Oude boerengezinsbedrijven in de spotlights Hogeschool Windesheim in Zwolle en LTO Noord zoeken oude agrarische familiebedrijven in Nederland. ‘Daarmee willen we de aandacht vestigen op moderne boeren- en tuindersbedrijven die vanuit de traditie toekomstgericht ondernemen’, zegt Hanneke Meester van LTO Noord. Windesheim en LTO Noord zoeken onder de titel ‘Boer zoekt roots’ naar oude familiebedrijven, die het is gelukt om vanuit het verleden naar het heden toe een bedrijf te realiseren waar de ondernemers trots op zijn. Waar ze als gezinsleden met elkaar samenwerken, lief en leed delen en samen beslissingen nemen. Aanleiding voor de zoektocht naar de oude familiebedrijven is het Internationaal Jaar van het Agrarisch Familiebedrijf. ‘In 2014 gaat in heel Europa de aandacht uit naar gezinsbedrijven in de landen tuinbouw’, vertelt Meester. Met succes ondernemen ‘De meeste bedrijven in de land- en tuinbouw zijn gezinsbedrijven. Zij hebben de sector groot gemaakt. Dat sommige bedrijven al vele generaties lang in de familie zijn, soms al een aantal eeuwen, en anno 2014 nog altijd met succes ondernemen, is heel bijzonder. Door op zoek te gaan naar oude familiebedrijven zetten we de huidige ondernemers en de generaties voor hen in het zonnetje.’ Aan het eind van het jaar maken LTO Noord en Windesheim de tien oudste boeren- en tuindersfamilies, uit het hele land en uit verschillende sectoren, bekend. Van deze families worden portretten gemaakt. Die worden opgenomen in de rapportage over het onderzoek naar gezinsbedrijven in de land- en tuinbouw, dat Windesheim dit jaar maakt in samenwerking met het LEI. Het onderzoek richt zich op de positie en de inzet van de gezinsleden en wat daarin is veranderd in de afgelopen dertig jaar. Partners bij de zoektocht naar het oudste familiebedrijf zijn Rabobank en NAJK. Bron: Nieuwe Oogst, zaterdag 12 april 2014
1
Van weerzin naar trots op familiebedrijf Het jaar 2014 is uitgeroepen tot Internationaal Jaar van het Agrarisch Familiebedrijf. Hoewel deze term Toos Romme uit Etten-Leur in eerste instantie tegen de borst stuitte, ziet ze nu de kracht ervan in. Vorige week tijdens de studiedag Landbouw en Samenleving bij ZLTO in Den Bosch deelde zij haar zienswijze. ‘Familiebedrijf. Ik bemerkte meteen een bepaalde weerzin tegen die term. Mijn haren gingen ervan overeind staan’, beschrijft Romme, ZLTO-portefeuillehouder Landbouw en Samenleving West, haar gevoel toen ze begin februari een uitnodiging kreeg voor een bijeenkomst van ZLTO. ‘Het was een bijeenkomst waar verschillende generaties van agrarische bedrijven ideeën en ervaringen uit zouden wisselen over de kracht van het familiebedrijf. Ik dacht: ‘Daar gaan we weer.’ Hebben we in de jaren tachtig de gezinsbedrijven al gehad, komen ze nu weer aanzetten met het familiebedrijf.’ Het negatieve gevoel van Romme bij de term familiebedrijf komt natuurlijk niet zomaar uit de lucht vallen. Als pasgetrouwde vrouw van een melkveehouder ondervond ze ruim dertig jaar geleden de negatieve kanten van de verwachtingen die, destijds nog de NCB had van de verschillende bedrijfsleden. Romme ervoer het als een keurslijf. Normen en waarden ‘Het gezinsbedrijf werd in de jaren tachtig door de NCB als ideaalbeeld neergezet en dat beeld werd bijna volledig ingevuld met de bijbehorende normen en waarden. Om maar een voorbeeld te noemen: als je als jonge vrouw met een boer of tuinder trouwde, hoorde je je eigen baan op te zeggen en werd er van je verwacht dat je mee ging werken op het bedrijf.’ Romme voegde zich destijds naar die norm. ‘Het hoorde zo. En ik hoopte toen dat ik een goede boerin zou worden en dat ik het naar mijn zin zou hebben, want anders had ik een probleem. Zo waren de normen van die tijd en die gaven weinig ruimte voor eigen interpretatie.’ De Etten-Leurse heeft geen spijt van de toen gemaakte keuze, maar vroeg zich in de loop der jaren wel vaak af waarom een standsorganisatie als de NCB zo’n groot stempel kon drukken op het morele besef van alle boeren en tuinders. ‘Jong of oud, ondernemer of aankomend ondernemer: bijna iedereen dacht hetzelfde over het gezinsbedrijf als ideaalbeeld en wat je daarvoor moest doen en laten.’ Sollicitatiecursussen Rond het jaar 2000 waren de inzichten binnen de standsorganisatie veranderd en het normbesef werd daarop aangepast. Boerinnen kregen een schrijven thuisgestuurd waarin ze werden gestimuleerd om een baan te gaan zoeken. ‘Vanuit ZLTO werden zelfs sollicitatiecursussen aangeboden voor vrouwen’, weet Romme nog. ‘Op zich was het wel logisch voor die tijd. De inkomens van boeren en tuinders waren gekelderd. Je moest wel. Ook ik had in die tijd weer een baan buitenshuis. Maar toch gaf het een vreemd gevoel dat je eerst volgens de normen je baan op diende te zeggen om die later volgens weer andere normen weer op diende te pakken. En dat in een tijdsbestek van amper twintig jaar.’ Geen bemoeienis en opgedrongen keurslijf dus voor Romme. Dat de ZLTO zich anno 2014 sterk wilde maken voor het familiebedrijf, ging haar boven haar pet. ‘Heeft het verleden dan niets geleerd, zo 2
dacht ik. En dat in deze tijd waarin veel bedrijven het extra inkomen hard nodig hebben om rond te komen. Ook al zou je het gezinsbedrijf als ideaalbeeld zien, in veel gevallen is dat financieel gewoon geen haalbare kaart.’ ‘Er werd geluisterd….’ Met dat in haar achterhoofd toog ze redelijk sceptisch naar de bijeenkomst op 14 februari. Daar werd ze al snel verlost van haar negatieve ervaringen uit het verleden. ‘We waren er met ongeveer vijftien mensen, ervaren en toekomstige ondernemers, vrouwen en mannen, vrouwen en vriendinnen van ondernemers, meewerkend of met een eigen baan. Iedereen vertelde open vanuit eigen ervaring, benieuwd ook naar de verhalen en meningen van anderen. Er werden geen oordelen uitgesproken of normen opgelegd en er werd dit keer vanuit de ZLTO naar óns geluisterd.’ Die bijeenkomst leverde Romme veel nieuwe inzichten op, zo vertelde ze haar toehoorders tijdens de studiedag vorige week. Allereerst dat een familiebedrijf niet geassocieerd hoeft te worden met een gezinsbedrijf. ‘Een familie beslaat verschillende generaties en is niet afhankelijk van de locatie. Gaandeweg kreeg ik positieve gevoelens en gedachten bij de term ‘familiebedrijf’. Als veel mensen zich generaties lang verbonden voelen met een bedrijf, dan geeft dat kracht en vertrouwen.’ Wortels op het bedrijf ‘Vanuit het verleden leer je dat je uit een crisis kunt komen’, vervolgt Romme. ‘Vaak liggen je wortels op het bedrijf. Dat laat je niet zomaar gaan. Dan ben je bereid om daar hard voor te werken en vaak ervaar je steun van de familie omdat ook zij zich nog verbonden voelen met het bedrijf, ook al zijn ze een andere richting opgegaan. Een broer die monteur is, wil best eens naar de trekker kijken of een zoon die accountant is geworden, is nooit te beroerd om je advies te geven.’ Romme is helemaal om: ‘Bij het woord familiebedrijf denk ik nu aan termen als trots, bouwen op een verleden, verbondenheid, betrokkenheid en vooral kracht.’ Bron: Nieuwe Oogst, editie Zuid, zaterdag 19 maart 2014
3
Familiebedrijf: groei of krimp De splitsing tussen grote en kleine familiebedrijven is definitief een feit geworden. Productieprocessen zijn steeds beter onder controle en ondernemers vaardiger. Maar met de schaalvergroting vraagt bedrijfsopvolging wel om een oplossing. Sinds de jaren vijftig zijn agrarische gezinsbedrijven steeds professioneler geworden. Het gemengde bedrijf is veranderd in een gespecialiseerde onderneming en de schaalvergroting neemt toe. De laatste jaren zelfs steeds sneller. Tenminste op een deel van de Nederlandse agrarische gezinsbedrijven. Een tomatenteeltbedrijf van 30 hectare, een varkensbedrijf met meerdere locaties, een biologische groenteteler met 125 hectare of een Nederlandse melkveehouder met een tweede bedrijf van zeshonderd koeien