Sisa Kinderopvang Pedagogisch Werkplan voor de Peuterspeelplaats
[Geef tekst op]
[2]
Voorwoord Het pedagogisch werkplan is een praktische handleiding voor het handelen bij gebeurtenissen op de groep. Je kunt het werkplan gebruiken als naslagwerk of als hulpmiddel bij het inwerken van nieuwe medewerkers en stagiaires op de groep. Tevens is het een informatiebron voor ouders en verzorgers. Het werk van peuterleidster brengt met zich mee dat er op elk moment sprake is van een wisselwerking tussen de kinderen en de medewerkers. Tijdens een vast omschreven dagritme met betrekking tot eten, spelen, verschonen etc. reageert de medewerker voortdurend op het gedrag van de kinderen en collega’s op de groep. Dit kan worden samengevat als: “handelen”. In de meeste gevallen gaat dit gewoon vanzelf, onbewust en is het uiteraard niet mogelijk om voortdurend stil te staan bij het “waarom” van deze handelingen. Wanneer er een nieuwe medewerker ingewerkt moet worden of een ouder vragen stelt ten aanzien van het pedagogisch handelen op de groep worden peuterleidsters zich vaak weer bewust van hun eigen handelen. Daarnaast bestaat een team uit meerdere leidsters en vrijwilligers , die allemaal handelen vanuit hun eigen denken (visie) met/op de kinderen. Levenservaring, de eigen gezinssituatie en opleiding zijn hier natuurlijk van invloed op. Om duidelijkheid te scheppen in het handelen op de peuterspeelplaatsen bij Sisa Kinderopvang, hebben we afspraken gemaakt over bijvoorbeeld breng- en haaltijden of welk speelgoed we geschikt vinden voor de ontwikkeling van de kinderen. Deze afspraken zijn vastgelegd in dit werkplan. Om snel op te zoeken hoe je dient te handelen in bepaalde situaties zijn in hoofdstuk 26 stroomschema’s opgenomen. In hoofdstuk 27 vind je de observeerbare termen. Deze termen geven sturing aan het in gesprek blijven met elkaar, en laten zien hoe de opvoedingsdoelen zichtbaar zijn in de dagelijkse omgang met en het opvoeden van de kinderen. Waar in dit werkplan “zij” staat vermeldt kan ook “hij” worden gelezen. Waar “ouders” worden genoemd kan ook worden gelezen: ouder/verzorgers/verzorger.
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[3]
INHOUDSOPGAVE 1. Pedagogisch klimaat 2. Dagdeel indeling 3. Spelen en leren 4. Uitstapjes 5. Corrigeren en belonen 6. Gezond eten 7. Hygiëne 8. Seksuele ontwikkeling 9. Ziekte en overlijden 10. Medische handelingen en toedienen van geneesmiddelen 11. Ongevallen 12. Hittebeleid 13. Taalbeleid / meertaligheid 14. VVE 15. Signaleren van ontwikkelings- en gedragsproblemen 16. Signaleren van kindermishandeling, inclusief meldcode, brochure vertrouwensinspecteur en protocol ongewenste omgangsvormen 17. Centrum Jeugd en Gezin / verwijsindex 18. Bijzondere gezinsomstandigheden 19. Calamiteiten en ontruiming 20. Zieke kinderen 21. Klachten van ouders 22. Borgen 23. Stroomschema’s 24. Observeerbare termen
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[4]
1 . PEDAGOGISCH KLIMAAT Het pedagogisch klimaat is het geheel aan omgevingsfactoren waar het kind en/of de groep zich in begeeft. Onophoudelijk spelen deze elementen op elkaar in. Dat gebeurt bewust, maar meestal onbewust. Omgevingsfactoren zijn bijvoorbeeld de manier van opvoeding, de inrichting van de omgeving en alle middelen van communicatie. De manier van opvoeding die binnen Sisa Kinderopvang wordt nageleefd zijn beschreven in Het pedagogisch beleid Het pedagogisch werkplan De inrichting en de omgeving bepalen voor een belangrijk deel de sfeer en zijn afgestemd op de ontwikkeling en leeftijd van het kind en de groep uitdaging veiligheid Communicatie middelen: hoe bewust wordt er gebruik gemaakt van de verschillende manieren van communicatie op welke manier wordt een kind/de groep aangesproken In het contact met kinderen is er altijd sprake van interactie. Of een medewerker er nu bewust of onbewust mee bezig is, er wordt door elke manier van communicatie voortdurend een boodschap naar het kind en/of de groep gezonden. Alle bewegingen, handelingen, blikken, opmerkingen en gesprekjes maken onderdeel uit van de communicatie. Het is goed om hier af en toe bij stil te staat en na te denken wat het effect is van ons gedrag en of hetgeen je bedoelt op de manier overkomt zoals je het bedoelt. Wanneer we als pedagogisch doel hebben gesteld dat we de kinderen willen leren om respectvol met elkaar om te gaan, dan moeten we in de eerste plaats zélf respectvol met elkaar om gaan. Het is belangrijk dat we ons bewust zijn van het gedrag dat daarbij hoort, maar ook van het gedrag dat daar niet bij past. Wanneer we als voorbeeld het doel nemen: ‘leren samen spelen en delen’, dan is het nodig dat er wel speelgoed is om mee te kunnen spelen. Bovendien moeten er ook meerdere kinderen zijn met wie het gedeeld kan worden. Belangrijk hierbij is dat de peuterleidster de kinderen begeleid in het spel. Wat kun je allemaal doen met het speelgoed? Wordt het ook leuker als je het samen doet? De manier waarop de peuterleidster de kinderen daarbij begeleid zegt veel over de kwaliteit van het pedagogisch klimaat waarin dat gebeurt. Hoe lost een peuterleidster een situatie op waarbij twee kinderen aan hetzelfde stuk speelgoed staan te trekken?. Hoe leert ze de kinderen hiermee om te gaan? Hoe stimuleert ze een kind om iets nieuws te kiezen? Het doel is om kinderen ervaringen te laten opdoen zodat dit hun ontwikkeling ten goede komt. Naast alle vormen van communicatie zijn ook andere onderdelen, zoals b.v. veiligheid en ondersteuning bieden, ruimte scheppen voor leren en ontwikkelen, het stimuleren van zelfstandigheid, regels en grenzen stellen en het begeleiden van interacties tussen kinderen van essentieel belang voor het pedagogisch klimaat. Al deze onderwerpen komen aan bod in dit werkplan
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[5]
2. INDELING VAN HET DAGDEEL OP DE PEUTERSPEELPLAATS Kinderen hebben behoefte aan duidelijkheid en structuur. Een min of meer vast ritme van het dagdeel op de peuterspeelplaats geeft kinderen houvast. De indeling kan een hulpmiddel zijn, maar mag nooit een keurslijf zijn. Wanneer er afgeweken wordt van de vaste routine leren kinderen dat flexibiliteit ook mogelijk is. Bij mooi weer kan er bijvoorbeeld ook in de tuin gepicknickt worden. Het onderstaande schema met onderdelen is een hulpmiddel bij het indelen van het dagdeel. Per groep kunnen er kleine variaties bestaan. Ook kunnen er aanleidingen zijn dat er wordt afgeweken van dit schema. Bijvoorbeeld bij het vieren van een verjaardag of een ander speciaal feest. Ook het weer kan aanleiding zijn om af te wijken van de vaste tijdsindeling. Wanneer de kinderen lekker aan het spelen zijn is het zonde om dit af te breken. De dagindeling mag nooit een strikt opgelegd stramien worden.
Binnen het dagdeel peuterspeelzaal komen de volgende onderdelen aan bod.
Ochtend en middag Brengen Vrij spelen binnen of buiten Fruit eten en drinken Verschonen/toiletronde Vrij spelen en aanbod activiteit Kringactiviteit/afsluiting van de ochtend / middag Ophalen
Op de peuterspeelplaats wordt gebruik gemaakt van pictogrammen waarmee de kinderen duidelijk wordt gemaakt hoe de indeling van de ochtend of de middag er uit ziet.
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[6]
3 . SPELEN EN LEREN De peuterspeelplaats biedt viel ontplooiingsmogelijkheden aan peuters. De kinderen worden gestimuleerd in hun cognitieve, sociale, emotionele, motorische, zintuigelijke en creatieve ontwikkeling door hen een zo breed mogelijk activiteiten programma aan te bieden. De peuterleidsters dragen er daarnaast zorg voor dat er op de speelplaats een sfeer heerst die kinderen uitnodigt om nieuwe dingen uit te proberen, contacten te leggen met andere kinderen, nieuwe spelletjes te ontdekken of uitdagingen aan te gaan zoals b.v. op het klimrek hoger te klimmen dan de week er voor. De leidster biedt de kinderen voldoende ruimte om dingen zelf te kunnen doen zonder hulp of beperkende regels. Initiatieven van kinderen worden alleen beperkt wanneer: Een activiteit gevaarlijk is voor kinderen; Het een activiteit betreft waarbij meer hulp van volwassenen nodig is dan er op dat moment geboden kan worden; Een kind over eigen en andermans grenzen gaat; De activiteit van het kind de bezigheden van een ander kind belemmert. De peuter wordt in eerste instantie hulp geboden met woorden en/of door iets voor te doen. Pas als dat niet lukt, kan geholpen worden door het samen te doen. De inrichting van de speelplaats is met verschillende activiteitenhoeken ingericht. Peuters kunnen zoveel mogelijk het speelgoed zelf pakken. Activiteiten Ieder dagdeel bevat een aantal grote en of kleinere activiteiten: een herfstwandeling, een kringgesprek, schilderen of muziek maken of samen een spel spelen. Er wordt met thema’s gewerkt, zoals b.v. de lente, het verkeer of de boerderij. De activiteiten zijn er op gericht om de ontwikkeling van de kinderen te stimuleren. Hoe wordt de cognitieve ontwikkeling gestimuleerd?
Stimuleren van waarneming: De peuters ontwikkelen hun waarneming. Ze leren steeds nauwkeuriger allerlei verschillen en overeenkomsten te zien in de wereld om hen heen Hierin worden ze door de peuterleidster geholpen door wat ze zien onder woorden te brengen; Aanbod van veel en gevarieerd speelgoed: Zoals vormenmateriaal, puzzels, constructiespeelgoed, bouwblokken en prentenboeken. Voortdurend wordt bij de aanschaf van het speelgoed gekeken naar de volgende criteria; - Leeftijd en ontwikkeling; - Het ontwikkelingsgebied; - Materiaal en kleur; - Individueel of groepsgebruik; - Prikkelt het de fantasie?
Hoe wordt de sociale ontwikkeling gestimuleerd?
In interactie met andere kinderen: leren ze dat er verschillen zijn tussen henzelf en anderen (namen, uiterlijk, behoeften; Door de mogelijkheid te bieden volwassenen na te doen in de vorm van imitatiespel, leren ze hoe ze zich kunnen gedragen in allerlei sociale situaties; Door zich te houden aan regels en omgangsvormen, wordt een beroep gedaan op het inlevingsvermogen van de peuters naarmate ze ouder worden; Door ruimte te bieden aan gevoelens zoals: bezitsdrang, jaloezie, onhandige pogingen tot contact of koppigheid. Hierbij worden de veiligheidsgrenzen altijd in de gaten gehouden; Hoe wordt de emotionele ontwikkeling gestimuleerd?
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[7]
De peuterleidster brengt de emoties en het gedrag van kinderen onder woorden, waardoor de peuters een steeds duidelijker beeld van hun eigen persoonlijkheid ontwikkelen. Ook de reacties van de groep dragen bij aan hun zelfbeeld; Door de peuters zich te laten uiten en hier voldoende aandacht en waardering aan te geven. Hierdoor ontwikkelen de kinderen een gevoel van waardering van zichzelf en vertrouwen in hun eigen mogelijkheden en leren ze om te gaan met hun eigen emoties; Er is aandacht voor de eventuele angsten van de peuters, door ze enerzijds zoveel mogelijk veiligheid te bieden en anders te stimuleren stapje voor stapje hun angsten te overwinnen
Hoe wordt de motorische ontwikkeling gestimuleerd?
Er wordt de kinderen veel mogelijkheden geboden om te bewegen - grove motoriek: veel buitenspelen onder alle weersomstandigheden. Buitenspelen nodigt uit tot een andere manier van spelen. Op de peuterspeelplaats wordt altijd tijd ingeruimd om naar buiten te gaan. Daar kunnen de kinderen veilig rennen, klimmen, fietsen en spelen met de bal; - fijne motoriek: kinderen leren zelf hun jas en schoenen aan te doen en uit te trekken, krassen, tekenen, scheuren, knippen, plakken, kleien, rijgen, met zand en water spelen maken allemaal onderdeel uit van het activiteitenprogramma op de peuterspeelzaal;
Hoe wordt de zintuigelijke ontwikkeling gestimuleerd?
Door een combinatie van horen, zien, voelen, ruiken en proeven e.d. leert een kind de dingen beter kennen en onthouden. Een roos op een plaatje ziet er heel leuk uit, maar een roos gaat pas echt leven als een peuter aan de blaadjes voelt, zich heel voorzichtig “prikt”aan de stekeltjes en de rozengeur opsnuift; Met behulp van speelgoed, muziekinstrumenten, en door een beroep te doen op hun zintuigen en hen kenmerken als smaak, reuk en gevoel onder woorden te laten brengen.
Hoe wordt de creatieve ontwikkeling gestimuleerd?
