Vlaamse Vereniging van Verpleegkundigen Spoedgevallenzorg v.z.w.
JG 20 - 2
Inhoudstafel - Redactioneel - NSAID's: een overzicht.. . - Gemeld - De Vraagbaak - Nieuwe MUG voor Mechelen - Procedure: Het meten van de lichaamstemperatuur bij kinderen - Een beschrijvende analyse van het Medicatie-Beheer opp diensten Spoedgevallenzorg in Limburg - Website - Voor u gelezen - In de kijker... - Wat leeft er in de Wetstraat? - Agenda 2001
http://www.vvvs.be/new/
Powered by Joomla!
Gegenereerd: 27 February, 2009, 10:53
Redactioneel Beste collega’s,
Iets later dan gepland ligt nummer 2 van jaargang 20 voor u... Zoals reeds verschillende malen aangehaald is het verzorgen van een goed artikelenaanbod géén eenvoudige opgave. Nederlandstalige artikels van enig niveau liggen nu éénmaal niet voor het grijpen! Het vertalen van anderstalige artikelen is daarenboven een zware, tijdrovende opdracht. Daarom heeft het bestuur, én de redactieraad besloten om vanaf volgend nummer een anderstalig artikel integraal in het tijdschrift te plaatsen voorafgegaan door een Nederlandstalig abstract. Dit bij wijze van experiment enerzijds, én anderzijds om het wetenschappelijk karakter van onze vereniging te onderstrepen. Dit betekent echter niet dat we de rubriek “Voor u gelezen” zullen afbouwen... Collega’s die een goed artikel hebben gelezen worden nog steeds uitgenodigd hiervan een synthese met de nodige referenties op te sturen. Verder zouden we in de toekomst themagericht willen gaan werken... Een nieuwe rubriek werd eveneens in het leven geroepen, namelijk “In de kijker...”. Hierin zullen we trachten u op de hoogte te houden van de activiteiten binnen de diverse werkgroepen en organisaties waarbij de V.V.V.S. betrokken is. Het is ook de bedoeling om via deze rubriek algemeen te informeren! We maken graag van de gelegenheid gebruik om personen die nog niet hebben hernieuwd aan te manen dit vandaag nog te doen! Na april worden de niet-hernieuwers geschrapt uit het actieve leden-bestand... Veel leesgenot, De redactie
Spoedgevallen 2001; 20: nr 2
30
NSAIDs : een overzicht... Origineel artikel
Vertaling & bewerking
: Non-steroidal anti-inflammatory drugs: clinical issues Jordan S. (MB BCh, PhD, PGE (FE)), White J. (MSc, RGN, BN, PGCE(FE) Nursing Standard. 15, 23, 45-52 : Johan P.A. Beullens - VPK spoed/iz - A.Z. St. Maarten - Campus Mechelen
Het doel van dit artikel is de kennis over NSAIDs te verbeteren en het gebruik ervan te herbekijken. De nadruk ligt, zoals gebruikelijk in de verpleegkundige praktijk, op het monitoren op nevenwerkingen en op patiënten educatie. Na het doornemen van dit artikel zou je in staat moeten zijn om: n De reden van voorschrijven van NSAIDs te verklaren. n Te verstaan waarom voorzichtig gebruik van deze middelen in bepaalde patiëntengroepen vereist is. n Aangepaste verpleegkundige acties te onder nemen om de efficiëntie van de therapie te controleren. n Verpleegkundige acties te ondernemen om neveneffecten te detecteren en te minimalise ren. n De voorzorgsmaatregels te beschrijven om interactie met geneesmiddelen te voorkomen.
Pyranocarboxyline zuur -Etodolac Indoleacetine zuren - Indometacin (Indocid) Sulindac (Clinoril)
Werking van NSAIDs
NSAIDs zijn onder meer dan 50 vormen beschikbaar en ze zijn bij de meest gebruikte therapeutische agentia (Rang et al 1999). Kader 1 geeft de categorieën van NSAIDs weer met voorbeelden van elk. Velen hiervan zijn vrij te koop in grootwarenhuizen, benzinestations, als zuiver NSAID of als mengproduct. Alle NSAIDs hebben neveneffecten, vooral bij oudere vrouwen. Geschat wordt dat NSAIDs verantwoordelijk zijn voor het jaarlijks overlijden van 1200 tot 2500 oudere patiënten in het Verenigd Koninkrijk (Blower et al 1997, Hawkey Kader 1. Types NSAIDs (met voorbeelden)
n n n n n n n
Gebruik van NSAIDs NSAIDs worden gebruikt om een scala aan dagelijkse ongemakken, zoals migraine, hoofdpijn, kwetsuren en dysmenorrhea te behandelen. Tevens worden zij voorgeschreven bij pijn en ontsteking ten gevolge van artritis en andere spier- en/of botaandoeningen, pijn of koorts bij kinderen en voor postoperatieve analgesie. Nochtans wordt door sommige autoriteiten gesuggereerd dat eenvoudige analgetica zoals paracetamol/ acetaminophen, even effectief, én veiliger kunnen zijn bij oudere patiënten met osteoarthritis (Dieppe et al 1993). Samen met paracetamol kunnen NSAIDs, vaak in combinatie met opiaten, bruikbaar zijn in het behandelen van kankerpijn. In de behandeling van viscerale pijn of pijn ten gevolge van ernstige traumata hebben ze weinig effect. Er is weinig bewijs om te suggereren dat de diverse NSAIDs verschillen in efficiëntie, maar toch kunnen patiënten die niet geholpen zijn door een bepaald NSAID wel effect bekomen van een ander (Davies et al 2000). Nochtans bestaat er een tendens tot publicatie van studies waarbij NSAIDs van het sponsorende farmaceutische labo worden gefavoriseerd (Rochon et al 1994). Aspirine wordt eveneens voorgeschreven voor de preventie van trombolitische aandoeningen, maar de dosis is slechts een kwart van diegene die wordt gebruikt voor analgesie. Aan dosissen van 75 tot 360 mg/dag, reduceert aspirine beroertes, hartinfarcten en overlijden met 25 % bij personen die lijden aan een cardiovasculaire aandoening. Nochtans zou aspirine van geringer belang zijn in preventie, vermits de reductie van tromboembolie een verhoging aan hemorragische beroertes inhoud (ATC 1994). Regelmatig gebruik van aspirine wordt geassocieerd met gereduceerd (bijna gehalveerd) risico op colonkanker (Giovannucci et al 1995). Er wordt voorlopig zelfs aan gedacht dat aspirine het begin van Allzheimer zou kunnen vertragen (Rang et al 1999).
Introductie
n n
2000), waar ze instaan voor 5 % van alle voorschriften en 25 % van de aan het Comittee on Safety of Medicines gerapporteerde ongewenste effecten (Johnson and Day 1991).
Salicylaten/Aspirine (Acetylsalicylzuur) diflunisal (Dolocid) Arylpropionzuren - Ibuprofen (Brufen, Junifen, Nurofen) Naproxen (Naprosyne, Apranax) Fenoprofen , Flurbiprofen (Froben) Ketoprofen (Bi-Rofenid, Rofenid) Acetine zuren - Diclofenac (Voltaren, Cataflam, Diclofenac)
Oxicams - Piroxicam (Brexine, Feldene, Mobic, Tilcotil) Pyrolopyrrole - Ketorolac (Taradyl) Fenamaten - Niflumine zuur (Nifluril) Para-aminophenicolen - Paracetamol/aminophen (géén NSAID, maar heeft een erg gelijkende werking)
Spoedgevallen 2001; 20: nr 2
In het lichaam, remmen NSAIDs de werking van verschillende enzymen en ionen kanalen, met inbegrip van de enzymen (cyclo-oxygenasen) die verantwoordelijk
32
zijn voor de productie van prostaglandines uit de fosfolipiden uit de celmembranen (Boyce 200). Prostaglandines hebben een belangrijke rol in de regulatie en het onderhouden van verschillende organen, vooral de darmen, nieren en hersenen. Als weefsel beschadigd is, zal een grote hoeveelheid prostaglandines aangemaakt worden, wat pijn en ontsteking veroorzaakt. (Figuur 1). Fosfolipiden van de celmembraan Fosfolipase A2 Intermediaire producten
Mediatoren geassocieerd aan asthma en overgevoeligheids reacties
Cyclo-Oxygenasen (NSAIDs werken hierop in ...)
Prostacyclin
Vasodilatatie (bloeding)
Prostaglandines Tromboxanen
Plaatjes aggregatie (klontering)
Prostaglandines (verschillende types) Pijn Vasodilatatie Ontsteking Koorts Gladde spier contracties Bronchoconstrictie Waakzaamheid
Figuur 1. Opsomming van de ontstekingsmediatoren
De drie voornaamste werkingen van NSAIDs zijn: Antipyretisch Bij koorts zorgt de remming van PGE2 productie ervoor dat het thermoregulatiecentrum in de hypothalamus ‘gereset’ wordt naar zijn standaard temperatuur. Analgetisch NSAIDs zijn effectief bij pijn met een ontstekingscomponent en zijn de eerste keuze bij spier- of vaatpijnen, met inbegrip van hoofdpijn en migraine. Plaatselijke aanwending, zoals bv. Ibuprofen gel, zijn effectiever in het verlichten van pijn dan placebo (Moore et al 1998). NSAIDs verlichten spierspasmen in gladde spieren, waardoor ze nuttig zijn bij nierkolieken en dysmenorrhea (BNF 2000). Anti-inflammatoir (ontstekingsremmend)
Spoedgevallen 2001; 20: nr 2
NSAIDs verminderen de warmte, roodheid, zwelling en pijn geassocieerd aan artitis en gewrichts-, bot- en wekedelen letsels. Bij langdurig gebruik kunnen NSAIDs de werking van neutrofielen en lymfocieten veranderen. Ze hebben eveneens het potentieel bloedvatvorming, tumorgroei en verspreiding van metastasen te verminderen ( O’Byrne et al 2000). De graad van ontstekingsremmende werking varieert van product tot product: aspirine en indometacine zijn sterk ontstekingsremmend; naproxen en meclofenamaat zijn matig ontstekingsremmend; ibuprofen is weinig ontstekingsremmend; en paracetamol is niet ontstekingsremmend.
Neveneffecten van NSAIDs Elk geneesmiddel heeft zijn specifieke profiel van neveneffecten. Alle NSAIDs delen in minder of meerdere mate in volgende neveneffecten.
n n n n n n n
Gastrointestinale ontregeling, ulceraties, bloedingen. Verminderde nierfunctie. Verminderde coagulatie. Bot- en gewrichtsletsels. Leveraantasting. Ontregeling en verstoring van het centraal zenuwstelsel. Hypergevoelige reacties. Het voorschrijven van de meest schadelijke NSAIDs, zoals bv. phenylbutazone, indometacin en azapropazone dient strikt te worden beperkt (BNF 2000).
