Jeugdgezondheidsmonitor
Tabel 2.12 Leerlingen 2e klas VO die buiten schooltijd minder dan één dag per week of (bijna) nooit aan sport doen naar (woon)stadsdeel, geslacht en herkomstgroep, 2007 en 2009/2010 (procenten) 2009/2010 Centrum
12,2
West
14,6
Nieuw-West
16,3
Zuid
10,7
Oost
15,6
Noord
14,3
Zuidoost
19,7
jongens
7,4
meisjes
22,9
Surinaams
20,1
Antilliaans/Arubaans
17,4
Turks
20,9
Marokkaans
17,4
overige niet- westerse allochtonen
18,4
westerse allochtonen
13,6
autochtonen Amsterdam
9,4 15,2 bron: GGD Amsterdam/Jeugdgezondheidsmonitor
38
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Tabel 2.13 Leerlingen 2e klas voortgezet onderwijs die de week voorafgaand aan het onderzoek hebben gerookt naar (woon)stadsdeel en herkomstgroep, 2009/2010 (procenten) 2009/2010 Centrum
11,7
West
7,6
Nieuw-West
4,5
Zuid
10,1
Oost
5,6
Noord
8,6
Zuidoost
4,3
jongens
4,3
meisjes
9,2
Surinaams
5,8
Antilliaans/Arubaans
2,2
Turks
6,5
Marokkaans
1,5
overige niet- westerse allochtonen
4,6
westerse allochtonen
9,0
autochtonen
10,5
Amsterdam
6,7 bron: GGD Amsterdam/Jeugdgezondheidsmonitor
Tabel 2.14 Leerlingen 2e klas voortgezet onderwijs die de week voorafgaand aan het onderzoek alcohol hebben gedronken naar (woon)stadsdeel, geslacht en herkomstgroep, 2009/2010 (procenten) 2009/2010 Centrum West Nieuw-West
11,7 7,6 4,5
Zuid
10,1
Oost
5,6
Noord
8,6
Zuidoost
4,3
jongens
6,0
meisjes
8,8
Surinaams
10,0
Antilliaans/Arubaans
11,1
Turks
2,6
Marokkaans
1,2
overige niet- westerse allochtonen
5,7
westerse allochtonen autochtonen Amsterdam
9,6 10,6 7,4 bron: GGD Amsterdam/Jeugdgezondheidsmonitor
39
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Tabel 2.15 Leerlingen 2e klas voortgezet onderwijs die de maand voorafgaand aan het onderzoek marihuana of hasj hebben gebruikt naar (woon)stadsdeel, geslacht en herkomstgroep, 2009/2010 (procenten) 2009/2010 Centrum
6,0
West
3,3
Nieuw-West
1,6
Zuid
5,2
Oost
1,8
Noord
3,0
Zuidoost
1,2
jongens
2,9
meisjes
2,6
Surinaams
1,8
Antilliaans/Arubaans
3,3
Turks
1,3
Marokkaans
0,7
overig niet- westerse allochtonen
1,6
overig westerse allochtonen
4,1
autochtonen
4,6
Amsterdam
2,7 bron: GGD Amsterdam/Jeugdgezondheidsmonitor
Tabel 2.16 Tienermoeders per 1.000 tienermeisjes (15-19 jaar) naar leeftijd en herkomstgroep, januari 2005-2011 2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
15 jaar (en jonger)
1
1
1
1
1
1
0
16 jaar
6
3
4
3
2
3
2
17 jaar
7
10
9
7
10
5
7
18 jaar
20
15
15
16
15
16
9
19 jaar
42
30
20
23
23
26
19
Surinaams
35
28
30
33
31
30
24
Antilliaans/Arubaans
53
34
28
48
46
24
24
Turks
19
16
7
9
9
6
2
Marokkaans
9
8
4
3
3
3
1
overige niet-westerse allochtonen
28
23
15
9
10
9
8
westerse allochtonen
11
8
5
6
11
12
10
autochtonen
7
6
5
6
6
6
4
Amsterdam
17
13
11
11
11
10
8
bron: O+S
40
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Kindindicatoren goede opvoeding Tabel 2.17 Aanmeldingen Bureau Jeugdzorg per stadsdeel, geslacht en leeftijdsgroep, 2008 en 2010 2008
2010
abs.
%
abs.
%
Centrum
143
1,6
151
1,6
West
565
2,7
482
2,3
Nieuw-West
757
2,5
729
2,4
Zuid
329
1,8
336
1,8
Oost
405
1,9
473
2,0
Noord
694
3,6
638
3,4
Zuidoost
587
3,2
679
3,6
0-5 jaar
871
1,6
960
1,7
6-11 jaar
957
2,2
1092
2,4
12-17 jaar
1604
3,9
699*
1,7
jongens
1927
2,7
2036
2,8
meisjes
1603
2,4
1478
2,1
Amsterdam
3533
2,5
3522
2,5 bron: BJAA
* plus 54 aanmeldingen van 18 jaar en ouder. Tabel 2.18 Aantal en aandeel aanmeldingen multiprobleemgezinnen, 2010 aantal aanmeldingen
aantal aanmeldingen t.o.v. 1.000 gezinnen met kinderen
58
2,4
West
589
10,3
Nieuw West
621
12,2
Oost
236
4,9
44
0,9
Centrum
Zuid Noord
213
2,8
Zuidoost
132
2,8
1893
5,4
Amsterdam
bron: DMO Amsterdam/bewerking O+S
41
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Tabel 2.19 Deelname Triple P in Amsterdam per stadsdeel, geslacht, leeftijd, herkomst groep en interventieniveau, 2008 en 2010 (aantallen en aandeel kinderen 0 t/m 17 jaar) aantal 2008
aantal 2010
% 2008
% 2010
Centrum
359
674
4,0
7,3
West
379
1604
1,8
7,7
Nieuw-West
483
1851
1,6
6,1
Zuid
129
951
0,7
5,1
Oost
228
1442
1,1
6,0
Noord
660
1620
3,4
8,6
Zuidoost
270
634
1,5
3,4
jongens meisjes
1381 1094
n.b. n.b.
2,0 1,6
n.b. n.b.
0-4 jaar
2014
5814
4,4
12,4
5-11 jaar
449
1926
0,9
3,6
12-17 jaar
38
284
0,1
0,7
Surinaams
297
2,0
61
2,4
Turks
389
3,3
Marokkaans
641
2,6
overige niet-westerse allochtonen
625
3,0
Antilliaans/Arubaans
westerse allochtonen autochtonen
233
1,5
1071
2,1
niveau 2
1877
7359
1,4
5,2
niveau 3
483
1435
0,3
1,0
niveau 4 individueel
66
179
0,0
0,1
niveau 4 groep
66
466
0,0
0,3
5 2617
39 8776
0,0 1,9
0,0 6,2
niveau 5 Amsterdam
bron: GGD
Kindindicatoren veilig thuis Tabel 2.20 Meldingen bij Advies en Meldpunt Kindermishandeling Amsterdam naar adviezen, consulten en onderzoeken, 2005-2010 2005
2006
2007
2008
2009
adviezen
1703
1690
2131
2516
2944
consulten
665
842
1024
957
1426
onderzoeken Amsterdam
4337*
522
651
706
656
644
659
2890
3183
3861
4129
5014
4996
* adviezen en consulten samengenomen.
42
2010
bron: Meldpunt Kindermishandeling
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Tabel 2.21 Aanmeldingen voogdij en OTS per stadsdeel, leeftijdsgroep en geslacht, 2008 en 2010 2008 (voorlopige) voogdij
(voorlopige) voogdij
OTS
2010 OTS
Centrum
1
22
0
19
West (incl. Westpoort)
9
100
6
71
Nieuw-West
13
109
10
95
Zuid
8
69
4
30
Oost
12
97
9
42
8
112
6
62
Zuidoost
16
131
16
139
0-5 jaar
21
168
13
114
6-11 jaar
23
200
12
129
12-17 jaar
25
288
29
219
jongens
39
330
27
230
meisjes
31
327
27
232
54
462
Noord
Amsterdam 70 657 Nb: categorieën tellen niet op tot het totaal omdat kenmerken niet bekend zijn, ook is een deel van de aanmeldingen ouder dan 18 jaar
bron: BJAA
Tabel 2.22 Dakloze jongeren, 2006-2009 schatting totaal
2006
2007
2008
2009
400-600
400-500
400-500
378* bron: Rekenkamer
* Bron: gemeente Amsterdam/Uitvoering in Beeld
Beleidsindicator veilig thuis Tabel 2.23 Opvangplekken dak- en thuisloze jongeren, 2006-2010 Amsterdam
2006
2007
2008
2009
259
200
292
300
2010 292 bron: DMO
43
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
44
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
3 Criminaliteit en veiligheid
Dit hoofdstuk valt uiteen in twee delen: criminaliteit en veiligheid. Het eerste deel is in kaart gebracht door na te gaan in hoeverre de jeugd betrokken is bij criminele activiteiten. Zo wordt er gekeken naar de aanwezigheid van jeugdgroepen en jeugdige verdachten, maar ook naar jongeren in reclassering en HALT projecten. Het tweede deel bespreekt in hoeverre jongeren zich in het algemeen veilig voelen, of zij slachtoffer zijn van criminaliteit, zich veilig voelen op school en veilig zijn in het verkeer. In dit hoofdstuk worden de volgende doelstellingen behandeld: De jeugd is niet betrokken bij criminele activiteiten; De jeugd groeit op in een veilige leefomgeving.
45
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
3.1 Jeugdcriminaliteit thema hoofddoel
Veiligheid en criminaliteit 'jeugdcriminaliteit' de jeugd is niet betrokken bij criminele activiteiten kindindicatoren
subdoelen
jeugdgroepen: 40 (2010, OOV) first offender: 557 12-17 jr, 852 18-24 jaar; overige doelgroepen: 712 12-17 jr, 1916 18-24 jr (2009, HKS/O+S) jeugdige verdachten: 6,3% 12-17 jaar; 5,1% 18-24 jaar (2010, Xpol/BVH) zelfrapportage daderschap: n.b. beleidsindicatoren
afspraken
STOP reacties: 42 (2009, HALT) verwijzingen bureau HALT: 871 (2010, HALT) aanmeldingen jeugdreclassering: 520 regulier; 8 CRIEM; 0 harde kern (2010, BJAA) In justitiële jeugdinrichting, strafrechterlijke titel en aandeel in zorgtraject: n.b.
Eén van de speerpunten van de politie Amsterdam-Amstelland, de gemeente Amsterdam en OM (vastgelegd in het Regionaal Veiligheidsplan 2007-2010/2011) is de doelgerichte aanpak van jeugd. Sinds 1 maart wordt in de Top 600-aanpak prioriteit gegeven aan de doelgroepen jeugd en veelplegers en aan de thema’s geweld, overvallen, woninginbraken en aan criminaliteit gerelateerde overlast. Het programma bevat drie peilers: Lik Op Stuk aanpak van de criminele doelgroep, intensieve zorg na of in combinatie met straf (ter voorkoming van recidive) en de beperking van instroom (van 12-minners) en doorstroom (van broertjes) naar de criminele groep door gerichte preventiemaatregelen voor jongeren.35 Aantal jeugdgroepen gedaald In 2010 werden er in Amsterdam 40 jeugdgroepen onderscheiden, in 2007 waren dit er nog 92. De jeugdgroepen worden onderverdeeld naar drie categorieën: hinderlijk, overlastgevend en crimineel. Het aantal hinderlijk jeugdgroepen daalde van 56 naar 21, het aantal overlastgevende jeugdgroepen daalde van 25 naar 15 aantal criminele jeugdgroepen nam af van 11 naar 436. Daling jeugdige verdachten in doelgroepen Jeugdige verdachten kunnen deel uitmaken van verschillende door de politie onderscheiden doelgroepen. De doelgroepen van de leeftijdcategorie 12 t/m 17 jaar verschillen van die van 18 t/m 24 jaar (zie het tekstvak op de volgende pagina waarin de definities zijn opgenomen).
35 36
46
Voor meer informatie, zie: http://www.eenveiligamsterdam.nl/top-600 Politie Amsterdam-Amstelland. Regionale veiligheidsrapportage Amsterdam-Amstelland 2010, Amsterdam, 2011.
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Doelgroepen jeugdige verdachten De jeugd is voor beleid verdeeld in doelgroepen: 12 t/m 17 jaar: Als jongeren in een bepaald jaar de eerste keer zijn verdacht van een delict worden ze gerekend tot de minderjarige first offenders. Tot de minderjarige licht criminelen worden de jongeren van 12 t/m 17 gerekend die 2 t/m 5 delicten hebben gepleegd (waarvan minstens één in het peiljaar). Wanneer men meer dan 5 delicten pleegt (tenminste één in het peiljaar), behoort men tot de potentiële jeugdige veelplegers. De minderjarige harde kern jeugd bestaat uit jeugdigen verdacht van 3 of meer zware misdrijven in het onderzoeksjaar of 2 zware misdrijven plus 3 of meer antecedenten in voorgaande jaren. 18 t/m 24 jaar: Als jongeren in het betreffende jaar de eerste keer zijn verdacht van een delict worden ze gerekend tot de first offenders. Tot de meerplegers worden de jongeren van 18 t/m 24 gerekend die 2 t/m 10 delicten hebben gepleegd (waarvan minstens één in het peiljaar). Wanneer jongeren meer dan 10 delicten plegen (tenminste één in het peiljaar) vallen ze onder de veelplegers. Jongeren ouder dan 18 jaar kunnen ook behoren tot de groep zeer actieve veelplegers; behalve aan het criterium van meer dan 10 delicten moeten in ieder geval voldaan zijn aan de eis dat 11 van de delicten in de afgelopen vijf jaar zijn gepleegd (en tenminste één in het peiljaar). De harde kern jeugd bestaat uit jeugdigen verdacht van 3 of meer zware misdrijven in het onderzoeksjaar of 2 zware misdrijven plus 3 of meer antecedenten in voorgaande jaren. Gemeentelijk beleid wordt geregeld gericht op een specifieke doelgroep, zo vormen ‘veelplegers’ een belangrijke doelgroep van de huidige Top 600-aanpak. Het aantal Amsterdamse tot doelgroepen behorende verdachten van 12 t/m 17 jaar is na een aanvankelijke stijging in de periode 2004-2007 gedaald tussen 2007 en 2009 (tabel 4.1). De daling is onder alle doelgroepen zodanig dat de aantallen in 2009 lager zijn dan in 2004, met uitzondering van de potentiële jeugdige veelplegers; deze doelgroep is ten opzichte van 2004 wel sterk gestegen (van 188 naar 304). Evenals bij de 12-17 jarigen is er bij de Amsterdamse verdachten van 18 t/m 24 jaar sprake van een toename tussen 2004 en 2007 en een afname tussen 2007 en 2009. Tussen 2004 en 2009 neemt het aantal tot doelgroepen behorende verdachten van 18-24 jaar uiteindelijk toe van 2343 naar 2768. Vooral bij de meerplegers is er sprake van een stijging (van 1097 in 2004 tot 1459 in 2009).
47
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Figuur 3.1 Amsterdams jeugdige verdachten naar doelgroep per leeftijdsgroep, 2004-2009 (aantallen) 2004
2005
2006
2007
2008
2009
minderjarige first offender
887
676
725
684
570
557
minderjarige licht crimineel
394
491
490
515
364
290
potentiële jeugdige veelpleger
188
298
379
398
324
304
minderjarige harde kern jeugd
152
171
182
197
136
118
1621
1636
1776
1794
1394
1269
first offender
822
818
920
910
830
852
meerpleger
1097
1156
1430
1451
1451
1459
59
81
60
80
87
79
344
277
394
335
313
336
21
24
16
35
33
42
subtotaal
2343
2356
2820
2811
2714
2768
totaal
3964
3992
4596
4605
4108
4037
12 tot 17 jaar
subtotaal 18 tot 24 jaar
veelpleger harde kern jeugd zeer actieve veelpleger
bron: HKS; bewerking : O+S (Jeugdige verdachten in de politieregio Amsterdam-Amstelland 2004-2009)
Jeugdcriminaliteit daalt37 Van de jongeren tussen 12 en 24 jaar in Amsterdam werd 5,5% in 2010 verdacht van een misdrijf. In 2010 is de jeugdcriminaliteit het hoogste in stadsdeel Zuidoost. Van alle jongeren in Zuidoost is in 2010 7,8% verdacht van het plegen van criminaliteit. In de stadsdelen Centrum en Zuid wonen in verhouding tot de andere stadsdelen in 2010 juist minder jongeren die verdacht worden van crimineel gedrag (respectievelijk 3,3 en 3,7%). De jeugdcriminaliteitindex wordt viermaandelijks berekend aan de hand van deze gegevens over unieke verdachten tussen de 12 en 24 jaar, op basis van de woonplaats van de jongeren.38 Per buurt is het aandeel jeugdige verdachten geïndexeerd op het gemiddelde aandeel verdachten in 2007 (de index is dus voor 2007 op 100 gezet).
37 38
48
De gegevens uit deze paragraaf zijn afkomstig uit de Fact sheet Jeugdcriminaliteit en Risicofactoren 2011. Tot en met november 2009 zijn de gegevens afkomstig uit Xpol, vanaf december 2009 uit de Basisvoorziening Handhaving (BHV), het actuele politiesysteem van de politie.
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Figuur 3.2 Jeugdcriminaliteitindex 2010 (gebaseerd op woonplek verdachte jongeren 12-24 jaar)
bron: politie Amsterdam-Amstelland/bewerking O+S
Tussen 2007 en 2010 is er in Amsterdam sprake van een daling van de jeugdcriminaliteit van 12-24 jarigen: de jeugdcriminaliteitindex is afgenomen van 100 naar 89. In 2007 was 6,2% van de jongeren verdacht van een delict, in 2010 5,5%. Vooral het aandeel verdachten van 12 t/m 17 jaar laat een daling zien, namelijk van 7,8 naar 6,3%. Het aandeel 18-24 jarige verdachten is iets minder sterk afgenomen (5,4% in 2007 en 5,1% in 2010). Figuur 3.3 Jeugdcriminaliteitindex per stadsdeel, 2007-2010 (gebaseerd op woonplek verdachte jongeren 12-24 jaar) Stadsdeel Centrum
2007
2008
2009
2010
68
65
63
52
92
91
91
84
116
109
110
99
Zuid
70
71
73
60
Oost
104
96
94
90
Noord
112
109
101
106
Zuidoost
123
120
126
125
Amsterdam
100
96
96
89
West Nieuw-West
Standaarddeviatie = 22,1
Bron: Xpol/BVH
Aantal Amsterdamse jongeren met jeugdreclassering daalt Jeugdreclassering is het uitvoeren van door de rechter, de Raad voor de Kinderbescherming of de Officier van Justitie opgelegde begeleiding aan jongeren van 12 t/m 17 jaar. Dit wordt in Amsterdam uitgevoerd door Bureau Jeugdzorg. De jeugdreclassering schrijft een plan waarin staat wat de jongere, samen met zijn ouders, 49
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
gaat doen om te voorkomen dat hij of zij opnieuw in de fout gaat. Er worden drie soorten jeugdreclassering onderscheiden: Regulier (toezicht en begeleiding of maatregel hulp en steun), ITB-CRIEM (Criminaliteit in Relatie tot Integratie van Etnische Minderheden) en ITB-Harde Kern. In 2010 waren er in Amsterdam 528 12-17 jarige jongeren aangemeld bij de jeugdreclassering. Hiervan had 98% reguliere jeugdreclassering, 2% viel onder CRIEM en 0% onder Harde Kern. Het aantal jongeren bij de jeugdreclassering is tussen 2008 en 2010 afgenomen van 688 naar 520. Bij alle drie de soorten jeugdreclassering is er sprake van een afname in deze periode: regulier van 568 naar 520, CRIEM van 93 naar 8 en Harde Kern van 27 naar 0. Er zijn in 2010 veel meer jongens met jeugdreclassering dan meisjes (367 versus 161). Opmerkelijk, is dat het aantal jongens met jeugdreclassering tussen 2008 en 2010 sterker is afgenomen (510 naar 367) dan het aantal meisjes (178 naar 161). In de stadsdelen Nieuw-West en Zuidoost is het aantal jongeren met jeugdreclassering in 2010 het grootst (125 en 113), in Centrum het kleinst (19). In alle stadsdelen is het aantal jongeren met jeugdreclassering tussen 2008 en 2010 afgenomen, behalve in stadsdeel Zuidoost, waar er sprake is van een toename van 101 naar 114 jongeren. Aantal HALT-verwijzingen neemt af Jongeren van 12 tot 18 jaar die door de politie zijn aangehouden voor bijvoorbeeld vernieling, (winkel)diefstal of overlast met vuurwerk krijgen de keuze: naar justitie of naar HALT. Via de HALT-procedure kunnen jongeren rechtzetten wat zij fout hebben gedaan zonder dat zij in aanraking komen met Justitie. Figuur 3.4 Verwijzingen naar Bureau HALT Amsterdam, per onderscheiden delictsoort, 2003-2010 1 (aantallen)
1.800 1.600 overig
1.400
leerplichtzaken
1.200
vuurwerkdelicten
1.000
baldadigheid/vernieling graffiti
800
vermogensdelicten
600 400 200 0
1
50
2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
Graffiti werd in 2008-2010 niet onderscheiden, leerplichtzaken niet in 2003-2006
bron: Bureau HALT
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
In 2010 zijn er 871 jongeren doorverwezen naar Bureau HALT Amsterdam. Dit aantal is sterk afgenomen sinds 2007, toen nog 1.612 jongeren werden doorverwezen.39 De meeste verwijzingen waren van jongeren die aangehouden waren voor vermogensdelicten (63%). Voor jongeren onder de 12 jaar die zich schuldig hebben gemaakt aan een licht strafbaar feit is er de STOP reactie. Vaak bestaat deze reactie uit een gesprek met ouders en kind, een leeropdracht en het aanbieden van excuses aan de benadeelde. In 2009 waren er 42 jongeren onder de twaalf in Amsterdam die hier aan deelnamen, in 2007 waren het er meer: 127. Afname jeugdcriminaliteit, behalve in stadsdeel Zuidoost Er kan geconcludeerd worden dat er in de afgelopen jaren sprake is van een afname van de jeugdcriminaliteit in Amsterdam. Het aantal jeugdgroepen is gedaald, er is een afname van de Harde Kern Jeugd, het aandeel jeugdige verdachten is afgenomen en het aantal jongeren met jeugdreclassering of een HALT-afdoening is gedaald. Deze afname van jeugdcriminaliteit komt ook naar voren uit een landelijke onderzoek van het WODC, waarin de ontwikkeling van zelfrapportage van jeugddelinquentie, aangehouden verdachten en strafrechtelijke daders in de periode 1996-2010 is geanalyseerd40. De daling van jeugdcriminaliteit lijkt in de gehele stad te hebben plaatsgevonden, behalve in stadsdeel Zuidoost. In Zuidoost is het aandeel verdachte jongeren gelijk gebleven tussen 2007 en 2010. Zuidoost is ook het enige stadsdeel waar het aantal jongeren met jeugdreclassering niet is afgenomen tussen 2008 en 2010.