in Duitsland. Het zijn voorbeelden van agrarische ondernemers die het boerengezinsbedrijf tot een agrarische familieonderneming hebben gemaakt. Arbeid en techniek Zo’n 55 procent van de Nederlandse agrarische productie is in handen van 17 procent van de bedrijven, zo becijferde LEI Wageningen UR. ‘De toename van het aantal grote bedrijven heeft vooral te maken met arbeid en techniek,’ vertelt LEI-onderzoeker Krijn Poppe. In het verre verleden kwam de opvolger meteen in het bedrijf en werd er een stal bijgebouwd. Dat werd lastiger door de quoteringen of dure grond. Vervolgens ging de opvolger veelal een paar jaar buiten het bedrijf werken voordat hij de boerderij overnam. Pas na de overname ging het bedrijf groeien en moderniseren. ‘Bij de huidige grotere boerderijen is de arbeid al snel nodig en zie je dat de beoogde opvolger weer vroeger op het bedrijf komt en kan sparen’, legt Poppe uit. Daarnaast nemen investeringen in mechanisatie en technologie toe. De tijd dat een melkveehouder een rondje langs de koeien maakt om tochtigheid vast te stellen, is op de grote bedrijven voorbij. Een stappenteller doet de meting en er gaat automatisch een sms naar het ki-station. Beter beheersbaar Technologie zorgt er ook voor dat de productie beter beheersbaar is geworden. ‘De boer is steeds beter in staat om de teelt of de dierproductie te sturen’, zegt Poppe. ‘Denk maar aan het houden van vleesvarkens, de glastuinbouw of de melkveehouderij waar koeien binnenblijven om beter op het rantsoen te kunnen sturen.’ Het aanbod aan goedkope arbeid is toegenomen en daar profiteert de grote boer van. Daardoor is er meer tijd voor het onderhandelen met leveranciers en afnemers. Een bezigheid waar vooral grote bedrijven geld mee kunnen verdienen. Daarbij hebben jonge ondernemers tijdens hun studie geleerd samen te werken en te netwerken. Dat zetten ze voort op hun eigen bedrijf. Investeerders Maar ondanks dit alles staan de grote familiebedrijven nog niet in de belangstelling van investeerders die wellicht kansen zien in de toenemende vraag naar voedsel. ‘De agrarische sector is te onvoorspelbaar,’ vindt Poppe. ‘De productie en prijzen zijn te wisselend. Dat brengt risico’s met zich 4
mee en daar houden investeerders niet van. De kracht van familiebedrijven is dat ze tevreden zijn met een laag rendement en dat ze kunnen omgaan met de grillen van de markt en het weer’, vertelt de onderzoeker. Maar veel bedrijven maken de stap naar ‘groot’ niet of nog niet. Grond is vaak een belemmerende factor. De lokale omstandigheden bieden vaak geen ruimte voor groei of de boer wil geen manager worden. ‘Veel ondernemers zoeken een andere oplossing,’ constateert Poppe. ‘Ze beginnen een tweede tak of hebben een baan buitenshuis.’ Groot en klein De bedrijven die niet groeien, dragen bij aan de opsplitsing tussen groot en klein. Of zoals het LEI het stelt: er zijn gezinsbedrijven en grotere agrarische familieondernemingen. De grootte van het bedrijf zegt niets over het inkomen. ‘Boeren die besluiten niet of langzaam te groeien, kunnen ook een prima inkomen verdienen’, aldus Poppe. Daarbij is een bedrijf dat relatief klein is, makkelijker over te nemen dan een groot bedrijf. ‘Dat is iets waar grote boeren een oplossing voor moeten vinden’, zegt de onderzoeker. ‘Het valt niet mee om financiering te krijgen om een groot bedrijf over te nemen. Banken kijken scherp naar de kwaliteiten van de jonge ondernemer.’ Bron: Nieuwe Oogst, zaterdag 25 januari 2014
5
