ISSN 1376 - 7801
SPOEDGEVALLEN
Vlaamse Vereniging Verpleegkundigen Spoedgevallenzorg vzw.
www.vvvs.be
Driemaandelijks Tijdschrift V.U. Lauwaert Door, Briel 115, 9340 Smetlede
Jaargang 2010 - 29 Nr. 3
REDACTIE SPOEDGEVALLEN Hoofdredacteur Door Lauwaert Redactieleden Geert Berden Marc Van Bouwelen V.V.V.S. Bestuur Voorzitter Door Lauwaert Erevoorzitter Marc Weeghmans Ondervoorzitter Christian Gilot Secretaris Geert Berden Penningmeester Patrick Dagnelie Bestuursleden Rita De Cock Marc Van Bouwelen Nicole Reynders Geert Van Iseghem Patrick Dagnelie Philippe Fortain Anna Bueken Koen De Ridder Ingrid Laes Johan De Knock Secretariaat Geert Berden Bautershoven 98/002 B-3800 Sint Truiden Tel/Fax : 011/59.70.75 @:
[email protected] Ledenadministratie Campus O.L.V. Middelares Spoedgevallen / PatrickDagnelie Florent Pauwelslei 1 2100 Deurne Tel : 03/320 57 02 @:
[email protected] Lidmaatschap Student: € 16,11 Lid: € 27,27 Instelling: € 49,58 Student BaNaBa: gratis Juiste bedrag over te maken op VVVS-rekening : Fortis Bank 001-1165249-64
SPOEDGEVALLEN Vlaamse Vereniging van Verpleegkundigen Spoedgevallenzorg vzw.
INHOUD Redactioneel
3
Verenigingsinfo
4
EuSEN: The European Society Of Emergency Nurses
5
B-FAST missie in Haiti Dirk Danschutter Svanne Danschutter Gerlant van Berlaer
8
Theoretische kennis betreffende basic life support bij (toekomstige) urgentieverpleegkundigen An Kenis e.a.
15
Pre Hospital Trauma Life Support binnen ambulancezorg Nederland Bart Huybrechts
19
Nieuwe CPR-richtlijnen 2010 ERC Geert Berden Christian Gilot Koen De Ridder
23
Redactioneel , Geachte lezers
Ondertussen hebben de meeste onder jullie de reeds lang beloofde premie voor de BBT Sp & IZ kunnen ontvangen. Jullie permanente hoge professionaliteit, inzet en verantwoordelijkheden worden eindelijk door de overheid gewaardeerd. Een aantal collega’s heeft echter niet van deze premie kunnen genieten omdat zij niet voldeden aan de criteria. In het attractivitetisplan van de minister werd voorzien dat voor deze collega’s eveneens een compensatiemechanisme mits plichten zou moeten bestudeerd worden. De VVVS heeft hierin een belangrijke rol te spelen en zal proberen om hier als gesprekspartner op te treden met de minister. Naast de realisatie van de premie, is september 2010 een andere belangrijke mijlpaal in de jonge geschiedenis van de Spoedgevallenverpleegkunde. In Pordenone, Italie werd immers de EuSEN, de European Society for Emergency Nurses, opgericht. En we mogen fier zijn want de VVVS stond mee aan het kraambed. Meer hierover in dit nummer. Na lang vragen heb ik eindelijk collega Dirk Danschutter zover gekregen om een ’bondig’ artikel te schrijven over zijn wedervaren bij zijn B-fAST missie in Haïti. Hij was daar aangesteld als eerste “head of mission”. Zijn relaas vindt u verder in dit nummer. Veel leesgenot
Door Lauwaert .
Spoedgevallen jaargang 2010 nr 3
-3-
Verenigingsinfo Jaarlijks houdt het bestuur van de VVVS een studietweedaagse waarbij de krijtlijnen voor het volgende werkjaar worden vastgelegd, waar we “zeggen wat we doen maar ook doen wat we zeggen”. Een kort overzicht van de besproken items: - EuSEN en de participatie van de VVVS hierin (zie artikel verder in dit tijdschrift) - het studieonderzoek “Werkbelasting, “verpleegkundige activiteit op de Spoedgevallendienst” werd door Prof Elseviers en thesisstudenten toegelicht - toelichting betreffende de werkgroep verloning hoofdverpleegkundigen UZ Gent - Psychiatrie op de Spoedgevallendienst Welke vaardigheden dienen basisverpleegkundigen spoed in deze materie te hebben ? Hoe kaderen we Epsi-diensten in deze ? Hierrond zal een werkgroep worden samengesteld. - Cijfergegevens SPGD-en Hoe kunnen we kennis krijgen van de naar de overheid doorgespeelde gegevens (jaarlijkse enquêtes)? - Symposium 30 en 31 jan 2012 - Statutaire wijzigingen - Aanpassing lidgeld vanaf 2011 Lidgeld-aanpassing: 30€ - Intervisie en regionale werking - Position statements rond maatschappelijk topics, spoedgerelateerd - Communicatie: Tijdschrift bestendigen, Website. - Standaard verpleegplannen, procedures en staand orders Situering eigenaars, lezers JCI-systeem, Werkbaarheid, toepasbaarheid, belasting, Compliance, meting, melding wijzigingen en kennisgeving - TNCC We blijven TNCC aanbieden, volgens interesse. De cursus met een extra dagverlengd: specifiek Vlaamse cijfers en gegevens, anvullende workshops De volgende cursus gaat door op 2 en 3 febr. 2011, Vlaams gedeelte zal worden gebracht op 1 febr.2011.
Spoedgevallen jaargang 2010 nr 3
Planning volgend activiteitenjaar: -
studienamiddag Spoed: dec 2010 najaar2011
leidinggevenden
meeting Afiu, samenwerking Federaal, bestuur Afiu en VVVS agenda: EuSEN, gezamenlijke initiatieven, PIT-resultaten, werklastmeting - opleiding TNCC PIT - nieuwe richtlijnen reanimatie 2010 BRC congres congres NVKVV minisymposia samen met de opleidingsinstututen BBT SP & IZ, april – mei 2011 - EuSEN Exc Com te London 15 april - Congres 2012 - adviesnota workload en overcrowding op de Spoedgevallendienst - Advanced Nurse Practicioner Plaats en visie op spoedgevallendiensten in Vlaanderen? - KPI’s binnen de Spoedgevallenzorg
-
-4-
EuSEN The European Society Of Emergency Nurses
Tijdens de eerste bijeenkomst van de Maltese Spoedgevallenverpleegkundigen (MENA) in oktober 2008 werd het idee gelanceerd om eveneens werk te maken van een Europese vereniging voor spoedgevallen verpleegkundigen. De initiatiefnemers, Paul Calleja van Malta, Luciano Clarizia van Italië en James Bethel van Groot-Brittannië allen Spoedgevallenverpleegkundigen. Begin 2010 werd door James, Paul en Luciano gezocht naar contacten met andere verenigingen van spoedgevallenverpleegkundigen in Europa. Met de hulp van het ICN (International Council of Nurses) werden een aantal bestaande organisaties getraceerd. In maart 2010 nam James Bethel contact op met David Williams, uittredend voorzitter van het EUSEM ( European Society of Emergency Medicine) in Londen voor advies en ondersteuning. Tijdens de zomer van 2010 ontvingen de initiatiefnemers op hun vraag tot deelname aan een Europese Vereniging een positief antwoord. Op 6 & 7 september 2010 werd een vertegenwoordiging van deze verenigingen uitgenodigd in Pordenone, Noord Italië. Italë, Malta, Duitsland, Nederland, Spanje, Ierland, België (VVVS & AFIU), Groot Brittannië, Zweden, Zwitserland, Griekenland, Cyprus, Slovenië, Kroatië en Polen stuurden een afvaardiging naar deze eerste EuSEN (European Society of Emergency nurses) bijeenkomst. Deze 15 organisaties vertegenwoordigen bij benadering samen een 28000 spoed verpleegkundigen in Europa. Een fantastische eerste stap. Graag doen de deelnemers een oproep om ook contacten te zoeken in de volgende landen waar nog geen contactpersoon kon gevonden worden; Turkije, Estland, IJsland, Portugal, Noorwegen, Denemarken, Finland, Frankrijk, Roemenië, Litouwen, Letland, Bulgarije, Tsjechië,
Slovakije, Oostenrijk en Hongarije. Indien je op verlof of bezoek gaat naar een van die landen doe eens navraag!
Doelstellingen van EuSEN: - In een aantal Europese landen is de spoedgevallenverpleegkundige niet specifiek opgeleid en of erkent als dusdanig. EuSEN wil de erkenning en de specifieke opleiding in die landen promoten. - Ook een nieuwsbrief (enkele per jaar) wenst het EuSEN aan de deelnemers te bezorgen. - Een eigen web site is in ontwikkeling en een Europees congres in de nabije toekomst werd eveneens goedgekeurd. - Het bevorderen van de communicatie tussen de verschillende spoedverpleegkundigen in de Europese gemeenschap en dit ten voordele van onze patiënten. - Het opstellen en propageren van standaarden bij de Spoedgevallenzorg. - Het uitwisselen van klinische richtlijnen zodat iedereen hiervan gebruik kan maken. Een
Europees
uitwisselingsprogramma.