39
Bureau Halt heeft de indruk dat het aantal jongeren dat Halt-waardige delicten pleegt, niet kleiner is
geworden, maar dat de afname ergens anders door veroorzaakt wordt. Dit wordt onderzocht. bron: www.halt.nl 40
Jeugdcriminaliteit in de periode 1996-2010. Ontwikkelingen in zelfgerapporteerde daders, door de politie
aangehouden verdachten en strafrechtelijke daders op basis van de Monitor Jeugdcriminaliteit
51
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
3.2 Veiligheid en slachtofferschap thema
Veiligheid en criminaliteit 'slachtofferschap'
hoofddoel
de jeugd groeit op in een veilige leefomgeving
subdoelen
slachtofferschap jongeren: 48% (2010, VM/O+S)
kindindicatoren onveiligheidsgevoelens: 50% (2010, VM/O+S) gepest worden: 4,2% 2e klas VO (2009/'10, GGD) jeugdige verkeersslachtoffers: 452 (2009, DIVV) beleidsindicatoren afspraken
slachtofferhulp: 486 intake, 449 hulp bij criminaliteitsslachtoffers; intake 583, hulp 108 bij verkeersslachtoffers (2010, Slachtofferhulp Nederland)
Vooral jongeren in Zuidoost voelen zich onveilig op straat De helft van de 15-25 jarige Amsterdamse jongeren voelt zich in 2010 onveilig op straat. Vooral jongeren uit Zuidoost voelen zich vaak onveilig (63%). Dit is bij jongeren uit Centrum, West, Nieuw-West en Zuid minder vaak het geval. Jongeren tussen de 18 en 25 jaar voelen zich wat vaker onveilig dan de 15-17 jarigen (45 versus 51%). In het algemeen geldt dat Amsterdamse jongeren van autochtone herkomst en westerse allochtone herkomst zich vaker wel eens onveilig voelen dan jongeren van niet-westerse herkomst (respectievelijk 56 en 54% versus 44%). Ten slotte voelen vrouwen van 15-25 jaar zich vaker onveiliger dan mannen van deze leeftijdcategorie (59 tegen 38%). Het aandeel jongeren dat zich wel eens onveilig voelt is toegenomen tussen 2008 en 2010 van 42 naar 50%. De toename is vooral sterk in stadsdeel Zuidoost: in 2008 voelde 36% van de 15-25 jarigen zich wel eens onveilig, in 2010 is dat aandeel toegenomen tot 63%. Ook bij ‘oudere’ Amsterdammers (ouder dan 24 jaar) is het aandeel dat zich onveilig voelt wat toegenomen tussen 2008 en 2010, namelijk van 35 naar 38%. Deze toename is wel kleiner dan bij de 15-25 jarigen (42 naar 50%).
52
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Figuur 3.5 Jongeren (15-25 jaar) die zich onveilig voelen, naar stadsdeel, 2008-2010 (procenten)
Amsterdam
Zuidoost
2010 2009 2008
Noord Oost Nieuw-West Centrum West Zuid
% 0
10
20
30
40
50
60
70 bron: O+S/VM
Bijna de helft van de jongeren slachtoffer Achtenveertig procent van de jongeren tussen de 15 en 25 jaar in Amsterdam gaf in 2010 aan slachtoffer te zijn geweest van enige vorm van criminaliteit zoals (poging tot) inbraak, vernieling, diefstal en/of een geweldsdelict. Jaarlijks wordt 30% van de Nederlandse bevolking slachtoffer van een misdrijf.41 In Amsterdam ligt dit aandeel hoger: 44% in 2010.42 De kans slachtoffer te worden van een misdrijf is niet voor iedereen gelijk: jonge mensen (met name in de leeftijdscategorie 12-24 jaar) hebben een verhoogde kans, evenals mannen, stedelingen en mensen met een laag inkomen. Het blijkt dat activiteiten als uitgaan, het uitoefenen van een kwetsbaar beroep (in publieke ruimtes, buiten reguliere werktijden zoals politieagenten en conducteurs) en zelf delinquent gedrag vertonen de kans op slachtofferschap vergroten.43 Jongeren uit Centrum en Zuid geven relatief vaak aan slachtoffer te zijn geweest van één of meerdere delicten. Jongeren uit Zuidoost waren veel minder vaak dan gemiddeld slachtoffer van een delict. Eerder in dit hoofdstuk bleek dat jongeren uit Zuidoost zich juist wel vaker onveilig voelen (zie figuur 3.5). Jongeren van autochtone (56%) en westerse allochtone herkomst (63%) hebben veel vaker dan jongeren van niet-westerse allochtone herkomst (39%) aangegeven slachtoffer te zijn geweest van criminaliteit.
41
SCP. Nooit meer dezelfde, gevolgen van misdrijven voor slachtoffers, 2009 O+S. Veiligheidsmonitor 2010 (Basismeetset 2011) 43 SCP. Slachtoffers van criminaliteit, feiten en achtergronden, Den Haag, 2006. 42
53
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Figuur 3.6 Jongeren (15-25 jaar) die slachtoffer zijn geweest van criminaliteit naar stadsdeel, 2008-2010 (procenten)
Amsterdam
Centrum
2010 2009 2008
Zuid West Noord Oost Nieuw-West Zuidoost
% 0
10
20
30
40
50
60
70 bron: O+S/VM
In heel Amsterdam is het aandeel jongeren dat slachtoffer is geweest van criminaliteit stabiel tussen 2008 en 2010. In de onderliggende stadsdelen zijn wel enkele fluctuaties te zien. Zo valt op dat het slachtofferschap van in Centrum wonende jongeren is toegenomen tussen 2008 en 2009/2010. Het omgekeerde is het geval in Oost: in 2010 zijn minder jongeren slachtoffer geworden dan in 2008/2009. 449 jongeren geholpen na slachtofferschap criminaliteit in 2010 Bij Bureau Slachtofferhulp wordt bijgehouden met hoeveel jongeren zij jaarlijks een intake voeren en hoeveel jongeren zij jaarlijks hulp bieden naar aanleiding van delicten en verkeersongevallen.44 In 2009 heeft er bij 322 jongeren een intake plaatsgevonden voor slachtofferhulp na criminaliteitsdelicten en 287 jongeren hebben daadwerkelijk hulp gekregen. In 2010 betroffen dit respectievelijk 486 (intake) en 449 jongeren (hulp). Zowel in 2009 als in 2010 komen vooral jongeren in de leeftijd van 18 tot en met 25 jaar in contact met slachtofferhulp. Vier procent van de jongeren wordt gepest op school Een onderdeel van veiligheid op school is ‘niet gepest worden’. De GGD vraagt jaarlijks jongeren in de tweede klas van het voortgezet onderwijs naar hun gezondheid en sociale omgeving. Pesten komt hierin ook aan de orde. Van de Amsterdamse jongeren in de 2e klas van het voortgezet onderwijs zegt in 2010 4,2% wel eens gepest te worden op school. In 2007 rapporteerde nog 3,6% van de leerlingen gepest te worden; er is dus sprake van een kleine toename.
44
54
Tussen 2008 en 2009 is het registratiesysteem van het Bureau gewijzigd, waardoor gegevens van 2008, opgenomen in de Staat van de Jeugd 2009, niet met 2009 en later te vergelijken zijn.
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
In de stadsdelen Noord en Zuidoost is het aandeel jongeren dat aangeeft gepest te worden wat hoger dan gemiddeld (5,9 en 5,5%), in stadsdeel Centrum juist lager (1,5%). Jongens worden wat vaker gepest dan meisjes (4,4 versus 3,8%). Marokkaanse en Turkse leerlingen worden gemiddeld wat vaker gepest (5,2 en 5,0%), Nederlandse leerlingen juist wat minder vaak (3,2%). Figuur 3.7 Leerlingen 2e klas voortgezet onderwijs die aangeven gepest te worden op school naar herkomst 2010 (n = 4547) %
6 5 4 3 2 1
al lo ch to on e
e t-w es te rs ov er ig
ni e
w es te rs
al lo ch to on
ks Tu r
M ar ok ka an s
ba an s An t
illi
aa ns /A ru
aa m s Su rin
au t
oc ht oo n
0
Bron: GGD Amsterdam/jeugdgezondheidsmonitor
Slachtoffer in het verkeer Een onderdeel van een veilige leefomgeving is veiligheid in het verkeer. In 2009 zijn er 452 jeugdige verkeersslachtoffers geregistreerd. Iets meer dan de helft van hen was tussen de 18 en 24 jaar oud (53%), 32% tussen de 12 en 17 jaar, 9% tussen de 5 en 11 jaar en 5% was tussen de 0 en 4 jaar oud. Het aantal jeugdige verkeersslachtoffers is in 2009 lager dan in de periode 2007-2008 toen er ruim 500 slachtoffers geregistreerd werden. Het aantal ligt daarmee in 2009 weer op een gelijk niveau als 2005 en 2006.
55
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Tabel 3.8 Geregistreerde verkeersslachtoffers Amsterdam naar leeftijdsgroep, 2005-2010
600
500 18-24 jaar
400
12-17 jaar 300
5-11 jaar
200
0-4 jaar
100
0
2005 2006 2007 2008 2009
bron: DIVV
Bureau Slachtofferhulp heeft in 2010 met 583 jongeren een intake gesprek gevoerd naar aanleiding van verkeersongevallen en zij hebben aan 108 Amsterdamse jongeren hulp geboden naar aanleiding hiervan. In 2009 voerde Bureau Slachtofferhulp met 606 jongeren intakegesprek en bood aan 100 jongeren hulp. Intake van en hulp aan jongeren na verkeersongevallen komt het meest voor in de leeftijdcategorie 18-25 jaar (336 intakes, 58 hulp). Jongeren in deze leeftijdscategorie zijn ook relatief vaak slachtoffer in het verkeer.
56
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Tabellen criminaliteit en veiligheid Kindindicatoren criminaliteit Tabel 3.1 Jeugdgroepen in Amsterdam, 2007-2010 2007
2008
2009
2010
11
11
6
4
criminele jeugdgroepen hinderlijke jeugdgroepen
56
43
30
21
overlastgevende jeugdgroepen
25
19
15
15
totaal jeugdgroepen
92
73
51
40
bron: Regionale Veiligheidsrapportage Amsterdam-Amstelland 2010 Tabel 3.2 Amsterdams jeugdige verdachten naar doelgroep per leeftijdsgroep, 2004-2009 (aantallen) 12 tot 17 jaar
2004
2005
2006
2007
2008
2009
minderjarige first offender
887
676
725
684
570
557
minderjarige licht crimineel
394
491
490
515
364
290
potentiële jeugdige veelpleger
188
298
379
398
324
304
minderjarige harde kern jeugd
152
171
182
197
136
118
subtotaal 18 tot 24 jaar
1621
1636
1776
1794
1394
1269
first offender
822
818
920
910
830
852
meerpleger
1097
1156
1430
1451
1451
1459
59
81
60
80
87
79
344
277
394
335
313
336
21
24
16
35
33
42
2343
2356
2820
2811
2714
2768
3964
3992
4596
4605
4108
4037
veelpleger harde kern jeugd zeer actieve veelpleger subtotaal totaal
Bron: HKS; bewerking : O+S (Jeugdige verdachten in de politieregio Amsterdam-Amstelland 2004-2009) Tabel 3.3 Jongeren verdacht van jeugdcriminaliteit per stadsdeel en leeftijdcategorie, 2007-2010 (gebaseerd op woonplek jongeren; procenten) 12 -17 jaar stadsdeel
18 -24 jaar
totaal
2007
2008
2009
2010
2007
2008
2009
2010
2007
2008
2009
2010
Centrum
6,7
6,3
5,5
3,7
3,5
3,4
3,5
3,2
4,2
4,0
3,9
3,3
West
8,7
8,3
7,2
7,6
4,5
4,8
5,1
4,2
5,7
5,7
5,6
5,2
Nieuw-West
7,7
7,2
6,7
5,6
6,8
6,4
7,0
6,6
7,2
6,8
6,8
6,1
Zuid
5,5
5,1
5,3
4,3
3,9
4,2
4,3
3,5
4,3
4,4
4,6
3,7
Oost
8,8
7,5
7,5
7,2
5,3
5,2
5,0
4,8
6,5
6,0
5,8
5,6
Noord
8,0
7,5
6,4
6,7
6,3
6,3
6,3
6,2
7,0
6,8
6,3
6,6
Zuidoost
7,9
7,3
8,7
7,7
7,6
7,6
7,4
7,5
7,7
7,4
7,8
7,8
Amsterdam
7,8
7,2
6,9
6,3
5,4
5,4
5,5
5,1
6,2
6,0
5,9
5,5
Bron: Xpol/BVH/ Fact sheet Jeugdcriminaliteit en risicofactoren, I april 2011
57
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Beleidsindicatoren criminaliteit Tabel 3.4 HALT afdoeningen, 2003-2010 vermogensdelicten graffiti baldadigheid c.q. vernieling vuurwerkdelicten leerplichtzaken overig Amsterdam
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
784
82
828
839
964
621
490
2010 551
32
29
30
73
51
n.b.
n.b.
n.b.
199
206
193
221
237
216
115
86
39
33
46
293
190
116
107
101
n.b.
n.b.
n.b.
n.b.
n.b.
92
74
98
149
181
129
200
170
26
40
35
1.203
1.271
1.226
1.626
1.612
1.071
826
871
n.b. = niet bekend
bron: Bureau HALT
Tabel 3.5 STOP reacties, 2007-2010 Amsterdam
2007
2008
2009
2010
127
74
42
n.b.
bron: Bureau HALT
Tabel 3.6 Aanmeldingen jeugdreclassering regulier, CRIEM en Harde Kern naar stadsdeel, leeftijdsgroep en geslacht, 2008 en 2010 2008 Centrum West
2010
regulier
CRIEM
harde kern
regulier
CRIEM
harde kern
32
3
-
19
-
-
88
14
3
75
3
-
150
21
4
125
2
0
Zuid
43
14
2
35
0
0
Oost
88
13
8
84
0
0
Noord
78
12
4
66
2
-
Zuidoost
79
16
6
113
1
-
-
-
-
-
-
Nieuw-West
0-5 jaar 6-11 jaar 12-17 jaar 18 jaar of ouder
‐ ‐
-
-
-
-
-
549
92
27
488
8
-
-
-
-
32
-
-
jongens
420
66
24
365
2
-
meisjes
148
27
3
155
6
-
Amsterdam
568
93
27
520
8
-
Nb: categorieën tellen niet op tot het totaal omdat kenmerken niet bekend zijn
58
bron: BJAA
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Kindindicatoren veiligheid en slachtofferschap Tabel 3.7 Slachtofferschap jongeren (15-25 jaar) naar stadsdeel, leeftijdsgroep, geslacht en herkomstgroep 2008-2010 (procenten) 2008
2009
2010
Centrum
52
61
62
West
50
49
49
Nieuw-West
44
49
44
Zuid
56
55
55
Oost
56
43
46
Noord
42
52
46
Zuidoost
40
34
38
15-17 jaar
49
46
45
18-25 jaar
48
49
49
mannen
53
48
49
vrouwen
45
49
48
niet-westerse allochtoon
40
41
39
westerse allochtoon
56
49
63
autochtoon
57
58
56
Amsterdam
48
48
48 bron: O+S/OOV
Tabel 3.8 Onveiligheidsgevoelens jongeren (15-25 jaar) naar stadsdeel, leeftijdsgroep en geslacht en herkomstgroep 2008-2010 (procenten) 2008
2009
2010
Centrum
50
41
48
West
37
37
47
Nieuw-West
46
46
48
Zuid
41
46
46 52
Oost
47
48
Noord
41
42
52
Zuidoost
36
44
63
15-17 jaar
36
35
45
18-25 jaar
44
44
51
mannen
31
32
38
vrouwen
51
52
59
niet-westerse allochtoon
37
38
44
westerse allochtoon
46
63
54
autochtoon
49
47
56
Amsterdam
42
44
50 bron: O+S/OOV
59
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Tabel 3.9 Leerlingen 2e klas voortgezet onderwijs die aangeven gepest te worden op school naar (woon)stadsdeel, herkomst en geslacht 2010 (n = 4547) %
abs.
Centrum
1,5
5
West
3,7
24
Nieuw-West
4,1
44
Zuid
3,8
20
Oost
3,5
27
Noord
5,9
31
Zuidoost
5,5
37
Surinamers
4,6
32
Antillianen/Arubanen
4,4
4
Marokkanen
5,2
43
Turken
5,0
23
overig niet-westers allochtonen
4,4
24
westerse allochtonen
4,1
15
autochtonen
3,2
49
jongens
4,4
98
meisjes Amsterdam 1
1
Inclusief Westpoort
3,8
88
4,2
190
bron: GGD Amsterdam/jeugdgezondheidsmonitor
Tabel 3.10 Geregistreerde verkeersslachtoffers naar leeftijdsgroep, 2005-2009 2005
2006
2007
2008
2009
0-4 jaar
17
22
15
18
24
5-11 jaar
59
81
49
73
41
12-17 jaar
131
102
160
161
146
18-24 jaar
251
214
291
288
241
Amsterdam
458
419
515
540
452 bron: DIVV
60
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Beleidsindicatoren veiligheid en slachtofferschap Tabel 3.11 Intakegesprekken en geboden hulp door slachtofferhulp na criminaliteitsdelicten naar leeftijdsgroep, 2009-2010 2009
2010
intake
hulp
intake
hulp
0-4 jaar
2
1
1
1
5-11 jaar
15
14
15
14
12-17 jaar
71
67
133
123
18-25 jaar
234
205
337
311
Amsterdam
322
287
486
449
bron: Bureau Slachtofferhulp Tabel 3.12 Intakegesprekken en geboden hulp door slachtofferhulp na verkeersongevallen naar leeftijdsgroep, 2009-2010 2009 0-4 jaar
2010
intake
hulp
intake
hulp
15
5
12
2
5-11 jaar
47
10
54
12
12-17 jaar
179
25
181
36
18-25 jaar
365
60
336
58
Amsterdam
606
100
583
108
bron: Bureau Slachtofferhulp
61
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
62
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
4 Onderwijs
Rekenen en schrijven zijn de belangrijkste basisvaardigheden voor een succesvolle schoolloopbaan. Het ontwikkelen van deze basisvaardigheden begint voor een deel van de kinderen al op de voorschool. Een beperkte basis in taal en rekenvaardigheid is een grote belemmering voor een succesvol verloop in het vervolgonderwijs. Onderwijs draagt er toe bij dat kinderen alles benutten wat zij aan ontwikkelingspotentieel in zich hebben. Onderwijs moet daarvoor van goede kwaliteit zijn. Vertraging en verzuim in het onderwijs kan een voorbode zijn van schooluitval, het volgen van het juiste schooltype is van belang om vertraging en verzuim te voorkomen. In dit hoofdstuk worden de volgende doelstellingen behandeld: De jeugd kan rekenen en lezen; De jeugd bereikt het hoogste opleidingsniveau binnen hun capaciteiten; De jeugd volgt onderwijs zonder (onnodige) vertraging.
63
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
4.1 Taal- en rekenvaardigheid thema
Onderwijs
hoofddoel
De jeugd kan rekenen en lezen
'taal- en rekenvaardigheid' kindindicatoren subdoelen
Peuters met een VVE-indicatie: 6192 (2011, DMO) ABC-scores in groep 4 en 6: n.b. (DMO) cito eindscore taal en rekenen: 78 taal; 45 rekenen (2011, DMO) beleidsindicatoren
afspraken
deelname VVE: 54% (2011, DMO) deelname schakel- en kopklassen: 1409 schakelklas; 65 kopklas (2009, DMO) leerlingen op (zeer) zwakke scholen: 0% zeer zwakke scholen; 6% zwakke scholen (2011, DMO) leerlingen op scholen met kwaliteitsimpuls: 32% (2011, DMO)
Bereik voorschool toegenomen Een goede taal- en rekenvaardigheid zijn van belang voor het goed en succesvol doorlopen van de schoolloopbaan. Taal is het instrument waarmee leerkrachten in àlle lessen kennis, vaardigheden en attitudes doorgeven aan hun leerlingen. Het is dus belangrijk dat leerlingen goed taalvaardig zijn in het Nederlands. Een deel van de kinderen staat al aan het begin van het basisonderwijs op achterstand. Voor kinderen met een dergelijke achterstand is de voorschool opgericht. Op de voorschool worden peuters op gebied van taal en sociale vaardigheden voorbereid op het basisonderwijs. De GGD geeft ouders het advies om hun kinderen naar de voorschool te laten gaan wanneer zij constateren dat er thuis geen of weinig Nederlands wordt gesproken, of wanneer er sprake is van een onvoldoende stimulerende omgeving en pedagogische onmacht. Ruim 6000 peuters in Amsterdam hebben een dergelijke GGD-indicatie en behoren tot de doelgroep van de voorschool. Dit is bijna de helft van alle peuters in Amsterdam. Het aantal peuters met een VVE indicatie (kinderen van 2,5 tot 4 jaar) dat deelneemt aan voorschoolse programma’s is van 2004 tot en met 2011 toegenomen van 1.617 naar 3.345. Het bereik is in 2011 54%. In totaal nemen 4.872 kinderen deel aan een voorschool maar een deel daarvan valt buiten de doelgroep (heeft geen GGD-indicatie). In Nieuw-West is de absolute deelname met 847 het grootst, in Centrum met 34 kinderen het laagst. Taal en rekenen zijn de basis voor rest van het onderwijs Wie een achterstand heeft op het vlak van taalvaardigheid, komt moeilijker tot leren in alle vakken en riskeert een onderwijsachterstand op alle vlakken.45 De taalvaardigheid kan worden vastgesteld aan de hand van de Cito-toets. Naast de totale Cito-score wordt namelijk ook apart voor alleen de onderdelen taal en rekenen een score berekend. De score op het taalonderdeel bepaalt de helft van de eindscore.46 In Amsterdam is in 2011 de gemiddelde deelscore voor taal 78. De gemiddelde taalscores zijn het hoogst in 45 46
64
Bron: Nederlandse Taalunie. De Cito-toets bestaat uit 290 vragen: 100 voor taal, 60 voor rekenen, 40 voor studievaardigheden en 90 voor wereldoriëntatie. De laatste wordt echter niet meegenomen in het berekenen van de standaardscore die wordt gebruikt om alle andere score mee te vergelijken.
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Centrum en Zuid (84 en 81) en het laagst in Nieuw-West (74) en Zuidoost (75). Meisjes scoren iets beter op taal dan jongens (78 versus 77), westerse allochtonen en autochtonen scoren hoger dan niet-westerse allochtonen. Een goede rekenvaardigheid is, net als taalvaardigheid, belangrijk voor het vervolg van de (school)loopbaan. De gemiddelde deelscore op rekenen is in Amsterdam in 2011 45. Wederom hebben Centrum (49) en Zuid (47) de hoogste deelscore. Zuidoost en NieuwWest hebben relatief de laagste deelscore voor rekenen (41 en 43). In Amsterdam hebben de jongens gemiddeld een hogere score op het deelgebied rekenen dan de meisjes (resp. 47 en 43). De gemiddelde rekenscore van westerse allochtonen en autochtonen is hoger dan van niet-westerse allochtonen. Schakelklassen Een ander middel om de taalvaardigheid van de jeugd op peil te brengen en te houden zijn schakelklassen. Schakelklassen zijn bestemd voor leerlingen in het primair onderwijs die te kampen hebben met taalachterstand. Het doel is om die leerlingen gedurende een schooljaar zodanig bij te spijkeren dat zij daarna in staat zijn om het onderwijs op hun eigen niveau te kunnen vervolgen. Zij krijgen gedurende dat schooljaar intensief taalonderwijs in een aparte groep. Een van de varianten van een schakelklas is een kopklas. Dat is een extra jaar onderwijs na groep 8, speciaal gericht op leerlingen die streven naar een plaats in een HAVO- of VWO-klas.47 De kopklassen zijn gevestigd op een school voor voortgezet onderwijs. In Amsterdam nemen in oktober 2009 1409 leerlingen deel aan schakelklassen en 65 aan kopklassen. In stadsdeel Zuidoost is het aantal deelnemende leerlingen (naar schoolgemeente) in een schakel- of kopklas het hoogst (308), in stadsdeel Centrum is dit het laagst (36). Onderwijskwaliteit Goed onderwijs is een belangrijke factor in het behalen van de basisvaardigheden. De kwaliteit van het onderwijs wordt (mede) vastgesteld door de onderwijsinspectie. De onderwijsinspectie stelt een lijst met scholen samen die als zeer zwak gecategoriseerd worden. Een zeer zwakke school is een school die onvoldoende onderwijsresultaten (eindopbrengsten) realiseert en die daarnaast op cruciale onderdelen van het onderwijsleerproces onvoldoende kwaliteit laat zien. In Amsterdam zijn er per 1 september 2011 vijftien zwakke scholen en geen zeer zwakke scholen. Dit betreft 3.800 leerlingen (7% van alle leerlingen). Op 1 januari 2008 waren er nog 28 zwakke scholen en 5 zeer zwakke scholen. Om de kwaliteit van het onderwijs in Amsterdam te verbeteren, is er begonnen met het programma kwaliteitsaanpak basisonderwijs. Dit programma bestaat uit uiteenlopende interventies waarin scholen samenwerken met de gemeente om de kwaliteit van het primair onderwijs te verhogen. Eén van deze interventies is de ‘Verbeteraanpak’. In totaal nemen hier per 1 september 2011 74 scholen aan deel; dit betreft ongeveer 19.000 leerlingen in Amsterdam (32% van alle leerlingen).48
47 48
www.schakel-klassen.nl Voor zowel de (zeer) zwakke scholen als de kwaliteitsaanpak geldt dat de samenstelling van de scholen steeds verandert: scholen verbeteren hun kwaliteit, waarmee het verscherpt toezicht vervalt en scholen stappen in en uit het programma ‘Kwaliteitsaanpak Basisonderwijs Amsterdam’.
