Reken-wiskundemethode voor het basisonderwijs
Rekenrijk Handleiding Derde editie
4a
Ceciel Borghouts Nicole Bus
Noordhoff Uitgevers
226185_HL4A.indb 1
04-08-2010 16:20:00
Eindauteur Ko Bazen Ontwerp omslag en binnenwerk Astrid van der Neut, Capelle aan den IJssel Beeld omslag Natascha Stenvert, Zeijen Opmaak/technisch tekenwerk Van Son Media, Son/Eindhoven Beeldhandling Fotoredactie, Arnhem
Wat de leerlingen bij de start van dit schooljaar moeten beheersen: • memoriseren van het rekenen t/m 10; • gebruikmaken van de sommen t/m 10 bij het rekenen t/m 20; • alle splitsingen t/m 10; • splitsen van getallen t/m 20 in 10 en de rest; • oriëntatie in het getallengebied t/m 100.
Standaardillustraties Paula Gerritsen, Megen: klok analoog Monica Knaapen, Tilburg: rekenrek Illustraties Monica Knaapen, Tilburg: pag. 12, 42, 66, 90, 114 (l), 138 (o) Carolyn Ridsdalen, Sydney (Australië): pag. 7 Claudia Riet, Almelo: pag. 114 (r) Natascha Stenvert, Zeijen: pag. 138 (b) Maikel Verkoelen, Nijmegen: pag. 6 Overnames uit lesmateriaal xxx
© 2010 Noordhoff Uitgevers B.V., Groningen/Houten Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudiging uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Reprorecht (postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.stichting-pro.nl). ISBN 978-90-01-30359-4 Derde druk, eerste oplage, 2010 SISO 475.4 226185
226185_HL4A.indb 2
04-08-2010 16:20:01
Inhoud Opzet en verantwoording methode
4
Blokopbouw
6
Opzet handleiding
8
Blok 1 Accenten blok 1 Overzicht blok 1 Dit heb je geleerd in groep 3 Les 1 Les 3 Les 6 Les 8 Les 2, 4, 5, 7, 9 en 10 Toets Diagnose Hulp Weer Meer
12 13 14 18 20 22 24 26 30 32 34 38 40
Blok 2 Accenten blok 2 Overzicht blok 2 Les 1 Les 3 Les 6 Les 8 Les 2, 4, 5, 7, 9 en 10 Toets Diagnose Hulp Weer Meer
42 43 44 46 48 50 52 56 58 60 62 64
Blok 3 Accenten blok 3 Overzicht blok 3 Les 1 Les 3 Les 6 Les 8 Les 2, 4, 5, 7, 9 en 10 Toets Diagnose Hulp Weer Meer
66 67 68 70 72 74 76 80 82 83 84 86
Contexttoets bij blok 1, 2, 3
88
226185_HL4A.indb 3
Blok 4 Accenten blok 4 Overzicht blok 4 Les 1 Les 3 Les 6 Les 8 Les 2, 4, 5, 7, 9 en 10 Toets Diagnose Hulp Weer Meer
90 91 92 94 96 98 100 104 106 108 110 112
Blok 5 Accenten blok 5 Overzicht blok 5 Les 1 Les 3 Les 6 Les 8 Les 2, 4, 5, 7, 9 en 10 Toets Diagnose Hulp Weer Meer
114 115 116 118 120 122 124 128 130 132 134 136
Blok 6 Accenten blok 6 Overzicht blok 6 Les 1 Les 3 Les 6 Les 8 Les 2, 4, 5, 7, 9 en 10 Toets Diagnose Hulp Weer Meer
138 139 140 142 144 146 148 152 154 155 156 158
Contexttoets bij blok 4, 5, 6
160
Leerstofoverzicht
162
04-08-2010 16:20:01
Opzet en verantwoording methode Inleiding
Differentiatie
Rond de invoering van de euro, in 2001, verscheen de tweede editie van Rekenrijk. Sindsdien maken veel basisscholen gebruik van de methode. Ze zijn enthou siast over de opzet, het organisatiemodel en het werkgemak. En wat vooral belangrijk is: de resultaten zijn ronduit goed. Stuk voor stuk positieve geluiden, maar toch is het materiaal aangepast en verbeterd. De afgelopen jaren zijn besteed aan onderzoek onder leerkrachten, die dagelijks met Rekenrijk werken. Deze leerkrachten hebben aangegeven wat in de praktijk werkt en wat niet. Bij het samenstellen van deze editie hebben rekenexperts zich ingezet de sterke punten te behouden en te versterken. De verbeterpunten zijn zeer serieus genomen en hebben geleid tot sterke aanpassingen en verbeteringen. Zo zoekt Rekenrijk nog steeds aansluiting bij de belevingswereld van het kind én besteedt deze editie veel aandacht aan het automatiseren en inoefenen van de basisvaardigheden. Ook biedt het nieuwe Rekenrijk meer differen tiatiemogelijkheden in het leerlingenmateriaal. Daarbij zult u aan alles merken dat de methode gemaakt is door mensen uit de praktijk, met liefde voor het kind, het vak én kennis en begrip voor de dagelijkse praktijk van de leerkracht.
Rekenrijk biedt tal van mogelijkheden om de les bij iedere leerling te laten aansluiten. De methode biedt daarvoor Hulp, Weer, Meer en Verrijking. Ook is er altijd een opbouw binnen de opgave zelf. De linkerrijen zijn voor iedereen toegankelijk, de rechterrijen bieden meer uitdaging. Daarnaast is er de zogenaamde ezelsooropgave. Een extra opgave voor de zeer goede rekenaar. Vanaf groep 6 wordt gewerkt op twee niveaus. De leerlingen werken uit dezelfde boeken, de instructie is gelijk, maar met pictogrammen worden er twee routes aangegeven. De opgaven met een zon ervoor zijn bestemd voor de leerlingen die gemiddeld tot goed mee kunnen komen. De opgaven met een smiley ervoor omvatten echt de basisstof en gaan uit van de basisstrategieën. Deze opgaven zijn bestemd voor de leerlingen die moeite hebben met de opgaven met een zon.
Opbouw en didactiek
Extra hulp – voor leerlingen die echt niet mee kunnen komen – kan op twee momenten ingezet worden: 1 Tijdens de lessen, als de leerkracht ziet dat een leerling niet mee kan komen 2 Na de methodetoets als blijkt dat een leerling onder de norm scoort.
De opbouw van Rekenrijk gebeurt volgens heldere leerlijnen. Deze zijn gebaseerd op de kerndoelen en tussendoelen voor het basisonderwijs en op de resultaten van de Periodieke Peiling van het Onderwijsniveau (PPON). Alle wettelijk vereiste onderdelen komen dus gestructureerd aan bod. De methode sluit aan bij de fundament- en streefdoelen zoals geformuleerd in het rapport van de commissie Meijerink. Van elke groep zijn de leerlijnen uitgewerkt in een leerstofoverzicht dat u achterin de handleiding vindt. Over de didactische uitgangspunten voor het rekenonderwijs is de laatste jaren stevig gediscussieerd. De meeste deskundigen en praktijkmensen zijn het er wel over eens dat leerlingen betere resultaten boeken als de sommen die ze maken, aansluiten bij hun belevingswereld. Het is echter belangrijk om naast dit contextrijk rekenen ook veel aandacht te besteden aan het automatiseren en inoefenen. Rekenrijk stelt inzicht en begrip centraal en gaat daarna over op het automatiseren en inoefenen van de basisvaardigheden. Uitgangspunt is één basisstrategie. Vanuit de oplossingsmethode waarvan uit de praktijk is gebleken dat die werkt. Daarna worden ook ‘handige’ manieren aangeboden, de varia-strategieën. In de handleiding wordt het gebruik van strategieën toegelicht.
Voor de leerlingen voor wie ook de smiley-route te moeilijk is, kan de F-lijn ingezet worden. Ook kan er gedifferentieerd worden met behulp van ICT en de kaartenbak.
Zorgverbreding
De hulp start met een diagnostisch gesprek. Daarna biedt de leerkracht zo nodig extra hulp per doel. Dit gebeurt in interactie met de leerling. Aanwijzingen en suggesties voor deze gesprekken staan in de handleiding. Als afsluiting van de hulp maken de leerlingen zelfstandig de hulpbladen uit de Kopieermap. Deze bevatten extra opgaven om bepaalde rekenproblemen aan te pakken. Hierna gaan de leerlingen verder met de herhalingsstof van een blok (de Weer).
Gemak voor de leerkracht Het geven van goed rekenonderwijs is een vak apart. Zeker omdat er vaak veel verschil in niveau is per groep. Rekenrijk is daarom uitgerust met allerlei handigheden voor de leerkracht. Zo is elk eerste blok een herhalingsblok. Dit geeft de mogelijkheid om na de zomervakantie te bepalen welke kennis de leerlingen nog paraat hebben én om hun kennis van het jaar ervoor op te frissen. Ook is bij elke leerkrachtgebonden les de lesinhoud in het leerlingenboek aangegeven in de bovenbalk. Zo kunt
4
226185_HL4A.indb 4
04-08-2010 16:20:02
u zien wat het belangrijkste onderwerp van de les is. Aan de handleidingen is ook gewerkt. Er wordt gewerkt met een spread per leerkrachtgebonden les. In één oogopslag wordt duidelijk waar de les over gaat én waar op gelet moet worden. Daarnaast biedt de handleiding: • de doelen per les • doelen per opgave • hoe de leerkracht de les kan beginnen (Vooraf) • een overzicht met de benodigde materialen • kijktips voor het observeren van leerlingen • suggesties om de les af te ronden (Afronding)
Organisatie Elk leerjaar is verdeeld in 12 blokken van 3 weken. Er is dus leerstof voor 36 weken. Bij een schooljaar van circa 40 weken betekent dit dat er tijd overblijft om te herhalen of om projecten te doen. Het eerste blok van het nieuwe schooljaar is altijd een herhalingsblok van de groep ervoor. Leerlingenboek a blok 1 blok 2 blok 3 blok 4 blok 5 blok 6 Leerlingenboek b blok 7 blok 8 blok 9 blok 10 blok 11 blok 12
Structuur van een blok week 1 basisstof week 2 basisstof week 3 toets
Structuur van een blok week 1 basisstof week 2 basisstof week 3 toets
remediëring (Hulp) herhaling (Weer) verdieping (Meer)
De methode Rekenrijk kan uitstekend ingezet worden in combinatieklassen, omdat de leerkrachtgebonden lessen afgewisseld zijn met de zelfstandig-werklessen. Zo kunt u op de eerste dag van de week groep X de leerkrachtgebonden les geven, terwijl groep Y zelfstandig aan het werk is. De volgende dag geeft u groep Y de leerkrachtgebonden les en werkt groep X zelfstandig. jaargroep X week 1 leerkrachtgebonden les 1 zelfstandig-werkles 2 leerkrachtgebonden les 3 zelfstandig-werkles 4 zelfstandig-werkles 5
jaargroep Y week 1 remediëring, herhaling, verdieping, verrijking leerkrachtgebonden les 1 zelfstandig-werkles 2 leerkrachtgebonden les 3 zelfstandig-werkles 4
week 2 leerkrachtgebonden les 6 zelfstandig-werkles 7 leerkrachtgebonden les 8 zelfstandig-werkles 9 zelfstandig-werkles 10
week 2 zelfstandig-werkles 5 leerkrachtgebonden les 6 zelfstandig-werkles 7 leerkrachtgebonden les 8 zelfstandig-werkles 9
week 3 toets remediëring, herhaling, verdieping, verrijking
week 3 zelfstandig-werkles 10 toets remediëring, herhaling, verdieping, verrijking
Facultatieve toetsen (contexttoets/ tempotoets) remediëring (Hulp) herhaling (Weer) verdieping (Meer)
Elk blok in Rekenrijk bestaat uit tien basislessen, een bloktoets en aansluitend een gedeelte waar op maat wordt gewerkt: Hulp, Weer, Meer en Verrijking. In principe werkt u drie weken (15 dagen) aan één blok. De eerste twee weken zijn om de basisstof door te werken; één les per dag. Hiervoor zijn 4 leerkrachtgebonden lessen en 6 zelfstandig-werklessen. Het zelfstandig werken is een belangrijk hulpmiddel. Het biedt de leerkracht ruimte om verlengde instructie of extra uitleg te geven, aan handelingsplannen te werken of om zich in een combinatieklas bezig te houden met de andere groep. De derde week start met een bloktoets. Daarna is er aandacht voor remediëring (Hulp), herhaling (Weer), verdieping (Meer) en verrijking (Verrijking). De herhalings-, verdiepings- en verrijkingsstof maken de kinderen zelfstandig. De leerkracht kan dan aandacht geven aan de uitvallers.