Gastrointestinale neveneffecten NSAIDs, vooral azapropazone, aspirine en ketoprofen zijn bekend om hun directe irriterende invloed op de slijmvliezen van de ingewanden. In de maag doet dit de waterstofionen in de mucosa diffunderen, waardoor de schade toeneemt. In combinatie met alcohol- of caffeïnegebruik verergerd dit nog meer, terwijl het gebruik van voedsel of een vol glas melk de schade doet beperken. NSAIDs stimuleren de zuurafscheiding en onderdrukken de aanmaak van de beschermende mucuslaag, waardoor erosies, stricturen, ulceraties, bloedingen en peroraties kunnen optreden in het verloop van de ingewanden, vaak zonder dat de patiënt zich bewust is van de inwendige letsels (Davies 1999). Tussen 10 en 30 % van geregelde gebruikers van NSAIDs ondervinden gastroënterale neveneffecten (Tenenbaum 1999). Gebruikelijke nevenverschijnselen zijn nausea, braken, ulceratieve stomatitis, epigastrische
33
pijn, opgeblazen gevoel, proctitis, en diarree of constipatie, maar NSAIDs kunnen de symptomen van indigestie onderdrukken (Jones en Tait 1995). Ernstige nevenverschijnselen kunnen optreden binnen enkele dagen na regelmatige inname van NSAIDs, zonder voorafgaandelijke waarschuwing. Elk jaar lijdt 1 tot 4 % aan peptische ulcera, met bloedingen en perforaties (Beehrle en Evans 1999). Langdurig gebruik van NSAIDs doet de kans op ernstige gastrointestinale problemen toenemen met 2 tot een tienvoud (Johnson en Day 1991). NSAIDs zijn verantwoordelijk voor meer dan de helft van de overlijdens geassocieerd met peptische ulcera (Hawkey 2000). De kans op gastrointestinale bloedingen neemt toe in functie van de dosis aspirine: het risico is 2,3 keer groter met 75 mg dan met leeftijd-gerelateerde dosissen en 3,9 keer groter met 300 mg gedurende minimaal 5 dagen ingenomen (Weil et al 1995). Ernstige gastrointestinale verwikkelingen zijn gelinkt aan: leeftijd boven 75 jaar; vrouw zijn; een voorgeschiedenis van gastrointestinale bloedingen, maagzweren of cardiovasculair lijden (Silverstein et al 1995); en voorbestaande infectie met Heliobacter Pylori (Chan et al 1997). Gebufferde of enteric-coated aspirine geeft géén voordelen ten opzichte van gewone aspirine (Kelly et al 1996). NSAIDs worden gerapporteerd als oorzaak van perforaties, ulceraties en stricturen van de dunne darm (Aabakken 1999, Davies et al 2000), en van colonperforaties (Adhiyaman et al 2000). Een dagelijks bloedverlies van 2 tot 6 ml is gebruikelijk, en bij 40 tot 70 % van langdurige NSAID gebruikers bestaan micro-erosies van de mucosa. Chronische ontsteking en ulceratie van de mucosa kan leiden tot een aanzienlijk verlies aan proteïnes (Davies et al 2000). Samen met het bloed- en ijzerverlies, en de mogelijke malabsorptie van galzouten, vitamine B12, vitamine C en folaten, veroorzaakt dit anaemie en hypoalbuminaemie (Govioni en Hayes 1990). Ibuprofen is de NSAID die het minst geassocieerd wordt met gastrointestinale nevenverschijnselen (Langman et al 1994), maar alle NSAIDs beschadigen de darmen meer dan paracetamol (BNF 2000). Maagirritaties beperken het parenteraal gebruik van ketorolac tot 5 à 7 dagen (Malseed et al 1995, BNF 2000). De COX2 remmers, zoals rofecoxib, veroorzaken minder, maar gelijkaardige gastrointestinale neveneffecten, alhoewel sommige auteurs deze veronderstelling weerleggen (Jones et al 1999). Afbreken van de behandeling is meestal voldoende om de gastrointestinale schade te herstellen (Davies 1999). Misoprostol, een prostaglandine analoog, wordt soms mee voorgeschreven om de neveneffecten van NSAIDs te neutraliseren en het risico op maagzweren en geassocieerde complicaties bij hoogrisico patiënten (Tenenbaum 1999). Terwijl misoprostol maagerosie beperkt, wordt het geassocieerd met diarree en buikkrampen bij eender welke dosis, en is het gebruik bij
Spoedgevallen 2001; 20: nr 2
zwangerschap tegenaangewezen (BNF 2000, Hawkey 2000). Proton-pomp remmers (zoals omeprazole) en dubbele dosis H2-antagonisten (bv. Ranitidine) verminderen de incidentie van maagzweren en verbeteren de gastrointestinale symptomen (Bandolier 2000, Rostom et al 2000).
Verminderde nierfunctie De nierdoorbloeding hangt af van PGE2, vooral bij
Kader 2. Werking van prostaglandines Pijn Prostaglandines komen vrij bij weefselbeschadiging ,door gevoelige nocciceptors (pijnreceptoren) en worden naar omgezet naar pijnmediatoren zoals bradykinin.
Ontsteking Prostaglandines vrijgekomen ten gevolge van een kwetsuur veroorzaken veranderingen, verantwoordelijk voor de tekens van ontsteking. Prostaglandines veroorzaken weefselzwelling en roodheid door vasodilatatie en verhoogde capillaire doorgankelijkheid. Ze verhogen ook de activiteit van neutrofielen.
Koorts Bij koorts, produceren de macrophagen een pyrogeen dat de vrijzetting van prostaglandine E 2 in de hypothalamus triggert; dit past de thermostaische ‘setting’ van de temperatuurregulatie aan.
Circadiaans ritme Prostaglandines onderhouden de normale 24-uurs cyclus van de lichaamstemperatuur, melatonine synthese en slaappatronen.
Controle op de bloedcirculatie Prostaglandines reguleren de bloedflow naar de organen, zoals het spisverteringsstelsel en de nieren. Ze zijn eveneens verantwoordelijk voor het bewaren van de perfusie van deze organen bij deshydratatie.
Onderhouden van de maagwand-slijmlaag Prostaglandines onderhouden normaal gezien de productie van de beschermende maagslijmvlieslaag. Tevens controleren zij de bloedaanvoer en de aanmaak van maagzuur.
Controle over de gladde spieren Prostaglandines worden toegediend om baarmoedercontractie te stimuleren tijdens de geboorte van een baby. Ze werken eveneens in op andere gladde spieren, zoals de bronchiolen, darmen en ureters.
Controle over de klontering Tromboxanen bevorderen het klonteren door de plaatjesaggregatie en door vasoconstrictie. Prostacyclines remmen de werking van de plaatjes, dilateren de bloedvaten en veroorzaken fibrinolyse.
34
deshydratatie. NSAIDs, met inbegrip van COX 2 remmers en meer bepaald in hoge dosissen, verminderen de nierdoorbloeding, glomerulaire filtratie snelheid en de vorming van urine (Dajani en Agrawal 2000). Dit verhoogd het plasma volume en kan zelfs congestief hartfalen met longoedeem en dyspnoe veroorzaken, voornamelijk bij personen die reeds een verlaagde nierdoorbloeding hebben, zoals ouderlingen, personen met cardiovasculair lijden, nierlijden of cirrhose en patiënten die op diuretica staan (Johnson en Day 1991). Vochtretentie zal meer voorkomen bij patiënten die grote hoeveelheden sodium gebruiken, enerzijds onder vorm van antacida anderzijds onder gebufferde of bruisvormen van NSAIDs (Malseed et al 1995). Vochtretentie doet de bloeddruk stijgen, wat de werking van antihypertensiva tegenwerkt. De lage sodium-output door de nieren kan kalium-retentie veroorzaken (Insel 1996). Gelijktijdig toedienen van ACE remmers en angitensine II antagonisten of kaliumsparende diuretica verhoogt de kans op hyperkaliëmie. Hoge dosissen of overmatig gebruik van NSAIDs, in het bijzonder indometacin, ibuprofen en paracetamol, kunnen analgetische nefropatie veroorzaken, wat beschreven wordt als nierschade (interstitiële nefritis en papillaire necrose) wat evolueert naar nierfalen. Hoge dosissen caffeïne kunnen een factor zijn die hier toe bijdraagt (Perneger et al 1994). Het risico op acute tubulus necrose, vooral bij ketorolac, vraagt om een nauwkeurige opvolging van de vochtbalans als NSAIDs worden toegediend voor postoperatieve pijnbestrijding. Cystitis en dysurie worden ook geassocieerd met NSAIDs.
Jicht In hoge dosissen (4 tot 5 gram per dag), verhoogt aspirine de aanmaak van urine-zuur. In lage dosissen ( 1 tot 2 gram per dag) reduceert aspirine de afbraak van urinezuur, hetgeen dan kan opstapelen en een jichtopstoot kan triggeren. Andere jicht-preparaten zoals probenecid en sulphinpyrazone worden tegenwerkt door aspirine (Stockley 1999). Andere NSAIDs, zoals diclofenac of indometacin, mogen voorgeschreven worden bij acute jicht (BNF 2000).
Verminderde coagulatie NSAIDs remmen de productie van tromboxanen, die verantwoordelijk zijn voor de plaatjesaggregatie en het starten van de klontering (zie figuur 1). Vermindering van de coagulatie verhoogt het bloedverlies geassocieerd met maag-darm schade. Bij aspirine is de afremming van de plaatjes-functie onomkeerbaar en is de ef-
Spoedgevallen 2001; 20: nr 2
fectieve coagulatie pas volledig hersteld na 3 tot 7 dagen, als nieuwe plaatjes zijn aangemaakt. Daarom mag aspirine niet toegediend worden binnen de 7 dagen na een chirurgische ingreep of een bevalling. Voor andere NSAIDs geldt dat de plaatjesactiviteit hersteld na stopzetten van de medicatie. Gelijktijdige inname met anticoagulantia verhoogt het risico op bloeding. Paracetamol heeft geen invloed op plaatjes en bloedingstijd. In hoge dosissen kunnen NSAIDs ook de productie afremmen van prostacycline, een product verantwoordelijk voor vasodilatatie en klonter-beperking. Daarom is 325 mg/dag de maximum dosis voor perventie van cardiovasculaire aandoeningen (Insel 1996).
Bot- en gewrichtsletsels Zowel de traditionele NSAIDs als de nieuwere COX 2 remmers verminderen de prostaglandine-afhankelijke groei van nieuwe bloedvaten, wat essentieel is voor wonden ulcerheling (Jones et al 1999). NSAIDs onderdrukken ook de activiteit van osteoblasten; gebruik van NSAIDs na een femurhals-fractuur wordt geassocieerd met vertraagde heling en ‘non-union’ (Giannoudis et al 2000). NSAIDs, vooral de krachtigste, remmen het metabool proces in kraakbeen, waardoor de synthese van de basis substantie (proteoglycans) afneemt. Bij artritis, versnelt dit de aantasting van het kraakbeen waardoor de gewrichtsopening vernauwd, dit vooral bij de heup (Rainsford 1999). Dt draagt bij tot de vertraagde genezing en verergeren van de artritis. Aanbevolen wordt dat patiënten met artritis enkel NSAIDs krijgen voorgeschreven als de ontsteking duidelijk is, andere patiënten kunnen geholpen worden met paracetamol als eerste lijn medicatie waarbij men bedacht moet zijn op overdosering (BNF 2000, March et al 1994).
Leveraantasting Levertoxiciteit is een eerder zelden voorkomend neveneffect van NSAIDs, het komt vooral voor bij diclofenac gecombineerd met andere levertoxische producten, zoals alcohol, goud of methotrexaat. Het is niet altijd omkeerbaar, dus leverfunctie testen moeten uitgevoerd worden gedurende de eerste 8 weken van de therapie (Insel 1996). Acute of chronishe leveraantasting, die fataal kan zijn, is een gekend restverschijnsel van een paracetamol overdosis (Kader 3). Het risico op leverbeschadiging door teveel aan paracetamol neemt toe bij gelijktijdig gebruik van alcohol, isoniazide, rifampecin, carbmazepine, phentytoïne, phenobarbital of primidone, of als de patiënt ondervoedt of HIV positief is (BNF 2000). Bij zware drinkers werd overlijden gerapporteerd na inname van 10 gram paracetamol (20 tabletten), alsook ernstige lever-
35
schade bij regelmatige inname van 4 gram per dag, wat de aanbevolen dosis is (Stockley 1999). Daarom is het van belang paracetamol in lage dosissen (én met de nodige reserve) voor te schrijven bij patiënten met een alcohol-probleem. Kader 3. Paracetamol overdosage Paracetamol wordt gemetaboliseerd in de lever:
n n n n n
normaal wordt het geconjugeerd (vloeibaar gemaakt door combinatie) met sulfaten of glucosiden. toxische dosissen (zelfs 2 tot 3 maal de maximale therapeutische dosis) verzadigen dit mechanisme. In deze sitautie moet paracetamol gemetaboliseerd worden in het oxidase systeem van de lever ( het normale ontgiftigingssysteem van de lever), waardoor toxische metabolieten worden aangemaakt. Om deze toxische metabolieten te elimineren, zijn zwavel houdende aminozuren zoals cysteïne of methionine nodig. Als de lichaamsvoorraad van deze aminozuren uitgeput is, bij hoge dosissen of ten gevolge van malnutritie, gaan de toxische metabolieten opstapelen, waardoor na zo’n 24-48 uur onherstelbare schade wordt aangebracht aan lever en/of nieren. De behandeling van paracetamol-overdosage bestaat uit het toedienen van zwavelhoudende aminozuren binnen de 12 uur na het innemenvan de overdosis. Dit kan zowel door intraveneuze toediening van acetylcysteïne (Lysomucil) als door perorale toediening van methionine. Deze antidota vervangen de lichaamseigen aminozuren en neutraliseren de toxische metabolieten. Na ongerveer 12 uur hebben de antidota, die zelf ook nevenwerkingen hebben, minder effect. Paracetamol is ook op de markt met een ‘ingebouwde’ dosis methionine, maar de potentiële voor delen hiervan in preventie van overdosage werd niet bestudeerd.
