Social Return in de Praktijk Van Sociale Wenselijkheden naar Sociaal Beleid Social Return wint in Nederland aan terrein, maar in de praktijk zijn er nogal wat vragen bij de uitvoering van het beleid. In dit boekje gaan we in op veelgestelde vragen rondom Social Return.
Scholten&VanderMeij en Social Profit Consultants 18-4-2013
Van Sociale Wenselijkheden naar Sociaal Beleid
2
Social Return in de Praktijk
Voorwoord Economische bedrijvigheid is de motor van de economie. En als die motor stil valt, dan doet dat pijn. We ondervinden dat nu aan den lijve, zeker in de bouwsector. Desondanks slagen veel bedrijven er in om ruimte te maken voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Dat gaat niet vanzelf. Bedrijven moeten daar hun best voor doen, maar als daar een opdracht tegenover staat, dan is die ruimte meestal wel te vinden. Niet altijd, want niet elk werk of elk project leent zich voor social return inzet. Onze ervaring in de bouw- en infrasector is, dat als opdrachtgever en opdrachtnemer vanuit een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid samen de uitdaging aangaan en elkaar stimuleren in het bedenken van oplossingen, ze er meestal wel uitkomen. En een goed resultaat neerzetten. Reële verwachtingen, heldere doelstellingen en praktische oplossingen. Moeilijker dan dat moeten we het niet maken. Maatschappelijk gezien staan er nu teveel mensen aan de kant. Zowel mensen met een korte afstand tot de arbeidsmarkt als mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. De uitdaging voor de komende jaren is om zoveel mogelijk mensen (weer) op te nemen in het arbeidsproces. Dat moet er wel werk zijn. We moeten oppassen dat we social return niet gaan beschouwen als de oplossing voor de crisis. Want dan houden we onszelf voor de gek. De motor moet weer op gang komen en zodra we in die beweging zitten, is het de normaalste dat we ook ruimte bieden aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.
18 April 2013 Elco Brinkman Bouwend Nederland
3
Van Sociale Wenselijkheden naar Sociaal Beleid
Inhoudsopgave Voorwoord ............................................................................................................ 3
Inleiding ............................................................................................................... 6 Waarom schrijven we dit boekje ........................................................................... 6 Begrippen: Social Return en SROI ...................................................................... 6 Voor wie schrijven we ....................................................................................... 6 De missie van dit boek ........................................................................................ 7 De achtergrond van dit boekje.............................................................................. 7
Hoofdstuk 1 .......................................................................................................... 8 Social Return in de Praktijk ..................................................................................... 8 Introductie SROI en Social Return ......................................................................... 8 Inleiding ......................................................................................................... 8 De methodiek Social Return on Investment: SROI .................................................. 9 Case: stichting Hulphond (samenvatting) ..............................................................10
4
Kosten en financiering .....................................................................................10 Belanghebbenden bij Hulphond Nederland..........................................................10 De kwantificeerbare resultaten .........................................................................11 Aannames: ....................................................................................................11 Conclusies......................................................................................................11 De werkwijze Social Return .................................................................................11 Opnemen van prestatie instrumenten in aanbestedingen? ....................................12 Social return binnen het Rijk ............................................................................12 Overeenkomsten .............................................................................................13 Verschillen .....................................................................................................13
Hoofdstuk 2 .........................................................................................................14 Kan Social Return objectief meetbaar gemaakt worden? ............................................14 Introductie meetbaarheid....................................................................................14 Input .............................................................................................................14 Output en outcome .........................................................................................15 Belang van meten (met SROI) ..........................................................................15
Hoofdstuk 3 .........................................................................................................16 Maatschappelijke Waarde in Publieke Aanbestedingen in Schotland: Retoriek of Realiteit?
Social Return in de Praktijk
..........................................................................................................................16 De Schotse Context ...........................................................................................16 Community Benefit Clauses (CBC) .......................................................................18 Public Social Partnerships (PSP) ...........................................................................19 Co-productie .....................................................................................................20 Social Impact Measurement ................................................................................21 Conclusie ..........................................................................................................22
Hoofdstuk 4 .........................................................................................................23 Social return vanuit het Heijmans-perspectief ..........................................................23
Hoofdstuk 5 .........................................................................................................24 Prestatieladder Socialer Ondernemen: hulpmiddel bij Social Return ............................24 Inleiding ...........................................................................................................24 Social return .....................................................................................................24 Structureel socialer ondernemen .........................................................................25 Prestatieladder Socialer Ondernemen (PSO) ..........................................................25 Toepassing PSO .................................................................................................27 Tot slot .............................................................................................................28 Meer lezen? ......................................................................................................28
Hoofdstuk 6 .........................................................................................................29 Een juridische beschouwing in vogelvlucht ...............................................................29 Ter ingeleide .....................................................................................................29 Beleid...............................................................................................................29 Wetgeving ........................................................................................................30 Aanbestedingswet ...........................................................................................31 De aanbestedingspraktijk....................................................................................32 Voorbereidingsfase ..........................................................................................33 Definitie-/specificatiefase .................................................................................34 Selectiefase....................................................................................................35 Contracterings-/gunningsfase ...........................................................................35 Uitvoeringsfase ...............................................................................................36 Verslag congres 18 april 2013………………………………………………………………………………………
37
5
Van Sociale Wenselijkheden naar Sociaal Beleid
Inleiding
Waarom schrijven we dit boekje De laatste tijd wordt Social Return steeds vaker genoemd bij aanbestedingen. Steeds meer overheden gebruiken deze term om aan te geven dat zij een beroep doen op het bedrijfsleven om zich meer sociaal in te zetten. Zowel binnen de overheden als daarbuiten in de (non)profit sector wordt Social Return nog niet eenduidig gebruikt. Veelal bestaat er verwarring tussen Social Return als beleidsmaatregel aan de ene kant en Social Return on Investment als meetmethode voor sociale impact aan de andere kant. Hoewel de twee begrippen qua naam erg op elkaar lijken, zijn ze niet helemaal hetzelfde. Hierdoor ontstaan er misverstanden over de verwachtingen van betrokken partijen. Deze misverstanden leiden tot onnodig ongemak en een gevoel dat de haalbaarheid laag is.
6
Bovendien horen we dat beide termen eerder tot weerstand kunnen leiden. Voornamelijk twijfels over objectiviteit leiden hiertoe. De uitvoer van het beleid of de uitvoer van de meetmethode is te complex. Er komt te veel kijken bij het in praktijk brengen hiervan en daardoor wordt het niet of beperkt uitgevoerd. Deze ontwikkeling doet zich niet alleen in Nederland voor: ook in andere landen, waaronder Groot Brittannië waar men met dit thema al langer bezig is, worstelt Social Return met haar imago.
Begrippen: Social Return en SROI Social Return wordt beschreven als het maken van afspraken met opdrachtnemers over arbeidsplaatsen, leerwerkplekken en/of stageplaatsen voor de doelgroepen bij inkoop van diensten, werken en leveringen. De doelgroepen zijn hierbij steeds mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Social Return kan ook vrijer ingevuld worden, bijvoorbeeld afspraken over het leveren van een bijdrage aan een maatschappelijk doel (Bron: TNO). Social Return on Investment (SROI) is een meetmethode die bestaat uit een werkkader om een brede vorm van waardeverandering te meten. Naast economische waarde worden hier ook sociale waarde en milieuwaarde in meegenomen. Op deze manier ontstaat er een idee van welke sociale, milieu of economische uitkomsten er zijn gevonden, uitgedrukt in monetaire waarde. Belangrijke principes hierbij zijn onder andere het betrekken van stakeholders, transparantie en verificatie. (Bron: Cabinet Office).
Voor wie schrijven we We schrijven dit boekje in eerste instantie voor hen die in aanraking komen met Social Return. Dit zijn bedrijven uit verschillende sectoren zoals de bouw, de zorg, groenvoorziening, schoonmaak, enzovoort. Bovendien kunnen dit ook bedrijven zijn die vanuit een subsidie aanvraag met Social Return te maken krijgen. Daarnaast kunnen dit ook ondernemingen zijn die zelf ertoe bewogen zijn om een sociale bijdrage te leveren.
Social Return in de Praktijk
Ten tweede schrijven we dit boekje ook voor ondernemingen die Social Return on Investment willen toepassen op hun bedrijf of projecten. Zij krijgen hierbij aangereikt hoe bredere maatschappelijke ontwikkelingen tot nieuwe inzichten kunnen leiden. We kunnen immers veel van elkaar leren.
De missie van dit boek Dit boekje heeft een aantal verschillende doelen. Ten eerste willen we duidelijkheid scheppen in de verschillen en overeenkomsten tussen Social Return en Social Return on Investment. We zullen beschrijven waar de twee begrippen elkaar kunnen vinden, want zij liggen namelijk in het verlengde van elkaar. Social Return beweegt bedrijven ertoe maatschappelijk bezig te zijn waarbij SROI kan laten zien op welke punten dat is gebeurd. Bovendien laat SROI dit zien in een voor het bedrijfsleven toepasselijke taal. Ten tweede zullen we bezwaren bespreken, waarbij voorbeelden vanuit de praktijk centraal zullen staan. Veel vragen als haalbaarheid of objectiviteit kunnen een succesvolle ontwikkeling van een project belemmeren. Het uitvoeren van Social Return beleid of het doen van en SROI-analyse kan voor je onderneming of voor de overheid veel opleveren. Daarom geven we ook aan op welke wijze deze bezwaren hanteerbaar gemaakt kunnen worden. Ten derde geven we met dit boekje aan dat het onderwerp Social Return als plezierig beleefd kan en mag worden. Als actor in de maatschappij draag je namelijk bij aan een betere sociale omgeving. Daarnaast is het ook voor de betreffende overheid of onderneming een mooi visitiekaartje. Het thema mag daarom best als aantrekkelijk ervaren worden.
De achtergrond van dit boekje In eerdere uitgaven over Social Return warden een aantal belangrijke punten aangestipt. Dit boekje wil verder hierop ingaan en op meer praktische overwegingen ingaan. Wij zijn ook van mening dat een goede discussie vooraf tussen opdrachtgever en opdrachtnemer teleurstellingen voorkomt. Omdat voorbereidende aspecten van een Social Return project vaak al behandeld zijn, gaan we in dit boekje voornamelijk in op een aantal punten die in eerdere publicaties beleven liggen. Een onderwerp als monitoring moet breder worden ingezet dan management alleen. Dit kan bijvoorbeeld door het vaststellen van effectiviteit van een Social Return project en het doen van evaluatieonderzoek aan de hand van SROI. Daarnaast wordt er ingegaan op de verschillende juridische aspecten van Social Return, zowel voor bedrijven als voor overheden. Bovendien stippen we nog meer onderwerpen aan, waarbij vragen vanuit de praktijk als leidraad gediend hebben. Het belang van het koppelen van het beleid met de praktijk staat centraal in dit boekje.
7
Van Sociale Wenselijkheden naar Sociaal Beleid
Hoofdstuk 1 Social Return in de Praktijk Introductie SROI en Social Return Inleiding Drechtsteden (een samenwerking tussen een aantal gemeenten in de regio Dordrecht) introduceerde in 1998 een social return on investment (SRoI) beleid. Aanleiding waren de hoge werkloosheid, hoge investeringen van de gemeenten in de bouwsector en een groeiende vraag naar werknemers in de bouw. Het SRoI-beleid van Drechtsteden is er op gericht om werkzoekenden, jongeren in een leer-werktraject en kandidaten met een SWindicatie aan het werk te helpen bij bedrijven die opdrachten uitvoeren voor de Drechtsteden. Een voorwaarde is dat de kandidaten beschikken over voldoende startkwalificaties. Werkzoekenden combineren hun baan met een opleiding, zodat ze later kans maken op een reguliere baan. SRoI – later meestal Social Return genoemd - is in dit verband dus een methode van aanbesteding.
8
Een paar jaar eerder, in 1996, publiceerde REDF1 “New Social Entrepreneurs,” waarin opgenomen een discussie over de “Social Return on Investment” van twee sociale ondernemingen. In 1997 startte REDF’s een onderzoek naar de impact van zeven nonprofit organisaties in de Bay Area (omgeving San Francisco) en hun 23 sociale ondernemingen. De rapportage hiervan verscheen in 23 SROI-analyses, begeleid door een handleiding over de SROImethodiek. In dit geval ging (en gaat) het over een methodiek van het kwantificeren – in een geldeenheid – van de maatschappelijke meerwaarde van een investering. Vanaf 2001 werd de methode ook toegepast in de Global Social Venture Competition, een international bedrijfsplannenwedstrijd voor business schools, waarbij ieder bedrijfsplan een SROI-paragraaf moet bevatten. Vanaf 2001 heeft Peter Scholten het initiatief genomen om SROI ook in Nederland en Europa te introduceren. Hij publiceerde o.a. een boek (“Maatschappelijk Rendement Gemeten”), organiseerde in 2003 een internationaal congres in het Olympisch Stadion van Amsterdam: het eerste SROI-congres in Europa, en voerde een aantal pilotprojecten uit. Deze pilotprojecten werd mede mogelijk gemaakt door Startfoundation, het VSBfonds en stichting Doen. Kern van de methode SROI is het waarderen in geldtermen van de opbrengsten van een maatschappelijke investering, waardoor de verhouding tussen de investeringen (doorgaans in geld) en de opbrengsten kan worden bepaald (de sroi-ratio). Bedoeld dus 1
Roberts Enterprise Development Fund, een particulier financieel fonds uit San Francisco, USA)
Social Return in de Praktijk
om de maatschappelijke meerwaarde meetbaar te maken, en het proces dat daartoe leidt. Gebruik makend van bedrijfskundige principes als disconto-ratio en netto contante waarde, om de toekomstige waarde van investeringen te bepalen. Maar een misverstand was inmiddels wel geboren: Social Return on Investment als prestatiemetingsmethodiek of Social Return als aanbestedingsprocedure. De eerste paar jaar was dat allemaal nog niet zo erg: noch SROI, noch Social Return waren erg groot en bekend. Maar vanaf 2008 e.v. beginnen de misverstanden en onduidelijkheden toe te nemen. Alvorens in te gaan op de verschillen en overeenkomsten tussen beide methoden, beschrijven we nu eerst kort de inhoud van beide. Voor het ‘gemak’ en om misverstanden te voorkomen, zullen we de aanbestedingsmethode voortaan als ‘Social Return’ aanduiden; en de methodiek van waardebepaling als ‘SROI’.
De methodiek Social Return on Investment: SROI (bron: www.sroinetwerk.nl)
“De tijden zijn veranderd. Winst maken of winstmaximalisatie kan in het huidige tijdsgewricht niet meer het enige doel van een onderneming zijn. Er is meer dan dat. Elke organisatie (non-profit, not-for-profit, profit) doet iets aan maatschappelijk ondernemen. De verhouding tussen de factoren people – planet – profit, én de passie waarmee de relatie tussen de organisatie en de omgeving wordt vormgegeven, maken of het maatschappelijk ondernemen ook maatschappelijk verantwoord genoemd kan worden. Dat vereist onderzoek, analyse en verificatie bij de belanghebbenden. Er zijn door de tijd heen diverse manieren ontwikkeld om de impact, opgevat als de optelsom van verschillende rendementen, inzichtelijk te krijgen. Social Return On Investment relateert de doelstelling van de bedrijfsvoering aan de investeringen. Per belanghebbende partij wordt de impact in beeld gebracht en met behulp van een onderbouwde en toetsbare indicator omgezet in een waarde. Het SROI rapport zegt dus niet alleen iets over het financiële rendement op de investering (ROI), maar ook over andersoortige (sociale, culturele, ecologische) waarde creaties. Daarnaast geeft het dankzij de directe benadering van stakeholders inzicht in factoren die bij belanghebbenden meespelen bij de totstandkoming van de impact. SROI lijkt sterk op de methode Maatschappelijke Kosten Baten Analyse. Afhankelijk van de focus geeft het SROI rapport aan beslissers en uitvoerders informatie, onder meer op het vlak van strategie, positionering, controlling, marketing, financiering, enz. Om de kans op wildgroei te verkleinen en de kwaliteit van SROI te bewaken, zijn zeven SROI-principes geformuleerd; te weten: 1. Directe betrokkenheid van stakeholders.
