Spotlights - maart 2012
Federale energiewetgeving ingrijpend gewijzigd
De Wet van 8 januari 2012, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 11 januari 2012, wijzigt op ingrijpende wijze de federale energiewetgeving. De Wet kwam er vooral ter omzetting van het Europese "Derde
Energiepakket",
maar
brengt
ook
een
aantal
andere
nieuwigheden
mee.
Zo
moeten
energieleveranciers voortaan bepaalde prijsstijgingen voorafgaand aan de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas (CREG) ter goedkeuring voorleggen. Inleiding Op 13 juli 2009 namen het Europees Parlement en de Europese Raad het zogenaamde "Derde Energiepakket"1 aan. Hiermee werd een nieuwe stap in het proces van vrijmaking en integratie van de Europese energiemarkten gezet. De omzettingstermijn van 3 maart 2011 werd weliswaar niet gehaald, maar met de Wet van 8 januari 2012 tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen (de "Wet") wordt het federale luik van de omzetting gerealiseerd. Vlaanderen en Brussel hadden dit, wat hun gewestelijke bevoegdheden betreft, eerder al gedaan2. De Wet telt 108 artikelen, met vaak complexe en technische regels, die hier uiteraard niet in detail aan bod komen. De krachtlijnen van de Wet zijn de volgende. Nieuw mechanisme van energieprijscontrole door de CREG De politiek meest besproken nieuwigheid, is ongetwijfeld de invoering van een mechanisme van prijscontrole (ook wel eufemistisch "veiligheidsnet" genoemd) op variabele energieprijscontracten met huishoudelijke afnemers en KMO's. Het mag duidelijk zijn dat deze nieuwe regeling geen verband houdt met de omzetting van het Derde Energiepakket, maar een Belgische beleidsoptie is. De CREG zal binnen de twee maanden een databank moeten aanleggen met alle variabele contracttypes die leveranciers aanbieden, en de methodologie die voor de berekening van de variabele prijs wordt gebruikt, waaronder de indexeringsformules. Er valt dus te verwachten dat de leveranciers op korte termijn met heel wat vragen om informatie van de CREG zullen worden geconfronteerd. De prijscontrole zelf, is tweeërlei. Ten eerste moet de CREG bij elke prijsstijging als gevolg van indexatie (die nog slechts op de eerste dag van elk trimester mag worden doorgevoerd) nagaan of de indexeringsformule correct werd toegepast. Leveranciers moeten hiertoe binnen vijf dagen na elke indexering bij de CREG aangifte doen. Bij betwisting tussen een leverancier en de CREG over de correcte toepassing van de indexeringsformule, moeten partijen een neutraal lid van het Instituut der Bedrijfsrevisoren aanstellen om te trancheren. Ten tweede moeten eigenmachtig door de leverancier besliste prijsstijgingen, buiten elke indexering om dus, voorafgaand bij de CREG worden aangemeld en gemotiveerd. De CREG moet onder meer via benchmarking met omliggende landen, nagaan of de stijging objectief gerechtvaardigd is. Ultiem kan de CREG de geplande stijging verwerpen. Hiertegen kan beroep worden aangetekend bij het hof van beroep te Brussel. De prijscontrole treedt in werking op 1 april 2012. Vanaf die datum zullen de geviseerde indexeringen en verhogingen bij © Copyright Eubelius
Page 1 of 6
de CREG moeten worden aangegeven. Het prijscontrolemechanisme is van tijdelijke aard, en loopt in principe op 31 december 2014 af. Dit is een poging om Europese bezwaren te op te vangen. De Koning kan de prijscontrole voor drie jaar verlengen, maar ook voortijdig beëindigen als belangrijke marktverstorende effecten worden vastgesteld. Strengere regels voor ontvlechting van netbeheerders ("unbundling") Al jaren is "ontvlechting" (de zogenaamde "unbundling") van verticaal geïntegreerde nationale monopolies, met afsplitsing van een onafhankelijke netwerkfunctie, een cruciale bouwsteen van het Europese liberaliseringsbeleid in heel wat gereguleerde sectoren. In de energiesector voorzag het Tweede Energiepakket in een