Milieuzorg
Servicebedrijf HR
Module 4.1 Milieuzorg
II
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
Inhoudsopgave 1.
2.
3.
4.
5.
Inleiding
1
1.1 Milieuzorg vroeger
1
1.2 Een internationaal probleem
1
1.3 Milieubeleid in Nederland
1
1.4 Doelgroepenbeleid
2
Milieubelasting Campus Heijendaal
3
2.1 Een verscheidenheid aan afvalstoffen
3
2.2 Onzichtbaar afval
3
2.3 Milieucalamiteiten
4
2.4 Woon-werkverkeer
4
Milieubeleid
5
3.1 Milieubeleidsverklaring
5
3.2 Milieubeleidsplan en milieubeleidskader bevat uitvoering
5
3.3 Milieuzorgsysteem voor continue verbetering
6
3.4 Organisatie milieubeleid
6
Milieuwetten en milieuvergunningen
7
4.1 Wet milieubeheer
7
4.2 Milieuvergunning
7
Informatie
9
Module 4.1 Milieuzorg
III
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
Module 4.1 Milieuzorg
IV
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
1. Inleiding 1.1 Milieuzorg vroeger Dat milieuverontreiniging niet iets is van de afgelopen vijfentwintig jaar blijkt uit het feit dat een Grieks historicus reeds rond het jaar 0 melding maakt van schade aan bomen veroorzaakt door rook uit ovens. De eerste ‘milieuwet’ stamt uit 1273, toen in Engeland het stoken van bepaalde kolen verboden werd. In Nederland werden dergelijke verboden voor het eerst aan het begin van de 17e eeuw uitgevaardigd. Sinds het ontstaan van de grote industrieën en vooral sinds de Tweede Wereldoorlog zijn de milieuproblemen ontstaan zoals we ze nu kennen. Water- en bodemverontreiniging en de klimaatverandering zijn hiervan slechts enkele voorbeelden.
1.2 Een internationaal probleem De milieuproblematiek houdt niet op bij onze landsgrenzen. Het beheersen en verantwoord verwerken van afval is een milieuprobleem dat nog wel voor een belangrijk deel binnen Nederland kan worden opgelost. Maar bij de verontreiniging van rivieren als de Rijn en de Maas zijn ook buurlanden als Duitsland, Frankrijk en België betrokken, terwijl klimaatverandering op de gehele wereld van invloed zal zijn. Het mondiale karakter van de milieuproblemen werd in 1983 door de Verenigde Naties onderschreven met het instellen van de zogenaamde commissie-Brundtland. Haar rapport ‘Our common future’ (1987) is in Nederland (en daarbuiten) gebruikt als uitgangspunt en leidraad van het nationale milieubeleid. In dit rapport wordt voor het eerst gesproken over het streven naar een duurzame samenleving. Dit wordt omschreven als “een samenleving die voorziet in de eigen behoeften zonder daarmee voor toekomstige generaties de mogelijkheid in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien”. Concreet betekent dit dat milieuproblemen niet meer mogen worden afgewenteld op ‘elders’ (bijvoorbeeld Derde Wereldlanden) of ‘later’ (volgende generaties).
1.3 Milieubeleid in Nederland In de Nationale Milieubeleidsplannen (NMP) worden de uitgangspunten voor het Nederlandse milieubeleid geschetst. Centraal hierin staat het streven naar een duurzame samenleving. Bij de uitvoering van het beleid van duurzame ontwikkeling worden een aantal uitgangspunten gehanteerd. In het laatste Nationaal Milieubeleidsplan (NMP4) wordt een milieu ambitie neergelegd lopend tot 2030.