226185_HL4A.indb 5
Combinatieklassen
Naast de (vaste) bloktoets in de derde week biedt Rekenrijk nog twee andere toetsen: de contexttoets en, vanaf groep 4, de tempotoets. Deze toetsen zijn facultatief. De bijbehorende antwoorden vindt u in de kopieermap. In de contexttoets worden vaardigheden en kennis uit de voorafgaande blokken in een context getoetst. Het is een extraatje, om te controleren of het geleerde ook in andere situaties door de leerling toegepast kan worden. De contexttoets kan het best worden afgenomen in de derde week van de blokken 3, 6, 9 en 12, een of twee dagen na de bloktoets. Het gaat om opgaven die door de leerkracht worden voorgelezen. Dit kan voorafgaand aan een Weer-/Meerles plaatsvinden. De tempotoets toetst of de basisvaardigheden voldoende geautomatiseerd zijn. Deze toets moet op tempo gemaakt worden. De tijdsindicatie, instructie en beslissingcriteria vindt u op het voorblad van de tempotoets. 5
04-08-2010 16:20:02
Lesinhoud
Lesdoelen
Vooraf
De telrij opzeggen. De leerlingen mogen tellen zover ze kunnen. Wie kan bij 8 beginnen en verdertellen? Kun jij vanaf 10 terugtellen?
Blokopbouw
1
Leerkrachtgebonden les
les
1
Binnen de tien basislessen zijn les 1, 3, 6 en 8 de leerkrachtgebonden lessen. In deze lessen komt meestal één nieuw rekenonderwerp aan bod. Les 8 behandelt vaak één van de aspecten van meten, meetkunde, tijd en geld. Het is belangrijk de leerkrachtgebonden les voor te bereiden. Dit gaat gemakkelijk met Rekenrijk. In de handleiding vindt u per leerkrachtgebonden les één spread. In een oogopslag ziet u waar de les over gaat, welke materialen er nodig zijn, waar u op moet letten (kijktips) en hoe u de leerlingen op weg kunt helpen.
tel
5 – 10 min.
2
hoeveel?
3
aan welke haak?
4
kleur en maak vast
2
Kijktips
25 min.
getallen en hoeveelheden t/m 12
Het is belangrijk om gedurende 5dit proces de kinderen goed te observeren. Dit doet u aan 8 de hand van de kijktips en natuurlijk uw eigen inzicht en ervaring.
Het instructiemodel van de leerkrachtgebonden les:
15 – 20 min.
n LOS TELMATERIAAL l CHES OF BLOK jes n GETALKAARTJES TM n TIENKAART OP HET BORD OF DIGI BORD n KOPIEERBLAD VAN TIENKAART
Nadat u het Voorafje hebt gedaan, gaat u over tot de uitleg van de betreffende les. Elke leerling heeft het leerlingenboek voor zich en u neemt de opgaven met de leerlingen door. U bespreekt samen met de kinderen de rekenproblemen, u probeert de kinderen te stimuleren om zelf tot het antwoord te komen en stelt een aantal vragen. Hiervoor staan in de handleiding suggesties per opgave. 4 1
Tijd 5 min.
Materialen
s GETALLEN TM – opzeggen (telrij) – herkennen (lezen) s VORMEN VAN VERKORT TELLEN n HOEVEELHEDEN TELLEN TM – tellen in groepjes s HOEVEELHEDEN WEERGEVEN OP DE TIENKAART
+UNNEN DE LEERLINGEN s DE TELRIJ TM OPZEGGEN /OK MET TERUGTELLEN 7ANNEER DIT NIET LUKT LUKT HET DAN WEL MET KIJKEN NAAR DE GETALKAARTJES s DOORTELLEN VANAF EEN WILLEKEURIG GETAL ZONDER TE KIJKEN NAAR DE GETALKAARTJES 7ANNEER DIT NIET
Wat Vooraf
Waarmee De warming-up gebaseerd op speelse oefeningen met voorkennis die nodig is voor deze les. Uitleg onderwerp/ Aan de hand van de Groepsinstructie eerste opgaven in het leerlingenboek wordt het reken onderwerp uitgelegd. Zelfstandig werken/ Aan de hand van de Verlengde instructie resterende opgaven in het leerlingenboek of werkboek gaan de leerlingen aan de slag. Tegelijk is het mogelijk leerlingen die de stof niet begrijpen verlengde instructie te geven. Afronding Aan de hand van de suggesties in de handleiding kan de les afgerond worden.
5
LUKT LUKT HET DAN WEL MET KIJKEN NAAR DE GETALKAARTJES s TERUGTELLEN VANAF EEN WILLEKEURIG GETAL ZONDER NAAR DE GETALKAART JES TE KIJKEN 7ANNEER DIT NIET LUKT LUKT HET DAN WEL MET KIJKEN NAAR DE GETALKAARTJES s DE EEN OP EENRELATIE LEGGEN BIJ HET TELLEN VAN VOORWERPEN SYN CHROON TELLEN 7ANNEER DIT NIET
3
lukt met grote hoeveelheden, LUKT HET DAN WEL MET HOEVEELHE DEN TM s DE KOPPELING VAN DE HOEVEELHEID MET HET GETALKAARTJE MAKEN s BIJ EEN GETALKAARTJE DE JUISTE HOEVEELHEID VOORWERPEN LEGGEN s BIJ EEN GETALKAARTJE EVENVEEL STIP PEN KLEUREN OP DE TIENKAART
Hoeveel kaarten zijn er nodig? En 14
hoeveel kaarten kun je vol maken?
U bepaalt zelf hoeveel opgaven u klassikaal bea Maartje heeft 42 spaarzegels. spreekt. De laatste opgaven van een leerkrachtgebonkaarten vol maken. Ze kan den les kunnen de meeste leerlingen vaak zelfstandig kaarten nodig. Ze heeft maken. U zet die groep daarmee aan het werk. b
Ruud heeft 61 spaarzegels. Hij kan
c
kaarten vol maken.
Woa heeft 88 spaarzegels. Ze kan
kaarten vol maken.
6
Daarna neemt u de zwakkere rekenaars apart voor kaarten nodig. Hij heeft Ze heeft extra uitlegkaarten en nodig. ondersteuning. Hiervoor staan per blok tips in de handleiding bij Hulp. Tussen welke tienvouden?
7
In les 1, 3 en 6 is de laatste opgave een differentiatie23 ligt tussen 20 en 30 68 ligt tussen en opgave. Deze opgave heeft een iets hoger niveau en 17 ligt tussen en 55 ligt tussen en is bestemd voor leerlingen die goed kunnen rekenen 39 ligt tussen klaar en zijn. De opgave71is ligtte tussen en en vlug herkennen aan een kader met een ezelsoortje. Wat kan Kees kopen?
0
50
100
Kees heeft ` 36. Welk speelgoed kan hij kopen?
Kan hij ook twee dingen uitkiezen?
33
Elke leerkrachtgebonden les start met een ‘Vooraf’: rekenstof die van belang is voor de daaropvolgende les. Dit kan een kennismaking zijn met de nieuwe lesstof in de vorm van een spelletje. Het kan ook gaan om een oefening waarin eerder aangeboden vaardigheden worden opgefrist. Ook zult u hier zo nu en dan een rekendictee vinden. Kortom: een opwarmertje om erin te komen. De inhoud van de Voorafjes kunt u Les 1 in de handleiding bij het onderdeel Lesinhoud. vinden
Leerlingen die duidelijk meer uitdaging nodig hebben, kunnen als ze klaar zijn met de les naar de Verrijking worden verwezen. De Verrijking staat wat losser van de methode. Waar de Meer in hoge mate aansluit bij de inhoud van het blok, is dat voor de Verrijking niet of veel minder het geval. In de Verrijking komen tal van onderwerpen aan bod die geen deel uitmaken van de basisstof. Verrijking is bedoeld als uitdaging voor de goede rekenaars, en zeker ook geschikt om in tweetallen te laten maken.
226261_WB4A_B2.indd 33
1
Lesinhoud Vooraf De telrij opzeggen: De leerlingen mogen tellen zover ze kunnen. Wie kan bij 8 beginnen en verdertellen? Kun jij vanaf 10 terugtellen? En vanaf 7?
6
1 1
226185_HL4A.indb 6
tel
les
1
Lesdoelen
Materialen
• getallen t/m 12: – opzeggen (telrij) – herkennen (lezen) • vormen van (verkort) tellen: – hoeveelheden tellen t/m 12 – tellen in groepjes • hoeveelheden weergeven op de tienkaart
• los telmateriaal: fiches of blokjes • getalkaartjes 1 t/m 12 • tienkaart op het bord of digibord • kopieerblad van tienkaart
07-05-2009 16:06:36
Aan het eind van de les rondt u af met een gezamenlijke activiteit, waarin u het geleerde nog een keer naar voren laat komen. Ook hiervoor staan suggesties in de handleiding.
getallen en hoeveelheden t/m 12
2
hoeveel?
3
aan welke haak?
04-08-2010 16:20:07
Tip
en rond getal
Tip
reken met teveel
Het is handig het registratieformulier bij te houden. Hierop staan de doelen per toetsopgave beschreven. +30 U kunt per leerling bijhouden of een onderdeel −1 goed beheerst wordt of dat er nog extra aan gewerkt moet worden. Dit formulier vindt u in de 36 66 kopieermap.
+15
4
Vraag de leerlingen vooraf zelf de les te bekijken en aan te geven waar ze nog een vraag hebben. Controleer of de leerlingen de bedoeling van de opgaven begrijpen. Daarna kunnen de leerlingen de les zelfstandig maken.
Verdeling lessen
36 + 29 =
Zelfstandig-werkles 53 + 19 =
De lessen 2, 4, 5, 7, 9 en 10 zijn zelfstandig-werklessen. De lessen 2, 4, 7 en 9 sluiten aan bij de voormeer ➜ wb blz. 5 gaande leerkrachtgebonden les. De opgave hebben rekenmet met aanvullen een reken gesloten hokje. Deze lessen beginnen met een aanvullen reken met ‘Weet je nog?’ omaanvullen de leerlingen te helpen hun geheugen op te frissen. Het eerste deel van les 5 vat het geleerde in de voorgaande vier lessen samen. In les 10 komen 2 nog van het hele blok aan 2 eens de kernen 4 44 2 de orde, ook als voorbereiding op de toets.
eveel eveel
teveel
−−30 30
−30
77 77 77
68 68 68
7070 70
74 74 74
31−−28 28== 31
en rond getal
94−een −47 47wit 94 == vakje met een oranje rand De opgaven met zijn herhalingsopgaven uit eerdere blokken (onder64−−19 19== 64 houd). Volgens een vast patroon de lesstof uit de laat➜ wordt wb blz. 5 ste vier blokken herhaald. Dit is geen nieuwe lesstof, dit is stof uit eerdere lessen. reken met teveel komen alleen voor in de De onderhoudsopgaven zelfstandig-werklessen 2, 5, 7 en 9.
week 2
week 3
les 1
les 6
toets
gebonden les les 2 zelfstandigwerkles verwerking les 1
gebonden les les 7 zelfstandigwerkles verwerking les 6
les 3 leerkracht28 + 36 les = gebonden
les 8 leerkrachtgebonden les
(Hulp) (leerkrachtgebonden) herhaling (Weer) verdieping (Meer)
les 16 4+ = zelfstandig+ ver-= werkles werking + les 3=
les 9 zelfstandigwerkles verwerking les 8 les 10 zelfstandigwerkles herhaling les 1 t/m 9
Maak bij elke leerkrachttekening vijf sommen leerkrachtremediëring
Als u geen combinatiegroep heeft, kunt u tijdens de zelfstandig-werklessen de zwakkere rekenaars extra 8 74−−68 68==66 8 74 48 74 −geven. 68 = De 6 suggesties voor hulp die in de instructie handleiding staan na les 10 zijn ook uitermate geschikt voor deze lessen. met teveel– óf reken met aanvullen et teveel reken met aanvullen De snellerende leerlingen werken verder met verrijkingsstof uit de 55−−27 27== 72kopieermap. 65== 55 72 −−65
83−−39 39== 83
week 1
+
=
les 5 zelfstandigwerkles herhaling les 1 t/m 4
−
=
−
=
−
=
−
=
−
=
Verklaring pictogrammen
Gelijksoortige opgave in het werkboek.
+40
Bij sommige opgaven staat een ‘rekenfiguurtje’. Dit −1 figuurtje stelt een prikkelende vraag aan de leerlingen die het goed begrijpen. Het stimuleert hen iets dieper 46 86 over de inhoud van de stof na te denken.
+24
Je mag een kladblaadje gebruiken.
HR
Reken uit met hoofdrekenen.
46Ik+kan 39 59 = + 29
op drie manieren ngs een rond getal – uitrekenen. Jij ook? 34 + 27 = 36 + 35 = 29 + 14 = 43 + 49 =
5
Reken uit met de rekenmachine.
04-05-2009 16:10:29
Ongeveer 2 euro. 7
Prijslijst appels dubbelsap
226185_HL4A.indb 7
1,98 0,95
04-08-2010 16:20:14
Opzet handleiding Opzet les Materialen Wat hebt u voor de les nodig en wat moet u klaarleggen; een set kopieerbladen, rekenmateriaal als fiches, een getallenlijn of materiaal om mee te wegen of te meten.
