Gevaarlijke stoffen
Servicebedrijf, HR
Gevaarlijke stoffen
II
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
Inhoudsopgave 1.
Inleiding
1
2.
Wat zijn gevaarlijke stoffen?
3
2.1 Herkennen van gevaarlijke stoffen
3
2.2 Geneesmiddelen
3
2.3 Veiligheids- en gezondheidssignaleringen
4
Risico’s van gevaarlijke stoffen
5
3.1 Veiligheidsrisico’s
5
3.2 Gezondheidsrisico’s
6
3.3 Zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven
9
3.4 Risico’s beperken?
9
3.
4.
Verpakkingen
11
4.1 De verpakking van houders met gevaarlijke stoffen
12
4.2 Afleveringsetiketten en werkpleketiketten
12
4.3 Veiligheidsinformatieblad (VIB)
15
4.4 P- en H- statements
15
5.
Persoonlijke Beschermings Middelen (PBM)
17
6.
Transport
19
6.1 Extern transport
19
6.2 Intern transport
19
Gevaarlijke stoffen
III
© UMC St Radboud
Servicebedrijf, HR
7.
8.
9.
Opslag
21
7.1 Algemene eisen voor opslag
21
7.2 Risicovolle combinaties van gevaarlijke stoffen
21
7.3 Gebruik van lekbakken
22
7.4 Werkvoorraad
22
Gebruik
23
8.1 Hygiënische voorzorgsmaatregelen
23
8.2 Gebruik van desinfectiemiddelen
24
Afval
25
9.1 Specifiek Ziekenhuis Afval (SZA)
25
9.2 Afvalscheiding
25
9.3 Afvalbeheer
26
9.4
26
Lozen van vloeistoffen afkomstig van laboratoria
Bijlage A
31
Bijlage B
40
Bijlage C
41
Gevaarlijke stoffen
IV
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
Gevaarlijke stoffen
V
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
1. Inleiding Binnen het UMC St Radboud wordt veelvuldig gewerkt met gevaarlijke stoffen. Daaronder valt niet alleen het gebruik, maar ook het transport, de opslag en de afvalverwerking van gevaarlijke stoffen. Hieraan zijn risico’s verbonden. Het gaat daarbij om gezondheidsrisico’s voor medewerkers, risico op brand en explosie en risico’s voor het milieu. Om een veilige werkomgeving te creëren, zijn er wettelijke voorschriften en bepalingen. Het is zaak die zo helder mogelijk te vertalen naar de praktijk.
Inleiding
1
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
Gevaarlijke stoffen
2
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
2. Wat zijn gevaarlijke stoffen? Wat wordt verstaan onder ‘gevaarlijke stoffen’ is vastgelegd in de Europese verordening REACH, (Registratie, Evaluatie, beperkende maatregelen en Autorisatie van Chemische stoffen) Een stof is gevaarlijk als deze één of meer van de volgende eigenschappen heeft: ontplofbaar, oxiderend, (zeer) licht ontvlambaar, (zeer) vergiftig, bijtend, irriterend, schadelijk , sensibi-liserend, kankerverwekkend, mutageen, voor de voortplanting vergiftig of milieugevaarlijk. In het algemeen verstaan we onder een gevaarlijke stof een stof die kan leiden tot veiligheids-risico’s zoals brand en explosie of tot hinder of gezondheidsschade bij iedereen die op de werkplek met deze stof in aanraking komt. Alle stoffen en producten die in het kader van de REACH zijn geëtiketteerd, worden minimaal beschouwd als gevaarlijk. Of een stof gevaarlijk is hangt niet alleen van de stof af, maar ook van de hoeveelheid of dosis. Een gevaarlijke stof kan een bestanddeel zijn van een product, bijvoorbeeld van een lijm, verf of schoonmaakmiddel. Afhankelijk van de concentratie en het daarbij behorende gevaar wordt het product dan ook geëtiketteerd als gevaarlijk. Gevaarlijke stoffen hoeven geen ‘chemische’ stoffen te zijn. Ook micro-organismen (zoals schimmels en bacteriën) kunnen gevaarlijk zijn voor de gezondheid.
2.1 Herkennen van gevaarlijke stoffen Gevaarlijke chemische stoffen zijn te herkennen aan het etiket op de verpakking. Het etiket bevat één of meerdere gevaarsymbolen en de bijbehorende P (precaution) - en H (hazard) statements, of de oudere Ren S- zinnen. De P-statements en de S-zinnen (safety) geven veiligheidsaanbevelingen weer. De H statements en de R-zinnen (Risk) geven het gevaar van een stof aan. Het etiket is verplicht op basis van REACH. Ook de transportverpakking kan voorzien zijn van gegevens over de aanwezige gevaarlijke stof(fen). Plekken waar gevaarlijke stoffen aanwezig (kunnen) zijn, moeten zijn voorzien van veiligheids- en gezondheidssignaleringen.
2.2 Geneesmiddelen Geneesmiddelen kunnen ook schadelijke effecten op het menselijk lichaam hebben. Toch worden medicijnen niet geëtiketteerd als “gevaarlijke stoffen”. Op het etiket van een geneesmiddel voor de patiënt wordt niet aangegeven of dit schadelijke effecten voor de gezondheid van de medewerker kan opleveren. Dat zou bij de patiënten grote verwarring kunnen veroorzaken.
Wat zijn gevaarlijke stoffen?
3
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
2.3 Veiligheids- en gezondheidssignaleringen Veiligheids- en gezondheidssignaleringen komen voor als aanduiding voor een ruimte waar genoemde risico’s aanwezig kunnen zijn. Deze symbolen worden niet gebruikt op de verpakkingen van gevaarlijke stoffen. Veiligheids- en gezondheidssignaleringen worden gebruikt voor het mogelijk aanwezig zijn van specifieke gevaarlijke situaties waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Vaak komen ze in combinatie voor met ver- of gebodsborden zoals bijvoorbeeld: roken en open vuur verboden / handschoenen en bril dragen verplicht
Radio activiteit
Bijtende stoffen
Lage temperaturen
Schadelijke stoffen
Explosie gevaar
Biologisch gevaar
Cytostatica handel volgens procedure
Overzicht met gevaarsymbolen voor stoffen die binnen het UMC St Radboud voorkomen.
Gevaarlijke stoffen
4
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
3. Risico’s van gevaarlijke stoffen Als je weet met welke stoffen je werkt, kun je beoordelen of deze stoffen kunnen leiden tot veiligheidsrisico’s en of gezondheidsrisico’s. Deze risico’s moeten in kaart worden gebracht en zijn vastgelegd in de Risico Inventarisatie en Evaluatie (RI&E). Een risico is een ander begrip dan gevaar. Bij risico’s kijken we naar de kans dat je wordt blootgesteld aan een gevaarlijke concentratie van de stof en de effecten die optreden als de blootstelling plaatsvindt. Bij gevaren kijken we alleen naar een eigenschap van een stof of mengsel.
3.1 Veiligheidsrisico’s Veiligheidsrisico’s zijn acute gevaren waaraan medewerkers kunnen blootstaan. Daarbij kan worden gedacht aan: • Brand; • Explosie; • Stofexplosie; • Zuurstofverdringing. Brand Een voorwaarde voor brand of explosie van een brandbare stof is dat de stof in contact is met lucht (zuurstof) én dat er een ontstekingsbron aanwezig is. Ontstekingsbronnen kunnen zijn: open vuur, hete oppervlakken, mechanische vonken, elektrische vonken, chemische reacties en straling. Bij brandbare vloeistoffen speelt de mate van verdamping een rol. Het is namelijk de damp die brandt en niet de vloeistof. De mate van verdamping van een vloeistof is afhankelijk van de temperatuur. Hoe hoger de temperatuur, des te sneller zal de verdamping verlopen. Explosie Bij een explosie gaat het verbrandingproces zo snel dat er bij dit proces een schokgolf ontstaat ofwel “de knal”. Of een damp zal exploderen heeft te maken met de explosiegrenzen van een stof. Dit zijn de mengverhoudingen damp / lucht waartussen het mengsel explosief is. Stofexplosie Fijn poederachtig stof kan bij opwerveling door een ontstekingsbron tot explosieve ontbranding komen. Zuurstofverdringing Van nature in de atmosfeer voorkomende gassen zoals stikstof, kooldioxide en argon lijken in eerste instantie onschuldig omdat ze niet schadelijk zijn. Door het vrijkomen van grote hoeveelheden van deze of andere gassen, bijvoorbeeld bij een lekkende gasfles, kan de zuurstof concentratie in
Risico’s van gevaarlijke stoffen
5
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
de lucht dalen tot gevaarlijke waarden. Normaal zit in de omgevingslucht ongeveer 21 % zuurstof. Daalt de concentratie onder de 18 % dan is er sprake van een levensgevaarlijke situatie. De zuurstof is verdrongen door het gas, met als mogelijk gevolg, verstikking. Met name in kleine ruimten en liften verdient dit risicoaspect aandacht.