Door een basisgevoel van vrijheid en zelfvertrouwen is er ruimte voor fantasie en creativiteit Al fantaserend worden door de kinderen nieuwe ontdekkingen gedaan. Door de peuterleidsters wordt dit gestimuleerd door kinderen niet te binden aan wat ze al weten maar ze te laten voorstellen hoe iets kan zijn Ook creativiteit is niet gebonden aan een bepaalde uitingsvorm. Niet alleen tekenen en zingen zijn creatieve uitingsvormen. Ook taal of inventieve oplossingen bedenken voor conflicten vallen hieronder.
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[8]
4. UITSTAPJES Nieuwe ervaring Uitstapjes op de peuterspeelplaats biedt kinderen de mogelijkheid om nieuwe ervaringen op te doen. Zoals bijvoorbeeld de wind door je haren voelen of met je handen in de modder roeren. Ook ervaringen met natuur zijn belangrijk voor de ontwikkeling van kinderen. Hierbij kun je denken aan het ontdekken van dieren, eendjes voeren in het park of met herfstbladeren spelen. Op stap gaan biedt kinderen nieuwe spelmogelijkheden. Ook ontdekken ze dat de wereld groter is dan het voor hen tot dan toe bekende wereldje. Op de peuterspeelplaats maken buitenactiviteiten onderdeel uit van het speel/leerprogramma. Er zijn een aantal zaken waar rekening mee gehouden moet worden wanneer de peuterleidsters met de kinderen de peuterspeelplaats verlaten. Daarbij wordt er onderscheid gemaakt tussen “spontane uitstapjes” en “geplande uitstapjes” Spontane uitstapjes
De leidster-kind ratio moet ten alle tijde gehanteerd worden; Houdt rekening met de leeftijd en de ontwikkeling van de kinderen; De peuterleidster neemt de peuters mee aan een looptouw. Er is altijd een andere volwassene aanwezig; De peuterleidster die de kinderen tijdens het uitstapje begeleid is telefonisch bereikbaar zodat bij calamiteiten telefonisch hulp kan worden ingeroepen;
Geplande uitstapjes
De leidster-kind ratio moet ten alle tijde gehanteerd worden; Houdt rekening met de leeftijd en ontwikkeling van de kinderen; De peuterleidster neemt de peuters mee aan een looptouw. Ouders worden gevraagd mee te gaan bij uitjes buiten de psz; De peuterleidster die de kinderen tijdens het uitstapje begeleid is telefonisch bereikbaar zodat bij calamiteiten telefonisch hulp kan worden ingeroepen; Het geplande uitstapje wordt tijdig aangekondigd bij de ouders; Ouders dienen schriftelijk of via e-mail toestemming te geven; De leidinggevende is op de hoogte van de bestemming van het uitstapje, het programma en welke peuterleidsters het uitstapje begeleiden; Een actuele lijst met telefoonnummers van de ouders, het centraal bureau, de achterwacht en hulpverlening worden meegenomen; De begeleidende peuterleidsters hebben een training kinder EHBO gevolgd; De EHBO trommel wordt meegenomen en is up tot date; Wanneer gebruik wordt gemaakt van eigen vervoer dient de auto APK gekeurd te zijn, heeft de bestuurder een geldig rijbewijs en is er een inzittende verzekering voor de auto geregeld; De peuterleidsters hebben een geldige WA-verzekering;
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[9]
5 .CORRIGEREN EN BELONEN Houding en werkwijze peuterleidsters Bij het bepalen van wat gewenst en ongewenst gedrag bij kinderen is, is het belangrijk dat de peuterleidster zich bewust is van haar eigen normen en waarden, stemming en omstandigheden. Haar houding en werkwijze zijn van invloed op het pedagogisch klimaat op de groep. Een positieve sfeer op de groep kan bereikt worden door verbaal en non-verbaal duidelijk te zijn naar de kinderen en door de situatie op de groep veilig en aantrekkelijk te maken. Hierbij moet altijd rekening gehouden worden met de leeftijd en de ontwikkeling van de kinderen. Om het zelfbeeld en het zelfvertrouwen van de kinderen te versterken ligt de aandacht van de medewerker op het bekrachtigen van positief gedrag. Kinderen worden gestimuleerd door middel van taal: “dat heb je goed gedaan”. Maar ook een aai over de bol, een schouderklopje of een knipoog zijn beloningen die waardering uitdrukken. Corrigeren en belonen Wanneer het nodig is om een kind te corrigeren, past de leidster haar houding en reactie aan op de leeftijd en ontwikkeling van het kind. Wanneer een kind agressief gedrag vertoont naar een ander kind of een leidster of vrijwilligster, of niet luistert, corrigeert de peuterleidster het kind door het ongewenste gedrag te benoemen en uit te leggen waarom het gedrag niet wordt geaccepteerd. Wanneer het nodig is kan het kind binnen het zicht van de medewerker apart gezet worden. De peuterleidster is zich bewust van haar eigen (non-verbale) gedrag en toont haar waardering of afwijzing van het gedrag van het kind. Het kind zelf wordt niet afgewezen maar wordt geholpen om te zoeken naar andere manieren om zich te uiten. Door middel van concrete suggesties en door te benoemen wat zij positief verwacht van een kind leert de peuterleidster het kind het verband te zien tussen eigen handelen en de correctie of beloning. Dit is natuurlijk afhankelijk van de leeftijd en ontwikkeling van het kind. Een vorm van correctie mag nooit angst oproepen bij een kind of een onveilige situatie creëren. Voorbeeldfunctie De peuterleidster is zich bewust van haar voorbeeldfunctie en toont de kinderen wat ze bedoelt en legt het uit. Als er een botsing is tussen een leidster en een kind, of tussen kinderen onderling op de groep is het belangrijk dat de relatie tussen beide partijen weer wordt hersteld. De peuterleidster helpt de kinderen om hun eigen conflicten op te lossen. Wanneer een kind geen zin heeft om met andere kinderen te spelen of aan een activiteit mee te doen, dan wordt dit gerespecteerd. Als dit erg vaak voorkomt, probeert de peuterleidster stimulerend op te treden of bespreekt ze de situatie met de ouders van het betreffende kind. In elke situatie is de leidster zich er van bewust dat humor verbindt en relativeert.
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[10]
6 . GEZOND ETEN Fruit eten Fruit eten is een onderdeel van het dagritme. Ouders geven zelf fruit en een drinkbeker mee. De peuterleidster geeft tijdens het eet- en drinkmoment het goede voorbeeld. Er wordt gelet op tafelmanieren zoals: gezamenlijk beginnen, kauwen met de mond dicht, niet boeren, niet proppen, niet spelen met je eten en op elkaar wachten. Het fruit eten heeft ook een sociale functie. De kinderen kunnen tijdens het fruit eten vertellen over wat hen bezighoudt en leren naar elkaar te luisteren. Verjaardagen Verjaardagen van kinderen en peuterleidsters worden gevierd met een feesthoed, liedje en een traktatie. We hechten eraan verjaardagen bescheiden te vieren; sfeervol, maar niet overdadig. We vragen ouders hier ook rekening mee te houden. In de intake wordt besproken dat de traktaties gezond moeten zijn. De peuterleidsters kunnen ouders tips en suggesties geven voor gezonde traktaties.
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[11]
7. HYGIËNE Een groot deel van infecties worden door mensen aan elkaar overgedragen. Bij de verzorging van de kinderen kan een peuterleidster ziektekiemen van het ene kind, overbrengen naar een ander kind. Daarnaast is de leidster voortdurend in contact met anderen, zoals bijvoorbeeld vrijwilligers en ouders. Het is daarom belangrijk om zo hygiënisch mogelijk te werken. De richtlijnen van de GGD worden hierbij gevolgd. Ziektekiemen worden onder meer via de handen overgedragen. Een goede handhygiëne door medewerkers én kinderen is één van de meest effectieve manieren om besmettingen te voorkomen. Hieronder volgt een uitleg over de algemene hygiëne: Handen wassen Voor: Het aanraken en bereiden van voedsel; Het eten of het helpen bij het eten; Wondverzorging; Na:
Hoesten, niezen en snuiten; Toiletbezoek; Het verschonen van elk kind; Contact met lichaamsvocht (speeksel, snot, braaksel, bloed, ontlasting); Buitenspelen; Contact met vuil textiel of de afvalbak; Schoonmaakwerkzaamheden; Het aanraken en bereiden van voedsel; Het eten of het helpen bij het eten; Wondverzorging;
Hoesten en niezen Ziektekiemen uit de neus, mond en keel kunnen door hoesten en niezen via onzichtbare speekseldeeltjes verspreid worden in de lucht. Als deze door een ander worden ingeademd bestaat de kans dat die ander daar mogelijk ziek van wordt. Om besmetting te voorkomen kunnen bij hoesten en niezen het beste de volgende regels in acht worden genomen:
Draai weg, uit de richting van de mensen in je omgeving; Hoest, nies in je hand of beter nog in je elleboog; Was je handen na hoesten, niezen of neus afvegen/snuiten; Zorg dat je kinderen regelmatig hun neusjes veegt om snottebellen te voorkomen; Gebruik papieren doekjes en gooi ze ook onmiddellijk weg; Leer de kinderen een goede hoest en nieshygiëne aan;
Toiletbezoek en verschonen. Ontlasting kan ziektekiemen bevatten waardoor een toiletbezoek of het verschonen van een kind tot een besmetting kan leiden. Zorg bij de toilet- en verschoonruimte voor:
Schone contactoppervlakken (spoelknop; kraan, handdoek, aankleedkussen, deurkruk); Handenwassen na (het helpen bij) een toiletbezoek of het verschonen van elk kind; Gooi vuile luiers direct in een afgesloten afval- of luieremmer; Handenwassen na (het helpen bij) een toiletbezoek of het verschonen van elk kind. Handenwassen dient te worden gedaan bij de watervoorziening in de toilet/verschoonruimte;
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[12]
8. SEKSUELE ONTWIKKELING Kinderen maken tijdens hun groei in vele opzichten een ontwikkeling door. Dat geldt voor hun lichaam, voor hun gevoelens ten opzichte van zichzelf en van anderen, voor hun denkwijze, maar ook voor hun seksualiteit. De seksualiteit van kinderen vindt in fasen plaats. Gemakshalve koppelen we deze fasen aan leeftijden. Hieronder wordt de seksuele ontwikkeling aan leeftijd gekoppeld, maar deze fasen kunnen ook ruimer worden genomen omdat ieder kind zich ontwikkelt op zijn eigen tempo en eigen manier.
Seksuele ontwikkeling bij peuters van twee tot 4 jaar Een kind begint vanaf twee jaar met zindelijk worden. Een peuter oefent met het sluiten en ontspannen van de sluitspieren. Hierdoor worden ook de geslachtsorganen gevoeliger. Dit wordt ook wel de anale fase genoemd. Op deze leeftijd worden kinderen zich ook bewust van zichzelf. Ze ontdekken dat ze er anders uitzien dan andere kinderen en volwassenen. De interesse in het eigen en andermans lichaam uit zich in het uitgebreid bestuderen van de eigen geslachtsdelen en die van andere kinderen. Het strelen en aaien van de eigen geslachtsdelen geeft kinderen een rustgevend en ontspannend gevoel, waarbij schaamte geen rol speelt. Dat gebeurt pas als ze een afkeurende reactie krijgen. Het “vieze woorden tijdperk” begint vaak ook rond de peuterleeftijd. Het roepen van bepaalde woorden die ze zelf soms nog niet eens begrijpen maar die een schokreactie bij anderen teweeg brengen is een leuk spelletje. De basisbehoefte aan lichamelijk contact is op deze leeftijd groot. Kinderen willen graag op schoot zitten, geknuffeld, geaaid of over hun rug gekriebeld worden. De mate waarin kinderen behoefte hebben aan lichamelijk contact kan verschillen. Kinderen moeten niet knuffelen als ze dat niet willen. Als peuterleidster respecteer je die grens.
Afspraken die gelden binnen ontwikkeling van kinderen
Sisa
Kinderopvang
t.a.v.
de
seksuele
Peuterleidsters geven in principe geen seksuele voorlichting. Dit is meer een taak van de ouders. Wanneer er vragen zijn van kinderen worden deze wel zo goed mogelijk beantwoord. Geef rustig antwoord en pas het antwoord aan op de leeftijd van het kind. Wanneer een kind vaak vragen stelt over onderwerpen die te maken hebben met zijn seksuele ontwikkeling licht dan de ouders in zodat zij een gesprek met het kind kunnen aangaan.
Van de medewerkers van Sisa wordt verwacht dat zij nadenken over hun eigen persoonlijke grenzen met betrekking tot seksualiteit. Deze grenzen mogen ze ook duidelijk maken aan de kinderen, mits het binnen het beleid van de organisatie past.
Wanneer kinderen peuterleidsters aanraken op privéplekken zoals billen of borsten hoeft dit niet meteen afgekeurd te worden, mits dit argeloos gebeurt. Wanneer het aanraken expres gebeurt kan de peuterleidster stelliger zijn in het afkeuren.
Peuterleidsters begeleiden de kinderen in hun ontwikkeling met betrekking tot seksualiteit, maar stellen daarin wel grenzen om de kinderen de omgangsnormen over seksualiteit bij te brengen. Dit uit respect voor zichzelf en anderen. Peuterleidsters zullen waar nodig uitleg geven aan de kinderen over de omgangsvormen en grenzen.
De kinderen mogen gezamenlijk plassen. De deur van de wc mag openblijven. Als er kinderen zijn die graag wat meer privacy willen bij het plassen dan wordt dat gerespecteerd. Wanneer kinderen per ongeluk in hun broek hebben geplast of gepoept dan wordt er in de
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[13]
verschoonruimte c.q. wc ruimte schone kleren aangetrokken. Dit om te voorkomen dat andere kinderen kunnen meekijken. De peuterleidsters leren de kinderen dat ze hun broek omhoog moeten doen voordat ze de groepsruimte weer in komen.