65
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Niet alle zwakke scholen doen mee aan de verbeteraanpak, en niet alle scholen die in de verbeteraanpak hebben een negatief oordeel gekregen van de onderwijsinspectie.
4.2 Opleidingsniveau thema
Onderwijs 'opleidingsniveau'
hoofddoel
De jeugd bereikt het hoogste opleidingsniveau binnen hun capaciteiten kindindicatoren
subdoelen
cito eindtoets: 537,6 (2011, DMO) basisschooladvies: 18% PRO, LWOO; 32% VMBO, VMBO/HAVO; 50% HAVO/VWO, VWO, kopklas (2011, DMO) beleidsindicatoren
afspraken
geslaagden VO: 1692 VMBO B/K, 1143 VMBO G/T, 993 HAVO, 1049 VWO (2009/'10, CBS) afgestudeerden: 915 MBO 1, 5828 MBO 2/3/4, ; 3723 HBO; 4387 WO (2009/'10, CBS) deelname VO: 4% PRO, 21% LWOO, 31% VMBO, 2% algemeen, 17% HAVO, 24% VWO (2010/'11, CBS) deelname tertiair onderwijs: 15476 MBO; 15484 HBO; 19214 WO (2010/'11, CBS) deelname speciaal onderwijs: 1432 sbo; 3351 so (2010/'11, CBS)
Lager schooladvies niet-westerse allochtone kinderen Aan het einde van de basisschool ontvangen de leerlingen een advies voor het voortgezet onderwijs. Gemiddeld krijgt 50% van de leerlingen een HAVO, VWO of kopklas advies, 32% een VMBO-advies (voor de richtingen basis (B), kader (K), gemengd (G) en theoretisch (T)) en 18% een advies voor praktijkonderwijs (PRO) of VMBO met leerwegondersteuning (LWOO). Er zijn verschillen tussen herkomstgroepering te zien in schooladviezen; waar 72% van de autochtone kinderen een HAVO, VWO of kopklas advies krijgt, is dit bijvoorbeeld voor Marokkaanse kinderen 30%. Het percentage westers allochtone leerlingen met een HAVO, VWO of kopklas advies (70%) is bijna gelijk aan het percentage autochtonen met een dergelijk advies. Het schooladvies en de behaalde Cito-score bepalen voor een belangrijk deel de rest van de schoolcarrière. De meeste leerlingen (97%) in het Amsterdamse onderwijs nemen in groep 8 deel aan een vorm van de Cito-toets (eindtoets basisonderwijs of niveautoets). De Cito-score wordt berekend op basis van de leerlingen met basisschooladvies VMBO zonder leerwegondersteuning (LWOO) en hoger (82% van de leerlingen). De gemiddelde Cito-score in Amsterdam in 2011 is 537,6. Deze score varieert tussen de verschillende stadsdelen, met Zuidoost als laagste (534) en Centrum als hoogste gemiddelde score (542). De verschillen tussen herkomstgroeperingen zijn hier terug te zien; de scores van kinderen van niet-westerse allochtone afkomst zijn gemiddeld lager (tussen de 533 en 537) dan de scores van autochtonen en westerse allochtonen (541 en 540).
66
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Overstap van basisschool naar voortgezet onderwijs Leerlingen die in 2006/’07 in groep 8 zaten en hun schooladvies kregen, zitten in 2009/’10 in de derde klas. Van al die leerlingen volgt 67% in het derde leerjaar nog steeds voortgezet onderwijs op het niveau van het advies. Er zijn wel enkel verschillen tussen jongens en meisjes en tussen jongeren van verschillende herkomstgroepen. In het algemeen zien we dat meisjes vaker opstromen en minder vaak blijven zitten dan jongens. Daarnaast wordt duidelijk dat niet-westerse allochtone leerlingen vaker op- en afstromen en blijven zitten dan autochtone leerlingen.
niet-westerse allochtonen
westerse allochtonen
autochtonen
Figuur 4.1 Leerlingen die in de derde klas op of afgestroomd zijn t.o.v. hun basisschooladvies naar herkomst en geslacht, 2009/’10 (procenten)
V (n=942) M (n=943) blijven zitten V (n=205)
afstroom doorstroom
M (n=190)
opstroom V (n=1533) M (n=1519) % 0
20
40
60
80
100
bron: DMO, Staat van de Stad VI
Meer geslaagden op het VWO dan op het HAVO In het schooljaar 2009/’10 zijn er 1.692 leerlingen geslaagd voor het VMBO B/K, 1.143 voor VMBO G/T, 993 voor de HAVO en 1.049 voor het VWO. Per jaar doen dus de meeste leerlingen examen op VMBO B/K niveau, gevolgd door VMBO G/T. Voorheen deden er meer leerlingen HAVO-examen dan VWO-examen. In 2007/’08 is voor het eerst het aantal geslaagden op het VWO hoger dan op de HAVO. Naast het grootste aantal geslaagde leerlingen is ook het slagingspercentages het hoogst onder VMBO B/K leerlingen (94%). Het slagingspercentage is bij VWO en VMBO G/T 90% en bij HAVO 85%. Recente toename VWO geslaagden vooral door toename autochtonen en meisjes De stijging van het aantal geslaagden op het VWO tussen schooljaar 2004/’05 en 2009/’10 is vooral terug te zien bij de vrouwelijke scholieren. Het aantal VWO geslaagden neemt bij de vrouwen in deze periode namelijk toe van 462 naar 596. Bij de mannen is er sprake van een kleine toename (van 385 naar 453). De toename van geslaagden op het VWO vindt vooral plaats bij autochtone scholieren (499 naar 618). Bij de andere
67
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
herkomstgroepen is er ook sprake van een toename, maar deze is kleiner dan bij de autochtone leerlingen. Figuur 4.2 Geslaagden VMBO B/K, VMBO G/T, HAVO en VWO, Amsterdam (woongemeente), 2004/’05-2009/’10
2300 2100 1900
VMBO B/K
1700
VMBO G/T
1500 1300
HAVO
1100
VWO
900
2009/'10
2008/'09
2007/'08
2006/'07
2005/'06
500
2004/'05
700
bron: CBS/O+S
Overstap van middelbare school naar vervolgonderwijs Na het eindexamen van de middelbare school volgen de meeste leerlingen het volgende jaar een vervolgopleiding. Van de leerlingen die in 2010 succesvol eindexamen deden in het VMBO basis (B) of kader (K) ging 94% het volgende jaar door met een opleiding aan het middelbaar beroepsonderwijs (MBO). Van de geslaagden voor het VMBO gemengd (G) en theoretisch (T) onderwijs gingen er minder naar het MBO (73%), van hen ging 22% door naar het HAVO. Van de Amsterdamse geslaagden voor het HAVO-examen bleef een klein deel (6%) in het voortgezet onderwijs. Het grootste gedeelte ging een opleiding volgen in het hoger beroepsonderwijs (HBO, 66%). Een klein deel koos voor een opleiding in het middelbaar beroepsonderwijs (2%). Ongeveer een kwart (26%) van hen ging in het jaar na hun eindexamen HAVO niet (direct) door met een vervolgopleiding. Dit aandeel is twee keer zo groot als gemiddeld in Nederland. Na het VWO-examen is deze (tijdelijke) uitstroom nog iets groter, 36% van de VWO-geslaagden ging in 2009 niet (direct) door met een vervolgopleiding. In Nederland was dit gemiddeld 16%. Ruim de helft (60%) ging na het VWO-eindexamen verder met een wetenschappelijke opleiding, 4% koos voor een HBOopleiding.
68
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
van VMBO B/K
van VMBO G/T
van HAVO
van VWO
Figuur 4.3 Vervolgopleiding in schooljaar 2009/’10 van geslaagden eindexamen VMBO B/K, VMBO G/T, HAVO en VWO in schooljaar 2008/’09, Amsterdam en Nederland (procenten)
Nederland Amsterdam Nederland
naar VO naar MBO naar HBO naar WO uitstroom
Amsterdam Nederland Amsterdam Nederland Amsterdam
% 0
20
40
60
80
100
bron: CBS
Toename HBO/WO geslaagden vooral door westerse allochtonen en autochtonen De toename van het aantal geslaagden op het HBO en WO is er zowel bij jongens als bij meisjes en zowel bij allochtonen als autochtonen. In absolute cijfers zijn het de grootste groepen (vrouwen en autochtonen) die het sterkst aan de groei bijdragen. Het aantal vrouwelijke studenten met een diploma op zak (HBO en WO) nam toe van 3.700 naar bijna 5.000 en het aantal autochtone afgestudeerden van 4.000 naar 5.000. Ook afgestudeerden van westerse allochtone herkomst vormen een grote groep: hun aantal nam toe van 900 naar 1.500. Aantal geslaagden MBO 2/3/4, HBO en WO neemt toe In de afgelopen schooljaren zijn er in het MBO en hoger onderwijs vooral scholieren geslaagd op het MBO 2/3/4 (5.828 in 2009/’10). Dit aantal is gegroeid, in 2005/’06 waren het er 4.780. Het aantal geslaagden op MBO 1 is het laagste (915 in 2009/’10) en is in de afgelopen jaren stabiel. Op het HBO ging het aantal geslaagden van 2.914 in 2004/’05 naar 3.723 in 2009/’10. Op het WO nam het aantal afgestudeerden toe van 3.075 in 2004/’05 naar 4.387 in 2009/’10.
69
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Figuur 4.4 Geslaagden MBO 1, MBO 2/3/4, HBO en WO in Amsterdam (woongemeente), 2004/’05-2009/’10
6500 5500 MBO 1
4500
MBO 2/3/4
3500
HBO
2500
WO
2009/'10
2008/'09
2007/'08
2006/'07
2005/'06
500
2004/'05
1500
bron: CBS/O+S
4.3 Succesvolle schoolloopbaan thema
Onderwijs 'succesvolle schoolloopbaan'
hoofddoel
De jeugd volgt onderwijs zonder (onnodige) vertraging kindindicatoren
subdoelen
% afstroom in leerjaar 3 naar schooltype: 8% VMBO; 8% HAVO/VWO (2009/'10, CBS) slagingspercentages: 89% LWOO, 93% VMBO B/K; 87% VMBO G/T; 83% HAVO; 89% VWO (2009/'10, CBS) beleidsindicatoren
afspraken
studierendement: % geslaagd na 4 en 8 jaar in MBO/HBO/WO: n.b. nieuwe schooluitval: 2539 (2010, DMO) relatief verzuim: 7,7% (2008, DMO) leerplichtzaken: 615 (2008, DMO)
Slagingspercentages stabiel Het slagingspercentage geeft aan hoeveel jongeren er zonder belemmering door kunnen gaan naar het vervolgonderwijs. Goede slagingspercentages geven, naast weinig studievertraging, een succesvolle schoolloopbaan aan. Het slagingspercentage van jongeren in het Amsterdamse voortgezet onderwijs is per onderwijsniveau redelijk stabiel in de afgelopen periode (schooljaar 2005/’06-2009/’10). In het schooljaar 2009/’10 varieerde het slagingspercentage in Amsterdam tussen de 83% (HAVO) en 93% (VMBO B/K).
70
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Slagingspercentages verschillen tussen herkomstgroepen De slagingspercentages fluctueren door de jaren heen voor jongens en meisjes, maar gemiddeld over de jaren is hier nauwelijks verschil naar geslacht. Leerlingen van nietwesterse herkomst hebben wel gemiddeld lagere slagingspercentages dan autochtone leerlingen. Op het VWO liggen de slagingspercentages voor de niet-westerse groepen rond de 80%, bij autochtonen en westerse allochtonen is dit gemiddeld ruim 90%. Leerlingen van niet-westerse herkomst van de tweede generatie hebben net iets hogere slagingspercentages op het VWO dan leerlingen van de eerste generatie. Bij de HAVO zien we een vergelijkbaar patroon. Op het VMBO liggen de slagingspercentages hoger en zijn er nauwelijks verschillen naar achtergrondkenmerken. Leerlingen van Turkse herkomst hebben op alle onderwijsniveaus de laagste slagingspercentages. In 2009/’10 slaagde 70% van de Turkse leerlingen die examen deden op VWO-niveau, 73% op HAVO-niveau, 76% op VMBO G/T, 86% op VMBO B/K en 83% op VMBO met LWOO. De slagingspercentages liggen daarmee tien procentpunten onder het gemiddelde. Sommige leerlingen lopen vertraging op omdat zij blijven zitten of doorstromen naar een lager niveau (bijvoorbeeld van HAVO naar VMBO). In Amsterdam is van het schooljaar 2008/’09 op 2009/’10 8% op het VMBO blijven zitten en 8% op het HAVO /VWO. Het aandeel vertraagde leerlingen is redelijk stabiel vanaf 2005/’06. Met name leerlingen met een VMBO K, VMBO G/T of HAVO basisschooladvies lopen relatief vaak vertraging op. Ongeveer 20% van hen blijft zitten of stroomt af naar een lager niveau. Leerlingen met een VMBO B advies stromen daarentegen relatief vaak op naar een hoger niveau (ongeveer 34%). Jongens zijn in de afgelopen periode op zowel het VMBO als het HAVO/VWO vaker blijven zitten of afgestroomd naar een lager niveau dan meisjes. Bij niet-westerse allochtonen is 27% van de jongens tegenover 17% van de meisjes blijven zitten of afgestroomd naar een lager niveau. Bij autochtonen is het verschil tussen jongens en meisjes iets kleiner, 19% van de jongens blijft zitten of stroomt af tegenover 13% van de meisjes. Er zijn ook enkele kleine verschillen tussen herkomstgroepen, deze variëren van 4 tot 11%. Zo zijn Antillianen op het VMBO relatief weinig vertraagd (4% versus 8% gemiddeld) en datzelfde geldt voor Turken op het HAVO/VWO (5 versus 8% gemiddeld). Surinamers zijn daarentegen juist wat vaker vertraagd op het HAVO/VWO (10% tegen 8% gemiddeld). Verzuim beter gemeld Met verzuim wordt het spijbelen van leerlingen tijdens verplichte lesuren bedoeld. In het schooljaar 2010/’11 verzuimde 7,4% van de leerlingen in Amsterdam. Verzuim komt vooral voor in het speciaal onderwijs en op het MBO. De afgelopen jaren is de verzuimregistratie beter geworden, scholen melden vaker wanneer een leerling verzuimt. De toename van het verzuim in het MBO is vooral het resultaat van betere controle en melding van verzuim. Op het MBO heeft 60% van de leerplichtige leerlingen in 2010/’11 een of meerdere keren verzuimd. Op het speciaal onderwijs voor moeilijk opvoedbare kinderen (REC 4) voor kinderen ouder dan 12 is het verzuim ook hoog. Hier verzuimt 21% van de leerlingen. Op het voortgezet onderwijs verzuimt 10% van de leerplichtige leerlingen.
71
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Figuur 4.5 Verzuim naar schoolsoort, schooljaar 2007/’08-2010/’11 (procenten) 1)
70
%
60 50 40 30 20 10
VO ,b
to ta al
ov en le er pl ic ht M ig BO ,l ee M rp BO lic ,b ht ig ov en le er pl ic ht ig
ee rp lic ht ig
(1 2+ )
VO ,l
4
jr) t/m (5
4
2007/'08
R ec
12
13 R ec R ec
pr im ai
ro nd er w
ijs
0
2008/'09
2009/'10
2010/'11
e
1) Leerlingen zijn leerplichtig tot en met hun 16 jaar. De leerplicht loopt door tot 18 jaar voor leerlingen die nog geen startkwalificatie hebben.
bron: DMO
Handhaving leerplicht In de gemeente Amsterdam is de leerplichtambtenaar op de school aanwezig om jongeren die spijbelen op te pakken. De leerplichtambtenaar handhaaft de leerplichtwet en maakt afspraken met de jongere zodat hij/zij weer naar school gaat. Naast schoolgebonden werken de leerplichtambtenaren ook woongebonden. Leerlingen die niet op school staan ingeschreven worden actief benaderd en thuis bezocht. Het aantal jongeren dat spijbelt komt steeds beter in beeld. Scholen melden het verzuim beter, mede door de schoolcontroles op de verzuimaanpak en –registratie van de scholen, die leerplichtconsulenten uitvoeren. In 2010 zijn er ruim 2.500 leerlingen gestopt met school zonder dat zij een startkwalificatie (een diploma op HAVO/VWO of MBO-2 niveau) hadden. Dit aantal is gedaald, in 2006 ging het nog om ruim 3.500 leerlingen. De nieuwe uitval varieert van 618 leerlingen in stadsdeel Nieuw-West tot 115 in Centrum. In alle stadsdelen nam de nieuwe uitval af. De afname was het grootst in de stadsdelen Nieuw-West, Zuidoost, Noord en West. Hier daalde de uitval gemiddeld met 200 leerlingen. In de stadsdelen Centrum (-31), Oost (-67) en Zuid (-71) was de afname kleiner.
72
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Zomeroffensief I’m In Ervaring leert dat de kans op schooluitval het grootst is rond de zomervakantie. Acties voeren in deze periode is daarom cruciaal. Het VSV zomeroffensief I’m In is voor de zomer gestart met acties gericht op de twijfelaars en stoppers op het MBO. Jongeren die dreigen uit te vallen zijn in beeld gebracht. Een I’m In team helpt voor, tijdens en na de zomervakantie MBO-leerlingen die twijfelen of stoppen of al zijn gestopt op het MBO bij het vinden van een passende opleiding. Zij worden actief benaderd om mee te doen en in contact te komen met een I-coach. De I-coach biedt via internet laagdrempelig, snel en op maat aantrekkelijke activiteiten rond loopbaan-, beroepenoriëntatie en coaching. Ook zet het offensief in op het bereiken van ouders/verzorgers, familie, vrienden en andere betrokken personen uit de omgeving van een leerling die dreigt uit te vallen. Zij kunnen een jongere helpen bij het helder krijgen van talenten en interesses.
73
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
74
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Tabellen onderwijs Kindindicatoren taal en rekenvaardigheid Tabel 4.1 Omvang doelgroep voorschool (peuters van 30-48 mnd. met een voorschoolindicatie), 2011 2011 Centrum
231
West
947
Nieuw-West
1429
Zuid
512
Oost
846
Noord
901
Zuidoost
1294
totaal (incl. 32 stadsdeel onbekend)
6192 bron: DMO
Tabel 4.2 Gemiddelde Cito deelscore taal naar stadsdeel (school), geslacht en herkomstgroep, 2008-2011 1) Centrum
2008
2009
2010
2011
82
82
84
84
West
75
75
78
76
Nieuw-West
74
74
75
74
Zuid
81
83
83
81
Oost
77
78
79
79
Noord
74
76
77
76
Zuidoost
73
74
75
75
jongens
75
76
77
77
meisjes
78
78
80
78
Surinaams
73
74
75
75
Antilliaans
72
73
76
77
Turks
69
70
70
69
Marokkaans
71
71
73
72
overige niet-westerse allochtonen
74
75
78
76
westerse allochtonen
80
80
83
81
autochtonen
81
82
83
82
Amsterdam
76
77
79
78 bron: DMO
1) In de gemiddelde citoscores worden de leerlingen met advies voor praktijkonderwijs en VMBO met leerwegondersteuning niet meegerekend.
75
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Tabel 4.3 Gemiddelde Cito deelscore rekenen naar stadsdeel (school), geslacht en herkomstgroep, 2008-2011 1) 2008
2009
2010
2011
Centrum
49
47
47
49
West
45
45
44
45
Nieuw-West
45
44
44
43
Zuid
49
48
47
47
Oost
46
45
44
46
Noord
44
44
43
45
Zuidoost
43
42
42
41
jongens
48
47
46
47
meisjes
44
43
43
43
Surinaams
42
41
41
41
Antilliaans
42
40
44
43
Turks
45
45
43
44
Marokkaans
43
42
42
42
overige niet-westerse allochtonen
45
44
44
45
westerse allochtonen
48
46
47
48
autochtonen Amsterdam
48 46
47 45
47 44
47 45 bron: DMO
1) In de gemiddelde citoscores worden de leerlingen met advies voor praktijkonderwijs en VMBO met leerwegondersteuning niet meegerekend.
Beleidsindicatoren taal- en rekenvaardigheid Tabel 4.4 Peuters (2,5-3 jaar) uit de doelgroep die deelnemen aan voorschoolse programma's naar stadsdeel van de voorschool, 2004-2011 en bereik doelgroep 2011 juli 2004
juli 2007
dec. 2010
juni 2011 bereik
abs.
abs.
abs.
abs.
17
32
31
34
15
West
383
624
667
642
68
Nieuw-West
410
668
781
847
59
Zuid
116
139
178
173
34
Oost
221
342
384
370
44
Centrum
doelgroep %
Noord
152
391
655
617
68
Zuidoost
318
643
712
662
51
1617
2839
3.408
3345
Amsterdam
54 bron: DMO
76
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Tabel 4.5 Deelname schakel- en kopklassen naar stadsdeel (school) en type, 2007/'08 en okt. 2009 2007/'08
oktober 2009
Centrum
12
36
West
58
164
200
195
Nieuw-West Zuid
25
97
Oost
106
254
Noord
160
237
Zuidoost
179
308
zij-instromers/nieuwkomers
-
365
schakelklas / voltijd
-
630
schakelklas / deeltijd
-
328
kopklas
-
65
verlengde schooldag
-
24
927
1474
Amsterdam
Vanwege een nieuwe categorie indeling is er geen vergelijking mogelijk tussen de
bron: DMO
verschillende type schakel/kopklassen in 2009 en voorgaande jaren. Tabel 4.6 Leerlingen op zwakke basisscholen, 1 september (leerlingtellingen 1 okt. 2010) leerlingen op scholen met
leerlingen op scholen met
aangepast arrangement
aangepast zeer zwak arrangement
abs. Centrum
%
abs.
%
0
0
0
0
780
10
0
0
1108
9
0
0
Oost
352
3
0
0
Noord
581
7
0
0
Zuid
212
2
0
0
Zuidoost
807
10
0
0
West Nieuw-West
basisonderwijs speciaal basisonderwijs Amsterdam
3840
7
0
0
0
0
0
0
3840
6
0
0
bron: DMO/Spiegel PO
77
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Tabel 4.7 Leerlingen op scholen die meedoen met de kwaliteitsaanpak, 2010 (procenten) Centrum
abs.