Vooraf Een opwarmertje om erin te komen, rekenstof die van belang is voor de volgende opgaven. Ook treft u hier zo nu en dan een rekendictee aan.
2 Les 1 2 Les 1 Lesinhoud
Lesinhoud
Vooraf
Vooraf
Lesdoelen
Lesdoelen
Materialen
Lesbe
Materialen
Getallen t/m 100: Getallen t/m 100: s geld: munten en papiergeld s geld: munten en papiergeld s splitsen in tienvouvan getallen s getallenlijn in tienvous getallenlijn s splitsen van getallen Start met een getallendictee. Start met Zeg een getallendictee. Zeg den en eenheden den en eenhedens kralenketting s kralenketting getal en geef de leerlingenvan getallen een getal en geef deeen leerlingen s schrijven s schrijven t/m 100 van getallen s getalkaartjes: t/m 100 grote s getalkaartjes: voor de grote voor de tijd om het ops te schrijven: even tijd om het opeven te schrijven: ligging van getallen s ligging tussen van getallentienvouden, tussen kleine voor tienvouden, de kleine voor de 23 12 71 23 45 12 71 tienvouden 45 tienvouden eenheden eenheden 63 89 37 63 94 89 37s samenstellen 94 van s getallen samenstellen van getallen 58 100 28 58 33100 28 33 49 16 51 49 67 16 51 67 72 95 84 72 11 95 84 11 Nabespreken: welkeNabespreken: getallen vondwelke getallen vond je lastig? je lastig?
Lesdoelen Vermelden waar de instructie van die dag vooral over gaat. In de leerkrachtgebonden les komt meestal één nieuw rekenonderwerp aan bod. Daarnaast kunnen nog andere aspecten in de les aan bod komen.
2 1
2
1
les
Hoe kun je betalen?
1
1
les
ligging getallen op de getallenlijn splitsen van getallen
1 Hoe k
Getallen den en e Speel m gepast b eronder
Mogelij Op welk met tien En de ro ook and En de an Bij welke van ` 4 eruitzien van 1, o terug) L
ligging getallen op de getallenlijn splitsen van getallen
Hoe kun je betalen?
3
Welke getallen kun je maken? 3 Welke getallen kun je maken? wb blz. 32
Je hebt tientjes en euro’s. Je hebt tientjes en euro’s. Meta koopt de trui. Meta koopt de trui. Op welke manieren kan ze betalen? Op welke manieren kan ze betalen? Hoe kan Meta de andere kleren betalen? Hoe kan Meta de andere kleren betalen?
30
60
80
23 0
3 2
56 0
98 0
2
5
wb blz. 32
9
3 2
2 Spring
Kun je nog meer getallen maken? Kun je nog meer getallen maken?
4
Welke kaartjes? 5 1
Leerlingenboek Pagina uit het leerlingenboek. Zo ziet u in één oogopslag wat er die dag aan bod komt en waar u op moet letten.
5 5
1
5 1
0
2
10
les
10
2
1 0
10
2 2
Spring op twee manieren2 Spring op twee manieren
2
Spring op twee manieren
7 3
4 6
8 5
8 5
Hoeveel kaarten zijn er nodig? 5 Hoeveel kaarten zijn er nodig? wb blz. 33
b
Maartje heeft 42 spaarzegels.
27
27
Zo kun je van 0 naar 27 springen:
12
Zo kun je van 0 naar 27 springen:
12 0
10
20
30
40
of
0
10
20
30
40
of
0
10
20
30
Spring van 0 naar 39.
a
40
0
10
20
30
40
Spring b van Spring 0 naar van 39. 0 naar 28.
a
Kijktips
Kijktips
7 b
Spring van 0 naar 28.
a
Maartje heeft 42 spaarzegels. Ze kan Ze heeft
kaarten nodig.
Ruud heeft 61 spaarzegels.
b
kaarten vol maken.
Hij heeft
Spring op twee manieren
En hoeveel kaarten kun je vol maken?
kaarten vol maken.
wb blz. 32
6
wb blz. 33
Hoeveel zijnje er 5 En Hoeveel zijnje er En hoeveel kaarten kaarten kun volnodig? maken? hoeveel kaarten kaarten kun volnodig? maken?
Ze heeft
wb blz. 32
Getallen tienvoud Vraag tw op de kr opzetten 1? (2 sp spronge Bekijk da Vraag da twee ma Hierna k werkboe
wb blz. 32
1
4 6
a
1
les
50 7 3
Ze kan
10
0
wb blz. 32
2 8
Hij kan
Tips voor het observeren van vaardigheden, die de leerlingen de komende lessen moeten gaan beheersen.
50
Welke kaartjes?
2 8
En hoeveel kaarten kun je vol maken?
Bij welke prijs passen deze getallenlijnen? Bij welke prijs passen deze getallenlijnen?
0
Kijktips
4
kaarten nodig.
kaarten vol maken. kaarten nodig.
Ruudcheeft 61heeft spaarzegels. Woa 88 spaarzegels.
c
Woa heeft 88 spaarzegels.
Hij kan Ze kan kaarten vol kaarten maken. vol maken.
Ze kan
Hij heeft Ze heeft kaarten nodig. kaarten nodig.
Ze heeft
Tussen welke tienvouden? 6
Tussen welke tienvouden?
0
0 50
6 7
kaarten nodig.
6 7
wb blz. 33
50100
20 en 30
23 ligt tussen 68 ligt tussen 20 en 30en
68 ligt tussen 13
en
17 ligt tussen
en
17 ligt tussen 55 ligt tussen en
en
55 ligt tussen
en
39 ligt tussen
en
39 ligt tussen 71 ligt tussen en
en
71 ligt tussen
en
Kees heeft ` 36.
7
wb blz. 33
100
23 ligt tussen
Wat kan Kees kopen?
3 Welke
kaarten vol maken.
13
Wat kan Kees kopen? Kees heeft ` 36.
Welk kan hij Welk speelgoed kan hij alleen bij het schrijven alleen of ook bijspeelgoed het bij schrijven s kopen? Kunnen of ook de bij leerlingen s kopen? Kunnen aangeven de leerlingen aangeven 0 10 20 30 40 0 10 0 20 10 30 20 40 30 40 0 10 20 30 40 het lezen? het lezen? tussen welke tienvouden tusseneen welke tienvouden een s Kan iedereen de getallen s Kan iedereen t/m de s getallen t/m de getallen Kan iedereen s Kan iedereen splitsen de getallen getal ligt? splitsen getal ligt? 10 20 40 0 10 30 20 40 40 100 lezen? iedereen de0 10 en20eenheden? 1000 lezen? Kan 30iedereen de100 20Kan in4030tienvouden in30tienvouden En en eenheden? En Kan hij ook twee dingen uitkiezen? Kan hij ook twee dingen uitkiezen? getallen t/m 100 correct schrijgetallen t/m 100 correct schrijook weer samenvoegen? ook weer samenvoegen? 3 Welke getallen kun je maken? 3 Welke getallen kun je maken? ven?2 Wie maakt er omkeringen, ven? Wie maakt er omkeringen, 0 50 80 3 20 6 50 9 80 3 6 9 33
2 6
Kun je nog meer getallen maken?
Welke kaartjes?
Welke kaartjes?
226261_WB4A_B2.indd 33
4
3 4
4
4
30
6 5 32
44
7 7
226261_WB4A_B2.indd 32
33
2 6
Kun je nog meer getallen maken?
32
44
3 4
30
6 5 4 7
4 7
7 7 9 8
9 8
226261_WB4A_B2.indd 32
226261_WB4A_B2.indd 33
01-04-2009 09:42:03
01-04-2009 09:42:03
4
01-04-2009 09:41:49
01-04-2009 09:41:49
8
226185_HL4A.indb 8
04-08-2010 16:20:19
Getallen Laat de eenhede kan er o Als ik ze een paa getal ma kaart on dat de k maak je Vervolge steeds tw je daarm Hierna m boek zel
Lesbeschrijving De uitleg van de les. Onder elk kopje staat het lesdoel van die opgave vermeld. Daaronder staat wat u met de leerlingen bespreekt en waar u in het gesprek op aanstuurt.
LesbeschrijvingLesbeschrijving
d
4 Welke kaartjes? 4 Welke (WB) kaartjes? (WB)
Getallen t/m 100: splitsen Getallenvan t/mgetallen 100: splitsen in tienvouvan getallen in tienvouden en eenheden den en eenheden Getallen t/m 100: splitsen Getallenvan t/mgetallen 100: splitsen in tienvouvan getallen in tienvouLeg 36 met de getalkaarten. Leg 36 met Houd de getalkaarten. de kaarten Houd de kaarten den en eenheden den en eenheden omhoog. Welk getal? omhoog. Welke kaarten Welk getal? heb ik Welke gebruikt? kaarten heb ik gebruikt? Speel met tientjes enSpeel euro’s met enkele tientjes situaties en euro’s na van enkele situaties na van Samen kijken of hetSamen klopt. kijken of het klopt. gepast betalen. Bekijk gepast daarna betalen. de getallenlijnen Bekijk daarna diede getallenlijnen die aan geld: Denk maar Denk ` 36maar is drie aan tientjes geld: ` en36 6 euro’s, is drie tientjes en 6 euro’s, eronder staan. eronder staan. 30 en 6, het kaartje30 vanen306,en hethet kaartje kaartje van van 306.en het kaartje van 6. Herhaal dit met andere Herhaal getallen. dit met andere getallen. Mogelijke vragen bij Mogelijke de praatplaat: vragen bij de praatplaat: Bekijk de opgave in Bekijk het leerlingenboek. de opgave in het Weet leerlingenboek. je Weet je Op welke manierenOp kanwelke Metamanieren de trui gepast kan Meta betalen de trui gepast betalen zonder de kaarten erzonder echt afdetekaarten halen welk er echt kaartje af tevan halen welk kaartje van met tientjes en euro’s? met(2tientjes tientjeseneneuro’s? 3 losse(2euro’s) tientjes en 3 losse euro’s) En welk kaartje de tienen? de tienen? van En de welk enen? kaartje van de enen? En de rok? (met 3 tientjes En de rok? en 8 (met losse3euro’s) tientjesKan en het 8 losse euro’s) het makenDe De Kan leerlingen deleerlingen opgave inmaken het werkboek de opgave in het werkboek ook anders? (4 tientjes ooken anders? dan krijg (4 tientjes je 2 euro enterug) dan krijg je 2 euro terug) zelfstandig. zelfstandig. En de andere kleren? En de andere kleren? 5 Hoeveel 5 Hoeveel zijn er kaarten nodig? (WB) zijn er nodig? (WB) Bij welke prijs passen Bijdeze welke getallenlijnen? prijs passen deze (bij het getallenlijnen? jasje (bij het jasjekaarten t/m 100: ligging Getallen van t/m getallen 100: ligging tussenvan getallen tussen van ` 44) Hoe zou van de getallenlijn ` 44) Hoevoor zou de getallenlijn rok voor deGetallen rok tienvouden eruitzien? (drie sprongen eruitzien? van 10 (drie ensprongen dan 8 sprongen van 10 en dan 8tienvouden sprongen Bespreek de1sommen Bespreek in het boek. de sommen Wat zieinjehet hier? boek. Wat zie je hier? van 1, of 4 sprongen van van 1,10 of en 4 sprongen dan 2 sprongen van 10 van en dan 1 2 sprongen van (spaarzegels) Waar kun (spaarzegels) je voor sparen? Waar kun (bijv.jegeld, voor sparen? (bijv. geld, terug) Laat dit zien op terug) het Laat bord.dit zien op het bord. cadeaus, enz.) cadeaus, enz.) manieren op twee (WB) manieren (WB) Als je 42 zegels hebt, 2 Spring op twee 2 Spring Alshoeveel je 42 zegels kaarten hebt, kunhoeveel je dan vol kaarten kun je dan vol Getallen t/m 100: ligging Getallen van t/m getallen 100: ligging tussenvan getallen tussen maken? Heb je nogmaken? zegels over? Heb je Daar nogheb zegels je ook over? nogDaar heb je ook nog tienvouden tienvouden een kaart voor nodig. eenHoeveel kaart voor kaarten nodig. hebHoeveel je dus kaarten heb je dus Vraag twee leerlingen Vraag voortwee het bord. leerlingen Laat voor een leerling het bord. Laatnodig een leerling om 42 zegelsnodig op te om plakken? 42 zegels (5) En opals te je plakken? 76 (5) En als je 76 op de kralenketting op en de eenkralenketting ander op de en getallenlijn een ander 29op de getallenlijn 29opplakken, zegels moet zegels hoeveel moet opplakken, kaarten hebhoeveel je dan kaarten heb je dan opzetten. Hoe kun je opzetten. er komen Hoe in sprongen kun je er komen van 10 in ensprongen van Hoeveel 10 en volle nodig? nodig? kaarten? Hoeveel volle kaarten? 