Ontregeling en verstoring van het Centrale Zenuwstelsel Vooral bij oudere personen kan het langdurig gebruik van NSAIDs aanleiding geven tot verwardheid, nervositeit, slaperigheid, duizeligheid, hoofdpijn (Olesen 1995), slaapstoornissen (Murphy et al 1994), psychiatrische symptomen (paranoia en suicidale neigingen) (Jiang en Chang 1999) en een toenemend aantal verkeersongevallen waarbij ze zelf in de fout zijn gegaan (McGwin et al 2000). Deze problemen doen 20 % van de gebruikers stoppen met de NSAIDs. Ketorolac en naproxen worden geassocieerd met duizeligheid en slaperigheid. Indometacin en sukindac zijn niet populair omwille van het frequent optreden van nachtmerries, deoriëntatie en verwardheid. Sommige oudere personen doen aan zelf-medicatie met paracetamol om slapeloosheid op te lossen, omdat dit géén problemen veroorzaakt ( Murphy et al 1994). Aspirine overdosering geeft stoornissen in het centrale zenuwstelsel ( Kader 4). Tinnitus (oorsuizen) is het resultaat van de inwerking van NSAIDs
Spoedgevallen 2001; 20: nr 2
op het binnenoor. Patiënten die langdurig NSAIDs gebruiken moeten onmiddelijk ondervraagd worden over tinnitus, omdat dit een vroeg signaal van overdosage is. Als de dosis niet wordt afgebouwd, kan permanente beschadiging aan het binnenoor optreden. Verlengd gebruik van NSAIDs, vooral salycilaten, kan resulteren in gehoorsverlies van 30 tot 40 dB. Dit kan herstellen als het medicatiegebruik wordt gestopt (Costa 1998). Gelijktijdig gebruiken van andere ototoxische medicatie, zoals gentamicine of frusemide, doet het risico op oto-toxiciteit toenemen. Aseptische meningitis is een zelden voorkomende nevenwerking, gerapporteerd bij mensen met bindweefselaandoeningen, zoals de systeemziekte lupus erythematosus. Troebel en dubbel zicht zijn gerapporteerd bij gebruik van ibuprofen, waardoor de toediening diende gestopt te worden (Insel 1996).
Overgevoeligheidsreacties Als het enzyme cyclo-oxygenase wordt afgeremd, wordt het metabole pad van prosta-glandine omgelegd naar de vorming van andere ontstekingsmediatoren (plaatjesaggregatie factor en leukotrienen), dewelke verantwoordelijk zijn voor bronchoconstrictie, puistjes, gloeien, urticaria en hypotensie (figuur 1). Bij gevoelige personen kan dit aanleiding geven tot overgevoeligheidsreacties, met inbegrip van uitgesproken allergische rhinitis, urticaria, angioneurotische oedemen, astma, larynx oedeem, hypotensie en shock. Deze ernstige problemen reageren meestal goed op een gift van adrenaline/epinefrine. Ernstige reacties zullen eerder voorkomen bij volwassenen die reeds belast zijn met astma, neuspoliepen en urticaria hebben en daarbij nog eens allergisch zijn aan tartrazine (Insel 1996). Vele patiënten met astma ondervinden een verergering van de symptomen bij langdurig gebruik van paracetamol en NSAIDs (Shaheen et al 2000). Rash en lichtgevoeligheid komen meestal voor bij gebruik van sulindac en mefanaminezuur. Diegenen die overgevoelig zijn aan een bepaalde NSAID hebben vaak géén problemen met een ander medicijn uit dezelfde klasse. Neutropenie, trombocytopenie en zelfs aplastische anemie zijn beschreven, vooral bij gebruik van indometacin. Beenmerg- en leverstoornissen komen meer voor bij personen die nierinsufficiëntie hebben of die radiotherapie krijgen (McKenry en Salerno 1998). Andere zelden voorkomende nevenwerkingen zijn onder andere longschade, veranderd gezichtsvermogen, pancreatitis, StevensJohnson syndroom en toxische epidermale necrolyse (BNF 2000). Paracetamol/acetaminophen Dit product kent relatief weinig nevenwerkingen, met uitzondering van zijn lever-toxiciteit, die kan optreden als de maximum therapeutische dosis 2 tot 3-maal is over-
36
schreden (Kader 3). Rash, methemoglobinaemie, darmstoornissen, bloedingen, pancreatitis, psychische veranderingen en gewenning zijn eerder zelden voorkomende verschijnselen (Govoni en Hayes 1990). Methemoglobine wordt gevormd door oxidatie van de ijzeratomen in het hemoglobine, meestal als gevolg van inname van oxiderende medicatie. Methemoglobine kan geen zuurstoftransport doorheen het lichaam verzekeren. Daarom is de opstapeling van methemoglobine een levensbedreigende cyanotische situatie.
Hoe gaat het lichaam om met NSAIDs De absorptie, distributie, eliminatie en werkduur varieëren bij elke NSAID en is afhankelijk van het toegediende preparaat. Terwijl de meeste producten analgesie en antipyresis geven binnen het uur na toediening, duurt het verschillende dagen voordat ze de aan artritis geassocieerde ontsteking doet afnemen (Boyce 2000). Gewenning aan NSAIDs komt niet voor, dit in tegenstelling met opiumderivaten. Ondanks de snelle opname van het product bij een lege maag, is het toch aangeraden om NSAIDs in te nemen met voedsel of melk om direct kontact van het product met de maagwand te voorkomen en zo ook de snelle absorptie en hoge plasma concentraties. ‘Enteric-coated’- en ‘Retard’-preparaten zijn niet bruikbaar om pijn onmiddellijk te stoppen. Bovendien worden ze geassocieerd met ernstige neveneffecten ter hoogte van het darmstelsel, en vooral bij patiënten met diverticulitis of personen die op constiperende medicatie , zoals tricyclische antidepressiva of phenotiazines staan (Davies 1999). Rectale opname van NSAIDs is grillig en onbetrouwbaar, bovendien kunnen suppo’s rectale irritatie veroorzaken ( McKenny en Salerno 1998). Sommige NSAIDs (ketorolac, ketoprofen, diclofenac en piroxicam) bestaan in injecteerbare vorm, maar geven locale pijn bij injectie. NSAIDs binden zich aan plasma-proteïnen. Hierdoor worden vele van de geneesmiddelen interacties verklaard. Het half-leven ( de tijd nodig om de maximum concentratie te halveren) van de meeste NSAIDs in plasma is kort (1 tot 4 uur), in weefsel en synoviaal vocht daarentegen is deze veel langer, waardoor men kan doseren om de 6 tot 12 uur. Bij ouderlingen, is de eliminatie snelheid veel lager ( dus ook het half-leven), hierdoor moeten ze aangepaste (lagere dosissen) voorgeschreven krijgen om geen opstapeling en bijgevolg toxische spiegels te krijgen (Johnson en Day 1991). NSAIDs met een lang half-leven zijn hier dus uit den boze! NSAIDs met relatief lang half-levens zijn, piroxicam, flurbiprofen, ketoprofen en naproxen. Terwijl deze enerzijds het voordeel van minder frequente giften hebben,
Spoedgevallen 2001; 20: nr 2
is er anderzijds het grotere risico op accumulatie, waardoor er enstige nevenverschijnselen kunnen optreden. Piroxicam heeft het langste half-leven (45 uur) en mag daarom slechts om de andere dag worden toegediend (Galbraith et al 1999). Aspirine Door langdurig bewaren van aspirine gaat het oppervlak van een tablet verharden. Hierdoor verhoogd de maagirritatie en vertraagd de absorptie. Tabletten die blootgestaan hebben aan vochtigheid of hitte, degenereren en ruiken naar azijn..., en moeten bijgevolg vernietigd worden. Aspirine tegen tandvlees en tanden kan ernstige aantasting geven van slijmvlies en tandglazuur! Aspirine wordt in een zure maag geabsorbeerd. Analgesie begint zo’n 5 minuten na ingestie en piekt na 1 tot 2 uur. ‘Gebufferde’ aspirine wordt even snel opgenomen als gewonde aspirine (Insel 1996). In lage dosis heeft aspirine een kort half-leven, minder dan een uur. Daarom moet men frequenter een tablet innemen om continue analgesie te bekomen (4 to 6 maal per dag). Nochtans neemt de half-leven tijd toe met de dosis als men 4g/dag overschrijdt, wat kan lijden tot opstapeling en aspirine toxiciteit (Kader 4).
Kader 4. Aspirine overdosis: acuut of chronisch “Salicylsime”
n
Salicylisme is heeft als karakteristieke symptomen: nausea, diarree, verwardheid, tinnitus (oorsuizen, hetgeen afwezig kan zijn bij patiënten met gehoorsstoornissen), gehoorsverlies, duizeligheid, palpitaties, zweten, koorts, hoofdpijn, bloedingsneiging, dorst, visus stoornissen, vochtopstapeling, salperigheid en longoedeem.
Zuur-base veranderingen
n
n
In hoge dosissen, met inbegrip van hoge therapeutische dosissen, gaat aspirine de ademhaling stimuleren, waar door er een verlies aan CO2 optreedt. De nieren corrigeren de pH van het lichaam door zuur op te houden. Bij acute aspirine toxiciteit is de aanvoer van zuur door het aspirine en zijn metabolieten verantwoordelijk voor metabole acidose, die dodelijk kan zijn, vooral bij kinde ren bij accidentele overdosis.,
Waarschuwingen en tegenindicaties Hetgeen volgt is van toepassing op alle NSAIDs!!!
n
Toediening van een NSAID aan iemand met gekende aspirine- of een andere NSAID-over gevoeligheid kan leiden tot een levensbe-
37
n
n
n
n
n
dreigende recatie. Personen met gekende over gevoeligheidsaandoeningen zoals astma, moe ten voorzicht gebruik maken van NSAIDs. NSAIDs, en in het bijzonder aspirine, moeten vermeden worden bij personen met bloedings stoornissen, bv. personen met leverfalen, trombocytopenie (lage plaatjes), vitamine Kof C-deficiëntie, maagzweren, ... Sommige au teurs bevelen aan aspirine 1 week voor ge plande chirurgie of tandextractie te stoppen (Insel 1996). NSAIDs kunnen een infectieuze darmziekte verergeren, en dienen in zulke situatie verme den te worden, vooral de ‘enteric’-vormen (Felder et al 2000). Slechte nierfunctie kan nog verslechteren door NSAIDs, zelfs bij plaatselijke aanwending (zal ven, gel). Bij milde vormen van nierfalen kun nen lage dosissen worden voorgeschreven. Maar bij alle andere vormen van nierfalen zijn NSAIDs sterk tegengeïndiceerd (BNF 2000). Alle NSAIDs kunnen bij zwangeren de arbeid vertragen of aanzienlijk verlengen. Gebruik tij dens e zwangerschap wordt geassocieerd aan vervroegd sluiten van de ductus arteriosus en longbeschadiging bij de foetus. Daarom advi seren de producenten om géén NSAIDs toe te dienen tijdens de zwangerschap en borst voeding. Paracetamol wordt doorgaans als een veilig alternatief beschouwd (BNF 2000). Epilepsie, psychotische stoornissen of Parkinsonisme kunnen verergeren, voornamelijk bij gebruik van indometacin.
n
n
n
n
n
n
De volgende tegenindicaties zijn specifiek voor aspirine:
n
n n
Gebruik tijdens zwangerschap en borstvoeding moet vermeden worden, ten gevolge van het verhoogde bloedingsrisco bij de moeder, neonatus of kind. Aspirine is proteïne-gebonden, en kan bilirubine van plasma-proteïnen ver plaatsen, wat kernicterus kan veroorzaken bij de neonatus. Aspirine is expleciet tegenaangewezen bij kin deren jonger dan 12 jaar (BNF 2000). Aspirine is ook getegenindiceerd in darm- en glucose-6-fosfaat dehydrogenase deficiëntie.
Interacties Veel geneesmiddelen werken in op NSAIDs, ook op de nieuwere COX2-remmers. Samen voorschrijven van meer dan één NSAID, inbegrepen aspirine, zal de nevenwerkingen versterken en is dus tegenaangewezen. De belangrijkste interacties zijn:
Spoedgevallen 2001; 20: nr 2
n
n n
Gastrointestinale nevenwerkingen nemen toe bij gelijktijdig gebruik van alcohol, orale antcoagulantia of corticosteroïden (Tenenbaum 1999). Het risico op bloeding neemt toe bij gelijktij dige toediening van vasodilaterende medicatie en alle vormen van anti-coagulantia. Ketolorac mag niet gelijktijdig voorgeschre ven worden met lage dosissen heparine. Paracetamol versterkt de werking van wafarine (BNF 2000). Nierproblemen kunnen optreden alse ACEinhibitoren of andere nefrotoxische medicatie (zoals cyclosporine, vancomycine of tacrolimus) samen worden toegediend. NSAIDs beperken de vochtafscheidende ca paciteit van de nieren, wat de doeltreffendheid van anti-hypertensiva doet afnemen en aan andere medicatie zoals lithium en digoxine de mogelijkheid tot accumulatie biedt. Aspirine heeft geen gelijkaardige interactie met lithium en digoxine (Stockley 1999). Caffeïne is een component van vele analgetica die vrij verkrijgbaar zijn; het kan de analgetische werking van NSAIDs potentialiseren en versnellen. Nochtans in hoge dosissen, en als de preparaten samen met sterke koffie wor den ingenomen, kan de caffeïne hoofdpijn ver oorzaken. Caffeïne-deprivatie kan hoofdpijn of prikkelbaarheid veroorzaken. In deze situa ties is het mogelijk dat op eigen initiatief hoge dosissen NSAIDs werden ingenomen. Metoclopramide reduceert opname van ketoprofen maar stimuleert de opname van aspi rine of paracetamol, wat nuttig is voor patiën ten met migraine. medicatie die de maaglediging vertragen, zoals opoïden, atropine, anti-psychotica of tricyclische antidepressiva, kunnen de opname van paracetamol vertragen. Cholestyramine verzwakt de opname van vele geneesmiddelen, inbegrepen de NSAIDs. Gelijktijdige toediening van hoge dosissen morfine met NSAIDs kan de kans op optre den van de opoïd-geïnduceerde myoclonus (een plotse spierspasme, waarbij het opheffen en buigen van de armen typisch is) (Stockley 1999). NSAIDs zijn tegengeïndiceerd 8 tot 12 dagen na zwangerschapsonderbreking met de genees middelen misoprosol en mifepristone. De eliminatie van aspirine (maar géén andere NSAIDs) wordt versneld bij alkalische urnine; gelijktijdige toediening van antacida resulteert in a-therapeutisch effect. Daarentegen neemt de eliminatie af bij zure urine - bv. als grote dosis sen vitamine C toegediend worden (Malseed et
38
al 1995). Aspirine kan interferentie geven bij sommige urine-tests (Byrne et al 1986). Indometacine kan de reactie op levende vaccins versterken (Stockley 1999). Andere geneesmiddelen die kunnen inwerken op NSAIDs zijn sodium valproaat, phenytoin, thyroxine, cholestyramine, moclobemide, methotrexate, zidovudine, ritonavir, baclofen, orale hypoglycemiërende medicatie, en sommige antibiotica (ceftriaxione, chloram-phenicol, sulfonamide, rifampecine, quinolones).