De Royal College of Nursing Emergency Care Association (ECA) en de Maltese Emergency Nursing Association zijn overeengekomen als eerste twee landen om Spoedgevallen jaargang 2010 nr 3
-5-
•
spoedgevallenverpleegkundigen uit te wisselen. Twee Engelse spoed verpleegkundigen zullen 1 a 2 weken naar Malta op stage gaan, Twee Maltese spoed verpleegkundigen zullen 1 a 2 weken stage lopen in England. De verplaatsingskosten worden gedragen door de betreffende verenigingen (ECA en MENA). EuSEN streeft ernaar meer van deze uitwisselingen mogelijk te maken. Het gezegde “ Werken in een buitenlandse spoedgevallendienst is een opportuniteit om te leren van elkaar, elkaar beter te begrijpen in een aangename sfeer” is hier op zijn plaats.
•
• •
•
Het overleg tussen EuSEM en de kersverse EuSEN De Europese vereniging van spoedgevallenartsen hielden een bijeenkomst in Zweden en namen tijdens dit symposium de tijd vertegenwoordigers van het EuSEN ( de spoedverpleegkundigen) te ontmoeten. James Bethel, Liselotte Bjork en Hendrik Andersson van het EuSEN-Comité overlegden met EuSEM voorzitter Gunnar Ohlen, David Williams, Barbara Hogan en Marc Sabbe. Verder overleg voor samenwerking met de spoedartsen werd door hen op prijs gesteld en afgesproken. In de toekomst waren de artsen vooral geïnteresseerd om samen symposia te organiseren, samen aan onderzoek te doen en publicaties uit te wisselen. Meer over EuSEM vind je op: http://ww.eusem.org/. Standaarden
in
de
•
•
Deze standaarden zijn zeer ambitieus en vormen een uitdaging. Een aantal voorstellen tot standaard werden weerhouden. Deze als eerste aanzet vormen al een belangrijke stap in de goede richting. Graag nodigen wij u uit uw ideeën en opmerkingen i.v.m. deze standaards te communiceren met uw vereniging. Bijeenkomsten en symposia in de nabije toekomst. •
spoedgevallenzorg.
Tijdens onze bijeenkomst bleek el snel dat de verpleegkundige spoedgevallenzorg in andere landen anders ingevuld wordt. Ook waren er heel wat overeenkomsten. Het streven naar gelijkvormigheid binnen Europa voor bepaalde belangrijke spoedgevallenstandaards kwam tot uiting. Een aantal van volgende standaards werden reeds gerealiseerd in enkele landen. De vergadering bevestigde het streefdoel voor elk afzonderlijk te bepalen in volgende standaards: •
•
100% van de patiënten die zich aanmelden op een spoedgevallendienst dienen binnen de 5 minuten getrieerd. De triage wordt uitgevoerd door een spoedgevallenverpleegkundige met ten minste 12 maanden ervaring. 100% van de patiënten met pijnklachten dienen benaderd & behandeld voor die klacht binnen de 30 min.
Spoedgevallen jaargang 2010 nr 3
Maximum 75% van de patiënten verblijven minder langer dan 4 uur op de spoedgevallendienst. Kinderen < 16 jaar dienen afgezonderd van de volwassen spoedgevallen opgevangen worden. Telefoontriage gebeurt door medewerkers met ten minste 12 maand ervaring. Al de spoedpatiënten krijgen bij ontslag uit de dienst uitgebreid advies i.v.m. de opvolging van hun klacht. Spoedgevallenverpleegkunde is een specialiteit een specifieke opleiding en bijscholing dient voor deze specialisatie aanwezig te zijn. Nurse Practitioners dienen als minimum een universitaire opleiding genoten.
•
•
•
Puglia, Italië, december 2010. Wereld federatie van intensieve zorg verpleegkundigen Ryn, Polen, april 4-6-2011. (http://www.zamekryn.pl/) Conferentie van de Poolse Spoedgevallenverpleegkundigen. EuSEN, bijeenkomst van het voorlopige bestuur en vertegenwoordigers van landen niet aanwezig in Pordenone. Londen, 15 april 2011. De volgende voltallige bijeenkomst van EuSEN is gepland tijdens het najaar 2011 in Brussel.
Nieuwsbrief en website. Een elektronische nieuwsbrief is voorlopig de beste manier om info te verspreiden naar de 28000 spoedverpleegkundigen in Europa. In de toekomst zal de website voor communicatie en informatie zorgen. Paul Calleja van Malta zal deze website op punt stellen. Via de website van de VVVS wordt de vertaling van de newsletter van EuSEN ter beschikking gesteld.
-6-
Het voorlopige bestuur: • • • • •
Voorzitter, James Bethel (UK) Ondervoorzitter, Door Lauwaert (B) Secretaris, Luciano Clarizia (I) Website en administratie, Paul Calleja (M) Bestuursleden: Christian Ernst (CH) Liselotte Bjork (S) Yves Maule (B)
Info over Eusen kan steeds opgevraagd via je vertegenwoordiger bij het EuSEN of rechtstreeks gericht aan de voorzitter, James Bethel via e-mail:
[email protected].
The European Society of Emergency Nurses (EuSEN) EuSEN was formed following a meeting in Italy in September of 2010. EuSEN is a collaboration of emergency nursing organisations from 14 countries across Europe representing approximately 28000 emergency nurse members EuSEN was formed in order to: • advance the art and science of emergency nursing within Europe particularly where emergency nursing is not considered a nursing specialism • to promote co‐operation, collaboration and communication between emergency nurses in Europe
EuSEN is: President: James Bethel (UK) Vice‐President: Door Lauwaert (B) Secretary: Luciano Clarizia (I) Newsletter editor: Paul Calleja (Malta) Other Executive committee members: Christian Ernst (CH) Yves Maule (B) Liselotte Bjork (S) Germany, Italy, Malta, Holland, Ireland, Belgium, Switzerland, Cyprus, Greece, Sweden, Poland, Spain, UK, Slovenia
• to represent emergency nurses within Europe • to provide conferences, congresses, continuing education and research opportunities for emergency nurses in Europe
Spoedgevallen jaargang 2010 nr 3
Interested? Speak to James Bethel or e‐mail
[email protected]
-7-
B-FAST missie in Haïti Dirk Danschutter, MScN, CCRN, CCP Svanne Danschutter, RN Gerlant van Berlaer, MD UZ Brussel
Introductie Op 12 januari 2010 om 16:53 uur locale tijd, werd Haïti getroffen door een aardbeving met een kracht van 7.0 Mw. Het epicentrum van de EQ bevond zich amper 25 km westwaarts van de hoofdstad van Haïti, Port-au-Prince. 3 miljoen mensen werden getroffen en de Haitiaanse regering rapporteerde dat 230.000 mensen waren omgekomen, 300.000 werden (zwaar) gewond en ongeveer 1.000.000 waren dakloos. 250.000 huizen en meer dan 30.000 handelszaken werden vernield, vooral in de hoofdstad, maar ook in Jacmel, Léogâne (het epicentrum) en andere steden in de omgeving. Het Presidentieel paleis, de Nationale Raad, de kathedraal van Port-au-Prince, het gebouw van de MINUSTAH (United Nations Stabilization Mission in Haïti) en de hoofdgevangenis waren ingestort. Tussen de vele dodelijke slachtoffers bevonden zich ook de aartsbisschop, politiekers en vele MINUSTAH stafleden, waaronder de Head of Mission Hédi Annabi. Dat het Caribische eiland Hispaniola (“Klein Spanje”) en ontdekt door Columbus in 1492 (9 weken na zijn landing in Amerika) getroffen werd door een natuurramp, was geen uitzondering. Haïti deelt het eiland met de Dominicaanse Republiek en heeft een (gedocumenteerde) geschiedenis van zware rampen die telkens een hoge tol aan mensenlevens hebben geëist en veel schade veroorzaakten: aardbevingen, cyclonen, overstromingen, orkanen en tsunamis. Hierdoor werd Haïti economisch en politiek steeds kwetsbaarder en minder weerbaar. Voor de EQ al stond Haïti van 182 opgenomen landen als 149ste op de Human Development Index. Als armste land van het Westers halfrond is het aannemelijk dat een adequaat antwoord op (natuur)rampen ontoereikend zal zijn met een snelle ontwrichting ervan als gevolg. Deze kwetsbaarheid en de hoge frequentie van rampen die het land teisterden, was ook de reden dat de UN al meer dan 20 jaar een grote missiepost (MINUSTAH) in Portau-Prince gestationeerd heeft.
