17 december 2015 39ste Jaargang • nr. 15
‘Niemand wilde dit geweer hebben’ Pagina 16
‘Het eeuwig wiegen’ - het winnende kerstverhaal van Ferdinand Lankamp
Slachtoffers tweedejaars bsa: ‘Waarom moeten wij proefkonijn zijn?’
Languit luisteren naast de vleugels. ‘Wegdromen mag, snurken niet’
Pagina 8 en 9
Pagina 13
Pagina 15
Bij sommigen is het geen kwestie van jaren en niet eens van maanden. Mare ging langs bij Xenia, de eerste en enige jongerenhospice in Nederland. ‘Ik wil wel een béétje in het harnas sterven.’
De laatste halte
Op bezoek in jongerenhospice Xenia
DOOR MARLEEN VAN WESEL
Woensdagmiddag 18 november ‘Ik ben geen vijftien, hoewel ik er misschien zo uitzie. Ik ben achttien. Straks, als het weer kan, laat ik mijn haar groeien, en een stoppelbaard. Dan zie je het wel.’ Robbie zit in de woonkamer van Xenia, een hospice voor jongeren van 16 tot 35 jaar met een beperkte levensverwachting. Hij heeft een vorm van botkanker. ‘Ik ben ook niet zo groot, mijn ene been is nog tien centimeter korter dan het andere, maar dat zie je niet, omdat ik in een rolstoel zit.’ Het is rustig in het grote huis aan de Leidse Kloosterpoort. Xenia heeft, naast Robbie, momenteel nog twee gasten. Linda is met haar scootmobiel de stad in, zoals haast elke middag. En de vijftienjarige Daan zit boven op zijn kamer, die versierd is met NAC-vlaggetjes en andere zwart-gele memorabilia. Er is 24 uur per dag een verpleegkundige aanwezig, maar verder draait Xenia grotendeels op vrijwilligers. De meesten draaien één dienst per week. ‘En in een week kan veel gebeuren’, zegt zorgvrijwilliger en psychologiestudent Anouck Schippers, als ze aan haar middagdienst begint. Ze gaat bij Daan kijken. ‘Hé! Heb je je haar gedaan? Zit je een film te kijken? Wat wil je eten vanavond? Ga je mee boodschappen doen?’ Daan, die een spierziekte heeft, lijkt nauwelijks te reageren op Schippers’ vragen, maar ze weet opmerkelijk veel op te maken uit zijn lach, die soms wegtrekt, en zijn trage knikbewegingen. ‘Met drie oktober zijn we samen de stad in geweest’, vertelt ze. ‘Ook Kerst en Oud en Nieuw zijn hier een feestje.’ Daans gezicht licht elke keer op als Schippers een verhaaltje tegen hem vertelt, of een grapje maakt. Zelf zit hij ook vol grapjes, nonverbaal dan. Na een toiletbezoek, waarbij Schippers hem helpt, wil ze de beugel voor zijn benen weer
Vrijwilliger en psychologiestudent Anouck Schippers: ‘Soms denk ik ineens: ze gaan ook écht overlijden.’ Foto Taco van der Eb aan zijn rolstoel bevestigen. Maar telkens als ze daarvoor bukt, rijdt hij zijn elektrische rolstoel snel een stukje naar achter. ‘Over ziektes praten we eigenlijk niet veel. Meer over alledaagse zaken’, vertelt Schippers. Maar die ziekte ís er wel, altijd. ‘Ik heb nog maar één keer meegemaakt dat een meisje hier overleed. Ze was hier net, ik had haar nog maar één middag gezien. Soms denk ik ineens: wow, Daan zal ook écht overlijden.’ Tegen de tijd dat het eten klaar is, is Linda er ook. Ze komt uit Rijnsburg, vertelt ze. ‘Ik kreeg steeds meer klachten, toen bleek dat mijn hart werd verdrukt door mijn long.
Ik ben uitbehandeld. Het zou geen kwestie van jaren meer zijn. Niet eens van maanden.’ Inmiddels woont ze hier toch twee maanden. Eten kost steeds meer moeite. ‘Eerdaags zal het niet meer lukken. Maar om nu te verhongeren... Ik wil wel een béétje in het harnas sterven.’ Daan is verdwenen naar de badkamer, om zijn handen te wassen. De kraan staat een hele poos open. Linda pakt haar haakwerk erbij. Ze maakt mutsen, die op de kerstmarkt verkocht worden in het Xenia-kraampje. Tegen zevenen wordt Schippers afgelost. Uit de badkamer klinkt
nog steeds stromend water. Ergens gaat een zoemer. De volgende zorgvrijwilliger gaat er meteen op af. Al snel komt hij terug met een klets water over zich heen. Daan rolt grijnzend achter hem aan. Zondagavond 6 december ‘Ooohhh, mooi, er wordt eindelijk opgeruimd!’ klinkt het door de woonkamer als Schippers de vaatwasser inruimt. Daan heeft de tekst ingetypt op zijn tablet, die fungeert als spraakcomputer. Schippers, die vandaag avonddienst heeft, steekt achter het aanrecht dreigend een nat schuursponsje in de lucht. ‘Bluf !’ roept de verpleegkundi-
Laatste Mare van dit kalenderjaar
Rechten hoeft geen instemmingsrecht
Thuis blijven wonen ‘Ga voor de deur van scheelt tijd en geld je promotor liggen’
Dit is de laatste krant van 2015. Mare 16 zal verschijnen op 21 januari 2016. De redactie wenst iedereen prettige feestdagen en een gelukkig nieuwjaar.
Het instemmingsrecht op de begroting is niet van groot belang voor studenten in de faculteitsraad Rechten. Ze willen graag meer informatie over de financiën.
Studenten gaan minder snel op kamers, zo blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Met dank aan het leenstelsel, maar ook de schonere wc.
Pagina 2 en 4
Pagina 5
ge, die naast Daan zit. Even later vliegt het sponsje door de keuken, gevolgd door een vaatdoek. Daan grijnst. Robbie is inmiddels terug naar huis, in Zuid-Limburg. Linda maakt nog trouw haar scootmobieltochten. Op tafel staan soesjes die ze van de markt meebracht. Laatst was ze een keer aan de late kant terug en werd ze opgewacht door een bezorgde zorgvrijwilliger. ‘Daar ben je dan 48 voor’, glimlacht ze. Onder haar kleding ruist iets. ‘Dat is mijn morfinepomp.’ > Verder lezen op pagina 6
Mare beschreef vorige week de klachten van Leidse promovendi. Hoe reageren professoren op de kritiek? ‘PhD’s moéten nu eenmaal op hun tenen lopen.’
Pagina 10
Bandirah Pagina 16
2 Mare · 17 december 2015 Geen commentaar
Nu gratis af te halen: MACHT! De blinkende piek op een kale bruine kerstboom was het: instemmingsrecht op hoofdlijnen van de begroting, de pleister die studenten kregen bij de invoering van het leenstelsel (zie pag. 4). Maar geldt dat nou ook voor de faculteitsraden? De pilot van de Universiteit Leiden houdt alleen rekening met de universiteitsraad. Maar, zoals rechtendecaan Rick Lawson zijn faculteitsraad maandag uitlegde: ‘Volgens de Wet op het hoger onderwijs heeft de faculteitsraad dezelfde bevoegdheden als de universiteitsraad, maar dan op facultair niveau.’ Toch gaf hij zijn raadsleden graag even mee: ‘Niet te veel juridiseren, maar samen optrekken.’ Het verschil tussen instemmings- en adviesrecht was bij rechten ‘een beetje theoretisch’. Er wordt immers goed naar de raad geluisterd, ook nu die alleen nog adviesrecht heeft. Bij Geesteswetenschappen klonk laatst eenzelfde geluid. ‘Ik vind wel eens dat er een te groot onderscheid gemaakt wordt tussen adviesrecht en instemmingsrecht. Adviesrecht is óók een zwaar recht’, zei decaan Wim van den Doel tegen zijn raad. ‘Ik ben er niet van overtuigd dat instemmingsrecht een probleem oplost dat wij hebben.’ Door Marleen van Wesel
‘Een beetje theoretisch’, dat zijn de kleine lettertjes in het contract van je huisjesmelker ook, zolang de eerste schimmeluitbraak alleen nog maar op de loer ligt tussen de voegen. Of je huwelijkse voorwaarden, zolang het bruidsboeket nog niet verwelkt is. Vrede op aarde is een mooi streven, maar het is niet altijd kerstmis. Misschien hebben de heren decanen gelijk met hun optimistische kijk, maar dat kan de toekomst beter uitwijzen dan zij. Geesteswetenschappenraadslid Bert van Laar, die de WHW ook eens goed had doorgespit, merkte dan ook terecht op: ‘Onze positie kan sterker.’ Raadsleden van Wiskunde en Natuurwetenschappen schoven de discussie deze week nog even voor zich uit, terwijl de collega’s bij Sociale Wetenschappen, die dit jaar al wel mochten instemmen (en dat ook deden), hun nieuw verworven recht koesteren. Nee, dan de raadsleden bij Rechten: ‘Er liggen een hoop cijfers en gegevens voor je neus’, luidde de enige reactie. Bij meer macht, zouden de raadsleden dus ook ‘graag meer uitleg’ krijgen bij de begroting. ‘Als we het niet begrijpen, kunnen we er ook weinig over zeggen.’ Op zich ook terecht, die roep om meer uitleg. Want, hállo! Dat is dus precies waarvoor jullie daar zitten: de boel begrijpen en er iets over zeggen, namens die 24 duizend studenten aan wie jullie in 2016 weer een stem vragen. What else? Het kan haast niet die schamele jaarlijkse vergoeding zijn van 150 euro, die laatst voorbijkwam ter kennisname. Dus ergens, diep, díep in jullie, moet toch iets branden, of op z’n minst smeulen? Hier wordt jullie op een feestelijk presenteerblaadje aangeboden: MACHT! En dan hoeven jullie niet? Vooruit, omdat het bijna kerstmis is, zal dit feestelijke universiteitsblaadje jullie een gratis goed voornemen voor 2016 aanbieden: GRIJP DIE MACHT! En nu we toch bezig zijn: vergelijk jullie 150 euro even met de raadsledenvergoedingen elders in het land, vóór ze in 2016 weer voorbijkomen. Ter kennisname weliswaar, maar zoals jullie weten: er wordt altijd heel goed naar jullie geluisterd. Maar eerst: fijne feestdagen. En vrede op aarde.
Colofon Redactie-adres Reuvensplaats 3, 2311 BE Leiden
Postbus 9500 2300 RA Leiden
Column
Telefoon 071–527 7272 Website mareonline.nl E-mail
[email protected] De redactie is op vrijdag gesloten. Oplage circa 15.000 Hoofdredactie
Frank Provoost
[email protected] Redactie
Vincent Bongers
[email protected] Bart Braun
[email protected] Petra Meijer
[email protected] Marleen van Wesel
[email protected] Monica Preller (stagiaire)
[email protected] Medewerkers
Laura Kervezee • Tim Meijer • Esha Metiary • Marc van Oostendorp • Benjamin Sprecher Fotografie Taco van der Eb • Marc de Haan Illustraties Bas van der Schot • Bandirah • Silas.nl Basisontwerp Roeland Segaar, Zabriski Communicatie Art direction en vormgeving Marcel van den Berg Drukwerk Rodi Rotatiedruk, Broek op Langedijk Advertenties Bureau van Vliet B.V. Postbus 20 2040 AA Zandvoort Telefoon 023 - 571 47 45 Redactieraad
Prof. dr. J.C. de Jong (voorzitter) • Prof. dr. F. Israel (vicevoorzitter) • Birgül Açiksöz • Joline Cramer • drs. Bart Funnekotter • drs. Malou van Hintum • mr. Folkert Jensma • Merian Kuipers • Josephine Say • Prof. dr. Nico Schrijver • Marieke Vinkenoog • Dr. Hans Vollaard • Christian van der Woude Jaarabonnementen
Een jaarabonnement op Mare loopt van september t/m juni. Belangstellenden kunnen Mare thuisgestuurd krijgen door €35 over te maken op IBAN NL68RABO0103257950 ten name van Universiteit Leiden (o.v.v. Mare en SAP-nummer 6200092091) en vervolgens een bevestigingsmail met daarin hun adres te sturen naar
[email protected]. Studenten betalen €25. Ter controle graag in de bevestigingsmail ook het studentnummer vermelden. Adreswijzigingen
Alleen schriftelijk met postwikkel. Klachten en opmerkingen over de toezending van Mare 071-5277272. Mededelingen voor het op donderdag verschijnende nummer moeten uiterlijk de voorafgaande donderdag 16.00 uur in het bezit van de redactie zijn. ISSN 0166-3690
De weg naar de eindstreep De vorige editie van Mare opende met het artikel ‘Het leed dat promoveren heet’. Tijdens het lezen van dat artikel vroeg ik me af hoe ik het volhoud om die zogeheten lijdensweg al bijna vier jaar met plezier te bewandelen. Ik denk dat iedereen hiervoor zijn eigen manier vindt. Voor mij helpt het enorm om er, naast mijn onderzoek, een tweede obsessie op na te houden: triathlons. De trainingen en (recreatieve) wedstrijden bieden een welkome afleiding van het dagelijkse gepeins over mijn proefschrift, maar het is meer dan een nutteloos tijdverdrijf. Een triathlon en een promotietraject zijn op veel aspecten vergelijkbaar, zodat ik de mentale vaardigheden die ik opdoe tijdens de een, kan gebruiken bij het uitvoeren (en hopelijk volbrengen) van de ander. Een triathlon begint met zwemmen, vaak in ijskoud buitenwater. Net als het eerste jaar van een promotie, is dit het meest enge onderdeel. Je moet je hoofd boven water houden en je eigen weg zien te vinden te midden van het gewoel om je heen. En terwijl iedereen precies lijkt te weten in welke richting ze moeten zwemmen, heb je zelf de eerste boei nog niet eens in zicht, laat staan dat je durft te denken aan abstracte begrippen als ‘eindstreep’ of ‘proefschrift’. Gelukkig krijg je op een gegeven moment de slag te pakken, wordt je ademhaling rustiger, en voor je het weet voel je de vaste grond weer onder je voeten en kan je beginnen met het tweede onderdeel. Het tweede en derde jaar (het fietsen) staan in het teken van stug doorploeteren. Soms blaast de wind in je rug en is je eerste artikel opeens gepubliceerd; soms waait de wind van voren en haalt iedereen je in. De weg is verlaten en eindeloos. Tegenslagen (lekke band, kapot apparaat in het lab) zul je ongetwijfeld tegenkomen; het is aan jou – en alleen aan jou, zal je snel ontdekken – hoe je daarmee omgaat.
