Pedagogisch werkplan Locatie Winkel – Buitenschoolse opvang
Pedagogisch werkplan – BSO Winkel September 2012
Pagina 1
Inleiding Verandering wordt als de enige constante factor gezien op onze kinderopvang. Het werken met mensen en kinderen is een dynamisch proces waarin constant afwegingen gemaakt worden. Het pedagogisch plan is daarom een document wat ook in beweging is. Het opvangen van kinderen vraagt om een goede, duidelijke lijn, omdat kinderen kwetsbaar zijn. Het pedagogisch plan is de basis van waaruit gewerkt wordt. Met het opstellen van dit plan zorgen we ervoor dat de pedagogisch medewerkers vanuit dezelfde basis werken. Het zorgt voor structuur, eenheid en rust op de groep. Vanuit deze basis kunnen kinderen zich bij ons ontwikkelen en opgroeien tot de volwassen persoon die ze eigenlijk al zijn. Daarnaast is dit plan een goed uitgangspunt voor u als ouder. Het kan u helpen om een keuze te maken voor de juiste opvang van uw kind. In dit document wordt gesproken over ouder(s), daar wordt ook verzorger(s) mee bedoeld. Voor de leesbaarheid heb ik de term pedagogisch medewerker aangehouden, daar worden natuurlijk de vrouwelijke medewerksters ook mee bedoeld. Ik wens u veel leesplezier! Monique de Betuë
Pedagogisch werkplan – BSO Winkel September 2012
Pagina 2
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 De groep Hoofdstuk 2 De binnen- en buitenruimte Hoofdstuk 3 Dagindeling Hoofdstuk 4 De vier competenties Hoofdstuk 5 Regels Hoofdstuk 6 Wennen, begroeten en afscheid nemen Hoofdstuk 7 Voeding Hoofdstuk 8 Gezondheid, veiligheid en hygiëne Hoofdstuk 9 Observaties Bijlagen: Literatuurlijst
Pedagogisch werkplan – BSO Winkel September 2012
Pagina 3
Hoofdstuk 1 De groepen De buitenschoolse opvang is een geweldige plek voor de sociale ontwikkeling van kinderen. Ze leren op een natuurlijke wijze omgaan met elkaar in hun vrije tijd. Het is ‘leren’ zonder boek of opdracht. De ‘leeromgeving’ zijn alle andere kinderen in de groep. Ze oefenen met verschillende groepsrollen, verantwoordelijkheid nemen en het incasseren van verlies. De BSO biedt hiervoor een uitstekende gelegenheid, juist omdat het om vrije tijd gaat. In Winkel is er een groep buitenschoolse opvang van maximaal 20 kinderen, met eventueel de mogelijkheid tot uitbreiding tot 30 kinderen . Wij verzorgen voorschoolse en naschoolse opvang, vakantieopvang en opvang tijdens studiedagen. We halen de kinderen op van de school uit Nieuwe Niedorp (de Antoniusschool en de Snip). De BSO gaat open vanaf minimaal vijf kinderen (dit speelt vooral op woensdag en vrijdag). In de ruimte van de BSO vindt ’s ochtends peuteropvang plaats. ’s Middags is de ruimte weer beschikbaar voor de naschoolse opvang. Stabiliteit op de groep is belangrijk. Wij proberen dat te realiseren door zoveel mogelijk vaste pedagogisch medewerkers op de groepen te hebben, juist omdat de samenstelling van de kinderen per dag anders is. We proberen zoveel mogelijk rekening te houden met leeftijd en geslacht. Kinderen blijken vaak voor elkaar te kiezen op basis van gelijkheid. Ze zijn ongeveer even oud, hebben dezelfde sekse en in hun gedrag lijken ze wel een beetje op elkaar. Daarom hebben we gekozen om de ruimte in leeftijdscategorieën in te delen. De pedagogisch medewerkers zorgen dat ze de groep tot een positieve groep maken. Ze hebben aandacht voor het groepsklimaat, de veiligheid binnen de groep en leggen de nadruk op samenwerking en zelfstandigheid. Er zijn duidelijke afspraken die gehandhaafd worden. Het is belangrijk dat kinderen zich veilig voelen op de BSO en met plezier bij ons komen. Groepsklimaat: De sfeer tussen de pedagogisch medewerkers hebben een direct effect op de groep. Pedagogisch medewerkers zijn open tegen elkaar, lachen samen en helpen elkaar. Veiligheid: Regels en afspraken zijn voor iedereen duidelijk. Informatie over de gang van zaken neemt een hoop onzekerheid weg bij de kinderen. Daarnaast accepteren de pedagogisch medewerkers ieder kind zoals hij is, is toegankelijk en benaderbaar voor alle kinderen en houdt duidelijk toezicht op de goede gang van zaken. Samenwerking en zelfstandigheid: De pedagogisch medewerkers stimuleren dat oudere kinderen jongere kinderen helpen; met opruimen, laten zien waar materiaal staat of waar het toilet is. Ook nieuwe kinderen worden geholpen door kinderen die er al langer zijn. Zelfstandigheid wordt bevorderd doordat de kinderen zelf bij het materiaal kunnen. Ook mogen de kinderen kiezen welke activiteit zij doen uit school: eten, zelfstandig spelen of een activiteit. Eten wordt in kleine groepjes aangeboden. Niet alle kinderen zitten gelijk aan tafel; op deze manier heeft de pedagogisch medewerkers meer individuele aandacht voor het kind tijdens het eten en hoeven de kinderen niet langer aan tafel als zij voor zichzelf nodig vinden. Kinderen, vooral de oudere, hebben al de hele dag op school stil moeten zitten. Kinderen vanaf groep 5 krijgen bij De Keet meer vrijheid en verantwoordelijkheden. Deze leeftijdscategorie hoeft niet altijd meer onder toezicht van de pedagogisch medewerker te zijn. Ze mogen zelf beslissen wat ze gaan doen; binnen of buiten spelen, of naar de ruimte boven. Vanzelfsprekend zijn hier regels aan gebonden. Ze moeten altijd zeggen waar ze zijn, en ze zijn zelf verantwoordelijk voor de ruimte en hun gedrag. Als het niet goed gaat (bijv. veel ruzie, materiaal wat Pedagogisch werkplan – BSO Winkel September 2012
Pagina 4
stuk gaat), wordt er afgesproken dat de kinderen tijdelijk weer onder toezicht van de pedagogisch medewerker blijven.