Spoedgevallen jaargang 2010 nr 3
Maar dood en vernieling door de 2010 EQ onder zowel de Haitiaanse regering als onder de MINUSTAH leden, leidden tot een dringende oproep tot internationale hulpverlening vanwege de UN zelf, de Haitiaanse president René Préval en de vele hulporganisaties die reeds actief waren in het land vooraf. Vele naties beantwoordden deze internationale oproep door search and rescue (SAR) teams en medische teams te sturen. België zond haar Belgian First Aid and Support Team (B-FAST), een gouvernementele organisatie (GO) bestaand uit ploegen met medisch, SAR, logistiek, militair personeel en medewerkers (consuls) van buitenlandse zaken. B-FAST Background: In haar relatief korte geschiedenis (B-FAST werd in 2000 na de assistentie aan de slachtoffers van de EQ in Turkije opgericht) heeft B-FAST zo’n 40-tal missies georganiseerd en geparticipeerd in de grootste CHE (Complex Humanitarian Emergencies). Voorbeelden hiervan zijn de Bam EQ (2003), de Indian Ocean tsunami (2004), de Pakistan EQ (2005), de Sichuan EQ (2008) en de Gaza oorlog (2009). Recent zijn daar de missies naar Roemenië, Haïti (5 team rotaties) en Sange (DR Congo) bijgekomen. Naast participeren in de internationale hulpverlening wil B-FAST ook zo snel mogelijk ter plaatse zijn. De derde week van januari 2010 rapporteerde de OSOCC (On-Site Operations Coordination Center) dat in Portau-Prince 246 veldhospitalen operationeel waren, waarvan het B-FAST veldhospitaal het eerste was om patiënten op te nemen en te behandelen (14 januari).
-8-
Methode:
Resultaten:
PAP-mission, Site Delmass 33: January 14th till February 4th, 2010 (2 rotations)
“Location for deployment”
Op 13 januari 2010 beslist de Belgische overheid om een B-FAST disaster medical assistance team (DMAT) en een veldhospitaal (Medical Treatment Facility, MTF) te sturen naar Haiti, PAP, Delmass 33. Twaalf ton aan medisch materiaal en materiaal voor het team zelf werd met een A310 van Defensie ingevlogen. Dit eerste team werd 10 dagen later vervangen door een tweede rotatie, een DMAT dat op zijn beurt ook met 12 ton aan materiaal arriveerde (ditmaal over de Dominicaanse Republiek) en 10 dagen ter plaatse bleef om dan het kamp te overhandigen aan de Portoricanen. Beide DMATs (B-FAST I & II) bestonden uit 62 hulpverleners. De helft van B-FAST I bestond uit MTF personeel; artsen en chirurgen, gespecialiseerde verpleegkundigen (ER, OR en ICU) en gespecialiseerde maar niet-medisch opgeleide medewerkers (brandweer, logistiek, communicatiespecialisten, civiele bescherming). 3 Belgische consuls reisden mee om de in behandeling zijnde adoptiedossiers van 12 kinderen ter plaatse te bespoedigen. De andere helft van B-FAST I was het Urban SAR team met 4 reddingshonden. Op het einde van hun (korte) missie werd het SAR team vervangen door de Belgische Special Forces (SF), die voortaan zouden instaan voor de veiligheid (gelet de vernieling van de hoofdgevangenis, het toenemende geweld onder de lokale bevolking, de honger en het gebrek aan water en onderdak). Op 23 januari werd B-FAST I vervangen door B-FAST II. Hoewel beide teams op dezelfde site werden ingezet (Site du Laboratoire National de la Santé Publique, Delmass 33), opereerden zij niet helemaal op dezelfde manier. B-FAST I arriveerde in PAP als één van de eerste MTF en SAR teams, terwijl B-FAST II een tweede rotatie was op een ogenblik dat de chirurgische activiteit begon af te nemen, terwijl de omliggende IDP kampen (Internally Displaced Persons) na 2 weken nog steeds geen hulp hadden gekregen. De hulpvraag vanuit de IDP kampen was dan ook de reden waarom B-FAST II de core-business van de MTF spoedig combineerde met outreaching, de zogenaamde Out-Of-Hospital-Missions (OOHM). Het aanwerven van Haitiaanse student verpleegkundigen samen met de aid men en paramedics van de SF die zich steeds meer vertrouwden met de MTF en OOHM doctrines, leidde spoedig tot de verdere hybridisatie in een groot medisch team. Spoedgevallen jaargang 2010 nr 3
Normaal contacteren first responders to CHE vooraf de OSOCC om de exacte coördinaten voor ontplooiing te verkrijgen. In het geval van de Haïti EQ echter, koos B-FAST I de locatie (Site du Laboratoire National de la Santé Publique, Delmass 33) min of meer willekeurig na het verlaten van Toussaint Louverture International Airport in de richting van de stad. Vooral de zeer snelle aanwezigheid van B-FAST I ter plaatse en ook omwille van de vernieling van het UN gebouw, werd er vanuit gegaan dat contact zoeken met de lokale UN nu weinig voor de hand liggend of zinvol zou zijn. Het centrum van PAP was duidelijk het gebied waar de meeste gebouwen en infrastructuur werden vernield. In de armere delen van de stad (zoals Carrefour en Cité Soleil) waar daklozen in ‘bidonvilles’ wonen, viel de schade erg mee vergeleken met de ontelbare ingestorte flats, buildings (lichtgewapende betonconstructies) en huizen (zandsteen) verderop in de stad of op de hellingen. Terwijl B-FAST I langzaam vorderde langs Delmass 33 met om hulp roepende bewoners tussen de vele dode lichamen, werd het duidelijk dat deze EQ in zulk een dichtbevolkte, grote stad een ramp van ongeziene proportie had veroorzaakt. Omdat het universitaire ziekenhuis (La Paix) en het aanpalende gebouw van het Laboratoire National de la Santé Publique onbeschadigd leken, werd aan de lokale microbiologe Dr. Alexandra Pierre om toestemming gevraagd tot ontplooiing van de MTF en het opzetten van een basiskamp op de site van het labo. Labopersoneel was er niet (meer) en geen enkele professionele activiteit werd gepland. In de koelkast die B-FAST I zou claimen voor het bewaren van medicatie, lag het bevroren lichaam van een jong meisje. Op dag 3 van de missie werd duidelijk, omdat de directeur van het labo terugkeerde, dat het om zijn dochter -9-
ging – één van de zovele slachtoffers van de EQ. Case presentatie
B-FAST I was het eerste operationele MTF in PAP, Haiti, dat patiënten trieerde, opnam en behandelde (14 januari 2000H lokale tijd). Het SAR team bevrijdde samen met een Spaans team een tweejarige jongen vanonder het puin alsook 2 vrouwen. Bij beide vrouwen diende een been te worden geamputeerd, maar bij één ervan moest dit ter plaatse en in een zeer nauwe ruimte worden uitgevoerd. In totaal behandelde B-FAST I een 800-tal patiënten van 14 tot 22 januari 2010. Een gemiddelde van 16 patiënten per dag onderging chirurgische ingrepen, voornamelijk amputaties van ledematen en het heelkundige behandelen van grote huiddefecten (lichaam en scalp). De holding capaciteit bedroeg 20 bedden en werd voorbehouden voor patiënten die dagelijks of over langere termijn heelkundige revisie vereisten (debrideren, behandeling van degloving injuries, fasciotomie en approximeren van open wondes), in combinatie met intraveneuze antibiotica therapie. Vele wonden waren geïnfecteerd of bevatten vliegenmaden. Er werden die eerste dagen 3 baby’s geboren in een omgeving met dode lichamen en waar geen materiaal voorhanden was om aan Dead Body Management te doen. Na een paar dagen konden dan toch de lichamen van overledenen overgebracht worden naar het mortuarium van het La Paix universitaire ziekenhuis. Ofschoon geen van de B-FAST leden ooit actief assistentie heeft verleend tijdens gewapende conflicten (oorlogsituatie), gebruikten vele medewerkers de woorden “oorlogzone”, “oorlogsgeneeskunde” en “verpleegkunde tijdens oorlog”, ook in hun debriefing naar rotatie 2 toe. Daarbij kwam nog dat Haitianen een vrij gewelddadige samenleving kennen, er in de straten geschoten werd en er onder de patiënten ook waren met schotwonden of stomp (schedel)trauma (overval, afrekening). De B-FAST I leden rapporteerden ook dat de patiënten een grote vrees (tot paniek) vertoonden voor naalden, wat werd Spoedgevallen jaargang 2010 nr 3
toegeschreven aan het lokale Vodou geloof. Vodou is een kleurrijke mix van verschillende godsdiensten, die voort komt uit de Afrikaanse voodoo (Haitianen stammen af van Nigeriaanse slaven die door de Spanjaarden naar Hispaniola werden gedeporteerd); Europees christendom (Spaanse en Franse kolonisten) en de lokale Indianen religie (Arawak-Taino indianen werden door de Spanjaarden uitgeroeid). Maar de afkeer voor naalden en catheters kon niet worden geobserveerd door B-FAST II. De adoptieprocedures konden door de consuls worden bespoedigd en zo keerde BFAST I samen met 12 weeskinderen terug naar België.
