Sisa Kinderopvang Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf
Afdeling kwaliteit/werkplan pedagogisch beleid kinderdagverblijf / maart 2013
[2]
Voorwoord Het pedagogisch werkplan is een praktische handleiding voor het handelen bij gebeurtenissen op de groep. Je kunt het werkplan gebruiken als naslagwerk of als hulpmiddel bij het inwerken van nieuwe medewerkers en stagiaires op de groep. Tevens is het een informatiebron voor ouders en verzorgers. Het werk van pedagogisch medewerker brengt met zich mee dat er op elk moment sprake is van een wisselwerking tussen de kinderen en de medewerkers. Tijdens een vast omschreven dagritme met betrekking tot eten, spelen, verschonen etc. reageert de medewerker voortdurend op het gedrag van de kinderen en collega’s op de groep. Dit kan worden samengevat als: “handelen”. In de meeste gevallen gaat dit gewoon vanzelf, onbewust en is het uiteraard niet mogelijk om voortdurend stil te staan bij het “waarom” van deze handelingen. Wanneer er een nieuwe medewerker ingewerkt moet worden of een ouder vragen stelt ten aanzien van . het pedagogisch handelen op de groep worden pedagogisch medewerkers zich vaak weer bewust van hun eigen handelen. Daarnaast bestaat een team uit meerdere personen, die allemaal handelen vanuit hun eigen denken (visie) met/op de kinderen. Levenservaring, de eigen gezinssituatie en opleiding zijn hier natuurlijk van invloed op. Om duidelijkheid te scheppen in het handelen op de kinderdagverblijven bij Sisa Kinderopvang hebben we afspraken gemaakt over bijvoorbeeld breng- en haaltijden of welk speelgoed we geschikt vinden voor de ontwikkeling van de kinderen. Deze afspraken zijn vastgelegd in dit werkplan. Om snel op te zoeken hoe je dient te handelen in bepaalde situaties zijn in hoofdstuk 26 stroomschema’s opgenomen. In hoofdstuk 27 vind je de observeerbare termen. Deze termen geven sturing aan het in gesprek blijven met elkaar, en laten zien hoe de opvoedingsdoelen zichtbaar zijn in de dagelijkse omgang met en het opvoeden van de kinderen. Waar in dit werkplan “zij” staat vermeldt kan ook “hij” worden gelezen. Waar “ouders” worden genoemd kan ook worden gelezen: ouder/verzorgers/verzorger. Bij “pedagogisch medewerker” wordt ook “pedagogisch medewerkster” bedoeld.
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[3]
INHOUDSOPGAVE 1. Pedagogisch klimaat 2. Wenbeleid 3. Dagindeling 4. Spelen (inclusief bs@ activiteiten) 5. Slapen 6. Uitstapjes 7. Corrigeren en belonen 8. Voedingbeleid 9. Hygiëne 10. Seksuele ontwikkeling 11. Ziekte en overlijden 12. Medische handelingen en toedienen van geneesmiddelen 13. Ongevallen 14. Temperatuur, vochtbeheersing en hitte 15. Taalbeleid / meertaligheid 16. VVE 17. Signaleren van ontwikkeling- en gedragsproblemen 18. Kindvolgsysteem 19. Signaleren van kindermishandeling omgangsvormen en 4 ogenbeleid)
(inclusief
meldcode,
protocol
20. Centrum Jeugd en Gezin / verwijsindex 21. Bijzondere gezinsomstandigheden 22. Calamiteiten en ontruiming 23. Zieke kinderen 24. Klachten van ouders 25. Borgen 26. Stroomschema’s 27. Observeerbare termen
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
ongewenste
[4]
1 . PEDAGOGISCH KLIMAAT Het pedagogisch klimaat is het geheel aan omgevingsfactoren waar het kind en/of de groep zich in begeeft. Onophoudelijk spelen deze elementen op elkaar in. Dat gebeurt bewust, maar meestal onbewust. Omgevingsfactoren zijn bijvoorbeeld de manier van opvoeding, de inrichting van de omgeving en alle vormen van communicatie. De manier van opvoeding die binnen Sisa Kinderopvang wordt nageleefd zijn beschreven in: Het pedagogisch beleid Het pedagogisch werkplan De Inrichting en de omgeving bepalen voor een belangrijk deel de sfeer en zijn afgestemd op: de ontwikkeling en leeftijd van het kind en de groep uitdaging veiligheid Communicatie middelen: hoe bewust wordt er gebruik gemaakt van de verschillende manieren van communicatie op welke manier wordt een kind/de groep aangesproken In het contact met kinderen is er altijd sprake van interactie. Of een medewerker er nu bewust of onbewust mee bezig is, er wordt door welke manier van communicatie voortdurend een boodschap naar het kind en/of de groep gezonden. Alle bewegingen, handelingen, blikken, opmerkingen en gesprekjes maken onderdeel uit van de communicatie. Het is goed om hier af en toe bij stil te staat en na te denken wat het effect is van ons gedrag en of hetgeen je bedoelt op de manier overkomt zoals je het bedoelt. Wanneer we als pedagogisch doel hebben gesteld dat we de kinderen willen leren om respectvol met elkaar om te gaan, dan moeten we in de eerste plaats zélf respectvol met elkaar om gaan. Het is belangrijk dat we ons bewust zijn van het gedrag dat daarbij hoort, maar ook van het gedrag dat daar niet bij past. Wanneer we als voorbeeld het doel nemen: ‘leren samen spelen en delen’, dan is het nodig dat er wel speelgoed is om mee te kunnen spelen. Bovendien moeten er ook meerdere kinderen zijn met wie het gedeeld kan worden. Belangrijk hierbij is dat de pedagogisch medewerker de kinderen begeleid in het spel. Wat kun je allemaal doen met het speelgoed? Wordt het ook leuker als je het samen doet? Wanneer de kinderen niet samen willen spelen kan de medewerker ze leren dat je moet wachten tot je aan de beurt bent. De manier waarop de pedagogisch medewerker de kinderen daarbij begeleid zegt veel over de kwaliteit van het pedagogisch klimaat waarin dat gebeurt. Hoe lost een pedagogisch medewerker een situatie op waarbij twee kinderen aan hetzelfde stuk speelgoed staan te trekken? Hoe leert ze de kinderen hiermee om te gaan? Hoe stimuleert ze een kind om iets nieuws te kiezen? Het doel is om kinderen ervaringen te laten opdoen zodat dit hun ontwikkeling ten goede komt. Naast alle vormen van communicatie zijn ook andere onderdelen, zoals b.v. veiligheid en ondersteuning bieden, ruimte scheppen voor leren en ontwikkelen, het stimuleren van zelfstandigheid, regels en grenzen stellen en het begeleiden van interacties tussen kinderen van essentieel belang voor het pedagogisch klimaat. Al deze onderwerpen komen aan bod in dit werkplan
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[5]
2 . WENBELEID Opvang op het kinderdagverblijf is voor de meeste ouders een nieuwe ervaring. Ouders en kinderen maken zich voorafgaand aan de opvang een voorstelling van hoe het zal zijn. Naast praktische zaken komt daar ook een stuk emotie bij. De ouders/verzorgers dragen de zorg en begeleiding van hun kind(eren) over aan pedagogisch medewerkers die in eerste instantie voor hen niet bekend zijn. Voor het tot stand komen van een relatie tussen de ouders, de kinderen en de pedagogisch medewerkers is het nodig dat er sprake is van vertrouwen. Vanuit dit vertrouwen kan er verdieping plaatsvinden, van waaruit gewerkt wordt aan het welbevinden van in de eerste plaats het kind in de groep. Sisa Kinderopvang heeft daarom een wenbeleid ingesteld. Zo kunnen ouders en verzorgers:
In de gelegenheid worden gesteld om kennis te maken met de groep waarop hun kind geplaatst wordt; Ontdekken of zij met de vorm van opvang een goede keuze hebben gemaakt; Ervaren of het welbevinden van hun kind in de groep aan de (positieve) verwachtingen voldoet;
Wennen op de groep In het intakegesprek kunnen ouders uitgebreid vertellen over hun kind. Zo hebben pedagogisch medewerkers van tevoren al de informatie die belangrijk is voor de opvang van het betreffende kind. Tijdens het gesprek kan een afspraak gemaakt worden voor het eerste wenmoment. In totaal kan er tot een maximum van 2 keer een gratis dagdeel worden afgenomen. Wanneer een kind al wat groter is kunnen ouders hun kind voorafgaand aan de wenmomenten thuis al voorbereiden op de kinderopvang door al iets te vertellen over het dagritme, de groep en de medewerkers. Belangrijk daarbij is dat kinderen weten dat ze aan het einde van de dag weer door hun ouders worden opgehaald. Pedagogisch medewerkers kunnen ouders hierin ondersteunen en adviseren. Ouders brengen en halen hun kind tijdens het wenmoment niet op de vaste haal-en brengtijden en zijn ook niet aanwezig tijdens het wenmoment. Op deze manier kan de pedagogisch medewerker meer tijd vrij maken voor zowel ouder als kind. Extra dagdelen worden middels een maandformulier dat door ouders wordt ondertekend, afgerekend. Tijdens het wennen dient één van de ouders of verzorgers bereikbaar te zijn zodat zij hun kind kunnen ophalen wanneer een dagdeel toch te lang blijkt te zijn. Wanneer een kind wisselt van stamgroep worden kinderen en ouders in de gelegenheid gesteld om te wennen op de nieuwe groep. Hiervoor kan een individuele afspraak worden gemaakt met de betreffende pedagogisch medewerkers
.
.
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[6] 3. DAGINDELING Kinderen hebben behoefte aan duidelijkheid en structuur. Een min of meer vast dagritme geeft kinderen houvast. Een dagindeling kan een hulpmiddel zijn, maar mag nooit een keurslijf zijn. Wanneer er afgeweken wordt van de vaste routine leren kinderen dat flexibiliteit ook mogelijk is. Bij mooi weer kan er bijvoorbeeld i.p.v. binnen aan tafel te eten ook in de tuin gepicknickt worden.Een dagindeling hangt af van de soort groep en/of leeftijdsgroep waartoe het kind behoort. We onderscheiden drie hoofdgroepen die elk een op de behoefte afgestemd dagritme volgen baby’s peuters in de kinderdagverblijfgroep peuters in de peuterspeelplaatsgroep kinderen in de basisschoolleeftijd Het onderstaande schema is een hulpmiddel bij het indelen van de dag. Per groep kunnen er kleine variaties bestaan. Ook kunnen er aanleidingen zijn waardoor er wordt afgeweken van dit schema. Bijvoorbeeld bij het vieren van een verjaardag of een ander speciaal feest. Ook het weer kan aanleiding zijn om af te wijken van de vaste tijdsindeling. Wanneer de kinderen lekker aan het spelen moet het geen probleem zijn om wat later aan tafel te gaan. De dagindeling is bedoeld om een stuk herkenning/duidelijkheid/houvast te creëren naar de kinderen toe en mag nooit een strikt opgelegd stramien worden. Hoe zien de dagritmes er globaal uit? Baby’s 7:00-9:00
Brengen
9:00-10:00
7:00-12:00 Individueel ritme van drinken, eten, slapen en spelen
10:00 10:00-11:30 11:30-12:00 12:00-13:30 12:00
12:30-14:00 14:00-14:30 14:30 14:30-16:00 16:00-16:30 16:30-17:00
Ophalen of brengen 12:00-18:30 Individueel ritme van drinken, eten, slapen en spelen
Dreumes/peuters in de kinderdagverblijfgroep Brengen Vrij spelen Fruit eten + drinken Boekje lezen/zingen/vertellen Verschonen/toiletbezoek Evt. op bed brengen (kleintjes) Vrij spelen in de hal of buiten of aanbieden van een gerichte activiteit Brood eten Ophalen of brengen Verschonen/toiletbezoek Evt. op bed brengen Vrij spelen of aanbieden van een gerichte activiteit Koekje + drinken Boekje lezen/zingen/vertellen Verschonen/toiletbezoek Evt op bed brengen (kleintjes) Vrij spelen of aanbieden van een gerichte activiteit Crackers eten + drinken Verschonen/toiletbezoek Schoonmaken van de groep Ophalen
16:00-18:30 Ophalen Flexibele opvang Bij Sisa Kinderopvang wordt flexibele opvang, geheel op maat aangeboden voor kinderen van 0 tot 12 jaar. De minimum afname is 23 uur per maand, Per dag geldt een afname van minimaal 3 uur. Indien de opvang minimaal 14 dagen van te voren wordt doorgegeven is er gegarandeerd plaats tot de, maximale in het landelijk register opgenomen capaciteit. Wordt een aanvraag later ingediend, dan is plaatsing afhankelijk van de groepsgrootte, samenstelling leidster kind ratio mogelijk. Het is daarnaast ook mogelijk om uitsluitend opvang af te nemen tijdens de vakanties. Hiervoor geldt een minimale afname van 8 dagdelen. Tevens kunnen opvangdagen geruild worden, Dit kan 2 weken voor of 2 weken na de betreffende datum. Feestdagen worden gecompenseerd Bij flexibele opvang lopen ouders in en uit tijdens het halen en brengen van de kinderen. Het is de taak van de pedagogisch medewerkers om er voor te zorgen dat aankomst en vertrekmomenten van de kinderen rustig verlopen. Zij bereiden kinderen voor op het ophaalmoment. De medewerkers zijn te allen tijde op de hoogte van de samenstelling van de groep en de haal en brengtijden van de kinderen. Zij zorgen hierbij ook voor een goede overdracht naar hun collega’s. Op het informatiebord voor ouders en kinderen, dat bij elke groep hangt wordt duidelijk aangegeven welke pedagogisch medewerkers er die dag aanwezig zijn. Bij flexibele opvang wordt er gekeken naar de individuele behoeften van het kind. Wanneer een kind gebracht word en tijdens of net na een gezamenlijke activiteit (b.v. fruit eten of een bs@ activiteit) dan draagt de pedagogisch medewerker er zorg voor dat het kind bij het groepsgebeuren betrokken wordt. B.v. door een kind niet alleen aan tafel te laten zitten , een kind een activiteit te laten afmaken en de andere kinderen er over te informeren wie van de kinderen nog later komt. Wanneer er een specifieke bs@ activiteit plaatsvindt wordt dit ruim van tevoren met ouders gecommuniceerd. Ouders kunnen er vervolgens voor k iezen om hun kind iets later op te halen of op hun kind te wachten totdat de activiteit is afgelopen. Samenvoegen groep/locatie Wanneer een kind op een andere groep/locatie wordt opgevangen b.v. door het samenvoegen tijdens vakanties, dan dragen de pedagogisch medewerkers er zorg voor dat de emotionele veiligheid van de het kind geborgd wordt. Het kind wordt voorgesteld aan de pedagogisch medewerkers en kinderen van de andere en wegwijs gemaakt op de andere locatie. Het kind wordt actief uitgenodigd om deel te nemen aan het vrije en georganiseerde spel. Ouders geven schriftelijke toestemming voor het opvangen van hun kind op een andere groep/locatie.
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[7]
4 . SPELEN Waar kinderen zijn, wordt gespeeld. Kinderen vinden altijd wel iets om mee te spelen. Ze hebben niet veel nodig om tot spel te komen en kunnen zich soms al vermaken met de eigen handjes, veters in schoenen, een stokje en een paar steentjes. Om zich te ontwikkelen en voor te bereiden op het leven als volwassenen hebben kinderen spel nodig. Wanneer kinderen niet spelen kan dit een signaal zijn dat er iets met ze aan de hand is. Speelgoed Er wordt veel en mooi speelgoed aangeboden waar we een keuze uit kunnen maken. Wanneer het om selecteren van speelgoed gaat zijn een paar criteria van belang:
De leeftijd of ontwikkeling van het kind en/of de groep; Het ontwikkelingsgebied; -motorische ontwikkeling fijne motoriek grove motoriek taalontwikkeling cognitieve ontwikkeling sociale ontwikkeling Materiaal (hout, karton); Hoe ziet het er uit? (veel kleuren of juist niet); Prikkelt het de fantasie?; Is het voor individueel of groepsgebruik?; Hoe groot is het?; Voldoet het aan de veiligheidseisen?; Duurzaamheid; Stimuleert het tot actie/meedoen of maakt het juist rustig/passief?; Hoeveel van dit type speelgoed is er al op de groep aanwezig?
