S A T E F
R H Y E O
L R O D R
G R U R A
S U A A S
Naar lagere lokale emissies in de stadsregio Arnhem Nijmegen
Eolus Naar lagere lokale emissies in de stadsregio Arnhem Nijmegen Het programma Eolus beantwoordt de vraag of het zinvol is om in de stadsregio Arnhem Nijmegen maatregelen bij bedrijven te nemen die verder gaan dan wat er nu al wordt gedaan om de uitstoot van fijn stof en stikstofdioxiden te beperken. Daarvoor richt Eolus zich op de volgende onderzoeksvragen: - Bevinden zich in de stadsregio bedrijven die door hun uitstoot van fijn stof en stikstofdioxiden een belangrijke bijdrage leveren aan de regionale achtergrondconcentratie of aan de locale concentratie? - Wijken de milieugegevens per bedrijf significant af van de gegevens die het Milieu en Natuur Planbureau nu gebruikt om de achtergrondconcentratie in de stadsregio te berekenen? - Wat zijn de meest kosteneffectieve maatregelen bij alle voor de luchtkwaliteit in de stadsregio belangrijke bedrijven om de uitstoot belangrijk te verlagen?
Eolus
Inhoud 1
De opdracht van Eolus
5
2
Waarom Eolus?
5
3 4
5
Eolus vult andere programma’s aan Eolus onderzoekt kansen
5 6
De aanpak van Eolus
6
Stappenplan
Bedrijven in kaart brengen Maatregelen nemen
Organisatie, kosten en planning
7
7 9
10
4
1
De opdracht van Eolus De luchtkwaliteit is de afgelopen jaren in Nederland sterk verbeterd, maar toch is de gewenste luchtkwaliteit nog niet bereikt. De grenswaarden voor fijn stof en stikstofdioxide worden nog steeds op veel plaatsen overschreden. Eolus, onderdeel van de maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit in de stadregio en de provincie Gelderland, wil kijken of het zinvol is maatregelen te nemen bij bedrijven die verder gaan dan wat er reeds wordt gedaan aan beperking van emissies naar de lucht. In Eolus werken de Stadsregio Arnhem Nijmegen en de provincie Gelderland samen aan een goed afgestemde benadering van de bedrijven in de regio en aan bundeling van hun expertise. Eolus kijkt naar primair fijn stof. Secundair fijn stof (vorming uit zwaveldioxide of stikstofoxiden met ammoniak) is nog niet goed te modelleren. De zwaveldioxide-uitstoot is door het landelijk beleid al ver teruggedrongen. Voor stikstofoxiden én voor de fijnste fijnstofdeeltjes (PM2,5) zijn verbrandingsinstallaties de belangrijkste bron. Verbrandingsemissies zijn algemener en worden ook uit lagere schoorstenen uitgestoten dan procesemissies. Het onderzoek beperkt zich daarom niet tot grote bedrijven met hoge bronnen en de achtergrondconcentratie, maar strekt zich ook uit tot kleinere bedrijven en de lokale concentratie, met name waar knelpunten zijn.
2
Waarom Eolus? Eolus vult andere programma’s aan De belangrijkste bronnen van stikstofdioxide en fijn stof zijn het verkeer, de energievoorziening, de industrie, de landbouw en huishoudens. Stikstofoxiden zijn voornamelijk een lokaal probleem omdat ze bij allerlei verbrandingsprocessen vrijkomen. Industriële puntbronnen, industriebedrijven, dragen voor ongeveer 25 tot 30% bij aan de emissie van fijn stof in Nederland. Agrarische bedrijven, met name varkenshouderijen en pluimveehouderijen, blijken ook een significante bijdrage te leveren aan de concentratie fijn stof. Hoewel de uitstoot van landbouw en industrie aanzienlijk is, wordt landelijk en ook in de stadsregio het meeste effect verwacht van maatregelen die het verkeer betreffen. Naast de programma’s van de Stadsregio Arnhem Nijmegen op het gebied van mobiliteit, heeft de stadsregio de drie programma’s Hydra, Terra en Flora opgezet. Deze programma’s bevatten maatregelen gericht op het verkeer die de uitstoot van fijn stof en stikstofdioxiden terugdringen. Voor industriële en landbouwbedrijven geldt al enige decennia regelgeving die de uitstoot naar de lucht beperkt. Eolus richt zich op de industriële en landbouwbedrijven. Daarmee richten de programma’s
5
Eolus
van de stadsregio zich op die bronnen die veruit de belangrijkste bijdrage leveren aan de luchtkwaliteit. De programma’s omvatten 90% van de bronnen van stikstofdioxiden en 83% van de bronnen van fijn stof.