3.2 Gezondheidsrisico’s Of een stof kan/zal leiden tot een risico op gezondheidsschade bij een of meer werknemers is afhankelijk van twee factoren, namelijk de giftigheid van de stof (ook wel het gevaar genoemd) die aangeeft wat het mogelijke effect van de stof op de gezondheid is, en de blootstelling van de perso(o) n(en) in kwestie aan de stof Bij het werken kan je worden blootgesteld aan stoffen. Een groot aantal van deze stoffen heeft in meerdere of mindere mate een effect op de gezondheid van de mensen die eraan zijn blootgesteld. Zo kunnen ammoniak en zoutzuurdamp de luchtwegen irriteren. Salpeterzuur en natronloog veroorzaken brandwonden op de huid. Koolmonoxide bindt zich met de hemo-globine in het bloed en blokkeert zo de zuurstofopname en veroorzaakt de dood. Grenswaarde Bij de vaststelling van een grenswaarde wordt zoveel mogelijk als uitgangspunt gehanteerd dat die concentratie bij herhaalde expositie ook gedurende een langere tot zelfs een arbeidsleven omvattende periode – voor zover de huidige kennis reikt – in het algemeen de gezondheid van zowel de werknemers alsook van hun nageslacht niet benadeelt. De grenswaarde wordt aangegeven in de vorm van de TGG-8 uur per dag waarde. Met TGG wordt ‘tijdgewogen gemiddelde’ bedoeld. Tot 1 januari 2007 werden MAC-waarden (maximaal aanvaarde concentratie) als grens-waarden gehanteerd. Sindsdien is een nieuwe Arbowet van kracht. Met deze wijziging is ook de regelgeving met betrekking tot wettelijke grenswaarden aangepast. Er zijn nog maar een aantal stoffen waarvoor een wettelijke grenswaarde geldt. Deze zijn opgenomen in bijlage XIII van het Arbobesluit. Als er geen (publieke) wettelijke grenswaarde is vastgesteld, dient een bedrijfsnorm (private grenswaarde) te worden opgesteld, waarmee de meetwaarden kunnen worden vergeleken. In de praktijk betekent dit dat veelal gebruik zal worden gemaakt van de oude MAC-waarden. In de praktijk komen in de blootstelling pieken en dalen voor. Juist deze korte, maar (zeer) hoge piekblootstelling levert een grote bijdrage aan de overschrijding van de gemiddelde blootstelling per werkdag. Daarom is het wenselijk bij het ontbreken van een wettelijke grenswaarde voor deze
Gevaarlijke stoffen
6
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
piekblootstelling (15 minuten) uit te gaan van een maximum van twee maal de wettelijke grenswaarde van TGG-8 uur. De genoemde grenzen met betrekking tot dagblootstelling en piekblootstelling, zijn geen na te streven bovengrens. Men is verplicht de blootstelling zoveel lager te brengen als de stand ter techniek toelaat. Opnameroutes Er zijn bij het werken met stoffen drie opnameroutes: via de ademhaling, door de huid en door inslikken. Inademen
Tijdens het werk is de ademhaling vaak de belangrijkste route waardoor een stof het lichaam binnenkomt. Een mens ademt normaal 1.800 liter lucht per uur in. Met deze lucht worden ook gassen, dampen en stofdeeltjes ingeademd. Deze komen in de longen. Stoffen worden via de longen opgenomen in het bloed. Het bloed verspreidt deze stoffen naar de hersenen, lever, nieren en andere organen, waar ze een schadelijk effect kunnen hebben. Gassen verspreiden zich altijd makkelijk in de lucht. Bij een vloeistof bepaalt de vluchtigheid hoeveel damp er van de vloeistof afkomt. Hoe vluchtiger de stof, hoe meer damp kan worden ingeademd. Na het inademen van hoge concentraties organische oplosmiddelen word je duizelig en krijg je hoofdpijn. Op de lange termijn kan het leiden tot dementieklachten (OPS) en slapeloosheid. Asbest en benzeen kunnen kanker veroorzaken. Contact met nikkel kan leiden tot over-gevoeligheid. En zo zijn pagina’s te vullen met stoffen en hun effecten op de gezondheid. Vaste stoffen (zoals zouten van metalen of asbest) moeten een fijne verdeling hebben om zich te kunnen verspreiden in de lucht. Kleine stofdeeltjes en vezels kunnen bij het inademen in de neus en de luchtpijp terechtkomen. Trilhaartjes vangen de grotere deeltjes op. Door hoesten komen ze in de mond, waarna ze worden ingeslikt. Alleen de kleinste deeltjes komen in de longen terecht. Daar kunnen ze longaandoeningen veroorzaken, of ze lossen op in het longvocht en worden zo opgenomen in het bloed. Hoe fijner het stof, des te verder dit in de longen kan komen.
Huidcontact
Risico’s van gevaarlijke stoffen
Een andere opnameroute is via de huid. Een vloeistof die op de huid komt, kan de huid ontvetten of irritatie tot zelfs brandwonden toe veroorzaken. Ook kan de vloeistof oplossen in de vetlaag van de huid, en zo in het bloed terechtkomen. Veel oplosmiddelen hebben deze eigenschap. Ook dampen en gassen (b.v. benzeen en blauwzuurgas) kunnen door de huid heen dringen. Bij de genoemde stoffen is de opname door de huid zelfs groter dan die door de gewone ademhaling. Als de huid beschadigd of ontvet is, kan een stof makkelijker door de huid worden opgenomen.
7
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
Inslikken
De derde opnameroute loopt via het maagdarmkanaal. Anders dan bij opname via de huid en de ademhaling hebben werknemers zelf grote invloed op de opname van stoffen via de mond door bijvoorbeeld vieze handen. Bij het werken met gevaarlijke stoffen mogen zij niet eten, drinken of roken. Bij pauzes moeten de handen worden gewassen, om te voorkomen dat blootstelling aan een stof alsnog plaatsvindt tijdens het eten en drinken. Biologische agentia Biologische agentia zijn micro-organismen en hun genetisch gemodificeerde varianten zoals: • Bacteriën; • Virussen; • Schimmels; • Gisten; • Parasieten. Blootstelling kan plaatsvinden tijdens het werken met biologische agentia, maar ook bij werkzaamheden in laboratoria, de verzorging, schoonmaak en transport. De overdracht van ziekteverwekkende bacteriën (pathogenen) van patiënt naar hulpverlener kan plaatsvinden door: • Direct contact met besmette patiënten of materiaal. • Inhalatie van aërosolen: via praten, hoesten en niezen kunnen patiënten kleine druppels produceren die infectieuze agentia bevatten. • Bloedcontact: door prikongelukken, spatten van bloed op beschadigde huid of slijmvliezen, door krabben of beten van patiënten en door inhalatie van bloedaërosolen (nevels)kunnen infecties overgedragen worden. Ook via verwondingen door botsplinters of door scherpe instrumenten bestaat een infectierisico. • Besmette injectienaalden, scalpels en andere scherpe voorwerpen: let erop dat deze voorwerpen niet in verkeerde afvalvaten terechtkomen of in de zakken van kleding blijven zitten, want ze kunnen verwondingen en infecties veroorzaken.
Infectieziekten
Binnen het ziekenhuis komen besmettelijke ziekten voor. Niet alleen verpleegkundigen, verzorgenden en artsen lopen risico, maar ook de laboratoriummedewerkers. Ook de schoonmakers en technici, die bepaalde apparatuur repareren en onderhouden, kunnen risico lopen. Het infectierisico wordt bepaald door: 1. De besmettingskans ( de kans dat ziektekiemen op of in het lichaam kunnen raken); 2. Het ziekmakende vermogen van de ziektekiem (pathogeniteit, virulentie); 3. Het afweersysteem van de gastheer (‘immuniteit’).
Gevaarlijke stoffen
8
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
Controle en Preventie 1. Beschouw en behandel alle menselijk materiaal als mogelijk besmet materiaal; 2. Neem algemene hygiënische maatregelen in acht m.b.t. reiniging, desinfectie en sterilisatie, handen wassen, hygiënisch gedrag en het dragen van handschoenen, mond/neusmaskers etc.; 3. Prikaccidentenbeleid; voorkomen van prikaccidenten, wondverzorgen bij prikaccidenten en melden van prikaccidenten. Vaccinatie
Een manier om specifieke risico’s te vermijden, is vaccinatie. Hierbij geldt het volgende: • • • •
Vaccinatie is bedoeld als aanvulling op andere maatregelen en komt nooit in de plaats hiervan; De Raad van Bestuur als werkgever is verplicht vaccinatie tegen hepatitis B aan te bieden aan medewerkers in de risicogroepen; Vaccinatie gebeurt op verzoek van of na instemming door betrokkene; Medewerkers die een verhoogd risico lopen of risicodragend, kunnen bij de AMD worden gevaccineerd tegen hepatitis B.
3.3 Zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven Het (ongeboren) kind is extra gevoelig voor sommige stoffen. Ter bescherming van het ongeboren kind of de zuigeling dient de afdeling zodanige maatregelen te nemen dat je jouw werk veilig en gezond kunt uitvoeren het werk geen negatieve invloed heeft op de zwangerschap of borstvoeding. Uitgangspunt is dat je tijdens de zwangerschap of borstvoeding zoveel mogelijk het eigen werk kan blijven doen in jouw functie en op jouw eigen werkplek. Mogelijke gevaren moeten worden weggenomen. Blijkt dit niet afdoende te kunnen dan kan het werk of werktijden worden aangepast. In het uiterste geval krijg je tijdelijk ander werk aangeboden of word je vrijgesteld van werken.
