ISSN 1376 - 7801
SPOEDGEVALLEN
Vlaamse Vereniging Verpleegkundigen Spoedgevallenzorg vzw.
www.vvvs.be
Driemaandelijks Tijdschrift
Jaargang 2012 - 31 Nr. 2
V.U. Lauwaert Door, Briel 115, 9340 Smetlede
Spoedgevallen 2012 nr 2
REDACTIE SPOEDGEVALLEN Hoofdredacteur Door Lauwaert Redactieleden Geert Berden Marc Van Bouwelen Jurgen Dehaes V.V.V.S. Bestuur Voorzitter Door Lauwaert Erevoorzitter Marc Weeghmans Ondervoorzitter Christian Gilot Secretaris Geert Berden Penningmeester Patrick Dagnelie Bestuursleden Rita De Cock Marc Van Bouwelen Nicole Reynders Geert Van Iseghem Patrick Dagnelie Philippe Fortain Anna Bueken Koen De Ridder Ingrid Laes Johan De Knock Jurgen Dehaes Secretariaat Geert Berden J.S. Bachlaan 11 bus 01.03 B-3500 Hasselt Tel/Fax : 011/59.70.75 @:
[email protected] Ledenadministratie AZ Monica Spoedgevallen / Patrick Dagnelie Florent Pauwelslei 1 2100 Deurne Tel : 03/320 57 02 @:
[email protected]
SPOEDGEVALLEN Vlaamse Vereniging van Verpleegkundigen Spoedgevallenzorg vzw.
INHOUD Redactioneel
3
Aankondiging congres VVVS 2013
4
De verpleegkundige werklast op spoedgevallendiensten in Vlaanderen: op zoek naar de gemeenschappelijke noemer Steluta Jordache Monique Elseviers
5
Nieuwe MUG voor het Jan Yperman ziekenhuis Koen De Ridder
16
Verslag Studiedag afstudeerprojecten PHL juni 2012 BaNaBa Spoed en IZ Geert Berden
20
Wat leeft er in de wetstraat?
23
Voor U gelezen
25
VUV Nieuws
26
Agenda
28
Lidmaatschap Student: € 20 Lid: € 30 Instelling: € 90 Student BaNaBa: gratis Juiste bedrag over te maken op VVVS-rekening : Fortis Bank 001-1165249-64 BIC GEBABEBB/IBAN BE29 001 11652 4964
Spoedgevallen 2012 nr 2
Redactioneel Geachte lezers, Ondanks vakantietijd hebben we bij de VVVS helemaal niet stilgezeten. Het volledige programma voor het komende symposium te Scherpenheuvel op 29 januari 2013 werd immers klaargestoomd. In dit nummer vindt U het programma en binnenkort worden de inschrijvingsformulieren bezorgd. De bepaling van de verpleegkundige werklast op Spoedgevallendiensten was en is voor de VVVS altijd een belangrijk thema. In 2008 hebben we dan ook de kans gegrepen om samen met de Universiteit Antwerpen dit thema te onderzoeken en deze werklast in kaart te brengen. Verschillende collega’s van Vlaamse Spoedgevallendiensten hebben aan dit onderzoek meegewerkt waarvoor deze natuurlijk niet genoeg kunnen bedankt worden. U vindt in dit nummer als hoofdartikel de samenvatting van dit onderzoek. Hopelijk heeft U genoten of geniet U nog even van een deugddoende vakantie!
Veel leesgenot.
Door Lauwaert
Spoedgevallen 2012 nr 2
3
PROGRAMMA SYMPOSIUM VVVS 29 JANUARI 2013 – DEN EGGER SCHERPENHEUVEL
VER
DAC HT ?
FORENSISCHE ASPECTEN BINNEN DE SPOEDGEVALLENZORG 09.00 u.
Welkomstwoord door de voorzitter
09.15 – 09.35 u.
Wat is forensische geneeskunde op spoedgevallen?
09.35 – 10.30 u.
“Verdachte Spoedgevallenzorg”
10.30 – 11.00 u.
Herkennen van een misdrijf en sporenbeveiliging
11.00 – 11.30 u.
Koffiepauze
11.30 – 12.00 u.
Wetgeving rond ontoerekeningsvatbaarheid: collocatieprocedure, fixatiebeleid, wettelijke zelfverdediging.
12.00 – 12.30 u.
Professionele houding hulpverlener naar een slachtoffer/dader/omstaanders/ pers.
12.30 – 13.45 u.
Middagpauze
13.45 – 14.00 u.
Algemene Ledenvergadering
14.00 – 14.30 u.
Seksuele agressie
14.30 – 14.50 u.
Oudermishandeling
14.50 – 15.10 u.
Kindermishandeling
15.10 – 15.45 u.
Koffiepauze
15.45 – 16.10 u.
Drugs: herkenning en productinfo
16.10 – 16.35 u.
Waardig afscheid nemen bij verdacht overlijden.
16.35 – 17.00 u.
Vraagstelling en afsluiten symposium
Spoedgevallen 2012 nr 2
4
De verpleegkundige werklast op spoedgevallendiensten in Vlaanderen: op zoek naar de gemeenschappelijke noemer Steluta Jordache, MScN, BN Monique Elseviers, MSc, PhD Universiteit Antwerpen, Centre of Research and Innovation in Care (CRIC)
Abstract Introductie. Er is nood aan een aangepast meetinstrument om de verpleegkundige activiteiten op spoedafdelingen in kaart te brengen. Doelstelling. Op basis van een specifiek werklastinstrument werden de spoeddiensten in Vlaanderen met elkaar vergeleken wat betreft hun patiëntenkenmerken en verpleegkundige werklast. Methode. Er werd een instrument ontwikkeld om de verpleegkundige verrichtingen op spoed te meten, opgesplitst in patiëntgebonden handelingen, niet patiëntgebonden handelingen en niet- spoeddienst gebonden opdrachten. Datacollectie werd uitgevoerd bij alle patiënten die zich aanboden op spoed op zeven opeenvolgende dagen. De zorgafhankelijkheid van de patiënten, de demografische en de administratieve gegevens werden telkens verzameld. Resultaten. Benchmarking toonde grote verschillen op alle werklastparameters tussen de spoeddiensten in Vlaanderen. Introductie De verpleegkundige activiteit op de zorgafdelingen is een belangrijke parameter voor het gezondheidsbeleid. Deze stelt de ziekenhuizen in staat in te spelen op de variaties in specifieke zorgbehoeften. Tevens vormt de verpleegactiviteit een referentiekader voor de bijkomende financiering van de ziekenhuizen1,2. Hiervoor werd in 2008 het MV-MZG- instrument geïntroduceerd3. De algemene MV-MZG slaagde er echter niet in om de activiteiten op spoedafdelingen op een degelijke manier in kaart te brengen doordat er geen rekening werd gehouden met de specificiteit van de verpleegkundige activiteiten op een spoedafdeling. Kenmerkend voor de spoedgevallendiensten is enerzijds de verscheidenheid, zowel van de pathologieën en de medische specialismen, alsook van de acuutheidsgraad en complexiteit van de zorgvraag. Ook is er geen minimale werkuniformiteit of -routine omwille van de grote patiënt turnover, wat in verschillende onderzoeken als extra werklast werd gevonden 4. Anderzijds is de onvoorspelbaarheid van het werkvolume inherent aan de spoedunits 5, daar deze geen maximum capaciteit voor hun zorgaanbod kennen. Bovendien is er de stijgende tendens de spoeddiensten als eerste lijn te gebruiken waardoor de spoedeenheden verplicht worden veel tijd en middelen vrij te maken voor basis screeningsfuncties 6. Deze aspecten geven aan de verpleegkundige opdracht op de spoeddiensten een eigen karakter waardoor de werklast op spoed met de voorgestelde MV-MZG1- basisset niet objectief geëvalueerd kan worden. Op initiatief van de Vlaamse Vereniging Verpleegkundigen Spoedgevallenzorg (VVVS) en in samenwerking met de Vakgroep Verpleegwetenschappen van de Universiteit Antwerpen werd in 2008 een onderzoek gestart met als doel een specifiek werklastinstrument voor de spoedgevallendiensten te ontwikkelen. In dit artikel zal het meetinstrument gebruikt worden om de verschillen in de verpleegkundige werklast op de spoedgevallendiensten in Vlaanderen in kaart te brengen. 1
Minimale Verpleegkundige- Minimale Ziekenhuisgegevens Spoedgevallen 2012 nr 2
5
1.