Eolus onderzoekt kansen Eolus onderzoekt of de huidige regelgeving voldoende effect sorteert, en of er daar bovenop maatregelen te nemen zijn die een kosteneffectieve bijdrage leveren aan de verbetering van de luchtkwaliteit. De uitkomst van dat onderzoek schetst bovendien een beeld van de invloed van de industrie en landbouw op de luchtkwaliteit in de stadregio. Ook wanneer maatregelen niet kosteneffectief blijken, is inzicht hierin zinvol. De emissie van grote industriële bedrijven draagt voornamelijk bij aan de verhoging van de achtergrondconcentratie. Verlaging van de emissie van puntbronnen zorgt voor een algehele, weliswaar beperkte, verlaging van de achtergrondconcentratie. Is deze verlaging van betekenis? En treedt deze verlaging op in de stadsregio of juist daarbuiten? Wellicht is bij de knelpunten toch een verlaging van de bijdrage aan de lokale concentratie mogelijk en zinvol, waardoor knelpunten in de luchtkwaliteit kunnen worden weggenomen. Eolus onderzoekt ook in hoeverre de werkzaamheden voor emissiereductie als onderdeel van de reguliere vergunningverlening bij bedrijven op knelpuntlocaties in de tijd naar voren gehaald kunnen en moeten worden, en in hoeverre aanvullende, bovenwettelijke maatregelen mogelijk en kosteneffectief zijn.
3
De aanpak van Eolus Het onderzoek van Eolus richt zich zowel op industriële bedrijven als op landbouwbedrijven. Eolus streeft drie doelen na: - Vaststellen of er zich in de stadsregio bedrijven bevinden die door hun uitstoot van fijn stof en stikstofdioxiden een relevante bijdrage leveren aan de achtergrondconcentratie in de stadsregio, of aan de lokale concentratie, en of daarbij een relatie is tussen de huidige knelpunten in de luchtkwaliteit en de geplande ruimtelijke ontwikkelingen. - Vaststellen in hoeverre de milieugegevens per bedrijf significant afwijken van de gegevens van de EmissieRegistratie die het Milieu en Natuur Planbureau (MNP) gebruikt om de achtergrondconcentratie te berekenen, en als verschil in de gegevens wordt geconstateerd, of dit een belangrijk andere achtergrondconcentratie in de stadsregio tot gevolg heeft.
6
- Vaststellen wat de meest kosteneffectieve maatregel is bij alle voor de luchtkwaliteit relevante bedrijven om de bijdrage aan de achtergrondconcentratie te verlagen, en wat de meest kosteneffectieve maatregel is per bedrijf dat een relevante bijdrage levert aan de lokale concentratie bij een knelpunt. Voor het onderzoek is een getrapte aanpak gekozen. In deel 1 worden de bedrijven in kaart gebracht; deel 2 betreft de te nemen maatregelen. Deel 2 van het onderzoek wordt alleen uitgevoerd, als uit de resultaten van deel 1 blijkt dat dit zinvol is. In deel 2 van het onderzoek wordt onderscheid gemaakt tussen het toepassen van de Wet milieubeheer (Wm) en bovenwettelijke maatregelen waartoe bedrijven niet kunnen worden verplicht. Bovenwettelijke maatregelen zijn maatwerk, waarmee kosten en tijd zijn gemoeid. Doorgaans is daar per geval een bestuurlijk besluit voor nodig. In het kader van dit onderzoek worden de stappen rond de bovenwettelijke maatregelen alleen doorlopen voor bedrijven die een relevante bijdrage leveren aan de achtergrondconcentratie of die bij een knelpunt rechtstreeks een relevante bijdrage leveren aan de concentratie.