De pedagogisch medewerker dient bij het kiezen van speelgoed op de volgende punten te letten: biedt kinderen de mogelijkheid om te kiezen, maar maakt het niet te verwarrend door te veel alternatieven aan te bieden; zorg voor voldoende afwisseling, zowel in waarmee het kind speelt als met wie het kind speelt; stimuleer het spelen met wat anders, bijvoorbeeld nieuw of moeilijker speelgoed en begeleid dit indien nodig; biedt alternatieven wanneer meerdere kinderen met hetzelfde willen spelen en stimuleer ze om zelf een oplossing te vinden; leer kinderen om voorzichtig en zuinig met het speelgoed en materialen om te gaan; leer kinderen om hun fantasie te gebruiken; als de situatie daarom vraagt, speel met de kinderen mee. Een pedagogisch medewerker kan een voorbeeld zijn om kinderen te helpen over hun eigen verlegenheid of onzekerheid heen te komen Kinderen spelen tot ongeveer 2,5 jaar meestal alleen. Tot die tijd spelen kinderen meer naast elkaar dan met elkaar. Een kind van die leeftijd gaat nog helemaal op in zijn eigen spel en kan zich nog niet goed verplaatsen in de spelbehoefte van andere kinderen. Pas rond 2,5 jaar ontwikkelt zich langzaam het spelen waarbij het kind een ander nodig heeft in zijn spel. Toch blijft het delen van speelgoed ook op deze leeftijd moeilijk Het spelen in groepsverband doet zich pas voor rond het 4e jaar. Wie kent niet de voetbalwedstrijden van de F-jes waar de twee volledige teams met z’n allen achter één bal aanhollen. Het spelen in teamverband (wedstrijdjes met een competitie element) komt pas vanaf groep 5/6 op gang. Vanaf die leeftijd zijn kinderen eraan toe zijn om de betekenis van samenspel te leren.
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[8] Het is belangrijk dat de pedagogisch medewerkers zich bewust zijn van de spelbehoefte van elk kind, zodat zij het gedrag beter kunnen begrijpen en met het aanbod kunnen aansluiten bij de fase van de ontwikkeling van het kind en of de groep. Buiten spelen Buitenspelen is minstens zo belangrijk als binnenspelen. Buitenspel nodigt uit tot een andere manier van spelen. Zoals bijvoorbeeld: rennen, hinkelen en fietsen, maar ook het ontdekken van de natuur: insecten, vogels, planten, vlinders, vallende bladeren. Buiten liggen de materialen voor het oprapen, er is zoveel dat kan inspireren tot fantasiespel. Denk aan: over je schaduw springen, met sneeuw spelen, blaadjes vangen, windmolentjes. De weersomstandigheden mogen geen reden zijn om niet even naar buiten te gaan. Tegen een beetje regen of een stevige wind maakt geen enkel kind bezwaar. Het is altijd goed om even in de frisse lucht te zijn. Kinderen kunnen na het buitenspelen hun energie vaak beter kanaliseren. Buitenspelen betekent voor de pedagogisch medewerkers niet dat zij toezichthoudend erbij kunnen blijven zitten. Ook buiten kan de pedagogisch medewerker betrokken worden in het spel van een of meerdere kinderen. Door materialen van buiten mee naar binnen te nemen zoals bladeren, takjes of stenen en ze b.v. tentoon te stellen, te betrekken in een binnenactiviteit (b.v. beschilderen) of te betrekken in het spel van de kinderen (spelen met vrachtauto’s die stenen vervoeren, met takken op de weg als obstakels) zorgt de pedagogisch medewerker er voor dat het buitenspel aantrekkelijk wordt voor kinderen. Door elke dag tijd in te ruimen voor het buitenspelen en activiteiten aan te bieden of zelf actief mee te spelen, krijgt het buitenspelen een vaste plek in het dagritme. BS@ activiteiten voor peuters Naast het reguliere activiteitenaanbod dat op de opvanglocaties door de pedagogische medewerkers wordt aangeboden worden er voor de peuters extra activiteiten georganiseerd. De zogeheten BS@activiteiten. Thema’s Aan het begin van het jaar worden door een werkgroep bestaande uit een pedagogisch medewerker, een leidinggevende, de coördinator kwaliteit en de projectmedewerker/managementassistente 8 thema’s bekend gemaakt. De pedagogisch medewerkers maken een jaarplanning waarbij zij activiteiten bedenken die passen binnen het thema van dat moment. Door de werkgroep worden externe organisaties en of personen ingehuurd die speciale activiteiten op het gebied van sport en spel, kunst en cultuur, muziek en dans en natuur verzorgen. De activiteiten passen ook binnen het thema van dat moment. Rol pedagogisch medewerkers De pedagogisch medewerkers zijn verantwoordelijk voor de kinderen tijdens een bs@activiteit die wordt verzorgd door een externe organisatie en/of persoon. Zij ontvangen de docenten of vrijwilligers die de BS@ activiteit uitvoeren. Er moet altijd rekening worden gehouden met de leidster-kind ratio. De kinderen en hun ouders worden door de pedagogisch medewerker over de activiteit geïnformeerd. De informatie over de activiteit ontvangt zij van de werkgroep. Tijdens de activiteit wordt er van de pedagogisch medewerker een actieve houding verwacht. Ook hierbij heeft de medewerker een voorbeeldfunctie. De kinderen worden door de pedagogische medewerkers gemotiveerd om aan de activiteiten deel te nemen. Wanneer zij zelf enthousiast meedoet aan een activiteit zal dit de kinderen motiveren om ook mee te doen. Programmaoverzicht Op de bs@ facebookpagina van Sisa kinderopvang is alle informatie betreffende de bs@ activiteiten te vinden. Ideeën voor activiteiten, de thema’s waarmee we werken en activiteiten die er zijn gedaan.
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[9]
5 . SLAPEN Ter voorkoming van wiegendood is het veilig slapen van kinderen een belangrijk onderwerp in de kinderopvang. Onveilige situaties rondom het slapen dienen voorkomen te worden. Hieronder staat beschreven welke maatregelen er getroffen moeten worden om kinderen zo veilig mogelijk te laten slapen.
Leg een baby nooit op de buik te slapen. Een baby op de buik laten slapen maakt het risico van wiegendood wel vier tot vijfmaal groter dan gemiddeld. Leg een baby ook niet een enkele keer op de buik te slapen, bijvoorbeeld omdat het kind alleen dan troostbaar lijkt. Mochten ouders toch willen dat hun kind op de buik slaapt, dan kan deze afspraak opgenomen worden in de afsprakenlijst. Ouders ondertekenen deze lijst.
Voorkom dat een baby te warm ligt. Een baby die zweet heeft het gevaarlijk warm! Zorg dat het niet te warm is of wordt in de slaapvertrekken. De verwarming hoeft vaak niet aan. Zorg voor goede ventilatiemogelijkheden. Let altijd op het weer, de kamertemperatuur, warme zon, etc. Lucht slaapkamertjes en beddengoed regelmatig. Leg een baby te slapen in een babytrappelzak of onder een laken met een deken die rondom kan worden ingestopt. Gebruik bij een gewatteerde trappelzak geen deken. Bij een ongewatteerde trappelzak kan er eventueel een katoenen deken gebruikt worden. Bij kinderen tot twee jaar geen dekbedjes gebruiken. Dek een baby die koorts heeft minder toe dan gewoonlijk. Laat een baby nooit met bedekt hoofd slapen. Kleed ook overdag de baby niet te warm.
Zorg voor veiligheid in het bed. Gebruik nooit een kussen, hoofd- en zijwandbeschermers, zeiltjes, tuigjes, koorden of voorwerpen van zacht plastic in het bedje. Het matras moet passend zijn, zorg er voor dat het goed aansluitend in het bedje ligt. Maak het babybed kort op, zo dat de voetjes vrijwel tegen het voeteneinde liggen. Vermijd dubbelslaan van het beddengoed. Hiermee voorkom je dat het kind onder het beddengoed schuift. Controleer de sluiting van het bedje goed. Meld direct bij de technische dienst en de leidinggevende wanneer je een defect en/of een beschadiging aan het bed constateert
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[10]
Zorg voor een rookvrije omgeving Er geldt een rookverbod in en rond al onze locaties.
Houd voldoende toezicht Kijk regelmatig even in de andere bedjes, als je een kind naar bed brengt. Ga in elk geval eens per 15 minuten ter controle langs alle kinderen. Maak gebruik van een goedwerkende babyfoon; zeker als er buiten wordt gespeeld of wanneer een medewerker even elders moet zijn! Controleer aan het einde van de dag álle slaapkamertjes Belangrijke regels t.a.v. het slapen
Kinderen worden niet vastgelegd tijdens het slapen. Door een consequente benadering, eventueel gekoppeld aan een vast ritueel kan een kind er aan wennen te gaan slapen zonder gefixeerd te worden.
De hoge bedjes zijn bedoeld voor de jonge baby's. Zodra een kind uit zichzelf kan gaan zitten of zich aan de spijltjes op kan trekken, kan het niet meer in de hoogslaper. Wanneer een kind zichzelf optrekt en motorisch zo vaardig is, kan het zichzelf over het hekje heen trekken en vallen. Gecertificeerde hoogslapers hebben een dakje en een extra sluiting.
Het slapen in de kinderwagen is niet meer toegestaan vanaf het moment dat een baby kan draaien.
Een baby mag ingebakerd worden op het kinderdagverblijf mits ouders begeleid worden door de wijkverpleegkundige van het consultatiebureau. Ouders dienen hiervoor het afsprakenformulier te tekenen. Pedagogisch medewerkers dienen door de verpleegkundige geïnstrueerd te worden. De wijkverpleegkundige kan ook advies geven. B.v. in het geval van een contra-indicatie (reden om het niet te doen).
Kinderen die de opvang bezoeken worden zoveel mogelijk in een “eigen bedje” gelegd. Alle bedjes worden minimaal één keer per week verschoond.
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[11]
6. UITSTAPJES Nieuwe ervaring Uitstapjes op het kinderdagverblijf biedt kinderen de mogelijkheid om nieuwe ervaringen op te doen. Zoals bijvoorbeeld de wind door je haren voelen of met je handen in de modder roeren. Ook ervaringen met natuur zijn belangrijk voor de ontwikkeling van kinderen. Hierbij kun je denken aan het ontdekken van dieren, eendjes voeren in het park of met herfstbladeren spelen. Op stap gaan biedt kinderen nieuwe spelmogelijkheden. Ook ontdekken ze dat de wereld groter is dan het voor hen tot dan toe bekende wereldje. Er zijn een aantal zaken waar rekening mee gehouden moet worden wanneer de pedagogisch medewerkers met de kinderen het kinderdagverblijf verlaten. Daarbij wordt er onderscheid gemaakt tussen “spontane uitstapjes” en “geplande uitstapjes” Spontane uitstapjes
De leidster-kind ratio moet te allen tijde gehanteerd worden; Houdt rekening met de leeftijd en de ontwikkeling van de kinderen; De pedagogisch medewerker neemt ten hoogste 3 lopende peuters of 2 lopende peuters en een vervoersmiddel mee waar niet lopende kinderen op een verantwoorde manier in vervoerd mogen worden; De pedagogisch medewerker die de kinderen tijdens het uitstapje begeleid is telefonisch bereikbaar zodat bij calamiteiten telefonisch hulp kan worden ingeroepen.
Geplande uitstapjes
De leidster-kind ratio moet ten alle tijde gehanteerd worden; Houdt rekening met de leeftijd en ontwikkeling van de kinderen; De pedagogisch medewerker neemt ten hoogste 3 lopende peuters of 2 lopende peuters en een vervoersmiddel mee waar niet lopende kinderen op een verantwoorde manier in vervoerd mogen worden; De pedagogisch medewerker die de kinderen tijdens het uitstapje begeleid is telefonisch bereikbaar zodat bij calamiteiten telefonisch hulp kan worden ingeroepen; Het geplande uitstapje wordt tijdig aangekondigd bij de ouders; Ouders dienen schriftelijk of via e-mail toestemming te geven; De leidinggevende is op de hoogte van de bestemming van het uitstapje, het programma en welke pedagogisch medewerkers het uitstapje begeleiden; Een actuele lijst met telefoonnummers van de ouders, het kinderdagverblijf, hulpverlening worden meegenomen; In elk geval één van de begeleidende medewerkers heeft een training kinder EHBO gevolgd; De EHBO trommel wordt meegenomen en is up tot date; Wanneer gebruik wordt gemaakt van eigen vervoer dient de auto APK gekeurd te zijn, heeft bestuurder een geldig rijbewijs en is er een inzittende verzekering voor de auto geregeld; De pedagogisch medewerkers hebben een geldige WA-verzekering;
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[12]
7 .CORRIGEREN EN BELONEN Houding en werkwijze pedagogisch medewerkers Bij het bepalen van wat gewenst en ongewenst gedrag bij kinderen is, is het belangrijk dat de pedagogisch medewerker zich bewust is van haar eigen normen en waarden, stemming en omstandigheden. Haar houding en werkwijze zijn van invloed op het pedagogisch klimaat op de groep. Een positieve sfeer op de groep kan bereikt worden door verbaal en non-verbaal duidelijk te zijn naar de kinderen en door de situatie op de groep veilig en aantrekkelijk te maken. Hierbij moet altijd rekening gehouden worden met de leeftijd en de ontwikkeling van de kinderen. Om het zelfbeeld en het zelfvertrouwen van de kinderen te versterken ligt de aandacht van de medewerker op het bekrachtigen van positief gedrag. Kinderen worden gestimuleerd door middel van taal: “dat heb je goed gedaan”. Maar ook een aai over de bol, een schouderklopje of een knipoog zijn beloningen die waardering uitdrukken. Corrigeren en belonen Wanneer het nodig is om een kind te corrigeren, past de medewerker haar houding en reactie aan op de leeftijd en ontwikkeling van het kind. Wanneer een kind agressief gedrag vertoont naar een ander kind of een pedagogisch medewerker, of niet luistert, corrigeert de pedagogisch medewerker het kind door het ongewenste gedrag te benoemen en uit te leggen waarom het gedrag niet wordt geaccepteerd. Wanneer het nodig is kan het kind binnen het zicht van de medewerker apart gezet worden. De pedagogisch medewerker is zich bewust van haar eigen (non-verbale) gedrag en toont haar waardering of afwijzing van het gedrag van het kind. Het kind zelf wordt niet afgewezen maar wordt geholpen om te zoeken naar andere manieren om zich te uiten. Door middel van concrete suggesties en door te benoemen wat zij positief verwacht van een kind leert de pedagogisch medewerker het kind het verband te zien tussen eigen handelen en de correctie of beloning. Dit is natuurlijk afhankelijk van de leeftijd en ontwikkeling van het kind. Een vorm van correctie mag nooit angst oproepen bij een kind of een onveilige situatie creëren. Voorbeeldfunctie De pedagogisch medewerker is zich bewust van haar voorbeeldfunctie, zowel verbaal als nonverbaal en toont de kinderen wat ze bedoelt en legt het uit. Als er een botsing is tussen een pedagogisch medewerker en een kind, of tussen kinderen onderling op de groep is het belangrijk dat de relatie tussen beide partijen weer wordt hersteld. De pedagogisch medewerker helpt de kinderen om hun eigen conflicten op te lossen. Wanneer een kind geen zin heeft om met andere kinderen te spelen of aan een activiteit mee te doen, dan wordt dit gerespecteerd. Als dit erg vaak voorkomt, probeert de pedagogisch medewerker stimulerend op te treden of bespreekt ze de situatie met de ouders van het betreffende kind. In elke situatie is de pedagogisch medewerker zich er van bewust dat humor verbindt en relativeert.