1? (2 sprongen van 1? 10(2 ensprongen 9 losse stappen van 10 of en39 losse stappenInofhet 3 werkboek schrijf In het je op werkboek hoeveelschrijf kaarten je op je vol hoeveel kaarten je vol sprongen van 10 ensprongen 1 stapje terug) van 10 en 1 stapje terug) kunt maken en daarna kunthoeveel maken kaarten en daarna je nodig hoeveel hebt. kaarten je nodig hebt. Bekijk dan de afbeelding Bekijkindan hetde boek. afbeelding Wat zieinjehet hier? boek. Wat zie je hier? Tussen Tussen welke(WB) tienvouden? (WB) Vraag daarna leerlingen Vraagom daarna naar 39 leerlingen te springen om naar op 39 te6springen opwelke6 tienvouden? t/m 100: ligging Getallen van t/m getallen 100: ligging tussenvan getallen tussen twee manieren. En naar twee28. manieren. Ook opEn twee naar manieren. 28. Ook op tweeGetallen manieren. tienvouden Hierna kunnen de leerlingen Hierna kunnen de opgave de leerlingen in het de opgave intienvouden het Tussen welke tienvouden Tussenliggen welkede tienvouden getallen? Welk liggen de getallen? Welk werkboek zelfstandig werkboek maken. zelfstandig maken. tienvoud ligt ervoor? tienvoud En welkligt tienvoud ervoor?erna? En welk tienvoud erna? kun jegetallen maken?kun (WB)je maken? Laat (WB) 3 Welke getallen 3 Welke leerlingen die er Laat nogleerlingen moeite mee die hebben er nog moeite de mee hebben de Getallen t/m 100: samenstellen Getallen t/m van 100:getallen samenstellen t/m 100 van getallen t/meerst 100 vastmaken getallen getallen aaneerst de getallenlijn. vastmaken Ze aan de getallenlijn. Ze Laat de getalkaartenLaat zien, dezowel getalkaarten de tienvouden zien, zowel als dede tienvouden derustig kijken kunnenals dan kunnen tussen dan rustig welke kijken tienvouden tussenhet welke tienvouden het eenheden. Je ziet hier eenheden. grote en Je kleine ziet hier kaarten. groteWat en kleine kaarten. Wat getal ligt. getal ligt. kan er op de grote kaarten kan er op staan? de grote En op kaarten de kleine? staan? En op de kleine? WatLaat kan Kees Wat kan(ezelsooropgave) Kees kopen? (ezelsooropgave) 7 kopen? Als ik ze op elkaar leg, Als kan ik zeikop getallen elkaar maken. leg, kanLaat ik getallen 7 maken. ineen getalstructuur Inzicht in getalstructuur een paar leerlingen een voorpaar de groep leerlingen met de voor kaarten de groep een met deInzicht kaarten kosten geld heeft Kees? Wat Wat Hoeveel kosten de spullen? Hoeveel geld heeft Kees? Wat getal maken. Ze komen getalermaken. vanzelfZeachter komen daterde vanzelf grote achter Wat dat de grotede spullen? kanmeer) Kees en allemaal kopen? kan Kees allemaal kopen? kaart onder ligt (anders kaartzie onder je deligt kleine (anders niet zie meer) je de enkleine niet dat de kleine kaart op datde denul kleine gelegd kaart wordt op de (anders nul gelegd wordt (anders Afronding van Afronding de les van de les maak je een ander tienvoud). maak je een ander tienvoud). flitsen met de Even getalkaarten. flitsen met Maak de getalkaarten. steeds een Maak steeds een Vervolgens pakt iedereen Vervolgens zijn kladblaadje. pakt iedereen U houdt zijn kladblaadje.Even U houdt en eenheid) en getal met(tienvoud twee getalkaarten (tienvoud en eenheid) en steeds twee kaartensteeds in de lucht twee en kaarten vraagtinwelk de lucht getalen vraagtgetal welkmet getaltwee getalkaarten houd het getal omhoog. houd Vraag: het getal welk omhoog. getal? Welke Vraag: welk getal? Welke je daarmee kunt maken. je daarmee Samenkunt controleren. maken. Samen controleren. heb ik gebruikt? kaarten heb ik gebruikt? Hierna maken de leerlingen Hierna maken de opgave de leerlingen in het werkde opgave inkaarten het werkboek zelfstandig. boek zelfstandig.
1 Hoe kun je betalen? 1 Hoe kun je betalen?
e
wb blz. 32
wb blz. 32
wb blz. 33
n.
wb blz. 33
100
13
even en
33
Afronding van de les De beschrijving van een gezamenlijke activiteit, met suggesties hoe u het geleerde nog een keer naar voren kunt laten komen.
01-04-2009 09:42:03
les 2 op blz. 52 45
les 2 op blz. 52 45
Verwijzing naar de zelfstandig-werklessen Verwijzing naar de pagina’s waar de uitleg van de zelfstandig-werklessen gegeven wordt.
9
226185_HL4A.indb 9
04-08-2010 16:20:23
Opzet Bloktoets De toetsen en antwoorden op de toets vindt u in de kopieermap. De uitleg van de toetsen vindt u in deze handleiding na de zelfstandig-werklessen. Na les 10 wordt een toets afgenomen, de bloktoets.
Beslissingsregels: per opgave staat beschreven wat uw vervolgaanpak wordt.
3 Toets Uitleg over het mondeling af te nemen deel van de toets, bijv. een telopdracht of enkele hoofdrekensommen.
Mondeling Rekendictee 5+3 3+7 7+2 5+4 6+4 6+6 3+6 4+3 8+1 3+5 2+8 1+9
7–1 7–6 9–8 6–3 5–2 8–6
Schriftelijk
Les 3 Weeropgave 1, 2, 3
Les 1, 3, 6 Weeropgave 4, 5, 6, 7
De afbeelding van het antwoordmodel van de toets. Handig om bij het nakijken en voorbereiden bij de hand te hebben.
Beslissingsregels
Blokdoelen Aftrekken t/m 20 met overschrijding van de 10: – basisstrategie: rekenen via de 10 – aftrekken in contexten (verschilcontexten en aanvulcontexten)
Les
Toetsopgave
Weeropgave
1-3-6 6
2-3 2
4-5-6-7 8-9
Optellen en aftrekken t/m 10: – memoriseren van het optellen en aftrekken t/m 10
3
Getalbegrip: – volgorde van getallen t/m 100
3-6
4
geen
Meetkunde: ruimtelijke oriëntatie – bepalen van het standpunt van een fotograaf
8
geen
geen
Tijd: – klokkijken: 5 en 10 voor of over
8
5
10 - 11
3
4 a
1
2
antwoorden toets blad 1
1
1-2-3
Rekendictee
4
8
9
8
8
2
1
9
10
7
5
5
3
10
10
8
3
6
3
9
10
1
1
2
9 Reken uit 11 − 6 = 5
1
16 − 7 = 9
5
6
1
14 − 6 = 8
4
Opgave
Diagnose en Hulp
Weer (voldoende)
Meer (goed)
Bijbehorende Weeropgave
1
> 3 fout
3 fout
< 3 fout
1 t/m 3
2 en 3
> 1 fout
1 fout
0 fout
4 t/m 7
4
> 1 fout
1 fout
0 fout
geen
5 en 6
> 1 fout
1 fout
0 fout
7 en 8
> 1 fout
1 fout
0 fout
4 a
naam
5
14 − 9 = 5
2
4
3
antwoorden toets blad 2
naam
Van klein naar groot 40
70
60
50
40
50
60
70
51
31
91
71
31
51
71
91
87
41
14
78
14
41
78
87
72
69
27
96
27
69
72
96
2
11 − 8 = 3
6
1
13 − 7 = 6
3 3
7
16 − 9 = 7
4
6
3
13 − 6 = 7
3
4
3
2
15 − 8 = 7
3
5
Het is 5 voor 5
3
14 euro.
Ik heb er al 7 gelezen.
Hij heeft al 8 euro gespaard. Hoeveel moet hij nog sparen?
6 euro
b Een fietstocht van 20 kilometer.
d Er zijn 15 ijsjes.
Ik heb al 13 kilometer gefietst.
8 zitten in de doos. De rest ligt ernaast.
Hoeveel kilometer moet ik nog fietsen?
Hoeveel liggen ernaast?
7 kilometer
7 ijsjes
Rekenrijk 4a © Noordhoff Uitgevers bv
5 bladzijden
Het is 5 over 5
is het 5 uur. 5 minuten later
c Jesse wil een bal kopen voor
12 bladzijden. Hoeveel bladzijden moet ik nog lezen?
Op deze klok
5 minuten vroeger
Van verhaal naar rekentaal a Een prentenboek heeft
Les 8 Weeropgave 10,11
5 minuten later
13 − 5 = 8
3
14 − 7 = 7
Les 3 Geen Weeropgave
5 voor …; 5 over …
5 minuten vroeger
12 − 8 = 4
8 en 9 10 en 11
Bij elke opgave staat aangegeven uit welke les deze komt.
Teken de wijzers in de klokken. Schrijf bij elke klok hoe laat het is.
5
Rekenrijk 4a © Noordhoff Uitgevers bv
Blokdoelen: de rekendoelen voor dit blok, waarvan in de toets gecontroleerd wordt of de leerlingen ze beheersen.
Blokdoelen 9–1 9–4 8–5 8–7 7–5 7–2
49
50
Het is 5 voor 10
Op deze klok
Het is 5 over 10
is het 10 uur.
80
81
Verwijzing naar de Weer-opgave die bij de toetsopgave hoort en verwijzing naar de les waar dit type opgave uit komt.
Opzet Diagnose en Hulp
De beschrijving van de Diagnose en Hulp vindt u in deze handleiding. De extra uitleg en hulp aan de leerlingen die uitvallen geeft u na een diagnostisch gesprek.
3 Diagnose Diagnose: suggesties voor een diagnostisch gesprek.
Materiaal s s s s s
getalkaartjes sommenkaartjes klassikaal rekenrek rekenrek per leerling klok
Diagnose per doel Kan de leerling aftrekken t/m 20 met overschrijding van de 10, met de basisstrategie: rekenen via de 10? Kijk samen naar toetsopgave 2. Je moet twee stappen bedenken. Welke twee stappen maak je? Schrijf de splitsing er maar onder. Wanneer het niet lukt: probeer het eens op het rek. Hoeveel zet je op? (II) kun je in twee bewegingen 6 eraf halen? Wat haal je er eerst af en wat daarna? (eerst laten zeggen en dan pas doen) Probeer of het lukt door alleen de eerste term op te zetten en de rest er in twee stappen af te kijken.
Kijktips s Kan de leerling vlot afhalen tot 10? s Kan de leerling vlot afhalen van 10 (10 – 4, 10 – 7, enz.)? Dit is nodig voor de tweede stap. s Beheerst de leerling de splitsingen? (nodig bij de strategie eerst naar de 10) Wanneer dit niet het geval is, zie suggesties voor hulp, groep 3 blok 6.
Kopieerbladen: per lesdoel staat aangegeven welke kopieerbladen (Hulpbladen) de leerlingen na afloop van de mondelinge hulp maken.
Kan de leerling aftrekken t/m 20 met overschrijding van de 10 in context? Neem opgave 3 van de toets erbij. Lees dit verhaal eens voor. Hoe reken je? Als het niet lukt: kun je ook tekenen wat er gebeurt? Kun je het ook met blokjes laten zien? (waarbij elk blokje een bladzijde voorstelt) Kun je het laten zien op de getallenlijn? Kun je er een som bij maken? Hoe schrijf je dat op in rekentaal? aanvulDit zijn allemaal contexten die uitnodigen tot aanvul len. Maar de leerlingen mogen ook aftrekken. Dus bij a kan 7 + ... = 12 of 12 – 7 = …
Kijktips s Kan de leerling zich een voorstelling maken van het probleem? s Kan de leerling het verhaal omzetten in rekentaal? s Kan de leerling de bewerking uitvoeren? Voor aftrekken, zie de suggesties hierboven. Als de leerlingen aanvullen, kunnen ze doortellen.
82
10
226185_HL4A.indb 10
Hulp Kent de leerling de volgorde van de getallen t/m 100? Schrijf op een vel papier: 16 en 61. Vraag welke van de twee kleiner is. Doe dit ook met 49 en 52. Schrijf vier getallen op: 15, 67, 51 en 37. Vraag de leerling welk getal het kleinst is. En welke is het grootst? Hoe weet je dat? Naar welk cijfer kijk je? Vraag de leerling om de getallen op volgorde van klein naar groot op te schrijven. Lukt dit niet, schrijf de getallen dan op losse kaartjes, waar de leerling mee kan schuiven. Laat vanaf het kleinste getal de telrij opzeggen en op die manier de getallen van klein naar groot leggen.
