Sisa Kinderopvang Pedagogisch Werkplan voor de Buitenschoolse Opvang
[Geef tekst op]
[2]
Voorwoord Het pedagogisch werkplan is een praktische handleiding voor het handelen bij gebeurtenissen op de groep. Je kunt het werkplan gebruiken als naslagwerk of als hulpmiddel bij het inwerken van nieuwe medewerkers en stagiaires op de groep. Tevens is het een informatiebron voor ouders en verzorgers. Het werk van pedagogisch medewerker brengt met zich mee dat er op elk moment sprake is van een wisselwerking tussen de kinderen en de medewerkers. Tijdens een vast omschreven dagritme met betrekking tot eten, spelen, etc. reageert de medewerker voortdurend op het gedrag van de kinderen en collega’s op de groep. Dit kan worden samengevat als: “handelen”. In de meeste gevallen gaat dit gewoon vanzelf, onbewust en is het uiteraard niet mogelijk om voortdurend stil te staan bij het “waarom” van deze handelingen. Wanneer er een nieuwe medewerker ingewerkt moet worden of een ouder vragen stelt ten aanzien van . het pedagogisch handelen op de groep worden pedagogisch medewerkers zich vaak weer bewust van hun eigen handelen. Daarnaast bestaat een team uit meerdere personen, die allemaal handelen vanuit hun eigen denken (visie) met/op de kinderen. Levenservaring, de eigen gezinssituatie en opleiding zijn hier natuurlijk van invloed op. Om duidelijkheid te scheppen in het handelen op de buitenschoolse opvanglocaties bij Sisa Kinderopvang hebben we afspraken gemaakt over bijvoorbeeld breng- en haaltijden of welk speelgoed we geschikt vinden voor de ontwikkeling van de kinderen. Deze afspraken zijn vastgelegd in dit werkplan. Om snel op te zoeken hoe je dient te handelen in bepaalde situaties zijn in hoofdstuk 25 stroomschema’s opgenomen. In hoofdstuk 26 vind je de observeerbare termen. Deze termen geven sturing aan het in gesprek blijven met elkaar, en laten zien hoe de opvoedingsdoelen zichtbaar zijn in de dagelijkse omgang met en het opvoeden van de kinderen. Waar in dit werkplan “zij” staat vermeldt kan ook “hij” worden gelezen. Waar “ouders” worden genoemd kan ook worden gelezen: ouder/verzorgers/verzorger. Bij “pedagogisch medewerker” wordt ook “pedagogisch medewerkster” bedoeld.
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[3]
INHOUDSOPGAVE 1. Pedagogisch klimaat 2. Wenbeleid 3. Dagindeling (inclusief verticale groepen en flexibele opvang) 4. Spelen 5. Uitstapjes 6. Corrigeren en belonen 7. Voedingsbeleid 8. Hygiëne 9. Seksuele ontwikkeling 10. Beeldschermbeleid 11. BS@ activiteiten 12. Ziekte 13. Medische handelingen en toedienen van geneesmiddelen 14. Ongevallen 15. Hittebeleid 16. Signaleren van ontwikkeling- en gedragsproblemen (inclusief pestprotocol) 17. Kindvolgsysteem 18. Signaleren van kindermishandeling 19. Centrum Jeugd en Gezin / verwijsindex 20. Bijzondere gezinsomstandigheden 21. Calamiteiten en ontruiming 22. Zieke kinderen 23. Klachten van ouders 24. Borgen 25. Stroomschema’s 26. Observeerbare termen
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[4]
1 . PEDAGOGISCH KLIMAAT Het pedagogisch klimaat is het geheel aan omgevingsfactoren waar het kind en/of de groep zich in begeeft. Onophoudelijk spelen deze elementen op elkaar in. Dat gebeurt bewust, maar meestal onbewust. Omgevingsfactoren zijn bijvoorbeeld de manier van opvoeding, de inrichting van de omgeving en alle middelen van communicatie. De manier van opvoeding die binnen Sisa Kinderopvang wordt nageleefd zijn beschreven in Het pedagogisch beleid; Het pedagogisch werkplan; De inrichting en de omgeving bepalen voor een belangrijk deel de sfeer en zijn afgestemd op De ontwikkeling en leeftijd van het kind en de groep; Uitdaging; Veiligheid; Communicatie middelen: Hoe bewust wordt er gebruik gemaakt van de verschillende manieren van communicatie; Op welke manier wordt een kind/de groep aangesproken; In het contact met kinderen is er altijd sprake van interactie. Of een medewerker er nu bewust of onbewust mee bezig is, er wordt door elke manier van communicatie voortdurend een boodschap naar het kind en/of de groep gezonden. Alle bewegingen, handelingen, blikken, opmerkingen en gesprekjes maken onderdeel uit van de communicatie. Het is goed om hier af en toe bij stil te staat en na te denken wat het effect is van ons gedrag en of hetgeen je bedoelt op de manier overkomt zoals je het bedoelt. Wanneer we als pedagogisch doel hebben gesteld dat we de kinderen willen leren om respectvol met elkaar om te gaan, dan moeten we in de eerste plaats zélf respectvol met elkaar om gaan. Het is belangrijk dat we ons bewust zijn van het gedrag dat daarbij hoort, maar ook van het gedrag dat daar niet bij past. Wanneer we als voorbeeld het doel nemen: ‘leren samen spelen en delen’, dan is het nodig dat er wel speelgoed is om mee te kunnen spelen. Bovendien moeten er ook meerdere kinderen zijn met wie het gedeeld kan worden. Belangrijk hierbij is dat de pedagogisch medewerker de kinderen begeleid in het spel. Wat kun je allemaal doen met het speelgoed? Wordt het ook leuker als je het samen doet? Wanneer de kinderen niet samen willen spelen kan de medewerker ze leren dat je moet wachten tot je aan de beurt bent. De manier waarop de pedagogisch medewerker de kinderen daarbij begeleid zegt veel over de kwaliteit van het pedagogisch klimaat waarin dat gebeurt. Hoe lost een pedagogisch medewerker een situatie op waarbij twee kinderen aan hetzelfde stuk speelgoed staan te trekken?. Hoe leert ze de kinderen hiermee om te gaan? Hoe stimuleert ze een kind om iets nieuws te kiezen? Het doel is om kinderen ervaringen te laten opdoen zodat dit hun ontwikkeling ten goede komt. Naast alle vormen van communicatie zijn ook andere onderdelen, zoals b.v. veiligheid en ondersteuning bieden, ruimte scheppen voor leren en ontwikkelen, het stimuleren van zelfstandigheid, regels en grenzen stellen en het begeleiden van interacties tussen kinderen van essentieel belang voor het pedagogisch klimaat. Al deze onderwerpen komen aan bod in dit werkplan
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[5]
2 . WENBELEID Opvang op de Buitenschoolse opvang (BSO) is voor sommige ouders en kinderen een nieuwe ervaring. Wanneer kinderen doorstromen vanuit het kinderdagverblijf zijn zij en hun ouders vaak al gewend aan de gewoonten, gebruiken, regels die binnen de kinderopvang gelden. Ouders en kinderen die voor het eerst gebruik maken van de BSO maken zich voorafgaand aan de opvang een voorstelling van hoe het zal zijn. Naast praktische zaken komt daar ook een stuk emotie bij. De ouders/verzorgers dragen de zorg en begeleiding van hun kind(eren) over aan pedagogisch medewerkers die in eerste instantie voor hen niet bekend zijn. Voor het tot stand komen van een relatie tussen de ouders, de kinderen en de pedagogisch medewerkers is het nodig dat er sprake is van vertrouwen. Vanuit dit vertrouwen kan er verdieping plaatsvinden, van waaruit gewerkt wordt aan het welbevinden van in de eerste plaats het kind in de groep. Sisa Kinderopvang heeft daarom een wenbeleid ingesteld. Zo kunnen ouders en verzorgers:
In de gelegenheid worden gesteld om kennis te maken met de groep waarop hun kind geplaatst wordt; Ontdekken of zij met de vorm van opvang een goede keuze hebben gemaakt; Ervaren of het welbevinden van hun kind in de groep aan de (positieve) verwachtingen voldoet;
Wennen op de groep In het intakegesprek kunnen ouders uitgebreid vertellen over hun kind. Zo hebben pedagogisch medewerkers van tevoren al de informatie die belangrijk is voor de opvang van het betreffende kind. Tijdens het gesprek kan een afspraak gemaakt worden voor het eerste wenmoment. In totaal kan er tot een maximum van 2 keer een gratis dagdeel worden afgenomen. Samen met de ouders wordt bekeken hoeveel wenmomenten er nodig zijn voor hun kind. Ouders kunnen hun kind voorafgaand aan de wenmomenten thuis al voorbereiden op de kinderopvang door al iets te vertellen over het dagritme, de groep en de medewerkers. Ouders brengen en halen hun kind tijdens het wenmoment niet op de vaste haal-en brengtijden en zijn ook niet aanwezig tijdens het wenmoment. Op deze manier kan de pedagogisch medewerker meer tijd vrij maken voor zowel ouder als kind. Extra dagdelen worden middels een maandformulier dat door ouders wordt ondertekend, afgerekend. Tijdens het wennen dient één van de ouders of verzorgers bereikbaar te zijn zodat zij hun kind kunnen ophalen wanneer een dagdeel toch te lang blijkt te zijn. Wanneer een kind wisselt van basisgroep worden kinderen en ouders in de gelegenheid gesteld om te wennen op de nieuwe groep. Hiervoor kan een individuele afspraak worden gemaakt met de betreffende pedagogisch medewerkers
.
3. DAGINDELING
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[6]
Kinderen hebben behoefte aan duidelijkheid en structuur. Een min of meer vast dagritme geeft kinderen houvast. Een dagindeling kan een hulpmiddel zijn, maar mag nooit een keurslijf zijn. Wanneer er afgeweken wordt van de vaste routine leren kinderen dat flexibiliteit ook mogelijk is. Bij mooi weer kan er bijvoorbeeld i.p.v. binnen aan tafel te eten ook buiten gepicknickt worden. Het onderstaande schema is een hulpmiddel bij het indelen van de dag. Per groep kunnen er kleine variaties bestaan. Ook kunnen er aanleidingen zijn waardoor er wordt afgeweken van dit schema. Bijvoorbeeld bij vieren van een verjaardag of een ander speciaal feest. Ook het weer kan aanleiding zijn om af te wijken van de vaste tijdsindeling. Wanneer de kinderen lekker aan het spelen zijn moet het geen probleem zijn om wat later aan tafel te gaan.. De dagindeling is bedoeld om een stuk herkenning/duidelijkheid/houvast te creëren naar de kinderen toe en mag nooit een strikt opgelegd stramien worden. Hoe zien de dagritmes op de BSO er globaal uit? Dagindeling BSO Tijd 7:00-8:30 Tot 9:30 9:30-10:00 11:45-12:00 12:00-12:30 12:30-12:45 12:45-13:00 15:15-15:30 15:30-15:45 15:45-16:30 16:30-16:45
Schooldag BSO VSO broodje eten, daarna spelen
Vakantiedag BSO Kinderen brengen door ouders Vrij spelen Drinken en fruit eten
Kinderen ophalen Lunchen Lunchen Opruimen en vrij (buiten) spelen Opruimen en vrij (buiten) spelen Naar school brengen Vrij spelen en aanbod activiteit Kinderen ophalen Limonade drinken en koekje eten Limonade drinken en koekje eten Vrij spelen en aanbod activiteit Vrij spelen en aanbod activiteit Gelegenheid om iets te eten en drinken Gelegenheid om iets te eten en drinken aan te bieden aan te bieden 16:45-18:30 Vrij spelen en aanbod activiteit Vrij spelen en aanbod activiteit Kinderen ophalen door ouders Kinderen ophalen door ouder Bij een aantal BSO’s worden kinderen opgevangen van scholen met een continue rooster. Deze BSO’s zijn geopend vanaf 14.15 uur. Verticale leeftijdsopbouw BSO en open deuren beleid. Op de BSO’s van Sisa Kinderopvang wordt gewerkt met verticale groepen. Een verticale groep bestaat uit kinderen van 4 tot 13 jaar. Alle kinderen zijn ingedeeld in een stamgroep met een eigen pedagogisch medewerker. Het dagelijkse programma in de stamgroep biedt kinderen een aantal vaste elementen, zoals de gezamenlijke eet- en drinkmomenten. De indeling in een stamgroep betekent niet dat kinderen alleen in hun eigen groep spelen. Naast de stamgroep, wordt de groep op bepaalde momenten van de dag ingedeeld in subgroepen, b.v. voor activiteiten. Kinderen krijgen ook de ruimte om zelf te kiezen voor een subgroep. In een goed geleide verticale groep leren kinderen functioneren met verschillende kinderen, worden hun sociale contacten rijker, hun sociale rollen gedifferentieerder, en leren ze verantwoordelijkheid te nemen. Bij problemen kunnen de kinderen terugvallen op hun eigen pedagogisch medewerker. Afhankelijk van de situatie en de beoordeling van de pedagogisch medewerkers is er een terugkeermoment aan het einde van de middag naar de stamgroep. Dit is afhankelijk van het spel en de activiteiten die aangeboden worden Uitgebreide informatie is te vinden in “het beleid verticale leeftijdsopbouw BSO en open deurenbeleid” Flexibele opvang Bij Sisa Kinderopvang wordt flexibele opvang, geheel op maat aangeboden voor kinderen van 0 tot 12 jaar. De minimum afname is 23 uur per maand, Per dag geldt een afname van minimaal 3 uur. Indien de opvang minimaal 14 dagen van te voren wordt doorgegeven is er gegarandeerd plaats tot de, maximale in het landelijk register opgenomen capaciteit. Wordt een aanvraag later ingediend, dan is plaatsing afhankelijk van de groepsgrootte, samenstelling leidster kind ratio mogelijk. Het is daarnaast ook mogelijk om uitsluitend opvang af te nemen tijdens de vakanties. Hiervoor geldt een minimale afname van 8 dagdelen. Tevens kunnen opvangdagen geruild worden, Dit kan 2 weken voor of 2 weken na de betreffende datum. Feestdagen worden gecompenseerd Bij flexibele opvang lopen ouders in en uit tijdens het halen en brengen van de kinderen. Het is de taak van de pedagogisch medewerkers om er voor te zorgen dat aankomst en vertrekmomenten van de kinderen rustig verlopen en kinderen op het ophaalmoment voor te bereiden. . De medewerkers zijn te allen tijde op de hoogte van de samenstelling van de groep en de haal en brengtijden van de kinderen. Zij zorgen hierbij ook voor een goede overdracht naar hun collega’s. Op het informatiebord voor ouders en kinderen, dat bij elke groep hangt wordt duidelijk aangegeven welke pedagogisch medewerkers er die dag aanwezig zijn. Bij flexibele opvang wordt er gekeken naar de individuele behoeften van het kind. Wanneer een kind gebracht worden tijdens of net na een gezamenlijke activiteit (b.v. fruit eten of een bs@ activiteit) dan draagt de pedagogisch medewerker er zorg voor dat het kind bij het groepsgebeuren betrokken wordt. B.v. door een kind niet alleen aan tafel te laten zitten, de andere kinderen te laten weten wie er nog komt of een kind een activiteit te laten afmaken. Wanneer er een specifieke bs@ activiteit plaatsvindt wordt dit ruim van tevoren met ouders gecommuniceerd. Ouders kunnen er vervolgens voor kiezen om hun kind iets later op te halen of op hun kind te wachten totdat de activiteit is afgelopen. Samenvoegen groep/locatie Wanneer een kind op een andere groep/locatie wordt opgevangen b.v. door het samenvoegen tijdens vakanties, dan dragen de pedagogisch medewerkers er zorg voor dat de emotionele veiligheid van de het kind geborgd wordt. Het kind wordt voorgesteld aan de pedagogisch medewerkers en kinderen van de andere en wegwijs gemaakt op de andere locatie. Het kind wordt actief uitgenodigd om deel te nemen aan het vrije en georganiseerde spel. Ouders geven schriftelijke toestemming voor het opvangen van hun kind op een andere groep/locatie.