Hoofdstuk 2 De binnen- en buitenruimtes De binnenruimte voldoet aan hoge veiligheidseisen en voldoet aan de normen van hygiëne en veiligheid. Het binnenklimaat is goed, zoals schone lucht en temperatuurregelingen. Daarnaast moet een ruimte handig en functioneel zijn en een goede sfeer en uitstraling hebben. Ruimte, inrichting en materialen zijn belangrijke pedagogische middelen. Er is ruimte voor activiteiten die onder de volgende noemer vallen: - Rustig spel (puzzelen, bordspelletjes, kletsen, luieren); - Bewegingsactiviteiten (buitenspelen, klimmen, stoeien, voetbaltafel, dansruimte); - Creatieve activiteiten (knutselen, kleuren, verven, kleien); - Constructiespel (lego, Kapla, treinrails); - Fantasiespel (poppenhoek, winkeltje, hutten bouwen, playmobil, dieren); - Gezelschapsspel (spelletjes); - Computer. Er is genoeg ruimte voor deze activiteiten. Een plek waar een activiteit gedaan kan worden wordt een activiteitenplek genoemd. Deze plek is gescheiden van de rest van de ruimte. Dat kan zijn door een kast of scheidingswand. Ook kan een plek begrensd worden door een kleed op de grond of gordijn aan het plafond te hangen. Elke leeftijdscategorie heeft zijn eigen spelmateriaal nodig. Doordat er maar een groep is, is creatief inrichten van de ruimte noodzakelijk. Boven komt er een ruimte die alleen beschikbaar is voor de oudste kinderen, daarnaast wordt er gezorgd voor voldoende verschillend materiaal. Een goed ingerichte buitenruimte draagt bij tot de ontwikkeling van persoonlijke en sociale competenties van kinderen. De buitenruimte lokt andere competenties uit dan binnen; zelfstandig zijn, ander soort spel, meer motorische vaardigheden en meer zelfstandigheid in de sociale contacten. De buitenruimte bij de Keet is gevarieerd ingericht. Er zijn veel bomen en struiken en ruimte om te voetballen, te rennen en verstoppertje te spelen. Daarnaast is er ook een gedeelte verhard voor het gebruik van fietsen en karren.
Hoofdstuk 3 Dagritme Niet elke dag op de bso is hetzelfde. Middagen zijn soms kort en soms lang, soms is er hele dag opvang nodig (vakantie of studiedagen) en er is ook voorschoolse opvang. Deze verschillende dagen vragen om verschillende soorten dagindeling. Er zijn verschillende vaste elementen in het dagelijkse programma, zoals eten en drinken, vrij spelen en georganiseerde activiteiten. Dagindeling voorschoolse opvang (kinderen kunnen tot 8.00 uur gebracht worden) 7.00: er worden spelletjes gedaan of vrij gespeeld 8.00: jassen en schoenen aan 8.15: vertrek naar school Dagindeling korte middag (maandag, dinsdag, donderdag) 15.00/15.15: kinderen worden opgehaald uit school 15.30: kinderen komen binnen en hebben keus uit: activiteit, vrij spelen (binnen) of eten en drinken. Eten en drinken kan tot 16.00 uur Pedagogisch werkplan – BSO Winkel September 2012
Pagina 5
16.00: 16.45: 17.00: 17.15:
georganiseerde activiteit (binnen of buiten) opruimen drinken met soepstengel/cracker vrij spelen (binnen of buiten)
Dagindeling lange middag (woensdag en vrijdag) 12.15: lunch 12.45: vrij spelen (binnen) 13.30: georganiseerde activiteit 15.00: eten en drinken 15.30: georganiseerde activiteit 16.00: vrij spelen (binnen of buiten) 16.45: opruimen 17.00: drinken met soepstengel/cracker 17.15: vrij spelen (binnen of buiten) Dagindeling hele dag (vakantie en studiedag) 7.00: vanaf 7.00 worden kinderen gebracht en mogen vrij spelen 9.00: drinken en eten, daarna vrij spelen 10.00: uitstapje/activiteit 12.00: lunch 12.30: opruimen en vrij spelen (binnen of buiten) 15.00: eten en drinken 15.30: uitstapje/activiteit/vrij spelen 16.45: opruimen 17.00: drinken met soepstengel/cracker 17.15: vrij spelen (binnen of buiten) De georganiseerde activiteiten worden bepaald n.a.v. het thema wat er die weken speelt. De thema’s zijn gelijk aan de thema’s van het kinderdagverblijf, maar worden anders ingevuld. Het vakantieprogramma wordt van te voren aangekondigd middels de nieuwsbrief en staan ook op de deur van de BSO. Soms wordt er voor een activiteit een eigen bijdrage gevraagd. Dit is meestal niet meer dan €5,00 per kind.
