Algemene veiligheid
Servicebedrijf HR
Algemene veiligheid
II
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
Inhoudsopgave 1.
Inleiding
1
2.
Veiligheidsbeleving
3
3.
Preventie
5
3.1 Technische preventie
5
3.2 Gedragspreventie
7
Onderzoek en evaluatie
9
4.1 Inventarisatie
9
4.2 Onderzoek naar incidenten
9
4.
Algemene veiligheid
III
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
Algemene veiligheid
IV
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
1. Inleiding Veiligheid en met name “je veilig voelen” heeft na de diverse terroristische aanslagen, de aandacht van iedereen. Daarboven heeft de Schipholramp naast Volendam en Enchede de kwetsbaarheid van organisatie aangetoond. In iedere organisatie zijn dus altijd gevaren aanwezig en moeten dus risico’s worden genomen. We spreken dan wel over aanvaardbare risico’s. Belangrijk is bewustwording van mogelijk aanwezige onveiligheid en leren hoe daar mee om te gaan. Een mogelijk aanwezige en ongewenste onveiligheid kan worden gesignaleerd dan wel voorkomen door de inzet van de ter beschikking staande instrumenten zoals: Een mogelijk aanwezige ongewenste onveiligheid kan worden gesignaleerd of worden voorkomen met: • Technische preventie; • Algemene voorschriften; • RI&E; • PAGO; • Onderzoek en Sociaal Medisch Overleg • Gedragspreventie; • Ongevallenregistratie; • Deskundige bijstand. Het grootste probleem hierbij is hoe en door wie wordt vastgesteld wat aanvaardbaar of gewenst is en hoe de mogelijke interpersoonlijke verschillen ten aanzien van de vaststelling worden gewaardeerd. Omdat het risico een centrale plaats inneemt in de omschrijving en dit begrip het gemakkelijkst te kwantificeren lijkt, heeft men zich hier op geconcentreerd. Gewoonlijk wordt risico gedefinieerd als: Risico = Kans x Effect waarbij de volgende nuancering kan worden aangebracht: Kans = Waarschijnlijkheid x Blootstelling waarbij blootstelling de mate is waarin men aan een gevaar bloot staat, dit wordt bepaald door intensiteit, tijdsduur of aantal betrokkenen hetgeen de volgende verhouding oplevert: Risico = Waarschijnlijkheid x Blootstelling x Effect
Inleiding
1
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
Risico’s zijn alleen tot nul te reduceren indien één van de factoren uit de verhouding van “risico” nul is, of indien de gevaarsafwending (G) maximaal is. Risico = G x Waarschijnlijkheid x Blootstelling x Effect Voor zover gevaarsafwendende maatregelen wel succes opleveren, blijft er een onberekenbare factor bestaan, namelijk dat we niet alle mogelijke risico’s kunnen overzien. Vaak wordt dit “rest”risico verzekerd. Een verzekeringsmaatschappij zal echter ook geen onnodige risico’s willen nemen, waardoor juist de grootste of meest onvoorziene risico’s niet verzekerbaar zijn (nucleaire ramp, overstroming, oorlog, enz.)
Algemene veiligheid
2
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
2. Veiligheidsbeleving Onder veiligheidsbeleving wordt de manier verstaan waarop personen een situatie uiteindelijk beoordelen t.a.v. (on)veiligheid. Dit verschilt van het veiligheidsbewustzijn. Men kan de (on)veiligheid van een situatie herkennen (bewustzijn), maar de situatie wordt niet als zodanig beleeft. Personen gaan doorgaans uit van een gevoel van veiligheid en op grond daarvan handelen zij ook. Als men dat niet zou doen, zou men niet “normaal” kunnen handelen. Concrete ervaringen van onveiligheid leveren een bepaald veiligheidsbewustzijn op. op grond waarvan we handelen of nieuwe situaties leren inschatten.