%
169
4
West
2401
30
Nieuw-West
5581
46
Zuid
1552
16
Oost
2894
28
Noord
2283
29
Zuidoost
4092
53
18658
32
314
22
18972
32
basisonderwijs speciaal basisonderwijs Amsterdam
bron: DMO
Kindindicatoren opleidingsniveau Tabel 4.8 Gemiddelde Cito-eindscore naar stadsdeel (school), geslacht en herkomstgroep, 2008-2011 1) 2008
2009
2010
2011
Centrum
541,7
540,5
541,0
542,2
West
536,5
535,9
536,6
536,8
Nieuw-West
535,8
534,9
535,6
535,0
Zuid
541,2
541,4
540,7
540,4
Oost
537,7
537,7
537,6
539,0
Noord
535,7
536,2
535,9
536,9
Zuidoost
534,2
534,2
534,1
534,4
jongens
537,5
537,2
537,3
538,1
meisjes
537,3
536,8
537,2
537,1
Surinaams
534,2
533,7
534,0
534,0
Antilliaans
533,5
532,8
535,6
535,8
Turks
533,6
533,5
533,1
533,3
Marokkaans
533,3
532,9
533,5
533,8
overige niet-westerse allochtonen
535,8
535,9
536,4
536,9
westerse allochtonen
540,2
539,5
540,7
540,4
autochtonen
540,9
540,7
540,5
540,8
Amsterdam
537,4
537,1
537,3
537,6 bron: DMO
1) In de gemiddelde citoscores worden de leerlingen met advies voor praktijkonderwijs en VMBO met leerwegondersteuning niet meegerekend.
78
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Tabel 4.9 Basisschooladviezen naar stadsdeel (school), geslacht en herkomstgroep, 2009-2011 (procenten) VMBO B/K/T, VMBO T/ PRO, VMBO met LWOO 2009 Centrum
2010
2011
HAVO, HAVO/ VWO,
HAVO 2009
2010
VWO, kopklas
2011
2009
2010
2011
7
6
5
19
17
15
74
77
80
West
21
22
20
39
33
36
40
45
44
Nieuw-West
20
21
20
42
40
41
38
39
39
Zuid
9
9
7
20
20
21
71
71
73
Oost
16
15
14
30
31
29
54
54
58
Noord
22
23
27
40
41
34
38
36
39
Zuidoost
28
29
26
41
42
40
31
29
34
jongens
18
18
17
36
33
31
47
49
52
meisjes
18
18
18
34
34
33
47
48
49
Surinaams
27
28
24
43
43
44
30
29
32
Antilliaans
28
28
36
45
38
36
28
34
29
Turks
28
23
23
41
45
46
31
32
31
Marokkaans
26
28
28
47
42
42
26
30
30
overige n-w allochtonen
21
21
20
38
36
35
40
43
46
westerse allochtonen
7
11
9
28
22
21
65
67
70
autochtonen
8
8
8
23
23
20
70
69
72
Amsterdam
18
18
18
34
33
32
47
49
50
bron: DMO Tabel 4.10 Geslaagden VMBO B/K (woongemeente) naar geslacht en herkomstgroep, schooljaar 2004/'05-2009/'10 2004/'05
2005/'06
2006/’07
2007/'08
2008/'09
2009/'10
jongens
964
1058
984
998
889
837
meisjes
836
1018
1069
1038
924
855
Surinaams
383
448
433
372
367
365
Antilliaans Turks
55
57
58
44
53
42
222
225
252
299
248
219
Marokkaans
543
514
481
519
440
434
overige niet-westerse allochtonen
198
248
260
250
208
239
78
97
120
95
79
59
westerse allochtonen autochtonen
321
487
445
449
409
325
Amsterdam
1800
2076
2053
2036
1813
1692
bron: CBS/statline, tabel geslaagdenkenmerken naar woongemeente
79
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Tabel 5.11 Geslaagden VMBO G/T (woongemeente) naar geslacht en herkomstgroep, schooljaar 2004/'05-2009/'10 2004/'05
2005/'06
2006/’07
2007/'08
2008/'09
2009/'10
jongens
433
587
551
591
547
569
meisjes
456
589
628
610
591
574
Surinaams
198
224
208
187
186
187
Antilliaans
18
29
15
24
17
25
Turks
102
130
107
132
127
123
Marokkaans
189
220
236
252
257
210
90
143
145
156
164
155
overige niet-westerse allochtonen westerse allochtonen
64
74
99
76
91
93
autochtonen
228
356
369
372
289
346
Amsterdam
889
1176
1179
1201
1138
1143
bron: CBS/statline, tabel geslaagdenkenmerken naar woongemeente Tabel 4.12 Geslaagden HAVO (woongemeente) naar geslacht en herkomstgroep, schooljaar 2004/'05-2009/'10 2004/'05
2005/'06
2006/’07
2007/'08
2008/'09
2009/'10
jongens
405
476
499
505
495
485
meisjes
444
527
578
537
505
508
Surinaams
106
137
144
131
129
98
Antilliaans
16
23
16
16
13
14
Turks Marokkaans overige niet-westerse allochtonen westerse allochtonen autochtonen Amsterdam
55
64
86
84
71
75
123
131
159
164
134
144
91
137
122
112
137
136
82
97
110
85
101
86
376
414
440
450
414
439
849
1003
1077
1042
1000
993
bron: CBS/statline, tabel geslaagdenkenmerken naar woongemeente Tabel 4.13 Geslaagden VWO (woongemeente) naar geslacht en herkomstgroep, schooljaar 2004/'05-2009/'10 2004/'05
2005/'06
2006/’07
2007/'08
2008/'09
2009/'10
jongens
385
412
454
436
465
453
meisjes
462
551
528
625
606
596
Surinaams
61
67
69
73
69
71
Antilliaans
12
18
9
8
10
6 35
Turks
31
31
35
40
44
Marokkaans
39
57
68
50
70
64
overige niet-westerse allochtonen
88
102
92
109
112
115
westerse allochtonen
117
137
147
148
139
140
autochtonen
499
551
562
633
626
618
847
963
982
1061
1071
1049
Amsterdam
bron: CBS/statline, tabel geslaagdenkenmerken naar woongemeente
80
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Tabel 4.14 Geslaagden MBO 1 (woongemeente) naar geslacht en herkomstgroep, schooljaar 2005/'06-2009/'10 2005/'06
2006/’07
2007/'08
2008/'09
2009/'10
mannen
507
576
524
466
547
vrouwen
321
348
402
382
368
Surinaams
162
187
193
168
186
Antilliaans
30
39
29
33
34
Turks
98
120
87
114
110
Marokkaans
217
222
213
188
183
overige niet-westerse allochtonen
131
147
181
145
156
46
43
47
37
44
autochtonen
141
165
175
161
198
Amsterdam
828
924
926
848
915
westerse allochtonen
bron: CBS/statline, tabel geslaagdenkenmerken naar woongemeente Tabel 4.15 Geslaagden MBO 2/3/4 (woongemeente) naar geslacht en herkomstgroep, schooljaar 2005/'06-2009/'10 2005/'06
2006/’07
2007/'08
2008/'09
2009/'10
mannen
1936
1951
2288
2457
2580
vrouwen
2844
2665
2936
3004
3248
Surinaams
995
958
1075
1246
1187
Antilliaans
149
136
158
158
174
Turks
483
487
516
562
588
Marokkaans
989
890
1132
1079
1158
overige niet-westerse allochtonen
515
515
635
671
698
westerse allochtonen
317
298
346
347
368
autochtonen
1329
1331
1360
1395
1650
Amsterdam
4780
4616
5224
5461
5828
bron: CBS/statline, tabel geslaagdenkenmerken naar woongemeente Tabel 4.16 Geslaagden HBO bachelor (woongemeente) naar geslacht en herkomstgroep, schooljaar 2004/'05-2009/'10 2004/’05
2005/'06
2006/’07
2007/'08
2008/'09
2009/'10
mannen
1098
1151
1227
1313
1402
1428
vrouwen
1816
1828
2001
2004
2227
2295
Surinaams
254
249
231
245
250
241
Antilliaans
43
49
53
44
58
66
Turks
70
94
96
90
91
89
Marokkaans
179
178
182
182
214
257
overige niet-westerse allochtonen
233
230
235
266
280
308
westerse allochtonen
444
468
458
490
526
554
autochtonen
1691
1711
1973
2000
2210
2204
Amsterdam
2914
2979
3228
3317
3629
3723
bron: CBS/statline, tabel geslaagdenkenmerken naar woongemeente
81
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Tabel 4.17 Geslaagden WO master en doctoraal (woongemeente) naar geslacht en herkomstgroep, schooljaar2004/'05-2009/'10 2004/’05
2005/'06
2006/’07
2007/'08
2008/'09
2009/'10
mannen
1219
1415
1635
1475
1626
1726
vrouwen
1856
2025
2341
2168
2432
2661
Surinaams
82
93
107
101
102
117
Antilliaans
27
36
56
32
44
47
Turks
37
44
44
53
53
53
Marokkaans
49
45
65
47
55
83
overige niet-westerse allochtonen
145
198
260
253
268
332
westerse allochtonen
472
564
681
705
822
933
autochtonen
2263
2460
2763
2452
2714
2816
Amsterdam
3075
3440
3976
3643
4058
4387
bron: CBS/statline, tabel geslaagdenkenmerken naar woongemeente
Beleidsindicatoren opleidingsniveau Tabel 4.18 Deelname praktijkonderwijs in leerjaar 3 (woongemeente) naar geslacht en herkomstgroep, schooljaar2007/'08-20010/'11 (procenten op totaal leerlingen leerjaar 3) 2007/'08
2008/'09
2009/'10
2010/'11
jongens
6
5
4
5
meisjes
5
3
3
3
Surinaams
9
5
8
6
Antilliaans
10
15
7
8
6
6
6
4
Turks Marokkaans
8
7
4
6
overige niet-westerse allochtonen
6
4
3
5
westerse allochtonen
2
1
1
2
autochtonen
2
2
2
1
Amsterdam
5
4
4
4
bron: CBS/statline, tabel Voortgezet Onderwijs; deelname van de leerlingen naar herkomstgroepering
82
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Tabel 4.19 Deelname VMBO met LWOO in leerjaar 3 (woongemeente) naar geslacht en herkomstgroep, schooljaar2007/'08-20010/'11 (procenten op totaal leerlingen leerjaar 3) 2007/'08
2008/'09
2009/'10
2010/'11
jongens
19
18
17
21
meisjes
19
18
17
21
Surinaams
25
22
20
26
Antilliaans
19
10
23
28
Turks
26
20
18
32
Marokkaans
29
25
26
30
overige niet-westerse allochtonen
19
22
19
24
westerse allochtonen
9
11
8
11
autochtonen
12
11
12
12
Amsterdam
19
18
17
21
bron: CBS/statline, tabel Voortgezet Onderwijs; deelname van de leerlingen naar herkomstgroepering Tabel 4.20 Deelname VMBO B/K in leerjaar 3 (woongemeente) naar geslacht en herkomstgroep, schooljaar2007/'08-20010/'11 (procenten op totaal leerlingen leerjaar 3) 2007/'08
2008/'09
2009/'10
2010/'11
jongens
18
19
18
13
meisjes
15
17
16
12
Surinaams
24
28
26
20
Antilliaans
30
29
28
22
Turks
25
27
30
16
Marokkaans
18
25
24
16
overige niet-westerse allochtonen
16
18
16
13
9
7
6
8
westerse allochtonen autochtonen
11
9
9
7
Amsterdam
17
18
17
13
bron: CBS/statline, tabel Voortgezet Onderwijs; deelname van de leerlingen naar herkomstgroepering Tabel 4.21 Deelname VMBO G/T in leerjaar 3 (woongemeente) naar geslacht en herkomstgroep, schooljaar2007/'08-20010/'11 (procenten op totaal leerlingen leerjaar 3) 2007/'08
2008/'09
2009/'10
2010/'11
jongens
19
19
18
19
meisjes
19
20
18
17
Surinaams
21
22
20
22
Antilliaans
19
17
14
18
Turks
19
25
22
16
Marokkaans
23
20
21
22
overige niet-westerse allochtonen
22
18
20
20
westerse allochtonen
16
19
18
15
autochtonen
15
16
15
16
Amsterdam
19
19
18
18
bron: CBS/statline, tabel Voortgezet Onderwijs; deelname van de leerlingen naar herkomstgroepering
83
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Tabel 4.22 Deelname HAVO in leerjaar 3 (woongemeente) naar geslacht en herkomstgroep, schooljaar2007/'08-20010/'11 (procenten op totaal leerlingen leerjaar 3) 2007/'08
2008/'09
2009/'10
2010/'11
jongens
13
15
16
18
meisjes
13
13
15
17
Surinaams
10
10
12
14
Antilliaans
8
9
12
13
Turks
10
11
14
18
Marokkaans
12
13
14
15
overige niet-westerse allochtonen
13
15
18
17
westerse allochtonen
18
14
19
21
autochtonen
15
17
16
20
Amsterdam
13
14
15
17
bron: CBS/statline, tabel Voortgezet Onderwijs; deelname van de leerlingen naar herkomstgroepering Tabel 4.23 Deelname VWO in leerjaar 3 (woongemeente) naar geslacht en herkomstgroep, schooljaar2007/'08-20010/'11 (procenten op totaal leerlingen leerjaar 3) 2007/'08
2008/'09
2009/'10
2010/'11
jongens
20
20
22
22
meisjes
22
22
23
26
Surinaams
9
10
11
11
Antilliaans
10
16
13
9
9
9
9
14
Turks Marokkaans
9
9
10
11
overige niet-westerse allochtonen
19
19
20
19
westerse allochtonen
36
37
37
40
autochtonen
35
34
36
39
Amsterdam
21
21
23
24
bron: CBS/statline, tabel Voortgezet Onderwijs; deelname van de leerlingen naar herkomstgroepering Tabel 4.24 Deelname algemeen leerjaar in leerjaar 3 (woongemeente) naar geslacht en herkomstgroep, schooljaar2007/'08-20010/'11 (procenten op totaal leerlingen leerjaar 3) 2007/'08
2008/'09
2009/'10
2010/'11
jongens
5
4
4
2
meisjes
7
7
7
3
Surinaams
2
4
3
1
Antilliaans
4
4
3
2
Turks
3
1
1
0
Marokkaans
2
1
0
1
overige niet-westerse allochtonen
5
4
4
3
westerse allochtonen
10
11
11
3
autochtonen
10
10
11
4
Amsterdam
6
6
6
2
bron: CBS/statline, tabel Voortgezet Onderwijs; deelname van de leerlingen naar herkomstgroepering
84
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Tabel 4.25 Deelname MBO (woongemeente, 15-24 jaar) naar leeftijd, geslacht en herkomstgroep, schooljaar 2005/'06-2009/'10 2005/'06
2006/'07
2007/'08
2008/'09
2009/'10
2010/’11
15 jaar
30
20
21
17
14
18
16 jaar
1194
1255
1211
1246
1156
1047
17 jaar
2865
2931
3096
2974
2989
2660
18 jaar
3148
3182
3222
3282
3277
3184
19 jaar
2868
2863
2833
2750
2873
2760
20 jaar
2147
2218
2182
2031
2133
2179
21 jaar
1483
1537
1568
1434
1465
1501
22 jaar
925
1023
1031
1014
950
988
23 jaar
637
631
753
640
659
665
24 jaar
386
428
471
489
480
474
mannen
7833
8020
8090
7827
7950
7689
vrouwen
7850
8068
8298
8050
8046
7787
Surinamers
3546
3532
3566
3334
3278
3142
Antillianen
501
522
545
497
492
462
Turken
1827
1869
1908
1935
2000
1922
Marokkanen
3853
3922
4003
3826
3886
3644
overige niet-westerse allochtonen
1730
1771
1843
1854
1896
1927
westerse allochtonen
843
848
868
820
807
801
autochtonen
3357
3598
3640
3594
3619
3561
Amsterdam
15683
16088
16388
15877
15996
15476
bron: CBS/statline, Leerlingen voortgezet, beroeps- en hoger onderwijs naar woongemeente
85
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Tabel 4.26 Deelname HBO (woongemeente, 15-24 jaar) naar leeftijd, geslacht en herkomstgroep, schooljaar 2005/'06-2009/’10 2005/'06 15 jaar
-
16 jaar
-
2006/'07 -
2007/'08 -
-
2008/'09 -
2
2009/'10 -
2010/’11 -
4 -
4
17 jaar
233
260
269
250
268
251
18 jaar
759
808
811
795
805
833
19 jaar
1298
1447
1480
1516
1652
1558
20 jaar
1884
2100
2123
2353
2343
2427
21 jaar
2193
2454
2452
2680
2914
2774
22 jaar
2128
2320
2488
2637
2775
2961
23 jaar
1836
2003
2108
2340
2518
2515
24 jaar
1548
1591
1727
1836
2022
2161
mannen
5062
5517
5673
6167
6668
6779
vrouwen
6817
7466
7787
8244
8629
8705
Surinamers
1178
1266
1350
1384
1476
1462
Antillianen
246
278
289
324
342
321
Turken
535
587
648
734
814
844
Marokkanen
1137
1262
1301
1413
1432
1467
overige niet-westerse allochtonen
1171
1242
1299
1371
1507
1523
westerse allochtonen
1481
1497
1470
1712
1773
1723
autochtonen
6131
6851
7103
7369
7792
7968
Amsterdam
11879
12983
13460
14411
15297
15484
bron: CBS/statline, Leerlingen voortgezet, beroeps- en hoger onderwijs naar woongemeente
86
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Tabel 4.27 Deelname WO (woongemeente, 15-24 jaar) naar leeftijd, geslacht en herkomstgroep, schooljaar 2005/'06-2009/’10 2005/'06
2006/'07
2007/'08
2008/'09
2009/'10
2010/’10
15 jaar
-
-
-
-
-
-
16 jaar
-
-
-
-
-
-
17 jaar
18
18
24
28
24
27
18 jaar
524
641
624
663
822
807
19 jaar
1467
1558
1573
1734
1921
2133
20 jaar
2095
2356
2290
2508
2708
2935
21 jaar
2254
2568
2798
2845
2982
3268
22 jaar
2293
2608
2872
3139
3272
3263
23 jaar
2435
2520
2769
3061
3405
3409
24 jaar
2336
2481
2483
2873
3083
3372
mannen
5383
5958
6149
6611
7126
7494
vrouwen
8039
8792
9284
10240
11091
11720
Surinaams
524
560
538
592
631
638
Antilliaans
158
186
209
205
211
225
Turks
224
240
241
297
321
338
Marokkaans
355
381
395
399
420
456
overige niet-westerse allochtonen
889
968
971
1164
1259
1305
westerse allochtonen
1931
2060
2202
2452
2651
2528
autochtoon
9341
10355
10877
11724
12674
13639
13422
14750
15433
16851
18217
19214
Amsterdam
bron: CBS/statline, Leerlingen voortgezet, beroeps- en hoger onderwijs naar woongemeente Tabel 4.28 Deelname speciaal basisonderwijs en speciaal onderwijs (schoolgemeente), schooljaar 2008/'09-2010/'11 2008/'09
2009/'10
speciaal
speciaal
basisonderwijs
onderwijs
8
103
8
5-11 jaar
1228
1603
12-17 jaar
306
1598
18-22 jaar
0
0-4 jaar
jongens meisjes Amsterdam
speciaal
2010/'11
speciaal
speciaal
speciaal
basisonderwijs onderwijs
basisonderwijs
onderwijs
90
7
103
1180
1580
1140
1456
304
1565
285
1564
258
0
272
0
228
1069
2561
1052
2519
1011
2414
473
1001
440
988
421
937
1542
3562
1492
3507
1432
3351
bron: CBS/statline, tabel (speciaal) basisonderwijs en speciaal onderwijs naar schoolgemeente
87
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Kindindicatoren succesvolle schoolloopbaan Tabel 4.29 Vertraagde leerlingen in leerjaar 3 (woongemeente) naar geslacht, herkomstgroep en generatie, schooljaar 2005/’06-2009/’10 (procenten) 2005/'06
2006/'07
2007/'08
2008/'09
naar 2006/'07
naar 2007/'08
naar 2008/'09
naar 2009/'10
HAVO/
HAVO/
HAVO
HAVO/
VMBO
VWO
VMBO
VWO
VMBO
/VWO
VMBO
VWO
jongens
8
9
8
9
8
7
8
9
meisjes
7
6
7
6
7
7
7
8
Surinamers
8
9
8
9
8
8
6
10
Antillianen
4
7
4
7
11
9
4
9
Turken
8
10
8
10
8
6
9
5
Marokkanen
8
9
8
9
7
9
9
9
ov. n-w. allochtonen
5
8
5
8
7
8
8
9
westerse allochtonen
7
8
7
8
6
6
8
9
autochtonen
8
7
8
7
7
7
7
8
1e gen. nw. alloch.
7
7
7
10
8
5
6
7
2e gen. nw. alloch.
7
9
7
9
8
9
8
9
Amsterdam
8
7
7
9
7
7
8
8
bron: CBS/statline, tabel voortgezet onderwijs; vertraging opgesplitst naar op- en afstroom Tabel 4.30 Slagingspercentages eindexamenkandidaten VMBO met LWOO (woongemeente), schooljaar 2005/’06-2009/’10 (procenten) 2005/'06
2006/'07
2007/'08
2008/'09
2009/'10
jongens
86
85
92
87
89
meisjes
90
88
94
95
89
Surinamers
89
91
91
93
91
Antillianen
80
100
95
91
100
Turken
85
76
90
83
83
Marokkanen
90
81
93
91
85
overige niet-westerse allochtonen
86
93
95
92
90
westerse allochtonen
93
93
96
93
82
autochtonen
89
90
96
94
93
1e gen. nw. alloch.
88
84
90
88
90
2e gen. nw. alloch.
88
86
93
91
87
Amsterdam
88
87
93
91
89
bron: CBS/statline, voortgezet onderwijs, slagingspercentages naar geslacht, herkomst en regio
88
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Tabel 4.31 Slagingspercentages eindexamenkandidaten VMBO B/K (woongemeente), schooljaar 2005/’06-2009/’10 (procenten) 2005/'06
2006/'07
2007/'08
2008/'09
2009/'10
jongens
94
92
94
94
93
meisjes
95
94
96
94
93
Surinamers
93
93
97
95
94
Antillianen
95
97
96
100
91
Turken
90
85
91
91
86
Marokkanen
93
93
95
91
94
overige niet-westerse allochtonen
99
93
98
97
93
westerse allochtonen
95
96
94
94
97
autochtonen
97
97
96
96
96
1e gen. nw. alloch.
94
90
97
91
93
2e gen. nw. alloch.
93
92
95
94
92
Amsterdam
95
93
95
94
93
bron: CBS/statline, voortgezet onderwijs, slagingspercentages naar geslacht, herkomst en regio Tabel 4.32 Slagingspercentages eindexamenkandidaten VMBO G/T (woongemeente), schooljaar 2005/’06-2009/’10 (procenten) 2005/'06
2006/'07
2007/'08
2008/'09
2009/'10
jongens
89
88
90
90
89
meisjes
91
88
91
90
85
Surinamers
89
91
87
87
85
Antillianen
91
88
92
80
89
Turken
88
71
85
85
76
Marokkanen
83
88
91
87
84
overige niet-westerse allochtonen
92
86
91
93
87
westerse allochtonen
91
91
94
91
91
autochtonen
94
93
94
95
93
1e gen. nw. alloch.
86
82
91
91
77
2e gen. nw. alloch.