Hoofdstuk 4 De vier competenties Om zich te kunnen ontwikkelen is het van groot belang dat het kind zich veilig en geborgen voelt op de buitenschoolse opvang en bij de pedagogisch medewerkers. Het hebben van vertrouwen in de volwassene is de basis van waaruit het kind zich verder kan ontwikkelen en zelfvertrouwen opbouwt. Hieronder wordt beschreven op welke manieren De Keet de veiligheid en geborgenheid van het kind kan bevorderen en waarborgen. Opvoedkundig klimaat De pm (pedagogisch medewerker wordt afgekort tot pm) schept een klimaat waarbij een kind zich veilig en vertrouwd voelt en zich met plezier kan ontwikkelen en tot spel kan komen. Dat brengt de pm tot stand door allereerst uit te gaan van de autonomie van het kind. Dit is de basis van de omgang met het kind. Daarnaast biedt de pm veiligheid door: Emotionele ondersteuning te bieden: - Zeg bijv: ‘Ik zie dat je het leuk vindt!” tijdens een activiteit samen. Of zeg: ‘Jij hebt goede ideeën om te doen!’ als je samen een activiteit wilt bedenken. Of zeg: ‘Dat heb je goed gedaan!’. Pedagogisch werkplan – BSO Winkel September 2012
Pagina 6
Informatie en uitleg te geven: - Zeg bijv: ‘We gaan nu eerst onze jas en schoenen uitdoen, daarna kunnen we lekker spelen’. Of tijdens het spelen in de zandbak: ‘Met deze vormpjes gaan we zandtaartjes maken. Eerst doen we zand erin, dan drukken we ze aan en dan draaien we ze om’. Structuur te bieden en grenzen te stellen: - Het vaste dagprogramma biedt kinderen structuur. Ze weten wat er komt, eerst spelen, dan eten, dan mogen we zelf kiezen. Dit geeft kinderen een veilig gevoel. Structuur bied je ook aan met regels. De kinderen moeten hun speelgoed zelf opruimen, er mogen maximaal twee kinderen tegelijk naar de wc. ‘We gaan eerst opruimen en dan pas met iets anders spelen’. Of: ‘Eerst mag Jelle, daarna mag Freek’. De vier competenties, genoemd in de Wet Kinderopvang, namelijk de emotionele veiligheid, persoonlijke competentie, sociale competentie en overdracht van waarden en normen zijn uitermate geschikt om als concreet voorbeeld te gebruiken hoe om te gaan met kinderen in bepaalde situaties. Er staan voor verschillende voorbeelden opgenoemd. Opvoedingsdoel: Emotionele veiligheid Pedagogisch middel: Pedagogisch medewerker – kind interactie De pm heeft een open houding naar de kinderen. Er wordt op een juiste manier ingegaan op de signalen van de kinderen. Respect voor het kind zelf, door het ruimte te geven voor eigen wensen, ideeën en emoties en het daarmee serieus omgaan staan centraal. Emoties van een kind worden geaccepteerd, maar bepaalde uitingen of gedragingen daarvan kunnen natuurlijk niet altijd getolereerd worden. Daarom proberen wij kinderen te leren op een juiste en acceptabele manier uiting te geven aan hun emoties. Als een kind boos is en het uit door tegen de deur aan te schoppen laten we dat niet toe. Als een kind zijn boosheid uit door hard te huilen en zich even terug te trekken, vinden we dit een goede manier en zullen het kind daar de ruimte voor geven. Positief gedrag wordt gestimuleerd (door bijv. te zeggen dat je het gezellig vindt om zo samen te spelen. Op deze manier maak je kinderen niet afhankelijk van jouw waardering. Geef aan waar jij van geniet.) en negatief gedrag zoveel mogelijk genegeerd. Hierdoor wordt er ook bijgedragen aan een positief zelfbeeld van de kinderen. Om zo optimaal mogelijk aan te sluiten bij de belevingswereld van de kinderen is het voor de pm noodzakelijk dat zij op de hoogte is van het temperament, gedrag, eigenheden, gewoontes en rituelen uit de (thuis)omgeving van het kind. Hierbij is ook noodzakelijk om oudercontacten te onderhouden en goed te kijken en luisteren naar de kinderen zelf. Hulpmiddelen hierbij zijn haal- en brengcontacten met ouders en observaties. Voorbeeld: ‘Spannend, he, de eerste dag. Ik zal je alles wel laten zien’. Voorbeeld: ‘Ik zie dat je boos bent. Dat mag, maar je mag niet tegen de deur schoppen. Ga maar even rustig op de trap zitten. Als je er weer bij kunt komen, mag je terugkomen’. Voorbeeld: ‘Ik zie dat je verdrietig bent. Wat is er gebeurd?’ Opvoedingsdoel: Emotionele veiligheid Pedagogisch middel: Binnen- en buitenruimte De kinderen worden opgevangen in een vaste ruimte. Deze ruimte is veilig ingericht, zodat het kind zoveel mogelijk zijn gang kan gang. Er heersen duidelijke regels over waar een kind niet (aan) mag komen. De ruimte is een herkenbare, vertrouwde en veilige omgeving voor het kind. Het kind herkent zichzelf terug in eigen werkjes en tekeningen, bouwsels, knuffels en persoonlijke rituelen. Er zijn plekjes gecreëerd waar materiaal wordt aangeboden dat is afgestemd op de leeftijd en behoefte van het kind. De ruimte biedt uitdaging.
Pedagogisch werkplan – BSO Winkel September 2012
Pagina 7
De buitenruimte biedt de mogelijkheid aan de kinderen om vrij en veilig te spelen. De buitenruimte en buitenmaterialen bieden een aanvulling op het aanbod van de binnenruimte op het gebied van ontdekken, bewegen, natuur, rennen, geluid etc. Voorbeeld: ‘Wil je kleien? Pak het maar uit de kast’. Voorbeeld: ‘Zo, wat kun jij hard rennen op het gras’. Voorbeeld: Speel buiten verstoppertje met de kinderen. In het bijzijn van de pm durven de jongste kinderen hun eigen grenzen te verleggen; ze durven met de pm samen achter de hoge heg, de volgende keer durven ze het alleen. Opvoedingsdoel: Emotionele veiligheid Pedagogisch middel: De groep De kinderen worden opgevangen in een groep van max. 20 kinderen. De aanwezigheid van groepsgenootjes maakt dat de kinderen gevoelens van verbondenheid kunnen ontwikkelen en vrienden kunnen maken. Door samen spelen, samen werken, samen klusjes doen, leuke dingen beleven, wordt er een groepsband gevormd. De pm speelt hierbij een belangrijke rol. Het goede voorbeeld geven, zodat de kinderen dit gedrag als vanzelfsprekend vinden en overnemen, conflicten oplossen, emotionele momenten benoemen en bespreekbaar maken, zijn van belang om het kind emotionele veiligheid te bieden. Als een kind bijvoorbeeld verdrietig is en even alleen wil zijn, vertelt de pm de kinderen dit en vraagt om het kindje even met rust te laten. Voorbeeld:’Wat is het gezellig om samen een spelletje te doen, ik vind het zo leuk! Voorbeeld: ‘Kom, we gaan samen de tafel dekken, jij kunt me altijd zo goed helpen!’ Voorbeeld: ‘Freek is nu een beetje verdrietig, omdat hij zijn mama mist. Zullen we hem troosten?’ Opvoedingsdoel: Emotionele veiligheid Pedagogisch middel: Activiteiten Er is zoveel mogelijk sprake van een vaste dagstructuur. Dit geeft de kinderen rust en houvast, zodat de opvanglocatie een vertrouwde omgeving wordt. Er is een goede balans tussen activiteiten en rustpunten. Er worden verschillende activiteiten aan de kinderen aangeboden, afgestemd op hun ontwikkelingsniveau. Soms is dat individueel en soms met de groep. Positieve stimulering is belangrijk voor de emotionele veiligheid van de kinderen. Er zal ook altijd op een positieve manier (indien nodig) sturing, ondersteuning, of corrigerende opmerkingen plaatsvinden. Als een kind heel erg zijn best heeft gedaan op een tekening, zal de pm dat benadrukken en niet zozeer het product. Er is ruimte om aandacht te besteden aan de seizoenen en vieringen, zoals Kerstmis, Sinterklaas en verjaardagen van een kind. Hierbij is het uitgangspunt om steeds aan te sluiten bij de belevingswereld van het kind. Voorbeeld: Zing tijdens Sinterklaas met de kinderen Sinterklaasliedjes en maak een tekening voor de Sint. Voorbeeld: Als je een activiteit doet met een kind, heb je als pm vaak even de tijd om een gesprekje te voeren. Ga in op wat het kind je vertelt. Opvoedingsdoel: Emotionele veiligheid Pedagogisch middel: (Spel)materiaal Er is voldoende (spel)materiaal aanwezig voor de kinderen van de verschillende leeftijden. De ruimte is zo ingericht dat de kinderen de mogelijkheid hebben om veel materiaal zelf te pakken en het zelfstandig en naar eigen inzicht te gebruiken (met blokken hoeft niet alleen gebouwd te worden, er kan ook een indeling op kleur worden gemaakt door de kinderen). Het kan ook zijn dat er wordt gekeken naar wat de behoeften van het kind op dat moment zijn. Er wordt daar op ingespeeld door de juiste (spel)materialen aan te bieden. Voorbeeld: Er zijn activiteitenplekken gecreëerd waar kinderen kunnen spelen, zodat ze zo min mogelijk gestoord worden door andere (spelende) kinderen.
Pedagogisch werkplan – BSO Winkel September 2012
Pagina 8
Opvoedingsdoel: Persoonlijke competentie Pedagogisch middel: Pm-kind interactie Om kinderen goede persoonskenmerken te laten ontwikkelen, is het belangrijk dat een kind zich gehoord en gezien voelt door de pm. Persoonskenmerken als zelfstandigheid, zelfvertrouwen, flexibel zijn en creativiteit vinden wij belangrijk. Ook hier geldt dat respect voor het kind, door het ruimte te geven voor eigen wensen, ideeën en emoties en het daarmee serieus omgaan centraal staan. Er wordt gekeken naar wat de behoeften van het kind op dat moment zijn en daar wordt op ingespeeld. Kinderen worden gestimuleerd en gecomplimenteerd in wat ze doen, dit maakt hen bewust van hun eigen kunnen. Als een kind graag een puzzel wil maken, zal de pm het kind helpen en hem het gevoel geven dat het kind het alleen heeft gedaan. Het inschatten van de pm welke vaardigheden kinderen al beheersen, van welke ervaringen ze zullen leren, is een voorwaarde voor het ontwikkelen van persoonlijke competenties. Voorbeeld: ; Wil je knutselen? Pak het maar uit de kast, ik kom zo kijken hoe het gaat.’ Opvoedingsdoel: Persoonlijke competentie Pedagogisch middel: Binnen- en buitenruimte De inrichting van de binnen- en buitenruimte sluit aan bij de ontwikkeling en behoefte van de kinderen. Binnen is het zo ingericht dat kinderen zelf initiatieven kunnen nemen. Ook buiten kunnen kinderen zelf op ontdekking gaan om zo hun grenzen te verleggen. Ze kunnen bijvoorbeeld hulp vragen met blikken lopen, zodat ze het daarna zelf durven. Hierbij is veiligheid voor de kinderen een belangrijk aspect. Ze kunnen bijv. zich verstoppen achter een heg, maar ze kunnen van daaruit ook zicht blijven houden op de pm. De kinderen kunnen zelf aanvoelen of ze steeds een stapje verder kunnen. Veiligheid voor de kinderen zijn ook regels die gelden. Omgangsvormen, gedragsregels, instructies voor het spelen met het materiaal en de ruimte helpt om kinderen hun persoonlijke competenties te ontwikkelen. Voorbeeld: Als we na het buiten spelen naar binnen gaan, ruimen we samen de spullen op. Opvoedingsdoel: Persoonlijke competentie Pedagogisch middel: De groep De groep is een leeromgeving waar een kind veel ervaringen opdoet met grenzen aangeven en hoe je met elkaar om hoort te gaan. Samen plezier te maken, ruzie te maken en elkaar troosten bieden mogelijkheden tot ervaringen. Ook het omgaan met de aspecten van een deel van een groep zijn, zoals het samen delen, wachten, aanpassen, respecteren, incasseren, accepteren, leiderschap, de jongste of de oudste zijn vormt een belangrijk ontwikkeling van persoonlijke competentie. De pm zal de kinderen op een adequate manier leren om te gaan met de groep. Voorbeeld: Als kinderen op de schommel willen, laat ze dan om de beurt gaan. ‘Even wachten, eerst mag Abel’. Wees je als pm ook bewust dat je niet altijd hoeft in te grijpen. Soms is het beter om even af te wachten en te kijken hoe de kinderen het onderling oplossen. Opvoedingsdoel: Persoonlijke competentie Pedagogisch middel: Activiteiten Ruimte bieden aan de kinderen voor het verwerken van eigen ideeën zien wij als belangrijke voorwaarde om kansen te creëren voor persoonlijke competentie. Door het aanbieden van een ruim en gevarieerd aanbod aan activiteiten komen we tegemoet aan de individuele behoeften van het kind. De activiteiten worden zowel in groepsverband als individueel aangeboden. Het is hierbij van belang om een duidelijk beeld van de ontwikkeling, karakter en behoefte van een kind te hebben. Werkjes van de kinderen zullen er ook nooit allemaal precies hetzelfde uitzien, er is altijd inbreng van de kinderen zelf. Pedagogisch werkplan – BSO Winkel September 2012
Pagina 9