Veiligheidsbeleving
3
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
Algemene veiligheid
4
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
3. Preventie 3.1 Technische preventie Technische preventie is het zodanig ontwerpen en bouwen van gebouwen,installaties en arbeidsmiddelen dat een veilig gebruik mogelijk is. Of van een veilig gebruik sprake is wordt bepaald door de personen die van het gebouw, installatie of arbeidsmiddel gebruik maken. Er is een grote samenhang tussen mens en middel. Bij technisch preventie zijn drie zaken van belang: • gebouw en de daarin aanwezige installaties; • arbeidsmiddelen; • veilig gebruik van gebouwen, installaties en arbeidsmiddelen. Gebouw en installaties
Per definitie krijgen medewerkers veilige gebouwen met bijbehorende installaties ter beschikking gesteld. Op basis van de RI&E wordt jaarlijks vastgesteld of deze voorzieningen nog steeds adequaat zijn of aanpassing behoeven. Eventuele nieuw- of verbouw vindt plaats op verzoek van gebruikers. Uitvoering en begeleiding geschiedt door Bedrijf Huisvesting. Een (ver)bouwaanvraag wordt afgehandeld volgens een vastgestelde procedure. De procedures voor nieuw- en verbouw zijn niet helemaal hetzelfde maar vertonen wel een grote overeenkomst. In de procedure is voorzien in toetsing van de plannen door o.a. de AMD.
Arbeidsmiddelen
Onder arbeidsmiddelen verstaan we alle machines, apparaten, gereedschappen en installaties die direct of indirect bij de kerntaken worden ingezet. Over de inzet van arbeidsmiddelen wordt grotendeels door de afdeling beslist. Bij grote investeringen, of wanneer voor de inzet van een nieuw arbeidsmiddel aanpassingen aan gebouw en of installaties nodig zijn, moet gebruik worden gemaakt van gestructureerd overleg. De RI&E is het belangrijkste instrument om jaarlijks het veiligheidsniveau van de aanwezige arbeidsmiddelen te toetsen. Om tot een verantwoorde vervanging of inzet van een arbeidsmiddel te komen zijn door de overheid wettelijke eisen vastgelegd. Daarin wordt aangegeven op welke wijze het proces van initiatief tot gebruik moet verlopen. We herkennen daarin de volgende fasen: • initiatief en of oriëntatie; • testen; • verwerving;
Preventie
5
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
• •
gebruik; buitengebruikstelling.
Binnen het kwaliteitssysteem van de afdeling is vastgelegd op welke wijze tot verwerving van arbeidsmiddelen wordt overgegaan. Met de RI&E worden de gevaren geïnventariseerd voor patiënt, medewerker en bedrijfsvoering die met de inzet van het nieuwe arbeidsmiddel gepaard gaan. Ter ondersteuning van deze inventarisatie heeft de AMD een checklist arbeidsmiddelen ontwikkeld . Op basis van de checklist worden de mogelijke beheersmaatregelen vastgelegd om tot een aanvaardbaar risico te komen. Het is de wettelijke taak van de AMD om deze maatregelen op verzoek van de afdeling te evalueren. Pas wanneer de noodzakelijke beheersmaatregelen ook daadwerkelijk kunnen worden gerealiseerd is een veilig gebruik van het arbeidsmiddel mogelijk. Veilig gebruik
Veilig gebruik van gebouwen, installaties en arbeidsmiddelen. Preventieve technische maatregelen zijn mede afhankelijk van het gebruik door de medewerkers. Onderstaand drie voorbeelden: compartimenteringdeuren De compartimenteringdeuren zijn van belang voor inperking van rook en vuur bij een mogelijke brand. Deze deuren zijn voorzien van drangers om ervoor te zorgen dat deze deuren zoveel mogelijk gesloten blijven. Het gebruik van klossen, dozen of stukken karton om deze deuren in geopende stand vast te zetten, of zelfs het losmaken van de dranger, zijn daarom dan ook niet toegestaan. In een aantal situaties zijn compartimenteringdeuren vastgezet op een zogenaamde kleefmagneet. Bij een brandmelding wordt deze kleefmagneet aangestuurd door de brandmeldinstallatie en sluit de deur automatisch. S-3 ruimte voor medisch gebruik Wanneer elektrische apparatuur wordt aangesloten op de bloedbaan en zo een direct elektrisch contact met het hart mogelijk is, is een veilige elektrische installatie nodig. S-3 is de hoogste elektrische veiligheidsklasse en voorkomt onder alle omstandigheden elektrocutie van de aangesloten patiënt. Kortsluitingen Het gebruik van elektrische apparatuur door medewerkers is alleen veilig als het een geschikt arbeidsmiddel betreft en het in goede staat van onderhoud verkeert. Het feit dat ongeveer 25% van de branden ontstaat door kortsluitingen in elektrische apparatuur geeft aan dat dit een belangrijk aandachtspunt is. Omgaan met storingen Wanneer een medewerker constateert of gemeld krijgt dat in een gebouw, installatie of arbeidsmiddel een storing is opgetreden, is een melding
Algemene veiligheid
6
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
noodzakelijk. Een storingsmelding voor gebouwen en installaties is mogelijk via de Servicedesk V&I Tel 18000 van het Servicebedrijf productgroep Vastgoed en Infrastructuur. Storingen aan arbeidsmiddelen worden verholpen door het Servicebedrijf productgroep Vastgoed en Infrastructuur.of door derden. Op de afdeling dient van ieder arbeidsmiddel bekend te zijn wie, wanneer en op welke wijze onderhoud pleegt en storingen kan verhelpen. Dit moet aantoonbaar zijn in een regsitratiesysteem.