B-FAST II (23 januari tot 4 februari) nam het kamp en de patiënten van B-FAST I over en continueerde de zorg en behandeling. Verscheidene van de patiënten met amputaties dienden opnieuw te worden geopereerd omwille van infectie of necrose. Opnieuw werden zogenaamde “non-EQ related” slachtoffers behandeld: het betrof gevallen van straatgeweld (moordaanslag, schotwonden), chirurgische pathologie (ingeklemde liesbreuk, pneumothorax) en medische casuïstiek (longoedeem, uitputting en ernstige dehydratatie). Het aangrenzende ZuidAmerikaanse team (operationeel in La Paix) verzocht om een grotere bedcapaciteit in het B-FAST veldhospitaal. Deze werd daarop met 6 bedden (2 extra tenten) opgedreven, terwijl soms tot 10 patiënten tegelijk werden geëvacueerd (met de truck of pick-up jeeps). Beide teams werkten nauw samen, patiënten uitwisselend of materiaal, en elkaar diensten verlenend (medische beeldvorming, postoperatieve zorg, patiëntenvervoer, Dead Body Management). Ook bij B-FAST II werden enkele baby’s geboren, maar sommige zwangerschappen bleken hoog risico en de moeders dienden in urgentie te worden vervoerd naar de obstetrische kliniek van de Isaey Jenty maternité in Cité Soleil (keizersnede, vacuümextractie en cervicovaginale scheur). Het aantal nieuwe chirurgische gevallen dat zich aanbood, nam in de loop van de eerste dagen sterk af, leidend tot een stijgende medische > heelkundige case mix. - 10 -
Outreaching
Al tijdens de Pakistan EQ 2005 combineerde BFAST outreaching met veldhospitaal werk, en dit op een succesvolle manier. Spoedig na het vertrek van B-FAST I werden in Haïti een aantal Out-Of-Hospital-Mission (OOHM) dossiers uitgewerkt. Voor dit doel werden 3 pick-up jeeps uitgerust met materiaal en medicatie voor de behandeling van hoofdzakelijk medische gevallen in de IDP kampen. Deze “mobile” OOHM teams werden gerekruteerd uit het veldhospitaal (2 artsen, 2 tot 3 verpleegkundigen, 1 tot 2 Haitiaanse student verpleegkundigen, 1 Haitiaanse secretaris, 1 logistieker) samen met een achttal SF (aid men en paramedics). De opdrachten werden pas toegekend na een nauwkeurige filtering en review van de vele aanvragen vanwege de buurtbewoners aan de Head of Mission (HoM). Deze (hoofdzakelijk jonge) aanvragers bleken achteraf IDP kamp “autoriteiten”, weliswaar om onduidelijke redenen, maar effectief met veel gezag (over de soms meer dan 3.000 kampbewoners). Zij bleken van grote waarde om de OOHM op een ordelijke manier te laten verlopen.
Elke OOHM werd voorafgegaan door een verkenning (Recce) door de HoM, een verpleegkundige en een aantal SF om de noden zo goed mogelijk in te schatten. Ook omdat niet alle patiënten bediend zouden kunnen worden, was het belangrijk om de IDP autoriteit(en) uit te leggen dat eerst de baby’s, vervolgens de kinderen en vrouwen, en tenslotte de mannen (tot valavond) zich konden melden aan de mobiele hulppost. Elke IDP autoriteit begreep ten volle dat een Recce niet inhield dat ze ook effectief bezocht zouden worden door het OOHM team, en dat de grootte van het IDP kamp of de heersende nood parameters waren die als engagement criteria werden gehanteerd. Vele kampen konden dus niet worden aangedaan (terwijl er aanvragen waren tot zo ver als Léogâne). In totaal werden 7 IDP kampen en 1 weeshuis (met 400 kinderen) bezocht door B-FAST II, terwijl de veldhospitaal activiteit gewoon verder ging. 1,800 IDP patiënten werden onderzocht en behandeld. Patiënten met EQ related verwondingen bleken meestal al één maal verzorgd te zijn doordat zij zich hadden aangeboden in andere veldhospitalen, maar het ontbrak hen volledig aan follow-up (wondinfectie, onverzorgde brandwonden, inadequate gips, gedisloceerde fractuur). Een klein aantal van de IDP patiënten (meestal chirurgische gevallen) werd getransporteerd naar het veldhospitaal voor verdere behandeling. Samenvattend echter leden de meeste IDP kampbewoners aan medische condities te wijten aan gebrek aan drinkbaar water en gebrek aan sanitaire voorzieningen (Watsan), hitte, malaria en veel voorkomend: bovenste luchtweg infecties. Eigenlijk was de meest voorkomende klacht (en een interessante observatie) hoest, dit terwijl de generische WHO kits weinig medicatie bevatten om hoest te kalmeren.
Critical Care Transport B-FAST I werd bijgestaan door chirurgen uit Nederland, Canada (DART) en Duitsland (USAR). Kinderen die orthopedische ingrepen nodig hadden, werden overgebracht naar het Zuidamerikaanse team in het naburige Spoedgevallen jaargang 2010 nr 3
- 11 -
universitaire La Paix ziekenhuis. Er werd BFAST I ook aangeboden om hun patiënten te transporteren naar de Dominicaanse Republiek, waar de postoperatieve zorg door een Amerikaans team werd verder gezet. Na een paar dagen echter stopte deze service voor onduidelijke redenen (patiënten keerden terug naar het veldhospitaal) en nog een paar dagen later kon ook geen beroep meer gedaan worden op de vrijwillige ambulancedienst (Finse). De transfer van een 50 jarige vrouw met acuut longoedeem, een jonge vrouw met vaginale hemorraghie en een 11 maand oude jongen (allen geresusciteerd) konden pas worden overgebracht na lang en veel bellen en veel onderhandeling. Een man van 40 daarentegen (slachtoffer van een moordaanslag) die dringend een evacuerende schedelboring nodig had, werd niet aanvaard op de USNS Comfort, ondanks de assistentie vanwege verkenners van het US 82ste Airborne Division, en stierf in de B-FAST compound. Hand over
Toen B-FAST II volledig operationeel werd, startten ook de grotere veldhospitalen in de onmiddellijke nabijheid hun activiteiten gradueel op (MSF en ICRC veldhospitalen). Tegen dat B-FAST II zijn missie beëindigde, waren er ook enkele hospitaalschepen aangekomen, zoals de USNS Comfort en het Italiaanse vliegdekschip Cavour, wat nieuwe transfer mogelijkheden bood. B-FAST II had echter wat pediatrische intensieve zorgen betrof weinig ander keus dan een ItaloAmerikaans veldhospitaal (40 bedden) naast en deels in het Saint Damien Chateaublond Children’s hospital in Tabarre. Kinderen die niet vergezeld werden door een volwassene konden niet worden opgenomen (preliminaire status “weeskind”) en aan deze politiek werd strikt vastgehouden. Het doorverwijzen van (in het B-FAST veldhospitaal) geintubeerde patiënten of non-EQ related condities naar de grotere MTF, bleek evenzeer problematisch, gelet de politiek – zeker die eerste weken – dat enkel de EQ-related victims werden toegelaten.
Spoedgevallen jaargang 2010 nr 3
Op 30 januari vroeg B-FAST II tijdens de dagelijkse OSOCC vergaderingen in de UN compound aan de luchthaven om een hand over partner (OSOCC meetings dienen als forum voor aankondigingen). Drie medische teams (een Zuid-Amerikaans, Taiwanees en Chinees) hadden interesse om het materiaal en de medicatie over te nemen, maar niet de patiënten. Een nieuw aangekomen team uit Puerto Rico wilde echter wel de volledige compound, inclusief de patiënten en de aangeworven Haitiaanse medewerkers overnemen en in feite het werk van B-FAST ononderbroken verder zetten. Op 3 februari, een dag voor het einde van de B-FAST II missie, werkte het Puertoricaanse team samen met het Belgische. Het Puertoricaanse team heeft de activiteit op de Site du Laboratoire National de la Santé Publique, Delmass 33, verdergezet tot eind april 2010.
- 12 -
Ingevlogen materiaal: In totaal werd 24 ton aan materiaal ingevlogen (via A310). Deze cargo kan opgedeeld worden in een default vracht (bestaande uit het persoonlijk materiaal, voedsel en water voor de hulpverleners zelf), een medisch gedeelte (alle medicatie, infusen, verbandmaterialen…) en de veldhospitaal component (tenten, generatoren, lichten, communicatie, diesel, benzine…). De volledige operatie kostte ongeveer 500.000 Euro. Elke rotatie gebruikte zijn 12 ton tot er quasi niets meer overbleef. B-FAST I communiceerde een lijst met ontbrekende items door aan B-FAST II, terwijl B-FAST II een herbevoorrading organiseerde (via OSOCC) in de PROMESS (Program on Essential Medicine and Supplies) warenhuizen in Tabarre.
Daardoor kon B-FAST II de oprichting van een medische hulppost in het weeshuis “Hart voor Haïti”, de oprichting van een gezondheidscentrum voor 10.000 mensen in Bon Repos (juist buiten PAP centrum) en de optimalisatie van de apotheek van een Duits weeshuis organiseren. Het ingevlogen materiaal kan als “voldoende” of toereikend bestempeld worden in het kader van dringende internationale humanitaire hulpverlening. Conclusie: Met een missie lopend van 14 januari tot 4 februari 2010 was B-FAST één van de eerste internationale responders op de Haïti EQ scène. Op Delmass 33, PAP, werd een klein Rol 2 veldhospitaal met een Damage Control Surgery (DCS) unit, een Moeder & Kind unit, een farmacie en een hospitalisatie (holding) van 22 bedden opgezet.