Opvolging Europees probleem Opvolging, onderhandelingskracht en administratieve lasten zijn de grootste uitdagingen voor boeren in Europa. Dat blijkt uit een enquête van de Europese Commissie. De vergrijzing en het gebrek aan opvolgers is een groot probleem voor boeren in Europa. Ruim een derde van de bijna 3.500 ondervraagde boeren geeft aan dat opvolging een probleem is voor de gezinslandbouw. Innovatie en onderzoek Boeren hechten aan hun onafhankelijkheid, blijkt uit de enquête. De vrijheid om eigen beslissingen te nemen en om eigenaar te zijn van het boerenbedrijf, staat boven aan de lijst van argumenten om op het agrarische familiebedrijf te werken. Wel is er bezorgdheid over het inkomen en de stijgende kosten. De ondervraagden geven aan meer innovatie en onderzoek naar duurzaamheid te willen. Veel kleinere Europese boeren zien de grote agrarische ondernemingen die eigendom zijn van grote inkoopbedrijven of voedselproducenten als een bedreiging. Boerenorganisaties en coöperaties worden gezien als de belangrijkste leveranciers van informatie voor boeren. Beter inzicht De Europese Commissie wil met de enquête een beter inzicht krijgen in uitdagingen van gezinslandbouw. 2014 is door de Verenigde Naties uitgeroepen tot internationaal jaar van de gezinslandbouw. Bron: Nieuwe Oogst, zaterdag 25 januari 2014
6
Extra aandacht voor boerenfamiliebedrijf De Verenigde Naties hebben 2014 uitgeroepen tot het jaar van de gezinslandbouw. Doel van het jaar is om het belang van agrarische familiebedrijven voor voedselzekerheid, het terugdringen van armoede en duurzame landbouw op de voorgrond te brengen. Op deze pagina’s gaan we in op de Nederlandse situatie. Financiering gezinsbedrijf LTO-voorzitter Albert Jan Maat vindt dat de banken met een speciale financiering voor familiebedrijven moeten komen. H.J.G. van Herwijnen-Hedel vindt dit een goed voorstel. “Misschien moet er veel meer steun komen voor dit soort bedrijven en moeten we afstappen van het inzetten op schaalvergroting. Als ook meer aandacht wordt geschonken aan ‘niet meer maar beter’, kan dit leiden tot het behoud van een leefbaar platteland”. Aan LTO de schone taak de overheid te overtuigen een passender beleid te voeren. En toeleverende en afnemende/verwerkende bedrijven in de keten zouden met name de kwantumkortingen en toeslagen eens tegen het licht moeten houden. Het jaar van de gezinslandbouw moet tastbare resultaten opleveren voor het familiebedrijf, zegt de LTO-voorman. In de tijden van economische crisis zijn het de familiebedrijven die het vaak nog goed doen, stelt hij. ‘Familiebedrijven verdienen daarom een steun in de rug door bijvoorbeeld gunstige fiscale voorwaarden bij het overnemen van een bedrijf. Daarvoor zou een actieprogramma gemaakt moeten worden.’ Duurzaam en stabiel Maat zou graag zien dat banken met een speciale financiering voor familiebedrijven komen. ‘Familiebedrijven zijn vaak duurzame en stabiele ondernemingen. Financiering met gunstige voorwaarden zou in het jaar van de gezinslandbouw niet misstaan.’ Hij doet een oproep ook op tot bezinning over de groei van landbouwbedrijven. In Duitsland is het aantal bedrijven de laatste 3 jaar met 5 procent afgenomen. In Nederland is dat 9 procent, vertelt hij. ‘De schuldenlast ligt bij Duitse boerenbedrijven een stuk minder hoog dan bij Nederlandse. Bij de Duitse bedrijven ligt ook minder druk op schaalvergroting en meer op continuïteit. Een lagere financieringslast maakt een overname een stuk makkelijker.’ Maatschappelijke waardering Met het groter worden van agrarische bedrijven moet ook nagedacht worden over andere eigendomsvormen. De maatschappelijke waardering voor familiebedrijven is er. Daar moeten we ons sterk voor blijven maken, vindt Maat. ‘Familiebedrijven zijn stabiel en gericht op de lange termijn. Dat is duurzaamheid bij uitstek.’ Bron: Nieuwe Oogst, zaterdag 25 januari 2014
7