Onvermijdelijk zal de gedachte zich opdringen ‘Waarom doe ik dit?’ En hoe hard je ook peinst, soms moet je jezelf een antwoord verschuldigd blijven. Hopelijk wordt die vertwijfeling regelmatig afgewisseld door een euforisch gevoel en het besef van het fantastische voorrecht om promotieonderzoek en/of triathlons te mogen doen. Je omgeving zal zich ook afvragen waar je in hemelsnaam mee bezig bent. Waarom zou jij je vier jaar lang storten op een fenomeen waar zij zich nog nooit één seconde om bekommerd hebben? Waarom zou je om half zes opstaan om nog even een uurtje te kunnen zwemmen voor de werkdag weer begint? Wezenloze blikken staren mij aan als ik dat probeer uit te leggen. Het vierde jaar is als hardlopen. De verleiding om te vroeg een eindsprint in te zetten is groot, met het risico dat je halverwege instort en amper meer vooruit komt. Mijn strategie voor de laatste fase van mijn promotie heb ik ontleend aan mijn triathlon-aanpak: een constant tempo blijven lopen, goed naar jezelf luisteren en niet te veel op anderen letten. Mijn promotietraject is nu gevorderd tot driekwart van het hardlopen. Terwijl ik reikhalzend naar de finish uitkijk, wordt mijn omgeving steeds enthousiaster. Ze juichen, moedigen me aan (‘Nog een klein stukje maar!’) en zijn ervan overtuigd dat ik het wel ga redden (‘Wat zijn je plannen hierna?’). Hijgend en puffend probeer ik een glimlach op mijn gezicht te toveren, want iets zinnigs terug zeggen, dat gaat niet meer zo makkelijk. Is dit dan het moment voor de eindsprint? Ik laat me toch niet inhalen door de bezemwagen? Laura Kervezee
promoveert bij het Leids Universitair Medisch Centrum
17 december 2015 · Mare 3 Mensen
Nationalisten zijn niet zielig Hoogleraar verklaart de opkomst van vaderlandsliefde Het Front National en de PVV keren zich af van de EU en hameren op het belang van de nationale identiteit. André Gerrits schreef een boek over nationalistische partijen in Europa en neemt hun zorgen heel serieus. Door Vincent Bongers ‘Ik woon al meer dan twintig jaar in Slotermeer, Amsterdam-West’, zegt André Gerrits. ‘Dat stadsdeel is de laatste vijftien jaar dramatisch veranderd. Het is een arme wijk die overwegend Marokkaans is geworden. Als je naar Plein ‘40 - ‘45 gaat, lijkt het net de markt in Marrakesh. Ik kan me heel goed voorstellen dat autochtone Nederlanders dat een zeer onwelgevallige ontwikkeling vinden.’ De hoogleraar International Studies and Global Politics publiceerde onlangs een boek over de ontwikkeling van nationalistische denkbeelden in Europa na de Tweede Wereldoorlog. Partijen als het Front National (FN) en de PVV trekken veel kiezers en stellen het belang van hun eigen land overduidelijk boven de belangen van andere staten. ‘Ik vroeg me af al die partijen nou gemeen hebben. Want nationalisme is lang niet altijd rechts. The Scottish National Party en de Catalaanse afscheidingspartij Assemblea Nacional Catalana zijn redelijk links. De PVV is op sociaaleconomisch gebied helemaal niet rechts. Al deze partijen zien het nationale belang en de nationale identiteit als de hoogste politieke orde.’ Alle bedreigingen van die identiteit zijn ongewenst en gevaarlijk. Voor de instroom van migranten geldt dat natuurlijk ook. ‘Je kunt wel zeggen: “Er wonen zeventien miljoen mensen in Nederland. Wat maken die honderdduizend immigranten dan uit?” Mijn gewaardeerde collega Leo Lucassen heeft er nog wel eens een handje van om er op deze relativerende manier naar te kijken. En inderdaad, als ze over heel Nederland worden verspreid, zou het weinig uitmaken. Maar dat gebeurt niet. Accepteer nu eens dat voor heel veel
Marine Le Pen en Geert Wilders geven samen een persconferentie in Nieuwspoort, november 2013. ‘Het Front National en de PVV stellen het belang van het eigen land overduidelijk boven dat van andere staten’, aldus André Gerrits. Foto Martijn Beekman/ANP mensen hun leefomgeving er vroeger fijner en gezelliger uit zag.’ Die nationale identiteitsvragen zijn reëel, vindt Gerrits. ‘De populariteit van deze bewegingen wordt geweten aan onzekere burgers die niet mee kunnen komen in de mondialiserende economie. Je moet echter de aanhang van deze partijen niet afschilderen als zielepoten die de concurrentie op de internationale arbeidsmarkt niet aankunnen.’ Migratie is maar een deel van het verhaal. ‘Doorsnee scepsis jegens de EU vind je bij bijna alle partijen. Maar het veel scherpere en radicale anti-Europeanisme, dat verdere integratie afwijst, is wel redelijk nieuw. Dat zie je bij de PVV, FN, de FPÖ in Oostenrijk en ook bij de True Finns. De Europese integratie heeft zijn eigen nationalisme opgeroepen. De Unie heeft een tovenaarsleerling
gekregen die radicaal anti-Europees denkt. Deze bewegingen tamboereren steeds harder dat de nationale verzorgingsstaat onder druk komt te staan door de EU - iets waar de SP trouwens ook enorm op hamert. Ze menen, niet ten onrechte, dat de verzorgingsstaat een nationaal arrangement is. Dat zal nooit op EUniveau worden geregeld. Het is verdomd moeilijk voor een gemiddelde Nederlander om solidariteit op te brengen voor een Griek, zolang hij tenminste het idee heeft dat die Griek het met de publieke middelen niet zo nauw neemt.’ Kan de EU overleven? ‘De federale superstaat komt er waarschijnlijk niet. Het grootste probleem van de eurozone is de enorme diversiteit van lidstaten. Ik verwacht een Unie van verschillende snelheden. Groepjes lidstaten die op bepaalde terreinen
samenwerken, maar op andere juist niet. Dat gebeurt natuurlijk al met de Eurozone en met Schengen. Maar dat gaan we steeds vaker zien.’ Het wordt volgens Gerrits interessant wat het plafond is van de nationale bewegingen. In Frankrijk wist het Front National van Marine Le Pen, ondanks een zeer sterke eerste ronde, de regionale verkiezingen niet te winnen. ‘Bij de eerste ronde stemde veel kiezers met het hart, was de analyse in Frankrijk. Bij de tweede met het hoofd. Daarnaast was de opkomst een stuk hoger. Een heel grote groep Fransen herkent zich wel in het culturele nationalisme van het Front, maar dat wil niet zeggen dat ze ook kiezen voor een intolerante politiek. Er zijn toch redelijk veel Fransen die Marine Le Pen niet zo’n goed idee vinden. Als ze president wil worden dan zal ze
haar radicale standpunten moeten matigen.’ Gerrits behandelt nationalisme als politiek fenomeen. ‘Maar je kunt ook wat wel het “banaal nationalisme” wordt genoemd bestuderen. Het elke ochtend groeten van de vlag en het zingen van het volkslied in de VS bijvoorbeeld.’ Dit banaal nationalisme neemt toe in Nederland. Ik zag onlangs op televisie een reclame voor een actie van het AD waarin een opa aan zijn kleinkinderen verhalen voorleest over onze nationale helden. Dat was twintig jaar geleden ondenkbaar. Toen gold: “Je gaat toch niet opscheppen over hoe geweldig de geschiedenis van je eigen land is?”’ André Gerrits, Nationalism in Europe since 1945. Palgrave Macmillan, Londen, 168 pgs. € 26,23
Frutti di Mare
‘Ik geloof niet, maar het eten is heerlijk’ ‘Jezus zei: of je nu op straat woont of niet, iedereen is welkom.’ De preek van straatpastoor Folly Hemrica galmt woensdagavond door Door Monica Preller
een goed gevulde Marekerk. Hier wacht een honderdtal daklozen op het kerstdiner dat NSL-leden straks zullen serveren. Terwijl Amsterdams daklozenkoor
‘We willen God dienen en het geloof bekend maken.’ Foto Han de Bruin
De Straatklinkers Little Drummer Boy ten gehore brengt, lopen vrijwilligers tussen de tafels met flessen huismerkcola en -sinas om de aanwezigen bij te schenken. Hemrica is inmiddels aan het kerstverhaal begonnen. Het is alleen vrij rumoerig in de zaal. Als schoolkinderen roepen de aanwezigen over en weer naar elkaar. ‘Jij ook hier? Lang niet gezien!’ ‘Ik zou het enorm op prijs stellen als er niet geschreeuwd wordt hier’, houdt de pastoor de aanwezigen bij de les. Om vervolgens te besluiten: ‘Nou, de rest van het verhaal ken je wel. Het eindigt in de stal.’ Klokslag zes uur is het eten klaar. Het diner, dat bestaat uit een elfdelig buffet van de afhaalchinees, wordt opgeschept door Christiaan Verkerk (23, hogere hotelschool) en Wietse van Welie (22, psychologie). ‘Er is vlees, maar er zijn ook vegetarische en halal-gerechten. We hebben aan alles gedacht’, zegt Verkerk met een knipoog. ‘Als toetje hebben we
gebakken banaan, en er is taart.’ De studenten werken samen met scholierenorganisatie M25. Met volle borden lopen ze naar de tafels. Hoe leger de bakken van het buffet, hoe rustiger de zaal wordt. Organisator Elise Mosterdijk (23, criminologie) is trots op haar activiteit. ‘Het diner sluit goed aan bij de identiteit van NSL. Hiermee willen we God dienen en het geloof bekend maken.’ De daklozen nemen dit maar wat graag aan. ‘Ik geloof niet in God, maar het eten vind ik heerlijk. Ze mogen dit van mij wel vaker doen’, vindt Marco, één van de genodigden. Normaal gesproken eet hij een AVG’tje (aardappelen, vlees en groente), maar vanavond ligt er bami op zijn bord. ‘Misschien ga ik dit ook wel voor mezelf maken. Ik heb na vier jaar zonder huis een dak boven mijn hoofd, dus het kan weer. Er gaat echt een wereld voor me open nu ik een eigen kamer heb.’ Lodewijk vindt het eten ‘uitzonderlijk
lekker’. ‘Meestal haal ik aanbiedingen uit de supermarkt, dus zo vaak eet ik geen nasi goreng. Echt genieten dit.’ Zijn tafelgenoot Mary van Wetten knikt. ‘Een welkome afwisseling op de Hollandse pot. Mooi kerstverhaal ook. Lekker eten erbij, het kan niet mooier. De jeugd is goed bezig.’ Bij de uitgang krijgen de genodigden een tas mee met kerstcadeaus. Frans Rijnsbergen, alias Sven, is er blij mee. ‘Ik heb sokken en een tijdschrift gekregen. En shag, erg lekker. Net als het eten. Het was trouwens wel een beetje pittig, ze hadden denk ik beter saté kunnen gebruiken in plaats van chilisaus.’ Mark Zwaan is ook gelukkig met zijn kerstpakket. ‘Oh, chocolate chip cookies! Mijn lievelings!’ ‘En deze.’ Hij houdt een reep Tony’s Chocolonely omhoog. ‘Heerlijk. Ik ben gek op chocolade.’ Verkerk is tevreden met het hoe het diner is verlopen. ‘De bakken zijn bijna leeg. Mensen hebben goed gegeten, ze zien er voldaan uit.’
4
Mare · 17 december 2015
Nieuws
Den Haag betaalt voor nieuwe reeks moocs De rechtenfaculteit wil drie nieuwe internetcollegereeksen aan gaan bieden. Deze zogeheten moocs (massive online open courses) moeten betrekking hebben op internationaal publieksrecht en de rol van Haagse instellingen en tribunalen daarin. Het pakket samen heeft de titel ‘Mooc specialization in International Law’, en moet behalve studenten ook mensen uit de praktijk, zoals journalisten en diplomaten aan gaan spreken. De cursussen zijn gratis te volgen voor studenten van over de hele wereld. Het eerste onderdeel, door prof. Larissa van den Herik, wordt betaald door de Universiteit Leiden en de faculteit Rechten. Het geld voor de andere twee moocs komt van de gemeente Den Haag.
Bètabibliotheken zitten vol Bij de faculteitsraadvergadering afgelopen maandag werd er geklaagd over drukte in de Bètabibliotheken. ‘Studenten van andere faculteiten hebben de weg hiernaartoe gevonden’, vatte directeur bedrijfsvoering Gert-Jan van Helden het samen. Daarmee zit het behoorlijk vol, aldus de raad. Ook in de kantine wordt steeds vaker gewerkt, wat onhandig is voor mensen die daar willen eten. In de nieuwbouw moet dat allemaal beter worden, legde Van Helden uit. De plannen voorzien in extra studieplekken, met stopcontacten en toegang tot het netwerk. Omdat dat facultaire plekken zijn, en geen locaties van de universiteitsbibliotheek, is het bovendien mogelijk om met een pasjessysteem de niet-FWN-studenten buiten te houden.
Para-roeister trekt blik Para-roeister Annika van der Meer is afgelopen weekend tijdens het NK Indoorroeien Nederlands Kampioene Trunk Arms geworden. Binnen deze categorie roeien deelnemers alleen met de rug en armen. De Njordroeister hoopt op deelname aan de Paralympics in Rio. En er was meer goed nieuws voor Njord. Roeister Nicole Beukers werd met haar ploeg tijdens het Topsportgala Amsterdam verkozen tot sportploeg van het jaar. De vrouwen dubbelvier waar zij in roeit, zal dankzij een derde plaats op het WK bij de Olympische Spelen aan de start verschijnen.
5274 legosteentjes De Leidse sterrenkundige Frans Snik maakte een lego-model van de European Extremely Large Telescope, een reuzentelescoop in aanbouw. Het model is ongeveer zestig centimeter hoog en bestaat uit 5274 legosteentjes. Op de website van de sterrenkunde-organisatie ESO is een lijst van alle onderdelen te vinden, waarmee je de steentjes online kunt kopen. Dat kost zo’n zeshonderd euro, inclusief de spiegels en de vrachtwagen – op dezelfde schaal. Het bouwplan van 78 bladzijden is daar ook te vinden.
Raadsleden hoeven geen macht Rechten vindt instemmingsrecht onbelangrijk Het instemmingsrecht op de begroting is niet van groot belang voor studenten in de faculteitsraad Rechten. Ze willen graag meer achtergrondinformatie over de financiën van de faculteit. Tijdens de raadsvergadering van maandag begon decaan Rick Lawson zelf over het instemmingsrecht. ‘Volgens de Wet op het hoger onderwijs heeft de faculteitsraad dezelfde bevoegdheden als de universiteitsraad, maar dan op facultair niveau. Instemmingsrecht op delen van de begroting is dus mogelijk.’ Dat recht is verbonden aan het sociaal leenstelsel. Het is bedoeld om
DOOR VINCENT BONGERS
studenten en medewerkers meer macht te geven. Zij kunnen er dan beter voor zorgen dat het geld dat het stelsel oplevert, ook gebruikt wordt om het onderwijs te verbeteren In de faculteitsraad Rechten heeft volgens Lawson de discussie over instemming eigenlijk nooit gespeeld. ‘Wij luisteren heel goed naar de raad. Voor ons geldt dat het verschil tussen instemmings- en adviesrecht een beetje theoretisch is. De samenwerking tussen de raad en het bestuur is een heel belangrijk gegeven: niet teveel juridiseren, maar samen optrekken.’ Verder stelde hij dat ‘als je de door het college van bestuur en de universiteitsraad gemaakte afspraken over het instemmingsrecht vertaalt naar de faculteitsraad, dan hebben ze niet
zoveel om het lijf op dit niveau.’ Het college en de universiteitsraad spreken nog over het geld dat geïnvesteerd wordt in de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs. ‘Ik stel voor dit overleg af te wachten’, zei Lawson. ‘Misschien ziet de faculteitsraad dan toch nog aanleiding om op het punt van instemming zaken vast te leggen.’ Na de opmerkingen van de decaan volgde geen vlammend betoog van de studenten in de raad waarin het instemmingsrecht alvast werd opgeeist. Alleen Eline Verweij van CSL reageerde: zij verzocht om bijstand bij het lezen van de begroting. ‘Er liggen een hoop cijfers en gegevens voor je neus. We zouden graag meer uitleg krijgen bij de begroting. Dan kunnen we goed advies geven. Als
we het niet begrijpen, kunnen we er ook weinig over zeggen.’ Het bestuur stelde voor om een voorlichtingssessie in te plannen rond het verschijnen van de kadernota (de financiële planning voor de komende jaren, red.) in het voorjaar. Bij de faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen besloot de raad de discussie over instemmingsrecht uit te stellen. Plaatsvervangend voorzitter David van Driel noemde het een ‘belangrijk punt’, waarover de raad zich nog een oordeel moet vormen. Bèta-decaan Geert de Snoo ging daarmee akkoord, en benadrukte dat er geen tijdsdruk op een besluit zit. Het onderwerp staat nu op de agenda voor de faculteitsraadvergadering van februari.
Experiment: betalen per vak Volgend jaar starten de Universiteit van Amsterdam (UvA) en de Hogeschool van Amsterdam (HvA) met een experiment waarin duizend studenten de mogelijkheid krijgen om per vak te betalen. Het idee komt uit de koker van de studentenvakbond LSVb. Die vindt dat er meer flexibiliteit moet komen voor studenten die de studie willen combineren met bijvoorbeeld een bestuursfunctie, een zorgtaak of een eigen bedrijf. Studenten krijgen de mogelijkheid om zich per vak in te schrijven, en omgekeerd krijgt de instelling de financiering per vak. De vakbond kreeg regeringspartijen VVD en PvdA mee. Als de proef slaagt, moet wat de LSVb betreft de regeling voor alle Nederlandse studenten gaan gelden. De oppositie in de Tweede Kamer was minder te spreken over het plan. CDA’er Michel Rog wees er fijntjes op dat VVD en PvdA net het leenstelsel in hadden gevoerd, en dat als ze flexibeler financiering zo belangrijk vonden, ze dat best toen hadden kunnen doen. Paul van Meenen (D66) vreesde hogere administratieve lasten en sprak over ‘het onderwijs als afhaalchinees.’ De UvA en HvA zeggen de behoefte om studie te combineren met iets anders te herkennen. Voor studenten die vooraf weten dat ze minder dan 80 procent van het onderwijs gaan volgen, zou de proef voordelig uit moeten pakken, aldus de instellingen. Je moet wel minstens tweedejaars zijn en een positief bsa
hebben om mee te mogen doen. LSVb, VVD, PvdA en de instellingen maakten het plan maandag bekend, omdat de Tweede Kamer begin deze week debatteerde over de toekomst van het hoger onderwijs. De twee partijen hadden nog meer proefballonnetjes in de aanbieding. Zo pleitte VVD’er Pieter Duisenberg
voor het samenvoegen van enkele Nederlandse universiteiten, zodat de resulterende fusie-uni hoog zou scoren op de internationale ranglijsten. Het werkte in Denemarken, aldus de parlementariër. Zijn PvdA-collega Mohammed Mohandis wil dat Bussemaker de wet aanpast die regelt dat universi-
teiten mogen bepalen hoe lang een tentamencijfer geldig is. Bij de Leidse rechtenstudie vervielen tot voor kort vakken bijvoorbeeld na vier jaar. Mohandis wil dat ‘afpakken van studiepunten’ alleen toestaan bij vakken waar de kennis daadwerkelijk verouderd raakt, zoals informatica. BB
‘Leiden is niet van de universiteit’ De gemeente moet een grotere rol krijgen in aanloop naar de grote verbouwing bij Geesteswetenschappen, vindt Wijkvereniging Pieterswijk. ‘De universiteit is van Leiden en Leiden is niet van de universiteit’, zegt bestuurslid Aart Martin de Jong. Als het aan de universiteit ligt, verrijst er over enkele jaren een grote Humanities Campus in de binnenstad. De 58 sociale huurwoningen tegenover het Lipsius moeten daarvoor wijken. ‘Zeeslag, Stratego of Monopoly’, wordt er gespeeld met de bewoners, aldus een bezorgde
mevrouw Vendel, die er al 31 jaar woont. Na twee bewonersavonden, georganiseerd door de universiteit, mochten de bewoners hun zorgen en onvrede afgelopen donderdagavond uiten aan de raadscommissie Stedelijke Ontwikkeling van de Gemeente Leiden. Drie kwartier stond ervoor gepland, dat werd ruim twee uur. Mevrouw Vendels bijdrage kon rekenen op applaus. ‘Overigens niet gebruikelijk in deze commissie, maar alla, merkte commissievoorzitter Walter van Peijpe op. Ook de Universiteit Leiden licht haar plan nog eens toe. Net als de bewoners, zijn ook de raadsleden geïn-
teresseerd in alternatieven. ‘Is er nou niet een tweede of derde keuze, net iets minder goed, maar waarbij de woningen wel kunnen blijven staan?’ wil Yvonne van Delft van GroenLinks weten. Universitair vastgoeddirecteur Michel Leenders spreekt liever van een ‘tiende, of twintigste of dertigste’ keuze. ‘Als je onderwijs en onderzoek wil huisvesten, kun je door zoals nu’, zegt hij. ‘We zitten er al een hele tijd en de mensen lopen niet weg uit de gebouwen. Maar het is geen campus, het is niet toekomstvast en het helpt niet om Geesteswetenschappen aan die top te houden.’ Aart Martin de Jong, bestuurslid
van Wijkvereniging Pieterswijk, stelt voor om een onafhankelijke procesleider aan te stellen. Daar ligt een taak voor de gemeente. ‘De universiteit is belanghebbende’, zegt hij. ‘Zorg ervoor, gemeente, dat júllie het proces regelen, en daarmee ook de inbreng van álle belanghebbenden.’ Wethouder Frank de Wit zegt dat voorstel graag te willen bespreken met de universiteit. ‘Daar wil ik u graag half januari meer inzicht in verschaffen.’ Op 14 januari wordt de nota van uitgangspunten die de Universiteit Leiden en de gemeente hebben opgesteld, inhoudelijk besproken in de gemeenteraad. MVW
17 december 2015 · Mare 5 Nieuws
‘Dit scheelt tijd en geld’ Studenten minder snel op kamers Studenten blijven langer thuis wonen, waarschijnlijk door de invoering van het leenstelsel. Dat blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Dit jaar lag het aantal achttienjarigen dat tussen juli en oktober naar een andere gemeente verhuisde een kwart lager dan in diezelfde maanden vorig jaar. In de leeftijdscategorie 17 tot en met 22 jaar nam het aantal verhuizingen af met vijftien procent, terwijl het totaal aantal studenten niet is afgenomen. Ook in Leiden gingen minder studenten op kamers. Het aantal jongeren dat dit jaar tussen juli en oktober naar Leiden verhuisde, was Door Petra Meijer
29 procent lager dan in diezelfde periode vorig jaar. Hoewel het CBS geen onderzoek deed naar de oorzaak van de daling, valt deze samen met de invoering van het nieuwe leenstelsel. Studenten kregen in voorgaande jaren nog een basisbeurs die na het succesvol afronden van een studie werd omgezet in een gift. Zo ontvingen thuiswonende studenten maandelijks zo’n honderd euro, en uitwonende studenten ongeveer 280 euro. De basisbeurs werd afgelopen zomer van gift omgezet in een lening, die studenten in 35 jaar kunnen aflossen. Twee maanden geleden voorspelde studentenhuisvester Kences al dat het aantal uitwonende studenten de komende acht jaar wel eens met 13.000 zou kunnen afnemen.