9
Van Sociale Wenselijkheden naar Sociaal Beleid 2. Onderzoeken wat er verandert vanuit het stakeholder standpunt. 3. Effecten / resultaten / outcomes waarderen (in geldwaarde uitdrukken) van activiteiten. 4. Richten op relevante en significante zaken. 5. Niet teveel (willen) claimen. 6. Transparantie tonen (zichtbaarheid van keuzes in de analyse). 7. Financiële aannames en resultaten verifiëren. De methodiek zelf bestaat uit een tiental stappen: - Afbakening van het onderzoek - Theory of Change van de investering: wat is het doel - Inventarisatie stakeholders - Vaststellen van de totale input: tijd, geld en in natura - Beschrijving van de activiteiten die de stakeholders in het kader van dit project/bedrijf uitvoeren; - Beschrijving van de output per stakeholder - Beschrijving van de resultaten of effecten per stakeholder - Bepalen van de attributie en ‘deadweight’ (“wat toch al zou zijn gebeurd) per resultaat; - Bepalen van de indicatoren per resultaat; - Berekenen van de waarde per indicator, totale waarde en sroi-ratio.
10
Case: stichting Hulphond (samenvatting) Het SROI-onderzoek richt zich op het in kaart brengen en meetbaar maken van het maatschappelijk rendement van de Stichting Hulphond Nederland.
Kosten en financiering De totale kosten die gemoeid zijn met de aanschaf van de hulphond enerzijds en het opleiden c.q. trainen van de cliënt en de hond anderzijds bedragen gemiddeld € 47.537. Hulphond Nederland zorgt voor de financiering van de aanschaf en opleiding van de honden. Cliënten ontvangen de hond dus kosteloos en daarmee is de hulphond voor iedereen die aan de gestelde voorwaarden voldoet bereikbaar.
Belanghebbenden bij Hulphond Nederland Directe betrokkenen en belanghebbenden bij de activiteiten van Stichting Hulphond zijn: 1 2 3 4 5
Hulphond cliënten Mantelzorgers Zorgverzekeraars UWV en de sociale dienst Sponsoren/financiers
Social Return in de Praktijk
De kwantificeerbare resultaten Op basis van onderzoek is de gemiddelde kostenbesparing per hond gemeten. Deze bedr aagt € 16.942 euro per hond per jaar. Vervolgens is er een “deadweight en attributie-correctie” toegepast. Dit houdt het volgende in: van de totale en de gemiddelde kostenbesparing per hond is ni et met zekerheid te zeggen dat deze resultaten voor 100% het gevolg zijn van de activite iten van Hulphond Nederland en niet ook zijn toe te rekenen aan andere organisaties, on dersteuners, relaties, enz. Daarnaast zou een aantal effecten wellicht ook zijn gerealiseer d met een ‘gewone’ hond (zoals bijvoorbeeld het gevoel van veiligheid). Daarom is een correctie toegepast van 50%. Daarmee komt de gemiddelde kostenbespar ing per jaar op € 8.471. Bij de kostenbesparingen over5 jaar is een jaarlijkse prijsindex van 3% gehanteerd; en g roeit het aantal honden waarop de besparingen van toepassing zijn met 40/jaar (het aant al honden dat Hulphond Nederland jaarlijks levert). Bij een attributiecorrectie van 50% levert Hulphond Nederland een maatschappelijke kost enbesparing op van 1,789 miljoen euro in vijf jaar.(de netto contante waarde hiervan is 1 ,546 miljoen euro.).
Aannames: Het rendement is uiteraard mede afhankelijk van een aantal niet stabiele factoren, zoals - het werkzame leven van de honden (aanname is nu: 8 jaar) - progressiviteit van de ziekte kan meer kosten besparing tot gevolg hebben; maar degressiviteit juist minder kostenbesparingen. In deze studie hebben we de aanname gedaan dat het aantal deelnemers met progressieve klachten en regressieve klachten elkaar in evenwicht houdt. Toekomstonderzoek zou moeten uitwijzen of dit juist is.
Conclusies De conclusies van dit onderzoek zijn: 1. Het financiële rendement van Hulphond Nederland is – zelfs bij voorzichtige berekening en bescheiden attributie van 50% - positief. Naarmate een minder bescheiden opstelling wordt gekozen loopt het financiële rendement op tot 1:2,5. Met andere woorden: iedere in Hulphond Nederland geïnvesteerde euro levert een maatschappelijke kostenbesparing op van 2½ euro. 2. De niet-monetaire opbrengsten van Hulphond Nederland zijn hoog. De waardering door de gebruikers van de honden en de gevoelens van maatschappelijke acceptatie, veiligheid en onafhankelijkheid zijn mèt een Hulphond aanzienlijk veel groter dan in de periode voordat men de hond had. Hulphond voorziet duidelijk in een behoefte.
De werkwijze Social Return (bron: website www.pianoo.nl)
Niet iedereen neemt even gemakkelijk deel aan het arbeidsproces. De overheid kan daar om bij het verstrekken van inkoopopdrachten de opdrachtnemer verplichten of stimulere n bij de uitvoer ook kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt te betrekken. Zo krijgen lang durig werklozen en gedeeltelijk arbeidsgeschikten een kans werkervaring op te doen. Dit
11
Van Sociale Wenselijkheden naar Sociaal Beleid versterkt hun positie op de arbeidsmarkt. Deze aanpak wordt social return genoemd. Social return is in principe mogelijk bij alle inkoopprocedures onder én boven de Europes e aanbestedingsdrempel. Social return bij inkoop kan op verschillende manieren vormgeg even worden. In het geval van een Europese aanbestedingsprocedure dient u uiteraard re kening te houden met de geldende juridische kaders. Vaak wordt Social return toegepast in de vorm van een contracteis (meestal als '5%-regeling'), maar er zijn meer mogelijkhe den, bijvoorbeeld:
In de vorm van Bijzondere uitvoeringsvoorwaarden In de vorm van Gunningscriteria Een opdracht of percelen daaruit voorbehouden aan SW-bedrijven. Kleine percelen via de percelenregeling uit aanbesteding houden, zodat u die via een onderhandse procedure bij door u geselecteerde sociale ondernemers kunt plaatsen.
Diverse voorbeelden en handreikingen over hoe overheden Social Return in de kunnen pr aktijk brengen kunt u vinden onder 'gerelateerd' aan de rechterkant van deze pagina. Opnemen van prestatie instrumenten in aanbestedingen? De markt heeft in 2011 verschillende initiatieven opgepakt in het ontwikkelen van een ce rtificeringsmethode voor bedrijven op hun inzet ten aanzien van mensen met een grote(r e) afstand tot de arbeidsmarkt:
12
1. Social Return Prestatieladder van Vernieuwing Bouw 2. Prestatieladder Socialer Ondernemen van TNO Het doel is om de inspanningen van het bedrijfsleven meetbaar te maken. Daarnaast gee ft een dergelijk prestatie-instrument beloning voor huidige activiteiten en de mogelijkheid voor bedrijven zich te onderscheiden. Of en hoe een dergelijk instrument ook bij aanbest edingen kan worden ingezet in aanvulling op of eventueel ter vervanging van de eisen m et betrekking tot social return is op dit moment nog niet helder. Social return binnen het Rijk Het kabinet heeft op 29 april 2011 besloten om social return vanaf 1 juli 2011 rijks breed toe te passen bij alle aanbestedingen van 'werken' en 'diensten' boven het bedrag van 25 0.000 euro. Voor alle aanbestedende diensten en andere betrokkenen binnen het Rijk is e r nu een handboek. Deze handleiding geeft de handvatten en het rijks brede uitvoeringsk ader om social return op te nemen in nieuwe aanbestedingen. Voor voorbeeld bestekteksten of hulp bij de implementatie van social return bij een specif ieke aanbesteding kunt u gebruik maken van de implementatieadviseur social return bij h et Rijk. In het kader van het social return beleid volgt het Rijk bovengenoemde marktinitiatieven ten aanzien van prestatie instrumenten social return intensief. In 2013 bekijkt het Rijk de aanbestedingsrechtelijke- en beleidsmogelijkheden om een prestatie instrument in het ka der van social return in aanbestedingen op te nemen. Dit betekent dat dit soort instrume nten op dit moment nog geen onderdeel uitmaken van aanbestedingen waarbij door het Rijk inzet van social return wordt gevraagd.
Social Return in de Praktijk
Overeenkomsten Beide methoden presenteren zich als “prestatie metings-methoden” en zijn dat ook. Daarnaast richten ze zich beide op de maatschappelijke doelstellingen bij financiële investeringen (zoals subsidies, aanbestedingen, enz.). Beide methoden maken een combinatie van kwalitatieve en kwantitatieve gegevens, en leiden tot ‘een getal’. De onderbouwing van dit getal hangt (soms) af van subjectieve aannames.
Verschillen onderwerp Toepassing
Social return Aanbestedingen overheid
Sector(en) Soort meting Betrokkenheid doelgroep Bereik
arbeidsmarkt Ladders / schalen n.v.t. Nederland2
SROI Alle niet financiële resultaten Brede non-profit Financiële waardering Via interviews/verificatie Internationaal
13
2
Althans voor wat betreft het gebruik van de naam Social Return en de meetinstrumenten; in andere landen – vooral ook de UK – worden ‘social clauses’ bij aanbestedingen vaak gebruikt.
Van Sociale Wenselijkheden naar Sociaal Beleid
Hoofdstuk 2 Kan Social Return objectief meetbaar gemaakt worden? Introductie meetbaarheid In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de vraag of Social Return objectief meetbaar gemaakt kan worden. Hierbij wordt ingegaan op de algemene aannames bij een project dat sociale impact te weeg brengt. Daarna wordt er gekeken naar enkele aannames bij Social Return en SROI rondom subjectiviteit. Vervolgens wordt er een afweging gemaakt tussen waardebeleving (subjectief) en kostenbesparing (objectief). Ten slotte wordt er een terugkoppeling gemaakt tussen de meetmethode SROI en Social Return als beleidsmaatregel. Door het behandelen van deze onderwerpen zal duidelijk worden wat het belang is van meetbaarheid bij Social Return projecten en wat SROI hierbij kan betekenen.
14
Als we uitgaan van Social Return als een beleidsmaatregel die ertoe moet leiden dat bedrijven ruimte maken voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, is een bewijs dat dit soort aanpak werkt, wenselijk. Ten eerste vergroot dit het draagvlak bij alle partijen; overheden zullen het eerder toepassen en bedrijven kunnen zien dat het wat oplevert voor hen en/of de maatschappij. Ten tweede kan er door het onderzoeken van wat wel en niet werkt, een lijst van best practices ontstaan. Op deze manier hoeft niet telkens het wiel opnieuw uitgevonden te worden. In eerdere publicaties werd er al gestuurd op het maken van afspraken tussen bedrijven en overheden en het bijhouden van contacten, zodat vragen beantwoord en problemen voorkomen kunnen worden. Dit deel van het project is van belang, maar voor een Social Return project om te slagen is meer nodig dan (project)management alleen. Daarom is het van belang verder te kijken dan de pure management kant en projecten ook te meten op belangrijke punten. Om meetbaarheid van sociale impact zoals er bij Social Return wordt beoogt, beter te begrijpen worden eerst een aantal belangrijke begrippen aangehaald. Het is van belang om het Social Return project als een proces te zien, waarbij input, output en outcome van belang zijn. Input Input betekent letter: hetgeen dat erin gestopt wordt. Het is van belang om te weten wat er aan het begin van een proces was, om aan het eind de output en outcome te kunnen begrijpen en waarderen. De input bij een Social Return project is meervoudig, hierna zullen twee belangrijke vormen van input worden beschreven. Ten eerste kunnen we denken aan de financiële input die bedrijven leveren, zij maken immers tijd en geld vrij om een project te faciliteren. Dit wordt bijvoorbeeld duidelijk bij de 5%-regeling die vaak van toepassing is bij aanbestedingen. Er wordt verwacht dat een bepaald percentage van de aanneemsom (of loonsom) wordt besteed aan Social Return. Tevens wordt er vanuit gegaan dat de kosten voor de opdrachtegever gelijk blijven, waardoor de opdrachtnemer dus meer moet investeren om aan de Social Return vraag te kunnen voldoen.
Social Return in de Praktijk
Ten tweede kunnen we kijken naar de doelgroep: welke mensen worden waarom ingezet en wat kunnen zij? Uiteindelijk is Social Return namelijk een maatregel die een sociale impact wil maken op de maatschappij, waarbij de doelgroep mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt in het bijzonder een rol speelt. Met deze twee verschillende vormen van input, namelijk geld en menselijk kapitaal, kunnen we gaan meten welke veranderingen teweeg zijn gebracht. Output en outcome Output en outcome worden vaker als synoniemen gezien, terwijl er een wezenlijk verschil schuilt tussen beide begrippen. Output is namelijk hetgeen dat er direct uitkomt. Terwijl de outcome meer de lange termijn inhoudt. Bijvoorbeeld: iemand wordt met geweld op straat beroofd. De output is dat hij of zij boos is, pijn heeft, portemonnee kwijt is etc. De outcome kan zijn dat hij niet meer over straat durft of angstig is voor mensen die lijken op degene die hem beroofd hebben. De output bij een Social Return project kan worden gezien als: we hebben een x aantal mensen uit de doelgroep voor x maanden aan het werk gehouden. Hierdoor hebben zij werkervaring opgedaan en een netwerk kunnen opbouwen. De output voor de bedrijven zelf met betrekking tot hun investering is heel wat lastiger direct aan te duiden. De moeilijkheid ligt erin dat bedrijven meestal in eerste instantie meer waarde willen creëren voor hun shareholders, terwijl andere waarde zoals sociaal kapitaal wellicht meer aan de orde zijn bij een Social Return project. De outcome is bij Social Return idealiter gericht op het bredere maatschappelijke belang. Welke winsten zijn er gemaakt hier? Voor veel overheden betekent een succesvol Social Return project minder kosten, want mensen kunnen nu zelfstandig een baan vinden, hebben werkervaring en er worden uitkeringen bespaard. Ook voor de mensen uit de doelgroep en hun (directe) omgeving kan veel veranderd zijn, zo hebben deze mensen een dagritme gekregen, kunnen hun kinderen beter opvoeden, hangen niet meer rond op straat etc. Belang van meten (met SROI) Het is van belang om beleidsmaatregelen als Social Return te meten op hun effectiviteit e n efficiëntie. Dit heeft namelijk een aantal belangrijke voordelen. Ten eerste is het een ve rificatie voor overheden om aan te tonen wat er met Social Return bereikt kan worden. D it is van belang om het beleid rondom sociale doelen te kunnen blijven ontwikkelen. Ten t weede kunnen er verschillende lessen getrokken worden uit eerdere metingen, om zo tot een doeltreffender beleid en praktijk te komen. Een meting heeft namelijk niet alleen invl oed op wat er op een specifiek project gebeurd, maar ook op latere projecten. Daarop aa nsluitend kunnen best practices gedeeld worden, waardoor het wiel niet telkens opnieuw uitgevonden hoeft te worden. Niet elke overheid is hetzelfde, niet elke regio is hetzelfde, niet elke opdrachtnemer is hetzelfde, maar algemene bevindingen kunnen gedeeld worde n. Zo kan iedereen meeprofiteren van de uitkomsten van een meting. Ten slotte is het m eten van Social Return projecten een bron voor dialoog tussen alle partijen en een toega ng tot verbeteringen aan de Social Return praktijk.