n n
Besluit De voordelen van NSAIDs boven eenvoudige analgetica, voornamelijk paraceta-mol, bij lage rugpijn zijn onduidelijk. Er bestaat geen bewijs om het gebruik van een NSAID te ondersteunen (Tulder et al 2000). Voor ouderlingen, ouder dan 75 jaar, is het jaarlijkse risico op overlijden geassocieerd aan NSAID gebruik, berekend op 1/650, wat sterk in contrast staat met het berekende risico van 1/12.000 bij personen jonger dan 45 jaar (Bandolier 2000). NSAIDs zijn nuttige geneesmiddelen voor pijntherapie en behandeling van koorts. Bij langdurig gebruik is echter een belangrijke betrokkenheid van verpleegkundigen vereist om het risico op potentiëel levensbedreigende nevenwerkingen bij ouderlingen te minimaliseren (Kader 5).
Kader 5. Potentiële NSAID-geassociëerde problemen in de praktijk en hun management
Bloedverlies via de gastroïntestinale tractus
Nierinsufficiëntie
n n n
n n
Bloedname ‘Cofo’ voor en tijdens therapie Testen op faecaal occult bloedverlies Waakzaamheid bij ouderen op lage dosissen aspirine
Urine analyseren op albuminurie Labocontrole op creatinine voor en tijdens therapie. Opletten bij een serumcreatinine > 300 µmol/l. Therapie stoppen of géén NSAIDs als > 700 µmol/l.
Maagpijn, anorexie, indigestie Gemaskeerde infectietekens n n n
Toedienen met of na de maaltijden, samen met een vol glas water of melk, zonder alcohol of caffeïne Adviseer de patiënt rechtop te blijven gedurende 30’ na inname Oudere mensen dienen frequent gewogen te worden en hun dieet nagekeken
n
Binnenoorschade n
Bloedingsneiging (vooral bij anti-coagulatie) n n n n n
Kijk tandvlees na op bloedingstekens Controleer de huid op haematomen en petechiae Analyseer de urine op haematurie Ga de protrombinetijd na alsook de plaatjes Labocontrole voor anemie en foliumzuurdepletie
wees alert op andere infectietekens dan koorts of ontsteking, vooral bij diabetes patiënten
adviseer de patiënt te stoppen met NSAIDs bij oorsuizen
Verwardheid, duizeligheid, somnolentie (vooral bij naproxen) n
informeer de patiënt over deze reactie op NSAIDs en de invloed hiervan op autorijden en gebruik van machines
Eiwitverlies rash, licht-overgevoeligheid n
Labocontrole Serumeiwitten
n
Falende Vitamine C- en foliumopname n
controle van het dieet + supplement toedienen
Vochtretentie (vooral bij Ibuprofen) n n n n
geregeld wegen van ouderlingen de patiënt vragen enkel- en vingerzwelling te rapporte ren cardiale insufficiëntie en ademnood onderzoeken bloeddruk controleren
verlengde blootstelling aan zonlicht zonder bescher ming vermijden
bronchospasmen n n
NSAIDs vermijden bij astma-patiënten snelle, gepaste reactie bij erger wordende astma, ademhalingsproblemen, of ‘asfyxie-gevoel’
leverstoornissen (vooral bij diclofenac) n
leverfunctietesten binnen de 8 weken na start therapie
mangement van diabetes Antagonisme op antihypertensiva-therapie n
n geregeld de bloeddruk controleren
Spoedgevallen 2001; 20: nr 2
n
riscico op hypoglycaemie bij orale hypoglycaemiërende medicatie en/of frequent aspirine-gebruik bloedsuikerspiegel opvolgen en de orale hypoglycaemiërende medicatie zo nodig aanpassen.
39
REFERENTIES Aabakken L (1999) Small-bowel side-effects of non-steroidal anti-inflammatory drugs. European toumal of Gastroenterology and Hepatotogy. 11,4,383-388. Adhiyaman V et al (2000) Colonic perforation associated with slow-release dictofenac sodium.International Journal of Clinical Practice. 54,5,338-339. Antiplatelet Trialists Collaboration (1994) Collaborative overview of randomised trials of antiplatelet therapy. BMJ. 308,6921,81-106. Bandolier (2000) Search on ‘NSAIDS’. http://Www.jr2.ox.ac.uk/8andolier/inde x/html (accessed on Nov 5 2000). Beehrle D, Evans D (1999) A review of NSAID complications: gastrointestinal and more. Uppincott’s Primary Care Practice. 3,3,305-315. B1ower AL et al (1997) Emergency admissions for upper gastrointestinal disease and their relation to NSAID use. Alimentary Pharmacology Therapy. 11,2,283-291. BNF (2000) British National Fomulary No 40. London, British Medical Association and the Royal Pharmaceutical Society of Great Britain. Boyce E (2000) Rheumatoid arthritis. In Herfindal E, Gourley D (Eds) Textbook of Therapeutics: Drug and Disease Management. Seventh edition.Philadelphia PA, Uppincott Williams and Wilkins. Byrne C et al (1986) Laboratory Tests. Implications for Nursing Care. Menio Park, Addison-Wesley. Chan F el al (1997) Randomised trial of eradication of Helicobacter pylori before nonsteroidal anti-inflammatory drug therapy to prevent peptic ulcers. Lancet. 350,9083,975979. Costa B (1998) Non-narcotic analgesic,antipyretic and nonsteroidal anti-inflammatory agents. In Williams B, Baer C (Eds) Essentials of Clinical Pharmacology in Nursing. Springhouse, PA. Springhouse Corporation.
Felder J et al (2000) Effects of non-steroidal antiinflammatory drugs on inflammatory bowel disease: a case-control study. Ameri-can Journal ofGastnentemtogy. 95,8,1949-1954.
Moore RA et al (1998) Quantitative systematic revieuw of topically applied nonsteroidal anti-infammatory drugs. BMJ. 316, 7128, 333-338.
Galbrarth A et al (1999) Fundamentals of Pharmacology. Harlow, Essex, Addison Wesley Longman.
Murphy et al (1994) nonsteroidal antiinfllamatory drugs affect normal sleep patterns in humans. physiology and Behavior. 55, 6, 1063-1066.
Giannoudis P et al (2000) Nonunion of the femoral diaphysis. The Journal of Bone and Joint Surgery. 82-8, 655-658. Giovannucci E et al (1995) Aspirin and the risk of colorectal cancer in women. New England Journal of Medicine. 333,10,609-614. Govoni L, Hayes J (1990) Drugs and Nursing Implications. London, Prentice Hall. Hawkey C (2000) Management of gastroduodenal ulcers caused by non-steroidal antiinflammatory drugs. Bailtere’s Best Practice and Research:Clinical Gastroentemlogy. 14,1,173192. Insel P (1996) Analgesic-anti-pyretic and antiinflammatory agents. In Hardman J et al (Eds) Goodman and Gilman’s: The Pharmacological Basis of Therapeutics. Ninth edition. New York, NY, McGraw-Hill.
O’Byrne K et al (2000) The relationship between angiogenesis and the immune response in carcinogenesis and the progression of mallignant disease. european Journal of Cancer. 36, 2, 151-169. Olesen J (1995) Analgesic headache. BMJ. 310, 6978, 479-480. Perneger T et al (1994) Risk of kidney failure associated with the use of acetaminophen, aspirin and NSAIDs. New England Journal of Medicine. 331, 25, 1675-1679. Rainsford K (1999) Profile and mechanisms of gastrointestinal and other side effects of NSAIDs. American Journal of Medicine. 107, 6A, 27S-35S. Rang H et al (1999) Pharmacology. Fourth Edition. london, chrchill Livingstone.
Jiang H, Chang D (1999) Non-steroidal antiinflammatory drugs with adverse psychiatric reactions. Clinical Rheumatotogy. 18,4,339345.
Rochon P et al (1994) A study of manufacturer- supported trials of NSAIDs in the treatment of arthritis. Archives of Internal Medicine. 154, 2, 157-163.
Johnson A, Day R (1991) The problems and pitfalls of NSAID therapy in the elderly. Drugs and Aging. 1, 3, 130-143.
Rostom A et al (2000) Prevention of NSAIDInduced Gastruduodenal Ulcers (Cochrane Review). The Cochrane Library, Issue 4. Oxford, Update Software.
Jones M et al (1999) Inhibition of angiogenesis by nonsteroidal anti-inflammatory drugs. Nature Medicine. 5,12,1418-1423. Jones R, Tait C (1995) Gastrointestinal Sideeffects of NSAIDs in the community. British Journal of Clinical Facts. 49,2,67-70. Kelly J et al (1996) Risk of aspirin-associated major upper-gastrointestinal bleeding with enteric-coated or buffered product. Lancet. 348,1413-1416.
Shaheen S et al (2000) Frequent paracetamol use and asthma in adults. thorax. 55, 4, 266270. Silverstein F et al (1995) Misoprotol reduces serious gastrointestinal complications in patients with rheumatoid arthritis. Anaasl of Internal Medicine. 123, 4, 241-249. Stockley I (1999) Drug Interactions . Fifth edition. Oxford, Blackwell Science
Langman M et al (1994) Risks of bleeding peptic ulcer associated with individual NSAIDs. Lancet. 343, 8905,1075-1078.
Tenenbaum J (1999) The epidemiology of NSAIDs. Canadian Journal of Gastroenterology. 13, 2, 119-122.
Dajani E, Agrawal N (2000) Selective COX2 inhibitors and gastrointestinal mucosal injury. Journal of the Association for Academic Minority Physicians. 11, 2-3, 28-31.
Malseed RT et al (1995) Pharmacology:Drug Therapy and Nursing Considerations.Fourth edition. Philadelphia PA,Uppincott.
Tulder M et al (2000) Non-Steroidal AntiInflammatory Drugs for Low Back Pain (Cochrane Review). The Cochrane Library, Issue 4. Oxford, Update Software.
Davies N (1999) Sustained-release and enteric-coated NSAIDs. Journal of Pharmacy and Pharmaceutical Science. 2,1,5-14.
March L et al(1994) n of 1 trials comparing a non-steroid anti-inflammatory drug with paracetamolin osteoarthritis. BMJ.309, 6961,1041-1046.
Davies N etal (2000) Detection and prevention of NSAID-induced enteropathy. Journal of Pharmacy and Pharmaceutical Science. 3, 1, 137-155. Dieppe P et al (1993) A two-year, placebocontrolled trial of non-steroidal anti-inflamma tory therapy in osteoarthritis of the knee joint. British Journal ofRheumatology. 32,7,595-600. Spoedgevallen 2001; 20: nr 2
Weil et al (1995) Prophylactic aspirin and the risk of peptic ulcer bleeding. BMJ. 310, 6983, 827-830.
McGwin G et al (2000) Relations among chronic medical conditions,medications, and automobile crashes in the elderly: a populationbased case-control study. American Journal of Epidemiology. 152, 5, 424-431 McKenny L, Salerno E (1998) Pharmacology in Nursing, Twentieth edition. St. louis MO, Mosby
40
Gemeld Nieuwe variant van XTC op de markt... In het kader van het EWS (Early Warning System) wensen we u op de hoogte te houden van volgende informatie: er werd ons gemeld dat er een variant van XTC op de markt is met 2C-T-2 (2,5-dimethoxy-4-ethylthiophenthylamin) als hoofdbestanddeel. Het gaat hier niet om een nieuw product, wel om één dat niet vaak voorkomt. De tabletten hebben volgende eigenschappen: Kleur Logo Diameter Dikte Gewicht
: wit : geen : 8,8 mm : 3,7 mm : 249 mg
Meer informatie hierover vindt u in Shulgin ‘PIHKAL’ Index, N° 40 of op http://www.erowid.org/chemicals/ 2ct2.shtml. Daarnaast kregen we vanuit West-Vlaanderen een melding van mogelijke menproducten in cannabis, die aanleiding geven tot black-outs en subcomateuze toestanden met hallucinogene ervaringen. Er werden geen stalen onderzocht; het blijft bij erveringen van (ervaren) gebruikers. Het kan hier gaan om cannabis met een hoog THCgehalte of om met LSD verrijkte cannabis. Andere negatieve ervaringen, zoals misselijkheid of braken, werden niet geraporteerd.
phenethylamine voorhanden op een papieren strip. Meer hierover vindt u in Shulgin ‘PIHKAL’ Index, N° 20. Mocht u deze trends kunnen bevestigen, aarzel dan niet ons te kontakteren (078/15.10.20).