3.2 Gedragspreventie In een grote organisaties als het UMC is voor het goed laten functioneren van (deel)-systemen afspraken nodig. In een ziekenhuisorganisatie is sprake van mensenwerk, maar er wordt ook áán mensen gewerkt. De soms intensieve behandelingen die patiënten ondergaan maken het noodzakelijk om elkaars taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden goed te kennen. Het vastleggen van deze afspraken is van groot belang. Dit dient niet alleen ter bescherming van patiënten, studenten en bezoekers, maar ook van de medewerker. Binnen het UMC wordt veel in KWINT vastgelegd. Vanwege de grote diversiteit van handelingen is de hoeveelheid aangeboden materiaal enorm. Het is in het belang van de medewerkers dat op de afdeling de beschikbare informatie wordt gezeefd. Het kan de taak van de PAM-er zijn in en na overleg met de direct leidinggevende als zeef op te treden op het terrein van Arbo en Milieu. In samenwerking met andere aandachtsvelders binnen de afdeling kan zo een op de afdeling toegesneden werkboek ontstaan. Dit werkboek kan vervolgens worden gebruikt om vast te stellen of aan de diverse normen in de verschillende zorgsystemen (kwaliteit, arbo en milieu) wordt voldaan.
Preventie
7
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
Algemene veiligheid
8
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
4. Onderzoek en evaluatie 4.1 Inventarisatie RI&E (Risico- Inventarisatie en -Evaluatie) en VMS (veiligheids management) De RI&E die in het UMC St Radboud wordt gebruikt is zo opgezet dat voldoende inzicht wordt verkregen over de mogelijk aanwezige gevaren. In het Plan van Aanpak staat de wijze waarop de risico’s die bij deze gevaren horen kunnen worden beheerst . Door de modulaire opzet van de RI&E worden per afdeling alleen die gevaren behandeld die daadwerkelijk aanwezig zijn. Voorbeelden zijn gevaarlijke stoffen, biologische agentia, beeldschermen, fysieke belasting enz. Vanuit veiligheidsoogpunt is het noodzakelijk jaarlijks de modules te actualiseren. De RI&E maakt samen met het onderzoek van incidenten en afwijkingen een belangrijk onderdeel uit van het Veiligheid Management Systeem (VMS). Dit systeem is de afgelopen jaren in het kwaliteitssysteem van het ziekenhuis ingepast. Soms kan het noodzakelijk zijn een gericht werkplekonderzoek uit te voeren om goed inzicht te krijgen in de aanwezige gevaren.. Daarbij wordt door de leidinggevende in samenwerking met de PAM er de AMD ingeschakeld, zonodig worden via de AMD externe deskundigen ingeschakeld. Het document ‘Proces en werkwijze RI&E’ staat op de PAMteamsite onder de ARBO-documenten.
4.2 Onderzoek naar incidenten Volgens de Arbo-wet is ieder bedrijf verplicht beleid te ontwikkelen ten aanzien van het voorkomen van bedrijfsongevallen. Het doel hiervan is een werkklimaat te scheppen waarin de medewerkers zo min mogelijk risico lopen. Vindt er toch een ongeval plaats, dan moet worden onderzocht wat de oorzaken zijn. Ongevalonderzoek levert kennis op en kan nieuwe ongevallen voorkomen. Daarnaast moet het UMC St Radboud voor de overheid (Arbeidsinspectie) een bedrijfsongevallenregistratie bijhouden. Deze registratie verschaft een beeld over waar en wanneer zich ongevallen voordoen en bij welke categorieën medewerkers. In het UMC St Radboud wordt gewerkt met het begrip incident. Dit begrip omvat onder meer de bedrijfsongevallen maar ook de bijna-ongevallen en de gevaarlijke situaties.