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[13]
8 . VOEDINGBELEID Maaltijden De maaltijden zijn de rust momenten van de dag. Met een prettige sfeer aan tafel en onder het motto ‘zien eten, doet eten’, proberen pedagogisch medewerkers ieder kind voldoende te laten eten. Het opdringen van eten of er een strijd van maken wordt niet gedaan. Gedrag aan tafel kan beter op subtiele wijze beïnvloed worden, dan er een drama van te maken. De medewerkers eten “pedagogisch” mee met de kinderen. De inkoop en het voedingsbeleid zijn gericht op de kinderen. Er worden geen speciale producten voor de medewerkers ingekocht. Pedagogisch medewerkers letten op hun eigen gedrag als zij aan tafel zitten met de kinderen. Goed voorbeeld doet goed volgen. Algemene manieren zijn: rechtop zitten aan tafel, kauwen met de mond dicht, eten met mes en vork, niet boeren, niet proppen, niet spelen met je eten en bij de tafel blijven zitten tot iedereen klaar is. Bij de keuzemogelijkheden voor broodbeleg, wordt er op gelet op dat er niet teveel te kiezen valt. Een kind kan daardoor overvoerd worden. De keuze bestaat daarom uit twee soorten beleg. Hierbij kunnen wel steeds andere producten gebruikt worden. Bijvoorbeeld de ene keer hagelslag en jam en de andere keer pasta en vruchtenhagel. Gezonde eetgewoonten aanleren wil zeggen dat de kinderen leren om op vaste tijden - en gevarieerd te eten. De vaste eet- en drinkmomenten op het KDV zien er als volgt uit: 9:30 – 10:00 uur 11:30 – 12:00 uur 15:00 – 15:30 uur 16:15 – 16:30 uur
fruit eten en drinken broodmaaltijd drinken en een koekje eten drinken en een cracker eten
Verjaardagen Verjaardagen van kinderen en pedagogisch medewerkers worden gevierd met een cadeautje, liedje en een traktatie. We hechten eraan verjaardagen bescheiden te vieren; sfeervol, maar niet overdadig. We vragen ouders hier ook rekening mee te houden. In het intakegesprek wordt besproken dat de traktaties gezond moeten zijn. Als ouders toch snoep meegeven, dan wordt het na het uitdelen in de bakjes van de kinderen gestopt. Ouders kunnen dan zelf besluiten of ze het wel of niet willen geven. De pedagogisch medewerkers van het kinderdagverblijf kunnen ouders tips en suggesties geven voor gezonde traktaties. Babyvoeding In principe zijn op alle kinderdagverblijven standaard twee soorten voeding van het Kruidvat aanwezig. Zuigelingenvoeding voor kinderen van 0 tot 6 maanden en opvolgmelk voor kinderen van 6 tot 12 maanden. Mochten ouders liever een ander merk voeding hebben, dan moeten ze dat zelf meegeven. Dit mag alleen in poedervorm, in een afgepaste hoeveelheid verdeeld. Het moet vervoerd worden in een goed afsluitbare verpakking en voorzien zijn van de naam van kind. Als het kind één jaar is geworden, gaan we er vanuit dat het kind gewone halfvolle melk mag drinken. Er wordt geen opvolgmelk 3 gegeven. Mochten ouders hier niet achter staan, dan moeten zij zelf andere melk meegeven. Baby’s tot een jaar hebben hun eigen voedingsschema. Zij krijgen hun fles/fruit/warme eten op hun eigen tijdstip, mits deze niet thuis gegeven is. Baby’s kunnen, op verzoek van ouders, ook een verse fruithap krijgen op het KDV. In overleg met ouders wordt, naar mate het kind ouder wordt, overgegaan op stukjes fruit. Het fruithapje wordt, indien het past in het voedingschema van het kind, bij voorkeur gegeven op het moment dat de peuters aan tafel zitten. De baby komt er gezellig bij zitten en ervaart zo de sfeer aan de tafel.
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[14] Op verzoek van ouders geven pedagogisch medewerkers warm eten aan kinderen tot 1 jaar. Dit gebeurt aan het einde van de dag, meestal voor 17:00 uur. Op dat moment zijn er nog twee pedagogisch medewerkers aanwezig op de groep. Voorwaarde is dat het warme eten in een potje zit wat gemakkelijk in de magnetron op te warmen is. Het moet dus kant-en-klaar meegegeven worden. Het bereiden van flesvoeding, het gebruik van moedermelk en het geven van maaltijden uit de magnetron gaan gepaard met risico’s die bijzondere aandacht vereisen. Hiervoor is een werkinstructie gemaakt, die ook in het beleid is opgenomen. Poedervormige babyvoeding is niet steriel, de instructies van bereiding ervan en voor de behandeling van de flessen moet daarom goed nageleefd worden. Als moedermelk te lang bewaard wordt of niet voldoende wordt gekoeld bestaat er grote kans op de vermeerdering van micro-organismen. Tijdens de opvang is de organisatie verantwoordelijk voor de behandeling van de moedermelk tot de consumptie ervan door de baby. Voor uitgebreide informatie over voeding op onze kinderdagverblijven verwijzen wij naar het voedingsbeleid van Sisa Kinderopvang.
9 . HYGIËNE Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[15]
Een groot deel van infecties worden door mensen aan elkaar overgedragen. Bij de verzorging van de kinderen kan een pedagogisch medewerker ziektekiemen van het ene kind, overbrengen naar een ander kind. Daarnaast is de medewerker voortdurend in contact met anderen, zoals bijvoorbeeld collega’s en ouders. Het is daarom belangrijk om zo hygiënisch mogelijk te werken. De richtlijnen van de GGD worden hierbij gevolgd. Ziektekiemen worden onder meer via de handen overgedragen. Een goede handhygiëne door medewerkers én kinderen is één van de meest effectieve manieren om besmettingen te voorkomen. Hieronder volgt een uitleg over de algemene hygiëne: Handen wassen Voor: het aanraken en bereiden van voedsel het eten of het helpen bij het eten wondverzorging Na: hoesten, niezen en snuiten toiletbezoek het verschonen van elk kind contact met lichaamsvocht (speeksel, snot, braaksel, bloed, ontlasting buitenspelen contact met vuil textiel of de afvalbak schoonmaakwerkzaamheden het aanraken en bereiden van voedsel het eten of het helpen bij het eten wondverzorging Hoesten en niezen Ziektekiemen uit de neus, mond en keel kunnen door hoesten en niezen via onzichtbare speekseldeeltjes verspreid worden in de lucht. Als deze door een ander worden ingeademd bestaat de kans dat die ander daar mogelijk ziek van wordt. Om besmetting te voorkomen kunnen bij hoesten en niezen het beste de volgende regels in acht worden genomen:
draai weg, uit de richting van de mensen in je omgeving hoest, nies in je hand of beter nog in je elleboog was je handen na hoesten, niezen of neus afvegen/snuiten zorg dat je kinderen regelmatig hun neusjes veegt om snottebellen te voorkomen gebruik papieren doekjes en gooi ze ook onmiddellijk weg Leer de kinderen een goede hoest en nieshygiëne aan
Toiletbezoek en verschonen. Ontlasting kan ziektekiemen bevatten waardoor een toiletbezoek of het verschonen van een kind tot een besmetting kan leiden. Zorg bij de toilet- en verschoonruimte voor:
schone contactoppervlakken (spoelknop; kraan, handdoek, aankleedkussen, deurkruk) het verwisselen van de handdoek na het verscholen van een poepluier en desinfecteer het aankleedkussen handenwassen na (het helpen bij) een toiletbezoek of het verschonen van elk kind gooi vuile luiers direct in een afgesloten afval- of luieremmer handenwassen na (het helpen bij) een toiletbezoek of het verschonen van elk kind. Handenwassen dient te worden gedaan bij de watervoorziening in de toilet/verschoonruimte
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[16]
10. SEKSUELE ONTWIKKELING Kinderen maken tijdens hun groei in vele opzichten een ontwikkeling door. Dat geldt voor hun lichaam, voor hun gevoelens ten opzichte van zichzelf en van anderen, voor hun denkwijze, maar ook voor hun seksualiteit. De seksualiteit van kinderen vindt in fasen plaats. Gemakshalve koppelen we deze fasen aan leeftijden. Hieronder wordt de seksuele ontwikkeling aan leeftijden gekoppeld, maar deze fasen kunnen ook ruimer worden genomen omdat ieder kind zich ontwikkelt op zijn eigen tempo en eigen manier. Seksuele ontwikkeling bij kinderen van 0 tot 2 jaar Het belangrijkste voor een baby is, dat zijn directe behoeften worden bevredigd. Daarbij is de mond het belangrijkste orgaan voor de baby waarmee hij contact heeft met de wereld. Zijn zuigreflex is direct na de geboorte al sterk. Door te zuigen krijgt de baby een bevredigd aangenaam gevoel en wordt ook zijn honger gestild. Deze fase wordt ook wel de orale fase genoemd. Huidcontact is voor de baby een bron van bevrediging. Hij vindt het heerlijk om tijdens het voeden of verschonen aangeraakt te worden, en om na het bad bijvoorbeeld met olie gemasseerd te worden. Ouders en verzorgers die gehoor geven aan die behoefte, dragen bij aan de ontwikkeling van de seksualiteit van het kind. Het kind wordt een boodschap gegeven van veiligheid en vertrouwen. Hiermee wordt een positieve zelfwaardering opgebouwd, wat een belangrijke voorwaarde is voor het aangaan van goede seksuele relaties als hij ouder is. Als kinderen met hun handen dingen kunnen pakken en vasthouden (vanaf een maand of vier) kunnen ze ook delen van hun lichaam vastpakken zoals hun duim, vingers, voeten en tenen. Er komt een moment dat ze ook hun eigen geslachtsdelen aanraken. Voor sommige opvoeders is dit een moeilijk moment. Moet je dit gedrag meteen afleren? Er geen aandacht aan schenken? Of juist positief waarderen? Is het wel hygiënisch als kinderen hun geslachtsdelen aanraken? In het algemeen kan worden gezegd dat gedrag waarbij kinderen zich prettig voelen niet schadelijk is maar onderdeel uitmaakt van hun ontwikkeling. Ook zijn de bacteriën rond de geslachtsdelen niet schadelijk of slecht voor een kind. Het is belangrijk dat een pedagogisch medewerkster weet dat zij met haar reactie een boodschap uitzendt naar het kind. Als zij het moeilijk vindt dat een baby zijn eigen geslachtsdelen aanraakt en ze zegt er niets van, dan zal het kind op den duur toch merken aan houding en nonverbale signalen dat zijn gedrag als negatief wordt ervaren. Seksuele ontwikkeling bij peuters van twee tot 4 jaar Een kind begint vanaf twee jaar met zindelijk worden. Een peuter oefent met het sluiten en ontspannen van de sluitspieren. Hierdoor worden ook de geslachtsorganen gevoeliger. Dit wordt ook wel de anale fase genoemd. Op deze leeftijd worden kinderen zich ook bewust van zichzelf. Ze ontdekken dat ze er anders uitzien dan andere kinderen en volwassenen. De interesse in het eigen en andermans lichaam uit zich in het uitgebreid bestuderen van de eigen geslachtsdelen en die van andere kinderen. Het strelen en aaien van de eigen geslachtsdelen geeft kinderen een rustgevend en ontspannend gevoel, waarbij schaamte geen rol speelt. Dat gebeurt pas als ze een afkeurende reactie krijgen. Het “vieze woorden tijdperk” begint vaak ook rond de peuterleeftijd. Het roepen van bepaalde woorden die ze zelf soms nog niet eens begrijpen maar die een schokreactie bij anderen teweeg brengen is een leuk spelletje. De basisbehoefte aan lichamelijk contact is net als bij baby’s, ook op deze leeftijd groot. Kinderen willen graag op schoot zitten, geknuffeld, geaaid of over hun rug gekriebeld worden. De mate waarin kinderen behoefte hebben aan lichamelijk contact kan verschillen. Kinderen moeten niet knuffelen als ze dat niet willen. Als pedagogisch medewerker respecteer je die grens.
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[17]
Afspraken die gelden binnen ontwikkeling van kinderen
Sisa
Kinderopvang
t.a.v.
de
seksuele
Pedagogisch medewerkers geven in principe geen seksuele voorlichting. Dit is meer een taak van de ouders. Wanneer er vragen zijn van kinderen, worden deze wel zo goed mogelijk beantwoord. Geef rustig antwoord en pas het antwoord aan op de leeftijd van het kind. Wanneer een kind vaak vragen stelt over onderwerpen die te maken hebben met zijn seksuele ontwikkeling licht dan de ouders in zodat zij een gesprek met het kind kunnen aangaan.
Van de medewerkers van Sisa wordt verwacht dat zij nadenken over hun eigen persoonlijke grenzen met betrekking tot seksualiteit. Deze grenzen mogen ze ook duidelijk maken aan de kinderen, mits het binnen het beleid van de organisatie past.
Wanneer kinderen pedagogisch medewerkers aanraken op privéplekken zoals billen of borsten hoeft dit niet meteen afgekeurd te worden, mits dit argeloos gebeurt. Wanneer het aanraken expres gebeurt kan de pedagogisch medewerker stelliger zijn in het afkeuren.
Pedagogisch medewerkers begeleiden de kinderen in hun ontwikkeling met betrekking tot seksualiteit, maar stellen daarin wel grenzen om de kinderen de omgangsnormen over seksualiteit bij te brengen. Dit uit respect voor zichzelf en anderen. Pedagogisch medewerkers zullen waar nodig uitleg geven aan de kinderen over de omgangsvormen en grenzen.
Kinderen van 0 tot 4 jaar mogen gezamenlijk plassen. De deur van de wc mag openblijven. Vanaf 4 jaar zitten kinderen met de deur dicht op de wc. Als er jongere kinderen zijn die graag wat meer privacy willen bij het plassen dan wordt dat gerespecteerd. Wanneer kinderen per ongeluk in hun broek hebben geplast of gepoept dan wordt er in de verschoonruimte c.q. wc ruimte schone kleren aangetrokken. Dit om te voorkomen dat andere kinderen kunnen meekijken. De pedagogisch medewerkers leren de kinderen dat ze hun broek omhoog moeten doen voordat ze de groepsruimte weer in komen.
Kinderen mogen niet aan de geslachtsdelen van andere kinderen zitten.
Kinderen mogen niet aan hun eigen geslachtsdelen komen wanneer er andere kinderen bij zijn, bijvoorbeeld tijdens het eten of buitenspelen. Ze mogen dit wel doen als ze alleen zijn, bijvoorbeeld in bed of op de wc. Als het gaat om achteloze handelingen zoals krabben of de onderbroek recht trekken dan mag dit wel.
Kinderen mogen niet in hun blootje in het badje buiten spelen. Dit geldt voor KDV en BSO kinderen. Er komen op de opvang regelmatig bezoekers en een aantal buitenspeelruimtes liggen aan een doorgaande weg. Het is niet wenselijk dat iedereen de kinderen bloot ziet. In het badje kan gebruik worden gemaakt van zwemluiers en zwemkleding. Mocht dit niet aanwezig zijn, dan kunnen een reserve onderbroek of romper een optie zijn.
Woorden zoals poep en plas hoeven niet meteen verboden te worden. Negeren of met humor afleiden werkt vaak beter. Bij verbieden wordt het spannend om de woorden nog eens te roepen. Extreme scheldwoorden hoeven niet te worden geaccepteerd. Bij jonge kinderen kun je vertellen dat het een naar woord is en dat je dat niet mag zeggen.
Bij spelletjes waarin kinderen hun lichaamsdelen benoemen, bijvoorbeeld bij het liedje: hoofd, schouders, knie en teen, kunnen ook de billen en de borsten worden benoemd.
Om verwarring te voorkomen wordt binnen Sisa Kinderopvang dezelfde terminologie gehanteerd voor geslachtsdelen, te weten: piemel en plasser. Andere termen die gebruikt worden zijn o.a. zoenen, vrijen en strelen.
Doktertje spelen of andere spelvormen waarbij kinderen elkaar onderzoeken mogen op de groep alleen binnen bepaalde grenzen. Deze grenzen houden pedagogisch medewerkers goed in de gaten. Medewerkers kunnen het spel eventueel begeleiden om kinderen weerbaar
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[18] te maken, zodat ze leren hun eigen grenzen aan te geven. De kleding van kinderen blijft aan tijdens het spel. Tijdens het spel mag er absoluut geen spel zijn van dwang of pijn. Pedagogisch medewerkers dienen dan onmiddellijk in te grijpen. Elk kind heeft zijn eigen grenzen en dat moet gerespecteerd worden
In kleine ruimtes (b.v. speelhuisjes) waar minder toezicht is kijken pedagogisch medewerkers regelmatig of de kinderen zich gedragen binnen de grenzen van het protocol. Als het kan gebeurt dit onopgemerkt zodat kinderen zich niet altijd op hun vingers gekeken voelen.
Spelletjes met een seksuele lading zijn niet acceptabel en worden door pedagogisch medewerkers metten gestopt.
Wanneer kinderen pedagogisch medewerkers in vertrouwen nemen t.a.v. seksuele (mis) handelingen wordt er nooit beloofd dat zij het niet door zullen vertellen. In overleg met de leidinggevende en/of de pedagogisch coach wordt het protocol kindermishandeling gevolgd. Gaan de vertrouwelijke gesprekken over kleine geheimen zoals vragen over zoenen bijvoorbeeld dan wordt het kind serieus genomen en worden vragen op eigen niveau beantwoord. Wanneer dergelijke vragen regelmatig worden gesteld kan de pedagogisch medewerker een signaal afgeven aan ouders.
Van pedagogisch medewerkers wordt verwacht dat zij op een gepaste manier omgaan met dit onderwerp. Bij twijfel, vragen of onzekerheden is het belangrijk om dit te delen met teamleden of de leidinggevende.