PAM Module 4.1 Milieuzorg
1
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
De 7 belangrijkste milieuproblemen die de Rijksoverheid wil aanpakken: • verlies aan biodiversiteit: plantensoorten en diersoorten sterven uit; • klimaatverandering: door uitstoot van broeikasgassen warmt de aarde op; • overexploitatie van natuurlijke hulpbronnen: olie, hout en schoon water worden schaars; • bedreigingen van de gezondheid: door bijvoorbeeld uitlaatgassen van het verkeer krijgen mensen hartklachten en sterven eerder; • bedreigingen van de externe veiligheid: bijvoorbeeld na een lekkage op een olieboorplatform; • aantasting van de leefomgeving: door de toename van het verkeer, neemt ook de geluidhinder toe; • mogelijke onbeheersbare risico’s: denk aan genetisch veranderde gewassen die zo ‘sterk’ zijn gemaakt dat ze onbedoeld andere gewassen verdringen
1.4 Doelgroepenbeleid Om het milieubeleid tot uitvoering te brengen is in het eerste NMP gekozen voor een doelgroepenbeleid. Er is sprake van negen doelgroepen, waaronder landbouw, industrie, bouw en researchinstellingen. Academische ziekenhuizen vallen onder deze laatste groep. In de NMP’s zijn voor de doelgroepen doelstellingen geformuleerd. Zo was in de eerste NMP opgenomen dat researchinstellingen duurzame ontwikkeling als hoofddoelstelling in hun strategie moesten opnemen. Zij hadden uiterlijk in 1998 een milieuzorgsysteem moeten invoeren. Tegenwoordig wordt er meer overgelaten aan de eigen verantwoordelijkheid van bedrijven en instellingen. Op verschillende gebieden worden convenanten afgesloten. Op het gebied van energiebesparing hebben het UMC en de RU een convenant afgesloten.. Als deze convenanten niet of onvoldoende worden nageleefd, dan heeft de overheid de mogelijkheid om bepaalde zaken via de milieuwetgeving of de milieuvergunning af te dwingen.
PAM Module 4.1 Milieuzorg
2
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
2. Milieubelasting Campus Heijendaal De mate van milieubelasting wordt veroorzaakt door het soort activiteit dat een organisatie verricht. De hoofdactiviteit op de campusvan het UMC is het verlenen van topklinische zorg, weten-schappelijk onderzoek en onderwijs. Daarnaast vinden er een aantal ondersteunende werkzaamheden plaats, bijvoorbeeld technische werkzaamheden, schoonmaak en intern transport. Belangrijk hierbij is te constateren dat er geen ‘tastbaar’ product wordt gemaakt. Patiënten worden behandeld en studenten en promovendi worden opgeleid. Wetenschappelijk onderwijs en onderzoek wordt verricht waarbij als ‘enige’ producten publicaties, afstudeerverslagen en proefschriften ontstaan. Globaal kan dus worden gesteld dat alle producten en materialen die de organisatie binnenkomen, er op een bepaald moment weer als afval moeten uitkomen!
2.1 Een verscheidenheid aan afvalstoffen Afval is dus één van de eerste ‘milieuproblemen’ , waaraan van oudsher altijd al veel aandacht wordt besteed. Afgezien van incidentele afvalstromen, worden zo’n 20 afvalstromen gescheiden ingezameld en afgevoerd. De reden hiervoor is van oorsprong tweeledig: • verplichtingen vanuit de milieuwetgeving • de kosten die zijn gemoeid met de afvoer. Daarnaast wordt het maatschappelijk steeds belangrijker om een verantwoorde oplossing te vinden voor de afvalstoffen. Er zijn naast verbranden van afval, steeds meer mogelijkheden om afval te recyclen of te hergebruiken. Recent voorbeeld is de start van het gescheiden inzamelen van kunststofafval afkomstig van huishoudens. Hoe beter een afvalstroom is gescheiden, hoe geringer over het algemeen de afvoer- en verwerkingskosten zijn. Daarnaast stijgen de kosten voor afvalverwijdering continu; een goede scheiding houdt de kosten beheersbaar.
2.2 Onzichtbaar afval Niet al het afval wordt zichtbaar afgevoerd. Afvalwater verdwijnt onzichtbaar in het gemeentelijk riool. Vanuit de campus wordt jaarlijks ongeveer 400.000 m3 afvalwater geloosd. In de vergunning voor het lozen van afvalwater zijn grenswaarden opgenomen waaraan ons afvalwater moet voldoen. Om dit te controleren vinden jaarlijks vier meetweken plaats. Al het afvalwater wat gedurende de meetweek wordt geloosd wordt bemonsterd en geanalyseerd. Op basis hiervan wordt berekend hoe hoog de zuiveringslasten voor de campus zijn.
PAM Module 4.1 Milieuzorg
3
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
Soms blijken er toch overschrijdingen te zijn van de afvalwaternormen. Dan vindt onderzoek plaats om de oorzaak te achterhalen en op te lossen. Om bijvoorbeeld niet te veel zware metalen te lozen zijn bij Tandheelkunde aparte scheidingsinstallaties aanwezig. Spoelsel na het boren wordt eerst hierover geleid voordat het in het riool terechtkomt. Restanten Amalgaam worden op deze manier tegengehouden
2.3 Milieucalamiteiten Milieucalamiteiten kunnen ook plaatsvinden en hebben in het verleden (incidenteel) ook plaatsgevonden. Ondergrondse opslag van olie t.b.v. noodstroomaggregaten, heeft op een aantal plaatsen op het terrein geleid tot een bodemverontreiniging, met als gevolg een sanering. Sanering is over het algemeen niet eenvoudig en brengt hoge kosten met zich mee. Voor de toekomst wordt de kans op een verontreiniging verminderd, doordat de ondergrondse olietanks vervangen zijn door bovengrondse tanks, die bovendien ook nog in een lekbak zijn geplaatst.