regime van juridische en functionele ontvlechting, maar dit had in vele lidstaten niet tot effectieve onafhankelijkheid van de netbeheerders geleid. Daarom kiest Europa met het Derde Energiepakket op het niveau van de transmissienetten nu principieel voor eigendomsontvlechting: het transmissienetwerk mag niet langer, ook niet onrechtstreeks, eigendom zijn van verticaal geïntegreerde productieen/of leveringsbedrijven. Lidstaten waar, op de dag van inwerkingtreding van het Derde Energiepakket (3 september 2009), het bedrijf dat eigenaar is van het netwerk nog deel uitmaakt van een verticaal geïntegreerde groep, kunnen echter voor een alternatief regime kiezen. Dit gaat dan gepaard met strengere waarborgen voor effectieve onafhankelijkheid van de netbeheerder dan in het verleden het geval was. Met betrekking tot de distributienetten koos Europa er uiteindelijk voor de eisen (nog) niet zo scherp te stellen. In België behoren de distributienetten overigens tot de bevoegdheid van de Gewesten. Met de term "netbeheerder" wordt hier dus enkel naar de beheerder van een transmissienet verwezen (in de Belgische Gaswet overigens "vervoersnet" genoemd, in afwijking van de geijkte Europese terminologie). Toen in België het wetsontwerp tot omzetting werd voorbereid, was eigendomsontvlechting op het niveau van de transmissienetten in de praktijk al grotendeels een feit. De groep GDF Suez had al haar belangen in Elia (elektriciteit) en Fluxys (gas) van de hand gedaan. België koos met de Wet dan ook voor het regime van volledige eigendomsontvlechting. Het blijft de netbeheerder, zoals voorheen, verboden om participaties in andere energiebedrijven te bezitten. De nieuwe Wet voegt daaraan nu toe dat energiebedrijven ook niet in de netbeheerder mogen participeren: zij mogen noch rechtstreeks, noch onrechtstreeks, enig deel van het kapitaal of de aandelen van de netbeheerder aanhouden. Die eigendomsontvlechting geldt ook tussen de elektriciteits- en gasmarkt: bij Fluxys mogen geen elektriciteitsbedrijven, en bij Elia geen gasbedrijven in het kapitaal zitten. Daarnaast wordt beïnvloeding via bijzondere rechten in de statuten van de netbeheerder of via benoeming van leden van zijn organen, uitgesloten. Eenzelfde persoon kan niet meer tegelijk lid te zijn van een orgaan van de netbeheerder en van een onderneming actief in de productie of levering in dezelfde sector (elektriciteit of gas). Jammer genoeg zijn een aantal van deze ontvlechtingsbepalingen onduidelijk of onnauwkeurig geformuleerd en zullen zij wellicht tot toepassingsproblemen aanleiding geven. Nieuw is ook dat de CREG op de naleving van de ontvlechtingsvereisten moet toezien via certificering van de netbeheerder, en dit niet alleen vooraleer die wordt aangewezen, maar op permanente basis. De CREG kan steeds op eigen initiatief een certificeringsprocedure openen indien zij redenen heeft om aan te nemen dat de geldende vereisten worden overtreden. Ook de Europese Commissie kan de CREG hiertoe bij gemotiveerd verzoek verplichten. De netbeheerders zijn verplicht transacties die op de beoordeling van de ontvlechtingsvereisten een invloed kunnen hebben, voorafgaand aan de CREG aan te melden. In dit verband is vermeldenswaard dat de Wet voor de vereisten die de netbeheerder moet naleven om gecertificeerd te kunnen worden en te blijven, en die dus ook zijn aanmeldingsplicht bepalen, niet enkel naar de nieuwe ontvlechtingsvereisten stricto sensu verwijst. Ook een aantal andere voorschriften worden onder de certificering gevat. Bijvoorbeeld de vrij gedetailleerde bepalingen inzake corporate governance die reeds op de netbeheerders van toepassing waren, zoals de verplichting om voor minstens de helft onafhankelijke bestuurders te hebben, de verplichting om een wettelijk directiecomité met welbepaalde bevoegdheden te hebben, de verplichting om een auditcomité, een vergoedingscomité