‘Het is makkelijk en goedkoop om thuis te blijven wonen’, zegt eerstejaars Pelle Albers (18, geschiedenis), die bij zijn ouders in Zoetermeer woont. Elke dag fietst hij een uur naar de universiteit, en een uur weer terug. ‘Dat bespaart me meteen een dure sportschool.’ Als het leenstelsel niet was ingevoerd, was hij waarschijnlijk ook nog een half jaar thuis blijven wonen om het even aan te kijken met zijn studie. Maar door de invoering van het leenstelsel wordt het extra aantrekkelijk om nog even niet op kamers te gaan. ‘Mijn ouders hebben een buffer opgebouwd, waardoor ik anderhalf jaar lang uit huis zou kunnen wonen zonder te lenen. Maar in anderhalf jaar tijd heb ik mijn studie natuurlijk nog niet afgerond, dus ik probeer dat nog even uit te stellen.’ Zin om te werken heeft hij nog niet. ‘Ik ben na-
tuurlijk druk met mijn studie. Als ik het bindend studieadvies binnen heb, krijg ik meer tijd voor een baantje.’ Luuk van der Zee (20) is na een jaar geschiedenis overgestapt naar de studie internationale betrekkingen en organisaties. Vorig jaar kreeg hij dus stufi, maar hij koos er toch voor om thuis te blijven wonen. ‘Er was geen directe aanleiding om uit huis te gaan. Mijn ouders wonen in Leiderdorp, dus het is een kwartiertje fietsen. En het bespaart geld’, zegt hij. ‘Het nieuwe leenstelsel geeft alleen maar meer reden om langer thuis te blijven wonen, maar ook met stufi kost het meer dan het oplevert.’ Hoewel hij zijn ouders af en toe moet helpen, ziet hij vooral voordelen. ‘Mijn ouders zijn heel relaxed. Ze vinden het niet erg als ik laat thuiskom. Ik heb genoeg vrienden die
wel uit huis gegaan zijn. Daarbij zie ik dat het schoonmaken van de wc er nog wel eens bij inschiet, met alle nadelige gevolgen van dien.’ Hard op zoek naar een kamer is hij daarom niet. ‘Maar als er een keer een leuk huis voorbij komt met leuke huisgenoten, dan zal ik het misschien wel overwegen.’ Martijn de Jong (18, wiskunde en natuurkunde) woont bij zijn ouders in Vijfhuizen. ‘Dat is niet zo ver reizen en scheelt een hoop geld. De reistijd vind ik niet zo erg. Als je op jezelf woont moet je zelf alles regelen, dat kost nog wel meer tijd dan het reizen van en naar Vijfhuizen. Toch ben ik wel naar een kamer aan het kijken. Het nieuwe leenstelsel houdt me in elk geval niet tegen, want de rente op een lening is laag.’
Universiteiten sluiten open access-deal De Nederlandse universiteiten hebben een ‘principe-akkoord’ bereikt met uitgever Elsevier. In 2018 moet 30 procent van de Elsevierartikelen van Nederlandse auteurs open access verschijnen, zonder extra kosten. De Nederlandse overheid en universiteiten willen steeds meer open access: een systeem waarbij wetenschappelijke artikelen toegankelijk zijn voor iedereen, en niet achter een betaalmuur zitten. Die artikelen worden nu vaak nog gepubliceerd door uitgevers, en die verdienen geld met het verkopen van abonnementen. Die willen dus juist graag dat er wél betaalmuren zijn. Dat levert spanning op, en die spanning komt om de zoveel tijd tot uiting in de zogeheten Big Deals, waarin de universiteitsbibliotheken met de uitgevers pingelen over de abonnementskosten. De universiteiten hebben geen zin om te betalen terwijl ze zelf de stukjes gratis aanleveren. De partijen hebben elkaar nodig: wetenschappers moeten in goede bladen staan, en die zitten bij de uitgeverijen. Uitgeverijen hebben geld nodig, en als ze het echt te bont maken leveren de wetenschappers geen stukken meer aan. Langzaam maar zeker begonnen de grote uitgeverijen Door Bart Braun
Paaldansen voor gevorderden Bij het universitair sportcentrum kunnen studenten lessen volgen in pole fitness en aerial acrobatics. Zaterdag toonden zij hun kunsten tijdens een speciale Silks & Pole shownight. Foto Marc de Haan
Vluchtelingen krijgen college verbeelding Dinsdag werd in het Leids Universitair Medisch Centrum het eerste college voor vluchtelingen gehouden. ‘Waar zijn de Eritreeërs, we hadden er eerst toch twee?’ In de rommelige hal van het oude TNO-gebouw aan de Wassenaarseweg wachten klinische epidemiologie-onderzoeker Dennis Mook en assistent-professor filosofie Cissie Fu op de acht vluchtelingen die zich hebben aangemeld voor het college van Fu. In een ietwat surrealistische setting lopen de twee met de deelnemers naar het LUMC. De vluchtelingen mogen niet zonder begeleiders deelnemen aan een activiteit. Eenmaal aangekomen bij het ziekenhuis wacht professor Frits Roosendaal. Hij en Mook hebben het initiatief genomen om de lezing te organiseren, en de twee zijn van plan om dat vaker te doen. ‘Waar zijn de Eritreeërs, we hadden er eerst toch twee?’, vraagt Roosendaal. ‘Ik hoorde dat de ene een vaste verblijfsvergunning heeft gekregen. Van de andere: geen idee’, antwoordt Mook. Als iedereen zit opent Fu haar college. ‘De sleutel tot out of the box-denken is door eerst
ín die box te gaan zitten. Alleen dan kom je erachter wat er anders is aan de ruimte daarbuiten. Daar heb je verbeeldingskracht voor nodig’, legt de filosoof uit. Fu, geboren in Hongkong en achtereenvolgens woonachtig in Canada, Engeland en Nederland, weet als geen ander hoe het is om cultureel ontwricht te zijn. ‘Als ik in het Engels schrijf, denk ik vaak nog in het Mandarijn. Maar het is een totaal andere manier van berichten overbrengen. We hebben taal nodig om te delen in elkaars geest.’ De vluchtelingen luisteren aandachtig. Allemaal hebben ze een boekje gekregen om aantekeningen in te maken, maar bij de meesten ligt het gesloten voor hen neer. Alleen Ghada, een vrouw met een bloemetjeshoofddoek, en Khaled, een Koerd met een groengestreept overhemd, schrijven mee. ‘Waar denken jullie aan bij de kleur rood?’, vraagt Fu de aanwezigen. ‘Een bloem’, zegt Reham, een meisje van studentenleeftijd. ‘Bloed’, vindt een ander. Een kale veertiger ziet als eerste vuur voor zich. ‘Blijkbaar denken we allemaal aan iets anders. Dat komt doordat onze indrukken worden beïnvloed door ervaringen die we eerder hebben gehad’, legt de filosoof uit.
‘Dus dat zijn de grenzen van de box?’ vraagt Khaled. Fu knikt. Het college duurt langer dan verwacht. Na een uur beginnen enkele aanwezigen wat wezenloos voor zicht uit te staren. De kale man gaapt. De Koerd blijft daarentegen betrokken. ‘De Egyptenaren en de Azteken hadden dezelfde goden en bouwden dezelfde soort tempels. Komt dit ook door verbeelding?’, vraagt hij. Ja, zegt Fu. ‘Ik denk dat we als mensen verbonden worden door onze verbeelding, ondanks culturele verschillen.’ Ook Simon, een technisch ingenieur, heeft nog een vraag. ‘In mijn verbeelding zie ik een wereld voor me waarin geld niet bestaat. U zei net dat je met wilskracht een heel eind kunt komen om je idealen te bereiken. Denkt u dat het mogelijk is?’ Fu kijkt bedenkelijk. ‘Je kunt in elk geval zo ver mogelijk komen’, antwoordt ze. Na afloop kletst iedereen nog wat na. De deelnemers vonden de lezing interessant. De technisch ingenieur zegt dat hij nog vaker naar colleges zou willen gaan. ‘Voor ik naar Nederland kwam ontwierp ik robots. Daar moet je ook creatief voor zijn.’ MP >M are volgt een groep gevluchte Syrische studenten, zie pagina 11
mee te bewegen richting open access. Op de grootste na: het ooit in Leiden opgerichte miljardenconcern Elsevier, uitgever van prominente titels als Cell en The Lancet. Vorig jaar dreigden de onderhandelingen te klappen; dan hadden Nederlandse wetenschappers geen toegang meer gehad tot alle artikelen vanaf 1 januari. Op het laatste moment gingen de universiteiten nog één jaar door op de oude voet, maar nu is er een akkoord dat echt iets verandert. In 2018 moet dertig procent van de Elsevier-artikelen direct openbaar zijn, zonder dat de auteurs daar extra voor hoeven te betalen, het zogeheten double dipping. Die kosten zijn nu afgekocht via de Big Deal. Er komt een lijst van tijdschriften waarin gratis open acces kan worden gepubliceerd, maar die lijst is nog niet af – vandaar dat universiteitskoepel VSNU en Elsevier nu nog spreken van een principe-akkoord. Onderzoeksbeurzenverstrekkers stellen open acces-publicatie steeds vaker als voorwaarde bij het geven van een subsidie. Uiteindelijk willen de VSNU en het ministerie van OCW dat in 2024 alle Nederlandse wetenschap open acces gepubliceerd wordt, dus als het contract in 2018 is afgelopen, moet er opnieuw hard onderhandeld worden.
‘Is er filevorming bij Rechten?’ Rechtenstudenten willen dat het Onderwijs en Informatie Centrum (OIC) van de faculteit ruimere openingstijden krijgt. Het faculteitsbestuur is nog niet overtuigd. Nu kunnen studenten van tien tot half een bij het centrum terecht met vragen over onder andere inschrijvingen, cijferlijsten en vrijstellingen. De studenten willen graag openingstijden van negen tot vijf. Want het is nu vaak te druk bij het centrum. De studentenpartijen in de faculteitsraad hebben een notitie opgesteld waarin zij deze verruiming voorstellen: ‘Wij zien de drukte, ervaren de frustraties en constateren vooral ook dat het anders kan,’ schrijven ze. Bij de faculteiten FSW en Gees-
teswetenschappen zijn vergelijkbare balies immers langer open. ‘We missen in de notitie een analyse van hoe druk het nu echt is bij het OIC,’ zei Peter van Es van het rechtenbestuur tijdens de faculteitsraadsvergadering maandag. ‘Mocht er filevorming zijn, dan kunnen we mogelijk de openingstijden aanpassen.’ Personeelsraadslid Birgit Wildenburg: ‘Ik ben zelf hoofd van het OIC geweest. Toen waren we ‘s middags open en kwamen de studenten grotendeels aan het eind van de dag. Verruiming is niet per se versnelling.’ Er komt overigens nog een faciliteiten-enquête waarin ook het OIC aan bod komt. Het bestuur wil graag aan de hand van de resultaten uit deze enquête verder praten over de openingstijden. VB
6 Mare · 17 december 2015 Achtergrond
Het kan ineens snel gaan > Vervolg van de voorpagina Ook onder de mouwen van Daans shirt piepen nu morfinepleisters uit. Via zijn tablet zit hij te kletsen met Dennis, die hier eens in de twee weken een weekend logeert om zijn moeder te ontlasten. Hij is 22 en heeft een ernstige vorm van de huidziekte EB, ook wel bekend als de vlinderziekte. Tot zijn nek zit hij in het verband. Aan tafel schrijft psychologiestudent Lotte Hoozemans in een boekje wat iedereen heeft gegeten. Om de twee weken is ze kookvrijwilliger. ‘En sinds kort draai ik diensten als zorgvrijwilliger.’ Ze zit ook in het Xeniateam dat deelneemt aan de Leidse marathon. ‘Maar dan de tien kilometer. We laten ons sponsoren door vrienden. Eigenlijk loop ik nooit hard, dus dat is een mooi voornemen voor 2016.’ Vandaag is er geen zorgvrijwilliger voor de middag ingeroosterd. ‘Dat is niet héél erg’, zegt Schippers. ‘De ochtend- en avonddienst zijn het drukst.’ Dat blijkt. Als Hoozemans weggaat, tegen achten, is het alweer tijd om Dennis te vragen hoe laat hij in gedachten had om naar bed te gaan. ‘Nou, nu?’ zegt hij. Terwijl Schippers met Dennis en de verpleegkundige naar boven gaat, kijkt Daan in de woonka-
mer een James Bondfilm. Linda’s mutsen zijn af. Nu haakt ze babyschoentjes. Ze is al een heel eind als ze alles weer moet uitrafelen, door een telfout. Ook Daan heeft z’n dag niet, of eigenlijk zelfs z’n week niet, sinds hij dinsdag grieperig werd. ‘Hij kan natuurlijk ook helemaal niet goed aangeven dat hij zich niet lekker voelt’, zegt Schippers, die na een uur weer terug is. Dat valt nog mee. ‘Morgenochtend is Dennis’ bandwissel’, vertelt ze. ‘Drie keer per week moet zijn verband gewisseld worden. Daarvoor komt een heel team, dat daar de hele ochtend mee bezig is.’ Dat hij liever James Bond blijft kijken kan Daan trouwens wél prima aangeven, maar toch is het om kwart voor tien ook voor hem bedtijd. Drie kwartier later is Schippers weer beneden. ‘Dit was het echte werk!’, zegt ze tegen elven. ‘Avonddiensten zijn wel drukker, maar eigenlijk weet ik nooit wat ik hier ga doen, én hoe ik weer wegga. Maar soms zeg ik: vólgende keer gaan we weer gezellig kletsen hoor.’
‘Kerst en Oud en Nieuw zijn hier een feestje’, zegt vrijwilliger Anouck Schippers.
Foto’s Taco van der Eb
Door Marleen van Wesel
Op uitdrukkelijk verzoek van Xenia is de naam van Daan gefingeerd.
Ook al kijkt hij liever James Bond, om 21.45 uur moet Daan naar bed.
Liever zo dan tussen de vier- of tachtigjarigen ‘Voor ernstig zieke jongeren was er nog geen plek.’ Dat signaleerde Xenia-directeur Jacqueline Bouts zelf als verpleegkundige. ‘Wel voor kinderen en voor ouderen, maar daartussen zit een gat.’ In april 2014 opende ze daarom jongerenhospice Xenia. Het is de eerste en vooralsnog enige jongerenhospice in Nederland, centraal en toch enigszins verscholen gelegen achter de Hooigracht. ‘Belangrijk is dat het midden in de stad is, en dus in het leven. Ook veel van onze medewerkers zijn nog jong.’ Deze week schonk Minerva een deel van de opbrengst van hun 24-uursborrel, een roeimarathon en andere activiteiten van de Goede Doelen Commissie, aan Xenia. ‘Dat is niet de eerste studentenactie. Zij staan in leeftijd heel dicht bij onze doelgroep. We hebben ook veel studerende vrijwilligers, ik denk zo’n tien, vijftien.’ Jonge vrijwilligers hebben één onhandige eigenschap: ‘Het verloop is groot.’ Nieuwe zorgvrijwilligers, die eens in de week vier uur willen helpen, zijn dan ook erg welkom. De verpleegkundigen zijn in dienst bij de thuiszorg. ‘Artsen worden zo nodig ingevlogen. Maar we krijgen geen overheidssubsidie, zoals reguliere hospices. Het huis, de huur, de inrichting en ook de coördinatie en de
Academische Agenda Dhr. A. Monti hoopt op maandag 21 december om 13.45 uur te promoveren tot doctor in de Wiskunde en Natuurwetenschappen. De titel van het proefschrift is ‘Taking Control of Charge Transfer: strategic design for solar cells’. Promotor is Prof.dr. H.J.M. de Groot. Mw. Y. Zhang hoopt op dinsdag 22 december om 10.00 uur te promoveren tot doctor in de Wiskunde en Natuurwetenschappen. De titel van het proefschrift is ‘Functional analysis of Dof transcription factors controlling heading date and PPDK gene expression in rice’. Promotor is Prof.dr. P.J.J. Hooykaas. Dhr. S. Wink hoopt op dinsdag 22 december om 11.15 uur te promoveren tot doctor in de Wiskunde en Natuurwetenschappen. De titel van het proefschrift is ‘Systems microscopy to unravel cellular stress response signaling in drug induced liver injury’. Promotor is Prof.dr. B. van de Water. Dhr. R. Kortlever hoopt op dinsdag 22 december om 12.30 uur te promoveren tot doctor in de Wiskunde en Natuurwetenschappen. De titel van het proefschrift is ‘Selective and efficient electrochemical CO2 reduction on nanostructured catalysts’. Promotor is Prof.dr. M.T.M. Koper. Dhr. T.J. Zweers hoopt op dinsdag 22 december om 13.45 uur te promoveren tot doctor in de Wiskunde en Natuurwetenschappen. De titel van het proefschrift is ‘Circulating cells as biomarkers in cardiovascular’. Promotor is Prof.dr. J. Kuiper. Mw. A.L. Monteiro Garrido Castro e Silva hoopt op dinsdag 22 december om 15.00 uur te promoveren tot doctor in de Wiskunde en Natuurwetenschappen. De titel van het proefschrift is ‘PLGA-based particulate vaccine delivery systems for immunotherapy of cancer’. Promotoren zijn Prof.dr. W. Jiskoot en Prof.dr. F. Ossendorp.
Mw. S.E.M. Boas hoopt op dinsdag 22 december om 16.15 uur te promoveren tot doctor in de Wiskunde en Natuurwetenschappen. De titel van het proefschrift is ‘Computational modeling of angiogenesis’. Promotor is Prof.dr. R.M.H. Merks. Dhr. Amiq hoopt op dinsdag 22 december te promoveren tot doctor in de Geesteswetenschappen. De titel van het proefschrift is ‘Islamic Manuscript Culture in the Pondok Pesantren of East Java in the Nineteenth and Twentieth Centuries’. Promotor is Prof.dr. J.J. Witkam. Dhr. J. Shi hoopt op donderdag 7 januari om 16.15 uur te promoveren tot doctor in de Geneeskunde. De titel van het proefschrift is ‘Anti-carbamylated protein antibodies in rheumatoid arthritis’. Promotoren zijn Prof.dr. R.E.M. Toes en Prof.dr. T.W.J. Huizinga. Prof. dr. M.J.B. Taphoorn zal op vrijdag 8 januari een oratie houden bij benoeming tot hoogleraar bij de faculteit Geneeskunde met als leeropdracht Neuro-oncologie, in het bijzonder kwaliteit van leven. Dhr. R.J. Slager hoopt op dinsdag 12 januari om 16.15 uur te promoveren tot doctor in de Wiskunde en Natuurwetenschappen. De titel van het proefschrift is ‘The symmetry of crystals and the topology of electrons’. Promotor is Prof.dr. J. Zaanen. Dhr. R. Harkes hoopt op woensdag 13 januari om 11.15 uur te promoveren tot doctor in de Wiskunde en Natuurwetenschappen. De titel van het proefschrift is ‘Quantitative Super-Resolution Microscopy’. Promotor is Prof. dr. T. Schmidt. Mw. S.M.W. van Zanen hoopt op woensdag 13 januari om 13.45 te promoveren tot doctor in de Geesteswetenschappen. De titel van het proefschrift is ‘“Een buitengewone verscheidenheid”; uitwisseling van kennis en ma-
scholing van de vrijwilligers worden betaald van donaties. Er komen veel kleine beetjes uit veel verschillende hoeken. Ook de televisies en de keukenapparatuur zijn gedoneerd door lokale winkels.’ En sinds enkele dagen staat er weer een kerstboom, van de Gamma. ‘Wat Xenia biedt is breder dan terminale zorg. Niet al onze gasten zitten in de laatste fase, maar er is geen genezing meer mogelijk, of geen behandeling meer gewenst.’ De leeftijdsgrens wordt bij logeerzorg wat strenger toegepast dan bij terminale zorg. ‘Daan zou in een kinderhospice tussen de vierjarigen zitten, en Linda tussen mensen van tachtig. We kijken vooraf goed naar iemands situatie.’ Sommige mensen halen Xenia vervolgens niet. ‘Soms is het te laat. Het kan ineens snel gaan.’ Zeven gasten zijn er sinds april 2014 overleden. Begin deze maand ook Sander Tichler, Xenia-ambassadeur van het eerste uur. ‘Tussen zijn ziekenhuisopnames door verbleef hij hier vaak, maar op het laatst was hij thuis. Dat is ook mooi: als we nu en dan kunnen helpen met het ontlasten van de ouders, zodat iemand het uiteindelijk thuis langer kan volhouden, tot het allerlaatste stukje.’
