Schoolplan 2008 – 2012
LEREN DOOR DOEN 0
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6
Inleiding Doelen van het plan Functies van het plan Procedure Verwijzingen Status van het plan Evaluatie van het plan
blz. 3
Hoofdstuk 2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7
De School Algemeen Leerling en ouderpopulatie De uitgangspunten van de school Visie, missie en motto De interne sterkte en zwakte analyse Externe ontwikkelingen Beleidsvoornemens
blz. 4
Hoofdstuk 3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
De onderwijskundige vormgeving van de school Uitgangspunten Coachen en begeleiden Regie in handen van de school Integratie van onderwijs en begeleiding Krachtige leeromgeving Beleidsvoornemens 3.6.1 schooljaar 2007-2008 3.6.2 schooljaar 2008-2009 3.6.3 schooljaar 2009-2010 3.6.4 schooljaar 2010-2011 3.6.5 schooljaar 2011-2012 Praktijkvakken Algemeen vormende vakken Sectie Stage
blz. 8
Hoofdstuk 4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7
Leerlingen Leerling-profiel Toelaatbaarheid Klassenindeling leerlingbegeleiding leerlingvolgsysteem Magister leerling gebonden financiering ontwikkelpunten
blz. 36
Hoofdstuk 5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7
De inzet en ontwikkeling van ons personeel Doelen van het personeelsbeleid Huidige situatie Op ontwikkeling gerichte gesprekken Deskundigheidsbevordering Begeleiding en/of coaching van het personeel Beleidsvoornemens Documenten personeelsbeleid
3.7 3.8 3.9
blz. 5 blz. 6 blz. 7
blz. 9 blz. 10 blz. 11 blz. 19 blz. 26
blz. 37 blz. 39
1
blz. 40
blz. 41
Hoofdstuk 6 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5
Overige beleidsterreinen Algemeen strategisch beleid Financieel beleid Materieel beleid Communicatie Beleidsvoornemens
blz. 42
Hoofdstuk 7 7.1 7.2 7.3 7.4
Zorg voor kwaliteit Inleiding Doelen van de kwaliteitszorg De inrichting van de kwaliteitszorg Beleidsvoornemens
blz. 44
Hoofdstuk 8 Totaaloverzicht en planning beleidsvoornemens
2
blz. 45
blz. 46 blz. 47
Hoofdstuk 1 1.1
Inleiding
Doelen van het plan 1. Richting geven aan het strategisch, tactisch en operationeel beleid van de school: planningsdocument. 2. Creëren van draagvlak voor voorgestaan beleid; inspirerend, bindend voor alle medewerkers. 3. Verantwoording naar bevoegd gezag. 4. Verantwoording naar ouders en leerlingen. 5. Voldoen aan wettelijke eisen (WVO, art. 24) ; verantwoording naar inspectie en uitgangspunt voor toezichtkader.
1.2
Functies van het plan
Dit schoolplan zal fungeren als: uitgangspunt voor de onderwijskundige beleidsplanning per schooljaar. verantwoordingsdocument in de richting van bevoegd gezag en de landelijke overheid. basis voor richtinggevende ontwikkeling van onze school. 1.3
Procedure voor het opstellen en vaststellen van het plan
Dit schoolplan is opgesteld door de directie van de school met inbreng van alle teamleden. Nadat het bevoegd gezag het plan heeft vastgesteld zal het schoolplan ter instemming worden voorgelegd aan de medezeggenschapsraad. 1.4
Verwijzingen
In dit schoolplan wordt verwezen naar de schoolgids van de school. de praktijkgids voor medewerkers van de school. het zorgplan van het samenwerkingsverband waartoe onze school behoort. 1.5
Status van het schoolplan
Dit schoolplan is vastgesteld door het bevoegd gezag (bijlage 2) De medezeggenschapsraad heeft er mee ingestemd (bijlage 1) 1.6
Evaluatie van het plan
Bij het evalueren van de jaarplanning zal telkens het betreffende jaar uit hoofdstuk 8 van het schoolplan bijgesteld worden met instemming van het bevoegd gezag en de MR. Evaluatiegegevens die bij het opstellen van het volgende plan pas verwerkt kunnen worden, zullen als aantekening bij de betreffende hoofdstukken en paragrafen worden genoteerd.
3
Hoofdstuk 2 2.1
De School
Algemeen
De Polsstok is een oecumenische school voor praktijkonderwijs en is gevestigd aan de Lorreinenlaan 25/27 te Alkmaar. De school is bereikbaar onder: Telefoonnummer: 072 5400205, Faxnummer: 072 5404713 Website: www.polsstok.eu Email:
[email protected] Het bevoegd gezag van de Polsstok is sinds 1 januari 2006 “Stichting voor Openbaar Voortgezet Onderwijs in Noord Holland Noord” (SOVON). Het secretariaat van deze stichting is bereikbaar via postbus 9081, 1800 GB Alkmaar. Naast onze eigen school maken nog zeven andere openbare scholen deel uit van de stichting: • Osg willem Blaeu te Alkmaar. • Berger Scholengemeenschap te Bergen. • Rsg Wiringerlant te Wieringerwerf en Hippolytushoef. • Rein Abrahamseschool, school voor Praktijkonderwijs te Alkmaar. • Stedelijk Dalton College te Alkmaar. • Osg Huygenwaard te Heerhugowaard. • Murmellius Gymnasium te Alkmaar. De SOVON heeft een algemeen bestuur van negen leden. Het algemeen bestuur kiest uit zijn midden een dagelijks bestuur. Het bestuur functioneert als raad van toezicht. Zoveel mogelijk bevoegdheden zijn door het bestuur gemandateerd aan de algemeen directeur van de SOVON. De Polsstok is een school voor praktijkonderwijs met, als enige school onder dit bestuur, een oecumenische identiteit. We werken met elkaar vanuit de christelijke levensovertuiging. Respect voor elkaar en medemenselijkheid staan bij ons hoog in het vaandel! De school biedt onderwijs aan jongeren tussen 12 en 18 jaar met leerproblemen, die gebaat zijn bij onderwijs in kleine groepen. Het onderwijs richt zich vooral op de sociale en praktische vaardigheden van de leerlingen, waarbij geldt dat zij worden voorbereid op een toekomstige arbeidssituatie en een zo zelfstandig mogelijke plek in de maatschappij. 2.2
Leerling- en ouderpopulatie
Op onze school voor praktijkonderwijs zitten leerlingen die in z’n algemeenheid worden geclassificeerd als ‘moeilijk lerend’. Leerlingen worden toegelaten tot het praktijkonderwijs indien er een beschikking voor dit onderwijs aan de betreffende leerling kan worden afgegeven. Een praktijkonderwijsbeschikking wordt in ieder geval afgegeven indien het vastgestelde IQ zich bevindt tussen de 55 en 75/80 en de leerachterstand op twee van de vier domeinen groter is dan 30 maanden. Voor uitgebreide informatie omtrent de toelatingscriteria verwijs ik graag naar de brochure ‘zorgleerlingen en/in leerwegen’ van het ministerie van onderwijs, cultuur en wetenschappen. Veel ouders van onze leerlingen werken in loondienst of oefenen een beroep uit waarbij lichamelijke arbeid wordt verricht. Hogere opleidingen (HBO, universiteit) komen weinig voor. De landelijke trend dat beide ouders geheel dan wel gedeeltelijk aan het arbeidsproces deelnemen, is ook hier merkbaar. Het aantal éénoudergezinnen is de afgelopen jaren toegenomen.
4
2.3
De uitgangspunten van de school
We werken vanuit een aantal centrale uitgangspunten. Deze centrale uitgangspunten vertalen we in onze visie. Deze visie is de leidraad voor ons onderwijskundig beleid, personeelsbeleid en onze communicatie. Ook bij het vormgeven van de kwaliteitszorg speelt onze visie een rol. Onze centrale uitgangspunten zijn: We streven er naar om elke leerling het maximaal haalbare resultaat te laten behalen. We stimuleren zoveel mogelijk de zelfstandigheid en de zelfverantwoordelijkheid van onze leerlingen. De leerkrachten werken samen om zorg te dragen voor een ononderbroken lijn in de school. We zijn een oecumenische school waarin respect voor elkaar en medemenselijkheid belangrijke waarden zijn. We streven er naar om leerlingen een uitdagende en veilige leeromgeving te bieden. We volgen leerlingen nauwlettend in hun ontwikkeling en sluiten daar zoveel mogelijk op aan. 2.4
Visie, missie en motto
De Polsstok onderschrijft de ‘algemene’ visie op het praktijkonderwijs zoals die is omschreven door de referentiegroep ‘Praktijkonderwijs in de steigers’: De school biedt brede ontwikkelingsmogelijkheden voor moeilijk lerende jongeren. Deze leerlingen leren hun potentieel actief en zelfstandig te gebruiken. Het optimaliseren van de uitgangspositie van deze leerlingen op de arbeidsmarkt. Het creëren en verbeteren van de kansen in de regio. Het welzijn van de leerlingen op school en in de samenleving vergroten. De jongere en zijn loopbaan staan centraal. Die loopbaan zit in de jongere zelf. De jongere maakt voortdurend keuzes. Het onderwijs wordt gestuurd door zijn ontwikkelingsvraag. Op basis van die vraag en het potentieel van de jongere, arrangeert de leraar/coach samen met de leerling, de school en overige instanties, leer- en ontwikkelingstrajecten. Om deze visie te realiseren is onderstaande missie geformuleerd: De school creëert een levensechte omgeving. Deze is afgestemd op de jonge mens met ruimte voor persoonlijke ontwikkeling, het aanleren van algemene competenties gericht op het zelfstandig functioneren in de maatschappij en specifieke competenties gericht op deelname aan het arbeidsproces. Uitgangspunten: • Pedagogische opdracht. • Een leven lang leren. • Deuren open. • Regie in handen van de school. • Integratie van onderwijs en begeleiding. • Krachtige leeromgeving. Naast genoemde ‘algemene’ visie en missie voor het praktijkonderwijs heeft de Polsstok ook een eigen schoolspecifieke onderwijskundige visie: De Polsstok biedt jongeren in de leeftijd van 12 tot 18 jaar die aangewezen zijn op praktijkonderwijs een flexibele en veilige leer-werk organisatie die uitgaat van: 1. de sociale en cognitieve competenties van de leerling. 2. uitbreiding van de levenswereld en het ontwikkelen van een wereldbeeld van de leerling. 3. uitdagende leerwerkprogramma’s, gespiegeld aan de maatschappij, waarin leerlingen onder meer gemotiveerd leren kiezen. 4. de kansen op de arbeidsmarkt in de regio. 5. kleinschaligheid.
5
De kracht van onze organisatie is een verbondenheid op basis van respect en gelijkwaardigheid tussen leerkrachten/medewerkers onderling en in de relatie leerkracht/medewerker en leerling. Vanuit deze kracht begeleiden we leerlingen naar een zo zelfstandig mogelijke plek in de maatschappij. Concreet willen we dit realiseren door: 1. Een gedegen interne zorgstructuur waardoor iedere leerling vanaf aanmelding tot aan uitstroom de zorg geboden krijgt die hij nodig heeft. 2. Een onderwijsprogramma dat uitgaat van: profielen naar uitstroom te weten: a. leerlingen die uitstromen naar dagbestedingsprojecten of begeleid werken. b. leerlingen die uitstromen met een arbeidscontract. c. leerlingen die uitstromen met een arbeidscontract in combinatie met een opleiding (doorstroom ROC) vier onderwijsfasen waarbij de doorgaande lijn per leerling gewaarborgd blijft: 1e fase aangepaste basisvorming. 2e fase oriënterende fase. 3e fase toeleiding naar arbeid. 4e fase nazorg na uitstroom. Het inkaderen van programma’s middels de sectoren land en tuinbouw, zorg en welzijn, techniek, handel en horeca. Een volwaardige sociale vaardigheidstraining binnen alle fasen van het programma. 3. Goede en regelmatige contacten binnen het netwerk van de hulpverlening, het bedrijfsleven, brancheorganisaties, arbeid/uitzendbureaus, uitkeringsinstanties en het samenwerkingsverband VO-SVO Noord Kennemerland. 2.5
De interne sterkte / zwakte analyse
In juni 2006 heeft de onderwijsinspectie een Periodiek Kwaliteitsonderzoek (PKO) uitgevoerd op de school. De school scoorde overwegend sterk op alle onderzochte kwaliteitsaspecten. Voor wat betreft het onderdeel ‘individuele leerroutes’ onder het kwaliteitsaspect ‘opbrengsten’ heeft de onderwijsinspectie aangegeven dat dit aandacht behoeft. 2.6
Externe ontwikkelingen
Met de komst van de nieuwe wet op het voortgezet onderwijs is de Polsstok een school voor praktijkonderwijs geworden. De positie van de Polsstok binnen het samenwerkingsverband VO/SVO Noord Kennemerland is duidelijk voor zowel de Polsstok als de andere VO en SVO scholen. Als zorglocatie D (praktijkonderwijs) zal de Polsstok, tezamen met de andere school voor praktijkonderwijs in Alkmaar (Rein Abrahamseschool) ervoor zorg dragen dat leerlingen die aangewezen zijn op het praktijkonderwijs deze vorm van onderwijs op passende wijze kunnen volgen. Met de bestuurlijke overdracht per 1 januari 2006 is de concurrentiepositie ten opzichte van de Rein Abrahamseschool verdwenen. Dit maakt de weg vrij om na te denken over een betere spreiding van het praktijkonderwijs binnen het samenwerkingsverband Noord Kennemerland. Beide Alkmaarse praktijkscholen verkrijgen een substantieel deel van hun leerlingen uit de gemeente Heerhugowaard. Dit gegeven rechtvaardigt het besluit om te onderzoeken of het tot de mogelijkheden behoort om één van beide praktijkscholen te verhuizen naar Heerhugowaard. Het team van de Polsstok zou in dat geval de Heerhugowaardse praktijkschool willen gaan vorm geven.
6
2.7
Beleidsvoornemens
De beleidsvoornemens dienen te leiden tot kwalitatief hoogwaardig praktijkonderwijs op de Polsstok. Bij beoordeling van deze ontwikkelingen dienen de volgende uitgangspunten gehanteerd te worden: Identiteit. Kleinschaligheid ( handhaving pedagogisch klimaat) Pedagogische opdracht. Een leven lang leren. Integratie van onderwijs en begeleiding. Regie in handen van de school. Krachtige leeromgeving. In het tweede kwartaal van 2007 heeft de school een zelfevaluatie met betrekking tot de kwaliteit van leerlingenzorg uitgevoerd onder leiding van de KPC groep. Deze zelfevaluatie is afgenomen bij het management, het team en de leerlingen. Samen met de KPC groep is vervolgens een ontwikkelagenda opgesteld welke de volgende items bevat: • Ontwikkeling competenties leerlingen. Coachingsgesprekken / individueel ontwikkelingsplan / portfolio. • Zelfstandig leren. Zelf leren plannen van de studie. • Curriculum. Samenhang vakken, leerlijnen en activiteiten. De ontwikkelagenda is regelmatig onderwerp van gesprek in management- en teamvergaderingen. Op onderdelen worden items opgenomen in dit schoolplan.