Boehringer Ingelheim stapt over op Monodosis Atrovent De firma Boehringer Ingelheim heeft beslist om géén Atrovent druppels meer te produceren. In plaats daarvan brengen ziij Atrovent Monodosis op de markt. Daar deze Monodosis verpakkingen géén geijkte druppelteller bezitten, dienen de artsen een duidelijke opdracht te geven hoeveel Monodosissen per keer en per dag moeten gebruikt worden, voor de aërosols met Atrovent. Ter informatie : 1 Monodosis komt overeen met 1 ml (= 20 druppels) van het oude flesje.
In Vlaams-Brabant werd geprobeerd om een kilogram amoniumcarbonaat te bestellen bij een apotheker. Het gebruik hiervan bij het aanmaken van drugs is onbekend, maar het zou eventueel kunnen dienen om drugs te versnijden of om, na bewerking, crack aan te maken. Ten slotte werd ons enige tijd geleden melding gemaakt van het voorkomen van 4-Bromo-2,5-dimethoxyphenethylamine. Op zich is dit geen nieuw product, het voorkomen ervan is wel nieuw. Het gaat om een sterk hallucinogeen die de visuele en auditieve observaties en gevoelens versterkt, met als bijwerkingen een ongecontroleerde agressie, dehydratatie en verstoring van de bloedsomloop. Dit product, dat bekend staat onder de straatnaam 2CB, werd tot hiertoe gebruikt in pil- en poedervorm. De vaststelling die vorige week werd gedaan , heeft betrekking op 9 groene papieren strips van 15 x 13 mm en 15 x 15mm. De dosis van één strookje bedroeg 8 mg, terwijl voor één trip van dit product gewoonlijk tussen 15 en 25 mg wordt gebruikt. vanaf nu is dus niet enkel LSD, maar ook 4-Bromo-2,5-dimethoxy-
Spoedgevallen 2001; 20: nr 2
41
De Vraagbaak Door Lauwaert, Hoofdvpk SPGD, AZ VUB Dr.Rudi Beckers, Urgentiearts SPGD, AZ VUB
Vragen Vraag 1: Een 24-jarige patient wacht op de Spoedgevallendienst (SPGD) onder monitoring om opgenomen te worden op de dienst Intensieve Verzorging. Hij wordt daar opgenomen voor observatie na een trauma met als diagnose een ernstige hersencontusie. Wetende dat een patient met een hoofdletsel een verhoogde intracraniele druk (ICP) kan ontwikkelen, zal de SPGDverpleegkundige een verhoogde ICP opmerken bij welk van de volgende tekens: A: Hypotensie B: Tachycardie C: Afwezig Babinski-teken D: Rusteloosheid
Vraag 2: Een patient op de SPGD heeft een bronchodilatatortherapie gekregen bij een acute astmaaanval. Op welke van de volgende manieren zal de verpleegkundige het best het effect van de therapie bij de patient kunnen nagaan: A: Auscultatie B: Peakflowmeting C: Bloeddrukmeting D: Hartritmemeting
Vraag 3: Een 2-jarig jongentje is uit zijn buggy gevallen. Hierbij heeft het een trauma ter hoogte van het hoofd opgelopen. De ouders van het kind vertelden dat hij niet bewusteloos is geweest. Na grondig onderzoek wordt op de SPGD een lichte hersenschudding vastgesteld. Het kind wordt niet gehospitaliseerd en zal met de ouders terug mee naar huis gestuurd worden. Door de SPGD-verpleegkundige worden een aantal ontslaginstructies doorgegeven aan de ouders. De ouders stellen nog een aantal vragen. Uit welke van de volgende vragen zal de SPGD-verpleegkundige kunnen opmaken dat hij/zij opnieuw de instructies zal moeten overlopen met de ouders omdat zij de instructies niet goed Spoedgevallen 2001; 20: nr 2
begrepen hebben: A: Ik zal mijn kind elke 2 uur moeten wakker maken, zelfs tijdens de slaap ‘s nachts B: Mijn kind mag acetaminophen krijgen bij pijn C: Ik breng mijn kind terug naar de SPGD als het meer dan 2 maal gebraakt heeft D: De volgende 12 uur zal mijn kind grondig moeten in het oog gehouden worden
Vraag 4: Tijdens een privéfuif dook een 24-jarige man in dronken toestand in het zwembad. Volgens een getuige kwam de man met het hoofd tegen de bodem van het zwembad terecht. De patient bleef onbeweeglijk op de bodem van het zwembad liggen in ademhalingsstilstand. De bijgeroepen ziekenwagendienst startte de BLS. De bijgeroepen MUG-ploeg plaatste een endotracheale tube en de patient werd beademd. Zowel een cervicale als een spinale immobilisatie werd uitgevoerd. De vitale parameters van de patient bleven stabiel. Het diafragma van de patient bleek onbeweeglijk te zijn en vanaf de hals kon hij niets meer bewegen. Op basis van dit preliminair onderzoek, waar situeert U zich het letsel bij deze patiënt? A: C2 - 4 B: C5 - 6 C: C6 - T1 D: T2 - 7
Vraag 5: Bij de pediatrische populatie is de intraosseuse (IO) perfusie een alternatief voor de intraveneuze toegangsweg. Welke van de volgende verklaringen is foutief met betrekking tot de intraosseuse techniek? A: Bij kinderen van 3 jaar en jonger is de ideale IO prikplaats de tuberositas tibiae. B: Vochtextravasatie en osteomyelitis zijn potentiele complicaties. C: Kristalloiden, colloiden en bloedderivaten kunnen via de IO-plaats toegediend worden. D: Adrenaline kan niet gegeven worden via de IO toegangsweg
42
Antwoorden: Vraag 1: D Na een hoofdtrauma bestaat er ter hoogte van de hersenen een verhoogde kans op bloeding of oedeemvorming. Ten gevolge van de toename van volume stijgt de ICP. De eerste tekens van verhoogde ICP zijn veranderingen in de bewustzijnsgraad van de patient, zoals rusteloosheid, verwardheid, of niet-meer-reageren. Andere indicatoren zijn ongelijke pupillen die veranderen van gefixeerd over gedilateerd naar papiloedeem. Een afwezig Babinskiteken (C) is normaal. De aanwezigheid van een Babinski-teken - dorsoflexie van de dikke teen bij prikkeling van de voetzool - is geassocieerd met letsels van de pyramidale baan. Een verhoging, niet een daling, van de bloeddruk (A) en bradycardie, niet tachycardie (B), zijn geassocieerd met verhoogde ICP.
Vraag 5: D Al de verklaringen zijn correct behalve dat van de Adrenaline. Er kunnen heel wat soorten urgente medicatie via de IO weg toegediend worden zoals lidocaine, naloxone, atropine, dopamine, dobutamine, antibiotica ...
Vraag 2: B Het belangrijkste probleem bij astma is de verminderde airflow ten gevolge van het bronchospasme. Een peakflowmeting en de verbetering ervan na behandeling is dan ook de meest objectieve parameter om het effect van de bronchodilatator te meten. De opties A, C en D zullen eveneens gemonitord worden. Nochtans zullen we rekening moeten houden met het feit dat, bij patienten met ernstig brochospasme, de airflow zo sterk verminderd kan zijn dat de wheezing zelf niet meer kan gehoord worden. Een verandering in hartritme en bloeddruk kan een neveneffect zijn van de therapie en een onjuist beeld geven van het effect van de therapie.
Vraag 3: D Kinderen met een lichte hersenschudding worden gewoonlijk conservatief behandeld. Het is belangrijk dat de ouder die het kind vergezelt, weet en begrijpt dat het kind elke 2 uur geevalueerd wordt gedurende 24 uur. Het is belangrijk dat de ouders weten op welke tekens en symptomen ze moeten letten Wanneer het kind moet braken (meer dan 2 maal), meer en meer hoofdpijn begint te krijgen, lethargisch wordt, veranderingen in mentale status of gedrag vertoont, prikkelbaar wordt, of focale neurologische tekens begint te krijgen, dan dient een arts geraadpleegd te worden.
Vraag 4: A Een patient met een letsel C3 - 4 of daarboven zal een respiratoir arrest doen, en quadripleeg. Het diafragma en de nekspieren worden op dit niveau geinnerveerd.
Spoedgevallen 2001; 20: nr 2
43
Nieuwe MUG voor Mechelen Johan Jordens - Hoofd VPK Spoedgevallen A.Z. St. Maarten - campus Mechelen
Mugvoertuigen lopen een verhoogd risico om betrokken te raken in een ongeval. In Mechelen is dit niet anders. Met enkele recente incidenten in het achterhoofd werd uitgekeken naar een voertuig dat aan de strengste veiligheidsnormen voldoet. Het basisidee vonden we bij de collega’s van het Stuivenbergziekenhuis te Antwerpen. De Firma Dias uit Stekene realiseerde het project in 5 maand. Wat langer dan we verwacht hadden, maar het is dan ook grotendeels maatwerk geworden. Als basis werd gekozen voor een nieuwe pick-up Mitsubishi L200 4x4. Dit terreinvoertuig lieten we grondig aanpassen voor MUG-opdrachten. Bij het ontwerp werd vooral gestreefd naar een maximale veiligheid voor het eigen personeel en voor de andere weggebruikers. Zo zit het urgentieteam volledig gescheiden van het medisch materiaal. Het medisch materiaal wordt opgeborgen in een afzonderlijk compartiment dat toegankelijk is via 5 afzonderlijke rolluiken. De veiligheidsproblematiek van grootsteden indachtig zijn deze rolluiken voorzien van centrale vergrendeling. Tevens zijn sensoren voorzien die de chauffeur waarschuwen wanneer hij vertrekt met openstaande luiken of wanneer hij de verlichting van de medische cel laat branden. De rolluiken komen zo laag als mogelijk om de rugbelasting tijdens in- en uitladen van materiaal te beperken. De onderverdeling van het medisch compartiment is modulair opgevat en kan bij aankoop van nieuwe apparatuur of toebehoren vlot gewijzigd worden zonder bijkomende kosten. Het dak van het voertuig is beloopbaar en kan eventueel gebruikt worden als platform voor de bevrijding van slachtoffers uit een vrachtwagen of bus. Het voertuig voldoet uiteraard volledig aan de nieuwe reglementering.
ken. Nieuw is de achteruitrijdcamera die het moet mogelijk maken vlotter achterwaartse manoeuvres uit te voeren. Om een snelle start mogelijk te maken en de dieselmotor niet te veel te belasten werd het motorblok voorzien van verwarming op het koelwater. Hetzelfde opgewarmde koelwater zorgt er via een kleine radiator met aanjager voor dat het materiaalcompartiment constant op temperatuur blijft. Medicatie die gekoeld moet bewaard worden vind je in een kleine elektrische koelbox. Uiteraard is in het MUG-voertuig alle benodigde apparatuur en medicatie voorhanden. Een robuust en hoog voertuig met fluorescerende striping kan niet anders als opvallen in het verkeer. Een duidelijke geluids- en lichtinstallatie kunnen daar nog een aardig handje bij helpen. En aan lichten heeft deze wagen duidelijk geen gebrek (V-balk, signalisatiebalk achteraan, extra achteruitrijdlichten, elektronisch zoek-licht,...) Voor het betere geluidswerk werd naast de gewone Amerikaanse sirene gekozen voor een zware pneumatische sirene (type Martin) met dubbele tweetoon zoals die ook op brandweervrachtwagens te vinden is. Doordat de bestuurder hoog zit, heeft hij een beter verkeersoverzicht. En dat een vierwielaandrijving van pas komt bij onguur weer hoeft geen betoog. Overschakelen tussen 2 x4 en 4x4 kan al rijdend tot maximaal 110 km per uur. Een permanente 4 x 4 was mogelijk beter geweest maar niet verkrijgbaar op dit type voertuig. Toch zal anticiperend rij-
Binnenin is het voertuig voorzien van moderne communicatieen navigatie-apparatuur. Telefonische communicatie gebeurt via een GSM met professionele carkit. Voor beide 100 centrales (Antwerpen & Leuven) werd een afzonderlijke radio ingebouwd. Een draagbare radio staat stand-by in een druppellader. Als navigatie (GPS) wordt de Philips CARIN (VDO) met afzonderlijk kleurenscherm gebruikt. Dubbele airbag, ABS en deurversteviging mochten niet ontbreSpoedgevallen 2001; 20: nr 2
44
gedrag van de chauffeur steeds de belangrijkste factor blijven om ongevallen te voorkomen. Vandaar ook het belang dat we blijven hechten aan een extra rijvaardigheidsopleiding voor al onze MUG-chauffeurs. Qua rijgedrag kunnen we na 2 maand zeggen dat het voertuig zich voorbeeldig gedraagt op de rijweg. Deze terreinwagen is behoorlijk hard afgeveerd. Ondanks een totaal gewicht van 2.320 kg haalt deze wagen vlot 140 km per uur. Iets meer optrekvermogen ware wenselijk geweest alhoewel dit niet echt problemen oplevert. Verbruik onder interventieomstandigheden: 15L per 100 km (diesel). Voor de meeste chauffeurs vormt de omvang van dit voertuig geen probleem. Het feit dat we tijdens de bouw van onze MUG wagen ons dienden te behelpen met een ziekenwagen, was hierop wellicht een goede voorbereiding. Stuntrijden hoort er met deze wagen niet echt bij. Opvallen in het verkeer doe je des te meer en dat was de uiteindelijke bedoeling.
