Gemeente Amsterdam Gemeenteraad Gemeenteblad
R
Schriftelijke vragen
Jaar
2015
Afdeling
1
Nummer
125
Datum akkoord
college van b&w van 3 maart 2015
Publicatiedatum
4 maart 2015
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid de heer Z.D. Ernsting van 26 januari 2015 inzake het betrekken van het partnerinkomen bij de verdeling van ateliers/werkruimten via de Commissie voor Ateliers en (Woon)Werkpanden Amsterdam. Aan de gemeenteraad
Inleiding door vragensteller. Eind 2014 kwam onze fractie het relaas ter ore van een kunstenaar die haar atelier/werkruimte moet verlaten omdat bij verlenging van het huurcontract zou blijken dat ze niet meer voldoet aan de inkomenseisen die de Commissie voor Ateliers en (Woon)Werkpanden Amsterdam (CAWA) daaraan stelt. De kunstenaar in kwestie gaf daarbij aan dat die inkomenseisen onlangs waren gewijzigd. Bij herziening van een huurcontract voor een atelier werd gekeken naar het verzamelinkomen van de betrokken kunstenaar. Bij dat verzamelinkomen wordt nu plots ook het inkomen van de partner van de kunstenaar in kwestie betrokken. De fractie van GroenLinks vindt dat heel vreemd en ook bezwaarlijk. Bij de verdeling van woonruimte is het logisch om wel het partnerinkomen te betrekken, want daarbij gaat het om een duurzaam huishouden dat van de woonruimte gebruik gaat maken. Maar hier gaat het om ateliers: werkruimten voor individuele kunstenaars. Het is tamelijk absurd om bij de huur van een werkruimte voor een individu een partnerinkomen te betrekken en vraagt zich af of dit wel de bedoeling van het college is en of hier geen privacywetgeving overboord wordt gegooid. De website van de CAWA biedt daarnaast geen extra duidelijkheid: op de site zelf wordt wel melding gemaakt van de eisen omtrent een partnerinkomen of zelfs huishoudinkomen bij zowel ateliers als atelierwoningen1. Maar in de reglementen2 echter wordt er alleen bij atelierwoningen gesproken over huishoudens. Bij ateliers als werkruimte wordt alleen het begrip ‘verzamelinkomen’ gebruikt en komt een partnerinkomen niet voor in de voorwaarden. GroenLinks neemt aan dat het reglement leidend is en vraagt zich af of een en ander rechtmatig is.
1 2
http://www.amsterdam.nl/kunst-cultuur-sport/werkplekken/ateliers/voorwaarden/ http://www.amsterdam.nl/publish/pages/425462/reglement_cawa_okt_2012.pdf
1
Jaar Afdeling Nummer Datum
2015 1 125 4 maart 2015
Gemeente Amsterdam Gemeenteblad Schriftelijke vragen, maandag 26 januari 2015
R
ADDENDUM: Vorenstaande inleiding is geschreven in de week van 18 januari 2015. Bij een laatste check blijkt in diezelfde week de website van de CAWA aangepast en is er een nieuw reglement geplaatst met als datum 20 januari 20153. De bewuste passage over toelatingseisen is in dit nieuwe reglement aangepast en het partnerinkomen is toegevoegd ten opzicht ven het oude reglement uit 2012. De hiernavolgende vragen zijn daarom herschreven en aangepast aan de nieuwe situatie. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 26 januari 2015, namens de fractie van GroenLinks, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Is het college op de hoogte van de reglementen van de CAWA? Hoe zijn deze reglementen tot stand gekomen en wie heeft ze aldus besloten? Antwoord: Het college van B&W is op de hoogte van de reglementen van de CAWA. De reglementen zijn opgesteld in 2007, bij het instellen van de CAWA als adviesorgaan van het college. Op 30 oktober 2012 en 20 januari 2015 zijn de reglementen aangepast. Deze aanpassingen zijn besproken in het Strategisch Overleg CAWA, waarin vertegenwoordigers zitten van Kunst en Cultuur, Wonen en Broedplaatsen en de voorzitter van de CAWA. Het college besluit over (aanpassingen van) het reglement. 2. Klopt het dat de reglementen uit 2007 en 2012 geen vermelding maakten van partnerinkomen bevatten voor ateliers/werkruimten? Antwoord: In de reglementen uit 2007 en 2012 is geen vermelding gemaakt van het partnerinkomen bij atelierruimte. 3. Zijn er op basis van die oude reglementen in het verleden huurcontracten niet verlengd met als argument dat het partnerinkomen te hoog was? Hoe beoordeelt het college die beslissing? Hoe heeft de huurder op dat moment kennis kunnen hebben van de nieuwe toelatingseisen terwijl die niet in het reglement stonden? Vindt het college dat de beslissing om een verlening van het huurcontract te weigeren op gronden die op dat moment niet reglementair waren vastgelegd, rechtmatig is of getuigt van goed bestuur? Antwoord: Op de website van de CAWA en het toetsingsformulier is in 2014 gemeld dat het inkomen van de fiscale partner werd meegerekend in de toetsing. Op het moment dat geconstateerd werd dat de CAWA op niet-reglementair vastgestelde gronden advies uitbracht, is direct besloten de enkele gevallen die het hier betrof (zoals hieronder genoemd) opnieuw te beoordelen volgens de toen geldende reglementen.