7
Hoofdstuk 3
De onderwijskundige vormgeving van de school
3.1. Uitgangspunten Het praktijkonderwijs heeft de opdracht om leerlingen voor te bereiden op een zelfstandige deelname aan het maatschappelijk proces. Tussen de ontwikkelingsmogelijkheden van de individuele leerling en de eisen waaraan hij moet voldoen om een zelfstandig bestaan op te bouwen, ligt een spanningsveld. Het is aan het onderwijs om dit spanningsveld te overbruggen. Leerlingen in het praktijkonderwijs nemen een aparte plaats in het voortgezet onderwijs in. Ze maken een niet te voorspellen ontwikkeling door. Mede daarom is een goede vertrouwensrelatie met docenten van wezenlijk belang voor deze leerlingen. En dat blijft. Ze moeten ook in de toekomst kunnen opgroeien in een veilig schoolklimaat, waar onderwijs en begeleiding beschikbaar zijn op het moment dat ze dat nodig hebben. Maar we willen tegelijkertijd wel dat ze zelfredzame mensen worden die zich staande kunnen houden in de maatschappij, ook nadat ze de school hebben verlaten. We werken samen met de leerlingen aan hun loopbaan voor het leven, waarin zelfstandig wonen, zinvolle vrijetijdbesteding en een plaats op de arbeidsmarkt essentiële elementen zijn. Leerlingen moeten leren om keuzes te maken, zelf hun koers te bepalen en verantwoordelijkheid te nemen. De leerling die in staat is om zelf te kiezen en zijn leerweg uit te stippelen, krijgt meer zelfvertrouwen en zal gemotiveerder zijn om te leren. 3.2. Coachen en begeleiden Coachen en begeleiden van een loopbaan voor het leven kunnen we niet alleen. De school is slechts een schakel in het voortdurend veranderende krachtveld rondom de leerling. Maatschappelijke en culturele invloeden spelen altijd een rol bij de keuze die de leerling maakt en de ontwikkelingsvragen die hij stelt of aangereikt krijgt. Een goede school voor praktijkonderwijs is daarom een netwerkschool. In zo’n school is sprake van ‘teamwork’. Het team bundelt alle pedagogische en didactische krachten en werkt nauw samen met ouders en andere scholen, haalt het bedrijfsleven en ondersteunende instanties binnen en laat leerlingen ‘naar buiten’ gaan. Samen met alle partners die een rol vervullen in de levensloopbaan van de leerling arrangeren leerlingen en docenten samen leer- en ontwikkelingstrajecten. De participanten dragen hiervoor ook gezamenlijk de verantwoordelijkheid. Gesloten deuren passen niet in de visie van het praktijkonderwijs. 3.3. Regie in handen van de school De schoolleiding en de docenten hebben én houden de regie over het leer- en begeleidingsproces van de leerling gedurende zijn schooltijd, maar ook nog enige tijd daarna. Veel leerlingen van het praktijkonderwijs werken in de laatste fase, met begeleiding op maat, aan hun sociale, praktische, communicatieve en basiscompetenties. Het is de verantwoordelijkheid en de taak van de schoolleiding en het team om vanuit een gezamenlijke visie op het praktijkonderwijs een contextrijke omgeving in te richten, zodanig dat iedere leerling zich optimaal kan ontwikkelen. De school werkt daarbij samen met betrokkenen uit de omgeving van de school en met de leerling zelf. Steeds wordt bekeken welke partner de beste expertise kan leveren. 3.4. Integratie van onderwijs en begeleiding De school richt een zo levensechte en betekenisvolle omgeving in zodat iedere leerling vindt wat hij nodig heeft voor zijn ontwikkeling en loopbaan. Begeleiding is geïntegreerd in het onderwijs. Als extra aandacht nodig is, regelen wij dit binnen het netwerk tesamen met de instellingen en instituten die met de school een netwerk hebben gevormd. Begeleiding is beschikbaar op het moment dat de leerling die nodig heeft. 3.5. Krachtige leeromgeving In het praktijkonderwijs van de toekomst gaan leer-, socialisatie- en vormgevingsprocessen hand in hand. De school regelt leer-en begeleidingsarrangementen die zijn aangepast aan de mogelijkheden van de individuele leerling, rekeninghoudend met de wensen van die leerling. Leerlingen ontwikkelen competenties door het uitvoeren van taken, klussen en praktijkopdrachten die herkenbaar en
8
levensecht zijn. Essentieel is een schoolklimaat waarin positieve interactie plaatsvindt tussen al degenen die betrokken zijn bij de levensloopbaan van de leerling. De organisatie van de school is gericht op samenwerking en interactie, en op het inrichten van een gevarieerde en functionele leeromgeving, waarbinnen een grote verscheidenheid aan leerbronnen beschikbaar is. 3.6. Beleidsvoornemens In de komende periode zal er op de Polsstok verder gewerkt worden aan de verdere ontwikkeling van het praktijkonderwijs zoals hierboven beschreven. Planning voor de onderwijsinhoudelijke veranderingen: 3.6.1. Schooljaar 2007-2008
•
• • • • • • •
• • •
•
•
•
• • •
AVO Evaluatie en het gebruik van promotieboeken voor met name het onderdeel rekenen. We onderzoeken de mogelijkheden om praktisch rekenen onder te brengen in de praktijklokalen. Cijferen en automatisering blijft een AVO vak. Engels in de onderbouw. Moeten we overstappen op een andere methode en moeten we de lijn doorzetten naar het derde jaar? Onderzoek de mogelijkheden van een vorderingenregistratie. Begrijpend lezen op niveau invoeren. Onderzoek of er vernieuwing mogelijk is met bestaand materiaal voor rekenen. Organisatie toetsweek. Hoe willen we deze verder vormgeven zowel inhoudelijk als organisatorisch? Doorontwikkeling portfolio Coachende gespreksvaardigheden aanleren. Zelfredzaamheid Ontwikkel een schema waarin het lesprogramma voor zelfredzaamheidgroepen, in periodes uitgedrukt, zichtbaar en overdraagbaar wordt. De voorstellen over thematisch onderwijs, zoals die door de werkgroep zijn voorgesteld, verder uitwerken. Ontwikkel mogelijkheden om naar een externe instantie te gaan en integreer dit in het onderwijsprogramma. We denken hierbij aan Stichting Mee, de Drogerij, maar ook aan andere (zorg)instellingen. Ontwikkel een doorgaande lijn tussen het vierde en vijfde jaar. De meeste leerlingen uit de OG groepen blijven een vijfde jaar. Hierdoor is het noodzakelijk te komen tot een doorgaande lijn om de zelfredzaamheid nog verder gestalte te geven. Doorontwikkeling portfolio. Techniek Beschrijf het bovenbouwprogramma voor metaal, autotechniek en algemene techniek. Het is noodzakelijk dat dit afgestemd is op de uitstroomprofielen. Zorg voor een beschrijving die op vakonderdelen gemakkelijk is om te zetten naar individuele trajecten. Ontwikkel werkkaarten per les voor de leerlingen. De geboden lesstof moet aansluiten op de moduleperioden in school en moet afgesloten worden met een certificaat. Behaalde resultaten worden als bewijs in het portfolio ondergebracht.
9
• • •
• • •
• • • • •
• •
•
Groen In de zelfredzaamheidgroepen moet gezocht worden naar activiteiten die gericht zijn op ‘begeleid werken uitstroom’. Ontwikkel een programma dat gericht is op het hoveniersvak. Kom tot afstemming tussen de keukens en het beplantingsschema, zodat leerlingen de relatie leren zien tussen verbouwen van en gebruiken voor het eten. De tuinen moeten ten dienste komen te staan van de keukens. Ontwikkel leskaarten voor het gebruik van gereedschap. Ontwikkel daarbij ook per groep gereedschap een certificaat voor het portfolio. (Met “een groep gereedschap” bedoelen we handgereedschap, elektrisch gereedschap etc.) Het portfolio moet nog meer gestalte krijgen als bewijzenmap van de leerling. Zorg en Welzijn / Catering / Handel Na de certificering van de schoonmaak wordt er verder gewerkt aan de certificering van de zorg. Voor de modules van het vierde jaar zal het zelfredzaamheidprogramma beschreven worden. Het lesprogramma van de modules voor het derde en vierde jaar wordt beschreven. Er zullen opdrachten ontwikkeld worden voor de stages. Dit om de overstap gemakkelijker te maken naar het Horizon College. Ontwikkel een doorgaande lijn waarbij het gebruiken, wassen, strijken en verstellen van kleding duidelijk in beeld komen voor de leerlingen. Het verstelwerk van kleding moet nog een plaats in de organisatie krijgen. Maak een centraal verkooppunt in de aula. De producten uit het verkooppunt zullen gezonder worden om zo het goede voorbeeld te geven. De gezonde producten moeten goedkoper aangeboden worden. De ongezonde producten moeten dit financieren. Het portfolio moet nog meer gestalte krijgen als bewijzenmap van de leerling.
3.6.2. Schooljaar 2008-2009 • In het kader van de toekomstige huisvesting zal jaarlijks gekeken worden naar ons onderwijsconcept. Waarbij steeds weer de vraag centraal zal staan of ons concept aangepast dient te worden en in hoeverre ons denken strookt met de bouwplannen. • Het lesmateriaal van het vak Arbeidsoriëntatie is inmiddels sterk verouderd. Hier moet een onderzoek ingesteld worden tot aanschaf van geschikt materiaal. • Evaluatie portfolio in relatie met IOP. • Jaarlijks is er de grote jaarevaluatie. In deze vergadering wordt kritisch gekeken naar lesprogramma’s, leer en begeleidingstrajecten, stages, planners en roosters etcetera. • Onderzoek welke uitstroomrichtingen te certificeren zijn en wat de waarde daarvan is voor de leerling in relatie met zijn toekomstige werk. • In de tweede helft van dit schooljaar evalueren we het project ‘Schoolboot’. 3.6.3. Schooljaar 2009-2010 • In het kader van de toekomstige huisvesting zal jaarlijks gekeken worden naar ons onderwijsconcept. Waarbij steeds weer de vraag centraal zal staan of ons concept aangepast dient te worden en in hoeverre ons denken strookt met de bouwplannen. • Onderzoek naar mogelijkheden en/of wenselijkheid van een digitaal portfolio. • Evaluatie uitstroomprofielen per sector/beroepsrichting. • Jaarlijks is er de grote jaarevaluatie. In deze vergadering wordt kritisch gekeken naar lesprogramma’s, leer en begeleidingstrajecten, stages, planners en roosters etcetera.
10
3.6.4. Schooljaar 2010-2011 • In het kader van de toekomstige huisvesting zal jaarlijks gekeken worden naar ons onderwijsconcept. Waarbij steeds weer de vraag centraal zal staan of ons concept aangepast dient te worden en in hoeverre ons denken strookt met de bouwplannen. • Jaarlijks is er de grote jaarevaluatie. In deze vergadering wordt kritisch gekeken naar onder andere lesprogramma’s, leer en begeleidingstrajecten, stages, planners en roosters. 3.6.5. • • •
Schooljaar 2011-2012 Evaluatie methode Promotie. Evaluatie werken met uitstroomprofielen. Jaarlijks is er de grote jaarevaluatie. In deze vergadering wordt kritisch gekeken naar lesprogramma’s, leer en begeleidingstrajecten, stages, planners en roosters. Etc. etc.
3.7. Praktijkvakken 3.7.1
Beeldende vorming
Doelstelling algemeen Ontwikkelen van de creativiteit en expressiviteit, het leren uitdrukken van gedachten en ideeën en het zoeken van oplossingen onder begeleiding van de leerkracht. Daarbij speelt eigen creativiteit een grote rol. De leerlingen kunnen naar eigen inzicht met de aangeboden technieken en materialen aan het werk. Ontwikkelingsdoelen (SPA map) De leerling verwerft verschillende technieken die hij kan gebruiken om een en ander beeldend te kunnen vormgeven of weer te geven op het gebied van handvaardigheid en tekenen. Hierbij krijgt de leerling telkens ander materiaal en gereedschap aangeboden. Zo wordt hij zich bewust van de verschillende mogelijkheden. Ontwikkelen van de creativiteit en een mogelijkheid om zijn vrije tijd in te vullen. Bovendien wordt geprobeerd de leerling een werkhouding aan te leren, gericht op de toekomst, met stage als dichtstbijzijnde doel. Werkwijze Elke les wordt voorafgegaan door instructie. Altijd met meerdere voorbeelden om te laten zien hoe de eindopdracht eruit kan zien. In de les is er ruimte voor inbreng van de leerling. Daarnaast wordt er aandacht besteed aan de afwerking en beoordeling van het werkstuk. De cijfers worden genoteerd op het portfolioblad, dat leerlingen invullen/maken aan het eind van de opdracht. Methodes Eigen ontwikkeld materiaal (les ideeënmap) Voorbeelden uit een hobbyblad en het vakblad voor onderwijs in beeldende vakken: “Bij de Hand”. Gekochte boekjes op allerlei handvaardig gebied. Er bestaan geen methodes voor dit vak, zodat er zelf één en ander uitgeprobeerd wordt. Inmiddels is hier een vast jaarprogramma uit ontstaan met zeer verschillende opdrachten. Zo krijgen leerlingen steeds met andere materialen en gereedschappen te maken. Portfolio: voor elke opdracht is een portfolioblad gemaakt zodat de leerling daar het werkstuk weergeeft voorzien van een waardering.
11
3.7.2. Plant en dier Doelstellingen De leerling vertrouwd maken met (de verzorging van) (huis)dieren, kamer- en tuinplanten, bloemen(om te schikken) en het (zelf) kweken van verschillende (sier)gewassen. Het onderhouden van een tuin (siertuin/moestuin). Het leren werken met verschillende soorten gereedschap: machinaal en handgereedschap. Bij de leerlingen een stuk bewustwording kweken met betrekking tot mens en milieu. Dit in de vorm van beeld- en lesmateriaal, schoolbezoeken van externe organisaties of het maken van (korte) excursies. Werkwijze De leerling krijgt een stuk theorie over verschillende soorten (tuin)gereedschappen en de juiste (veilige) toepassing daarvan. De leerling kan per onderdeel na een (beknopte) theorie- en praktijktoets een certificaat behalen. Tevens zullen er verschillende opdrachten voor het portfolio worden uitgewerkt. De theoretische kennis zal middels een jaarrooster stapsgewijs in de praktijk worden toegepast. Er zijn ter verzorging enkele (huis)dieren op school aanwezig met binnen- en buitenbehuizing met de benodigde verzorgingsmaterialen. Er is de beschikking over een volkstuin met kas vlakbij school, waarin de leerlingen tevens het geleerde in de praktijk kunnen brengen. De opbrengst uit de volkstuin (oogst) zal (deels) worden verwerkt in de (catering)keuken. Mogelijk kan er binnen het kader van Plant & Dier (incidenteel) gewerkt worden voor een charitatief doel. Materialen Naast de werkboeken ‘Plant en Dier’ van Praktijk en Loopbaan van Promotie, is er de beschikking over beeldmateriaal van ‘Nieuws uit de Natuur’ met bijbehorende werkbladen. Er zijn diverse materialen en (motorische) gereedschappen aanwezig die in en bij de lessen gebruikt/ingezet zullen worden. Ook kan er andere literatuur/lesmateriaal gebruikt worden die (relevante) betrekking hebben op plant, dier, natuur en milieu.