3.4 Risico’s beperken? Het is van belang om veilige, hygiënische werkplekken te creëren. Zeker daar waar gevaarlijke stoffen worden gebruikt. Neem hiervoor de juiste maatregelen. • Zorg voor absorptiemiddelen in directe nabijheid, zodat bij morsen snel opgeruimd kan worden; • Bij twijfel vraag advies, informatie bij de
[email protected].
Risico’s van gevaarlijke stoffen
9
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
Gevaarlijke stoffen
10
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
4. Verpakkingen Om producten te mogen transporteren moet voldaan worden aan wet vervoer gevaarlijke stoffen (ADR). In hoofdstuk 6 wordt daar nader op in gegaan. Op basis van deze wetgeving moet op de verpakking een transportetiket worden aangebracht. Het aanwezig zijn van een gevaarsetiket is een duidelijke aanwijzing dat we te maken hebben met een gevaarlijke stof. Er zijn diverse uitvoeringsvormen van dit gevaarsetiket. Deze etiketten vind je alleen op de buiten verpakking.
Verpakkingen
11
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
4.1 De verpakking van houders met gevaarlijke stoffen Gevaarlijke stoffen mogen alleen in specifiek voor die stof en hoeveelheid ontworpen verpakkingen vervoerd worden. Speciale verpakkingen worden na het ontwerp getest door een aangewezen testlaboratorium, en na goedkeuring wordt een speciaal herkenningssteken op iedere verpakking aangebracht.
UN verpakkingskeurmerk
4.2 Afleveringsetiketten en werkpleketiketten Er wordt onderscheid gemaakt tussen etiketten van stoffen in de originele verpakking voorzien van de afleveringsetiketten en etiketten van oplossingen voorzien van werkpleketiketten. Afleveretiket (REACH en GHS) Op de gebruiksverpakking zit een afleveretiket waarop de gevaren van de stof staan aange-geven. Sinds 2010 is naast REACH (Registratie, Evaluatie, Autorisatie en beperking van Chemische stoffen) ook GHS (Global Harmonised System) van kracht. GHS houdt in dat er wereldwijd voor een stof dezelfde symbolen en dezelfde gevaarsindeling worden gebruikt. Informatie op het afleveringsetiket: • Samenstelling product; • Naam en adres fabrikant of producent; • Gevaarsaanduiding en gevaarssymbool; • P- en H- Statements en eventuele bijzondere gevaren; • Op sommige producten mogen nog tot 2015 de oude oranje symbolen en de R- en S- zinnen worden gebruikt. De etiketten moeten onuitwisbaar, goed zichtbaar, duidelijk leesbaar zijn en stevig zijn aangebracht. De gevaarssymbolen hebben voorgeschreven afmetingen en moeten zwart met oranje achtergrond zijn. In principe is de taal op het etiket gesteld in het Nederlands en zonodig in het Engels, afhankelijk van de personeelsbezetting.
Gevaarlijke stoffen
12
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
Hieronder een voorbeeld van een afleveretiket volgens REACH en GHS:
Verpakkingen
13
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
Gevaarssymbolen op verpakkingen De gevaarssymbolen die worden toegepast zijn voorgeschreven vanuit REACH en GHS.
Onder het teken kan aanvullende tekst staan: Gevaar of Waarschuwing. Werkpleketiketten Werkpleketiketten zijn bedoeld voor stock- en werkoplossingen. Alle houders met producten zoals stock- en werkoplossingen, proef producten moeten voorzien zijn van werkplek etiketten. Inhoud van het werkpleketiket: • naam van de stof en/of relevante bestanddelen en de concentratie; • gevaarsaanduidingen; • datum aanmaak; • naam van de gebruiker van het product. De gegevens moeten onuitwisbaar zijn aangebracht op de verpakking. Gebruikoplossingen
Gevaarlijke stoffen
(bijv. in bekerglas of maatcilinder) Hieraan worden geen eisen gesteld. Het is wel belangrijk dat duidelijk is wat er in zit daarom wel exact markeren. Dit is van belang bij afvoer, omvallen, morsen etc..
14
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
4.3 Veiligheidsinformatieblad (VIB) Een veiligheidsinformatieblad (VIB) of in het engels Material Safety Data Sheet (MSDS) is een gestructureerd document met informatie over de risico’s van een gevaarlijke stof of preparaat, en aanbevelingen voor het veilig gebruik ervan op het werk. Wie een stof of preparaat in de handel brengt (als producent, importeur of verdeler) moet aan de professionele gebruiker ervan een veiligheidsinformatieblad (VIB of MSDS) verstrekken. De bedoeling is dat de professionele gebruiker: • weet welke gevaarlijke chemische middelen op de werkplek aanwezig zijn; • weet welke risico’s aanwezig zijn voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers en voor het milieu; • de nodige maatregelen kan treffen voor de bescherming van de gezondheid, de veiligheid en het milieu op het werk. Veiligheidsinformatiebladen zijn dus niet bedoeld voor privé-personen die dergelijke producten kopen voor eigen gebruik: hiervoor dienen de etikettering op de verpakking, en de eventuele bijgesloten gebruiksvoorschriften. Binnen het UMC beschikken we over GROS (Gevaarlijk Stoffen Opsporing Systeem). In dit systeem staat gevalideerde informatie over veel gevaarlijke stoffen die we in het UMC gebruiken. Informatie en toegang is te krijgen via het servicebedrijf productgroep ICT.
4.4 P- en H- statements Op basis van de Europese verordening REACH en GHS (het Global Harmonised System) zijn er afspraken gemaakt omtrent de etikettering en de veiligheidsaanwijzingen op de verpakking. De veiligheidsaan wijzingen worden de P- en H-statements genoemd. P staat voor Precaution, voorkomen van risico’s en H staat voor Hazard, de risico’s die een stof op kan leveren. Zie voor de betekenis van deze statements bijlage A.
Verpakkingen
15
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
Gevaarlijke stoffen
16
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
5. Persoonlijke Beschermings Middelen (PBM) Het spreekt eigenlijk voor zich: omdat het werken met gevaarlijke stoffen risico’s met zich meebrengt, moet je de nodige maatregelen treffen om blootstelling en de kans op een ongeval zoveel mogelijk beperken. Volg bij het treffen van maatregelen altijd de arbeidshygiënische strategie in de aangegeven volgorde. In eerste instantie dient een risico bij de bron te worden aangepakt, zodat de oorzaak van het probleem wordt weggenomen (bijvoorbeeld: het gebruiken van een minder schadelijke stof bij het reinigen van gereedschap). Wanneer aanpak bij de bron niet mogelijk is, kunnen andere maatregelen worden genomen: technische maatregelen (afscherming, ventilatie) en als dit ook niet kan: organisatorische maatregelen (rouleren, zodat de blootstelling minder lang is). Op de laatste plaats - in principe als tijdelijke noodmaatregelen, totdat betere oplossingen voorhanden zijn - moeten Persoonlijke Beschermingsmiddelen (PBM’s) verstrekt worden. Definitie Een PBM is een uitrustingsstuk of -middel dat bestemd is om door een mens te worden gedragen of vastgehouden als bescherming tegen één of meerdere gevaren die een bedreiging voor zijn gezondheid en veiligheid kunnen vormen. Gebruik Bij de betrokken medewerkers moet bekend zijn op welke plaatsen het dragen van PBM verplicht is (bijvoorbeeld bril, jas of schoenen). Ter plaatse wordt door borden aangegeven welke PBM dienen te worden gedragen. Door de leidinggevende moet aangetoond kunnen worden dat PBM zijn verstrekt c.q. vervangen, dat voorlichting en instructie omtrent het gebruik en toepassing is gegeven en dat toezicht op het dragen wordt gehouden. Enkele algemene regels ten aanzien van het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen: • Draag bij het werken met gevaarlijke stoffen altijd beschermende bedrijfskleding. Bedrijfskleding kan, indien nodig, aangevuld worden met een overschort; • Draag jassen en overschorten niet buiten de aangewezen werkgebieden. Trek regelmatig schone, beschermende bedrijfskleding aan. Draag een veiligheidsbril of gelaatscherm bij werkzaamheden met stoffen met gevaar voor oogletsel;
Persoonlijke Beschermings Middelen (PBM)
17
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
•
• • •
•
Gebruik geschikte adembeschermende middelen wanneer wordt gewerkt met vluchtige, giftige of gezondheidsschadelijke stoffen waarbij blootstelling mogelijk is. Bewaar adembeschermende middelen op een aangewezen plaats en zorg ervoor dat deze na elk gebruik worden gecontroleerd; Gebruik de juiste handschoenen om blootstelling aan de handen te voorkomen; Verwissel wegwerphandschoenen regelmatig om doorslag te voorkomen. Bij morsen op de handschoenen deze direct vervangen; Gebruik bij huidbeschadigingen (wondjes, kloofjes en sneetjes aan de handen) een waterafstotende pleister, eventueel in combinatie met een handschoen; Zorg voor goed onderhoud van de PBM’s.