Methode
De ontwikkeling van het meetinstrument verliep over twee opeenvolgende academiejaren (20082010). In samenwerking met de expertengroep van VVVS werd in het eerste jaar het werklastinstrument ontwikkeld op basis van een uitgebreide oplijsting van indicatoren voor de verpleegkundige activiteit op spoeddiensten. Deze werden volgens de literatuur 5,7,8 gerangschikt in directe en indirecte zorg (verder benoemd als patiëntgebonden respectievelijk niet- patiëntgebonden handelingen) en het niet-patiëntspecifieke werk uitgevoerd door spoedverpleegkundigen (verder benoemd als niet-spoeddienst-gebonden opdrachten). Tevens werd over de twee studiejaren de zorgafhankelijkheid van de patiënten geëvalueerd. Er werd hiervoor een bestaande meetschaal gebruikt, de Jones Dependency Tool. Dit is een gevalideerd instrument specifiek ontworpen om patienten op spoedgevallen in te delen volgens zorgafhankelijkheid gerelateerd aan een bepaalde graad van verpleegkundige werklast per categorie9,10. Meetinstrumenten 1.1 Het Patiëntgebonden handelingen (PGH) –instrument gaf de normale verpleegkundige activiteiten op spoedgevallendiensten weer die rechtstreeks contact met de patiënt en/of zijn familie impliceerden. Het betreft 41 activiteiten die ondergebracht werden in frequente handelingen (zijnde verrichtingen die de patiënt mogelijks meermaals krijgt, bv. controle parameters) en eenmalige handelingen (verrichtingen met eenmalige incidentie per patiënt, bv. intubatie). Een standaard tijd voor elke patiëntgebonden handeling werd in het eerste studiejaar vastgelegd op basis van het gemiddelde van gemeten tijden (10 a 30 tijdsmetingen per handeling per deelnemend centrum). Een klein aantal handelingen met lagere incidentie in de studieweek werden op basis van de gemeten tijden en consensus in de expertengroep van VVVS vastgelegd. 1.2 Het Niet patiëntgebonden handelingen (NPGH) –instrument hield de verpleegkundige taken in die directe zorg ondersteunden en die niet in de bijzijn van de patiënt en/of de familie werden uitgevoerd. Deze werden in zeven hoofdcategorieën gegroepeerd, namelijk: materiaalbeheer, toestellen gebruiksklaar maken, labo administratie, medicatiebeleid, patiëntenvervoer, communicatie en overleg en algemene patiëntenadministratie. Elke verpleegkundige registreerde tijdens de studieperiode de eigen tijd gespendeerd aan de NPGH per hoofdcategorie. 1.3 De Niet Spoeddienst gebonden opdrachten die door de spoedverpleegkundigen uitgevoerd werden, werden gesplitst in taken extern aan spoed (bv. interne reanimatie), poliklinische taken (bv. radiologie) en permanentie taken (bv. agressie oproepen). De gegevens werden per week/ weekend en per drie shiften (vroege, late, nacht) geregistreerd. Elke taak werd gescoord met 1 punt per shift. Een spoeddienst kreeg dus bijvoorbeeld 21 punten voor de poliklinische taak radiologie als deze extra taak 7 dagen op 7 en dat gedurende de 3 shiften diende uitgevoerd te worden door verpleegkundigen van de spoeddienst. 1.4 Jones Dependency Tool (JDT) bevat 38 items die in een matrix met zes domeinen op drie niveaus van zorgafhankelijkheid zijn geordend. De zes domeinen zijn: Communicatie, ABC , Mobiliteit, eten, drinken, uitscheiding en persoonlijke verzorging, Veiligheid, Gezondheid en sociale noden en Triage.10 Elk domein kan met een enige score geevalueerd worden (van 1minimaal of onafhankelijk van zorg tot 3- zwaar zorgafhankelijk), duidend op het hoogste niveau van elk domein waarbij item(s) van toepassing zijn voor de patiënt. De totale score wordt berekend door de som te maken van de zes domeinscores. Een patiënt kan een score behalen van minimum 6 tot maximum 18, onderverdeeld in vier afhankelijkheidscategorieën. Een totaalscore van 6-7 betekent een lage afhankelijkheid, van 8-12 een matige afhankelijkheid, van 13-15 een hoge afhankelijkheid en een score van 16-18 betekent dat de patiënt totaal afhankelijk van de zorg is 10. Alle meetinstrumenten werden als checklisten aangeboden. Datacollectie spoedgevallen 2012 nr 2
6
Uitgebreide datacollectie binnen een geselecteerde groep van Vlaamse spoedafdelingen werd over beide academiejaren verricht (2008-2010). Per studiejaar werden gedurende zeven opeenvolgende volledige dagen (24/24h) voor elke patiënt die zich op spoedgevallendienst aanmeldde de demografische en administratieve gegevens, de frequentie of het voorkomen van de patiëntgebonden handelingen (PGH) alsook de zorgafhankelijkheid geregistreerd. Tevens scoorden elke verpleegkundige van dienst tijdens deze studieweek hun niet-patiëntgebonden handelingen (NPGH) per gewerkte dag. Data over de niet- spoeddienst gebonden opdrachten die ten laste van spoedverpleegkundigen waren, werden via de hoofdverpleegkundigen verzameld. 2.