3.7.3. Techniek Doelstelling: Doel van het vak techniek is om technisch inzicht en technische vaardigheden te ontwikkelen/ vergroten op individueel niveau. Dit wordt bereikt door te werken met diverse opdrachten, materialen, gereedschappen en machines. Werkwijze De lessen techniek worden onderverdeeld in: Algemene techniek (eerste en tweede jaar), houtbewerking, metaal en mobiliteitstechniek. De belangrijkste leerelementen hierbij zijn: • Zelfredzaamheid: aanleren van technische handelingen die in het dagelijkse leven van pas (kunnen) komen. • Kennis opdoen van materialen, gereedschappen en machines. • Hanteren van deze gereedschappen en machines om vaardigheden hiermee op te bouwen. • Schoonmaken, onderhouden en uitvoeren van kleine reparaties aan deze gereedschappen en machines. • Bevorderen van een goede werkhouding, werklust en samenwerking tussen leerkracht en medeleerlingen. • Het maken van werkstukken met een oplopende moeilijkheidsgraad. • Aanleren van veiligheidsaspecten in de omgang met materialen en gereedschappen. • Bevorderen van creativiteit en doorzettingsvermogen. • Leren werken met schriftelijke instructies, werktekeningen en werkkaarten. • Inzicht verkrijgen in opbouw/ werking van technische constructies.
12
Al deze leerelementen zijn opgenomen in een leerlijn over alle leerjaren. In het eerste jaar zullen basiskennis, basisvaardigheden en sociale vaardigheden centraal staan. Al doende zullen de individuele mogelijkheden van elke leerling worden geïnventariseerd.
3.7.4. Houtbewerking Groep 1: Aanleren van de volgende basisvaardigheden door middel van het maken van werkstukken: • Meten, aftekenen. • (Veilig) werken met divers handgereedschap. • (Veilig) werken met enkele machines. • Schilderen. • Leren zelfstandig werken met behulp van stappenplannen. • Samenwerken. Groep 2: • Basisvaardigheden uit groep 1 verder uitbreiden. • Leren technische tekeningen te lezen. • Meer houtverbindingen aanleren. Groep 3: • Leerlingen krijgen een kant-en-klaar jaarprogramma. In dit jaarprogramma staan de opdrachten die de leerling in zijn eigen tempo maakt. Dit zijn praktijk en theorie opdrachten. In dit programma kan ruimte gemaakt worden voor projecten. • Een goede werkhouding ontwikkelen met betrekking tot de stages. • Meewerken aan het maken van de schoolboot. Dit is een pilotproject dat is gestart in februari 2008. Groep 4 (Sectorklas) • Leerlingen krijgen een kant-en-klaar jaarprogramma. In dit jaarprogramma staan de opdrachten die de leerling in zijn eigen tempo maakt. Dit zijn praktijk en theorie opdrachten. In dit programma kan ruimte gemaakt worden voor projecten. De opdrachten sluiten aan, aan de opdrachten van groep 3 en worden iets complexer. • Een goede werkhouding doorontwikkelen, met betrekking tot de stages, werk, en/of vervolgopleiding. • Meewerken aan het maken van de schoolboot. Dit is een project dat is gestart in februari 2008.
3.7.5. Algemene technieken Groep 1: • Aanleren van basisvaardigheden. • Werken met diverse materialen (metaal, kunststof). • Meten, aftekenen. • Gereedschapsleer. • Elektrotechniek (stroomkring, stekker, schakelaar monteren) • Ontwerpen. • Promotie fietsonderhoud (band oppompen, stuur verstellen)
13
Groep 2: • Aanleren basisvaardigheden (verdieping). • Werkstukjes maken volgens stappenplan (waar mogelijk individueel). • Meten, aftekenen. • Gereedschapsleer (verdieping) • Promotie (band plakken, fietslampje vervangen, fietsonderhoud). • Ontwerpen in samenwerking met medeleerlingen. Groep 3: • Metaalwerkstukjes maken, oplopend in moeilijkheidsgraad (individueel). • Een goede werkhouding ontwikkelen. • Eventueel theoretische ondersteuning met betrekking tot stages. • In voorkomende gevallen modules elektro- en installatietechniek. • VCA basis. Groep 4: • Verdiepen metaalbewerking met behulp van diverse machines zoals draaibank, zetbank, lasapparatuur. • Verder werken aan een goede werkhouding ten behoeve van de overstap naar de arbeidsmarkt.
3.7.6. Mobiliteit In het eerste en het tweede jaar worden middels de methode Promotie de basisvaardigheden voor onderhoud en reparatie van de fiets aangeleerd. In de bovenbouw wordt het accent gelegd op de reparatie van de fiets/bromfiets, kwik-fit achtige werkzaamheden aan de auto, auto make-up en autoschade werkzaamheden Te denken valt hierbij aan dé- en monteren van: • Banden en velgen (ook balanceren) • Remmen • Uitlaat • Oliefilters • Bougies • Deuren en motorkap • Verlichting Uiteraard wordt dit alles ondersteund door gerichte theorielesjes voorafgaand aan het praktische deel van de les. In voorkomende gevallen wordt individueel met de leerling dieper ingegaan op de verbrandingsmotor.
3.7.7. Koken; zelfredzaamheid in de onderbouw Doelstelling De leerling zoveel mogelijk basiskennis en technieken aanreiken waardoor hij mogelijk in staat zal zijn om zelfstandig te functioneren in een keuken.
14
De leerling: • Herkent verschillende keukengereedschappen en weet deze ook voor de juiste handelingen te gebruiken. • Moet over voldoende kennis beschikken om de verschillende maten en gewichten toe te passen. • Beheerst een goede snijtechniek. • Weet het verschil tussen gezonde en ongezonde voeding. • Weet waarom er hygiënisch gewerkt moet worden. • Is op de hoogte van de regels betreffende de persoonlijke hygiëne. • Weet waarom er voorzichtig met gas, water en vuur moet worden omgegaan. • Weet goed met de kookwekker/klok om te gaan. • Kan in de keuken veilig werken met kokend water, (scherp) keukengereedschap, gas, vuur, elektriciteit, en kookbronnen als oven, magnetron en het gasfornuis. • Kan eenvoudige recepten lezen (ook in stripvorm) • Kan een boodschappenlijstje maken. • Kan zelfstandig boodschappen doen. • Kan snijden, mixen, raspen, koken, kneden, bakken, braden, wassen, wegen, meten, presenteren, pellen, schillen, en proeven van voedsel. • Is in staat om de tafel te dekken. • Kan de keuken en het restaurant schoon en gebruiksklaar afleveren. Werkwijze De theorie zal zoveel mogelijk ondersteund worden door de praktijk. De leerlingen zullen in de onderbouw duidelijke opbouw van de praktijklessen krijgen: Werkvoorbereiding, instructie, uitvoering en evaluatie. • Het niveau van zelfstandig werken en op eigen niveau werken zal opgebouwd worden. Van kookles naar recept in stripvorm, van geschreven recepten naar zelfstandige recepten. • •
• • • •
Materialen en methodes Groep 1 werkmap met eigen jaarprogramma, recepten en theorie. Gebruik van bronnenboeken (promotie, kookboeken). Groep 2 werkmap met eigen jaarprogramma, recepten en theorie. Gebruik van bronnenboeken (promotie, kookboeken).
3.7.8. Koken; cateringkeuken bovenbouw Doelstelling: Naast de doelstellingen van de onderbouw die de leerling zich al eigen heeft gemaakt komt er een kleine aanvulling bij. Er wordt gewerkt aan verdieping en het werken met voeding wordt uitgebreid.
• • • • • • • •
De leerling: Kent de herkomst en productie van basale voedingsmiddelen en ingrediënten. Kan de culturele achtergrond (waar komt het vandaan) van bepaalde gerechten omschrijven. Weet bij de gerechten welke bewerkingen moeten worden uitgevoerd: (af)bakken, koken, kloppen, roeren, stampen, opwarmen. Kent de indeling van de schijf van 5. Kan het eten op smaak brengen. Kan op een veilige manier met schoonmaakmiddelen omgaan. Kan op zelfstandige wijze de boodschappen doen en deze ook zelfstandig betalen. Kan de voorraadkasten in de keuken gevuld houden.
15
• •
Kan zelfstandig een schoonmaakrooster maken en deze ook hanteren. Werkt volgens de richtlijnen van de HCCAP.
• • •
Werkwijze bovenbouw: De theorie zal zoveel mogelijk ondersteund worden door de praktijk. De leerlingen krijgen in de bovenbouw werkvoorbereiding, instructie, uitvoering en evaluatie. Het niveau van zelfstandig werken en op eigen niveau werken zal opgebouwd worden. Van geschreven recepten naar zelfstandige recepten.
• • • • •
Materialen en methodes: Groep 3 werkt met recepten die de docent met de leerlingen van te voren bespreekt. Gebruik van bronnenboeken (promotie, kookboeken). Groep 4 werkt met recepten die de docent met de leerlingen van te voren bespreekt. Gebruik van bronnenboeken (promotie, kookboeken, tijdschriften internet enz.) Daarnaast wordt op dit moment onderzoek gedaan naar certificering in de bovenbouw. In de horecabranche is speciaal voor praktijkscholen een certificering in ontwikkeling met de naam ‘anders dan nivo één’. De Polsstok doet in het schooljaar 2008-2009 mee in een pilotproject.
3.7.9. Zorg & Welzijn Doelstelling bovenbouw: Tweedeling: a. Leerlingen die uitstromen naar vervolgonderwijs ROC. b. Leerlingen in staat te stellen zelfstandiger te functioneren op het gebied van persoonlijke zorg en huishouding. Ad a. Doelstelling: Leerlingen vaktechnische vaardigheden aanbieden die zij nodig hebben voor hun vervolgopleiding en/of stage, denkend aan moppen, stofwissen e.d. Verder aandacht voor specifieke sociale vaardigheden die leerlingen nodig hebben om te werken in de zorg of welzijn. Materialen: • Derdejaars leerlingen werken uit de KPC-methode ‘Schoonmaken in de groothuishouding’. Zij doen aansluitend het IBI-examen (instructie bij introductie). Dit examen is erkend door het SVA (Stichting scholing en vorming schoonmaakbedrijven en -diensten). • Vierdejaars leerlingen werken uit de KPC-methode ‘Werken in de zorg’ of ‘Werken in het kinderdagverblijf’. Leerlingen kunnen deze methodes afsluiten met een examen. Leerlingen die het examen hebben behaald van ‘Schoonmaken in de groothuishouding’ hebben vrijstelling van bepaalde examenonderdelen. Ad b. Doelstelling: De leerlingen basiskennis aanbieden op het gebied van huishouding en persoonlijke verzorging, zodat zij in de toekomst in staat zijn om zelfstandig te functioneren. Materialen: • Leerlingen krijgen een moduleblok persoonlijke verzorging. Deze lessen bestaan vooral uit het praktisch bezig zijn. Daarnaast komt er regelmatig een gastdocent om lesstof uit te
16
•
leggen. Er wordt niet gewerkt met een methode. Onderwerpen en lessen zijn vastgelegd in een map. Leerlingen krijgen naast persoonlijke verzorging ook les over huishoudelijke taken, zoals wasverzorging en interieuronderhoud. Deze lessen bestaan voor een klein deel uit theorie, maar voornamelijk uit praktijk. Dit jaar is er een werkmap ontwikkeld met lessen voor deze doelgroep.
3.7.10. Winkelpraktijk Inleiding In 2002 is het idee geboren om de leerlingen in de bovenbouw theoretisch te gaan ondersteunen voor hun stages in de diverse winkels. Ook was de school van mening dat er met name voor de meisjes een te klein pakket werd aangeboden met betrekking tot het voorbereiden op een eventuele vervolgopleiding. In het schooljaar 2003-2004 is voorzichtig gestart met het aanbieden van dit vak en langzamerhand is het vak steeds verder uitgegroeid, hoewel het nog volop in ontwikkeling is. Een flink probleem hierbij is het gebrek aan voldoende geschikte ruimte in de school. Doel Het doel van het geven van het vak winkelpraktijk is tweeledig. Ten eerste willen we de leerlingen die stagelopen in een winkel zowel theoretisch als praktisch voorbereiden en/of ondersteunen op school. Ten tweede is het doel om leerlingen, die daarvoor de mogelijkheden hebben, voor te bereiden op het volgen van de opleiding ‘assistent verkoopmedewerker’ niveau 1op een ROC. Uitvoering van de doelen Derde leerjaar In het derde leerjaar kan de leerling kennismaken met het vak winkelpraktijk. In blokken van 12 weken volgt de leerling een lessenserie die als doel heeft om zoveel mogelijk van het vak winkelpraktijk te laten zien en ervaren. Eenmaal per week krijgt de leerling een blokuur les. De les bestaat uit een theoretisch deel en een praktijkdeel. In het theoretische deel wordt een oriëntatie in de detailhandel aangeboden zoals deze in de methode staat. Dit deel wordt aan het eind van de serie afgesloten met een proeve van bekwaamheid waarmee de leerlingen een eerste deelcertificaat kunnen behalen. In het praktische deel van de lessen wordt aandacht besteed aan alle facetten van het winkelwerk, van inpakken tot spiegelen en van kassawerkzaamheden tot schoonmaken. Ook staan deze derdejaarsleerlingen drie dagen per week( bij toerbeurt) in de schoolwinkel. Vierde leerjaar In het vierde jaar kiezen de leerlingen echt voor dit vak. Deze keuze is gebaseerd op ervaringen tijdens de stages, ervaringen tijdens de kennismakingslessen in het derde jaar en adviezen van de diverse leerkrachten en ouders/verzorgers aan de leerlingen. De lessen omvatten twee blokuren per week, meestal een dagdeel. De lessen zijn verdeeld in een theoretisch en een praktisch deel. Het theoretische deel is een ondersteuning voor de stage en vooral een voorbereiding op het volgen van de opleiding ‘assistent verkoopmedewerker’ niveau 1 aan het Horizon College. Tijdens het praktische deel van de lessen worden de diverse werkzaamheden in de winkel geoefend en wordt de schoolwinkel geëxploiteerd. Toetsing In samenwerking met andere praktijkscholen uit Noord Holland is een lijst van competenties samengesteld. Met behulp van deze competentielijst wordt de leerstof aangeboden en getoetst. Deze toetsing vindt zowel schriftelijk als praktisch plaats. Bij voldoende kennis van de competenties kan de
17
leerling deelcertificaten behalen. Hiermee wordt het voor de leerling inzichtelijker hoe hij ervoor staat in zijn studie om zich voor te bereiden op een vervolgopleiding, of in zijn vaardigheid en kennis om de arbeidsmarkt op te gaan. Deze deelcertificaten worden bewaard in het portfolio. De deelcertificaten zijn op school zelf gemaakt en dienen alleen als hulpmiddel en stimulans voor onze leerlingen.