In bijlage B: doorslagtijden handschoenen.
Gevaarlijke stoffen
18
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
6. Transport Elke gevaarlijke stof die wordt aangeschaft, moet worden vervoerd. Voor het transport over land, zijn Europese regels vastgelegd in het ADR. In Nederland zijn deze verwerkt in de ‘Wet vervoer gevaarlijke stoffen’ en het uitvoeringsvoorschrift ‘Vervoer over land van gevaarlijke stoffen’ (VLG). Deze gelden alleen op de openbare weg. Het intern transport tussen gebouwen moet ook veilig te gebeuren maar hier geld de Arbowet en de interne regeling vervoer gevaarlijke stoffen. Ook bij het (laten) vervoeren van gevaarlijke afvalstoffen, waaronder bloed en besmet afval, moet je voldoen aan het ADR. Overal waar een gevaarlijke stof van de ene naar de andere plek wordt verplaatst, is er sprake van transport.
6.1 Extern transport Extern transport van gevaarlijke stoffen vindt allereerst plaats van de leverancier naar het ziekenhuis en daarna eventueel van het ene gebouw naar het andere. Hiervoor geldt het volgende: • Maak duidelijke afspraken met de leverancier voor een veilige aflevering op de juiste plaats; • Voor radioactieve stoffen, Genetisch Gemodificeerde Organismen (GGO’s) en Biologische Agentia zijn aparte transportvoorschriften opgesteld. Meer weten? Neem dan contact op met de Arbodienst of de aangestelde deskundige, zoals de algemeen stralingsdeskundige, de biologische veiligheidsfunctionaris of de veiligheidsadviseur gevaarlijke stoffen; • Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door de lucht zijn regels vastgelegd door de internationale luchtvaarttransportorganisatie IATA.
6.2 Intern transport Intern transport binnen de gebouwen vindt doorgaans plaats op locaties die niet voor gevaarlijke stoffen zijn ingericht. De medewerker in kwestie komt onderweg collega’s, patiënten, studenten en bezoekers tegen die niet weten dat er gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Dat vraagt om extra aandacht. Geef medewerkers van jouw afdeling daarom de volgende instructie mee: • Plan de route bij voorkeur niet via drukke gangen en liften. Houd wat betreft vervoerstijden altijd rekening met de bezoekuren; • Handhaaf zo veel mogelijk de transportverpakking (in dozen);
Transport
19
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
•
•
• • • • •
• • •
Gevaarlijke stoffen
Let bij het uitpakken van verpakte gevaarlijke stoffen op eventuele breuk of lekkage. Voor medewerkers moeten de gevaarsaanduidingen op de etiketten, van zowel de vervoers- als de gebruiksverpakking, duidelijk leesbaar bevestigd zijn; Vervoer losse verpakkingen (flessen, vaten en potten) op karretjes. De vervoerskarren dienen stabiel te zijn en te beschikken over een gesloten laadvlak met opstaande randen. Zorg ervoor dat de verpakkingen niet kunnen omvallen; Plaats vloeistoffen en zeer giftige stoffen in lekbakken. De verpakking moet goed gesloten zijn; Voorkom het tillen van verpakkingen zwaarder dan 25 kg; Draag een losse fles nooit aan de dop en gebruik bij meer flessen bij voorkeur een draagmand of een gesloten draagemmer; Let op dat flessen, potten en vaten aan de buitenkant schoon zijn; Vervoer kankerverwekkende stoffen (zoals cytostatica) in een gesloten vervoers-verpakking die tegen breuk en lekkage beschermt met opschrift over de inhoud; Vervoer gevaarlijke stoffen in principe niet met het buispostsysteem. Er blijft bij breuk altijd kans op lekkage in het systeem; Vervoer gasflessen met speciale transportwagentjes; Laat gevaarlijke stoffen niet onbeheerd achter.
20
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
7. Opslag Binnen het UMC zijn richtlijnen opgesteld hoe met de opslag van gevaarlijke stoffen moet worden omgegaan. In dit hoofdstuk zijn de belangrijkste opgesomd. Een volledig overzicht van opslageisen staan in de voorschriften van de PGS15 (Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen, opgesteld door de Adviesraad Gevaarlijke Stoffen). Deze zijn te verkrijgen bij de Servicedesk ARBO of op te vragen via het internet. Let op! Iedereen die werkt met gevaarlijke stoffen heeft te maken met de opslag ervan. Misschien gaat het niet om grote hoeveelheden, maar om een werkvoorraad. Met welke vorm van opslag je ook te maken hebt, leef de veiligheidsvoorschriften na!
7.1 Algemene eisen voor opslag De onderstaande eisen gelden voor elke vorm van opslag: • Breng de verplichte gevaarsymbolen en veiligheidssignalering aan op de toegangsdeuren van ruimten die voor opslag bestemd zijn en op de deuren van opslagkasten voor gevaarlijke stoffen; • Sluit de algemeen toegankelijke kasten en werkruimtes tijdens afwezigheid van medewerkers af als er gevaarlijke stoffen vrij aanwezig zijn; • Sla (extreem) giftige stoffen altijd op in een afgesloten kastje met het symbool van een doodskop erop. Plaats dit kastje in een afgezogen ruimte; • Let erop dat glazen flessen voor direct gebruik een maximale inhoud hebben van 2,5 liter; • Plaats glazen flessen met een gevaarlijke inhoud nooit hoger dan 1,2 meter; • Behandel lege verpakkingen die niet zijn schoongemaakt hetzelfde als volle vaten en flessen.
7.2 Risicovolle combinaties van gevaarlijke stoffen Bepaalde gevaarlijke stoffen kunnen met elkaar reageren, met als gevolg dat er gevaarlijke gassen, dampen of risicovolle situaties kunnen ontstaan. Hieronder is aangegeven welke stoffen niet met elkaar opgeslagen mogen worden. Hier wordt nog uitgegaan van de PGS en de oude symbolen.
Opslag
21
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
Gevaarscategorieën die niet samen opgeslagen mogen worden: Nieuw
Oud
A
A Oxiderende stoffen
B
C
D
E
X
X
X
X
X
X
B (Zeer licht of licht) ontvlambare vloeistoffen
X
C (Zeer licht of licht) ontvlambare vaste stoffen
X
D (Zeer) vergiftige stoffen
X
X
E Corrosieve/bijtende stoffen
X
X
X X X
X
Een kruis betekent dat de combinatie NIET is toegestaan
7.3 Gebruik van lekbakken Bij het gebruik van lekbakken gelden de volgende voorschriften: • Plaats gevaarlijke stoffen naar gevaarscategorie in aparte lekbakken (zie schema 7.2). In het geval van brandgevaarlijke en explosieve stoffen moet de lekbak de gehele inhoud kunnen opvangen. Voor overige stoffen moet de lekbak de inhoud van de grootste verpakking plus 10% van de inhoud van de overige verpakkingen kunnen opvangen; • Plaats zuren en basen in aparte lekbakken.
7.4 Werkvoorraad De hoeveelheid gevaarlijke stoffen die nodig is om de dagelijkse werkzaamheden uit te voeren, is de werkvoorraad. Deze hoeveelheid mag op de werkplek blijven staan. Voorschriften: • Gebruik altijd een zo klein mogelijk volume; • Laat bij brandgevaarlijke stoffen nooit meer dan l kg of liter per m2 vrij in de werkruimte aanwezig zijn; • Laat nooit meer dan 25 kg of liter aan gevaarlijke stoffen los aanwezig zijn in de totale werkruimte. Berg dergelijke hoeveelheden op in de veiligheidskasten. Denk daarbij ook aan de afvalvaten.
Gevaarlijke stoffen
22
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
8. Gebruik Het is van belang om veilige, hygiënische werkplekken te creëren. Zeker daar waar gevaarlijke stoffen worden gebruikt. Het UMC St Radboud draagt daarvoor de zorg. Als medewerker dien je met de aangeboden middelen, methoden en instructies zorgvuldig om te gaan. Bestudeer vooraf de uitgebreide voorlichting over de risico’s en de maatregelen in het veiligheidsinformatieblad (VIB of MSDS) dat bij de stof hoort.