De pm stimuleert kinderen ook om kennis te maken met dagelijkse bezigheden zoals afwassen, tafel dekken, plantjes water geven, vegen, boodschappen doen etc. Voorbeeld: Als je met de kinderen knutselt, laat ze dan zelf zoveel mogelijk doen, zoals knippen en kleuren uitkiezen. Opvoedingsdoel: Persoonlijke competentie Pedagogisch middel: (Spel)materiaal Vanuit de visie een kind te helpen het zelf te doen, wordt het kind passend materiaal aangeboden. Doordat het aanbod aansluit op de durf van een kind, zijn nieuwsgierigheid geprikkeld wordt en doordat het materiaal op dat moment bij een kind past, worden er kansen gecreëerd voor het ontwikkelen van persoonskenmerken als zelfstandigheid en zelfvertrouwen. Voorbeeld: Geef de kinderen materiaal wat niet vastgelegd is,zoals kapla of lego, en ook eenvoudig kosteloos materiaal zoals dozen. De kinderen zullen met hun fantasie van alles van het materiaal maken; een boerderij, een bos. Het materiaal kan ook gebruikt worden om mee teknutselen. Opvoedingsdoel: Sociale competentie Pedagogisch middel: Pm – kind interactie Op een goede wijze deelnemen aan het groepsgebeuren vraagt sociale vaardigheden. Hierin is de rol van de pm groot. De pm dient te beschikken over vaardigheden om de interacties tussen de kinderen te begeleiden en te sturen. De voorbeeldfunctie neemt hierbij een belangrijke plaats in. Op de manier hoe zij met andere kinderen omgaat, in het verantwoordelijkheden nemen, gedrag goed- of afkeurt laat de pm zien welke normen en waarden belangrijk zijn. Als ‘voorbeeld ‘ dienen werkt vaak beter dan het de kinderen uitleggen hoe het eigenlijk zou moeten. De pm zal situaties creëren waarin kinderen elkaar kunnen helpen, samen kunnen werken, samen spelen, delen om zo gezamenlijke ervaringen op te doen. Voorbeeld: Als een kind een spelletje wil doen, zal de pm het kind stimuleren om andere kinderen te vragen om mee te doen. Als een kind heeft geholpen met opruimen bedankt dan de kinderen; ‘fijn dat jullie geholpen hebben, zo zijn we snel klaar.’ Door aan te geven waar jij van geniet, maak je kinderen niet afhankelijk van jouw goedkeuring. Opvoedingsdoel: Sociale competentie Pedagogisch middel: Binnen- en buitenruimte De binnen- en buitenruimte zijn zo ingericht dat ze plaats bieden voor de hele groep, maar waar ook individueel gespeeld kan worden of activiteiten kunnen worden gedaan. Daarnaast is de ruimte zo ingericht, dat gevaren zo veel mogelijk beperkt zijn voor de kinderen. Eenvoudige maar duidelijke regels en afspraken zorgen dat iedereen leert om op een goede manier met elkaar om te gaan. Regels zoals niet iets afpakken van elkaar, wachten bij de wc of om handen te wassen, etc. zijn hier voorbeelden van. De pm stimuleert de kinderen ook om zorg voor elkaar te dragen door te waarschuwen als ze bijvoorbeeld van de glijbaan af gaan, elkaar te helpen met schoenen aantrekken, samen leren werken, samen problemen oplossen en elkaar te troosten. Voorbeeld: Binnen en buiten zijn zo ingericht dat kinderen met elkaar kunnen spelen, maar er ook ruimte is om zich terug te trekken. Opvoedingsdoel: Sociale competentie Pedagogisch middel: De groep De groep biedt kinderen een zeer betekenisvolle leeromgeving. Het beleven van groepsgebeurtenissen en met elkaar leren omgaan is een ervaringsproces voor kinderen. Kinderen leren veel door andere kinderen te imiteren. Als ze zien dat iemand netjes aan tafel zit, zal een nieuw kind dit ook gaan doen.
Pedagogisch werkplan – BSO Winkel September 2012
Pagina 10
Daarnaast leren kinderen ook door volwassenen te imiteren. De pm zal daarom het goede voorbeeld geven, zodat het kind dit gedrag als vanzelfsprekend vindt en overneemt. Conflicten oplossen, emotionele momenten benoemen en bespreekbaar maken leren de kinderen hoe ze daar mee om moeten gaan. Maak het kind opmerkzaam op het effect van de dingen die hij doet. Dus niet: "Wat goed dat je de helft van je koekje weggeeft", maar: "Kijk eens naar Baukjes gezicht, volgens mij is ze heel blij met dat koekje!"1 Voorbeeld: Als een kind niet mee wil doen met een activiteit, kun je zeggen: ‘Kijk eens, Wendy, de andere kinderen zitten al netjes aan tafel. Kom je gezellig bij ons zitten?’Als het kind niet wil, laat het dan, en zeg tegen de rest: ‘Wendy wil even alleen zijn. Als ze zich straks beter voelt, komt ze vast wel bij ons zitten.’ Opvoedingsdoel: Sociale competentie Pedagogisch middel: Activiteiten Groepsactiviteiten nodigen uit tot samenspelen, praten, luisteren, helpen en daarmee dus gezamenlijk ervaren van plezier, pret en succes, maar ook van boosheid, verdriet en conflicten. Activiteiten worden vaak aangeboden in kleine groepjes. Kinderen hebben de keus of ze meedoen. Door kinderen die keus te bieden, geef je ze een stuk verantwoordelijkheid en een stuk zelfstandigheid. Vertrouwen hebben in de kinderen speelt hierbij een heel belangrijke rol. Tijdens activiteiten is het aan de pm om vooral goede sociale vaardigheden te benoemen en aan te geven wat voor effect dat heeft op haar en de groep: ‘Wat is het toch gezellig als iedereen zo goed luistert’. Ongewenst sociaal gedrag wordt door de pm omgevormd tot gewenst sociaal gedrag. Als een kind bv. iets afpakt van een ander, wordt er ingegrepen. De pm zal dan voordoen hoe het wel moet als je iets van een ander wilt hebben. Zo wordt de kinderen niet verteld hoe het niét moet, maar hoe het wél moet. De kinderen mogen het daarna zelf op de juiste manier doen en worden dan gewezen op het effect; ‘Kijk, je mag de auto best even lenen van Max’. Soms laten we een conflict door de kinderen zelf oplossen. Ingrijpen van de pm is niet altijd nodig. Voorbeeld: Speel buiten met de parachute. Laat een bal rondgaan op de parachute. Om de bal goed rond te laten gaan, moet iedereen goed meedoen en samenwerken. Opvoedingsdoel: Sociale competentie Pedagogisch middel: (Spel)materiaal Door een aanbod van (spel)materiaal dat aansluit op de behoeften en mogelijkheden en de verschillen tussen de kinderen in een groep, leren zij te accepteren en te respecteren dat ieder kind uniek mag zijn. Het (spel)materiaal kan zowel voor individueel spel als voor gezamenlijk spel gebruikt worden. Het (spel)materiaal voor het gezamenlijk gebruik zet aan tot ervaren van plezier en succes, maat ook tot het ervaren van verwondering, ongeduld of teleurstelling. Het benoemen van en betekenis geven aan deze ervaringen en emoties, en het benoemen van verschillen bij kinderen hierin, is een belangrijke taak van de pm. Er wordt geprobeerd te kijken om materialen aan te bieden die een uitdaging zijn voor de kinderen. Zo worden kinderen uitgedaagd om op verkenning te gaan en hun eigen grenzen te verleggen. Voorbeeld: Ga bellen blazen met de kinderen, en zeg: ‘Wat een mooie bel. Ach, nu is ie stuk, dat is jammer.’ Opvoedingsdoel: Eigen maken van normen en waarden Pedagogisch middel: Pm – kind interactie Een kind ‘drinkt’ als peuter waarden ‘in’. Deze ‘verdwijnen’ als het ware in de persoon. Het kind heeft er geen weet van. Het zijn onbewuste waarden die later weer naar boven komen.