15
Van Sociale Wenselijkheden naar Sociaal Beleid
Hoofdstuk 3 Maatschappelijke Waarde in Publieke Aanbestedingen in Schotland: Retoriek of Realiteit? Schotland wordt vaak gepresenteerd als een van de beste voorbeelden van het creëren van extra maatschappelijke waarde in publieke aanbestedings-processen. Hiermee wordt bedoeld dat publieke organisaties kijken hoe ze naast wat ze willen kopen (een goed of een service) extra waarde kunnen creëren voor de burgers en zo helpen andere beleidsdoelstellingen te realiseren. Een voorbeeld zou kunnen zijn hoe een gemeente langdurig werklozen aan een baan kan helpen bij de bouw van een nieuwe school. Het is zeker waar dat Schotland en het Verenigd Koninkrijk vooroplopen met wetgeving betreffende het creëren van maatschappelijke waarde in publieke aanbestedingsprocessen, maar hoe werkt het in de praktijk? Social Value Lab3 is betrokken geweest bij een aantal praktijk voorbeelden van innovatieve processen waarbij extra maatschappelijke waarde werd gecreëerd in publieke aanbestedingen. Ik zal eerst de Schotse context beschrijven, waarna ik een aantal voorbeelden uit de praktijk zal bespreken.
16
De Schotse Context Schotland maakt deel uit van het Verenigd Koninkrijk, maar in september 1997 kreeg het land meer autonomie en werd het Scottish Parliament opgericht, met gedecentraliseerde bevoegdheden op een reeks van onderwerpen, waaronder de regelgeving wat betreft publieke aanbestedingsprocessen. Schotland heeft traditioneel een reputatie een sterke sociale economie en coöperatieve sector te hebben. De Scottish Government ziet de sociale ondernemingssector als een speerpunt voor het creëren van economische groei en werkgelegenheid en heeft een aantal maatregelen genomen om deze sector te ondersteunen. In 2007 publiceerde de Scottish Government haar National Performance Framework, een tienjarige visie voor de toekomst van Schotland. De overheid heeft haar doel, een succesvol Schotland voor iedereen te creëren door duurzame groei, uitgewerkt met een raamwerk van vijf Strategic Objectives, 16 Nationale Outcomes, en 50 Nationale Indicatoren4. Tegelijkertijd is de Scottish Government een overeenkomst aangegaan met de lokale overheden om bevoegdheden over te dragen van de centrale overheid naar de lokale overheden. Inbegrepen in deze overeenkomst was de oprichting van een Single Outcome Agreement voor elk van de 32 Local Authorities5, waarin de locale Community Planning 3
De auteur van dit artikel is mede-directeur van Social Value Lab, www.socialvaluelab.org.uk
http://www.scotland.gov.uk/About/Performance/purposestratobjs 5 Het Concordat tussen de Scottish Government en de Convention Of Scottish Local Authorities (COSLA): http://www.scotland.gov.uk/Resource/Doc/923/0054147.pdf 4
Social Return in de Praktijk
Partnership6 aangeeft hoe het zal bijdragen aan de Performance Framework. Als tegenprestatie heeft ‘ringfencing’ van locale budgetten7 afgeschaft, hetgeen een forfaitaire som per jaar ontvangt en onafhankelijk besteden8.
doelstellingen van het National de Scottish Government de betekent dat de Local Authority kan beslissen hoe dit budget te
Ook de manier waarop publieke aanbestedingen werden behandeld, werd onderwerp van discussie. In 2005 gaf de Scottish Government John McLelland de opdracht om aanbevelingen te doen om publieke aanbestedingen te hervormendie een jaar rapporteerde9. Als gevolg hiervan werd het Public Procurement Reform Programme10 in werking gesteld, wat het aanbestedingsproces efficiënter, goedkoper, duurzamer en socialer moet maken. In 2010 werd dit programma verlengd met een tweede fase. In 2007 heeft de Christie Commission11 haar verslag gepubliceerd over de hervorming van overheidsdiensten. Zij concludeerde dat, om de immense druk op de begroting, ontstaan door sociale en demografische ontwikkelingen en de economische crisis, te kunnen weerstaan drastische hervormingen nodig zijn in de manier waarop openbare dienstverlening is geregeld. Het systeem reageerde in veel gevallen niet meer adequaat op de behoeften van individuen en gemeenschappen. De commissie concludeerde dat meer dan 40% van de lopende uitgaven kunnen worden voorkomen door een focus op preventie. Vandaar dat preventieve maatregelen voortaan prioriteit moeten krijgen. De Christie Commission benadrukte de noodzaak van samenwerking met aanbieders en service gebruikers in het ontwerpen van services en co-productie van diensten zou leiden tot de creatie van grotere maatschappelijke waarde in aanbestedingen. De commissie benoemde de noodzaak om een meer ‘level playingfield’ te creëren tussen de private sector en de sociale economie bij aanbesteden van publieke diensten. De Scottish Government stelde vervolgens een Procurement Reform Bill op, die naar verwachting wet wordt in 2013. Dit wetsvoorstel heeft tot doel een nieuw wettelijk kader voor aanbestedingsbeslissingen te scheppen en zo een groter gewicht toe te kennen aan het gebruik van sociale en milieu overwegingen in aanbestedingen. De Procurement Reform Bill zal het gemakkelijker maken voor kleine en middelgrote ondernemingen (MKB) en ondernemingen in de sociale economie om publieke contracten te winnen en om als subcontractor (onder-aannemer) deel te nemen aan grotere aanbestedingen, via:
Elke Local Authority heeft een Community Planning Partnership waarin alle organisaties in de publieke sector samenwerken om een optimale dienstverlening naar de burgers te verzekeren en duplicatie te voorkomen. 7 Voorheen kregen de Local Authorities een scala aan budgets die alleen gebruikt mochten worden voor een bepaald doel (bijv. voor veiligheid). Nu krijgt elke Local Authority een forfaitair bedrag dat men mag besteden overeenkomstig de lokale behoeften. 8 Uiteraard zijn er veschillende wettelijke verplichtingen die de Local Authority moet nakomen (bijv. scholen) 9 Review of Public Procurement in Scotland - Report and Recommendations, Scottish Executive, 2006 http://www.scotland.gov.uk/Publications/2006/03/14105448/0 10 http://www.scotland.gov.uk/Topics/Government/Procurement/about/Review 11 Commission on the Future Delivery of Public Services, Scottish Government, 2011 http://www.scotland.gov.uk/Publications/2011/06/27154527/0 6
17
Van Sociale Wenselijkheden naar Sociaal Beleid het opleggen van een plicht aan publieke organisaties om de impact van aanbestedingen op het MKB en derde sector organisaties12 mee te wegen in de beslissingen; het verplichtstellen van het publiceren van alle openbare aanbestedingen op een centraal online portal, inclusief kleine opdrachten onder de drempelwaarden; en het verplicht stellen van het gebruik van subcontractors in grotere aanbestedingen. Het wetsvoorstel dwingt publieke instanties ook rekening te houden met de sociale-, duurzaamheids- en milieu aspecten van overheidsopdrachten door middel van: het bevorderen van het gebruik van Community Benefit Clausules; het bevorderen van contracten voor ‘supported businesses’13; en de eis dat publieke organisaties de mate waarin de aanbesteding het economische, sociale, gezondheids- en milieu welzijn van de betrokken burgers en/of hun leefomgeving bevordert aan te tonen en vervolgens de verplichting om ervoor te zorgen dat deze maatschappelijke waarden ook daadwerkelijk gerealiseerd worden. Tot zover de mooie woorden. Veel belangrijker is welke daden zijn ondernomen door de Scottish Government en andere publieke instanties om meer maatschappelijke waarde te creëren door middel van hun aanbestedingen.
18
Naast het scheppen van een wettelijk kader, heeft de Scottish Government ook het Ready for Business consortium14 de opdracht gegeven om de publieke sector te ondersteunen in het creëren van Maatschappelijke Waarden en ervoor te zorgen dat zij in staat zijn om de Public Procurement Reform Bill uit te voeren. Social Value Lab is een onderdeel van dit consortium en we zijn betrokken bij een scala aan veelbelovende voorbeelden inzake het veranderen van aanbestedingsprocessen, waarvan ik er nu een aantal met u zal delen.
Community Benefit Clauses (CBC) Een CBC is een bepaling in een contract voor grote fysieke infrastructuur- projecten die helpt de additionele maatschappelijke waarde en andere economische voordelen van de aanbesteding te identificeren en te realiseren. Glasgow City Council heeft het gebruik van CBC’s omarmd in het aanbestedings-programma voor de Commonwealth Games, die in 2014 in de stad worden gehouden en dit vastgelegd in een Community Benefit Policy 15. In de aanbestedingsprocedure van de Commonwealth Arena en Velodrome 16 heeft Glasgow City Council drie CBC’s opgenomen die gericht zijn op het maximaliseren van sociale- en economische voordelen voor de stad: quota’s voor werving en opleiding van vooral langdurig werklozen en schoolverlaters. 12
‘Derde sector’ is wat in Nederland de traditionele non-profitsector zou worden genoemd, zoals arbeid, zorg en welzijn. Een supported business is een onderneming waar meer dan 50% van de werknemers een handicap heeft. Art 19 van de EU Public Procurement Directive geeft de mogelijkheid contracten uit te sluiten van openbare aanbesteding ten gunste van deze supported businesses, in Schotland opgenomen in Regulation 7 of the Public Contracts (Scotland) regulations 2006. 14 http://readyforbusiness.org/ 15 http://www.accessglasgow.org/BusinessPortal/ProcessAndPolicy/OurPolicies/ 16 http://www.glasgow2014.com/games/venues/emirates-arena-and-sir-chris-hoy-velodrome 13
Social Return in de Praktijk
de plicht om subcontracten openbaar aan te besteden maatregelen om de ontwikkeling van het MKB en sociale ondernemingen te stimuleren via het bouwproject Belangrijk is dat de maatschappelijke waarde creatie in het proces vanaf het begin tot het eind wordt ingebed, vanaf het maken van de business case tot de uitvoering van de contracten en de monitoring ervan. De CBC’s werden opgenomen in de EJEU Notice, de Pre-Qualification Questionaire en de Invitation to Tender. Dit dwong de inschrijvers om de manieren waarop ze zouden voldoen aan de CBC-eisen in het kader van het contract gedetailleerd te beschrijven. In het scoringsproces van de offertes telde de antwoorden op de CBS-vragen voor 10% mee in de totale score (de overige 90% waren voor prijs en kwaliteit). In het begin van 2010 werd de bouwopdracht t.w.v. £ 90 miljoen verstrekt aan Sir Robert McAlpine Ltd. Het “runnen“ van een on-site horecagelegenheid om de meer dan 500 bouwvakkers dagelijks te voeden werd geïdentificeerd als een mogelijkheid om te subcontracteren met een sociale onderneming. Unity Enterprise17, een lokale sociale onderneming, die werkt met kansarme en gehandicapte jongeren en volwassenen, won deze opdracht. Voor Unity Enterprise betekende dit dat ze 10 banen voor langdurig werklozen en 4 opleidingsplaatsen voor kansarme jongeren in een echte werkomgeving konden creëren. Deze opdracht gaf Unity Enterprise ook de ervaring en track record waarmee ze succesvol konden bieden op andere grootschalige cateringcontracten. Naast de voordelen voor deze sociale onderneming en haar klanten, hebben de CBC’s in het contract nog meer opgeleverd voor de stad: 183 ‘new entrant’ jobs18 voor lokale mensen meer dan 50 apprenticeships19 voor locale jongeren 78 sub-contracts met het MKB in de stad. Zonder de opname van CBC’s in het contract, zou Glasgow City Council geen van deze extra maatschappelijke waarde hebben kunnen realiseren voor de stad20. Immers in veel gevallen beloven bedrijven veel in aanbestedingsdocumenten en contractonderhandelingen, maar de CBC’s in het contact maakte deze beloften ook onderdeel van het contract en daardoor wettelijk afdwingbaar.
Public Social Partnerships (PSP) PSP's zijn een innovatief model van openbare dienstverlening op basis van co-planning en co-design , waarbij de publieke en derde sector samen verantwoordelijk zijn voor het ontwerpen van diensten gebaseerd op de behoeften van de gebruiker. Eenmaal ontworpen, zal de dienst in eerste instantie worden getest voor een bepaalde periode door de sociale onderneming(en) die betrokken zijn bij de PSP. Daarna zal de dienst worden aanbesteed voor de langere termijn door middel van een competitieve aanbesteding. http://www.unity-enterprise.com/ New entrants zijn mensen die nog nooit gewerkt hebben en voor wie dit de eerste keer is dat ze de arbeidsmarkt betreden. 19 Apprenticeships zijn verplichte stageplaatsen, gecombineerd met training en school (College) die leidt tot diplomas die nodig zijn om een bepaalde functie in de bouw uit te mogen oefenen. 20Voor een update van de resultaten van het toepassen van complete bouwprogrammavoor de Commonwealth Games zie http://www.glasgow.gov.uk/index.aspx?articleid=9545 17 18
19
Van Sociale Wenselijkheden naar Sociaal Beleid
Falkirk Council heeft het PSP proces gebruikt om haar pleegzorgdiensten radicaal te hervormen. Het aantal pleegkinderen steeg met ongeveer 36% per jaar en steeds meer van die kinderen moesten worden ondergebracht buiten Falkirk. Dit was duur en niet in het belang van de kinderen. Falkirk Council nodigde daarop alle externe dienstverleners - die pleegzorg plaatsingen hadden geleverd in de afgelopen 12 maanden - uit om deel te nemen aan het PSP proces. Uiteindelijk namen 8 derde sector en commerciële pleegzorgorganisaties deze uitnodiging aan. In de eerste fase van het PSP-proces werd de service-specificatie en de pilot fase van de services ontworpen door Falkirk Council en de acht pleegzorg organisaties gezamenlijk. Dit resulteerde in kortere, vereenvoudigde aanbestedingsstukken en een specifieke focus op de outcomes die de gemeente wilde bereiken (voorheen lag de nadruk vooral op bedrijfsinformatie en outputs).
20
De acht PSP deelnemers kregen vervolgens ieder een contract voor 18 maanden om pleegzorgplaatsen aan te bieden om zodoende de service te testen. De testprojecten werden elk kwartaal geëvalueerd en na 18 maanden werden de contracten voor langere termijn aangeboden in een commerciële aanbestedingsprocedure. Vijf van de PSPdeelnemers kregen vervolgens een langdurig contract door middel van deze aanbesteding toegewezen. Het resultaat van deze PSP was dat aanzienlijk minder kinderen geplaatst moesten worden buiten Falkirk. De kinderen en hun natuurlijke ouders waren gelukkiger, de lokale overheid kon kosten besparen21, en het aanbestedings-proces is meer outcomes-gericht.
Co-productie Co-productie is een nieuwe manier van ontwerpen en aanbesteden van publieke diensten, waarbij de inkoper, de aanbieder en de gebruikers van de diensten op basis van gelijkwaardigheid samenwerken bij het ontwerpen van de servicespecificatie. Argyll and Bute Council is de op een na grootste Local Authority van Schotland en tegelijkertijd ook een van de minst bevolkte. De bevolking van Argyll and Bute vergrijst sterk en het aanbieden van publieke diensten in dit vergrijsde en dunbevolkte landelijke gebied is zowel uitdagend als duur. Argyll and Bute Council wilden meer samenwerken met de derde sector om tot een betere dienstverlening te komen voor hun burgers in de afgelegen gemeenschappen. De Council startte daarom met het Argyll and Bute Local Services Initiative (ABLSI), een samenwerkingsverband tussen de Council, de National Health Service en de derde sector22. ABLSI's doel was om positieve veranderingen in werkrelaties te initiëren en meer co-productie van services met de derde sector te stimuleren. Het ABLSI project heeft geholpen om de rol van de derde sector in de publieke 21 22
Met name niet-begrote reiskosten buiten de Falkirk area. Ondersteund door de Carnegie Trust en Strathclyde University
Social Return in de Praktijk
dienstverlening te vergroten met betrekking tot de jeugd- en gezinszorg, het onderwijs, de zorg voor volwassenen en de afvalverwerking. ABLSI is begonnen met een constructieve dialoog op te zetten tussen - soms vijandige - maatschappelijke organisaties en de lokale overheid. Als direct gevolg van het ABLSI project zijn de lokale overheidsmanagers zich nu meer bewust van wat de derde sector kan bieden, hebben meer vertrouwen in hun vermogen om daadwerkelijk de diensten te leveren die ze aanbieden en hebben een beter begrip van de voordelen die co-production kan brengen voor serviceverlening in afgelegen gebieden. De Council en de derde sector werken nu nauwer dan ooit tevoren samen in het ontwerpen en uitvoeren van diensten. De Council heeft zijn aanbestedingsproces vereenvoudigd en aangepast aan de behoeften van de derde sector. Zo zijn er nu nog maar twee standaard contractvormen (voor grote en kleine aanbestedingen), is de minimale contractsduur van één naar drie jaar gebracht, worden de Service Level Agreements23 gefaseerd vervangen door contracten en zijn er een aantal nieuwe sociale ondernemingen opgericht om publieke taken te gaan vervullen.