8.1 Hygiënische voorzorgsmaatregelen Zorgvuldigheid, ordelijkheid en zindelijkheid zijn de sleutelwoorden voor het werken met gevaarlijke stoffen. Houd je aan de volgende hygiënische voorzorgsmaatregelen: • Bewaar in ruimtes waar gewerkt wordt met gevaarlijke stoffen geen voedsel. Het is niet toegestaan hier te eten, te drinken, te roken, voedsel te bereiden, cosmetica op te brengen, contactlenzen in te doen en dergelijke; • Beperk administratieve werkzaamheden tot een minimum in ruimtes waar met gevaarlijke stoffen wordt gewerkt. Voer zeker geen administratie op werktafels; • Zorg voor een eenvoudig te reinigen werkplek en zet zo weinig mogelijk spullen op het werkblad; • Was de handen bij het verlaten van de ruimte en na een besmetting van de handen; • Bind het haar samen wanneer je lang haar hebt; • Hou je aan het verbod om te pipetteren met de mond in verband met het mogelijk inslikken en inademen van dampen tijdens pipetteren; • Reinig de werkplek en de apparatuur die met gevaarlijke stoffen besmet zijn geraakt na afloop van de werkzaamheden; • Voorkom nevelvorming van risicovolle stoffen. Denk hierbij aan het ontluchten van spuiten, het overschenken van vloeistoffen en het sprayen van alcohol bij desinfectie. Neem indien nodig beschermende maatregelen. Voorkom verdamping van vluchtige organische stoffen en verspreiding van gevaarlijke stoffen zoveel mogelijk. Houd verpakkingen zoveel mogelijk gesloten; • Gebruik geen brandbare vloeistoffen in de buurt van een open vlam of ontstekingsbron; • Houd de hoeveelheid van de te hanteren stof zo laag mogelijk en beperk de duur van de blootstelling.
Gebruik
23
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
8.2 Gebruik van desinfectiemiddelen Wees extra voorzichtig met desinfectiemiddelen Vanwege hun ontsmettende werking vraagt het werken met desinfectiemiddelen om extra voorzichtigheid. Gebruik desinfectiemiddelen alleen met toestemming van de afdeling Ziekenhuishygiëne en Infectiepreventie. Zorg voor voldoende ventilatie en, indien noodzakelijk, voor een goede afzuiging.
Gevaarlijke stoffen
24
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
9. Afval Voor gevaarlijk afval gelden de volgende voorschriften: • Vermeng afval van gevaarlijke stoffen in geen geval met andere stoffen; • Verzamel alle afvalstoffen naar soort; • Houd de hoeveelheid afval van gevaarlijke stoffen zo laag mogelijk; • Let op dat vaten met afval van buiten schoon zijn. Pak ‘schone’ vaten, die extreem giftige en kankerverwekkende stoffen bevatten, echter niet aan zonder geschikte handschoenen; • Wees op de hoogte van de voorschriften voor het verzamelen van specifieke afvalstoffen uit radionuclidenruimtes en GGO-ruimtes; • Verzamel gevaarlijke vloeibare afvalstoffen in UN-gekeurde kunststof jerrycan (bij voorkeur niet meer dan 10 liter per jerrycan); • Loos geen gevaarlijke stoffen in het riool; • Lege batterijen verzamelen in speciale bakken. Ze worden afgevoerd als klein chemisch afval (KCA).
9.1 Specifiek Ziekenhuis Afval (SZA) Dit is afval afkomstig uit de gezondheidszorg van mens en dier, waarvoor op grond van ethische, milieu, hygiënische en veiligheidsoverwegingen specifieke aandacht noodzakelijk is. Enkele voorbeelden van specifiek ziekenhuisafval zijn: • afval van klinische en microbiologische laboratoria dat bacterieel, viraal of met schimmels besmet is; • scherpe voorwerpen, zoals injectienaalden, afgeknipte capillairen, scalpels; • glazen bloedbuizen; • bloed, plasma en andere pasteuze en vloeibare afvalstoffen (zoals wondvocht, drainvocht en pus) die niet opgedroogd zijn (en dus in vloeibare vorm aanwezig zijn); • materiaal dat is besmet met cytostatica. Dit afval dient in speciale vaten te worden verzameld en zijn herkenbaar aan het biologisch risicosymbool. Bovendien zijn de vaten vaak afwijkend van kleur. Zo zijn er bijvoorbeeld gele vaten of blauwe vaten met een geel deksel.
9.2 Afvalscheiding Elke instelling kent een aantal soorten afvalstoffen die apart verzameld moeten worden. Sommige stoffen reageren heftig met elkaar of zorgen
Afval
25
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
voor gevaarlijke dampen als zij met elkaar in contact komen. Let vooral op bij de combinatie van zuur met loog, chloriet of hypochloriet, cyaniden, sulfiden en bij de combinatie van salpeterzuur met mierenzuur, azijnzuur, tolueen en formaldehyde. Gevaarlijke combinaties staan vermeld in de afvalstoffenregeling. Bijlage C: Indeling en etikettering gevaarlijk afval.
9.3 Afvalbeheer De laatste fase in het logistieke proces is het zorgvuldig omgaan met het afval van gevaarlijke stoffen. Deze gevaarlijk-afvalstroom wordt ook gezien als een gevaarlijke stof. Werk je met gevaarlijk afval, werk dan volgens de regels! Niet alleen in het belang van jezelf, ziekenhuispersoneel of patiënten, maar ook in het belang van het milieu en omwonenden. De ‘afvalstoffenregeling UMC St Radboud’ wordt periodiek bijgewerkt. De meest recente versie van staat op KWINT.: Servicebedrijf > Productgroep Logistiek & Services > Facilitair Bedrijf > Afval & Milieu
9.4 Lozen van vloeistoffen afkomstig van laboratoria Afvalstoffen die vrijkomen op laboratoria zijn in veel gevallen gevaarlijk afval. In de afvalstoffenregeling staat beschreven hoe gevaarlijk afval moet worden gescheiden, verpakt en geëtiketteerd. Lozen van chemicaliën via het riool mag in de meeste gevallen dus niet. Het is echter niet altijd nodig en economisch ook niet haalbaar, om alle chemicaliën in te zamelen. Wanneer chemicaliën niet schadelijk zijn voor het (aquatisch) milieu, en bovendien voorkomen in een lage concentratie, kan lozing via het riool soms worden toegestaan. door de Vergunningen en wettelijk kader Of een afvalstof wel of niet tot een gevaarlijke afvalstof behoort, is terug te vinden in de Eural (EURopese AfvalstoffenLijst). Daarnaast stelt de vergunning van de Radboud Universiteit en het UMC op grond van de Wet milieubeheer (Wm) en de vergunning op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) een aantal normen en eisen aan het afvalwater dat op het gemeentelijk riool wordt geloosd. Bij het UMC worden regelmatig monsters genomen van het afvalwater om te controleren of de normen niet worden overschreden. De normen uit de vergunningen zijn in het afgebeelde kader vertaald naar normen op laboratoriumniveau.
Gevaarlijke stoffen
26
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
Stof/Parameter Kwik
Max concentratie géén lozing toegestaan
Totaal zware metalen (Pb, Zn, Cu, Ni, Cr) Aromaten en gehalogeneerde koolwaterstoffen Organische halogenen (EOX) Alcohol(en) Zuurgraad pH
500 mg/l 2 mg/l 2 mg/l 15 v/v % 6,5 – 10
Wat mag er geloosd worden Met de bijgevoegde beslisboom is te bepalen wat er via het riool geloosd mag worden. Deze oplossingen mogen geen toevoegingen van andere chemische stoffen bevatten! Geconcentreerde vloeistoffen mogen niet geloosd worden, het spoelwater dat vrijkomt bij het reinigen van glaswerk met deze vloeistoffen kan wel geloosd worden. Wat kan niet in de gootsteen: • Cytostatica of restanten ervan; • Geconcentreerde schoonmaakmiddelen; • Geconcentreerde desinfectantia; • Stoffen die de afvoer kunnen verstoppen zoals zalven, paraffine, smeersels etc.. Wat mag wel in de gootsteen: • Medicijnen in oplossingen; • Antibiotica restanten; • Restanten infuusvloeistoffen; • Restanten sondevoeding; • Bloed, urine of andere lichaamsvloeistoffen mits ze niet infectieus zijn (afkomstig van een patiënt die besmet is met een risicoklasse 4 micro-organisme zoals het Lassa koortsvirus en Ebola). Zijn ze infectieus (risicoklasse 4) dan moeten ze met het Specifiek Ziekenhuisafval (SZA) worden afgevoerd. Indien met cytostatica besmette urine en/of ontlasting in een po is opgevangen, moet deze via de pospoeler worden afgevoerd. Infuusvloeistof mag ook via het riool (toilet of gootsteen) worden afgevoerd tenzij er cytotoxische stoffen of cytostatica inzit: dan moeten ze via het SZA worden verwijderd; • Gebruiksoplossingen van schoonmaakmiddelen; • Gebruiksoplossingen van desinfectantia. Houd bij het lozen van de bovenstaande vloeistoffen rekening met je eigen veiligheid. Neem maatregelen om spatten of morsen te voorkomen. Verpakkingen met vloeistofrestanten dienen makkelijk geopend te kunnen
Afval
27
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
worden. Met de bovenstaande opsomming en bijgevoegde beslisboom is te bepalen wat er via het riool geloosd mag worden. Deze oplossingen mogen geen toevoegingen bevatten van stoffen die niet geloosd mogen worden! Geconcentreerde vloeistoffen mogen niet worden geloosd, het spoelwater dat vrijkomt bij het reinigen kan wel geloosd worden. ‘Zeer ernstige zorg’ stoffen: Bepaalde chemicaliën, zoals de zogenaamde ‘Zeer ernstige zorg’ stoffen mogen niet, of alleen in zeer lage concentraties via het riool geloosd worden. Een overzicht van deze lijst is op te vragen bij de Servicedesk ARBO:
[email protected] Afvalstoffenregelingen: Afvalstoffenregeling UMC St Radboud staat op KWINT. Kan ik water bij een concentraat voegen of is het beter het concentraat bij water te voegen? Een bekend ezelsbruggetje is: ‘water bij zuur betaal je duur’. Een gevaarlijk stof met een sterk zuur karakter moet je altijd bij voldoende water voegen, nooit andersom. Het is verstandig de regel ook aan te houden voor andere gevaarlijke stoffen. Zorg voor voldoende water en voeg daar, in kleine hoeveelheden, het concentraat bij. Overzicht Voor het laboratorium staat hieronder een eenvoudig overzicht wanneer verdunde chemicaliën nog als gevaarlijke stof of als gevaarlijk afval moeten worden beschouwd. De rekenregels voor wanneer een oplossing een gevaarlijke stof is, staan in de Europese Preparatenrichtlijn 1999/45/EG. De concentratiegrenzen die bepalen wanneer een afvalstof nog gevaarlijk is, staan in de Europese lijst afvalstoffen (EURAL). Het volgende, hierop gebaseerde, vereenvoudigde schema* geeft aan dat een oplossing nog een gevaarlijke (afval)stof is bij een concentratie (gew.%) van meer dan: • • • • • •
0.1 % zeer giftige, carcinogene of mutagene stoffen 0.5 % reprotoxische stoffen 1 % verdacht carcinogene/mutagene, bijtende, sensibiliserende stoffen 3 % giftige stoffen 5 % verdacht reprotoxische, irriterende stoffen 25 % schadelijke stoffen
*) Bij twijfel over de toepassing van dit schema altijd de Servicedesk ARBO raadplegen!