Materialen Theoretisch wordt er voornamelijk gewerkt met de methode “Detailmedewerker” van het KPC. Voor het oefenen van praktische vaardigheden wordt de oefenwinkel gebruikt en er wordt gewerkt in de schoolwinkel. In deze winkel worden artikelen verkocht aan leerlingen. De winkel is iedere dag geopend tijdens de lange pauze. In deze winkel ervaren de leerlingen de voor de hand liggende werkzaamheden, maar zij worden ook betrokken bij de bedrijfsvoering in de brede zin van het woord: assortimentbepaling, inkoop, winstmarges, personeelsbeleid etcetera. Naast het oefenen in de beide winkels op school is er ook al veel materiaal gemaakt waarmee de leerlingen de diverse praktische vaardigheden kunnen oefenen. Te denken valt aan kassaoefenboeken, geldrekenbladen, weegoefeningen, first-in-first-out –oefenbladen en inpakken. Het samenstellen van dit materiaal is overigens nog steeds in ontwikkeling. Voor de stage in het vak winkelpraktijk wordt naast de normale begeleiding ook gewerkt aan een stageboek voor de leerlingen. Met dit boek kunnen de leerlingen gerichter hun stage opbouwen doordat er, voornamelijk praktische, opdrachten in worden opgenomen die de zij tijdens de stage kunnen uitvoeren.
3.7.11. Gymnastiek Doelstelling: Wij als leraren beweging gaan uit van de mogelijkheden en onmogelijkheden van de leerlingen. We spreken dan niet alleen over de motorische vaardigheden zoals conditie, kracht en lenigheid. Dit zijn vaardigheden die vooral liggen op het fysiek/lichamelijk niveau. Een belangrijk deel van de bewegingsactiviteiten ligt op het gebied van wat de leerling aankan. Hierbij zitten we op het sociaal-emotioneel niveau. Het gaat hierbij onder andere over samenwerking, faalangstreductie, omgaan met verlies en het rekening kunnen houden met anderen. Werkwijze: De lessen bevatten de volgende activiteiten en worden gegeven in blokuren. De klassen bestaan uit maximaal 16 leerlingen. Spel:
Atletiek:
Turnen:
Stoeien:
Trefbalspelen Hockey Basketbal Voetbal Tennis Tafeltennis
Hoogspringen Sprinten Loopvormen Circuit
Ringzwaaien Trampolinespringen
Zelfverdediging Duw en trekspelen
Doelstelling spel: techniek, tactiek en samenwerking. Doelstelling atletiek: conditie, kracht en coördinatie. Doelstelling turnen: coördinatie, lenigheid, kracht- en snelheidsverbetering. Doelstelling stoeien: weerbaar worden, samenwerken en rekening houden met elkaar.
18
De onderbouwleerlingen krijgen vier lesuren gym in de week. Bovenbouwleerlingen krijgen twee uur gym per week. Materiaal: We maken gebruik van het materiaal dat standaard in de gymzaal aanwezig is. Verder heeft de school een budget om jaarlijks klein materiaal aan te schaffen. In samenwerking met het sportbureau en school proberen we de leerlingen kennis te laten maken met sportverenigingen in de regio. Verder zijn er de jaarlijkse sportactiviteiten zoals voetbal/basketbal toernooi, schaatsen en de sportdag. Omdat binnen het praktijkonderwijs de handelingsplannen ingevoerd gaan worden heeft de gymsectie een ideaal beeld beschreven over hoe zij het bewegingsonderwijs graag zouden zien op de Polsstok. Het is bedoeld als discussiestuk en vraagt nadere uitwerking met directie en andere betrokkenen.
3.8
Algemeen vormende vakken
3.8.1. Cultuur en Maatschappij Doelstellingen - Met behulp van algemeen vormende en praktische leerinhouden komen tot een zo goed mogelijke maatschappelijke zelfredzaamheid. - Leren samenwerken, eigen keuzes maken, een eigen mening vormen en geven, iets presenteren en leren omgaan met feedback. - Het bevorderen van belangstelling voor actuele onderwerpen en gebeurtenissen binnen en buiten de directe belevingswereld van de leerlingen. - Het wegwijs maken in maatschappelijke onderwerpen / instanties die belangrijk zijn voor het kunnen functioneren binnen de maatschappij. - Het opbouwen en onderhouden van een goede sfeer en een goed werkklimaat binnen de groep. Werkwijze - Aan de hand van de methode Promotie, onderdeel Cultuur en Maatschappij, wordt binnen een aantal weken een onderwerp behandeld. Voorbeelden hiervan zijn: ‘Waar woon je?’ , ‘Weet wat je eet’ , ‘Kleren maken de mens’ , ‘Ik betaal!’ en ‘Media’. Aan elk onderwerp proberen we een bezoek of een gastspreker te koppelen, aangevuld met extra materiaal. - Aan de hand van de wekelijkse uitzendingen van schooltv-weekjournaal bespreken we de gebeurtenissen van de afgelopen week. - Maandelijks wordt in de onderbouw de Pro-krant gelezen en besproken. - Bespreken van leerlingenraad, nieuwsbrief, weekend, vakantie, regels enzovoort. Ook onderwerpen als pesten kunnen hier een plaats krijgen. Materialen: - De methode Promotie, onderdeel Cultuur en Maatschappij. Tekstboek en bijbehorende werkboeken. - De uitgave behorende bij de uitzendingen van schooltv-weekjournaal. - De Pro-krant. - Materiaal van verschillende instanties.
19
3.8.2. Nederlands Doelstelling De leerling de Nederlandse taal dusdanig eigen maken dat hij het in zijn eigen maatschappelijke situatie kan toepassen en gebruiken. Te denken aan: een tekst kunnen lezen en gebruiken, iets kunnen invullen, iets opschrijven, iets duidelijk maken en iets omschrijven. Werkwijze: Twee keer per week krijgt de leerling Nederlands. De leerling maakt gebruik van het Promotie materiaal: Lezen, Schrijven en Woordenschat met daarnaast zonodig aanvullend materiaal. Dit wordt klassikaal aangeboden en vervolgens krijgen leerlingen de tijd om zelfstandig opdrachten te maken, uit te zoeken en uit te werken. Spelling en Begrijpend Lezen is daarnaast ook nog geïntegreerd in het vak Zelfstandig Werken. Dit gebeurt gedifferentieerd. In de bovenbouw ligt steeds meer de nadruk op Begrijpend Lezen. Spelling wordt op eigen niveau zelfstandig geoefend en Woordenschat wordt aangeboden, passend bij de desbetreffende modules. Materialen: • Promotie, Lezen 1 t/m 5, Schrijven 1 en 2, Woordenschat • Basis • Houtbewerking • Techniek • Zorg en Welzijn • Dienstverlening • Allemaal Taal ( extra materiaal) • Beeldwoordenboeken • Begrijpend Lezen : Cito begrijpend Lezen, Goed Begrepen en Detective • Spelling in de Lift ( Bij Zelfstandig Werk)
3.8.3. Informatiekunde Doelstelling In de maatschappij van vandaag is Informatie- en ComputerTechnologie niet meer weg te denken. Daarom is het ook voor leerlingen in het praktijkonderwijs van belang hier mee om te gaan, kennis hieromtrent op te doen en kennis te vergroten. De leerlijn informatiekunde heeft tot doel leerlingen in het praktijkonderwijs voor te bereiden op het gebruik van Informatie- en ComputerTechnologie: in de samenleving; in beroep; in het onderwijsleerproces. Software Binnen de leerlijn wordt gewerkt met het besturingssysteem “Windows XP” en komen leerlingen in aanraking met de volgende toepassingsprogramma’s uit het Microsoft Office pakket: Word, Paint, PowerPoint en Excel. Er wordt gewerkt met het internet, de leerlingen leren e-mailen en zoekmachines op de juiste wijze gebruiken.
20
Aanleren – toepassen – integreren De leerling wordt in staat gesteld, daar waar mogelijk, het geleerde in verschillende contexten toe te passen. De contexten sluiten aan bij de domeinen wonen, werken en vrije tijd. Door het toepassen leert de leerling de vaardigheden in verschillende situaties te gebruiken. Het geleerde wordt geïntegreerd in andere leersituaties. De leerling gebruikt ICT-vaardigheden om te leren. Leermiddelen -Leerlijn Promotie: • algemene computervaardigheden. • introductie computergebruik. • basis computergebruik. • verdieping computergebruik. • Computervaardig. -Babbage Extra. -Zelf ontwikkeld materiaal. Werkwijze Groep 1 tot en met 4 De leerlingen krijgen iedere week een andere opdracht. Differentiatie vindt plaats naar aanleiding van het individuele niveau. Modules groep 4 en groep 5 De leerlingen die als specialisme gekozen hebben voor informatiekunde werken met Babbage. Leerlingen werken individueel.
3.8.4. Levensbeschouwing Doelstelling: • Inzicht laten krijgen in de rol die de leerling zelf speelt in zijn eigen wereld. Hierbij speelt onder andere de verantwoordelijkheden voor jezelf en anderen kunnen nemen, het vormen van een mening, het verkennen van de eigen plek in deze wereld en het kunnen verwoorden van gedachten een rol. • De leerling laten nadenken over onze samenleving en het multiculturele karakter daarvan. • De leerling kennis laten nemen van een aantal belangrijke wereldgodsdiensten om zo inzicht en begrip te krijgen voor de gewoonten die samenhangen met cultuurverschillen tussen groepen mensen. Werkwijze: In de lessen levensbeschouwing wordt gebruik gemaakt van de serie ‘Naar je zin’ van Promotie. Deze serie wordt als leidraad gevolgd om diverse thema’s te behandelen. De hoofdthema’s zijn: Najaarsfeesten, Voorjaarsfeesten, Gebedshuizen en Voorwerpen en Rituelen. Informatie wordt gevonden in het infoboek van de serie en door middel van video’s van Teleac. De series en video’s van Heilige Huisjes en van Wereldgodsdiensten worden regelmatig geraadpleegd. Ook wordt er gebruik gemaakt van een video die uitgebracht is bij de try-out versie van de serie ‘Naar je zin’. Daarnaast is internet natuurlijk een onuitputtelijke bron van informatie voor de leerlingen. Ook vindt er mondelinge kennisoverdracht plaats door de docent. Na het inwinnen van informatie wordt deze verwerkt in de werkboekjes die bij de serie ‘Naar je zin’ horen, en natuurlijk vinden er gesprekken over de gevonden informatie plaats in de klas.
21
Ook een gebeurtenis in de maatschappij of in iemands persoonlijke leven kan een aanleiding zijn om een bepaald onderwerp of thema te behandelen. In voorkomende gevallen wordt afgeweken van het programma. Leermiddelen en materialen • serie ‘Naar je zin’ levensbeschouwing in het praktijkonderwijs van Promotie. • serie Wereldgodsdiensten van Teleac. • video Joseph and his amazing dreamcoat. • Anne Frankkrant. • Stripboek Anne Frank Stichting. • Project Vrijmarkt van de NCRV. • Serie Heilige Huisjes van Teleac.
3.8.5. Logopedie Doelstelling De logopedist behandelt leerlingen naar gelang er sprake is van stoornissen in stem, spraak, taal en gehoor indien deze hinderlijk zijn voor de leerling zelf. Als deze stoornissen samen gaan met lees- en schrijfproblemen wordt er samengewerkt met de intern begeleidster, zorgcoördinator en orthopedagoog. Tevens worden problemen in de tweede taalverwerving behandeld. Aangezien de leerlingen de ´taalgevoelige leeftijd´ zijn gepasseerd en zij vaak al enige jaren logopedisch behandeld zijn, ligt de nadruk binnen de behandeling op de ´gebruikskant van de taal´ ( sociale vaardigheden) De logopedist verzorgt ook het vak ´sociale vaardigheden´. Werkwijze Onderzoek: De logopedist onderzoekt aan het begin van het schooljaar leerlingen waarvan uit dossiergegevens blijkt dat ze logopedie nodig hebben en een aantal andere leerlingen in overleg met de mentoren (screening) en maakt daarbij gebruik van zelf ontworpen en aan de speciale vorm van onderwijs aangepast onderzoekmateriaal. De logopedist stel naar aanleiding van de screening vast welke leerlingen logopedisch behandeld zullen worden. Daarnaast kunnen leerlingen een indicatie van hun orthodontist krijgen. Behandeling De logopedist bespreekt de diagnose met de mentoren. Indien er behandeling gaat plaatsvinden wordt dit schriftelijk meegedeeld aan ouders/verzorgers. Controles worden uitgevoerd als er een geringe stoornis aanwezig is maar behandeling (nog) niet noodzakelijk is. De logopedist beschikt over een eigen werkruimte. De logopedist legt de diagnose en de resultaten van het onderzoek en de behandeling schriftelijk vast. Dit wordt bewaard in het schooldossier. De logopedist heeft een persoonlijk dossier, bestaande uit ruwe aantekeningen. Begeleiding en voorlichting De logopedist geeft adviezen, voorlichting en instructies aan leerlingen, leerkrachten en ouders/verzorgers. Op deze wijze wordt getracht stoornissen te voorkomen en/of te beperken en het effect van logopedische behandeling in de huis- en schoolsituatie voort te zetten. Contacten/ besprekingen De logopedist onderhoudt contact met de commissie van onderzoek en de leerkrachten voor zover relevant voor de behandeling. De logopedist neemt deel aan ouderavonden, leerlingbesprekingen en teamvergaderingen.
22
Leermiddelen en materialen: • Taaltoets allochtone kinderen. • Praatboeken (taalstimulerende werkboeken met verschillende thema’s) • Curriculum auditieve vaardigheden. • L.D.A. materiaal : papa mol- logische reeksen, vertel het maar, Nadenken combineren, vertellen en volgorde bepalen. • Spelen (lange woorden memorie, geheugenspelletjes, logische reeksen) • Speciale leesbegeleiding en remedial teaching. • Logopedie klapper. • Spiegel. • Cassetterecorder (persoonlijk bezit) • Transparant: oefenprogramma voor taalontwikkeling. • Transparant plus: oefenprogramma voor grammaticale structuren. • Colorcards: fotomateriaal met logische reeksen, oorzaak-gevolg, probleem oplossen, emoties. • Colorcards: sociaal gedrag, persoonlijke veiligheid. • Schubi: kaartjes met probleemoplossingen. • Cdrom: Nederlands als tweede taal, niveau 1 en 2. • Uit de remedial teaching kast: zo snap ik het!(oefenprogramma voor het begrijpen van bijwoorden in zinnen) • Ik snap er geen bal van (oefenprogramma voor het leren omgaan met figuurlijke taal) • 101 taalspellen. • Energizers.
3.8.6. Rekenen 3.8.6.1. Rekenen cijferen/wiskunde. Dit rekenwerk is geïntegreerd in het zelfstandig werken. Doelstelling: Het rekenonderwijs heeft als doel de basisvaardigheden met betrekking tot het rekenen aan te leren en deze te kunnen toepassen. Subdoelen: • Het handhaven van de reeds aangeleerde rekenbasisvaardigheden en/of het uitbreiden daarvan. • Kennismaken met nieuwe rekenvaardigheden zoals procentberekeningen en lijn- en staafdiagrammen. • Het aanleren van basisprincipes van de wiskunde aan die leerlingen die een nieuwe uitdaging in het rekenonderwijs nodig hebben en waarvan duidelijk is dat dit ten goede komt aan bijvoorbeeld het traject na deze school. Werkwijze: • De leerlingen werken individueel op niveau. • De leerlingen werken met taken die wekelijks nagekeken en opgegeven worden. • De leerlingen werken zoveel mogelijk zelfstandig in de lessen zelfstandig werken. Leermiddelen: • Methode rekenen en wiskunde. • Kopieersysteem voor het rekenonderwijs. • Honderdvelden, en tafelkaarten. • Zakrekenmachines.