Kinderen mogen niet aan de geslachtsdelen van andere kinderen zitten.
Kinderen mogen niet aan hun eigen geslachtsdelen komen wanneer er andere kinderen bij zijn, bijvoorbeeld tijdens het eten of buitenspelen. Ze mogen dit wel doen als ze alleen zijn, bijvoorbeeld in bed of op de wc. Als het gaat om achteloze handelingen zoals krabben of de onderbroek recht trekken dan mag dit wel.
Kinderen mogen niet in hun blootje in het badje buiten spelen. Er komen bij peuterspeelplaats regelmatig bezoekers en een aantal buitenspeelruimtes liggen aan doorgaande weg. Het is niet wenselijk dat iedereen de kinderen bloot ziet. In het badje gebruik worden gemaakt van zwemluiers en zwemkleding. Mocht dit niet aanwezig zijn kan een reserve onderbroek een optie zijn.
Woorden zoals poep en plas hoeven niet meteen verboden te worden. Negeren of met humor afleiden werkt vaak beter. Bij verbieden wordt het spannend om de woorden nog eens te roepen. Extreme scheldwoorden hoeven niet te worden geaccepteerd. Je kunt de kinderen vertellen dat het een naar woord is en dat je dat niet mag zeggen.
Bij spelletjes waarin kinderen hun lichaamsdelen benoemen, bijvoorbeeld bij het liedje: hoofd, schouders, knie en teen, kunnen ook de billen en de borsten worden benoemd.
Om verwarring te voorkomen wordt binnen Sisa Kinderopvang dezelfde terminologie gehanteerd voor geslachtsdelen, te weten: piemel en plasser. Andere termen die gebruikt worden zijn o.a. zoenen, vrijen en strelen.
Doktertje spelen of andere spelvormen waarbij kinderen elkaar onderzoeken mogen op de groep alleen binnen bepaalde grenzen. Deze grenzen houden peuterleidsters goed in de gaten. Leidsters kunnen het spel eventueel begeleiden om kinderen weerbaar te maken, zodat ze leren hun eigen grenzen aan te geven. De kleding van kinderen blijft aan tijdens het spel. Tijdens het spel mag er absoluut geen spel zijn van dwang of pijn. Peuterleidsters dienen dan onmiddellijk in te grijpen. Elk kind heeft zijn eigen grenzen en dat moet gerespecteerd worden
In kleine ruimtes (b.v. speelhuisjes) waar minder toezicht is kijken peuterleidsters regelmatig of de kinderen zich gedragen binnen de grenzen van het protocol. Als het kan gebeurt dit onopgemerkt zodat kinderen zich niet altijd op hun vingers gekeken voelen.
Zelfbedachte spelletjes met een seksuele lading zijn niet acceptabel en worden door peuterleidsters meteen gestopt.
Wanneer kinderen peuterleidsters in vertrouwen nemen t.a.v. seksuele (mis)handelingen wordt er nooit beloofd dat zij het niet door zullen vertellen. In overleg met de leidinggevende en of de pedagogisch coach wordt het protocol kindermishandeling gevolgd.
Van peuterleidsters wordt verwacht dat zij op een gepaste manier omgaan met dit onderwerp. Bij twijfel, vragen of onzekerheden is het belangrijk om dit te delen met teamleden of de leidinggevende.
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
de een kan dan
[14]
9. ZIEKTE EN OVERLIJDEN Op de peuterspeelplaats geldt de regel dat zieke kinderen de speelplaats niet kunnen bezoeken. De locaties zijn niet berekend op de opvang van zieke kinderen. Omdat we werken met kinderen in groepsverband brengt dit andere risico’s en zorg met zich mee dan wanneer kinderen zich in een thuissituatie bevinden. Hierbij wordt gedacht aan besmettingsgevaar voor het kind zelf of voor de andere kinderen in de groep. Daarbij heeft een ziek kind meer individuele aandacht en zorg nodig, welke op de groep vaak niet geboden kan worden. In het “ziekteboek” van Sisa Kinderopvang staat aangegeven welke richtlijnen de organisatie hanteert. Peuterleidsters beslissen aan de hand hiervan en eventueel in overleg met de leidinggevende of een kind wel of niet de peuterspeelplaats kan bezoeken. In het ziekteboek worden de meest voorkomende ziekten en hoe peuterleidsters moeten handelen beschreven. Peuterleidsters mogen alleen onder voorwaarden die beschreven staan in dit boekje medicatie toedienen. Zo dienen ze geen zelf meegebrachte kinderaspirine of zetpillen toe zonder recept van de huisarts. Mocht er medicatie toegediend worden tijdens de peuterspeelplaatsuren dan dienen ouders het afsprakenformulier te tekenen. Omdat adviezen van huisartsen vaak divers en uiteenlopend zijn, is dit boekje het uitgangspunt. Bij de samenstelling van het boekje is de informatiemap infectieziekten en hygiëne in kindercentra en peuterspeelzalen gebruikt, welke door de GGD uitgegeven is. Peuterleidsters hebben in hun werk met veel kinderen, ouders en collega’s te maken. Hoe groter de organisatie, hoe groter de kans wordt dat je te maken krijgt met een sterfgeval of een ernstige ziekte. Wanneer je hier plotseling mee te maken krijgt, kan het moeilijk zijn om rustig na te denken over wat er allemaal moet gebeuren. Het protocol “overlijden “ kan dienen ter ondersteuning in zo’n situatie.
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[15]
10. MEDISCHE HANDELINGEN EN HET TOEDIENEN VAN GENEESMIDDELEN Peuterleidsters hebben geen medische opleiding en mogen slechts in beperkte mate medische handelingen verrichten. Dit is bepaald in de wet BIG (Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg). Toch kan het kan voorkomen, dat een kind tijdens de peuterspeelplaatsuren een medische handeling nodig heeft. Medische handelingen Medewerkers op de peuterspeelplaats mogen in principe kleine verwondingen verzorgen en medicijnen toedienen. Echter niet alle medicijnen mogen door medewerkers worden toegediend. Inhaleermedicatie mag bijvoorbeeld wel, maar het geven van injecties niet. In bepaalde gevallen mogen er een aantal medische handelingen door leidsters worden verricht. Maar dan alleen wanneer een ouder of arts hierover instructies en voorlichting heeft gegeven. Na de instructie wordt er een autorisatieformulier ingevuld door de arts. Hierin staat exact beschreven om welke handeling het gaat en om welk kind en wie de specifieke medische handeling mag uitvoeren. Zonder dit formulier mag de handeling niet worden uitgevoerd. Bij het toedienen van medicatie moet de originele verpakking, met daarop het uitgeprinte recept en de bijsluiter aanwezig zijn. De zogenoemde voorbehouden handelingen, mogen alleen door (para)-medisch bevoegd personeel verricht worden. Op de peuterspeelplaats geldt dat o.a. voor het geven van injecties en handelingen rond verzorgen met een katheter etc. Wanneer het noodzakelijk is, dat een dergelijke handeling tijdens de opvang verricht wordt, dient hiervoor een deskundige te komen. Wanneer ouders met een verzoek tot een medische handeling op de peuterspeelplaats komen kan een leidsters wanneer het alleen om de verzorging van kleine wonden gaat hierover afspraken met de ouders maken. Wanneer het om handelingen gaat waartoe zij niet bevoegd is dan wordt het verzoek door de leidinggevende behandeld. Na overleg met de ouders en de huisarts kan zij besluiten of er gehoor wordt gegeven aan het verzoek In alle gevallen geldt dat , wanneer een medewerker zich niet deskundig genoeg acht om de handeling uit te voeren, dat zij hiertoe niet verplicht is. De betrokkenen blijven altijd mede aansprakelijk wanneer er iets fout mocht gaan. Alle medewerkers volgen een avond kinder EHBO. Jaarlijks is er een herhaling. Het toedienen van geneesmiddelen Wanneer ouders/verzorgers met het verzoek komen of er tijdens de opvang een geneesmiddel toegediend kan worden aan hun kind worden de volgende regels gehanteerd:
Ouders/verzorgers dienen een “Overeenkomst toediening geneesmiddelen” in te vullen en te ondertekenen. De leidinggevende heeft deze overeenkomst; Ouders dragen zorg voor het geven van een instructie m.b.t. de toediening van het geneesmiddel; Alleen de medicatie die voor dat specifieke kind op recept is verkregen wordt toegediend; Het recept wordt gecheckt op voorschrift, bijsluiter en houdbaarheidsdatum; Het geneesmiddel wordt elke dag door de ouders mee naar huis genomen; Het geneesmiddels wordt eerst door de ouders thuis aan het kind gegeven zodat het kind al aan het geneesmiddel gewend is;. Geneesmiddelen, voorgeschreven door een arts mogen indien er een duidelijke instructie bij is worden toegediend;. Zelfzorgmiddelen worden niet aan de kinderen gegeven; Geneesmiddelen die onder de wet BIG (wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg) vallen worden niet door ons gegeven;
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[16]
Verantwoordelijkheid Ouders zijn verantwoordelijk voor: Het juist invullen van de overeenkomst; Het bewaken van de houdbaarheidsdatum van het geneesmiddel; Het doorgeven van wijzigingen; Het geven van de juiste instructies; Het dagelijks in de originele verpakking aanleveren van het geneesmiddel met de bijsluiter erbij; De pedagogisch medewerker is verantwoordelijk voor: Het door de ouders laten invullen en ondertekenen van de ‘Overeenkomst toediening geneesmiddelen’; Het lezen van de bijsluiter; Het op de juiste wijze uitvoeren van deze richtlijnen; De overdracht aan collega's; De registratie van het toedienen van het geneesmiddel in de overdrachtsmap; Overleg met leidinggevende: Wanneer het toedienen van het geneesmiddel een specifieke handeling vereist; Wanneer het om een geneesmiddel gaat, dat niet door een arts is voorgeschreven; Wanneer een peuterleidster niet het vertrouwen heeft dat ze op de juiste manier het geneesmiddel kan toedienen; Wanneer het dagelijkse ritme van de groep en de zorg voor andere kinderen belemmerd worden; De leidinggevende is verantwoordelijk voor:
Beslissing m.b.t. het wel/niet toedienen van medicatie; Het raadplegen van een arts en het inlichten van de ouders wanneer er iets verkeerd is gegaan met het toedienen van het medicijn
Bewaren van geneesmiddelen: In de originele verpakking met bijsluiter en met de naam van het kind erop; In de koelkast of in een afgesloten kast, buiten het bereik van kinderen; In een speciale goed afsluitbare doos; Het wordt niet langer dan nodig uit de koelkast gehaald;
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[17]
11. ONGEVALLEN Kinderen zijn de hele dag door bezig de wereld te verkennen en te ontdekken. Daarbij hebben ze uitdagingen nodig, die hun ontwikkeling stimuleren. De kinderdagverblijven zijn ingericht volgens de veiligheidsrichtlijnen van de GGD. Toch kunnen ongevallen helaas nooit helemaal voorkomen worden. Wanneer een pedagogisch medewerker eerste hulp verleent dient zij met het volgende rekening te houden:
Let op gevaar, voor het kind, jezelf en de omgeving. Zorg ervoor dat er niet meer ongelukken gebeuren. Trek wegwerphandschoenen aan om jezelf tegen infecties te beschermen (b.v.aids of hepatitis). Meld aan collega’s dat je nu met het kind bezig bent en draag de verzorging van de andere kinderen indien dit mogelijk is over; Help het kind op de plaats waar het ligt. Til een gevallen kind nooit op! Laat het kind zelf aangeven wanneer het wil gaan staan. Verplaats het kind alleen als dit met het oog op zijn veiligheid noodzakelijk is (b.v. bij brand); Probeer de situatie helder te krijgen:. Vraag het kind of de omstanders of zij weten wat er gebeurd is. Vraag waar het kind pijn heeft of wijs het aan. Vraag het kind het getroffen lichaamsdeel te bewegen. Laat je collega’s weten wat je van hen verwacht. Indien er geen directe collega’s aanwezig zijn, bel dan met de achterwacht; Stel het kind gerust, blijf zelf ook rustig, ook als de verwonding ernstig lijkt. Probeer het kind te kalmeren, dan kun je het ook makkelijker behandelen. Zeg geen dingen tegen het kind die niet waar zijn. B.v.: “het doet een pijn of je hoeft geen prikje”; Verleen eerste hulp, geef het kind de zorg en hulp die het nodig heeft. Laat het kind nooit alleen. Twijfel je hoe te handelen, blijf dan bij het kind en schakel een gediplomeerde BHV-er of EHBO-er in; Zorg voor deskundige hulp, wanneer je niet zeker weet of je medische hulp moet vragen Neem contact op met de dichtstbijzijnde huisarts of de huisarts van het kind. Kun je geen huisarts bereiken, ga dan direct met kind per taxi naar de Spoedeisende Hulp van het dichtstbijzijnde ziekenhuis of bel 112 voor een ambulance;
ALARMNUMMER: TELEFOONNUMMER: 112 TAXIVERVOER ARRIVA: TELEFOONNUMMER: 0900-9282 DICHTSTBIJZIJNDE ZIEKENHUIS: TELEFOONNUMMER : ………………….. ACHTERWACHT (INDIEN DE PEDAGOGISCH MEDEWERKER ALLEEN WERK) TELEFOONNUMMER:………………….
In noodsituaties kan het voorkomen dat een pedagogisch medewerker 112 moet bellen. Samen met haar collega’s of achterwacht zorgt zij er voor dat de andere kinderen naar een andere ruimte worden gebracht en geeft zij het volgende door aan de telefoniste van het alarmnummer:
hoeveel slachtoffers er zijn wat de aard van het letsel is waar de hulpverleners naar toe moeten
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[18]
afspraken over wie de hulpverleners bij de locatie opvangt.