2.4 Woon-werkverkeer Het woon-werkverkeer heeft direct te maken met alle medewerkers van het UMC. In onderstaande tabel is een verdeling weergegeven van de vervoerswijzen die worden gebruikt door medewerkers. Hieruit blijkt dat een groot deel van de medewerkers met de fiets naar het werk komt. Een bijna even groot deel komt echter met de auto, omgerekend bijna 4.000 medewerkers. Naast het feit dat dit zorgt voor een steeds slechter wordende bereikbaarheid en op het terrein voor grote parkeerproblemen, is het autogebruik slecht voor het milieu. Het autogebruik in Nederland draagt voor zo’n 20% bij aan de zure regen en voor meer dan 10% aan het broeikaseffect. Ook de medewerkers van het UMC dragen hieraan hun steentje bij.
PAM Module 4.1 Milieuzorg
4
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
3. Milieubeleid Zoals uit bovenstaande blijkt, is een deel van de milieubelasting op de campus terug te dringen door maatregelen vanuit centraal niveau. Voor een belangrijk deel echter, moet dit ook worden bereikt door veranderingen en bewustwording bij de individuele medewerkers. Dit vraagt beleid en sturing. Hiertoe zijn de afgelopen jaren milieubeleidsplannen voor UMC en RU opgesteld. Het milieubeleid is begin jaren ‘90 geïnitieerd door een discussienotitie van een aantal studenten uit de universiteitsraad. Tot dan toe was de milieuzorg vooral gericht op het beheersen van afvalstromen en het voldoen aan wet- en regelgeving; van een structureel beleid was nog geen sprake.
3.1 Milieubeleidsverklaring Een milieubeleidsverklaring kan gezien worden als een intentieverklaring, waarin doel en uitgangspunten van het milieubeleid zijn geformuleerd. Centraal doel van het milieubeleid is het invoeren van een milieuzorgsysteem, gericht op het stapsgewijs opsporen en reduceren van milieubelastende effecten als gevolg van de activiteiten. Hierbij worden een drietal uitgangspunten gehanteerd: • milieuaspecten dienen een integraal onderdeel te vormen van het algemene beleid; • het beleid richt zich op het beperken van negatieve effecten op het milieu van alle activiteiten; • brongerichte maatregelen krijgen de voorkeur boven effectgerichte maatregelen ter vermindering van de milieubelasting.
3.2 Milieubeleidsplan en milieubeleidskader bevat uitvoering Het UMC heeft een milieubeleidskader opgesteld en de RU een milieubeleidsplan. Hierin worden doelstellingen en actiepunten uitgesproken. Beiden omvatten een vastgestelde periode en worden na deze periode opnieuw vastgesteld en ingevuld. De hoofdlijnen van het beleid zijn vastgelegd; actiepunten en projecten zijn opgenomen. Via deze projecten wordt er stapsgewijs aan de doelstellingen gewerkt. De milieudoelstellingen voor de campus zijn: • het beperken van milieueffecten door een brongerichte aanpak (preventie); • het voldoen aan wet- en regelgeving; • het stapsgewijs opzetten van een milieuzorgsysteem.
PAM Module 4.1 Milieuzorg
5
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
3.3 Milieuzorgsysteem voor continue verbetering Het geheel van beleidsmatige, organisatorische en administratieve maatregelen is gericht op het inzicht krijgen in, beheersen en terugdringen van de milieubelasting. Een milieuzorgsysteem bestaat uit een aantal elementen en richt zich in het algemeen op een aantal belangrijke aspecten: • kennis en inzicht in risico’s en effecten door meten en registreren; • het continu streven naar verbeteringen, met name door preventieve maatregelen; • het beheersen van risico’s en effecten door het nemen van maatregelen aan de bron; • open communicatie; • terugkoppelingsmechanismen, waardoor wordt voorkomen dat de situatie weer kan verslechteren.
3.4 Organisatie milieubeleid Alle niveaus van de organisatie hebben een taak of verantwoordelijkheid binnen het milieubeleid. De eindverantwoordelijkheid ligt bij de Raad van Bestuur. Hier ligt ook de verantwoordelijkheid voor de strategische beleidsbepaling en het toezicht op de uitvoering van het beleid. De beleidsvoorbereiding vindt plaats door de AMD, op een aantal gebieden in samenspraak met het Service Bedrijf. Verder is de taak van de AMD vooral initiërend, adviserend en coördinerend. Voor de daadwerkelijke uitvoering van milieumaatregelen afdelingen zelf verantwoordelijk. Servicedesk ARBO HR en AMD (RU) kunnen hierbij ondersteunen en adviseren.