Spoedgevallen 2001; 20: nr 2
45
Procedure Het meten van de lichaamstemperatuur bij een kind Uit: Procedures en staande orders voor verpleegkundigen in de dringende geneeskundige hulp aan kinderen. Eindwerk Ludo Cuyvers ( graduaat kinderverpleegkunde KH Brussel - Dep. Gezondheidszorg 1999 - 2000)
a. Naam van de procedure Het meten van de lichaamstemperatuur met een thermometer en/of monitor. b. Omschrijving Door middel van een koortsthermometer (kwik of digitaal), oorscan, huidprobe of rectale thermometer met monitor, een objectieve meting uitvoeren om zodoende de lichaams-temperatuur van het kind te bepalen. Abnormale temperatuur kan een teken zijn van een infectie, ontsteking of een maligne aandoening, een stoornis in het metabolisme of een dysfunctie in het thermo-regulatiesysteem. c. Waar wordt de procedure toegepast Deze procedure wordt toegepast op de spoedgevallenafdeling, door de mobiele urgentie groep, op de kinderafdeling, materniteit, neonatologie, intensieve zorgen voor kinderen en operatiezaal. d. Indicaties Algemeen onderzoek van het kind bij eerste contact, tijdens een observatie of bij het vermoeden van een schommeling in de lichaamstemperatuur zoals een hypo- of hyperthermie. e. Contra-indicaties De enige absolute contra-indicatie voor temperatuurmeting is een cardiopulmonaire stilstand of onstabiliteit dewelke een onmiddellijke therapeutische interventie vereist. Rectale temperatuurmeting: bij een premature neonatus, rectaal trauma en/of bloeding, hemorrhoïden en sexueel misbruik. f. Complicaties Onvoldoende reiniging en/of ontsmetting van de thermometer kan aanleiding geven tot een infectie. Sommige glazen thermometers breken snel en voorzichtigheid is dus geboden. Bij het nemen van de rectale temperatuur bij een baby moet men de benen goed immobiliseren (vorkgreep) om te voorkomen dat een bruuske beweging de thermometer doet verplaatsen en zo een kwetsuur wordt veroorzaakt. Bij de neonatus kan men het rectum reeds perforeren met een onbeschadigde thermometer. Spoedgevallen 2001; 20: nr 2
46
g. Benodigdheden Naargelang de plaats van de meting hebben we verschillend materiaal nodig. Rectaal Huid Oksel Oraal Oor
: digitale- , kwikthermometer of rectale sonde met connectie voor monitor. : zelfklevende huidprobe en eventueel bijhorende kleefpleister. : digitale- of kwikthermometer. : best een digitale thermometer maar een kwikthermometer kan ook. : membraanthermometer of thermoscan.
Altijd reinigingsmiddel en materiaal voor ontsmetting voorzien. h. Methodiek of werkwijze Premature neonatus Baby en peuter
Kwiktermometer
: Altijd een axillaire (of perifere) temperatuurmeting uitvoeren ge zien het gevaar voor rectum beschadiging. : Om een snelle, objectieve meting uit te voeren, dient de temperatuur rectaal te worden genomen. Het kind uitkleden, stuit reinigen in dien nodig, en meting uitvoeren.
: Voorbereiden door middel van een snelle neerwaartse beweging, waardoor het kwik in de thermometer daalt onder de 35 °C. Voor een perifere meting (oksel), de thermometer gedurende tien minuten ter plaatse laten. Voor een rectale meting is drie minuten zeker voldoende.
Digitale thermometer : De thermometer aanzetten door middel van de schakelaar. De meting uitvoeren, wachten op het auditief signaal en de temperatuur aflezen. Huidprobe
Spoedgevallen 2001; 20: nr 2
: De huid onvetten met diëthyletherâ (= ether voor humaan gebruik), daar waar de huidsensor wordt aangebracht. Zorg dat deze sensor goed in contact staat met de huid en kleef hem degelijk vast met hypo-allergische kleefpleister. Aansluiting met monitor voorzien en deze vervolgens aanzetten. Binnen enkele seconden kan je reeds een resultaat aflezen.
47
Een beschrijvende analyse van MEDICATIE-BEHEER op spoedgevallendiensten in Limburg Anja Tureluren, verpleegkundige intensieve zorgen Ziekenhuis Oost-Limburg Geert Berden, spoedgevallenverpleegkundige RZ St-Trudo
Op spoedgevallendiensten wordt er heel wat medicatie verstrekt. Regelmatig stellen we problemen vast inzake minimale voorraad, beschikbare producten, aanvulling, nalatig voorschrijfgedrag e.d. meer. Globaal genomen is de ziekenhuisapotheker verantwoordelijk terzake. De opdrachten van deze zijn o.m. omschreven in het KB van 24 maart 1991. Medicatiedistributie op spoedgevallendiensten zal voornamelijk op één van de volgende wijzen gebeuren:
n
n
n
Traditioneel: Er wordt een beperkte stock aan producten bijge houden. Bij gebruik van medicatie schrijft men voor op het gepaste voorschriftformulier en alzo wordt het (door een arts geparafeerde of getekende) voorschrift ingegeven. Deze medicatie kan systematisch teruggeleverd of vanaf een zeker minimaal aantal. De diensten ontvangen hierover veelal listings dewelke ze ter controle en aanvulling kunnen gebruiken. Modulair: Na de berekening van de basisbehoefte in medicatieverbruik (voor een bepaalde tijdsperiode, bvb. 72 uren) wordt een minimale voorraad aangelegd. Deze wordt opgeslagen in bvb. modulaire kasten. Deze kasten kunnen uitgerust met 2 legvakken per item of preparaat. Iedere module bevat vol doende medicatie voor één periode. Als de medicatie in één legvak verbruikt is, verwijdert men het label van het lege vak (dit kan zelfs gecodeerd in barcode). Dit label wordt in het bestelcircuit gebracht voor nieuwe aanvulling. Ondertussen kan men zich behelpen met de voorraad uit het tweede vak. Geautomatiseerd: Recentelijk ontwikkelde men de mogelijkheid om (beperkte) medicatiedistributie geautomatiseerd aan te bieden. Hierbij wordt de medicatieverdeling gecontroleerd via computerverdeling. Enkel na het ingeven van een toegangscode krijgt men toegang tot het systeem. Vervolgens dient men de naam van de gewenste medicatie (en het aantal) in ge ven. Deze mogelijkheid is echter behoorlijk kostetelijk (zeker op het eerste zicht) en wordt actueel veelal gebruikt voor een aantal gemeenschappelijke diensten.
Spoedgevallen 2001; 20: nr 2
Gegevensanalyse binnen de functie spoed RZ St-Trudo, kalenderjaar ’99, toonde een jaarverlies van +/- 176.790 Bef. van medicatie die verkeerdelijk of onvoldoende werd voorgeschreven (let wel de bulkproducten zoals ontsmettingsmiddelen konden helaas niet uit deze gegevens gefilterd). Het totaal budget apotheekvoorraad voor deze dienst bedraagt +/- 330.936 Bef. (een gemiddeld verlies van +/- 13 Bef per patiënt), m.a.w. een verlies van 53% van het totale budget over één jaar ? Actueel wordt dan ook overwogen of het niet zinvol is om van traditioneel systeem over te schakelen naar geautomatiseerd systeem. Dit zou een installatiekost van +/- 900.000 Bef betekenen. Wenselijker wijze lijkt het ons verstandig daarenboven steeds een soort minimale medicatievoorraad ter beschikking te houden, voor direct acute situaties met daarin de meest essentiële reanimatiemedicatie, dit buiten de geautomatiseerde unit. Binnen Limburg werden de 8 functies spoedgevallen bevraagd, bij het uitvoeren van een eindwerkopdracht 4° jaar verpleegkunde spoed en intensieve, tijdens het academiejaar 1999-2000. Dit resulteerde (o.m.) in de volgende vaststellingen. 5 van de 8 diensten bewaren hun medicatievoorraad centraal. Zij ervaren dat dit de bewaring en controle faciliteert. Bij 4 van deze 5 ligt deze voorraad daarenboven in de reanimatiezaal en/of het verpleeglokaal. Geen van de bevraagde diensten sluit de voorraad effectief af o.w.v. praktische bezwaren. Controle van de medicatievoorraad wordt erg divers ingevuld. Deze controles worden steeds uitgevoerd door de afdelingsverpleegkundigen. n controle vervaldata: 4 diensten doen dit halfjaarlijks, 2 diensten doen het 3-maandelijks 1 om het jaar, 1 volgt dit 4maandelijks op. n controle volledigheid voorraad: 4 diensten gaan deze dagelijks na, 1 doet dit 2x/ week, 1 maandelijks, 1 3-maandelijks, 1 4-maan delijks. n controle dure en courant gebruikte voorraad: wordt binnen één dienst wekelijks opgevolgd. n Toegang tot de medicatievoorraad: Binnen alle diensten hebben de verpleegkundige de absolute toegang, op 2 diensten gaan de spoed-
48
artsen zelf zich toegang verlenen. De distributie op de afdeling verloopt via volgende procedures: n Rechtstreeks op voorschrift (6 van de 8 spoedgevallendiensten):Na opdracht neemt men de me dicatie uit voorraad, men verstrekt en schrijft voor. n Via medicatiekaartjes (2 van de 8 diensten): Na opdracht gaat men uit voorraad nemen, tegelijkertijd neemt men geplastificeerd kaartje uit met hierop de naam van de medicatie. Bij ontslag van deze patiënt (op spoed) wordt het voorschrift opgemaakt a.h.v. de uitgelegde kaartjes waarna deze worden terug gelegd bij de medicatie voorraad. Over het natrekken van medicatietekorten bestaat er toch enige diversiteit. Eén dienst gaat zoeken tot het tekort teruggevonden wordt... , twee diensten noteren dit als verlies, twee anderen gaan ruilhandel plegen met de apotheek van het ziekenhuis (inruilen tegen andere producten) of wordt dit voorgeschreven bij ‘een’ (gehospitaliseerde) patiënt.
diensten zijn er dit zelfs 2 of 3. Deze volgen mee de verantwoordelijke terzake op, controleren de voorraden, motiveren teamleden en fungeren als aanspreekpunt voor apotheker en hoofdverpleegkundige. Het maandelijks aantal uren tijdsbesteding in deze taak schat men in op 1 tot 10 uren. De bevraagde hoofdverpleegkundigen ervaren volgende problemen inzake medicatiebeheer op spoed: n bij patiëntenoverdracht wordt er gegevens nogal eens inconsequent geregistreerd en doorgegeven n bij drukte of stresstoestanden worden de zorgen verstrekt, de administratie nogal eens uit het oog verloren n artsen die de medicatie uit de voorraad halen maar niet informeren of noteren n kostenplaatje n nalatig gedrag van uitvoerde (niet, onvolledig of incorrect noteren) n voorraadbeperking n onvoldoende zicht op fouten van personeel (ver pleging, apotheek, ...). Velen menen dan ook een (gedeeltelijke) oplossing te vinden in een geautomatiseerd systeem van medicatiebeheer. Dit o.w.v. selectieve toegangsbeperking, verplichte registratie en afname, controleerbaarheid.
