Treasurystatuut Stadsregio Arnhem Nijmegen met ingang van 16 december 2013
Vastgesteld door de Stadsregioraad in de vergadering d.d. 11 december 2014
Treasurystatuut per 16 december 2013 Stadsregio Arnhem Nijmegen
1
Inleiding .........................................................................................................................................3
2 Treasurystatuut .............................................................................................................................4 Artikel 1 Begrippenkader ......................................................................................................................4 Artikel 2 Doelstellingen van de treasuryfunctie .....................................................................................6 Risicobeheer ...............................................................................................................................................6 Artikel 3 Uitgangspunten risicobeheer ..................................................................................................6 Artikel 4 Renterisicobeheer ............................................................................................................ 6 Artikel 5 Koersrisicobeheer ...................................................................................................................6 Artikel 6 Kredietrisicobeheer .................................................................................................................6 Artikel 7 Intern liquiditeitsrisicobeheer ...................................................................................................6 Artikel 8 Valutarisicobeheer ..................................................................................................................6 Bedrijfsfinanciering......................................................................................................................................7 Artikel 9 Financiering ............................................................................................................................7 Artikel 10 Uitzettingen .............................................................................................................................7 Artikel 11 Relatiebeheer ..........................................................................................................................7 Kasbeheer ..................................................................................................................................................8 Artikel 12 Geldstromenbeheer ................................................................................................................7 Artikel 13 Saldo- en liquiditeitenbeheer...................................................................................................7 Administratieve organisatie en interne controle ..........................................................................................8 Artikel 14 Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle 9 Artikel 15 Verantwoordelijkheden............................................................................................................8 Artikel 16 Bevoegdheden ...................................................................................................................... 10 Artikel 17 Informatievoorziening 12 Overige 12 Artikel 18 Overige aangelegenheden .................................................................................................... 11 Artikel 19 Hardheidsclausule................................................................................................................. 12 Artikel 20 Inwerkingtreding .................................................................................................................... 12
3 Memorie van toelichting ..................................................................................................................... 12 ......................................................................................................................................................................
Treasurystatuut per 16 december 2013 Stadsregio Arnhem Nijmegen
1 Inleiding Stadsregio Arnhem Nijmegen (stadsregio) onderkent het belang van een verantwoord en adequaat beheer van de financiële middelen. Mede als gevolg van de Wet Financiering Decentrale Overheden (Wet Fido) en Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo) wenst de stadsregio de activiteiten op het gebied van treasury op een zo transparant en beheersbaar mogelijke wijze in te richten. In dit treasurystatuut wordt de “beleidsmatige infrastructuur” van de treasuryfunctie vastgelegd in de vorm van uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten. Het statuut maakt een objectieve en transparante verantwoording vooraf en achteraf mogelijk. Bij het opstellen van het treasurystatuut is rekening gehouden met de bepalingen van de wettelijke kaders, Fido, Ruddo en de financiële verordening van de stadsregio. Allereerst wordt het begrippenkader en de doelstellingen van de treasuryfunctie geformuleerd. Deze worden vervolgens geconcretiseerd voor de verschillende deelgebieden van treasury: risicobeheer, bedrijfsfinanciering en kasbeheer.
Treasuryfunctie
Risicobeheer
Bedrijfsfinanciering
Renterisico
Kasbeheer
Financiering
Geldstromen
Uitzettingen
Saldo- en liquiditeiten
Relatiebeheer
Vervolgens komen de administratieve organisatie en interne controle van de treasuryfunctie aan de orde. Daarbij ligt het accent op de eenduidigheid omtrent de verdeling van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Tot slot worden de uitgangspunten vastgelegd voor de informatievoorziening die noodzakelijk is om het gehele proces beheersbaar en meetbaar te maken en te houden. In de Memorie van Toelichting worden waar nodig de in het treasurystatuut opgenomen artikelen toegelicht.