Gevaarlijke stoffen
28
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
Nooit in de gootsteen: Bepaalde chemicaliën, zoals de zogenaamde ‘zwarte-lijststoffen’ zijn zo schadelijk voor het milieu dat het altijd verboden is deze te lozen. Zware metalen, halogeenhoudende organische verbindingen, polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK›s) en bestrijdingsmiddelen staan bijvoorbeeld op deze lijst. In de vergunning Wet verontreiniging oppervlaktewateren van het ziekenhuis worden deze ‹zwarte-lijststoffen› met name genoemd. Van sommige stoffen of categorieën worden daarbij concentratiegrenzen aangegeven die in het afvalwater niet overschreden mogen worden.
Afval
29
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
Flowdiagram vloeistoffen afkomstig uit laboratoria VLOEISTOF
Radioactief afval
ja
Raadpleeg Handboek Stralingshygiëne
ja nee GGO afval
ja
Decontaminatie verplicht. Raadpleeg Handboek GGO
ja nee
ja
Vloeistof pH tussen 6,5 en 10
ja
nee
Op pH te brengen ?
ja Bevat kwik of kwikverbindingen
Afvalstroom 5.11
Ja nee
nee Bevat zware metalen
ja
Conc < 500 mg/l
nee / onbekend
Afvalstroom 1.1 of 2.1 of 5.11
Bevat monocyclische aromatische koolwaterstoffen Halogeenvrij
ja
Conc < 2 mg/l
nee / onbekend
Afvalstroom 3.1
nee
ja
Bevat gehalogeneerde organische verbindingen
ja
Conc < 2 mg/l
nee / onbekend
Afvalstroom 4.1
ja
Conc < 15 v/v %
nee / onbekend
Afvalstroom 3.1
ja
Conc < 15 v/v %
nee / onbekend
Afvalstroom 3.1
Conc < 100 mMol/l
nee / onbekend
Afvalstroom 1.1 of afvalstroom 2.1 of afvalstroom 7.2
nee
ja
nee
ja
Bevat alcohol
nee
Bevat aceton / ethylacetaat
nee Bufferoplossing met zuren, zouten en/of basen
ja
ja
ja
ja nee
LOZING TOEGESTAAN
Gevaarlijke stoffen
Afvalstroom 1.1 2.1 3.1 4.1 5.11 7.2
30
Omschrijving Anorganische zuren Anorganische logen Oplosmiddelen halogeen arm Oplosmiddelen halogeen rijk Giftige vloeistoffen Waterige oplossingen
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
Bijlage A: P- en H- statements (Precaution en Hazard veiligheidsaanduidingen op etiketten) http://www.ru.nl/voorzieningenportal/@693570/pagina/ P-zin P101
Omschrijving Bij het inwinnen van medisch advies, de verpakking of het etiket ter beschikking houden. P102 Buiten het bereik van kinderen houden. P103 Alvorens te gebruiken, het etiket lezen. P201 Alvorens te gebruiken de speciale aanwijzingen raadplegen. P202 Pas gebruiken nadat u alle veiligheidsvoorschriften gelezen en begrepen heeft. P210 Verwijderd houden van warmte/vonken/open vuur/hete oppervlakken. — Niet roken. P210 Verwijderd houden van warmte. — Niet roken. P211 Niet in een open vuur of op andere ontstekingsbronnen spuiten. P220 Van kleding/…/brandbare stoffen verwijderd houden/bewaren. P220 Van kleding en brandbare stoffen verwijderd houden/bewaren. P221 Vermenging met brandbare stoffen… absoluut vermijden. P221 Vermenging met brandbare stoffen absoluut vermijden. P222 Contact met de lucht vermijden. P223 Contact met water vermijden in verband met een heftige reactie en een mogelijke wolkbrand. P230 Vochtig houden met… P230 Vochtig houden. P231 Onder inert gas werken. P231/P232 Onder inert gas werken. Tegen vocht beschermen. P232 Tegen vocht beschermen. P233 In goed gesloten verpakking bewaren. P234 Uitsluitend in de oorspronkelijke verpakking bewaren. P235 Koel bewaren. P235/P410 Koel bewaren. Tegen zonlicht beschermen. P240 Opslag- en opvangreservoir aarden. P241 Explosieveilige elektrische/ventilatie-/verlichtings-/…apparatuur gebruiken. P241 Explosieveilige elektrische, ventilatie- en verlichtingsapparatuur gebruiken. P241 Explosieveilige ventilatie gebruiken. P242 Uitsluitend vonkvrij gereedschap gebruiken. P243 Voorzorgsmaatregelen treffen tegen ontladingen van statische elektriciteit. P244 Reduceerventielen vrij van olie en vet houden. P250 Malen/schokken/…/wrijving vermijden. P250 Malen, schokken en wrijving vermijden. P251 Houder onder druk: ook na gebruik niet doorboren of verbranden. P260 Stof/rook/gas/nevel/damp/spuitnevel niet inademen. P260 Damp niet inademen. P261 Inademing van stof/rook/gas/nevel/damp/spuitnevel vermijden. P261 Inademing vermijden.