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[7]
4 . SPELEN Waar kinderen zijn, wordt gespeeld. Kinderen vinden altijd wel iets om mee te spelen. Ze hebben niet veel nodig om tot spel te komen en kunnen zich soms al vermaken met een paar stokken en een paar stenen. Om zich te ontwikkelen en voor te bereiden op het leven als volwassenen hebben kinderen spel nodig. Wanneer kinderen niet spelen kan dit een signaal zijn dat er iets met ze aan de hand is. Speelgoed Er wordt veel en mooi speelgoed aangeboden waar we een keuze uit kunnen maken. Wanneer het om selecteren van speelgoed gaat zijn een paar criteria van belang:
De leeftijd of ontwikkeling van het kind en/of de groep; Het ontwikkelingsgebied; -motorische ontwikkeling fijne motoriek grove motoriek taalontwikkeling cognitieve ontwikkeling sociale ontwikkeling Materiaal (hout, karton); Hoe ziet het er uit? (veel kleuren of juist niet); Prikkelt het de fantasie?; Is het voor individueel of groepsgebruik?; Hoe groot is het?; Voldoet het aan de veiligheidseisen?; Duurzaamheid; Stimuleert het tot actie/meedoen of maakt het juist rustig/passief?; Hoeveel van dit type speelgoed is er al op de groep aanwezig?;
De pedagogisch medewerker dient bij het kiezen van speelgoed op de volgende punten te letten: Biedt kinderen de mogelijkheid om te kiezen, maar maakt het niet te verwarrend door te veel alternatieven aan te bieden; Zorg voor voldoende afwisseling, zowel in waarmee het kind speelt, als met wie het kind speelt; Stimuleer het spelen met wat anders, bijvoorbeeld nieuw of moeilijker speelgoed en begeleid dit indien nodig; Biedt alternatieven wanneer meerdere kinderen met hetzelfde willen spelen en stimuleer ze om zelf een oplossing te vinden; Leer kinderen om voorzichtig en zuinig met het speelgoed en materialen om te gaan; Leer kinderen om hun fantasie te gebruiken; Als de situatie daarom vraagt, speel met de kinderen mee. Een pedagogisch medewerker kan een voorbeeld zijn om kinderen te helpen over hun eigen verlegenheid of onzekerheid heen te komen; Het spelen in groepsverband doet zich pas voor rond het 4e jaar. Wie kent niet de voetbalwedstrijden van de F-jes waar de twee volledige teams met z’n allen achter één bal aanhollen. Het spelen in teamverband (wedstrijdjes met een competitie element) komt pas vanaf groep 5/6 op gang. Vanaf die leeftijd zijn kinderen eraan toe om de betekenis van samenspel te leren. Het is belangrijk dat de pedagogisch medewerkers zich bewust zijn van de spelbehoefte van elk kind, zodat zij het gedrag beter kunnen begrijpen en met het aanbod kunnen aansluiten bij de fase van de ontwikkeling van het kind en of de groep.
Buiten spelen Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[8]
Buitenspelen is minstens zo belangrijk als binnenspelen. Als vanzelf bewegen kinderen buiten meer dan binnen. Mits ze vies mogen worden en aanvaardbare risico’s mogen lopen. Buiten spelen is goed voor de motorische ontwikkeling en het gezond en fit voelen van kinderen. Ze leren er omgaan met risico’s en grenzen en wanneer ze samen buiten spelen maakt het ze zelfstandiger en socialer. Buiten spelen geeft ze een gevoel van vrijheid en nodigt uit tot een andere manier van spelen. Zoals bijvoorbeeld: rennen, tikkertje, verstoppertje, hinkelen en fietsen, maar ook het ontdekken van de natuur: insecten, vogels, planten, vlinders, vallende bladeren. Buiten liggen de materialen voor het oprapen, er is zoveel dat kan inspireren tot fantasiespel. Denk aan: sneeuwpoppen maken, door de bladeren rennen, hutten bouwen. Weersomstandigheden De weersomstandigheden mogen geen reden zijn om niet even naar buiten te gaan. Tegen een beetje regen of een stevige wind maakt geen enkel kind bezwaar. Het is altijd goed om even in de frisse lucht te zijn. Kinderen kunnen na het buitenspelen hun energie vaak beter kanaliseren Rol van de pedagogisch medewerker Buitenspelen betekent voor de pedagogisch medewerkers niet dat zij toezichthoudend erbij kunnen blijven zitten. Ook buiten kan de pedagogisch medewerker betrokken worden ín’ het spel van een of meerdere kinderen. Door materialen van buiten mee naar binnen te nemen zoals bladeren, takjes of stenen en ze b.v. tentoon te stellen, te betrekken in een binnenactiviteit (b.v. beschilderen) of te betrekken in het spel van de kinderen zorgt de pedagogisch medewerker er voor dat het buitenspel aantrekkelijk wordt voor kinderen. Door elke dag tijd in te ruimen voor het buitenspelen en activiteiten aan te bieden of zelf actief mee te spelen krijgt het buitenspelen een vaste plek in het dagritme. Beweegplan Om het bewegen een onderdeel te laten zijn van het dagelijkse ritme van kinderen besteedt Sisa Kinderopvang op de BSO locaties aandacht aan activiteiten die kinderen tot bewegen aanzetten. In deze tijd van computers en social media worden kinderen steeds meer in de verleiding gebracht om passief hun tijd door te brengen, terrwijl bewegen van essentieel belang is voor kinderen. Er is daarom op elke BSO een beweegplan gemaakt. Dit plan is opgenomen in de groepsbeschrijvingen. De doelstelling van het beweegplan is om dagelijks de continuïteit van beweegactiviteiten binnen de BSO te waarborgen, bijvoorbeeld als onderdeel van het dagritme. Door het beweegplan wordt het bewegen op de BSO groepen gewaarborgd. Met regelmaat wordt door pedagogisch medewerkers geleid bewegen aangeboden in 2 soorten spelvormen:
geplande geleide spelvorm, spelvorm gepland op een bepaalde datum en tijd en wordt georganiseerd door een pedagogisch medewerker. Deze spelvorm duurt 30 tot 45 minuten; Spontane spelvormen, beweegspelletjes die ontstaan tijdens dagelijks activiteiten op de locatie. Zoals van school naar de BSO lopen, tijdens het opruimen, meegaan in het spel van de kinderen. Deze spelvorm duurt tussen de 3 en 15 minuten
Het onderdeel “bewegen” komt als vast punt op de agenda van de teamvergaderingen Een keer per jaar wordt door de activiteitencoördinatoren contact opgenomen met de leidinggevenden Van Sisa Kinderopvang. Met hen kunnen eventuele knelpunten besproken worden, tevens dienen zij als vraagbaak voor pedagogisch medewerkers
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[9]
5. UITSTAPJES
Uitstapjes op de BSO biedt de kinderen de mogelijkheid om nieuwe ervaringen op te doen, zoals b.v. veiligheid en risico’s in de buitenomgeving, nieuwe spelmogelijkheden en spelen in de natuur. Ze leren ook ervaren dat de wereld groter is dan het hen bekende wereldje. Bij spontane en geplande uitstapjes wordt er rekening gehouden met de leidster-kind ratio en met de leeftijd en ontwikkeling van de kinderen. Het is wenselijk dat de pedagogisch medewerkers die de kinderen begeleiden telefonisch bereikbaar zijn zodat er bij calamiteiten telefonisch hulp kan worden ingeroepen. Daarnaast worden geplande uitstapjes tijdig aangekondigd bij ouders. Zij dienen hiervoor schriftelijk of via e-mail toestemming te geven. Bij de leidinggevende is het programma van het uitstapje bekend en waar het uitstapje plaats vindt en met wie. Een actuele lijst met telefoonnummers van de ouders, organisatie en hulpverlening en een EHBO trommel worden meegenomen. Wanneer eigen vervoer wordt gebruikt dient de auto APK gekeurd te zijn. Verder zijn een geldige WAverzekering, een geldig rijbewijs en een inzittendenverzekering vereist. Alle pedagogisch medewerkers hebben een training kinder EHBO gevolgd. Wanneer kinderen buiten de BSO locatie spelen worden er duidelijke afspraken gemaakt. Bij de pedagogisch medewerkers is bekend met wie en waar ze spelen. Als basis gelden de afspraken met ouders. Er zijn een aantal zaken waar rekening mee gehouden moet worden wanneer de pedagogisch medewerkers met de kinderen de buitenschoolse opvang verlaten. Daarbij wordt er onderscheid gemaakt tussen “spontane uitstapjes” en “geplande uitstapjes” Spontane uitstapjes De leidster-kind ratio moet te allen tijde gehanteerd worden; Houdt rekening met de leeftijd en de ontwikkeling van de kinderen; De pedagogisch medewerker die de kinderen tijdens het uitstapje begeleid is telefonisch bereikbaar zodat bij calamiteiten telefonisch hulp kan worden ingeroepen; Geplande uitstapjes De leidster-kind ratio moet te allen tijde gehanteerd worden; Houdt rekening met de leeftijd en ontwikkeling van de kinderen; De pedagogisch medewerker die de kinderen tijdens het uitstapje begeleid is telefonisch bereikbaar zodat bij calamiteiten telefonisch hulp kan worden ingeroepen; Het geplande uitstapje wordt tijdig aangekondigd bij de ouders; Ouders dienen schriftelijk of via e-mail toestemming te geven; De leidinggevende is op de hoogte van de bestemming van het uitstapje, het programma en welke pedagogisch medewerkers het uitstapje begeleiden; Een actuele lijst met telefoonnummers van de ouders, de buitenschoolse opvang en hulpverlening worden meegenomen; In elk geval één van de begeleidende medewerkers hebben een training kinder EHBO gevolgd; De EHBO trommel die wordt meegenomen is up tot date; Wanneer gebruik wordt gemaakt van eigen vervoer dient de auto APK gekeurd te zijn, heeft bestuurder een geldig rijbewijs en is er een inzittende verzekering voor de auto geregeld; De pedagogisch medewerkers hebben een geldige WA-verzekering;
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[10]
6. CORRIGEREN EN BELONEN Houding en werkwijze pedagogisch medewerkers Bij het bepalen van wat gewenst en ongewenst gedrag bij kinderen is, is het belangrijk dat de pedagogisch medewerker zich bewust is van haar eigen normen en waarden, stemming en omstandigheden. Haar houding en werkwijze zijn van invloed op het pedagogisch klimaat op de groep. Een positieve sfeer op de groep kan bereikt worden door verbaal en non-verbaal duidelijk te zijn naar de kinderen en door de situatie op de groep veilig en aantrekkelijk te maken. Hierbij moet altijd rekening gehouden worden met de leeftijd en de ontwikkeling van de kinderen. Om het zelfbeeld en het zelfvertrouwen van de kinderen te versterken ligt de aandacht van de medewerker op het bekrachtigen van positief gedrag. Kinderen worden gestimuleerd door middel van taal: “dat heb je goed gedaan”. Maar ook een aai over de bol, een schouderklopje of een knipoog zijn beloningen die waardering uitdrukken. Corrigeren en belonen Wanneer het nodig is om een kind te corrigeren, past de medewerker haar houding en reactie aan op de leeftijd en ontwikkeling van het kind. Wanneer een kind agressief gedrag vertoont naar een ander kind of een pedagogisch medewerker, of niet luistert, corrigeert de pedagogisch medewerker het kind door het ongewenste gedrag te benoemen en uit te leggen waarom het gedrag niet wordt geaccepteerd. Wanneer het nodig is kan het kind binnen het zicht van de medewerker apart gezet worden. De pedagogisch medewerker is zich bewust van haar eigen (non-verbale) gedrag en toont haar waardering of afwijzing van het gedrag van het kind. Het kind zelf wordt niet afgewezen maar wordt geholpen om te zoeken naar andere manieren om zich te uiten. Door middel van concrete suggesties en door te benoemen wat zij positief verwacht van een kind leert de pedagogisch medewerker het kind het verband te zien tussen eigen handelen en de correctie of beloning. Dit is natuurlijk afhankelijk van de leeftijd en de ontwikkeling van het kind. Een vorm van correctie mag nooit angst oproepen bij een kind of een onveilige situatie creëren. Voorbeeldfunctie De pedagogisch medewerker is zich bewust van haar voorbeeldfunctie, zowel verbaal als nonverbaal en toont de kinderen wat ze bedoelt en legt het uit. Als er een botsing is tussen een pedagogisch medewerker en een kind, of tussen kinderen onderling op de groep is het belangrijk dat de relatie tussen beide partijen weer wordt hersteld. De pedagogisch medewerker helpt de kinderen om hun eigen conflicten op te lossen. Wanneer een kind geen zin heeft om met andere kinderen te spelen of aan een activiteit mee te doen, dan wordt dit gerespecteerd. Als dit erg vaak voorkomt, probeert de pedagogisch medewerker stimulerend op te treden of bespreekt ze de situatie met de ouders van het betreffende kind. In elke situatie is de pedagogisch medewerker zich er van bewust dat humor verbindt en relativeert.
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[11]
7 . VOEDINGSBELEID Maaltijden De maaltijden zijn de rustmomenten van de dag. Met een prettige sfeer aan tafel en onder het motto ‘zien eten, doet eten’, proberen pedagogisch medewerkers ieder kind voldoende te laten eten. Het opdringen van eten of er een strijd van maken wordt niet gedaan. Gedrag aan tafel kan beter op subtiele wijze beïnvloed worden, dan er een drama van te maken. De medewerkers eten “pedagogisch” mee met de kinderen. De inkoop en het voedingsbeleid zijn gericht op de kinderen. Er worden geen speciale producten voor de medewerkers ingekocht. Pedagogisch medewerkers letten op hun eigen gedrag als zij aan tafel zitten met de kinderen. Goed voorbeeld doet goed volgen. Algemene manieren zijn: rechtop zitten aan tafel, kauwen met de mond dicht, eten met mes en vork, niet boeren, niet proppen, niet spelen met je eten en bij de tafel blijven zitten tot iedereen klaar is. Bij de keuzemogelijkheden voor broodbeleg, wordt er op gelet op dat er niet teveel te kiezen valt. Een kind kan daardoor overvoerd worden. De keuze bestaat daarom uit vier soorten beleg.. Hierbij kunnen wel steeds andere producten gebruikt worden. Bijvoorbeeld de ene keer hagelslag en jam en de andere keer pasta en vruchtenhagel. Bij het brood eten wordt er bruin brood gegeten en het drinken bestaat uit melk of karnemelk Gezonde eetgewoonten aanleren wil zeggen dat de kinderen leren om op vaste tijden - en gevarieerd te eten. Op de BSO is er sprake van lange en korte middagen. Bij een lange middag wordt er ook een broodmaaltijd genuttigd. De vaste eet- en drinkmomenten op de BSO zien er als volgt uit: 12.30 uur 15.30 uur 16.30 uur (optioneel)
broodmaaltijd drinken en een koekje eten drinken en cracker eten
Er wordt geen maximum gesteld aan het aantal boterhammen dat gegeten mag worden op de BSO. Dit wordt aan ouders overgelaten. Wanneer kinderen wat te zwaar zijn en ouders willen dat hun kind bijvoorbeeld niet meer dan drie boterhammen eet, dan kan dit worden vastgelegd op het afspraken formulier. Pedagogisch medewerkers bepalen niet zelf het maximum. De broodmaaltijd wordt gezamenlijk afgesloten. Iedereen ruimt zijn of haar eigen bord en beker op. Op de korte middagen is de tijd dat kinderen kunnen spelen op de BSO niet lang. Voordat iedereen goed en wel aan tafel zit, is het vaak al half 4 of kwart voor 4. De groepen beginnen gezamenlijk aan tafel, met wat te drinken en een cracker of rijstwafel met hartig beleg. Het tweede eetmoment ’s middags is rond half 5. Medewerkers zetten drinken en crackers op de tafel en kinderen kunnen, als zij dat willen, wat eten en drinken. Het is geen verplichting; kinderen die niets hoeven te eten of drinken mogen verder spelen. Vakanties In de vakanties en op schoolvrije dagen is de BSO de gehele dag geopend. In de ochtend gaan de kinderen rond half 10 met elkaar aan tafel voor het eten van fruit en wat te drinken. Er is keuze uit diverse soorten fruit. Pedagogisch medewerkers kunnen zelf uit de bestellijst kiezen wat ze bestellen. De overige eet- en drinkmomenten zijn hetzelfde als hierboven staan vermeld. Op schoolvrije dagen wordt er tijdens de broodmaaltijd wel eens wat extra’s geserveerd, zoals knakworstjes of tosti’s. Traktaties Op de BSO wordt er door kinderen en medewerkers niet getrakteerd als zij jarig zijn. In de praktijk is gebleken dat kinderen op meerdere plaatsen trakteren en dat wordt vaak als te veel ervaren. Er wordt wel aandacht besteed aan de verjaardag, bijvoorbeeld tijdens het cracker eten ’s middags Voor uitgebreide informatie over voeding op onze kinderdagverblijven verwijzen wij naar het voedingsbeleid van Sisa Kinderopvang.