Maretjes teriaal in het netwerk van Carolus Clusius’. Promotoren zijn Prof.dr. P.G. Hoftijzer en Prof.dr. P.J. Smith. Dhr. C.A.M. van Bergen hoopt op woensdag 13 januari om 15.00 uur te promoveren tot doctor in de Geneeskunde. De titel van het proefschrift is ‘Characterization and recognition of minor histocompatibility antigens’. Promotor is Prof.dr. J.H.F. Falkenburg. Dhr. W.R. Kooiman hoopt op woensdag 13 januari om 16.15 uur te promoveren tot doctor in de Rechtsgeleerdheid. De titel van het proefschrift is ‘Uyt saecke des doots’. Promotor is Prof.dr. F. Sonneveldt. Dhr. P.J. Honkoop hoopt op donderdag 14 januari om 13.45 uur te promoveren tot doctor in de Geneeskunde. De titel van het proefschrift is ‘Management of asthma in Primary Care’. Promotoren zijn Prof.dr. J. Kievit en Prof. dr. W.J.J. Assendelft. Dhr. D.N. Sharp hoopt op donderdag 14 januari om 15.00 uur te promoveren tot doctor in de Rechtsgeleerdheid. De titel van het proefschrift is ‘Transitional Justice and Liberal Post-Conflict Governance: Synergies and Symmetries, Frictions and Contradictions’. Promotor is Prof.dr. C. Stahn. Dhr. H. Mirzakhani hoopt op donderdag 14 januari om 16.15 te promoveren tot doctor in de Geneeskunde. De titel van het proefschrift is ‘The Role of Clinical Pharmacology and Pharmacogenetics in Electroconvulsive Therapy: From safety to efficacy’. Promotoren zijn Prof.dr. H.J. Guchelaar en Prof.dr. A. Dahan. Prof. dr. A.K. Yesilkagit zal op vrijdag 15 januari een oratie houden bij benoeming tot hoogleraar bij de faculteit Governance and Global Affairs met als leeropdracht Public administration with a focus on international governance.
De prijs voor een Maretje bedraagt €9,– per 30 woorden, opgegeven via
[email protected] uiterlijk t/m maandag 16.00 uur. Maretjes aangeboden voor commerciële doeleinden worden niet geplaatst, evenmin als Maretjes waarin zaken worden aangeboden die de waarde van 4.500 euro te boven gaan. Doe meer met je kennis! Vrijwilligers gezocht voor één uur per week bijles en huiswerkbegeleiding op verschillende locaties of bij de leerling thuis. LeidenNoord, 33 leerlingen, basisonderwijs, groep 4 t/m 8, waarvan 2 met vergoeding van €4 per les. Voortgezet onderwijs: *Duits, 3gymnasium. *Nederlands, Engels, brugklas vwo. *Duits, 2vmbo-tl. *Economie, scheikunde, 3vmbo-t. *Twee leerlingen wiskunde, 4havo. *Nederlands, Engels, brugklas havo-vwo. *Wiskunde, Nederlands, 2vmbo-kader. *Biologie, geschiedenis, 3mavo. *Rekenen, brugklas havo-vwo, €5,- per les. *Nederlands, brugklas havo. *Engels, Nederlands, 3havo. *Wis-, natuur- en scheikunde, 3havo. Leiden-Zuid, 15 leerlingen basisonderwijs groep 4 t/m 8. Voortgezet onderwijs: *Twee leerlingen Engels, brugklas vwo. *Wiskunde, Engels, geschiedenis, 4havo. Onderwijswinkel, Driftstraat 77, ma, wo en do 15-17u. Tel. 071-5214256.
E-mail:
[email protected]. Ga deze zomer mee naar IndiaHeb jij zin om vrijwilligerswerk te doen met straatkinderen in India? Ben je tussen de 18 en 25 jaar oud? Bezoek dan www.samen. org en meld je aan voor onze groepsreis. Gezellige en rustige studente, 24 jaar, zoekt kamer of studio in Leiden per januari/februari 2016. Onderhuren prima. Huurprijs max. 350 euro incl. (huurtoeslag meegerekend). Voor contact: mail
[email protected]. Garage te huur @ Boerhaavelaan te Leiden Per direct kunnen we u een ruime garage aanbieden. mDe locatie is Boerhaavelaan 168 (3910x5200mm - 93,52 euro per maand). Geïnteresseerd? Bel telefoonnummer 071 527 5330 of mail naar
[email protected] Maretjes-extra zijn bedoeld voor semicommerciële instanties. De prijs voor een Maretje-extra is €23,– incl. BTW voor elke vijfendertig woorden. U kunt deze advertenties uiterlijk op de vrijdag vóór het verschijnen van Mare opgeven bij Bureau van Vliet B.V., postbus 20, 2040 AA Zandvoort, telefoon 023-571 47 45. E-mail:
[email protected]
17 december 2015 · Mare
7
Wetenschap
Dansen door dit mijnenveld Het gevecht tegen gluten Wie coeliakie heeft, kan een week lang ziek worden van een hap brood, omdat er gluten in zit. Maar wat opvalt: slechts één procent van de wereldbevolking heeft het, terwijl veel meer mensen beweren geen gluten te kunnen verdragen.
Het recept Neem wat bloem. Dat zal tarwebloem zijn: na rijst is tarwe het meest verbouwde gewas op aarde, maar tarwebloem is veelzijdiger. Je kan er bijvoorbeeld het volgende mee doen. Meng de bloem met wat water, en kneed het tot een deeg. Je merkt dat het soepel en elastisch wordt, veel meer dan maismeel of rijstebloem zouden worden. Laat het nu een of twee uurtjes rusten, afgedekt. We gaan nu het deeg wassen. Blijf kneden met de kraan open, en zie hoe het water wit wordt van alle opgeloste zetmeel. Uiteindelijk hou je ongeveer een vijfde van het originele deeg over, wit spul met de consistentie van rubber. Veel smaak heeft het niet, maar als je het doordrenkt met sojasaus, smaakt het naar sojasaus. We hebben seitan gemaakt, populair onder biologische eters, vooral die van veganistische persuasie. Bij de toko verkopen ze het ook, in blikjes met in eendenvorm geperste seitan, als ‘mock duck’. Maar u kent het wellicht beter onder de naam gluten.
Wat het is Uit een graankorrel moet een plant opgroeien, en opgroeiende levende dingen hebben eiwit nodig. Een gedeelte van dat eiwit zit alvast opgeslagen in de korrel, in de vorm van twee opslageiwitten: gliadine en glutenine. Door het kneden raken die eiwitten verknoopt tot een groot netwerk dat ‘gluten’ heet, naar het Latijnse woord voor lijm. Het woord is dus enkelvoud; er bestaat niet zoiets als één gluut. Foodies betalen zich scheel voor dure Italiaanse pastabloem met een hoger percentage gliadine en glutenine, want juist die geeft van die taaie al dente-heid waar het bij pasta om te doen is: je bijt letterlijk de glutenketens door. Gluten – behalve in tarwe ook te vinden in gerst en rogge - is rijk aan het aminozuur proline, dat voor knikjes in de eiwitstructuur zorgt. De enzymen in uw maagzuur die normaal gesproken eiwitten afbreken,
hebben daardoor meer moeite met gluten dan met andere eiwitten. Gluten belandt daardoor vaak relatief intact in de darmen.
Klachten Daar – en dit is het belangrijkste dat u over gluten moet weten – kan het geen kwaad. Prof.dr. Frits Koning, immunoloog van het Leids Universitair Medisch Centrum, schreef voor het vakblad Annals of Nutrition and Metabolism een overzichtsartikel over de gevolgen van gluten. ‘Ongeveer één procent van de bevolking heeft coeliakie, een immuunreactie tegen gluten. Op sommige plaatsen, zoals Australië en Californië, zegt bijna een derde van alle mensen geen gluten te verdragen. Heel veel van die mensen weten eigenlijk niet goed wat gluten is, en eten wel spelt, een tarwevariant die gluten bevat. Er is geen wetenschappelijke basis voor dat fenomeen.’ Tenminste: ‘Bij sommige mensen zou het kunnen dat er iets anders in tarwe zit waar ze gevoelig voor zijn. Gifstoffen van de schimmels die op tarwe groeien, bijvoorbeeld. Als jij je beter voelt als je geen tarwe eet, moet je het vooral niet doen. Maar dat is maar een klein gedeelte van alle mensen die zich nu afkeren van granen. Het merendeel is gewoon op zoek naar iets waarmee ze controle over hun lichaam krijgen.’ Archeologiestudente Jolan van der Stelt heeft coeliakie, en is blij met de anti-glutenhype: ‘Het zorgt voor meer bekendheid met het probleem, en voor meer keuze. Je moet in restaurants wel echt duidelijk aangeven dat je geen hipster bent, en écht niet tegen gluten kan.’
Glutenvrij Koning: ‘De meeste mensen die zeggen dat ze glutenvrij eten, doen dat helemaal niet.’ Spelt bevat gewoon gluten, zagen we al. Wat nog meer? Alles. Dat zetmeel van hierboven, dat was opgelost in het spoelwater, is relatief eenvoudig om te zetten in suiker. Mensen eten graag en veel suiker, en dan blijft er gluten over. Het is dus spotgoedkoop. Voedselproducenten gebruiken het dan ook voor van alles en nog wat: om stukken vlees aan elkaar te lijmen tot beenham, om paprikapoeder aan chips te laten plakken, in worst, als bindmiddel in sauzen, in een dun laagje over sommige pinda’s omdat die er zo mooi van gaan glanzen, het zit in sojasaus, bouillonblokjes en nog veel meer. Daarnaast zit er uiteraard ook gluten in al die dingen waarvan je het wel aan
zag komen: brood, pasta, koekjes, tortilla’s, pizza’s, alles met paneermeel eromheen. ‘Bier is een beetje een twijfelgeval’, vertelt Van der Stelt: ‘In theorie zou het glutenvrij moeten zijn, omdat alleen het zetmeel in bier gaat, maar ik neem de gok niet.’ En dan is er nog het risico op kruisbesmetting. Friet die is gebakken in vet waar ook kroketten in gaan, is niet glutenvrij. Bij de pizzeria stuift de bloem door de keuken, dus ook de tomatensalade is besmet. Als een huisgenoot pindakaas op zijn boterham smeert, en dan het mes terug in de pot stopt voor wat extra pindakaas, dan is die pindakaas onbruikbaar voor iemand met coeliakie. Zoenen met iemand die de tanden niet heeft gepoetst na de spaghetti, kan al klachten opleveren. Van der Stelt: ‘Ik probeer het geen beperking te laten zijn. Ik vraag mensen om er rekening mee te houden, en neem zelf glutenvrij eten mee, zodat ik in noodgevallen geen honger hoef te lijden. Bij de studentenverenigingen waar ik lid ben kun je eten, maar eet ik vaak bewust niet mee. Eén keer had ik speciaal gebeld of het kon, en toen gooide de kok alsnog op het laatste moment een snee stokbrood in de uiensoep. Hij viste het er snel weer uit: “Kan wel, toch?” Maar dat kan je beter niet doen. Als ik toch gluten binnenkrijg, zoals toen, voel ik me een paar dagen ziek. Van een hap brood zou ik een week ziek in bed liggen, met veel buikpijn en diarree.’
speciale geheugencellen. Iemand met coeliakie is als het ware gevaccineerd tegen gluten. In theorie zou je na een jaar of twintig van je coeliakie af kunnen zijn, net zoals vaccinaties uitgewerkt raken. In de praktijk is het onmogelijk om twintig jaar lang geen gluten binnen te krijgen. We kunnen niet eens vaststellen of iets wel echt voor de volledige honderd procent glutenvrij is, omdat er grenzen aan de meetmethode zitten.’ Genetische aanleg speelt een rol, maar slechts een twintigste van de mensen met die aanleg ontwikkelt daadwerkelijk coeliakie. ‘Er speelt iets anders, dat we niet kennen’, aldus Koning. Lange tijd dachten wetenschappers dat het iets met de blootstelling aan tarwe te maken had: moest je jonge kindjes er nou tijdig aan laten wennen of juist niet? Maar een opvolgstudie onder leiding van de Leidse kinderarts Sabine Vriezinga liet zien dat vroege introductie van gluten in het dieet geen enkel effect heeft op het voorkomen van coeliakie. Koning: ‘We hebben de bloedmonsters nog uit dat onderzoek, en zijn er druk mee in de weer. Waar we op hopen, is dat we op een gegeven moment kunnen zien dat iemand coeliakie aan het ontwikkelen is. We willen begrijpen waarom sommige mensen die gluten-geheugencellen aanmaken, en anderen niet. Vervolgens wil je met die kennis die cellen voorkomen of wegkrijgen. Maar dat zit er voorlopig echt nog niet in.’
Tekorten
Tolerase-G
Gezien het mijnenveld aan gluten waar patienten door heen moeten dansen, is het niet geheel verrassend dat mensen met coeliakie moeite hebben om netjes aan alle vitamines en mineralen te komen. Koning: ‘Op brood smeer je margarine, en daar zitten vitamines in. Op de korte termijn val je af als je glutenvrij gaat eten, maar op de lange termijn loop je tegen tekorten aan, omdat je hele eetpatroon op de schop moet.’ Van der Stelt laat zich regelmatig testen. ‘Ik heb wel eens tekorten aan ijzer en vitamine D gehad. Ik moet erop blijven letten.’
In de tussentijd is er wel iets anders, mede dankzij Koning. Het Delftse DSM maakt een enzym dat heel goed is in het knippen van eiwitten met proline erin. ‘Ze keken in een databank, ontdekten dat gluten zo’n eiwit was. Dan kom je al snel bij Frits Koning uit. Wij hebben er wat proefjes mee gedaan. Het breekt gluten af in de reageerbuis, bij gezonde vrijwilligers breekt het gluten af in de maag: het lijkt gewoon te werken.’ Het grote probleem is: het enzym moet álle gluten afbreken, en wel in de maag, voordat het bij de darmen komt. Dat hangt af van hoeveel gluten iemand eet, hoe goed hij of zij kauwt, hoe vet iemand eet, of iemand er alcohol bij drinkt: praktisch niet te garanderen voor een fabrikant. ‘Je had liever een therapeuticum gehad’, zegt Koning. ‘Dat is dit niet. Het wordt in de VS verkocht als voedingssupplement, onder de naam Tolerase G. In Europa is het nog even wachten op goedkeuring. Dit is iets dat milligrammen gluten afbreekt, maar geen grammen. Dat geeft meer flexibiliteit. Iemand met coeliakie kan nog steeds geen pizza eten, maar wel bij de pizzeria eten.’
Immuunsysteem ‘Coeliakie is geen allergie, al zijn de gevolgen vergelijkbaar’, legt Koning uit. ‘Een allergie werkt met antilichaampjes, en coeliakie draait om cellen van het immuunsysteem, de zogeheten T-cellen in de darmen. Die maken een foutje, en reageren op gluten. Het knappe van het immuunsysteem is dat het steeds beter gaat werken tegen dingen die het eerder heeft gezien: het blijft paraat, dankzij
DOOR BART BRAUN
8 Mare · 17 december 2015 Winnaar Mare-kerstverhalenwestrijd
Het eeuwig wiegen Die dag ging de provinciestad gebukt onder een grauw en winters juk, dat dreigend boven de torenspitsen hing. Eindeloos neerdwarrelende vlokken lichtten wat verloren op in het schijnsel van de juist ontstoken straatlantaarns. De mens als lastdier, dacht hij, dat lijdzaam een ijzige nacht tegemoet sjokt. Hij schudde het hoofd.