4
Stappenplan Bedrijven in kaart brengen 1. Verzamelen van gegevens
Het MNP gebruikt gegevens van de EmissieRegistratie om de achtergrondconcentratie in een bepaald gebied vast te stellen. Van welke gegevens het MNP uitgaat moet nog onderzocht worden. Eolus brengt daarom eerst in kaart van welke gegevens het MNP uitgaat en hoe deze zijn aan te passen (procedureel). Vervolgens verzamelt Eolus gegevens over de emissies door bedrijven.
2. Definiëren van de uitgangspunten
Eerst stelt Eolus een lijst van bedrijfscategorieën op waarmee de bedrijven in de stadsregio zijn te selecteren die een relevante bijdrage leveren aan de uitstoot van fijn stof en stikstofdioxiden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de industriële en de agrarische bedrijven. Vervolgens wordt een ondergrens bepaald: onder welke waarde kan de bijdrage van een bedrijf aan de concentratie van de achtergrondwaarden van fijn stof en stikstofdioxiden in de stadsregio als “niet relevant” worden beschouwd? Deze grens wordt gehanteerd om die bedrijven te selecteren die de belangrijkste bijdrage leveren aan de achtergrondconcentraties.
7
Eolus
Hierbij wordt ook weer onderscheid gemaakt tussen industriële bedrijven en agrarische bedrijven. Voor industriële bedrijven wordt in eerste instantie bekeken of de selectiecriteria van de gemeente Arnhem voldoen: Arnhem gebruikt deze om te bepalen of van een bedrijf in het kader van vergunningverlening wel of niet van een luchtonderzoek wordt verlangd. Voor agrarische bedrijven wordt bekeken of de selectiecriteria van de regio De Vallei ook voor de stadsregio kunnen worden gebruikt.
3. Selecteren van bedrijven
De provincie is over het algemeen het bevoegd gezag voor ruim veertig industriële bedrijven in de stadsregio die mogelijk effect hebben op de luchtkwaliteit. Deze bedrijven leveren in de meeste gevallen een bijdrage aan de achtergrondconcentratie. Alle bedrijven worden onderzocht om de luchtrelevante gegevens van de bedrijven te inventariseren. Daarnaast worden enkele bedrijven binnen de stadsregio onderzocht waar de gemeente het bevoegd gezag is. Ook voor deze bedrijven wordt vastgesteld welke gegevens voor de luchtkwaliteit van belang zijn.
4. Berekenen van de bijdrage
Allereerst wordt de bijdrage aan de achtergrondconcentratie berekend van alle bedrijven gezamenlijk. Als sprake is van een significante bijdrage, dan wordt de individuele bijdrage per bedrijf berekend om te achterhalen welke bedrijven de grootste bijdragen leveren. Eerst voor de industriële bedrijven binnen de stadsregio, maar ook andere relevante bedrijven in Arnhem en Nijmegen. Indien noodzakelijk wordt ook in de overige gemeenten bekeken welke bedrijven bijdragen aan de achtergrondconcentratie. De resultaten van de berekeningen worden op kaarten weergegeven.
5. Toetsen van de bijdragen
Vervolgens worden de bijdragen van de bedrijven aan de achtergrondconcentratie getoetst aan de vastgestelde ondergrens. Op basis hiervan worden de bedrijven geselecteerd die een relevante bijdrage leveren aan de achtergrondconcentratie. De invloedsfeer van de geselecteerde bedrijven wordt weergegeven op een kaart samen met de huidige locaties waarbij sprake is van een knelpunt in de luchtkwaliteit en de locaties waar ruimtelijke ontwikkelingen zijn gepland. Dan worden de gegevens vergeleken met de gegevens van het MNP. Als er significante verschillen zijn tussen beide wordt nagegaan op welke wijze de gegevens van de EmissieRegistratie zouden moeten worden aangepast. Het MNP wordt daarna verzocht om op basis van de gewijzigde gegevens de achtergrondconcentratie in de stadsregio opnieuw te berekenen zodat kan worden vastgesteld wat de verandering is in de achtergrondconcentratie.