1
Justine Mol: Opvoeden in vertrouwen –opvoeden zonder straffen en belonen
Pedagogisch werkplan – BSO Winkel September 2012
Pagina 11
Een kind past zich aan, aan wat het in het proces van normen en waarden eigen maken tegenkomt. Het pikt waarden op, maar maakt dit nog niet tot zijn eigendom. Een kind demonstreert dit in uitspraken als; ‘Bij ons thuis, of: ‘Mijn vader zegt…’2. Een kind op de bso kiest datgene uit wat het waarachtig vindt bij degenen met wie hij in een goede relatie staat. Een kind vormt zich aan de omgevende structuren, die door mensen worden voorgeleefd3. Het belangrijkste pedagogisch middel zien wij in het juist handelen en het juist voorleven van de waarden van de pm. De pm toont respect voor de kinderen. In omgangsnormen komt dit o.a. tot uiting in het elkaar bij de naam aanspreken, naar elkaar luisteren, elkaar uit laten praten, gedag zeggen en afscheid nemen. Er gelden natuurlijk altijd afspraken passend bij de leeftijd van de kinderen. Voorbeeld:Als een kind wordt opgehaald, zeg het dan gedag. Zeg tegen de andere kinderen: ‘Yannick gaat naar huis. Zeggen jullie gedag tegen Yannick?’ Opvoedingsdoel: Eigen maken van normen en waarden Pedagogisch middel: Binnen- en buitenruimte Er worden eenvoudige, duidelijke afspraken gemaakt over het gebruik van de ruimtes (toilet, gang, keuken, binnen en buiten). Kinderen worden gestimuleerd om betrokken te zijn en zorg te dragen voor (delen van) de ruimte, zoals het helpen opruimen of schoonmaken of aandacht voor eigen initiatief. Respect voor de materialen en de ruimten wordt hierdoor gestimuleerd. Voorbeeld: Laat de kinderen helpen met de tafel dekken. ‘Anne, zet jij de borden neer. En Liza, wil jij de bekers neerzetten? Jullie helpen goed mee, dan zijn we snel klaar, dat is fijn.’ Opvoedingsdoel: Eigen maken van normen en waarden Pedagogisch middel: De groep Met het vaststellen en bespreken van regels en afspraken over omgangsvormen legt de pm een belangrijke basis voor de normen en waarden in de groep. Een afweging maken tussen individueel belang en groepsbelang is hierbij een belangrijke taak van de pm. Het benoemen van wat er gebeurt tijdens sociale interacties maakt van zowel leuke als van minder leuke ervaringen waardevolle leermomenten. Het is aan de pm om vooral goede sociale vaardigheden te benoemen wat voor plezier jij eraan beleeft, waar jij van geniet. Ongewenst sociaal gedrag wordt door de pm omgevormd tot gewenst sociaal gedrag. Er wordt wel gekeken waar het ‘negatieve’ gedrag vandaan kan komen, wat de oorzaak is. Zo leren kinderen welke gedragingen acceptabel zijn in de groep. Door deze positieve benadering van de pm, waarin wordt benadrukt wat goed gaat, zullen kinderen die normen en waarden eerder eigen maken. Voorbeeld: ’Ik zie dat je boos bent op Mike, Guus. Maar de regel is dat je niet mag slaan. Kunnen jullie uitleggen wat er is gebeurd, dan kunnen we samen een oplossing zoeken .’ Opvoedingsdoel: Eigen maken van normen en waarden Pedagogisch middel: Activiteiten Tijdens activiteiten gelden er regels en afspraken die door de pm voorgeleefd worden. Zo laat zij zien welke normen en waarden zij belangrijk vindt en uitdraagt. Door afspraken te maken die stimuleren dat iedereen tijdens activiteiten rekening houdt met elkaar, samen deelt, elkaar helpt, ontstaat onderlinge betrokkenheid. De pm besteedt aandacht aan gebeurtenissen in het leven van de kinderen en sluit daar op aan, om zo normen en waarden eigen te maken. Dit gebeurt door woorden en betekenis te geven aan wat kinderen zien, horen, meemaken en voelen.