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[12]
8 . HYGIËNE Een groot deel van infecties worden door mensen aan elkaar overgedragen. Bij de verzorging van de kinderen kan een pedagogisch medewerker ziektekiemen van het ene kind, overbrengen naar een ander kind. Daarnaast is de medewerker voortdurend in contact met anderen, zoals bijvoorbeeld collega’s en ouders. Het is daarom belangrijk om zo hygiënisch mogelijk te werken. De richtlijnen van de GGD worden hierbij gevolgd. Ziektekiemen worden onder meer via de handen overgedragen. Een goede handhygiëne door medewerkers én kinderen is één van de meest effectieve manieren om besmettingen te voorkomen. Hieronder volgt een uitleg over de algemene hygiëne: Handen wassen Voor: Het aanraken en bereiden van voedsel; Het eten of het helpen bij het eten; Wondverzorging; Na:
Hoesten, niezen en snuiten; Toiletbezoek; Het eventueel verschonen van een kind; Contact met lichaamsvocht (speeksel, snot, braaksel, bloed, ontlasting; Buitenspelen; Contact met vuil textiel of de afvalbak; Schoonmaakwerkzaamheden; Het aanraken en bereiden van voedsel; Het eten of het helpen bij het eten; Wondverzorging;
Hoesten en niezen Ziektekiemen uit de neus, mond en keel kunnen door hoesten en niezen via onzichtbare speekseldeeltjes verspreid worden in de lucht. Als deze door een ander worden ingeademd bestaat de kans dat die ander daar mogelijk ziek van wordt. Om besmetting te voorkomen kunnen bij hoesten en niezen het beste de volgende regels in acht worden genomen:
Draai weg, uit de richting van de mensen in je omgeving; Hoest, nies in je hand of beter nog in je elle boog; Was je handen na hoesten, niezen of neus afvegen/snuiten; Zorg dat de kinderen regelmatig hun neuzen vegen om snottebellen te voorkomen; Gebruik papieren doekjes en gooi ze ook onmiddellijk weg; Leer de kinderen een goede hoest en nieshygiëne aan;
Toiletbezoek en verschonen. Ontlasting kan ziektekiemen bevatten waardoor een toiletbezoek of het verschonen van een kind tot een besmetting kan leiden. Zorg bij de toiletruimte voor:
Schone contactoppervlakken (spoelknop; kraan, handdoek, aankleedkussen, deurkruk); Handenwassen na (het helpen bij) een toiletbezoek of het verschonen van elk kind; Handenwassen na (het helpen bij) een toiletbezoek of het verschonen van elk kind; Handenwassen dient te worden gedaan bij de watervoorziening in de toiletruimte;
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[13]
9. SEKSUELE ONTWIKKELING Kinderen maken tijdens hun groei in vele opzichten een ontwikkeling door. Dat geldt voor hun lichaam, voor hun gevoelens ten opzichte van zichzelf en van anderen, voor hun denkwijze, maar ook voor hun seksualiteit. De seksualiteit van kinderen vindt in fasen plaats. Gemakshalve koppelen we deze fasen aan leeftijden. Hieronder wordt de seksuele ontwikkeling aan leeftijden gekoppeld, maar deze fasen kunnen ook ruimer worden genomen omdat ieder kind zich ontwikkelt op zijn eigen tempo en eigen manier. Seksuele ontwikkeling bij kinderen van vier tot zes jaar Buiten het zicht van volwassenen vinden kinderen het op deze leeftijd leuk om in verborgen hoekjes te spelen. Fantasiespelen zoals: vadertje en moedertje en doktertje zijn vaak populair. Het verkennen van eigen en andermans lichaam zoals bij kinderen voor hun vierde jaar is nog steeds spannend, maar minder in het openbaar. Ook kunnen kinderen op deze leeftijd erg geïnteresseerd zijn in het voortplantingsverhaal en daar eindeloos vragen over stellen. Wanneer wij hun vragen niet beantwoorden maar reageren met afwijzing of negeren leren wij hen te zwijgen over deze onderwerpen. Ook al kunnen kinderen op deze leeftijd nog lang niet alles begrijpen toch is het goed om hun vragen serieus te beantwoorden. Een kind op deze leeftijd begrijpt de wereld alleen nog vanuit zijn eigen ervaringen. Zwangerschap en geboorte hebben voor hen nog niets te maken met seksualiteit. Zo zullen veel kleine kinderen denken dat een eitje en een zaadje door de moeder worden ingeslikt en dat een eitje er uit ziet als een kippeneitje. Seksuele ontwikkeling bij kinderen van zes tot acht jaar Deze periode wordt wel de seksueel latente (verborgen) periode genoemd. Het lijkt of er bij deze leeftijdsgroep geen interesse meer bestaat voor seksualiteit. Ze stellen minder vragen dan toen ze jonger waren en tonen minder openlijk belangstelling voor elkaars lichaam. Maar de ontwikkeling van de seksualiteit gaat gewoon door. Verliefdheden beginnen een rol te spelen. Rond de leeftijd van acht jaar wordt het verschil tussen knuffelen, verliefd zijn en vrijen duidelijk. Op deze leeftijd zijn kinderen zich meer bewust van wat wel en niet kan. Spelletjes met andere kinderen zoals bij kinderen van vier tot zes jaar waarbij het eigen lichaam en dat van anderen wordt verkend worden minder gespeeld. Seksuele ontwikkeling bij kinderen van acht tot tien jaar Tussen hun achtste en tiende jaar beginnen gevoelens van verliefdheid een steeds grotere rol te spelen. De emoties worden intenser en er is, naarmate het kind ouder wordt, meer sprake van lichamelijk contact, gekoppeld aan verliefd zijn. Dat betekent dat als een kind verliefd is, er meer de aanwezigheid van de ander wordt gezocht, waarbij een eerste voorzichtige aanraking: (tegen elkaar aanzitten, handje geven, arm om elkaar heen) een heel spannend gevoel geeft. Kinderen zijn weer geïnteresseerd in het voortplantingsverhaal en kunnen dit nu ook beter begrijpen. Lichamelijk beginnen kinderen na hun achtste de eerste verschijnselen van de puberteit te vertonen. Bij meisjes kan er sprake zijn van borstgroei en bij jongens en meisjes kan er sprake zijn van groei van de eerste schaamharen. Seksuele ontwikkeling bij kinderen van tien tot twaalf jaar De eerste stappen in de pubertijd zijn gezet. Het kind merkt de eerste veranderingen van het lichaam op. Meisjes groeien op deze leeftijd meestal harder dan jongens. De borsten en schaamlippen ontwikkelen zich, en ook het oksel-, been en schaamhaar groeit. Bij sommige meisjes dient de eerste menstruatie zich aan. Bij jongens zet de ontwikkeling vaak wat later in. Zij merken ook verandering in haargroei, hun stem verandert en ze krijgen vaak hun eerste zaadlozing. Er zijn kinderen die op deze leeftijd nog echte kinderen zijn, zowel lichamelijk als in hun manier van doen. Andere kinderen zijn al verder in hun ontwikkeling. Heftige verliefdheden komen bij beiden voor. Wat ze met deze verliefdheid doen kan verschillend zijn. Soms blijft het bij handje vasthouden, anderen gaan verder in deze verliefdheid, door bijvoorbeeld al te tongzoenen met elkaar. Bij Sisa Kinderopvang zijn afspraken vastgelegd t.a.v. de seksuele ontwikkeling.
Afspraken die gelden binnen Sisa Kinderopvang t.a.v. de seksuele ontwikkeling van kinderen
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[14]
Lichamelijk contact met kinderen is belangrijk. Dit is de normaalste zaak van de wereld. Kinderen moeten niet knuffelen als ze dat niet willen. Als pedagogisch medewerker respecteer je die grens.
Pedagogisch medewerkers geven in principe geen seksuele voorlichting. Dit is meer een taak van de ouders. Wanneer er vragen zijn van kinderen worden deze wel zo goed mogelijk beantwoord. Geef rustig antwoord en pas het antwoord aan op de leeftijd van het kind. Wanneer een kind vaak vragen stelt over onderwerpen die te maken heeft met zijn seksuele ontwikkeling licht dan de ouders in zodat zij een gesprek met het kind kunnen aangaan.
Van de medewerkers van Sisa wordt verwacht dat zij nadenken over hun eigen persoonlijke grenzen met betrekking tot seksualiteit. Deze grenzen mogen ze ook duidelijk maken aan de kinderen, mits het binnen het beleid van de organisatie past.
Wanneer kinderen pedagogisch medewerkers aanraken op privéplekken zoals billen of borsten hoeft dit niet meteen afgekeurd te worden, mits dit argeloos gebeurt. Wanneer het aanraken expres gebeurt kan de pedagogisch medewerker stelliger zijn in het afkeuren.
Pedagogisch medewerkers begeleiden de kinderen in hun ontwikkeling met betrekking tot seksualiteit, maar stellen daarin wel grenzen om de kinderen de omgangsnormen over seksualiteit bij te brengen. Dit uit respect voor zichzelf en anderen. Pedagogisch medewerkers zullen waar nodig uitleg geven aan de kinderen over de omgangsvormen en grenzen.
Vanaf 4 jaar zitten kinderen met de deur dicht op de wc. Wanneer kinderen per ongeluk in hun broek hebben geplast of gepoept dan worden er in wc ruimte schone kleren aangetrokken. Dit om te voorkomen dat andere kinderen kunnen meekijken. De pedagogisch medewerkers leren de kinderen dat ze hun broek omhoog moeten doen voordat ze de groepsruimte weer in komen.
Kinderen mogen niet aan de geslachtsdelen van andere kinderen zitten.
Kinderen mogen niet aan hun eigen geslachtsdelen komen wanneer er andere kinderen bij zijn, bijvoorbeeld tijdens het eten of buitenspelen. Ze mogen dit wel doen als ze alleen zijn, bijvoorbeeld op de wc. Als het gaat om achteloze handelingen zoals krabben of de onderbroek recht trekken dan mag dit wel.
Kinderen mogen niet in hun blootje in het badje buiten spelen. Er komen op de opvang regelmatig bezoekers en een aantal buitenspeelruimtes liggen aan een doorgaande weg. Het is niet wenselijk dat iedereen de kinderen bloot ziet. In het badje kan gebruik worden gemaakt van zwemkleding.
Woorden zoals poep en plas hoeven niet meteen verboden te worden. Negeren of met humor afleiden werkt vaak beter. Bij verbieden wordt het spannend om de woorden nog eens te roepen. Extreme scheldwoorden hoeven niet te worden geaccepteerd. Bij jonge kinderen kun je vertellen dat het een naar woord is en dat je dat niet mag zeggen.
Bij spelletjes waarin kinderen hun lichaamsdelen benoemen, bijvoorbeeld bij het liedje: hoofd, schouders, knie en teen, kunnen ook de billen en de borsten worden benoemd.
Om verwarring te voorkomen wordt binnen Sisa Kinderopvang dezelfde terminologie gehanteerd voor geslachtsdelen, te weten: piemel en plasser. Andere termen die gebruikt worden zijn o.a. zoenen, vrijen en strelen.
Doktertje spelen of andere spelvormen waarbij kinderen elkaar onderzoeken mogen op de groep alleen binnen bepaalde grenzen. Deze grenzen houden pedagogisch medewerkers goed in de gaten. Medewerkers kunnen het spel eventueel begeleiden om kinderen weerbaar te maken,
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[15]
zodat ze leren hun eigen grenzen aan te geven. De kleding van kinderen blijft aan tijdens het spel. Tijdens het spel mag er absoluut geen spel zijn van dwang of pijn. Pedagogisch medewerkers dienen dan onmiddellijk in te grijpen. Elk kind heeft zijn eigen grenzen en dat moet gerespecteerd worden
In kleine ruimtes (b.v. speelhuisjes) waar minder toezicht is kijken pedagogisch medewerkers regelmatig of de kinderen zich gedragen binnen de grenzen van het protocol. Als het kan gebeurt dit onopgemerkt zodat kinderen zich niet altijd op hun vingers gekeken voelen.
Spelletjes met een seksuele lading zijn niet acceptabel en worden door pedagogisch medewerkers meteen gestopt.
Wanneer kinderen pedagogisch medewerkers in vertrouwen nemen t.a.v. seksuele (mis)handelingen wordt er nooit beloofd dat zij het niet door zullen vertellen. In overleg met de leidinggevende en/of de pedagogisch coach wordt het protocol kindermishandeling gevolgd. Gaan de vertrouwelijke gesprekken over kleine geheimen zoals vragen over zoenen bijvoorbeeld dan wordt het kind serieus genomen en worden vragen op eigen niveau beantwoord. Wanneer dergelijke vragen regelmatig worden gesteld kan de pedagogisch medewerker een signaal afgeven aan ouders.
Van pedagogisch medewerkers wordt verwacht dat zij op een gepaste manier omgaan met dit onderwerp. Bij twijfel, vragen of onzekerheden is het belangrijk om dit te delen met teamleden of de leidinggevende.
10. BEELDSCHERMBELEID
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[16]
Computer en televisie vormen een belangrijk onderdeel van de belevingswereld van kinderen in de basisschoolleeftijd. Kinderen brengen veel van hun tijd door achter een beeldscherm. Thuis worden er spelletjes gespeeld voor de ontspanning, maar ook op scholen wordt veel met computers gewerkt. Bekend is dat er negatieve kanten zitten aan het gebruik van televisie en computer zoals:
Weinig lichaamsbeweging Concentratieproblemen Gebrek aan sociale contacten Verslaving RSI (Repetitive Strain Injury): een verzamelnaam voor allerlei klachten die te maken hebben met het gedurende lange tijd herhaaldelijk uitvoeren van dezelfde, soms kleine en op zich niet inspannend lijkende bewegingen
Bij Sisa Kinderopvang zijn wij ons bewust van bovengenoemde negatieve effecten. Toch maken computers en televisie deel uit van de aangeboden activiteiten. Wij proberen hier zorgvuldig mee om te gaan en er voor te zorgen dat er met mate op de BSO gebruik wordt gemaakt van de beschikbare apparatuur. Wij hebben daarom het hoofdstuk beeldschermbeleid opgenomen in ons werkplan. Onder beeldschermen verstaan we de volgende zaken: computer X-box, playstation, Wii Nintendo DS/Gameboy Televisie DVD of videorecorder Smart Phone of mobiel Om deze apparaten zinvol te integreren in onze activiteiten hebben we ook gekeken naar de positieve kanten van computers en televisie. Deze positieve effecten zijn: Televisie kan gebruikt worden bij thema-activiteiten De computer kan gebruikt worden voor het maken van een werkstuk, foto’s bewerken en teksten schrijven De DVD speler kan gebruikt worden als afleiding. (op een lange vakantiedag kan het gezellig zijn om samen een film te kijken). Het kan leuk zijn om samen een spel te doen op de spelcomputer Kinderen kunnen leren van educatieve spelletjes voor de computer. Het Internet kan gebruikt worden om ideeën op te doen voor andere activiteiten of het opzoeken van uitstapjes Om er voor te zorgen dat de kinderen met mate, onder toezicht en verantwoord gebruik maken van de televisie, computers en toebehoren hebben we de volgende afspraken vastgelegd:
Kinderen moeten altijd toestemming vragen voor het gebruik van (spel)computers of televisie Kinderen mogen niet langer dan een half uur achtereen achter de computer Spelletjes met een agressief of seksueel karakter worden niet aangeschaft De computer staat in een groepsruimte met het beeldscherm naar de groep gericht De televisie blijft niet aanstaan als levend behang. Er wordt gericht gekeken, daarna gaat de televisie weer uit.