en een corporate governancecomité op te richten. De CREG krijgt hierdoor een grote stok achter de deur inzake de eigendoms-, bestuurs- en organisatiestructuur van de netbeheerders. Afwezigheid van certificering kan een reden zijn om de aanstelling als netbeheerder voortijdig te herroepen. De Wet bepaalt dat de reeds aangewezen netbeheerders geacht worden gecertificeerd te zijn. Vertegenwoordigers van de netbeheerders beklaagden zich er tijdens de hoorzittingen in de Kamercommissie over dat de Wet op dit punt onvoldoende rechtszekerheid zou bieden. De Europese Commissie en de CREG, anderzijds, namen tijdens diezelfde hoorzittingen het © Copyright Eubelius
Page 2 of 6
standpunt in dat deze "grandfathering" niet conform de Europese regels zou zijn. Er valt dan ook te verwachten dat, niettegenstaande deze bepaling, spoedig certificeringsprocedures zullen worden gevoerd met betrekking tot de bestaande netbeheerders. Daarbij zullen de onduidelijkheden en interpretatievragen die de nieuwe Wet meebrengt, ongetwijfeld scherp in het daglicht komen. Versterking van de CREG Versterking van de regulator, en van zijn autonomie en onafhankelijkheid, was één van de speerpunten van het Derde Energiepakket. De nieuwe Europese regels verplichten de lidstaten voortaan de onafhankelijkheid van de regulator niet enkel te garanderen ten aanzien van sectorbelangen, maar ook ten aanzien van publieke actoren. De regulator moet zelfstandig kunnen besluiten, onafhankelijk van enig politiek orgaan. Dit om interferentie met overheidsbelangen in de energiesector te vermijden. De Wet bevat dus ook inzake het statuut en de bevoegdheden van de CREG een aantal nieuwigheden. Zo wordt de bevoegdheid
van
de
Ministerraad
om
beslissingen
van
de
CREG
te
schorsen,
afgeschaft.
De
Kamer
van
volksvertegenwoordigers wordt voortaan de bevoorrechte gesprekspartner van de CREG voor zaken als vaststelling van haar begroting, verslagplichten, enzovoort. De CREG en haar personeel mogen bij het uitoefenen van hun taken van niemand instructies aanvaarden, noch van overheden, noch van particuliere spelers. Afzetting van de voorzitter of de leden van het directiecomité van de CREG is slechts in een beperkt aantal gevallen mogelijk, en pas na bindend advies van een nieuwe Tuchtraad, bestaande uit magistraten verkozen door de Kamer. De CREG krijgt ook een pakket nieuwe taken en bevoegdheden. Het nieuwe prijscontrolemechanisme dat zij zal moeten operationaliseren, kwam eerder al aan bod. Daarnaast wordt de CREG nu exclusief bevoegd om (na "gestructureerd, gedocumenteerd en transparant" overleg met de netbeheerder) de tariefmethodologieën vast te stellen die de netbeheerders moeten gebruiken om hun tariefvoorstel op te stellen en om die tariefvoorstellen vervolgens goed te keuren. De Koning komt hier niet meer aan te pas en de gedetailleerde tariefregels vervat in de bestaande tariefKB's kunnen ter zijde worden geschoven. De Wet geeft de CREG echter meteen een hele waslijst "richtsnoeren" mee waarmee bij de opstelling van de tariefmethodologie rekening moet worden gehouden. Of dit wel door de Europese wetgever toegelaten "algemene beleidsrichtsnoeren" zijn die "geen verband houden met de reguleringstaken" van de CREG, dan wel verboden instructies van een publieke overheid, zal ongetwijfeld nog voer zijn voor discussies. Hierover kwamen tijdens de parlementaire behandeling heel wat vragen. Aangaande de distributienettarieven voorziet de Wet in parallelle tarifaire bepalingen. Het is evenwel de bedoeling dat met de nakende staatshervorming de bevoegdheid over de distributienettarieven wordt geregionaliseerd, en naar de gewestelijke regulatoren zal worden overgeheveld. Het uitblijven van tijdige omzetting van het Derde Energiepakket had de CREG er nog in de finale fase van de parlementaire behandeling van de Wet toe gebracht, zich rechtstreeks op de richtlijnbepalingen