23
3.8.6.2 . Praktisch rekenen Dit rekenwerk wordt klassikaal in halve groepen behandeld. Doelstelling: Het praktisch rekenonderwijs heeft als doelstelling de zelfredzaamheid van de leerling te vergroten. Praktische zaken als geldrekenen, klokkijken, meten en wegen worden in deze lessen behandeld. Werkwijze: De leerlingen werken zowel klassikaal als individueel. De lessen hebben als opbouw h et denkendoen en nakijken principe. De didactische achtergrond hierbij is aanleren, toepassen en integreren van dat wat behandeld wordt. Leermiddelen: • de leerlijn Promotie rekenen en wiskunde. • diverse praktische materialen die de lessen ondersteunen. • speciaal materiaal, op een lager niveau, voor de zwakke leerlingen. • verdiepingsmateriaal voor de goede leerlingen.
3.8.7. Sociale vaardigheden onderbouw Sociale vaardigheden onderbouw Doelstelling: Met sociale vaardigheden wordt de sociale redzaamheid van de leerlingen in de groepen 1 en 2 bevorderd. Vergroten van het zelfbeeld en van daaruit eventuele belevings- en gedragsverandering stimuleren ligt hieraan ten grondslag. Vijf basisvaardigheden die altijd worden gebruikt tijdens de communicatie worden in verschillende dagelijkse situaties toegepast. Ook het luisteren naar elkaar en samenwerken vormen een belangrijk onderdeel van de lessen. Werkwijze: • kringgesprekken en interviews. • oefening vanuit dramatische expressie. • trainen van de basisvaardigheden. • Rollenspellen. • Themalessen. • zelfreflectie door video opnames. • opdrachten waarbij moet worden samengewerkt. De lessen worden verzorgd door de logopedist, al dan niet in samenwerking met de groepsleerkracht. Leermiddelen en materialen •
• •
Programma ‘Uit je zelf’ deel 1 en 2. Een leergang woordenschat en communicatieve vaardigheden voor het praktijk onderwijs. Via dit programma worden vijf basisvaardigheden aangeleerd (laat zien dat je er bent, kijk of je welkom bent, kijk de ander aan, spreek duidelijk, luister goed) en toegepast in verschillende sociale situaties. Dramaoefeningen. Lichaamsgerichte oefeningen en observatieoefeningen die dikwijls in spelvorm worden aangeboden. Boek : -energize! groepsactiviteiten en bewegings-opdrachten. -Conflicten probleemloos oplossen.
24
• •
•
• • • •
Leefstijl voor jongeren: Werkboek met verschillende sociale situaties. Programma ‘Stel je voor’. Via dit programma worden zestien basisvaardigheden aangeleerd (luisteren, iets vragen, kritiek krijgen, feliciteren/condoleren, bedanken etc.). Het programma bevat stappenkaartjes waarop elke stap van de betreffende vaardigheid beschreven staat. Promotie : ‘ik en de ander’ Leerlijn gericht op het vergroten van de sociale competentie. Dit programma dient naast de methode ‘uit jezelf’ te worden gebruikt. Het werkboek gaat uit van drie stappen: denken, doen, nakijken. Babbelspel: spelenderwijs inzicht krijgen in sociale vaardigheden. Portfolio opdrachten: leerlingen maken een persoonlijk paspoort over wie en wat ze zijn. Tweede jaar: De tv serie Dunya en Desie deel 1, zevendelige dvd met bijbehorende vragen. Bordspel ‘act it out’ sociale vaardigheden spelenderwijs.
3.8.8. Weerbaarheid In samenwerking met MEE wordt er regelmatig een weerbaarheidstraining georganiseerd op school. In de bovenbouw wordt er voor de meisjes de module ‘zelfverdediging’ gegeven. Aan alle derdejaars meisjes wordt de cursus ‘Beware of loverboys’ gegeven en aan alle vierdejaars meisjes de cursus ‘Love Limits’. Doelstellingen: De doelstelling van het project is meisjes die tot de risicogroep behoren, bewust te maken van het feit dat ze het risico lopen in verkeerde relaties te stappen waarin ze gemanipuleerd kunnen worden om in de prostitutie te gaan werken. Deze doelstelling hopen we te realiseren met behulp van de volgende subdoelen: • De meisjes zich bewust laten worden van hun eigen gedachten en opvattingen ten opzichte van relaties, seksualiteit en prostitutie. • De meisjes bekend maken met de werkwijze van een loverboy, zodat ze situaties en processen die daarmee gepaard gaan leren herkennen. • De meisjes bewust maken van grenzen binnen een relatie. • De meisjes concreet laten zien wat de oorzaken en gevolgen zijn van het hebben van een verkeerde relatie. • De situatie dichterbij brengen door een ex-prostituee haar verhaal te laten vertellen in een video. In de training Love limits wordt nog de nadruk gelegd op de volgende aspecten: Bewustwording van de eigen weerbaarheid, sociale vaardigheden en zelfverdediging, met het accent op het fysieke aspect van deze thema’s. Uitwerking De trainingen worden buiten het normale rooster gegeven aan alle derde- en alle vierdejaars meiden. De trainingen zijn gebaseerd op materiaal van “Stichting Scharlaken Koord”. Als warming up voor de training “Beware of loverboys” gebruiken we de voorstelling van toneelgroep Open Ogen. De training Beware of loverboys bestaat uit vijf lessen en wordt gegeven door twee docenten die hiervoor een training gehad hebben. De training Love limits bestaat uit zes lessen en wordt gegeven door twee docenten die de training gevolgd hebben en bevoegd zijn fysieke technieken aan te leren (bijvoorbeeld gymdocent, docent weerbaarheid, docent met de aantekening gym). De fysieke technieken vormen een wezenlijk onderdeel van de training. Tevens is het gewenst dat de mentor/ vertrouwenspersoon aanwezig is bij de training. De rol van de mentor is het signaleren van problemen en het eventueel bieden van nazorg.
25
3.8.9. Zelfstandig werken Doelstellingen: • Zelfstandig leren plannen van werk dat in eerste instantie wordt opgegeven door de leerkracht. Het streven is om de leerling zelf de hoeveelheid werk te laten bepalen, zodat hij niet meer zo afhankelijk is van de leerkracht. • Zorg dragen voor het materiaal. • Verantwoordelijkheid geven voor het nakijken en laten aftekenen van het werk, kritisch zijn op eigen werk. • Het op niveau houden van, en verbeteren van hun tot dan toe opgedane kennis wat betreft rekenen, spelling, lezen en begrijpend lezen. • Het vergroten van het plezier doordat de leerling invloed kan uitoefenen op de invulling van een lesuur, waardoor een productieve houding wordt bevorderd. • Gedifferentieerd werken in de groepen. De leerling krijgt meer individuele begeleiding. Werkwijze: • Elke leerling heeft een bak waar zijn werk in zit. Op de bak zit een naamsticker. De bakken staan per groep in een lokaal. • Twee keer per week staat zelfstandig werken op het rooster. De leerling haalt zijn werkbak op en zorgt na het lesuur dat de bak weer teruggezet wordt. • De lessen worden in halve groepen gegeven. • Een leerkracht geeft in overleg met de mentor het werk op aan de betreffende leerlingen en noteert dit in het zelfstandig werkboekje. Deze leerkracht controleert het werk en registreert. • De leerling werkt zelfstandig, maar kan te allen tijde hulp en uitleg vragen. • De leerkracht die geen werk opgeeft, zorgt ervoor dat het werk wordt nagekeken en noteert dit in het zelfstandig werkboekje. Materialen (op leerling niveau): • Zelfstandig werkbak. • Zelfstandig werkboekje. • Rekenmachine. • Methode ‘Spelling in de lift’ en ‘Werkwoordspelling’. • Methode ‘Rekenen & Wiskunde’ en ‘Netwerk’. • Leesboek. • Begrijpend leesmateriaal (cito oefenboekjes, detectief).
3.9. Sectie Stage Stage in het praktijkonderwijs Doelstelling: Het bevorderen van een geleidelijke overgang van school naar werksituatie, een kennismaking met en een gewenning aan arbeid, oriënteren op diverse werksituaties en verdere ontplooiing van de praktische mogelijkheden van de individuele leerling. Voorwaarden: De leerling moet minimaal 14 jaar zijn en geestelijk en lichamelijk in staat zijn om stage te lopen. Aan een deel van de volgende voorwaarden moet worden voldaan:
26
Sociale vaardigheden: • Omgang met leeftijdgenoten, docenten, andere volwassenen. • Mate van samenwerking (motivatie en kundigheid). • Werkhouding, doorzettingsvermogen, verantwoordelijkheidsgevoel, interesse, zelfstandigheid ten opzichte van het werk in het algemeen en ten opzichte van de eigen werkprestatie. • Reactie op kritiek; acceptatie, kritiek omzetten in ander gedrag. • Uiterlijke verzorging. Praktische vaardigheden • Hanteren materiaal en gereedschap. • Werktempo. • Inzicht in (eigen) werkzaamheden. • Mate van nauwkeurigheid. Het stagevoorbereidend programma Veertienjarige leerlingen worden in het tweede leerjaar op een aantal gebieden voorbereid en getest op de mogelijkheden voor het stagelopen: • De praktische mogelijkheden van de individuele leerling worden voornamelijk bij de vakken sociale vaardigheden, verzorging praktijk, handvaardigheid en techniek verder ontplooid en besproken met ouders/verzorgers en leerling tijdens de voortganggesprekken. • Via bovenvermelde vakken en thema’s, die onder andere uit de methode Promotie komen, wordt een aantal zaken met de leerling behandeld en besproken, die betrekking hebben op het werken in de maatschappij en het stagelopen in het bijzonder. • Onderzoek naar de bij de leerling aanwezige vaardigheden. (zie voorwaarden) Arbeidstrainingsdag • In het tweede leerjaar maakt de leerling een beroepenvragenlijst c.q. beroepen-interessetest, welke door de stagedocent als extra informatiebron gebruikt kan worden voor het eerste oriënterende stagejaar. • kennismaking met arbeid, c.q. stagebedrijven d.m.v. excursies.
3.9.1 Interne stage Doelstellingen: • Voorbereiding op het ATC in het tweede jaar en stage in het derde jaar. • Training van algemene arbeidsvaardigheden, waaronder zelfstandigheid en initiatief. Werkwijze: Bepaalde taken worden verdeeld. In groepjes van twee of individueel worden deze uitgevoerd in en rond de school. Aan het eind van de les wordt het uitvoeren van de taak gezamenlijk geëvalueerd, waarbij de leerling zijn eigen functioneren benoemt aan de hand van het ‘groeimodel ‘praktijk/modules/stage’. Taken: kantine, koffiekamer en schoolomgeving schoonhouden, oud-papier ophalen, koffie en thee zetten, boodschappen halen, automaten vullen, was vouwen enzovoort. Materialen: Promotieboek ‘Praktijk en Loopbaan’, werkboek ‘Dienstverlening’
27
3.9.2. Werken op het ATC Het project ‘arbeidstrainingsdag’ is gestart in het schooljaar 1999/2000 in samenwerking met De Spinaker en de Rein Abrahamseschool. De arbeidstrainingsdag is om de week op een donderdag- of vrijdagochtend. Het praktische deel bestaat uit een halve dag werken op een locatie buiten school, het Arbeids Training Centrum (ATC). De praktische werkzaamheden bestaan voornamelijk uit routinematig werk, zoals inpak- en ompakwerk of montagewerkzaamheden. Het bedrijf TTC stelt de ruimte beschikbaar (industrieterrein Oudorp) en levert het werk aan. De werkzaamheden staan altijd onder leiding van een docent van de school en een werkbegeleider vanuit het bedrijf. Gedurende het schooljaar besteden we veel aandacht aan de volgende punten: • Sociale vaardigen. • Kennismaking. • Samenwerking. • Kwaliteit. • Veiligheid. • Gedrag op de werkvloer. • Structureel werken. • Werkhouding: zitten, staan en tillen. • Werken onder tijdsdruk. • Punctualiteit. • Uiterlijke verzorging. Aan het eind van elk schooljaar wordt een beroepen interessetest (AWITT) afgenomen. Ook krijgen de leerlingen enkele testjes te doen om beter inzicht te krijgen op hun grove/fijne motoriek. Er zijn twee belangrijke beoordelingen per jaar. De tussenrapportage en eindrapportage. Hierin wordt tevens de mate van stagerijpheid aangegeven. Bij de beoordeling of een leerling in staat is zelfstandig stage te lopen wordt onder andere gekeken naar de volgende vaardigheden: Sociale vaardigheden: • Omgang leeftijdsgenoten, docenten, andere volwassenen. • Mate van samenwerking (motivatie en kundigheid) • Reactie op kritiek (acceptatie, kritiek omzetten in ander gedrag). • Zich aan kunnen passen aan geldende normen en waarden. • Om hulp vragen. • Luisteren. • Uiterlijke verzorging. Taalvaardigheden: • Luisteren. • Schrijven. • Lezen. • Spreken. Rekenvaardigheden: • Tellen, schatten van hoeveelheden, aflezen/berekenen van getallen/hoeveelheden. • Tijdsbesef. Motorische vaardigheden: • Grove motoriek, bijvoorbeeld: staan, lopen, duwen, tillen, hurken, trappen, bukken.
28
• •
Fijne motoriek, bijvoorbeeld: pakken met één of twee handen, knijpen, oog- handvoetcoördinatie en gebruik van afzonderlijke vingers. Zintuigen.
Cognitieve prestaties: • Beschikken over voldoende begrip: begrijpen van instructie. • Beschikken over voldoende inzicht: inzien waarom iets op een bepaalde manier uitgevoerd moet worden. Praktische vaardigheden: • Hanteren van materiaal en gereedschap. • Werktempo. • Inzicht in (eigen) werkzaamheden. • Mate van nauwkeurigheid, resultaten. Motivatie: • Handen uit de mouwen willen steken. • Doorzettingsvermogen. • Taak- en resultaatgerichtheid. De lessen arbeidsoriëntatie omvatten de volgende onderdelen; • stage in de keuken. • stage in het groen. • stage in een verzorgingscentrum. • stage in de supermarkt. • stage in een schildersbedrijf. • stage in een productiebedrijf. • stage in een meetapparatenfabriek. • van stage naar werk in een garage. • van stage naar werk bij een bouwbedrijf. • van stage naar werk in de houtbewerking. NB.: het zogenaamd stagerijp zijn van een leerling is niet afhankelijk van het aantal ingevulde goed/voldoende vakjes! Uitgangspunt is immers dat we gebruik maken van de sterke kanten van de leerling en dat we de zwakke punten proberen te verbeteren. Kortom: in alle gevallen blijft bemiddeling naar stage en later uiteraard naar werk individueel maatwerk.
3.9.3. De oriënterende stage In het derde leerjaar begint de leerling met stagelopen, gedurende anderhalf tot twee dagen per week. De veertienjarigen lopen hierbij maximaal zeven uur per dag stage. De stage in dit eerste stagejaar staat in het teken van de beroepsoriënterende stage. De leerling oriënteert zich in periodes van drie tot vier maanden op diverse werksituaties, zodat hij na het eerste stagejaar in staat is om zelfstandig een mogelijke richting voor zichzelf te kiezen in het jaar van de beroepsgerichte stage in een van de sectorgroepen. Dit proberen wij op de volgende manier te bereiken: • De leerling wordt op school begeleid door een stagedocent. • De leerling krijgt binnen één leerjaar drie verschillende stageadressen aangeboden. Elk stageadres wordt in een persoonlijk gesprek, dus in overleg met de leerling, gekozen. • De eindrapportage van de arbeidstraining en de beroepen interessetest vormen een onderdeel van het individuele gesprek van de stagedocent met de leerling over de keuze van de eerste stageadressen.