Resultaten
Het ontwikkelde werklastinstrument werd in het eerste studiejaar op een sample van 3024 patiënten en 136 verpleegkundigen van 7 spoedgevallendiensten van Vlaanderen uitgetest. In het tweede validatiejaar namen 7442 patiënten en 390 verpleegkundigen deel, behorend tot 18 spoedgevallendiensten van Vlaanderen die alle categorieën ziekenhuizen vertegenwoordigden (universitaire en niet-universitaire, grote en kleine, stedelijke en landelijke). In dit rapport werden data van het tweede studiejaar gebruikt. 2.1 Demografische gegevens Het aantal patiënten die zich in de studieweek op spoeddiensten aanboden varieerde tussen 250 en 841 per centrum. De gemiddelde leeftijd van de totale populatie was 41 jaar (SD 26) 2. Deze verschilde significant tussen de deelnemende centra en varieerde van een gemiddelde van 36 jaar (SD 25) tot 52 jaar (SD 26) (p< .001). 2.2 Hospitalisatie De patiënten die zich aanmeldden op spoed werden voor 35% gehospitaliseerd (n= 6704). Dit procent verschilde significant per centrum en varieerde tussen 22% en 59% (Figuur 1). 2.3 Verblijf op spoed Voor de totale populatie (n= 7401) bedroeg de gemiddelde verblijfduur op spoeddienst 2: 36u (SD 3:00u) per patient. Dit varieerde significant per centrum tussen 1:30u (SD 1:30u) en 4:19u (SD 4:37u) (Figuur 2). Gemiddeld verbleven de gehospitaliseerde patiënten meer dan tweemaal zo lang op de spoeddienst dan de ambulante patiënten [4:12u (SD 4;01u) versus 1:54u (SD 2:00u), p< .001]. 2.4 De zorgafhankelijkheid (JDT) 61 % van de totale populatie had een laag afhankelijkheidsniveau, 33% van de patiënten waren middelmatig zorgafhankelijk , 4 % vertoonden een hoog niveau van zorgafhankelijkheid en 2% van de patiënten waren totaal afhankelijk van de zorg. De vier afhankelijkheidscategorieën werden in Figuur 3 per centrum procentueel voorgesteld. Op te merken waren de grote verschillen tussen de centra omtrent de lage en de middelmatige zorgafhankelijkheid (p< .001). 2.5 De patiëntgebonden handelingen De gemiddelde duur van de patiëntgebonden handelingen was voor de totale populatie 0:31u (SD 0:36u). De duur van de PGH varieerde significant van 0:22u (SD 0:28u) tot 0:44u (SD 0:45u) per centrum (Figuur 4). 2.6 De niet -patiëntgebonden handelingen Algemeen spendeerden de verpleegkundigen aan de NPGH gemiddeld 0:48u per patiënt. Dit kwam overeen met gemiddeld 59% van de samengetelde directe en indirecte zorg per patiënt. Ook hierbij differentieerden de centra zich significant t.o.v. elkaar met een gemiddelde duur 2
Standaard deviatie spoedgevallen 2012 nr 2
7
van de NPGH per patiënt tussen 0:17u (SD 0:01u) en 1:21u (SD 0:22u), en een aandeel van de NPGH in de samengetelde directe en indirecte zorg tussen 30% en 73% (Figuur 5). 2.7 De delegeerbare NPGH Wij selecteerden uit de NPGH de categoriën van werkzaamheden materiaalbeheer en patiëntenvervoer, als delegeerbare verpleegkundige handelingen die ook door andere minder geschoold (hulp)personeel zouden kunnen uitgevoerd worden. In Figuur 6 werden deze delegeerbare handelingen tegenover de strikt verpleegkundige handelingen geplaatst. Ook bij het procentuele aandeel van de delegeerbare NPGH verrichtingen werden significante verschillen tussen de centra waargenomen (p< .001) (Figuur 6). 2.8 De Niet Spoeddienst- gebonden opdrachten Wij merkten significante verschillen tussen de centra betreffende de niet spoeddienstgebonden opdrachten waarmee de spoeddiensten waren belast (range 28- 183 punten, Figuur 7). Alle spoeddiensten dienden taken extern aan spoed uit te voeren. Alle spoeddiensten, behalve een, verrichtten ook permanentietaken. Poliklinische taken dienden door minder dan de helft van de deelnemende diensten uitgevoerd te worden. (Figuur 7). 3.
Discussie
Dit onderzoek trachtte de spoeddiensten in Vlaanderen met elkaar te vergelijken wat betreft de verpleegkundige werklast. Hiervoor werd een instrument ontwikkeld op basis van de verpleegkundige verrichtingen op spoed opgesplitst in patiëntgebonden handelingen, niet- patiëntgebonden handelingen en niet- spoeddienst gebonden opdrachten. Wij vonden bij de spoeddiensten grote verschillen op verscheidene aspecten die verband houden met de werklast. Met het oog op kwaliteitsverbetering zullen wij deze aspecten vanuit het veranderingsperspectief bespreken. De leeftijd en de JDT zijn patiëntgerelateerde parameters die niet vatbaar zijn voor wijzigingen. De zorgafhankelijkheid spiegelt de zorgbehoefte weer die de verpleegkundige activiteit genereert 9 en wordt in de literatuur alleen of in combinatie met andere indicatoren gebruikt om de verpleegkundige werklast te benaderen 11-13. Samen met de leeftijd beschrijft de zorgafhankelijkheid het patiëntenprofiel van de centra dat sterk verbonden is met de directe zorg. Het aantal patiënten per centrum, de hospitalisatie en de duur van de PGH zijn ook patiëntgerelateerde parameters en daardoor lijken ze onveranderlijk te zijn. Toch blijken deze in een bepaalde mate beïnvloedbaar te zijn. Het lage hospitalisatieprocent in sommige centra suggereert een hoog gebruik van de spoeddienst als eerstelijnszorg. Hierbij zou een pre-hospital screening het aanbod van patiënten op de spoeddienst kunnen verminderen. Dit zou impliciet leiden tot het beter beheren van de werkprocessen op spoed. De gemiddelde duur van de PGH per patiënt bracht tevens grote verschillen tussen de centra in kaart. De directe zorg kon langer duren omwille van patiëntenkenmerken zoals complexe diagnoses, hoge zorgafhankelijkheid of hoge leeftijd. Efficiëntere ziekenhuisorganisatie had hierbij ook van invloed kunnen zijn. Een vlottere samenwerking met andere diensten (bv. labo, radiologie of de opnameafdeling bij hospitalisatie van de spoedpatiënten) had tot een korter verblijf op spoed kunnen leiden en mogelijk tot minder handelingen op de spoeddienst. De variatie in de duur van de directe zorg kan ook gedeeltelijk toegeschreven worden aan het al dan niet gebruiken van bepaalde afdelingsprotocols, zoals het herhalen van bepaalde handelingen (vb parameterscontrole) bij een vastgelegd tijdsinterval. Dit toont handelswijzen waarbij het lokale kwaliteitsbeleid de duur van de directe zorg kan beïnvloeden en wijst op het nut van een voorzichtige interpretatie van de directe zorg vanuit de balans tussen efficiëntie en kwaliteit. Naast de PGH brachten de NPGH gegevens een beeld van het zeer diverse en belangrijke werkaandeel dat uitgevoerd wordt naast de rechtstreekse zorg aan de patiënt. Samengeteld geven PGH en NPGH de verpleegkundige activiteit weer die volgens sommige auteurs specifiek aan de patiënt toe te schrijven is 14. spoedgevallen 2012 nr 2
8