European Resuscitation Council
Resuscitation 2010 December 2nd - 4th, 2010 Centro de Congressos e Exposições da Alfandega
Porto, Portugal
Spoedgevallen jaargang 2010 nr 3
- 13 -
Resusci Anne Skills Station Ben jij klaar voor je volgende reanimatie? reanimatie?
Het Resusci Anne Skills Station is een totaal nieuw Laerdalconcept. Het zorgt voor BLS-heropfrissing, met gesproken voicefeedback tijdens het oefenen en automatische certifiëring na het slagen van de reanimatietesten. Voor meer informatie over het Resusci Anne Skills Station kun je contact opnemen met onze Customer Service. Zij verwijzen je graag door naar de juiste account manager.
02 2533696 –
[email protected]
Spoedgevallen jaargang 2010 nr 3
- 14 -
Theoretische kennis betreffende basic life support bij (toekomstige) urgentieverpleegkundigen An Kenisa RN, Michiel Taensa RN, Johan Mertensb RN, Maria Deneirec MSc, RN, Jochen Bergsb,d MSc, RN Series editor: Jochen Bergs MSc, RN De “short report series” is een reeks korte artikels met betrekking tot intensieve zorg, spoedgevallenzorg of prehospitaalzorg die voortkomen uit de eindwerken van de studenten BaNaBa intensieve zorg en spoedgevallenzorg aan de Katholieke Hogeschool Leuven. Correspondentie:
[email protected]
a Student, bachelor na bachelor intensieve zorgen en spoedgevallenzorg, Katholieke Hogeschool Leuven, Leuven, België b Urgentieverpleegkundige, zone kritieke diensten, Universitaire Ziekenhuizen Leuven, Leuven, België c Lector, departement gezondheidszorg en technologie,Katholieke Hogeschool Leuven, Leuven, België d Gastprofessor, departement gezondheidszorg en technologie, Katholieke Hogeschool Leuven, Leuven, België
Abstract In Europa worden jaarlijks 700.000 personen getroffen door een hartstilstand. Bijna de helft van deze hartstilstanden vinden plaats in een ziekenhuis, hier is meestal een verpleegkundige als eerste hulpverlener bij het slachtoffer. Het snel en adequaat starten van basic life support (BLS) wordt geassocieerd met een betere outcome. De literatuur bevestigt dat frequente theoretische en praktische BLS training een belangrijke schakel is binnen het leerproces naar een correcte toepassing van BLS in de praktijk. We voerden aan de hand van een vragenlijst een cross-sectioneel onderzoek bij twee subgroepen: verpleegkundigen werkzaam op de spoedgevallendienst van de Universitaire Ziekenhuizen Leuven en studenten BaNaBa intensieve zorg en spoedgevallenzorg aan de Katholieke Hogeschool Leuven om een beeld te krijgen van hun theoretische kennis betreffende BLS. In dit onderzoek blijkt geen significant verschil naar voren te komen tussen de onderzochte groepen. We kunnen
Spoedgevallen jaargang 2010 nr 3
vaststellen dat de participanten op de hoogte zijn van het huidige BLS algoritme. Vragen betreffende de theoretische kennis van thoraxcompressie en ventilatie werden niet altijd correct beantwoord. We kunnen dan ook besluiten dat een regelmatige opfrissing van de theorie noodzakelijk is. Sleutelwoorden: basic life support; reanimatie; urgentieverpleegkunde; spoedgevallendienst; educatie Inleiding In Europa worden jaarlijks 700.000 personen getroffen door een hartstilstand. Bijna de helft van deze hartstilstanden vinden plaats in een ziekenhuis, hier is meestal een verpleegkundige als eerste hulpverlener bij het slachtoffer.(1,2) Onbehandeld heeft een hartstilstand een zeer lage overlevingskans, waardoor het een van de voornaamste doodsoorzaken is in Europa.(2-4) Zo toonden Young en King aan dat de kans op overleving, bij een onbehandelde hartstilstand, daalt met 10-15% per minuut.(2) Vroegtijdig starten van basic life support (BLS) zal de overlevingkans van het slachtoffer doen stijgen. Uit verschillende studies is gebleken dat de overlevingskans van slachtoffers met een ventrikelfibrillatie waarbij geen BLS wordt gestart, in afwachting van advanced life support, elke minuut daalt met 7-10%.
- 15 -
Tabel 1: Vragenlijst Vraag 1. Hoeveel thoraxcompressies moeten er toegediend worden binnen een minuut? 2. Hoe diep moeten deze thoraxcompressies zijn? 3. Wat is de verhouding thoraxcompressies/ventilaties? 4. Wat is het gewenste ventilatievolume? 5. Wat is het belangrijkste: thoraxcompressies of ventilaties?
Antwoord 100/min. 4-5 cm 30/2 500-600 ml of 6-7 ml/kg thoraxcompressies
Wanneer echter wel BLS wordt toegepast door omstanders wordt deze daling gereduceerd tot 3 à 4% per minuut.(3) Niet enkel snel starten met BLS heeft een belangrijke invloed op de outcome van de patiënt ook de kwaliteit van uitvoering is determinerend.(1-3) Om bovenvermelde redenen is het van groot belang dat verpleegkundigen de nodige kennis en vaardigheden betreffende BLS verwerven en onderhouden zodat zij snel en efficiënt kunnen reageren bij patiënten met Accurate een cardiopulmonair arrest.(2) theoretische kennis betreffende BLS richtlijnen wordt geassocieerd met een betere uitvoering van de aantal thoraxcompressies en zorgt ook voor een betere compressie-ventilatie verhouding. Ondanks deze bevinding blijkt de uitvoering van BLS nog niet optimaal te zijn.(5) Dit kan mede te maken hebben met het gegeven dat kennis betreffende BLS bij verpleegkundigen onvoldoende ondervraagd wordt.(2) De literatuur bevestigt dat frequente theoretische en praktische BLS training een belangrijke schakel is binnen het leerproces naar een correcte toepassing van BLS in de praktijk.(6) Een belangrijke nuance is dat de theoretische kennis beter behouden wordt in vergelijking tot de motorische vaardigheden. De behendigheid in deze vaardigheden daalt namelijk snel waardoor een frequente opfrissing door middel van trainingen noodzakelijk is.(7-9) Geïnspireerd door deze gegevens vroegen wij ons af hoe het stond met de theoretische kennis van (toekomstige) urgentieverpleegkundigen. Methode We voerden dit cross-sectioneel onderzoek uit in april 2010. De steekproef werd afgebakend tot twee subgroepen: verpleegkundigen werkzaam op de spoedgevallendienst van de Universitaire Ziekenhuizen Leuven (UZLeuven) en studenten BaNaBa intensieve zorg en spoedgevallenzorg aan de Katholieke Hogeschool Leuven (KHLeuven). De gebruikte vragenlijst werd overgenomen uit de literatuur en wordt verondersteld de theoretische kennis van basic life support te testen.(5) De vragenlijst werd vertaald naar het Spoedgevallen jaargang 2010 nr 3
Nederlands en aangepast aan de huidige ERC richtlijnen (Tabel 1).(3) De vragenlijsten voor de verpleegkundigen werden verdeeld in hun postvak en verzameld in een recipiënt geplaatst in de ontspanningsruimte. Bij de studenten werd de vragenlijst afgenomen tijdens de lesuren, met toezicht van twee van de auteurs (AK & MT). Voor het verzamelen van de gegevens werd gebruik gemaakt van het programma Office Excel. Aan de hand van deze dataset werd een descriptieve analyse uitgevoerd. Chi-kwadraat en t-toets werden berekend om de verschillende groepen te vergelijken. Descriptieve analyse en statistische berekeningen werden uitgevoerd met IBM SPSS for Mac versie 18. Resultaten In totaal werden 127 vragenlijsten verdeeld over beide subgroepen. Er werden 47 vragenlijsten terugbezorgd, wat overeenkomt met een respons van 37%. De verdeling was als volgt: 51% (n=24) studenten en 49% (n=23) verpleegkundigen. Van het totaal aantal respondenten had 78,7% een BLS-certificaat. Deze certificaten werden gemiddeld 4,1 (SD±8,7) maanden geleden behaald. Ook had 91,5% van de respondenten deelgenomen aan een BLS training, gemiddeld 4,6 maand (SD±6,8) geleden. Zie tabel 2 voor de karakteristieken van de deelnemers. Algoritme De vraag betreffende de aanbevolen compressie/ventilatie verhouding werd door alle respondenten correct beantwoord. Ook op de vraag "Wat is het belangrijkste? compressies of ventilaties?” gaf iedereen het juiste antwoord, namelijk het toedienen van de compressies. Thoraxcompressie Bij de vraag: "Hoeveel thoraxcompressies moeten er toegediend worden binnen een minuut?", antwoorden 91% van de respondenten correct. Bij de studenten antwoordde 88% correct, ten opzichten van 96% van de verpleegkundigen. De aanbevolen diepte van thoraxcompressie werd door 81% van de respondenten correct beantwoord. Bij de studenten wist 88% het juiste antwoord, bij de verpleegkundigen was dit 74 %. Ventilatie In totaal kende 57% van de respondenten het aanbevolen ventilatievolume. Deze vraag werd goedgekeurd indien men het ventilatievolume in ml of ml/kg correct beantwoord had. Van de studenten antwoordden 54% correct, bij de verpleegkundigen antwoordden 61% correct. Bij het ventilatievolume in ml werd gemiddeld - 16 -