3
http://www.amsterdam.nl/publish/pages/425462/reglement_cawa_versie_20-01-2015.pdf
2
Jaar Afdeling Nummer Datum
2015 1 125 4 maart 2015
Gemeente Amsterdam Gemeenteblad Schriftelijke vragen, maandag 26 januari 2015
R
Er is in 2014 eenmaal een huurcontract niet verlengd, met als argument dat het gezamenlijk verzamelinkomen te hoog was. Het betrof een echtpaar, dat ook samen een atelier in West huurde. De een had een te hoog inkomen (boven de € 50.000.-). Aan het kunstenaarschap van de partner werd getwijfeld en er was het vermoeden dat deze persoon een ander atelier had. In de bezwaarprocedure is dit ook gebleken. Eén van de partners werd daarmee alleengebruiker van het atelier geworden en diens inkomen kwam boven de maximale inkomensgrens van € 38.150,- uit. Er is eenmaal geadviseerd een huurcontract niet te verlengen aan een zittende huurder op basis van het te hoge inkomen van de fiscale partner. Omdat dit op dat moment nog niet reglementair was vastgelegd heeft deze huurder alsnog een contractverlenging aangeboden gekregen. Er is tweemaal een kunstenaar afgewezen, die opteerden voor een atelier in een broedplaats. Met deze personen is gezocht naar een passende oplossing. Eén kunstenaar heeft na bemiddeling alsnog een atelier in de betreffende broedplaats gekregen. In het andere geval was er geen atelier meer beschikbaar in de broedplaats. Deze persoon zal voorrang krijgen wanneer hij opnieuw voor een atelier opteert. 4. Heeft het college de reglementen van 20 januari 2015 zelf aangepast of opnieuw aangenomen? Waarom was het nodig in het reglement nu wel een vermelding van de eis van het partnerinkomen op te nemen? Hoe worden huurders op de hoogte gebracht van de gewijzigde reglementen? Antwoord: Het college heeft de aanpassing van de reglementen van de CAWA op 20 januari 2015 vastgesteld. Bij de toekenning van een sociale huurwoning wordt gekeken naar het inkomen van de fiscale partner. In dit geval logisch omdat deze partner ook geacht wordt de huur van de woning te delen. De fiscale partner maakt echter geen gebruik van de atelierruimte. De kunstenaar is vaak een zelfstandige met (vaak) een beperkt inkomen. Toch wordt dan toch het inkomen van de fiscale partner meegeteld bij de het aangepaste CAWA reglement, omdat ruimte voor kunstenaars zeer schaars is en het college de kansen voor kunstenaars met een laag inkomen (maar zonder partner met een hoger inkomen) zo groot mogelijk wil houden. Het college richt zich op kunstenaars met een inkomen dat te laag is om in de commerciële markt een atelierruimte te vinden. Het komt veel voor dat kunstenaars zelf wel een laag inkomen (gemiddeld € 13.000,-) hebben, maar een partner hebben met een goed inkomen. De individuele werkruimtes hebben vaak een lage huur of het zijn ateliers in broedplaatsen waarvoor een subsidie is verstrekt aan de broedplaatsontwikkelaar. Deze ateliers zijn schaars en gewild en daarom is het juist belangrijk dat ze terecht komen bij die kunstenaars die niet in staat zijn een atelier te huren in de commerciële verhuur.