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[19] 11. ZIEKTE EN OVERLIJDEN Binnen het kinderdagverblijf geldt de regel dat zieke kinderen de opvang niet kunnen bezoeken. De locaties zijn niet berekend op de opvang van zieke kinderen. Omdat we werken met kinderen in groepsverband brengt dit andere risico’s en zorg met zich mee dan wanneer kinderen zich in een thuissituatie bevinden. Hierbij wordt gedacht aan besmettingsgevaar voor het kind zelf of voor de andere kinderen in de groep. Daarbij heeft een ziek kind meer individuele aandacht en zorg nodig, welke op de groep vaak niet geboden kan worden. In het “ziekteboek” van Sisa Kinderopvang staat aangegeven welke richtlijnen de organisatie hanteert. Pedagogisch medewerkers beslissen aan de hand hiervan en eventueel in overleg met de leidinggevende of een kind wel of niet het kinderdagverblijf kan bezoeken. In het ziekteboek worden de meest voorkomende ziekten en hoe pedagogisch medewerkers moeten handelen beschreven. Pedagogisch medewerkers mogen alleen onder voorwaarden die beschreven staan in dit boekje medicatie toedienen. Zo dienen ze geen zelf meegebrachte kinderaspirine of zetpillen toe zonder recept van de huisarts. Mocht er medicatie toegediend worden tijdens de opvanguren, dan dienen ouders het afsprakenformulier te tekenen. Omdat adviezen van huisartsen vaak divers en uiteenlopend zijn, is dit boekje het uitgangspunt. Bij de samenstelling van het boekje is de informatiemap infectieziekten en hygiëne in kindercentra en peuterspeelzalen gebruikt, welke door de GGD uitgegeven is. Pedagogisch medewerkers hebben in hun werk met veel kinderen, ouders en collega’s te maken. Hoe groter de organisatie, hoe groter de kans wordt dat je te maken krijgt met een sterfgeval of een ernstige ziekte. Wanneer je hier plotseling mee te maken krijgt, kan het moeilijk zijn om rustig na te denken over wat er allemaal moet gebeuren. Het protocol “overlijden “kan dienen ter ondersteuning in zo’n situatie.
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[20]
12. MEDISCHE HANDELINGEN EN HET TOEDIENEN VAN GENEESMIDDELEN Pedagogisch medewerkers in de kinderopvang hebben geen medische opleiding en mogen slechts in beperkte mate medische handelingen verrichten. Dit is bepaald in de wet BIG (Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg). Toch kan het kan voorkomen, dat een kind tijdens de opvang een medische handeling nodig heeft. Medische handelingen Medewerkers in de kinderopvang mogen in principe kleine verwondingen verzorgen en medicijnen toedienen. Echter niet alle medicijnen mogen door medewerkers worden toegediend. Inhaleermedicatie mag bijvoorbeeld wel, maar het geven van injecties niet. In bepaalde gevallen mogen er een aantal medische handelingen door medewerkers worden verricht. Maar dan alleen wanneer de ouders of een arts hierover instructies en voorlichting hebben gegeven. Na de instructie wordt er een autorisatieformulier ingevuld door de arts. Hierin staat exact beschreven om welke handeling het gaat en om welk kind en wie de specifieke medische handeling mag uitvoeren. Zonder dit formulier mag de handeling niet worden uitgevoerd. Bij het toedienen van medicatie moet de originele verpakking, met daarop het uitgeprinte recept en de bijsluiter aanwezig zijn. Handelingen, zoals het geven van injecties en b.v. het verzorgen met een katheter mogen alleen door (para)-medisch bevoegd personeel verricht worden. Wanneer het noodzakelijk is, dat een dergelijke handeling tijdens de opvang verricht wordt, dient hiervoor een deskundige te komen. Wanneer ouders met een verzoek tot een medische handeling op het kinderdagverblijf komen kan een pedagogisch medewerker wanneer het alleen om de verzorging van kleine wonden gaat hierover afspraken met de ouders maken. Wanneer het om handelingen gaat waartoe zji niet bevoegd is dan wordt het verzoek door de leidinggevende behandeld. Na overleg met de ouders en de huisarts kan zij besluiten of er gehoor wordt gegeven aan het verzoek In alle gevallen geldt, wanneer een medewerker zich niet deskundig genoeg acht om de handeling uit te voeren, zij hiertoe niet verplicht is. De betrokkenen blijven altijd mede aansprakelijk wanneer er iets fout mocht gaan. Alle medewerkers volgen een avond “kinder EHBO”. Jaarlijks is er een herhaling. Het toedienen van geneesmiddelen Wanneer ouders/verzorgers met het verzoek komen of er tijdens de opvang een geneesmiddel toegediend kan worden aan hun kind worden de volgende regels gehanteerd:
Ouders dienen een “Overeenkomst toediening geneesmiddelen” in te vullen en te ondertekenen. De leidinggevende heeft deze overeenkomst; Ouders dragen zorg voor het geven van een instructie m.b.t. toediening van het geneesmiddel; Alleen de medicatie die voor dat specifieke kind op recept is verkregen wordt toegediend; Het recept wordt gecheckt op voorschrift, bijsluiter en houdbaarheidsdatum; Het geneesmiddel wordt elke dag door de ouders mee naar huis genomen; Het geneesmiddels wordt eerst door de ouders thuis aan het kind gegeven zodat het kind al aan het geneesmiddel gewend is;. Geneesmiddelen, voorgeschreven door een arts mogen indien er een duidelijke instructie bij is worden toegediend;. Zelfzorgmiddelen worden niet aan de kinderen gegeven; Geneesmiddelen die onder de wet BIG (wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg) vallen worden niet door ons gegeven;
Verantwoordelijkheid Ouders zijn verantwoordelijk voor: Het juist invullen van de overeenkomst; Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[21]
Het bewaken van de houdbaarheidsdatum van het geneesmiddel; Het doorgeven van wijzigingen; Het geven van de juiste instructies; Het dagelijks in de originele verpakking aanleveren van het geneesmiddel met de bijsluiter erbij;
De pedagogisch medewerker is verantwoordelijk voor: Het door de ouders laten invullen en ondertekenen van de ‘Overeenkomst toediening geneesmiddelen’; Het lezen van de bijsluiter; Het op de juiste wijze uitvoeren van deze richtlijnen; De overdracht aan collega's; De registratie van het toedienen van het geneesmiddel in de overdrachtsmap; Overleg met leidinggevende: Wanneer het toedienen van het geneesmiddel een specifieke handeling vereist; Wanneer het om een geneesmiddel gaat, dat niet door een arts is voorgeschreven; Wanneer een pedagogisch medewerker niet het vertrouwen heeft dat ze op de juiste manier het geneesmiddel kan toedienen; wanneer het dagelijkse ritme van de groep en de zorg voor andere kinderen belemmerd worden; De leidinggevende is verantwoordelijk voor:
Beslissing m.b.t. het wel/niet toedienen van medicatie; Het raadplegen van een arts en het inlichten van de ouders wanneer er iets verkeerd is gegaan met het toedienen van het medicijn
Bewaren van geneesmiddelen:: In de originele verpakking met bijsluiter en met de naam van het kind erop; In de koelkast of in een afgesloten kast, buiten het bereik van kinderen; In een speciale goed afsluitbare doos; Het wordt niet langer dan nodig uit de koelkast gehaald;
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[22]
13 . ONGEVALLEN Kinderen zijn de hele dag door bezig de wereld te verkennen en te ontdekken. Daarbij hebben ze uitdagingen nodig, die hun ontwikkeling stimuleren. De kinderdagverblijven zijn ingericht volgens de veiligheidsrichtlijnen van de GGD. Toch kunnen ongevallen helaas nooit helemaal voorkomen worden. Wanneer een pedagogisch medewerker eerste hulp verleent dient zij met het volgende rekening te houden:
Let op gevaar, voor het kind, jezelf en de omgeving. Zorg ervoor dat er niet meer ongelukken gebeuren. Trek wegwerphandschoenen aan om jezelf tegen infecties te beschermen (b.v.aids of hepatitis). Meld aan collega’s dat je nu met het kind bezig bent en draag de verzorging, indien dit mogelijk is, van de andere kinderen over; Help het kind op de plaats waar het ligt. Til een gevallen kind nooit op! Laat het kind zelf aangeven wanneer het wil gaan staan. Verplaats het kind alleen als dit met het oog op zijn veiligheid noodzakelijk is (b.v. bij brand); Probeer de situatie helder te krijgen:. Vraag het kind of de omstanders of zij weten wat er gebeurd is. Vraag waar het kind pijn heeft of wijs het aan. Vraag het kind het getroffen lichaamsdeel te bewegen. Laat je collega’s weten wat je van hen verwacht, Indien er geen directe collega’s aanwezig zijn, bel dan met de achterwacht; Stel het kind gerust, blijf zelf ook rustig, ook als de verwonding ernstig lijkt. Probeer het kind te kalmeren, dan kun je het ook makkelijker behandelen. Zeg geen dingen tegen het kind die niet waar zijn. B.v.: “het doet een pijn of je hoeft geen prikje”; Verleen eerste hulp, geef het kind de zorg en hulp die het nodig heeft. Laat het kind nooit alleen. Twijfel je hoe te handelen, blijf dan bij het kind en schakel een gediplomeerde BHV-er of EHBO-er in; Zorg voor deskundige hulp, wanneer je niet zeker weet of je medische hulp moet vragen Neem contact op met de dichtstbijzijnde huisarts of de huisarts van het kind. Kun je geen huisarts bereiken, ga dan direct met kind per taxi naar de Spoedeisende Hulp van het dichtstbijzijnde ziekenhuis of bel 112 voor een ambulance;
ALARMNUMMER: TELEFOONNUMMER: 112 TAXIVERVOER ARRIVA TELEFOONNUMMER: DICHTSTBIJZIJNDE ZIEKENHUIS: TELEFOONNUMMER ………………………. ACHTERWACHT (INDIEN DE PEDAGOGISCH MEDEWERKER ALLEEN WERKT) TELEFOONNUMMER:………………………. In noodsituaties kan het voorkomen dat een pedagogisch medewerker 112 moet bellen. Samen met haar collega’s of achterwacht zorgt zij er voor dat de andere kinderen naar een andere ruimte worden gebracht en geeft zij het volgende door aan de telefoniste van het alarmnummer:
hoeveel slachtoffers er zijn; wat de aard van het letsel is; waar de hulpverleners naar toe moeten; afspraken over wie de hulpverleners bij de locatie opvangt.
Wanneer een kind naar de Spoedeisende Hulp moet dienen de volgende zaken meegenomen te worden::
naam en adres van het kind; nummer ziektekostenverzekering van het kind; naam en adres van de huisarts van het kind.
Bij een ongeval dienen de volgende personen geïnformeerd te worden: Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[23]
De ouders Meld wat er gebeurd is; Overleg wie met het kind naar dokter of ziekenhuis gaat; Spreek af waar je elkaar ontmoet; Collega’s of achterwacht Laat ze weten wat je van hen verwacht; De leidinggevende Meld wat er gebeurd is; Bespreek eventuele acties (zoals b.v. het bellen van ouders, huisarts, het regelen van inval)
Registratie ongeval: Ongevallen en ongelukken waarbij een kind lichamelijk letsel oploopt, worden binnen een week door diegene die direct bij het voorval betrokken zijn geweest vastgelegd op het registratieformulier “ (bijna) ongevallen”. Het ‘formulier (bijna) ongevallen’ wordt besproken met de leidinggevende. De leidinggevende maakt een kopie van het ongevallenregistratieformulier en stuurt deze naar de preventiemedewerkers. De preventiemedewerkers maken ieder kwartaal een rapportage van alle (bijna) ongevallen die plaatsvinden op de kinderdagverblijven bij Sisa Kinderopvang. Dit geeft onze organisatie inzicht in mogelijke risico’s welke opgelost moeten worden. Na afloop van het ongeval.. De volgende zaken zijn hierbij van belang: Aandacht voor het kind en de ouders; Onderzoek of er risico bestaat op herhaling van het ongeval; Is er een defect aan het meubilair? Heeft de inrichting van de groep het ongeval veroorzaakt? Blijf alert op kapot meubilair, speelgoed of inrichting;
14 . TEMPERATUUR, VOCHTBEHEERSING EN HITTE Temperatuur en vochtbeheersing
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[24] T.a.v. de omgevingstemperatuur en vochtbeheersing hanteert Sisa Kinderopvang het volgende beleid:
Stel de temperatuur in de groepsruimten in op 20 C. In de groepsruimten mag de temperatuur niet lager zijn dan 17 C en niet hoger dan 27 C. Stel de temperatuur in de slaapkamers in op 15 a 18 C. In de slaapkamers mag de temperatuur niet lager zijn dan 15 C en niet hoger dan 25 C. Voorkom temperatuurschommelingen van meer dan 5 C. Controleer regelmatig de luchtvochtigheid in groepsruimten en slaapkamers. De relatieve luchtvochtigheid mag in de winter niet langdurig hoger zijn dan 60 C.
Hittebeleid Aanhoudende hitte vormt een gezondheidsrisico voor bepaalde groepen. Vooral ouderen, chronisch zieken en kleine kinderen kunnen de hitte niet goed aan. Wanneer de buitentemperatuur boven de 25 C is geldt bij Sisa Kinderopvang het volgende beleid
Drink 2 liter vocht per dag, ook als je geen dorst hebt. Drink bij voorkeur (lauw) water; Biedt kinderen extra drink/tafelmomenten aan tenminste twee keer extra Vermijd inspanning, vooral tussen 12.00 en 16.00 uur, de warmste uren van de dag; Vermijd
intensieve bewegingsactiviteiten; Niet bij extreme hitte tussen 13.00 uur – 15.00 uur buiten spelen Blijf uit de zon, Zoek buiten een plek in de schaduw en in de wind; Blijf binnen of in ieder geval in de schaduw tussen 12:00 en 16:00 uur, de warmste uren van de dag; Draag een hoed, zonneklep en zonnebril en lichte luchtige kleding; Kinderen goed insmeren voordat ze naar buiten toegaan met zonnebrandcrème met een hoge beschermingsfactor; Zorg voor koelte, door b.v. een koele handdoek in de nek, koele douche of bad; Laat de zonwering zakken of doe de gordijnen dicht van de ruimtes die veel zon krijgen; Doe de ramen dicht als het buiten warmer is dan binnen en zet ze open als het buiten koeler is, bijvoorbeeld vroeg in de morgen; Smeer de huid goed in Koude afwassing of een voetenbadje kan voor verkoeling zorgen;
Binnen luchttemperatuur Het optreden van hitte gerelateerde aandoeningen is niet alleen verbonden met de omgevingstemperatuur. Ook de luchtvochtigheid, de luchtsnelheid, de kleding en het activiteitenniveau van mensen spelen hierbij een belangrijke rol. Vooral in ruimtes met veel glas en onder het platte dak kan de temperatuur flink oplopen. Het volgende beleid geldt t.a.v. het koelen van de ruimtes en verhoogde vochtinname.
Maak gebruik van ventilatoren of (mobiele) airco's. Let er wel op dat de capaciteit van de airco in verhouding is met de grootte van de ruimte. Vervang de filters tijdig;verantwoordelijke hiervoor opnemen in de groepsregels Voer de lucht direct af naar buiten. Ventilatoren verplaatsen alleen de lucht, maar koelen niet de lucht;
[25]
Zonwering bij zonsopgang naar beneden en bij zonsondergang omhoog. In de praktijk blijkt dat zonwering vaak te laat gebruikt worden, een tijdig gebruik kan een warmtereductie van 20% opleveren. Buitenzonwering is effectiever dan binnen zonwering;
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[25]
Dagelijks wordt de ruimte geventileerd. Medewerkers zorgen voor een goede ventilatie door het openzetten van roosters en ramen voor dat de kinderen arriveren en indien nodig tijdens de opvang Ventileer en lucht 's avonds en ‘s nachts het gebouw. Let wel op inbraakpreventie. Indien dit niet mogelijk is, laat (schone) ventilatieroosters dan permanent open. Ook dit kan een warmtereductie tot 15% opleveren; Zorg voor dwars ventilatie als er geventileerd wordt (het openen van voorzieningen in tegenover elkaar liggende gevels); Spuit eventueel het platte dak nat (zorg in verband met inzakking van het dak dat er niet teveel water op het dak komt); Zorg voor zo min mogelijk warmteproducten door lampen, computers, etc. Dit kan een warmtereductie van 6% opleveren.