Kijktips s Kan de leerling van twee getallen aangeven welke groter of kleiner is? s Welke strategie past de leerling toe? Zoekt hij eerst de kleinste en dan bij de overgebleven getallen de kleinste? Of werkt hij anders?
Kan de leerling bij het klokkijken 5 en 10 minuten vroeger en later aangeven? Neem een klok. Vraag de leerling de wijzers zo te zetten dat het 2 uur is. Ik zie allemaal kleine streepjes, wat geven die aan? (minuten) Zet de wijzer nu eens vijf minuten later. Welke wijzer gebruik je? (de grote) Hoe zie je dat het vijf minuten is? (het streepje is iets langer) Hoe laat is het? (5 over 2) Zet de klok weer op twee uur. Zet de wijzer eens vijf minuten vroeger. Hoe laat is het nu? (5 voor 2) Doe dit ook vanuit andere hele uren. Zet de klok op vier uur. Zet de wijzer eens tien minuten later. Doe dit ook vanuit andere hele uren.
Kijktips s Kan de leerling de hele uren goed aflezen? s Weet de leerling wat een minuut is en herkent hij het streepje van de vijf minuten? s Gebruikt de leerling de goede wijzer om de minuten aan te geven? s Kan de leerling de tijden 5 over en 10 over goed aflezen? En de tijden 5 en 10 voor? s Kan de leerling de klok op de juiste tijd zetten? s Weet de leerling wat vroeger en later is?
Hulp per doel De leerling heeft moeite met aftrekken t/m 20 met overschrijding van de 10, met de basisstrategie: rekenen via de 10 In een groepje sommen over het tiental maken op het rekenrek. Het gaat steeds om de basisstrategie rekenen via de 10: eerst afhalen tot 10 en dan de rest eraf. (13 – 5 = …. :13 – 3 = 10, 10 – 2 = 8) De leerlingen moeten deze strategie begrijpen en kunnen toepassen. Doorloop (in verschillende lesmomenten) de volgende drie fasen: Zeggen en doen Elke leerling verwoordt de werkwijze en laat die zien op het rekenrek. Lees de som voor. Zet het eerste getal op. Bedenk eerst welke twee sprongen je neemt. Vertel het en doe het daarna op het rekenrek. Bespreek: wat was je eerste sprong? Of: hoeveel heb je er eerst af gehaald? Waarom? Bijv. bij 13 – 7: Hoeveel eerst eraf? Wat is handig? Kijk maar naar het rek. Je mag 7 er in 2 bewegingen afhalen. Wat doe je eerst? Is 2 handig? Waarom wel/niet? En eerst 5, is dat handig? Waarom wel/niet? De kinderen moeten zelf gaan inzien dat je 3 er zo in één keer af kunt halen. Dat dat handig is. Bij leerlingen die tellen, vraagt u of het sneller kan. Hoeveel moet eraf om bij tien te komen? Kun je dat in één greep? Zeggen en kijken De leerlingen verrichten de handelingen in gedachten, al kijkend naar het rekenrek. Zet 14 op. Wat zie je? Welke kleur? Kijk er 6 af in twee sprongen. Welke sprongen? Schrijf de splitsing bij de som. Waarom zo? Zeggen en denken Denk aan je rekenrek, hoe ziet het er ook alweer uit? Zet in gedachten 13 op, zie je het voor je? Nu 4 eraf, in twee sprongen. Welke twee sprongen? Schrijf de splitsing maar op.
De leerling heeft moeite met aftrekken t/m 20 met overschrijding van de 10 in context Werk in een groepje. De één leest een verhaal voor (aanvulcontexten, zoals bij toetsopgave 3), een tweede laat met materiaal zien wat er gebeurt, een derde tekent wat er gebeurt (maakt een schets), een vierde laat het zien op de gestructureerde getallenlijn en weer een ander schrijft het op in rekentaal. Steeds wisselen van functie.
Suggesties voor het geven van hulp per lesdoel.
Laat de leerlingen ervaren dat je hetzelfde probleem op verschillende manieren kunt weergeven: je zegt steeds hetzelfde op een andere manier. Aanvulcontexten kun je oplossen door aan te vullen of door af te trekken. Aanvullen ligt vanuit de context meer voor de hand. Maar voor leerlingen is het aanvullen lastig opschrijven in rekentaal. Je schrijft dat namelijk op als een stipsom. Bijv. toetsopgave 3a: 7 + … = 12. Besteed, wanneer bovenstaande goed gaat, op dezelfde manier aandacht aan verschilcontexten. Voorbeelden hiervan vindt u in les 6 (bijv. wb les 6 opgave 4). Ook weer in een groepje het probleem op verschillende manieren weer laten geven. De start kan hier een verhaal of een plaatje zijn.
De leerling kent de volgorde van de getallen t/m 100 niet Zorg voor een grote getallenlijn t/m 100, alleen de tienvouden zijn zichtbaar. Geef elke leerling twee getalkaartjes. Tussen welke tienvouden horen de getallen? Vraag de leerlingen het kleinste getal vooraan te leggen. Nu samen met je buurman vier kaartjes op een rij leggen van klein naar groot. In welke volgorde hangen ze aan de getallenlijn? Dan alle kaartjes op een rij van klein naar groot. Welke kaartjes missen we? Welke getallen liggen hier nog tussen? Werk in tweetallen. Geef ieder een stapel getalkaartjes (geschud), elk draait de bovenste kaart om, welk getal is het kleinst? Wie de kleinste heeft, mag ze hebben en legt ze onder op de stapel. Gaat dit goed, doe hetzelfde spel dan met drie en later met vier spelers.
De leerling kan bij het klokkijken niet 5 en 10 minuten vroeger of later aangeven Breng de klok onder de aandacht, wat zie je? (wijzers, streepjes, cijfers) Herhaal uren (hele ronde), halve uren (de halve ronde), kwartieren (een kwart van de ronde). Hoe zie je een minuut op de klok? Welk stukje is een minuut? (afstand tussen twee kleine streepjes) Hoe lang duurt het van het ene grote streepje naar het volgende? (5 minuten) Werk in drietallen, leerling één zegt het hele uur, leerling twee zegt 5 of 10 minuten vroeger of later. Leerling drie zet dit op de klok en zegt hoe laat het dan is. Steeds wisselen.
83
04-08-2010 16:20:28
Opzet Weer en Meer Aan de hand van de toets bepaalt u of een leerling met de Weer of de Meer aan de slag gaat. De beslissingsregels vindt u in de handleiding bij de toets. Leerlingen die de lesstof voldoende beheersen, starten in de les na de toets met de Weer.
3 Weer 3 1
3
weer
Reken uit
4
Je mag kijken naar het rekenrek.
2
Reken uit in twee stappen
weer
Reken uit
7
10 5 voor …; 5 over …
Je mag het rekenrek gebruiken; haal eerst af tot 10.
5−3=
8−4=
9−6=
7−3=
6−3=
9−3=
8−6=
9−7=
6−4=
13 – 7 = 3
Teken de wijzers in de klokken. Schrijf bij elke klok hoe laat het is. 5 minuten vroeger
Eerst 3 eraf en dan 4.
4
Oefen de sommen uit je doosje 11 – 5 =
13 – 8 =
13 − 4 =
14 − 5 =
16 − 9 =
13 − 5 =
14 − 8 =
17 – 9 =
Ik heb negen euro.
a
op een blaadje. Reken ze ook uit.
5
5 minuten later
Maak er rekentaal van
8
Schrijf de sommen uit je doosje
16 − 7 =
b
Er zijn 13 geiten.
Ik wil iets kopen van elf euro.
In de wei lopen 7 geiten.
Hoeveel moet ik nog sparen?
Hoeveel zitten er in het hok?
Het is
Het is 4 uur.
Het is
Het is
Het is 7 uur.
Het is
Reken uit Denk aan het rekenrek: haal eerst af tot 10.
3
Maak vast en reken uit zonder rekenrek 8−7=
14 – 6 =
11 – 6 =
13 – 5 =
15 – 7 =
15 – 9 =
17 – 9 =
12 – 8 =
78
antwoord:
Teken de wijzers in de klokken. Schrijf bij elke klok hoe laat het is. 10 minuten later
Maak even lang
9
a
c
6
9−5=
(bijna)
erbij
Reken uit in twee stappen
verdwijn-sommen
8−3=
som:
9−4=
10 − 8 =
−1 −2
Het is
Het is 5 uur.
Het is
Het is
Het is 9 uur.
Het is
b
5−2=
6−2= 10 − 7 =
11 10 voor …; 10 over …
som: antwoord:
10 minuten vroeger
10 − 6 =
vijf-sommen
8−5= 7−6=
13 – 7 =
8−2= 13 – 6 =
10 − 6 =
E 11
14 − 9 = 12 – 7 =
5−4=
10-vriendjes
9−2=
12 – 5 =
14 – 6 =
erbij
11 – 3 =
9−8=
79
erbij
80
Opgavenuitleg
81
Opgave uitleg: per opgave een korte uitleg.
Opgavenuitleg
1 Reken uit
4 Reken uit in twee stappen
Memoriseren aftrekken t/m 10 Je mag naar het rekenrek kijken. Reken uit.
2 Oefen de sommen uit je doosje Memoriseren aftrekken t/m 10 Schrijf de sommen uit je doosje op een blaadje. Reken ze daarna uit. Je mag naar het rekenrek kijken.
Aftrekken t/m 20 met overschrijding van de 10 m.b.v. basisstrategie: rekenen via de 10 Denk aan het rekenrek. Haal eerst af tot 10.
Klokkijken: 5 minuten vroeger of later Hoe laat is het op de middelste klok? Teken de wijzers op de andere klokken 5 minuten voeger en later en vul de tijd in.
8 Maak er rekentaal van 5 Reken uit
Aftrekken t/m 20 in context (aanvulcontexten) Hoe reken je? Welke som past erbij? Wat is het antwoord? (terugkoppelen naar het verhaal/plaatje)
Aftrekken t/m 20 met overschrijding van de 10 m.b.v. basisstrategie: rekenen via de 10 Denk aan het rekenrek. Haal eerst af tot 10. Schrijf de splitsing bij de som.
3 Maak vast en reken uit zonder rekenrek Herkennen van somtypen en memoriseren optellen en aftrekken t/m 10 Kijk naar de getallen. Wat voor soort som is het? Maak vast en reken uit. Denk aan 10-vriendjes, vijf-sommen, (bijna-)verdwijnsommen, –1 en –2. Als het goed is, heb je geen rek nodig.
10 5 voor …; 5 over …
7 Reken uit
Aftrekken t/m 20 met overschrijding van de 10 m.b.v. basisstrategie: rekenen via de 10 Je mag het rekenrek gebruiken. Haal eerst af tot 10. Schrijf de splitsing bij de som.
9 Maak even lang
11 10 voor …; 10 over ... Klokkijken: 10 minuten vroeger of later Hoe laat is het op de middelste klok? Teken de wijzers op de andere klokken 10 minuten vroeger en later en vul de tijd in.
Verschil bepalen door aanvullen of aftrekken Hoe reken je? Welke som past erbij? Wat is het antwoord? (terugkoppelen naar het verhaal/plaatje)
6 Reken uit in twee stappen Aftrekken t/m 20 met overschrijding van de 10 m.b.v. basisstrategie: rekenen via de 10 Denk aan het rekenrek. Haal eerst af tot 10. Schrijf de splitsing bij de som.
84
85
De leerlingen die de lesstof goed beheersen, gaan na de toets aan de slag met de Meer-opgaven. Ook hierover staat in de handleiding onder een afbeelding van de Meer per opgave een korte uitleg.
Opzet Contexttoets De contexttoets en de antwoorden vindt u in de kopieermap. In deze handleiding vindt u de uitleg. Contexttoets: de toets is bedoeld om na te gaan of de leerlingen de verworven rekenvaardigheden ook in andere situaties (contexten) kunnen toepassen.
De afbeelding van het antwoordmodel van de contexttoets. Handig om bij het nakijken en voorbereiden bij de hand te hebben.
Contexttoets bij blok 1, 2, 3 4 a
123
antwoorden contexttoets
4 a
naam blad 1
1
123
antwoorden contexttoets
naam blad 2
5
6 briefjes van 10
2 6
38
03.07.02
73 cm
3 zakjes van 10 koeken
8 losse koeken
7
3 03.07.03
Per opgave staat de vraag die u voorleest, het lesdoel en uit welk blok dit type opgave komt.
15 euro 8
X
1 Ligging van getallen, tellen met sprongen van 2, blok 1 In welke brievenbus moet de brief voor huisnummer 58? Trek een lijn van de brief naar het juiste huis.
3 Ordenen van getallen, blok 1 Wie heeft de meeste bladzijden gelezen? het middelste kind, 51 pagina’s
4 Splitsen en samenstellen, blok 1 2 Ligging van getallen en aflezen van getallen, blok 1 Hoe lang is de tafel? 73 cm
Hoeveel potloden heeft Milan? 43 potloden
Rekenrijk 4a © Noordhoff Uitgevers bv
03.07.04
43 potloden
Rekenrijk 4a © Noordhoff Uitgevers bv
Dat is 3 euro.