De verschillen in gemiddelde tijd besteed aan NPGH waren sterk bepalend voor de geobserveerde verschillen tussen de centra betreffende de gemiddelde verhouding tussen de PGH en de NPGH per patient. Ook hier zou een betere lokale organisatie (o.a. infrastructuur, aanwezigheid van bepaalde faciliteiten, algemene administratie) mogelijks kunnen leiden tot een efficiëntere invulling van de taakbelasting. Anderzijds zou ook de samenstelling van het team hierbij bepalend kunnen zijn. Een team met gemixte competenties waarbij de delegeerbare niet-patiëntgebonden verpleegkundige handelingen door personeelsleden met lager kwalificatieniveau verricht worden (bv. logistieke hulp, verzorgende of administratief personeel) zou het verpleegkundig werkvolume kunnen verlagen. Met het oog op een efficiëntere benutting van de verpleegkundige competenties, zou het aangewezen zijn om een studie op te zetten naar de mogelijkheid om de delegeerbare verpleegkundige handelingen volgens functiedifferentiatie toe te wijzen. In functie van de werklast en de grootte van een spoedgevallendienst zou bepaald kunnen worden in hoeverre de delegeerbare verpleegkundige activiteit door personeel met lagere kwalificaties zou overgenomen kunnen worden. Hoewel de NPGH niet rechtstreeks aan het bed van de patiënt worden uitgevoerd, kan men ook hierbij niet uitsluiten dat de specifieke zorgbehoefte van een patiënt een rol speelt. Voor de patiënten met complexe pathologieën kunnen de NPGH langer duren door de bijzondere handelingen die moeten gesteld worden (o.a. het gebruik van verschillende toestellen, meerdere onderzoeken). Ook de duur van het verblijf van een patiënt op de spoeddienst is het resultaat van de interactie tussen verschillende patiënt- en ziekenhuisgerelateerde factoren. Eigen aan de patiënt is de zorgbehoefte. Voor de gehospitaliseerde patiënt bepaalt de zorgbehoefte of intense zorg op de spoeddienst wordt verricht voor stabilisatie van de klinische toestand versus snelle opname op de afdeling omwille van de specifieke problematiek. Tevens kan het lokale beleid betreffende het al dan niet uitvoeren van bepaalde onderzoeken op de spoeddienst zelf het verkregen resultaat beïnvloeden. Voor de ambulante patiënten is de zorgbehoefte bepalend voor de duur van de zorg op de spoeddienst alsook voor de wachttijd aangegeven bij triage op spoed. Hoewel de duur van het spoedverblijf gerelateerd is aan de zorgvraag, wijst de trage doorstromingvooral van de gehospitaliseerde patiënten- op minder coherente ondersteunende processen zoals de logistieke keten en de samenwerking met diagnose- en opnameafdelingen. In een hogere mate dan bij de andere parameters, is het vooral de werklast geassocieerd met nietspoeddienst gebonden taken die sterk afhankelijk is van de lokale ziekenhuisorganisatie. Hieromtrent namen we waar dat sommige spoeddiensten zwaar belast werden met zulke opdrachten. De permanentie taken zoals brandbestrijding of agressie oproepen hadden hierbij een groot aandeel. Anderzijds zouden sommige niet- spoeddienst gebonden taken zoals het opleiding geven of de interne reanimatie niet buiten de spoedgevallendiensten kunnen beschouwd worden. Vooral de (interne) reanimatie is ethisch gezien een opdracht voor de hulpverleners uit de kritische diensten, zijnde professionelen die expertise ontwikkelden door blootstelling aan kritische toestanden. Al deze aspecten tonen aan dat de verpleegkundige werklast op spoedgevallendiensten complex en veelzijdig is. Deze werd in kaart gebracht door benadering van de verschillende facetten vanuit verschillende perspectieven. De werklastparameters lieten ons toe de spoeddiensten ten opzichte van elkaar te plaatsen en hierdoor strategische vertrekpunten voor kwaliteitsverbetering aan te tonen. Nochtans maken de veelheid van de parameters, hun diverse aard, meetmogelijkheden en meeteenheden een globale vergelijking van de spoeddiensten moeilijk. Hierdoor dringt een uitdagende vraag zich nog steeds op: hoe zouden wij de gemeenschappelijke deler kunnen vinden? 4.
Conclusie
De verpleegkundige werklast op spoedgevallendiensten is een veelzijdig concept en kon in kaart gebracht worden door een veelzijdige benadering. Benchmarking was mogelijk en toonde grote verschillen tussen de spoeddiensten in Vlaanderen op alle werklastparameters. Globale vergelijking tussen de centra blijft moeilijk en vereist verder onderzoek.
spoedgevallen 2012 nr 2
9
Reference List 1. Federale overheidsdienst volksgezondheid veiligheid van de voedselketen en leefmilieu, 25 APRIL 2002. - Koninklijk besluit betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-05-2002 en tekstbijwerking tot 29-11-2011), Sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu, Belgie, (2002). 2. Sermeus W, Registratie van minimale verpleegkundige gegevens in de Belgische ziekenhuizen. Van concept tot implementatie, Acco, Leuven (België), (2007). 3. Federale overheidsdienst volksgezondheid veiligheid van de voedselketen en leefmilieu, 27 APRIL 2007. Koninklijk besluit houdende bepaling van de regels volgens welke bepaalde ziekenhuisgegevens moeten worden medegedeeld aan de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, in Belgisch Staatsblad, (2007). 4. Myny D, Van Hecke A, De Bacquer D, Verhaeghe S, Gobert M, Defloor T and Van Goubergen D, Determining a set of measurable and relevant factors affecting nursing workload in the acute care hospital setting: A cross-sectional study . International Journal of Nursing Studies (2011). 5. Carr A, GRASPing the nettle, the introduction of a workload measurement tool into an accident and emergency department. Accident & Emergency Nursing 2 :21-26 (1994). 6. Nawar E, Niska RW and Xu J, National Hospital Ambulatory Medical Care Survey: 2005 Emergency Department Summary , ed by Advance Data, Division of Health Care Statistics , (2007). 7. Hobgood C, Quattlebaum R, Leonard K, Flowers D and Sheen P, 254 The emergency department acuity index: A new method to predict emergency nursing bedside time. [Abstract]. Annals of Emergency Medicine 40 :S71 (2002). 8. De Jong AEE, Leeman J and Middelkop E, Development of a nursing workload measurement instrument in burn care. Burns 35 :942-948 (2009). 9. Crouch R and Williams S, Patient dependency in the emergency department (ED): reliability and validity of the Jones Dependency Tool (JDT). Accident & Emergency Nursing 14 :219-229 (2006). 10. O'Brien A and Benger J, Patient dependency in emergency care: do we have the nurses we need? Journal of Clinical Nursing 16 :2081-2087 (2007). 11. Needham J, Accuracy in workload measurement: a fact or fallacy? Journal of Nursing Management 5 :83-87 (1997). 12. Arthur T and James N, Determining nurse staffing levels: a critical review of the literature. J Adv Nurs 19 :558-565 (1994). 13. James C, Nursing precious resources. The Health Service Journal 101 :24-25 (1991). 14. Prescott P, Nursing Intensity: Needed Today for More than Staffing. Nursing Economic$ 9 :409-414 (1991).