Beleid t.a.v vochtinname:
Neem extra vocht, minstens 2 liter per dag, zonder alcohol of cafeïne. Gebruik hierbij geen ijsblokjes i.v.m. mogelijke maag- en darmklachten en stressreactie. Drink meer als de urineproductie terugloopt en als de urine donkergeel is. Denk ook aan het eten of drinken van soep, bouillon, melk, ijs of tomatensap om het verloren zout aan te vullen; Zorg voor extra drinkmoment voor de kinderen: Neem steeds een fles water mee;
Zorg voor elkaar Let in deze warme periode goed op de kinderen, je collega’s en jezelf. Hierdoor kunnen mogelijke ernstige situaties voorkomen worden. Indien zich toch ernstige gezondheidsklachten voordoen kan de huisarts gebeld worden. In acute noodgevallen kan via de alarmcentrale 112 worden gebeld. Warmte Is het op de werkplek meer dan 26 graden? Om te voorkomen dat de gezondheid van de kinderen en de medewerkers gevaar loopt dienen de volgende maatregelen genomen te worden:
Bedek de huid buiten bent zoveel mogelijk met kleding en smeer de niet bedekte huid in met zonnebrandcrème. Buiten worden de kinderen en de medewerkers blootgesteld aan UV-licht. Dit vergroot de kans op huidziektes. Zorg voor een prettige temperatuur op de werkplek Zorg voor een lagere temperatuur bij zwaar lichamelijk werk (denk aan het tillen van kinderen) Voorkom tocht op de werkplek
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[26] 15 . TAALBELEID / MEERTALIGHEID Het gesproken woord neemt slecht 10% in naast alle anderen manieren van communicatie en lijkt een ondergeschikte rol te hebben. Maar taal is veel meer dan een aantal aaneengeregen woorden. Het eigen stemgeluid onderscheidt zich in meerdere opzichten van de ander. Pas geboren baby’s halen feilloos hun moeder uit een serie van tien. Omgekeerd trouwens ook. Door taal kunnen mensen veel duidelijk maken aan de ander. Het is daarom ( in combinatie met lichaamstaal, mimiek, intonatie, timbre) de belangrijkste manier van communiceren. De wijze van communiceren is leeftijds- en ontwikkelingsgebonden. Taal gebruik je de hele dag door op verbale en non-verbale wijze. Sisa Kinderopvang wil kinderen kansen op ontwikkeling bieden. Een goede taal ontwikkeling is daar een belangrijk onderdeel van. Het doel van ons taalbeleid is: Een brede taalstimulering; Volgen en signaleren van taalontwikkeling; Bijdragen aan een doorgaande lijn van taalontwikkeling Aanvulling op de thuissituatie In de eerste plaats zijn ouders de taalopvoeders van hun kind. De voorzieningen bij Sisa Kinderopvang sluiten hierop aan en bieden taalmogelijkheden die thuis niet of in mindere mate aanwezig zijn, zoals:
De mogelijkheid om taal te leren door de interactie met leeftijdsgenootjes; De mogelijkheid voor allochtone of taalzwakke kinderen om gebruik te maken van een voorziening, die werkt met een programma voor Voor- en Vroegschoolse Educatie. Dit is een taalstimulerend progamma; De mogelijkheid om gebruik te maken van een meertalige voorziening (Fries/Nederlands)
Meertalig opvoeden Op enkele locaties van Sisa Kinderopvang wordt gewerkt met een tweetalig beleid. Hierbij wordt de Friese taal gestimuleerd. Een van de uitvoeringsafspraken is dat de pedagogisch medewerker Fries spreekt of Nederlands waarbij een 50-50% verhouding in het team gewenst is. Er wordt zowel uit Friese als Nederlandse boekjes voorgelezen, liedjes gezongen etc. Het project tweetaligheid is in fasen in te voeren waarbij in de laatste vorm alle communicatie-uitingen zowel in het Fries als in het Nederlands gedaan worden. Tot aan het 6e jaar leert een kind naast zijn moedertaal gemakkelijk ook andere talen. Een meertalige opvoeding heeft meerwaarde voor de taalontwikkeling van kinderen op het gebied van:
Taalgevoeligheid Een kind dat meertalig is opgevoed leert sneller een derde en een volgende taal. Het voordeel van jong beginnen met meertaligheid is, dat een kind meer tijd heeft om zich talig te ontwikkelen. Een kind leert zijn talen spelenderwijs. Sociale vaardigheden Een kind dat in meertalige situaties wordt opgevoed ziet zijn eigen cultuur minder snel als “de norm” en leert zich daardoor beter te verplaatsen in anderen. Cognitieve vaardigheden Door dat een kind in aanraking komt met meer talen leert het abstracter te denken omdat hij de inhoud kan scheiden van de vorm. B.v.: “een stikelbaarch” is hetzelfde als “een egel”
Certificering meertaligheid Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[27] Voorschoolse voorzieningen (zowel KDV als PSZ) in Friesland kunnen deelnemen aan een certificeringstraject voor meertaligheid. Dit traject omvat drie fasen. Tijdens dit certificeringstraject wordt de betreffende locatie ondersteund door het Sintrum Frysktalige Berne-opfang (SFBO). Zij helpen peuterleidsters en pedagogisch medewerkers bij het vormgeven van taalbeleid en bij het uitvoeren in de praktijk. Voor meer informatie: zie Taalbeleidsplan Sisa Kinderopvang Peuterspeelzalen en Kinderdagverblijven. .
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[28] 16 . VROEGTIJDIGE EN VOORSCHOOLSE EDUCATIE (VVE) De taalontwikkeling tussen 0 en 4 jaar is belangrijk voor het latere leren op de basisschool. In deze periode wordt de basis gelegd voor de taalontwikkeling. De overheid stimuleert om die reden kinderdagverblijven en peuterspeelzalen om meer gebruik te maken van speciale programma’s voor voor- en vroegschoolse educatie (VVE). Deze programma’s starten bij de dreumes- en peuterleeftijd en worden voortgezet in de groepen 1 en 2 van de basisschool. Erkende VVE programma’s zijn Piramide, Kaleidoscoop, KO-totaal en speelplezier. Er worden bij Sisa Kinderopvang verschillende van deze programma’s gebruikt, afhankelijk van waar de locatie is gevestigd. Vaak zijn er afspraken gemaakt met basisscholen en gemeentes De VVE programma’s zijn gericht op meerdere ontwikkelingsgebieden: taalontwikkeling en ontluikende geletterdheid, denkontwikkeling en ontluikend rekenen, motorische- en creatieve ontwikkeling en persoonlijke en sociaal-emotionele ontwikkeling. Bij Sisa Kinderopvang wordt daarnaast op een aantal kinderdagverblijflocaties gewerkt met Uk & Puk en op peuterspeelzalen met Puk & Ko. Dit zijn programma’s voor kinderen van 0 tot 4 jaar waarbij spelen en het aanleren van nieuwe vaardigheden centraal staat. De activiteiten van Uk & Puk en Puk en Ko stimuleren de spraak- en taalvaardigheid, de sociaal-emotionele vaardigheden en de motorische en zintuiglijke vaardigheden. Ook geven deze programma’s de eerste rekenprikkels
Voor meer informatie: Kinderdagverblijven.
zie
Taalbeleidsplan
Sisa
Kinderopvang
Peuterspeelzalen
17 . SIGNALEREN VAN ONTWIKKELING- EN GEDRAGSPROBLEMEN Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
en
[29]
Over het algemeen zullen kinderen, die het kinderdagverblijf bezoeken, goed in hun vel zitten en zich normaal ontwikkelen. Toch kan het voorkomen dat je je zorgen maakt over de ontwikkeling of het gedrag van een kind. Hieronder staat beschreven welke problemen bij kinderen we kunnen onderscheiden: 1) Gedragsproblemen Bepaalde gedragsuitingen zoals agressie, angst en drift zijn bij sommige kinderen meer dan normaal aanwezig. Soms gaat dit gepaard met problemen in het leggen van contacten met andere kinderen en volwassen. Dergelijk gedrag leidt meestal tot problemen bij het kind zelf, of in de relatie die het kind met de mensen om hem heen heeft. Het kan ook voorkomen dat een kind heel teruggetrokken is en nauwelijks opvalt in de groep en/of moeilijk contact maakt met de andere kinderen en medewerkers. 2) Ontwikkelingsproblemen Ieder kind ontwikkelt zich in zijn eigen tempo. Het ene kind ontwikkelt zich in een bepaalde periode op een specifiek ontwikkelingsgebied wat meer dan de ander. De één kan sneller lopen, de ander sneller praten. Op een bepaalde leeftijd hebben de meeste kinderen een aantal vaardigheden ontwikkeld. Aan de hand daarvan is een gemiddelde vastgesteld. Er zijn kinderen die boven het gemiddelde zitten. Anderen zitten er net onder. Wanneer een kind zich merkbaar langzamer ontwikkelt dan voor zijn leeftijd gebruikelijk is, kan het zijn dat er een probleem is met zijn ontwikkeling. 3) Aangeboren beperking Er kan ook sprake zijn van een aangeboren beperking. Denk bijvoorbeeld aan: contactstoornissen, een lichamelijke beperking of een afwijking aan het gehoor of gezichtsvermogen. Een kind kan opvallend gedrag vertonen zoals is aangegeven bij ontwikkeling- en gedragsproblemen. Voor pedagogisch medewerkers is het belangrijk om met de mogelijkheid rekening te houden dat het opvallend gedrag ook veroorzaakt kan worden door een aangeboren beperking. Zorg delen Wanneer een pedagogisch medewerker zich zorgen maakt over de ontwikkeling van een kind deelt zij eerst de zorg met haar collega’s. Bijvoorbeeld tijdens een teamvergadering, waarin zij vraagt of de zorg en de signalen worden herkend. Wanneer dit het geval is wordt de leidinggevende ingelicht en worden er afspraken gemaakt. Zie hiervoor het stappenplan in het protocol “kinderen met opvallend gedrag”. Het gesprek met ouders In overleg met de leidinggevende wordt besloten of de zorg kenbaar gemaakt moet worden aan ouders. Wanneer de zorg met ouders wordt gedeeld wordt er gelegenheid gegeven aan ouders om over het gesprek na te denken en wordt er tijdens het eerste gesprek een nieuwe afspraak gemaakt voor een vervolg gesprek. In het vervolggesprek wordt samen met ouders naar een oplossing gezocht. Voor het observeren van een kind, door pedagogisch medewerkers of door is altijd toestemming nodig van de ouders. Wanneer is gerichte observatie nodig? Als bij de bespreking in het team blijkt dat niet helemaal helder is wat er aan de hand is kan er worden besloten om gericht naar het kind te gaan kijken. Na overleg met de leidinggevende en met toestemming van de ouders bepaalt het team wie er gaat observeren. Zie verder het protocol “kinderen met opvallend gedrag”. Hierin is ook een zorgformulier opgenomen, dat gebruikt kan worden voor de observatie.
Na de observatie Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[30] Naar aanleiding van de observatiegegevens wordt binnen twee weken indien nodig in overleg met ouders een plan van aanpak gemaakt. In het procol “kinderen met opvallend gedrag” is een voorbeeld voor een plan van aanpak opgenomen Het is noodzakelijk het plan van aanpak te bespreken in het team en met de leidinggevende. Ieder lid van het team moet weten wat erin staat en wat er aan de ouders wordt voorgelegd. Het is van belang dat ieder teamlid zich ook aan de afspraken houdt die erin staan, zodat er voor het kind een optimale situatie ontstaat om het gedrag te veranderen. Denk ook aan de overdracht naar invallers en stagiaires toe. Spreek met elkaar de evaluatiemomenten af, waarin er als team wordt gekeken of er verbetering optreedt en of de gemaakte afspraken eventueel aanpast moeten worden.
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[31]
18. KINDVOLGSYSTEEM Met het kindvolgsysteem van Sisa Kinderopvang is het mogelijk om kinderen in de opvang gedurende een langere periode te volgen en gericht te beoordelen. Door systematisch naar kinderen te kijken verkrijgen we waardevolle informatie voor onszelf en voor de overdracht naar ouders en derden, zoals b.v. scholen en de jeugdgezondheidszorg. Ook wanneer een kind wordt overgeplaatst naar een andere stamgroep binnen je organisatie kan deze informatie van belang zijn. Van alle kinderen ontwikkelt 80% zich zonder problemen. Wanneer er na het invullen van het volgsysteem echter wel twijfels zijn ontstaan over de ontwikkeling moeten pedagogisch medewerkers de leidinggevend inlichten. Aan de hand van de observatielijsten in het protocol “kinderen met opvallend gedrag” kan worden overgegaan tot een observatie. De te nemen stappen na een observatie staan uitvoerig in dit protocol beschreven. Het kindvolgsysteem is een hulpmiddel voor: 1. Het realiseren van de pedagogische basisdoelen zoals beschreven in ons pedagogisch beleid Door de ontwikkeling van kinderen systematisch te volgen kunnen we kijken of we de juiste benadering bieden vanuit ons pedagogisch beleid en of we hier veranderingen in aan moeten brengen. Ook kunnen we inspelen op de individuele behoeften van een kind. 2. Het vroegtijdig signaleren van ontwikkelingsachterstanden Bij twijfel over de ontwikkeling van een kind kan in een vroegtijdig stadium overgestapt worden op de observatieformulieren uit het protocol ‘kinderen met opvallend gedrag’. 3. Het voeren van oudergesprekken Door goed te observeren en te registreren kan met ouders de ontwikkeling van hun kind besproken worden aan de hand van concrete informatie. 4. De overdracht naar een andere stamgroep, school of de jeugdgezondheidszorg De informatie vanuit het kindvolgsysteem geeft bij een overdracht naar derden een compleet beeld van het kind en zorgt er voor dat er geen kostbare tijd verloren gaat. Het kindvolgsysteem is opgenomen in de werkplannen van Sisa Kinderopvang.
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[32]
19 . SIGNALEREN VAN KINDERMISHANDELING Bij een vermoeden van kindermishandeling is het belangrijk dat er zorgvuldig en op eenduidige wijze gehandeld wordt. Vormen van kindermishandeling:
Lichamelijke mishandeling
De volwassene gebruikt lichamelijk geweld tegen het kind zoals: Slaan; Schoppen; Bijten; Knijpen; Krabben; Het toebrengen van brandwonden Het laten vallen van het kind;
Lichamelijke verwaarlozing
De volwassen onthoudt het kind datgene wat het voor zijn lichamelijke gezondheid en ontwikkeling nodig heeft, zoals: Goede voeding; Voldoende kleding; Voldoende slaap; Goede hygiëne; Benodigde medische verzorging
Psychische of emotionele mishandeling
De volwassene gebruikt geestelijk geweld tegen het kind zoals: Stelselmatig vernederen; Pesten; Bang maken; Bedreigen met geweld; Achterstellen; Verbieden om met anderen om te gaan; Eisen stellen waaraan het kind niet kan voldoen Het kind is getuige van huiselijk geweld;
Psychische of emotionele verwaarlozing De volwassene onthoudt het kind datgene wat het voor zijn geestelijke gezondheid en ontwikkeling nodig heeft, zoals: Aandacht; Respect; Veiligheid; Scholing; Contact; Warmte; Liefde; Genegenheid; Bevestiging;
Seksueel misbruik
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[33] Seksuele handelingen bij of met het kind, die niet passen bij leeftijd of ontwikkeling, of seksuele handelingen waaraan het kind zich niet kan onttrekken, zoals;
Betasten van het lichaam; Verkrachten; Het tonen van pornografisch materiaal;
Zodra een pedagogisch medewerker vermoed dat een kind mishandeld wordt:
overlegt ze dit met het team en de leidinggevende; bespreekt ze in een teamvergadering de zorgen over het kind; vraagt ze aan de collega’s of ze herkennen wat ze beschrijft; gebruikt ze het observatieformulier : kindermishandeling; kijkt ze of ze een geruststellende verklaring kan vinden; waarborgt ze de privacy van het kind en het gezin; spreekt ze in het team en met de leidinggevende af wat de volgende stappen zijn: wie wat doet en wanneer er op teruggekomen wordt.