te beroepen om voorlopige tariefmethodologieën voor de regulatoire periode 2012-2015 vast te stellen. Dit gebeurde bij twee beslissingen van 24 november 2011. Op diezelfde dag werden de tariefvoorstellen van Elia en Fluxys, opgesteld onder het voorgaande regime, verworpen. De netbeheerders pasten daarop hun tariefvoorstellen aan en de CREG keurde die op 22 december 2011 goed. Het is in de Wet echter niet al goud wat blinkt voor de CREG. Het net van personen en bedrijven waarbij de CREG de informatie kan opvragen die zij nodig heeft om haar opdrachten uit te voeren, wordt weliswaar ruimer gespannen, maar op een aantal delicate punten krijgt zij – minstens ogenschijnlijk – een strakker keurslijf aangemeten. Dit is onder meer het geval voor de motivering van haar beslissingen en de manier waarop zij bepaalde informatie mag gebruiken. De Wet behoudt ook de (momenteel niet operationele) Geschillenkamer als vreemde eend binnen de CREG. Die wordt bevoegd voor geschillen tussen netbeheerders en netgebruikers inzake alle wettelijke verplichtingen van de netbeheerders (voorheen enkel inzake toegang tot het net en tarieven). De Wet benadrukt dat de Geschillenkamer een orgaan is van de CREG, maar bepaalt tegelijk dat er geen leden van de organen of het personeel van de CREG in mogen zetelen. Wie op deze en andere punten de studies van de CREG over de omzetting van het Derde Energiepakket naast de uiteindelijke Wet legt, begrijpt snel dat de CREG niet onverdeeld gelukkig zal zijn met de omzetting. Op een hoorzitting in de Kamer gaf het © Copyright Eubelius
Page 3 of 6
directiecomité van de CREG dit ook duidelijk te kennen. Meer bescherming voor de eindafnemer Het Derde Energiepakket had ook oog voor bescherming van de eindgebruiker, onder meer op het vlak van transparantie van
contractvoorwaarden,
informatie
op
facturen,
leverancierswissels,
klachtenbehandeling
en
openbare
dienstverplichtingen aan kwetsbare afnemers. Het wetsontwerp had aanvankelijk de omzetting hiervan vrij algemeen gehouden, en deels beperkt tot eindafnemers die rechtstreeks op het – federaal geregelde – transmissienet (elektriciteit) of vervoersnet (aardgas) zijn aangesloten, de grote afnemers dus. Via amendement kwamen uiteindelijk toch gedetailleerde voorschriften over facturatie aan alle eindafnemers van elektriciteit en gas in de Wet terecht, ongeacht via welk net zij beleverd worden. Artikel 105 van de Wet somt een heel aantal gegevens op die op elke factuur moeten worden vermeld, waaronder de termijn voor opzegging van de overeenkomst en een verwijzing naar webpagina's met een onafhankelijke prijsvergelijking voor verschillende energieleveranciers. Afrekenings- of slotfacturen moeten bovendien gedetailleerde informatie bevatten over zaken als het verbruik, de prijs, de samenstellende bestanddelen van de prijs (transmissie, distributie, heffingen), de evolutie van de consumptie van de drie voorbije jaren (zowel inzake verbruikte hoeveelheden als inzake prijs) en, wat elektriciteit betreft, de aard van de bij de productie gebruikte primaire energiebronnen. Via hetzelfde artikel 105, laat de Wet zich nu ook in met het sectoraal akkoord "De consument in de vrijgemaakte energiemarkt" dat in 2004 onder impuls van de toenmalige minister voor consumentenzaken door de elektriciteits- en gasleveranciers werd ondertekend, en dat een heel aantal verbintenissen met betrekking tot consumentenbescherming bevat. Dit akkoord moet volgens de Wet binnen de zes maanden op een aantal punten worden "aangevuld". Zo moet bijvoorbeeld de klant de mogelijkheid krijgen om zijn jaarfactuur uit de bankdomiciliëring te sluiten. Wordt het sectorakkoord niet binnen de zes maanden in de aangegeven zin aangepast, dan is de Koning gemachtigd om aan de leveranciers bijkomende verplichtingen ter bescherming van de energieconsumenten op te leggen. Nog steeds met betrekking tot