Er wordt niet gekeken naar agressieve of seksueel getinte programma’s Er wordt niet naar series gekeken (vanwege verslavend en dwingend karakter)
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[17]
Tijdens de VSO en TSO wordt er geen tv gekeken. Op korte middagen gaat de TV pas aan na 17.00 uur Wanneer er speciale gebeurtenissen zijn mag er afgeweken worden van de regels m.b.t. tijdafspraken. Er wordt gelet op een goede werkhouding. Actief en niet onderuitgezakt Er wordt gelet op een goede werkplek, goede verlichting, stoel en tafel waar de computer op staat. Tijdens groepsactiviteiten en de gezamenlijke maaltijden zijn de mobieltjes opgeborgen en worden oproepen niet beantwoord.
Beveiliging Programma’s die ongeschikt zijn voor kinderen in de basisschoolleeftijd zijn d.m.v. een beveiligingsprogramma afgeschermd. Smartphone of mobiel Met name de oudere kinderen op de BSO zijn in het bezit van een mobiele telefoon met internet. Op de BSO is de afspraak dat er tijdens de groepsactiviteiten en gezamenlijke maaltijden de telefoons worden opgeborgen. Voor het internetten met de mobiele telefoons gelden dezelfde afspraken als met het gebruik van computers. Kinderen mogen niet langer dan een half uur achtereen internetten. Overige activiteiten Zoals al eerder vermeld zijn de computers, televisie en aanverwanten slechts een onderdeel van de activiteiten op de BSO. De kinderen worden in de eerste plaats gestimuleerd om buiten te spelen en mee te doen aan alle andere leuke activiteiten op de BSO (zie ook het hoofdstuk BS@ activiteiten).
11. BS@ ACTIVITEITEN
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[18]
De BSO is in de eerste plaats een veilige en bekende plek waar kinderen van verschillende leeftijden kunnen spelen, huiswerk maken en lummelen en lanterfanten. Binnen deze beschermde omgeving hebben kinderen ook behoefte aan uitdagingen in de vorm van gevarieerde activiteiten zodat ze zich op een breed vlak kunnen ontwikkelen. Naast het reguliere activiteitenaanbod dat op de buitenschoolse opvanglocaties door de pedagogische medewerkers wordt aangeboden worden er extra activiteiten georganiseerd op het gebied van sport en spel, kunst en cultuur, muziek en dans en natuur en techniek. De zogeheten BS@-activiteiten. Het doel van de BS@-activiteiten is om:
Kinderen leren zichzelf te uiten; Ontwikkelen van creativiteit en vindingrijkheid; Ontwikkelen van persoonlijke identiteit, talenten en voorkeuren; Sociale en maatschappelijke ontwikkeling en bewustwording; Ontspanning en recreatie; Lichamelijke en motorische ontwikkeling;
Thema’s Aan het begin van het jaar worden door een werkgroep bestaande uit een pedagogisch medewerker, een leidinggevende, de coördinator kwaliteit en de projectmedewerker/managementassistente 8 thema’s bekend gemaakt. De BSO medewerkers maken een jaarplanning waarbij zij activiteiten bedenken die passen binnen het thema van dat moment. Door de werkgroep worden externe organisaties en of personen ingehuurd die speciale activiteiten op het gebied van sport en spel, kunst en cultuur, muziek en dans en natuur en techniek verzorgen. De activiteiten passen ook binnen het thema van dat moment. Rol pedagogisch medewerkers De pedagogisch medewerkers van de BSO zijn verantwoordelijk voor de kinderen tijdens een bs@activiteit die wordt verzorgd door een externe organisatie en/of persoon. Zij ontvangen de docenten of vrijwilligers die de BS@ activiteit uitvoeren. De BSO medewerker is verantwoordelijk voor het regelen van de huur van een externe ruimte wanneer de geplande activiteit niet op de locatie zelf kan plaats vinden. Ook regelt zij het vervoer naar de ruimte toe. Er moet altijd rekening worden gehouden met de leidster-kind ratio. De kinderen en hun ouders worden door de pedagogisch medewerker over de activiteit geïnformeerd. De informatie over de activiteit ontvangt zij van de werkgroep. Tijdens de activiteit wordt er van de pedagogisch medewerker een actieve houding verwacht. Ook hierbij heeft de BSO medewerker een voorbeeldfunctie. De BSO-kinderen worden door de pedagogische medewerkers gemotiveerd om aan de activiteiten deel te nemen. Wanneer zij zelf enthousiast meedoet aan een activiteit zal dit de kinderen motiveren om ook mee te doen. Programmaoverzicht Op de bs@ facebookpagina van Sisa kinderopvang is alle informatie betreffende de bs@ activiteiten te vinden. Ideeën voor activiteiten, de thema’s waarmee we werken en activiteiten die er zijn gedaan.
12. ZIEKTE EN OVERLIJDEN Binnen het kinderdagverblijf geldt de regel dat zieke kinderen de opvang niet kunnen bezoeken. De locaties zijn niet berekend op de opvang van zieke kinderen. Omdat we werken met kinderen in groepsverband brengt dit andere risico’s en zorg met zich mee dan wanneer kinderen zich in een thuissituatie bevinden. Hierbij wordt gedacht aan besmettingsgevaar voor het kind zelf of voor de andere kinderen in de groep. Daarbij heeft een ziek kind meer individuele aandacht en zorg nodig, welke op de groep vaak niet geboden kan worden. In het “ziekteboek” van Sisa Kinderopvang staat aangegeven Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[19]
welke richtlijnen de organisatie hanteert. Pedagogisch medewerkers beslissen aan de hand hiervan en eventueel in overleg met de leidinggevende of een kind wel of niet het kinderdagverblijf kan bezoeken. In het ziekteboek worden de meest voorkomende ziekten en hoe pedagogisch medewerkers moeten handelen beschreven. Pedagogisch medewerkers mogen alleen onder voorwaarden die beschreven staan in dit boekje medicatie toedienen. Zo dienen ze geen zelf meegebrachte kinderaspirine of zetpillen toe zonder recept van de huisarts. Mocht er medicatie toegediend worden tijdens de opvanguren dan dienen ouders zelf het afsprakenformulier te tekenen. Omdat adviezen van huisartsen vaak divers en uiteenlopend zijn, is dit boekje het uitgangspunt. Bij de samenstelling van het boekje is de informatiemap infectieziekten en hygiëne in kindercentra en peuterspeelzalen gebruikt, welke door de GGD uitgegeven is. Pedagogisch medewerkers hebben in hun werk met veel kinderen, ouders en collega’s te maken. Hoe groter de organisatie, hoe groter de kans wordt dat je te maken krijgt met een sterfgeval of een ernstige ziekte. Wanneer je hier plotseling mee te maken krijgt, kan het moeilijk zijn om rustig na te denken over wat er allemaal moet gebeuren. Het protocol “overlijden “kan dienen ter ondersteuning in zo’n situatie.
13. MEDISCHE HANDELINGEN EN HET TOEDIENEN VAN GENEESMIDDELEN Pedagogisch medewerkers in de kinderopvang hebben geen medische opleiding en mogen slechts in beperkte mate medische handelingen verrichten. Dit is bepaald in de wet BIG (Wet op de Beroepen in
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[20]
de Individuele Gezondheidszorg). Toch kan het kan voorkomen, dat een kind tijdens de opvang een medische handeling nodig heeft. Medische handelingen Medewerkers in de kinderopvang mogen in principe kleine verwondingen verzorgen en medicijnen toedienen. Echter niet alle medicijnen mogen door medewerkers worden toegediend. Inhaleermedicatie mag bijvoorbeeld wel, maar het geven van injecties niet. In bepaalde gevallen mogen er een aantal medische handelingen door medewerkers worden verricht. Maar dan alleen wanneer een ouder of arts hierover instructies en voorlichting heeft gegeven. Na de instructie wordt er een autorisatieformulier ingevuld door de arts. Hierin staat exact beschreven om welke handeling het gaat en om welk kind en wie de specifieke medische handeling mag uitvoeren. Zonder dit formulier mag de handeling niet worden uitgevoerd. Bij het toedienen van medicatie moet de originele verpakking, met daarop het uitgeprinte recept en de bijsluiter aanwezig zijn.
Handelingen, zoals het geven van injecties en verzorging met b.v. een katheter mogen alleen door (para)-medisch bevoegd personeel verricht worden. Wanneer het noodzakelijk is, dat een dergelijke handeling tijdens de opvang verricht wordt, dient hiervoor een deskundige te komen. Wanneer ouders met een verzoek tot een medische handeling op de buitenschoolse opvang komen kan een pedagogisch medewerker wanneer het alleen om de verzorging van kleine wonden gaat hierover afspraken met de ouders maken. Wanneer het om handelingen gaat waartoe zij niet bevoegd is dan wordt het verzoek door de leidinggevende behandeld. Na overleg met de ouders en de huisarts kan zij besluiten of er gehoor wordt gegeven aan het verzoek In alle gevallen geldt dat, wanneer een medewerker zich niet deskundig genoeg acht om de handeling uit te voeren, dat zij hiertoe niet verplicht is. De betrokkenen blijven altijd mede aansprakelijk wanneer er iets fout mocht gaan. Alle medewerkers volgen een avond “kinderEHBO”. Jaarlijks is er een herhaling. Het toedienen van geneesmiddelen Wanneer ouders/verzorgers met het verzoek komen of er tijdens de opvang een geneesmiddel toegediend kan worden aan hun kind worden de volgende regels gehanteerd:
Ouders/verzorgers dienen een “Overeenkomst toediening geneesmiddelen” in te vullen en te ondertekenen. De leidinggevende heeft deze overeenkomst; Ouders dragen zorg voor een instructie m.b.t. de toediening van het geneesmiddel; Alleen de medicatie die voor dat specifieke kind op recept is verkregen wordt toegediend; Het recept wordt gecheckt op voorschrift, bijsluiter en houdbaarheidsdatum; Het geneesmiddel wordt elke dag door de ouders mee naar huis genomen; Het geneesmiddel wordt eerst door de ouders thuis aan het kind gegeven zodat het kind al aan het geneesmiddel gewend is;. Geneesmiddelen, voorgeschreven door een arts mogen indien er een duidelijke instructie bij is worden toegediend;. Zelfzorgmiddelen worden niet aan de kinderen gegeven; Geneesmiddelen die onder de wet BIG (wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg) vallen worden niet door ons gegeven.
Verantwoordelijkheid
Ouders zijn verantwoordelijk voor: Het juist invullen van de overeenkomst; Het bewaken van de houdbaarheidsdatum van het geneesmiddel; Het doorgeven van wijzigingen; Het geven van de juiste instructies; Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[21]
Het dagelijks in de originele verpakking aanleveren van het geneesmiddel met de bijsluiter erbij;
De pedagogisch medewerker is verantwoordelijk voor: Het door de ouders laten invullen en ondertekenen van de ‘Overeenkomst toediening geneesmiddelen’; Het lezen van de bijsluiter; Het op de juiste wijze uitvoeren van deze richtlijnen; De overdracht aan collega's; De registratie van het toedienen van het geneesmiddel in de overdracht map; Overleg met leidinggevende: Wanneer het toedienen van het geneesmiddel een specifieke handeling vereist; Wanneer het om een geneesmiddel gaat, dat niet door een arts is voorgeschreven; Wanneer een pedagogisch medewerker niet het vertrouwen heeft dat ze op de juiste manier het geneesmiddel kan toedienen; Wanneer het dagelijkse ritme van de groep en de zorg voor andere kinderen belemmerd worden; De leidinggevende is verantwoordelijk voor:
Beslissing m.b.t. het wel/niet toedienen van medicatie; Het raadplegen van een arts en het inlichten van de ouders wanneer er iets verkeerd is gegaan met het toedienen van het medicijn
Bewaren van geneesmiddelen:: In de originele verpakking met bijsluiter en met de naam van het kind erop; In de koelkast of in een afgesloten kast, buiten het bereik van kinderen; In een speciale goed afsluitbare doos; Het wordt niet langer dan nodig uit de koelkast gehaald;
14 . ONGEVALLEN Kinderen zijn de hele dag door bezig de wereld te verkennen en te ontdekken. Daarbij hebben ze uitdagingen nodig, die hun ontwikkeling stimuleren. De locaties van de buitenschoolse opvang zijn Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[22]
ingericht volgens de veiligheidsrichtlijnen van de GGD. Toch kunnen ongevallen helaas nooit helemaal voorkomen worden. Wanneer een pedagogisch medewerker eerste hulp verleent dient zij met het volgende rekening te houden:
Let op gevaar, voor het kind, jezelf en de omgeving. Zorg ervoor dat er niet meer ongelukken gebeuren. Trek wegwerphandschoenen aan om jezelf tegen infecties te beschermen (b.v.aids of hepatitis). Meld aan collega’s dat je nu met het kind bezig bent en draag de verzorging van de andere kinderen, indien mogelijk, over; Help het kind op de plaats waar het ligt. Til een gevallen kind nooit op! Laat het kind zelf aangeven wanneer het wil gaan staan. Verplaats het kind alleen als dit met het oog op zijn veiligheid noodzakelijk is (b.v. bij brand); Probeer de situatie helder te krijgen:. Vraag het kind of de omstanders of zij weten wat er gebeurd is. Vraag waar het kind pijn heeft of wijs het aan. Vraag het kind het getroffen lichaamsdeel te bewegen. Laat je collega’s weten wat je van hen verwacht. Indien er geen directe collega’s aanwezig zijn, bel dan met de achterwacht; Stel het kind gerust, blijf zelf ook rustig, ook als de verwonding ernstig lijkt. Probeer het kind te kalmeren, dan kun je het ook makkelijker behandelen. Zeg geen dingen tegen het kind die niet waar zijn. B.v.: “het doet een pijn of je hoeft geen prikje”; Verleen eerste hulp, geef het kind de zorg en hulp die het nodig heeft. Laat het kind nooit alleen. Twijfel je hoe te handelen, blijf dan bij het kind en schakel een gediplomeerde BHV-er of EHBOer in; Zorg voor deskundige hulp, wanneer je niet zeker weet of je medische hulp moet vragen Neem contact op met de dichtstbijzijnde huisarts of de huisarts van het kind. Kun je geen huisarts bereiken, ga dan direct met kind per taxi naar de Spoedeisende Hulp van het dichtstbijzijnde ziekenhuis of bel 112 voor een ambulance;
ALARMNUMMER: TELEFOONNUMMER: 112 TAXIVERVOER TELEFOONNUMMER: DICHTSTBIJZIJNDE ZIEKENHUIS: TELEFOONNUMMER : ………………….. ACHTERWACHT (INDIEN DE PEDAGOGISCH MEDEWERKER ALLEEN WERKT): TELEFOONNUMMER: …………….. In noodsituaties kan het voorkomen dat een pedagogisch medewerker 112 moet bellen. Samen met haar collega’s of achterwacht zorgt zij er voor dat de andere kinderen naar een andere ruimte worden gebracht en geeft zij het volgende door aan de telefoniste van het alarmnummer:
Hoeveel slachtoffers er zijn; Wat de aard van het letsel is; Waar de hulpverleners naar toe moeten; Afspraken over wie de hulpverleners bij de locatie opvangt.
Wanneer een kind naar de Spoedeisende Hulp moet dienen de volgende zaken meegenomen te worden::
Naam en adres van het kind; Nummer ziektekostenverzekering van het kind;
Naam en adres van de huisarts van het kind.