4
57
58
9 euro
5 Splitsen van getallen in tienvouden en eenheden, blok 2 In de portemonnee heeft Freek 63 euro. Hij heeft drie munten van 1 euro en briefjes van tien. Hoeveel briefjes van 10 heeft hij? 6 briefjes van tien
6 Splitsen van getallen in tienvouden en eenheden, blok 2 Leonie trakteert op koeken. Ze heeft 38 koeken nodig. Hoeveel zakjes van 10 koeken en hoeveel losse koeken koopt ze? drie zakjes van 10 en 8 losse koeken.
88
7 Optellen over het eerste tienvoud, blok 2 Ik koop een fietshelm voor 8 euro en een bel voor 5 euro. Hoeveel moet ik betalen? 13 euro
8 Aftrekken over het eerste tienvoud, blok 3 In de portemonnee zit 12 euro. Ik koop twee ijsjes en ik betaal 3 euro. Hoeveel geld heb ik over? 9 euro
89
11
226185_HL4A.indb 11
04-08-2010 16:20:33
Accenten blok 3
Eerst 2 eraf, dan nog 5.
In dit blok wordt het aftrekken over het tienvoud aangeboden. Het rekenen via de 10 is de basisstrategie (eerst afhalen tot 10, dan de rest eraf). Leerlingen leren zich inleven in wat je vanuit een ander standpunt ziet.
28 komt eerst, daarna 46, dan...
De kennis van het klokkijken wordt uitgebreid met 5 en 10 voor en over het hele uur.
Er is opnieuw aandacht voor de oriëntatie in het getallengebied t/m 100: onder andere de volgorde van getallen t/m 100.
66
226185_HL4A.indb 66
04-08-2010 16:22:14
Overzicht blok 3 Les
Materialen
1-3
• rekenrek per leerling • klassikaal rekenrek
3
• sommendoosjes • kopieerblad • bingospel
6
gestructureerde getallenlijn (kan ook op bord worden getekend)
8
• kleine kokers (bijv. wc-rollen) • materiaal voor een stilleven • tekenpapier • klassikale klok • kleine klokjes per leerling
Les
Blokdoelen
1-3-6
Rekenen t/m 20: • Aftrekken t/m 20 met overschrijding van de 10 –– basisstrategie: rekenen via de 10 • Aftrekken in contexten (verschilcontexten en aanvulcontexten)
3
3-6
• Optellen en aftrekken t/m 10 –– Begin van het memoriseren van het optellen en aftrekken t/m 10 Getal begrip: • getallen t/m 100 –– Volgorde van getallen t/m 100
8
Meetkunde: • ruimtelijke oriëntatie –– Bepalen van het standpunt van een fotograaf
8
Tijd: • Klokkijken: 5 en 10 voor of over
Wat ging eraan vooraf • Optellen t/m 20 met overschrijding van de 10 (blok 2)
Wat komt erna Rekenen t/m 100 • Aftrekken vanaf een tienvoud (blok 5) • Aftrekken zonder en met tienvoudoverschrijding op de lege getallenlijn, bijv. 43-7 (blok 7)
–– Begin van het memoriseren van het optellen en aftrekken t/m 10, (blok 1 en ook groep 3) • Volgorde van getallen t/m 100 (blok 1)
• Volgorde van getallen t/m 1000 (groep 5)
• Hele en halve uren, kwartieren, begrip minuut (blok 2)
• klokkijken op de analoge klok in uren, halve uren, kwartieren en minuten (blok 7)
67
226185_HL4A.indb 67
04-08-2010 16:22:14
3 Les 1 Lesinhoud Vooraf
Herhaal de splitsingen t/m 10. Dit mag in een hoog tempo. Schrijf een getal (bijv.7) met splitshoedje eronder. U noteert de 4 aan de ene kant en u draait zich om. De klas zegt: 3.
3 1
Materialen
Steeds andere splitsingen en ook andere getallen.
les
1
• rekenrek per leerling • klassikaal rekenrek
Lesdoelen
• Aftrekken t/m 20 met overschrijding van de 10 (basisstrategie: rekenen via de 10)
aftrekken over eerste tienvoud
Hoeveel postzegels over?
3
Van plaatje naar rekentaal
wb blz. 58
Maak er rekentaal van
wb blz. 59
Jan stuurt vier vriendjes een kaart. Hoeveel postzegels houdt hij over? Hoe heb je dat uitgerekend?
4 4
Ankie verstuurt zes kaarten. Hoeveel postzegels houdt zij over?
Maak er rekentaal van
Hoe heb je nu gerekend?
a
Er vliegen zes vogels weg.
b
Hoeveel blijven er zitten?
5 2
Reken uit in twee stappen
5
Hoeveel gebakjes zijn er dan nog?
som:
som:
antwoord:
antwoord:
Van verhaal naar rekentaal
wb blz. 59
Van verhaal naar rekentaal
a a Milan Aimadheeft heeft12 11 snoepjes. dropjes. Hij op. Hijeet eet er er vijf 3 op. Hoeveel snoepjes heefthijhij over? Hoeveel dropjes houdt over?
wb blz. 58
Je mag het rekenrek gebruiken. Haal eerst af tot 10. Eerst 4 eraf en dan 2.
b
b
Hoeveel knikkers houdt ze over?
som:
2 Eerst 6 eraf en dan 3.
16 – 9 = 20
b
6
3
6
6 wb blz. 59
som: antwoord:
14 – 6 = 4
Jasmijn heeft 16 knuffels. Zeven van die knuffels zijn beren. Hoeveel andere knuffels heeft Jasmijn?
Ella heeft 15 knikkers. Ze verliest er 9.
antwoord:
a
Moeder koopt zeven gebakjes.
Wat staat onder de vlek? 11 −
=2
14 −
=9
13 −
=4
14 −
=5
14 −
=7
15 −
=6
16 −
=8
12 −
=3
Ik ging met 13 euro de winkel binnen. Ik kwam eruit met 4 euro. Welke som hoort daarbij?
21
59
Kijktips • Kennen de leerlingen de splitsingen t/m 10? • Kan iedereen beredeneren hoeveel je eerst van een getal afhaalt om bij het tienvoud uit te komen? • Kan iedereen vlot aftrekken van 10? (10 - 2, 10 - 6, etc.)
226261_WB4A_B3.indd 59
• Kan de leerling de sommen op het rekenrek in twee stappen maken, via de 10? • Wie kan de som uitrekenen door alleen naar het rek te kijken, of het voor zich zien, dus zonder de kralen echt te verschuiven?
01-04-2009 09:49:14
68
226185_HL4A.indb 68
04-08-2010 16:22:18
Lesbeschrijving 1 Hoeveel postzegels over? Aftrekken t/m 20 met overschrijding van de 10 m.b.v. basisstrategie: rekenen via de 10 Bekijk samen de tekening. Hoe reken je? Laat de leerlingen verwoorden. U benadrukt de basisstrategie: eerst afhalen tot 10. Laat deze strategie ook op het rekenrek zien. Vertel hoe de strategie gaat. Mogelijke vragen bij de plaat: Hoeveel zegels heeft Jan? (11) Welke som past bij de zegels van Jan? (11 – 4 =) Hoe reken je? En welke som past bij Ankie? Hoe reken je?
2 Reken uit in twee stappen (WB) Aftrekken t/m 20 met overschrijding van de 10 m.b.v. basisstrategie: rekenen via de 10 Leerlingen kunnen steun hebben aan het noteren van de splitsing bij de aftrekker. De ruimte in het werkboek stimuleert de leerlingen om de splitsing vooraf te bedenken en werkelijk te noteren. Laat de notatievorm op het bord zien. Laat tegelijkertijd op het rek zien wat er gebeurt: 14 – 6: wat is handig om er eerst af te halen? Waarom is 4 handig en 3 niet? En eerst 5 eraf, is dat handig? Waarom wel/niet? Laat de leerlingen ontdekken dat alles wat op de onderste staaf staat er gemakkelijk in één keer af kan. In dit geval is dat 4. Schuif maar een klein eindje naar rechts. Nog niet helemaal. Dus eerst 4 eraf, opschrijven bij de splitsing. Hoeveel nu nog? Neem rustig de tijd om er even over te denken. Gelukkig hebben we de splitsingen goed geoefend. Nog 2. Schuif maar een klein eindje naar rechts. Invullen bij de splitsing en op het rek kijken hoeveel je nu bij elkaar (een beetje) naar rechts hebt geschoven: 4 en 2. Klopt het? Dan definitief helemaal naar rechts schuiven. Op deze manier maken de leerlingen opgave 2.
3 Van plaatje naar rekentaal (WB) Aftrekken t/m 20 met overschrijding van de 10 m.b.v. basisstrategie: rekenen via de 10 Welke som zie je op het rekenrek? Hoe reken je? Bespreek met de leerlingen die hier nog moeite mee hebben nog eens de werkwijze van de strategie. Hoeveel haal je er eerst af? Weet je nog: alles van de onderste staaf. Dan de rest er nog af. Bedenk de splitsing en schrijf die op.
4 Maak er rekentaal van (WB) Aftrekken t/m 20 met overschrijding van de 10 in context Welke som past erbij? Hoe reken je? De leerlingen mogen bij deze sommen het rekenrek gebruiken. Maar observeer of ze dan wel in twee stappen rekenen. Wat is het antwoord? (terugkoppelen naar het verhaal/plaatje)
5 Van verhaal naar rekentaal (WB) Aftrekken t/m 20 met overschrijding van de 10 in context Welke som past erbij? Hoe reken je? De leerlingen mogen bij deze sommen het rekenrek gebruiken. Maar observeer of ze dan wel in twee stappen rekenen. Wat is het antwoord? (terugkoppelen naar het verhaal)
6 Wat staat er onder de vlek? (WB)
(ezelsooropgave)
Aftrekken t/m 20 met overschrijding van de 10 Bij deze sommen weet je hoeveel er eerst was en je weet wat er overblijft. Kun je dan weten hoeveel eraf is gegaan? Hoe? (laat er zo nodig een verhaaltje bij bedenken of een tekening bij maken)
Afronding van de les Laat de leerlingen in drietallen werken: de één bedenkt een aftreksom t/m 20 met overschrijding van de 10, nummer twee laat zien op het rekenrek in twee stappen (via de 10) en nummer drie schrijft op met het splitshoedje erbij.
15 – 8 = 7 5 3
les 2 op blz. 76 69
226185_HL4A.indb 69
04-08-2010 16:22:19
3 Les 3 Lesinhoud Vooraf
Rekendictee: Lees de sommen aan het begin van de lesbeschrijving één voor één voor. Geef 3 seconden bedenktijd. Weet je het antwoord niet, dan zet je een streepje. Meteen na afloop nakijken. Alle leerlingen maken een sommendoosje met de sommen
Lesdoelen t/m 10 die voor hem of haar nog moeilijk zijn (mogelijk hebben ze al • Aftrekken t/m 20 met overschrijding van de 10 m.b.v. de een sommendoosje uit groep 3 of basisstrategie: rekenen via de 10 uit blok 1). Bij iedereen zitten dus • Volgorde bepalen van getallen andere sommen in het doosje. t/m 100 De opdracht: pak een kaartje uit het doosje, lees voor jezelf de som Materialen op en bedenk het antwoord. Draai • les sommendoosje dan het kaartje om en controleer 3 • kopieerblad het antwoord. Is het goed, dan leg • rekenrek je het kaartje weg; niet goed, dan • bingospel terug in je doosje (of op een aparte 2 Reken uit Eerst 4 eraf, dan nog 2. stapel). Denk aan het rekenrek. Haal eerst af tot 10.
3
14 – 6 = 4
3 1
les
3
aftrekken over eerste tienvoud
Wat is de nieuwe prijs?
12 – 5 =
15 – 8 =
15 – 6 =
12 – 9 =
13 – 7 =
12 – 7 =
11 – 5 =
13 – 5 =
15 – 7 =
12 – 6 =
13 – 8 =
16 – 8 =
Reken uit
3
2
wb blz. 62
Denk aan het rekenrek. Haal eerst af tot 10.
Reken uit
3
Denk aan het rekenrek. Haal eerst af tot 10. 14 − 7 = 11 − 7 =
13 − 6 =
14 − 8 =
12 − 6 =
14 − 5 =
13 − 4 =
16 − 7 =
15 − 9 =
18Kun uitrekenen? − 9je = 14 − 7 op twee 16manieren −8= 11 − 5 = 13 − 8 = Zie je nog meer sommen die je op twee manieren kunt uitrekenen?
Van verhaal naar rekentaal
4
3
Hoe reken je?