dit sectoraal akkoord, merkt de Wet de niet-naleving van de verplichtingen die daarin zijn vervat nu uitdrukkelijk als oneerlijke marktpraktijken (in de zin van de Wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming) aan, met alle gevolgen van dien inzake bijvoorbeeld opsporing en vervolging. Met deze merkwaardige legistieke constructie, waarbij een wet verbintenissen uit een overeenkomst tussen particuliere spelers als oneerlijke marktpraktijken in de zin van de Wet marktpraktijken kwalificeert, wordt vaste rechtspraak, die stelt dat de loutere schending van een contractuele verbintenis niet kan beteugeld worden via een vordering tot staking, "handig" omzeild. Artikel 105 van de Wet heeft, in tegenstelling tot alle andere artikelen van de Wet, niet de vorm van een wijziging aan de bestaande Elektriciteitswet of Gaswet. Het blijft dus als enig artikel van de Wet autonoom bestaan. Nog afgezien van de bedenkelijke legistieke techniek, levert dit heel wat vragen op inzake interpretatie en sancties. Enkele andere wijzigingen Zoals bij aanvang aangegeven, is het niet mogelijk alle wijzigingen die de Wet meebrengt hier te bespreken. Wij vermelden nog kort de volgende punten.
Gesloten industriële netten. De Wet maakt gebruik van de mogelijkheid die het Derde Energiepakket biedt om gesloten distributienetten, die afnemers op een bepaalde site bedienen, te ontheffen van bepaalde eisen inzake netbeheer. Bevordering
van
de
elektriciteitsproductie
uit
hernieuwbare
energiebronnen
en/of
door
kwalitatieve
warmtekrachtkoppeling. De Wet implementeert ook, al dan niet via de verwijzing daarnaar in de richtlijnen van © Copyright Eubelius
Page 4 of 6
het Derde Energiepakket, sommige bepalingen van Richtlijn 2009/28/EG ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen. Zo zal bijvoorbeeld in de prospectieve studie over de energiebehoeften en het aanbod op langere termijn, alsook bij het bepalen van de criteria voor toekenning van individuele productievergunningen, meer nadruk liggen op vermindering van de uitstoot van broeikasgassen en de vermeerdering van het aandeel energie opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen. Daarnaast moet Elia, volgens objectieve criteria die door de CREG worden goedgekeurd, voorrang verlenen aan elektriciteitsproductie uit hernieuwbare energiebronnen of door warmtekrachtkoppeling, en de belemmeringen voor uit hernieuwbare energiebronnen geproduceerde elektriciteit tot een minimum beperken. Rechtsbescherming tegen beslissingen van de CREG. De Wet brengt enkele, voornamelijk technische wijzigingen aan in de regels met betrekking tot de rechtsmiddelen tegen beslissingen van de CREG. De Wet schrijft nu uitdrukkelijk voor dat elke belanghebbende bij de CREG een "klacht" tot heronderzoek van een nadelige beslissing kan instellen. Dit heeft echter geen schorsende werking en sluit een beroep bij het hof van beroep te Brussel niet uit, noch vormt het hiertoe een noodzakelijke voorwaarde. De doelmatigheid van dit nieuwe beroepsmiddel zal dus afhangen van hoe de CREG in de praktijk zal omgaan met zulke verzoeken tot heronderzoek, en hoe die zich zullen verhouden tot de beroepsprocedure voor het hof van Beroep te Brussel. De Wet expliciteert verder dat een vordering tot schorsing bij het hof van beroep te Brussel niet kan worden ingeleid zonder dat een vordering ten gronde aanhangig wordt gemaakt. Merkwaardig genoeg, tot slot, behoudt de Wet het beroep bij de Raad voor de Mededinging tegen enkele specifieke beslissingen van de CREG. Het voorontwerp van wet voorzag hiervan nochtans de afschaffing, en de Raad van State had zich over die afschaffing, onder meer op grond van de bepalingen over onafhankelijkheid en autonomie van de regulator in het Derde Energiepakket, positief uitgelaten. Waarom dit alsnog werd gewijzigd, is niet duidelijk. Besluit Energieregulering is een zeer technische