Bij een ongeval dienen de volgende personen geïnformeerd te worden: Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[23]
De ouders Meld wat er gebeurd is; Overleg wie met het kind naar dokter of ziekenhuis gaat; Spreek af waar je elkaar ontmoet; Collega’s of achterwacht Laat ze weten wat je van hen verwacht; De leidinggevende Meld wat er gebeurd is; Bespreek eventuele acties (zoals b.v. het bellen van ouders, huisarts, het regelen van inval)
Registratie ongeval: Ongevallen of ongelukken waarbij een kind lichamelijk letsel oploopt,, worden binnen een week door diegene die direct bij het voorval betrokken zijn geweest vastgelegd op het registratieformulier “ongevallen”. Het ‘formulier (bijna) ongevallen’ wordt besproken met de leidinggevende. De leidinggevende maakt een kopie van het (bijna)ongevallenregistratieformulier en stuurt deze naar de preventiemedewerkers. De preventiemedewerkers maken ieder kwartaal een rapportage van alle (bijna)ongevallen die plaatsvinden op de kinderdagverblijven bij Sisa Kinderopvang. Dit geeft onze organisatie inzicht in mogelijke risico’s welke opgelost moeten worden. Na afloop van het ongeval.. De volgende zaken zijn hierbij van belang: Aandacht voor het kind de ouders; Onderzoek of er risico bestaat op herhaling van het ongeval; Is er een defect aan het meubilair? Heeft de inrichting van de groep het ongeval veroorzaakt? Blijf alert op kapot meubilair, speelgoed of inrichting;
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[24]
15 . HITTEBELEID Aanhoudende hitte vormt een gezondheidsrisico voor bepaalde groepen. Vooral ouderen, chronisch zieken en kleine kinderen kunnen de hitte niet goed aan. Het volgende wordt door de GGD geadviseerd als het warm wordt:
Drink voldoende; Drink 2 liter vocht per dag, ook als je geen dorst hebt. Drink bij voorkeur water; Vermijd inspanning, vooral tussen 12.00 en 16.00 uur, de warmste uren van de dag; Blijf uit de hitte; Blijf binnen of in ieder geval in de schaduw tussen 12:00 en 16:00 uur, de warmste uren van de dag; Draag een hoed, zonnebril en lichte kleding; Zorg voor koelte, door b.v. een koele handdoek in de nek, koele douche of bad; Laat de zonwering zakken of doe de gordijnen dicht van de ruimtes die veel zon krijgen; Doe de ramen dicht als het buiten warmer is dan binnen en zet ze open als het buiten koeler is, bijvoorbeeld vroeg in de morgen;
Binnenluchttemperatuur Het optreden van hittegerelateerde aandoeningen is niet alleen verbonden met de omgevingstemperatuur. Ook de luchtvochtigheid, de luchtsnelheid, de kleding en het activiteitenniveau van mensen spelen hierbij een belangrijke rol. Dit betekent dan ook dat er geen harde grens bestaat tussen wel of niet acceptabele (binnen)temperaturen. Uit diverse andere onderzoeken blijkt dat de gemiddelde behaaglijke binnentemperatuur bij normale activiteiten, zoals zitten, staan, werken en rustig rondlopen, in combinatie met standaardkleding, voor de zomerperiode tussen de 23 en 26°C ligt. Afhankelijk van de mate van overschrijding kunnen, naast comfortproblemen, ook hinder of (ernstige) gezondheidsklachten optreden. Gesteld kan worden dat hoe hoger de buitentemperatuur en hoe langer deze periode aanhoudt, des te erger de te verwachte gezondheidseffecten zijn en des te meer mensen klachten ondervinden. Vooral in ruimtes met veel glas en onder het platte dak kan de temperatuur flink oplopen. Om hittegerelateerde ziekten en sterfte te voorkomen zijn met name gedragsaanpassingen noodzakelijk. De voornaamste aanpassingen zijn het verblijven in een koele ruimte en verhoogde vochtinname. Adviezen met betrekking tot het koelen van verblijfruimtes:
Maak gebruik van ventilatoren of (mobiele) airco's. Let er wel op dat de capaciteit van de airco in verhouding is met de grootte van de ruimte. Vervang de filters tijdig; Voer de lucht direct af naar buiten. Ventilatoren verplaatsen alleen de lucht, maar koelen niet de lucht; Zonwering bij zonsopgang naar beneden en bij zonsondergang omhoog. In de praktijk blijkt dat zonwering vaak te laat gebruikt worden, een tijdig gebruik kan een warmtereductie van 20% opleveren. Buitenzonwering is effectiever dan binnenzonwering; Ventileer en lucht 's avonds en ‘s nachts het gebouw. Let wel op inbraakpreventie. Indien dit niet mogelijk is, laat (schone) ventilatieroosters dan permanent open. Ook dit kan een warmtereductie tot 15% opleveren;
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[25]
Zorg voor dwars ventilatie als er geventileerd wordt (het openen van voorzieningen in tegenover elkaar liggende gevels); Spuit eventueel het platte dak nat (zorg in verband met inzakking van het dak dat er niet teveel water op het dak komt); Zorg voor zo min mogelijk warmteproducten door lampen, computers, etc. Dit kan een warmtereductie van 6% opleveren.
Adviezen om uitdroging te voorkomen:
Neem extra vocht, minstens 2 liter per dag, zonder alcohol of cafeïne. Gebruik hierbij geen ijsblokjes i.v.m. mogelijke maag- en darmklachten en stressreactie. Drink meer als de urineproductie terugloopt en als de urine donkergeel is. Denk ook aan het eten of drinken van soep, bouillon, melk, ijs of tomatensap om het verloren zout aan te vullen; Verblijf niet in de volle zon; zeker niet tussen 12.00 en 16.00u; Smeer de huid goed in met zonnebrandcrème met een hoge beschermingsfactor; Draag in de volle zon een zonnehoed of zonneklep; Koude afwassing of een voetenbadje kan voor verkoeling zorgen; Vermijd intensieve bewegingsactiviteiten; Draag luchtige kleding; Zoek buiten een plek in de schaduw en in de wind; Neem steeds een fles water mee.
Zorg voor elkaar Let in deze warme periode goed op de kinderen, je collega’s en jezelf. Hierdoor kunnen mogelijke ernstige situaties voorkomen worden. Indien zich toch ernstige gezondheidsklachten voordoen kan de huisarts gebeld worden. In acute noodgevallen kan via de alarmcentrale 112 worden gebeld. Warmte Is het op de werkplek meer dan 26 graden? Om te voorkomen dat de gezondheid van de kinderen en de medewerkers gevaar loopt dienen de volgende maatregelen genomen te worden:
Bedek de huid buiten bent zoveel mogelijk met kleding en smeer de niet bedekte huid in met zonnebrandcrème. Buiten worden de kinderen en de medewerkers blootgesteld aan UV-licht. Dit vergroot de kans op huidziektes; Zorg voor een prettige temperatuur op de werkplek; Zorg voor een lagere temperatuur bij zwaar lichamelijk werk (denk aan het tillen van kinderen); Voorkom tocht op de werkplek;
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[26]
16. SIGNALEREN VAN ONTWIKKELING- EN GEDRAGSPROBLEMEN Over het algemeen zullen kinderen, die de buitenschoolse opvang bezoeken, goed in hun vel zitten en zich normaal ontwikkelen. Toch kan het voorkomen dat je je zorgen maakt over de ontwikkeling of het gedrag van een kind. Hieronder staat beschreven welke problemen bij kinderen we kunnen onderscheiden: Gedragsproblemen Bepaalde gedragsuitingen zoals agressie, angst en drift zijn bij sommige kinderen meer dan normaal aanwezig. Soms gaat dit gepaard met problemen in het leggen van contacten met andere kinderen en volwassen. Dergelijk gedrag leidt meestal tot problemen bij het kind zelf, of in de relatie die het kind met de mensen om hem heen heeft. Het kan ook voorkomen dat een kind heel teruggetrokken is en nauwelijks opvalt in de groep en/of moeilijk contact maakt met de andere kinderen en medewerkers. Ontwikkelingsproblemen Ieder kind ontwikkelt zich in zijn eigen tempo. Het ene kind ontwikkelt zich in een bepaalde periode op een specifiek ontwikkelingsgebied wat meer dan de ander. De één kan sneller lopen, de ander sneller praten. Op een bepaalde leeftijd hebben de meeste kinderen een aantal vaardigheden ontwikkeld. Aan de hand daarvan is een gemiddelde vastgesteld. Er zijn kinderen die boven het gemiddelde zitten. Anderen zitten er net onder. Wanneer een kind zich merkbaar langzamer ontwikkelt dan voor zijn leeftijd gebruikelijk is, kan het zijn dat er een probleem is met zijn ontwikkeling. Aangeboren beperking Er kan ook sprake zijn van een aangeboren beperking. Denk bijvoorbeeld aan: contactstoornissen, een lichamelijke beperking of een afwijking aan het gehoor of gezichtsvermogen. Een kind kan opvallend gedrag vertonen zoals is aangegeven bij ontwikkeling- en gedragsproblemen. Voor pedagogisch medewerkers is het belangrijk om met de mogelijkheid rekening te houden dat het opvallend gedrag ook veroorzaakt kan worden door een aangeboren beperking. Zorg delen Wanneer een pedagogisch medewerker zich zorgen maakt over de ontwikkeling van een kind deelt zij eerst de zorg met haar collega’s. Bijvoorbeeld tijdens een teamvergadering, waarin zij vraagt of de zorg en de signalen worden herkend. Wanneer dit het geval is wordt de leidinggevende ingelicht en worden er afspraken gemaakt. Zie hiervoor het stappenplan in het protocol “kinderen met opvallend gedrag”. Het gesprek met ouders In overleg met de leidinggevende wordt besloten of de zorg kenbaar gemaakt moet worden aan ouders. Wanneer de zorg met ouders wordt gedeeld wordt er gelegenheid gegeven aan ouders om over het gesprek na te denken en wordt er tijdens het eerste gesprek een nieuwe afspraak gemaakt voor een vervolg gesprek. In het vervolggesprek wordt samen met ouders naar een oplossing gezocht. Voor het observeren van een kind, door pedagogisch medewerkers is altijd toestemming nodig van de ouders. Wanneer is gerichte observatie nodig? Als bij de bespreking in het team blijkt dat niet helemaal helder is wat er aan de hand is kan er worden besloten om gericht naar het kind te gaan kijken. Na overleg met de leidinggevende en met toestemming van de ouders bepaalt het team wie er gaat observeren. In de meeste gevallen is dit de vaste contactpersoon. Zie verder het protocol “kinderen met opvallend gedrag”. Hierin is ook een zorgformulier opgenomen, dat gebruikt kan worden voor de observatie.
Na de observatie
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[27]
Naar aanleiding van de observatiegegevens of wordt binnen twee weken indien nodig in overleg met ouders een plan van aanpak gemaakt. In het protocol “kinderen met opvallend gedrag” is een voorbeeld voor een plan van aanpak opgenomen Het is noodzakelijk het plan van aanpak te bespreken in het team en met de leidinggevende. Ieder lid van het team moet weten wat erin staat en wat er aan de ouders wordt voorgelegd. Het is van belang dat ieder teamlid zich ook aan de afspraken houdt die erin staan, zodat er voor het kind een optimale situatie ontstaat om het gedrag te veranderen. Denk ook aan de overdracht naar invallers en stagiaires toe. Spreek met elkaar de evaluatiemomenten af, waarin er als team wordt gekeken of er verbetering optreedt en of de gemaakte afspraken eventueel aanpast moeten worden.
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[28]
17. KINDVOLGSYSTEEM
Met het kindvolgsysteem van Sisa Kinderopvang is het mogelijk om kinderen in de opvang gedurende een langere periode te volgen en gericht te beoordelen. Door systematisch naar kinderen te kijken verkrijgen we waardevolle informatie voor onszelf en voor de overdracht naar ouders en derden, zoals b.v. scholen en de jeugdgezondheidszorg. Ook wanneer een kind wordt overgeplaatst naar een andere stamgroep binnen je organisatie kan deze informatie van belang zijn.
Van alle kinderen ontwikkelt 80% zich zonder problemen. Wanneer er na het invullen van het volgsysteem echter wel twijfels zijn ontstaan over de ontwikkeling van kinderen dan moeten pedagogisch medewerkers hun leidinggevende inlichten. Aan de hand van de observatielijsten in het protocol “kinderen met opvallend gedrag” wordt overgegaan tot observatie. De te nemen stappen na een observatie staan uitvoerig in het protocol omschreven. Het kindvolgsysteem is een hulpmiddel voor: 1. Het realiseren van de pedagogische basisdoelen zoals beschreven in ons pedagogisch beleid Door de ontwikkeling van kinderen systematisch te volgen kunnen we kijken of we de juiste benadering bieden vanuit ons pedagogisch beleid en of we hier veranderingen in aan moeten brengen. Ook kunnen we inspelen op de individuele behoeften van een kind. 2. Het vroegtijdig signaleren van ontwikkelingsachterstanden Bij twijfel over de ontwikkeling van een kind kan in een vroegtijdig stadium overgestapt worden op de observatieformulieren uit het protocol ‘kinderen met opvallend gedrag’. 3. Het voeren van oudergesprekken Door goed te observeren en te registreren kan met ouders de ontwikkeling van hun kind besproken worden aan de hand van concrete informatie. 4. De overdracht naar een andere stamgroep, school of de jeugdgezondheidszorg De informatie vanuit het kindvolgsysteem geeft bij een overdracht naar derden een compleet beeld van het kind en zorgt er voor dat er geen kostbare tijd verloren gaat. Het kindvolgsysteem is opgenomen in de werkplannen van Sisa Kinderopvang.
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[29]
18. SIGNALEREN VAN KINDERMISHANDELING Bij een vermoeden van kindermishandeling is het belangrijk dat er zorgvuldig en op eenduidige wijze gehandeld wordt. Vormen van kindermishandeling:
Lichamelijke mishandeling De volwassene gebruikt lichamelijk geweld tegen het kind zoals: Slaan; Schoppen; Bijten; Knijpen; Krabben; Het toebrengen van brandwonden; Het laten vallen van het kind;
Lichamelijke verwaarlozing De volwassen onthoudt het kind datgene wat het voor zijn lichamelijke gezondheid en ontwikkeling nodig heeft, zoals: Goede voeding; Voldoende kleding; Voldoende slaap; Goede hygiëne; Benodigde medische verzorging;
Psychische of emotionele mishandeling De volwassene gebruikt geestelijk geweld tegen het kind zoals: Stelselmatig vernederen; Pesten; Bang maken; Bedreigen met geweld; Achterstellen; Verbieden om met anderen om te gaan; Eisen stellen waaraan het kind niet kan voldoen; Het kind is getuige van huiselijk geweld;
Psychische of emotionele verwaarlozing De volwassene onthoudt het kind datgene wat het voor zijn geestelijke gezondheid en ontwikkeling nodig heeft, zoals: Aandacht; Respect; Veiligheid; Scholing; Contact; Warmte; Liefde; Genegenheid; Bevestiging;
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[30]
Seksueel misbruik Seksuele handelingen bij of met het kind, die niet passen bij leeftijd of ontwikkeling, of seksuele handelingen waaraan het kind zich niet kan onttrekken, zoals; Betasten van het lichaam; Verkrachten; Het tonen van pornografisch materiaal;
Zodra een pedagogisch medewerker vermoed dat een kind mishandeld wordt:
Overlegt ze dit met het team en de leidinggevende; Bespreekt ze in een teamvergadering de zorgen over het kind; Vraagt ze aan de collega’s of ze herkennen wat ze beschrijft: Gebruikt ze het observatieformulier : kindermishandeling; Kijkt ze of ze een geruststellende verklaring kan vinden; Waarborgt ze de privacy van het kind en het gezin; Spreekt ze in het team en met de leidinggevende af wat de volgende stappen zijn wie wat doet en wanneer er op teruggekomen wordt;
Bij een aanwijzing dat een collega zich schuldig maakt aan seksueel of ander geweld tegen een kind hebben werknemers in de kinderopvang vanaf 1 juli 2013 de meldplicht om dit direct te melden bij hun leidinggevende of werkgever. De werkgever is wettelijk verplicht om de vertrouwensinspecteur te bellen. Het is het beste om zo snel mogelijk advies te vragen bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). De leidinggevende neemt deze taak op zich.