Bij een aanwijzing dat een collega zich schuldig maakt aan seksueel of ander geweld tegen een kind hebben werknemers in de kinderopvang vanaf 1 juli 2013 de meldplicht om dit direct te melden bij hun leidinggevende of werkgever. De werkgever is wettelijk verplicht om de vertrouwensinspecteur te bellen. Het is het beste om zo snel mogelijk advies te vragen bij het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). De leidinggevende neem deze taak op zich. Advies- en meldpunt Kindermishandeling (AMK) Het AMK is de instelling waar je terecht kunt met al je vragen, zorgen of meldingen betreffende kindermishandeling.Het AMK geeft advies over alles wat met kindermishandeling te maken heeft. Bij een vermoeden van kindermishandeling is het raadzaam in een vroeg stadium contact op te nemen met het AMK, zeker bij een vermoeden van seksueel misbruik vanwege de specifieke problematiek en bewijslast. Samen met het AMK bekijkt de leidinggevende wat het vervolgtraject kan zijn. Er kan meerdere malen met het AMK overlegd worden over hetzelfde kind.De verantwoordelijkheid voor het kind blijft bij de adviesvrager. Het AMK onderneemt nooit actie naar aanleiding van een adviesvraag. Wel legt het AMK het gegeven advies vast op naam van de adviesvrager. Het AMK legt géén gegevens vast over het gezin.Wanneer een leidinggevende besluit een melding te doen van (een vermoeden van) kindermis-handeling, neemt het AMK de verantwoordelijkheid voor de behandeling over en schakelt zonodig hulpverlening in. Een melding kan niet anoniem gedaan worden door professionals. Ouders dienen over de melding te worden ingelicht door de leidinggevende.Er mag alleen anoniem gemeld worden door professionals wanneer een kind of een medewerker door de melding in gevaar zou kunnen worden gebracht.Een anonieme melding betekent dat het AMK de naam van de melder niet doorgeeft aan het gezin. Ook in het dossier wordt de informatie zo opgeschreven, dat deze niet te herleiden is naar de melder. Het protocol van Sisa kinderopvang t.a.v. grensoverschrijdend gedrag en seksueel misbruik van kinderen door medewerkers van onze organisatie is te vinden bij de meldcode Het 4 ogenprincipe Alle kinderdagverblijven in Nederland moeten voldoen aan het 4-ogenprincipe. Dit houdt in dat beroepskracht op de groepen van 0 tot 4 jaar tijdens hun werk altijd door twee extra ogen en oren gezien en gehoord moeten worden. De verplichting is voortgekomen uit een aanbeveling van de commissie Gunning die zich heeft beziggehouden met de zedenzaak in Amsterdam. Het protocol van Sisa Kinderopvang t.a.v. het 4 ogenprincipe is te vinden bij de meldcode
20. CENTRUM VOOR JEUGD EN GEZIN / VERWIJSINDEX Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[34]
Centrum voor jeugd en gezin Sisa kinderopvang is aangesloten bij het centrum voor jeugd en gezin. Het centrum voor jeugd en gezin (CJG) bundelt voorzieningen die zich inzetten voor de 5 gemeentelijke functies rondom jeugdbeleid, te weten:
Informatie en advies; Licht pedagogische hulp; Signalering; Toeleiding naar hulp; Coördinatie van zorg met alle mogelijke voorzieningen;
De gemeentes zijn verantwoordelijk voor de regievoering van het CJG en de verwijsindex. Het centrum voor jeugd en gezin heeft niet per definitie een “fysieke plek”. Met het CJG moet worden bereikt dat:
Jeugdigen en hun opvoeders niet tussen wal en schip vallen; Problemen vroegtijdig worden gesignaleerd; Organisaties goed samenwerken op basis van het 1 plan principe (kind/gezin);
Verwijsindex De verwijsindex is een digitaal instrument waarmee professionals elkaar kunnen “vinden”. In de verwijsindex kunnen zij een signaal afgeven over kinderen waar zij zorgen over hebben. In de verwijsindex worden alleen naam, adres en woonplaats vermeld. Het signaal moet in bijna alle gevallen besproken worden met de ouders. Uitzonderingen worden altijd besproken met de leidinggevende. De verwijsindex is een hulpmiddel om:
Vroegtijdig problemen te signaleren; Sneller informatie te kunnen delen met andere professionals; Sneller een gezamenlijk plan van aanpak te maken; De voortgang beter te bewaken; De efficiëntie rond de zorgcoördinatie te vergroten;
Signaleringscriteria:
Materiële omstandigheden; Gezondheid; Opvoeding en gezinsrelaties; Onderwijs en werk; Sociale omgeving buiten het gezin en de school;
In Friesland is de verwijsindex bekend onder de naam: ViF-ZiZeo (zicht in zorg en onderwijs). Het netwerk binnen het CJG bestaat uit:
Alle Friese Gemeentes Bureau Jeugdzorg Jeugdgezondheidszorg Algemeen Maatschappelijk Werk Onderwijs Kinderopvang en peuterspeelzalen; Organisaties voor werk en inkomen Raad voor de Kinderbescherming Bureau Halt
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[35]
Overige Welzijns- en Zorginstellingen Huisartsen en Verloskundigen
De instellingscoördinator voor het centrum voor jeugd- en gezin en de verwijsindex binnen Sisa Kinderopvang is de manager kwaliteit.
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[36] 21 . BIJZONDERE GEZINSOMSTANDIGHEDEN Het is belangrijk dat pedagogisch medewerkers op de hoogte zijn van bijzondere gezinsomstandigheden betreffende de kinderen op de groep. Hierbij kun je denken aan een scheiding, ziekte van één van de ouders of ouders met een drugs- of alcoholprobleem. Een aantal van deze omstandigheden zullen niet direct zichtbaar zijn, maar wanneer bovengenoemde problemen in een gezin spelen, zijn er altijd gevolgen voor de kinderen. Pedagogisch medewerkers hebben de taak om te signaleren of er problemen zijn met een kind dat opgroeit in dergelijke gezinsomstandigheden. Kinderen kunnen op verschillende manieren reageren. Signalen kunnen zijn:
Verzet of regressie (zindelijke kinderen plassen weer in de broek of gaan bedplassen); Verlatingsangst (veel huilen bij het afscheid nemen); Teruggetrokken, eenzaam voelen; Agressief gedrag; Machteloosheid; Schuldgevoelens; Verdriet; Loyaliteitsproblemen;
Hoe gaan we met deze signalen om:
Biedt de kinderen veiligheid; Heb begrip voor de onrust van het kind; Heb aandacht voor het feit dat deze kinderen nog meer behoefte hebben aan veiligheid, stabiliteit, duidelijkheid, warmte en aandacht; Vindt niet alles goed omdat het zielig is voor het kind; Houdt vast aan de dagelijkse routine, schep duidelijkheid en veiligheid; Houdt in je achterhoofd dat alles thuis anders is, daarom kan de voorspelbaarheid van de opvang juist prettig zijn. Probeer te voorkomen dat het kind wordt geconfronteerd met veel wisselingen van medewerkers. Wanneer dit toch voorkomt, begeleidt dit dan goed.
Overleg in het team wanneer de signalen dusdanig zijn dat er zorgen zijn ontstaan. Leg met elkaar vast hoe er binnen het team met het kind zal worden omgegaan. Zorg er voor dat het op alle dagen met alle verschillende medewerkers, de dag zo overzichtelijk en duidelijk mogelijk verloopt. De vaste contactpersoon van het kind bespreekt de zorgen zo snel mogelijk met beide ouders en maakt de ouders duidelijk hoe er op de groep mee wordt omgegaan. Blijf elkaar informeren en wees vooral eerlijk en open.
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[37]
22 . Calamiteiten en ontruiming Iedere locatie van Sisa Kinderopvang heeft een eigen calamiteitenplan. Het doel van dit plan is het beheersen van een noodsituatie, het beperken van de omvang van schade aan personen, gebouwen en installaties en het zoveel mogelijk waarborgen van de voortgang van de dagelijkse activiteiten. De verplichting om bij een calamiteit of ernstig ongeval de gevolgen, voor zowel de medewerkers als bezoekers (kinderen en ouders) zoveel mogelijk te beperken of te beheersen, is onder andere vastgelegd in de Arbo-wet. Er is sprake van een calamiteit bij een van de volgende gebeurtenissen: brand en/of explosie; ongevallen met gewonde(n); technische calamiteiten: storingen in de elektrische voorzieningen; storingen in de watervoorziening en wateroverlast; gaslekkages; telefoonstoring; bijzondere voorvallen: bommelding; vermissing van een kind; ontvoering/kidnapping; Hoewel in dit hoofdstuk de meeste voor de hand liggende calamiteiten zijn beschreven, is het mogelijk, dat zich situaties voordoen waarin dit werkplan niet voorziet. In bijzondere situaties kan hier dan ook van worden afgeweken. De beslissing hierover wordt altijd door de verantwoordelijke bedrijfshulpverlener (BHV'er) ter plaatse, het hoofd BHV: Wanda Lameris, of door externe hulpverleners genomen. Brandmeld-instructie: Alarmeer en informeer de aanwezige bedrijfshulpverleners en collega's op de locatie; Bel 112; Stel de kinderen gerust. Zorg dat ze weten wat er aan de hand is, waar ze heen moeten gaan en wat ze eventueel moeten doen; Verplaats de kinderen en eventuele slachtoffers naar een rookvrije ruimte of breng ze naar de afgesproken verzamelplaats. Blijf bij de kinderen tot de ouders zijn gearriveerd; Controleer of alle kinderen en collega's aanwezig en veilig zijn. Gebruik hiervoor de kindlijsten, waarop alle aanwezige kinderen staan. Geef dit door aan de bedrijfshulpverlener(s); Sluit deuren en ramen; Blus de beginnende brand zo snel mogelijk met beschikbare blusmiddelen; Schakel elektrische apparaten uit; Stel waardevolle zaken veilig; Geef geen informatie aan pers of buitenstaanders als dit niet nodig is, verwijs naar de directeur. Ouders moeten uiteraard wel ingelicht en gerustgesteld worden.
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[38]
Vermissing van een kind Mocht het voorkomen dat er een kind vermist wordt op een kinderdagverblijf, dan dient het volgende gedaan te worden: informeer de leidinggevende en de aanwezige BHV-ers over de vermissing; controleer goed of het kind echt niet aanwezig is, ook niet elders in het gebouw; informeer bij collega's en de andere kinderen of zij weten waar het kind zich op dat moment bevindt; verken de buurt of het kind ergens rondloopt; als het kind nog niet gevonden is, bel dan de ouders om hen op de hoogte te stellen; laat de ouders naar de opvanglocatie komen; schakel de politie in; volg de orders van de politie; zorg ervoor dat de locatie telefonisch bereikbaar is; stel de andere kinderen gerust. Technische calamiteit Onder technische storingen worden in dit verband storingen verstaan die een probleem of gevaar kunnen opleveren voor de dagelijkse gang van zaken op de locatie of op het Centraal Bureau. Hieronder vallen: storing stroomvoorziening; storing gasvoorziening; storing watervoorziening; storing telefoon; storing centrale verwarming; In alle gevallen moet de storingsdienst gewaarschuwd worden. De nummers hiervan zijn bekend bij de leidinggevende of bij de receptie van het Centraal Bureau. Zo nodig wordt het calamiteitenteam (politie, brandweer en ambulance) bijeengeroepen door het bellen van 112. Op de vluchtplattegronden van de locaties zijn de plaatsen van de hoofdschakelaars en de hoofdafsluiters van gas en water aangegeven. Ongevallen op de werkvloer Wanneer er zich ongevallen met collega's op een locatie voordoen, dan dien je als volgt te handelen: informeer je leidinggevende/hoofd BHV informeer overige BHV'ers BHV-ers voeren EHBO uit bij twijfel wordt arts/ambulance ingeschakeld via 112 de leidinggevende brengt de manager HRM (i.v.m. bedrijfsongeval) op de hoogte en geeft noodzakelijke informatie door Agressie op de werkvloer Wanneer er sprake is van agressie op de werkvloer, handel dan volgens de onderstaande aandachtspunten: blijf kalm en ga niet in discussie; waarschuw zo snel mogelijk een collega of de leidinggevende, voor het inschakelen van extra hulp; toon begrip en houdt oogcontact; probeer zo te gaan staan dat je rugdekking hebt en het voor je omgeving opvalt dat er iets aan de hand is
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[39]
houd rekening met de veiligheid van de kinderen en die van jezelf, situeer jezelf zo, dat je snel een ruimte uit kunt gaan als dit nodig is
Bedrijfshulpverleners Op iedere locatie zijn een aantal medewerkers opgeleid tot bedrijfshulpverlener (BHV-er). In het calamiteitenplan van je locatie staat vermeld wie dit zijn. Een bedrijfshulpverlener is verantwoordelijk voor het coördineren van en/of het handelen bij een calamiteit. Alle bedrijfshulpverleners worden jaarlijks getraind op de volgende gebieden ten behoeve van de uitvoering van het calamiteitenplan: de basisprincipes van brandbestrijding, waaronder het oefenen met de brandblusapparaten; wat te doen bij een evacuatie (verantwoordelijkheden en bevoegdheden); communicatie met externe hulpverleners; het verlenen van eerste hulp bij ongelukken (levensreddend handelen). De BHV-ers vallen onder het hoofd BHV: Wanda Lameris. Zij moet altijd zo snel mogelijk op de hoogte gebracht worden ingeval van brand, ongevallen en gevaar. Zie voor uitwerking de calamiteitenmap en calamiteitenkaart. De routes binnen Sisa Kinderopvang worden jaarlijks herhaald op een plenair overleg en per groep.
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[40]
23 . Zieke kinderen Het komt regelmatig voor dat kinderen ziek zijn. Het kan gaan om een relatief eenvoudige verkoudheid, maar ook om een infectieziekte die minder vaak voor komt. Hieronder staat beschreven welke stappen je kunt volgen, waarbij de richtlijnen van de GGD gehanteerd worden. Bij de afweging of een kind de opvang wel of niet kan bezoeken spelen twee argumenten een rol:
de gezondheid en het welbevinden van het zieke kind. Kinderen die zich niet lekker voelen hebben vaak behoefte aan extra aandacht. Natuurlijk is dit wel afhankelijk van de situatie. Zo kan een kind met een zware verkoudheid of een buikvirus zich veel ellendiger voelen dan een kind met verhoging. Wanneer een kind zich ziek voelt en niet met het normale dagprogramma mee kan doen, is het verstandig met de ouders te overleggen of het kind opgehaald kan worden of thuis kan blijven. de gezondheid van andere kinderen. Veel besmettelijke ziekten worden al overgedragen in de incubatietijd. Meestal is het niet mogelijk om een besmetting te voorkomen (verkoudheden, waterpokken) en heeft het geen zin om kinderen thuis te houden. In bepaalde gevallen kan de gezondheid van de andere kinderen of zwangere vrouwen in het gedrang komen, bijvoorbeeld bij besmettelijke ziekten. Het om deze reden weren van kinderen doen we alleen bij enkele zeer ernstige infectieziekten en altijd in overleg met je leidinggevende en de GGD.
Wat te doen als een kind ziek wordt tijdens de opvang?
Stel vast wat er met het kind aan de hand is; Kijk hoe het kind zich voelt; Stel vast welke verzorging het kind nodig heeft; Wanneer een kind te ziek is om zich prettig te voelen of specifieke medische zorg nodig heeft, neem dan contact op met de ouders; Vertel de ouders wat er aan de hand is en vraag of ze hun kind op willen halen;. Spreek met de ouders af hoe laat het kind gehaald wordt en door wie; Als het kind opgehaald wordt, vertel je wat het kind heeft en hoe het op dit moment gaat; Eventueel spreek je af wanneer het kind weer komt;
Wanneer schakel je de GGD in? In het ziekte boek van Sisa Kinderopvang, die op je locatie aanwezig is, staat beschreven hoe te handelen bij bepaalde ziektes. De volgende aandoeningen moeten gemeld worden bij de GGD op grond van de Infectieziektewet:
diarree : als meer dan een derde deel van de groep binnen een week klachten heeft; geelzucht: altijd melden; huiduitslag/vlekjes: als er binnen twee weken, twee of meer gevallen zijn in dezelfde groep; schurft: als er drie of meer gevallen in de groep zijn; meerdere gevallen van een andere ernstige infectieziekte in korte tijd, zoals longontsteking of hersenvliesontsteking.