88
86
88
87
84
Amsterdam
90
88
91
90
87
bron: CBS/statline, voortgezet onderwijs, slagingspercentages naar geslacht, herkomst en regio
89
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Tabel 4.33 Slagingspercentages eindexamenkandidaten HAVO (woongemeente), schooljaar 2005/’06-2009/’10 (procenten) 2005/'06
2006/'07
2007/'08
2008/'09
2009/'10
jongens
84
87
88
87
85
meisjes
85
87
88
84
81
Surinamers
82
85
82
82
78
Antillianen
96
84
89
87
74
Turken
70
82
83
76
73
Marokkanen
80
82
83
81
78
overige niet-westerse allochtonen
83
85
91
85
79
westerse allochtonen
85
89
89
89
85
autochtonen
89
91
93
89
89
1e gen. nw. alloch.
82
83
86
82
74
2e gen. nw. alloch.
80
84
85
81
78
Amsterdam
84
87
88
85
83
bron: CBS/statline, voortgezet onderwijs, slagingspercentages naar geslacht, herkomst en regio Tabel 4.34 Slagingspercentages eindexamenkandidaten VWO (woongemeente), schooljaar 2005/’06-2009/’10 (procenten) 2005/'06
2006/'07
2007/'08
2008/'09
2009/'10
jongens
90
88
91
91
87
meisjes
90
88
93
90
90
Surinamers
82
74
83
80
84
Antillianen
90
75
89
83
67
Turken
76
80
85
80
70
Marokkanen
83
84
79
82
78
overige niet-westerse allochtonen
93
77
91
85
88
westerse allochtonen
90
89
90
91
86
autochtonen
93
93
95
94
93
1e gen. nw. alloch.
83
74
81
75
87
2e gen. nw. alloch.
86
79
87
84
81
Amsterdam
90
88
92
90
89
bron: CBS/statline, voortgezet onderwijs, slagingspercentages naar geslacht, herkomst en regio
90
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Tabel 4.35 Nieuwe schooluitval, 2006-2010 2006
2008
2009
Centrum
146
166
115
2010 115
West
539
471
335
352
Nieuw-West
856
748
545
618
Zuid
342
262
210
271
Oost
429
387
269
362
Noord
563
488
377
383
Zuidoost
658
524
382
438
3.533
3.046
2.233
Amsterdam
2.539 bron: DMO
Beleidsindicatoren succesvolle schoolloopbaan Tabel 4.36 Verzuim naar schoolsoort, 2007/’08-2010/’11 (procenten) 2007-2008
2008-2009
2009-2010
2010-2011
primair onderwijs
2,5
2,9
2,0
Rec 1-3
1,8
2,3
2,8
2,0 3,2
Rec 4 (5 t/m 12 jaar)
6,4
6,2
3,3
3,8
Rec 4 (12+)
30,5
22,5
22,3
20,9
Voortgezet onderwijs, leerplichtig
10,0
10,6
10,4
10,0
4,8
4,2
4,5
4,5
Voortgezet onderwijs, bovenleerplichtig Mbo, leerplichtig
18,9
34,8
52,4
61,0
Mbo, bovenleerplichtig
6,2
8,6
19,0
26,3
totaal
5,5
6,4
7,0
7,4 bron: DMO
91
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
92
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
5 Werk en inkomen
In dit hoofdstuk wordt gekeken naar zowel de voorbereiding op de arbeidsmarkt als de arbeidsparticipatie van jongeren. Daarnaast wordt gekeken naar de inkomenssituatie van de ouders en hoe jongeren zelf met geld omgaan. Een goede voorbereiding op de arbeidsmarkt begint met onderwijs. Zonder afgeronde opleiding is het, zeker wanneer het economisch minder gaat, moeilijk om aan werk te komen. Hoe hoger het opleidingsniveau hoe groter de kans op een vaste baan en hoe kleiner de kans op werkloosheid. De inkomenssituatie thuis mag geen belemmering vormen in de ontwikkeling van kinderen. Een deel van de jongeren groeit op in een gezin met weinig inkomen. De ouders hebben dan een laag betaalde baan, zijn werkloos of kunnen niet meer werken. Om te voorkomen dat kinderen door gebrek aan geld minder kansen krijgen zich te ontwikkelen, zijn er vanuit de gemeente verschillende inkomensvoorzieningen beschikbaar zoals de stadspas en de scholierenvergoeding. Omgaan met geld moet je leren, bijvoorbeeld via zakgeld of een bijbaantje. De laatste jaren komt vaker naar voren dat ook jongeren problematisch schulden hebben. Zij beginnen hun volwassen leven al met een schuld. In dit hoofdstuk worden de volgende doelstellingen behandeld: De jeugd wordt voorbereid op de arbeidsmarkt; De jeugd is actief op de arbeidsmarkt; De jeugd leeft niet in armoede.
93
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
5.1 Voorbereiding op de arbeidsmarkt thema
Werk en inkomen
hoofddoel
'startkwalificatie' De jeugd wordt voorbereid op de arbeidsmarkt kindindicatoren
subdoelen
startkwalificatie VO en MBO: 65% (2010, DMO) voortijdig schoolverlaters: 15% (2010, DMO) voldoende stageplekken en leerwerktrajecten: n.b. schoolgaande jongeren met een bijbaantje: 59% (2011, REB/O+S) beleidsindicatoren
afspraken
uitstroom jongerenloket naar school: n.b. (DWI) voortijdig schoolverlaters aan het werk: 30% (2010, DMO) Leerlingen MBO geplaatst op stage of leerwerkbaan: 5327 (jan-apr 2011, COLO)
Tweederde deel heeft startkwalificatie Tweederde (65%) van de jongeren tussen 18 en 22 jaar heeft een startkwalificatie voor de arbeidsmarkt: zij beschikken over een diploma op HAVO, VWO of MBO-2 niveau. Sinds 2008 is dit iets toegenomen, toen lag het op 59%. Vrouwen (70%) beschikken vaker over een startkwalificatie dan mannen (59%). Jongeren van autochtone herkomst beschikken vaak over een startkwalificatie (80%). De groep autochtone jongere in de leeftijdscategorie 18-22 jaar bestaat deels uit jongeren die in Amsterdam naar de middelbare school gingen, maar ook uit nieuwe instroom van buiten de stad. Zij komen voor studie naar de stad toe en hebben dus een startkwalificatie. Jongeren van allochtone herkomst in de leeftijd van 18-22 jaar hebben in het algemeen wel in Amsterdam op school gezeten. Van de niet-westerse jongeren tussen de 18 en 22 jaar heeft ongeveer 50% een startkwalificatie. Jongeren die in de stadsdelen Zuidoost, Nieuw-West en Noord wonen, hebben minder vaak een startkwalificatie en zijn vaker voortijdig schoolverlater dan jongeren die in de stadsdelen binnen de ring wonen. Naarmate jongeren ouder worden, neemt het aandeel met een startkwalificatie toe. Op 23 jarige leeftijd heeft 74% een startkwalificatie.
94
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Figuur 5.1 18-22 jarigen met een startkwalificatie en voortijdig schoolverlaters naar stadsdeel, 31 juli 2010 (procenten) 90
%
80 70 60 50
startkwalificatie VSV
40 30 20 10 0
Zuidoost Noord
NieuwWest
West
Oost
Centrum
Zuid Amsterdam
Vijftien procent van de jongeren tussen de 18 en 22 jaar heeft geen startkwalificatie en gaat ook niet meer naar school om er alsnog een te halen, zij zijn voortijdig schoolverlater. Met name allochtone jongeren zijn vaak voortijdig schoolverlater, bij hen ligt het aandeel rond de 20%. Bij autochtone jongeren gaat het om 9%. Er is een groot verschil tussen mannen en vrouwen. Van alle vrouwen tussen de 18-22 jaar is 12% voortijdig schoolverlater, bij de mannen is dit 19%. Bij de mannen (18-22 jaar) van Surinaamse, Antilliaanse, Turkse en Marokkaanse herkomst ligt het aandeel voortijdig schoolverlaters op een kwart. Bij de vrouwen ligt het tussen de 12% en 16%. Figuur 5.2 Voortijdig schoolverlaters (18-22 jaar) naar herkomstgroep en geslacht, 2009/’10 30
%
25 20
mannen
15
vrouwen
10 5 0
Surinaams
Antilliaans
Turks
Marokkaans autochtonen
totaal
bron: DMO
95
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
In 2010 was 30% van de voortijdig schoolverlaters aan het werk. Mannen (32%) hebben iets vaker werk dan vrouwen (27%) zonder startkwalificatie. Het aandeel voortijdig schoolverlaters met werk is afgenomen in de afgelopen jaren. In 2008, toen er veel vraag was naar arbeidskrachten, was 58% nog aan het werk. In het MBO is de beroepspraktijkvorming (BPV) een vast en essentieel onderdeel van het lesprogramma. In de beroepsopleidende leerweg (BOL) wordt voor de BPV de term ‘stage’ gebruikt en in de beroepsbegeleidende leerweg (BBL) spreekt men van ‘leerwerkbaan’. Het is voor leerlingen niet altijd even gemakkelijk een stageplek of leerwerkbaan te vinden. Het Colo, waarin de zeventien Kenniscentra Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (KBB’s) zijn verenigd, houdt periodiek bij hoe de vraag naar en het aanbod van stages op elkaar aansluiten. In de laatste gepubliceerde meting, van juni 2011, concluderen zij dat vraag en aanbod in de regio Groot-Amsterdam over het algemeen met elkaar in evenwicht zijn.49 De concept-versie van de meting van oktober 2011 bevestigt dit beeld.50 Het beeld verschilt echter per sector. In de ene sector wordt op alle niveaus van het MBO eenvoudig een stage- of leerwerkplaats gevonden, in de andere is hier meer tijd en energie vanuit leerling, school en/of KBB voor nodig. Dit heeft onder meer te maken met de arbeidsmarkt in de betreffende sector. Beroepspraktijkvorming in Amsterdam Het Amsterdamse beroepsonderwijs, de KBB’s en de gemeente Amsterdam werken nauw samen om ervoor te zorgen dat elke leerling die een stageplaats of leerbaan nodig heeft, er een krijgt. Zij hebben aangegeven dat er op de stage- en leerbanenmarkt zich in kwantitatief opzicht over het algemeen geen grote knelpunten voordoen. Bovendien voorzien de huidige werkafspraken in een sluitende infrastructuur: (dreigende) fricties kunnen, en worden, snel opgepakt. Aandachtspunt is de meer kwalitatieve kant van de beroepspraktijkvorming, in het bijzonder houdings- en gedragsaspecten van de leerlingen. Het schort bij Amsterdamse jongeren soms aan deze ‘werknemersvaardigheden’. Deels worden deze tijdens de BPV opgedaan maar de basisvaardigheden moeten al vóór aanvang van de stage of leerbaan in orde zijn. De leerbedrijven worden anders bovenmatig belast met de leerling normale zaken bij te brengen als op tijd komen, beleefd zijn en motivatie tonen. Beroepsonderwijs, KBB’s en gemeente, die samenwerken in het Platform Arbeidsmarkt en Onderwijs Amsterdam (PAO) hebben deze voorbereidende fase tot speerpunt benoemd. Thema’s als loopbaanoriëntatie en –begeleiding, BPV-protocollen (d.i. werkafspraken tussen leerling, school, leerbedrijf en KBB’s) en contact tussen de school en de ouder(s)/verzorger(s) van de leerling zijn hierin van groot belang. Veelal zijn er al plannen en ambities geformuleerd op deze onderwerpen maar is er meer aandacht nodig als het gaat om de urgentiebeleving en de sturing op het nakomen van deze afspraken. De partners in PAO geven hier nog dit kalenderjaar de aanzet toe, in samenwerking met belangrijke partijen als het OSVO, de vereniging van vertegenwoordigers van alle schoolbesturen in het Amsterdamse voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs.
49
bron: COLO. Basiscijfers Jeugd van de jeugdwerkloosheid, stageplaatsen- en leerbanenmarkt regio Groot-
Amsterdam, juni 2011. 50 bron: COLO. Basiscijfers Jeugd van de jeugdwerkloosheid, stageplaatsen- en leerbanenmarkt regio GrootAmsterdam, oktober 2011 (concept 11 oktober 2011).
96
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
In het eerste vier maanden van 2011 zijn er 5.327 jongeren in het MBO geplaatst op een stageplaats of leerwerkbaan. Dit zijn er ruim 800 meer dan in dezelfde periode in 2010. Het gaat vooral om leerlingen die een beroepsopleidende leerweg (BOL) volgen. Zij volgen over het algemeen vier dagen per week onderwijs en één dag per week werken zij op hun stageplek. Ruim 1.000 jongeren werden in de eerste vier maanden van 2011 geplaatst op een leerwerkbaan voor een opleiding in de beroepsbegeleidende leerweg (BBL). Zij gaan vier dagen per week aan het werk en één dag naar school. Figuur 5.3 Geplaatsten op stage- en leerwerkbanen naar type opleiding en wel of geen startkwalificatie, 2010-2011 jan-apr 2010
mei-aug 2010 sep-dec 2010 jan-apr 2011
BBL
606
442
488
1037
BOL
3824
1239
3602
4290
met startkwalificatie
684
374
685
1004
zonder startkwalificatie
3743
1307
3405
4323
totaal
4508
1681
4090
5327 bron: COLO
Steeds meer jongeren hebben een bijbaantje Een bijbaantje zorgt ervoor dat jongeren ervaring opdoen in werken. In 2011 had 59% van de Amsterdamse jongeren (15-24 jaar) die een opleiding volgen of studeren een baantje naast de opleiding. De afgelopen jaren is het aantal jongeren met een bijbaantje toegenomen. Bijbaantjes worden hier gezien als ‘jongeren die naast hun opleiding of studie een baan(tje) hebben’. Het betreft meestal baantjes voor 1 tot 24 uur per week. Enkele jongeren werken meer uren per week. Hoe ouder jongeren zijn, des te vaker ze een bijbaantje hebben. Studenten hebben dan ook vaker een bijbaan dan middelbare scholieren. Meisjes hebben vaker een bijbaan dan jongens, niet-westerse allochtone jongeren werken minder vaak dan autochtone en westerse allochtone jongeren. Jongeren van Turkse, Surinaamse en Antilliaanse herkomst hebben het minst vaak een bijbaan.51
51
O+S 2011, Bijbanen Amsterdamse Jongeren (nog in concept)
97
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Figuur 5.4 15-24 jarige opleidingvolgende jongeren met een bijbaan naar achtergrondkenmerken, 2007, 2009 en 2011 (procenten)
jongens
56 54 51
meisjes
50
niet westerse allochtonen
43
61 58
52 49
autochtonen en westerse allochtonen
64 65
58
15-19
38
2011 2009 2007
50 48 68 69 66
20-24 40 42
VO MBO
55
63 70 71
HBO/WO totaal
51
0
20
40
59 56
60
% 80
100 bron: REB/O+S
5.2 Actief op de arbeidsmarkt thema
Werk en inkomen
hoofddoel
'werk' De jeugd is actief op de arbeidsmarkt kindindicatoren bruto arbeidsparticipatie 15-26 jaar: 56%; 49% lager opgeleid; 56% middelbaar opgeleid; 74%
subdoelen
hoger opgeleid (2009, REB/O+S) jongeren met een uitkering, naar soort: 2,0% Wajong; 2,6% werkloosheid (WIJ, WWb, stagevergoeding) (2011, DWI) jeugdwerkloosheid 15-26 jaar: 14%; 26% lager opgeleid; 7% middelbaar opgeleid; 10% hoger opgeleid (2009, REB/O+S) beleidsindicatoren
afspraken
ervaren discriminatie op de arbeidsmarkt: 10% (2010, ABM) uitstroom jongerenloket naar werk: n.b. (DWI) nww-ers (15-26 jaar): 3076, 2,3%; geen startkwalificatie: 2008; middelbaar opgeleid: 815; hoog opgeleid: 253 (2011, UWV/Werkbedrijf/O+S)
Jongeren die 12 uur of meer per week werken of willen werken worden tot de beroepsbevolking gerekend. In 2009 behoort 56% van de 15-26 jarigen tot de beroepsbevolking. Zij hebben dus een baan of zijn actief op zoek naar een baan. Het 98
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
aandeel mensen dat de beroepsbevolking vormt in de totale populatie wordt de bruto arbeidsparticipatie genoemd. De arbeidsparticipatie onder jongeren is relatief laag omdat jongeren vaak nog een opleiding volgen en daarnaast niet meer dan 12 uur werken. Met de leeftijd neemt de arbeidsparticipatie toe en jongens hebben een iets hogere participatie. Om de tijdsbesteding van jongeren beter in beeld te krijgen doet O+S, op basis van cijfers over 2009 en 2010, onderzoek naar jeugdwerkloosheid. Hierin worden de volgende zes groepen onderscheiden: Jongeren die een opleiding volgen en eventueel minder dan 12 uur werken (34%); Jongeren die een opleiding volgen en zoeken naar een baan voor minimaal 12 uur (4%); Jongeren die een opleiding volgen en 12 uur of meer werken (19%); Jongeren die werken (en geen opleiding volgen) (29%); Jongeren die geen opleiding volgen en niet werken maar wel op zoek zijn naar een baan (4%) en; Jongeren die geen opleiding volgen en niet werken en ook niet zoeken naar een baan (10%). Uit de figuur valt op te maken dat een groot deel van de Amsterdamse jongeren (86%) aan het werk is of op school zit52. Vier procent volgt geen onderwijs en heeft geen werk, maar is wel actief op zoek naar werk. Tien procent volgt geen opleiding, heeft geen werk en is niet actief op zoek naar werk. Het gaat hier bijvoorbeeld om jongeren met een Wajong-uitkering, jonge moeders en jongeren die na de middelbare school er een jaar tussenuit gaan. Figuur 5.5 Amsterdamse jongeren naar voornaamste activiteit, 15-26 jaar, 2009 (procenten) geen opleiding en geen werk 10% geen opleiding en geen werk, werkloos 4%
niet-beroepsbevolking (44%) opleiding 34%
werk 29%
beroepsbevolking (56%) opleiding en werk 19%
opleiding en werkloos 4%
Bron: O+S
52
O+S 2011, Monitor Jeugdwerkloosheid (nog in ontwikkeling)
99
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Jongerenloket Voor jongeren tussen de 16 en 27 jaar die geen baan hebben en niet meer naar school gaan is het jongerenloket opgericht. Jongeren kunnen zich melden bij het jongerenloket. Zij krijgen een klantmanager toegewezen. Met de klantmanager wordt gekeken wat het beste bij de jongere past: weer naar school; aan het werk; combinatie van school en werk; een traject via DWI. DWI heeft leerwerktrajecten waarbij de jongere werkervaring opdoet om uiteindelijk een betaalde baan te kunnen krijgen. Jongeren hebben tijdens het leerwerktraject soms recht op een inkomensvoorziening. Ook wordt gekeken of er nog andere hulp nodig is, zoals schuldhulpverlening, het vinden van woonruimte en hulp bij bijv. psychische problemen. De jongere wordt dan naar de juist instanties doorverwezen. Laag opgeleiden en niet-westerse allochtonen relatief vaak werkloos Werkloosheid kan op twee manieren bekeken worden: de werkloze beroepsbevolking en de niet werkende werkzoekenden (geregistreerde werkloosheid). Beide maten hebben voor en nadelen. Welke methode gekozen wordt hangt af van het doel. Omdat jongeren vaak geen recht hebben op een uitkering schrijven zij zich niet in als niet werkende werkzoekende bij het UWV. De geregistreerde werkloosheid is daardoor een onderschatting van de werkelijkheid maar biedt wel inzicht in recente trends terwijl de werkloze beroepsbevolking voor Amsterdam een betrouwbaarder beeld geeft maar deze cijfers zijn veel minder frequent beschikbaar. Hieronder wordt ingegaan op beide maten, wanneer we spreken over de jeugdwerkloosheid dan betreft dit de werkloze beroepsbevolking. Jongeren die minimaal 12 uur per week willen werken, actief zoeken en direct beschikbaar zijn voor een baan worden tot de werkloze beroepsbevolking gerekend. Om het aandeel jeugdwerklozen te berekenen wordt het aantal werkloze jongeren afgezet tegen de jonge beroepsbevolking, de werkzame jongeren en de jongeren die een baan zoeken. Van alle Amsterdamse jongeren was in 2009 8% werkloos, echter jeugdwerkloosheid wordt altijd berekend ten opzichte van de beroepsbevolking, dan blijkt dat 14% van de jongeren werkloos was. Vooral jongeren van niet-westerse allochtone herkomst (27%) en jongeren met een laag opleidingsniveau (26%) zijn relatief vaak werkloos. Jongens zijn ten opzichte van 2007 in 2009 vaker werkloos terwijl meisjes minder vaak werkloos zijn. Ook onder de hoog opgeleide jongeren steeg de werkloosheid.
100
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Figuur 5.6 Werkloosheid Amsterdamse jongeren naar achtergrondkenmerken, 15-26 jaar, 2007 en 2009 (procenten)
%
40 35 30
27
25
22 21
20
16 12
15
2526
20
15 13
1414
10
7
9
10
10 6
5
10
7
4
2007
aa l to t
id el e
ei d ho g
er
op g
id el ba
ar
op ge l
ge le op er la g
m id d
-2 2 15
w 23 ni es et -2 te -w 6 rs e st e er al lo se ch al to lo ne ch n to en ne n au to ch to on
jo
ng e
ns m ei sj es
0
2009 Bron: O+S
Op 1 januari 2011 stonden 3.076 jongeren (15-26 jaar) ingeschreven bij het UWV als nietwerkende werkzoekende, dit komt neer op 2% van alle Amsterdamse jongeren. Van de niet-werkende werkzoekende jongeren heeft een derde deel een startkwalificatie. Er staan iets meer jongens dan meisjes ingeschreven en de jongeren hebben relatief vaak een laag opleidingsniveau. Zeventig procent van de ingeschreven jongeren is van nietwesterse allochtone herkomst. Discriminatie op de arbeidsmarkt Eén van de obstakels die er kan zijn in het vinden van werk is discriminatie. In de Amsterdamse Burgermonitor wordt gevraagd of mensen ervaring hebben met discriminatie op de werkvloer of bij het zoeken naar werk. Zeven procent van de Amsterdamse jongeren geeft aan discriminatie te hebben ervaren bij het zoeken naar werk, bij sollicitaties of op de werkvloer. Vooral jongeren van niet-westerse herkomst hebben er mee te maken, bij hen geeft 15% aan discriminatie te hebben ervaren bij het zoeken naar werk. Stijging aantal jongeren met een uitkering Werkloze jongeren die hulp willen bij het vinden van een baan of financiële ondersteuning nodig hebben, kunnen zich ook melden bij DWI. Begin 2011 ontvingen 3.467 jongeren een WIJ-uitkering, WWB-uitkering of stagevergoeding. Een deel van deze jongeren staat ook bij het UWV ingeschreven als niet-werkende werkzoekende, maar omdat de inschrijving bij het UWV na gemiddeld 6 maanden vervalt, staan niet alle jongeren bij beide organisaties ingeschreven. Het aantal ingeschreven jongeren bij DWI is in 2011 hoger dan in 2010 (3.223). Het merendeel van de jongeren die een beroep doen op DWI is tussen de 23 en 26 jaar oud (65%), 81% van de jongeren is van niet-westerse allochtone herkomst.