Social Impact Measurement Er worden meer en meer frameworks ontwikkeld om maatschappelijke waarde en social impact te meten (bijv. Social Return on Investment en Social Auditing & Accounting). Ook worden er steeds meer tools ontwikkeld om daarbij te helpen (zoals Social Evaluator, The Value Game en het Wellbeing Web). Wij zijn een aantal voorbeelden tegengekomen waarbij de publieke sector een begin heeft gemaakt met het meten van de social impact van hun diensten om aanbestedingsprocessen te verbeteren. Falkirk Council heeft een Social Return on Investment (SROI) evaluatie van zijn Grangemouth en Bo'ness Family Support Service uitgevoerd om de kwaliteit van de dienstverlening te vergroten, outcomes-gerichte monitoring mogelijk te maken en de maatschappelijke waarde van preventieve uitgaven aan te tonen. De SROI analyse heeft ook het personeel van Falkirk Council geholpen hun services te ontwikkelen, de successen van de dienstverlening te vieren, het zelfvertrouwen van het personeel te verhogen en geholpen voorheen niet herkende outcomes zichtbaar te maken. Angus Council heeft het Wellbeing Web24 ontwikkeld, een eenvoudige, visuele techniek voor het meten van outcomes voor kinderen en gezinnen, en voor het beter begrijpen van de maatschappelijke waarde van de diensten, op basis van door de overheid vastgestelde GIRFEC doelen25. Het Wellbeing Web wordt gebruikt door professionals in samenwerking met kinderen en Een Service Level Agreement is een vorm van een contract dat door de overheidsinstantie eenzijdig gewijzigd of beëindigd kan worden. 24 http://www.angus.gov.uk/girfec/measuringoutcomes.html 25 Deze zijn de Getting It Right For Every Child (GIRFEC) indicatoren: safe, healthy, nurtured, active, respected, responsible and included, http://www.scotland.gov.uk/Topics/People/Young-People/gettingitright/background. 23
21
Van Sociale Wenselijkheden naar Sociaal Beleid ouders om specifieke outcomes voor individuen vast te stellen, en om hen in staat te stellen aan te geven waar ze nu zijn, waar ze zouden willen zijn en welke stappen zij nog moeten nemen om daar te komen. Het Wellneing Web wordt nu gebruikt als meetinstrument voor maatschappelijke waarde van services in grote delen van de publieke en derde sector in Angus. De tool biedt de Council een kader om de voor hen belangrijke GIRFEC outcomes over alle diensten en organisaties die werken met kinderen en families te meten. Het gebruik van de tool versterkt ook de outcomes-focus van de services en heeft geleid tot een beter begrip van de resultaten die worden bereikt door werknemers. Tevens heeft dit geholpen tijd te besparen.
Conclusie In dit artikel heb ik kort het beleids-en wetgevende kader dat is ontwikkeld door de Scottish Government uiteengezet en een aantal praktijkvoorbeelden aangehaald die het gevolg zijn van de inspanningen van de Scottish Government. In ons werk hebben we ook een groot aantal toegewijde ambtenaren ontmoet die werkzaam zijn in service design en aanbestedings-processen met een oprechte betrokkenheid om de maatschappelijke waarde te maximaliseren.
22
Wat anderen kunnen leren van Schotland is: Het maximeren van maatschappelijke waarde in aanbestedingsprocessen heeft een wettelijk kader en ondersteuning van een toegewijde overheid nodig om tot bloei te komen. Om de publieke sector te helpen het idee van maatschappelijke waarde te omarmen is het nuttig om bepaalde mechanismen te ontwikkelen, zoals PSP’s en CBC’s. De publieke sector heeft voorbeelden nodig dat co-productie en het incorporeren van maatschappelijke waarde in aanbestedingen kan leiden tot betere publieke diensten, extra voordelen die bijdragen aan algemene beleidsdoelen, en op termijn lagere kosten. Natuurlijk zijn wij ook onwetendheid en weerstand tegen de nieuwe manier van ontwerpen van services en aanbestedingen tegenkomen, maar wij geloven dat in de toekomst, met voortdurende steun van de Scottish Government en de enthousiaste betrokkenheid van praktijkmensen, het maximaliseren van maatschappelijke waarde eerder regel dan uitzondering zal worden in het besteden van overheidsgeld.
Rick Rijsdijk Director Social Value Lab E:
[email protected]
Social Return in de Praktijk
Hoofdstuk 4 Social return vanuit het Heijmans-perspectief Heijmans wil graag maatschappelijk verantwoord ondernemen. In dit kader wil Heijmans ondernemen met aandacht voor de drie p’s: people, planet en profit. Om de aandacht voor ‘people’ te optimaliseren heeft Heijmans haar organisatie ingericht om de duurzame inzetbaarheid van haar medewerkers te vergroten. Heijmans heeft een Arbo Service Center (ASC) waar iedereen terecht kan voor advies en ondersteuning op het gebied van verzuimpreventie, –beheersing en arbeidsomstandigheden. De Heijmans Academie zorgt voor de ontwikkeling van medewerkers. Niet alleen in de huidige functie maar ook met het oog op de doorstroom naar andere functies, bijvoorbeeld functies die aansluiten bij de fysieke beperkingen van de medewerker. Het loopbaantraject Bouw en Infra wordt hiervoor ook regelmatig ingeschakeld. Tevens heeft Heijmans een mobiliteitscentrum: Heijmans@work genaamd. Hier kunnen medewerkers terecht met vragen over mogelijkheden en beschikbaarheid van andere functies binnen of eventueel buiten Heijmans. Heijmans investeert dus veel in de ‘people’ intern, maar ook voor de ‘people’ buiten Heijmans streeft Heijmans naar duurzame inzetbaarheid. Dit betekent dat Heijmans in het kader van social return zoekt naar een duurzame invulling, waarbij gezocht wordt naar mogelijkheden voor de langere termijn en daarmee ook naar niet-projectgebonden mogelijkheden. Zo wil Heijmans met het oog op het toekomstig tekort aan vakbekwame technici graag mensen opleiden naar het gewenste opleidingsniveau en hen de werkervaring op laten doen. Dit geldt ook voor zij-instromers. Bij voorkeur een opleiding die leidt tot een startkwalificatie voor de medewerker. Heijmans werkt hiervoor samen met opleidingsinstituten zoals SPG en Civilion, maar heeft hiervoor ook eigen bedrijfsscholen zoals bij Heijmans Sport en Groen en bij Heijmans Utiliteit. Heijmans heeft in totaal 164 leermeesters in dienst. Verdringing van de huidige werknemers van Heijmans ten gunste van social return-kandidaten zou hierbij niet aan de orde moeten zijn. Heijmans is er voorstander van om bij social return samen te werken met Heijmans partners in de keten en stimuleert bij uitbestede diensten de samenwerking met SWbedrijven. Een prestatieladder met betrekking tot social return is volgens Heijmans een goed instrument om social return op een duurzame manier in te zetten en te waarderen. Daarom heeft Heijmans een actieve bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van de Prestatieladder Socialer Ondernemen (PSO). Op dit moment wordt de eis voor social return door opdrachtgevers nog vaak op diverse manieren gesteld. Een goede dialoog tussen de opdrachtgever en Heijmans als opdrachtnemer is daardoor de randvoorwaarde om de concrete afspraken te maken over de invulling van social return. Waarbij het vervolgens belangrijk is samen met de kandidaten naar passende functies te zoeken om de duurzaamheid van een match tussen functie en persoon zo groot mogelijk te maken. Het is en blijft maatwerk en mensenwerk. Heijmans N.V. George Raessens MBA Directeur Concerndienst HRM
23
Van Sociale Wenselijkheden naar Sociaal Beleid
Hoofdstuk 5 Prestatieladder Socialer Ondernemen: hulpmiddel bij Social Return
Inleiding De arbeidsdeelname van mensen met een arbeidsbeperking daalt, terwijl die van gezonde mensen stijgt. Door de bezuinigingen op de sociale werkvoorziening neemt het aantal banen voor arbeidsgehandicapten verder af. Ter compensatie wil het kabinet daarom werkgevers een quotum van 5% opleggen. Hoe zich dat verhoudt tot het huidige beleid, waaronder social return, is niet duidelijk. Wel is duidelijk dat het huidige beleid zoals dat wordt uitgevoerd te weinig werkplekken oplevert. Een belangrijke vraag is derhalve hoe we ervoor kunnen zorgen dat meer werkgevers mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt willen aannemen. Kan dat het beste met dwang, of zijn er andere manieren?
24
Het is opvallend dat bij beleidsmaatregelen de aandacht vooral uitgaat naar werkgevers die nog weinig openstaan voor het inzetten van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Aansluiten bij de intrinsieke motivatie van werkgevers biedt mogelijkheden om de arbeidsparticipatie van kwetsbare groepen te verhogen zonder dat daar dwang voor nodig is, en waarbij een duurzamer resultaat wordt bereikt. Om die beweging op gang te krijgen heeft TNO met bedrijven de Prestatieladder Socialer Ondernemen (PSO) ontwikkeld. In dit artikel lichten we toe waarom het zinvol is om bij social return meer rekening te houden met bedrijven die structureel socialer ondernemen en hoe de PSO daaraan kan bijdragen.
Social return Social return is het maken van afspraken met opdrachtnemers over arbeidsplaatsen, leer-werkplekken en stageplekken voor doelgroepen bij inkoop van diensten, werken en leveringen. Doelgroepen zijn bijvoorbeeld jongeren met een beperking of langdurig werklozen, maar ook stagiairs van beroepsopleidingen. Er zijn verschillende vormen van social return. Vormen die extra arbeidsplaatsen opleveren, vormen die bedrijven ondersteunen die al met doelgroepen werken en vormen die andere sociale doelen helpen realiseren. Het meest toegepast zijn vormen die extra arbeidsplaatsen voor de doelgroep opleveren, en dan met name de 5%-regeling. Daarbij wordt van de opdrachtnemer gevraagd dat hij 5% van de aanneemsom (soms meer, soms minder) besteedt aan het inzetten van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Ook een ideeëninventarisatie is soms mogelijk: inschrijvers om een eigen voorstel voor de invulling van social return vragen. Bij vormen die bedrijven ondersteunen die al met doelgroepen werken gaat het in de praktijk meestal om het voorbehouden van opdrachten aan SW-bedrijven. Maar er zijn ook mogelijkheden om bewust in te kopen bij ‘reguliere’ bedrijven, zoals sociale ondernemingen (vooral bij niet-Europese aanbestedingen).
Social Return in de Praktijk
Er is nog weinig onderzoek gedaan naar de effecten van social return en wanneer je welke vorm het beste kunt inzetten. Duidelijk is wel dat meer bereikt wordt met maatwerk, als de vorm van social return afgestemd is op de situatie in de gemeente, de arbeidsmarkt en het bedrijf. Maatwerk kan om verschillende redenen meer effect opleveren. Het voorkomt dat onredelijke eisen worden gesteld aan de opdrachtnemer of dat verdringing van reguliere arbeidsplaatsen plaatsvindt. Het maakt het mogelijk om in te springen op de mogelijkheden in een sector. Via overleg met (potentiële) opdrachtnemers ontstaan passender oplossingen en draagvlak, wat weer zorgt voor betere resultaten.
Structureel socialer ondernemen Bij een flexibele toepassing van social return kan je ook rekening houden met bedrijven die al veel doelgroepen aan het werk hebben. Tot nu toe gaat het bij social return vooral om tijdelijke plekken voor de duur van de aanbesteding en de kwaliteit van die plekken is niet altijd wat het wezen moet. Zo stelde een grote bouwonderneming recentelijk in dagblad Trouw (28-2-2013): “Bij een aanbesteding vragen gemeenten ons steeds wat we doen voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Die vraag komt met elke nieuwe opdracht weer. Maar steeds zijn we dan eigenlijk te laat om voor die betreffende opdracht een plek te geven aan mensen met een uitkering. We komen dan vaak niet verder dan een bijstandsgerechtigde een half jaar de keet te laten vegen. Na het project gaat zo iemand weer terug de bijstand in, met een teleurstellende ervaring. Wij zouden meer voor deze mensen kunnen betekenen als we niet per project kijken hoe we hen in kunnen zetten, maar structureel.” Veel bedrijven vinden het onhandig dat ze voor elke aanbesteding opnieuw moeten aantonen wat ze aan social return doen. Ze laten liever zien wat ze er in het algemeen aan doen. Dus op bedrijfsniveau en over een heel jaar gerekend. Dat geeft minder administratieve rompslomp. Bovendien voorkomt het dat je als werkgever elke keer nieuwe mensen moet aannemen (en dan ook weer wegsturen bij het afronden van de opdracht). Onbedoeld worden met de 5%-regeling ook bedrijven benadeeld die verhoudingsgewijs al veel werknemers met een afstand tot de arbeidsmarkt aan het werk hebben. In deze bedrijven is niet altijd plaats voor nog meer mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt in het kader van social return. Ze kunnen dan soms niet meedoen met de aanbesteding, of worden min of meer gedwongen mensen uit de doelgroep te ontslaan om plaats te maken voor nieuwe instroom. Het is belangrijk dat deze bedrijven niet ontmoedigd worden, maar juist gefaciliteerd en gestimuleerd om socialer te blijven ondernemen.
Prestatieladder Socialer Ondernemen (PSO) Om bedrijven die al relatief veel mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt inzetten te kunnen (h)erkennen, heeft TNO samen met bedrijven en Stichting PSO-Nederland de PSO ontwikkeld. Dit instrument maakt zichtbaar welke bedrijven meer dan gemiddeld bijdragen aan de werkgelegenheid voor mensen met een kwetsbare arbeidsmarktpositie. Doel is meer duurzame werkplekken voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt én meer bedrijven die sociaal ondernemen. Om dat te stimuleren is de PSO opgezet als een prestatieladder: van een erkenning van een bedrijf dat een concreet plan heeft om
25
Van Sociale Wenselijkheden naar Sociaal Beleid socialer te gaan ondernemen tot aan de erkenning van een bedrijf dat op dit gebied tot de koplopers behoort. Belangrijke stakeholders bij de ontwikkeling van de PSO waren o.a. de Normaalste Zaak, Start Foundation, VNG, UWV, LCR en AWVN.