8
Maatregelen nemen 1. Toetsen actualiteit milieuvergunningen
Van de betreffende bedrijven wordt eerst nagegaan of de vergunning op gebied van luchtemissies actueel is. Als dat niet het geval is, kan via een wijziging van de vergunning de Best Beschikbare Techniek worden voorgeschreven. Het is maatwerk per bedrijf, waarvan een kosteneffectiviteitstoets standaard deel uitmaakt. Per bedrijf wordt nagegaan of hiermee het knelpunt wordt weggenomen. Soms moet er gezocht worden naar bovenwettelijke maatregelen om de concentratie te verlagen. Als dit te veel tijd kost, wordt volstaan met een indicatieve berekening van het effect van de Best Beschikbare Techniek, en afhankelijk daarvan een beoordeling of de herziening van de vergunning prioriteit krijgt met het oog op de luchtkwaliteit
2. Definiëren van de maatregelen
Er wordt vastgesteld wat de minimale bijdrage moet zijn van de bovenwettelijke maatregel. Er wordt een ondergrens vastgesteld. Hieronder wordt de bijdrage van een maatregel aan de reductie van de uitstoot aan fijn stof en stikstofoxiden, in relatie tot het verlagen van de achtergrondconcentratie, als “niet relevant” beschouwd. Ook wordt aangegeven welke informatie per maatregel verzameld moet worden om de maatregel op haalbaarheid te kunnen toetsen.
3. Inventariseren van de maatregelen
Er wordt een algemene lijst gemaakt met maatregelen die de uitstoot van fijn stof en stikstofdioxiden kunnen reduceren. Per bedrijf wordt vastgesteld welke maatregelen toepasbaar zijn. Per maatregel wordt tevens vastgesteld wat de redelijkerwijs te verwachten reductie is aan uitstoot van fijn stof en stikstofdioxiden in relatie tot het verlagen van de (achtergrond)concentratie.
4. Toetsen van de bijdrage van de maatregelen
De geïnventariseerde maatregelen worden getoetst aan de vastgestelde grens. Op basis hiervan worden de maatregelen geselecteerd die een relevante bijdrage leveren aan de reductie van de achtergrondconcentratie. Vervolgens wordt bepaald welke van de geselecteerde maatregelen het meest kosteneffectief zijn. Daarbij wordt een relatie gelegd met de huidige knelpunten en mogelijk toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen. Eerst worden de meest kosteneffectieve maatregelen per bedrijf bepaald. Vervolgens wordt de meest kosteneffectieve verlaging van de achtergrondconcentratie bij bedrijven bepaald.
9
Eolus
5
Organisatie, kosten en planning Eolus gaat uit van een slagvaardige organisatie gericht op samenwerking en uitvoering. Er wordt een compacte werkgroep opgezet (maximaal zes personen). De werkgroep bestaat uit een projectmanager van de Stadsregio Arnhem Nijmegen en (milieu)specialisten van de provincie Gelderland en de gemeenten Arnhem en Nijmegen en, voor zover nodig, adviseurs. De kosten voor de uitvoering van Eolus zijn globaal als volgt geraamd: I. Bedrijven in kaart brengen € 12.000 1. Verzamelen van gegevens € 7.000 2. Definiëren van de uitgangspunten € 25.000 3. Selecteren van bedrijven € 25.000 4. Berekenen van de bijdrage € 8.000 5. Toetsen van de bijdragen II. Maatregelen nemen € 20.000 1. Toetsen actualiteit vergunningen € 10.000 2. Definiëren van de maatregelen € 18.000 3. Inventariseren van de maatregelen € 8.000 4. Toetsen van de bijdragen van de maatregelen De planning van de verschillende onderdelen ziet er globaal als volgt uit:
I. BEDRIJVEN IN KAART BRENGEN
01 02 03 04 05 06 07 08 09 10 11 12 13 14 15 16 17
1. VERZAMELEN VAN GEGEVENS
p p p p p p p p p p p
2. DEFINIËREN VAN DE UITGANGSPUNTEN 3. SELECTEREN VAN BEDRIJVEN 3. BEREKENEN VAN DE BIJDRAGE 5. TOETSEN VAN DE BIJDRAGEN
p p p p p
II. MAATREGELEN NEMEN 1. TOETSEN ACTUALITEIT VERGUNNINGEN 2. DEFINIËREN VAN DE MAATREGELEN 3. INVENTARISEREN VAN DE MAATREGELEN 4. TOETSEN BIJDRAGEN MAATREGELEN
p p p p p p p p p p p p p
10
11
Eolus
Postbus 6578, 6503 GB Nijmegen Stationsplein 26, 6512 AB Nijmegen T (024) 329 79 79 F (024) 329 79 70
[email protected] www.destadsregio.nl