2 2
4
les
3
Van verhaal naar rekentaal a
Elroy heeft 15 stickers. Hoeveel glazen staan er nog op tafel? Hij plakt er zeven op een vel papier. Hoeveel stickers heeft hij dan nog som: over?
c
b
Ageeth heeft 17 bloemen. Ze zet er negen in de ene vaas. 62 Hoeveel zet ze er in de andere vaas?
d
antwoord:
wb blz. 62
Reken uit Denk aan het rekenrek. Haal eerst af tot 10.
Eerst eraf, Eerst4 4 eraf, dan nog 2.
dan nog 2.
Denk aan het rekenrek. Haal eerst af tot 10.
226261_WB4A_B3.indd
14 – 6 = 4
5
2
12 – 5 =
15 – 8 =
15 – 6 =
12 – 9 =
13 – 7 =
12 – 7 =
11 – 5 =
13 – 5 =
15 – 7 =
12 – 6 =
13 – 8 =
16 – 8 =
Acht kinderen pakken een glas.
b
a
62
Reken uit
Er staan 15 glazen limonade op tafel.
Van klein naar groot
Jenny heeft 16 euro.
wb blz. 62
Zij koopt een pop voor 9 euro.
Layla heeft 13 poppen. Zes van die poppen zijn meisjespoppen. som: Hoeveel jongenspoppen heeft Layla? Hoeveel euro houdt zij over?
antwoord:
Suzanne heeft 12 stukjes pizza. Ze eet er vijf op. Hoeveel zijn er dan nog over?
01-04-2009 09:49:59
wb blz. 63
Zet de getallen in volgorde. Zet het kleinste getal voorop.
6 wb blz. 63
22 3
23
Reken uit Denk aan het rekenrek. Haal eerst af tot 10. 14 − 7 = 11 − 7 =
Kijktips 14 − 5 =
13 − 6 =
14 − 8 =
13 − 4 =
16 − 7 =
12 − 6 =
• Kan iedereen de sommen 15 − 9 = uitrekenen 18 − 9 = 16 − 8 = 11 − 5 = 13 − 8 = • Kan iedereen vlot afhalen tot 10? – zonder rek? 4 Van verhaal naar rekentaal • Kan iedereen vlot de juiste – kijkend naar het rek? a Er staan 15 glazen limonade op tafel. b Jenny heeft 16 euro. splitsing maken – in twee stappen op het rek? Acht kinderen pakken een glas. Zij koopt een pop voor 9 euro. – metHoeveel opschrijven? glazen staan er nog op tafel? Hoeveel euro houdt zij over? – zonder opschrijven? som: som: 62 Kan iedereen vlot aftrekken van • antwoord: antwoord: 10?
226261_WB4A_B3.indd 62
• Kan iedereen de getallen t/m 100 op volgorde plaatsen?
01-04-2009 09:49:59
70
226185_HL4A.indb 70
04-08-2010 16:22:23
Lesbeschrijving
4 Van verhaal naar rekentaal (WB)
Vooraf: rekendictee 4+2 5+3 2+7 3+4 5+4
7+2 6+3 8+1 3+6 6+4
10 – 7 8–6 7–4 6–3 5–3
8–5 8–3 9–6 9–4 7–5
1 Wat is de nieuwe prijs? Aftrekken t/m 20 met overschrijding van de 10 m.b.v. de basisstrategie: rekenen via de 10 Verken de praatplaat in het boek. Het speelgoed is afgeprijsd, alle prijzen gaan € 8 omlaag. Mogelijke vragen bij de praatplaat: Welke som past bij de puzzel? (15 – 8 = ) Idem bij de bal, pennenset, knikkerzak. Hoe reken je? (5 eraf en dan 3 eraf) Hoe reken je bij de pennenset? (19 – 8, dat kan ineens! Denk maar aan 9 – 8)
2 Reken uit (WB) Aftrekken t/m 20 met overschrijding van de 10 m.b.v. de basisstrategie: rekenen via de 10 Neem enkele sommen uit het leerlingenboek samen met de leerlingen door. Er staat: haal eerst af tot 10. Welke splitsing maak je? Laat de splitsing telkens noteren. Hoe doe je dat op het rekenrek? Kun je het laten zien? Stimuleer de leerlingen om eerst te vertellen wat ze gaan doen en het pas daarna echt te doen.
Aftrekken t/m 20 met overschrijding van de 10 in context Welke som past erbij? Laat de som in het werkboek noteren onder het verhaaltje. Hoe reken je? Wat is het antwoord? (terugkoppelen naar het verhaal)
5 Van klein naar groot (WB) Volgorde van getallen t/m 100 Wat is het kleinste getal? Dat komt vooraan. Welk getal komt daarna? Laat leerlingen die dit lastig vinden de getallen overnemen op losse kaartjes, dan kunnen ze ermee schuiven.
6 In welke molen horen de getallen?
(ezelsooropgave)
Plaatsen van getallen tussen tienvouden Tussen welke tienvouden liggen de getallen? In welke molen komt het getal dan? Bedenk zelf ook nog een paar getallen voor elke molen.
Afronding van de les Laat de leerlingen in tweetallen werken: de één bedenkt een aftreksom t/m 20 met overschrijding van de 10 en schrijft de som op, nummer twee noemt in welke twee sprongen hij rekent. Bijv.: nummer één bedenkt 12 – 5 en schrijft de som op, nummer twee zegt: twee eraf en drie eraf. Om de drie sommen wisselen.
3 Reken uit (WB) Aftrekken t/m 20 met overschrijding van de 10 m.b.v. de basisstrategie: rekenen via de 10 Weer aftrekken. Denken aan het rekenrek. De splitsing hoeft niet meer te worden genoteerd. Laat de leerlingen vertellen hoe ze splitsen. Wanneer de leerlingen zelf het splitshoedje erbij willen zetten, mag dat natuurlijk. Opmerking: Je kunt 14 ook uitrekenen met halveren. Als je ineens weet dat 7 de helft is van 14, ga je natuurlijk niet via de 10 rekenen. Gebruikmaken van halveringen is een variastrategie. Het is geen strategie die alle leerlingen hoeven te beheersen.
les 4 en 5 op blz. 76-77 71
226185_HL4A.indb 71
04-08-2010 16:22:23
3 Les 6 Lesinhoud
Lesdoelen
Vooraf
Geef 4 leerlingen een blaadje (A4) met daarop een getal (24, 42, 37, 51). Ze krijgen de opdracht om in volgorde van klein naar groot te gaan staan met het getal voor de buik. Idem met andere getallen. Neem steeds andere leerlingen.
3 1
les
6
aftrekcontexten aftrekken met aanvullen
Maak er rekentaal van a
Materialen
• Aftrekken t/m 20 met overschrijding van de 10 in diverse contexten: aftrekken, aanvullen en verschil bepalen • Volgorde bepalen van getallen t/m 100
les les 2
Roy heeft al 9 km gefietst. Hoeveel km moet hij nog?
2
• getallenlijn
6 6
Maak er rekentaal van
wb blz. 69
Maak er rekentaal van
je je aanvullen ofofaftrekken? aanvullen aftrekken? 2 GaGa Maak er rekentaal van Ga je aanvullen of aftrekken?
a
Er zijn 13 boeken.
b
Er zijn 15 zakjes lollies.
a
Hoeveel boeken zitten er in de kist? Er zijn 13 boeken. som: Hoeveel boeken zitten er in de kist?
b
Hoeveel zakjes zitten er in de doos? Er zijn 15 zakjes lollies. som: Hoeveel zakjes zitten er in de doos?
som: som: Kunantwoord: je bij elk plaatje twee sommen bedenken? antwoord:
b
Een prentenboek van 15 bladzijden. Jan heeft al 9 bladzijden gelezen. Hoeveel bladzijden moet hij nog?
d
antwoord: Maarer errekentaal rekentaal van 3 3 Maak van
Sander heeft meer euro’s. Hoeveel meer?
3
antwoord:
wb blz. 69
Reken uit. van Maarhet er verschil rekentaal
Reken het verschil uit. Ik ben 13 jaar.
Reken het verschil uit.
Ik ben 13 jaar.
Ik ben 8 jaar. Ik ben 8 jaar.
c
De blauwe koffer is zwaarder.
e
Hoeveel zwaarder?
Samira koopt de pop. Hoeveel euro houdt ze over?
a
Stef is ouder.
b
De rechter toren is hoger.
a
Hoeveel ouder? Stef is ouder. som: Hoeveel ouder?
b
Hoeveel hoger? De rechter toren is hoger. som: Hoeveel hoger?
Wat heeft 15 − 9 met al deze plaatjes te maken? En wat hebben de getallenlijnen hieronder ermee te maken? −4
24
0
6
−5
+1 15
20
0
Kijktips • Begrijpen de leerlingen dat je ‘aanvulcontexten’ kunt oplossen door zowel aan te vullen als af te trekken? • Kunnen de leerlingen de aanvulstrategie ook juist toepassen? (eerst aanvullen tot 10 en dan de rest erbij)
9
antwoord: som:
antwoord: som:
Kun je bij elk plaatje twee sommen bedenken?
+5
antwoord:
15
20
69
antwoord:
69
4 5 6 wb blz. 70
25
226261_WB4A_B3.indd 69
01-04-2009 09:51:32
226261_WB4A_B3.indd 69
01-04-2009 09:51:32
• Begrijpen de leerlingen dat je ‘verschilcontexten’ kunt oplossen door zowel af te trekken als aan te vullen? • Lukt het aftrekken t/m 20 m.b.v. de basisstrategie rekenen via de 10? – Kan de leerling zelf bepalen hoeveel er eerst af moet om bij de 10 te komen?
– Kan de leerling aangeven hoeveel er dan nog afmoet? (splitsen van getallen t/m 10)
72
226185_HL4A.indb 72
04-08-2010 16:22:28
Lesbeschrijving 1 Maak er rekentaal van Aftrekken t/m 20 met overschrijding van de 10 in diverse contexten Bespreek de vijf situaties. Het gaat er hier om dat er verschillende strategieën aan de orde komen (bij a en b ligt aanvullen voor de hand, bij c en d verschil bepalen en bij e afhalen/aftrekken). Laat zien hoe de verschillende manieren er op een getallenlijn uitzien.
6 Getallen tussen tienvouden
(ezelsooropgave)
Ligging van getallen tussen tienvouden Laat leerlingen die hier moeite mee hebben naar de (kaartjes)getallenlijn kijken. Waar liggen de getallen? Tussen welke tienvouden is dat?
Afronding van de les Bespreek een paar sommen uit opgave 5. Hoe heb je gerekend? Lukt het afhalen tot 10 vlot? En lukt het om de splitsing vlot te vinden?
Mogelijke vragen bij de praatplaat: Hoe ver moet Roy nog fietsen? Hij heeft al 9 km gefietst. Hoe reken je? (aanvullen ligt voor de hand: eerst 1 erbij, dan nog 5, samen 6, maar mogelijk komen leerlingen met andere oplossingen) Hoe ziet dat eruit op een getallenlijn? Welke lijn uit het boek past erbij? (de rechter) Waar zie je het antwoord op de lijn? Hoe reken je bij d? Wie heeft het meeste gespaard? (Sander, want hij heeft meer euro’s) De vraag is nu hoeveel meer. Hoe reken je? (het verschil bepalen tussen de twee spaarpijpen ligt voor de hand, maar mogelijk komen de leerlingen met andere oplossingen) Bespreek de andere situaties op dezelfde manier.
2 Maak er rekentaal van (WB) Kiezen tussen aanvullen of aftrekken Kun je bij elk plaatje twee sommen bedenken? Hoe reken je? (aanvullen of aftrekken) Welke manier van rekenen vind jij het handigst? Benadruk nog even de stap over het tiental. Laat de sprongen die erbij horen op een getallenlijn op het bord zien. Hierna maken de leerlingen de werkboekopgave zelfstandig.
3 Maak er rekentaal van (WB) Aftrekken: verschil bepalen Welke sommen passen erbij? Ook nu kun je weer aanvullen of aftrekken.
4 Van verhaal naar rekentaal (WB) Aftrekken t/m 20 met overschrijding van de 10 in ‘verschilcontexten’ Laat leerlingen die hier moeite mee hebben het probleem visueel weergeven. Kunnen ze het op de getallenlijn laten zien? Of met twee verticale kolommen?
5 Reken uit (WB) Aftrekken t/m 20 met overschrijding van de 10 m.b.v. de basisstrategie: rekenen via de 10 Hoe splits je? Laat de splitsingen opschrijven. les 7 op blz. 17 73
226185_HL4A.indb 73
04-08-2010 16:22:29
3 Les 8 Lesinhoud Vooraf
Voor veel leerlingen is het zich verplaatsen in het standpunt van een ander een moeilijke opgave. Om dat te oefenen, wordt het fotograferen nagespeeld. De leerlingen ‘fotograferen’ door een koker.
3 1
8
les
Lesdoelen
Speel enkele situaties: • Van achter uit de klas: ik zie de juf helemaal. • Van vlak bij de juf: ik zie alleen haar neus. • Vanaf de deur: ik zie de juf van opzij. Enz.