spoedgevallen 2012 nr 2
10
spoedgevallen 2012 nr 2
11
spoedgevallen 2012 nr 2
12
spoedgevallen 2012 nr 2
13
spoedgevallen 2012 nr 2
14
spoedgevallen 2012 nr 2
15
Nieuwe MUG voor het Jan Yperman ziekenhuis Koen De Ridder, HoofdVPK Spoedgevallendienst Jan Yperman Ziekenhuis, Ieper
Figuur 1 MUG Ieper voor de spoedgevallendienst van het Jan Yperman Ziekenhuis Inleiding Op 30 maart werd het nieuwe MUG-voertuig van het Jan Yperman Ziekenhuis in dienst gesteld. Het Jan Yperman Ziekenhuis is een perifeer ziekenhuis met 500 bedden. Jaarlijks ontvangt de spoedgevallendienst ongeveer 20.000 ptn. Naast een MUG dienst (809 oproepen, 2011) heeft de spoedgevallendienst ook een eigen ziekenwagen (1625 oproepen, 2011). Omdat het vorige voertuig (Volvo XC 70 )meer dan 120.000 km op de teller en 6 jaar anciënniteit had, werd er beslist een nieuw voertuig aan te kopen. Voorwaarden waaraan het nieuwe voertuig moest voldoen: veilig, betrouwbaar en voldoende kofferruimte. Rijvaardigheidstraining Voor alle MUG verpleegkundigen werd een rijvaardigheidstraining georganiseerd. De 4,5 uur durende opleiding was meer dan een slipcursus. Er werd eerst 45 minuten theorie gegeven gevolgd door 3,5u praktijk. Theorie: De correcte zithouding & stuurhouding Snelheid en kinetische energie Prioritair rijden
spoedgevallen 2012 nr 2 16
Praktijk: De mogelijke stuurreacties van een wagen in een bocht op een glad wegdek (voorwiel-, achterwiel- en /of vierwielslippen) De remmethodes in noodsituaties + het principe van een noodstop op glad en stroef wegdek De invloed van de snelheid op de remafstand Visualisatie van de restsnelheid Het gebruik van ABS: voordelen – beperkingen Remmen & ontwijken van een hindernis op glad wegdek Info: http://voc-brugge.com Procedure prioritair rijden Het Jan Yperman Ziekenhuis heeft gekozen voor een procedure prioritair rijden om de veiligheid maximaal te verhogen. Naast algemene wettelijke bepalingen en dienstgebonden afspraken (vb. dragen veiligheidskledij nl. veiligheidsschoenen, interventie broek en jas, bediening ASTRID, wijze van terugkeren,…) werd er ook een snelheidslimitering vooropgesteld. Er werd niet gekozen voor een fysieke snelheidsbegrenzer gezien er soms een ongeval kan vermeden worden door extra snelheid (vb autosnelweg), maar voor een auditieve waarschuwing (biep) Voor elke zone geldt een indicatieve snelheidslimiet tijdens de uitruk. De bestuurder moet zich ten allen tijde aanpassen aan het verkeer (drukte) en de weersomstandigheden van het moment. Zone 30 → max .50km/u (= +20km/u) (1x biep) Zone 50 → max. 70mk/u (= + 20km/u) (1x biep) Zone 70 → max. 100km/u (= + 30 km/u) (1x biep) Zone 90 → max. 120 km/u( = + 30 km/u) (1x biep) (uitzondering Noorderring richting Poperinge max. 150 km/u bij droog weer en kalm verkeer) (1x biep) Autostrade → max .170km/u (= +50 km/u) (continue bieptoon) Snelheden worden geregistreerd door de fleetlogger in de MUG. Overtreden snelheden (snelheden)en veroorzaken ongevallen door te hoge snelheid of overtreden verkeersreglement = roekeloos rijgedrag. Verdere aandachtspunten worden vermeld; a)
Tijd wordt vooral verloren door een te lange vertrektijd. Deze is niet meer in te halen. Vertrek dus asap. b) Tijdswinst door extra snelheid is beperkt, deze seconden zijn bijna nooit outcome bepalend c) Door de aanwezigheid van een medisch team met de ziekenwagen is snelheid van transport van ondergeschikt belang – medische bijstand is het belangrijkste. (rustige wijze van terugrijden geeft comfort aan pt en medisch team) d) Boetes door eigen schuld (vb.overdreven snelheid bij niet-prioritair terugkeren, te snel door rood verkeerslicht) zijn voor eigen rekening e) Roekeloos rijgedrag (niet naleven van bovenstaande afspraken) wordt gemeld aan het diensthoofd MUG en de hoofdgeneesheer en heeft (prehospitaal) schorsing te gevolg.
Volvo XC 70 met Police pack Het nieuwe MUGvoertuig werd opnieuw een Volvo XC 70, gekocht bij de lokale dealer (Garage Volvo Willaert) maar met een extra optie aan: police pack. Deze wagen werd speciaal in Zweden ontworpen en wordt onder andere ook gebruikt bij de snelwegpolitie in binnen en buitenland. Voornaamste Police pack-opties zijn; extra versterkte ophanging gezien de uitrusting (materiaal) en ombouw van het voertuig (350 kg extra), karterplaat (extra bescherming bij nemen van vluchtheuvels), remmen van een R-versie, extra sterke 2e batterij en een lichte verhoging van het chassis. Verdere specificaties van de wagen; Diesel, 205pk, automaat, parkeersensoren.
Ombouw voertuig De belettering van de MUG-wagen gebeurde bij Letter Styl (Wielsbeke). Er werd gekozen voor een opvallende en originele belettering.
spoedgevallen 2012 nr 2 17
De verdere ombouw van de wagen vond plaats bij Autographe, Wavre. Na overleg met de spoedverpleegkundigen werd samen met het ervaren team van Autographe gezocht naar de beste indeling en gebruik van de kofferruimte.
Figuur 2 3D schets Autographe
Figuur 3 Inhoud kofferruimte MUG Ieper
Figuur 4 Indeling achterbank MUG Ieper
spoedgevallen 2012 nr 2 18
Signalisatie Er werd gekozen voor een Multi functionele LED lichtbalk van de firma Arisco (Deerlijk). Het werd de RX2700, een multicolor LED lichtbalk met verschillende functies; nl. blauwe LED rondom (met dag/nacht functie), directionele pijl, zijwaarts zoeklicht en werklicht vooraan werden in de lichtbalk geïntegreerd. Verder werd er gekozen voor LED’s in de kofferklep, in de grill vooraan, op de spiegels en een decklight (“viper”) achter de voorruit. Deze dubbel decklight LX is eerste wat opvalt in de achteruitkijkspiegel wanneer u voor deze wagen zou rijden. Voor het geluid werd gekozen voor 200Watt (2x 100Watt) wat het dubbele is van het klassieke. De Martinhoorn was een droom maar dit was technisch niet mogelijk om in de grill in te bouwen. Het geheel wordt aangestuurd via 8 knoppen MC8.
Fleetlogger Van de firma Rauwers werd een Fleetlogger aangekocht. Via deze zwarte doos kan de wagen gevolgd worden en kan een historiek opgevraagd worden. Rijroute, rittijden, (maximale) snelheden, gebruik signalisatie,… bijna alles wordt geregistreerd. De grote reden waarom dit werd aangekocht is weerom de veiligheid. Naast het wijzen van collega’s op onverantwoord rijgedrag geeft het toestel ook een signaal wanneer een aantal vooraf gestelde snelheidsgrenzen worden overschreden (zie eerder procedure prioritair rijden)
SDS to GPS De GPS coördinaten komen via de 100 centrale rechtstreeks in de GPS van de MUG (Deboosere Telecom). De geeft niet alleen extra tijdswinst maar geeft ook de mogelijkheid om plaatsen buiten de openbare weg te bereiken. (Vb. fietsknooppunten – wandelknooppunten) Meer info?