Advies- en meldpunt Kindermishandeling (AMK) Het AMK is de instelling waar je terecht kunt met al je vragen, zorgen of meldingen betreffende kindermishandeling. Het AMK geeft advies over alles wat met kindermishandeling te maken heeft. Bij een vermoeden van kindermishandeling is het raadzaam in een vroeg stadium contact op te nemen met het AMK, zeker bij een vermoeden van seksueel misbruik vanwege de specifieke problematiek en bewijslast. Samen met het AMK bekijkt de leidinggevende wat het vervolgtraject kan zijn. Er kan meerdere malen met het AMK overlegd worden over hetzelfde kind. De verantwoordelijkheid voor het kind blijft bij de adviesvrager. Het AMK onderneemt nooit actie naar aanleiding van een adviesvraag. Wel legt het AMK het gegeven advies vast op naam van de adviesvrager. Het AMK legt géén gegevens vast over het gezin. Wanneer een leidinggevende besluit een melding te doen van (een vermoeden van) kindermishandeling, neemt het AMK de verantwoordelijkheid voor de behandeling over en schakelt zonodig hulpverlening in. Een melding kan niet anoniem gedaan worden door professionals. De leidinggevende stelt de ouders van de melding op de hoogte. Er kan alleen een anonieme melding gedaan worden wanneer een kind of de medewerkers van Sisa Kinderopvang direct gevaar lopen. Een anonieme melding betekent dat het AMK de naam van de melder niet doorgeeft aan het gezin. Ook in het dossier wordt de informatie zo opgeschreven, dat deze niet te herleiden is naar de melder.
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[31]
19. CENTRUM VOOR JEUGD EN GEZIN / VERWIJSINDEX Centrum voor jeugd en gezin Sisa kinderopvang is aangesloten bij het centrum voor jeugd en gezin. Het centrum voor jeugd en gezin (CJG) bundelt voorzieningen die zich inzetten voor de 5 gemeentelijke functies rondom jeugdbeleid, te weten:
Informatie en advies; Licht pedagogische hulp; Signalering; Toeleiding naar hulp; Coördinatie van zorg met alle mogelijke voorzieningen;
De gemeentes zijn verantwoordelijk voor de regievoering van het CJG en de verwijsindex. Het centrum voor jeugd en gezin heeft niet per definitie een “fysieke plek”.
Met het CJG moet worden bereikt dat: Jeugdigen en hun opvoeders niet tussen wal en schip vallen; Problemen vroegtijdig worden gesignaleerd; Organisaties goed samenwerken op basis van het 1 plan principe (kind/gezin); Verwijsindex De verwijsindex is een digitaal instrument waarmee professionals elkaar kunnen “vinden”. In de verwijsindex kunnen zij een signaal afgeven over kinderen waar zij zorgen over hebben. In de verwijsindex worden alleen naam, adres en woonplaats vermeld. Het signaal moet in bijna alle gevallen besproken worden met de ouders. Uitzonderingen worden altijd besproken met de leidinggevende. De verwijsindex is een hulpmiddel om: Vroegtijdig problemen te signaleren; Sneller informatie te kunnen delen met andere professionals; Sneller een gezamenlijk plan van aanpak te maken; De voortgang beter te bewaken; De efficiëntie rond de zorgcoördinatie te vergroten; Signaleringscriteria: Materiële omstandigheden; Gezondheid; Opvoeding en gezinsrelaties; Onderwijs en werk; Sociale omgeving buiten het gezin en de school; In Friesland is de verwijsindex bekend onder de naam: ViF-ZiZeo (zicht in zorg en onderwijs). Het netwerk binnen het CJG bestaat uit: Alle Friese Gemeentes Bureau Jeugdzorg Jeugdgezondheidszorg Algemeen Maatschappelijk Werk Onderwijs Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[32]
Kinderopvang en peuterspeelzalen; Organisaties voor werk en inkomen Raad voor de Kinderbescherming Bureau Halt Overige Welzijns- en Zorginstellingen Huisartsen en Verloskundigen
De instellingscoördinator voor het centrum voor jeugd- en gezin en de verwijsindex binnen Sisa Kinderopvang is de manager kwaliteit.
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[33]
20. BIJZONDERE GEZINSOMSTANDIGHEDEN Het is belangrijk dat pedagogisch medewerkers op de hoogte zijn van bijzondere gezinsomstandigheden betreffende de kinderen op de groep. Hierbij kun je denken aan een scheiding, ziekte van één van de ouders of ouders met een drugs- of alcoholprobleem. Een aantal van deze omstandigheden zal niet direct zichtbaar zijn, maar wanneer bovengenoemde problemen in een gezin spelen zijn er altijd gevolgen voor de kinderen. Pedagogisch medewerkers hebben de taak om te signaleren of er problemen zijn met een kind dat opgroeit in dergelijke gezinsomstandigheden. Kinderen kunnen op verschillende manieren reageren. Signalen kunnen zijn:
Verzet of regressie (zindelijke kinderen plassen weer in de broek of gaan bedplassen); Verlatingsangst (veel huilen bij het afscheid nemen); Teruggetrokken, eenzaam voelen; Agressief gedrag; Machteloosheid; Schuldgevoelens; Verdriet; Loyaliteitsproblemen;
Hoe gaan we met deze signalen om:
Biedt de kinderen veiligheid; Heb begrip voor de onrust van het kind; Heb aandacht voor het feit dat deze kinderen nog meer behoefte hebben aan veiligheid, stabiliteit, duidelijkheid, warmte en aandacht; Vindt niet alles goed omdat het zielig is voor het kind; Houdt vast aan de dagelijkse routine, schep duidelijkheid en veiligheid; Houdt in je achterhoofd dat alles thuis anders is, daarom kan de voorspelbaarheid van de opvang juist prettig zijn. Probeer te voorkomen dat het kind wordt geconfronteerd met veel wisselingen van medewerkers. Wanneer dit toch voorkomt, begeleidt dit dan goed.
Overleg in het team wanneer de signalen dusdanig zijn dat er zorgen zijn ontstaan. Leg met elkaar vast hoe er binnen het team met het kind zal worden omgegaan. Zorg er voor dat het op alle dagen met alle verschillende medewerkers, de dag zo overzichtelijk en duidelijk mogelijk verloopt. De vaste contactpersoon van het kind bespreekt de zorgen zo snel mogelijk met beide ouders en maakt de ouders duidelijk hoe er op de groep mee wordt omgegaan. Blijf elkaar informeren en wees vooral eerlijk en open.
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[34]
21 . Calamiteiten en ontruiming Iedere locatie van Sisa Kinderopvang heeft een eigen calamiteitenplan. Het doel van dit plan is het beheersen van een noodsituatie, het beperken van de omvang van schade aan personen, gebouwen en installaties en het zoveel mogelijk waarborgen van de voortgang van de dagelijkse activiteiten. De verplichting om bij een calamiteit of ernstig ongeval de gevolgen, voor zowel de medewerkers als bezoekers (kinderen en ouders) zoveel mogelijk te beperken of te beheersen, is onder andere vastgelegd in de ARBO-wet. Er is sprake van een calamiteit bij een van de volgende gebeurtenissen: brand en/of explosie; ongevallen met gewonde(n); technische calamiteiten: storingen in de elektrische voorzieningen; storingen in de watervoorziening en wateroverlast; gaslekkages ; telefoonstoring; bijzondere voorvallen: bommelding; vermissing van een kind; ontvoering/kidnapping; Hoewel in dit hoofdstuk de meeste voor de hand liggende calamiteiten zijn beschreven, is het mogelijk, dat zich situaties voordoen waarin dit werkplan niet voorziet. In bijzondere situaties kan hier dan ook van worden afgeweken. De beslissing hierover wordt altijd door de verantwoordelijke bedrijfshulpverlener (BHV'er) ter plaatse, het hoofd BHV: Wanda Lameris, of door externe hulpverleners genomen. Brandmeld-instructie: Alarmeer en informeer de aanwezige bedrijfshulpverleners en collega's op de locatie. Bel 112; Stel de kinderen gerust. Zorg dat ze weten wat er aan de hand is, waar ze heen moeten gaan en wat ze eventueel moeten doen; Verplaats de kinderen en eventuele slachtoffers naar een rookvrije ruimte of breng ze naar de afgesproken verzamelplaats. Blijf bij de kinderen tot de ouders zijn gearriveerd; Controleer of alle kinderen en collega's aanwezig en veilig zijn. Gebruik hiervoor de kindlijsten, waarop alle aanwezige kinderen staan. Geef dit door aan de bedrijfshulpverlener(s); Sluit deuren en ramen; Blus de beginnende brand zo snel mogelijk met beschikbare blusmiddelen; Schakel elektrische apparaten uit; Stel waardevolle zaken veilig; Geef geen informatie aan pers of buitenstaanders als dit niet nodig is, verwijs naar de directeur. Ouders moeten uiteraard wel ingelicht en gerustgesteld worden.
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[35]
Vermissing van een kind Mocht het voorkomen dat er een kind vermist wordt op de buitenschoolse opvang, dan dient het volgende gedaan te worden: informeer je leidinggevende en de aanwezige BHV-ers over de vermissing; controleer goed of het kind echt niet aanwezig is, ook niet elders in het gebouw; informeer bij collega's en de andere kinderen of zij weten waar het kind zich op dat moment bevindt; verken de buurt of het kind ergens rondloopt; als het kind nog niet gevonden is, bel dan de ouders om hen op de hoogte te stellen; laat de ouders naar de opvanglocatie komen; schakel de politie in; volg de orders van de politie; zorg ervoor dat de locatie telefonisch bereikbaar is; stel de andere kinderen gerust. Technische calamiteit Onder technische storingen worden in dit verband storingen verstaan die een probleem of gevaar kunnen opleveren voor de dagelijkse gang van zaken op de locatie of op het Centraal Bureau. Hieronder vallen: storing stroomvoorziening storing gasvoorziening storing watervoorziening storing telefoon storing centrale verwarming In alle gevallen moet de storingsdienst gewaarschuwd worden. De nummers hiervan zijn bekend bij de leidinggevende of bij de receptie van het Centraal Bureau. Zo nodig wordt het calamiteitenteam (politie, brandweer en ambulance) bijeengeroepen door het bellen van 112. Op de vluchtplattegronden van de locaties zijn de plaatsen van de hoofdschakelaars en de hoofdafsluiters van gas en water aangegeven. Ongevallen op de werkvloer Wanneer er zich ongevallen met collega's op een locatie voordoen, dan dien je als volgt te handelen: informeer de leidinggevende/hoofd BHV informeer overige BHV'ers; BHV-ers voeren EHBO uit; bij twijfel wordt arts/ambulance ingeschakeld via 112; de leidinggevende brengt de manager HRM (i.v.m. bedrijfsongeval) op de hoogte en geeft noodzakelijke informatie door. Agressie op de werkvloer Wanneer er sprake is van agressie op de werkvloer, handel dan volgens de onderstaande aandachtspunten: blijf kalm en ga niet in discussie waarschuw zo snel mogelijk een collega of de leidinggevende voor het inschakelen van extra hulp; toon begrip en houdt oogcontact; probeer zo te gaan staan dat je rugdekking hebt en het voor je omgeving opvalt dat er iets aan de hand is;
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[36]
houd rekening met de veiligheid van de kinderen en die van jezelf, situeer jezelf zo, dat je snel een ruimte uit kunt gaan als dit nodig is
Bedrijfshulpverleners Op iedere locatie zijn een aantal medewerkers opgeleid tot bedrijfshulpverlener (BHV-er). In het calamiteitenplan van je locatie staat vermeld wie dit zijn. Een bedrijfshulpverlener is verantwoordelijk voor het coördineren van en/of het handelen bij een calamiteit. Alle bedrijfshulpverleners worden jaarlijks getraind op de volgende gebieden ten behoeve van de uitvoering van het calamiteitenplan:
de basisprincipes van brandbestrijding, waaronder het oefenen met de brandblusapparaten; wat te doen bij een evacuatie (verantwoordelijkheden en bevoegdheden); communicatie met externe hulpverleners; het verlenen van eerste hulp bij ongelukken (levensreddend handelen);
De BHV-ers vallen onder het hoofd BHV: Wanda Lameris. Zij moet altijd zo snel mogelijk op de hoogte gebracht worden ingeval van brand, ongevallen en gevaar. Zie voor uitwerking de calamiteitenmap en calamiteitenkaart. De routes binnen Sisa Kinderopvang worden jaarlijks herhaald op een plenair overleg en per groep.
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[37]
22 . Zieke kinderen Het komt regelmatig voor dat kinderen ziek zijn. Het kan gaan om een relatief eenvoudige verkoudheid, maar ook om een infectieziekte die minder vaak voor komt. Hieronder staat beschreven welke stappen je kunt volgen, waarbij de richtlijnen van de GGD gehanteerd worden. Bij de afweging of een kind de opvang wel of niet kan bezoeken spelen twee argumenten een rol:
de gezondheid en het welbevinden van het zieke kind. Kinderen die zich niet lekker voelen hebben vaak behoefte aan extra aandacht. Natuurlijk is dit wel afhankelijk van de situatie. Zo kan een kind met een zware verkoudheid of een buikvirus zich veel ellendiger voelen dan een kind met verhoging. Wanneer een kind zich ziek voelt en niet met het normale dagprogramma mee kan doen, is het verstandig met de ouders te overleggen of het kind opgehaald kan worden of thuis kan blijven. de gezondheid van andere kinderen. Veel besmettelijke ziekten worden al overgedragen in de incubatietijd. Meestal is het niet mogelijk om een besmetting te voorkomen (verkoudheden, waterpokken) en heeft het geen zin om kinderen thuis te houden. In bepaalde gevallen kan de gezondheid van de andere kinderen of zwangere vrouwen in het gedrang komen, bijvoorbeeld bij besmettelijke ziekten. Het om deze reden weren van kinderen doen we alleen bij enkele zeer ernstige infectieziekten en altijd in overleg met de leidinggevende en de GGD.
Wat te doen als een kind ziek wordt tijdens de opvang?
Stel vast wat er met het kind aan de hand is; Kijk hoe het kind zich voelt; Stel vast welke verzorging het kind nodig heeft; Wanneer een kind te ziek is om zich prettig te voelen of specifieke medische zorg nodig heeft, neem dan contact op met de ouders; Vertel de ouders wat er aan de hand is en vraag of ze hun kind op willen halen;. Spreek met de ouders af hoe laat het kind gehaald wordt en door wie; Als het kind opgehaald wordt, vertel je wat het kind heeft en hoe het op dit moment gaat; Eventueel spreek je af wanneer het kind weer komt;
Wanneer schakel je de GGD in? In het ziekte boek van Sisa Kinderopvang, die op je locatie aanwezig is, staat beschreven hoe te handelen bij bepaalde ziektes. De volgende aandoeningen moeten gemeld worden bij de GGD op grond van de Infectieziektewet:
diarree : als meer dan een derde deel van de groep binnen een week klachten heeft geelzucht: altijd melden huiduitslag/vlekjes: als er binnen twee weken, twee of meer gevallen zijn in dezelfde groep schurft: als er drie of meer gevallen in de groep zijn meerdere gevallen van een andere ernstige infectieziekte in korte tijd, zoals longontsteking of hersenvliesontsteking.
De melding bij de GGD gebeurt door de leidinggevende van de betreffende locatie.