101
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
De jongeren die staan ingeschreven bij DWI worden ingedeeld in 5 treden om hun afstand tot de arbeidsmarkt te bepalen. Jongeren in trede 1 hebben een zeer grote afstand tot de arbeidsmarkt terwijl jongeren in trede 5 vrijwel direct zonder begeleiding aan de slag kunnen. Het merendeel van de jongeren die bij DWI staan ingeschreven zitten in trede 2 of 3 (71%), maar een heel kleine groep zit in trede 5 (1%). Voor jongeren (15-24 jaar) die vanwege beperkingen zoals ziektes en handicaps niet (volledig) kunnen werken zijn er arbeidsongeschiktheidsuitkeringen. De meeste jongeren in deze groep komen tegenwoordig in Wajong, in voorgaande jaren kreeg een kleine groep een WAO of WIA uitkering maar deze groep wordt steeds kleiner. In 2011 kregen 2.057 jongeren een arbeidsongeschiktheidsuitkering (waarvan 2.028 Wajong). Het aantal jongeren met een arbeidsongeschiktheidsuitkering is de afgelopen jaren toegenomen van 1.450 in 2008 naar 1.727 in 2010 tot 2.057 in 2011.
5.3 Armoede en schulden thema hoofddoel
Werk en inkomen 'armoede en schulden' De jeugd leeft niet langdurig in armoede kindindicatoren
subdoelen
jongeren in minimumhuishouden: 25,5% (2010, O+S) voorzieningengebruik minima: 68% stadspas; 48% scholierenvergoeding (2010, O+S) jongeren met schulden: n.b. beleidsindicatoren
afspraken
jongeren in schuldhulpverlening: 2220 aanmelding, 1583 deelname traject, 10229 deelname budgetlessen (2010, DWI)
Het aandeel kinderen dat in armoede opgroeit neemt langzaam af. In 2007 groeide 28,2% van de kinderen in Amsterdam in een minimagezin op, in 2010 is dit 25,5%. Dit komt deels doordat er meer autochtone kinderen geboren worden, die over het algemeen een gunstigere positie hebben, maar ook de positie van niet-westers allochtone gezinnen verbetert. Bij alle herkomstgroepen zien we dat de kinderen in de jongste leeftijdsgroep minder vaak in een minimagezin opgroeien. Of deze positie ook vastgehouden wordt naarmate de kinderen ouder worden zal in latere jaren moeten blijken.
102
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Figuur 5.7 Jongeren in minimahuishoudens, naar leeftijds- en herkomstgroep, 2010 (procenten)
60
%
50 40 30 20 10 0
Surinamers
Antillianen
0-4 jaar
Turken
Marokkanen overige niet- westerse autochtonen westerse allochtonen allochtonen
5-11 jaar
12-17 jaar bron: Armoedemonitor/O+S
Ondanks de afname wonen er nog veel kinderen in minimagezinnen. Bij Marokkaanse jongeren is het aandeel in 2010 42%, gevolgd door Antilliaanse jongeren en jongeren uit overige niet-westerse landen met 39%. Turkse (36%) en Surinaamse (33%) jongeren volgen daarna. Het verschil met de autochtone (11%) en westerse allochtone (12%) jongeren is groot. Het armoedebeleid van de gemeente Amsterdam kent verschillende regelingen die kinderen in minimagezinnen ondersteunen. Met de Stadspas kunnen kinderen (en volwassenen) kortingen krijgen op culturele, sportieve en educatieve attracties en activiteiten in de stad. Bijna zeven op de tien (68%) van de gezinnen met kinderen met een minimuminkomen heeft een stadspas. Dit is de laatste jaren redelijk constant. Minimagezinnen van niet-westerse herkomst hebben vaker een stadspas dan autochtone minimagezinnen. Bij Turkse, Marokkaanse gezinnen en gezinnen van overige nietwesterse herkomst ligt het bereik van de stadspas boven de 70%. Bij autochtone minimagezinnen ligt het aandeel op 59%. Om de kosten van bijvoorbeeld muziekles of een schoolreisje te kunnen betalen, kunnen minimagezinnen scholierenvergoeding aanvragen. Van de minimagezinnen doet de helft dit. Ook voor deze voorziening geldt dat niet-westerse allochtone minimagezinnen hier vaker gebruik van maken. Bij Turkse en Marokkaanse minimagezinnen ligt het aandeel respectievelijk op 53% en 58%, bij autochtone minimagezinnen op 38%. Uit studie van het sociaal-cultureel planbureau blijkt dat sociale uitsluiting bij kinderen niet alleen met gebrek aan geld te maken heeft, maar dat dit wel de belangrijkste component is. Zij spreken van een financieel-economische en van een sociaal-cognitieve kant die sociale uitsluiting beïnvloeden. Aan de ene kant gaat het dus om het inkomen van de ouders, aan de andere kant om opleiding en sociale participatie van de ouders. Van de kinderen in Nederland heeft 3% sterk met sociale uitsluiting te maken en 8% tamelijk veel. Kinderen van niet-westerse herkomst, met laagopgeleide ouders, kinderen die opgroeien
103
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
in een eenoudergezin en/of een gezin waarin de ouders geen werk hebben maken meer kans sociaal uitgesloten te zijn. Zij nemen niet deel aan sport en andere verenigingen, gaan niet op vakantie, maken weinig uitstapjes, gaan minder naar verjaardagen en hebben minder vaak vriendjes over de vloer en wonen in buurten die onveiliger zijn en/of geen goede speelmogelijkheden bieden.53 Schuldhulpverlening In de jongste leeftijdsgroepen is vooral de inkomenssituatie van de ouders van belang, naarmate kinderen ouder worden is hun eigen inkomenssituatie relevanter. Om leren gaan met geld is daarin een onderdeel. Dit kan bijvoorbeeld via het geven van zakgeld en doordat jongeren een bijbaantje hebben. Sinds een aantal jaren wordt er op de ROC’s budgetcursussen gegeven. In 2010 hebben ruim 10.000 jongeren in Amsterdam een budgetcursus gevolgd, in 2009 waren het er 6.700. Voor jongeren die in de schulden zijn geraakt wordt er via de ROC’s schuldhulpverleningstrajecten aangeboden. De schuldhulpverlening via de ROC’s loopt sinds een aantal jaren en wint aan bekendheid bij jongeren. De deelname neemt daarom nog toe. Of er ook meer jongeren kampen met schulden als gevolg van de economische crisis is niet te zeggen. In 2010 waren er stedelijk 2.220 aanmeldingen voor schulphulpverlening, in 2009 1.351. De belangstelling voor deze hulp neemt dus toe. Niet alle aanmeldingen leiden tot een schuldhulpverleningstraject. Het totaal aantal jongeren dat ook werkelijk een schuldhulpverleningstraject is ingegaan was in 2010 1.600, in 2009 ging het om 400 jongeren. Schuldhulpverlening Sinds 2008 zijn er in het kader van het project ‘School en Schuld’ schuldhulpverleners gestationeerd in de ROC’s. Daarnaast zijn bij een groot aantal scholen voor basisonderwijs, voortgezet- speciaal- praktijkonderwijs en VMBO budgetlessen in het programma opgenomen. Verder heeft de gemeente een informatie- en adviesspreekuur gerealiseerd en zijn cursussen georganiseerd in jongerencentra. Deze activiteiten zijn in 2009 en 2010 verder uitgebreid, o.a. met projecten voor schuldhulpverlening speciaal gericht op jongeren. In de stadsdelen Nieuw West, West en Zuid is gestart met een project voor jongeren met meervoudige schuldenproblematiek. Hierbij wordt samengewerkt met Streetcornerwork, Spirit, Stichting Dock en Jongerenservicepunten. Bij deze specifieke schuldhulpbureaus voor jongeren nam het aantal schuldhulptrajecten toe.
53
104
SCP. Sociale uitsluiting bij kinderen: omvang en achtergronden, Den Haag: 2010.
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Tabellen Werk en inkomen Kindindicatoren voorbereiding op de arbeidsmarkt Tabel 5.1 18-22 jarigen met een startkwalificatie, 31 juli 2008-2010 (procenten) stadsdeel waar jongere woont
31-7-2008
31-7-2009
30-7-2010
Centrum
70
72
71
West
62
65
68
Nieuw-West
50
55
56
Zuid
75
77
78
Oost
64
66
69
Noord
47
51
55
Zuidoost
48
52
54
Surinamers
41
47
49
Antillianen
45
49
54
Turken
40
46
47
Marokkanen
39
46
48
overige niet-westerse allochtonen
48
53
54
westerse allochtonen
57
59
58
autochtonen
76
78
80
mannen
53
56
59
vrouwen
65
68
70
Amsterdam
59
63
65 bron: O+S/DMO
105
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Tabel 5.2 Voortijdig schoolverlaters (18-22 jaar), 31 juli 2008-2010 (procenten) stadsdeel waar jongere woont
31-7-2008
31-7-2009
Centrum
8
17
30-7-2010 15
West 1)
14
16
15
Nieuw-West
18
16
19
Zuid
9
10
10
Oost
12
15
13
Noord
20
21
20
Zuidoost
19
20
19
Surinamers
23
23
22
Antillianen
20
22
20
Turken
21
23
22
Marokkanen
18
19
18
overige niet-westerse allochtonen
16
21
20
westerse allochtonen
10
27
24
9
10
9
mannen
18
20
19
vrouwen
10
14
12
Amsterdam
14
17
15
autochtonen
bron: O+S/DMO 1) Inclusief Westpoort. Tabel 5.3 Schoolgaande/studerende jongeren (15-24 jaar) met bijbaan, 2007-2011 (procenten) 2007
2009
2011
mannen
51
54
56
vrouwen
50
58
61
niet westerse allochtonen
43
49
52
autochtonen en westerse allochtonen
58
65
64
15-19 jaar
38
48
50
20-24 jaar
66
69
68
VO
42
40
MBO
55
63
HBO/WO totaal
51
71
70
56
59 bron: REB/O+S
106
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Beleidsindicatoren voorbereiding op de arbeidsmarkt Tabel 5.4 Aandeel voortijdig schoolverlaters met werk van de voortijdig schoolverlaters, \ 31 juli 2008-2010 (procenten) 31-7-2008
31-7-2009
Centrum
50
23
30-7-2010 19
West
57
37
31
Nieuw-West
56
40
34
Zuid
64
44
19
Oost
48
36
29
Noord
55
45
35
Zuidoost
70
48
35
Surinamers
56
38
26
Antillianen
52
37
28
Turken
60
45
35
Marokkanen
47
37
27
overige niet-westerse allochtonen
51
35
26
westerse allochtonen
64
25
20
autochtonen
66
52
42
mannen
59
42
32
vrouwen
55
36
27
Amsterdam
58
39
30 bron: O+S/DMO
Tabel 5.5 Geplaatsten op stage- en leerwerkbanen naar type opleiding en wel of geen startkwalificatie, 2010-2011 jan-apr 2010 mei-aug 2010
sep-dec 2010 jan-apr 2011
BBL
606
442
488
1037
BOL
3824
1239
3602
4290
met startkwalificatie
684
374
685
1004
zonder startkwalificatie
3743
1307
3405
4323
totaal
4508
1681
4090
5327 bron: COLO
107
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Kindindicatoren actief op de arbeidsmarkt Tabel 5.6 Bruto participatie 15-26 jaar, 2007-2009 (procenten) 2007
2009
mannen
57
63
vrouwen
54
51
15-22 jaar
44
46
23-26 jaar
71
69
Surinamers/Antillianen
57
54
Turken
50
51
Marokkanen
54
60
overige niet-westerse allochtonen
46
51
westerse allochtonen
67
53
autochtonen
55
58
lager opgeleid
45
49
middelbaar opgeleid
57
56
hoger opgeleid
78
74
-
-
West
59
55 64
Centrum Nieuw-West
52
Zuid
59
56
Oost
59
56
Noord
62
52
Zuidoost
57
56
totaal
55
56
1) Aandeel werkende en werkzoekende jongeren (minimaal 12 uur per week) op de totale bevolking van 15-26 jaar bron: REB/O+S
108
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Tabel 5.7 Werkloze beroepsbevolking, 15-26 jaar, 2007-2009 (procenten) 1) 2007
2009
mannen
12
16
vrouwen
15
13
15-22 jaar
22
21
23-26 jaar
7
9
Surinamers/Antillianen
14
28
Turken
20
24
Marokkanen
24
36
overige niet-westerse allochtonen
23
17
westerse allochtonen
23
12
5
4
lager opgeleid
25
26
middelbaar opgeleid
10
7
hoger opgeleid
4
10
Centrum
-
-
autochtonen
9
13
Nieuw-West
West
13
29
Zuid
10
6
Oost
22
14
9
9
Noord Zuidoost
15
17
Amsterdam
14
14
1) Jongeren die werk zoeken voor meer dan 12 uur per week als aandeel van de beroepsbevolking (werkende en werkzoekende jongeren (minimaal 12 uur per week)). bron: REB/O+S Tabel 5.8 Uitkeringen Wajong (15-24 jaar), 2007-2011 2007 Centrum Westpoort
2008
2009
2010
2011
abs.
%
abs.
%
abs.
%
abs.
%
abs.
%
51
0,6
67
0,7
90
0,9
75
0,7
98
0,9
-
-
-
-
2
x
-
-
-
-
West
185
1,1
205
1,2
250
1,5
244
1,5
295
1,7
Nieuw-West
265
1,5
296
1,6
352
1,8
370
1,9
431
2,2
Zuid
117
0,9
142
1,1
160
1,1
147
1,0
168
1,1
Oost
175
1,3
213
1,6
252
1,8
251
1,7
316
2,0
Noord
204
1,9
236
2,2
289
2,6
287
2,6
367
3,3
Zuidoost
215
1,8
251
2,1
299
2,5
313
2,6
353
3,0
1212
1,3
1410
1,5
1694
1,7
1687
1,7
2028
2,0
Amsterdam
bron: UWV
109
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Tabel 5.9 Jongeren met een uitkering van DWI (WIJ-uitkering, WWB-uitkering of stagevergoeding), 2010-2011 (procenten) 2010
2011
abs
%
abs
%
mannen
1532
2,6
1668
2,7
vrouwen
1691
2,5
1799
2,6
15-22 jaar
1249
1,7
1218
1,6
23-26 jaar
1974
3,6
2249
3,9
Centrum
173
1,3
201
1,4
West
552
2,4
589
2,5
Nieuw-West
587
2,5
607
2,5
Zuid
340
1,7
335
1,6
Oost
218
1,1
486
2,4
Noord
471
3,6
550
4,2
Zuidoost
643
4,4
680
4,7
Surinamers/Antillianen
989
6
1091
Turken
224
3
245
Marokkanen
672
5
699
overig niet-westerse allochtonen
688
5
780
westerse allochtonen
156
1
168
autochtonen
471
1
472
met startkwalificatie
446
472
2460
2818
zonder startkwalificatie trede 1
452
514
trede 2
1028
1208
trede 3
1249
1247
trede 4
358
487
trede 5
66
48
trede onbekend
70
43
Amsterdam
3223
2,5
3467
2,6
bron: DWI/O+S
110
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Beleidsindicatoren actief op de arbeidsmarkt Tabel 5.10 Niet-werkende werkzoekenden, 15-26 jaar, 2010-2011 2010
2011
abs
%
abs
%
mannen
2136
3,6
1620
2,7
vrouwen
1928
2,8
1456
2,1
15-22 jaar
1556
2,1
1155
1,6
23-26 jaar
2508
4,6
1921
3,4 0,9
Centrum
180
1,3
137
West
683
3,0
514
2,2
Nieuw-West
912
3,8
655
2,7
Zuid
351
1,7
275
1,3
Oost
491
2,6
387
1,9
Noord
754
5,7
630
4,8
Zuidoost
681
4,7
474
3,2
Surinaams
721
5,2
551
Antilliaans
156
6,0
127
Turks
472
5,4
324
Marokkaans
853
5,8
637
overige niet-westerse allochtonen
826
5,9
513
westerse allochtonen
323
1,9
228
autochtonen
677
1,2
641
laag (zonder startkwalificatie)
2868
2008
middelbaar
945
815
hoog
251
253
Amsterdam
4064
3,2
3076
2,3
bron: UWV Werkbedrijf/O+S
111
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Kindindicatoren armoede en schulden Tabel 5.11 Jongeren in een minimahuishouden, 2007-2010 (procenten) 2007
2008
2009
2010
Centrum
13,7
13,7
12,7
12,4
West
32,7
31,8
30,3
29,2
Nieuw-West
30,2
29,7
28,3
27,4
Zuid
15,6
14,9
14,1
13,6
Oost
27,0
25,8
24,3
23,4
Noord
32,6
32,6
31,6
31,4
Zuidoost
36,1
36,3
34,8
33,5
0-4 jaar
21,3
18,9
17,8
17,6
5-11 jaar
30,9
30,6
29,0
27,9
12-17 jaar
33,5
33,7
32,8
31,6
Surinamers
36,3
36,7
35,1
33,3
Antillianen
43,4
43,1
41,0
39,0
Turken
38,0
38,0
36,4
35,8
Marokkanen
46,0
45,1
43,8
42,3
overige niet-westerse allochtonen
40,4
40,3
38,8
38,9
westerse allochtonen
14,9
13,8
13,0
12,3
autochtonen
12,6
12,1
11,5
11,4
Amsterdam
28,2
27,6
26,3
25,5
bron: O+S/armoedemonitor
112
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Beleidsindicatoren armoede en schulden Tabel 5.12 Voorzieningengebruik minimahuishoudens met kinderen, 2008-2010 (procenten) 2008
Centrum
2009
stads -pas
PC-voorziening
70
4
2010
scholierenver- stadsgoeding pas 38
67
PCvoorziening 4
PCscholievoorrenver- stads- ziening goeding pas 1) 43
67
-
scholierenvergoeding 40
Westpoort
80
0
40
0
0
25
33
-
0
West
66
4
41
67
4
49
68
-
48
Nieuw-West
67
5
48
68
6
54
70
-
52
Zuid
66
4
37
64
4
43
64
-
41
Oost
67
5
43
68
5
50
69
-
49
Noord
66
5
44
67
5
53
69
-
51
Zuidoost
65
5
43
64
5
39
67
-
46
Surinamers
65
5
41
60
4
41
62
-
43
Antillianen
66
5
43
62
4
42
62
-
43
Turken
65
6
47
70
5
56
71
-
53
Marokkanen
70
6
52
74
7
60
75
-
58
ov. nw. allochtonen
68
6
44
71
5
49
73
-
50
westerse allochtonen
63
4
35
62
3
39
63
-
38
autochtonen
65
3
34
59
3
39
59
-
38
Amsterdam
66
5
43
67
5
48
68
-
48
bron: O+S/armoedemonitor 1) cijfers nog niet beschikbaar Tabel 5.13 Jongeren in schuldhulpverlening en deelname budgetlessen, 2009-2010 2009 aanmeldingen schuldhulpverlening deelname schuldhulpverleningstraject deelname budgetlessen
2010
1351
2220
412
1583
6713
10229 bron: DWI
113
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
114
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
6 Actief in de maatschappij
In dit hoofdstuk worden de volgende thema’s behandeld: talentontwikkeling van jongeren, maatschappelijke betrokkenheid van Amsterdamse jongeren, integratie en ontmoeting en de leefomgeving waarin Amsterdamse jongeren opgroeien. Middels sport en cultuurdeelname kan bijgedragen worden aan talentontwikkeling van jongeren. Via verenigingen en clubs leren zij andere jongeren kennen, met dezelfde interesses maar andere achtergronden. Hiermee wordt een begin gemaakt in maatschappelijke betrokkenheid en wordt sociaal kapitaal opgebouwd. Contacten onderling dragen bij aan de integratie tussen jongeren van verschillende herkomst. De kwaliteit van de leefomgeving heeft invloed op hoe jongeren de maatschappij zien en of zij zich ermee verbonden voelen. In dit hoofdstuk worden de volgende doelstellingen behandeld: De jeugd kan interesses ontdekken en ontwikkelen; De jeugd leert zijn bijdrage te leveren aan de maatschappij; De jeugd komt in contact met mensen uit andere sociale lagen en achtergronden; De jeugd groeit op in een verzorgde leer- en leefomgeving.
115
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
6.1 Talentontwikkeling thema hoofddoel
Actief in de maatschappij 'talent' De jeugd kan talenten en interesses ontdekken en ontwikkelen 'kind'indicatoren
subdoelen
deelname en bezoek podiumkunst: 53% bezoek podiumkunst; 65% deelname amateurkunst (2010, cultuurmonitor/O+S) lidmaatschap sportvereniging: 37% (2009, sportmonitor/O+S) deelname aan dagarrangementen: 1% voorschoolse opvang; 34% tussenschoolse opvang; 11% naschoolse opvang (2008/'09, DMO) uitleningen van jeugdboeken per jeugdlid: 20 (2010, OBA/O+S) beleidsindicatoren
afspraken
jeugdleden bibliotheek: 43% (2010, OBA/O+S) chequegebruik minimajongeren: 18% (2010, O+S)
Een deel van de Amsterdamse jongeren neemt na schooltijd deel aan verschillende sporten culturele activiteiten. Hierdoor leren zij wat ze leuk vinden en waar ze goed in zijn. Hierbij hebben zij dus een mogelijkheid om talenten te ontdekken. Sporten volgens veel kinderen vooral leuk Jongeren geven vaker dan de gemiddelde Amsterdammer aan dat sporten ‘leuk’ is (88% om 74%). Ook zijn naar verhouding veel jongeren van mening dat sporten voor hen een manier is om mensen of vrienden te ontmoeten (63% om 43%) en dat ze via de sport mensen met een andere etnische achtergrond hebben leren kennen (51% om 32%). Lidmaatschap van een vereniging neemt af naarmate de leeftijd van de jongeren stijgt: is de helft van de jongeren tussen de 6 en 11 jaar lid van een sportvereniging, van de jongeren tussen de 18 en 24 is dit nog maar een kwart. Dit verschil is ten opzichte van 2006 fors toegenomen en de oorzaak hiervan is tweeledig: jongeren tot 18 jaar zijn in 2009 vaker dan in 2006 lid van een sportvereniging, waar jongvolwassenen (18-24 jaar) minder vaak lid zijn. Vanaf deze leeftijd gaan Amsterdammers steeds vaker individueel sporten. Jongens zijn net als in 2006 vaker lid van een sportvereniging dan meisjes (46% versus 29%). Ook zijn kinderen van autochtone en westerse allochtone herkomst vaker lid dan kinderen van niet-westerse allochtone herkomst. Er is echter wel een daling sinds 2006 zichtbaar in het aandeel jongeren van autochtone en westerse allochtone herkomst dat lid is van een sportvereniging, in 2006 lag het percentage nog op 54%, in 2009 was dit 45%. In stadsdelen West, Centrum en Nieuw-West ligt het aandeel jongeren dat lid is van een sportvereniging het laagst (respectievelijk 29%, 31% en 32%), in stadsdeel Zuid ligt het aandeel met 49% het hoogst.54 In 2009 is voetbal de populairste sport bij Amsterdammers onder de 18 jaar. Onder jongeren van 6 tot 12 jaar staat zwemmen, net als in 2006, op nummer twee. Opvallend is 54
116
O+S. Sportmonitor 2009, inzicht in het sportgedrag van Amsterdammers in 2009, gemeente Amsterdam, 2009.