PAM Module 4.1 Milieuzorg
6
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
4. Milieuwetten en milieuvergunningen De activiteiten die worden uitgevoerd door het UMC vereisen vergunningen en ontheffingen in het kader van de Wet milieubeheer (Wm), de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) en de Kernenergiewet. Op deze laatste wet wordt hier niet nader ingegaan. Binnen de campus wordt gewerkt met Genetisch Gemodificeerde Organismen (GGO’s). Elk project afzonderlijk moet een Wm-vergunning hebben, welke wordt afgegeven door het Ministerie van VROM. Dat er binnen een instelling met GGO’s gewerkt mag worden en waar dat mag gebeuren wordt ook geregeld in de Wm-vergunning Daarnaast gelden voor UMC voorschriften uit een klein aantal andere wetten. De Wm is echter de meest belangrijke, daarom wordt op de inhoud en het doel van deze wet kort ingegaan.
4.1 Wet milieubeheer Alle ‘typen’ milieuverontreiniging zijn opgenomen in de Wet milieubeheer (Wm). In het verleden bestond er een groot aantal milieuwetten waardoor de vergunningverlening sterk versnipperd en dus erg ingewikkeld was. Er was sprake van een sectorale opbouw, wat wil zeggen dat voor elk type milieuverontreiniging een aparte wet werd geformuleerd. Voorbeelden hiervan zijn de Wet inzake de luchtverontreiniging (Wlv) en de Wet chemische afvalstoffen (Wca). De sectorale benadering is met de komst van de Wm (1 maart 1993) vervangen door een integrale benadering. Binnen de Wm worden alle aspecten van het milieubeleid in hun onderlinge samenhang bekeken. De voorschriften die in een vergunning op grond van de Wm zijn opgenomen kunnen doelvoorschriften of middelvoorschriften zijn. Binnen de Wm bestaat een voorkeur voor doelvoorschriften. In een doelvoorschrift worden milieudoelen gesteld, zonder dat daarbij aangegeven wordt hoe deze bereikt moet worden. Doelvoorschriften geven de vergunninghouder daardoor meer vrijheid om zelf invulling aan milieuzorg te geven.
4.2 Milieuvergunning Begin 2000 is door de AMD een eerste milieuvergunningaanvraag voor de gehele RU en UMC ingediend. Deze aanvraag gebeurde niet per gebouw maar voor alle milieubelastende activiteiten die plaatsvinden bij de RU en het UMC (een zgn ‘campusvergunning’). De vergunning is ingediend zowel vanuit het bevoegde gezag, de Provincie Gelderland, als vanuit UMC en RU.
PAM Module 4.1 Milieuzorg
7
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
Met de invoering van de Waterwet is ook het lozen van afvalwater onder de milieuvergunning terechtgekomen. Dat betekent dat voor de voorschriften de Provincie Gelderland het bevoegde gezag is geworden. Het Waterschap Rivierenland is nog bevoegd gezag voor de verontreinigingsheffing en de belastingaangifte vanuit de campus. De voormalige Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren, WVO, is ingetrokken. Vanuit de campus wordt niet direct op het oppervlaktewater geloosd maar op het gemeentelijk riool. Academische ziekenhuizen en laboratoria die grote hoeveelheden afvalwater lozen vallen onder de voorschriften die hierover zijn opgenomen in de wet Milieubeheer. In de voorschriften die opgenomen zijn staan o.a. regels met betrekking tot: • de samenstelling van de afvalwaterstroom; • de hoeveelheid afvalwater; • de toegestane concentraties milieuschadelijke stoffen in het afvalwater. Met ingang van 2005 is de wet Milieubeheer aangevuld met regelgeving op het gebied van CO2 en NOx emissiehandel. Hierdoor moeten alle grote bedrijven, waaronder het UMC, beschikken over een specifieke vergunning en zijn er grenzen gesteld aan de uitstoot van CO2 en NOx. Voor deze vergunning is de Nederlandse Emissieautoriteit bevoegd gezag.
PAM Module 4.1 Milieuzorg
8
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
5. Informatie Voor meer informatie: Servicedesk ARBO. • Bereikbaar via e-mail:
[email protected] • Bereikbaar telefonisch: tst 18000 (via Servicedesk V&I) AMD: www.ru.nl/amd/veiligheid_straling/milieu/
PAM Module 4.1 Milieuzorg
9
© UMC St Radboud