Afval
31
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
P-zin P262 P263 P264 P264 P270 P271 P272 P273 P280
Omschrijving Contact met de ogen, de huid of de kleding vermijden. Bij zwangerschap of borstvoeding aanraking vermijden. Na het werken met dit product … grondig wassen. Na het werken met dit product de handen grondig wassen. Niet eten, drinken of roken tijdens het gebruik van dit product. Alleen buiten of in een goed geventileerde ruimte gebruiken. Verontreinigde werkkleding mag de werkruimte niet verlaten. Voorkom lozing in het milieu. Beschermende handschoenen/beschermende kleding/oogbescherming/gelaats bescherming dragen. P280 Beschermende handschoenen dragen. P280 Beschermende handschoenen en beschermende kleding dragen. P280 Beschermende handschoenen en oogbescherming/gelaatsbescherming dragen. P280 Beschermende handschoenen, beschermende kleding en oogbescherming/gelaats bescherming dragen. P280 Beschermende kleding dragen. P280 Gelaatsbescherming dragen. P280 Oogbescherming/gelaatsbescherming dragen. P281 De nodige persoonlijke beschermingsuitrusting gebruiken. P282 Koude-isolerende handschoenen/gelaatsbescherming/oogbescherming dragen. P283 Vuur/vlambestendige/brandwerende kleding dragen. P284 Adembescherming dragen. P285 Bij ontoereikende ventilatie een geschikte adembescherming dragen. P301 NA INSLIKKEN: P301/P310 NA INSLIKKEN: onmiddellijk een ANTIGIFCENTRUM of een arts raadplegen. P301/P312 NA INSLIKKEN: bij onwel voelen een ANTIGIFCENTRUM of een arts raadplegen. P301/ NA INSLIKKEN: de mond spoelen — GEEN braken opwekken. P330/P331 P302 BIJ CONTACT MET DE HUID: P302/P334 BIJ CONTACT MET DE HUID: in koud water onderdompelen/nat verband aanbrengen. P302/P350 BIJ CONTACT MET DE HUID: voorzichtig wassen met veel water en zeep. P302/P352 BIJ CONTACT MET DE HUID: met veel water en zeep wassen. P303 BIJ CONTACT MET DE HUID (of het haar): P303/ BIJ CONTACT MET DE HUID (of het haar): verontreinigde kleding onmiddellijk P361/P353 uittrekken — huid met water afspoelen/afdouchen. P304 NA INADEMING: P304/P340 NA INADEMING: het slachtoffer in de frisse lucht brengen en laten rusten in een houding die het ademen vergemakkelijkt. P304/P341 NA INADEMING: bij ademhalingsmoeilijkheden het slachtoffer in de frisse lucht brengen en laten rusten in een houding die het ademen vergemakkelijkt. P305 BIJ CONTACT MET DE OGEN:
Gevaarlijke stoffen
32
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
P-zin P305/ P351/P338 P306 P306/P360 P307 P307/P311 P308 P308/P313 P309 P309/P311 P310 P311 P312 P313 P314 P315 P320 P320 P321 P321 P322 P322 P330 P331 P332 P332/P313 P333 P333/P313 P334 P335 P335/P334 P336 P337 P337/P313 P338 P340 P341
Afval
Omschrijving BIJ CONTACT MET DE OGEN: voorzichtig afspoelen met water gedurende een aantal minuten; contactlenzen verwijderen, indien mogelijk; blijven spoelen. NA MORSEN OP KLEDING: NA MORSEN OP KLEDING: verontreinigde kleding en huid onmiddellijk met veel water afspoelen en pas daarna kleding uittrekken. NA blootstelling: NA blootstelling: een ANTIGIFCENTRUM of een arts raadplegen. NA (mogelijke) blootstelling: NA (mogelijke) blootstelling: een arts raadplegen. NA blootstelling of bij onwel voelen: NA blootstelling of bij onwel voelen: een ANTIGIFCENTRUM of een arts raadplegen. Onmiddellijk een ANTIGIFCENTRUM of een arts raadplegen. Een ANTIGIFCENTRUM of een arts raadplegen. Bij onwel voelen een ANTIGIFCENTRUM of een arts raadplegen. Een arts raadplegen. Bij onwel voelen een arts raadplegen. Onmiddellijk een arts raadplegen. Specifieke behandeling dringend vereist (zie … op dit etiket). Specifieke behandeling dringend vereist (zie informatie op dit etiket). Specifieke behandeling vereist (zie … op dit etiket). Specifieke behandeling vereist (zie informatie op dit etiket). Specifieke maatregelen (zie … op dit etiket). Specifieke maatregelen (zie informatie op dit etiket). De mond spoelen. GEEN braken opwekken. Bij huidirritatie: Bij huidirritatie: een arts raadplegen. Bij huidirritatie of uitslag: Bij huidirritatie of uitslag: een arts raadplegen. In koud water onderdompelen/nat verband aanbrengen. Losse deeltjes van de huid afvegen. Losse deeltjes van de huid afvegen. In koud water onderdompelen/nat verband aanbrengen. Bevroren lichaamsdelen met lauw water ontdooien. Niet wrijven op de betrokken plaatsen. Bij aanhoudende oogirritatie: Bij aanhoudende oogirritatie: een arts raadplegen. Contactlenzen verwijderen, indien mogelijk. Blijven spoelen. Het slachtoffer in de frisse lucht brengen en laten rusten in een houding die het ademen vergemakkelijkt. Bij ademhalingsmoeilijkheden het slachtoffer in de frisse lucht brengen en laten rusten in een houding die het ademen vergemakkelijkt.
33
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
P-zin P342/P311 P350 P351 P352 P353 P360 P361 P362 P363 P370 P370/P376 P370/P378 P370/P378 P370/P380 P370/ P380/P375 P371 P371/ P380/P375 P372 P373 P374 P375 P376 P377 P378 P380 P381 P390 P391 P401 P401
Omschrijving Bij ademhalingssymptomen: een ANTIGIFCENTRUM of een arts raadplegen. Voorzichtig wassen met veel water en zeep. Voorzichtig afspoelen met water gedurende een aantal minuten. Met veel water en zeep wassen. Huid met water afspoelen/afdouchen. Verontreinigde kleding en huid onmiddellijk met veel water afspoelen en pas daarna kleding uittrekken. Verontreinigde kleding onmiddellijk uittrekken. Verontreinigde kleding uittrekken en wassen alvorens deze opnieuw te gebruiken. Verontreinigde kleding wassen alvorens deze opnieuw te gebruiken. In geval van brand: In geval van brand: het lek dichten als dat veilig gedaan kan worden. In geval van brand: blussen met … In geval van brand: blussen met geschikt blusmiddel. In geval van brand: evacueren. In geval van brand: evacueren. Op afstand blussen omwille van ontploffingsgevaar.
In geval van grote brand en grote hoeveelheden: In geval van grote brand en grote hoeveelheden: evacueren. Op afstand blussen omwille van ontploffingsgevaar. Ontploffingsgevaar in geval van brand. NIET blussen wanneer het vuur de ontplofbare stoffen bereikt. Met normale voorzorgen vanaf een redelijke afstand blussen. Op afstand blussen omwille van ontploffingsgevaar. Het lek dichten als dat veilig gedaan kan worden. Brand door lekkend gas: niet blussen, tenzij het lek veilig gedicht kan worden. Blussen met … Evacueren. Alle ontstekingsbronnen wegnemen als dat veilig gedaan kan worden. Gelekte/gemorste stof opnemen om materiële schade te vermijden. Gelekte/gemorste stof opruimen. … bewaren. Overeenkomstig de plaatselijke/regionale/nationale/internationale voorschriften bewaren. P402 Op een droge plaats bewaren. P402/P404 Op een droge plaats bewaren. In gesloten verpakking bewaren. P403 Op een goed geventileerde plaats bewaren. P403/P233 Op een goed geventileerde plaats bewaren. In goed gesloten verpakking bewaren. P403/P235 Op een goed geventileerde plaats bewaren. Koel bewaren. P404 In gesloten verpakking bewaren. P405 Achter slot bewaren. P406 In corrosiebestendige/… houder met corrosiebestendige binnenbekleding bewaren.
Gevaarlijke stoffen
34
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
P-zin P406
Omschrijving In corrosiebestendige houder of in houder met corrosiebestendige binnenbekleding bewaren. P407 Ruimte laten tussen stapels/pallets. P410 Tegen zonlicht beschermen. P410/P403 Tegen zonlicht beschermen. Op een goed geventileerde plaats bewaren. P410/P412 Tegen zonlicht beschermen. Niet blootstellen aan temperaturen boven 50 °C/122 °F. P411 Bij maximaal … °C/… °F bewaren. P411/P235 Bij maximaal … °C/… °F bewaren. Koel bewaren. P412 Niet blootstellen aan temperaturen boven 50 °C/122°F. P413 Bulkmateriaal, indien meer dan … kg/… lbs, bij temperaturen van maximaal … °C bewaren. P413 Bulkmateriaal, indien meer dan %^01 kg, bij temperaturen van maximaal %^02 °C bewaren P420 Gescheiden van ander materiaal bewaren. P422 Onder … bewaren. P432 Bij ademhalingssymptomen: P501 Inhoud/verpakking afvoeren naar … P501 Inhoud/verpakking afvoeren naar producent/bevoegde dienst.
Afval
35
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
H-zin EUH001 EUH006 EUH014 EUH018 EUH019 EUH029 EUH031 EUH032 EUH044 EUH059 EUH066 EUH070 EUH071 EUH201 EUH202 EUH203 EUH204 EUH205 EUH206 EUH207 EUH208 EUH209 EUH210 EUH401 H200 H201 H202 H203 H204 H205 H220 H221 H222 H223 H224 H225 H226 H228
Omschrijving In droge toestand ontplofbaar. Ontplofbaar met en zonder lucht. Reageert heftig met water. Kan bij gebruik een ontvlambaar/ontplofbaar damp-luchtmengsel vormen. Kan ontplofbare peroxiden vormen. Vormt giftig gas in contact met water. Vormt giftig gas in contact met zuren. Vormt zeer giftig gas in contact met zuren. Ontploffingsgevaar bij verwarming in afgesloten toestand. Gevaarlijk voor de ozonlaag. Herhaalde blootstelling kan een droge of een gebarsten huid veroorzaken. Giftig bij oogcontact. Bijtend voor de luchtwegen. Bevat lood. Mag niet worden gebruikt voor voorwerpen waarin kinderen kunnen bijten of waaraan kinderen kunnen zuigen. Let op! Bevat lood. Cyanoacrylaat. Gevaarlijk. Kleeft binnen enkele seconden aan huid en oogleden. Buiten het bereik van kinderen houden. Bevat zeswaardig chroom. Kan een allergische reactie veroorzaken. Bevat isocyanaten. Kan een allergische reactie veroorzaken. Bevat epoxyverbindingen. Kan een allergische reactie veroorzaken. Let op! Niet in combinatie met andere producten gebruiken. Er kunnen gevaarlijke gassen (chloor) vrijkomen. Let op! Bevat cadmium. Bij het gebruik ontwikkelen zich gevaarlijke dampen. Zie de aanwijzingen van de fabrikant. Neem de veiligheidsvoorschriften in acht. Bevat
. Kan een allergische reactie veroorzaken. Kan bij gebruik licht ontvlambaar worden. Kan bij gebruik ontvlambaar worden. Veiligheidsinformatieblad op verzoek verkrijgbaar. Volg de gebruiksaanwijzing om gevaar voor de menselijke gezondheid en het milieu te voorkomen. Instabiele ontplofbare stof. Ontplofbare stof; gevaar voor massa-explosie. Ontplofbare stof, ernstig gevaar voor scherfwerking. Ontplofbare stof; gevaar voor brand, luchtdrukwerking of scherfwerking. Gevaar voor brand of scherfwerking. Gevaar voor massa-explosie bij brand. Zeer licht ontvlambaar gas. Ontvlambaar gas. Zeer licht ontvlambare aerosol. Ontvlambare aerosol. Zeer licht ontvlambare vloeistof en damp. Licht ontvlambare vloeistof en damp. Ontvlambare vloeistof en damp. Ontvlambare vaste stof.