Overleg met de GGD is verstandig als de ouders van andere kinderen geïnformeerd moeten worden over een ziektegeval. De leidinggevende is contactpersoon naar de GGD. Wanneer de leidinggevende overleg met de GGD nodig vindt, meldt zij dit bij de manager groepsopvang
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[38]
23 . KLACHTEN VAN OUDERS Een kritische vraag is geen klacht. Een in scherpe bewoordingen geformuleerde mening ook niet. Hoe herkent een pedagogisch medewerker een klacht? Soms wordt iets in eerste instantie gebracht als een klacht, maar blijkt het bij doorvragen meer om een kritische opmerking te gaan. Soms is de persoon in kwestie naar aanleiding van een gebeurtenis alleen maar even boos en is het door goed te luisteren en passend te reageren eenvoudig weer op te lossen. Een klacht is nooit leuk. Het is schrikken. Het voelt soms als een persoonlijke aanval. Maar een klacht heeft ook iets positiefs: een klacht is gratis advies. Hoe ontstaat een klacht? Iedereen maakt wel eens een foutje. Iets vergeten, een opmerking maken die in verkeerde aarde valt. Soms ligt de reden tot klagen ergens anders, bijvoorbeeld de regels van de organisatie, en kan een medewerker, het team of de locatie er niets aan doen dat er geklaagd wordt. Het kan ook voorkomen dat een medewerker niet weet wat ze met een klacht aan moet omdat degene die klaagt zich tot de verkeerde persoon went of dat ze niet begrijpt waarom iemand zo’n ophef maakt. Wat te doen bij een klacht? Luister goed naar wat diegene zegt. Probeer te achterhalen wat er precies aan de hand is en waar de klacht over gaat. Vraag door en vat alles kort samen van wat je begrepen hebt. Check of dat klopt en vraag vervolgens naar wat diegene verder wil. Ook hier weer: luisteren, samenvatten en doorvragen. Waar op te letten bij het behandelen van een klacht? Neem elke klacht serieus. Let erop dat de klacht via de klachtenroute verloopt (zie stroomschema en de folder Interne Klachtenprocedure). Stap niet in de valkuil door in de verdediging te gaan, te ontkennen, boos te worden of weg te lopen. Beheers je en bewaar je professionaliteit. Wanneer kies je voor een time out of moet de klager worden doorgestuurd? Als jij of je collega onheus behandeld wordt, geef dan duidelijk aan dat je dat niet accepteert. Dat je wel met respect behandeld wilt worden en rustig verder wil praten. Wanneer dat niet lukt spreek dan een ander moment af waarop je verder praat. Wanneer de klacht niet jezelf betreft dan stuur je de klager door naar diegene waar de klacht direct mee te maken heeft.
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[39]
24. BORGEN
Act
Plan
Check
Do
Borgen is een continu proces van:
Waarom wordt het pedagogisch beleid en pedagogisch werkplan geborgd? Bij Sisa Kinderopvang wordt er gecommuniceerd over de manier hoe er wordt gewerkt Doel daarbij is dat het pedagogisch beleid en pedagogisch werkplan bij iedereen bekend is en dat er volgens dit beleid en plan gewerkt wordt. Wanneer wordt het pedagogisch beleid en pedagogisch werkplan geborgd? Het pedagogisch beleid wordt getoetst in één van de jaarlijks geplande thema vergaderingen van het Management Team; De pedagogische werkplannen voor KDV, BSO en PSZ staan structureel op de agenda van het Teamoverleg. Er worden telkens een aantal uitgangspunten uitgelicht. De dagelijkse praktijk dient als leidraad om te beoordelen of de pedagogisch werkplannen worden uitgevoerd volgens de richtlijnen. Door wie wordt het pedagogisch beleid en pedagogisch werkplan geborgd? Het Management Team beoordeelt het pedagogisch beleid; De pedagogische werkplannen voor KDV, BSO en PSZ wordt door de leidinggevenden en pedagogisch medewerkers getoetst. Waaraan worden de pedagogische werkplannen getoetst? Aan de in de Wet voorgeschreven uitgangspunten Aan de Gemeentelijke verordening Kinderopvang Hoe wordt het pedagogisch beleid en de pedagogische werkplannen geborgd? De omschrijving van de pedagogische doelen in de Wet Kinderopvang geeft het kader aan voor het pedagogisch beleid. Voortdurende deskundigheidsbevordering van medewerkers maakt ook deel uit van het borgproces De afdeling kwaliteit is verantwoordelijk voor het accuraat houden van het pedagogisch beleid op schrift en in de praktijk Met enige regelmaat worden door de afdeling kwaliteit thema’s vanuit de pedagogische basisdoelen gevisualiseerd op alle groepen waarbij specifiek activiteit en discussie zal plaatsvinden.
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[40]
25. stroomschema’s
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[41]
2. wennen
Wennen
Tot een maximum van 2 keer een gratis dagdeel Eén van de ouders moet bereikbaar zijn tijdens de wenperiode
Doel van het wenbeleid
Kennismaken Voldoet de opvang aan de verwachting van ouders Hebben ouders de juiste keuze gemaakt
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[42]
4. Spelen
spelen
Criteria voor het kiezen van speelgoed
Buitenspelen
De rol van pedagogisch medewerker
Spelen is belangrijk voor de ontwikkeling van kinderen Wanneer een kind niet (meer) speelt is dat meestal een teken dat er wat aan de hand is.
Geschiktheid voor de doelgroep Afgestemd op het doel Aanvulling of meer van hetzelfde Materiaal, vormgeving en duurzaamheid Veiligheidscertificaat
Begeleidend Ondersteunend Stimulerend Voorbeeld/rolmodel
Begeleidend Ondersteunend Stimulerend Voorbeeld/rolmodel
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[43]
5. Uitstapjes
Spontane uitstapjes
Geplande uitstapjes
Hanteer de leidster-kind ratio Houdt rekening met de leeftijd en ontwikkeling van de kinderen De pedagogisch medewerker is telefonisch bereikbaar
Hanteer de leidster-kind ratio Houdt rekening met de leeftijd en ontwikkeling van de kinderen De pedagogisch medewerker is telefonisch bereikbaar Het geplande uitstapje is tijdig aangekondigd bij de ouders Ouders hebben toestemming gegeven De leidinggevende is op de hoogte van het geplande uitstapje Meenemen: Een actuele lijst met telefoonnummers van de ouders Telefoonnummer BSO Telefoonnummer hulpverlening Medewerkers hebben een training kinder EHBO gevolgd; Er is een EHBO trommel aanwezig Medewerkers hebben een geldige WA verzekering Met de auto: De bestuurder heeft een geldig rijbewijs Een inzittende verzekering De auto is APK gekeurd
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[44]
6. Corrigeren en belonen
Houding en werkwijze pedagogisch medewerkers
Corrigeren en belonen
Wees je bewust van je eigen waarden en normen, stemming en omstandigheden Maak de situatie op de groep veilig en aantrekkelijk Wees (non)verbaal duidelijk naar de kinderen Houdt rekening met de leeftijd en ontwikkeling van de kinderen Bekrachtig positief gedrag Wees je bewust van je voorbeeldfunctie
Benoem ongewenst gedrag naar het kind en leg uit waarom je het gedrag niet accepteert Indien nodig: zonder het kind af binnen je eigen gezichtsveld Help het kind met concrete suggesties om andere manieren te zoeken om zich te uiten Een correctie mag nooit angst oproepen bij een kind Beloon het kind met een compliment, een aai over de bol etc. als hij/zij positief gedrag vertoont.
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[45]
7. Voedingsbeleid
Maaltijden
Verjaardagen
Zorg voor een prettige sfeer aan tafel Het eten word niet opgedrongen aan de kinderen Zorg er voor dat je het goede voorbeeld geeft Keuze uit afwisselend vier soorten beleg, koekjes of drinken
Op de BSO wordt niet getrakteerd Er wordt wel aandacht aan traktaties besteed
Voor meer informatie: zie voedingsbeleid Sisa Kinderopvang
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[46]
8. HYGIENE
Hoe werk je zo hygiënisch mogelijk
Handen wassen voor: -het aanraken en bereiden van voedsel -het eten of het helpen bij eten -wondverzorging Handen wassen na: -hoesten, niezen en snuiten d -toiletbezoek (van jezelf én na begeleiding van een kind; -het verschonen van elk kind -contact met lichaamsvocht (speeksel, snot, braaksel, bloed, ontlasting) -buiten spelen (eigen handen én handen van de kinderen) -contact met vuil textiel of de afvalbak -schoonmaakwerkzaamheden -het aanraken en bereiden van voedsel -het eten of het helpen bij eten -wondverzorging
Wat te doen bij hoesten en niezen?
-draai weg, uit de richting van de mensen in je omgeving. -hoest, nies in je hand of beter nog in je elleboog -was je handen na hoesten, niezen of neus afvegen -zorg dat je kinderen regelmatig hun neusjes veegt -gebruik papierdoekjes en gooi ze ook onmiddellijk weg -leer de kinderen een goede hoest- en nieshygiëne aan.
Waar let je op bij toiletbezoek?
-schone spoelknop, kraan, aankleedkussen, deurkruk) -handenwassen na (het helpen bij) een toiletbezoek of het verschonen van elk kind -
Wanneer desinfecteren?
In principe is het niet nodig de toiletbril of het verschoonkussen dagelijks te desinfecteren, zorgvuldig huishoudelijk schoonmaken met allesreiniger is voldoende. Enkel na vervuiling met bloed of bloederige diaree moet er gedesinfecteerd worden. Na het huishoudelijk schoonmaken ontsmetten met alcohol (70%). Laat de alcohol aan de lucht drogen.
Waar kun je uitgebreidere informatie vinden?
www.ggdfryslan.nl www.rivm.nl (rijksinstituut voor volksgezondheid en milieu)
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[47]
9. Seksuele ontwikkeling
Pedagogisch medewerkers geven in principe geen seksuele voorlichting. Beantwoord vragen van kinderen zo goed mogelijk, pas je antwoord aan op de leeftijd van het kind Pedagogisch medewerkers brengen kinderen de omgangsvormen m.b.t. de ontwikkeling van hun seksualiteit bij. Bij twijfel, vragen, onzekerheden overleg met je team en/of leidinggevende..
Seksuele voorlichting
Medewerkers geven eigen grenzen aan m.b.t. het onderwerp seksualiteit, passend binnen het beleid van de organisatie. Wanneer kinderen pedagogisch medewerkers per ongeluk aanraken op privéplekken hoeft dit niet meteen afgekeurd te worden. Wanneer het aanraken expres gebeurt kan de pedagogisch medewerker stelliger zijn in het afkeuren. Kinderen mogen niet aan de geslachtsdelen van andere kinderen zitten. Kinderen mogen niet aan hun eigen geslachtsdelen komen wanneer er andere kinderen bij zijn. Doktertje spelen of andere spelvormen waarbij kinderen elkaar onderzoeken mogen op de groep alleen binnen bepaalde grenzen. Er mag geen sprake zijn van dwang of pijn en de kleren blijven aan. In kleine ruimtes (b.v. speelhuisjes) waar minder toezicht is kijken pedagogisch medewerkers regelmatig of de kinderen zich gedragen binnen de grenzen van het protocol Zelfbedachte spelletjes met een seksuele lading zijn niet acceptabel en worden door pedagogisch medewerkers meteen gestopt.
Grenzen
Woordgebruik
Afspraken
Woorden zoals poep en plas hoeven niet meteen verboden te worden. Negeren of met humor afleiden werkt vaak beter. Extreme scheldwoorden worden niet geaccepteerd. Om verwarring te voorkomen wordt binnen Sisa Kinderopvang dezelfde terminologie gehanteerd voor geslachtsdelen, te weten: piemel en plasser. Andere termen die gebruikt worden zijn o.a. zoenen, vrijen en strelen.
Vanaf 4 jaar zitten kinderen met de deur dicht op de wc Verschonen in de verschoonruimte Kinderen mogen niet in hun blootje in het badje buiten spelen.
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[48]
10. beeldschermbeleid
Negatieve kanten gebruik computers en televisie
Positieve kanten gebruik computers en televisie
Weinig lichaamsbeweging Concentratieproblemen Gebrek aan sociale contacten Verslaving RSI
Televisie kan gebruikt worden bij thema-activiteiten of werkstukken De DVD speler kan gebruikt worden om samen een film te kijken Het kan leuk zijn om samen een spel te doen op de spelcomputer Kinderen kunnen leren van educatieve spelletjes voor de computer. Het Internet kan gebruikt worden om ideeën op te doen voor andere activiteiten of het opzoeken van uitstapjes
Onder beeldschermen wordt verstaan
Regels t.a.v. het gebruik van computers en televisie
computer X-box, playstation, Wii Nintendo DS/Gameboy Televisie DVD of videorecorder Smart Phone of mobiel
Kinderen moeten altijd toestemming vragen voor het gebruik van (spel)computers of televisie Kinderen mogen niet langer dan een half uur achtereen achter de computer Spelletjes met een agressief of seksueel karakter worden niet aangeschaft De computer staat in een groepsruimte met het beeldscherm naar de groep gericht De televisie blijft niet aanstaan als levend behang. Er wordt niet gekeken naar agressieve of seksueel getinte programma’s Er wordt niet naar series gekeken Tijdens de VSO en TSO wordt er geen tv gekeken. Op korte middagen gaat de TV pas aan na 17.00 uur Wanneer er speciale gebeurtenissen zijn mag er afgeweken worden van de regels m.b.t. tijdafspraken. Er wordt gelet op een goede werkhouding en werkplek Tijdens groepsactiviteiten en maaltijden worden mobieltjes opgeborgen
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[49]
11. BS@ activiteiten
Wat zijn BS@ activiteiten
Doel BS@ activiteiten
Extra activiteiten op de BSO op het gebied van kunst en cultuur, muziek en drama, natuur en techniek en sport en spel Worden gecoördineerd door werkgroep BSO medewerkers leveren een jaarplanning in met extra activiteiten aan de hand van 8 thema’s die worden aangereikt door de werkgroep
Kinderen leren zichzelf te uiten; Ontwikkelen van creativiteit en vindingrijkheid; Ontwikkelen van persoonlijke identiteit, talenten en voorkeuren; Sociale en maatschappelijke ontwikkeling en bewustwording; Ontspanning en recreatie; Lichamelijke en motorische ontwikkeling
Rol van de werkgroep
Rol van de pedagogisch medewerker t.a.v. de BS@ activiteiten
Levert thema’s aan voor de bso’s voor bs@ activiteiten. Zorgt voor de planning van extra activiteiten Informeert de pedagogisch medewerker over de bs@ activiteiten
Informeert ouders over de bs@ activiteiten Zorgt voor de huur van ruimte wanneer de activiteit buiten de locatie plaats vindt Ontvangen en bedanken docenten en vrijwilligers Houdt rekening met de leidser-kind ratio Heeft een actieve houding tijdens de bs@ activiteit
Meer informatie op de bs@ facebookpagina
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[50]
12. Ziekte en overlijden
Zieke kinderen
Overlijden
Kunnen de opvang niet bezoeken Zelf meegebrachte aspirines en zetpillen mogen zonder voorschrift niet worden toegediend Zie voor uitgebreide informatie het ziekteboekje van Sisa Kinderopvang
Zie voor uitgebreide informatie het protocol “overlijden” van Sisa
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[51]
13. Medisch handelen
Het verzorgen van wonden Het toedienen van medicijnen, nadat de pedagogisch medewerker de instructie van ouders heeft ontvangen en de bijsluiter heeft gelezen Handelingen waarvoor schriftelijk toestemming is gegeven door een arts (autorisatieformulier)
Medische handelingen op de BSO
Welke medische handelingen mogen er niet worden verricht.
Verzoek tot het verrichten van een medische handeling
Handelingen die alleen door (para)medisch geschoolde personen uitgevoerd mogen worden
Informeer om welke handeling het gaat Maak afspraken met ouders over de te verrichten handeling In geval van een autorisatie van een arts of bij twijfel licht de pedagogisch medewerker de leidinggevende in
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[52]
13. Medisch Handelen Vervolg Welke geneesmiddelen mogen gegeven worden aan de kinderen
Geneesmiddelen, die door een arts zijn voorgeschreven Geneesmiddelen die níet onder de wet BIG vallen Zelfzorgmiddelen worden niet gegeven
Verzoek van ouders/verzorgers voor het geven van een geneesmiddel aan hun kind
Vraag een ‘Overeenkomst toediening geneesmiddelen’ in te vullen en te ondertekenen Vraag om duidelijke instructies Lees zelf ook de bijsluiter Vraag de ouders elke dag het geneesmiddel weer mee naar huis te nemen Vraag zo mogelijk aan de ouders het geneesmiddel eerst thuis aan het kind te geven, zodat het al gewend is.