Wanneer een kind naar de Spoedeisende Hulp moet dienen de volgende zaken meegenomen te worden::
naam en adres van het kind; nummer ziektekostenverzekering van het kind; naam en adres van de huisarts van het kind.
Bij een ongeval dienen de volgende personen geïnformeerd te worden:
De ouders Meld wat er gebeurd is; Overleg wie met het kind naar dokter of ziekenhuis gaat; Spreek af waar je elkaar ontmoet; Collega’s of achterwacht, Laat ze weten wat je van hen verwacht; De leidinggevende Meld wat er gebeurd is Bespreek eventuele acties (zoals b.v. het bellen van ouders, huisarts, het regelen van inval)
Registratie ongeval: Ongevallen of ongelukken waarbij een kind lichamelijk letsel oploopt worden binnen een week door diegene die direct bij het voorval betrokken zijn geweest vastgelegd op het registratieformulier “ (bijna) ongevallen”. Het ‘formulier (bijna) ongevallen’ wordt besproken met de leidinggevende. De leidinggevende maakt een kopie van het (bijna)ongevallenregistratieformulier en stuurt deze naar de preventiemedewerkers. De preventiemedewerkers maken ieder kwartaal een rapportage van alle (bijna) ongevallen die plaatsvinden op de kinderdagverblijven bij Sisa Kinderopvang. Dit geeft onze organisatie inzicht in mogelijke risico’s welke opgelost moeten worden. Na afloop van het ongeval.. De volgende zaken zijn hierbij van belang: Aandacht voor het kind de ouders; Onderzoek of er risico bestaat op herhaling van het ongeval; Is er een defect aan het meubilair? Heeft de inrichting van de groep het ongeval veroorzaakt? Blijf alert op kapot meubilair, speelgoed of inrichting;
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[19]
12. HITTEBELEID Aanhoudende hitte vormt een gezondheidsrisico voor bepaalde groepen. Vooral ouderen, chronisch zieken en kleine kinderen kunnen de hitte niet goed aan. Het volgende wordt door de GGD geadviseerd als het warm wordt:
Drink voldoende; Drink 2 liter vocht per dag, ook als je geen dorst hebt. Drink bij voorkeur water; Vermijd inspanning, vooral tussen 12.00 en 16.00 uur, de warmste uren van de dag; Blijf uit de hitte; Blijf binnen of in ieder geval in de schaduw tussen 12:00 en 16:00 uur, de warmste uren van de dag; Draag een hoed, zonnebril en lichte kleding; Zorg voor koelte, door b.v. een koele handdoek in de nek, koele douche of bad; Laat de zonwering zakken of doe de gordijnen dicht van de ruimtes die veel zon krijgen; Doe de ramen dicht als het buiten warmer is dan binnen en zet ze open als het buiten koeler is, bijvoorbeeld vroeg in de morgen;
Binnenluchttemperatuur Het optreden van hittegerelateerde aandoeningen is niet alleen verbonden met de omgevingstemperatuur. Ook de luchtvochtigheid, de luchtsnelheid, de kleding en het activiteitenniveau van mensen spelen hierbij een belangrijke rol. Dit betekent dan ook dat er geen harde grens bestaat tussen wel of niet acceptabele (binnen)temperaturen. Uit diverse andere onderzoeken blijkt dat de gemiddelde behaaglijke binnentemperatuur bij normale activiteiten, zoals zitten, staan, werken en rustig rondlopen, in combinatie met standaardkleding, voor de zomerperiode tussen de 23 en 26°C ligt. Afhankelijk van de mate van overschrijding kunnen, naast comfortproblemen, ook hinder of (ernstige) gezondheidsklachten optreden. Gesteld kan worden dat hoe hoger de buitentemperatuur en hoe langer deze periode aanhoudt, des te erger de te verwachte gezondheidseffecten zijn en des te meer mensen klachten ondervinden. Vooral in ruimtes met veel glas en onder het platte dak kan de temperatuur flink oplopen. Om hittegerelateerde ziekten en sterfte te voorkomen zijn met name gedragsaanpassingen noodzakelijk. De voornaamste aanpassingen zijn het verblijven in een koele ruimte en verhoogde vochtinname. Adviezen met betrekking tot het koelen van verblijfruimtes:
Maak gebruik van ventilatoren of (mobiele) airco's. Let er wel op dat de capaciteit van de airco in verhouding is met de grootte van de ruimte. Vervang de filters tijdig; Voer de lucht direct af naar buiten. Ventilatoren verplaatsen alleen de lucht, maar koelen niet de lucht; Zonwering bij zonsopgang naar beneden en bij zonsondergang omhoog. In de praktijk blijkt dat zonwering vaak te laat gebruikt worden, een tijdig gebruik kan een warmtereductie van 20% opleveren. Buitenzonwering is effectiever dan binnenzonwering; Ventileer en lucht 's avonds en ‘s nachts het gebouw. Let wel op inbraakpreventie. Indien dit niet mogelijk is, laat (schone) ventilatieroosters dan permanent open. Ook dit kan een warmtereductie tot 15% opleveren;
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[20]
Zorg voor dwars ventilatie als er geventileerd wordt (het openen van voorzieningen in tegenover elkaar liggende gevels); Spuit eventueel het platte dak nat (zorg in verband met inzakking van het dak dat er niet teveel water op het dak komt); Zorg voor zo min mogelijk warmteproducten door lampen, computers, etc. Dit kan een warmtereductie van 6% opleveren.
Adviezen om uitdroging te voorkomen:
Neem extra vocht, minstens 2 liter per dag, zonder alcohol of cafeïne. Gebruik hierbij geen ijsblokjes i.v.m. mogelijke maag en darmklachten en stressreactie. Drink meer als de urineproductie terugloopt en als de urine donkergeel is. Denk ook aan het eten of drinken van soep, bouillon, melk, ijs of tomatensap om het verloren zout aan te vullen; Verblijf niet in de volle zon; zeker niet tussen 12.00 en 16.00u; Smeer de huid goed in met zonnebrandcrème met een hoge beschermingsfactor; Draag in de volle zon een zonnehoed of zonneklep; Koude afwassing of een voetenbadje kan voor verkoeling zorgen; Vermijd intensieve bewegingsactiviteiten; Draag luchtige kleding; Zoek buiten een plek in de schaduw en in de wind; Neem steeds een fles water mee.
Zorg voor elkaar Let in deze warme periode goed op de kinderen, je collega’s en jezelf. Hierdoor kunnen mogelijke ernstige situaties voorkomen worden. Indien zich toch ernstige gezondheidsklachten voordoen kan de huisarts gebeld worden. In acute noodgevallen kan via de alarmcentrale 112 worden gebeld. Warmte Is het op de werkplek meer dan 26 graden? Om te voorkomen dat de gezondheid van de kinderen en de medewerkers gevaar loopt dienen de volgende maatregelen genomen te worden:
Bedek de huid buiten bent zoveel mogelijk met kleding en smeer de niet bedekte huid in met zonnebrandcrème. Buiten worden de kinderen en de medewerkers blootgesteld aan UV-licht. Dit vergroot de kans op huidziektes. Zorg voor een prettige temperatuur op de werkplek Zorg voor een lagere temperatuur bij zwaar lichamelijk werk (denk aan het tillen van kinderen) Voorkom tocht op de werkplek
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[21]
13 . TAALBELEID / MEERTALIGHEID Het gesproken woord neemt slecht 10% in naast alle anderen manieren van communicatie en lijkt een ondergeschikte rol te hebben. Maar taal is veel meer dan een aantal aaneengeregen woorden. Het eigen stemgeluid onderscheidt zich in meerdere opzichten van de ander. Pas geboren baby’s halen feilloos hun moeder uit een serie van tien. Omgekeerd trouwens ook. Door taal kunnen mensen veel duidelijk maken aan de ander. Het is daarom ( in combinatie met lichaamstaal, mimiek, intonatie, timbre) de belangrijkste manier van communiceren. De wijze van communiceren is leeftijd en ontwikkelingsgebonden. Taal gebruik je de hele dag door op verbale en non-verbale wijze. Sisa Kinderopvang wil kinderen kansen op ontwikkeling bieden. Een goede taal ontwikkeling is daar een belangrijk onderdeel van. Het doel van ons taalbeleid is: Een brede taalstimulering; Volgen en signaleren van taalontwikkeling; Bijdragen aan een doorgaande lijn van taalontwikkeling
Aanvulling op de thuissituatie In de eerste plaats zijn ouders de taalopvoeders van hun kind. De voorzieningen bij Sisa Kinderopvang sluiten hierop aan en bieden taalmogelijkheden die thuis niet of in mindere mate aanwezig zijn, zoals:
De mogelijkheid om taal te leren door de interactie met leeftijdsgenootjes; De mogelijkheid voor allochtone of taalzwakke kinderen om gebruik te maken van een voorziening, die werkt met een programma voor Voor- en Vroegschoolse Educatie. Dit is een taalstimulerend progamma; De mogelijkheid om gebruik te maken van een meertalige voorziening (Fries/Nederlands)
Meertalig opvoeden Op veel peuterspeelplaatsen van Sisa Kinderopvang wordt gewerkt met een tweetalig beleid. Hierbij wordt de Friese taal gestimuleerd. Een van de uitvoeringsafspraken is dat b.v. de leidster Fries spreekt en de vrijwilligster of stagiaire Nederlands waarbij een 50-50% verhouding in het team gewenst is. Er wordt zowel uit Friese als Nederlandse boekjes voorgelezen, liedjes gezongen etc. Het project tweetaligheid is in fasen in te voeren waarbij in de laatste vorm alle communicatie-uitingen zowel in het Fries als in het Nederlands gedaan worden. Tot aan het 6e jaar leert een kind naast zijn moedertaal gemakkelijk ook andere talen. Een meertalige opvoeding heeft meerwaarde voor de taalontwikkeling van kinderen op het gebied van:
Taalgevoeligheid Een kind dat meertalig is opgevoed leert sneller een derde en een volgende taal. Het voordeel van jong beginnen met meertaligheid is, dat een kind meer tijd heeft om zich talig te ontwikkelen. Een kind leert zijn talen spelenderwijs. Sociale vaardigheden Een kind dat in meertalige situaties wordt opgevoed ziet zijn eigen cultuur minder snel als “de norm” en leert zich daardoor beter te verplaatsen in anderen. Cognitieve vaardigheden Door dat een kind in aanraking komt met meer talen leert het abstracter te denken omdat hij de inhoud kan scheiden van de vorm. B.v.: “een stikelbaarch” is hetzelfde als “een egel”
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[22]
Certificering meertaligheid Voorschoolse voorzieningen (zowel KDV als PSZ) in Friesland kunnen deelnemen aan een certificeringstraject voor meertaligheid. Dit traject omvat drie fasen. Tijdens dit certificeringstraject wordt de betreffende locatie ondersteund door het Sintrum Frysktalige Berne-opfang (SFBO). Zij helpen peuterleidsters en bij het vormgeven van taalbeleid en bij het uitvoeren in de praktijk. Voor meer informatie: zie Taalbeleidsplan Sisa Kinderopvang Peuterspeelzalen en Kinderdagverblijven. .
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[23]
14 . VROEGTIJDIGE EN VOORSCHOOLSE EDUCATIE (VVE) De taalontwikkeling tussen 0 en 4 jaar is belangrijk voor het latere leren op de basisschool. In deze periode wordt de basis gelegd voor de taalontwikkeling. De overheid stimuleert om die reden kinderdagverblijven en peuterspeelzalen om meer gebruik te maken van speciale programma’s voor voor- en vroegschoolse educatie (VVE). Deze programma’s starten bij de dreumes- en peuterleeftijd en worden voortgezet in de groepen 1 en 2 van de basisschool. Erkende VVE programma’s zijn Piramide, Kaleidoscoop, KO-totaal en speelplezier. Er worden bij Sisa Kinderopvang meerdere van deze programma’s gebruikt, afhankelijk van waar de locatie is gevestigd. Vaak zijn er afspraken gemaakt met basisscholen en gemeentes. De VVE programma’s zijn gericht op meerdere ontwikkelingsgebieden: taalontwikkeling en ontluikende geletterdheid, denkontwikkeling en ontluikend rekenen, motorische- en creatieve ontwikkeling en persoonlijke en sociaal-emotionele ontwikkeling. Bij Sisa Kinderopvang wordt daarnaast op een aantal peuterspeelzalen met Puk & Ko. Dit zijn programma’s voor kinderen van 2 tot 4 jaar waarbij spelen en het aanleren van nieuwe vaardigheden centraal staat. De activiteiten van Puk en Ko stimuleren de spraak- en taalvaardigheid, de sociaalemotionele vaardigheden en de motorische en zintuiglijke vaardigheden. Ook geven deze programma’s de eerste rekenprikkels
Voor meer informatie: Kinderdagverblijven.