PSO in het kort
26
De PSO is een praktisch en objectief meetinstrument dat de omvang én kwaliteit inzichtelijk maakt van de bijdrage van werkgevers aan werkgelegenheid voor mensen met een kwetsbare arbeidsmarktpositie. Bedrijven die meer dan gemiddeld presteren vergeleken met bedrijven van vergelijkbare omvang kunnen daarvoor een erkenning krijgen (certificaat). Er is een benchmark beschikbaar voor deze vergelijking middels de Werkgever Enquête Arbeidsomstandigheden (WEA). Deze enquête wordt tweejaarlijks door TNO uitgevoerd. De aantallen kan een bedrijf realiseren door het bieden van werk in de eigen organisatie, maar ook door diensten of goederen in te kopen of werk uit te besteden aan een ander bedrijf dat socialer onderneemt. Het eerste noemen we de directe sociale bijdrage en het tweede de indirecte sociale bijdrage van een bedrijf. Doordat de indirecte bijdrage wordt beloond, gaan bedrijven bij voorkeur sociaal inkopen en ontstaat een olievlekwerking. Hoe hoger de sociale bijdrage van een bedrijf, hoe hoger de trede op de PSO-ladder (trede 1, 2 of 3). Bedrijven die nog niet aan de norm van de eerste trede voldoen maar een concreet plan hebben om deze binnen een jaar te behalen, kunnen een aspirantstatus krijgen. De duurzaamheid van de plaatsingen borgt de PSO door kwalitatieve eisen aan bedrijven te stellen. Het bedrijf moet in de eerste plaats zorgen dat het werk past bij de mogelijkheden en beperkingen van een werknemer. Verder moet een bedrijf zorgen voor integratie op de werkvloer, periodiek aandacht besteden aan het functioneren en de ontwikkeling en tot slot zorgen voor passende begeleiding. www.pso-nederland.nl In het algemeen geldt dat bedrijven mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt minder gemakkelijk aannemen. In de methodiek van de PSO tellen deze personen daarom zwaarder mee dan mensen met een kleinere afstand tot de arbeidsmarkt. Zo telt iemand met een arbeidsongeschiktheidsuitkering, een SW-indicatie of een bijstandsuitkering zwaarder mee dan een persoon die voorafgaand aan het werk een WW-uitkering ontving. De PSO-score is verder afhankelijk van de aard en de omvang van de overeenkomst. Een reguliere arbeidsovereenkomst voor 36 uur per week telt zwaarder mee, dan 20 uur per week op basis van een detacherings- of uitzendovereenkomst. Om de duurzaamheid te bevorderen mogen bedrijven personen die zijn ingestroomd vanuit de bijstand of WW, zo lang ze aan het werk blijven, drie jaar meetellen voor de erkenning. Personen met een arbeidshandicap of SW-indicatie tellen blijvend mee. Het lijkt misschien ingewikkeld, maar in de praktijk valt het mee. Bedrijven die een PSOerkenning willen, kunnen gebruik maken van de tools op de website: een rekentool en een checklist kwalitatieve eisen. Beiden worden ingevuld en opgestuurd aan PSONederland en een certificerende instelling. Een onafhankelijke auditor toetst steekproefsgewijs de opgave in de rekentool én het voldoen aan de kwalitatieve eisen tijdens een audit. Als het allemaal klopt, volgt automatisch de erkenning via PSONederland.
Social Return in de Praktijk
Toepassing PSO De PSO kan voor verschillende doeleinden gebruikt worden. Bedrijven die in het kader van MVO socialer ondernemen, kunnen met de PSO laten zien wat hun bijdrage is aan een belangrijk maatschappelijk vraagstuk. Dat is goed voor het imago en dus ook voor de business (onderscheidend vermogen). Voordeel van een erkenning is dat bedrijven ook herkenbaar worden voor andere organisaties. Op deze wijze hopen we een ketenstimulering op gang te brengen. De herkenbaarheid van bedrijven met een PSO-certificaat is interessant voor werkzoekenden met een afstand tot de arbeidsmarkt. De PSO kan ook als aanbeveling gelden voor werknemers die op zoek zijn naar een nieuwe baan en het sociale karakter van hun werkgever belangrijk vinden. In een krappe arbeidsmarkt levert dat een bedrijf mogelijk een wervingsvoordeel op. Overheden en UWV kunnen de PSO inzetten om hun eigen sociale prestaties als werkgever zichtbaar te maken (voorbeeldfunctie). Beleidsmatig is de PSO te gebruiken bij de werkgeversbenadering (preferente werkgevers) en als hulpmiddel bij aanbestedingen met social return. Een mogelijkheid is om bedrijven met een PSO-erkenning voordeel te geven bij social return aanbestedingen. De PSO heeft onder andere als voordeel de focus op duurzame arbeidsinpassing in plaats van tijdelijk voor de duur van de aanbestede opdracht, terwijl de administratieve lasten voor de opdrachtgevers en –nemers afnemen. Behalve dat je op deze manier bedrijven kunt stimuleren structureel socialer te ondernemen, zijn er ook effecten mogelijk bij andere inschrijvers en bij bedrijven die niet meedoen met de aanbesteding, dank zij de ingebouwde ketenstimulering. In onderstaande tabel staan de verschillen tussen social return zoals die in de huidige situatie vaak gelden en social return met gebruik van de PSO. Huidige situatie Tijdelijk werk voor de duur van de aanbesteding. Er wordt alleen/primair op aantallen gestuurd. Alleen directe inzet bij bedrijf dat de opdracht krijgt. Alleen directe inzet bij bedrijf dat de opdracht krijgt. Toetsing in het selectie- en gunningsproces en monitoring tijdens uitvoeringsproces zijn lastig. Vooral toegepast in branches waar ‘doelgroepen’ makkelijk geplaatst worden.
Met PSO Focus op duurzame inzet. Kwaliteit van de inzet wordt ook getoetst. Mogelijk ook effect bij andere inschrijvers. Mogelijk ook effect op leveranciers van bedrijven. Een bedrijf met een PSO-certificaat is getoetst (en wordt periodiek getoetst). Toepassingsmogelijkheden in meer branches door meetellen indirecte bijdrage.
Uiteraard moet de praktijk uitwijzen of het inderdaad zo gaat werken. Een eerste meervoudig onderhandse aanbesteding van gemeente Apeldoorn met de PSO stemt ons alvast optimistisch. Het ging hier om een meerjarig contract, waarvoor de gemeente vijf partijen (MKB bedrijven) uitnodigde om een offerte uit te brengen. De PSO werd als gunningscriterium meegenomen in de aanbesteding, waarbij een inschrijver maximaal
27
Van Sociale Wenselijkheden naar Sociaal Beleid 15% fictieve korting kon verdienen, wanneer deze op de hoogste trede van de PSO zou staan. Alle vijf de bedrijven zijn het traject voor een PSO-certificaat ingegaan. De resultaten van de eerste aanbesteding met de PSO worden binnenkort bekend gemaakt. Gemeente Apeldoorn ziet de PSO als aanvulling op het social-returnbeleid. Per aanbesteding kijkt de gemeente hoe social return wordt ingevuld en welke rol de PSO daarbij kan spelen. De ervaringen met de PSO bij gemeenten en de toepassingsmogelijkheden bij aanbestedingen worden nader verkend in het gemeentelijk PSO-netwerk dat TNO faciliteert in samenwerking met PSO-Nederland.
Tot slot
28
De PSO stimuleert structureel socialer ondernemen door bedrijven te (h)erkennen die hier nú meer dan gemiddeld aan doen. Door de koppeling van inkoop en uitbesteding van werk aan andere PSO- of SW-bedrijven wordt de keten gestimuleerd en dat draagt bij aan het zelfversterkend karakter. Verschillende accenten kunnen leiden tot een gelijke positie op de ladder. Die vrijheid zal werkgevers aanspreken en sneller motiveren tot socialer ondernemen dan regelingen met een meer verplichtend karakter. De intrinsieke motivatie van deze ondernemers kan op verschillende manieren nog meer gestimuleerd worden. Bijvoorbeeld door een stimuleringsregeling voor de PSO op te zetten, zoals de gemeenten Apeldoorn, Eindhoven en Den Haag doen. Maar ook door fiscale voordelen of door bedrijven met een PSO-erkenning voordeel te geven bij social return aanbestedingen. Dat is een andere insteek dan de 5%-regeling die in het algemeen geen verschil kent tussen bedrijven die veel of weinig socialer ondernemen. Maar zoals al eerder aangegeven, social return is nog in ontwikkeling en er ontstaan betere resultaten door overleg met (potentiële) opdrachtnemers. Die opdrachtnemers hebben afhankelijk van de omstandigheden meer of minder mogelijkheden om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt in te zetten en ze verschillen onderling in de bijdrage die ze al leveren. Maatwerk blijft het credo.
Aukje Smit, Senior onderzoeker bij TNO
[email protected]
Meer lezen? Peter Brouwer, Bruno Fermin en Aukje Smit. (H)erkenning voor inclusieve organisaties. In: Sociaal Bestek, augustus/september 2012. Peter Brouwer, Aukje Smit, Ellen van Wijk en Wim Zwinkels. Social return bij het Rijk. Effecten op arbeidsmarkt- en re-integratiebeleid. Hoofddorp: TNO, 2011. Ingrid Weel. Bouw heeft alternatief voor quotum arbeidsgehandicapten. In: Trouw, 28-22013. Ellen van Wijk, Saskia Andriessen, Aukje Smit en Peter Brouwer. Handleiding Social return bij inkoop door gemeenten. Tilburg: BESO, 2011.
Social Return in de Praktijk
Hoofdstuk 6 Een juridische beschouwing in vogelvlucht pAc PAC Procurement Door Mr. W.H.E. Parlevliet26
Ter ingeleide De organisatie van de congresdag: ‘Social Return in de praktijk’, die gehouden wordt op 18 april 2013 te Amsterdam, heeft mij gevraagd een beschouwing te geven over de juridische context, waarbinnen Social Return bij aanbesteding van overheidsopdrachten zich afspeelt. De beperkte omvang van het artikel maakt dat het beleids-/rechtskader hieronder kort en niet uitputtend zal worden beschreven. Deze congresdag zal een vervolg krijgen in trainingen/workshops, waarbij nader op de juridische context en vormgeving van Social Return of sociale overwegingen ingegaan zal kunnen worden. Enigszins retorisch is de vraag of er met Social Return nu zo veel nieuws onder de zon of is dit in spreekwoordelijke zin: ‘Oude wijn in nieuwe zakken’? Als aanbestedende diensten of speciale-sectorbedrijven en marktpartijen weten we misschien niet eens van onszelf wat we op sociaal gebied allemaal al niet in huis hebben en inmiddels al ondernemen. Wat wel nieuw is in ieder geval, dat sociale aspecten bij aanbestedingen door overheden bij hun opdrachten van werken/leveringen/diensten en concessies bewuster worden betrokken. Social Return wordt daarmee meer en meer steeds een vast onderdeel in de aanbestedingsprocedures. Wat zegt de Aanbestedingswet, die op 1 april 2013 in werking is getreden, eigenlijk over Social Return? Ondernemers/aspirantinschrijvende marktpartijen, die succesvol willen meedingen naar een aan te besteden overheidsopdracht, waarin sociale voorwaarden zijn opgenomen, zullen zij daarop moeten anticiperen. Overigens zouden we Social Return tekort doen als dat zich alleen zou uitstrekken tot mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Er valt bijvoorbeeld in dit kader ook te denken aan internationale rechten van de mens, waaronder die ter zake van vakbondsvrijheid of die beogen kinderarbeid/slavernij tegen te gaan. Of sociale voorwaarden die betrekking hebben op eerlijke handel, productveiligheid en arbeidsomstandigheden/-voorwaarden (bijv. nachtwerk door aannemers, werken in extreme (weer-) omstandigheden, Arbo-technische eisen voor gehandicapten, e.d.).
Beleid Arbeidsparticipatie, ongeacht leeftijd, afkomst of beperking, staat hoog op de Europese en nationale overheidsagenda. Vergroting van de arbeidsparticipatie is één van de sociale overwegingen, die samen met milieuoverwegingen te begrijpen zijn als
26
Mr. W.H.E. Parlevliet is als partner/senior jurist verbonden aan PAC Procurement te Zeist (www.beteraanbesteed.nl), welk bureau zich toelegt op de strategische advisering en (interim) begeleiding van/bij (inter-) nationale inkoop- en aanbestedingsprocedures, tenders, veilingen, prijsvragen, competities en andere marktselecties.
29
Van Sociale Wenselijkheden naar Sociaal Beleid duurzaamheidscriteria27. De Europese Commissie breekt met haar strategische notitie “Europa 2020”28, een lans voor ‘inclusieve groei’. Door de recessie hebben veel mensen in Europa hun baan verloren of dreigen hun baan te verliezen, de sociale cohesie is/wordt op de proef gesteld en armoedeval ligt op de loer. Ook beschikken steeds minder mensen over vaardigheden, wat een complicerende factor vormt nu de Europese (en Nederlandse) bevolking steeds langer moeten blijven werken dan voorheen. De beroepsbevolking kan moeilijker ander werk uitvoeren, waarvoor andere vaardigheden nodig zijn en blijken moeilijker om te vormen. Door werkgelegenheid te creëren, te investeren in vaardigheden, armoede te bestrijden e.d., wil Europa aan deze zaken het hoofd bieden. Het integreren van sociale overwegingen door overheden bij overheidsopdrachten is één van de mogelijkheden voor uitvoering van sociale politiek. Het is illusoir te denken dat het aanbestedingsrecht in geval van overheidsopdrachten alle sociale onevenwichtigheden kan verhelpen. Aan de andere kant wordt door Europese (en Nederlandse) burgers van overheden ook verlangd dat zij de belastingmiddelen goed besteden. We spreken in dit verband over ‘most value for taxpayers’ money’ of ook wel over de maatschappelijke waarde, die publieke middelen moeten genereren.
30
Aangezien de overheid in ruime zin veel (aan-)besteedt, heeft zij als ‘overheidsconsument’ aanzienlijke inkoopkracht. Door de aanzienlijke inkoopkracht in te zetten op duurzaamheidsterrein, waar Social Return of ‘sociale voorwaarden’ onderdeel van uitmaakt, levert dat maatschappelijk meerwaarde op. Als daarmee mensen weer aan de slag kunnen komen en zo uitkeringen dalen, kan het nationaal product en nationaal inkomen toenemen. Als gevolg daarvan wordt de consumptie gestimuleerd. Als gevolg van een verhoogde consumptie zullen belastinginkomsten toenemen, waardoor de overheden meer kunnen investeren. Al deze Keynesiaanse effecten zullen een positieve spin off voor de macro en micro economie kunnen betekenen.
Wetgeving Europa was aanvankelijk vooral een economische unie. Voordat we spraken over de Europese Unie, werd Europa aangeduid als Europese Economische Gemeenschap (EEG). Het aanbestedingsrecht stond en staat er voor dat fundamentele beginselen van ‘open, eerlijke mededinging’, ‘gelijkheid van partijen/non-discriminatie’, van een goede economische, mededingingsrechtelijke werking van de Europese Unie, (blijvend) worden geborgd. Tegen deze achtergrond zou het beeld kunnen ontstaan dat in het aanbestedingsrecht voor sociale overwegingen/voorwaarden, geen ruimte is weggelegd. De Europese Commissie heeft dat idee willen wegnemen door in 2001 een zogenaamde Interpretatieve Mededeling te publiceren, waarin ingegaan wordt hoe duurzaamheid (sociale overwegingen) in het aanbestedingsrecht zijn te betrekken 29. In 2010 heeft de 27
Voor meer informatie daarover wordt verwezen naar het artikel “Duurzaam aanbesteden bij gebiedsontwikkeling”, W.H.E. Parlevliet, Bouwrecht, BR 2012/150. 28 Mededeling van de Europese Commissie 3 maart 2010, COM(2010)2020 definitief. Bron: www.eerstekamer.nl/eu/europeesvoorstel/com_2010_2020_europa_2020_een/document/f=/vidcbq80pgyh.p df. 29 Interpretatieve Mededeling van de Europese Commissie d.d. 15 oktober 2001, COM(2001)566 def., zie www.europa-nu.nl/id/vi7jgp639ezm/interpretatieve_mededeling_van_de.