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
dat fitness aan populariteit wint bij de 13-17 jarigen. In 2006 stond dit bij deze leeftijdscategorie nog op de vijfde plaats, in 2009 is fitness de op één na populairste sport.2 Figuur 6.1 Deelname en bezoek podiumkunsten naar stadsdeel, 2010 (procenten) 90
%
80 70 60
bezoek podia
50
deelname amateurkunst
40 30 20 10 0
Centrum West
NieuwWest
Zuid
Oost
Noord Zuidoost
Amsterdam
bron: O+S
Meer dan de helft van de jongeren bezoekt podiumkunsten In 2010 heeft 53% van de Amsterdamse jongeren tussen de 12 en 17 jaar een voorstelling of concert in Amsterdam bezocht, zie figuur 6.1. Door jongeren uit alle stadsdelen is toneel het meest bezocht (door 29% van alle jongeren), gevolgd door popconcerten (16%) en musicals, welke door 10% van de jongeren zijn bezocht. Jongeren uit de stadsdelen Zuid en Centrum bezoeken het vaakst een voorstelling (respectievelijk 66% en 65%), jongeren uit Zuidoost het minst vaak (47%).55 Hetzelfde beeld is zichtbaar bij amateurkunst (zoals zichtbaar wordt in figuur 6.1): Jongeren uit Centrum (83%) en Zuid (79%) zijn het vaakst creatief bezig (zowel tijdens als buiten schooltijd) en jongeren uit Zuidoost het minst vaak (51% tegenover 65% gemiddeld onder de Amsterdamse jeugd). Tekenen en schilderen is het meest populair onder jongeren, van de podiumkunsten zijn het bespelen van een muziekinstrument (22%), zingen (15%) en (volks-)dans/ (jazz)ballet (14%) het meest populair. De twee laatstgenoemde categorieën worden vaker door meisjes dan door jongens beoefend, zingen wordt door beide groepen even vaak gedaan.2 Voor zowel sport als kunst en cultuur geldt dat kinderen met een niet-westerse achtergrond minder vaak deelnemen dan kinderen van autochtone of westerse herkomst. Deels komt dit door de kosten die het met zich meebrengt. Om de participatie bij jongeren met minder geld te stimuleren is er onder andere de XXXS-pas: de stadspas voor jongeren. Alle jongeren (12-17 jaar) in Amsterdam krijgen deze pas thuisgestuurd. Hiermee kunnen zij korting krijgen op allerlei activiteiten en bij allerlei instellingen. Bij de pas worden cheques geleverd waar weer extra kortingen mee te krijgen zijn. Van de 55
O+S. Kunst- en Cultuurmonitor Amsterdam 2010, gemeente Amsterdam, 2010.
117
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
jongeren uit een minimumhuishouden is bekend hoe vaak deze cheques zijn gebruikt. Achttien procent van deze jongeren heeft in 2010 één of meer cheques gebruikt. Dit is een lichte daling ten opzichte van 2008, toen 22% van de minimajongeren de cheques gebruikte. De cheques worden net als in 2008 en 2009 vooral gebruikt om korting te krijgen bij de bioscoop. Ze worden daarnaast ook, vaker dan in voorgaande jaren, gebruikt ten behoeve van recreatie (10% versus 1% in 20009) en sport (8% versus 1% in 2009).56 Het chequegebruik verschilt tussen jongeren van verschillende herkomst. Net als in eerdere jaren gebruiken vooral jongeren van Turkse herkomst de cheques minder vaak dan gemiddeld (13% versus 18%). Zowel autochtone jongeren als jongeren uit de groep ‘overige niet westerse achtergrond’ gebruiken de cheques wat vaker dan gemiddeld (22%), zie figuur 6.2. Figuur 6.2 Chequegebruik XXX-pas door minimajongeren naar herkomst, 2010 (procenten)
autochtonen ov. niet-westerse allochtonen Surinamers Antillianen westerse allochtonen Marokkanen Turken
totaal
% 0
5
10
15
20
25 bron: O+S
Lidmaatschap bibliotheek neemt af vanaf 18 jaar De bibliotheek is ook een plek waar jongeren hun interesses kunnen ontdekken en ontwikkelen. Iets meer dan vier van de tien jongeren onder de 23 jaar in Amsterdam is lid van de bibliotheek (43%). In 2010 leende elk jeugdlid gemiddeld 20 jeugdboeken per jaar. Dit is vrijwel gelijk aan 2009, toen dit gemiddelde op 19 jeugdboeken per persoon lag.57 Net als in voorgaande jaren zijn vooral jongeren tot 18 jaar vaak lid (51% in 2010), boven de 18 jaar neemt dit percentage drastisch af (tot 17% in 2010). Twee mogelijke oorzaken hiervoor zijn dat jeugd vaak via school lid is van de bibliotheek en dat het lidmaatschap tot en met 18 jaar gratis is. Een derde verklaring hiervoor kan zijn dat de populatie boven de 56 57
118
DIA, bewerking door O+S/ Armoedemonitor 2010 De oudere jeugd zal ook vaak volwassen boeken lenen, bij deze berekening is echter alleen gekeken naar jeugdboeken.
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
18 jaar verandert, onder andere door de instroom van studenten. Hierdoor zijn de groepen tot en met 18 jaar en ouder dan 18 jaar moeilijk vergelijkbaar.
6.2 Maatschappelijke betrokkenheid thema hoofddoel
Actief in de maatschappij 'maatschappelijke betrokkenheid' De jeugd leert zijn bijdrage te leveren aan de maatschappij 'kind'indicatoren
subdoelen
deelname vrijwilligerswerk: 28% 16-24 jaar (2010, Staat van de Stad) thuisvoelen in Amsterdam: 84% (2010, ABM/O+S) stemintentie: 64% 18-24 jarigen (2010, ABM/O+S) deelname aan discussiefora op internet: n.b. beleidsindicatoren
afspraken
Jeugd Actief voor Amsterdam! (JAA!) Jeugdparticipatie wordt door de gemeente Amsterdam onder andere gestimuleerd door middel van het stedelijke jeugdplatform Jeugd Actief voor Amsterdam! (JAA!). JAA! is een platform dat in 2002 is opgericht op verzoek van de gemeenteraad voor Amsterdamse jongeren van 10 tot 23 jaar, en geeft gevraagd en ongevraagd advies over onderwerpen die onder de jeugd leven. Bij JAA! bedenken jongeren ideeën en oplossingen om Amsterdam nog meer van jongeren te maken. De ideeën van jongeren blijven bij JAA! niet liggen, daar gebeurt echt wat mee! JAA! geeft namelijk advies aan Gemeente Amsterdam of andere instellingen die willen weten wat Amsterdamse jongeren vinden. De JAA! Trendmeting is een jaarlijks terugkeren onderzoek onder Amsterdamse jongeren. Gemiddeld doen er 500 Amsterdamse kinderen en jongeren mee. Het doel van dit onderzoek is om er achter te komen wat er speelt onder de jeugd van Amsterdam. Wat vinden ze goed gaan in Amsterdam en wat kan er toch echt beter? Via een trendmeting brengen Amsterdamse jongeren de belangrijkste maatschappelijke trends in beeld. Trends uit de JAA!Trendmeting 2011 zijn o.a.: straatcoaches hebben zelf een coach nodig, twitteroorlogen op Amsterdamse scholen en voortgezet onderwijs geeft geen seksuele voorlichting. De belangrijkste resultaten van het onderzoek worden tijdens het JAA! Headlines Debat gepresenteerd. Jongeren discussiëren samen politici tijdens het debat over de trends en oplossingen die ze hiervoor zien. JAA! grijpt de resultaten aan om de Gemeente Amsterdam en andere organisaties te adviseren over hun beleid en activiteiten voor jongeren. Jongeren voelen zich thuis in Amsterdam Het overgrote deel van de jongeren tussen de 16 en 24 jaar voelt zich thuis in de stad (84%). Dit geldt voor jongeren uit alle stadsdelen, al ligt het percentage in West, NieuwWest en Noord, met respectievelijk 79%, 80% en 81% net iets onder het stedelijke gemiddelde.
119
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Het aandeel jongeren dat zich thuis voelt in hun eigen stad ligt wat hoger dan in voorgaande jaren (in 2008 en 2009 lag dit aandeel op 79%). Dit is ook zichtbaar in het feit dat jongeren uit alle herkomstgroepen, behalve de Surinaamse/ Antilliaanse jongeren, zich in 2010 vaker dan in 2009 thuis voelen in Amsterdam (zie figuur 6.3). Figuur 6.3 Thuis voelen in de stad, 2008-2010, naar herkomst (procenten)
100
%
90 80 70
2008 2009 2010
60 50 40 30 20 10 0
autochtonen Surinamers/ Turken/ ov. nietAntillianen Marokkanen westerse en westerse allocht.
totaal
bron: O+S/ABM
Zes van de tien jongeren hebben intentie tot stemmen Naast het feit dat het aandeel jeugd dat zich vaker thuis voelt in de stad iets hoger ligt dan in voorgaande jaren, lijkt de politieke betrokkenheid ook toe te nemen. Op de vraag of jongeren tussen de 18 en 24 jaar de intentie hebben om te gaan stemmen wanneer er verkiezingen zijn, antwoorden ruim zes van de tien van hen positief. In voorgaande jaren waren dit ongeveer vijf van de tien jongeren. Een verklaring hiervoor is dat in verkiezingsjaren, zoals 2010 was, de stemintentie altijd hoger ligt dan in nietverkiezingsjaren. Er is nauwelijks verschil tussen mannen en vrouwen (65% versus 63% respectievelijk). Het verschil tussen jongeren van verschillende herkomstgroepen wordt ook kleiner. Net als in 2008 en 2009 hebben autochtone jongeren vaker de intentie om te stemmen dan niet-autochtone jongeren, maar vooral niet-westerse jongeren (op Surinaamse en Antilliaanse jongeren na) geven steeds vaker aan dat zij van plan zijn om te gaan stemmen. Zie figuur 6.4 voor de stemintentie naar herkomstgroep. Hierbij dient opgemerkt te worden dat autochtone jongeren vaker hoog opgeleid zijn dan (vooral niet-westerse) allochtone jongeren. Net als op andere vlakken van maatschappelijke participatie neemt stemintentie toe met opleidingsniveau: 79% van de hoogopgeleide jongeren geeft aan te gaan stemmen, tegenover 65% en 40% van de middelbaar en laagopgeleide jongeren.
120
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Figuur 6.4 Stemintentie, 2008-2010, naar herkomst (procenten)
80
%
70 60 50
2008 2009 2010
40 30 20 10 0
Surinamers/ Antillianen
Turken/ Marokkanen
ov. nietwesterse en westerse allocht.
autochtonen
totaal
bron: O+S/ABM
Maatschappelijke stage Een andere vorm van betrokkenheid bij de maatschappij is het doen van vrijwilligerswerk. Op 26 april j.l. ging de Tweede Kamer akkoord met het wetsvoorstel Maatschappelijke stage. Dat betekent dat leerlingen die vanaf schooljaar 2011/2012 instromen in het voortgezet onderwijs verplicht een maatschappelijke stage gaan doen. Plaatsen waar jongeren hun stageperiode kunnen doorbrengen zijn onder andere zorg- en welzijnsinstellingen, vrijwilligersorganisaties en sociaal- culturele instellingen. Het aantal uur dat leerlingen stagelopen is vastgesteld op 30 uur voor alle schooltypen (praktijkonderwijs, VMBO, HAVO en VWO). Kenmerkend voor de maatschappelijke stage is dat er zowel aandacht is voor het leren van de leerling als het belang voor de samenleving.58 Veel Amsterdamse scholen zijn al aan de slag met maatschappelijke stages van hun leerlingen. Vanaf schooljaar 2011-2012 gaan ruim 7.000 leerlingen in Amsterdam een maatschappelijke stage lopen en dan is een maatschappelijke stage van 72 uur verplicht onderdeel voor het curriculum van leerlingen op het VMBO, de HAVO en het VWO.59 Ruim een kwart (28% in 2010) van de Amsterdamse jongeren tussen de 17 en 24 jaar doet wel eens vrijwilligerswerk.60 Dit is evenveel als gemiddeld in Amsterdam. Vrouwen zijn iets vaker vrijwilliger dan mannen: 31% versus 25%. In 2008 was 33% van de Amsterdamse jongeren actief als vrijwilliger, ook dit was gelijk aan het gemiddelde van Amsterdam (34%). 58
Website www.stagevoorjou.nl Website Meeting Points Amsterdam 60 O+S. Staat van de Stad Amsterdam VI, gemeente Amsterdam 2011 59
121
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
6.3 Integratie en ontmoeting Actief in de maatschappij
thema hoofddoel
'integratie' De jeugd komt in contact met mensen uit andere sociale lagen en achtergronden 'kind'indicatoren
subdoelen
schoolsegregatie: 12 'te zwarte' scholen; 6 op 'te witte' scholen; 10 scholen met overwegend achterstandsleerlingen (2009/'10, O+S) kinderen in gemengde buurten: 29% (2010, O+S) gemengde vriendengroepen: 82% (2010, ABM/O+S) ervaren discriminatie op bais van etnische herkomst: 9% 16-24 jaar (2010, ABM/O+S)
beleidsindicatoren afspraken
Lichte toename segregatie op stadsdeelniveau Ruim een kwart van de kinderen (29%) groeit op in sterk gemengde buurten: buurten waar veel bevolkingsgroepen door elkaar wonen en autochtone Nederlanders een minderheid vormen. Dit percentage blijft vrij stabiel over de laatste 5 jaar, in 2006 lag dit percentage ook op 29%. In 2006 waren er 56 gemengde buurten, in 2010 waren dat er 57. Op hoger schaalniveau neemt etnische segregatie iets toe, zoals zichtbaar is in tabel 7.5. Voor alle niet westerse allochtone herkomstgroepen geldt dat een groter deel van de jongeren buiten de ring dan binnen de ring woont. Bij westerse allochtonen en autochtone jongeren is dit omgekeerd, en hun aandeel buiten de ring is in de afgelopen 5 jaar nog iets verder afgenomen. Bij een groot deel van de niet-westerse allochtone jongeren blijft de verdeling binnen en buiten de ring gelijk, maar voor Turkse en Marokkaanse jongeren geldt dat hun aandeel buiten de ring toeneemt en dus binnen de ring afneemt. Figuur 6.5 Jongeren woonachtig buiten de ring 0-17 jaar naar herkomst 2006-2011 (procenten) ov. niet westerse Surinamers
Antillianen
Turken
Marokkanen
westerse
allochtonen
allochtonen
autochtonen
2006
71
74
57
53
60
32
39
2007
72
74
58
54
59
32
38
2008
72
74
59
55
59
31
37
2009
72
73
60
55
59
30
37
2010
72
73
60
55
58
30
36
2011
72
72
61
57
58
30
35 bron: O+S
Kinderen gaan vaak in de buurt waar ze wonen naar de basisschool. In buurten waar veel allochtone kinderen wonen, zijn er veel allochtone leerlingen op school. Maar als gekeken
122
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
wordt naar de samenstelling van de buurt zijn er scholen in Amsterdam die meer allochtone leerlingen hebben dan verwacht kan worden op basis van de buurtsamenstelling, dit worden ‘te zwarte scholen’ genoemd. Ook zijn er scholen die meer autochtone leerlingen hebben, te weten ‘te witte scholen’. Het aandeel leerlingen dat naar een ‘te witte’ of te ‘te zwarte’ school gaat is licht afgenomen in schooljaar 2009/2010 ten opzichte van het voorgaande schooljaar. Ging in 2008/2009 gemiddeld 13% van de leerlingen naar een zogenoemde ‘te zwarte’ school en 7% naar een ‘te witte’ school, in schooljaar 2009/2010 is dit 12% en 6% respectievelijk. Nog steeds zitten in West relatief veel leerlingen op een ‘te zwarte’ school (22%) en gaan in Noord en Nieuw-West relatief veel leerlingen naar een ‘te witte’ school (14%). Zuidoost neemt in beide gevallen de onderste positie in, hier gaan relatief de minste kinderen naar een ‘te witte’ of een ‘te zwarte’ school (respectievelijk 0% en 4%). Eerder onderzoek toont een toename in het aandeel Amsterdammers dat aangeeft alleen vrienden uit de eigen herkomstgroep te hebben. Dit betekent dus een afname in gemengde vriendengroepen.61 Bij jongeren is het aandeel dat aangeeft ‘gemengde vriendengroepen’ te hebben de laatste jaren echter stabiel. Acht op de tien jongeren (82%) heeft vrienden uit andere etnische groepen dan de eigen groep, dit is vrijwel gelijk aan 2008 (78%).62 Autochtone jongeren hebben minder vaak vrienden uit andere etnische groepen (69%) dan jongeren uit andere groepen (90% tot 95%), zie figuur 6.6. Vooral lager opgeleide jongeren hebben gemengde vriendengroepen (89% versus 81% van de hoger- en 79% middelbaar opgeleiden). Er is geen verschil tussen mannen en vrouwen. Figuur 6.6 Jongeren met gemengde vriendengroepen naar herkomst en opleiding, 2008-2010 (procenten)
100
%
90 80 70
2008 2009 2010
60 50 40 30 20 10 0
autochtonen Surinamers/ Turken/ ov. nietAntillianen Marokkanen westerse en westerse allocht.
totaal
bron: O+S/ABM
61 62
O+S. Diversiteitsmonitor 2010, gemeente Amsterdam, 2010. O+S. Amsterdamse Burgermonitor 2010, gemeente Amsterdam, 2010.
123
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Turkse en Marokkaanse jongeren ervaren meest discriminatie Ondanks het feit dat de meeste Amsterdamse jongeren aangeven vrienden te hebben uit andere etnische groepen geeft één op de tien aan zich in het afgelopen jaar wel eens gediscrimineerd te voelen vanwege zijn of haar herkomst. Turken en Marokkanen ervaren de meeste discriminatie (24%), Surinamers en Antillianen ervaren dat net iets minder (21%). Westerse allochtonen en autochtone ervaren veel minder vaak discriminatie op deze gronden (respectievelijk 6% en 1%). Vanwege een veranderde vraagstelling in de Amsterdamse Burgermonitor is het niet mogelijk deze cijfers met eerdere jaren te vergelijken.
6.4 Prettige leefomgeving thema
Actief in de maatschappij
hoofddoel
De jeugd groeit op in een verzorgde leer- en leefomgeving
'leefomgeving' kindindicatoren subdoelen
leerlingen die les krijgen in schoolgebouwen die kwalitatief en/of kwantitatief niet voldoen: n.b. kinderen die opgroeien in een buurt waar ouders ontevreden zijn over de speelruimte in de buurt: 15% (2009, O+S) kinderen die krap wonen: 68% (2010, O+S) kinderen die opgroeien in laag gewaardeerde buurt: 23% (2009, O+S) beleidsindicatoren
afspraken
wachtduur starters op de woningmarkt: 7,9 jaar (2010, AFWC)
Groot verschil stadsdelen in kwaliteit leefomgeving Er zijn verschillende aspecten die een buurt tot een prettige leefomgeving maken. Dit zijn bijvoorbeeld leefbaarheid, veiligheid en voor kinderen aanwezigheid van (goed onderhouden) speelvoorzieningen in de buurt. Ook de grootte van de woning waarin een kind opgroeit kan meespelen. Uit het onderzoek ‘Woonwensen grote gezinnen’ uit 200963 blijkt dat krap wonen negatieve gevolgen kan hebben voor de kinderen die er wonen. Zo geven de ouders uit de geïnterviewde gezinnen aan dat de kinderen te weinig ruimte hebben om te spelen en dat schoolprestaties lijden onder het gebrek aan een eigen kamer. In 2009 groeide 15% van alle Amsterdamse kinderen op in een buurt waar men ontevreden is over de speelvoorzieningen (gemiddeld rapportcijfer voor aanbod van speelvoorzieningen < 6,0). Er bestaan hierin opvallende verschillen tussen de stadsdelen (zie figuur 6.7). In West, Zuid en Oost groeit niemand van de kinderen op in een buurt waar ouders ontevreden zijn over de speelvoorzieningen. In de stadsdelen Oost, Nieuw-West en Centrum is dit voor een aanzienlijk deel van de kinderen wel het geval (respectievelijk 29%, 30% en 37%).
63
124
O+S. Woonwensen grote gezinnen, 2009
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Gemiddeld groeit een kwart van de kinderen (23%) op in een buurt waar mensen in het algemeen weinig tevreden zijn met de buurt. Zuidoost neemt hierbij de eerste plaats in, 56% van de kinderen groeien op in een laag gewaardeerde buurt, zie figuur 6.7. Naast Zuid, scoren Centrum en Oost hier ook goed: ouders in deze twee stadsdelen zijn ontevreden over de speelvoorzieningen, maar zij waarderen hun buurt wel vaak hoog: in stadsdeel Oost groeit 9% op in een laag gewaardeerde buurt, in Centrum geldt dit voor niemand. Zoals zichtbaar is in figuur 6.7 geldt in Nieuw-West dat 30% van de jongeren in 2009 in een buurt woont met onvoldoende speelvoorzieningen en dat bijna de helft van alle kinderen (45%) in een buurt opgroeit die door de bewoners laag gewaardeerd wordt (gemiddeld rapportcijfer <6,5). Ook woonde in 2009 bijna de helft (47%) van alle kinderen in dit stadsdeel krap, wat betekent dat er evenveel of minder kamers dan bewoners in het huis aanwezig zijn. Zuid is hierin het tegenovergestelde van Nieuw-West: geen van de kinderen groeit op in een laag gewaardeerde buurt of een buurt waar men ontevreden is over de speelvoorzieningen. Ook telt het in 2009 het laagste aandeel kinderen dat krap woont (26%). Figuur 6.7 Kinderen die wonen in buurten met onvoldoende speelmogelijkheden en in buurten die laag gewaardeerd worden, 2009 (procenten)
60
%
50 40
buurt laag gewaardeerd
30
speelvoorzieningen onvoldoende
20 10 0
Centrum West NieuwWest
Zuid
Oost
Noord Zuidoost
Amsterdam
bron: DW/Wonen in Amsterdam/O+S
Het aandeel kinderen dat krap woont is groter dan het aandeel kinderen dat in een slechte buurt, of in een buurt met onvoldoende speelvoorzieningen woont. Dit komt doordat huizen in Amsterdam vaak klein zijn, zeker voor gezinnen met kinderen. Gemiddeld woont 68% van de kinderen in 2010 krap. In Zuid groeit het kleinste aandeel kinderen op in een huis met minder kamers dan gezinsleden (51%), in West het grootste aandeel (75%). Het zijn vooral kinderen met een Turkse en Marokkaanse achtergrond die krap wonen (respectievelijk 87% en 82%). Dit heeft niet alleen te maken met het feit dat deze gezinnen in kleinere woningen leven, ook gezinsgrootte speelt hierbij een rol.
125
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Bijna 8 jaar inschrijftijd voor starters Het is niet makkelijk voor jonge starters om een zelfstandige huurwoning in de sociale huursector (de helft van alle woningen in Amsterdam) te vinden. Sinds de economische crisis wordt er nauwelijks meer verhuisd in de sociale sector, het aanbod aan woningen loopt daardoor sterk terug. De gemiddelde wachttijd voor een starters woning neemt hierdoor door de jaren heen langzaam toe. Was dit is 2006 nog 6,1 jaar, in 2010 moet men gemiddeld bijna 8 jaar inschrijfduur hebben (7,3 jaar in 2009). Aangezien het pas vanaf je achttiende mogelijk is je in te schrijven, moeten jongeren gemiddeld dus 26 jaar zijn om in aanmerking te komen voor een eigen woning.
126
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Tabellen Actief in de maatschappij Kindindicatoren talentontwikkeling Tabel 6.1 Jongeren (12-17 jaar) die podiumkunsten bezoeken naar stadsdeel en herkomstgroep, 2010 (procenten)
1
2010 Centrum
65
West
49
Nieuw-West
51
Zuid
66
Oost
50
Noord
47
Zuidoost
47
Surinamers/Antilianen
47
Turken
44
Marokkanen
41
overige niet-westerse allochtonen
51
westerse allochtonen
61
autochtonen
63
Amsterdam
53 bron: O+S/Cultuurmonitor
1
Vanwege veranderde vraagstelling is het niet mogelijk de cijfers van 2010 te vergelijken met de cijfers van 2002
en 2006. Derhalve zijn de cijfers van voorgaande jaren niet opgenomen in de tabel.