[email protected] www.autographe.be (ombouw) www.arisco.be (signalisatie) www.letterstyl.be (belettering) www.rauwers.be (fleetlogger) www.deboosere-telecom.be/ (navigatie)
Figuur 5 MUG Ieper
spoedgevallen 2012 nr 2 19
Verslag Studiedag afstudeerprojecten PHL juni 2012 BaNaBa Spoed en IZ Geert Berden, HoofdVPK Spoedgevallendienst St Trudo ZH, Sint Truiden
Geïnduceerde milde hypothermie extracorporeel toegepast in rea-setting: Doorheen de, zelfs nog in grote centra, soms twijfelende houding van specialisten is de toepassing van hypothermie een stijgend fenomeen. Dit lijkt meest performant toegepast door invasieve technieken, veeleer dan door oppervlakte koeling. De toepassing ervan is echter nog zo exemplarisch dat dit best wordt beperkt tot toepassing in grotere cathlab-centra waar frequentere indicatie en ervaring in deze? Toch wel alsmaar meer duidelijk relevant verbeterde cerebrale outcome na ROSC, belang duidelijke inclusie-criteria. Rekenkundige vaardigheden: Zijn onvoldoende beheerst door diverse medewerkers, verpleegkundigen in de zorg. Hierin dient meer opleiding en oefening aangeboden te worden. Bij delicate medicatieverstrekking best te dubbelchecken door collega / betrokken voorschrijvende arts. Verpleegkundigen scoren daarin beter na vervolgopleiding, opvallend positief resultaat voor zij die daarop getriggerd worden vanuit controlegroep in het onderzoek. Preventie van centraal veneuze catheter-infecties: Na confrontatie via sector-vergelijkende cijfers (Navigator) maakte de instelling geslaagde bijsturing en poster naar essentiële aandachtspunten in plaatsing en zorg centrale catheters. Zorgverleners werden ook gesensibiliseerd tot het elkaar (ook multidisciplinair) onderling aanspreken op wenselijk bij te sturen gedrag. Zou goed zijn in elke instelling periodisch te herhalen en uit te werken. Belang ontsmetting met een alcoholische iood-oplossing, goed zittende pu-film tot 7 dagen ter plaatse., leidingen 72 tot 96 u, handhygiëne, dracht masker en muts bij plaatsing, zorg. Orgaandonatie: Het in stijgende mate betrekken en sensibiliseren van (referentie-)verpleegkundigen orgaandonatie in ziekenhuizen heeft een positief effect op de bereidheid tot orgaandonatie en de resultaten daarbij. Verpleegkundige essentie en globale strategie daarbij in kaart brengen, ziekenhuis- en sector–breed. Aanbeveling opleiding workshop EDHEP hierbij voor ziekenhuismedewerkers. Best 2 referentieverpleegkundigen minstens voor elk ziekenhuis, voornamelijk vanuit IZ (ev OK, SPGD). Minimaal overzichtelijke info op betrokken afdelingen. Longprotectieve ventilatie: Buikligging tijdens ventilatie blijkt vrijwel geen wetenschappelijk aantoonbare voordelen naar outcome te bieden. Wenselijkheid van duidelijke instructie en handleiding inzake ‘verpleegkundige aspecten ventilatie’. Hierin nog steeds geen overtuigend breed en gedragen antwoord/draagvlak in onze sector. In het verlengde daarvan de rake vraagstelling over al dan niet verpleegkundige staande orders in deze, vooral tijdens afwezigheid van geneesheer-specialist, maar in de specialistische toepassing noodzakelijkheid dat de geneesheer-specialist aanwezig is en ingrijpt, dat ingrijpen niet wordt afgeschoven naar verpleegkundigen (ook niet met BBT IZ). Delirium:
spoedgevallen 2012 nr 2 20
Een delier is een psycho-organische stoornis. De oorzaak is lichamelijk (het disfunctioneren van de hersenen), maar de verschijnselen zijn psychisch. Deze uiten zich door verwarring, cognitieve problemen of door aandachtsstoornissen. De symptomen ontwikkelen zich in een korte periode en fluctueren in sterkte. Naast aandachts- en concentratieproblemen kunnen ook amnesie, waanideeën en hallucinaties optreden. Onderschat naar voorkomen. Ook op Spoedgevallendienst en IZ ! Beangstigende mortaliteitsimpact… Meer oog hiervoor hebben, ook de fasen IZ (SPGD) screenen van patiënten via CAM-instrument (globaal op SPGD, CAM ICU op IZ). Beleid daar naar aanpassen. Nuanceren van delier vs psychose. Therapie van (tijdig) verstrekken van Haldol. Daarbij ook meer aandacht zorgklimaat, dag/nacht–ritme en doving van lichten, voeding, mobilisatie, communicatie en ruimer. Ondervoeding bij gehospitaliseerden (IZ en ruimer): Aanzet tot een meer anticiperende houding in deze van zorgverleners (ook verpleegkundigen). Noodzaak tot de BMI in kaart te brengen tijdens hospitalisatie en anamnese. De helft van onze patienten zit in gevarenzone, ¼ is daadwerkelijk ondervoed (vrouwen meer dan mannen). Ook NRS daarbij in kaart brengen bij hospitalisatie (Nutritional risk screening) en concreet nutritieplan. EWS: Wordt in stijgende mate als fundamenteel belangrijk onderstreept binnen de sector, ook inhospitaal! Moeilijkheid daarbij om dit te vertalen in concreet verhoogd zorgbeleid. Impact daarbij naar zorg en instelling, verhoogde beschikbaarheid kritieke bedden en personeel. Accent op meer respiratoir monitoren en klinisch observeren van patiënten (en rapporteren). Bis Vista monitoring: Het in stijgende mate toepassen van neurologische monitoring van patiënten, binnen het IZ-midden, vooral naar de indicatie van gesedeerde neuro-patienten, penthotal-coma‘s, kinderen en post-rea. http://asrs.aspectms.com/Manuals/Vista/070-0074%20VISTA%20Op%20Man%20Dutch.pdf Bezoek-regeling op IZ: In Europa stijgt de overweging en weging naar het meer Scandinavisch model van bezoekregeling… Daarbij niet zozeer naar een continue bezoekgelegenheid maar duidelijk wel naar een meer ruimere en flexibele bezoek-gelegenheid. Verpleegkundigen hebben daarin de meest stroeve en minst bereidwillige houding?! Artsen minder stroef en meer bereidwillig ? Patiënten vragen geen continu bezoekgelegenheid, familie ook niet. Dus een pleidooi om een meer ruime en flexibele bezoekgelegenheid op IZ-diensten mogelijk te maken… 3x bvb één tot 2u per dag mogelijk te maken (of 2x één uur en 1x twee uur of variant) ? Daarbij bewakend (maar niet overdreven) organisatie, ziekenhuishygiënische aspecten, multiculturele elementen en individuele wenselijkheden en afgestemde informering. Uitruk-richtlijnen DGH: In stijgende mate als wenselijk en noodzakelijk geacht. Voor diverse betrokken functies en scenaria (ziekenwagen, PIT, MUG, klini). Ook daarbij noodzaak aan gestandaardiseerd materiaal en integrerende diverse guidelines ATLS, ALS e.a. Zo breed mogelijk binnen de sector toegepast (en niet wijzigend per ziekenhuis of dienst). Vpk aspecten pericard-drain: Bundeling van instructies voor verpleegkundigen in deze. Wenselijk, zeker in functie van incidentie. Ventilatoire ondersteuning zonder intubatie: Mogelijkheden, indicaties en beperkingen van deze. Met applicatie helm, gelaatsmasker of mond/neus – masker. Nuancering CPaP vs BiPap. Bevochtiging ? Comfort-zorg elementen naar pat. Afstemming en toetsing met diverse betrokken verantwoordelijken en betrokkenen. in de rand…
spoedgevallen 2012 nr 2 21
Zulke dagen geven een interessant overzicht van wat leeft binnen de sector en betrokken diensten/instellingen, dit wordt misschien nog sectorbreed door vele collega ’s onderschat en onvoldoende gewaardeerd. Nuancering literatuurlijsten en andere potentiële infobronnen is noodzakelijk. Gelijkmatige aanwezigheid en evenwicht: objectanten, lezers, promotoren e.a. Noodzakelijke afstemming studenten / leidinggevenden / anderen. Er blijft een stijgende behoefte naar strategische accenten daarbij in aanpak naar eigen dienst / sector en afstemming inhoud daarvan eindwerken waarbij ook persoonlijke visie van de student e.a.. Elementaire aspecten inhoud / inzet en beoordeling daarvan.
spoedgevallen 2012 nr 2 22
Wat leeft er in de wetstraat?