zie
Taalbeleidsplan
Sisa
Kinderopvang
Peuterspeelzalen
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
en
[24]
15 . SIGNALEREN VAN ONTWIKKELING- EN GEDRAGSPROBLEMEN Over het algemeen zullen kinderen, die de peuterspeelplaats bezoeken, goed in hun vel zitten en zich normaal ontwikkelen. Toch kan het voorkomen dat je je zorgen maakt over de ontwikkeling of het gedrag van een kind. Hieronder staat beschreven welke problemen bij kinderen we kunnen onderscheiden: 1) Gedragsproblemen Bepaalde gedragsuitingen zoals agressie, angst en drift zijn bij sommige kinderen meer dan normaal aanwezig. Soms gaat dit gepaard met problemen in het leggen van contacten met andere kinderen en volwassen. Dergelijk gedrag leidt meestal tot problemen bij het kind zelf, of in de relatie die het kind met de mensen om hem heen heeft. Het kan ook voorkomen dat een kind heel teruggetrokken is en nauwelijks opvalt in de groep en/of moeilijk contact maakt met de andere kinderen en medewerkers. 2) Ontwikkelingsproblemen Ieder kind ontwikkelt zich in zijn eigen tempo. Het ene kind ontwikkelt zich in een bepaalde periode op een specifiek ontwikkelingsgebied wat meer dan de ander. De één kan sneller lopen, de ander sneller praten. Op een bepaalde leeftijd hebben de meeste kinderen een aantal vaardigheden ontwikkeld. Aan de hand daarvan is een gemiddelde vastgesteld. Er zijn kinderen die boven het gemiddelde zitten. Anderen zitten er net onder. Wanneer een kind zich merkbaar langzamer ontwikkelt dan voor zijn leeftijd gebruikelijk is, kan het zijn dat er een probleem is met zijn ontwikkeling. 3) Aangeboren beperking. Er kan ook sprake zijn van een aangeboren beperking. Denk bijvoorbeeld aan: contactstoornissen, een lichamelijke beperking of een afwijking aan het gehoor of gezichtsvermogen. Een kind kan opvallend gedrag vertonen zoals is aangegeven bij ontwikkeling- en gedragsproblemen. Voor pedagogisch medewerkers is het belangrijk om met de mogelijkheid rekening te houden dat het opvallend gedrag ook veroorzaakt kan worden door een aangeboren beperking. Zorg delen Wanneer een leidster zich zorgen maakt over de ontwikkeling van een kind deelt zij de zorg met haar de leidinggevende. Daarna worden er afspraken gemaakt. Zie hiervoor het stappenplan in het protocol “kinderen met opvallend gedrag”. Het gesprek met ouders In overleg met de leidinggevende wordt besloten of de zorg kenbaar gemaakt moet worden aan ouders. Wanneer de zorg met ouders wordt gedeeld wordt er gelegenheid gegeven aan ouders om over het gesprek na te denken en wordt er tijdens het eerste gesprek een nieuwe afspraak gemaakt voor een vervolg gesprek. In het vervolggesprek wordt samen met ouders naar een oplossing gezocht. Voor het observeren van een kind, door peuterleidsters is altijd toestemming nodig van de ouders. Wanneer is gerichte observatie nodig? Als bij de bespreking blijkt dat niet helemaal helder is wat er aan de hand is kan er worden besloten om gericht naar het kind te gaan kijken. Na overleg met de leidinggevende en met toestemming van de ouders gaat de leidster observeren. Zie verder het protocol “kinderen met opvallend gedrag”. Hierin is ook een zorgformulier opgenomen, dat gebruikt kan worden voor de observatie.
Na de observatie Naar aanleiding van de observatiegegevens wordt binnen twee weken indien nodig in overleg met ouders een plan van aanpak gemaakt. In het procol “kinderen met opvallend gedrag” is een voorbeeld voor een plan van aanpak opgenomen Het is noodzakelijk het plan van aanpak te bespreken met de leidinggevende. Ook de vrijwilligsters moeten weten wat er in het plan staat en wat er aan de ouders wordt voorgelegd. Het is van belang
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[25]
dat iedereen zich ook aan de afspraken houdt die erin staan, zodat er voor het kind een optimale situatie ontstaat om het gedrag te veranderen. Denk ook aan de overdracht naar invallers en stagiaires toe. Spreek met elkaar de evaluatiemomenten af, waarin er met de leidinggevende wordt gekeken of er verbetering optreedt en of de gemaakte afspraken eventueel aanpast moeten worden. Zorgkinderen Peuterleidsters kunnen wanneer ze zorgen hebben om een kind advies vragen bij een pedagoog van de Jeugd Gezondheid Zorg (JGZ) in Leeuwarden. Tel. 088-2299444. Ook is er een mogelijkheid om zorgkinderen in de verwijsindex te plaatsen. Zie hiervoor het hoofdstuk: centrum voor jeugd en gezin en verwijsindex in dit werkplan. Wanneer er voor kinderen op de peuterspeelplaats externe hulp is ingeschakeld, dan wordt dit door de peuterleidster gemeld bij de pedagogisch coach van de afdeling kwaliteit. Een formulier hiervoor is verkrijgbaar op deze afdeling. Sisa Kinderopvang wil graag het aantal zorgkinderen binnen de organisatie in kaart brengen.
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[26]
16 . SIGNALEREN VAN KINDERMISHANDELING Bij een vermoeden van kindermishandeling is het belangrijk dat er zorgvuldig en op eenduidige wijze gehandeld wordt. Vormen van kindermishandeling:
Lichamelijke mishandeling De volwassene gebruikt lichamelijk geweld tegen het kind zoals: Slaan; Schoppen; Bijten; Knijpen; Krabben; Het toebrengen van brandwonden Het laten vallen van het kind;
Lichamelijke verwaarlozing De volwassen onthoudt het kind datgene wat het voor zijn lichamelijke gezondheid en ontwikkeling nodig heeft, zoals: Goede voeding; Voldoende kleding; Voldoende slaap; Goede hygiëne Benodigde medische verzorging
Psychische of emotionele mishandeling De volwassene gebruikt geestelijk geweld tegen het kind zoals: Stelselmatig vernederen; Pesten; Bang maken; Bedreigen met geweld; Achterstellen; Verbieden om met anderen om te gaan; Eisen stellen waaraan het kind niet kan voldoen Het kind is getuige van huiselijk geweld;
Psychische of emotionele verwaarlozing De volwassene onthoudt het kind datgene wat het voor zijn geestelijke gezondheid en ontwikkeling nodig heeft, zoals: Aandacht; Respect; Veiligheid; Scholing; Contact; Warmte; Liefde; Genegenheid; Bevestiging;
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[27]
Seksueel misbruik Seksuele handelingen bij of met het kind, die niet passen bij leeftijd of ontwikkeling, of seksuele handelingen waaraan het kind zich niet kan onttrekken, zoals; Betasten van het lichaam; Verkrachten; Het tonen van pornografisch materiaal;
Zodra een peuterleidster vermoedt dat een kind mishandeld wordt:
overlegt ze dit met het team en de leidinggevende; bespreekt ze in een teamvergadering de zorgen over het kind; vraagt ze aan de collega’s of ze herkennen wat ze beschrijft; gebruikt ze het observatieformulier : kindermishandeling; kijkt ze of ze een geruststellende verklaring kan vinden; waarborgt ze de privacy van het kind en het gezin; spreekt ze in het team en met de leidinggevende af wat de volgende stappen zijn: wie wat doet en wanneer er op teruggekomen wordt.
Bij een aanwijzing dat een collega zich schuldig maakt aan seksueel of ander geweld tegen een kind hebben werknemers in de kinderopvang vanaf 1 juli 2013 de meldplicht om dit te direct te melden bij hun leidinggevende of werkgever. De werkgever is wettelijk verplicht om de vertrouwensinspecteur te bellen. Het is het beste om zo snel mogelijk advies te vragen bij het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). De leidinggevende neemt deze taak op zich.
Advies- en meldpunt Kindermishandeling (AMK) Het AMK is de instelling waar je terecht kunt met al je vragen, zorgen of meldingen betreffende kindermishandeling. Het AMK geeft advies over alles wat met kindermishandeling te maken heeft. Bij een vermoeden van kindermishandeling is het raadzaam in een vroeg stadium contact op te nemen met het AMK, zeker bij een vermoeden van seksueel misbruik vanwege de specifieke problematiek en bewijslast. Samen met het AMK bekijkt de leidinggevende wat het vervolgtraject kan zijn. Er kan meerdere malen met het AMK overlegd worden over hetzelfde kind. De verantwoordelijkheid voor het kind blijft bij de adviesvrager. Het AMK onderneemt nooit actie naar aanleiding van een adviesvraag. Wel legt het AMK het gegeven advies vast op naam van de adviesvrager. Het AMK legt géén gegevens vast over het gezin. Wanneer een leidinggevende besluit een melding te doen van (een vermoeden van) kindermishandeling, neemt het AMK de verantwoordelijkheid voor de behandeling over en schakelt zonodig hulpverlening in. Een melding kan niet anoniem gedaan worden door professionals. De leidinggevende stelt de ouders op de hoogte van de melding. Er kan alleen anoniem een melding worden gedaan wanneer een kind of medewerkers van Sisa Kinderopvang direct gevaar zouden kunnen lopen nadat de melding is gedaan. Een anonieme melding betekent dat het AMK de naam van de melder niet doorgeeft aan het gezin. Ook in het dossier wordt de informatie zo opgeschreven, dat deze niet te herleiden is naar de melder. Het protocol van Sisa kinderopvang t.a.v. grensoverschrijdend gedrag en seksueel misbruik van kinderen door medewerkers van onze organisatie is vastgelegd in de gedragscode, verkrijgbaar op de afdeling HRM
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[28]
17. CENTRUM VOOR JEUGD EN GEZIN / VERWIJSINDEX Centrum voor jeugd en gezin Sisa kinderopvang is aangesloten bij het centrum voor jeugd en gezin. Het centrum voor jeugd en gezin (CJG) bundelt voorzieningen die zich inzetten voor de 5 gemeentelijke functies rondom jeugdbeleid, te weten:
Informatie en advies; Licht pedagogische hulp; Signalering; Toeleiding naar hulp; Coördinatie van zorg met alle mogelijke voorzieningen;
De gemeentes zijn verantwoordelijk voor de regievoering van het CJG en de verwijsindex. Het centrum voor jeugd en gezin heeft niet per definitie een “fysieke plek”.
Met het CJG moet worden bereikt dat:
Jeugdigen en hun opvoeders niet tussen wal en schip vallen; Problemen vroegtijdig worden gesignaleerd; Organisaties goed samenwerken op basis van het 1 plan principe (kind/gezin);
Verwijsindex De verwijsindex is een digitaal instrument waarmee professionals elkaar kunnen “vinden”. In de verwijsindex kunnen zij een signaal afgeven over kinderen waar zij zorgen over hebben. In de verwijsindex worden alleen naam, adres en woonplaats vermeld. Het signaal moet in bijna alle gevallen besproken worden met de ouders. Uitzonderingen worden altijd besproken met de leidinggevende. De verwijsindex is een hulpmiddel om:
Vroegtijdig problemen te signaleren; Sneller informatie te kunnen delen met andere professionals; Sneller een gezamenlijk plan van aanpak te maken; De voortgang beter te bewaken; De efficiëntie rond de zorgcoördinatie te vergroten;
Signaleringscriteria:
Materiële omstandigheden; Gezondheid; Opvoeding en gezinsrelaties; Onderwijs en werk; Sociale omgeving buiten het gezin en de school;
In Friesland is de verwijsindex bekend onder de naam: ViF-ZiZeo (zicht in zorg en onderwijs). Het netwerk binnen het CJG bestaat uit:
Alle Friese Gemeentes Bureau Jeugdzorg
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[29]
Jeugdgezondheidszorg Algemeen Maatschappelijk Werk Onderwijs Kinderopvang en peuterspeelzalen; Organisaties voor werk en inkomen Raad voor de Kinderbescherming Bureau Halt Overige Welzijns- en Zorginstellingen Huisartsen en Verloskundigen
De instellingscoördinator voor het centrum voor jeugd- en gezin en de verwijsindex binnen Sisa Kinderopvang is de manager kwaliteit.
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[30]
18. BIJZONDERE GEZINSOMSTANDIGHEDEN Het is belangrijk dat peuterleidsters op de hoogte zijn van bijzondere gezinsomstandigheden betreffende de kinderen op de groep. Hierbij kun je denken aan een scheiding, ziekte van één van de ouders of ouders met een drugs- of alcoholprobleem. Een aantal van deze omstandigheden zullen niet direct zichtbaar zijn, maar wanneer bovengenoemde problemen in een gezin spelen, zijn er altijd gevolgen voor de kinderen. Peuterleidsters hebben de taak om te signaleren of er problemen zijn met een kind dat opgroeit in dergelijke gezinsomstandigheden. Kinderen kunnen op verschillende manieren reageren. Signalen kunnen zijn:
Verzet of regressie (zindelijke kinderen plassen weer in de broek of gaan bedplassen); Verlatingsangst (veel huilen bij het afscheid nemen); Teruggetrokken, eenzaam voelen; Agressief gedrag; Machteloosheid; Schuldgevoelens; Verdriet; Loyaliteitsproblemen;
Hoe gaan we met deze signalen om:
Biedt de kinderen veiligheid; Heb begrip voor de onrust van het kind; Heb aandacht voor het feit dat deze kinderen nog meer behoefte hebben aan veiligheid, stabiliteit, duidelijkheid, warmte en aandacht; Vindt niet alles goed omdat het zielig is voor het kind; Houdt vast aan de dagelijkse routine, schep duidelijkheid en veiligheid; Houdt in je achterhoofd dat alles thuis anders is, daarom kan de voorspelbaarheid van de opvang juist prettig zijn. Probeer te voorkomen dat het kind wordt geconfronteerd met veel wisselingen van medewerkers. Wanneer dit toch voorkomt, begeleidt dit dan goed.
Overleg met het team of wanneer je alleen werkt met de leidinggevende wanneer de signalen dusdanig zijn dat er zorgen zijn ontstaan. Leg met elkaar vast hoe er met het kind zal worden omgegaan. Zorg er voor dat op alle dagen met alle verschillende leidsters, de dag zo overzichtelijk en duidelijk mogelijk verloopt. De leidster bespreekt de zorgen zo snel mogelijk met beide ouders en maakt de ouders duidelijk hoe er op de groep mee wordt omgegaan. Blijf elkaar informeren en wees vooral eerlijk en open.