2
Uit: Opvoeden als beroep. J.F.W. Kok Voorleven: gedrag dat de gastouder in woord, gebaar, houding, zodanig voordoet aan een kind dat het dit gedrag als vanzelfsprekend en passend bij een bepaalde situatie overneemt of nadoet. 3
Pedagogisch werkplan – BSO Winkel September 2012
Pagina 12
Voorbeeld: Als je samen een spelletje speelt, ervaren kinderen hoe het is om op hun beurt te wachten. Als jij verliest, kun je zeggen: ‘Wat jammer dat ik verloren heb, maar ik heb fijn gespeeld.’ Opvoedingsdoel: Eigen maken van normen en waarden Pedagogisch middel: (Spel)materiaal Voor het eigen maken van normen en waarden t.a.v. (spel)materiaal worden afspraken gemaakt over het kiezen, gebruiken en opruimen van het (spel)materiaal. Er gelden gedragsregels tijdens individueel of gezamenlijk spel, waarbij respect voor het materiaal centraal staat. Er is (spel)materiaal aanwezig dat de mogelijkheid biedt om rollen uit het dagelijks leven te oefenen en daarmee normen en waarden zichtbaar en bespreekbaar te maken. Voorbeeld: Speel mee in de huishoek. Neem de rol op je van kind die ruzie heeft gemaakt met een vriendje. Een ander kind is de moeder of vader en kan met deze situatie oefenen om ruzie op te lossen.
Hoofdstuk 5 Regels Regels bieden, dus structuur bieden, is een van de vier dimensies van sociale ondersteuning. Door kinderen regels te bieden, weten ze waar ze aan toe zijn, tot hoe ver ze kunnen gaan, en wat een veilige ruimte is om zich te ontwikkelen. Ieder kind zoekt grenzen op, het is voor de pedagogisch medewerker juist belangrijk om deze grenzen aan te geven. Kinderen vragen om grenzen. Een spreuk op onze opvang is: ‘Liefde en grenzen maken van kinderen leuke mensen’. Alle ouders krijgen bij het intakegesprek de regels mee, zodat ook de ouders weten wat de regels zijn en waar hun kind aan toe is. Naar dat document verwijs ik.
Hoofdstuk 6 Wennen, begroeten en afscheid nemen Omdat De Keet in Winkel net opgestart is, is de ruimte voor alle kinderen nog nieuw. We hanteren voor nieuwe kinderen de volgende methode: - Als het kind al op het kinderdagverblijf bij De Keet zit, mag het kind twee weken voordat het kind vier wordt, mag het twee keer meedraaien op de BSO. Indien nodig mag het kind meerdere keren meedraaien. Op deze manier leert het kind de andere kinderen, de pedagogisch medewerkers en de werkwijze kennen. Met de ouders vindt er ook een gesprek plaats. De werkwijze op de BSO is anders dan op het KDV, en ouders en pedagogisch medewerkers zijn toch partner in opvoeding. De pedagogisch medewerker van de BSO plant voor elk nieuw kind een overlegmoment met de pedagogisch medewerker van het KDV. Bijzonderheden worden zo overgedragen. In het BSOoverleg (ca. eens per acht weken) worden alle nieuwe kinderen besproken, zodat alle pedagogisch medewerkers van de BSO op de hoogte zijn (zie hoofdstuk 7 – Algemeen beleidsplan). Kinderen die helemaal nieuw zijn op de bso wennen op de volgende manier: - Ouders en kind worden van te voren uitgenodigd om kennis te komen maken. De ouders hebben dan een gesprek (werkwijze, regels, etc.), het kind kan dan meedraaien op de BSO. Dit duurt ongeveer 45 minuten. Dit vindt plaats voordat het contract ingaat. - Afhankelijk van het kind komt het nog een keer wennen. Het kan een keer meekomen uit school met de groep, of gebracht worden door de ouders. Afscheid nemen op de BSO vindt plaats als kinderen gebruik maken van de voorschoolse opvang. De ouder komt het kind brengen en neemt afscheid. Meestal is dit geen probleem, kinderen van deze
Pedagogisch werkplan – BSO Winkel September 2012
Pagina 13
leeftijd begrijpen goed dat papa of mama moet werken. Soms is er voor een kind extra aandacht nodig: - Duidelijk afscheid nemen. Bij het afscheid van de ouder zwaaien we de ouder uit en geven we het kind de ruimte om zijn emoties te uiten. De pedagogisch medewerkers praten tegen het kind, benoemen de emoties, tonen begrip en bieden troost door het kind bijvoorbeeld op schoot te nemen of vast te houden. - Afleiding zoeken. De pedagogisch medewerkers bieden het kind aan om samen iets te gaan doen. Sommige kinderen hebben er behoefte aan om zich even terug te trekken om het afscheid te verwerken. Voor hen is er een rustig hoekje of rustige activiteit. ’s Middags halen we de kinderen op uit school. Deze overgang gaat voor de meeste kinderen heel soepel. Als kinderen net vier jaar zijn, is het soms nog wel een moeilijk. We geven de kinderen op dat moment extra aandacht en bieden troost door aan te geven dat mama of papa het kind bij de Keet komt ophalen. Vanaf 16.30 uur worden de eerste kinderen opgehaald. Kinderen die zelfstandig naar huis gaan, worden uitgezwaaid. Ouders die hun kind komen halen, worden verwelkomd door de pedagogisch medewerker. Mondelinge overdracht over het kind op de BSO vinden wij belangrijk. De pedagogisch medewerker vertelt hoe de dag is gegaan, welke activiteiten het kind heeft gedaan en of er nog bijzonderheden waren.