29
•
• •
• •
• •
•
De stagedocent, die tevens mentor is van de groep, pleegt, indien noodzakelijk, nader overleg met collega-mentoren en de stagecoördinator en één of meer vakdocenten over de keuze van het te volgen traject. De stagedocent regelt een kennismaking met de stagegever en ondertekent samen met de leerling de stageovereenkomst na afloop van het kennismakingsgesprek. De ouders worden op de hoogte gesteld van de aankomende stage van hun zoon/dochter en worden verzocht door middel van ondertekening van het stageconvenant hun toestemming hieraan te verlenen. Dit papier wordt aan het begin van groep 3 ondertekend door de ouders opgestuurd naar school en wordt gedurende de resterende schooltijd van de leerling beschouwd als een bewijs van toestemming van de ouders met het stageprogramma van de school. Tijdens het kennismakingsbezoek worden met de stagegever concrete afspraken gemaakt over de periode, de dagen, de werktijden, de leeractiviteiten en de werkzaamheden. Iedere week worden de stagedagen met de leerlingen individueel en/of in de groep besproken. Tijdens de bezoeken van de stagedocent wordt de stage individueel met de leerling en de stagegever doorgesproken. De stagedocent brengt eenmaal per vier á vijf weken een bezoek. De eindbeoordeling van elke stageperiode wordt met de stagedocent, de stagegever en de leerling besproken en ondertekend. Van deze eindbeoordeling worden kopieën gemaakt. Een kopie gaat in de stagemap, een exemplaar in het portfolio van de leerling en een mag meegenomen worden naar huis om het aan de ouders te laten zien. In de praktijklessen worden de (indien mogelijk voor een stage gewenste) vaardigheden verder aangeleerd; dit wordt middels praktisch onderwijs onder andere in modulelessen gerealiseerd.
N.B.: Het is mogelijk dat een stageperiode door bepaalde omstandigheden wordt verlengd of verkort.
3.9.4. Arbeidsgerichte stage ‘Verdere bekwaming in arbeidsgerichte activiteiten, niet gebonden aan een bepaalde sector.’ In aansluiting op de oriënterende fase gaat de leerling in het vierde (en mogelijk vijfde) leerjaar 2,5 tot drie dagen per week stage lopen bij een bedrijf of instelling in overleg met de mentor/stagedocent, waarbij weer zoveel mogelijk wordt uitgegaan van de keuze van de leerling . Waar mogelijk worden de werkzaamheden uitgebreid en complexer, evenals het aantal uren dat per dag gewerkt moet worden. De organisatie rondom de stage is gelijk aan die in de oriënterende fase.
3.9.5. Beroepsgerichte stage Hier staat de verdere ontplooiing van de leerling in arbeidsgerichte activiteiten centraal. De richting van een bepaalde sector wordt samen met de leerling gekozen aan het eind van het derde leerjaar, zodat de leerling in groep 4 kan worden geplaatst in de sectorgroep van zijn keuze. Dit moet uiteindelijk leiden tot inzicht in de mogelijkheden van een arbeidsplaats en/of een vervolgopleiding op een voor de leerling gewenst niveau. De organisatie rondom de stage is verder gelijk aan die in de oriënterende fase. Bij perspectief op werk of andere redenen, die van belang zijn voor de ontwikkeling van de leerling kan het aantal stagedagen worden uitgebreid. In deze fase wordt er door de mentor/stagedocent van de praktijkschool actief naar werk bemiddeld, al dan niet in samenwerking met de partners van het Netwerk Arbeidsintegratie Moeilijk Lerenden. Daarnaast wordt er door de ambulante begeleiders van de praktijkschool in overleg met stagegever c.q. toekomstige werkgever onderzocht of een eventuele vervolgopleiding mogelijk is voor de aanstaande schoolverlater. In de meeste gevallen betreft dit een opleiding op voorbereidend- of assistentenniveau aan een Regionaal Opleiding Centrum.
3.9.6. Algemeen vormende stage Kennismaking met een vorm van dagbesteding. Onderzoek naar de mogelijkheden voor de leerling in de richting van dagbesteding.
30
Als blijkt dat een leerling niet in staat is tot reguliere arbeid wordt er een stage gezocht in één van de dagactiviteitencentra. Ook hier wordt de genoemde werkwijze betreffende kennismaking, stageovereenkomst en dergelijke gehanteerd. Uiteraard is er voor een dergelijke plaatsing veel overleg nodig met de ouders/verzorgers, zeker als de stage uitloopt in een aanvraag voor plaatsing.
3.10. Algemene organisatie De eerste twee leerjaren bestaat een groep uit maximaal 16 leerlingen, die bij de praktijkvakken worden opgesplitst in twee groepjes van acht. Aan het eind van het tweede leerjaar wordt in goed overleg met betrokken docenten, de zorgcoördinator, vakdocenten en de stagecoördinator de groepen voor het derde leerjaar opgesplitst in drie ‘stroomgroepen’ (A, B en C) . De keuze wordt onder andere bepaald door de uitstroomprofielen en de sociale competenties van een leerling. Zo komen wij tot een volgende verdeling van de stagedocenten en mentoren over de diverse groepen 3 en de sectorgroepen. Deze docenten hebben zich in de afgelopen jaren verdiept in de uitstroomprofielen van de leerlingen en in de competenties, die behoren bij de diverse sectoren. In het schooljaar 2007/2008 heeft dat geleid tot de volgende verdeling, waarbij aangetekend kan worden dat de betreffende docenten de komende jaren aan deze groepen en sectoren zullen verbonden blijven. Op deze manier hopen wij de kwaliteit op een zo hoog mogelijk peil te brengen. In de toekomst zal, indien organisatorisch mogelijk, gestreefd worden ook de mentor van de sector Horeca als stagedocent in te zetten voor zijn eigen sector. Groep 3A: Groep 3B: Groep 3C: Sector Techniek: Sector Zorg&welzijn: Sector Handel: Sector Horeca: Sector OG 4: Sector OG 5:
de mentor is tevens stagedocent. de mentor is tevens stagedocent. de mentor is tevens stagedocent. de mentoren zijn tevens stagedocent. de mentor is tevens stagedocent. de mentor is tevens stagedocent. Eén mentor; de stage wordt uitgevoerd door de stagedocenten van handel en zorg. Eén mentor; de stage wordt uitgevoerd door de mentor/stagedocent van groep OG 5. De mentor is tevens stagedocent.
De sectorgroep OG 4: Deze groep bestaat voor het grootste gedeelte uit leerlingen met het uitstroomprofiel A en enkele uit B. OG staat voor ‘Oriëntatie Groep’. Het zijn tevens leerlingen, die waarschijnlijk niet door kunnen gaan in een beroepsopleiding en meer ondersteuning nodig hebben. Daarnaast moeten zij zich nog breder oriënteren in een werkrichting. Sommige leerlingen, die daartoe in staat zijn, mogen op een aangepast niveau ook les krijgen binnen een sectorgroep. De werkrichting zal in de meeste gevallen een werkplek worden met loondispensatie en/of extra begeleiding op de werkvloer. Een groot aantal van deze groep leerlingen zal zijn weg later vinden in WSW/begeleid werken of, indien noodzakelijk, een werkplek in een AWBZ gefinancierde instelling (dagbesteding). Zie verder Algemeen vormende stage. Wanneer na het vierde leerjaar OG 4 nog geen uitstroom mogelijk is, gaat deze leerling automatisch door naar de groep OG 5 De verantwoording van het stageplan voor de individuele leerling berust bij de stagedocent, die in vrijwel alle gevallen tevens de mentor is van een groep. De stagedocenten en stagecoördinator bespreken regelmatig met elkaar de leerlingen die zij begeleiden. De andere betrokken docenten krijgen verslag over de ontwikkeling van de leerlingen bij hun stageadres. Alle betrokken docenten ontvangen regelmatig een overzicht van alle leerlingen en hun stageadressen.
31
Met de ouders wordt het stageverloop van hun kinderen onder andere besproken tijdens voortgangsgesprekken. Ook bestaat er de mogelijkheid om het stageverloop tussentijds te bespreken. 3.11. Acquisitie: Het is voor de individuele leerling van het grootste belang, dat voor hem het juiste adres wordt gevonden. Het verwerven van de stageadressen is een tijdrovende zaak. In de loop van de jaren heeft de school een stagebestand op kaartsysteem aangelegd, dat regelmatig gebruikt kan worden. Elk jaar worden er nieuwe stageadressen gezocht en gevonden. Dit, omdat het benodigde adres niet voorkomt in het stagebestand, de leerling iets specifieks nodig heeft of omdat het stageadres uit het bestand op dat moment geen stageplaats kan bieden. Er vindt om deze redenen bij ons op school veel acquisitie plaats. In beginsel is elk nieuw stageadres welkom, mits het van belang kan zijn voor het leerproces van de leerling. Dit is een rekbaar begrip en dat is ook de bedoeling: het kan namelijk voorkomen dat een specifiek adres voor een bepaalde leerling slechts eenmaal gebruikt wordt en daarna nooit meer, omdat het alleen voor die ene leerling van belang is. Over het algemeen gaat de stagedocent pas naar een nieuw stageadres op zoek als de noodzaak aanwezig is. Het komt echter ook voor, dat de stagedocent voor een bepaalde categorie leerlingen op voorhand specifieke stageadressen gaat zoeken, omdat de behoefte daartoe op de langere termijn kan ontstaan. Bij het verwerven maakt de stagedocent gebruik van: • De gouden gids en internet (‘google’) • Telefoonboek. • Stageadressen (via huidige stageadressen) • Andere praktijkscholen (uitwisseling van stageadressen is gebruikelijk) • uitzendbureaus. • Advertenties. • Ouders en leerlingen (komen soms zelf ook met een stageadres) In eerste instantie neemt de stagedocent telefonisch contact op met een bedrijf waarbij hij/zij probeert een mondelinge afspraak te maken, zodat de stagedocent nog beter en duidelijker het doel van de stage kan vertellen. Ook heeft hij/zij dan de mogelijkheid om op de werkvloer te kijken en afspraken te maken met de stagebegeleider binnen het bedrijf. De stagedocent neemt voor zo’n gesprek ruimschoots de tijd en neemt tevens informatie mee over het praktijkonderwijs in het algemeen en een voorbeeld van een stagemap. Wanneer blijkt dat een stageadres voor de betreffende leerling geschikt wordt geacht, worden afspraken gemaakt ten aanzien van de periode, de werktijden etcetera. Elk nieuw stageadres wordt op school met de andere stagedocenten en stagecoördinator besproken en in een uitzonderlijke geval kan een oordeel worden gevraagd aan een buitenstaander, bijvoorbeeld de arbeidsinspectie. 3.12. Stagebegeleiding Voordat een leerling bij het betreffende adres met stagelopen begint, gaat hij kennismaken. Dat doet de leerling samen met de stagedocent om de volgende redenen: • Het is voor de stagiaire een bijzonder spannende aangelegenheid. • De weg naar het stageadres kan direct voor de leerling visueel worden gemaakt. • Afspraken met de stagebegeleider van het bedrijf kunnen in het bijzijn van de leerling worden gemaakt. • De stageovereenkomst kan in het bijzijn van alle betrokken partijen worden ingevuld. De stagedocent bezoekt eens in de vier á vijf weken het stagebedrijf (in vrijwel alle gevallen na telefonische afspraak). De stageleerkracht trekt zoveel tijd uit voor dit bezoek, dat hij naast een gesprek met de stagebegeleider en de leerling ook de leerling op de werkvloer aan het werk kan zien. Tevens kan de stagedocent de sfeer proeven binnen het bedrijf; de contacten waarnemen met
32
andere werknemers, etcetera. Alle facetten kunnen belangrijk zijn voor de verdere ontwikkeling van de leerling en het slagen van de stageperiode. Gedurende de periode dat een leerling stage loopt, wordt een tussenrapportage opgemaakt en besproken. In dit tussenrapport worden nieuwe aandachtspunten geformuleerd, waar verder aan gewerkt kan worden. Van elk bezoek wordt een kort verslag op het netwerk gezet, zodat de ontwikkeling goed gevolgd kan worden. De stagebegeleider van het stagebedrijf kan altijd telefonisch contact opnemen met één van de stagedocenten. Een stageovereenkomst, welke voor een bepaalde periode is aangegaan, kan tussentijds verbroken worden wanneer blijkt, dat het stagebedrijf (ondanks de zorgvuldigheid, waarmee het is uitgezocht ) niet geschikt blijkt te zijn voor de leerling. Bij problemen op het stageadres wordt door de stagedocent in overleg met alle betrokken partijen naar een oplossing gezocht. Aan het eind van een stageperiode wordt een eindrapportage over de stage opgemaakt in overleg met de stagebegeleider en de leerling. Deze rapportage komt tijdens de voortgangsgesprekken ook aan de orde. N.B.: In het stageplan wordt min of meer gesproken over het streven naar maatwerk voor iedere leerling. Hiermee wordt bedoeld, dat voor iedere leerling een speciaal stageverloop en ontwikkeling wordt gecreëerd, zodat het maximale uit zijn mogelijkheden wordt gehaald. Dit vereist een flexibele toepassing van het handelingsplan van de leerling. Ontwikkelingen kunnen soms zo snel gaan, dat een leerling plotseling in een totaal ander vaarwater kan komen, zodat nieuwe stappen ondernomen moeten worden. Het kan in uitzonderlijke gevallen zelfs leiden tot een uitbreiding van het aantal stagedagen per week tot een maximum van vier dagen of bijvoorbeeld een overstap naar een andere sectorgroep. 3.12.1. Stage groepsbespreking. Het in groepsverband bespreken van de stages van de afgelopen week. In de gesprekken worden de werkzaamheden van iedere leerling afzonderlijk (kort) doorgenomen en kunnen de leerlingen van elkaar horen welke werkzaamheden iemand moet uitvoeren en bijvoorbeeldwelke bijzonderheden zijn voorgevallen. Alle andere facetten van het stagelopen kunnen hierbij ook ter sprake komen zoals: omgang met collega’s, werken met klanten, problemen die zich voordoen op het werk. Vooral dit laatste kan in een aantal gevallen leiden tot gesprekken, die mogelijk een uur in beslag nemen. 3.12.2. Stageopdrachten Leerlingen werken aan stageopdrachten die in groepsverband of individueel worden aangeboden en besproken. Het afgelopen jaar zijn wij voorzichtig gestart met een ‘stageportfolio’. Het is de bedoeling dat in dit stageportfolio alle opdrachten en werkstukken over de stage komen te staan, die de leerlingen in de loop van de stagejaren maken. De tussenrapportages en eindrapportages van de diverse stagebedrijven zullen hier ook een plaats in krijgen. Tevens staat in het portfolio een overzicht van alle beoordelingen, die betrekking hebben op de stagemap en de stageopdrachten. De opdrachten kunnen zowel klassikaal als individueel gegeven worden en ook het gebruik van de computer behoort hierbij uiteraard tot de mogelijkheden. De leerlingen beschikken over een eigen ‘werkmap’op het Netwerk. Onderwerpen voor bijvoorbeeldopdrachten komen voornamelijk uit het eigen bestand en wij selecteren enkele opdrachten uit de nieuwe methode voor het praktijkonderwijs uit de schooljaren 3 en 4. Onderwerpen komen voor een deel ook uit de boeken Cultuur en Maatschappij: Op tijd komen (3); Verzorgd op stage (3); Een goede houding (3); Je verdiende loon (4). In de sectorgroepen wordt bij de diverse opdrachten de nadruk gelegd op het toewerken naar een mogelijk certificaat en het voorbereiden op toekomstige ROC-opleidingen. (zie verder sectorgroepen).