De melding bij de GGD gebeurt door de leidinggevende van de betreffende locatie. Overleg met de GGD is verstandig als de ouders van andere kinderen geïnformeerd moeten worden over een ziektegeval. De leidinggevende is contactpersoon naar de GGD. Wanneer de leidinggevende overleg met de GGD nodig vindt, meldt zij dit bij de manager groepsopvang
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[41] 24 . KLACHTEN VAN OUDERS Een kritische vraag is geen klacht. Een in scherpe bewoordingen geformuleerde mening ook niet. Hoe herkent een pedagogisch medewerker een klacht? Soms wordt iets in eerste instantie gebracht als een klacht, maar blijkt het bij doorvragen meer om een kritische opmerking te gaan. Soms is de persoon in kwestie naar aanleiding van een gebeurtenis alleen maar even boos en is het door goed te luisteren en passend te reageren eenvoudig weer op te lossen. Een klacht is nooit leuk. Het is schrikken. Het voelt soms als een persoonlijke aanval. Maar een klacht heeft ook iets positiefs: een klacht is gratis advies. Hoe ontstaat een klacht? Iedereen maakt wel eens een foutje. Iets vergeten, een opmerking maken die in verkeerde aarde valt. Soms ligt de reden tot klagen ergens anders, bijvoorbeeld de regels van de organisatie, en kan een medewerker, het team of de locatie er niets aan doen dat er geklaagd wordt. Het kan ook voorkomen dat een medewerker niet weet wat ze met een klacht aan moet omdat degene die klaagt zich tot de verkeerde persoon went of dat ze niet begrijpt waarom iemand zo’n ophef maakt. Wat te doen bij een klacht? Luister goed naar wat diegene zegt. Probeer te achterhalen wat er precies aan de hand is en waar de klacht over gaat. Vraag door en vat alles kort samen van wat je begrepen hebt. Check of dat klopt en vraag vervolgens naar wat diegene verder wil. Ook hier weer: luisteren, samenvatten en doorvragen. Waar op te letten bij het behandelen van een klacht? Neem elke klacht serieus. Let erop dat de klacht via de klachtenroute verloopt (zie stroomschema en de folder Interne Klachtenprocedure). Stap niet in de valkuil door in de verdediging te gaan, te ontkennen, boos te worden of weg te lopen. Beheers je en bewaar je professionaliteit. Wanneer kies je voor een time out of moet de klager worden doorgestuurd? Als jij of je collega onheus behandeld wordt, geef dan duidelijk aan dat je dat niet accepteert. Dat je wel met respect behandeld wilt worden en rustig verder wil praten. Wanneer dat niet lukt spreek dan een ander moment af waarop je verder praat. Wanneer de klacht niet jezelf betreft dan stuur je de klager door naar diegene waar de klacht direct mee te maken heeft.
act
plan
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[42]
25. BORGEN
Borgen is een continu proces van:
Waarom wordt het pedagogisch beleid en pedagogisch werkplan geborgd? Bij Sisa Kinderopvang wordt er gecommuniceerd over de manier hoe er wordt gewerkt Doel daarbij is dat het pedagogisch beleid en pedagogisch werkplan bij iedereen bekend is en dat er volgens dit beleid en plan gewerkt wordt. Wanneer wordt het pedagogisch beleid en pedagogisch werkplan geborgd? Het pedagogisch beleid wordt getoetst in één van de jaarlijks geplande thema vergaderingen van het Management Team; De pedagogische werkplannen voor KDV, BSO en PSZ staan structureel op de agenda van het Teamoverleg. Er worden telkens een aantal uitgangspunten uitgelicht. De dagelijkse praktijk dient als leidraad om te beoordelen of de pedagogisch werkplannen worden uitgevoerd volgens de richtlijnen. Door wie wordt het pedagogisch beleid en pedagogisch werkplan geborgd? Het Management Team beoordeelt het pedagogisch beleid; De pedagogische werkplannen voor KDV, BSO en PSZ wordt door de leidinggevenden en pedagogisch medewerkers getoetst. Waaraan worden de pedagogische werkplannen getoetst? Aan de in de Wet voorgeschreven uitgangspunten Aan de Gemeentelijke verordening Kinderopvang Hoe wordt het pedagogisch beleid en de pedagogische werkplannen geborgd?
De omschrijving van de pedagogische doelen in de wet kinderopvang geeft het kader aan voor het pedagogisch beleid. Voortdurende deskundigheidsbevordering van medewerkers maakt ook deel uit van het borgproces De afdeling kwaliteit is verantwoordelijk voor het accuraat houden van het pedagogisch beleid op schrift en in de praktijk Met enige regelmaat worden door de afdeling kwaliteit thema’s vanuit de pedagogische basisdoelen gevisualiseerd op alle groepen waarbij specifiek activiteit en discussie zal plaatsvinden.
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[43]
26. Stroomschema’s
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[44]
2. Wennen
Wennen
Doel van het wenbeleid
Tot een maximum van 2 keer een gratis dagdeel Eén van de ouders moet bereikbaar zijn tijdens de wenperiode
Kennismaken Voldoet de opvang aan de verwachting van ouders Hebben ouders de juiste keuze gemaakt.
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[45]
4. Spelen
spelen
Criteria voor het kiezen van speelgoed
Buitenspelen
De rol van pedagogisch medewerker
Spelen is belangrijk voor de ontwikkeling van kinderen Wanneer een kind niet (meer) speelt is dat meestal een teken dat er wat aan de hand is.
Geschiktheid voor de doelgroep Afgestemd op het doel Aanvulling of meer van hetzelfde Materiaal, vormgeving en duurzaamheid Veiligheidscertificaat
Voorbeeld/rolmodel Begeleidend Ondersteunend Stimulerend
Begeleidend Ondersteunend Stimulerend Voorbeeld/rolmodel
BS@ actviteiten
Extra activiteiten op het gebied van kunst en cultuur, muziek en dans, sport en spel en natuur Pedagogisch medewerkers leveren aan de hand van een thema een activiteitenplanning in bij de speciale bs@ werkgroep Door de werkgroep worden ook externe organisaties en/of personen ingehuurd voor het uitvoeren van bs@activtieiten
Meer informatie: Bs@ facebookpagina
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[46]
5. Slapen
Veilig slapen
Fixeren
Inbakeren
Kinderwagens en hoogslapers
Laat een baby nóóit op de buik slapen Voorkom dat een baby te warm ligt Zorg voor veiligheid in bed Maak dírect melding van defecten en/of beschadigingen Zorg voor een rookvrije omgeving Houd voldoende toezicht. Wanneer er een of meerdere kinderen liggen te slapen wordt er elke 15 minuten gecontroleerd. Controleer aan het einde van de dag alle slaapkamers
Kinderen mogen niet worden vastgelegd in hun bedjes
Op verzoek van de ouders is dit mogelijk. Begeleiding door een wijkverpleegkundige vanuit het consultatiebureau is hierbij een vereiste.
Kinderen die nog niet uit zichzelf kunnen gaan zitten mogen in de kinderwagen of een hoog bedje slapen Kinderen die zich nog niet aan de spijltjes kunnen optrekken mogen in de hoogslaper slapen.
Hygiëne
Pas de vastgestelde regels met betrekking tot de hygiëne toe
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[47]
6. Uitstapjes
Spontane uitstapjes
Geplande uitstapjes
Hanteer de leidster-kind ratio Houdt rekening met de leeftijd en ontwikkeling van de kinderen Ten hoogste 3 lopende peuters of 2 lopende peuters en een vervoersmiddel met niet lopende kinderen mogen worden meegenomen De pedagogisch medewerker is telefonisch bereikbaar
Hanteer de leidster-kind ratio Houdt rekening met de leeftijd en ontwikkeling van de kinderen Ten hoogste 3 lopende peuters of 2 lopende peuters en een vervoersmiddel met niet lopende kinderen mogen worden meegenomen De pedagogisch medewerker is telefonisch bereikbaar Het geplande uitstapje is tijdig aangekondigd bij de ouders Ouders hebben toestemming gegeven De leidinggevende is op de hoogte van het geplande uitstapje Meenemen: Een actuele lijst met telefoonnummers van de ouders Telefoonnummer kinderdagverblijf Telefoonnummer hulpverlening Medewerkers hebben een training kinder EHBO gevolgd; Er is een EHBO trommel aanwezig Medewerkers hebben een geldige WA verzekering Met de auto: De bestuurder heeft een geldig rijbewijs Een inzittende verzekering De auto is APK gekeurd
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[48]
7. Corrigeren en belonen
Houding en werkwijze pedagogisch medewerkers
Corrigeren en belonen
Wees je bewust van je eigen waarden en normen, stemming en omstandigheden Maak de situatie op de groep veilig en aantrekkelijk Wees (non)verbaal duidelijk naar de kinderen Houdt rekening met de leeftijd en ontwikkeling van de kinderen Bekrachtig positief gedrag Wees je bewust van je voorbeeldfunctie
Benoem ongewenst gedrag naar het kind en leg uit waarom je het gedrag niet accepteert Indien nodig: zonder het kind af binnen je eigen gezichtsveld Help het kind met concrete suggesties om andere manieren te zoeken om zich te uiten Een correctie mag nooit angst oproepen bij een kind Beloon het kind met een compliment, een aai over de bol etc. als hij/zij positief gedrag vertoont.
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[49]
8. Voedingsbeleid
Maaltijden
Verjaardagen
Babyvoeding
Zorg voor een prettige sfeer aan tafel Het eten word niet opgedrongen aan de kinderen Zorg er voor dat je het goede voorbeeld geeft Keuze uit afwisselend twee soorten beleg, koekjes of drinken
Adviseer ouders over gezonde traktaties
Aanwezig op het KDV: zuigelingenmelk van 0 tot 6 mnd. : opvolgmelk van 6 t/m 12 mnd Vanaf 1 jaar wordt er halfvolle melk gegeven. Opvolgmelk 3 is niet aanwezig op het KDV Warm eten: op verzoek van ouders t/m 12 mnd. Voor bereiding van flesvoeding: zie voedingbeleid Sisa
Voor meer informatie: zie voedingbeleid Sisa
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[50]
9. HYGIENE
Hoe werk je zo hygiënisch mogelijk
Handen wassen voor: -het aanraken en bereiden van voedsel -het eten of het helpen bij eten -wondverzorging Handen wassen na: -hoesten, niezen en snuiten -toiletbezoek (van jezelf én na begeleiding van een kind; en vergeet de handjes van de kinderen zelf ook niet) -het verschonen van elk kind -contact met lichaamsvocht (speeksel, snot, braaksel, bloed, ontlasting) -buiten spelen (eigen handen én handen van de kinderen) -contact met vuil textiel of de afvalbak -schoonmaakwerkzaamheden -het aanraken en bereiden van voedsel -het eten of het helpen bij eten -wondverzorging
Wat te doen bij hoesten en niezen?
-draai weg, uit de richting van de mensen in je omgeving. -hoest, nies in je hand of beter nog in je elleboog -was je handen na hoesten, niezen of neus afvegen -zorg dat je kinderen regelmatig hun neusjes veegt -gebruik papierdoekjes en gooi ze ook onmiddellijk weg -leer de kinderen een goede hoest- en nieshygiëne aan.
Waar let je op bij toiletbezoek?
-schone spoelknop, kraan, aankleedkussen, deurkruk) -handenwassen na (het helpen bij) een toiletbezoek of het verschonen van elk kind -gooi vuile luiers direct in een afgesloten luieremmer
Wanneer desinfecteren?
In principe is het niet nodig de toiletbril of het verschoonkussen dagelijks te desinfecteren, zorgvuldig huishoudelijk schoonmaken met allesreiniger is voldoende. Enkel na vervuiling met bloed of bloederige diaree moet er gedesinfecteerd worden. Na het huishoudelijk schoonmaken ontsmetten met alcohol (70%). Laat de alcohol aan de lucht drogen.
Waar kun je uitgebreidere informatie vinden?
www.ggdfryslan.nl www.rivm.nl (rijksinstituut voor volksgezondheid en milieu)
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[51]
10. seksuele ontwikkeling
Seksuele voorlichting
Pedagogisch medewerkers geven in principe geen seksuele voorlichting. Beantwoord vragen van kinderen zo goed mogelijk, pas je antwoord aan op de leeftijd van het kind Pedagogisch medewerkers brengen kinderen de omgangsvormen m.b.t. de ontwikkeling van hun seksualiteit bij. Bij twijfel, vragen, onzekerheden overleg met je team en/of leidinggevende..
Grenzen
Woordgebruik
Afspraken
Medewerkers geven eigen grenzen aan m.b.t. het onderwerp seksualiteit, passend binnen het beleid van de organisatie. Wanneer kinderen pedagogisch medewerkers per ongeluk aanraken op privéplekken hoeft dit niet meteen afgekeurd te worden. Wanneer het aanraken expres gebeurt kan de pedagogisch medewerker stelliger zijn in het afkeuren. Kinderen mogen niet aan de geslachtsdelen van andere kinderen zitten. Kinderen mogen niet aan hun eigen geslachtsdelen komen wanneer er andere kinderen bij zijn. Doktertje spelen of andere spelvormen waarbij kinderen elkaar onderzoeken mogen op de groep alleen binnen bepaalde grenzen. Er mag geen sprake zijn van dwang of pijn en de kleren blijven aan. In kleine ruimtes (b.v. speelhuisjes) waar minder toezicht is kijken pedagogisch medewerkers regelmatig of de kinderen zich gedragen binnen de grenzen van het protocol Zelfbedachte spelletjes met een seksuele lading zijn niet acceptabel en worden door pedagogisch medewerkers meteen gestopt.
Woorden zoals poep en plas hoeven niet meteen verboden te worden. Negeren of met humor afleiden werkt vaak beter. Extreme scheldwoorden worden niet geaccepteerd. Om verwarring te voorkomen wordt binnen Sisa Kinderopvang dezelfde terminologie gehanteerd voor geslachtsdelen, te weten: piemel en plasser. Andere termen die gebruikt worden zijn o.a. zoenen, vrijen en strelen.
Kinderen van 0 tot 4 jaar mogen gezamenlijk plassen. De deur van de wc mag openblijven Vanaf 4 jaar zitten kinderen met de deur dicht op de wc Verschonen in de verschoonruimte Kinderen mogen niet in hun blootje in het badje buiten spelen.
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[52]
11. ziekte en overlijden
Zieke kinderen
Overlijden
Kunnen de opvang niet bezoeken Zelf meegebrachte aspirines en zetpillen mogen zonder voorschrift niet worden toegediend Zie voor uitgebreide informatie het ziekteboekje van Sisa Kinderopvang
Zie voor meer informatie het protocol “overlijden” van Sisa Kinderopvang
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[53]
12. Medisch handelen
Medische handelingen op het KDV
Welke medische handelingen mogen er niet worden verricht.
Verzoek tot het verrichten van een medische handeling
Het verzorgen van wonden Het toedienen van medicijnen, nadat de pedagogisch medewerker de instructie van ouders heeft ontvangen en de bijsluiter heeft gelezen Handelingen waarvoor schriftelijk toestemming is gegeven door een arts (autorisatieformulier)
Handelingen die alleen door (para)medisch geschoolde personen uitgevoerd mogen worden
Informeer om welke handeling het gaat Maak afspraken met ouders over de te verrichten handeling In geval van een autorisatie van een arts of bij twijfel licht de pedagogisch medewerker de leidinggevende in
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[54]
12. Medisch Handelen Vervolg Welke geneesmiddelen mogen gegeven worden aan de kinderen
Verzoek van ouders/verzorgers voor het geven van een geneesmiddel aan hun kind
Bewaren van geneesmiddelen
Verantwoordelijkheid pedagogisch medewerker
Verantwoordelijkheid leidinggevende
Geneesmiddelen, die door een arts zijn voorgeschreven Geneesmiddelen die níet onder de wet BIG vallen Zelfzorgmiddelen worden niet gegeven
Vraag een ‘Overeenkomst toediening geneesmiddelen’ in te vullen en te ondertekenen Vraag om duidelijke instructies Lees zelf ook de bijsluiter Vraag de ouders elke dag het geneesmiddel weer mee naar huis te nemen Vraag zo mogelijk aan de ouders het geneesmiddel eerst thuis aan het kind te geven, zodat het al gewend is.
In de originele verpakking met bijsluiter en met de naam van het kind erop In de koelkast, boven in, buiten bereik van kinderen of een afgesloten kast In een speciale goed afsluitbare doos. Haal het niet langer uit de koelkast dan nodig is
Het op juiste wijze uitvoeren van de richtlijnen rondom medisch handelen en toedienen van medicijnen De overdracht aan collega’s De registratie van het toedienen van het geneesmiddel in de overdrachtsmap
Beslist over het wel/niet toedienen van medicatie; Het raadplegen van een arts en het inlichten van de ouders wanneer het er iets verkeerd is gegaan met het toedienen van het medicijn
Waar kan ik uitgebreidere informatie vinden?
www.ggdfryslan.nl
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[55]
13. Ongevallen
Het verlenen van eerste hulp
Wat meld je bij 112?
Wat neem je mee als je met een kind naar de Spoedeisende Hulp moet?
Wat is er gebeurd Hoeveel slachtoffers zijn er Wat is de aard van het letsel Het adres waar de hulpverleners naar toe moeten
Naam en adres van het kind Nummer ziektekostenverzekering Naam en adres huisarts van het kind
Wie worden er geïnformeerd bij een ongeval
Let op gevaar: zowel voor het kind als voor jezelf, de omgeving en andere omstanders Help het kind op de plaats waar het ligt Ga na wat er gebeurd is en wat het kind mankeert Stel het kind gerust Verleen eerste hulp Zorg indien nodig voor deskundige hulp
De ouders Meld wat er gebeurd is; Overleg wie met het kind naar dokter of ziekenhuis gaat; Spreek af waar je elkaar ontmoet; Collega’s Laat ze weten wat je van hen verwacht. De leidinggevende Meld wat er gebeurd is/bespreek evt. acties
Vastleggen op registratieformulier “(bijna) ongevallen Het ‘formulier (bijna) ongevallen’ wordt besproken met de Registratie ongeval
leidinggevende. De leidinggevende maakt een kopie van het (bijna) ongevallenregistratieformulier en stuurt deze naar de preventiemedewerkers. Preventiemedewerkers maken een kwartaaloverzicht van alle (bijna) ongevallen die plaatsvinden op de kinderdagverblijven bij Sisa. Zo krijgt de organisatie inzicht in mogelijke risico’s zodat deze kunnen worden opgelost.