Toen hij even later opkeek, zag hij een nog donkerder grauw dan enkele ogenblikken eerder. De mensengezichten die hij passeerde getuigden van de koude, die fel striemde op de huid. Maar in de huizen was licht, een warme en kalme bedrijvigheid. Kerstavond viel. Hij was op weg, met de rug recht en de schouders ontspannen, schijnbaar
onaangedaan door het weer. Een priesterlijke glans omhulde hem, en wie hem zag glimlachte, als was hij een goede geest uit een ver verleden. Op de hoek van een gedempte gracht en een brede steeg, tussen de verzakkende miniatuurgevels van wevershuisjes, zat een kleine tabakswinkel. De uitbater was een magere, in spijkerjack gehulde vijf-
tiger met lang, grijs haar dat in een paardenstaart was gebonden; zijn schouders had hij altijd wat opgetrokken, zijn blauwgrijze ogen stonden berouwvol. Die decemberdagen bleef de deur zo vaak en zo lang mogelijk open. Naast tabakswaar en wenskaarten waren nieuwjaarsloten immers een belangrijke inkomstenbron. De uit-
bater zette in op de zonderlinge bevlieging van een passant bij het zien van de kleine posters op de ruiten, en op die dagen waarop de meeste andere winkels gesloten bleven. Dat was de opzet, tenminste; in de praktijk kwam er elke dag slechts een handjevol klanten over de vloer. Inmiddels was het kwart voor zes, en de uitbater maakte zich langzaam
17 december 2015 · Mare 9
op om de zaak te sluiten. Hij had zat mensen aan zijn winkelruiten voorbij zien trekken, maar die hadden zich in de regel naar huis gespoed, zonder op of om te kijken. Hij nam het ze niet kwalijk. Dit deel van de stad was oeroud en vervallen. De huizen en straten die de oude arbeidersklasse had achtergelaten, waren nu slechts silhouetten aan de overzijde van een kolossale diepte. De uitbater keek op toen aan de zijde van de gedempte gracht een gedaante vanuit het duister voor de winkelruit verscheen. De man stapte licht, zo zag de uitbater, zijn rijzige bovenlijf gleed roerloos langs, alsof zijn voeten de grond niet raakten. Achter een poster verloor de uitbater hem even uit het oog, en hij
wilde net het hoofd laten hangen om die kleine nederlaag, de zoveelste die dag, te verwerken, toen de deur rinkelend openzwaaide en een zucht winterse koude het vertrek binnenstroomde. ‘Hallo!’ Wist de uitbater wie zijn klant was? Hij moet het hebben geweten. Hij hikte zacht toen zijn blik die van de klant trof, die behaaglijk was, goed, als de gloed van een knetterend haardvuur. Ja, hij moet het hebben geweten. De klant snoof haast onhoorbaar, wist dat ergens een luchtverfrisser moest hangen, die naar sinaasappel rook en die de geur van kreteksigaretten rond de uitbater moest maskeren. Hij deed een stap naar voren, kwam vlak voor de toonbank te staan, recht tegenover de uitbater, die hem bedremmeld aanstaarde. Dit is de man die ik gezocht heb, dacht de klant. Hij richtte zijn blik op het klapdeurtje tussen de winkelvloer en de ruimte achter de toonbank, keek toen weer op. Het klapdeurtje, het klapdeurtje, prentte hij zich in. Hij verzocht de uitbater om een pakje sigaretten. Die draaide zich om, haalde een pakje uit het rek aan de achterwand, wist schijnbaar niet dat hij een ogenblik werd gadegeslagen als een gekooid dier. Het pakje legde hij op de toonbank. ‘Anders nog iets?’ vroeg de uitbater langzaam, alsof hij iets gewichtigs verwachtte. ‘Ja... Ik zou zo graag willen weten, bent u ook geopend op de dag der dagen? Voor het geval ik onverhoopt een kleinigheid nodig heb.’ ‘De dag der dagen?’ vroeg de uitbater. ‘Ja.’ De klant lichtte zijn vraag niet toe. Hij veinsde te geloven dat de uitbater hem niet goed verstaan had, dat hij daarom de frase had herhaald; of hij geloofde het echt. Van zijn gelaat, een onveranderlijk toonbeeld van goedertierenheid, viel het niet af te lezen. ‘Bedoelt u morgen? Jazeker, van elf tot vijf.’ ‘Wat een ijver!’ riep de klant uit, bevreemdend maar complimenteus. Hij legde het verschuldigde bedrag gepast op de toonbank, griste het pakje sigaretten weg en wilde juist met een ootmoedig knikje afscheid nemen toen hij zichzelf onderbrak. ‘O.. Viert u dan wel goed Kerstmis?’ Hij verklaarde nader dat hij werklust
waardeerde, maar dat hij wel wenste dat iedereen af en toe in goed gezelschap kon uitrusten: ‘Dat lijkt me zo fijn voor de mensen, en dat dan elk jaar weer.’ De uitbater hoorde toe, knikte geduldig, vertelde dat hij over een uurtje naar zijn broer zou gaan om daar met zijn moeder, die inmiddels al negentig was, rustig kerstavond te vieren. Wat een immense ouderdom, dacht de klant, en hij vroeg zich af of alles met het verstrijken der jaren eender of juist anders zou worden. Hij wist het niet, besloot dat hij zich daarom niet diende te bekommeren. Het afscheid was niets bijzonders, hetzelfde als de opgestoken hand en het korte dankwoord dat de uitbater bij alle andere klanten uitsprak. Toen deze klant weer langs de ruit liep waarvoor hij verschenen was, leek het alsof hij het treffen al van zijn schouders had laten glijden. Maar de uitbater was verheugd, op onverklaarbare wijze gesterkt in zijn hoop dat de sores om het tabakszaakje binnen korte tijd weg zouden zijn. Later die avond schitterde hoog boven de stad een enkele ster, ten teken dat het zou gaan opklaren. De hemel was kraakhelder, alles op aarde leek verklonken in een maagdelijk verband. Het was ochtend. Een witte kerst. Hij keek op, voelde de zonnestralen, zag het soevereine staalblauw. Over de straten hing een zalige stilte. Langzaam klom de zon van oosten naar zuiden, zoals elke dag; en over een jaar langs precies dezelfde baan als vandaag. Eerder die ochtend, toen het nog donker was, had hij al naar de wentelende sterren gekeken, een gitzwarte afgrond bij elk mens
Hij deed een stap naar voren, kwam vlak voor de toonbank te staan vandaan. Net als nu had hij deemoedig geglimlacht. Daarboven, daar was alles zo onbevattelijk traag dat het wel eeuwig leek, daar was een eindeloze geborgenheid. Dat wisten ze hier toch wel? Vandaag weten ze het misschien.
Vandaag zal hij het weten. Maar toen hij voor zich zag hoe de uitbater juist door zijn winkeldeur stapte om alles gereed te maken voor een, naar alle verwachting, rustige werkdag, verscheen er op zijn gezicht een rotsachtige kilte: zijn zachte glimlach werd een fletse, zijn milde blik een lege. Dat was de man die hij gezocht had. En hij vervolgde zijn weg, kwam na verloop van tijd bij de oude stad. Daar was de grote koepelkerk met bovenop de pijnappel van fonkelend bladgoud. Dichterbij klonk zacht gezang. Daarbinnen wisten ze het: dat bleek uit het kalme ritme van hun stemmen. Dat gaf gestalte, vermoedde hij, hoe onvolmaakt ook, aan hun diepste verlangen. Een eeuwig wiegen in de oerhitte. Ze waren het niet vergeten.
Dit is de man die ik gezocht heb, dacht de klant Toen hij langs de gedempte gracht liep trilde de eerbied van de kerkgangers nog altijd door de ijle winterlucht. Het was enkele minuten na elven. Zijn gedaante voor de winkelruit was dezelfde als de dag tevoren, even onnatuurlijk voortglijdend, maar nu fronsend in het licht van de lage zuidoosterzon. De uitbater zag hem, verbaasde zich. Hij kondigde zijn komst aan met het gerinkel van de deur, en met een zachte maar merkbare windvlaag. Hij stond stil op een enkele pas afstand van de toonbank; zijn hoofd en zijn schouders liet hij wat hangen, alsof hij eerbied wilde tonen. Ja, dat wilde hij. ‘Een zalig kerstfeest! Komt u voor uw kleinigheid?’ vroeg de uitbater. ‘Vrolijk kerstfeest’, en hij knikte. Hij had een pakje sigaretten nodig. Op het ogenblik dat de uitbater zich omdraaide wierp hij een blik op het klapdeurtje. De uitbater hief zijn linkerarm, wilde net een pakje sigaretten van het merk waarnaar zijn klant had gevraagd uit het rek halen. Hetzelfde merk als gisteren, dacht hij nog, een gewoontemens.
De eerste kogel trof de uitbater tussen zijn schouderbladen. De lucht werd uit zijn longen geslagen; hij had nauwelijks een knal gehoord, begreep niet wat er gebeurde. Zijn knieën begaven het. Hij probeerde zijn evenwicht te bewaren en greep nog naar het sigarettenrek, sleurde enkel wat pakjes mee in zijn val. Hij was geveld. Terwijl hij zo ineen zeeg trof een tweede kogel hem, in zijn linkerschouder, die door de klap naar voren werd gedrukt. Zijn hoofd draaide onwillekeurig naar rechts, en vlak voor hij achter de toonbank verdween zag hij in zijn ooghoek een schutter, de klant, met getrokken wapen. Vanachter de toonbank hoorde de schutter een geworstel en gekerm opstijgen, diep en dierlijk. Uit het geworstel leidde hij af dat zijn slachtoffer inmiddels wist dat hij beschoten was, en dat hij verwoed probeerde te ontkomen. Hij liet de arm met het wapen zakken. Hij werkte zich door het klapdeurtje, dat een paar keer open en dicht bleef veren, en kwam zo achter de toonbank, waar hij de gewonde kon overzien. Deze lag op de grond, op de linkerzij, omringd door pakjes sigaretten, en wilde overeind komen. In de rug van zijn vaalblauwe spijkerjack werden twee karmozijnrode vlekken in ritmische golven groter en groter, om zich uiteindelijk met elkaar te verenigen. De gewonde had het veren van het klapdeurtje gehoord en keek nu op. Daar zag hij de schutter, nog altijd met wapen in de hand. Langs zijn lippen werd de kruidige smaak van kretek overspoeld door de roestige van bloed; hij wilde iets zeggen, het lukte niet. Er was er een aan het doodgaan. Het zag er vreselijk uit, zo vond de schutter, dat wegkwijnen en die vergeefse worsteling. Er is een grote geborgenheid, dacht hij, een eeuwigheid. Je moest jezelf eens zien. En hij richtte. De ogen van de gewonde werden groot, zijn gezichtsuitdrukking helder. ‘Nee’, bracht hij tenslotte uit, maar de schutter verhief zich boven hem, als de schaduw van heel de wereld. ‘Genade’, sprak deze zalvend, en maakte alles wit. Door Ferdinand Lankamp
Van de jury Minder zwartgallige puberfrustratie, minder uitzichtloze treinreizen en minder opzichtig zelfkantfetisjisme. Het niveau van de twintig inzendingen voor de Mare-kerstverhalenwedstrijd lag dit jaar opvallend hoog. De jury heeft bij deze dertiende editie genoten van verhalen vol straatrumoer – waarin zowel vroegtijdig ouderschap als de vluchtelingencrisis een plaats kregen. Maar ook surrealistisch absurdisme en culinair verantwoord kannibalisme. Verhalen om van te smullen, kortom. Jurylid van het eerste uur was oud-Mare-redacteur Christiaan Weijts. Hij is schrijver van romans als Art. 285b, Euforie en De linkshandigen en tevens columnist van nrc.next en De Groene Amsterdammer. Hij beoordeelde de inzendingen samen met voormalig Mare-redacteur en auteur Arjen van Veelen, tevens werkzaam voor NRC en De Correspondent. Mare-hoofdredacteur Frank Provoost vervolledigde de jury en rekende af. ‘Hij gooit er met de pet naar, maar wel raak.’ Dat zinnetje van Wim T. Schippers komt in je op als je ‘Pan soep’ van Gijs Borst (22, forensische criminologie) leest. Ogenschijnlijk kletst hij maar wat raak, quasi-ongeïnteresseerd en cynisch, maar in dat parlando, in de traditie van Louis-Ferdinand Céline en Jan Cremer, schetst hij intussen toch maar mooi een hervertelling op het traditionele kerstverhaal, die ook nog iets zegt over de actualiteit. Raak genoeg voor brons. Het verhaal ‘Jagers’ speelt een slim spel met de verwachtingen van de lezer. Marjolijn van de Gender (21, taalwetenschap) doet dat erg subtiel, ook door het verhaal te beperken tot één episode, in één decor, waarin wel een hele wereld aan voorgeschiedenissen resoneert. Dat geeft een mooie spanning, zoals soms in goede foto’s, waar het belangrijkste net buiten het kader lijkt te gebeuren. Beide verhalen zijn te lezen op mareonline.nl. In het winnende verhaal ‘Het eeuwig wiegen’, geschreven door Ferdinand Lankamp (26, geschiedenis) krijgt een kleine ondernemer op de drempel van Kerst bezoek van een buitenwereldse klant. Vanaf de eerste zinnen onderscheidt de vertelling zich door een consequente tred en een functioneel plechtstatige stijl, waarin woorden als ‘immers’ en ‘ootmoedig’ als vanzelfsprekend mogen aanschuiven. Lankamp weet zijn verhaal te laden met een oudtestamentische onheilspellendheid, die vanuit de verte doet denken aan het werk van Cormac McCarthy, maar die niettemin een eigen toon kent. Het kosmische en het kleine; het eeuwige en de sleur — ze komen knap samen in dit verhaal, dat inlost wat Kerst belooft: de mens welgemikt uit het lijden verlossen.
honden geschreven, maar verder maak ik vooral recensies en interviews en redigeer ik stukken van anderen. Maar dat is allemaal vrijwilligerswerk.’ Hoe kwam je op het idee voor dit verhaal? ‘Ik wilde iets heel bruuts op een mooie manier vertellen. Aanvankelijk speelde het zich af in een nachtwinkel, maar ik vond een sigarettenwinkel toch geschikter omdat daar vaak van die ouwe hippies werken. Overigens wens ik de eigenaar van de tabakszaak waarop ik het verhaal heb gebaseerd het allerbeste toe, hoor.’
Gefeliciteerd! Had je het verwacht? ‘Ik wil niet arrogant klinken, maar ik schreef eerlijk gezegd wel voor de winst. Ik riep al jaren dat ik een keer zou meedoen, en nu moest ik wel: deze maand studeer ik namelijk af, op de Indonesische revolutie. Volgende maand begin ik aan de Universiteit van Amsterdam aan de lerarenopleiding.’ Schrijf je vaker? ‘Ik ben redacteur van de digitale culturele magazines De Optimist en Cleeft. Ik heb wel eens een semi-literair in memoriam voor een van mijn overleden
Wie zijn je literaire helden? ‘Ik hou van William Golding, Albert Camus en sinds kort van Karl Ove Knausgård – ook ik viel voor de hype. In Nederland is behalve W.F. Hermans en Frans Kellendonk Gerard Reve superieur. Hij had oog voor het mysterieuze in het leven. Zijn archaïsche stijl probeer ik ook te gebruiken: er spreekt een eerbied uit voor traditie, achting voor taal.’ Wat ga je met het prijzengeld doen? ‘Mijn garderobe kan wel een upgrade gebruiken. Voor een goed pak is €250 niet genoeg, maar een jas of een paar goede broeken moet wel lukken. Niet dat ik ondankbaar ben hoor! Integendeel: ik vind het echt ontzettend gaaf.’
10
Mare · 17 december 2015
Achtergrond
We zitten in hetzelfde schuitje Promotoren reageren op klachten van PhD’s In ‘Het leed dat promoveren heet’ beschreef Mare vorige week de voornaamste klachten van Leidse promovendi. Hoe reageren professoren van verschillende faculteiten en instituten op de kritiek? ‘Als je begeleider onbereikbaar is, moet je voor de deur gaan liggen.’
Cliteur is het daarmee oneens. ‘Als hoogleraren zeggen dat ze het te druk hebben, delen ze hun tijd gewoon niet goed in. Of zij doen dingen die ze helemaal niet moeten doen, zoals het geven van adviezen of deelnemen aan een intensief vergadercircuit. Ze moeten maar twee dingen doen: goed onderzoek doen en goed college geven.’ 4. De rat race De financiering van het onderzoek door NWO noemt Cliteur wel een ‘ware plaag’. ‘De enorme hoop tijd die het maken van onderzoeksvoorstellen kost, gaat allemaal af van het werkelijke onderzoek. In mijn faculteit wordt nu zelfs het NWO-systeem enigszins overgenomen voor de eerste geldstroom: ook daar wil men geld verdelen op basis van plannenmakerij. Maar vaak zijn de mensen die de mooiste plannen schrijven de mensen met de minste resultaten. Naar die resultaten vraagt niemand meer als het geld eenmaal is weggegeven. Daar zou het college van bestuur veel beter op moeten letten.’
DOOR PETRA MEIJER ‘Ik denk dat hoog-
leraren niet geneigd zullen zijn dit beeld te bevestigen’, zegt hoogleraar rechtsfilosofie Paul Cliteur. ‘Maar het gaat erom of het waar is. Ik denk het wel. En dat is bedenkelijk.’ Vorige week klaagde een twintigtal Leidse promovendi in Mare over hoge werkdruk, onzekerheid, slechte begeleiding en de rat race naar de academische top. De cijfers gaven hen gelijk: van de Leidse promovendi haalt minder dan 10 procent de eindstreep binnen vier jaar. Na zes jaar heeft nog geen 60 procent hun promotie afgerond. Aangezien het merendeel van de klagers alleen anoniem wilde praten, was het onmogelijk hun verhaal bij de promotoren te wederhoren. Daarom deze week het vervolg. Herkennen Leidse hoogleraren de voornaamste klachten? En wat is er aan te doen? 1. De begeleiding ‘Ik vind de promovendibegeleiding niet altijd professioneel’, zegt Cliteur. ‘Promotoren moeten op hun successen en falen worden aangesproken door de decaan, rector, instituutsdirecteur, of door God-ik-weet-nietwat. Er heerst teveel een non-interventiecultuur.’ Hoogleraren zouden niet meer PhD-studenten mogen aannemen dan ze aankunnen, vindt hij. ‘Je moet snel reageren op hoofdstukken van een promovendus. Lukt dat niet, dan heb je er te veel.’ Ook hoogleraar farmacologie Meindert Danhof herkent dat overschot. ‘Het financieringsmodel bevat een perverse prikkel: hoe meer promovendi er rondlopen, hoe meer onderzoeksgeld de afdeling krijgt. Daar maak ik me zorgen over.’ Zijn farmacologie-instituut telt zo’n honderd promovendi. Twee jaar geleden is voor hen een uitgebreid programma opgezet, zegt hij. ‘Elke promovendus krijgt een individuele begeleidingscommissie die eens per jaar samenkomt. Daarnaast hebben we speciale cursussen. Sindsdien is het aantal verlengingen flink afgenomen.’ Dus het verloopt allemaal vlekkeloos? ‘Nee, dat niet. Ik zie ook promoties mislukken, door persoonlijke omstandigheden, omdat promoveren niet bij die persoon past, maar ook door verkeerde begeleiding. Als een promovendus na lange tijd nog niet weet wat hij nu eigenlijk onderzoekt, moet de begeleider ingrijpen.’ Hij geeft ook toe dat publicaties soms te lang op feedback wachten. ‘Dat komt te vaak voor. Het druk hebben, is geen excuus. Je moet beschikbaar zijn. Daar is die begeleidingscommissie ook voor. Als publicaties uitblijven, komt dat daar aan het licht. We merken wel dat sommige promotoren zich aan die meetings proberen te onttrekken. En dat zijn dan natuurlijk ook precies degenen bij wie het niet altijd goed loopt.’ Cliteur: ‘Als het rendement te laag is, stuurt men het liefst de hele universitaire gemeenschap op cursus. Maar daar komen alleen promotoren met wie het sowieso al goed gaat. Diegenen met wie het niet
‘Iedereen heeft het heel erg druk. Ook gevierde wetenschappers’
‘PhD’s horen het niet altijd gemakkelijk te hebben. Ze moéten op hun tenen lopen.’ © Jorge Cham 2015, PDHcomics.com
goed gaat, blijven thuis en zitten te klagen over hoe slecht het toch gaat met die jongeren.’ Emeritus hoogleraar anorganische anatomie Jan Reedijk begeleidde tussen 1980 en 2009 maar liefst tachtig promoties. ‘Dit soort verhalen horen we al jaren. Maar promovendi moéten op hun tenen lopen, teleurstellingen verwerken en er nieuwe inspiratie uithalen. Als ze hun begeleider niet kunnen bereiken, dan moeten ze maar voor de deur gaan liggen.’ In de twaalf jaar dat hij instituutsdirecteur was, klopten er ook promovendi bij hem aan vanwege gebrekkige begeleiding. ‘Dan ging ik naar de begeleider en dan zei ik: “Ik geloof dat Pietje toch een wat andere benadering nodig heeft.” De grote uitdaging is uitvinden hoeveel begeleiding nodig is. Je wilt creativiteit niet in de kiem smoren, maar ze moeten ook niet verzuipen. In elk geval horen promovendi het niet altijd gemakkelijk te hebben.’ 2. De twijfels ‘De onzekerheden van promovendi, daar kijkt niemand van op’, zegt hoogleraar experimentele natuurkunde Tjerk Oosterkamp. ‘Als je constant leert om kritisch te zijn, dan is het niet gek dat dat kritisch denken ook naar binnen slaat. Het is een negatieve spiraal die bij iedereen op de loer ligt. Als het even niet lekker gaat met je onderzoek,
dan wordt het moeilijker om hulp te vragen.’ Maar, verklapt hij: ‘De twijfels gaan niet over als je proefschrift af is. Die blijven. Als ik aan een projectvoorstel begin, vraag ik me ook af of mijn publicatielijst wel goed genoeg is voor een Vici. En als ik namens een aantal collega’s een voorstel schrijf voor de aanschaf van een machine, twijfel ik ook of ik daar de aangewezen persoon voor ben.’