33
3.12.3. Stagevergoeding Binnen ons stageplan bestaat op dit moment nog geen eenduidige regeling voor vergoeding of stagegelden. Dit is in het verleden bewust zo gedaan. De school komt bij bedrijven met de vraag om de handen van de leerlingen te vullen met werk, waarbij het leerproces van praktische handelingen voorop staat. Dat betekent voor het bedrijf, dat het tijd moet steken in die leerlingen. Het lijkt ons dan niet gepast om in deze situatie het bedrijf om geld te vragen. Elk stageadres heeft natuurlijk de vrijheid om zelf de leerling wat geld te geven.. De school neemt hiervoor geen verantwoordelijkheid en vertelt dat ook aan alle betrokken partijen. Wanneer een leerling in zijn vrije tijd bij het bedrijf werkt (vakantiewerk) stimuleren wij hem wel om vooraf een bepaald bedrag met het bedrijf af te spreken. Ook hierin draagt de school geen verantwoordelijkheid. Na afloop van een stageperiode vragen wij de bedrijven/ instellingen of zij een vrijwillige bijdrage willen leveren aan de ‘stagerekening’ van de school. Dit geld komt ten goede aan: • De leerlingen. • De stageadressen, in de vorm van attenties. • De school, in de vorm van: representatiekosten, kosten welke niet door een verzekering worden gedekt. Het staat de stagebedrijven verder volledig vrij een vergoeding aan een leerling te geven. Bij een te hoog bedrag raden wij het bedrijf wel aan een deel te boeken op de bankrekening van de school onder vermelding van ‘gift stagevergoeding’. 3.13. Stageverzekering De stageverzekering maakt deel uit van het basispakket van de verzekering, zoals deze door de SOVON is afgesloten. 3.14. Toekomstperspectief De mentor/stagedocent maakt aan het eind van het vierde en/of vijfde leerjaar een eindverslag over de resultaten van de stage. Dit eindverslag vormt een onderdeel van het eindadvies dat aan elke schoolverlater wordt gegeven. In het eindverslag van de mentor/stagedocent komt een advies te staan, waarin naar voren komt wat de arbeid- en scholingmogelijkheden van de leerling zijn en welk vervolgtraject het best gevolgd kan worden. Aan het eind van de schoolloopbaan van het praktijkonderwijs zijn er voor de leerlingen onder andere de volgende mogelijkheden: • Met een baan van school, indien van toepassing: - met bijvoorbeeld subsidie in het kader van de oude wet REA (premiekortingen en dergelijke). - met loondispensatie, waarbij gebruik wordt gemaakt van de WAJONG. - in combinatie met een opleiding bij het ROC, AOC, of andere opleiding. • Melding aan het Netwerk Arbeidsintegratie met een verzoek tot: - opleiding op assistentenniveau bij een ROC, AOC of andere opleiding. - plaatsing in het bedrijfsleven of Werkvoorzieningschap in het kader van de wet WIA. - plaatsing in het bedrijfsleven. - plaatsing in het bedrijfsleven met werkbegeleiding (Jobcoaching). • Plaatsing of voortzetting van de stage binnen een dagactiviteitencentrum (zonder loonvormende arbeid), zo mogelijk in combinatie met opleiding bij ROC of AOC. • Een AKA opleiding bij het Horizon College. • De leerling blijft nog op school en gaat verder met het stageprogramma en de sector. Na het doorspreken van het eindadvies wordt (na toestemming van de ouders) aan het eind van het schooljaar: • De leerling aangemeld bij het Netwerk Arbeidsintegratie Moeilijk Lerenden. • Indien van toepassing aangemeld bij het ROC Horizon College, AOC Clusius College of andere opleiding. • Indien van toepassing ingeschreven als werkzoekende bij het CWI. 34
• Indien van toepassing, een aanmelding gerealiseerd bij het Werkvoorzieningschap Noord Kennemerland of een ander werkvoorzieningschap (regiogebonden). • Indien van toepassing, een aanmelding gerealiseerd bij het UWV. • Indien van toepassing, werkbegeleiding op de werkplek aangevraagd bij UWV. • Indien van toepassing, een aanvraag gerealiseerd voor een WAJONG-uitkering bij UWV, afdeling jonggehandicapten. • Indien van toepassing, een aanvraag voor een ‘SFB toets’ bij UWV, afdeling jongehandicapten. N.B.: Bovenstaande punten kunnen ook tussentijds aan de orde komen. Alle schoolverlaters worden sinds 1994 in het uitvoerend Netwerk Arbeidsintegratie Moeilijk Lerenden aangemeld. In het Netwerk participeren de volgende scholen en instanties: • MEE. • UWV, afdeling jonggehandicapten (regelt en bemiddelt in het toekennen van subsidies voor scholing en/of werk en speelt een belangrijke rol in de arbeidsbemiddeling) • CWI. • WNK Bedrijven Alkmaar. • De Polsstok en de Rein Abrahamseschool. • Horizon College. • (re)Integratiebureaus (Jobcoaching, loopbaaninterventie, reïntegratie) • RMC (Regionaal Meld- en Coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten. • Amstelduin (Arbeidstrainingcentrum) • CBW (Centrum Begeleid Werken) Alle schoolverlaters worden via intakeformulieren op een overzichtslijst geplaatst en, indien nodig, besproken binnen het Netwerk. Alle instanties kunnen bij bepaalde vraagstellingen hun bijdrage leveren met als doel voor de schoolverlater het traject te kiezen, dat bij de persoon het beste past. Het uitvoerende Netwerk komt zes keer per jaar bij elkaar. Op deze manier wordt zo zorgvuldig mogelijk getracht alle schoolverlaters van het praktijkonderwijs een langere tijd na de schoolperiode te volgen. Uiteraard geschiedt deelname van de schoolverlater aan het Netwerk op vrijwillige basis. Ook jaren nadat de leerling de school heeft verlaten, kan hij/zij zich via de verschillende instanties, die aangesloten zijn bij het Netwerk, aanmelden.
35
Hoofdstuk 4 4.1
Leerlingen
Leerlingprofiel
De leerlingen die aangewezen zijn op praktijkonderwijs hebben een aanzienlijke integrale achterstand in leervorderingen, voor een belangrijk deel samenhangend met hun beperkte cognitieve capaciteiten en sociaal-emotionele ontwikkeling.
4.2
Toelaatbaarheid
Voor de toelaatbaarheid van leerlingen in het praktijkonderwijs zijn criteria geformuleerd. Deze criteria betreffen het intelligentiequotiënt, de leerachterstand en het sociaal emotioneel functioneren van een leerling. De leerling is toelaatbaar wanneer deze leerling een leerachterstand van 30 of meer dan 30 dle’s heeft in twee of meer van de volgende domeinen: • Inzichtelijk rekenen. • Begrijpend lezen. • Technisch lezen en spellen. Minstens één van de domeinen moet begrijpend lezen of inzichtelijk rekenen zijn. Voor het IQ geldt dat de score zich dient te bevinden tussen de 55 en 80. Op grond van deze criteria kunnen leerlingen een beschikking voor praktijkonderwijs krijgen. Alle leerlingaanmeldingen op de Polsstok worden beoordeeld door de Toelatingscommissie. Deze commissie bestaat uit de directeur (voorzitter), de orthopedagoge, de schoolmaatschappelijk werkster, de zorgcoördinator en de schoolarts. Elke discipline binnen de commissie verzamelt gegevens over de aangemelde leerling om vervolgens een advies te kunnen formuleren naar de Regionale Verwijzings Commissie. De Regionale Verwijzings Commissie beoordeelt de aanvragen voor een beschikking.
36
Schema aanmeldingsprocedure Relatie ouders
Proces Kennismakings gesprek
Doel oriëntatie
ouders
aanmelding
ouders
bevestiging aanmelding toesturen toestemmings verklaring leerling uitnodigen voor aanvullend onderzoek aanvullend onderzoek
leerling in aanmerking laten komen voor toelating en plaatsing bevestiging
toeleveringsschool ouders/ leerling leerling
relevante gegevens binnenhalen ontbrekende gegevens aanvullen
Uitvoerders directeur zorgcoördinator ouders directie
documenten Info folder schoolgids Inschrijfformulier Toestemmingsverklaring.
administratie
bevestigingsbrief
administratie
toestemmingsverklaring
directie/ zorgcoördinator administratie zorgcoördinator orthopedagoog administratie zorgcoördinator Toelatings-commissie
Brief/telefonisch
Formulier RVC
OER toeleveringsschool opvragen
aanleg voorlopig dossier
gegevens ordenen
Toelatingscommissie RVC
Toelatings vergadering rapportage naar RVC
Hulpvragen/handelingssugg esties toelating officieel maken
ouders
TC advies schriftelijk aan ouders bevestigen
ouders op de hoogte stellen van standpunt T.C.
directie administratie directie administratie
ouders
beslissing RVC schriftelijk aan ouders bevestigen gegevens leerlingen aan betreffende mentoren doorgeven gegevens leerlingen aan betreffende vakdocenten doorgeven samenstellen dossier
ouders op de hoogte brengen van beslissing RVC aanbieden startdocument
administratie Zorgcoördinator
startdocument
mentoren
startdocument
administratie
compleet dossier
mentoren
leerkrachten
leerkachten op de hoogte brengen van relevante gegevens gegevens ordenen
37
Opzet van het startdocument
Brief negatief advies Brief positief advies Brief toeleveringsschool Brief
4.3
Klassenindeling
Bij het samenstellen van de klassen houden wij rekening met: • De leeftijd van de leerlingen • Het cognitieve niveau van de leerlingen en de uitstroomprofielen. • De sociaal emotionele vaardigheden van de leerlingen • Het aantal leerlingen
4.4
Leerlingbegeleiding
De zorgstructuur: De zorgcoördinator is verantwoordelijk voor de zorgstructuur binnen de school. Daarnaast is de zorgcoördinator voorzitter van de leerlingbespreking, lid van het ZAT en de toelatingscommissie. Het ZAT wordt gevormd door de directeur, de orthopedagoog, de schoolmaatschappelijk werkster, de schoolarts, de leerplichtambtenaar en de zorgcoördinator. De toelatingscommissie heeft dezelfde samenstelling. De zorgcoördinator ondersteunt de mentor inzake leerlingzaken. Voor de taak van zorgcoördinator is op school een taakomschrijving aanwezig. Eerste lijn: De spil van de eerstelijnszorg is de mentor. De mentor is gekoppeld aan een groep. Hij of zij is de eerst verantwoordelijke voor de leerling. De taken liggen op verschillende relationele terreinen; • in relatie tot de individuele leerling. • in relatie tot de groep leerlingen. • in relatie tot de ouders. • in relatie tot de zorgcoördinator. • in relatie tot de vakleerkrachten. • in relatie tot de andere mentoren. De mentor heeft taakuren om gesprekken met leerlingen te voeren en wordt hierin bijgestaan door een schaduwmentor. De meeste vakleerkrachten vervullen een rol als schaduwmentor. Voor de taak van mentor is op school een taakomschrijving aanwezig. Tweede lijn : Zorg in de tweede lijn wordt aangeboden na een concrete vraag en kan gegeven worden door de orthopedagoog, de schoolmaatschappelijk werkster, de logopediste, de sociale vaardigheidstrainer en de schoolarts. Meestal gaat een bespreking in het Zorg Advies Team hieraan vooraf. Het ZAT vergadert 1x in de 6 weken en tracht specifieke vragen van het team omtrent leerlingen om te zetten naar handelingssuggesties en indien nodig, verwijzingsadviezen. Derde lijn: Dit betreft de externe organisaties zoals: • Leerplicht. • MEE • Bureau Jeugdzorg • De REC’s • GGZ • Amstelduin • Triversum • William Schrikkerstichting • Politie 38
4.5
Het leerlingvolgsysteem: Magister
Het leerlingvolgsysteem vervult een centrale rol in onze organisatie. Iedere leerling wordt vanaf zijn toelating gevolgd in zijn ontwikkeling , zowel op leergebied als in sociaal-emotioneel opzicht. Alle informatie over een leerling wordt hierin verzameld.
4.6
Leerlinggebonden financiering
Sinds 1 augustus 2003 is de wet leerlinggebonden financiering in werking (de rugzak). Het is belangrijk dat onze school de mogelijkheid krijgt om medewerking te verlenen aan integratie van leerlingen met een handicap. De ouders beschikken over de mogelijkheid om hun kind met zijn rugzak aan te melden bij onze school. Als de ouders een dergelijke wens hebben, dan volgt er een intakeprocedure. De Polsstok onderzoekt: • Op welke specifieke pedagogisch-didactische behoeften ingespeeld moet worden; • Welke specifieke vaardigheden daarbij van het onderwijzend en onderwijsondersteunend Personeel gevraagd worden. • Welke specifieke technische voorzieningen nodig zijn. Een belangrijk onderdeel daarvan is het gesprek met de zorgcoördinator. Deze beziet in overleg met de ouders wat er specifiek voor het kind nodig is om goed in te spelen op zijn of haar mogelijkheden en beperkingen. De Polsstok zal zijn uiterste best doen aan deze drie voorwaarden te voldoen. In de huidige situatie zijn er echter wellicht obstakels. Deze kunnen tot gevolg hebben dat het voor de Polsstok voorlopig niet mogelijk is elke rugzakleerling met een redelijke kans op succes te plaatsen. De ‘Procedure plaatsing leerlingen met leergebonden financiering’ is als bijlage beschikbaar.
4.7
Ontwikkelpunten • •
Het zorgplan afmaken Groepshandelingsplannen ontwikkelen.