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[31]
19. Calamiteiten en ontruiming Iedere locatie van Sisa Kinderopvang heeft een eigen calamiteitenplan. Het doel van dit plan is het beheersen van een noodsituatie, het beperken van de omvang van schade aan personen, gebouwen en installaties en het zoveel mogelijk waarborgen van de voortgang van de dagelijkse activiteiten. De verplichting om bij een calamiteit of ernstig ongeval de gevolgen, voor zowel de medewerkers als bezoekers (kinderen en ouders) zoveel mogelijk te beperken of te beheersen, is onder andere vastgelegd in de Arbo-wet. Er is sprake van een calamiteit bij een van de volgende gebeurtenissen: brand en/of explosie; ongevallen met gewonde(n); technische calamiteiten: storingen in de elektrische voorzieningen; storingen in de watervoorziening en wateroverlast; gaslekkages; telefoonstoring; bijzondere voorvallen: bommelding; vermissing van een kind; ontvoering/kidnapping; Hoewel in dit hoofdstuk de meeste voor de hand liggende calamiteiten zijn beschreven, is het mogelijk, dat zich situaties voordoen waarin dit werkplan niet voorziet. In bijzondere situaties kan hier dan ook van worden afgeweken. De beslissing hierover wordt altijd door de verantwoordelijke bedrijfshulpverlener (BHV'er) ter plaatse, het hoofd BHV: Wanda Lameris, of door externe hulpverleners genomen. Brandmeld-instructie: Alarmeer en informeer de aanwezige bedrijfshulpverleners en collega's op de locatie; Bel 112; Stel de kinderen gerust. Zorg dat ze weten wat er aan de hand is, waar ze heen moeten gaan en wat ze eventueel moeten doen; Verplaats de kinderen en eventuele slachtoffers naar een rookvrije ruimte of breng ze naar de afgesproken verzamelplaats. Blijf bij de kinderen tot de ouders zijn gearriveerd; Controleer of alle kinderen en collega's aanwezig en veilig zijn. Gebruik hiervoor de kindlijsten, waarop alle aanwezige kinderen staan. Geef dit door aan de bedrijfshulpverlener(s); Sluit deuren en ramen; Blus de beginnende brand zo snel mogelijk met beschikbare blusmiddelen; Schakel elektrische apparaten uit; Stel waardevolle zaken veilig; Geef geen informatie aan pers of buitenstaanders als dit niet nodig is, verwijs naar de directeur. Ouders moeten uiteraard wel ingelicht en gerustgesteld worden.
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[32]
Vermissing van een kind Mocht het voorkomen dat er een kind vermist wordt op de peuterspeelplaats, dan dient het volgende gedaan te worden: informeer je leidinggevende en de aanwezige BHV-ers over de vermissing; controleer goed of het kind echt niet aanwezig is, ook niet elders in het gebouw; informeer bij collega's, vrijwilligers en de andere kinderen of zij weten waar het kind zich op dat moment bevindt; indien mogelijk: verken de buurt of het kind ergens rondloopt; als het kind nog niet gevonden is, bel dan de ouders om hen op de hoogte te stellen; laat de ouders naar de peuterspeelplaats komen; schakel de politie in; volg de orders van de politie; zorg ervoor dat de locatie telefonisch bereikbaar is; stel de andere kinderen gerust; Technische calamiteit Onder technische storingen worden in dit verband storingen verstaan die een probleem of gevaar kunnen opleveren voor de dagelijkse gang van zaken op de locatie of op het Centraal Bureau. Hieronder vallen: storing stroomvoorziening; storing gasvoorziening; storing watervoorziening; storing telefoon; storing centrale verwarming; In alle gevallen moet de storingsdienst gewaarschuwd worden. De nummers hiervan zijn bekend bij de leidinggevende of bij de receptie van het Centraal Bureau. Zo nodig wordt het calamiteitenteam (politie, brandweer en ambulance) bijeengeroepen door het bellen van 112. Op de vluchtplattegronden van de locaties zijn de plaatsen van de hoofdschakelaars en de hoofdafsluiters van gas en water aangegeven. Ongevallen op de werkvloer Wanneer er zich ongevallen met collega's op een locatie voordoen, dan dien je als volgt te handelen: informeer de leidinggevende/hoofd BHV informeer overige BHV'ers BHV-ers voeren EHBO uit bij twijfel wordt arts/ambulance ingeschakeld via 112 de leidinggevende brengt de manager HRM (i.v.m. met bedrijfsongeval) op de hoogte en geeft noodzakelijke informatie door. Agressie op de werkvloer Wanneer er sprake is van agressie op de werkvloer, handel dan volgens de onderstaande aandachtspunten: blijf kalm en ga niet in discussie; waarschuw zo snel mogelijk een collega of de leidinggevende voor het inschakelen van extra hulp; toon begrip en houdt oogcontact; probeer zo te gaan staan dat je rugdekking hebt en het voor je omgeving opvalt dat er iets aan de hand is; houd rekening met de veiligheid van de kinderen en die van jezelf, situeer jezelf zo, dat je snel een ruimte uit kunt gaan als dit nodig is.
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[33]
Bedrijfshulpverleners Op iedere locatie zijn een aantal medewerkers opgeleid tot bedrijfshulpverlener (BHV-er). In het calamiteitenplan van de locatie staat vermeld wie dit zijn. Een bedrijfshulpverlener is verantwoordelijk voor het coördineren van en/of het handelen bij een calamiteit. Alle bedrijfshulpverleners worden jaarlijks getraind op de volgende gebieden ten behoeve van de uitvoering van het calamiteitenplan: de basisprincipes van brandbestrijding, waaronder het oefenen met de brandblusapparaten wat te doen bij een evacuatie (verantwoordelijkheden en bevoegdheden); communicatie met externe hulpverleners; het verlenen van eerste hulp bij ongelukken (levensreddend handelen);
De BHV-ers vallen onder het hoofd BHV: Wanda Lameris. Zij moet altijd zo snel mogelijk op de hoogte gebracht worden ingeval van brand, ongevallen en gevaar. Zie voor uitwerking de calamiteitenmap en calamiteitenkaart. De routes binnen Sisa Kinderopvang worden jaarlijks herhaald op een plenair overleg en per groep.
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[34]
20. Zieke kinderen Het komt regelmatig voor dat kinderen ziek zijn. Het kan gaan om een relatief eenvoudige verkoudheid, maar ook om een infectieziekte die minder vaak voor komt. Hieronder staat beschreven welke stappen je kunt volgen, waarbij de richtlijnen van de GGD gehanteerd worden. Bij de afweging of een kind de peuterspeelplaats wel of niet kan bezoeken spelen twee argumenten een rol:
de gezondheid en het welbevinden van het zieke kind. Kinderen die zich niet lekker voelen hebben vaak behoefte aan extra aandacht. Natuurlijk is dit wel afhankelijk van de situatie. Zo kan een kind met een zware verkoudheid of een buikvirus zich veel ellendiger voelen dan een kind met verhoging. Wanneer een kind zich ziek voelt en niet met het normale programma mee kan doen, is het verstandig met de ouders te overleggen of het kind opgehaald kan worden of thuis kan blijven. de gezondheid van andere kinderen. Veel besmettelijke ziekten worden al overgedragen in de incubatietijd. Meestal is het niet mogelijk om een besmetting te voorkomen (verkoudheden, waterpokken) en heeft het geen zin om kinderen of zwangere vrouwen thuis te houden. In bepaalde gevallen kan de gezondheid van de andere kinderen in het gedrang komen, bijvoorbeeld bij besmettelijke ziekten. Het om deze reden weren van kinderen doen we alleen bij enkele zeer ernstige infectieziekten en altijd in overleg met je leidinggevende en de GGD.
Wat te doen als een kind ziek wordt tijdens peuterspeelplaatsuren?
Stel vast wat er met het kind aan de hand is; Kijk hoe het kind zich voelt; Stel vast welke verzorging het kind nodig heeft; Wanneer een kind te ziek is om zich prettig te voelen of specifieke medische zorg nodig heeft, neem dan contact op met de ouders; Vertel de ouders wat er aan de hand is en vraag of ze hun kind op willen halen;. Spreek met de ouders af hoe laat het kind gehaald wordt en door wie; Als het kind opgehaald wordt, vertel je wat het kind heeft en hoe het op dit moment gaat; Eventueel spreek je af wanneer het kind weer komt;
Wanneer schakel je de GGD in? In het ziekte boek van Sisa Kinderopvang, die op je locatie aanwezig is, staat beschreven hoe te handelen bij bepaalde ziektes. De volgende aandoeningen moeten gemeld worden bij de GGD op grond van de Infectieziektewet:
diarree : als meer dan een derde deel van de groep binnen een week klachten heeft geelzucht: altijd melden huiduitslag/vlekjes: als er binnen twee weken, twee of meer gevallen zijn in dezelfde groep schurft: als er drie of meer gevallen in de groep zijn meerdere gevallen van een andere ernstige infectieziekte in korte tijd, zoals longontsteking of hersenvliesontsteking.
De melding bij de GGD gebeurt door de leidinggevende van de betreffende locatie.
Overleg met de GGD is verstandig als de ouders van andere kinderen geïnformeerd moeten worden over een ziektegeval. De leidinggevende is contactpersoon naar de GGD. Wanneer de leidinggevende overleg met de GGD nodig vindt, meldt zij dit bij de manager groepsopvang
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[35]
21. KLACHTEN VAN OUDERS Een kritische vraag is geen klacht. Een in scherpe bewoordingen geformuleerde mening ook niet. Hoe herkent een peuterleidster een klacht? Soms wordt iets in eerste instantie gebracht als een klacht, maar blijkt het bij doorvragen meer om een kritische opmerking te gaan. Soms is de persoon in kwestie naar aanleiding van een gebeurtenis alleen maar even boos en is het door goed te luisteren en passend te reageren eenvoudig weer op te lossen. Een klacht is nooit leuk. Het is schrikken. Het voelt soms als een persoonlijke aanval. Maar een klacht heeft ook iets positiefs: een klacht is gratis advies. Hoe ontstaat een klacht? Iedereen maakt wel eens een foutje. Iets vergeten, een opmerking maken die in verkeerde aarde valt. Soms ligt de reden tot klagen ergens anders, bijvoorbeeld de regels van de organisatie, en kan een leidster, het team of de locatie er niets aan doen dat er geklaagd wordt. Het kan ook voorkomen dat een peuterleidster niet weet wat ze met een klacht aan moet omdat degene die klaagt zich tot de verkeerde persoon went of dat ze niet begrijpt waarom iemand zo’n ophef maakt. Wat te doen bij een klacht? Luister goed naar wat diegene zegt. Probeer te achterhalen wat er precies aan de hand is en waar de klacht over gaat. Vraag door en vat alles kort samen van wat je begrepen hebt. Check of dat klopt en vraag vervolgens naar wat diegene verder wil. Ook hier weer: luisteren, samenvatten en doorvragen. Waar op te letten bij het behandelen van een klacht? Neem elke klacht serieus. Let erop dat de klacht via de klachtenroute verloopt (zie stroomschema en de folder Interne Klachtenprocedure). Stap niet in de valkuil door in de verdediging te gaan, te ontkennen, boos te worden of weg te lopen. Beheers je en bewaar je professionaliteit. Wanneer kies je voor een time out of moet de klager worden doorgestuurd? Als jij of je collega onheus behandeld wordt, geef dan duidelijk aan dat je dat niet accepteert. Dat je wel met respect behandeld wilt worden en rustig verder wil praten. Wanneer dat niet lukt spreek dan een ander moment af waarop je verder praat. Wanneer de klacht niet jezelf betreft dan stuur je de klager door naar diegene waar de klacht direct mee te maken heeft.
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[36]
Act
Plan
check
Do
22. BORGEN
Borgen is een continu proces van:
Waarom wordt het pedagogisch beleid en pedagogisch werkplan geborgd? Bij Sisa Kinderopvang wordt er gecommuniceerd over de manier hoe er wordt gewerkt Doel daarbij is dat het pedagogisch beleid en pedagogisch werkplan bij iedereen bekend is en dat er volgens dit beleid en plan gewerkt wordt. Wanneer wordt het pedagogisch beleid en pedagogisch werkplan geborgd? Het pedagogisch beleid wordt getoetst in één van de jaarlijks geplande thema vergaderingen van het Management Team; De pedagogische werkplannen voor KDV, BSO en PSZ staan structureel op de agenda van het Teamoverleg. Er worden telkens een aantal uitgangspunten uitgelicht. De dagelijkse praktijk dient als leidraad om te beoordelen of de pedagogisch werkplannen worden uitgevoerd volgens de richtlijnen. Door wie wordt het pedagogisch beleid en pedagogisch werkplan geborgd? Het Management Team beoordeelt het pedagogisch beleid; De pedagogische werkplannen voor KDV, BSO en PSZ wordt door de leidinggevenden pedagogisch medewerkers en peuterleidsters getoetst. Waaraan worden de pedagogische werkplannen getoetst? Aan de in de Wet voorgeschreven uitgangspunten Aan de Gemeentelijke verordening Kinderopvang Hoe wordt het pedagogisch beleid en de pedagogische werkplannen geborgd?
De omschrijving van de pedagogische doelen in de Wet Kinderopvang geeft het kader aan voor het Pedagogisch Beleid. Voortdurende deskundigheidsbevordering van medewerkers maakt ook deel uit van het borgproces De afdeling kwaliteit is verantwoordelijk voor het accuraat houden van het pedagogisch beleid op schrift en in de praktijk Met enige regelmaat worden door de afdeling kwaliteit thema’s vanuit de pedagogische basisdoelen gevisualiseerd op alle groepen waarbij specifiek activiteit en discussie zal plaatsvinden.