en complexe aangelegenheid geworden. De voornaamste federale instrumenten – de Elektriciteitswet en de Gaswet – zijn over de jaren heen verworden tot een kluwen waarin een kat vaak haar jongen niet meer vindt. De Wet van 8 januari 2012, die beide wetten wijzigt, heeft hierin jammer genoeg geen beterschap gebracht. Wie bijvoorbeeld de nieuwe regels inzake tarifering in de respectieve hoofdstukken tarifering dacht te vinden, komt bedrogen uit. Jammer genoeg werd de oproep van de CREG om de omzetting van het Derde Energiepakket te baat te nemen om de wetteksten te coördineren, en een nieuwe structuur en nummering aan te brengen, niet gevolgd. Het resultaat, naast een zeer lage score voor gebruiksvriendelijkheid, is dat het ongetwijfeld nog even zal duren voor de concrete gevolgen van alle wijzigingen in de praktijk zullen zijn doorgedrongen. Daarnaast roept de Wet ook inhoudelijk heel wat vragen en interpretatieproblemen op, niet in het minst inzake conformiteit met de om te zetten Europese regels. Het is geweten dat de CREG haar plicht om, overeenkomstig de rechtspraak van het Hof van Justitie en het hof van beroep te Brussel, nationale wetgeving buiten toepassing te laten indien die met de Europese regels strijdt, zeer ernstig neemt. Alleen al daarom liggen bij de toepassing van de nieuwe regels ongetwijfeld nog heel wat wendingen in het verschiet.
1
Het "Derde Energiepakket" bestaat uit twee richtlijnen en drie verordeningen, alle aangenomen door het Europees
Parlement en de Europese Raad op 13 juli 2009: (i) Richtlijn 2009/72/EG betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van Richtlijn 2003/54/EG; (ii) Richtlijn 2009/73/EG betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en tot intrekking van Richtlijn 2003/55/EG; (iii) Verordening (EG) nr. 713/2009 tot oprichting van een Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators; (iv) Verordening (EG) nr. 714/2009 betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1228/2003, en (v) Verordening (EG) nr. 715/2009 betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1775/2005. 2
Vlaanderen: Decreet van 8 juli 2011 houdende de wijziging van de wet van 10 maart 1925 op de
elektriciteitsvoorziening en het Energiedecreet van 8 mei 2009, wat betreft de omzetting van de Richtlijn 2009/72/EG en de © Copyright Eubelius
Page 5 of 6
Richtlijn 2009/73/EG (BS 16 augustus 2011). Brussel: Ordonnantie van 20 juli 2011 tot wijziging van de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en van de ordonnantie van 12 december 1991 houdende oprichting van begrotingsfondsen (BS 10 augustus 2011) en Ordonnantie 20 juli 2011 tot wijziging van de ordonnantie van 1 april 2004 betreffende de organisatie van de gasmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, betreffende wegenisretributies inzake gas en elektriciteit en houdende wijziging van de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (BS 10 augustus 2011).
Thomas Moerman Jeroen Delvoie
Copyright Eubelius bezit het exclusieve copyright van deze website, zijn design en de volledige inhoud ervan. Gebruik van deze website, of delen ervan, in welke vorm dan ook, is verboden zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van Eubelius. Disclaimer De informatie over juridische onderwerpen die u in deze Spotlights aantreft, zijn louter informatieve, algemene besprekingen en kunnen in geen geval als juridisch advies worden beschouwd. Eubelius aanvaardt geen aansprakelijkheid voor enige schade die iemand zou lijden door voort te gaan op deze informatie. Als u juridisch advies wenst, dient u contact op te nemen met een gekwalificeerde advocaat die u zal adviseren op basis van uw persoonlijke situatie. Eubelius is niet verantwoordelijk voor de content op externe websites die via deze Spotlights te bereiken zouden zijn.
© Copyright Eubelius
Powered by TCPDF (www.tcpdf.org)
Page 6 of 6