17/02/2012 De ministerraad heeft op voorstel van minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Laurette Onkelinx een ontwerp van koninklijk besluit* goedgekeurd dat de derdebetalersregeling invoert voor de ambulancekosten in geval van dringende geneeskundige hulpverlening. De patiënt betaalt dus enkel het remgeld aan de zorgverstrekker. Het ontwerp kreeg een positief advies van het Verzekeringscomité van het RIZIV en wordt voor advies aan de Raad van State overgemaakt. *tot wijziging van het kb van 10 oktober 1986 houdende uitvoering van art. 53, § 1, 9de lid van de wet betreffende de verplichte evrzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.
Het Koninklijk Besluit dd.FEDERALE 27 maartOVERHEIDSDIENST 2012 (BS 20/4/2012) bevat een aanpassing aan het artikel SOCIALE ZEKERHEID 25,3bis m.b.t. de spoedhonoraria en het dringendheidsupplement van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen in uitvoering van maatregelen uit25, het§ Medicomut-akkoord 2011 27 MAART 2012. - Koninklijk besluit tot wijziging van het artikel 3bis, van de bijlage bij het (zie bijlage). koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige Het verstrekkingen dringendheidsupplement voor de A-honoraria (verstrekking 590833) wordten verminderd van inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging uitkeringen C4 naar C2. Dit voor de C-honoraria (verstrekking 590855) wordt opgetrokken van C 4 naar C 5. Publicatie : 2012-04-20 Er wordt eveneens een cumulverbod ingesteld tussen de C-honoraria voor de consultatie van de ALBERT II, Koning der Belgen, bijgeroepen specialist in de spoedgevallendienst en het toezichthonorarium de eerste dag voor Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. volwassen patiënten. Als criterium wordt de leeftijd van 18 jaar (meerderjarigheid) gebruikt. Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, In gevolge het akkoord 2009 werden de sleutelwaarden voor beide verstrekkingen van het gecoördineerd op 14 juli 1994, op artikel § 1,Er gewijzigd bij de deze wettensupplementen van 20 december 1995, februari dringendheidsupplement nul 35, gezet. werd beslist terug in 22 te voeren 1998, 24 december 1999, 10 augustus 2001, 22 augustus 2002, 5 augustus 2003, 22 december 2003, juli met een differentiatie tussen dit van de aanwezige permanentiearts en dit van de specialist 9 die 2004, 27 april 2005 en 27 december 2005 en § 2, gewijzigd bij de wet van 20 december 1995, bij het zich hiervoor moet verplaatsen. Deze maatregelen worden genomen in uitvoering van de koninklijk besluit van het 25 april bekrachtigd bij degeneesheren-ziekenfondsen wet van 12 december 1997, en 2011. bij de wet van 10 maatregel onder punt1997, 4.3 van het akkoord augustus 2001; Het cumulverbod tussen de C-honoraria en het toezichtshonorarium worden genomen in Gelet op de bijlage bij het11/13 koninklijk van 14 geneesheren-ziekenfondsen september 1984 tot vaststelling2011. van de nomenclatuur van de uitvoering van punt van besluit het akkoord
geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen; Gelet op het voorstel van de Technische geneeskundige raad, gedaan tijdens zijn vergadering van 1 maart 2011; Gelet op het advies van de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle van het Rijksinstituut voor ziekteen invaliditeitsverzekering, gegeven op 1 maart 2011; Gelet op de beslissing van de Nationale commissie geneesheren-ziekenfondsen van 18 april 2011; Gelet op het advies van de Commissie voor Begrotingscontrole, gegeven op 11 mei 2011; Gelet op de beslissing van het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering van 23 mei 2011; Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 28 juli 2011; Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 19 januari 2012; Gelet op het voorafgaand onderzoek met betrekking tot noodzaak om een effectbeoordeling uit te voeren, waarin besloten wordt dat en effectbeoordeling niet vereist is; Gelet op advies 50.887/2 van de Raad van State, gegeven op 13 februari 2012, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973; Op de voordracht van de Minister van Sociale Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
spoedgevallen 2012 nr 2 23
Artikel 1. In artikel 25, § 3bis, van de bijlage bij het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, ingevoegd bij het koninklijk besluit van19 maart 2007, en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 9 februari 2009 en 17 december 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de betrekkelijke waarde "C 4" van de verstrekking 590833 wordt vervangen door "C 2"; b) de betrekkelijke waarde "C 4" van de verstrekking 590855 wordt vervangen door "C 5"; c) 3° van de toepassingsregels die volgen op de verstrekking 590855 wordt als volgt vervangen « 3° Voor patiënten die de leeftijd van 18 jaar bereikt hebben, mogen de toezichtshonoraria van artikel 25, § 1, van de dag van opname niet gecumuleerd worden met de verstrekkingen 590870, 590892, 590914, 590951, 590973 en 590995. » Art. 2. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na die waarin het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Art. 3. De Minister bevoegd voor Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit. Gegeven te Brussel, 27 maart 2012. ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en Federale Culturele Instellingen, Mevr. L. ONKELINX
Dit betekent: Het Koninklijk Besluit dd. 27 maart 2012 (BS 20/4/2012) bevat een aanpassing aan het artikel 25,3bis m.b.t. de spoedhonoraria en het dringendheidsupplement van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen in uitvoering van maatregelen uit het Medicomut-akkoord 2011 (zie hierboven). Het dringendheidsupplement voor de A-honoraria (verstrekking 590833) wordt verminderd van C4 naar C2. Dit voor de C-honoraria (verstrekking 590855) wordt opgetrokken van C 4 naar C 5. Er wordt eveneens een cumulverbod ingesteld tussen de C-honoraria voor de consultatie van de bijgeroepen specialist in de spoedgevallendienst en het toezichthonorarium de eerste dag voor volwassen patiënten. Als criterium wordt de leeftijd van 18 jaar (meerderjarigheid) gebruikt. In gevolge het akkoord 2009 werden de sleutelwaarden voor beide verstrekkingen van het dringendheidsupplement op nul gezet. Er werd beslist deze supplementen terug in te voeren met een differentiatie tussen dit van de aanwezige permanentiearts en dit van de specialist die zich hiervoor moet verplaatsen. Deze maatregelen worden genomen in uitvoering van de maatregel onder het punt 4.3 van het akkoord geneesheren-ziekenfondsen 2011. Het cumulverbod tussen de C-honoraria en het toezichtshonorarium worden genomen in uitvoering van punt 11/13 van het akkoord geneesheren-ziekenfondsen 2011.