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[37]
23 Stroomschema’s
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[38]
3. Spelen en leren Mogelijkheden tot ontwikkeling
Op cognitief, sociaal , emotioneel, motorisch, zintuigelijk en creatieve gebied Door een zo breed mogelijk activiteitenprogramma aan te bieden Door de peuters ruimte te geven om te ontdekken en contacten te leggen met andere kinderen.
Initiatieven van kinderen worden alleen beperkt wanneer:
Stimuleren van waarneming: Aanbod van veel en gevarieerd speelgoed:
In interactie met andere kinderen: Door imitatiespel Door regels en omgangsvormen Door ruimte te bieden aan gevoelens
Er wordt de kinderen veel mogelijkheden geboden om te bewegen: Grove motoriek: regelmatig buitenspelen waar ze kunnen rennen, klimmen, fietsen en spelen met de bal; Fijne motoriek krassen, tekenen, scheuren, knippen, plakken, kleien, rijgen, met zand en water spelen
Door horen, zien, voelen, ruiken en proeven te combineren; Met behulp van speelgoed, muziekinstrumenten; Door kenmerken als smaak, reuk en gevoel onder woorden te laten brengen;
De peuterleidster brengt de emoties en het gedrag van de kinderen onder woorden,; Door de peuters zich te laten uiten en hier voldoende aandacht en waardering aan te geven; Er is aandacht voor de eventuele angsten van de peuters: door ze enerzijds zoveel mogelijk veiligheid te bieden en anderzijds te stimuleren hun angsten te overwinnen;
Stimuleren van de cognitieve ontwikkeling
Stimuleren van de sociale ontwikkeling
Stimuleren van de motorische ontwikkeling
Stimuleren van de zintuigelijke ontwikkeling
Stimuleren van de emotionele ontwikkeling
Stimuleren van de creatieve ontwikkeling
Een activiteit gevaarlijk is voor kinderen; Het een activiteit betreft waarbij meer hulp van volwassenen nodig is dan er op dat moment geboden kan worden; Een kind over eigen of andermans grenzen gaat; De activiteit van het kind de bezigheden van een ander kind belemmert.
Door een basisgevoel van vrijheid en zelfvertrouwen is er ruimte voor fantasie en creativiteit
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[39]
4. Uitstapjes
Spontane uitstapjes
Geplande uitstapjes
Hanteer de leidster-kind ratio Houdt rekening met de leeftijd en ontwikkeling van de kinderen De kinderen worden meegenomen aan een looptouw. Er is een andere volwassene aanwezig. De peuterleidster is telefonisch bereikbaar
Hanteer de leidster-kind ratio Houdt rekening met de leeftijd en ontwikkeling van de kinderen De kinderen worden meegenomen aan een looptouw Ouders wordt gevraagd mee te gaan met een gepland uitstapje De peuterleidster is telefonisch bereikbaar Het geplande uitstapje is tijdig aangekondigd bij de ouders Ouders hebben toestemming gegeven De leidinggevende is op de hoogte van het geplande uitstapje Meenemen: Een actuele lijst met telefoonnummers van de ouders Telefoonnummer centraal bureau Telefoonnummer achterwacht Telefoonnummer hulpverlening Leidsters hebben een training kinder EHBO gevolgd; Er is een EHBO trommel aanwezig Leidsters hebben een geldige WA verzekering Met de auto: De bestuurder heeft een geldig rijbewijs Een inzittende verzekering De auto is APK gekeurd
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[40]
5. Corrigeren en belonen
Houding en werkwijze peterleidsters
Wees je bewust van je eigen waarden en normen, stemming en omstandigheden Maak de situatie op de groep veilig en aantrekkelijk Wees (non)verbaal duidelijk naar de kinderen Houdt rekening met de leeftijd en ontwikkeling van de kinderen Bekrachtig positief gedrag Wees je bewust van je voorbeeldfunctie
Corrigeren en belonen
Benoem ongewenst gedrag naar het kind en leg uit waarom je het gedrag niet accepteert Indien nodig: zonder het kind af binnen je eigen gezichtsveld Help het kind met concrete suggesties om andere manieren te zoeken om zich te uiten Een correctie mag nooit angst oproepen bij een kind Beloon het kind met een compliment, een aai over de bol etc.als hij/zij positief gedrag vertoont.
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[41]
6. Gezond eten
Fruit eten
Verjaardagen
Kinderen nemen zelf fruit en hun eigen drinkbeker mee Zorg voor een prettige sfeer Het eten word niet opgedrongen aan de kinderen Zorg er voor dat je het goede voorbeeld geeft
Adviseer ouders over gezonde traktaties
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[42]
7. HYGIENE
Hoe werk je zo hygiënisch mogelijk
Handen wassen voor: -het aanraken en bereiden van voedsel -het eten of het helpen bij eten -wondverzorging Handen wassen na: -hoesten, niezen en snuiten -toiletbezoek (van jezelf én na begeleiding van een kind; en vergeet de handjes van de kinderen zelf ook niet) -het verschonen van elk kind -contact met lichaamsvocht (speeksel, snot, braaksel, bloed, ontlasting) -buiten spelen (eigen handen én handen van de kinderen) -contact met vuil textiel of de afvalbak -schoonmaakwerkzaamheden -het aanraken en bereiden van voedsel -het eten of het helpen bij eten -wondverzorging
Wat te doen bij hoesten en niezen?
-draai weg, uit de richting van de mensen in je omgeving. -hoest, nies in je hand of beter nog in je elleboog -was je handen na hoesten, niezen of neus afvegen -zorg dat je kinderen regelmatig hun neusjes veegt -gebruik papierdoekjes en gooi ze ook onmiddellijk weg -leer de kinderen een goede hoest- en nieshygiëne aan.
Waar let je op bij toiletbezoek?
-schone spoelknop, kraan, aankleedkussen, deurkruk) -handenwassen na (het helpen bij) een toiletbezoek of het verschonen van elk kind -gooi vuile luiers direct in een afgesloten luieremmer
Wanneer desinfecteren?
In principe is het niet nodig de toiletbril of het verschoonkussen dagelijks te desinfecteren, zorgvuldig huishoudelijk schoonmaken met allesreiniger is voldoende. Enkel na vervuiling met bloed of bloederige diaree moet er gedesinfecteerd worden. Na het huishoudelijk schoonmaken ontsmetten met alcohol (70%). Laat de alcohol aan de lucht drogen.
Waar kun je uitgebreidere informatie vinden?
www.ggdfryslan.nl www.rivm.nl (rijksinstituut voor volksgezondheid en milieu)
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[43]
8. seksuele ontwikkeling
Pedagogisch medewerkers geven in principe geen seksuele voorlichting. Beantwoord vragen van kinderen zo goed mogelijk, pas je antwoord aan op de leeftijd van het kind Pedagogisch medewerkers brengen kinderen de omgangsvormen m.b.t. de ontwikkeling van hun seksualiteit bij. Bij twijfel, vragen, onzekerheden overleg met je team en/of leidinggevende..
Seksuele voorlichting
Medewerkers geven eigen grenzen aan m.b.t. het onderwerp seksualiteit, passend binnen het beleid van de organisatie. Wanneer kinderen pedagogisch medewerkers per ongeluk aanraken op privéplekken hoeft dit niet meteen afgekeurd te worden. Wanneer het aanraken expres gebeurt kan de pedagogisch medewerker stelliger zijn in het afkeuren. Kinderen mogen niet aan de geslachtsdelen van andere kinderen zitten. Kinderen mogen niet aan hun eigen geslachtsdelen komen wanneer er andere kinderen bij zijn. Doktertje spelen of andere spelvormen waarbij kinderen elkaar onderzoeken mogen op de groep alleen binnen bepaalde grenzen. Er mag geen sprake zijn van dwang of pijn en de kleren blijven aan. In kleine ruimtes (b.v. speelhuisjes) waar minder toezicht is kijken pedagogisch medewerkers regelmatig of de kinderen zich gedragen binnen de grenzen van het protocol Zelfbedachte spelletjes met een seksuele lading zijn niet acceptabel en worden door pedagogisch medewerkers meteen gestopt.
Grenzen
Woordgebruik
Afspraken
Woorden zoals poep en plas hoeven niet meteen verboden te worden. Negeren of met humor afleiden werkt vaak beter. Extreme scheldwoorden worden niet geaccepteerd. Om verwarring te voorkomen wordt binnen Sisa Kinderopvang dezelfde terminologie gehanteerd voor geslachtsdelen, te weten: piemel en plasser. Andere termen die gebruikt worden zijn o.a. zoenen, vrijen en strelen.
Kinderen van 0 tot 4 jaar mogen gezamenlijk plassen. De deur van de wc mag openblijven Vanaf 4 jaar zitten kinderen met de deur dicht op de wc Verschonen in de verschoonruimte Kinderen mogen niet in hun blootje in het badje buiten spelen.
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[44]
Ziekte en overlijden Ziekte
Kunnen de opvang niet bezoeken Zelf meegebrachte aspirines en zetpillen mogen zonder voorschrift niet worden toegediend Zie voor uitgebreide informatie het ziekteboekje van Sisa Kinderopvang
Zie voor meer informatie het protocol “overlijden” van Sisa Kinderopvang Overlijden
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[45]
10. Medisch handelen
Medische handelingen op het KDV
Welke medische handelingen mogen er niet worden verricht.
Verzoek tot het verrichten van een medische handeling
Het verzorgen van wonden Het toedienen van medicijnen, nadat de peuterleidster de instructie van ouders heeft ontvangen en de bijsluiter heeft gelezen Handelingen waarvoor schriftelijk toestemming is gegeven door een arts (autorisatieformulier)
Handelingen die alleen door (para)medisch geschoolde personen uitgevoerd mogen worden
Informeer om welke handeling het gaat Maak afspraken met ouders over de te verrichten handeling In geval van een autorisatie van een arts of bij twijfel licht de peuterleidster de leidinggevende in
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[46]
10. Medisch Handelen Vervolg Welke geneesmiddelen mogen gegeven worden aan de kinderen
Geneesmiddelen, die door een arts zijn voorgeschreven Geneesmiddelen die níet onder de wet BIG vallen Zelfzorgmiddelen worden niet gegeven
Verzoek van ouders/verzorgers voor het geven van een geneesmiddel aan hun kind
Vraag een ‘Overeenkomst toediening geneesmiddelen’ in te vullen en te ondertekenen Vraag om duidelijke instructies Lees zelf ook de bijsluiter Vraag de ouders elke dag het geneesmiddel weer mee naar huis te nemen Vraag zo mogelijk aan de ouders het geneesmiddel eerst thuis aan het kind te geven, zodat het al gewend is.
Bewaren van geneesmiddelen
In de originele verpakking met bijsluiter en met de naam van het kind erop In de koelkast, boven in, buiten bereik van kinderen of een afgesloten kast In een speciale goed afsluitbare doos. Haal het niet langer uit de koelkast dan nodig is
Verantwoordelijkheid peuterleidster
Verantwoordelijkheid leidinggevende
Het op juiste wijze uitvoeren van de richtlijnen rondom medisch handelen en toedienen van medicijnen De overdracht aan collega’s De registratie van het toedienen van het geneesmiddel in de overdrachtsmap
Beslist over het wel/niet toedienen van medicatie; Het raadplegen van een arts en het inlichten van de ouders wanneer het er iets verkeerd is gegaan met het toedienen van het medicijn
Waar kan ik uitgebreidere informatie vinden?
www.ggdfryslan.nl
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[47]
11. Ongevallen
Het verlenen van eerste hulp
Wat meld je bij 112?
Wat neem je mee als je met een kind naar de Spoedeisende Hulp moet?
Let op gevaar: zowel voor het kind als voor jezelf, de omgeving en andere omstanders Help het kind op de plaats waar het ligt Ga na wat er gebeurd is en wat het kind mankeert Stel het kind gerust Verleen eerste hulp Zorg indien nodig voor deskundige hulp
Wat is er gebeurd Hoeveel slachtoffers zijn er Wat is de aard van het letsel Het adres waar de hulpverleners naar toe moeten
Naam en adres van het kind Nummer ziektekostenverzekering Naam en adres huisarts van het kind
Wie worden er geïnformeerd bij een ongeval
Registratie ongeval
De ouders Meld wat er gebeurd is; Overleg wie met het kind naar dokter of ziekenhuis gaat; Spreek af waar je elkaar ontmoet; Collega’s Laat ze weten wat je van hen verwacht. De leidinggevende Meld wat er gebeurd is/bespreek evt. acties
Vastleggen op registratieformulier “ (bijna) ongevallen” Het ‘formulier (bijna) ongevallen’ wordt besproken met de leidinggevende. De leidinggevende maakt een kopie van het (bijna) ongevallenregistratieformulier en stuurt deze naar de preventiemedewerkers. Preventiemedewerkers maken een kwartaaloverzicht van alle (bijna) ongevallen die plaatsvinden op de kinderdagverblijven bij Sisa. Dit geeft onze organisatie inzicht in mogelijke risico’s zodat deze kunnen worden opgelost.
Waar kan ik uitgebreidere informatie vinden?
www.ggdfryslan.nl
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[48]
12. Hittebeleid
Wat te doen bij hitte?