‘De twijfels gaan echt niet over als je proefschrift klaar is’ Volgens hem is het goed als stafleden niet alleen met hun eigen promovendi praten, maar ook met die van anderen. ‘Dat kan alleen als er veel vertrouwen en onderlinge waardering is op een afdeling.’ Hoogleraar sterrenkunde Koen Kuijken vertelt dat er binnen zijn instituut, met zo’n tachtig promovendi, een begeleidingscommissie in het leven is geroepen, die jaarlijks met de promovendi van collega’s praat – altijd zónder de eigen promotor. ‘Soms klikt het gewoon niet of heeft een promovendus er baat bij om eens bij een ander project mee te draaien. Op die manier zijn kleine problemen makkelijk bespreekbaar
en voorkom je dat het grotere problemen worden.’ 3. De werkdruk en de klusjes ‘Ik was erg verbaasd te lezen dat promovendi soms worden ingezet voor klusjes’, zegt Kuijken. ‘De lestaak wordt bij ons echt tot tien procent beperkt.’ Wat hem wel bekend voorkomt, is de werkdruk, onder promovendi, maar ook onder stafleden. ‘Om de wereldwijde competitie om meettijd het hoofd te bieden, moét je wel gedreven zijn. Maar het gaat meestal om piekperiodes.’ ‘We zitten in hetzelfde schuitje’, reageert Danhof. ‘Ook gevierde wetenschappers moeten publiceren, subsidies binnenhalen, lezingen geven bij internationale congressen, artikelen reviewen, bestuursfuncties bekleden. Iedereen heeft het druk, en de concurrentie wordt met elke stap in je academische carrière alleen maar groter. Ik weet dat er stafleden zijn die tegen het overspannen zijn aanzitten. En ja, daar zijn promovendi soms weer de dupe van.’ ‘Als ik promovendi aan de koffietafel spreek, licht ik soms toe waar een collega het zo druk mee heeft’, zegt Oosterkamp, die zes promovendi begeleidt. ‘Promovendi denken soms: hij vindt het onderzoek van een ander leuker en mijn resultaten stom. Maar in werkelijkheid is de promotor of begeleider misschien druk bezig met een grote projectaanvraag.’
Reedijk: ‘We gaan steeds meer naar een Amerikaans systeem, waarin je zelf geld moet binnenhalen, en waarbij een grote Europese subsidie eigenlijk noodzakelijk is. Dan moet je moeilijke dingen schrijven, die je maar weer moet zien waar te maken. Als promotor zou je al te risicovolle projecten moeten vermijden, of er post-doc’s in plaats van PhD’s op moeten zetten. In Amerika hoor je dat ze soms vier post-doc’s opbranden voor ze de gewenste output krijgen. Maar om op het hoogste niveau mee te doen, moet je soms bereid zijn om die risico’s te durven nemen: dat leidt tot de mooiste resultaten. Toch is het belangrijk om dat risico over promovendi te spreiden, en dat gaat gemakkelijker met een grote groep.’ De output is tegenwoordig ook voor veel promovendi belangrijk, zegt hij. ‘Komt er niets bijzonders uit je onderzoek, maar heb je er wel veel van geleerd? Daar hoef je tegenwoordig niet meer mee aan te komen als je bij Philips wilt solliciteren.’ ‘Promoties zijn bij ons echt een feestje’, zegt hoogleraar burgerlijk recht Alex Geert Castermans. ‘Maar misschien helpt het bij Nederlandse rechtswetenschappers dat zij niet zijn aangewezen op de rechtswetenschap voor een vervolgcarrière.’ Van de rendementscijfers is hij niet echt geschrokken. ‘De acht jaar die één promovendus in een heel omvangrijk boek had gestopt, rekt onze gemiddelde doorlooptijd. Maar iedereen was blij met dat boek, betrokkene had ondertussen heel wat onderwijs gegeven en een mooie vervolgbaan in de advocatuur gekregen.’ Cliteur noemt het afhaken van een promovendus na een paar jaar wel ‘een enorme blamage voor de promotor’. Danhof vindt het vooral belangrijk dat ze op een plek zitten die bij hen past. Van de tachtig promoties die Reedijk begeleidde, haalde één promovendus de eindstreep niet. Reedijk: ‘Maar hij had wel een tiental publicaties en werd na drie jaar weggekocht door een bedrijf.’
17 december 2015 · Mare
11
Achtergrond
‘De oorlog achtervolgt ons’ Hoe gaat het met de gevluchte Syrische studenten in Leiden? De gevluchte Syrische studenten die Mare volgt verblijven inmiddels in een voormalig TNO-gebouw. Trips met vrijwilligers doorbreken het saaie bestaan. ‘We hebben een Nederlandse dans gedaan.’ ‘Oh, ja. De polonaise.’ Zaterdag 12 december, voormalig TNO-gebouw, Wassenaarseweg, Leiden, 14:00 uur. ‘Het gaat op zich wel goed’, zegt Ahmad (22), de Syrische student die in oktober met zijn familie naar Nederland is gevlucht. ‘Maar ik mis Latakia, de stad waar ik vandaan kom.’ Op zijn Facebookprofiel heeft hij een foto van de stad geplaatst. ‘I miss you Syria’ staat er in grote witte letters bij. Na de eerdere sporthal-estafette verblijven de Syrische studenten in het oude gebouw van TNO aan de Wassenaarseweg. De naambordjes van al lang vertrokken onderzoekers, hangen nog in de gangen van het kantoor. Ahmad zit in de kamer van zijn ouders op het tweepersoonsbed dat een groot deel van de ruimte inneemt. Zijn jongere broer Mohammad Deeb (19) en zijn oom Ali (28) zijn op pad, vertelt hij. In de hoek van het kantoortje staat een Hoogvliet-tas vol met magnetronmaaltijden. Rana (38), Ahmads moeder, pakt er een: ‘Kip, aardappels en hoe heet het dit ook alweer? Ze wijst op een groene substantie. ‘Spinach, toch? Het is allemaal ingevroren geweest.’ Ahmad trekt een vies gezicht en schakelt over op het Engels: ‘Het vlees is niet lekker. Die kip is disgusting.’ ‘We zijn blij met al de hulp die we krijgen’, zegt Rana. ‘Maar we willen graag zelf koken met verse ingrediënten.’ Sinds een week is er internet in het gebouw. ‘We hebben moeten knokken om wifi te krijgen. We hebben met een hele groep met klem gevraagd om internet, een tv, iets om onze jongeren bezig te houden. Internet is heel belangrijk om contact te houden met familie. Veel mensen hebben geen geld om telefoontegoed te kopen.’ Ahmad vist een roze pasje uit zijn broekzak. Het is zijn vreemdelingen-identiteitsbewijs van de Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND). ‘Die is een jaar geldig. Dat is alvast iets. Het interview in Amsterdam met de dienst verliep prima. Het was een relaxed gesprek. Ze vroegen of ik in het leger had gezeten. Ik heb met een document aangetoond dat ik geen soldaat was maar Frans studeerde aan Tishreen University. En ze wilden weten hoeveel we aan smokkelaars hadden betaald om naar Nederland te kunnen reizen. En door welke landen we zijn getrokken. Verder wilden ze ook weten of onze vingerafdrukken nog ergens anders zijn afgenomen. ‘Maar voor de rest is er niet zoveel veranderd sinds oktober. We mogen niet werken en hebben geen geld. In de sporthallen waren er nog wel mensen die ons de taal bijbrachten. Hier is dat niet zo. Er is niet veel te doen. Ik ga dan laat naar bed en blijf dan vervolgens lang liggen. Je raakt verstrikt in zo’n patroon als je geen reden hebt om op te staan. Je gaat lummelen.’ Rana: ‘Door de verveling gaan sommige jongens alcohol drinken. Ze kunnen hun energie niet kwijt.’ Ahmad: ‘Klopt, dat drinken gebeurt op de wc. En als ik ’s avonds door de gangen van het gebouw loop, ruik ik marihuana. Een deel van de bewoners krijgt geld van hun familie, en dat wordt daaraan besteed.’ Rana: ‘Het duurt allemaal te lang.’ En er is nog een zorg. Dochtertje Wafa heeft een probleem met haar nieren. ‘Dat had ze al in Syrië, maar het ging daarna een stuk beter. Hier is het weer teruggekomen. We zijn hier met haar naar het ziekenhuis gegaan. Ze ziet er nog steeds niet helemaal goed uit. We gaan dinsdag weer naar een arts.’ Later die dag op het parkeerterrein van het voormalige TNO-gebouw. ‘Stephanie komt er zo aan’, zegt een enthousiaste Ahmad ‘We zijn met haar naar het
strand geweest, kijk maar. Hij laat foto’s op zijn mobiel zien. ‘Jullie hebben zand, bij ons in Latakia liggen er steentjes. Maar daar is het wel lekker warm, hier is het koud. Brrrr.’ Ahmad ziet een auto de parkeerplaats op rijden. ‘Daar is ze. Gelukkig hebben we vriendschap gesloten met Stephanie. Ze woont met haar vriend in een mooi huis. Ze hebben piano voor ons gespeeld. Very beautiful.’ ‘Ik heb de familie uitgenodigd voor het avondeten’, zegt Stephanie Wouters (32), die in Leiden pedagogische wetenschappen studeerde en nu in de jeugdhulpverlening werkt. ‘Het klikte en ik ga vaak met de jongens op stap. ‘We zijn naar een voorstelling met Karin Bloemen geweest.’ Ahmad laat een foto zien waar hij naast Bloemen staat. ‘Hmm tof, ze is funny.’ Wouters: ‘Wat vond je van de travestiet? Eh... de man-woman? Ahmad: ‘Dat was nogal een verrassing.’ ‘We zijn ook naar een dansschool geweest’, zegt Wouters. ‘Ik heb de salsa gedanst’, zegt Ahmad. ‘Dansen en vrouwen, daar hou ik van. De vrouwen in Nederland zijn heel erg mooi.’ Hij houdt zijn hand onder de kin van Wouters om zijn stelling te onderbouwen. ‘Kijk maar. We hebben een Arabische en een Nederlandse dans gedaan. Wouters: ‘Oh, ja. De polonaise.’ De studenten kijken uit naar de uitjes, zegt ze. ‘Onlangs was ik vijf dagen in Madrid...’ ‘Dat was niet goed’, reageert Ahmad. ‘Ik ben niet blij dat je nu weer tien dagen naar Curaçao gaat. Ga asjeblieft niet? Ik ga je missen. We wachten elke dag op je.’ Hij drukt zijn handen op zijn hart. ‘Ik hou van je.’ Wouters vindt het jammer dat de vluchtelingen geen onderwijs krijgen. ‘Er zijn honderden vrijwilligers die klaar staan om te helpen.’
Rana: ‘Maar het COA (centraal orgaan opvang asielzoekers, red.) werkt niet mee. Ze zorgen voor eten en dak boven ons hoofd. Maar ze stellen zich niet soepel op. Ik moet zeuren om een toiletrol. Zelfs voor zoiets moet je elke keer je pas laten zien. Het geeft je het gevoel dat je een bedelaar bent.’ Dinsdag 15 december 10:30 uur, TNO-gebouw. ‘We zijn enorm geschrokken van de aanslagen in Parijs’, zegt Ali (28) die op zijn bed zit in zijn kamer. ‘Toen we hoorden wat er was gebeurd wilden we het liefst de daders pakken. We zijn hier omdat er in Nederland vrede is. We zijn net weggerend van de oorlog. Die achtervolgt ons, lijkt het wel. We zijn naar het centrum van Leiden gegaan om bloemen uit te delen. We kregen gelukkig positieve reacties.’ Het was goed om met de dienst te praten, vertelt Ali over het gesprek met de IND. ‘De procedure loopt nu echt en dat is fijn. Verder is het een kwestie van afwachten. Dat is altijd al vervelend. Maar wachten op iets waarvan je helemaal niet weet wanneer het gaat komen is al helemaal lastig. We weten natuurlijk niet of we in Nederland mogen blijven.’ ‘Het is moeilijk om een leven op te bouwen. Ik heb al een studie maritieme transport en logistiek afgerond en had een huis, een baan en auto. Ik wil nu graag een master in mijn vakgebied doen. Misschien kan dat aan de Erasmus
Universiteit in Rotterdam. De haven is natuurlijk een plek waar ik mogelijk terecht kan. We hebben bij de Universiteit Leiden ook gevraagd wat er mogelijk is. Ik begreep dat we hier pas kunnen studeren als we een permanente status hebben.’ Ahmad komt de kamer binnen. Hij is net wakker, de felle ochtendzon doet hem haast terugdeinzen. Hij gaat op een bed zitten en rolt een sjekkie. ‘Mijn broer ligt nog te slapen.’ Op de vraag wat hij gisteren heeft gedaan, geeft hij een duidelijk antwoord: ‘Niets’ Ali is blij met de kamer. ‘Ten opzichte van de reeks sporthallen is het wel een hele verbetering. Het is een kantoor, dus het is eigenlijk niet geschikt voor bewoning. We hebben hier maar een paar toiletten en we zijn met 250 personen. Om te douchen moet je naar een ander gebouw.’ Hij knijpt in het matras van zijn bed. ‘Maar dit is een stuk comfortabeler dan een veldbed.’ Er zijn wel de nodige ontwikkelingen. ‘Het is vandaag de eerste dag dat mijn nichtje Wafa naar school gaat. En we kunnen vanaf deze week Nederlandse les krijgen. Dus dat is mooi. Het COA werkt, maar wel heel langzaam. Zaterdag ben ik gaan helpen bij het kerstbomenasiel in Oegstgeest. Mensen hebben na de vorige kerst daar in een veld hun boom geplant en die komen ze nu weer ophalen. Ik vind dat een tof idee. Werken mag eigenlijk niet, ook vrijwilligerswerk niet. Maar aan dit project mag ik wel meedoen. Het is maar een uur of drie, maar ik ben er blij mee. Het is weer eens wat anders dan hier zitten.’
Foto Taco van der Eb
12
Mare · 17 december 2015
Opinie
Pak uittreksels juist wel aan En dat is ook een taak van het college van bestuur Commerciële collegeverslagen en uittreksels gaan lijnrecht in tegen het wezen van de universiteit, beweert Rudy Andeweg. En daarom moet het bestuur helpen ze te bestrijden. Mare (3 december 2015) vroeg bij een aantal opleidingen om een reactie op het nieuws dat de Stichting Intermediair Leiden (SIL) zich gedwongen heeft gezien om toe te zeggen dat verslagen van colleges politicologie niet meer verkocht worden zonder toestemming van de betrokken docent. Die reacties verengen de discussie helaas tot geld en haalbaarheid. De econoom Caminada gaat ervan uit dat de politicologen vooral geld willen ‘vangen’ voor de verkoop van college-verslagen, en hij zou dat nog wel met hen eens zijn als het om zoveel geld zou gaan dat SILbestuurders daarvan ‘dure auto’s kunnen kopen’: een curieuze redenering! Verder overheerst bij Caminada en zijn collega’s het defaitisme: de verkoop van verslagen is zo oud als de universiteit zelf en het is een illusie te denken dat het helemaal uitgeroeid kan worden. De reacties gaan zo voorbij aan de kern van de bezwaren en onderschatten de mogelijkheden om de verkoop van verslagen tegen te gaan. Er zijn zeker drie redenen om op te treden tegen de uittreksels en verslagen. Het belangrijkste bezwaar betreft de aard van een universitaire studie. In de Mare van 26 november stelt redacteur Bart Braun dat het toch prima is wanneer samenvattingen een student in staat stellen een voldoende te halen. In een eerdere discussie over dit onderwerp in Mare (12 maart 2014) verdedigt ook psycholoog Van der Does de verslagen op die manier: ‘Het gaat om het eindresultaat, niet om de methode’.
Academische vaardigheden ontwikkel je door zelf te koken…
Nu zijn tentamencijfers en studierendement natuurlijk belangrijk, maar zij zijn toch niet het hoofddoel van een universitaire studie. Het is vast erg naïef van ons, maar wij willen toch graag vasthouden aan het ideaal dat een universiteit naast broodnodige feitenkennis ook academische vaardigheden bijbrengt. Daar hoort ook bij dat een student leert om zelfstandig de hoofdzaken van de bijzaken te scheiden in mondeling of schriftelijk aangeboden stof, om abstracte kennis en concrete verschijnselen op elkaar te betrekken, en – nog naïever: om ook kritisch te reflecteren op die stof. Die vaardigheden ontwikkel je door zelf collegeaantekeningen en uittreksels te maken, door zelf actief deel te nemen aan discussies in werkgroepen, etc. Kortom: door zelf te koken in plaats van een diepvriesmaaltijd van SIL of Stuvia in de laatste week voor het tentamen in de magnetron te schuiven. Tentamens, zelfs essay-tentamens, kunnen de ontwikkeling van dergelijke academische vaardigheden helaas slechts ten dele toetsen, maar er dat is geen reden om een academische opleiding te verschralen tot wat toetsbaar is. Dat zou even merkwaardig zijn als de inmiddels algemeen verworpen redenering dat de kwaliteit van wetenschappelijke publicaties alleen kan blijken uit citatie-scores. Het argument dat academische vaardigheden dan maar na de eerste studiejaren moeten worden ontwikkeld, als de cursussen getalsmatig niet meer interessant zijn voor commerciële aanbieders van verslagen, overtuigt niet: het is een langzaam en moeizaam proces en een student die na een dieet van voorgekauwde uittreksels aan het einde van de bachelor ongetraind plots wetenschappelijke artikelen moet begrijpen en beoordelen krijgt het allicht moeilijk. Een tweede bezwaar betreft de kwaliteit van de verkochte verslagen. De rondgang van Mare in 2014 leverde een wisselend beeld: er bleken heel redelijke, maar ook heel slechte verslagen in omloop. Wij hebben misschien pech gehad want we kwamen de verslagen juist op het spoor doordat opvallend veel deelnemers aan een tentamen hetzelfde foute antwoord in dezelfde bewoordingen gaven. Terecht wordt meer en meer aandacht besteed aan de kwaliteit van ons onderwijs en de toetsing daarvan: verplichte evaluaties door studenten, regelmatige onderwijsvisitaties, een proactieve rol van de examencommissies, de vermaledijde basiskwalificatie onderwijs (bko), ‘external examiners’, etc. Maar op de kwaliteit van SIL of Joho of op die van repetitoren hebben wij geen invloed. Het is te makkelijk om dit probleem af
te doen met een verwijzing naar marktwerking of de eigen verantwoordelijkheid van de student. En als het gebruik van slechte commerciële verslagen een negatief effect heeft op het studierendement, worden de opleidingen daar wel degelijk op aangesproken. Het derde bezwaar richt zich op problemen met betrekking tot intellectueel eigendom. Het is een kernpunt in vrijwel alle codes en richtlijnen met betrekking tot wetenschappelijke integriteit. De universiteit meldt op de website dat alle bachelor- en masteropleidingen hier aandacht aan besteden. Het gaat dan niet aan om de schouders vergoelijkend op te halen als studenten zonder toestemming en bronvermelding collegestof en studiematerialen gaan verkopen. Maar er is meer. Het is kenmerkend voor een universiteit dat er een koppeling tot stand wordt gebracht tussen onderwijs en onderzoek. Het onderwijs wordt gegeven door onderzoekers en zij verwerken hun onderzoekservaringen en –resultaten ook in hun onderwijs. Zelfs, of juist als het gaat om nog lopend of nog niet gepubliceerd onderzoek. Zelf probeer ik dat al in de propedeuse te doen. Het is ook tweerichtingsverkeer: de reacties en vragen van studenten kunnen helpen publicaties in wording te verbeteren. Het is niet functioneel voor die interactie tussen onderwijs en onderzoek wanneer de docent daarbij terughoudend moet zijn omdat het gevaar dreigt dat artikelen of boeken in wording voortijdig en zonder controle op de kwaliteit worden verspreid. Er is ook een praktische reden: het auteursrecht biedt nu eenmaal privaatrechtelijke en strafrechtelijke handvatten om iets te ondernemen. Want er is meer mogelijk dan de door Mare geconsulteerde defaitisten denken. Anders dan in sommige andere landen is auteursrechtelijke bescherming in Nederland bijvoorbeeld niet beperkt tot ‘werken’ die op een ‘drager’ zijn vastgelegd: ook een hoorcollege is beschermd. De bescherming ontstaat automatisch (‘van rechtswege’), ook zonder registratie, gebruik van het copyrightteken of expliciete waarschuwing. Met mate citeren mag, maar alleen als het geciteerde werk rechtmatig openbaar is gemaakt – en dat is bij colleges niet altijd het geval. Naarmate een verslag of uittreksel meer verschilt van het college wordt het een zelfstandig werk, maar de verslagen en uittreksels zijn voor de gebruikers alleen nuttig wanneer ze juist dicht bij het college blijven en dat biedt aangrijpingspunten.