Social Return in de Praktijk
Europese Commissie nog een handboek “Sociaal Kopen” gepubliceerd 30, een soort routekaart om sociaal te reizen door aanbestedingsland te verduidelijken. Dat Social Return heden ten dage in de jurisprudentie31 in toenemende mate voorkomt, is enerzijds logisch vanuit het feit dat er (steeds) meer toepassing wordt gegeven door aanbestedende diensten of speciaal-sectorbedrijven aan Social Return bij haar overheidsopdrachten, het nog een novum is voor aanbestedende diensten of specialesectorbedrijven en marktpartijen, maar is anderzijds ook het gevolg dat de jurisprudentie zich hieromtrent nog niet voldoende heeft uitgekristalliseerd. De jurisprudentie rondom sociale aspecten bij aanbestedingen zal naar verwachting de komende jaren zich nog verder intensiveren. Welke invulling uiteindelijk ook wordt gegeven aan het begrip Social Return, betekent het wel dat de inhoud natuurlijk wel juridisch aanvaardbaar zal moeten zijn. Zo moeten de fundamentele beginselen van eerlijke en onbelemmerde mededinging, transparantie, gelijkheid van partijen/non-discriminatie, objectiveerbaarheid en verifieerbaarheid, geen geweld aangedaan worden. Ook moet er altijd verband bestaan met het voorwerp van de opdracht. Het feit dat juridische aandachtspunten in deze bijdrage zullen worden benoemd, heeft als reden de ‘awareness’ te vergroten. Niet zozeer is de bedoeling sceptici van Social Return van munitie en/of argumenten te voorzien om Social Return vooral niet toe te passen. Social Return - net als andere kwalitatieve aspecten – zal naar verwachting immers alleen maar belangrijker worden bij overheidsopdrachten. En we moeten de uitdaging aan gaan Social Return bij elke aanbestedingsprocedure handen en voeten te geven. In paragraaf 4 onder ‘De praktijk van aanbesteden’ zal aandacht besteed worden aan algemene handvaten, die u kunt gebruiken bij de toepassing van Social Return bij aanbestedingen. Het blijft wel altijd casuïstiek en maatwerk. Juridische begeleiding daarvan is en blijft belangrijk. Aanbestedingswet In de Aanbestedingswet respectievelijk de daarmee samenhangende Gids 32 Proportionaliteit - vormgegeven als Algemene Maatregel van Bestuur (AmvB) bij de Aanbestedingswet - wordt niet zozeer gesproken over ‘Social Return’, maar over ‘sociale overwegingen’ respectievelijk ‘sociale voorwaarden’ als onderdeel van duurzaamheidsaspecten (naast die ter zake van milieu). Aangezien Europese aanbestedingsrichtlijnen geen rechtstreekse werking33 hebben, zullen deze altijd geïmplementeerd moeten worden in nationale wetten. Wat betreft de Europese
30
Sociaal kopen – Gids voor de inachtneming van sociale overwegingen bij overheidsaanbestedingen, Europese Commissie, oktober 2010. 31 Voor een aantal Europese en nationale uitspraken, waarin Social Return aan de orde was, wordt u verwezen naar paragraaf 4 van het artikel: “Social Return bij aanbesteding van overheidsopdrachten”, W.H.E. Parlevliet, VGR 2013- 01, pagina 18. 32 Zie J.H. Hebly e.a., januari 2013. De Gids is te downloaden via http://www.pianoo.nl/sites/default/files/documents/documents/gidsproportionaliteitstaatscourant2013nr307 5.pdf. Deze Gids is met de nieuwe Aanbestedingswet neergelegd als richtsnoer in een Algemene Maatregel van Bestuur. De Gids is gepubliceerd in de Staatscourant op 15 februari 2013. 33 Anders dan Europese Verordeningen kan een burger niet direct beroep doen op een Europese richtlijn.
31
Van Sociale Wenselijkheden naar Sociaal Beleid aanbestedingsrichtlijnen34 is per 1 april j.l. de Aanbestedingswet de implementatiebasis geworden. Zonder hier ter plaatse uitvoerig in te willen gaan op algemene aanbestedingsleerstukken, waaronder definitiebepalingen, zoals: ‘overheidsopdrachten’, ‘aanbestedende diensten of speciaal-sectorbedrijven’ , ‘publiekrechtelijke instellingen’, raming opdrachtwaarde (onder- en bovendrempelige opdrachten) of soorten aanbestedingsrechtelijke procedures, e.d.35, wordt met name stilgestaan bij de bepalingen waar Social Return in de Aanbestedingswet zich manifesteert. Allereerst zal voortaan bij aanbestedingen zoveel maatschappelijke waarde moeten worden gecreëerd. Dit is in de Aanbestedingswet gekomen als resultaat van een aangenomen amendement van Tweede Kamerlid Koppejan (CDA). (Art. 1.4 lid 2 Aanbestedingswet) “De aanbestedende dienst of het speciale-sectorbedrijf draagt zorg voor het leveren van zo veel mogelijk maatschappelijke waarde voor de publieke middelen bij het aangaan van een schriftelijke overeenkomst als bedoeld in het eerste lid.”
32
Onder maatschappelijke waarde valt onder andere Social Return te verstaan. Kritische factor is de juridische afdwingbaarheid van artikel 1.4 lid 2 Aanbestedingswet. Termen als ‘zoveel mogelijk’ , ‘maatschappelijke waarde’, zijn arbitrair en voer voor discussie. Tijdens de parlementaire behandeling van de Aanbestedingswet is in de Eerste Kamer nog de motie-Vlietstra c.s. aangenomen, die ook ten faveure strekt van Social Return bij overheidsaanbestedingen (de focus lag in die motie op langdurig werklozen en arbeidsgehandicapten). In de Aanbestedingswet is in artikel 1.16 lid 3 de delegatiegrondslag neergelegd voor de Gids Proportionaliteit. Deze Gids gaat in paragraaf 3.5.6 in op duurzaamheid/sociale voorwaarden. De schrijfgroep, die verantwoordelijk is geweest voor de totstandkoming van de Gids Proportionaliteit, hebben vanuit het proportionaliteitsperspectief ook de sociale paragraaf beoordeeld. Er wordt een aantal richtsnoeren gegeven rondom de proportionaliteit bij toepassing van sociale voorwaarden in aanbestedingsprocedures.
De aanbestedingspraktijk
Aanbestedingsprocedures maken onderdeel uit van een meeromvattend inkooptraject. In de praktijk bij inkoopprocessen worden een aantal stadia doorlopen:
34
Richtlijnen r. 2004/17/EG d.d. 31 maart 2004 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- energievoorziening, vervoer en postdiensten (PbEU L 134) en richtlijn nr. 2004/18/EG d.d. 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (PbEU L 134). Eerder waren deze richtlijnen geïmplementeerd in op de Raamwet EEG-voorschriften gebaseerde Algemene Maatregelen van Bestuur: 1). het Besluit aanbestedingsregels speciale sectoren (‘Bass’) respectievelijk 2). Besluit aanbestedingsregels overheidsopdrachten (‘Bao’). Met de komst van de Aanbestedingswet per 1 april 2013 (wetvoorstel 32 440) is dat de nieuwe implementatiebasis en is de Raamwet EEG-voorschriften met de AmvB’s: Bass en Bao, komen te vervallen. Ook verviel - met de komst van de Aanbestedingswet - de wet WIRA, die zag op de rechtsbescherming bij aanbestedingen. Dat aspect is verdisconteerd in de Aanbestedingswet. 35 Voor meer informatie over de aangehaalde aanbestedingsrechtelijke aspecten is artikel: “Kroniek van het Aanbestedingsrecht”, Mr. W.H.E. Parlevliet, BR 2012/63.
Social Return in de Praktijk
voorbereidingsfase36, definitie-/specificatiefase, selectiefase, contracterings/gunningsfase en uitmondend in de daadwerkelijke fase van uitvoering/nazorg. Als gesproken wordt over aanbestedingen in ruime zin, dan valt daaronder mede de voorbereidingsfase en uitvoerings-/nazorgfase. Voorbereidingsfase Aan het starten van een aanbestedingsprocedure gaat altijd een voorbereidingsfase aan vooraf. Er wordt een behoefte bij een aanbestedende dienst of speciaal-sectorbedrijf gedetecteerd (aan een werk als bijvoorbeeld: brug, infrastructuur, of diensten als van beheer gebouwen, dienst beveiliging gevangenis, levering van ICT etc.). Wat is het doel, programma van eisen, en hoe wordt de inkoop-/aanbestedingsstrategie bepaald; immers het is goed wel de stip aan de horizon te formuleren. Voor zover deze fase al niet belangrijk was, dan heeft zij met de Aanbestedingswet alleen maar aan belang gewonnen. In mijn opinie is dit een zeer cruciale fase. Slecht doordachte keuzes aan de voorkant wreken zich veelal in het verdere inkoop- en aanbestedingsproces. Keuzes die in deze voorfase worden gemaakt, moeten met de jonge Aanbestedingswet 37 en Gids Proportionaliteit gemotiveerd worden (‘comply or explain’); dit moedigt aanbestedende diensten nog meer aan om het inkoop- en aanbestedingsproces goed te doordenken. Ook is krachtens de Aanbestedingswet een verkenning van de relevant markten een vereiste geworden voor de beslissing wat de omvang/voorwerp wordt van de opdracht. In de marktverkenning kan acht geslagen worden op de arbeidsmarkt in relatie tot de opdracht. Welke activiteiten/werkzaamheden van de aan te besteden opdracht zijn potentieel geschikt voor personen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Een marktconsultatie en / of informatiebijeenkomst bieden mogelijkheden om ervaringen/ideeën over toepassing van sociale voorwaarden vanuit de markt te identificeren en te betrekken. Een congres, waarvoor deze bijdrage strekt, doet dat impliciet ook al. We proberen met elkaar te leren rondom het thema van ‘Social Return’. Die marktverkenning heeft ook ten doel te inventariseren of de sociale vraagstukken van overheidswege straks ook beantwoord kunnen worden door de markt. We kunnen van alles met elkaar verzinnen rondom Social Return, maar het moet ook werkbaar blijven. Een aanbestedende dienst is er ook niet bij gebaat als sociale voorwaarden van overheidswege c.q. de vraagzijde, niet kunnen worden ingevuld door de aanbodzijde/de inschrijvers. De in de markt geplaatste aanbesteding, zal dan weinig inschrijvers opleveren of zullen zij de risico’s rondom Social Return als opslag verdisconteren in een hoge inschrijfsom. In dat geval zijn er wel sociale voorwaarden, echter tegen een te hoge prijs voor de aanbestedende dienst. In dat geval wordt het doel voorbij geschoten en wordt maatschappelijke waarde per saldo vernietigd. Een evenwichtige, doordachte benadering is ook bij Social Return van belang. Aanvankelijk had de aanbestedende dienst of speciaal-sectorbedrijf betrekkelijk veel vrijheid te bepalen hoe de overheidsopdracht er uit zou gaan zien of wat het voorwerp van de opdracht zou zijn. Door de komst van de Aanbestedingswet mag er niet zomaar opdrachten meer samengevoegd/geclusterd worden als daardoor de toegang van MKBers wordt bemoeilijkt, dan wel zal dat deugdelijk gemotiveerd moeten worden. Sociale overwegingen kunnen in die voorbereidingsfase en vaststelling van de behoeften zeker aan de orde komen. De Gids Proportionaliteit stelt38 nog dat als uit marktonderzoek blijkt dat een brede 36
De Gids Proportionaliteit (januari 2013) spreekt in dit verband over ‘voorfase’, hoofdstuk 2. Zie artikel 1.5 van de Aanbestedingswet. 38 Zie voetnoot 8, paragraaf 3.5.6, 2e bullet, laatste alinea. 37
33
Van Sociale Wenselijkheden naar Sociaal Beleid range van bedrijven voldoet aan bepaalde duurzame (sociale) criteria en feitelijk een generiek karakter hebben, dat deze als eis opgenomen worden. Gaat het om vernieuwingen op de markt waar slechts een beperkt aantal ondernemingen aan kan voldoen, dan wordt in de Gids Proportionaliteit geadviseerd de duurzame (sociale) criteria binnen het gunningscriterium EMVI te verdisconteren. Opnemen van technische specificaties en eisen waaraan slechts een zeer beperkt deel van de markt voldoet en daardoor daadwerkelijke mededinging niet langer gewaarborgd is, is niet alleen disproportioneel, maar ook onverstandig volgens de Gids Proportionaliteit.
34
Definitie-/specificatiefase Als de voorbereidingsfase is afgerond en de aanbestedende dienst of speciaalsectorbedrijf helder voor ogen heeft waar haar behoefte uit bestaat, een inkoop- en aanbestedingsstrategie heeft geformuleerd, het doel en het voorwerp van de opdracht is bepaald, gaan we een stap verder naar de definitie-/specificatiefase. In deze fase worden de aanbestedingsdocumenten opgesteld en zullen geïdentificeerde doelen en behoeften SMART gemaakt moeten worden. Dat wil zeggen dat de eisen en criteria verifieerbaar, objectiveerbaar en transparant dienen te worden opgesteld. Bij kwalitatieve gegevens zal een vertaalslag moeten plaatsvinden naar een zekere objectivering. Zo ook geldt dat voor het domein van Social Return. Volgens artikel 2.75 e.v. van de Aanbestedingswet worden technische specificaties in de aanbestedingsstukken opgenomen, waarbij de toegang van de inschrijvers gelijk is en niet tot ongerechtvaardigde mededingingsrechtelijke belemmeringen mag leiden. Veelal worden de technische specificaties in het bestek neergelegd als onderdeel van de aanbestedingstukken. Ook moet prestatie-eisen en functionele eisen in het bestek zodanig nauwkeurig bepaald zijn, dat het voorwerp van de opdracht voor inschrijvers bepaalbaar is. Een voorbeeld van technische eisen die een sociale component hebben, is bijvoorbeeld een sociale eis betreffende de toegankelijkheid voor gehandicapten/ouderen Arbo-technische eisen voor visueel gehandicapten/ouderen, e.d.. Het verdient de voorkeur als een aanbestedende dienst of speciaal-sectorbedrijf zich meer uitlaat in termen van functionaliteit dan in concrete prestaties. Bij het stellen van functionaliteitseisen wordt innovatiekracht van de markt beter benut. Doelvoorschriften in plaats van middelvoorschriften. Dat kan ook ter zake eisen rondom Social Return. De Aanbestedingswet39 voorziet in de hantering van Uniforme Eigen Verklaringen uit het oogpunt van lastenverlichting in het kader van aanbestedingsprocedures, in die modelverklaringen als flankerend beleid zijn geschiktheidseisen (facultatief) opgenomen. Zo verklaart een inschrijver dat zijn onderneming voldoet aan technische specificaties, die betrekking kunnen hebben op duurzaamheidsaspecten (Social Return). (Artikel 2.84 lid 1 sub c) 1. Een eigen verklaring is een verklaring van een ondernemer waarin deze aangeeft: a. […..] ; b. […..] ; c. of hij voldoet of zal voldoen aan de technische specificaties en uitvoeringsvoorwaarden die milieu en dierenwelzijn betreffen of die gebaseerd zijn op sociale overwegingen; d. [……].
39
Artikelen 1.19 en 2.84 van de Aanbestedingswet gaan over de ‘eigen verklaring’.
Social Return in de Praktijk
Wat betreft de eventuele toepassing van keurmerken in het algemeen, en wat betreft eventuele keurmerken aangaande Social Return in het bijzonder, zij nog vermeld dat de stand van zaken in de jurisprudentie40 als volgt is dat niet verlangd kan worden dat aan een bepaald keurmerk moet worden voldaan. Wel kunnen de voor dat keurmerk vastgestelde eisen worden gebruikt als technische specificaties, waarbij vanzelfsprekend die eisen niet-discriminatoir, verifieerbaar, objectiveerbaar moeten zijn en verband moeten houden met het voorwerp van de opdracht. Dit standpunt in de jurisprudentie is ook nu gecodificeerd in artikel 2.76 van de Aanbestedingswet. (Artikel 2.76 lid 5 Aanbestedingswet) Een aanbestedende dienst verwijst in de technische specificaties niet naar een bepaald fabrikaat, een bepaalde herkomst of een bijzondere werkwijze, een merk, keurmerk of certificaat betreffende duurzaamheid, milieu of dierenwelzijn, dan wel gebaseerd op sociale overwegingen, een octrooi of een type, een bepaalde oorsprong of een bepaalde productie, waardoor bepaalde ondernemingen of bepaalde producten worden bevoordeeld of uitgesloten, tenzij dit door het voorwerp van de overheidsopdracht gerechtvaardigd is.