490,56 ml (95% CI ± 34,01) geantwoord en bij het ventilatievolume in ml/kg werd gemiddeld 7,56 ml/kg (95% CI ± 0,65) geantwoord. Studenten versus verpleegkundigen Hoewel er verschillen zijn in het percentage correcte antwoorden tussen de verpleegkundigen werkzaam op de spoedgevallendienst en de BaNaBa studenten werd in deze studie geen significant verschil aangetoond in de theoretische kennis betreffende BLS tussen deze twee groepen (p>0,05). BLS certificaat Er kon in deze studie geen significant verschil worden aangetoond in de theoretische BLS kennis tussen mensen in het bezit van een BLS certificaat en mensen die niet in het bezit zijn van een BLS certificaat (p>0,05). Discussie De literatuur bevestigt dat goede theoretische kennis geassocieerd wordt met kwalitatieve uitvoering van BLS. Dit inspireerde ons om te meten hoe het stond met de theoretische kennis van (toekomstige) urgentieverpleegkundigen. Aan de hand van een crosssectionele studie probeerde we een beeld te krijgen van de theoretische kennis betreffende de huidige BLS richtlijnen bij studenten BaNaBa intensieve zorg en spoedgevallenzorg aan de KHLeuven en verpleegkundigen werkzaam op de spoedgevallendienst van UZLeuven. Uit eerder vermelde resultaten kunnen we afleiden dat de ondervraagde verpleegkundigen en studenten goed geïnformeerd zijn over de huidige BLS richtlijnen. Uit ons onderzoek is gebleken dat iedereen op de hoogte was van de juiste compressie/ventilatie verhouding. Iedereen wist dat het toedienen van compressie de belangrijkste vaardigheid is binnen BLS. De laagste score werd gezien bij de vraag over het ventilatievolume. Hier antwoordden 57% van de respondenten correct. Dit kan verklaard worden doordat men tijdens BLS trainingen aanleert te ventileren gedurende 1 seconde, totdat de thorax omhoog komt. Men gaat tijdens deze trainingen niet in op het effectief te ventileren volume. In dit
Spoedgevallen jaargang 2010 nr 3
onderzoek konden we geen significant verschil aantonen in de theoretische kennis betreffende BLS tussen de ondervraagde studenten en verpleegkundigen. Ook was er geen significant verschil in kennis tussen respondenten met of zonder een BLS certificaat. Er zijn verschillende factoren die het resultaat konden beïnvloeden. Zo kregen de studenten gedurende hun opleiding frequent BLS training en werd hun theoretische kennis over BLS regelmatig getest. De invloed hiervan wordt ook bevestigd in de literatuur. Ook in het werkveld wordt er meer en meer aandacht besteed aan BLS. Zo zien we dat 60,9% van de verpleegkundigen een BLS certificaat bezit en dat 82,6% van hen onlangs een BLS training gevolgd heeft. Globaal had 78,7% van de respondenten een BLS certificaat. Dit zou een positieve invloed kunnen betekenen voor de kennis en de kwaliteit van BLS. Ook de wijze waarop de enquêtes afgenomen werden, kan een invloed gehad hebben op de resultaten. De enquêtes, afgenomen op de spoedgevallendienst, werden niet in ons bijzijn ingevuld. Hierdoor kunnen verpleegkundigen samengewerkt hebben en kunnen de resultaten zo negatief of positief beïnvloed zijn. Verder dienen we rekening te houden met de relatief kleine steekproef en de specifieke setting waarin deze steekproef zich situeert. Besluit Dit onderzoek kon geen significant verschil in kennis betreffende BLS tussen de verschillende onderzochte groepen aantonen. We kunnen vaststellen dat de verpleegkundigen werkzaam op de spoedgevallendienst van UZLeuven en de studenten BaNaBa in de intensieve zorg en de spoedgevallenzorg goed op de hoogte zijn van de huidige BLS richtlijnen. Doch werden niet alle vragen juist beantwoord, hieruit kunnen we afleiden dat de theoretische kennis na een bepaalde tijd afneemt. Dit wordt mede door de literatuur bevestigd. We kunnen dan ook besluiten dat een regelmatige opfrissing van de theorie noodzakelijk is, dit sluit aan bij de gekende literatuur.
- 17 -
Meerwaarde voor het werkveld Dit eindwerk gaf een beeld van de theoretische kennis betreffende BLS binnen twee specifieke steekproeven. Het laat de opleidingsverantwoordelijke en (praktijk)lectoren toe hun inspanningen op het gebied van BLS opleidingen te evalueren en zo nodig aan te passen. Daarnaast is het een leidraad voor ziekenhuizen die binnenkort deze studenten op hun diensten tewerkstellen. Met deze gegeven kunnen zij gericht hun inscholingsprogramma’s aanpassen aan de gekende en minder beheerste onderdelen binnen BLS. Met betrekking tot de tweede doelgroep, verpleegkundigen werkzaam op de spoedgevallendienst, laat het eveneens toe de inspanningen betreffende BLS opleiding te evalueren en zo nodig bij te stellen. Hier moet men rekening houden met het beperkt aantal respondenten.
4. Losert H, Sterz F, Köhler K, Sodeck G, Fleischhackl R, Eisenburger P, et al. Quality of cardiopulmonary resuscitation among highly trained staff in an emergency department setting. Arch intern Med 2006;166:2375-2380. 5. Brown TB, Dias JA, Devashish S, Shah RC, Cofield SS, Terndrup TE, Kaslow RA, Waterbor JW. Relationship between knowledge of cardiopulmonary resuscitation guidelines and performance. Resuscitation 2006;69:253-261. 6. Verplancke T, De Paepe P, Calle PA, De Regge M, Van Maele G, Monsieurs KG. Determinants of the quality of basic life support by hospital nurses. Resuscitation 2007;77:75-80. 7. Smith KK, Gilcreast, D & Pierce K. Evaluation of staff’s retention of ACLS and BLS skills. Resuscitation 2008;78:59-65. 8. Farah R, Stiner E, Zohar Z, Zveibil F & Eisenman A. Cardiopulmonary resuscitation surprise drills for assessing, improving and maintaining cardiopulmonary resuscitation skills of hospital personnel. European Journal of Emergency Medicine 2007;14(6):332-336. 9. Hamilton R. Nurses’ knowledge and skill retention following cardiopulmonary resuscitation training: a review of the literature. Journal of Advanced Nursing 2005;51(3):288–297.
Literatuur 1. Madden C. Undergraduate nursing students acquisition and retention of CPR knowledge and skills. Nurse education today 2006;26:218-227. 2. Marzooq H & Lyneham J. (2009). Cardiopulmonary resuscitation knowledge among nurses working in Bahrain. International jornal of nursing practice 2009;15:294-302. 3. Handley JH, Koster R, Monsieurs K, Perkens DP, Davies S, Bossaert, L. European Resuscitation Council Guidelines for Resucitation 2005: Section 2. Adult basic life support and use of automated external difibrillators. Resuscitation 2005;67(S1):S7S23.
Tabel 2: Karakteristieken van de deelnemers Globaal
Studenten
Respondenten (n, %)
47
100%
24
51,1%
Mannen (n, %)
17
36,2%
5
20,8%
Vrouwen (n, %)
Verpleegkundige n 23 48,9% 12
52,2%
30
63,8%
19
79,2%
11
47,8%
29,2
±10,6
22,3
±1,3
36,4
±11,3
Werkervaring (gem. aantal jaren, SD) Aantal maal BLS laatste 6 maanden (gem aantal, SD) BLS certificaat (n, %)
7,3
±10,7
0,4
±1
14,5
±11,5
1,6
±2
0,8
±1,4
2,3
±2,33
37
78,7%
23
95,8%
14
60,9%
BLS training (n, %)
43
91,5%
24
100,0%
19
82,6%
Leeftijd (gem. aantal jaren, SD)
Spoedgevallen jaargang 2010 nr 3
- 18 -
Pre Hospital Trauma Life Support binnen ambulancezorg Nederland Bart Huybrechts ambulanceverpleegkundige GGD Amsterdam.