Treasurystatuut per 16 december 2013 Stadsregio Arnhem Nijmegen
3
2 Treasurystatuut De Stadsregioraad van de stadsregio Arnhem Nijmegen besluit, gelet op de financiële verordening van de Stadsregio, Wet Fido en Ruddo, tot het vaststellen van het navolgende treasurystatuut. Artikel 1
Begrippenkader
In dit statuut wordt verstaan onder: -Daggeldleningen
Ander woord voor callgeld. Lening zonder zekerheden, die banken verstrekken aan elkaar en aan lagere overheden, institutionele beleggers en soms bedrijven. De leningen kunnen dagelijks door beide partijen worden opgezegd;
-Derivaten
Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren;
- Deposito
Het creditbedrag op een aan de rekening-courant gekoppelde rekening, waarover een vooraf vastgestelde rente wordt vergoed en waarover gedurende een vooraf vastgestelde periode door het openbaar lichaam niet vrij beschikt kan worden;
- Drempelbedrag
Het maximale bedrag aan overtollige middelen dat een decentrale overheid niet hoeft aan te houden bij ‘s Rijks schatkist; 0,75% van het begrotingstotaal van het lopende jaar;
- EER
Europese Economische Ruimte. De EER bestaat uit de lidstaten van de Europese Unie en drie lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA), te weten Noorwegen, IJsland en Liechtenstein;
- Financiering
Het aantrekken van (financiële) middelen voor de dekking van de vermogensbehoefte voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen;
- Geldstromenbeheer
Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer);
- Intern liquiditeitsrisico
De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren-investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen;
- Kasgeldleningen
Niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en een vaste periode (maximaal twee jaar) en tegen een vooraf overeengekomen rentepercentage;
- Kasgeldlimiet
Een bedrag op basis van de Wet Fido ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting bij aanvang van het jaar;
- Kredietlimiet rekening courant
de mogelijkheid debet (“rood”) te staan op de rekening courant tegen vooraf overeengekomen condities;
- Liquiditeitenbeheer
Het financieren en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar;
Treasurystatuut per 16 december 2013 Stadsregio Arnhem Nijmegen
4
- Liquiditeitenplanning
Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld per tijdseenheid;
- Onderhandse lening
Een lening die niet op de openbare kapitaalmarkt is afgesloten.
- Prudente karakter
Uitzettingen hebben een prudent karakter wanneer in ieder geval aan twee aspecten is voldaan, t.w. voldoende kredietwaardigheid van de tegenpartij en een beperkt marktrisico van de uitzetting;
- Rating
De inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier;
- Renterisico
Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten door rentewijzigingen;
- Renterisiconorm
Een bij aanvang van enig jaar op basis van de wet Fido gefixeerd percentage van het totaal van de vaste schuld van de organisatie dat bij de realisatie niet mag worden overschreden;
- Rentetypische looptijd
Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding;
- Saldobeheer
Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen;
- Schatkistbankieren
Het aanhouden van alle overtollige middelen in de schatkist van het Ministerie van Financiën.
- Solvabiliteitsratio van 0%
Solvabiliteitsvrije status die door de bancaire toezichthouder in de EER-lidstaat onder meer wordt toegekend aan waardepapier uitgegeven of gegarandeerd door centrale of decentrale overheden. Het is decentrale overheden dus toegestaan om bij andere overheden geld uit te zetten of om te beleggen in waardepapier waaraan een overheidsgarantie is verbonden;
- Systeembank
Een systeembank of systeemrelevante bank is een bank waarvan een mogelijk faillissement de potentie heeft om de rest van het financiële systeem en de reële economie ernstige schade te berokkenen. Bij problemen is de kans op redding door de overheid groter en deze banken dienen aan hogere eisen te voldoen. Jaarlijks wordt dit door het Ministerie van Financiën opnieuw beoordeeld.
- Rentevisie
Toekomstverwachting over de renteontwikkeling;
- Treasuryfunctie
De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, financiering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer;
- Uitzetting
Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer.
- Zero-balancing
De aanzuivering dan wel de afroming van de tussenrekening ten laste dan wel ten gunste van de rekening-courant.
Treasurystatuut per 16 december 2013 Stadsregio Arnhem Nijmegen
5
Artikel 2
Doelstellingen van de treasuryfunctie
De treasuryfunctie van de stadsregio dient tot: 1. Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele en marktconforme condities; 2. Het beschermen van de vermogens- en (rente)resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en liquiditeitsrisico’s; 3. Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities; 4. Het optimaliseren van de (rente)resultaten binnen de kaders van Wet Fido en Ruddo, respectievelijk de limieten en richtlijnen van het treasurystatuut.