Verdovende medicatie wordt bij de centrale voorraad of in het verpleeglokaal bijgehouden, steeds afgesloten (7 van de diensten werken met een centrale sleutel, 1 met een sleutel voor elke verpleegkundige). 6 van de 8 diensten controleren deze voorraad verdovende middelen ‘dagelijks’ (1 wekelijks, 1 3-maandelijks). De beschikbare medicatievoorraad op de betrokken diensten is erg uiteenlopend... . Interessant om vergelijken is 6 van de 8 spoedgevallendiensten gebruiken identieke hierbij de frequentie waarbij bepaalde medicatietypen geneesmiddelenvoorschrift-formulieren voor ambulanten voorkomen op spoedgevallendiensten. en gehospitaliseerden en laten dit systematisch aftekenen door een arts (2 diensten laten niet aftekenen). Hieronder geven we de medicatiepreparaten dewelke voorkomen op ‘elk’ van de bevraagde diensten. Frequentie van levering van medicatievoorraad op spoed: 1 dienst 2x/dag, 4 diensten (werk-)dagelijks, 2 diensten 3x/week, 1 dienst 2x/week. Adalat, Heparine Temesta Elke van de betrokken diensten ontvangt bij aflevering Hypnomidate Adenocor Tetabuline een overzichtsformulier. 5 diensten ontvangen de voorInsuline Adrenaline Thalamonal geschreven medicatie systematisch terug, 3 diensten Akineton Isoptine Valium vanaf een vooraf opgegeven minimaal aantal. Isuprel Amukin Ventolin 5 van de 8 diensten controleren de afgeleverde voorraad Konakion Anexate Voltaren a.h.v. het door de apotheek afgeleverde overzicht, 2 dienAspegic Lasix Xylocaïne sten controleren a.h.v. van hun eigen ingediende voorLanoxine Atrovent Zuurstofwater. schriften. Lasix Augmentin Lysomucil Buscopan Budgetnota ‘s worden binnen 5 diensten door de apoCatapressan Narcan theek aan de functie spoed afgeleverd: 1 jaarlijks, 1 3Nootropil Cedocard maandelijks, 1 6-maandelijks en 2 occasioneel. Deze Perdolan Contramal nota ‘s kunnen inzage geven in de kostenbeheersing en Cordarone Phenergan een zinvol sensibiliserings-instrument zijn. Primperan Corvaton Het is daarbij verwonderlijk hoe weinig de betrokken Dehydrobenzperidol Pro Dafalgan diensten zicht hebben op hun budget inzake medicatie, Diphantoïne Seloken verlies bij deze e.a. gerelateerde gegevens. Solucortef Dipidolor Solumedrol Diprivan Iedere dienst stelt dat er aangeduide verpleegkundige is Dolantine Morfine inzake medicatiebeheer, op de dienst spoed, op sommige Norit Carbomix Dormicum Spoedgevallen 2001; 20: nr 2
49
WebSite J.P.A. Beullens, VPK Spoed A.Z. St. Maarten - Campus Mechelen
http://www.burnsurgery.org/Betaweb Deze site is bruikbaar als naslagwerk over het onderwerp brandwonden management. Op de diverse pagina’s wordt aan de hand van duidelijke schema’s de materie brandwonden en het management ervan verduidelijkt. Het veelvuldig gebruik van foto’s maakt het geheel duidelijker. De site geeft tevens de mogelijkheid om, GRATIS, in te schrijven op een nieuwsbrief. De ingebouwde zoekmachine maakt het eenvoudiger om in de diverse pagina’s gericht info op te zoeken. Zeker een plaats waard bij jouw favorieten!
http://www.emsvillage.com Een Amerikaanse portaalsite voor EMS-professionals... Met een “bibliotheek”, een chat-box, continue educatie (met test!!!), een electronische ‘newsletter’ en nog vele andere interessante onderdelen is deze site uitermate geschikt als springplank voor EMS (lees spoedgevallen) gerichte zoektochten op het wereldwijde netwerk... Via de electronische ‘newsletter’ blijf je continu op de hoogte van de nieuwigheden op de (Amerikaanse) markt. Ook een plaatsje waard bij jouw favorieten...
http://www.coe-dmha.org/dr/Static.htm Een compleet online handboek over rampenmanagment. In 10 hoofdstukken worden zowel basisprincipes als geavanceerde principes van rampenmanagement besproken. In de 8 bijgevoegde appendices staat belangrijke randinfo over bv. omgaan met gevaarlijke producten, opbouw van een commandostructuur, enz... Een belangrijk nadeel aan het online handboek is het ontbreken van een ‘printervriendelijke’ versie. Ondanks dit nadeel is de site zeer de moeite waard om nader bekeken te worden. Collega’s die zich bezig houden met rampenmanagement (intern en extrern rampenplan, ...) zullen deze site graag aan hun favorieten toevoegen. Recent nog een interessante website bekeken? Boeiende informatie gevonden op het internet? Laat ook anderen genieten van deze waardelvolle informatie en mail ons de link met een korte beschrijving op :
Spoedgevallen 2001; 20: nr 2
50
Voor u gelezen... J.P.A. Beullens - VPK Spoed A.Z. St. Maarten - Campus Mechelen
Near drowning
Patient Puzzle
R.G. Van Kesteren, Internist-Intensivist, UMC Utrecht Kritiek; Jaargang 19 Nummer 1; pag. 3 -9
Walt A. Stoy, PhD, Emt-P Jems; Volume 20 No.1; pag. 24-39
In Nederland worden naar schatting van de auteur jaarlijks zo’n 6000 mensen uit het water gered. Hiervan dienen er een 700-tal opgenomen te worden in het ziekenhuis omwille van verdrinking of bijna-verdrinking... Wat is verdrinking en wat is bijna-verdrinking? Volgens de auteur betekent het tweede (tijdelijk) overleven na verstikking door onderdompeling in water... In dit artikel overloopt de auteur de verschillende factoren die spelen bij verdrinking, de gevolgen hiervan op respiratoir, haemodynamisch en neurologisch vlak. Verder worden de biochemische veranderingen in de patiënt besproken om tot slot te komen tot de behandeling van een “verdrinkingsslachtoffer”. Deze behandeling is gebaseerd op enerzijds temperatuurmeting en anderzijds opwarming. In het artikel worden de drie methoden voor “temperaturen” aangegeven, namelijk diep rectaal, in de uitwendige gehoorgang en oesophagaal. Enkel de eerste vorm kan worden weerhouden omdat die toepasbaar is “in het veld” en een goede indruk geeft van de kerntemperatuur. Wat de opwarming betreft kan men perifeer én/of centraal gaan opwarmen. Het perifeer opwarmen echter verloopt traag en kan een ongewenst effect veroorzaken, namelijk after-drop (het verder dalen van de kern-temperatuur ingevolge perifere vasodilatatie). Onder de 34°C is centrale opwarming aangeraden, dit kan door middel van:
Het eerste onderzoek van een patiënt is één van de eerste en meest uitdagende opdrachten in prehospitaal werk. De initiële behandeling van een patiënt is gebaseerd op de bevindingen van dit eerste onderzoek. Daarom is het van belang dit onderzoek op een systematische wijze te verrichten. De auteur wijst op het belang van veiligheid en het inschatten van de risico’s ter plaatse alvorens zich over een patiënt te ontfermen, iets wat we helaas maar al te vaak vergeten te doen. Verder wordt op het belang van het ongevalmechanisme of de aard van de ziekte gewezen, het nagaan van het aantal slachtoffers, of er extra hulp nodig is, en last but not least het denken aan eigen veiligheid en beveiliging (handschoenen, ...). Daarna wordt het initiële onderzoek van kop tot teen gedetailleerd overlopen. Hierbij worden een aantal handige tips en ezelsbruggetjes meegegeven. Tot slot wordt er op aangedrongen vooral niet te vergeten de patiënten blijvend op te volgen gedurende de volledige prehospitaal fase. Na het doornemen van de tekst kan je jezelf testen aan de hand van de CE-test Patient Assessment, een 20 vragen tellende multiple choice vragenlijst.
• • • • • •
maagspoelen met verwarmd water beademen met verwarde lucht toedienen van verwarmde infusen peritoneaal dialyse met verwarde vloeistoffen Continue Arterio Veneuze Rewarming hart-long machine
Tot slot komt de auteur tot de prognose, hij stelt dat patiënten die comateus worden opgenomen of die moeten worden gereanimeerd in 60% van de gevallen overlijden of ernstige neurologische restlestels behouden. Bij asystolie is langdurige reanimatie gerechtvaardigd omwille van de “gunstige” invloed van hypothermie. Patiënten die alert zijn en een goede RX thorax hebben bij opname hebben een goede prognose, en hebben vaak géén behandeling nodig. veiligheidshalve dienen zij toch 24 uur geobserveerd te worden. Tevens stelt de auteur dat kinderen een betere prognose hebben. Spoedgevallen 2001; 20: nr 2
Agressie in de tang Ordinaire scheldpartijen en geweld op de spoedeisende hulp: moeten we daarmee leven of valt er iets aan te doen? Nursing 2001 maart; 21-23
Steeds vaker komen we op de dienst spoedgevallen, zelfs prehospitaal in aanraking met allerlei vormen van geweld... Je hoort van collega’s klagen over verbale agressie, fysiek geweld, en onbegrip. In vele gevallen liggen ongemakken zoals lange wachttijden, gebrek aan informatie, en foutieve reacties vanwege de gestresste verpleegkundigen aan de oorzaak van de geweldspiraal. Er worden inmiddels (commerciële) trainingen aangeboden in “omgaan met agressie”, hier leer je gesprekstechnieken, anticiperen en zo nodig reageren (zelfbescherming). In dit artikel wordt tevens gewezen op het belang van post-traumatische stress-opvang voor de hulpverleners na een traumatiserende ervaring... Tot slot worden een aantal succesvolle initiatieven ter preventie overlopen... En ja hoor! Men is zelfs in België komen kijken...
51
In de kijker... A.U.V.B. Vlaamse kamer. Sinds enige tijd is de V.V.V.S. als vereniging lid van de Algemene Unie van Verpleegkundigen van België. Dit overleg waarin een twaalftal verenigingen voor verpleegkunde zetelen heeft als doel de Verpleging in het algemeen te ondersteunen en te promoten. Voortaan zul je regelmatig de nieuwsjes en de initiatieven van deze bijeenkomsten in ons tijdschrift terugvinden. Op dit ogenblik wordt de aandacht van de vergadering toegespitst op 3 items: 1. Het tekort aan verpleegkundigen. Om dit probleem aan te pakken werd een ruime werkgroep samengesteld. Instituten voor verpleegkunde, Verenigingen van ziekenhuizen en verenigingen voor verpleegkundigen Na verschillende contacten met de kabinetten van Dhr.Vandenbroecke, Mevr. Aelvoet en Mevr. Onckelinckx werd door deze diensten een budget ter beschikking gesteld van 40 miljoen om deze campagne uit te voeren. Tevens werd er door deze kabinetten een “Task Force” opgericht om deze opdracht uit te voeren. De campagne zal over zes maanden lopen, afwisselend gericht op recrutering van studenten én imago / beeldvorming. De effecten van de campagne zullen d.m.v. een na meting plaatsvinden. Naast dit initiatief zal Min. Aelvoet verschillende instellingen bezoeken en met de verpleegkundigen aldaar overleggen. Deze bezoeken kaderen in het voornemen van de Minister om meer aandacht te hebben voor de belangrijke rol die verpleegkundigen invullen in de gezondheidszorg. 2. Voorontwerp van tot wijziging van KB n° 78. In de Nationale Raad voor Verpleegkunde wordt gewerkt aan een voorstel tot wijziging van dit KB. De bedoeling is ook de verzorgenden een plaats te geven (naast de andere paramedici) in dit KB, zodat ook hun activiteiten een wettelijke basis krijgen. 3.Rechten van de patiënt.
Spoedgevallen 2001; 20: nr 2
België heeft geen specifieke wet betreffende de rechten van de patiënt. Dit valt in een ruimer Europees perspectief niet echt op. Van de huidige vijftien EU lidstaten zijn er vier met een specifieke wet betreffende de rechten van de patiënt. Tot nu zitten de rechten van de patiënt in België vervat in de internationale verdragsteksten (zoals het recht op fysieke integriteit art. 8 EVRM, in grondwettelijke bepalingen (recht op privèleven art. 22 Grondwet en op gezondheidszorg art. 23 Grondwet). Ook het strafrecht (medisch beroepsgeheim art. 458 strafwetboek) bevat rechtsregels die de patiënt beschermen. Deze verspreiding van de rechtsregels maakt echter dat geen duidelijk totaalbeeld kan gevormd worden. Om de rechtspositie van de patiënt te verduidelijken heeft het kabinet van de minister van consumentenzaken, volksgezondheid en leefmilieu een “Conceptnota Rechten van de Patiënt” opgesteld.
Verslag 2000 Nationale Raad voor Dringende Geneeskundige Hulpverlening. Ook de NRDGH leed onder de kippenprolematiek. 30/6/2000, eerste bijeenkomst van de NRDGH. Bespreking initiatief gesprek met Min. Aelvoet i.v.m. de werking van de Raad. 21/9/2000, Dhr. M.Keirse kabinetschef en Dhr. Luc Seaux adviseur bij de Minister komen uitleg geven over de verwachtingen van Min. Aelvoet i.v.m. de werking v.d. Raad en het dossier ‘voorstel tot hervorming van de Civiele Veiligheid, van Min. Duquesne. Tevens wenst de Minister een werkgroep van aangestelden 100 te installeren. Vooral het dossier Astrid verontrust zowel Volksgezondheid als de leden van de NR. 22/11/2000 Het bureau van de NR stelt haar werkdocument voor ‘analyse systeem DGH’. De leden wordt gevraagd dit werkdocument aan te vullen. Stand van zaken Natinul - Astrid. 21/12/2000 Verzamelde teksten i.v.m. de analyse van het DGH systeem worden besproken.