Selectiefase41 In de daarop volgende selectiefase staat de ‘inschrijver’ centraal. Is deze leverancier/dienstverlener/aannemer in staat om de overheidsopdracht van leveringen/diensten/werken uit te voeren? Het gaat in deze fase om de kwaliteit van de inschrijver (en dus niet de kwaliteit van de inschrijving, die komt aan bod in de gunningsfase). Het gaat dan om zowel de uitsluitingscriteria (faillissement, veroordeling vanwege delicten, e.d.) alsook om de beoordeling van de technische bekwaamheid en/of beroepsbekwaamheid. Als de sociale paragraaf in beschouwing wordt genomen in de selectiefase zijn de uitsluitingscriteria van geringe waarde. In dat verband kan wel aangehaakt worden bij eisen rondom technische bekwaamheid. Ook die eisen moeten verband houden met het voorwerp van de opdracht. Er kunnen in deze fase referenties verlangd worden ter zake de ervaring en vakbekwaamheid van de inschrijvende partijen. In het kader van Sociaal Return zou geselecteerd kunnen worden over de al dan niet aanwezigheid (of toegang hebbend tot) gekwalificeerd personeel uitgerust om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt te begeleiden bij werkzaamheden. Ook zou aan referentieprojecten gedacht kunnen worden, waarin ervaring is opgedaan met de sociale paragraaf. Contracterings-/gunningsfase42 In de contracterings-/gunningsfase wordt gegund op basis van gunningscriteria: 1). Economisch Meest Voordelige Inschrijving of 2) de Laagste Prijs. Het eerst genoemde gunningscriterium is leidend en zal er gemotiveerd moeten worden als de laagste prijs wordt gehanteerd als criterium. EMVI is een meer dimensioneel, gewogen gunningscriterium. Een Plan van Aanpak, waarin de invulling van de sociale voorwaarde is opgenomen, geeft inzicht de wijze waarop Social Return zal worden ingevuld door de inschrijvende partijen. Dergelijk Plan van Aanpak kan als subgunningscriterium verlangd worden en daaraan wordt een relatief gewicht gekoppeld. Van belang is dat wel duidelijk 40
Vergelijk arrest van het Hof van Justitie EG d.d. 10 mei 2012 inzake Europese Commissie/Nederland (C368/10), vindplaats: www.curia.europa.eu, op dit punt. 41 Afd. 2.3.6 van de Aanbestedingswet. 42 Afdeling 3.3.7 van de Aanbestedingswet (vanaf art. 3.72)
35
Van Sociale Wenselijkheden naar Sociaal Beleid wordt op welke objectieve grondslagen/wegingsfactoren het Plan van Aanpak zal worden beoordeeld en gewogen. Uitvoeringsfase De uitvoeringsfase vangt strikt genomen aan als na het doorlopen van de aanbestedingsprocedure aan de winnaar de opdracht is gegund. De overeenkomst, zoals die in concept bij de aanbestedingsdocumenten was gevoegd, zal tussen de aanbestedende dienst en de winnende inschrijver worden gesloten. (Artikel 2.80 Aanbestedingswet) Een aanbestedende dienst kan bijzondere voorwaarden verbinden aan de uitvoering van een overheidsopdracht, mits dergelijke voorwaarden met het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie verenigbaar zijn en in de aankondiging of de aanbestedingsstukken vermeld zijn. De voorwaarden waaronder de overheidsopdracht wordt uitgevoerd, kunnen verband houden met sociale of milieuoverwegingen.
36
In conceptovereenkomsten, die onderdeel uitmaken van de aanbestedingsdocumenten staat vaak een bepaald percentage genoemd om personen met een afstand tot de arbeidsmarkt in te zetten bij de uitvoering van de overheidsopdracht. De uitvoeringsvoorwaarden ook met en sociale component mogen geen strijd opleveren met fundamentele beginselen van aanbestedingsrecht, waaronder non-discriminatiebeginsel, en zullen verband moeten hebben met het voorwerp van de opdracht. Ook zal door aanbestedende diensten gemonitord moeten worden of de sociale voorwaarden bij uitvoering ook daadwerkelijk zijn geïmplementeerd en worden nageleefd (eventueel boetes als sanctie koppelen aan toepassing sociale voorwaarde). Anders blijft “Social Return” een papier verplichting. Maart, 2013
PAC Procurement | Mr. W.H.E. Parlevliet Sanatoriumlaan 23-A | 3705 AM ZEIST M: 06-21175510 E:
[email protected] W: http://www.beteraanbesteed.nl
_______________________________________________________________ Behoudens de door de wet gestelde uitzonderingen mag niets van deze uitgave worden verveelvoudigd, gewijzigd en/of openbaar gemaakt zonder de uitdrukkelijke, voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever: ©™ Parlevliet Redactiewerk & Publicaties te Zeist, e-mail:
[email protected].
Social Return in de Praktijk
Social return in de praktijk van 'sociale wenselijkheden' naar echt sociaal beleid Congres 18 april 2013 – verslag
Inleiding Op 18 april 2013 vond er in De Burcht in Amsterdam het Congres 'Social return in de praktijk' plaats. Nadat de dag was begonnen met een kopje koffie werd men welkom geheten door dagvoorzitter prof. Dr. Paul de Beer. Tijdens dit welkomstwoord werd er over het begrip social return gesproken en werd meteen duidelijk dat het geen eenduidig begrip is, maar één met veel verschillende definities. Eén van de aanwezige werkgevers noemde het een andere manier van denken, een andere manier van vacatures uiteenzetten waardoor meer mensen een kans krijgen. Een ander omschreef het juist als een chantagemiddel van de overheid als opdrachtgeefster, als verkapte belasting en slechts een stel mooie woorden. Vervolgens werd het woord gegeven aan drie verschillende sprekers die elk hun perspectief op social return aan het licht brachten.
Gemeente Utrecht Als eerste kreeg Jochanan Nagel, Projectleider Social Return voor de Gemeente Utrecht, het woord. De Gemeente Utrecht heeft ervaring met social return in de aanbestedingsprocedure. Sinds 2006 kennen zij het begrip social return, maar pas in 2011 heeft het echt vorm en inhoud gekregen. Verschillende speerpunten van de gemeente zijn; het beleid van social return ontwikkelen en daarbij de werkgevers betrekken; een nieuwe methode voor het registeren en meten van social return vinden; en de dienstverlening meer uniform maken. Op dit moment zijn er nog veel verschillen tussen de gemeenten over wat er onder social return wordt verstaan. Zo zien sommigen alleen het plaatsen van mensen met een bijstandsuitkering als social return, terwijl anderen hier ook de WIA- en Wajong-uitkering in meenemen. Social return wordt door de gemeente Utrecht gebruikt als 'harde voorwaarde' voor het verlenen van een vergunning. Het is voor de gemeente Utrecht nog onduidelijk hoe het resultaat in verhouding staat met de investeringen. Op dit moment worden alleen het aantal geplaatsten gemeten, maar dit zegt niets over bijvoorbeeld de duur van de plaatsing. De gemeente is dus nog op zoek naar een andere meetmethode.
37
Van Sociale Wenselijkheden naar Sociaal Beleid
38
Heijmans Daarna was het woord aan dhr. George Raessens, directeur concerndienst HRM bij bouwbedrijf Heijmans. Hij was van mening dat er vooral sociaal wenselijke antwoorden worden gegeven wanneer het over Social return gaat. Daarnaast werd aangegeven dat de aannemersbedrijven niet om social return gevraagd hebben, maar dat zij wel degenen zijn die er nu mee geconfronteerd worden. Ook hij gaf, net als Jochanan Nagel, aan dat er veel diversiteit omtrent social return bestaat. Dit maakt het voor aannemersbedrijven moeilijk om te weten hoe ze aan de verplichtingen van social return moeten voldoen. Dhr. Raessens vraagt vooral om eenduidigheid, een objectieve meetmethode met een reikwijdte over de verschillende projecten heen, in plaats van alleen toegespitst op één project. Tegenwoordig is social return bijna standaard bij grote projecten van de (semi-)overheid. Hij is absoluut geen tegenstander van social return. Wanneer we verkeren in een tijd van economische groei is het juist een goed middel om meer vacatures te kunnen vullen, maar op dit moment is dat niet het geval. Op dit moment worden goede werknemers ontslagen om social return de ruimte te kunnen geven. Tot slot benoemt hij nog het feit dat social return op dit moment wordt opgelegd door de gemeenten, maar dat bedrijven dit misschien zelf efficiënter kunnen.
Social Return in de Praktijk
Bouwend Nederland Als derde zou dhr. Elco Brinkman spreken, maar wegens ziekte werd hij vervangen door dhr. Joost Fijneman, manager van de Stichting Aanbestedingsinstituut Bouw & Infra en Hoofd van de adviesafdeling van Bouwend Nederland. Hij benoemde een aantal dilemma’s :
Social return in een tijdsgewricht waarin er te weinig werk is, en waar het niet ongebruikelijk is dat er onder kostprijs wordt aanbesteed, gaan niet goed samen. De belangen van een aanbestedende rijks- of provinciale overheid zijn andere dan die van een gemeentelijke overheid. Gemeentelijke overheden hebben kaartenbakken met mensen die geld kosten. Mensen met een WW-uitkering zitten echter niet in de kaartenbakken van de gemeente. En dat terwijl er eind 2012 ruim 20.000 mensen uit de uitvoerende bouw een WW-uitkering hadden. Stapelen zou niet aan de orde mogen zijn. Dus als een bedrijf kan laten zien dat er in het bedrijf een volwaardige inspanning is gerealiseerd om mensen met een beperking aan werk te helpen, dan zouden aanvullende social return eisen niet meer aan de orde mogen zijn.
En hij beschrijft een top-5 van ergernissen: 1. 2. 3. 4.
5.
Verdringing: Het kan niet zo zijn dat een bedrijf eigen mensen moet ontslaan om social returnkandidaten werkervaring te laten opdoen. Onrealistische eisen: Eisen van social return moeten proportioneel zijn. Autonoom beleid: Gemeenten zijn op dit punt volledig autonoom en hebben het recht een eigen beleid te voeren. Projectgebonden inzet is niet duurzaam: Stel: je hebt een social returnkandidaat een half jaar over de vloer gehad en het project is klaar. Een kandidaat die je op een volgend project goed zou kunnen gebruiken: helaas. De opdrachtgever accepteert alleen nieuwe kandidaten. Heel frustrerend, niet alleen voor de opdrachtnemer maar ook voor de social return kandidaat. Opdrachtgever maakt geen afspraken en/of komt ze niet na: Een opdrachtgever zet de sociale returneis in het bestek, maar komt er daarna niet meer op terug.
Fijneman bespreekt vervolgens een concrete suggestie: een stelpost voor social return. De gehele tekst van zijn presentatie is als bijlage bij het verslag gevoegd.
39
Van Sociale Wenselijkheden naar Sociaal Beleid
Workshops en stellingen Het tweede gedeelte van de dag bestond uit workshops. De groep werd in drie groepen verdeeld. Zij hadden een uur de tijd om de stellingen, opgesteld door de verschillende sprekers, te bespreken en te bediscussiëren.
40 Na deze workshops werden de uitkomsten van de discussies plenair besproken en was er nogmaals ruimte voor discussie. Veel mensen hadden positieve ervaringen met social return, iedereen wil er wel iets mee doen. De eerste stelling betrof de vraag of social return altijd ingevuld moet worden via werk. Alle groepen waren van mening dat dit niet altijd het geval hoeft te zijn. Volgens de eerste groep moet er daarbij echter wel opgelet worden dat het geen politiek instrument wordt. Er zijn juridisch wel mogelijkheden om social return anders in te vullen, maar de creativiteit ontbreekt. Zij stellen voor om wel te beginnen met social return in te vullen via werk, maar dit daarna verder 'af te pellen'. De tweede groep gaf aan dat de bedrijven hier wel de ruimte voor moet krijgen. Het mag ook gaan om dingen naast werk, als het uiteindelijk maar tot een vaste baan leidt. Soms is de doorstroom van werknemers lastig vanwege de lage leerbaarheid. Daarnaast gaven zij aan dat bedrijven zelf vorm moet kunnen geven aan social return en dat zij ook eisen aan de gemeente moeten kunnen stellen. Maar vanwege de staat van economie hebben bedrijven deze positie op dit moment niet. Daarnaast gaven de eerste en de derde groep aan dat social return ook in andere sectoren dan de bouw toegepast kan worden. Er is in de bouw begonnen omdat het hier makkelijk meetbaar is. Daarnaast is er in de bouw de nodige expertise en zijn er grote volumes mogelijk, wat het voor gemeenten makkelijk scoren maakt. Er is nu behoefte aan inventarisatie op hoger niveau. Er zijn wel voorbeelden, maar deze voorbeelden zijn echter niet bekend.
Social Return in de Praktijk
Over de stelling dat de diversiteit in eisen rondom social return niet ten goede komt aan social return, was iedereen het eens. De brede toepassing van social return moet echter niet verloren gaan. Vanuit de autonomie van gemeenten is het noodzakelijk dat gemeenten hun eigen beleid kunnen maken. Er moeten echter ook landelijke eisen komen en daarbij moet er met de werkgevers rekening gehouden worden. Er is meer wisselwerking tussen bedrijven en gemeenten nodig. De volgende stelling betrof de duurzaamheid van social return. Social return moet inderdaad leiden tot duurzame integratie. Er moet geen draaideureffect ontstaan, maar het is lastig om het begrip duurzaam te definiëren. Wordt het opleidingsaspect bijvoorbeeld ook meegenomen in de duurzaamheid? De groep is daarnaast van mening dat het herplaatsen van medewerkers ook als social return gezien kan worden, ook al moet dit al ter invulling van goed werknemersschap. Het is belangrijk om op voorhand te voorkomen dat werknemers een afstand tot de arbeidsmarkt krijgen. In plaats van alleen preventie aan de achterzijde is ook preventie aan de voorzijde belangrijk. Eén van de drie groepen heeft nagedacht over de verschillende pijnpunten van social return en de mogelijke oplossingen hiervoor. Het is belangrijk dat social return ingevuld mag worden buiten de specifieke opdracht om en dat er meer aandacht wordt gegeven aan het opleiden van de werknemer. Het is een idee om de vraagstelling eens om te draaien: hoe maak je van het project een succes door middel van social return in plaats van hoe maak je van social return een succes door middel van het project.
41
Van Sociale Wenselijkheden naar Sociaal Beleid
Paneldiscussie De paneldiscussie wordt geleid door de dagvoorzitter prof. dr. Paul de Beer en het panel bestaat uit Yuri Starrenburg, programmamanager Social Return & Sociaal Ondernemen bij de Gemeente Amsterdam, Geoge Raessens en Jochanan Nagel. Yuri Starrenburg is tevens bestuurder van de Stichting PSO-Nederland. De PSO is een prestatieladder met als doel sociaal ondernemen kenbaar te maken. De stichting PSO geeft een keurmerk af en is van toepassing op alle bedrijven. De PSO kan ook door gemeenten gebruikt worden om bedrijven, die al maatschappelijk verantwoord ondernemen, een fictieve korting te geven. De discussie begint dan ook met de prestatieladder. De prestatieladder is een onderdeel van de concurrentieslag, maar is dit slecht? Er wordt hardop afgevraagd waar het ophoudt, er zijn namelijk erg veel criteria. Hoe worden deze gemeten en gewogen? Daarnaast wordt de vraag gesteld in hoeverre de plaats op de prestatieladder mag worden meegenomen bij het gunnen van een opdracht. Er moet immers ook nog gekeken worden naar hoe goed het bedrijf haar werkzaamheden uitvoert. Waarschijnlijk is hier bij het selecteren van de bedrijven al naar gekeken, en wordt er daarna pas verder geselecteerd aan de hand van de prestatieladder. Heijmans wordt als voorbeeld genomen. Tegenwoordig staat dit bedrijf hoog op de prestatieladder voor co2. Dit komt waarschijnlijk doordat zij vroeger veel opdrachten gegund kregen (vanwege de lage co2 uitstoot) en daardoor duurzaamheid nu in het MVO-beleid hebben opgenomen.