Hoofdstuk 7 Voeding Kinderen eten en drinken om gezond te blijven en om ervan te genieten. Ze leren hun eigen behoeften en smaak kennen, en keuzes maken. Eten en drinken zijn ook een sociaal gebeuren. De basis voor een gezond voedingspatroon wordt gelegd als kinderen jong zijn. Bij De Keet proberen we de kinderen een gezond voedingspatroon mee te geven op de volgende manier: - Er zijn vaste momenten voor het eten en het drinken. Daarbuiten om wordt er niet gesnoept. - Tijdens de broodmaaltijd eten de kinderen eerst een broodje ‘gezond’; (smeer)worst of (smeer)kaas. Daarna mogen de kinderen zelf kiezen. Smeerworst mogen de kinderen maximaal op een boterham, net als chocopasta en hagelslag. - Kinderen eten minimaal één broodje, en maximaal vier. - Tijdens de broodmaaltijd drinken de kinderen melk, karnemelk of thee. In overleg met ouders kan dit ook wat anders zijn. - Er wordt minimaal een keer per dag vers fruit gegeten. - Rauwkost, zoals tomaat en komkommer, worden ook regelmatig gegeven. Vanzelfsprekend hanteren wij we hygiënische codes voor het bewaren en gebruiken van voedsel. We volgen adviezen op van het Voedingscentrum. Het eten gaat vaak gepaard met veel regels, om alles soepel te laten verlopen. Soms kunnen er ook teveel regels zijn, wat de kinderen niet ten goede komt. Bij De Keet letten de pedagogisch medewerkers tijdens het eten er op: - dat goede manieren plezierig zijn voor de kinderen; -dat het fijn is om samen te eten; -dat er ruimte is voor eigen tempo en inbreng van individuele kinderen. Alle voedingsmiddelen krijgen de ouders aangeboden van De Keet. Tijdens verjaardagen mogen de kinderen trakteren. Veelal trakteren de kinderen wat lekkers om te snoepen. De Keet adviseert ouders om de traktatie klein te houden, het gaat het om het gebaar. Voor het jarige kind is het belangrijk dat hij of zij meetelt; er wordt gezongen, hij/zij staat in het Pedagogisch werkplan – BSO Winkel September 2012
Pagina 14
middelpunt van de belangstelling; voor de andere kinderen is het leuk dat er een keer iets extra’s is, buiten de gewone dingen om. Iets kleins is voor de kinderen genoeg.
Hoofdstuk 8 Gezondheid, veiligheid en hygiëne Een gezonde, veilige en schone omgeving is voor kinderen een basis om zich te kunnen ontwikkelen. Voor ouders is het een prettig idee als zij hun kind achter laten in een ruimte die hieraan voldoet. Door een ruimte te hebben die schoon en veilig is, kan het kind veel meer zijn gang gaan. Je hoeft niet bang te zijn dat hij zich ergens aan bezeerd, of vies wordt. Je hoeft niet constant achter de kinderen aan te lopen om te kijken of het goed gaat. De Keet hanteert v.w.b. gezondheid, veiligheid en hygiëne de regels van de GGD. Elk jaar wordt er een uitgebreide risico-inventarisatie uitgevoerd. Daarnaast zorgen wij op de volgende manier dat De Keet een gezonde, veilige en schone omgeving is: - Alle ruimtes worden goed geventileerd zodat er altijd voldoende schone, frisse lucht is. - Alle materialen voldoen aan de kwaliteitseisen. Als er iets stuk is, wordt het gerepareerd of weggegooid. - Er wordt dagelijks schoongemaakt. Een keer twee weken door een interieurverzorgster, de overige dagen doen de pedagogisch medewerkers het zelf. Er wordt een keer per week gedweild (indien nodig vaker). Daarnaast wordt het speelgoed, speelmateriaal, de keuken en de kastjes schoongemaakt. - Alle schoonmaaktaken staan beschreven in het schoonmaakprotocol. - Ook voor de veiligheid en hygiëne maken we gebruik van protocollen. Deze protocollen kunt u opvragen bij Monique of Dicky. Ziekte Waar veel kinderen bij elkaar zitten, kunnen besmettelijke ziektes zich gemakkelijk verspreiden. Om dit te beperken hanteren wij een hygiëneprotocol. Daar staan regels in zoals kinderen leren niezen in hun handen of elleboog, om zo verspreiding van bacteriën te voorkomen. Helaas kan verspreiding niet altijd voorkomen worden. Als een kind ziek is, raadplegen wij altijd de website van de GGD hoe te handelen. In de meeste gevallen van kinderziektes geldt, dat als de ziekte zich openbaart, het besmettingsgevaar al geweest is. Toch is het voor deze kinderen meestal prettigere om thuis te blijven, omdat een kind zich meestal wel ziek voelt. Ook als uw kind koorts heeft of diarree heeft kunnen wij uw kind niet opvangen. Als uw kind ziek wordt op school en niet mee gaat naar De Keet, wilt u ons dan informeren. Als uw kind ziek wordt op de BSO, bellen we meestal voor overleg. De tijd dat een kind moet wachten tot de ouder komt, is op de BSO meestal niet heel lang. Door even rustig op de bank te liggen met een deken kan het kind meestal wel een half uurtje wachten op papa of mama. Dit is natuurlijk wel afhankelijk van hoe ziek het kind is.
Hoofdstuk 9 Observaties en oudergesprekken Observeren is heel belangrijk in het werk met kinderen. Door te observeren kijken pedagogisch medewerkers of wat ze aanbieden werkt, waar de belangstelling van kinderen ligt en waar individuele kinderen behoefte aan hebben. Door regelmatige observaties hebben de pedagogisch medewerkers van ieder kind een beeld van zijn of haar welbevinden in de groep. Voor de kinderen van de BSO worden er standaard geen observaties bijgehouden. Voor kinderen waar wij, of de ouders, zorgen over hebben, wordt er wel een observatiedossier aangemaakt. Soms geven observaties aanleiding tot extra maatregelen. Dit gebeurt natuurlijk altijd na goedkeuring en in
Pedagogisch werkplan – BSO Winkel September 2012
Pagina 15
overleg met de ouders. Extra maatregelen kunnen bijvoorbeeld extra gesprekken met ouders zijn, of inschakeling van een externe instantie. De Keet signaleert, maar kan geen diagnoses stellen. Daarnaast zijn er één keer per jaar oudergesprekken. Ouders geven zich hiervoor vrijwillig op. In de oudergesprekken komen de overeenkomsten en verschillen tussen het gedrag thuis en op de BSO aan de orde. Hierdoor krijgen de pedagogisch medewerkers en ouders een breder beeld van het kind en kunnen pedagogisch medewerkers hun handelen nog beter afstemmen op dit specifieke kind.
Pedagogisch werkplan – BSO Winkel September 2012
Pagina 16
Bijlage: Literatuurlijst Opvoeden in vertrouwen –opvoeden zonder straffen en belonen – Justine Mol Pedagogisch Kader Kindercentra 4-13 jaar – Elly Singer en Loes Kleerekoper Opvoeden als beroep – J.F.W. Kok
Pedagogisch werkplan – BSO Winkel September 2012
Pagina 17