39
Hoofdstuk 5
De inzet en ontwikkeling van ons personeel
5.1 Doelen van het personeelsbeleid: Het integraal personeelsbeleid is door de SOVON vastgesteld in maart 2005. Doel is het regelmatig en systematisch afstemmen van de inzet, kennis en bekwaamheden van de medewerkers op de inhoudelijke en organisatorische doelen van de onderwijsinstelling: de school als lerende organisatie. 5.2 Huidige situatie: In het schooljaar 2006-2007 zijn er voor wat betreft de Polsstok substantiële stappen gezet ten aanzien van de invoering van integraal personeelsbeleid. Concreet betekent dit dat: • Het competentieprofiel voor onderwijsgevend personeel is vastgesteld. • Het competentieprofiel voor onderwijsondersteunend personeel is vastgesteld. • Op ontwikkeling gerichte gesprekken (OOG) worden gevoerd ter vervanging van de functioneringsgesprekken conform de regeling OOG-gesprekken. • De basis voor het OOG-gesprek wordt gevormd door de competenties die van de medewerker worden gevraagd. • Bij het OOG-gesprek wordt gebruik gemaakt van de instrumenten van de 360 graden feedback te weten: zelfevaluatie, feedback van leerlingen, feedback van collega’s en de bevindingen van de direct leidinggevende. In het schooljaar 2007-2008 wordt met de geleding onderwijsgevend personeel OOG-gesprekken gevoerd. 5.3 Op ontwikkeling gerichte gesprekken: De basis voor het OOG-gesprek wordt gevormd door: • De functie die de betreffende medewerker binnen de organisatie heeft. • De competenties die van hem/haar gevraagd worden. Het gesprek heeft een op de toekomst gericht karakter, dat wil zeggen is gericht op de (verdere) professionele ontwikkeling van de medewerker. Het is een dialoog over het functioneren van de medewerker. Bij het gesprek spelen zowel zelfevaluatie en feedback van leerlingen en collega’s als de eisen die de organisatie stelt een rol. Het OOG-gesprek eindigt met het maken van een aantal afspraken en de formulering van concrete doelen ten behoeve van de (verdere) professionele ontwikkeling van de medewerker: het persoonlijk ontwikkelplan (POP). 5.4 Deskundigheidsbevordering; De deskundigheidsbevordering vindt plaats in teamverband en middels individuele trajecten. Het is wenselijk dat hierbij wordt uitgegaan van een meerjaren nascholingsplan. Naar aanleiding van de in dit schoolplan aangegeven organisatorische en onderwijsinhoudelijke ontwikkelingen wordt er een nascholingsplan opgesteld. Het nascholingsplan wordt als onderdeel van het integraal personeelsbeleid opgenomen. 5.5 Begeleiding en/of coaching van het personeel: Een belangrijke taak binnen de organisatie is die van de intern begeleider. De intern begeleider wordt direct door de directie aangestuurd. Het is vooral de taak van de intern begeleider om docenten in het pedagogisch en/of didactische proces te begeleiden. Hiernaast zijn een aantal collega’s binnen de school aangewezen die als coach voor nieuw in te werken personeel kunnen optreden. De collega’s die als coach willen optreden hebben hiertoe een cursus bij de onderwijs begeleidingsdienst gevolgd. Voorafgaand aan elk nieuw cursusjaar wordt de praktijkgids voor de Polsstok samengesteld. In deze gids staan alle verzamelde gegevens die voor medewerkers noodzakelijk zijn om in onze organisatie op een verantwoorde manier te werken.
40
5.6
Beleidsvoornemens:
Voor de komende vier jaren willen wij; • De gesprekkencyclus binnen het kader van Integraal Personeelsbeleid verder implementeren. • Het jaarlijks vast stellen van een nascholingsplan. 5.7
Documenten personeelbeleid
Documenten personeelsbeleid
afgerond
1. Sociale afspraken 1.1 Arbobeleid / BHV 1.2 Risicoinventarisatie en plan van aanpak 1.3 Ziekteverzuimbeleid 1.4 Seksuele intimidatie 1.5 Sociaal jaarverslag 2. Begeleiding 2.1 Begeleidingsplan nieuw personeel 2.2 Mobiliteitsbevordering 2.3 Scholings- en professionaliseringsbeleid 2.4 Persoonlijke ontwikkelingsplannen 3. Rechtspositioneel beleid 3.1 Verlenen van buitengewoon verlof 3.2 Beloningenbeleid 4. Functies en taken 4.1 Competentieprofielen 4.2 Functiedifferentiatie 4.3 Taakbeleid 4.4 directiestatuut 5. Selectie personeel 5.1 procedure benoeming personeel 5.2 procedure benoeming directeur 6. Bestuursaanstelling 6.1 Beleid inzake werkgelegenheid 7. Functioneren en beoordelen 7.1 Functioneringsgesprekken 7.2 Beoordelingsgesprekken 8. Personeelsformatiebeleid 8.1 Integraal personeelsbeleid 8.2 Meerjarenformatiebeleid 8.3 Jaarlijks formatieplan 8.4 Bestuursformatieplan 9. Medezeggenschap 9.1 Medezeggenschapsraad 9.2 GMR 9.3 Facilitering van de (G)MR
X X X X X
Actualisering noodzakelijk
X
X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X
41
Hoofdstuk 6 6.1
Overige beleidsterreinen
Algemeen strategisch beleid:
Onze school behoort tot de Stichting Openbaar Voorgezet Onderwijs Noord Holland Noord en maakt deel uit van het samenwerkingsverband ‘VO-SVO Noord Kennemerland’. Tezamen met de Rein Abrahamseschool verzorgt de Polsstok het praktijkonderwijs binnen dit samenwerkingsverband. De samenwerking tussen beide scholen voor praktijkonderwijs is redelijk intensief. Beide directeuren komen maandelijks bij elkaar en tussen docenten van beide scholen zijn contacten. Beide scholen voor praktijkonderwijs hebben in samenwerking met het bedrijf TTC te Alkmaar een arbeids-trainings-centrum opgezet. Een tiental praktijkscholen uit de regio heeft de vereniging ‘Pro-werk’ opgericht. De vereniging heeft als hoofddoel de scholen nog beter uit te rusten met zaken die van belang zijn om leerlingen toe te leiden naar de arbeidsmarkt. Een belangrijk onderdeel van de vereniging is de mogelijkheid om Individuele Re-integratie Opdrachten en Jobcoachtrajecten uit te voeren voor moeilijk plaatsbare schoolverlaters op de arbeidsmarkt. Ook de Polsstok is lid van genoemde vereniging. 6.2
Financieel beleid:
De financiële situatie van de Polsstok mag gezond genoemd worden. Er is in de loop van de tijd een goede financiële buffer opgebouwd. De SOVON heeft een eigen bovenschools management ondersteunings bureau (BMO) met afdelingen op diverse beleidsterreinen. Op professionele wijze wordt de schoolleiding ondersteund in het maken van beleidskeuzes. Door middel van Profit/Afas is de schoolleiding in staat om via internet inzage te hebben in de financiële boekhouding. 6.3
Materieel beleid:
Het beheer van het schoolgebouw/terrein valt onder het takenpakket van de school zelf (bevoegd gezag). Wat de buitenkant van het gebouw betreft kan het schoolbestuur bij het gemeentebestuur huisvestingsaanvragen indienen op basis van een daartoe opgestelde gemeentelijke verordening. De Polsstok blijft bezig om het gebouw waarin zij gehuisvest is, een voormalige lagere school met aparte kleuterschool, aan te passen aan de eisen die het praktijkonderwijs stelt aan haar gebouwen. Het schoolbestuur heeft in overleg met het samenwerkingsverband VO-SVO Noord Kennemerland besloten om te komen tot een betere spreiding van het praktijkonderwijs in deze regio. Één van de twee lesplaatsen in Alkmaar kan verplaatst worden naar de gemeente Heerhugowaard. Hangende de procedure is besloten geen groot onderhoud meer te laten uitvoeren aan het gebouw van de Polsstok. 6.4
Communicatie:
Interne communicatie vinden we zeer belangrijk binnen onze werksituatie. De informatievoorziening vindt plaats: • Binnen directieoverleg; tussen directeur en adjunct-directeur. • Binnen het managementteam; tussen directieleden en coördinatoren . • Binnen het bouwoverleg; tussen directieleden en docenten. • Binnen het stageoverleg; tussen stagecoördinator en stagedocenten. • Binnen de personeelsvergadering; tussen directeur en team. • Binnen het college van schoolleiders: tussen algemeen directeur en schoolleiders. • Binnen PMR overleg; tussen directie en personeelsgeleding van de MR.
42
De directie van de school bestaat uit de directeur en een adjunct directeur. De organisatie is verder opgedeeld twee bouwen te weten; 1. Onderbouw (groep 1 en 2) 2. Bovenbouw (stroom en sectorgroepen) Elke bouw heeft een eigen overleg (één keer per twee weken) met een directielid als voorzitter. Hiernaast vindt er één maal per zes weken een personeelsvergadering plaats. Het managementteam vergadert één keer per week.
Zorg Advies Team
↔ Directie
↔
Interne Begeleiding
Directeur en adjunct directeur
↕ Managementteam
↕
↕
Directie, stage- en zorgcoordinator
↕
Onderbouwteam
Bovenbouwteam
Mentoren en vakdocenten
Mentoren, vak en stagedocenten
↕
↕
↕
N.O.P en O.O.P
Communicatie met ouders wordt door ons als zeer belangrijk ervaren. Ouders worden op de hoogte gehouden door: • Een maandelijkse nieuwsbrief. • Groeps- en voorlichtingsavonden. • Rapportagemomenten. Ouders kunnen meedenken, meepraten of meebeslissen door zich te organiseren binnen de medezeggenschapsraad of de ouderraad. Één keer per jaar organiseert de school een ‘open avond’ voor ouders en leerlingen die zich na de basisschool willen laten inschrijven als leerling van onze school. In onze communicatie met externen staat helderheid en doelmatigheid voorop. Om duidelijk zicht te hebben op diverse communicatielijnen zijn de volgende afspraken gemaakt: • Contacten met de MR verlopen via de directie. • Contacten met het bevoegd gezag verlopen via de directie. • Contacten met de gemeente verlopen via het bevoegd gezag. • Contacten met de inspectie verlopen schoolspecifiek via de directie en algemeen via het bevoegd gezag. • Contacten betreffende leerlingenzorg verlopen via de zorgcoördinator. • Contacten met ouders verlopen via de mentoren. • Contacten met het bedrijfsleven verlopen via de stagesectie. • Andere externe contacten kunnen gedelegeerd vanuit de directie bij andere personeelsleden liggen.
43
6.5
Beleidsvoornemens: • •
voorbereiden verhuizing naar nieuw gebouw in Heerhugowaard met eigentijds onderwijskundig concept. vervolmaking van de begroting op schoolniveau.
44
Hoofdstuk 7
Zorg voor kwaliteit
7.1 Inleiding; Binnen kwaliteitszorg is het belangrijk om na te gaan wat de resultaten zijn van ons onderwijs: doen wij de goede dingen en doen wij de goede dingen goed. Belangrijk hierbij is dat het team zich verantwoordelijk voelt voor de resultaten en dat stappen die genomen worden om de kwaliteit te verbeteren door iedere betrokkene worden gedragen. Dit betekent ook dat er conclusies worden getrokken en maatregelen worden genomen op individueel leerkracht- en schoolniveau. Wij vinden het van belang om hiervoor instrumenten te gebruiken die goed hanteerbaar en betrouwbaar zijn. 7.2 Doelen van de kwaliteitszorg: Kwaliteitszorg beschouwen we als het totaal van activiteiten, procedures en instrumenten, die bedoeld zijn om op een permanente, systematische en cyclische wijze de kwaliteit van het onderwijs te bepalen, te bewaken, te borgen en te verbeteren. Kwaliteitszorg is een aangelegenheid van iedereen binnen de school. Voor wat betreft deze kwaliteitszorg willen we graag antwoorden op de volgende vijf vragen; 1. Doen we de goede dingen? 2. Doen we de dingen goed? 3. Hoe weten we dat? 4. Vinden anderen dat ook? 5. Wat doen we met die kennis en informatie? Onze kwaliteitszorg richt zich op een aantal voorwaarden te weten; • De samenhang tussen diverse beleidsterreinen. Kwaliteitszorg is met andere woorden integraal. • De kwaliteitszorg is systematisch en cyclisch. Dit houdt in dat de school planmatig bepaalt welke kwaliteit zij wil leveren, nagaat of zij die levert en acties onderneemt om de kwaliteit te borgen en zonodig te verbeteren. • De zelfevaluatie. • De ontwikkelagenda. 7.3 De inrichting van onze kwaliteitszorg De school werkt met het ‘Magister’ leerlingvolgsysteem. Andere instrumenten die wij gebruiken en procedures die gevolgd worden zijn: • De zelfevaluatie middels ‘Stimulans: mijn school en kwaliteit’ (Platform Praktijkonderwijs) • De ontwikkelagenda voorkomend uit de zelfevaluatie. • Standaard toetsen: één maal per leerjaar worden de leerlingen getoetst op gebied van rekenen, lezen, begrijpend lezen en spelling. Resultaten worden geëvalueerd en het handelingsplan zonodig bijgesteld. • Individueel handelingsplan: het startdocument leidt via de leerlingbespreking tot het individueel handelingsplan. Het IHP wordt besproken met ouders en leerlingen, geëvalueerd in de leerlingbespreking en zonodig bijgesteld. • Het portfolio. • Groepshandelingsplan. • Voortgangsrapportage: aan het einde van een schooljaar worden onder andere de toetsresultaten ingevuld op het voortgangsformulier. Dit formulier wordt gebruikt bij de overdracht van gegevens voor het daarop volgende schooljaar. • Stage voortgangsrapportage. • Schoolverlaters rapportage. • Op Ontwikkeling Gerichte Gesprekken.
45
• • • • 7.4
Na en bijscholingsplan: gebaseerd op beleidsvoornemens van de school en persoonlijke ontwikkelings plannen van het personeel. Klassenconsultatie: niet alleen de directie bewaakt zo het proces van kwaliteitsverbetering maar ook collega’s onderling kunnen op deze wijze hun eigen kwaliteit verbeteren. Begeleiding van docenten door de Intern begeleider of coach. Intervisiebijeenkomsten. Beleidsvoornemens
• • •
Middels het platform praktijkonderwijs aansluiten op een zelfevaluatie instrument dat ontwikkeld is voor praktijkonderwijs en wat ook als zodanig is genormeerd. Het kritisch volgen van de ontwikkelagenda. Meegroeien met de vervolmaking van het leerlingvolgsysteem ‘Magister’.
46
Hoofdstuk 8:
Beleidsvoornemens: Totaaloverzicht en planning
Beleidspunten
Schooljaar 2007/2008
Schooljaar 2008/2009
Schooljaar 2009/2010
Schooljaar 2011/2012
verantwoording
Onderwijskundig 1. Gebruik leerlijnen Promotie 2. Vakkenpakket 3. Vorderingenregistratie 4. Portfolio 5. Bovenbouwprogramma m.b.t. certificering 6. leskaarten OB 7. leskaarten BB 8. huidig onderwijsconcept 9. lesmateriaal arbeidsorientatie
uitvoering
vakgroepen
evaluatie
uitvoering
evaluatie
MT
onderzoek uitvoering
uitvoering evaluatie
evaluatie
IB vakgroepen
vormgeven
uitvoering
evaluatie
vakgroepen
vormgeven
utvoering vormgeven evaluatie
evaluatie uitvoeren
onderzoek
invoering
vakgroepen
Invoering
uitvoering
MT
Invoering
uitvoering
uitvoering evaluatie
evaluatie
evaluatie
vakgroepen vakgroepen MT
Leerlingbegeleiding 1. coachingsgesprekken met leerlingen 2. Individueel ontwikkel plan 3. Groepshandelingsplan 4. Magister LVS
nascholing team
invoering uitvoering
evaluatie
IB IB Adjunct dir
Personeel 1. Nascholingsplan
per jaar
MT
Financieel 1. systematiek budgetbeheer 2. schoolbegroting
uitvoering
Evaluatie
per jaar
Directeur directeur
47
Huisvesting 1. Nieuwbouw HHWaard
Opstellen plan en presentatie aan raad HHWaard
Architect en europese aanbesteding
48
Bouw en verhuizing
Start in HHWaard
Directeur