Risicobeheer Artikel 3
Uitgangspunten risicobeheer
Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten: 1. De stadsregio mag alleen leningen verstrekken aan andere overheidsinstanties, behoudens degene waar een toezichtrelatie op van toepassing is; 2. De stadsregio dient al haar overtollige liquide middelen uit te zetten bij het Rijk en mag niet meer dan het drempelbedrag over een looptijd van 90 dagen gemiddeld liquide te hebben buiten de schatkist; 3. Er wordt geen gebruik gemaakt van derivaten. Artikel 4
Renterisicobeheer
1. De kasgeldlimiet wordt niet overschreden conform de Wet Fido; 2. De renterisiconorm wordt niet overschreden conform de Wet Fido; 3. Nieuwe leningen/uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenprognose; 4. De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening/uitzetting worden zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie; Artikel 5
Vervallen (koersrisicobeheer)
Artikel 6
Vervallen (kredietrisicobeheer)
Artikel 7
Vervallen (intern liquiditeitsrisicobeheer)
Artikel 8
Vervallen (valutarisicobeheer)
Treasurystatuut per 16 december 2013 Stadsregio Arnhem Nijmegen
6
Bedrijfsfinanciering Artikel 9
Financiering
Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten: 1. Financieringen worden uitsluitend aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak. Het aantrekken van financiering om deze tegen een hogere vergoeding uit te zetten is in lijn met Fido en Ruddo niet toegestaan; 2. Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen te gebruiken teneinde de renterisico’s te minimaliseren en het renteresultaat te optimaliseren; 3. Toegestane instrumenten bij het aantrekken van financieringen zijn: onderhandse leningen; 4. De Stadsregio vraagt offertes op bij minimaal drie instellingen alvorens een financiering wordt aangetrokken. Deze offertes worden door de stadsregio schriftelijk vastgelegd. Artikel 10
Uitzettingen
Overtollige middelen worden alleen uitgezet bij ’s Rijks schatkist of bij andere overheden, waarbij als voorwaarde geldt dat dit een overheid is, die geen financieel toezicht op de stadsregio uitoefent. Artikel 11
Relatiebeheer
De stadsregio beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten: 1. Het totale pakket van bancaire condities en kostenstructuur van de bankrelatie van de stadsregio zal tenminste één keer in de vier jaar worden beoordeeld. 2. Financiële instellingen (beheerders, beleggingsinstellingen, beleggingsondernemingen, bewaarders, clearing-instellingen, kredietinstellingen, verzekeraars) dienen onder Nederlands of anderzins EER-toezicht te vallen, zoals de Nederlandse Bank en de Verzekeringskamer. Onder de Europese Economische Ruimte (EER) vallen naast de lidstaten van de Europese Unie ook Noorwegen, IJsland en Liechtenstein; 3. Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen.
Kasbeheer Artikel 12
Geldstromenbeheer
Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te minimaliseren wordt: 1. Het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen en de liquiditeitenplanning op elkaar af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen; 2. Het betalingsverkeer wordt zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door één bank.. Artikel 13
Saldo- en liquiditeitenbeheer
Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen: 1. De stadsregio streeft naar concentratie van de liquiditeiten binnen één rentecompensatiecircuit bij de bank met de gunstigste condities. 2. Indien een liquiditeitsbehoefte ontstaat, kan de stadsregio kortlopende middelen aantrekken. Hierbij wordt – conform artikel 4 lid 1 - de kasgeldlimiet niet overschreden; 3. Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeldleningen, kasgeldleningen en kredietlimiet in rekeningcourant. 4. Toegestane instrumenten bij het uitzetten van gelden zijn uitsluitend de rekeningen bij ’s Rijks schatkist en leningen aan andere overheden, waarmee geen toezichtrelatie bestaat; 5. De stadsregio vraagt minimaal drie schriftelijke offertes bij het aantrekken van middelen. Treasurystatuut per 16 december 2013 Stadsregio Arnhem Nijmegen
7
Administratieve organisatie en interne controle
Artikel 14
Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle
In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle. 1. De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn met dit statuut vastgelegd; 2. Bevoegdheden zijn via delegatie en mandaat met dit statuut schriftelijk vastgelegd. 3. Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden: a. Iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd (het vier-ogenprincipe); b. de uitvoering en controle geschiedt door afzonderlijke functionarissen.