Korte voorstelling Ik ben opgeleid in België, heb mijn A1 verpleegkunde, optie ziekenhuis in 2001 gehaald,nadien ben ik gaan werken en heb ik mijn BBT Intensieve Zorgen / Spoedgevallenzorg gehaald in 2003. 1 april 2004 ben ik aan het werk gegaan in Amsterdam op de Spoedeisende Hulp van het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis. Met een patiëntenaantal van +- 250 patiënten /24u is dit de drukste Eerste Hulp van Nederland. Ik heb daar meegewerkt aan de volledige automatisering en digitalisering van alle patiënten processen (middels een Belgisch software programma E.care) en het invoeren van triage via de Emergency Severity Index, ook wel het “Boston”systeem genoemd. Op zoek naar een nieuwe uitdaging ben ik 1 december 2007 begonnen als ambulanceverpleegkundige bij de GGD Amsterdam. Ik werk als ambulanceverpleegkundige en ben tevens instructeur voor alle verpleegkundigen en chauffeurs.
ambulanceverpleegkundige of de opleiding tot ambulancechauffeur. Grote verschillen binnen deze opleiding zijn voornamelijk de aandacht voor rijtechnische en medisch assisterende zaken voor de ambulancechauffeur en protocolgebruik voor de ambulanceverpleegkundige. Het volledige ambulanceproces wordt ondersteund door het gebruik van protocollen. Deze zijn ontwikkeld door de Stichting LAMP, die dicht aanleunt bij de Stichting Opleiding Scholing Ambulance (ook wel Academie voor Ambulancezorg) die de scholing verzorgd voor heel Ambulancezorg Nederland.
Ambulancezorg in Nederland Nederland is opgedeeld in 13 veiligheidsregio’s waarbinnen ambulancevervoer plaatsvindt. Zo werk ik binnen de veiligheidsregio Amsterdam – Amstelland. Binnen deze veiligheidsregio werken twee verschillende ambulancediensten, namelijk de GGD Amsterdam (gemeentedienst) en de VZA Amsterdam (particuliere dienst). Deze ambulancediensten zijn onafhankelijk van de verschillende ziekenhuizen. Binnen elke veiligheidsregio is er ook een Medisch Manager Ambulancezorg aangesteld die verantwoordelijk is voor het medisch gedeelte van de uitvoering van de ambulancezorg. Opleiding tot ambulanceverpleegkundige / chauffeur Iedereen die binnen de ambulancedienst werkt, heeft dezelfde opleiding gehad, namelijk de opleiding tot
Spoedgevallen jaargang 2010 nr 3
Logistiek ambulancezorg Binnen de Nederlandse ambulancezorg bestaan er drie urgenties die aan iedere ambulance inzet gekoppeld worden. Er is een A1-inzet (spoedrit), een A2- inzet (patiënt moet binnen 1u in het ziekenhuis zijn) of een B-rit. B-ritten zijn bestelde ritten (interhospitaal, van huisadres naar ziekenhuis en visa versa vanwege immobilitiet etc. De aansturing van de verschillende ambulances gebeurt door de Meldkamer Ambulancedienst. Het ambulancepersoneel voert alle vervoersurgenties uit. Bij spoedritten mag de ambulanceverpleegkundige beslissen om de patiënt NIET te vervoeren naar een ziekenhuis op basis van zijn bevindingen (bij circa 30% van de spoedritten wordt niet vervoerd). Hierover kan overleg plaatsvinden met de - 19 -
huisarts voor de verdere opvolging van de patiënt.
(Gemeentelijke Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen) Pre Hospital Trauma Life Support
Medisch Mobiel Team (MMT) Binnen de meeste veiligheidsregio’s is er een traumacentrum dat ook instaat voor het Medisch Mobiel Team. In tegenstelling tot België zijn er dus maar 13 medische teams voor heel Nederland. 4 van deze teams hebben zowel de beschikking over een MMT voertuig als over een MMT helikopter. Er zijn inzetcriteria ontwikkeld voor de inzet van deze MMT’s. Aan de hand van deze criteria kan de Meldkamer Ambulancezorg (112) beslissen om het MMT primair in te zetten. Ze kunnen natuurlijk ook gevraagd worden (secundaire inzet) door het ambulanceteam ter plaatse. De belangrijkste reden om een Medisch Mobiel Team in te zetten is eigenlijk de zekering van de ademweg bij een patiënt met een GCS boven 3. De ambulanceverpleegkundige heeft namelijk geen medicatie om de patiënt te verslappen en/of voldoende te sederen. Indien de patiënt een GCS heeft van 3 dan wordt de intubatie gedaan door de ambulanceverpleegkundige (reanimatiecasus). Bij dergelijke casuïstieken komt er geen MMT ter plaatse. Een reanimatiecasus wordt volledig gedraaid door twee ambulanceteams. Het MMT is volledig ondersteunend aan de ambulancebemanning(en) die reeds ter plaatse zijn. Indicaties tot primaire inzet Medisch Mobiel Team zijn AB – problemen Luchtwegobstructie / inhalatietrauma C – problemen Hematothorax / harttamponnade D – problemen Bij trauma GCS < 8 of dalend / decompressie Specifieke problemen Kinderreanimatie / explosieletsel / penetrerend letsel in thorax of romp / … Rampenmanagement De ambulancebemanning heeft een belangrijke rol bij grote incidenten en calamiteiten. Hiervoor is een protocol ontwikkeld (eerste ambulance). Dit gebeurt dan in samenwerking met de GHOR Spoedgevallen jaargang 2010 nr 3
In 1983 is er door het American College of Surgeons Committee on Trauma (ACS/COT) en de National Association of Emergency Medical Technicians (NAEMT) een ATLSachtige cursus ontwikkeld voor de vele prehospitale hulpverleners die geen arts waren. Ondertussen wordt de cursus in 37 landen gegeven en zijn er bijna een half miljoen hulpverleners getraind. Sinds 10 jaar wordt de cursus ook gegeven in Nederland en is het, samen met de SOSA opleiding, een verplichte opleiding die iedere ambulanceverpleegkundige en –chauffeur moet volgen. Het is een tweedaagse cursus die gegeven wordt door PHTLS instructeurs. Zes weken voor aanvang van de cursus ontvang je het (Nederlandstalige) PHTLS boek. Dit boek moet je bestuderen alvorens naar de cursus te gaan. De eerste dag start met een korte inleiding over het ontstaan van de cursus en een voorstelronde door alle instructeurs. Nadien is er een schriftelijke test en een praktijkcasus (Rapid Extrication met gebruik van sling). De rest van de ochtend wordt gevuld met verschillende presentaties met als onderwerpen “Kinematica”, ”Airway management”, “Shock en vloeistofresuscitatie”, “Neurotrauma”, … De rest van de dag wordt ingevuld met workshops. Hier ligt de nadruk voornamelijk op het oefenen van deelvaardigheden zoals ABCD beoordeling, het gebruik van de nekspalk, de wervelplank, airwaymanagement, gebruik van sling bij rapid extrication. De tweede dag start met presentaties omtrent specifieke patiënten groepen binnen de traumatologie (brandwonden, kinderen, ouderen en trauma, …) waarna de rest van de ochtend geoefend kan worden. Nadien is er een schriftelijk examen (50 vragen) waar men minimaal 80% op moet scoren en een praktijkexamen waar men tijdens een casus de ABCD systematiek, verschillende deelvaardigheden en communicatie met collega’s en ziekenhuis moet laten zien. Zowel het schriftelijk examen als het praktijkexamen moet men goed afsluiten voordat men zich PHTLS provider mag noemen. ABCD systematiek Belangrijkste aandachtspunten zijn de ABCD systematiek en de beslissing tot snel vervoer - 20 -
op basis van ABCD afwijkingen (Scoop en Run (tegenwoordig sweap and treath)) en of het ter plaatse starten met de initiële behandeling (stay and play). Bij de eerste benadering van het traumaslachtoffer wil je, in heel korte tijd, een idee krijgen over (mogelijke) problemen en de ernst hiervan. Via de ABCD systematiek kom je daar snel achter en start je ook onmiddellijk de behandeling/stabilisatie van deze problemen. De stelling “Threath first what kills first” ligt aan de grondslag van deze systematiek. De benadering van het traumaslachtoffer is dan ook onderverdeeld in 2 grote onderdelen, we spreken over de Primairy survey en de Secundairy survey. In de ambulancewereld wordt deze ABCD voorafgegaan door twee andere onderdelen, namelijk de V van VEILIGHEID en de L van LEES HET ONGEVAL.
Medication → Gebruikt de patient medicatie ? Past Illness → (Relevante) medische voorgeschiedenis Last meal → Op welk tijdstip heeft de patient zijn laatste maaltijd gehad ? Event → Wat is er gebeurd? Alle problemen die in de secundary survey gevonden worden, worden zo mogelijk behandeld. De patiënt wordt klaargemaakt voor vertrek naar het ziekenhuis met de beste opvangmogelijkheden voor het betreffende letsel/probleem. Ook deze patient wordt voorgemeld aan het ziekenhuis met behulp van de MIST systematiek. De overdracht van de patiënt gebeurt met behulp van de ABCD systematiek.
Exposure / environmental control Tijdens deze fase wordt er aandacht besteed aan de omgeving waarin de patiënt zich bevindt. Zoals reeds uitgebreid bekend is hypothermie zeer slecht voor de overleving van de traumapatiënt. Indien er tijdens de primary survey een probleem wordt gevonden, heeft de patiënt levensbedreigend letsel. Dit is een reden om over te gaan tot snel vervoer. Enkel de allerbelangrijkste handelingen worden dan nog uitgevoerd, dit zijn het spalken van de nek, het gebruik van de wervelplank en het toedienen van zuurstof. Het plaatsen van een infuus en eventueel toedienen van medicatie kan gebeuren tijdens het vervoer. Al deze patiënten worden voorgemeld bij het desbetreffende traumacentrum met behulp van MIST. Mechanism of injury → Wat is er gebeurd, wat is de oorzaak en mechanisme van het letsel Injury → Letsels Signs → Vitale functies (hartfrequentie, bloeddruk, …) Treathment → Ingestelde behandeling Indien er geen problemen worden gevonden in de primary survey kan men overgaan tot de secundary survey. Deze begint met het uitvragen van de AMPLE, nadien een volledig lichamelijk onderzoek met op regelmatige tijdstippen een re-evaluatie van ABCD. Allergies → met allergieën ?