Gevaarlijke stoffen
36
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
H-zin H240 H241 H242 H250 H251 H252 H260 H261 H270 H271 H272 H280 H281 H290 H300 H301 H302 H304 H310 H311 H312 H314 H315 H317 H318 H319 H330 H331 H332 H334 H335 H336 H340 H340 H341 H341 H350 H350 H350
Afval
Omschrijving Ontploffingsgevaar bij verwarming. Brand- of ontploffingsgevaar bij verwarming. Brandgevaar bij verwarming. Vat spontaan vlam bij blootstelling aan lucht. Vatbaar voor zelfverhitting: kan vlam vatten. In grote hoeveelheden vatbaar voor zelfverhitting; kan vlam vatten. In contact met water komen ontvlambare gassen vrij die spontaan kunnen ontbranden. In contact met water komen ontvlambare gassen vrij. Kan brand veroorzaken of bevorderen; oxiderend. Kan brand of ontploffingen veroorzaken; sterk oxiderend. Kan brand bevorderen; oxiderend. Bevat gas onder druk; kan ontploffen bij verwarming. Bevat sterk gekoeld gas; kan cryogene brandwonden of letsel veroorzaken. Kan bijtend zijn voor metalen. Dodelijk bij inslikken. Giftig bij inslikken. Schadelijk bij inslikken. Kan dodelijk zijn als de stof bij inslikken in de luchtwegen terechtkomt. Dodelijk bij contact met de huid. Giftig bij contact met de huid. Schadelijk bij contact met de huid. Veroorzaakt ernstige brandwonden. Veroorzaakt huidirritatie. Kan een allergische huidreactie veroorzaken. Veroorzaakt ernstig oogletsel. Veroorzaakt ernstige oogirritatie. Dodelijk bij inademing. Giftig bij inademing. Schadelijk bij inademing. Kan bij inademing allergie- of astmasymptomen of ademhalingsmoeilijkheden veroorzaken. Kan irritatie van de luchtwegen veroorzaken. Kan slaperigheid of duizeligheid veroorzaken. Kan genetische schade veroorzaken . Kan genetische schade veroorzaken. Verdacht van het veroorzaken van genetische schade . Verdacht van het veroorzaken van genetische schade. Kan kanker veroorzaken Kan kanker veroorzaken bij inademing. Kan kanker veroorzaken.
37
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
H-zin H351 H351 H360
H360 H360 H360 H360 H360 H361
H361 H361 H361 H362 H370
H370 H370 H370 H371
H371 H371 H371 H371 H371 H372
H372 H372 H372 H372
Omschrijving Verdacht van het veroorzaken van kanker . Verdacht van het veroorzaken van kanker. Kan de vruchtbaarheid of het ongeboren kind schaden <specifiek effect vermelden indien bekend> . Kan de vruchtbaarheid schaden. Kan de vruchtbaarheid schaden. Kan het ongeboren kind schaden. Kan de vruchtbaarheid schaden. Wordt ervan verdacht het ongeboren kind te schaden. Kan het ongeboren kind schaden. Kan het ongeboren kind schaden. Wordt ervan verdacht de vruchtbaarheid te schaden. Kan mogelijks de vruchtbaarheid of het ongeboren kind schaden <specifiek effect vermelden indien bekend> . Wordt ervan verdacht de vruchtbaarheid te schaden. Wordt ervan verdacht de vruchtbaarheid te schaden.Wordt ervan verdacht het ongeboren kind te schaden. Wordt ervan verdacht het ongeboren kind te schaden. Kan schadelijk zijn via de borstvoeding. Veroorzaakt schade aan organen . Veroorzaakt schade aan organen bij contact met de huid Veroorzaakt schade aan organen bij inademing Veroorzaakt schade aan organen bij inslikken Kan schade aan organen veroorzaken . Kan schade aan organen veroorzaken bij contact met de huid Kan schade aan organen veroorzaken bij langdurige of herhaalde blootstelling bij contact met de huid Kan schade aan organen veroorzaken bij inslikken Kan schade aan organen veroorzaken bij langdurige of herhaalde blootstelling bij inslikken Kan schade aan organen veroorzaken bij langdurige of herhaalde blootstelling. Veroorzaakt schade aan organen bij langdurige of herhaalde blootstelling . Veroorzaakt schade aan organen bij langdurige of herhaalde blootstelling bij contact met de huid Veroorzaakt schade aan organen bij langdurige of herhaalde blootstelling bij inademing Veroorzaakt schade aan organen bij langdurige of herhaalde blootstelling bij inslikken Veroorzaakt schade aan organen bij langdurige of herhaalde blootstelling.
Gevaarlijke stoffen
38
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
H-zin H373
H373 H400 H410 H411 H412 H413
Afval
Omschrijving Kan schade aan organen veroorzaken bij langdurige of herhaalde blootstelling . Kan schade aan de lever veroorzaken bij langdurige of herhaalde blootstelling bij inslikken. Zeer giftig voor in het water levende organismen. Zeer giftig voor in het water levende organismen, met langdurige gevolgen. Giftig voor in het water levende organismen, met langdurige gevolgen. Schadelijk voor in het water levende organismen, met langdurige gevolgen. Kan langdurige schadelijke gevolgen voor in het water levende organismen hebben.
39
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
Bijlage B: Doorslagtijden handschoenen Chemische stof
CAS Number
0,5% chloorhexidinegluconaat in 70% ethanol 1% chloorhexidinegluconaat, 0,5% cetrimide
Erkennings
Doorbraaktijd
Beschermindex
> 480
6
Force Technology
organisatie
EN Std. 374-3:2003
> 480
6
Force Technology
374-3:2003
Aceton
67-64-1
2
0
Centexbel
374-3:2003
Acetonitril
75-05-8
8
0
Centexbel
374-3:2003
Ammoniumhydroxide, 25%
1336-21-6
<5
0
Centexbel
374-3:2003
Azijnzuur
64-19-7
61
3
Centexbel
374-3:2003
Butylalcohol
71-36-3
374-3:2003
Chloorhexidinegluconaat
> 480
6
Centexbel
> 480
6
Force Technology
Cidex TM OPA
643-79-8
> 480
6
Force Technology
374-3:2003
Cyclohexaan
110-82-7
7
0
Centexbel
374-3:2003
Diëthylether
60-29-7
0
0
Centexbel
374-3:2003
Dimethylacetamide
127-19-5
7
0
Centexbel
374-3:2003
Ethanol, 70%
64-17-5
71
3
Centexbel
374-3:2003
73
3
Centexbel
Ethanol, 99,7% Ethanol 95% + Dettol 5% Ethidiumbromide in water (verzadigd, ± 5%) Formaldehyde, 4%
24
1
Centexbel
1239-45-8
> 480
6
Centexbel
374-3:2003
50-00-0
> 480
6
Centexbel
374-3:2003
> 480
6
Centexbel
374-3:2003
Formaldehyde, 35%
374-3:2003
Isopropanol
67-63-0
> 480
6
Centexbel
374-3:2003
Methylalcohol
67-56-1
18
1
Centexbel
374-3:2003
Methylethylketon
78-93-3
1
0
Centexbel
374-3:2003
Methylmetracylaat
80-62-6
2
0
Force Technology
374-3:2003
Mierenzuur, 98-100%
64-18-6
350
5
Force Technology
374-3:2003
1310-73-2
> 480
6
Centexbel
374-3:2003
> 480
6
Force Technology
2
0
Natriumhydroxide, 50% Ortho-ftaalaldehyde Palamed G60 botcement
Centexbel
374-3:2003
Pyridine
110-86-1
1
0
Centexbel
374-3:2003
Rokend salpeterzuur, 100%
7697-37-2
1
0
Force Technology
374-3:2003
Salpeterzuur, 70%
7697-37-2
> 480
6
Centexbel
374-3:2003
Tetrahydrofuran
109-99-9
0
0
Centexbel
374-3:2003
Tolueen
108-88-3
1
0
Centexbel
374-3:2003
Triëthylamine
121-44-8
<5
0
Centexbel
374-3:2003
Waterstofperoxide, 30%
7722-84-1
> 480
6
Centexbel
374-3:2003
Zoutzuur, 37%
7647-01-0
> 480
6
Centexbel
374-3:2003
Zwavelzuur, 96%
7664-93-9
105
4
Centexbel
374-3:2003
Gevaarlijke stoffen
40
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
Bijlage C
Afval
41
© UMC St Radboud