Artikel 15 Verantwoordelijkheden De verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de stadsregio kunnen als volgt worden gedefinieerd: Functie Stadsregioraad
College van Bestuur
Secretaris-directeur
Treasury adviesgroep
Verantwoordelijkheden De Stadsregioraad heeft zowel een controlerende als beleidsbepalende verantwoordelijkheid en dit betekent voor de treasuryfunctie: - het vaststellen van treasurydoelstellingen, het treasurybeleid en globale richtlijnen en limieten in het treasurystatuut. - het vaststellen van de Treasuryparagraaf in de begroting en jaarrekening; Het College van Bestuur is formeel verantwoordelijk voor de uitvoering van het treasurybeleid en dit betekent voor de treasuryfunctie: - Vaststellen van administratieve organisatorische richtlijnen op het gebied van Treasury. - Het rapporteren aan de Stadsregioraad over de uitvoering van het Treasurybeleid De secretaris-directeur is vanuit de ambtelijke organisatie eindverantwoordelijk en dit betekent voor de treasuryfunctie: - Het afleggen van verantwoording aan het college van bestuur door middel van de treasuryparagraaf in de begroting en jaarrekening en via de tussentijdse managementrapportages. - het uitvoeren van de gemandateerde treasuryactiviteiten conform de bepalingen van het treasurystatuut en de treasuryparagraaf; - bevoegd tot het zetten van de tweede handtekening bij het afhandelen van het girale betalingsverkeer. Bij afwezigheid kan vervanging plaatsvinden door een sectorhoofd. De taak van de treasuryadviesgroep is het uitbrengen van advies over beleidsvoorstellen en rapportages voor treasury ten behoeve van voorstellen aan de secretaris-directeur.
Treasurystatuut per 16 december 2013 Stadsregio Arnhem Nijmegen
8
Functie Controller
-
-
-
Medewerker belast met Treasury
-
-
Financiële administratie
-
-
Externe accountant
-
Verantwoordelijkheden Het opzetten van administratieve richtlijnen op het gebied van Treasury. Het bewaken van de kwaliteit van de treasuryprocessen. Het controleren van de volledigheid en betrouwbaarheid van de informatievoorziening van de treasuryfunctie en hierover rapporteren aan de secretaris-directeur. Het uitvoeren van de gemandateerde treasuryactiviteiten conform de bepalingen van het treasurystatuut en de financieringsparagraaf. Bevoegd tot het zetten van de eerste handtekening bij het afhandelen van het girale betalingsverkeer. Bij afwezigheid kan vervanging plaatsvinden door een sectorhoofd. Het uitvoeren van de activiteiten met betrekking tot de volgende deelfuncties: risicobeheer, ondernemingsfinanciering (financiering, belegging en relatiebeheer) en kasbeheer. Deze activiteiten dienen conform het vastgestelde treasurystatuut en de financieringsparagraaf te worden uitgevoerd en de transacties dienen geautoriseerd te zijn conform de bepalingen in het treasurystatuut. Het beheren van de geldstromen. Het onderhouden van contacten met banken; Het aanleveren van tijdige, volledige en betrouwbaren gegevens aan de administratie. Het afleggen van verantwoording aan de controller over de uitvoering van de aan hem/haar gemandateerde activiteiten. het vastleggen en verwerken in de administratie van de geldstromen, transacties en/of verplichtingen uit hoofde van het treasurybeleid. Het ontvangen van de transactiebevestiging van derden en controleren of deze overeenkomen met de transactieinformatie zoals verstrekt door de medewerker belast met treasury. In het kader van de reguliere controletaak zal de accountant adviseren en controleren omtrent de feitelijke naleving van het treasurystatuut.
Treasurystatuut per 16 december 2013 Stadsregio Arnhem Nijmegen
9
Artikel 16
Bevoegdheden
In onderstaande tabel staan bevoegdheden met betrekking tot treasuryactiviteiten weergegeven evenals de daarbij benodigde fiattering. Bevoegd functionaris
Autorisatie door
(eerste handtekening)
(tweede handtekening)
Saldo-, liquiditeiten- en geldstromenbeheer 1.
Het uitzetten van geld via schatkistrekening, deposito
Controller
Directeur
(voor de langlopende deposito’s die voor 5 juni 2013 waren afgesloten) en leningen met andere overheden. 2.
Het aantrekken van geld via daggeld of kasgeld
Controller
Directeur
3.
Afhandelen giraal betalingsverkeer
Controller
Directeur
Bankrelatiebeheer 4.
Bankrekeningen openen/sluiten/wijzigen
Directeur
College van Bestuur
5.
Bankcondities en tarieven afspreken
Directeur
College van Bestuur
Financiering en uitzetting 6.
Het afsluiten van kredietfaciliteiten
Directeur
College van Bestuur
7.
Het aantrekken van onderhandse leningen
Directeur
College van Bestuur
Artikel 17 Informatievoorziening Met betrekking tot de treasuryactiviteiten dient tenminste de in de onderstaande tabel opgenomen informatie te worden verstrekt door de betreffende functionarissen:
1. 2. 3. 4. 5. 6.