Onderzoek en evaluatie
9
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
Een belangrijk aandachtspunt bij het melden van bedrijfsongevallen is een eventuele ziekenhuisopname na een bedrijfsongeval. Deze bedrijfsongevallen dienen binnen 24 uur te worden gemeld aan de Arbeidsinspectie regio Oost. De beschrijving van de wijze waarop een melding van een incident in de patiëntenzorg wordt ingediend, in behandeling genomen, afgehandeld en wordt gedeeld met derden (specifieke afdelingen, gremia of specifieke functionarissen binnen het UMC St Radboud) staat omschreven in de procedure ‘Decentraal Incidenten Melden met patiënten’ (DIM melding KWINT document procedures ziekenhuisbreed. 026909’ ). Incidenten en (bijna) ongevallen etc. gaat volgens de procedure ongevalen schademelding (KWINT document 1.01). De procedure is samengevat in onderstaand schema. De DIM (Decentraal Incident Melden) procedure en ADM (Arbeidsongeval Digitaal melden) -procedure zijn benaderbaar vanaf de openingspagina van de portal UMCN.nl.
Algemene veiligheid
10
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
Flowschema incidenten in het UMC St Radboud:v
Onderzoek en evaluatie
11
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
Ongevalonderzoek Het ongevalonderzoek is bedoeld om te achterhalen hoe een ongeluk heeft kunnen plaats vinden. Het gaat hierbij niet alleen om wat er nu precies gebeurd is, maar vooral ook om wat daaraan vooraf is gegaan. Als een ongeval het gevolg is van achterstallig onderhoud, hoe is deze achterstand in onderhoud dan te verklaren? Is dat een slordigheid van de onderhoudsmonteur of is er onvoldoende beleid ten aanzien van het onderhoud? Zijn er in dat geval misschien ook op andere plaatsen in het ziekenhuis problemen? Een model dat veel gebruikt wordt om het ontstaan van ongevallen te beschrijven en te bestuderen is het dominomodel. De naam is afgeleid van het spelletje waarbij je verschillende dominostenen op een rij zet. Als je er één omgooit, vallen ze stuk voor stuk om. Zo gaat dat ook bij ongevallen. Als er fouten zijn in het beleid of in de controle op de manier van werken in het UMC, dan kan er daardoor van alles fout gaan waardoor er uiteindelijk een ongeluk gebeurt. In de bijlage wordt het dominomodel aan voorbeeld uitgelegd. Uitvoering van ongevalonderzoek Ongevalonderzoek wordt meestal in verschillende fasen uitgevoerd. De eerste fase vindt zo snel mogelijk na het ongeval plaats. Er worden gesprekken gevoerd met de direct betrokkenen en met eventuele getuigen. Vervolgens worden voorlopige maatregelen genomen om herhaling van het ongeval te voorkomen. In dit stadium komt men niet verder dan de onmiddellijke oorzaak. Gaat het om een ernstig ongeval dan wordt het onderzoek vervolgens voortgezet om achterliggende oorzaken te achterhalen. Hiervoor worden gesprekken gevoerd met anderen: de leidinggevende, de PAM-er, etc. De direct betrokkenen zullen de organisatie waarin zij werken in het algemeen onvoldoende overzien om te kunnen beoordelen of er sprake kan zijn van beleidsmatige fouten. Vandaar dat het van belang is dat incidenten worden onderzocht door veiligheidskundigen. Zij zijn geschoold in het ongevalonderzoek. Uit het onderzoek volgen zonodig adviezen om herhaling te voorkomen.
Algemene veiligheid
12
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
Bijlage Het dominomodel Het ongevalonderzoek wordt gedaan volgens het dominomodel. In het dominomodel zijn er vijf domino’s (fasen) waarop achtereenvolgens gelet moet worden. Domino 5:
het effect van het ongeval. Wat is er aan schade voor mensen, middelen en omgeving? Dit moet nauwkeurig worden omschreven. Hoe snel de hulpverlening op gang kwam. Misschien was het slachtoffer gered wanneer collega’s eerste hulp hadden verleend of was een brand beperkt gebleven wanneer op tijd de brandweer was gebeld. Het uiteindelijke effect is soms groter dan strikt genomen nodig was geweest. Ook kunnen de gegevens van belang zijn voor de medewerker wanneer er bijvoorbeeld sprake is van letsel met mogelijk blijvende letselschade.
Domino 4:
het ongeval zèlf. Men probeert zo goed mogelijk in kaart te brengen wat er eigenlijk precies gebeurde. Dit gebeurt met het oog op verzekeringskwesties, maar ook om achterliggende oorzaken op te kunnen sporen.