‘Onze vrouwen houden we erbuiten’ Privé en zakelijk gescheiden houden. Daarmee borg je volgens de broers Piet en Theo en Piets zoon Piet Aardse van Aardse Orchideeën de continuïteit van het gezinsbedrijf. ‘Onze vrouwen houden we erbuiten. Dat hebben we op papier geregeld.’ Op 12 hectare in Zuidbroek en Sappemeer teelt de familie Aardse orchideeën. ‘Vorig jaar zaten we op een productie van 5,5 miljoen planten, dit jaar 6,5 miljoen en volgend jaar gaan we naar 7,5 miljoen. De omzet verdubbelde in vijf jaar tijd’, geeft Theo Aardse (50) de ambities aan. Ze zijn de derde en vierde generatie die op het bedrijf werkzaam zijn. In 1961 verplaatsten ze vanuit de regio Den Haag naar Oost-Groningen. De paprika- en chrysantenteelt werd afgestoten vanwege te weinig rendement. Sinds 2004 richt de familie Aardse zich op de orchideeënteelt. Piet Aardse senior (64): ‘We zijn een open bedrijf. Personeel krijgt bij ons verantwoordelijkheid en zeggenschap.’ Talenten De weg hiernaartoe was en is een leerproces. ‘Een familiebedrijf runnen met 120 medewerkers is niet eenvoudig. Door de groei hebben we veel werk uit handen moeten geven. Dat is wennen. We hebben niet alleen handen nodig, maar ook hoofden die nadenken. Een persoonlijkheidstest hielp ons om te kijken waar onze talenten liggen.’ Waar Theo Aardse meteen na de havo in het bedrijf kwam, zorgt hij er nu voor dat zijn negentienjarige zoon eerst zijn hbo-studie werktuigbouwkunde afrondt. ‘Ik motiveer hem om op school te blijven. Een bedrijf runnen als dit vraagt veel van je. Algemene ontwikkeling is belangrijk.’ Piet Aardse junior (34) kan zich goed herinneren hoe hij in het bedrijf kwam.’Ik was op stage in Vietnam. Mijn vader belde of ik een nabijgelegen tuin wilde overnemen want ons eigen bedrijf was aanvankelijk te klein om mij erbij te hebben. De volgende dag heb ik hem gebeld dat ik ervoor ging.’ Vertrouwensband Een van de voordelen van het gezinsbedrijf is dat ze geld in de toekomst kunnen steken, geven de broers Piet en Theo Aardse aan. ‘We werken samen met een Thaise plantenleverancier, waarmee we ons assortiment willen ontwikkelen.’ Piet Aardse senior vindt ook de vertrouwensband een pluspunt. ‘Het is soms lekker bekvechten met zijn drieën.’ Bron: Nieuwe Oogst, zaterdag 25 januari 2014
8
We hebben een echt gezinsbedrijf ‘We hebben een echt gezinsbedrijf. Mijn vrouw en ik vormen een maatschap, maar mijn schoonouders en dochters werken voor hun plezier ook nog mee’, vertelt melkveehouder Henk Langer in Aalten. Langeler (41) is positief over de voordelen van het gezinsbedrijf dat hij en zijn vrouw Marian (43) runnen. ‘Je bent wat flexibeler, hoeft niet direct vreemde arbeid in te schakelen en dus niet ieder uur te rekenen. En je ziet meer passie.’ Nadelen ziet de melkveehouder overigens ook. ‘Je moet meer overleggen. Nu overleggen mijn vrouw en ik samen, maar in het verleden zaten mijn schoonouders ook in de maatschap. Dan zijn er nog meer meningen.’ Vrouwelijke vererving Langeler en zijn vrouw melken met 115 koeien een quotum van een miljoen liter melk vol. Dat doen ze op 43 hectare grond. Het bedrijf komt uit de familie van Marian. Haar moeder nam het bedrijf weer van haar ouders over. ‘Zelf hebben we drie dochters. Wat dat betreft zou de vrouwelijke vererving voortgezet kunnen worden.’ Want ook dat ziet Langeler als een voordeel van het familiebedrijf: ‘Het is mooi als datgene wat je hebt opgebouwd, ook voorgezet kan worden.’ Maar zover is het nog niet in huize Langeler. De meisjes zijn 13, 10 en 8 jaar. ‘Onze dochters hebben aardigheid in het bedrijf en helpen ook wel eens een handje. De oudste kan al zelfstandig de kalfjes voeren als dat nodig is.’ Kringloopwijzer De uitdaging voor de familie ligt voorlopig in het optimaliseren van het bedrijf. Ze denken aan productieverhoging en goed mineralenbeheer via de Kringloopwijzer. Ze willen het bedrijf zo inrichten dat er tijd overblijft voor andere leuke dingen. Daarnaast proberen ze een financiële buffer op te bouwen. ‘Mocht zich een opvolgster aandienen, dan is er ruimte voor overname en groei. En zo niet, dan is er de financiële ruimte om het bedrijf naar eigen inzicht af te bouwen.’ Langeler denkt dat het familiebedrijf in de toekomst niet zo heel veel groter zal zijn dan nu. Hij denkt aan een maximum van zo’n 150 koeien. ‘Misschien met wat extra hulp erbij. Dat lijkt me in alle opzichten de minst kwetsbare vorm.’ Bron: Nieuwe Oogst, zaterdag 25 januari 2014
9