Informatie
Frequentie
Informatiever strekker
Informatieontvanger
Gegevens m.b.t. toekomstige uitgaven en ontvangsten voor de liquiditeitenplanning Liquiditeitenplanning
Kwartaal/ Incidenteel
Budgethouders en - beheerders
Controller
Kwartaal
Medewerker Treasury
Controller
Jaarlijks
College van Bestuur
Stadsregioraad
Jaarlijks
College van Bestuur
Stadsregioraad
Tweemaal per jaar
Directeur
College van Bestuur
Kwartaal
Directeur
Derden
Beleidsplannen treasury in financieringsparagraaf van begroting Verantwoording treasury-activiteiten in financieringsparagraaf van jaarrekening Voortgang onderdelen treasuryparagraaf via tussentijdse rapportages Informatie aan derden (toezichthouder en CBS) zoals genoemd in art. 8 Wet fido
Overige Treasurystatuut per 16 december 2013 Stadsregio Arnhem Nijmegen
10
Artikel 18 Overige aangelegenheden In het kader van de uitvoering van het Besluit Woninggebonden Subsidies zijn met de gemeenten Arnhem en Nijmegen uitvoeringsovereenkomsten aangegaan, waarvan een treasurystatuut onderdeel uitmaakt. Dit statuut blijft onverminderd van kracht. Eventuele aanpassingen vinden plaats in de geest van dit statuut. Artikel 19 Hardheidsclausule 1. 2.
Het College van Bestuur kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in dit statuut In gevallen waarin dit statuut niet voorziet, is het College van Bestuur gemandateerd beslissingen te nemen. Besluiten van het College van Bestuur worden ter kennis van de stadsregioraad gebracht.
Artikel 20 Inwerkingtreding Dit treasurystatuut treedt in werking met ingang van 16 december 2013. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de Stadsregioraad van 30 oktober 2014.
de secretaris,
de voorzitter,
Roel Wever
Wim Dijkstra
Treasurystatuut per 16 december 2013 Stadsregio Arnhem Nijmegen
11
3 Memorie van toelichting In dit treasurystatuut is het treasurybeleid op hoofdlijnen vastgelegd. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie (artikel 2). Vervolgens geeft het algemeen bestuur in het statuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Op basis van de limieten en richtlijnen Fido en Ruddo wordt het “risicoprofiel” van de stadsregio bepaald, waarbinnen de treasury activiteiten dienen te worden uitgevoerd. De stadsregio zal jaarlijks een financieringsparagraaf opnemen in de begroting. Hierin worden de kaders van het treasurybeleid geschetst. Het bevat onder meer gegevens over algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van het treasurystatuut. Het gaat hierbij vooral om de plannen voor het risicobeheer, de financiering (analyse financieringspositie, leningen- en garantieportefeuille en uitzettingsportefeuille) en het kasbeheer. De treasuryparagraaf in het jaarverslag geeft een verschillenanalyse tussen de plannen zoals deze zijn opgenomen in de begroting en de realisatie hiervan in het verslagjaar. Artikel 2
In artikel 2 worden de doelstellingen van de treasuryfunctie van de stadsregio weergegeven, hieronder worden deze afzonderlijk toegelicht.
Artikel 2 lid 1
In de eerste plaats dient de treasury ervoor te zorgen dat de stadsregio “duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities”. De treasury dient te waarborgen dat de organisatie duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken c.q. haar overtollige middelen uit te zetten op de financiële markten (bijv. bij banken). De condities die daarbij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, minimaal marktconform te zijn.
Artikel 2 lid 2
De stadsregio loopt door invoering van het schatkistbankieren nauwelijks financiële risico’s.
Artikel 2 lid 3
De derde doelstelling van de treasuryfunctie is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan onder andere uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasury het beheer zo efficiënt en effectief mogelijk uit te voeren.
Artikel 2 lid 4
De stadsregio streeft ernaar de renteresultaten te optimaliseren. Dit betekent dat de stadsregio geen middelen onbenut laat en streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten (c.q. zo laag mogelijk rentekosten). Binnen het risicoprofiel zoals vastgesteld in Fido en Ruddo en dit treasurystatuut dient te worden gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten.