Waar kan ik uitgebreidere informatie vinden? www.ggdfryslan.nl
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[56]
14. Temperatuur, vocht beheersing en hitte
Wat is het beleid t.a.v. temperatuur en vochtbeheersing
Stel de temperatuur in de groepsruimten in op 20C (in de groepsruimten mag de temperatuur niet langer zijn dan 17 C en niet hoger dan 27 C Stel de temperatuur in de slaapkamers in op 15 a 18 C. In de slaapkamers mag de temperatuur niet lager zijn dan 15 C en niet hoger dan 25 C Voorkom temperatuurschommelingen van meer dan 5 C Controleer regelmatig de luchtvochtigheid in groepsruimten en slaapkamers, deze mag in de Winter niet langdurig hoger zijn dan 60C
Drink 2 liter vocht per dag, bij voorkeur (lauw) water; Biedt kinderen extra drink/tafelmomenten (minstens 2x Wat te doen bij hitte?
Koelen van verblijfruimtes
extra) Vermijd inspanning, vooral tussen 12.00 en 16.00 uur Blijf uit de zon, zoek een plek in de schaduw Draag een hoed, zonnebril zonnebril en lichte kleding; Kinderen goed insmeren met zonnebrandcreme met een hoge beschermingsfactor Zorg voor koelte, door b.v. een koele handdoek in de nek, koele douche of bad; Laat de zonwering zakken of doe de gordijnen dicht van de ruimtes die veel zon krijgen; Doe de ramen dicht als het buiten warmer is dan binnen en zet ze open als het buiten koeler is, bijvoorbeeld vroeg in de morgen;
Voorkom uitdroging
Maak gebruik van ventilatoren airco's. Voer de lucht direct af naar buiten. Zonwering bij zonsopgang naar beneden en bij zonsondergang omhoog. Ventileer en lucht 's avonds en ‘s nachts het gebouw. Zorg voor dwars ventilatie als er geventileerd wordt (het openen van voorzieningen in tegenover elkaar liggende gevels); Zorg voor zo min mogelijk warmteproducten door lampen, computers, etc. Neem extra vocht, minstens 2 liter per dag, Verblijf niet in de volle zon; zeker niet tussen 12.00 en 16.00u; Smeer de huid goed in met zonnebrandcrème met een hoge beschermingsfactor; Draag in de volle zon een zonnehoed of zonneklep; Koude afwassing of een voetenbadje kan voor verkoeling zorgen; Vermijd intensieve bewegingsactiviteiten; Draag luchtige kleding; Zoek buiten een plek in de schaduw en in de wind; Neem steeds een fles water mee;
Meer informatie over temperatuur, vochtbeheersing en hitte:
www.ggdfryslan.nl of tel. 088-2299222 Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne: http://www.rivm.nl/milieuportaal/dossier/hitte Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[57]
15. Taalbeleid
Doel van het taalbeleid:
Aanvulling op de thuissituatie Sisa Kinderopvang biedt taalmogelijkheden die thuis minder aanwezig zijn.
Meertaligheid
SFBO Sintrum Frysktalige Berne Opvang
Brede taalstimulering Volgen en signaleren van taalontwikkeling Bijdragen aan een doorgaande lijn taalontwikkeling
van
Talig leren door interactie met leeftijdsgenootjes; De mogelijkheid voor allochtone of taalzwakke kinderen om gebruik te maken van VVE. Meertalige opvoeding
Kinderen leren sneller een derde en een volgende taal Kinderen zien eigen taal minder snel als “de norm” Kinderen leren abstracter te denken, omdat ze de vorm van de inhoud kunnen scheiden.
Organisatie die een certificeringstraject voor meertaligheid verzorgt.
Meer informatie:
Taalbeleidsplan Sisa Kinderopvang Peuterspeelplaatsen en Kinderdagverblijven.
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[58]
16. VVE
Programma gericht op meerdere ontwikkelingsgebieden: Taalontwikkeling en ontluikende geletterdheid Denkontwikkeling en ontluikend rekenen Motorische en creatieve ontwikkeling Persoonlijke en sociaal emotionele ontwikkeling
Voorschoolse Vroegtijdige Educatie (VVE)
Uk & Puk Puk & Ko
Programma’s voor kinderen van 0 tot 4 jaar, waarbij spelen en het aanleren van nieuwe vaardigheden centraal staan De activiteiten van Uk & Puk en Puk en Ko stimuleren de spraak- en taalvaardigheid, de sociaal-emotionele vaardigheden en de motorische en zintuiglijke vaardigheden.
Meer informatie:
Taalbeleidsplan Sisa Kinderopvang Peuterspeelzalen en Kinderdagverblijven.
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[59]
17. Signaleren van ontwikkelings- en gedragsproblemen
Wat doe je als je je zorgen maakt over een kind?
Wanneer praat je met de ouders/verzorgers?
Wanneer ga je gericht observeren?
Wat kun je doen na de observatie?
Wanneer en waar vraag je advies aan een deskundige ?
Overleg met je collega’s Ga in gesprek met de ouders/verzorgers Maak afspraken over het vervolg
Als je je zorgen maakt om een kind Wanneer je gericht wilt observeren Wanneer je advies aan een deskundige wilt vragen Wanneer je afspraken wilt maken over de verdere aanpak van het gedrag
Als je geen helder beeld hebt van wat er aan de hand is
Gezamenlijke afspraken maken over de omgang met het kind Advies vragen aan een deskundige De ouders/verzorgers adviseren om contact op te nemen met een deskundige
Vermoeden van kindermishandeling AMK Ondersteuning bij observatie Leidinggevende en/of pedagogisch coach Ondersteuning bij verdere stappen Leidinggevende en/of pedagogisch coach Gezamenlijke aanpak met andere organisaties via de verwijsindex (altijd met toestemming van de ouders) Verder onderzoek altijd na overleg met de ouders o Consultatiebureau o AMK
Waar kan ik uitgebreidere informatie vinden?
Protocol Sisa kinderopvang: kinderen met opvallend gedrag Inclusief pestprotocol
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[60]
18. Kindvolgsysteem
Wat is een kindvolgsysteem
Route en verantwoordelijkheden bij twijfel over de ontwikkeling van een kind
Het kindvolgsysteem is een hulpmiddel voor:
Een instrument om kinderen in de opvang gedurende een langere periode te volgen en gericht te beoordelen
De pedagogisch medewerker licht de leidinggevende in. Er wordt geobserveerd met de observatielijsten uit het protocol “kinderen met opvallend gedrag”. De route uit dit protocol wordt gevolgd.
Het realiseren van de pedagogische basisdoelen zoals beschreven in ons pedagogisch beleid Het vroegtijdig signaleren van ontwikkelingsachterstanden Het voeren van oudergesprekken De overdracht naar een andere stamgroep, school of de jeugdgezondheidszorg
Het kindvolgsysteem is te vinden bij de werkplannen van het pedagogisch beleid
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[61]
19. Kindermishandeling
Vormen van kindermishandeling
Zorgen over een kind
Lichamelijke mishandeling Lichamelijke verwaarlozing Psychische of emotionele mishandeling Psychische of emotionele verwaarlozing Seksueel misbruik Overleg met directe collega’s en de leidinggevende De leidinggevende neemt contact op met het AMK Bij seksueel of ander geweld door een werknemer geldt vanaf 1 juli 2013 voor alle werknemers in de kinderopvang een meldplicht dit direct te melden bij hun leidinggevende of werkgever. De werkgever is in alle gevallen wettelijk verplicht de vertrouwensinspecteur te bellen
AMK (Advies en Meldpunt kindermishandeling)
Een melding bij het AMK
Bij het AMK kun je terecht voor advies, melding en ondersteuning wanneer er een vermoeden is vermoeden is van enige vorm van kindermishandeling. Wanneer de leidinggevende besluit een melding te doen van een (vermoeden) van kindermishandeling neemt het AMK de verantwoordelijkheid voor de behandeling over en schakelt zo nodig hulpverlening in.
Grensoverschrijdend gedrag en seksueel misbruik van kinderen door medewerkers
4 – ogen principe
Wordt gedaan door de leidinggevende Kan niet anoniem gedaan worden door professionals Kan alleen anoniem gedaan worden als kinderen of medewerkers direct gevaar dreigen te lopen na een melding Ouders dienen over de melding door de leidinggevende ingelicht te worden.
Vastgelegd in de gedragscode, verkrijgbaar op de afdeling HRM
Alle kinderdagverblijven moeten voldoen aan het 4 ogenprincipe. Beroepskrachten op de groepen 0 t/m 4 moeten tijdens hun werk altijd door twee extra ogen en oren gezien en gehoord worden.
Waar kan ik meer informatie vinden:
De Meldcode Brochure “vertrouwensinspecteurs” Protocol ongewenste omgangsvormen, misbruik en mishandeling door medewerkers Protocol 4-ogenbeleid
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[62]
20. Centrum voor jeugd en gezin en verwijsindex
Centrum voor jeugd en gezin
Informatie en advies Licht pedagogische hulp Signalering Toeleiding naar hulp Coördinatie van zorg met alle mogelijke voorzieningen
Een hulpmiddel voor professionals in de welzijnssector om
Verwijsindex
Signaleringscriteria
Signaleringscriteria
Vroegtijdig problemen te signaleren; Sneller informatie te kunnen delen met andere professionals; Sneller een gezamenlijk plan van aanpak te maken; De voortgang beter te bewaken; De efficiëntie rond de zorgcoördinatie te vergroten;
Materiële omstandigheden; Gezondheid; Opvoeding en Gezinsrelaties; Onderwijs en werk; Sociale omgeving buiten het gezin en de school;
Materiële omstandigheden; Gezondheid; Opvoeding en Gezinsrelaties; Onderwijs en werk; Sociale omgeving buiten het gezin en de school;
Voor informatie naar ouders kun je gebruik maken van de brief in bijlage 5 van het protocol “kinderen met opvallend gedrag”
Netwerk CJG
Alle Friese Gemeentes Bureau Jeugdzorg Jeugdgezondheidszorg Algemeen Maatschappelijk Werk Onderwijs Kinderopvang en peuterspeelzalen; Organisaties voor werk en inkomen Raad voor de Kinderbescherming Bureau Halt Overige Welzijns- en Zorginstellingen Huisartsen en Verloskundigen
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[63]
21. Bijzondere gezinsomstandig heden
Bijzondere gezinsomstandigheden
Signalen bij kinderen
Denk aan: Scheiding Ziekte van één van de ouders Ouders met een drugs- of alcoholprobleem
Wat kun je doen?
Verzet of regressie Verlatingsangst Teruggetrokken, Agressief gedrag Machteloosheid Schuldgevoelens Verdriet Loyaliteitsproblemen Biedt de kinderen veiligheid, stabiliteit, duidelijkheid, warmte en aandacht Heb begrip voor de onrust van het kind Vindt niet alles goed omdat het zielig is voor het kind Houdt vast aan de dagelijkse routine, Probeer te veel wisselingen van medewerkers te voorkomen
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[64]
Calc
22. Calamiteiten
Alarmeer 112 en informeer het hoofd BHV, de aanwezige bedrijfshulpverlener(s) (BHV-er) en collega’s die in het gebouw aanwezig zijn Stel de kinderen gerust Verplaats de kinderen en eventuele slachtoffers naar de afgesproken verzamelplaats Controleer of alle kinderen en collega’s aanwezig zijn en geef dit door aan de BHV-er Volg de instructies op van de BHV-er of de gealarmeerde hulpdienst Geef géén informatie aan pers of buitenstaanders Noodnummer Hoofd BHV: 06-21443243
Waar Wat te doen bij brand? Wat
Wat te doen bij vermissing van een kind?
Wat te doen bij een technische calamiteit?
Wat te doen bij ongevallen op de werkvloer
Wat te doen bij agressie op de werkvloer?
Informeer de leidinggevende en de BHV-er Controleer alle ruimten in en om het gebouw Informeer bij de collega’s en de andere kinderen Verken de buurt van de locatie Bel de ouders van het kind en vraag hen naar de locatie te komen Schakel de politie in Zorg ervoor dat de locatie telefonisch bereikbaar is Stel de andere kinderen gerust Noodnummer Hoofd BHV: 06-21443243
Waarschuw de storingsdienst Informeer indien nodig de BHV-er De BHV-er bepaalt of de hoofdschakelaar afgesloten moet worden
Informeer de leidinggevende en/of de BHV-er De BHV-er voert de EHBO uit Schakel bij twijfel direct de arts/ambulance in De leidinggevende informeert het hoofd HRM en /of het management
Blijf kalm en ga niet in discussie Waarschuw zo snel mogelijk een collega of je leidinggevende Toon begrip en houd oogcontact Ga zo staan dat je rugdekking hebt en het voor je omgeving opvalt dat er iets aan de hand is Houd rekening met de veiligheid van de kinderen en die van jezelf en je collega’s
Waar kan ik uitgebreidere informatie vinden?
De handleiding risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid BHV beleid Ontruimingsplan
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[65]
23. Zieke kinderen
Wanneer kan een kind de opvang wel of niet bezoeken.
Bekijk de gezondheid en het welbevinden van het zieke kind Houdt rekening met de gezondheid van de andere kinderen
Wat te doen als een kind ziek wordt tijdens de opvang?
Stel vast wat er met het kind aan de hand is Kijk hoe het kind zich voelt en welke verzorging het kind nodig heeft Wanneer een kind te ziek is, neem dan contact op met de ouders/verzorgers Vertel wat er aan de hand is en vraag of ze het kind op willen halen Spreek met de ouders/verzorgers af hoe laat het kind gehaald wordt en door wie Vertel de ouders/verzorgers welke ziektekenmerken het kind heeft en hoe het nu gaat Spreek eventueel af wanneer het kind weer komt
Wanneer moet de GGD ingeschakeld worden?
Diarree Als binnen 1 week meer dan 1/3 deel van de groep klachten heeft Huiduitslag/vlekjes Als dit het geval is binnen 2 week bij meer dan 2 kinderen in de groep Schurft Als er 3 of meer gevallen in de groep zijn DÍRECT MELDEN: Geelzucht Hersenvliesontsteking Meerdere gevallen van ernstige infectieziekte in korte tijd zoals bv longontsteking
Waar kan ik uitgebreidere informatie vinden?
ziekteboekje Sisa Kinderopvang
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[66]
24. Klachten
Neem elke klacht serieus Een ouder heeft een klacht?
Volg de Interne Klachtenprocedure: Bespreek de klacht met de ouder(s) Kom je er samen uit, informeer dan na een aantal weken ( 2 á 3) nog eens hoe het ermee staat (nazorg) Kom je er samen niet uit, schakel dan je leidinggevende in Kan ook de leidinggevende de klacht niet tot tevredenheid afhandelen, dan wordt doorverwezen naar het Management Team
Wat te doen als de ouder ontevreden blijft?
Waar let je op bij een klacht?
Wanneer kies je voor een time-out of moet de klager worden doorgestuurd?
Bespreek opnieuw met de ouder de klacht en ga na waar de afspraak die jullie erover gemaakt hebben verkeerd is gegaan Lost dat niets op, schakel dan de leidinggevende in. Kan ook de leidinggevende de klacht niet tot tevredenheid afhandelen, dan wordt doorverwezen naar het Management Team De ouder kan een formele klacht indienen bij de Stichting Klachten Kommissie Noord (zie verder Ouderfolder SKK)
Professionele beroepshouding LSD-methode:Luisteren, Samenvatten en Doorvragen Nazorg
Als je onheus behandeld wordt Als de klager zijn/haar emotie onvoldoende in bedwang heeft Als je je eigen emotie onvoldoende in bedwang kan houden Als je er niet uit komt
Waar kan ik uitgebreidere informatie vinden?
Ouderfolder Interne Klachtenregeling Sisa Brochure SKK Externe Klachtenregeling
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[67]
28. OBSERVEERBARE TERMEN
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[68]
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[69]
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[70]
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[71]
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[72]
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[73]
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[74]
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[75]
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[76]
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[77]
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[78] 2.
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[79]
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[80]
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[81]
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[82]
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[83]
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[84]
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[85]
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[86]
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[87]
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[88]
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[89]
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[90] 4.
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012
[91]
Afdeling Kwaliteit/Pedagogisch Werkplan voor het Kinderdagverblijf september 2012