Bewaren van geneesmiddelen
In de originele verpakking met bijsluiter en met de naam van het kind erop In de koelkast, boven in, buiten bereik van kinderen of een afgesloten kast In een speciale goed afsluitbare doos. Haal het niet langer uit de koelkast dan nodig is
Verantwoordelijkheid pedagogisch medewerker
Verantwoordelijkheid leidinggevende
Het op juiste wijze uitvoeren van de richtlijnen rondom medisch handelen en toedienen van medicijnen De overdracht aan collega’s De registratie van het toedienen van het geneesmiddel in de overdrachtsmap
Beslist over het wel/niet toedienen van medicatie; Het raadplegen van een arts en het inlichten van de ouders wanneer het er iets verkeerd is gegaan met het toedienen van het medicijn
Waar kan ik uitgebreidere informatie vinden?
www.ggdfryslan.nl
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[53]
14. Ongevallen
Het verlenen van eerste hulp
Wat meld je bij 112?
Wat neem je mee als je met een kind naar de Spoedeisende Hulp moet?
Let op gevaar: zowel voor het kind als voor jezelf, de omgeving en andere omstanders Help het kind op de plaats waar het ligt Ga na wat er gebeurd is en wat het kind mankeert Stel het kind gerust Verleen eerste hulp Zorg indien nodig voor deskundige hulp
Wat is er gebeurd Hoeveel slachtoffers zijn er Wat is de aard van het letsel Het adres waar de hulpverleners naar toe moeten
Naam en adres van het kind Nummer ziektekostenverzekering Naam en adres huisarts van het kind
Wie worden er geïnformeerd bij een ongeval
De ouders Meld wat er gebeurd is; Overleg wie met het kind naar dokter of ziekenhuis gaat; Spreek af waar je elkaar ontmoet; Collega’s Laat ze weten wat je van hen verwacht. De leidinggevende Meld wat er gebeurd is/bespreek evt. acties
Registratie ongeval
Vastleggen op registratieformulier “ongevallen Het ‘formulier ongevallen’ wordt besproken met de leidinggevende. De leidinggevende maakt een kopie van het ongevallenregistratieformulier en stuurt deze naar de preventiemedewerkers. Preventiemedewerkers maken een kwartaaloverzicht van alle ongevallen die plaatsvinden op de kinderdagverblijven bij Sisa Kinderopvang zodat onze organisatie inzicht krijgt in mogelijke risico'
Waar kan ik uitgebreidere informatie vinden?
www.ggdfryslan.nl
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[54]
15. Hittebeleid
Wat te doen bij hitte?
Drink voldoende; Drink 2 liter vocht per dag, bij voorkeur water; Vermijd inspanning, vooral tussen 12.00 en 16.00 uur Blijf uit de hitte; Draag een hoed, zonnebril en lichte kleding; Zorg voor koelte, door b.v. een koele handdoek in de nek, koele douche of bad; Laat de zonwering zakken of doe de gordijnen dicht van de ruimtes die veel zon krijgen; Doe de ramen dicht als het buiten warmer is dan binnen en zet ze open als het buiten koeler is, bijvoorbeeld vroeg in de morgen;
Koelen van verblijfruimtes
Voorkom uitdroging
Maak gebruik van ventilatoren airco's. Voer de lucht direct af naar buiten. Zonwering bij zonsopgang naar beneden en bij zonsondergang omhoog. Ventileer en lucht 's avonds en ‘s nachts het gebouw. Zorg voor dwars ventilatie als er geventileerd wordt (het openen van voorzieningen in tegenover elkaar liggende gevels); Zorg voor zo min mogelijk warmteproducten door lampen, computers, etc.
Neem extra vocht, minstens 2 liter per dag, Verblijf niet in de volle zon; zeker niet tussen 12.00 en 16.00u; Smeer de huid goed in met zonnebrandcrème met een hoge beschermingsfactor; Draag in de volle zon een zonnehoed of zonneklep; Koude afwassing of een voetenbadje kan voor verkoeling zorgen; Vermijd intensieve bewegingsactiviteiten; Draag luchtige kleding; Zoek buiten een plek in de schaduw en in de wind; Neem steeds een fles water mee;
Meer informatie over hitte:
www.ggdfryslan.nl of tel. 088-2299222 Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne: http://www.rivm.nl/milieuportaal/dossier/hitte
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[55]
16. Signaleren van ontwikkelings- en gedragsproblemen
Wat doe je als je je zorgen maakt over een kind?
Wanneer praat je met de ouders/verzorgers?
Wanneer ga je gericht observeren?
Wat kun je doen na de observatie?
Wanneer en waar vraag je advies aan een deskundige ?
Overleg met je collega’s Ga in gesprek met de ouders/verzorgers Maak afspraken over het vervolg
Als je je zorgen maakt om een kind Wanneer je gericht wilt observeren Wanneer je advies van een deskundige wilt vragen Wanneer je afspraken wilt maken over de verdere aanpak van het gedrag
Als je geen helder beeld hebt van wat er aan de hand is
Gezamenlijke afspraken maken over de omgang met het kind Advies vragen aan een deskundige De ouders/verzorgers adviseren om contact op te nemen met een deskundige
Vermoeden van kindermishandeling AMK Ondersteuning bij observatie Leidinggevende Ondersteuning bij verdere stappen Leidinggevende Gezamenlijke aanpak met andere organisaties via de verwijsindex (altijd ouders op de hoogte stellen) Verder onderzoek altijd na overleg met de ouders o Consultatiebureau o AMK
Waar kan ik uitgebreidere informatie vinden?
Protocol Sisa kinderopvang: kinderen met opvallend gedrag Inclusief pestprotocol
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[56]
17. Kindvolgsysteem
Wat is een kindvolgsysteem?
Route en verantwoordelijkheden bij twijfel over de ontwikkeling van een kind
Het kindvolgsysteem is een hulpmiddel voor:
Een instrument om kinderen in de opvang gedurende een langere periode te volgen en gericht te beoordelen.
De pedagogisch medewerker licht de leidinggevende in. Er wordt geobserveerd met de lijsten uit het protocol : “k inderen met opvallend gedrag”. De route uit het protocol wordt gevolgd.
Het realiseren van de pedagogische basisdoelen zoals beschreven in ons pedagogisch beleid
Het vroegtijdig signaleren van ontwikkelingsachterstanden
Het voeren van oudergesprekken
De overdracht naar een andere stamgroep, school of de jeugdgezondheidszorg
Waar vind ik het kindvolgsysteem: In de werkplannen van Sisa Kinderopvang
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[57]
18. Kindermishandeling
Vormen van kindermishandeling
Lichamelijke mishandeling Lichamelijke verwaarlozing Psychische of emotionele mishandeling Psychische of emotionele verwaarlozing Seksueel misbruik
Zorgen over een kind
Overleg met directe collega’s en de leidinggevende De leidinggevende neemt contact op met het AMK Bij seksueel of ander geweld door een werknemer geldt vanaf 1 juli 2013 voor alle werknemers in de kinderopvang een meldplicht om dit direct te melden bij hun leidinggevende of werkgever. De werkgever is in alle gevallen wettelijk verplicht de vertrouwensinspecteur te bellen.
AMK (Advies- en Meldpunt Kindermishandeling)
Melding bij het AMK
Bij het AMK kun je terecht voor advies, melding en ondersteuning wanneer er een vermoeden van enige vorm van kindermishandeling. Wanneer een leidinggevende besluit een melding te doen van (een vermoeden van) kindermishandeling neemt het AMK de verantwoordelijkheid voor de behandeling over en schakelt zonodig hulpverlening in.
Grensoverschrijdend gedrag en seksueel misbruik van kinderen door medewerkers
Een melding van (een vermoeden van) kindermishandeling wordt gedaan door de leidinggevende Een melding kan niet anoniem gedaan worden door professionals Een melding kan alleen anoniem gedaan worden als een kind of de medewerkers van Sisa Kinderopvang direct gevaar lopen Ouders worden door de leidinggevende op de hoogte gebracht van de melding
Vastgelegd in de gedragscode, verkrijgbaar op de afdeling HRM
Waar kan ik meer informatie vinden:
De Meldcode
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[58]
19. Centrum voor jeugd en gezin en verwijsindex
Centrum voor jeugd en gezin
Informatie en advies Licht pedagogische hulp Signalering Toeleiding naar hulp Coördinatie van zorg met alle mogelijke voorzieningen
Een hulpmiddel voor professionals in de welzijnssector om
Verwijsindex
Signaleringscriteria
Signaleringscriteria
Vroegtijdig problemen te signaleren; Sneller informatie te kunnen delen met andere professionals; Sneller een gezamenlijk plan van aanpak te maken; De voortgang beter te bewaken; De efficiëntie rond de zorgcoördinatie te vergroten;
Materiële omstandigheden; Gezondheid; Opvoeding en Gezinsrelaties; Onderwijs en werk; Sociale omgeving buiten het gezin en de school;
Materiële omstandigheden; Gezondheid; Opvoeding en Gezinsrelaties; Onderwijs en werk; Sociale omgeving buiten het gezin en de school;
Voor informatie naar ouders kun je gebruik maken van de brief in bijlage 5 van het protocol “kinderen met opvallend gedrag”
Netwerk CJG
Alle Friese Gemeentes Bureau Jeugdzorg Jeugdgezondheidszorg Algemeen Maatschappelijk Werk Onderwijs Kinderopvang en peuterspeelzalen; Organisaties voor werk en inkomen Raad voor de Kinderbescherming Bureau Halt Overige Welzijns- en Zorginstellingen Huisartsen en Verloskundigen
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[59]
20. Bijzondere gezinsomstandig heden
Bijzondere gezinsomstandigheden
Denk aan: Scheiding Ziekte van één van de ouders Ouders met een drugs- of alcoholprobleem
Signalen bij kinderen
Wat kun je doen?
Verzet of regressie Verlatingsangst Teruggetrokken, Agressief gedrag Machteloosheid Schuldgevoelens
Biedt de kinderen veiligheid, stabiliteit, duidelijkheid, warmte en aandacht Heb begrip voor de onrust van het kind Vindt niet alles goed omdat het zielig is voor het kind Houdt vast aan de dagelijkse routine, Probeer te veel wisselingen van medewerkers te voorkomen
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[60]
Calc
21. Calamiteiten
Alarmeer 112 en informeer het hoofd BHV, de aanwezige bedrijfshulpverlener(s) (BHV-er) en collega’s die in het gebouw aanwezig zijn Stel de kinderen gerust Verplaats de kinderen en eventuele slachtoffers naar de afgesproken verzamelplaats Controleer of alle kinderen en collega’s aanwezig zijn en geef dit door aan de BHV-er Volg de instructies op van de BHV-er of de gealarmeerde hulpdienst Geef géén informatie aan pers of buitenstaanders Noodnummer hoofd BHV: 06-21443243
Waar Wat te doen bij brand? Wat
Wat te doen bij vermissing van een kind?
Informeer de leidinggevende en de BHV-er Controleer alle ruimten in en om het gebouw Informeer bij de collega’s en de andere kinderen Verken de buurt van de locatie Bel de ouders van het kind en vraag hen naar de locatie te komen Schakel de politie in Zorg ervoor dat de locatie telefonisch bereikbaar is Stel de andere kinderen gerust Noodnummer hoofd BHV: 06-21443243
Wat te doen bij een technische calamiteit?
Wat te doen bij ongevallen op de werkvloer
Wat te doen bij agressie op de werkvloer?
Waarschuw de storingsdienst Informeer indien nodig de BHV-er De BHV-er bepaalt of de hoofdschakelaar afgesloten moet worden
Informeer de leidinggevende en/of de BHV-er De BHV-er voert de EHBO uit Schakel bij twijfel direct de arts/ambulance in De leidinggevende informeert het hoofd HRM en /of het management.
Blijf kalm en ga niet in discussie Waarschuw zo snel mogelijk een collega of je leidinggevende Toon begrip en houd oogcontact Ga zo staan dat je rugdekking hebt en het voor je omgeving opvalt dat er iets aan de hand is Houd rekening met de veiligheid van de kinderen en die van jezelf en je collega’s
Waar kan ik uitgebreidere informatie vinden?
het EHBO- cursusboek de handleiding risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid BHV beleid Ontruimingsplan Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[61]
22. Zieke kinderen
Wanneer kan een kind de opvang wel of niet bezoeken.
Bekijk de gezondheid en het welbevinden van het zieke kind Houdt rekening met de gezondheid van de andere kinderen
Wat te doen als een kind ziek wordt tijdens de opvang?
Wanneer moet de GGD ingeschakeld worden?
Stel vast wat er met het kind aan de hand is Kijk hoe het kind zich voelt en welke verzorging het kind nodig heeft Wanneer een kind te ziek is, neem dan contact op met de ouders/verzorgers Vertel wat er aan de hand is en vraag of ze het kind op willen halen Spreek met de ouders/verzorgers af hoe laat het kind gehaald wordt en door wie Vertel de ouders/verzorgers welke ziektekenmerken het kind heeft en hoe het nu gaat Spreek eventueel af wanneer het kind weer komt
Diarree Als binnen 1 week meer dan 1/3 deel van de groep klachten heeft Huiduitslag/vlekjes Als dit het geval is binnen 2 week bij meer dan 2 kinderen in de groep Schurft Als er 3 of meer gevallen in de groep zijn
DÍRECT MELDEN: Geelzucht Hersenvliesontsteking Meerdere gevallen van ernstige infectieziekte in korte tijd zoals bv longontsteking
Waar kan ik uitgebreidere informatie vinden?
Ziekteboekje Sisa Kinderopvang
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[62]
23. Klachten
Neem elke klacht serieus
Een ouder heeft een klacht?
Volg de Interne Klachtenprocedure: Bespreek de klacht met de ouder(s) Kom je er samen uit, informeer dan na een aantal weken ( 2 á 3) nog eens hoe het ermee staat (nazorg) Kom je er samen niet uit, schakel dan je leidinggevende in Kan ook de leidinggevende de klacht niet tot tevredenheid afhandelen, dan wordt doorverwezen naar het Management Team
Wat te doen als de ouder ontevreden blijft?
Waar let je op bij een klacht?
Wanneer kies je voor een time-out of moet de klager worden doorgestuurd?
Bespreek opnieuw met de ouder de klacht en ga na waar de afspraak die jullie erover gemaakt hebben verkeerd is gegaan Lost dat niets op, schakel dan de leidinggevende in. Kan ook de leidinggevende de klacht niet tot tevredenheid afhandelen, dan wordt doorverwezen naar het Management Team De ouder kan een formele klacht indienen bij de Stichting Klachten Kommissie Noord (zie verder Ouderfolder SKK)
Professionele beroepshouding LSD-methode:Luisteren, Samenvatten en Doorvragen Nazorg
Als je onheus behandeld wordt Als de klager zijn/haar emotie onvoldoende in bedwang heeft Als je je eigen emotie onvoldoende in bedwang kan houden Als je er niet uit komt
Waar kan ik uitgebreidere informatie vinden?
Ouderfolder Interne Klachtenregeling Sisa Brochure SKK Externe Klachtenregeling
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[63]
26.Observeerbare Termen
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[64]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[65]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[66]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[67]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[68]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[69]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[70]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[71]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[72]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[73]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[74]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[75]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[76]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[77]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[78]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[79]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[80]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[81]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[82]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[83]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[84]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[85]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[86]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[87]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[88]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[89]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[90]
2.
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[91]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[92]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[93]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[94]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[95]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[96]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[97]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[98]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[99]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[100]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[101]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[102]
4.
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[103]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[104]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[105]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[106]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[107]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[108]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[109]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[110]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[111]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[112]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[113]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[114]
6.
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013
[115]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid buitenschoolse opvang / maart 2013