Artikel 3 lid 1
Openbare lichamen hun liquide middelen in de vorm van leningen uitzetten bij openbare lichamen, met dien verstande dat openbare lichamen geen leningen kunnen verstrekken aan openbare lichamen ten aanzien waarvan zij met het financiële toezicht zijn belast.
Artikel 3 lid 2
Openbare lichamen kunnen uitsluitend ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak leningen aangaan, middelen uitzetten of garanties verlenen. Voor het overige houden zij hun liquide middelen in ’s Rijks schatkist aan. De middelen die een openbaar lichaam in ’s Rijks schatkist aanhoudt, blijven beschikbaar voor de uitoefening van de publieke taak. Openbare lichamen zijn gerechtigd om een bepaald bedrag aan middelen buiten ‘s Rijks schatkist aan te houden. Gerekend over een heel kwartaal mag het op dagbasis buiten ’s Rijks schatkist aangehouden bedrag gemiddeld niet hoger zijn dan het drempelbedrag.
Treasurystatuut van stadsregio Arnhem Nijmegen December 2011
12
Artikel 4 lid 3
Het drempelbedrag wordt bepaald op basis van het begrotingstotaal van het openbaar lichaam. Voor openbare lichamen met een begrotingstotaal kleiner of gelijk aan € 500 miljoen is het drempelbedrag gelijk aan 0,75% van het begrotingstotaal, waarbij het drempelbedrag minimaal € 250.000 bedraagt. Voor openbare lichamen met een begrotingstotaal groter dan € 500 miljoen is het gelijk aan € 3,75 miljoen, plus 0,2% van het deel van het begrotingstotaal dat de € 500 miljoen te boven gaat. Afstemming op de liquiditeitenplanning beoogt middelen te lenen c.q. uit te zetten gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig respectievelijk beschikbaar zijn.
Artikel 13 lid 3
In dit lid worden limitatief de mogelijke korte termijn financieringsinstrumenten benoemd.
Artikel 14
Bij de treasuryfunctie zijn meerdere personen en organen betrokken. Het treasurystatuut legt expliciet het delegatie- en mandateringspatroon vast, in casu welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden de betrokken partijen hebben. Met het oog op de omvang en de aard van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, is in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen teneinde een eenduidige functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de administratie en controle op de financiële transacties. De administratieve organisatorische richtlijnen zijn nader uitgewerkt en vastgesteld door het College van Bestuur. De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de functionarissen die binnen de organisatie betrokken zijn bij de treasuryactiviteiten zijn in artikel 15 respectievelijke 16 beschreven. De toekenning van de genoemde functies en bijbehorende bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan functies en/of functionarissen vindt plaats via de hiertoe dienende documenten (mandaten, besluiten e.d.). Deze verantwoordelijkheden dienen te worden gecommuniceerd naar de betrokkenen. De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid ligt primair bij de stadsregioraad. Teneinde niet onnodig te worden belast met het dagelijkse treasurybeheer draagt het bestuur een deel van haar bevoegdheden over aan de organisatie. De praktische uitvoering van het beleid vindt dus vooral door de organisatie plaats, met als voordeel een slagvaardig optreden. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle. De tabel in dit artikel geeft weer op welke wijze de informatievoorziening wordt gewaarborgd voor: operationele informatie (punt 1 en 2), beleidsmatige informatie (punt 3) en verantwoordingsinformatie (punt 4, 5 en 6). Het verstrekken van juiste, tijdige, volledige en relevante verantwoordingsinformatie moet gerekend worden tot de belangrijkste succesfactoren voor het kunnen beheersen van de financiële en interne risico’s van de stadsregio. Sectoren dienen “incidenteel” informatie te verschaffen in een zo vroeg mogelijk stadium waarin zich significante wijzigingen aandienen in hun verwachtingen omtrent tijdstip of omvang van toekomstige betalingen of ontvangsten (bijv. bij uitstel van een grote investering). Ondanks het feit dat het treasurystatuut zorgvuldig is opgesteld, is het moeilijk te garanderen dat dit kader limitatief is. Dit betekent dat in die gevallen waarin (interne) wet- en regelgeving, zoals opgenomen in het statuut niet voorziet dan wel (interpretatie)ruimte laat, het College van Bestuur gemandateerd is beslissingen te nemen. Besluiten van het College van Bestuur worden ter kennis van de Stadsregioraad gebracht.
Artikel 15
Artikel 16
Artikel 17
Artikel 17 pt. 1
Artikel 19
Treasurystatuut van stadsregio Arnhem Nijmegen December 2011
13