… in plaats van een diepvriesmaaltijd van SIL in de magnetron te schuiven
Behalve de Auteurswet is er nog de OER. De Onderwijs- en Examenregelingen van bij mijn weten alle opleidingen aan onze universiteit verbieden het zonder toestemming maken van opnames en zelfs na toestemming mogen zij niet verspreid worden, net zo min als studiematerialen. Ten slotte is er de Klachtenregeling Wetenschappelijke Integriteit van onze universiteit. Het Studentenstatuut bevat een verwijzing naar die Klachtenregeling, wat impliceert dat de regeling ook op studenten van toepassing is. Natuurlijk is het een illusie om te denken dat verslagen en uittreksels met wortel en tak kunnen worden uitgeroeid. Maar dat geldt voor heel veel onwenselijke of verboden verschijnselen en dan gaan we ook niet bij de pakken neerzitten. Het is zeer wel mogelijk om het te beperken en te bemoeilijken. Dat zou geen taak moeten zijn voor alleen individuele docenten zonder steun van de universiteit. Het raakt op enkele punten aan het wezen van een universiteit, en dat zou ook de bestuurders van deze universiteit moeten aanspreken. Het zou een mooi begin zijn wanneer de genoemde bepalingen in de model OER verder worden aangescherpt. Het studentenstatuut van de Erasmus Universiteit biedt bijvoorbeeld een veel duidelijker bescherming van colleges dan de Leidse reglementen. Een schone taak voor het college van bestuur? RUDY ANDEWEG is hoogleraar empirische politicologie
17 december 2015 · Mare 13 Achtergrond
Weg door een regel die er niet komt Tweedejaars bsa blijft omstreden De slachtoffers Doorgaan is zinloos ‘Ik vond mijn studie taalwetenschap eigenlijk in het eerste jaar al niet leuk’, vertelt Jaap Kranenburg (22). ‘De vakken lagen me niet en het interesseerde me eigenlijk ook niet. Voor een propedeuse vak haalde ik een onvoldoende. Ik had wel 45 studiepunten, dus ik kon zonder problemen doorgaan naar het tweede jaar. In dat jaar haalde ik ook niet al mijn vakken direct de eerste keer. Ik herkanste alles, maar toen was er nog steeds dat propedeusevak. Ik werd bij de studieco ördinator op het matje geroepen. Hij zei: het is zinloos om nog verder te gaan.’ Kranenburg besloot te stoppen met taalwetenschap. Nu studeert hij geschie denis, ook in Leiden. ‘Het is niet leuk om toe te geven dat je een negatief advies hebt gehad, maar achteraf ben ik blij met mijn keuze. Ik doe nu iets waar ik plezier in heb.’ Van prestatiedruk lijkt Kranenburg geen last te hebben. ‘Ik doe naast mijn studie geen commissies, dus dat valt voor mij wel mee. Ik vind wel dat de universiteit meer haar best mag doen op het gebied van studiebegeleiding. Je wordt pas ge holpen op het moment dat het misgaat.’
Een laboratorium met proefkonijnen in New York, 1959.
De universiteitsraad en het college van bestuur zijn het oneens over het tweedejaars bindend studie advies (bsa). De beloofde begeleiding schiet tekort, vinden raadsleden. En nu ook een Kamer meerderheid tegen is, voelen studenten zich proefkonijn. Door Monica Preller Het tweedejaars bsa ligt nog altijd onder vuur. Volgens deze regeling moeten studenten (die van unicastudies zoals Chinees of Japans uitgezonderd) in hun tweede jaar hun propedeuse én dertig studiepunten hebben behaald. Leiden is de enige universiteit die dit beleid, bij wijze van experiment, heeft ingevoerd. Hoewel het percentage studenten dat onder de norm zit niet bijzonder hoog is – bij Rechten gaat het om zes procent, cijfers van de andere faculteiten wil de universiteit nog niet vrijgeven – heeft de universiteitsraad groot bezwaar tegen de maatregel. Ook de Tweede Kamer is tegen en heeft inmiddels een motie aangenomen waarin staat dat het experiment geen vervolg mag krijgen. Al eerder verbond minister van Onderwijs Jet Bussemaker voorwaarden aan de afspraak. De universiteitsraad beweert nu dat niet aan deze voorwaarden is voldaan. ‘Van Bussemaker moest voor het handhaven van het tweedejaars bsa de studiebegeleiding verbeteren’, aldus Maria Tiggelaar, voorzitter van LVS. ‘Maar dat is niet gebeurd. De universiteit had bijvoorbeeld het aantal studenten per docent omlaag kunnen brengen of andere manieren
van toetsing kunnen ontwikkelen. Dat hebben ze niet gedaan.’ Niels Westera, raadslid van SGL: ‘Bij een grote studie als psychologie is de verhouding docent-studenten nog steeds één op duizend. Iedere psychologiestudent moet in het eerste jaar een studieplan opstellen dat door de studieadviseurs wordt bekeken, maar met zoveel studenten kunnen zij daar helemaal niet nauwkeurig naar kijken. Gezien de voorwaarden zou je toch op zijn minst verwachten dat er een studiebegeleider bij komt.’ Psychologie is met 1700 bachelorstudenten per jaar één van Leidens grootste studies. Een collegezaal met een paar honderd man is eerder regel dan uitzondering, en er zijn twee studieadviseurs beschikbaar voor de gehele studie. Levert dit echt een probleem op? ‘Het klopt dat we werken met twee studieadviseurs, maar 98 procent van de psychologiestudenten heeft geen extra begeleiding nodig’, vertelt Jan van Rooij, studieadviseur bij psychologie. ‘Daarnaast is er ook nog een derde studieadviseur werkzaam voor internationale studenten, en per twaalf eerstejaars is er één tutor beschikbaar. Bij mijn weten is de begeleiding dan ook voldoende. Kijk, als nu ineens alle studenten tegelijk op de stoep staan bij de studieadviseur hebben we een probleem. Maar dat gebeurt niet.’ In een raadsvergadering stelde vice-rector Simone Buitendijk al dat de studieplannen die de eerstejaars psychologiestudenten moeten maken, bedoeld zijn voor de enkele studenten die de norm om welke reden dan ook niet halen. Dit kunnen persoonlijke omstandigheden zijn, maar ook extracurriculaire activi-
teiten. Maud Pols, fractievoorzitter van SGL: ‘Bij een bestuursjaar of een stage wordt de tweedejaars bsanorm soms verlaagd. Dat wordt niet expliciet gezegd, en heel veel studenten weten dat ook niet. Het feit dat de norm soms individueel wordt bijgesteld maakt de regeling ook niet coherent, want het is onduidelijk waar de grens ligt. Als studenten hun studieplan kunnen bespreken met de studieadviseur kunnen zij hierop worden gewezen. Nu moeten twee adviseurs dat doen, dat is echt te weinig. Bovendien: deze regel geldt voor elke student, dus waarom krijgt dan niet iedereen de kans om het studieplan te bespreken?’ ‘Er zijn relatief weinig studieadviseurs’, vindt ook Sander van Diepen, voorzitter van BeP. ‘Zeker bij Rechten is echt een tekort. Het is bijzonder onrechtvaardig dat studenten nu worden weggestuurd als dat tweedejaars bsa er toch niet komt.’ Marjolein Bouterse van CSL beaamt dat. ‘Door de Kamermotie wordt het tweedejaars bsa nooit concreet. Dit maakt de studenten in feite een soort proefkonijnen. Dat is niet verantwoord. Als de universi-
teit niet aan de voorwaarden voldoet moet het experiment zo snel mogelijk worden stopgezet.’ Van Diepen: ‘In Leiden studeren betekent veel meer dan alleen de studie. Het is ook: actief zijn bij een vereniging en evenementen organiseren. Sommigen beginnen daar niet eens meer aan omdat het tweedejaars bsa als een zwaard van Damocles boven hun hoofd hangt.’ Westera, instemmend: ‘Studenten hebben veel minder ruimte voor bijvoorbeeld een uitwisselingsprogramma of excellentieonderwijs, terwijl de universiteit júist wil dat dit meer mensen dit gaan doen.’ Pols: ‘Je ziet ook dat mensen zich volledig focussen op eerstejaarsvakken, of zich uitschrijven voor het eind van hun tweede jaar uit angst voor een negatief bsa.’ Verder moet ook de bureaucratische werklast van het experiment niet worden onderschat. Tiggelaar: ‘Het extra werk dat de onderwijsadministratie nu doet wordt totaal genegeerd. Dat kan niet.’ De tweede bsa-regeling zal nog tot 2018 worden gehandhaafd. Daarna volgt een evaluatie waaruit zal blijken hoe succesvol de maatregel is.
Eén vak van drie studies niet gehaald Maud Pols heeft zelf ook met het twee de bsa te maken gehad. ‘Ik deed naast mijn studies psychologie en pedago gische wetenschappen ook culturele antropologie. Vorig jaar volgde ik een deel van mijn studie psychologie in het buitenland, en daardoor heb ik niet alle vakken van culturele antropologie ge haald. Toen kreeg ik dus een negatief tweedejaars bsa.’ Pols liet het er niet bij zitten. ‘Ik heb toen een flinke mail gestuurd naar de examencommissie om te laten zien dat ik echt wel een gemotiveerde student ben. Het is natuurlijk belachelijk dat je moet stoppen omdat je één vak van je drie studies niet hebt gehaald. Ik moest een maand wachten voordat ik te horen kreeg dat ik door mocht gaan. Ik heb dus verder geen last gehad van het tweede bsa, maar ik was niet zo blij met de ma nier waarop mijn zaak is behandeld.’ Oververmoeid Suzanne Ruhof (23, film- en literatuurwe tenschappen) heeft veel moeite met het tweede bsa. ‘Ik heb de ziekte van Pfeiffer, waardoor ik in het tweede jaar nauwe lijks heb kunnen studeren. Ik snap ook niet waarom de universiteit nog met dit experiment doorgaat. Ze mogen er im mers geen definitieve regel van maken. Dat we dan als proefdieren worden ge bruikt vind ik gewoon zwaar kut.’ Ruhof heeft op dit moment nog geen advies gekregen, maar vreest dat het negatief wordt. ‘Ik kan wel naar de exa mencommissie gaan, maar ik zou liever willen dat het universiteitspersoneel zich met nuttiger zaken zou bezighou den. Bovendien zou ik veel minder ge strest zijn omdat er niet zoveel druk op me lag om dat ene vak te halen. Ik doe nu ook geen tweedejaarsvak, uit angst dat ik er geen voldoende voor haal. In plaats daarvan volg ik drie vijfpuntsvak ken. Eigenlijk is het half werk, maar door mijn oververmoeidheid kan ik niet beter.’
De examencommissie: kennelijk is het nodig ‘Ik zou het liefst willen dat bsa’s er niet waren’, zegt Pim Huijgen, hoogleraar notarieel recht en lid van de examencommissie. ‘Anderzijds hebben studenten zo’n regeling blijkbaar nodig, want anders vallen ze buiten de boot. Je ziet het ook aan het eerstejaars bsa: eerst was die regeling kennelijk voldoende. Nu verschuift die naar het tweede
jaar. Je vraagt je dan af: wat doen studenten anders, behalve redelijk serieus studeren? Extracurriculaire activiteiten vind ik geen goede reden om het niet te halen. Het is bekend dat studenten nu al niet de wekelijkse veertig uur aan hun studie besteden die zou moeten. Ik sta wel kritisch tegenover de studentdocentratio bij psychologie. Als daar
niets aan verbetert terwijl dat wel een voorwaarde was moet daar natuurlijk naar gekeken worden.’ Huijgen vindt de studenten geen proefkonijn. ‘Het eerstejaars bsa is ook begonnen als experiment en dat is een definitieve regel geworden. Bovendien, als studenten het er niet mee eens zijn kunnen zij hun heil zoeken in Rotterdam of Utrecht.’
14 Mare · 17 december 2015 English page
Saving lives on Lesbos Members of Minerva fraternity are volunteers in the refugee crisis
“Some refugees spend days waiting in the woods, and are then driven into an overloaded boat at gunpoint.’ Photo by Hippocrates
While European leaders struggle to cope with the refugee crisis, countless volunteers are flying to Lesbos to help out. Mare visited student fraternity Minerva’s dispuut (“debating society”) for medical students, who are manning a makeshift, out-of-hours surgery in what was once a seafood restaurant. BY SARAH VENEMA Thomas Vellinga (31) leaves his beer and, phone in hand, strides to the other side of the Greek restaurant. It takes some time for the laughter and conversation to subside. “A ship’s been wrecked”, he reports, “It’s not a joke.” Several people start to get up but Vellinga motions them to sit down. “Medical staff only”, he says as he runs to the exit. “It will mean resuscitation – and it won’t be fun.” It’s a false alarm. The emergency staff who had turned out return, highly relieved. Vellinga, a member of the Leiden
student fraternity Minerva and two of his fellow dispuut members, Wessel Versteeg (62) and Okker Bijlstra (23), took a course in resuscitation before coming to Lesbos, but haven’t needed to apply that knowledge yet. He and Bijlstra are on duty in the seafood pub on the beach. Camp beds line one wall of the restaurant, separated by sheets to form makeshift examination rooms. The dining tables on the other side are loaded with medicines and bandages. Their medical dispuut is named after Hippocrates and accordingly, its members have been visiting his birthplace, the island of Kos, for years. But then a Greek doctor mentioned the refugee crisis on the islands to an old member. It didn’t take long for the club to host its first Lesbos drinks party: twenty cents extra for a beer. Meanwhile, the third batch of Minerva members have arrived at the makeshift surgery to help out the Dutch Boat Refugee Foundation. “The people we see are mainly suffering from an emotional col-
lapse”, explains Vellinga. “So we check whether it is just a collapse or a heart attack.” “In most cases, a little reassurance and a paracetamol to relieve the pain go a long way”, adds Bijlstra. No boats have been spotted today. “It’s not as bad as I expected, but it could get worse at any time”, says Vellinga. A boy wearing a T-shirt depicting a crucifix walks past the restaurant. The lettering on the van where he cooks soup for the refugees reads: “No to drugs, yes to life.” “He used to be a drugs addict but he discovered God”, explains Bijlstra, watching the passers-by from the café’s terrace. A van with a sticker reading “Team Humanity”, a.k.a. “Team Insanity”, thunders past. Even when the van is full of refugees, the muscular Danish migrants don’t bother to slow down. Once, their car caught fire because the engine overheated. Other passers-by include a medical team from Israel, Norwegians in hi-viz jackets, Greek ambulance staff who want to use the loo and an American with “lifeguard” scrolled across his back.
“I’ve never been interested in volunteer work”, remarks Bijlstra. “But I could get some medical experience here and I feel useful.” Vellinga has a similar view. “I’m working on my doctoral research and haven’t seen a patient in three years”, he says. “It’s a great adventure too. Other people from Leiden were going as well, so I wouldn’t end up on my own in the jungle.” There have not been this many people fleeing since the Second World War; this year, around 400 thousand refugees have arrived on Lesbos alone. While the European leaders bicker about quotas and local refugee camps, volunteers are flying in from all over the globe. “They sprang into action before the politicians”, says Bijlstra. “Impressive.” A refugee boat is sighted heading towards Lesbos and the beach starts to fill up: volunteers in hi-viz wave to the refugees. The Team Humanity guys run into the sea and lift the children out of the boat while other jacketed volunteers hand out thermal blankets and bananas.
Feels good to make a difference
Thrown in at the deep end
Medical student Casper Quispel (24) arrived in late October with the first team
Tim Gralike (25) joined the second team and flew to Lesbos before his clinical placements started.
“We had no idea what we were expected to do. When we got here, we patrolled in cars, looking for boats. When they arrived, we had to quickly assess who need help. Most people were suffering from hypothermia, had fainted or were stressed by the fuss. “Sometimes, it really got to me. Once we saw a boat in the distance, but later we only saw orange lifejackets, with way too much space between the specks. It emerged that a ship carrying 250 passengers had capsized. We set up a trauma team and prepared ten cots with resuscitation gear. “When the refugees reached the harbour, I heard someone shout ‘We need a doc on board!’ so there I was, moving among people suffering from hypothermia and unconscious and dead people in the
cabin. There was a baby that had stopped breathing. The captain said it had been breathing until very recently. We tried to resuscitate it for an hour and a half. We had to resuscitate another six children that evening and all day long, corpses washed ashore. “Luckily, we managed to save the children. Although we don’t know how they’re faring now, it feels good to have made a difference. It makes you happy just to put a smile on someone’s face, or give them a blanket or some attention. There are ambulances on Lesbos, but no staff for them. In the end, taxi drivers broke in and stole the ambulances to take the children to hospital. “It feels weird: a six-hour flight and you’re home again. I really needed to adjust but I’m used to it now. I’m doing my clinical placement at Leiden University Medical Centre: I’m learning again instead of taking immediate action.”