Is de patient bekend
Spoedgevallen jaargang 2010 nr 3
- 21 -
AIRWAY
CONTROLE Mondinspectie Hoorbare ademhaling ?
PROBLEMEN Gedeeltelijke volledige obstructie
CWK
Lichamelijk onderzoek
Letsel CWK
Manuele fixatie Nekspalk en manuele fixatie Nekspalk, head blocks en wervelplank
BREATHING
Thoraxexcursies AH frequentie en diepte Hulpademhalingsspieren Buikademhaling Auscultatie Percussie Controle pulsaties (frequentie, krachtigheid) Uitwendige bloedingen Huidskleur Huidtemperatuur
Apnoe Bradypnoe Tachypnoe Pneumothorax Hematothorax Spanningspneumothorax Geen circulatie Shock Normale circulatie
Zuurstof toediening Masker ballon beademing en ET intubatie Ontlasten spanningspneumothorax
AVPU Pupilcontrole
Alert Verbale reactie Reactie op pijn Geen reactie Anisocorie
Glucose corrigeren
CIRCULATION
DISABILITY
Spoedgevallen jaargang 2010 nr 3
of
BEHANDELING Trauma jaw thrust Uitzuigen Mayo/guedel tube Endotracheale intubatie Naaldconiotomie
Opstarten reanimatie (ethisch verantwoord) Stelpen uitwendige bloedingen Vocht toedienen (permissive hypotension) Defibrillatie, cardioversie, externe pacing
- 22 -
Nieuwe CPR-richtlijnen 2010 ERC Geert Berden Christian Gilot Koen De Ridder
Vernieuwde reanimatierichtlijnen 2010: een aanzet tot korte Nederlandstalige synthese van de samenvatting , meer info http://www.cprguidelines.eu/2010/ Uitwendige Hartmassage (UHM) dient minimaal (nog minder dan vroeger) onderbroken. Er wordt hierbij ook bv. voortgedaan tijdens het laden van defibrillatoren, niet langer dan vijf seconden onderbreken bij het defibrilleren. Veiligheid blijft belangrijk maar het risico van rechtstreeks contact met een patiënt die gedefibrilleerd wordt, wordt afgezwakt (zeker met handschoenen aan). BLS: ¾ ¾
het belang v telefoon-instructies en implementatie CPR wordt onderstreept niet geoefende hulpverleners verstrekken enkel UHM, geoefende hulpverleners trachten ook te ventileren
¾
hulpmiddelen, toestellen die feedback geven over de kwaliteit van de reanimatie worden meer aangemoedigd in gebruik (voor alle duidelijkheid… de 30/2 –sequenties blijven aangehouden) AED / Defibrillatie / Cardioversie en Pacing •
•
•
Steeds direct analyseren en desgevallend dadelijk defibrilleren. Er dient niet meer gemasseerd te worden bij een hartstilstand die niet getuigd werd en waar er geen UHM werd verstrekt voor aankomst en opstart procedure. in de OK en Cathlab –setting kunnen 3 direct na elkaar defibrillaties overwogen worden bij getuigde arrests verdere ontwikkeling van AEDprogramma ’s wordt aanbevolen (publieke en residentiële gelegenheden)
-
-
-
-
-
-
-
-
ALS Spoedgevallen jaargang 2010 nr 3
het belang van vroegtijdige detectie van patienten die ernstig achteruit gaan wordt aanvullend beklemtoond (EWS !) de precordiale slag wordt niet meer aanbevolen atropine wordt niet meer gebruikt in de reanimatie-schema‘s (asystolie en PEA) na de derde defib: o adrenaline 1mg om de 3 tot 5 minuten EN o 300mg Amiodarone de endotracheale toegangsweg voor medicatie tijdens reanimatie wordt verlaten => nog enkel IV of intra-osseus er wordt minder sterk accent gelegd op (vroegtijdige) endotracheale intubatie capnografie wordt in stijgende mate aanbevolen (vooral ter bevestiging van de correcte positionering ET) specifiek aangepaste behandeldiagrammen bradycardie (Atropine, pacing e.a.) en tachycardie (// breedte en regelmaat) erkenning van de mogelijkheden ultrasone toepassing (onderzoek) tijdens ALS de gevaren van hyperoxemie na ROSC (terugkeer van de spontane circulatie) worden onderstreept. Asap wanneer zuurstofsaturatie kan gemeten laten we ons bij de zuurstofverstrekking door deze parameter aansturen voor de zuurstofdosering (streefwaarde 94-98% SaO2) sterker accent op 12-lead ECG er wordt duidelijk geijverd voor een verbeterd zorgbeleid na geslaagde reanimatie: o hypothermie ! o geïndiceerde cathlabinterventie o glucose-beleid er wordt in toenemende mate getwijfeld aan de voorspellende waarde van - 23 -
voordien aanvaarde voorspellende indicatoren…
uitkomst•
ACS = beleid Acuut Coronair Syndroom (beleid hartinfarct en borstkaspijn) ¾ ¾
¾ ¾ ¾ ¾
¾ ¾
¾
de term non-STEMI-ACS dekt nu ook de lading instabiele angina pectoris voorgeschiedenis, klinisch onderzoek, ECG-criteria, biomarkers en risico-scores kunnen op zich geen voldoende betrouwbaarheid versstrekken voor een vroegtijdig ontslagbeleid de rol v CPUs (Chest Pain Units) dient verder geklaard NSAIDs worden vermeden Nitraten mogen niet diagnostisch aangewend voorzichtiger zuurstofbeleid! Niet systematisch wegens risico’s hyperoxygenatie. Enkel bij hypoxie, dyspnoe, longoedeem acetyl salicylaten mogen breed toegepast, ook door leken herwerkt medicamenteus beleid voor plaatjes en stollingsmedicatie (en voor Gp IIb/IIIa inhibitoren) er is een duidelijk gerichter en ruimer cathlab-beleid beschreven!! Nabijgelegen ziekenhuizen mogen hiervoor nu duidelijk voorbijgereden (weloverwogen en samenwerkend strategisch uitgewerkt) en netwerking van ziekenhuizen in deze wordt aanbevolen. PIT!
•
Pasgeborenen -
-
-
-
¾ ¾
¾
•
¾
•
•
•
de klem-navel-tijd wordt gespecifieerd zuurstofverstrekking op geleide van zuurstofmeting (indien ok geen zuurstof extra tijdens cpr, enkel met omgevingslucht voldoende) wrap-instructies (onmiddellijk warm inpakken zonder drogen) voor prematuren van minder dan 28 weken 3 compr/1 beademing –schema blijft bij deze aanbevolen wachten met aspireren tot na de geboorte van het hoofdje aangepaste adrenaline dosis IV (+/- 20 microgram per kg lich-gew) of +/- 75microgram per kg via ET. bij deze toepassingsgroep blijkbaar toch nog de endotracheale verstrekkingsweg medicatie toegestaan ? ook bij deze toepassingsgroep kan hypothermie-therapie overwogen
Onderricht-instructies CPR
PLS Pediatrische Life Support (kinder en baby -reanimatie) er worden vragen gesteld rond de haalbaarheid van het binnen de 10 seconden controleren van de vitale tekens bij deze toepassingsgroep, doch wordt aanbevolen de tijd tot CPR hiertoe proberen te beperken leken of geoefende hulpverleners alleen: 30/2 twee vinger-techniek bij babies geoefende hulpverleners met meerderen: o 5 initial breaths / 15/2 hartmassage/breaths o twee duimen bij babies belangrijk om bij deze verhoogde aandacht te geven (zo mogelijk en
respiratoire probleem-basis) op de beademing de frequentie v UHM bij deze is +100 tot max 120 /min AED blijft in principe geïndiceerd vanaf 1 jaar, maar mag bij uitzonderingsituaties jonger (liefst met toestellen aangepast aan kinderen)
¾ ¾ ¾
het CPR-onderricht dient geëvalueerd stimuleren van auto-didactische CPRinstructie via PC en video met praktische oefencombinatie burgers proberen zo ruim mogelijk CPRtraining te geven CPR-vaardigheden nemen af na 3 tot 6 maanden niet meer onderhouden… Regelmatige oefening is aangewezen reanimatie-feedback hulpmiddelen zijn aanbevolen consequentere(de)briefing inzake reanimatietechnieken is wenselijk meer studie naar het domein van opleiding en patiënten-uitkomst inzake reanimatie Zie ook website VVVS www.vvvs.be en Website ERC www.erc.edu
Spoedgevallen jaargang 2010 nr 3
- 24 -
Spoedgevallen jaargang 2010 nr 3
- 25 -
Spoedgevallen jaargang 2010 nr 3
- 26 -