Op 13/07/2012 ontvingen de ziekenhuisdirecties een omzendbrief van Minister Onkelincx. Deze brief handelt over het budget van financiële middelen op 1 juli 2012. – Wijziging van het KB van 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen. In het onderdeel B2 wordt onder B. een aanpassing ingevoerd van de financiering spoedgevallendiensten. De volledige tekst van de omzendbrief vindt U terug op de website van de VVVS (www.vvvs.be).
van
de
spoedgevallen 2012 nr 2 24
Voor U gelezen
Overlevingskansen beter door traumaheli
JAMA. 2012:307;1602-10 Patiënten met ernstig traumatisch letsel hebben betere overlevingskansen als een helikopter hen naar een traumacentrum vervoert dan wanneer een ziekenwagen hen vervoert. Deze conclusie trekken Samuel Galvagno van University of Maryland (VS) en collega’s op basis van hun retrospectieve cohortstudie. Uit een databank met informatie van meer dan 900 traumacentra verzamelden de onderzoekers gegevens uit de periode 2007-2009. Ruim 220.000 15-plussers met zeer ernstig stomp of penetrerend letsel maakten deel uit van de onderzoekspopulatie. De auteurs corrigeerden voor bekende confounders, zoals geslacht, leeftijd, vitale functies en ernst van de verwondingen. De databank bevatte geen informatie over de samenstelling van het traumateam. Ziekenhuizen verschilden onderling: ‘level 1’-traumacentra leverden 24 uur per dag de beste traumachirurgische zorg en spitsten zich toe op onderzoek, terwijl de meer kleinschalige ‘level 2’-traumacentra dezelfde zorg boden maar geen onderzoek doen. De traumahelikopter bracht 61.909 patiënten naar een traumacentrum en de ziekenwagen rukte 161.566 maal uit. Na aankomst in het ziekenhuis overleden 7813 (13%) lucht- en 17.775 (11%) landvervoerde patiënten. Helikopterpatiënten hadden echter hogere traumascores. Na een multivariate regressieanalyse bleek de overleving na luchttransport naar een ‘level 1’-centrum (156.511 patiënten) verbeterd ten opzichte van grondtransport ((OR): 1,16). Dit betekent dat een traumahelikopter 65 keer op moet stijgen om 1 leven te redden. Voor ‘level 2’-traumacentra (64.964 patiënten) gold een OR van 1,15, met een ‘number needed to treat’ van 69. De auteurs tonen aan dat helikoptertransport onafhankelijk geassocieerd is met verbeterde overlevingskansen voor zwaargewonden, maar pleiten ook voor studies die rekening houden met factoren, zoals crew-ervaring. In de VS staat het kostbare helikoptertransport al jaren ter discussie.
spoedgevallen 2012 nr 2 25
VUV Nieuws
Een nieuw competentieprofiel voor verpleegkundigen In het kader van haar plan om het beroep van verpleegkundige aantrekkelijker te maken , stelt Minister Onkelinx voor om een reflectie uit te voeren omtrent de competenties van verpleegkundigen: Beantwoorden de huidige competenties aan de noden van onze patiënten? En aan die van de patiënten van morgen? De Nationale Raad van de Verpleegkunde heeft hierop aan de overheid gevraagd om een onderzoek te verrichten rond het wenselijk beroepsprofiel voor een verpleegkundige verantwoordelijk voor algemene zorgen. Wat kunnen wij van hen binnen 10 jaar verwachten? Om op die vragen van de NRV te antwoorden, heeft de FOD Volksgezondheid een onderzoek gefinancierd dat de ontwikkeling van dat beroepsprofiel beoogt. Die onderzoeksequipe vraagt uw hulp, informatie van het terrein, om de reeds verzamelde informatie op basis van wetenschappelijke literatuur, aan te vullen. Daarom werkte ze een online enquête uit en nodigt ze u uit om deel te nemen. Enquete via www.vlaamseverpleegunie.net
De toekomst van de Vlaamse Verpleegunie Welke waarden binden onze leden? En waar zit onze verscheidenheid? Hoe werken we samen verder? Dat waren de vragen die de werkgroep Toekomst van de Vlaamse Verpleegunie uitzocht. Ze reflecteerde over de verdere missie voor de Vlaamse Verpleegunie, een missie die vertrekt van de waarden van alle leden met respect voor hun eigenheid. De Vlaamse Verpleegunie wil ook in de toekomst alle verpleegkundigen maximaal ondersteunen op het vlak van kennis en kwaliteit en wil een meerwaarde betekenen voor verpleegkundigen en patiënten, beroepsorganisaties en de overheid. De werkgroep vroeg aan Katrin Gillis, Verpleegkundige en studietrajectbegeleider in KaHo Sint- Lieven, om alle leden van de Vlaamse Verpleegunie, de 13 verschillende verpleegkundige beroepsorganisaties, te bevragen. Zij peilde naar de overeenkomsten en de verschillen tussen de verschillende beroepsorganisaties, vroeg naar de meerwaarde van het lidmaatschap bij de Vlaamse Verpleegunie en stelde een evolutie in structuur en werking voor. Katrin Gillis presenteerde tijdens de besturendag op woensdag 15 februari 2012 in het UZ Leuven de resultaten van haar bevraging en haar conclusies. Eén daarvan is een voorstel tot het opnemen van registratie en accreditatie door de Vlaamse Verpleegunie mits financiering door de overheid. Op de besturendag waren meerdere leden per vereniging aanwezig en kreeg de Vlaamse Verpleegunie nieuwe impulsen en een doorstart.
Agenda Vlaamse Verpleegunie -
3e Congres van de Vlaamse Verpleegunie: 5 februari 2013
-
Agenda ledenverenigingen
BelSECT
spoedgevallen 2012 nr 2 26
13de Internationale Symposium voor Perfusie: 29 september 2012 Derde Educatieve Avond: 21 november 2012 Informatie: www.belsect.be
BVPV Congres 'Ademen en beademen: Nurse action and answers': 1 december 2012, Genval Workshop 'Nieuwe verpleegkundige aspecten in pneumologie': 18 oktober 2012, AZ Bonheiden Informatie: www.bvpv-sbip.be
VBVK De operationeel leidinggevende, 29 en 30 november 2012, Mol Informatie: www.vbvk.be
VLAS Congres: 8 november 2012 Informatie: www.stomavlas.be
VVIZV 5de avondsymposium rond vorming op IZ: 22 november 2012 30ste jaarsymposium VVIZV: 23 november 2012 Informatie: www.vvizv.be
VVOV 30e Symposium: 30 en 31 mei 2013, Floréal te Blankenberge Informatie: www.vvov.info of www.operatieverpleegkundige.be
VVRO Erfelijkheid en kanker: 16 oktober 2012 Bijscholing over Titan (=Training Initiative on Thrombocytopenia, Anaemia and Neutropenia): 18 oktober 2012 29e Jaarcongres: 17 november 2012 Programma, informatie en inschrijvingen: www.vvro.be
spoedgevallen 2012 nr 2
27
Agenda
VVVS en AFIU organiseren in samenwerking met FOD Volksgezondheid op 04 oktober 2012 een studiedag voor leidinggevende verpleegkundigen Spoedgevallendiensten in het Militair Ziekenhuis NOH Titel: Onze dienst is veranderd, en de DGH? Programma volgt
INTERNATIONAAL
Emergency Medicine Association of Turkey Third Eurasian Congress on Emergency Medicine September 19th - 22nd, 2012, Rixos Sungate Port Royal Hotel, Antalya, Turkey
German Interdisciplinary Society for Accident & Emergency Medicine 7th Annual Meeting German Interdisciplinary Society for Accident & Emergency Medicine September 20th - 22nd, 2012, Berlin, Germany
spoedgevallen 2012 nr 2 28
European Society for Emergency Medicine (EuSEM) European Federation of National Societies of Emergency Medicine Emergency Physicians Association of Turkey (EPAT) EuSEM 2012 Congress
October 3rd - 6th, 2012, Susesi Hotel, Antalya, Turkey
European Society for Intensive Care Medicine LIVES 2012 October 13th - 17th, 2012 Centro de Congressos de Lisboa (CCL), Lisbon, Portugal
European Resuscitation Council Resuscitation 2012 October 18th - 20th, 2012, Hofburg Congress Centre, Vienna, Austria
African Federation for Emergency Medicine African Conference on Emergency Medicine Supporting Emergency Care Across Africa October 30th - November 1st, 2012 Accra International Convention Centre Accra, Ghana
spoedgevallen 2012 nr 2 29
spoedgevallen 2012 nr 2