“Most refugees have travelled a long way; they’ve been exploited by Turkish smugglers, having paid between 1,500 and 4,000 Euros per person. They’ve lost everything they own. Some spent days waiting in the woods and were driven into an overloaded boat at gunpoint. “We gave them first aid in an army tent with no power, but we had bandages, water and antibiotics. We also had a children’s corner with nappies, milk and baby food. We decided on the spot whether we could treat them, to give them preferential treatment by sending them by bus to one of the two large camps or to send them to hospital. “I saw so many things: sprained ankles, old wounds, people with kidney disorders desperately needing dialysis, pregnant women, panicking be-
A plump kid is carried onto the beach. He points to his stomach. The Boat Refugee Foundation doctor, Manuel van der Krans, lifts boy’s sweater and shirt and carefully undoes the wad of bandages. A long scar, surrounded by smaller wounds, runs across the boy’s abdomen. A man points to the boy’s back, which is also injured. A fellow traveller translates for them: “Operated twelve days ago. I think it’s a gunshot wound.” Van der Krans administers some antibiotic cream to the wounds; behind him, a woman gives a volunteer a kiss and next to them, a boy takes a picture of his friend – in socks. Their shoes are soaking wet. The boy with the gunshot wound is carried to Vellinga and Bijlstra’s surgery. The soup from the “No to drugs” campervan is ready to serve. “The refugees love it”, says Vellinga. “They’re really pampered here; they get hugs, bananas, caps; a hug volunteer wraps blankets around them. Actually, the blankets only work on bare skin so the effect is more psychological than anything else. And what about the hugs? They’re on the move: what are they going to do with a hug?” We turn onto the dirt track, a muddy road following Lesbos’s north coast that provides a high and useful vantage point. From this height, the boats look like large orange spots – it’s the life jackets. Life jackets are also dotted about in the trees and piled up on the beach. Some are just plastic, featuring pink Disney princesses. Most of them lack any neck support. “If a refugee falls overboard, his lifejacket won’t keep him afloat”, Bijlstra observes. Only the day before, a boat broke in half in the Turkish part of the Aegean. Even though Greek, Spanish and Dutch rescuers were in the water, four children died and another two died following another shipwreck the same night. Once, a man of about fifty arrived with his wife and four children, recalls Bijlstra, driving past half-sunk boats. The wife and the children were fine, but the man collapsed as soon as he reached the beach. Everyone started yelling and Bijlstra went over to him. He recovered quite quickly, but he just sat on a wall crying for ten minutes. “I can understand children crying”, says Bijlstra. “But it gets to you when a grown man cries. Eventually, a volunteer gave him a hug and he felt better.” So the hugs are important? “Yes, they really are.”
cause they couldn’t feel their babies move. We had a simple device that allowed them to listen to the baby’s heartbeat – that reassured them. “Sometimes, there was nothing we could do. A sixteen-year-old boy had a Taliban bullet in his back. That kind of surgery needs to be done in a hospital. On our second day, a boat capsized. A man came to us with a broken leg. He had tried, for three quarters of an hour, to keep his two children out of the water. The children hadn’t survived; he had. “I was thrown in at the deep end. You learn a lot about how to save lives with very basic means. At first, when I got home, my thoughts were still in Lesbos but after a few days I got used to my everyday life again. The best part was people’s reactions when we met them off the boat with a smile or a hug. It’s so important to show them a little love, to give them some more hope.” PM
17 december 2015 · Mare 15 Cultuur
Agenda
Platgespeeld Languit luisteren naar Einaudi Liggend op de vloer van de Stads gehoorzaal, rond de twee grote concertvleugels van Sandra en Jeroen van Veen, kun je op 27 december luisteren naar The Best of Einaudi. ‘We willen geen gesnurk.’
ziek werkt te veel naar een climax toe. Einaudi is lekker wegdromerig. Veel mensen kennen zijn muziek bovendien, bijvoorbeeld uit de film Intouchables uit 2011.’ The Best of Einaudi, is dat volgens jullie oordeel? ‘Het is een eigen selectie, maar wel gebaseerd op wat het meest wordt gedraaid en verkocht. En dat verandert wel eens. Twee jaar geleden hebben we alles van Ludovico Einaudi opgenomen. 91 Pianostukken waren dat toen. Nu zijn het er over de honderd. Inmiddels spelen we ook nummers van het album Elements (2015). Maar “Fly” en “Una mattina”, uit Intouchables, die blijven we spelen. Net als “Primavera”, misschien wel zijn meest gebruikte nummer. Toen dat in Top Gear te horen was, werd de BBC echt platgebeld: van wíe is dit nummer?’
Door Marleen van Wesel ‘Vroeger, als mijn moeder pianospeelde, lag ik onder de vleugel te luisteren. Daar klonk het zo mooi’, vertelt pianist Jeroen van Veen. Zondagmiddag 27 december kun je bíjna onder zijn vleugel kruipen, want dan geeft hij samen met Sandra van Veen in de Stadsgehoorzaal het Ligconcert: The Best of Einaudi. ‘We zitten niet op het podium, maar middenin de zaal, achter twee grote concertvleugels, met iedereen eromheen. Alle stoelen en banken zijn weg. Alleen op het balkon kun je nog zitten.’
Luistert dat anders, liggend? ‘Toen we aan ons publiek vroegen hoe ze thuis zelf het liefst naar muziek luisterden, zeiden ze: liggend op de bank. Waarom zou je dat niet ook in een concertzaal doen? Zittend ben je snel afgeleid. Liggend creëert iedereen een eigen ruimte, in één heel grote ruimte. Een soort massaindividualisatie. ‘We doen dit nu bijna zes jaar, door het hele land. Van concertgebouwen tot kerken. Het publiek neemt een matrasje mee. Ook in de Leidse Stadsgehoorzaal hebben we al eerder gespeeld: Canto Ostinato van Simeon ten Holt. ‘Op sommige plekken gebruiken we wel eens digitale piano’s, maar in Leiden spelen we op twee grote concertvleugels. Sommige delen, zo’n twintig procent, spelen we afwisselend solo. De rest met z’n tweeën, ieder een eigen partij. Het is een beetje
Luister je zelf ook nog wel eens liggend naar muziek? ‘Zeker wel. Vaak luister ik wel op een andere manier, heel kritisch, vooral als ik zelf albums aan het maken ben. Momenteel werk ik alles van Satie af. Meestal val ik bij het luisteren wel een keer in slaap.’
‘Als je gaat snurken, moet je buurman ‘n tikje geven.’ Foto Frits van den Assem ons ding, als duo, om met twee piano’s op te treden. Maar het ziet er voor veel mensen wel bijzonder uit. Het klinkt ook imponerend, twee keer zoveel geluid. Zeker op de grond voel je de trillingen. De ruimte kleurt intussen mee met de muziek. Het is niet alleen
een lig-, maar ook een lichtconcert.’ Moet ligmuziek aan bepaalde eisen voldoen? ‘Het kan niet zomaar met elke vorm van muziek, toch in elk geval niet bij klassieke muziek. Romantische mu-
Doet het publiek dat tijdens jullie optredens ook? ‘Dat valt mee. Soms laten mensen hun gedachten wel eens afdwalen. We zeggen het ook van tevoren: misschien heb je een drukke dag gehad en val je in slaap, dat kan. Maar als je daarbij geluiden gaat maken, moet je buurman je maar even een tikje geven. We willen geen gesnurk door ons pianospel.’ Jeroen & Sandra van Veen Ligconcert: The Best of Einaudi Stadsgehoorzaal zo 27 dec, 16.00 uur, vanaf €23,50
Loskomen uit de tijd Postbode stelt schilderijen tentoon Door te schilderen leerde postbode Boudewijn Schrijver om te gaan met zijn emoties. Zijn werk hangt nu in Dende. ‘Ik gooi mijn hele wezen erin.’ Door Monica Preller ‘Iets kwijtraken,
vastzittende emoties uitdrukken, een eigen wereld laten ontstaan en vanuit daar verder werken - dat is wat ik met mijn kunst wil bereiken’, aldus schilder Boudewijn Schrijver (1958). Schrijver groeide op in een streng gelovig gezin waarin weinig ruimte was om van de norm af te wijken. Moderne muziek werd niet gewaardeerd, net als dansen of lichamelijk bloot. Dat laatste is nu juist iets wat veel terugkomt in zijn werk. ‘Lichamen, vooral vrouwelijke lichamen, komen veel terug in mijn schilderijen. Maar ik haal ook inspiratie uit het dagelijks leven, graffitikunst en strips.’ Overdag is Schrijver nauwelijks in zijn atelier te vinden, maar loopt hij Leidse brievenbussen af als postbode. ‘Ik verdien te weinig met mijn schilderijen. Door post te bezorgen kan ik rondkomen. Ik raak er ook mijn energie van kwijt, want ik kan
Boudewijn Schrijver: ‘Je ziet ADHD terug in het werk.’ Foto Taco van der Eb moeilijk stilzitten. Dat heb ik altijd al gehad: ik was als kind constant in beweging. Later is er ADHD bij me geconstateerd, maar daar hadden ze nog geen woord voor toen ik jong was. Ik werd er ook wel mee gepest, met die hyperactiviteit. Nu komt het me van pas, want die energie maakt me erg creatief. Je ziet het ook terug in mijn werk: de composities zijn
opgebouwd uit losse, onsamenhangende fragmenten. Het is kleurrijk, en soms explosief.’ Hoewel hij tegenwoordig werkt met kwast en spuitbus is hij begonnen met een potlood. Als twintiger begon hij te schilderen met olieverf, en nam hij lessen om zijn techniek te verbeteren, onder meer bij de Leidse kunstvereniging Ars Aemula Natu-
rae. Pas toen hij in de dertig was, ging hij naar de kunstacademie. ‘Naast mijn opleiding werkte ik in een bejaardentehuis om bij te verdienen. Soms viel me dat wel zwaar.’ Desondanks haalde de postbode zijn diploma cum laude. ‘Ik heb er veel aan gehad. Niet alleen op artistiek gebied. Ik leerde er ook met mijn emoties om te gaan.’ Naast stripfiguren, het straatleven en seks, is ook ruimtelijk perspectief een belangrijk thema. ‘Ik weet niet precies waar dat vandaan komt. Wel heb ik me in mijn jeugd vaak opgesloten gevoeld, ik vond mijn christelijke opvoeding erg benauwend. Niet dat mijn ouders slechte mensen waren: ze leefden gewoon in een andere tijd. Door te schilderen wil ik daaruit loskomen. Kunst is mijn uitlaatklep. Iedere compositie zit in mijn hoofd en als ik schilder gooi ik mijn hele wezen erin. Misschien vinden mensen mij vreemd of eng omdat ik zo open ben over mijn emoties. Maar ik vind mensen die het allemaal verbergen eigenlijk veel enger.’ Boudewijn Schrijver Dende (Nieuwe Rijn 5) expositie t/m eind februari
FILM
TRIANON Star Wars: The Force Awakens 3D dagelijks 15.00 + 18.15 + 21.30 Publieke werken dagelijks 18.45 + za t/m wo 12.15 Bridge of Spies dagelijks 21.30 In the Heart Of The Sea 3D do + za + ma + wo 15.00 vr + zo + di 18.15 Krampus dagelijks 21.30 KIJKHUIS Youth – La Giovinezza do vr za 16.00 + ma 18.15 + do t/m zo 19.00 Er Ist Wieder Da di wo 16.00 do t/m zo + di wo 21.30 Les Enfants du Paradis zo 15.15 + ma 20.45 Europese Dag van de Korte Film ma 16.00 Carol dagelijks 21.15 + vr zo di 16.15 + do za ma wo 18.45 LIDO Spectre dagelijks 18.00 + 21.30 za zo ma di wo 14.30 Mannenharten 2 dagelijks 18.45 + 21.30 Hotel Transsylvanië 2 3D za zo ma di wo 13.00 The Hunger Games Mockingjay part 2 3D dagelijks 18.00 + 21.30
MUZIEK
GEBR. DE NOBEL Hallo Venray + Support: The Tubs do 17 december 20.00 €12,50 Fresku + Support: Braz vr 18 december 20.00 €12,50 Format Presents: “Back ‘n Forth” vr 18 december 23.30 €5 (gratis voor bezoekers Fresku) John Coffey – Fall Tour 2015 + Support: Black Peaks za 19 december 20.00 €13,50 De Grote Prijs van de Bollenstreek 2015 zo 20 december 20.00 v.a. €3 DE TWEE SPIEGHELS Emilio Tritos quartet vr 18 december 21.00 Dimitri Elegeert Band + Bernard Berkhout and friends za 19 december 16.00 Femme Vanille zo 20 december 16.00 Jamsessie o.l.v. Jim Guldemond ma 14 december 21.00 VRIJPLAATS LEIDEN DJ Pat (The Music Temple) vr 18 december 22.00 entree gratis/ donatie QBUS Zoumark Express za 19 december 21.00 €10 in voor verkoop, anders €12,50 MAREKERK Orgelconcert met o.a. Bach, Händel, Dornel en Balbastre za 19 december 16.00 entree gratis
THEATER
IMPERIUM De dochter van de Boevenkoning do 18 t/m do 24 december 19.30 v.a. €10 LEIDSE SCHOUWBURG De Olieworstelaar do 17 december 20.15 v.a. €11
DIVERSEN
AQUAMANIA Sponsorzwemmen Serious Swim do 17 december 21.00 BOEKENZOLDER Culturele middag Muurformules zo 20 december 15.00, entree gratis BOERHAAVEMUSEUM Tentoonstelling: Rijk van Rotzooi t/m 31 januari SIEBOLDHUIS Tentoonstelling: Fuji. Iconische berg in beeld t/m 6 maart
16
Mare · 17 december 2015
Kamervragen
Column
What the fuck, chick?!
Foto Marc de Haan
‘Je zou me nerd kunnen noemen’ Cas Teurlings (20, psychologie) Huis: Hooigracht 39 Grootte: 14 m2 Kost: € 320 incl. Hoe lang woon je hier al? ‘Vanaf mei. Ik studeerde toen al, maar was vooral op en neer aan het reizen tussen Leiden en Rotterdam. Gelukkig heb ik maar twee keer te hoeven hospiteren. Nu woon ik hier met twintig anderen. Erg gezellig.’ Je kamer lijkt wel een oude bibliotheek. Wat heb je hier allemaal? ‘De oude geweren die aan de muur hangen, zijn van mijn opa geweest. Gek genoeg wilde niemand in de familie ze hebben. Ze werken natuurlijk niet meer. ‘Maar wat de kamer zo bibliotheek-
achtig maakt zijn de vele oude boeken. Een van mijn favorieten is On the Origin of Species van Charles Darwin. Maar het mooiste vind ik toch wel Faust van Goethe.’ Ben je ook lid van het Augustinusgezelschap dat Faust heet? ‘Nee. Augustinus trok me niet zo. Ik vind het te veel een feestvereniging. Ik zit zelf sinds dit jaar bij het Quintusdispuut Da Vinci, dat zich profileert als nostalgische kennisclub. In 2014 heb ik El Cid gelopen en wist ik eigenlijk al dat ik bij dat dispuut wilde. ‘Nadat ik via mijn vriendin, die in een huis met wat Da Vinten woont, er een paar had leren kennen wist ik het helemaal zeker. Daar hangt de bul van mijn
dispuut, die vind ik echt heel vet.’ Ben je een nerd? ‘Je zou me een nerd kunnen noemen. Met dispuutsgenoten houd ik soms filmmarathons met Star Wars en Lord of the Rings. Naast al die antieke dingen op mijn kamer ben ik ook een groot fan van oldtimers. Ik heb ook een oude motor waar ik in de zomer op rijd. Huisgenoten maken dan grappen over de leren jas die ik dan draag. Dat kwam bijvoorbeeld terug in het Sinterklaasgedicht dat voor me was geschreven.’ Hoe ging dat dan? “Die zwoele motorrijder in leer blijft ook al wat gay, maar daar vindt de Sint stiekem niks mis mee.” Hier in huis is het de be-
doeling dat je dan een zo hard mogelijk gedicht over iemand maakt.’ Doen jullie veel samen? ‘We hebben natuurlijk huisactiviteiten zoals Sinterklaas en huisweekend. En vanavond hebben we een kerstdiner, normaal houden we dat altijd rond februari, dit jaar voor de verandering een keer vóór de kerstdagen. We komen allemaal verkleed als iets wat te maken heeft met een land dat je zelf kiest.’ ‘Mijn vriendin en ik zijn voor Iran gegaan, omdat zij daar vandaan komt. Ik moet nog spullen kopen zodat ik me kan verkleden als ayatollah, laat ik dat nu maar gaan doen!’ DOOR GABE KRAMER
Nou nou, poeh poeh. Nu ‘me’ benoemd en bekroond is tot lelijkste woord van 2015 kunnen we er donder op zeggen dat dit gedrocht naar de diepste krochten van de Tartarus verbannen wordt en niemand het woord ooit meer in de mond zal durven nemen. Hoera! Laten we nu vooral de jacht op ‘als hun’ openen! Maar nee, zo werkt de wereld helaas niet. Sterker nog; veel mensen rekenen het tot hun morele plicht om nu dit woord zo veel mogelijk te pas en te onpas de wereld in te slingeren, want dat is echt té grappig. (Zo geschiedde namelijk ook met yolo en swag, weet u nog? Zo nee; bofkont!) Het irriteert me, deze averechts werkende verkiezing. Maar niet zoveel als de immer ontbrekende nominatie van het meest walgelijke woord dat de Nederlandse taal rijk is. Ergens in een ver verleden vond een mannelijke student dat er nog niet genoeg bijnamen waren voor het vrouwelijke geslacht. Waarschijnlijk was deze persoon gefrustreerd met het teleurstellende aantal vrouwen in zijn studentenstad. Waarschijnlijk kwam hij uit Delft. Voor feestjes waar hij verwacht werd met een date te verschijnen, werd er een dame ingevlogen uit het naburige Leiden. Daar waren er genoeg en met een beetje geluk nam ze ook nog een club- of dispuutsgenoot mee als extra date. ‘Kippetjes’, zo noemde hij ze, en de door hem verzonnen term werd al snel de rage onder heel studerend Nederland. Wel met een Engels sausje natuurlijk, want dat was veel hipper. Zie daar: de ‘chick’ was geboren. Laat me duidelijk wezen: er zit geen enkele positieve connotatie aan dit verachtelijke woord, of aan alle vervoegingen ervan, wat dat betreft. Zelfs het oudhollandse ‘hoer’ is nog minder denigrerend, maar nu dat woord in zekere corporale kringen uit den boze is, op straffe van een adtje koffiemelk, vliegen de kippen je ook daar om de oren. Het aller- allertreurigste zijn van die meisjes, of vrouwen zo je wilt, die elkaar met ‘chick’ aanspreken. Bij ‘what the fuck, chick?!’ snap ik het nog, want daar dekt het woord de negatieve lading van de boodschap, maar van die grietjes die hysterisch ‘Heeee, chick!’ naar de andere kant van de straat krijsen, daar kan ik met mijn hoofd echt niet bij. Misschien denken ze dat chick het equivalent is van lekker wijf, maar zelfs dan is het redelijk gênant om iemand op die afstand en op die toon toe te schreeuwen, hoe lekker ze ook is. Vooralsnog wacht ik geduldig op de nominatie en de onvermijdelijke kroning tot lelijkste woord van het jaar. En als dat gebeurt, en gebeuren zal het, dan zal iedereen elkaar tot vermoeiens aan toe voor chick uitmaken en tot de conclusie komen dat het woord om te kotsen is. Dan kan ik gelukkig heengaan. ESHA METIARY
Bandirah