42
Er wordt afgevraagd in hoeverre PSO ten goede komt aan het leeg maken van de kaartenbak (het aantal werknemers dat geplaatst moet worden door de gemeente). De ladder kan gebruikt worden voor alle soorten organisaties. Social return heeft slechts invloed op één bedrijf. Op dit moment staat social return nog ter discussie. Deze discussie duurt voort totdat het een norm geworden is. Op dit moment is het echter nog lang geen norm, er zijn nog te veel onduidelijkheden. Ook wordt benoemd dat de aannemersbedrijven opgericht zijn met het doel te bouwen. De opdrachtgevers zorgen ervoor dat social return een onderdeel van de opdracht wordt. Daarbij is het, zoals eerder ook al naar voren kwam, vervelend dat de verschillende opdrachtgevers niet op één lijn liggen. De doelgroep van social return is een beperkte groep. Een aantal van deze mensen is vaak niet geschikt om direct geplaatst te worden. Wanneer deze mensen echter wel langdurig ingezet worden, moet dit ook meegeteld blijven worden. Echter gebeurt dit vaak niet. Bij PSO gebeurt dit wel. Dus, de duurzaamheid van de plaatsing is in de ogen van de werkgevers belangrijk. Ook leerwerk trajecten moeten meegenomen worden. Daarnaast moet social return niet projectgebonden zijn en moet er geen sprake zijn van verdringing (dat andere werknemers ontslagen worden ten koste van social return). Wanneer dit slaagt, zal er minder afstand tot de arbeidsmarkt bestaan. In de praktijk probeert de gemeente een opdrachtnemer te zoeken, terwijl het aannemersbedrijf een opdrachtgever zoekt. Dit hoeft elkaar dus absoluut niet te bijten.
Social Return in de Praktijk
Social return is nog niet waterdicht bij de gemeenten. Men weet het bijvoorbeeld niet wanneer een persoon door een bedrijf bij meerdere gemeenten wordt ingevoerd. Het is namelijk zo dat de gemeente geen onderscheid mag maken tussen mensen van een andere en hun eigen gemeente. Maar dit is niet het probleem dat opgelost moet worden. Men is niet op zoek naar meer bureaucratie, het moet ook op basis van vertrouwen kunnen. Zolang het voor bedrijven maar duidelijk is waar ze aan toe zijn. Kortom: er is vraag naar minder diversiteit binnen de eisen van social return door de verschillende gemeenten en er is vraag naar een uniform meetbestand voor bedrijven. Om kwart voor vijf sloot de dagvoorzitter de middag af. Met dank aan alle aanwezigen en bijdragen.
Verslag: Vera Leferink
43
Van Sociale Wenselijkheden naar Sociaal Beleid
Bijlage verslag: presentatie Joost Fijneman Social return congres 18 april
U had hier meneer Brinkman verwacht. Maar u moet het nu doen met mij. En ik ben niet de voorzitter van de grootste werkgeversvereniging in de Bouw. Ik ben slechts de manager van de Stichting Aanbestedingsinstituut Bouw & Infra. En het Hoofd van de adviesafdeling van Bouwend Nederland. En in die zin zeker zo betrokken bij het onderwerp als de heer Brinkman. En - mocht het u troost bieden - deze speech was door de heer Brinkman geheel al voorbereid, dus op die manier kun u de geest van onze voorman toch nog ontwaren in mijn woorden.
44
Laat ik beginnen te zeggen dat ik het mooi vindt dat u de voorzitter van de uitvoerende bouwsector een podium heeft willen bieden vandaag. Zeker gezien de doelstelling van vandaag. Op de website lees ik het volgende “Op tafel krijgen wat nu de verschillende motieven en voorwaarden zijn om tot succesvolle en duurzame verspreiding van social return te komen. Zonder obligate waarheden en sociaal wenselijke teksten, maar zo direct en duidelijk mogelijk.” Dat biedt een mooie gelegenheid om u in maximaal 15 minuten iets te vertellen over hoe Aanbestedingsinstituut en Bouwend Nederland tegen social return aankijken, waar wij tegenaan lopen en hoe wij het graag zouden willen.
Laat ik u eerst even een paar weken mee terug in de tijd nemen. Ik had een discussie met een Utrechtse Aanbestedingsprofessor waar ik regelmatig mee samenwerk. Zij organiseerde een vanuit het Postacademisch onderwijs een studiemiddag over aanbestedingsrechtelijke aspecten van Social Return. En ze was verbaasd dat er zo weinig bouwondernemers waren die zich daarvoor hadden aangemeld. Nu verbaasde het mij niet zo dat er zo weinig aannemers waren die zich aanmeldde voor postacademisch onderwijs. Laat ik - met alle respect - zeggen dat een dergelijke, academische omgeving nu niet de meest natuurlijke habitat is voor de gemiddelde aannemer... Maar veel interessanter vond ik de reden voor haar verbazing: in haar ogen werd immers juist de bouwsector het hardst getroffen door Social Return. De bouwsector was het meest de dupe van de regels... En dat, dames en heren, vond ik opmerkelijk. Zelfs in academische torenkamers wordt de bouwsector gezien als een slachtoffer van goedbedoelde sociale criteria. Gelukkig kon ik haar snel uitleggen, dat dat toch evht niet het geval was.
Goed, ik moet u bekennen dat Bouwend Nederland de nieuwe Social Return golf niet heeft bedacht en dat vermoedelijk ook nooit zou doen. Als dit onderwerp binnen de vereniging aan de orde is, leidt dat bijna altijd tot flinke discussies. Goede discussies, dat zeer zeker. Maar elke keer wordt weer duidelijk dat sommige projecten zich beter lenen voor social return inzet dan andere, dat de regionale arbeidsmarktsituatie ook niet overal dezelfde is en dat het met sommige opdrachtgevers plezieriger zaken doen is dan met een andere. Wat ik elke keer weer kenmerkend vind voor de discussies, is dat onze bedrijven zich ten volle beseffen dat er zoiets is als een maatschappelijke
Social Return in de Praktijk
verantwoordelijkheid en dat zij van harte bereid zijn daar een bijdrage aan te leveren. Maar feit is en blijft dat de praktijk van alle dag een stuk weerbarstiger is dan doelstellingen en uitgangspunten. Daar gaat het vandaag gelukkig ook over en ik wil graag een paar dilemma’s met u delen.
• Social return in een tijdsgewricht waarin er te weinig werk is, en waar het niet ongebruikelijk is dat er onder kostprijs wordt aanbesteed, gaan niet goed samen. De meeste bouwbedrijven hebben al moeite genoeg hun eigen mensen aan het werk te houden. • De belangen van een aanbestedende rijks- of provinciale overheid zijn andere dan die van een gemeentelijke overheid. Gemeentelijke overheden hebben kaartenbakken met mensen die geld kosten. Die kaartenbakken moeten zo leeg mogelijk. Mensen met een WW-uitkering zitten echter niet in de kaartenbakken van de gemeente. En dat terwijl er eind 2012 ruim 20.000 mensen uit de uitvoerende bouw een WW-uitkering hadden. Ten opzichte van 2008 is dat aantal verviervoudigd. Mensen met een korte afstand tot de arbeidsmarkt, maar ze tellen vaak niet mee voor social return. • We zijn in afwachting van definitieve besluitvorming rond het sociaal akkoord. Daar staat (gelukkig) geen quotum voor arbeidsgehandicapten in. Wel een inspanningsverplichting voor werkgevers. Hoe deze inspanningsverlichting zich verhoudt tot social return, is nu nog niet helder. Maar wat ons betreft is en blijft het uitgangspunt dat stapelen niet aan de orde kan zijn. Dus als een bedrijf kan laten zien dat er in het bedrijf een volwaardige inspanning is gerealiseerd om mensen met een beperking aan werk te helpen, dan zouden aanvullende social return eisen niet meer aan de orde mogen zijn.
Nu naar de praktijk. Waar lopen onze leden tegenaan? Bouwend Nederland heeft een top-5 gemaakt van ergernissen, die wil ik graag even met u doornemen.
1.
Verdringing
Je eigen mensen aan het werk houden en dan op een project ook nog 5% social returninzet realiseren? Dat valt niet mee en is soms zelfs onmogelijk. Sommige opdrachtgevers begrijpen dit en hebben een hardheidsclausule. Bouwend Nederland vindt dat van verdringing geen sprake mag en kan zijn. Het kan niet zo zijn dat een bedrijf eigen mensen moet ontslaan om social returnkandidaten werkervaring te laten opdoen.
2.
Onrealistische eisen
Eisen van social return moeten proportioneel zijn. Vuistregel van Bouwend Nederland daarbij is 5% van de loonsom. Er zijn opdrachtgevers die 5% (en soms nog meer) proportioneel vinden. Soms is dat ook zo, maar dat hangt af van de aard van het project en van de werkzaamheden en de wijze waarop social return ingevuld kan worden.
45
Van Sociale Wenselijkheden naar Sociaal Beleid
3.
Autonoom beleid
De ene gemeente accepteert leerlingen als social returninzet, de andere niet. De ene gemeente eist dat alle social returnkandidaten afkomstig zijn uit de eigen gemeente, een andere doet daar niet moeilijk over. Gemeenten zijn op dit punt volledig autonoom en hebben het recht een eigen beleid te voeren. Gelukkig concluderen steeds meer gemeenten, dat regionale uniformiteit voor iedereen makkelijker is én dus een beter eindresultaat oplevert.
4.
Projectgebonden inzet is niet duurzaam
Stel: je hebt een social returnkandidaat een half jaar over de vloer gehad en het project is klaar. Een kandidaat die je op een volgend project goed zou kunnen gebruiken: helaas. De opdrachtgever accepteert alleen nieuwe kandidaten. Heel frustrerend, niet alleen voor de opdrachtnemer maar ook voor de social returnkandidaat. Bouwend Nederland vindt het daarom belangrijk dat ook niet-projectgebonden social returninzet meetelt. Een prestatieladder kan een handig hulpmiddel zijn om de niet-projectgebonden inzet in kaart te brengen.
46
5.
Opdrachtgever maakt geen afspraken en/of komt ze niet na.
Een opdrachtgever zet de sociale returneis in het bestek, maar komt er daarna niet meer op terug. Of zegt toe tijdig een lijst met potentiële kandidaten aan te leveren maar doet dat pas als het project al halverwege is. Dit leidt tot oneerlijke concurrentie. Gelukkig weten veel bouw- en infrabedrijven dat het zaak is om in een vroegtijdig stadium afspraken te maken met de opdrachtgever. SMART-afspraken: Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden. Dat voorkomt niet alleen teleurstellingen en/of boetes, maar bezorgt de opdrachtnemer bij een volgende aanbesteding ook een referentie.
Alles moet je leren. Ook omgaan met social return. Ter ondersteuning van dat leren hebben sociale partners in de sector TNO gevraagd een handleiding social return te ontwikkelen. Die handleiding is trouwens openbaar en onder andere vanaf de site van Bouwend Nederland te downloaden.
Een veel voorkomend misverstand is dat je, om in de bouw te werken, niets hoeft te kunnen. Dat is niet waar. De bouw is een vak. De infra is een vak. Als je wilt dat social return tot duurzame arbeidsparticipatie leidt, moet je dus ook opleiden. Dat kost tijd en aandacht. Als er geleerd wordt, worden er fouten gemaakt. Daar moet ruimte voor zijn. Niet elk project leent zich daarvoor. We zien gelukkig dat steeds meer aanbestedende partijen leerlingen en leerlingbouwplaatsen ook als social return-inzet beschouwen. Onze
Social Return in de Praktijk
opleidingsbedrijven treden daarbij vaak op als ontzorger en intermediair. Als leerlingen kunnen worden ingezet als social return, wordt het al aardig win-win: de social returnkandidaat leert een vak, het bedrijf leidt z’n (eigen) mensen op, de sector verzekert zich op lange termijn van gekwalificeerd personeel en het is weer een uitkering minder.
In dat verband met trots vertellen dat op 8 april 2013 het beste leerbedrijf van Nederland bekend is gemaakt. Dat is Vink Bouw geworden, uit Nieuwkoop. Twee jaar geleden was het ook een bouwbedrijf. Toeval? Denk het niet. De bouw en infra-sector heeft een lange traditie van opleiden en we zijn er goed in. Én we zijn er trots op. Vink Bouw is trouwens ook erg actief op het gebied van social return.Vink Bouw is een fantastisch voorbeeld van een bedrijf waar social return en permanent opleiden op een goede manier met elkaar gecombineerd worden. Zonder daarbij de kwaliteit van het werk uit het oog te verliezen.
Het was deze boodschap, namelijk om SR vooral in het verlengde te zien van de permanente opleiding, die de eerder genoemde professor een andere kijk op SR deed geven. Mits goed ingezet, biedt SR ook kansen, juist in de Bouw.
En op u nog wat verder op weg te helpen met de vraag hoe SR dan op een goede wijze in te zetten, doe ik nog een heel concrete suggestie. Een stelpost voor social return. U kent het fenomeen Stelpost wellicht als u wele ens verbouwing hebt laten doen. Het is gebruikelijk om iets waarvan het wel duidelijk is dat het moet gebeuren en wie het moet gaan doen, maar waarvan de invulling nog afhankelijk is van een hoop factoren, als Stelpost op te nemen. Denk aan de badmeubilair of de keuken. Voor die stelpost wordt dan een vast bedrag gereserveerd (bijvoorbeeld 20.000 Euro, maar het zou ook zomaar 5% van de loonsom kunnen zijn... het is maar een hint...) Door een stelpost op te nemen ontstaat er voor alle partijen ruimte om voor bijzondere problemen bijzondere oplossingen te creëren. Maar belangrijker nog is dat op het moment van Aanbesteding er nog geen kant en klaar plan hoeft et liggen En zo wordt tevens voorkomen dat social return in de competitie-sfeer of in de gunningensfeer wordt getrokken. Dan gaan bedrijven tegen elkaar opbieden over de hoofden van de kwetsbare groepen waar we hier steeds voer hebben. Want daar zijn we bij Bouwend Nederland geen voorstander van.
De rode lijn: Onze ervaring is, dat SR vooral nuttig wordt als het tot win-win-win situaties leidt. dus als zowel de opdrachtgever, de opdrachtnemer als de social return kandidaat er wel bij varen.
Belangrijk vertrekpunt daarbij is de component Opleiden:
47
Van Sociale Wenselijkheden naar Sociaal Beleid
• Kandidaten worden daardoor productiever en beter inzetbaar én de kansen op duurzame participatie op de arbeidsmarkt worden vergroot. •
De inzet van leerlingen ook meetellen als social return inspanning
• Ook niet-projectgebonden inspanningen van prestatieladder kan hierbij een goed hulpmiddel zijn.
bedrijven
erkennen.
Een
Daarnaast moet de inspanning op het gebied van social return uiteraard Proportioneel zijn. Vuistregel: 5% van de loonsom. Vergeet niet dat proportionaliteit in de aanbestedingswet verankerd is en is uitgewerkt in de Gids Proportionliteit. Wie op dit punt een eigen koers vaart, zal het Aanbestedingsinstituut op zijn weg vinden...
Dat verdringing voorkomen moet worden, dat lijkt me duidelijk.
48
Een stelpost voor social return opnemen. Dat biedt ruimte en gelegenheid om vanuit een gezamenlijke verantwoordelijkheid bijzondere oplossingen te vinden en/of speciale wensen van opdrachtgevers te vervullen. Dit biedt de opmaat naar het samen maken van afspraken, die dan weer voldoende SMART moeten zijn. (specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden) En als we daar zijn aanbeland, hebben we waarschijnlijk een praktijk van Social return sterk verbeterd!