Drink voldoende; Drink 2 liter vocht per dag, bij voorkeur water; Vermijd inspanning, vooral tussen 12.00 en 16.00 uur Blijf uit de hitte; Draag een hoed, zonnebril en lichte kleding; Zorg voor koelte, door b.v. een koele handdoek in de nek, koele douche of bad; Laat de zonwering zakken of doe de gordijnen dicht van de ruimtes die veel zon krijgen; Doe de ramen dicht als het buiten warmer is dan binnen en zet ze open als het buiten koeler is, bijvoorbeeld vroeg in de morgen;
Koelen van verblijfruimtes
Voorkom uitdroging
Maak gebruik van ventilatoren airco's. Voer de lucht direct af naar buiten. Zonwering bij zonsopgang naar beneden en bij zonsondergang omhoog. Ventileer en lucht 's avonds en ‘s nachts het gebouw. Zorg voor dwars ventilatie als er geventileerd wordt (het openen van voorzieningen in tegenover elkaar liggende gevels); Zorg voor zo min mogelijk warmteproducten door lampen, computers, etc.
Neem extra vocht, minstens 2 liter per dag, Verblijf niet in de volle zon; zeker niet tussen 12.00 en 16.00u; Smeer de huid goed in met zonnebrandcrème met een hoge beschermingsfactor; Draag in de volle zon een zonnehoed of zonneklep; Koude afwassing of een voetenbadje kan voor verkoeling zorgen; Vermijd intensieve bewegingsactiviteiten; Draag luchtige kleding; Zoek buiten een plek in de schaduw en in de wind; Neem steeds een fles water mee;
Meer informatie over hitte:
www.ggdfryslan.nl tel. 088-2299222 Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne: http://www.rivm.nl/milieuportaal/dossier/hitte
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[49]
13. Taalbeleid
Doel van het taalbeleid:
Aanvulling op de thuissituatie Sisa Kinderopvang biedt taalmogelijkheden die thuis minder aanwezig zijn.
Meertaligheid
SFBO Sintrum Frysktalige Berne Opvang
Brede taalstimulering Volgen en signaleren van taalontwikkeling Bijdragen aan een doorgaande lijn taalontwikkeling
van
Talig leren door interactie met leeftijdsgenootjes; De mogelijkheid voor allochtone of taalzwakke kinderen om gebruik te maken van VVE. Meertalige opvoeding
Kinderen leren sneller een derde en een volgende taal Kinderen zien eigen taal minder snel als “de norm” Kinderen leren abstracter te denken, omdat ze de vorm van de inhoud kunnen scheiden.
Organisatie die verzorgt.
een certificeringstraject voor meertaligheid
Meer informatie:
Taalbeleidsplan Sisa Kinderopvang Peuterspeelzalen en Kinderdagverblijven.
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[50]
14. VVE
Programma gericht op meerdere ontwikkelingsgebieden: Taalontwikkeling en ontluikende geletterdheid Denkontwikkeling en ontluikend rekenen Motorische en creatieve ontwikkeling Persoonlijke en sociaal emotionele ontwikkeling
Voorschoolse Vroegtijdige Educatie (VVE)
Puk & Ko
Programma’s voor kinderen van 2 tot 4 jaar, waarbij spelen en het aanleren van nieuwe vaardigheden centraal staan De activiteiten van Puk en Ko stimuleren de spraak- en taalvaardigheid, de sociaal-emotionele vaardigheden en de motorische en zintuiglijke vaardigheden.
Meer informatie:
Taalbeleidsplan Sisa Kinderopvang Peuterspeelzalen en Kinderdagverblijven.
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[51]
15. Signaleren van ontwikkeling- en gedragsproblemen
Wat doe je als je je zorgen maakt over een kind?
Wanneer praat je met de ouders
Wanneer ga je gericht observeren?
Wat kun je doen na de observatie?
Wanneer en waar vraag je advies aan een deskundige ?
Als je je zorgen maakt om een kind Wanneer je gericht wilt observeren Wanneer je afspraken wilt maken over de verdere aanpak van het gedrag
Als je geen helder beeld hebt van wat er aan de hand is
Gezamenlijke afspraken maken over de omgang met het kind Advies vragen aan een deskundige De ouders adviseren om contact op te nemen met een deskundige
Vermoeden van kindermishandeling AMK Ondersteuning bij observatie Leidinggevende Ondersteuning bij verdere stappen Leidinggevende Gezamenlijke aanpak met andere organisaties via de verwijsindex (altijd met toestemming van de ouders) Verder onderzoek altijd na overleg met de ouders o Consultatiebureau o AMK
Zorgkinderen
Overleg met je leidinggevende Ga in gesprek met de ouders Maak afspraken over het vervolg
Mogelijkheid om advies in te winnen bij een pedagoog van Jeugd Gezondheid Zorg Leeuwarden: tel. 088-22999444
Waar kan ik uitgebreidere informatie vinden? Protocol Sisa kinderopvang: kinderen met opvallend gedrag
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[52]
16. Kindermishandeling
Vormen van kindermishandeling
Zorgen over een kind
Lichamelijke mishandeling Lichamelijke verwaarlozing Psychische of emotionele mishandeling Psychische of emotionele verwaarlozing Seksueel misbruik
Overleg met directe collega’s en de leidinggevende De leidinggevende neemt contact op met het AMK Bij seksueel of ander geweld door een werknemer geldt vanaf 1 juli 2013 voor alle werknemers in de kinderopvang de meldplicht om dit direct te melden bij hun leidinggevende of werkgever De werkgever is in alle gevallen wettelijk verplicht de vertrouwensinspecteur te bellen.
AMK (het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling)
Bij het AMK kun je terecht voor advies, melding en ondersteuning wanneer er een vermoeden is vermoeden is van enige vorm van kindermishandeling Wanneer een leidinggevende besluit een melding te doen van (een vermoeden van) kindermishandeling, neemt het AMK de verantwoordelijkheid voor de behandeling over en schakelt zonodig hulpverlening in.
Melding bij het AMK
Grensoverschrijdend gedrag en seksueel misbruik van kinderen door medewerkers
Een melding bij het AMK wordt gedaan door de leidinggevende Professionals mogen niet anoniem melden Een melding mag alleen anoniem gedaan worden als een kind of de medewerkers van Sisa Kinderopvang direct gevaar lopen na het doen van een melding Ouders worden door de leidinggevende op de hoogte gebracht van de melding.
Vastgelegd in de gedragscode, verkrijgbaar op de afdeling HRM
Waar kan ik meer informatie vinden:
De Meldcode Kindermishandeling.
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[53]
17. Centrum voor jeugd en gezin en verwijsindex
Centrum voor jeugd en gezin
Informatie en advies Licht pedagogische hulp Signalering Toeleiding naar hulp Coördinatie van zorg met alle mogelijke voorzieningen
Een hulpmiddel voor professionals in de welzijnssector om
Verwijsindex
Signaleringscriteria
Signaleringscriteria
Vroegtijdig problemen te signaleren; Sneller informatie te kunnen delen met andere professionals; Sneller een gezamenlijk plan van aanpak te maken; De voortgang beter te bewaken; De efficiëntie rond de zorgcoördinatie te vergroten;
Materiële omstandigheden; Gezondheid; Opvoeding en Gezinsrelaties; Onderwijs en werk; Sociale omgeving buiten het gezin en de school;
Materiële omstandigheden; Gezondheid; Opvoeding en Gezinsrelaties; Onderwijs en werk; Sociale omgeving buiten het gezin en de school;
Voor informatie naar ouders kun je gebruik maken van de brief in bijlage 5 van het protocol “kinderen met opvallend gedrag”
Netwerk CJG
Alle Friese Gemeentes Bureau Jeugdzorg Jeugdgezondheidszorg Algemeen Maatschappelijk Werk Onderwijs Kinderopvang en peuterspeelzalen; Organisaties voor werk en inkomen Raad voor de Kinderbescherming Bureau Halt Overige Welzijns- en Zorginstellingen Huisartsen en Verloskundigen
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[54]
18. Bijzondere gezinsomstandig heden
Bijzondere gezinsomstandigheden
Denk aan: Scheiding Ziekte van één van de ouders Ouders met een drugs- of alcoholprobleem
Signalen bij kinderen
Wat kun je doen?
Verzet of regressie Verlatingsangst Teruggetrokken, Agressief gedrag Machteloosheid Schuldgevoelens Verdriet Loyaliteitsproblemen Biedt de kinderen veiligheid, stabiliteit, duidelijkheid, warmte en aandacht Heb begrip voor de onrust van het kind Vindt niet alles goed omdat het zielig is voor het kind Houdt vast aan de dagelijkse routine, Probeer te veel wisselingen van medewerkers te voorkomen
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[55]
19
19. Calamiteiten
Waar Wat te doen bij brand? Wat
Wat te doen bij vermissing van een kind?
Informeer de leidinggevende en de BHV-er Controleer alle ruimten in en om het gebouw Informeer bij de collega’s en de andere kinderen Verken indien dat mogelijk is de buurt van de locatie Bel de ouders van het kind en vraag hen naar de locatie te komen Schakel de politie in Zorg ervoor dat de locatie telefonisch bereikbaar is Stel de andere kinderen gerust Noodnummer: Hoofd BHV: 06-21443243
Wat te doen bij een technische calamiteit?
Wat te doen bij ongevallen op de werkvloer
Wat te doen bij agressie op de werkvloer?
Alarmeer 112 en informeer het hoofd BHV, de aanwezige bedrijfshulpverlener(s) (BHV-er) en collega’s die in het gebouw aanwezig zijn Stel de kinderen gerust Verplaats de kinderen en eventuele slachtoffers naar de afgesproken verzamelplaats Controleer of alle kinderen en collega’s aanwezig zijn en geef dit door aan de BHV-er Volg de instructies op van de BHV-er of de gealarmeerde hulpdienst Geef géén informatie aan pers of buitenstaanders Noodnummer: Hoofd BHV: 06-21443243
Waarschuw de storingsdienst Informeer indien nodig de BHV-er De BHV-er bepaalt of de hoofdschakelaar afgesloten moet worden
Informeer de leidinggevende en/of de BHV-er De BHV-er voert de EHBO uit Schakel bij twijfel direct de arts/ambulance in De leidinggevende informeert het hoofd HRM en /of het managementteam
Blijf kalm en ga niet in discussie Waarschuw zo snel mogelijk een collega of je leidinggevende Toon begrip en houd oogcontact Ga zo staan dat je rugdekking hebt en het voor je omgeving opvalt dat er iets aan de hand is Houd rekening met de veiligheid van de kinderen en die van jezelf en je collega’s/vrijwilligers
Waar kan ik uitgebreidere informatie vinden?
de handleiding risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid BHV beleid Ontruimingsplan
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[56]
20. Zieke kinderen
Wanneer kan een kind de peuterspeelplaats wel of niet bezoeken.
Bekijk de gezondheid en het welbevinden van het zieke kind Houdt rekening met de gezondheid van de andere kinderen
Wat te doen als een kind ziek wordt tijdens de peuterspeelplaatsuren
Wanneer moet de GGD ingeschakeld worden?
Stel vast wat er met het kind aan de hand is Kijk hoe het kind zich voelt en welke verzorging het kind nodig heeft Wanneer een kind te ziek is, neem dan contact op met de ouders Vertel wat er aan de hand is en vraag of ze het kind op willen halen Spreek met de ouders/verzorgers af hoe laat het kind gehaald wordt en door wie Vertel de ouders welke ziektekenmerken het kind heeft en hoe het nu gaat Spreek eventueel af wanneer het kind weer komt
Diarree Als binnen 1 week meer dan 1/3 deel van de groep klachten heeft Huiduitslag/vlekjes Als dit het geval is binnen 2 week bij meer dan 2 kinderen in de groep Schurft Als er 3 of meer gevallen in de groep zijn
DÍRECT MELDEN: Geelzucht Hersenvliesontsteking Meerdere gevallen van ernstige infectieziekte in korte tijd zoals bv longontsteking
Waar kan ik uitgebreidere informatie vinden?
Ziekteboekje Sisa Kinderopvang
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[57]
21. Klachten
Neem elke klacht serieus
Een ouder heeft een klacht?
Volg de Interne Klachtenprocedure: Bespreek de klacht met de ouder(s) Kom je er samen uit, informeer dan na een aantal weken ( 2 á 3) nog eens hoe het ermee staat (nazorg) Kom je er samen niet uit, schakel dan je leidinggevende in Kan ook de leidinggevende de klacht niet tot tevredenheid afhandelen, dan wordt doorverwezen naar het Management Team
Wat te doen als de ouder ontevreden blijft?
Waar let je op bij een klacht?
Wanneer kies je voor een time-out of moet de klager worden doorgestuurd?
Bespreek opnieuw met de ouder de klacht en ga na waar de afspraak die jullie erover gemaakt hebben verkeerd is gegaan Lost dat niets op, schakel dan de leidinggevende in. Kan ook de leidinggevende de klacht niet tot tevredenheid afhandelen, dan wordt doorverwezen naar het Management Team De ouder kan een formele klacht indienen bij de Stichting Klachten Kommissie Noord (zie verder Ouderfolder SKK)
Professionele beroepshouding LSD-methode:Luisteren, Samenvatten en Doorvragen Nazorg
Als je onheus behandeld wordt Als de klager zijn/haar emotie onvoldoende in bedwang heeft Als je je eigen emotie onvoldoende in bedwang kan houden Als je er niet uit komt
Waar kan ik uitgebreidere informatie vinden?
Ouderfolder Interne Klachtenregeling Sisa Brochure SKK Externe klachtenregeling
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[58]
24.OBSERVEERBARE TERMEN
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[59]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[60]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[61]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[62]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[63]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[64]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[65]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[66]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[67]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[68]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[69]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[70]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[71]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[72]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[73]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[74]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[75]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[76]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[77]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[78]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[79]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[80]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[81]
1. 2.
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012
[82]
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid peuterspeelplaats/september 2012