52
Opstellen van een schema “knelpunten DGH” als voorbereiding voor een debat van Min. Aelvoet in de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Kennisgeving van de problematiek i.v.m. de financiering van het secretariaat van de NR.
Marc Weeghmans.
Gezocht... Gemotiveerde collegas (M/V) met: ¨
grafisch talent ¨ kennis web-design ¨ kennis FrontPage 2000
Die: 1. willen werken aan de website van de V.V.V.S. (Onderdeel van de te verniewen portaal-site WWW.EMERBEL.BE)
2. interesse hebben in een werkgroep informatica op spoed...( en prehospitaal?!) Reacties/Info: Johan P.A. Beullens
[email protected]
Spoedgevallen 2001; 20: nr 2
53
Wat leeft er in de Wetstraat??? 7 NOVEMBER 2000. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 31 mei 1989 houdende nadere omschrijving van de fusie van ziekenhuizen en van de bijzondere normen waaraan deze moeten voldoen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, inzonderheid op artikel 69, 3°, gewijzigd door de wetten van 30 december 1988 en 21 december 1994; Gelet op het koninklijk besluit van 31 mei 1989 houdende nadere omschrijving van de fusie van ziekenhuizen en van de bijzondere normen waaraan deze moeten voldoen, inzonderheid op artikel 3, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 12 oktober 1993, 6 mei 1997 en 23 juni 1998; Gelet op het advies van de Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen, uitgebracht op 27 januari 2000; Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, uitgebracht op 4 mei 2000; Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 24 mei 2000; Gelet op het besluit van de Ministerraad over het verzoek om advies binnen de termijn van een maand; Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 7 september 2000 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State; Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid en van Onze Minister van Sociale Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : Artikel 1. In artikel 3 van het koninklijk besluit van 31 mei 1989 houdende nadere omschrijving van de fusie van ziekenhuizen en van de bijzondere normen waaraan deze moeten voldoen, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 12 oktober 1993, 23 december 1993, 6 mei 1997 en 23 juni 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bepaling onder punt 2° wordt vervangen als volgt : « De fusie van ziekenhuizen mag maximum over 700 bedden beschikken. In afwijking tot het eerste lid, mogen de fusies van ziekenhuizen die zich bevinden in één der vijf agglomeraties (Brussel, Antwerpen, Luik, Gent en Charleroi), maximum over 1 100 bedden beschikken. In de cijfers, vermeld in het eerste en tweede lid, zijn de Spoedgevallen 2001; 20: nr 2
bedden in gespecialiseerde diensten voor behandeling en revalidatie (kenletter Sp) bestemd voor patiënten met psychogeriatrische en chronische aandoeningen en deze voor patiënten met een ongeneeslijke ziekte die zich in een terminale fase bevinden en palliatieve zorg behoeven, niet inbegrepen; »; 2° de bepaling onder 4°, tweede lid, wordt vervangen als volgt : « Indien een gefusioneerd ziekenhuis over een ziekenhuisdienst beschikt die verspreid is over meerdere vestigingsplaatsen, moeten de bedden van bedoelde dienst op dezelfde vestigingsplaats gegroepeerd worden wanneer de bedcapaciteit op één der vestigingsplaatsen lager wordt als 2/3 van de vastgestelde minimum bedcapaciteit, met dien verstande dat, voor wat de C-D-dienst betreft, een minimumbedcapaciteit van 30 bedden op iedere vestigingsplaats volstaat. »; 3° het artikel wordt aangevuld als volgt : « 6° Met uitzondering van de dienst voor medische beeldvorming waarin een transversale axiale tomograaf wordt opgesteld, en behoudens de door Ons nader te bepalen uitzonderingen, mag een medisch-technische dienst, medische dienst, ziekenhuisafdeling en zorgprogramma van een gefusioneerd ziekenhuis in geen geval uitgesplitst zijn over twee of meerdere vestigingsplaatsen. In het geval wordt beantwoord aan hoger vermelde uitzonderingen, moet de opgesplitste medisch-technische dienst, medische dienst, ziekenhuisafdeling of het opgesplitste zorgprogramma op iedere vestigingsplaats aan alle erkenningsnormen beantwoorden. Met uitzondering van de functie van ziekenhuisapotheek, de functie van lokale neonatale zorg, de functie van palliatieve zorg, de functie « chirurgische daghospitalisatie » en de functie voor intensieve zorg, en behoudens de door Ons nader te bepalen uitzonderingen, mag een ziekenhuisfunctie, waarvoor erkenningsnormen bestaan, van een gefusioneerd ziekenhuis niet over meerdere vestigingsplaatsen verspreid zijn. In het geval wordt beantwoord aan voornoemde uitzonderingen, moet de opgesplitste functie op iedere vestigingsplaats aan alle erkenningsnormen beantwoorden. » Art. 2. In hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 6bis ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 6bis. In afwijking van artikel 3, 2°, eerste lid, mogen fusies die tot stand zijn gekomen vóór de inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 7 november 2000 tot wijziging van het koninklijk besluit van 31 mei 1989 houdende nadere omschrijving van de fusie van ziekenhuizen en van de bijzondere normen waaraan deze moeten voldoen, maximum over 1 000 bedden beschikken. In afwijking van artikel 3, 2°, eerste lid, mogen fusies die tot stand zijn gekomen na de inwerkingtreding van het voornoemde koninklijk besluit van 7 november 2000 54
en vóór 1 januari 2002, maximum over 900 bedden beschikken. § 2. De ziekenhuizen beschikken over een overgangsperiode van 2 jaar vanaf de ondertekening van de fusieovereenkomst, om te voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 3, 6°. De fusies van ziekenhuizen die voor de inwerkingtreding van het voornoemde koninklijk besluit van 7 november 2000 erkend zijn, beschikken over een overgangsperiode van twee jaar, die aanvangt op de dag van de inwerkingtreding van deze bepaling, om te voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 3, 6°. » Art. 3. Dit besluit treedt in werking op de datum van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad. Art. 4. Onze Ministers bevoegd voor Volksgezondheid en Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit. Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 7 november 2000. ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid, Mevr. M. AELVOET De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROECKE
4 DECEMBER 2000. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op artikel 35, § 2, 2° en 3°, gewijzigd door de wet van 20 december 1995 en door het koninklijk besluit van 25 april 1997; Gelet op de bijlage bij het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, inzonderheid op het artikel 25, § 3 gewijzigd door de koninklijke besluiten van 22 juli 1988, 21 december 1988, 7 juni 1991, 19 december 1991, 5 maart 1992 en 31 augustus 1998 ; Gelet op het advies van de Technische geneeskundige raad, uitgebracht tijdens zijn vergadering van 23 mei 2000; Gelet op het advies, uitgebracht door de Dienst voor geneeskundige controle op 23 mei 2000; Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, uitgebracht op 6 juli 2000; Spoedgevallen 2001; 20: nr 2
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, uitgebracht op 7 september 2000; Gelet op het advies van de Raad van State; Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : Artikel 1. § 3 van artikel 25 van de bijlage bij het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 juli 1988, 21 december 1988, 7 juni 1991, 19 december 1991, 5 maart 1992 en 31 augustus 1998 wordt door de volgende bepaling vervangen : « § 3. Honorarium voor de medische wachtdienst in het ziekenhuis. 590166 Forfaitair honorarium voor de intramuraal aanwezige medische permanentie in het ziekenhuis, per opneming in een acute dienst A, C, D, E, G, K, L, M of N van een algemeen ziekenhuis dat beschikt over een erkende functie eerste opvang van spoedgevallen . . . . . A 15 590181 Forfaitair honorarium voor de intramuraal aanwezige medische permanentie in het ziekenhuis, per opneming in een acute dienst A, C, D, E, G, K, L, M of N van een algemeen ziekenhuis dat beschikt over een erkende functie voor gespecialiseerde spoedgevallenzorg . . . . . A 28 590203 Forfaitair honorarium voor de intramuraal aanwezige medische permanentie in het ziekenhuis, per opneming in een acute dienst A, C, D, E, G, K, L, M of N van een algemeen ziekenhuis dat beschikt over een erkende functie voor intensieve zorg . . . . . A 28 590225 Forfaitair honorarium voor de intramuraal aanwezige medische permanentie in het ziekenhuis, per opneming in een acute dienst A, C, D, E, G, K, L, M of N van een algemeen ziekenhuis dat beschikt over een erkende functie voor gespecialiseerde spoedgevallenzorg en een erkende functie voor intensieve zorg . . . . . A 40 Minstens één van de artsen met intramurale permanentie is, of houder van de bijzondere beroepstitel in de urgentiegeneeskunde, of houder van de bijzondere beroepstitel intensieve zorgen, of een erkend specialist in de inwendige geneeskunde, cardiologie, pneumologie, gastroenterologie, reumatologie, pediatrie, anesthesiologie, heelkunde, neurochirurgie, orthopedie, plastische heelkunde, urologie. De verstrekkingen 590166, 590181, 590203 en 590225 zijn slechts éénmaal aanrekenbaar per opneming en zijn onderling niet cumuleerbaar. Als de medische permanentie volgens een beurtrol verdeeld is over verscheidene ziekenhuizen, moeten de honoraria pro rata temporis worden betaald. Het volledig forfaitair bedrag wordt aangerekend voor al de opnemingen die hebben plaatsgehad gedurende de periode dat het betrokken ziekenhuis instond voor de permanentie, en gedurende dewelke de arts continu in het ziekenhuis aanwezig was, terwijl niets aangerekend wordt voor de op-
55
nemingen tijdens die periode in de andere ziekenhuizen. De verstrekkingen 590166, 590181, 590203 en 590225 dienen om de verschillende artsen te vergoeden die de permanenties verzekeren volgens de in voege zijnde wettelijke beschikkingen en onder de verantwoordelijkheid van de hoofdgeneesheer, die verantwoordelijk is voor de continuïteit van de verzorging en die de verstrekkingen attesteert. De maandelijkse lijsten van de artsen die de medische permanentie onder de verschillende nummers uitvoeren, met hun kwalificatie en titel, moeten worden neergelegd bij de hoofdgeneesheer van de verpleeginrichting. Deze lijsten bevatten ook de naam en titel van de leidinggevende arts van de functie gespecialiseerde spoedgevallenzorg en/of intensieve zorg. Ze moeten gedurende 5 jaar worden bewaard en ter beschikking zijn van de controleorganen. De hoofdgeneesheer is verantwoordelijk voor de juistheid van de lijsten. De verrichte verstrekkingen 590181, 590203 en 590225 mogen slechts worden aangerekend als : 1. de artsen, die aan de medische permanentie deelnemen, voldoen aan de kwalificaties, zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 27 april 1998 houdende vaststelling van de normen waaraan een functie “gespecialiseerde spoedgevallenzorg” moet voldoen om erkend te worden of zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 27 april 1998 houdende vaststelling van de normen waaraan een functie voor intensieve zorg moet voldoen om erkend te worden; 2. de arts, diensthoofd van de functie “gespecialiseerde spoedgevallenzorg” of van de functie voor intensieve zorg voldoet aan de bepalingen zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 27 april 1998 houdende vaststelling van de normen waaraan een functie “gespecialiseerde spoedgevallenzorg” moet voldoen om erkend te worden of in het koninklijk besluit van 27 april 1998 houdende vaststelling van de normen waaraan een functie voor intensieve zorg moet voldoen, respectievelijk; 3. specifiek voor de arts-specialist in opleiding, de permanentie wordt verzekerd in het algemeen ziekenhuis waar volgens het stageplan de opleiding tot specialist wordt gevolgd. 590472 Honorarium voor geneeskundige bijstand verleend door een arts van een erkende functie gespecialiseerde spoedgevallenzorg, in het kader van een extra-murale medische interventie van een mobiele urgentiegroep, ingevolge van een oproep naar het éénvormig oproepstelsel “100” . . . . . A 50 De verstrekking 590472 mag slechts aangerekend worden als de arts die de permanentie van de “mobiele urgentiegroep” waarneemt aan de kwalificaties voldoet zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 10 augustus 1998, houdende vaststelling van de normen waaraan een functie “mobiele urgentiegroep” (MUG) moet voldoen om erkend te worden. De verstrekking 590472 mag niet worden gecumuleerd met de verstrekkingen 214233 - 214244 of 109734. » Art. 2. Dit besluit treedt in werking de eerste dag van de tweede maand na die waarin het in het Belgisch StaatsSpoedgevallen 2001; 20: nr 2
blad wordt bekendgemaakt. Art. 3. Onze Minister van Sociale Zaken en Pensioenen is belast met de uitvoering van dit besluit . Gegeven te Brussel, 4 december 2000. ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, F. VANDENBROUCKE
56