Domino 3:
een onveilige toestand of onveilige handeling die heeft bijgedragen aan het ontstaan van het ongeluk. Was het materiaal waarmee gewerkt werd niet in orde of werd de apparatuur op onjuiste wijze gebruikt. Bij slordig gebruik of onveilig gedrag spreekt men gemakkelijk van een ‘menselijke fout’. Zo’n fout pleit de organisatie niet vrij. Nagegaan moet worden of er wel voldoende controle is of werknemers hun werk veilig doen. Zijn zij voldoende geïnstrueerd in veilige technieken? Zo niet dan is ook de afdelingsleiding voor een deel aansprakelijk te stellen.
Domino 2:
onderliggende oorzaken. Het kan hierbij gaan om persoonlijke factoren en om factoren in de werksituatie. Persoonsgebonden oorzaken zijn o.a.: • weinig ervaring; • onvoldoende idee van mogelijke risico’s,; • oververmoeidheid; • alcoholgebruik; • overbelasting door een te grote werkdruk.
Onderzoek en evaluatie
13
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
Factoren in de werksituatie zijn materiële zaken of organisatorische factoren. Materiële oorzaken zijn o.a.: • onveilige machine; • gebrekkig onderhoud; • ontbreken van een brandtrap; • gladde vloeren; • onvoldoende verlichting; • etc.. Organisatorische aspecten zijn o.a.: • gebrek aan controle door de afdelingsleiding; • een sfeer waarin onzorgvuldig gewerkt wordt; • te grote tijdsdruk; • etc.. Domino 1:
mogelijke fouten op managementniveau. Hierbij worden o.a. de volgende vragen gesteld: • Heeft het bedrijf een structuur waarin voldoende gelet wordt op veilig werken? • Is er een beleid dat garandeert dat werknemers adequaat geschoold worden voor hun taak? • Wordt er iets gedaan met meldingen van risicovolle situaties? • Zijn er normen en richtlijnen voor onderhoud en veilig werken en wordt er op toegezien dat deze ook steeds worden nageleefd? • Worden medewerkers voldoende gemotiveerd om te letten op hun eigen veiligheid en op die van anderen? Zijn dit soort zaken niet goed geregeld dan hóéft er natuurlijk niets mis te gaan, maar is de kans op ongelukken wel veel groter.
Algemene veiligheid
14
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
Toepassing van het dominomodel Het onderstaande voorbeeld laat zien hoe het dominomodel te gebruiken is.
Het is druk in het Centraal Magazijn. Er is veel werk in verband met de feestdagen. De vaste bezetting is uitgebreid met een groot aantal uitzendkrachten. Aan een van hen wordt gevraagd een vorkheftruck even aan de kant te rijden, zodat de vrachtwagen die het bedrijf komt bevoorraden er beter bij kan. In plaats van vooruit rijdt de uitzendkracht achteruit, waardoor een grote stelling omvalt. Gelukkig komt er niemand onder, maar de materiële schade is groot. Domino 5: Aanzienlijke schade aan een vorkheftruck, een stelling en een voorraad kerstpakketten. Domino 4: Een uitzendkracht rijdt tegen een stelling aan. Domino 3: Een duidelijk voorbeeld van een onveilige handeling. Hier is sprake van een menselijke fout. Op verzoek van de directie wordt verder uitgezocht hoe dit ongeval kon ontstaan. Domino 2: Uiteraard is er sprake van een persoonlijke factor. De uitzendkracht wist niet met de vorkheftruck om te gaan. Maar er is tevens een organisato rische factor: voorkomen had moeten worden dat een uitzendkracht deze opdracht kreeg. Een materiële factor zou kunnen zijn dat de stellingen onvoldoende stabiel zijn, bijvoorbeeld doordat er te veel op ligt. Een betere stelling zou niet omgevallen zijn door een kleine aanrijding. Domino 1: De directie behoort zich af te vragen of er op een nog fundamenteler niveau iets mis kan zijn in het bedrijf. Een conclusie kan bijvoorbeeld zijn dat het management onvoldoende let op de gang van zaken bij topdrukte. Uitzendkrachten krijgen taken die ze niet aan kunnen. Werkzaamheden kunnen misschien beter over het jaar gespreid worden, zodat ze door het vaste personeel kunnen worden uitgevoerd. Men is dan minder afhankelijk van onervaren krachten van buiten.
Onderzoek en evaluatie
15
© UMC St Radboud