127
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Tabel 6.2 Jongeren (12-17 jaar) die amateurkunst beoefenen naar stadsdeel en herkomstgroep, 2010 (procenten) 2010 Centrum
83
West
60
Nieuw-West
57
Zuid
79
Oost
71
Noord
67
Zuidoost
51
Surinamers/Antillianen
62
Turken
61
Marokkanen
47
overige niet-westerse allochtonen
54
westerse allochtonen
82
autochtonen
76
Amsterdam
65 bron: O+S/Cultuurmonitor
1
Vanwege veranderde vraagstelling is het niet mogelijk de cijfers van 2010 te vergelijken met de cijfers van 2002
en 2006. Derhalve zijn de cijfers van voorgaande jaren niet opgenomen in de tabel.
128
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Tabel 6.3 Lidmaatschap sportvereniging naar stadsdeel, leeftijd, geslacht en herkomstgroep, 2006 en 2009 (procenten) 2006
2009
1
31
West
32
29
Nieuw-West
38
32
1
49
Oost
54
44
Noord
38
43
Zuidoost
38
39
6-11 jaar
44
50
12-17 jaar
41
47
18-24 jaar
36
25
jongens
54
46
meisjes
28
29
Surinamers/Antillianen
37
35
Turken
27
27
Centrum
47
Zuid
47
Marokkanen
36
30
overig niet westerse allochtonen
38
30
westerse allochtonen/autochtonen
54
45
Amsterdam
40
37
1
in 2006 is er een gemiddeld percentage over stadsdeel Centrum en stadsdeel Zuid tezamen berekend. bron: DMO/Sportmonitor
Beleidsindicatoren talentontwikkeling Tabel 6.4 Deelname dagarrangementen naar soort opvang, 2007/2008 en 2008/2009 2007/'08 abs. voorschoolse opvang tussenschoolse opvang naschoolse opvang
%
2008/'09 abs.
%
527
1
521
1
19331
34
19839
34
5717
10
6586
11 bron: DMO
129
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Tabel 6.5 Leden bibliotheek naar stadsdeel 1) en leeftijdsgroep, 31 dec. 2007-2010 (procenten) 2008
2009
2010
Centrum
84
102
93
West
44
43
42
Nieuw-West
39
38
36
Zuid
36
34
32
Oost
30
28
26
Noord
44
43
42
Zuidoost
41
41
39
0-18 jaar
50
53
51
19-22 jaar
17
21
17
42
46
43
Amsterdam
bron: OBA/bewerking O+S 1) Leden per vestiging; het is ook mogelijk lid te worden van een vestiging buiten het eigen stadsdeel. Tabel 6.6 Uitleningen jeugdboeken per jeugdlid naar stadsdeel 2009-2010 2009
2010
Centrum
16
19
West
21
22
Nieuw-West
19
19
Zuid
22
23
Oost
19
19
Noord
18
18
Zuidoost
15
15
Amsterdam
19
20
bron: OBA/bewerking O+S
130
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Tabel 6.7 Chequegebruik minimajongeren naar stadsdeel, geslacht, herkomstgroep en type activiteit, 2008-2010 (procenten) 2008
2009
2010
Centrum
29
26
26
West
21
19
19
Nieuw-West
19
14
14
Zuid
28
22
21
Oost
26
22
21
Noord
25
20
20
Zuidoost
19
16
17
jongens
22
18
18
meisjes
23
19
19
Surinaams
22
18
19
Antilliaans
22
16
18
Turks
15
14
13
Marokkaans
21
17
16
overige niet-westerse allochtonen
26
22
22
westerse allochtonen
22
17
18
autochtonen
26
21
22
bioscoop
9
8
10
recreatie
1
1
10
sport
2
1
8
theater
2
3
4
musea
5
4
3
dagtocht
3
2
2
rondvaart
1
0
1
concert
0
0
0
diversen
19
15
6
Amsterdam
22
18
18
bron: DIA, bewerking O+S
Kindindicatoren maatschappelijke betrokkenheid Tabel 6.8 Jongeren (18-24 jaar) die deelnemen aan vrijwilligerswerk naar geslacht, 2008 - 2010 (procenten) 2008
2010
mannen
32
25
vrouwen
33
31
allochtonen
33
25
autochtonen
33
32
33
28
Amsterdam
bron: O+S/Staat van de Stad VI
131
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Tabel 6.9 Thuis voelen in Amsterdam onder jongeren (16-24 jaar) naar stadsdeel, geslacht, herkomstgroep en opleidingsniveau, 2008, 2009 en 2010 (procenten) 2008
2009
2010
Centrum
63
92
93
West
81
84
79
Nieuw-West
63
77
80
Zuid
91
81
93
Oost
83
60
85
Noord
79
92
81
Zuidoost
86
79
83
mannen
82
79
87
vrouwen
76
79
83
Surinamers/Antillianen
81
85
78
Turken/Marokkanen
77
78
81
overige niet-westerse en westerse allochtonen
86
69
76
autochtonen
76
83
92
lager opgeleid/ ongeschoold
79
77
81
middelbaar opgeleid
83
79
88
hoger opgeleid
74
80
86
Amsterdam
79
79
84
bron: O+S/ABM
132
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Tabel 6.10 Stemintentie jongeren (18-24 jaar) naar stadsdeel, geslacht, herkomstgroep en opleidingsniveau, 2008 en 2010 (procenten) 2008
2009
2010
63*
48*
91*
West
45
51
72
Nieuw-West
49
38
44
Zuid
72
64
65
Centrum
Oost
51
31
62
35*
49*
77*
Zuidoost
43
46*
50*
mannen
56
55
65
vrouwen
49
38
63
39*
36*
36*
Noord
Surinamers/Antillianen Turken/ Marokkanen
42
29
57
overige niet-westerse allochtonen en westerse allochtonen
35
28
62
autochtonen
69
41
74
lager opgeleid/ ongeschoold
31
43*
40
middelbaar opgeleid
56
40
65
hoger opgeleid
61
54
79
Amsterdam
52
45
64
* minder dan 50 respondenten per groep bron: O+S/ABM
Kindindicatoren integratie en ontmoeting Tabel 6.11 Te witte, te zwarte scholen en scholen met te veel achterstand (in vergelijking tot de buurt) naar stadsdeel, schooljaar 2008/2009 en 2009/2010 (procenten) aantal scholen (abs.)¹
te zwart
te wit
te veel
te weinig
achterstand
achterstand
08/ ‘09
09/ ‘10
08/ ‘09
09/ ‘10
08/ ‘09
09/ ‘10
08/ ‘09
09/ ‘10
08/ ‘09
09/ ‘10
Centrum
13
13
15
15
0
0
8
8
0
0
West
32
32
25
22
6
3
16
13
0
0
Nieuw-West
35
35
9
9
11
14
11
14
9
11
Zuid
35
34
23
15
9
6
17
9
0
0
Oost
31
33
16
15
3
3
16
12
0
0
Noord
28
28
0
4
18
14
7
4
7
7
Zuidoost Amsterdam 1
28
28
4
4
0
0
11
7
7
4
202
203
13
12
7
6
13
10
3
3
Scholen met 100 of meer leerlingen, regulier onderwijs
bron: DMO/AMPO/O+S
133
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Tabel 6.12 Kinderen (0-19 jaar) die opgroeien in een gemengde buurt (diversiteitsscore boven de 0,751), naar stadsdeel en leeftijdsgroep, 2006-2011 2006
2007
2008
2009
2010
0
0
0
0
0
West
29
29
28
27
28
Nieuw-West
48
48
50
53
55
Zuid
0
0
0
0
1
Oost
44
38
36
31
32
Noord
37
40
44
44
46
Zuidoost
13
15
17
9
10
0-4 jaar
28
28
28
27
28
Centrum
5-9 jaar
29
29
30
29
30
10-14 jaar
30
29
30
29
30
15-19 jaar
28
28
29
28
29
Amsterdam
29
29
29
28
29
bron: O+S/ABM 1) Een score 1,0 betekent volledige diversiteit, score 0,0 houdt in dat er geen enkele diversiteit is. In 2006 waren dit 53 buurten, in 2007 51 buurten, in 2008 56 buurten, in 2009 55 buurten en in 2010 57 buurten. Tabel 6.13 Jongeren (16-24 jaar) met gemengde vriendengroepen naar stadsdeel, geslacht, herkomstgroep, generatie en opleidingsniveau, 2008 en 2010 (procenten) Centrum
2009
2010
48*
92*
85*
West
83
76
85
Nieuw-West
75
85
85
Zuid
73
81
81
Oost
82
73
67
89*
91
83*
Zuidoost
87
100*
91*
mannen
76
83
83
vrouwen
80
84
82
Surinamers/Antillianen
95
90
90
Turken/Marokkanen
82
82
95
overige niet-westerse en westerse allochtonen
88
90
94
autochtonen
64
79
69
lager opgeleid
85
80
89
middelbaar opgeleid
77
87
79
hoger opgeleid
71
86
81
Amsterdam
78
83
82
Noord
* minder dan 50 respondenten per groep
134
2008
bron: O+S/ABM
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Tabel 6.14 Jongeren (16-24 jaar) die zich afgelopen 12 maanden gediscrimineerd heeft gevoeld vanwege de etnischeherkomst naar stadsdeel, geslacht, herkomstgroep, generatie en opleidingsniveau, 2010 (procenten) 2010 Centrum
5*
West
6
Nieuw- West
24
Zuid
4
Oost
6
Noord
5*
Zuidoost
9*
mannen
12
vrouwen
7
Surinamers/Antillianen
21
Turken/Marokkanen
24
overige niet-westerse en westerse allochtonen
6
autochtonen
1
lager opgeleid
11
middelbaar opgeleid
10
hoger opgeleid
4
Amsterdam
9
* minder dan 50 respondenten per groep
bron: O+S/ABM
Kindindicatoren leefomgeving Tabel 6.15 Kinderen die opgroeien in een buurt waar men ontevreden is over de speelvoorzieningen naar stadsdeel en leeftijdsgroep, 2007 en 2009 (procenten) 1) 2007
2009
Centrum
38
37
West
15
0
Nieuw- West
23
30
Zuid
8
0
Oost
32
29
4
0
Zuidoost
58
8
0-4 jaar
24
16
5-12 jaar
24
15
13-17 jaar
24
14
24
15
Noord
Amsterdam
bron: DW/Wonen in Amsterdam/bewerking O+S 1) WiA buurten waar de gemiddeld rapportcijfer voor het aanbod aan speelvoorzieningen < 6 is.
135
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Tabel 6.16 Kinderen (0-17 jaar) die krap wonen (evenveel of minder kamers dan gezinsleden in huis) naar stadsdeel, leeftijdsgroep en herkomstgroep, 2009 en 2010 (procenten) 2009
2010
Centrum
62
62
West
75
75
Nieuw-West
74
74
Zuid
51
51
Oost
67
67
Noord
72
72
Zuidoost
70
68
0-4 jaar
72
72
5-11 jaar
70
70
12-17 jaar
62
62
Surinamers
64
63
Antillianen
61
60
Turken
82
82
Marokkanen
88
87
overig niet-westerse allochtonen
75
74
westerse allochtonen
62
61
autochtonen
57
57
Amsterdam
68
68
bron: O+S Tabel 6.17 Kinderen die opgroeien in een laag gewaardeerde buurt naar stadsdeel en leeftijdsgroep, 2005, 2007 en 2009 (procenten) 1) 2005 Centrum
2007
2009
0
0
0
West
53
32
10
Nieuw-West
51
51
45
Zuid
0
0
0
Oost
35
32
9
Noord
58
57
19
Zuidoost
59
27
56
0-4 jaar
40
32
22
5-12 jaar
42
34
23
13-17 jaar
42
34
24
Amsterdam
41
33
23
bron: DW/Wonen in Amsterdam 1) WiA buurten met een gemiddeld rapportcijfer < 6,5. In 2007 waren dit 19 gebieden, in 2005 21 en in 2009 14 gebieden.
136
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Beleidsindicator leefomgeving Tabel 6.18 Gemiddelde inschrijfduur 1) van starters 2) bij acceptatie naar stadsdeel, 2006-2010 (jaren) 2009
2010
Centrum
8,1
8,6
West
8,2
9,0
Nieuw-West
7,2
7,7
Zuid
7,7
8,5
Oost
7,6
7,5
Noord
6,5
8,0
Zuidoost
6,3
6,1
Amsterdam
7,3
7,9
bron: WoningNet 1) Woon- en inschrijfduur worden uitsluitend berekend op basis van verhuringen via het WoningNet Magazine en internet. 2) Voorrangskandidaten, stadsvernieuwingskandidaten en nieuwbouw worden in de berekening niet meegenomen.
137
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
138
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Bijlage 1 De staat van de jeugd: doelen en indicatoren thema
gezondheid en opvoeding 'fysiek'
'psychosociaal'
'leefstijl'
'opvoeding'
'veilig thuis'
hoofddoel
Amsterdamse jeugd is fysiek gezond
Amsterdamse jeugd is psychosociaal gezond
de Amsterdamse jeugd heeft een gezonde leefstijl
de Amsterdamse jeugd krijgt een goede opvoeding
de jeugd heeft een veilig thuis
subdoelen
ervaren gezondheid: 89% goed 18-24 jaar (2008, GGD)
verhoogde SDQscore: 10,4% 2e klas VO (2010)
(bijna) altijd drie maaltijden per dag: 81,9% 2e klas VO (2009/'10, GGD)
opvoedingsproblematiek: (n.b, GGD).
meldingen kindermishandeling: 4996 (2010, AMK)
zuigelingensterfte: 3,3‰ (2010, O+S)
'life events': n.b.
minder dan één keer per week sporten: 15,2% 2e klas VO (2009/'10, GGD)
jeugdzorg, aanmeldingen: 2,5% (2010, BJAA)
aanmeldingen voogdij en OTS: 54 voogdij; 462 OTS (2010, BJAA)
ziekenhuisopnames: n.b.
sociaal isolement jongeren (16-24 jaar): 18% (2010)
gebruik alcohol, tabak, cannabis: 6,7% afgelopen week gerookt; 7,4% afgelopen week alcohol; 2,7% afgelopen maand wiet, 2e klas VO (2009/'10, GGD)
aanmeldingen aanpak multiprobleemgezinn en: 5,4% (2010, DMO)
dakloze jongeren: 378 (2010, DZS)
overgewicht, obesitas: 19,5% 5 jaar; 27,1% 10 jaar; 25,5% 2e klas VO (2010, GGD)
suïcidepogingen: n.b.
SOA's/HIV (GGD).
deelname Triple P naar interventieniveau: 6,2% (2010, DMO)
doorstroom van opvang naar reguliere woning of begeleid wonen: n.b.
vaccinatiegraad zuigelingen: 92,7% (2010, CBS/Jeugdmonitor)
herhaald beroep op jeugdzorg: (n.b., BJAA)
opvangplekken daken thuisloze jongeren: 292 (2010, DZS)
tandartsbezoek: 92% 2e klas VO (2010, GGD)
deelname programma's voor postief gedrag: n.b.
'kind'indicatoren
tienermoeders: 8‰ (2011, O+S)
beleidsindicatoren afspraken
bereik jeugdgezondheidszo rg: 95% 0-1-jarigen, 94% 3-jarigen, 88% 5-jarigen, 75% 10jarigen (2010, GGD)
deelname leefstijl interventieprogramm a's: n.b.
deelname programma's overgewicht en beweging: 23% Jump in (2009, Jump in)
n.b.: gegevens niet bekend. Zodra deze gegevens beschikbaar komen, worden ze in de monitor opgenomen.
139
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
Veiligheid en criminaliteit
Onderwijs
'slachtofferschap'
'jeugdcriminaliteit'
hoofddoel
de jeugd groeit op in een veilige leefomgeving
de jeugd is niet betrokken bij criminele activiteiten
'taal- en rekenvaardigheid' De jeugd kan rekenen en lezen
subdoelen
slachtofferschap jongeren: 48% (2010, VM/O+S)
jeugdgroepen: 40 (2010, OOV)
Peuters met een VVE-indicatie: 6192 (2011, ELKK)
cito eindtoets: 537,6 (2011, DMO)
% afstroom in leerjaar 3 naar schooltype: 8% VMBO; 8% HAVO/VWO (2009/'10, CBS)
onveiligheidsgevoele ns: 50% (2010, VM/O+S)
first offender: 557 12-17 jr, 852 18-24 jaar; overige doelgroepen: 712 12-17 jr, 1916 18-24 jr (2009, HKS/O+S)
ABC-scores in groep 4 en 6 (DMO)
basisschooladvies: 18% PRO, LWOO; 32% VMBO, VMBO/HAVO; 50% HAVO/VWO, VWO, kopklas (2011, DMO)
slagingspercentages : 89% LWOO, 93% VMBO B/K; 87% VMBO G/T; 83% HAVO; 89% VWO (2009/'10, CBS)
gepest worden: 4,2% 2e klas VO (2009/'10, GGD)
jeugdige verdachten: 6,3% 12-17 jaar; 5,1% 18-24 jaar (2010, Xpol/BVH)
cito eindscore taal en rekenen: 78 taal; 45 rekenen (2011, DMO)
geslaagden VO: 1692 VMBO B/K, 1143 VMBO G/T, 993 HAVO, 1049 VWO (2009/'10, CBS)
studierendement: % geslaagd na 4 en 8 jaar in MBO/HBO/WO: n.b.
jeugdige verkeersslachtoffers: 452 (2009, DIVV)
zelfrapportage daderschap: n.b.
afgestudeerden: 915 MBO 1, 5828 MBO 2/3/4, ; 3723 HBO; 4387 WO (2009/'10, CBS)
nieuwe schooluitval: 2539 (2010, DMO)
thema
'kind'indicatoren
slachtofferhulp: 486 intake, 449 hulp bij criminaliteitsslachtoff ers; intake 583, hulp 108 bij verkeersslachtoffers (2010, Slachtofferhulp Nederland)
De jeugd bereikt het hoogste opleidingsniveau binnen hun capaciteiten
'succesvolle schoolloopbaan' De jeugd volgt onderwijs zonder (onnodige) vertraging
'kind'indicatoren
beleidsindicatoren afspraken
'opleidingsniveau'
beleidsindicatoren STOP reacties: 42 (2009, HALT)
deelname VVE: 54% (2011, DMO)
deelname VO: 4% PRO, 21% LWOO, 31% VMBO, 2% algemeen, 17% HAVO, 24% VWO (2010/'11, CBS)
relatief verzuim: 7,7% (2008, DMO)
verwijzingen bureau HALT: 871 (2010, HALT)
deelname schakel- en kopklassen: 1409 schakelklas; 65 kopklas (2009, DMO)
deelname tertiair onderwijs: 15476 MBO; 15484 HBO; 19214 WO (2010/'11, CBS)
leerplichtzaken: 615 (2008, DMO)
aanmeldingen jeugdreclassering: 520 regulier; 8 CRIEM; 0 harde kern (2010, BJAA)
leerlingen op (zeer) zwakke scholen: 0% zeer zwakke scholen; 6% zwakke scholen (2011, DMO)
deelname speciaal onderwijs: 1432 sbo; 3351 so (2010/'11, CBS)
In justitiële jeugdinrichting, strafrechterlijke titel en aandeel in zorgtraject: n.b.
leerlingen op scholen met kwaliteitsimpuls: 32% (2011, DMO)
n.b.: gegevens niet bekend. Zodra deze gegevens beschikbaar komen, worden ze in de monitor opgenomen.
140
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
thema
Werk en inkomen 'startkwalificatie'
'werk'
'armoede en schulden'
hoofddoel
De jeugd wordt voorbereid op de arbeidsmarkt
De jeugd is actief op de arbeidsmarkt
De jeugd leeft niet langdurig in armoede
subdoelen
startkwalificatie VO en MBO: 65% (2010, DMO)
bruto arbeidsparticipatie 15-26 jaar: 56%; 49% lager opgeleid; 56% middelbaar opgeleid; 74% hoger opgeleid (2009, REB/O+S)
jongeren in mimimahuishouden: 25,5% (2010, O+S)
voortijdig schoolverlaters: 15% (2010, DMO)
jongeren met een uitkering, naar soort: 2,0% Wajong; 2,6% werkloosheid (WIJ, WWb, stagevergoeding) (2011, DWI)
voorzieningengebruik minima: 68% stadspas; 48% scholierenvergoeding (2010, O+S)
voldoende stageplekken en leerwerktrajecten: n.b.
jeugdwerkloosheid 15-26 jaar: 14%; 26% lager opgeleid; 7% middelbaar opgeleid; 10% hoger opgeleid (2009, REB/O+S)
jongeren met schulden: n.b.
schoolgaande jongeren met een bijbaantje: 59% (2011, REB/O+S)
ervaren discriminatie op de arbeidsmarkt: 10% (2010, ABM)
'kind'indicatoren
beleidsindicatoren afspraken
uitstroom jongerenloket naar school: n.b. (DWI)
uitstroom jongerenloket naar werk: n.b. (DWI)
voortijdig schoolverlaters aan het werk: 30% (2010, DMO)
nww-ers (15-26 jaar): 3076, 2,3%; geen startkwalificatie: 2008; middelbaar opgeleid: 815; hoog opgeleid: 253 (2011, UWV/Werkbedrijf/O+S)
jongeren in schuldhulpverlening: 2220 aanmelding, 1583 deelname traject, 10229 deelname budgetlessen (2010, DWI)
Leerlingen MBO geplaatst op stage of leerwerkbaan: 5327 (jan-apr 2011, COLO)
n.b.: gegevens niet bekend. Zodra deze gegevens beschikbaar komen, worden ze in de monitor opgenomen.
141
Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek De Staat van de Jeugd
thema
Actief in de maatschappij 'talent'
'maatschappelijke betrokkenheid' De jeugd leert zijn bijdrage te leveren aan de maatschappij
'integratie'
'leefomgeving'
De jeugd komt in contact met mensen uit andere sociale lagen en achtergronden
De jeugd groeit op in een verzorgde leer- en leefomgeving
hoofddoel
De jeugd kan talenten en interesses ontdekken en ontwikkelen
subdoelen
deelname en bezoek podiumkunst: 53% bezoek podiumkunst; 65% deelname amateurkunst (2010, cultuurmonitor/O+S)
deelname vrijwilligerswerk: 28% 16-24 jaar (2010, Staat van de Stad)
schoolsegregatie: 12 'te zwarte' scholen; 6 op 'te witte' scholen; 10 scholen met overwegend achterstandsleerlingen (2009/'10, O+S)
leerlingen die les krijgen in schoolgebouwen die kwalitatief en/of kwantitatief niet voldoen: n.b.
lidmaatschap sportvereniging: 37% (2009/sportmonitor/O+S)
thuisvoelen in Amsterdam: 84% (2010, ABM/O+S)
kinderen in gemengde buurten: 29% (2010, O+S)
kinderen die opgroeien in een buurt waar ouders ontevreden zijn over de speelruimte in de buurt: 15% (2009, O+S)
deelname aan dagarrangementen: 1% voorschoolse opvang; 34% tussenschoolse opvang; 11% naschoolse opvang (2008/'09, DMO)
stemintentie: 64% 18-24 jarigen (2010, ABM/O+S)
gemengde vriendengroepen: 82% (2010, ABM/O+S)
kinderen die krap wonen: 68% (2010, O+S)
uitleningen van jeugdboeken per jeugdlid: 20 (2010, OBA/O+S)
deelname aan discussiefora op internet: n.b.
ervaren discriminatie op basis van etnische herkomst: 9% 16-24 jaar (2010, ABM/O+S)
kinderen die opgroeien in laag gewaardeerde buurt: 23% (2009, O+S)
'kind'indicatoren
beleidsindicatoren afspraken
jeugdleden bibliotheek: 43% (2010, OBA/O+S)
wachtduur starters op de woningmarkt: 7,9 jaar (2010, AFWC)
chequegebruik minimajongeren: 18% (2010, O+S)
n.b.: gegevens niet bekend. Zodra deze gegevens beschikbaar komen, worden ze in de monitor opgenomen.
142