3
Jaar Afdeling Nummer Datum
2015 1 125 4 maart 2015
Gemeente Amsterdam Gemeenteblad Schriftelijke vragen, maandag 26 januari 2015
R
Als de fiscaal partner een hoog inkomen heeft, mag daar, gegeven het feit dat de werkruimtes schaars en gewild zijn, rekening mee gehouden worden. Door de grens te stellen van maximaal € 50.000 voor het gezamenlijk inkomen wordt wel rekening gehouden met het inkomen van de fiscale partner. De CAWA heeft zich laten adviseren door het Nibud en een jurist. Het college heeft het advies van de CAWA overgenomen. De verhuurders van ateliers (stadsdelen en corporaties), de broedplaatsrelaties en de CAWA geregistreerden zijn op de hoogte gebracht van het gewijzigde reglement, middels een mailing. Op de site van CAWA en Bureau Broedplaatsen is onder het item “Nieuws” melding gemaakt van “Wijziging CAWA reglement”. Het nieuwe reglement CAWA staat in PDF op de site van de CAWA. Ook is het extra benoemd onder het item “voorwaarden” waar melding is gemaakt van het nieuwe reglement. 5. Is het college het met de fractie van GroenLinks eens dat een toets op verzamelinkomen inclusief het partnerinkomen voor sociale woningen logischer is dan voor werkruimtes, omdat het aannemelijk is dat de woning gebruikt door een heel huishouden van beide partners maar een werkruimte niet? Zo nee, waarom niet? Waarom is er toch besloten dat partnerinkomens van kunstenaars relevant zijn voor de verdeling van werkruimtes aan individuele kunstenaars? Antwoord: Bij de toekenning van de sociale huurwoning wordt gekeken naar het inkomen van de fiscale partner. In dit geval logisch omdat deze partner ook geacht wordt de huur van de woning te delen. De fiscale partner maakt geen gebruik van de atelierruimte. De CAWA toetst echter ten behoeve van individuele werkruimtes met vaak een lage huur of het zijn ateliers in broedplaatsen waarvoor een subsidie is verstrekt aan de broedplaatsontwikkelaar. Deze ateliers zijn schaars en gewild en daarom is het juist belangrijk dat ze terecht komen bij die kunstenaars die niet in staat zijn een atelier te huren in de commerciële verhuur. Het college begrijpt de redenatie van de GroenLinks-fractie. Desalniettemin acht het college het gezien het bovenstaande gerechtvaardigd op deze manier te werk te gaan. Het is ook niet ongebruikelijk te kijken naar het huishoudinkomen: bij aanvraag van zorgtoeslag en een bijstandsuitkering wordt bijvoorbeeld ook gekeken naar het inkomen van de partner. 6. Is het college met de fractie van GroenLinks van mening dat een progressief stadsbestuur privaatrechtelijke zaken als huurcontracten voor werkruimtes voor kunstenaars in eerste instantie met individuen zou moeten doen en dat huishouden- of gezinssituatie eigenlijk niet relevant is voor deze zaken? Zo nee, waarom niet? Antwoord: Goedkope ateliers zijn schaars. De toewijzingscriteria zijn opgesteld met het doel om deze beperkte voorraad goedkope ateliers zoveel mogelijk beschikbaar te laten zijn voor personen die, gelet op hun inkomen, op geen enkele andere wijze de mogelijkheid hebben om een atelierruimte te huren. Anders gezegd, zijn deze 4
Jaar Afdeling Nummer Datum
2015 1 125 4 maart 2015
Gemeente Amsterdam Gemeenteblad Schriftelijke vragen, maandag 26 januari 2015
R
ateliers niet bedoeld voor kunstenaars die qua inkomen of anderszins de mogelijkheid hebben om zelf in een ruimte te voorzien. Hieronder vallen óók die kunstenaars die de beschikking hebben over een gezinsinkomen dat hoog genoeg is om zelf voor een atelierruimte zorg te dragen. Het is dan ook niet zozeer de vraag of de gezinssituatie of levenswijze relevant is voor de toewijzing van een atelier, maar veel meer of de kunstenaar, zonder positieve toetsing door de CAWA, in staat is om een atelier te huren. 7. Het verzamelinkomen inclusief partnerinkomen speelt een rol bij de belastingheffing en bij verdeling van sociale woonruimte en is privacygevoelige informatie. Is het toetsen aan verzamelinkomen inclusief partnerinkomen voor de verhuur van werkruimtes voor individuele kunstenaars wel in overeenstemming met de geldende privacywetgeving? Zo ja, graag een toelichting. Zo nee, wat denkt het college hieraan te gaan doen? Antwoord: Op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens, mogen persoonsgegevens worden verwerkt voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden (artikel 7 Wbp). Verder moet er voor die gegevensverwerking een wettelijke basis zijn (artikel 8 Wbp). De gemeente verwerkt veelal persoonsgegevens, die noodzakelijk zijn voor de goede vervulling van een publiekrechtelijke taak door het desbetreffende bestuursorgaan (artikel 8 onder e Wbp) In dit geval is die publiekrechtelijke taak: de verdeling van werkruimte onder kunstenaars. Het college vindt het belangrijk dat goedkope, schaarse en de daardoor gewilde ateliers terechtkomen bij die kunstenaars die niet in staat zijn om een atelier te huren in de commerciële verhuur. Om die reden is een inkomenseis gesteld en wordt hierbij naar het verzamelinkomen gekeken van het huishouden waarvan de aanvrager deel uitmaakt. Om de aanvraag te kunnen toetsen aan de geldende criteria, dient de gemeente dan ook te beschikken over de inkomensgegevens van zowel de aanvrager als diens partner. Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris
E.E. van der Laan, burgemeester
5