• Bepalen van het standpunt van een fotograaf • Klokkijken: 5 en 10 voor of over
Materialen
• kleine kokers (bijv. wc-rollen) • materiaal voor een stilleven • tekenpapier • klassikale klok • kleine klokjes per leerling
bepalen standpunt fotograaf klokkijken: vijf voor en vijf over
Wie maakte de foto?
2
3
Hoe laat is het?
wb blz. 73
1 2
a
b
c
d
e
f
g
h
i
j
6 4
3
5 voor …; 5 over …
wb blz. 73
5 9 8 7
8
a
4
c
10 voor …; 10 over …
a
26
b
wb blz. 73
b
c
27
© Noordhoff Uitgevers bv
Kijktips • Begrijpt de leerling dat je van veraf meer ziet dan van dichtbij?
• Kan de leerling zich voorstellen hoe iets er van de andere kant uitziet? • Begrijpt iedereen de verdeling van de klok in minuten?
• Kan iedereen 5 en 10 over aflezen? • En 5 en 10 voor? • Kan de leerling de tijden ook zelf op een klok aangeven?
74
226185_HL4A.indb 74
04-08-2010 16:22:31
Lesbeschrijving 1 Wie maakte de foto? Bepalen van het standpunt van een fotograaf De leerlingen spelen iets van de praatplaat na. Begin met fotograaf 3: drie leerlingen gaan ongeveer net als de olifanten staan. Een vierde is de fotograaf. Mogelijke vragen bij de plaat: Waar staat fotograaf 3? Hoog, dus ga maar op een stoel staan. Hij staat hoog en veraf. Dan ziet hij veel. Welke foto maakt hij? (d) Bespreek op deze manier nog een paar standpunten van fotografen.
2 Hoe laat is het? (WB) Klokkijken: 5 en 10 voor of over Bespreek de indeling van de klok. De leerlingen kennen een uur, een half uur en een kwartier. Het begrip ‘minuut’ is in blok 2 besproken. Hoe ziet een minuut er op de klok uit? (de afstand tussen twee kleine streepjes) Wat zie je na vijf minuten? (een groter streepje, net als bij de getallenlijn) Waar staat het volgende grote streepje? (weer vijf minuten verder, samen 10 minuten) Tel met sprongen van vijf tot de 60. Zet de klok op drie uur. Hoe laat is het nu? (drie uur) Zet de grote wijzer vijf minuten verder. Het is nu vijf minuten na drie uur, je zegt: vijf over drie. Zet de grote wijzer weer vijf minuten verder, op de 2. Hoe laat is het nu? (tien minuten na drie uur, tien over drie) Zet de klok weer op drie uur. Hoe laat? Zet de grote wijzer vijf minuten terug. Het is vijf minuten vóór drie, vijf voor drie. Zet de grote wijzer weer vijf minuten terug. Hoe laat is het nu? (tien voor drie) Hoe laat is het als de wijzer weer vijf minuten opschuift? (kwart over drie, of 15 minuten na drie uur) Laat het maar zien. Wie kan de klok op vijf voor vier zetten? Hoe ziet dat eruit? (de grote wijzer staat vijf minuten voor vier uur, op de 11) En op vijf over vier? 10 voor 7? 5 over 8? Enz. De leerlingen doen mee met hun eigen klokje. Hierna maken de leerlingen de opgave in het werkboek. Leerlingen die er moeite mee hebben, mogen een klokje gebruiken.
3 5 voor …; 5 over … (WB) Klokkijken: 5 minuten vroeger of later Zet de klok op 7 uur. Hoe laat is het? Hoe laat is het over 5 minuten? (Eerst laten zeggen en dan samen controleren!) Zet de klok weer terug op 7 uur. Hoe laat was het 5 minuten geleden? 5 minuten vroeger? (Weer eerst laten zeggen en dan samen controleren). Doe dit een aantal keer. De leerlingen doen mee met hun eigen klokjes.
4 10 voor …; 10 over … (WB) Klokkijken: 10 voor of over Teken de wijzers op de goede plaats. Waar komt de kleine wijzer? En de grote? De leerlingen maken de opgave in het werkboek zelfstandig. Ze mogen klokjes gebruiken.
Afronding van de les Zet de tafels in een kring. In het midden plaatst u een ‘stilleven’, een paar voorwerpen uit de klas, naast en achter elkaar. Bijv. de gieter, een plant, een kopje (met oor), een knuffel. Vraag de leerlingen om door hun koker te kijken en een foto te maken. Laat ze schetsen wat ze zien. Het hoeven geen kunstwerken te worden, maar het gaat om de positie. Wat zie je vooraan, achteraan, links, rechts? Teken alleen wat je ziet! Vergelijk verschillende tekeningen. Wat is hetzelfde, wat is anders? Hoe kan dat? Wissel de tekeningen uit en laat de leerlingen de positie zoeken van waaruit de tekening gemaakt is die ze gekregen hebben.
Nabespreken opgave 2: Welke klok vond je het gemakkelijkst? (de meesten zullen klok c, 3 uur, het gemakkelijkst vinden) Hoe laat is het bij a? (10 voor 3) Hoe weet je dat? (over 10 minuten is het 3 uur, er zijn nog 10 streepjes tot de wijzer weer bovenaan staat)
les 9 en 10 op blz. 78 75
226185_HL4A.indb 75
04-08-2010 16:22:31
3 Les 2, 4, 5, 7, 9 en 10 Les 2 1 Weet je nog? Aftrekken t/m 20 met overschrijding van de 10 m.b.v. basisstrategie: rekenen via de 10 Bespreek met leerlingen die dit nog moeilijk vinden de strategie nog eens. Hoeveel haal je er eerst af? (eerst afhalen tot tien) Daarna de rest. Welke splitsing? Lukt het niet uit het hoofd, laat dan het rekenrek gebruiken. Lukt het ook door alleen naar het rekenrek te kijken?
2 Van plaatje naar rekentaal Aftrekken t/m 20 met overschrijding van de 10 m.b.v. basisstrategie: rekenen via de 10 Kijk naar de plaatjes op het rekenrek. Welke som? Leerlingen die dit moeilijk vinden, mogen hun eigen rekenrek gebruiken. Lukt het ook door alleen te kijken?
3 Welke kaartjes? (uit 4.2.1) Getallen t/m 100: splitsen van getallen in tienvouden en eenheden Hoe is het getal opgebouwd? Welk tienvoud en hoeveel eenheden? Laat leerlingen die hier moeite mee hebben de getallen zelf maken m.b.v. getal kaarten.
4 Wat staat er onder de vlek? (uit 4.1.3) Aanvullen t/m 10 Wat staat er onder de vlek? Hoeveel moet er nog bij om 10 te krijgen? Waar denk je aan? (10-vriendjes, eierdoos, rekenrek)
5 Verschillende sommen, zelfde antwoord (uit 3.12.6) Eigen producties: netwerken van sommen Bedenk zelf sommen waar 5 uitkomt. Zowel optellen als aftrekken. Welke som past er bij het antwoord?
6 Welke plattegrond hoort bij het bouwsel? (uit 3.11.8) Plattegronden van bouwsels herkennen Welke plattegrond hoort bij het bouwsel? Zet daar een kruisje bij. De leerlingen mogen de bouwsels zo nodig met echte blokjes nabouwen.
Les 4 1 Weet je nog? Aftrekken t/m 20 met overschrijding van de 10 m.b.v. basisstrategie: rekenen via de 10 Haal eerst af tot 10. Dan de rest eraf. Welke splitsing? Je mag kijken naar het plaatje van het rekenrek.
2 Oefen de sommen uit je doosje Memoriseren optellen en aftrekken t/m 10 Werken met je sommendoosje. Pak een kaartje uit je sommendoosje, lees voor jezelf de som op en bedenk snel het antwoord. Draai dan het kaartje om en controleer het antwoord. Is het goed, dan leg je het kaartje op de ‘goed-stapel’, niet goed, dan op de ‘fout-stapel’. Oefen de sommen van de fout-stapel nog een keer.
3 Reken uit Memoriseren optellen en aftrekken t/m 10 Het is de bedoeling dat de leerlingen deze sommen vlot kunnen maken. Zo niet, kijk dan naar de hulp in blok 1 en de hulp van groep 3 bij het memoriseren van het optellen en aftrekken t/m 10.
4 Van klein naar groot Volgorde van getallen t/m 100 Welk getal is het kleinst? Dat getal komt eerst. Welk getal komt daarna? Laat leerlingen die dit lastig vinden de getallen overnemen op losse kaartjes, dan kunnen ze ermee schuiven.
5 Reken uit (uit 4.1.6) Optellen tussen 10 en 20 naar analogie van de sommen t/m 10 Hoe reken je? Je kunt denken aan een hulpsom. Welke hulpsom past erbij?
6 Hoeveel kost het? (uit 3.12.8) Tegels in tegelfiguren tellen Wat kost één tegel? (2 euro) Wat betaal je dan voor twee tegels? (4 euro) En voor een halve tegel? (1 euro) Je moet kijken hoeveel tegels er liggen, dan kun je uitrekenen hoeveel het kost.
7 Tussen welke tienvouden? (uit 3.11.1) Ligging van getallen tussen tienvouden Tussen welke tienvouden liggen de getallen? Welk tienvoud ligt er voor 31? En welk erna? Tussen welke tienvouden ligt 31? (30 en 40) Schrijf op. Je mag eerst een lijn trekken van het getalkaartje naar de goede plek op de getallenlijn.
8 Reken uit (uit 4.2.3) Optellen t/m 20 met overschrijding van de 10 m.b.v. basisstrategie: rekenen via de 10 Vul eerst aan tot 10. Daarna de rest erbij. Welke splitsing maak je? Vul maar in. Als leerlingen er moeite mee hebben, mogen ze het rekenrek gebruiken: steeds in twee stappen de som uitrekenen.
76
226185_HL4A.indb 76
04-08-2010 16:22:32
Les 5 1 Reken uit Aftrekken t/m 20 met overschrijding van de 10 m.b.v. basisstrategie: rekenen via de 10 Hoe wordt er gerekend op het rekenrek? (eerst afhalen tot 10, daarna de rest eraf) Schrijf de splitsing op.
2 Reken uit Aftrekken t/m 20 met overschrijding van de 10 m.b.v. basisstrategie: rekenen via de 10 Haal eerst af tot 10. Daarna de rest eraf. Je mag kijken naar het rekenrek. Je mag het eerste getal opzetten. Wie kan het helemaal zonder het rek?
3 Van verhaal naar rekentaal Aftrekken t/m 20 met overschrijding van de 10 in context Welke som hoort erbij? Schrijf de som op en reken uit. Wat is het antwoord? (terugkoppelen naar het verhaal)
4 Reken uit (uit 3.12.1) Memoriseren optellen en aftrekken t/m 10 Het is de bedoeling dat de leerlingen deze sommen vlot kunnen maken. Zo niet, gebruik dan hulp uit blok 1 bij het memoriseren van het optellen en aftrekken t/m 10. Het gaat zowel bij optellen als bij aftrekken om vijf-sommen en 10-vriendjes.
5 Teken de pijlen (uit 3.11.3) Ligging van getallen op de getallenlijn Verken eerst de getallenlijn. Welke getallen staan erop? Welk getal zou precies in het midden liggen? Weet je dan ook waar 40 zou liggen op de lijn? En 30? Weet je nu ook de rest?
Les 7 1 Weet je nog? Aftrekken t/m 20 met overschrijding van de 10 in context (aanvulcontexten) Welke sommen passen er bij het verhaal? Hoe reken je? (aanvullen of aftrekken) Schrijf de som op. Wat is het antwoord?
2 Maak er rekentaal van Aftrekken t/m 20 met overschrijding van de 10 in context (verschilcontexten) Welke sommen passen er bij de tekening? Hoe reken je? (verschil bepalen door aanvullen of door aftrekken) Schrijf de som op. Wat is het antwoord?
3 Reken uit Aftrekken t/m 20 met overschrijding van de 10 m.b.v. basisstrategie: rekenen via de 10 Hoe reken je? (eerst afhalen tot 10 en dan de rest eraf) Welke splitsing maak je? Schrijf de splitsingen maar op.
4 Maak vast (uit 3.12.3) Ligging van getallen op de getallenlijn Maak de kaartjes vast aan de lijn. Waar moet het kaartje met 29 worden vastgemaakt? (tussen 20 en 30, bijna bij 30) Hoe spring je naar 29?
5 Hoeveel minuten? (uit 4.2.8) Relatie tussen de tijdmaten uur, half uur, kwartier en minuut Hoe lang duurt een uur, een half uur, een kwartier? De leerlingen mogen eventueel een klokje gebruiken om de wijzers zelf te verplaatsen en minuten te tellen. Let op dat ze gebruikmaken van de vijfstructuur.
6 In welke doos moet het getal? (uit 4.1.1) 6 Reken uit (uit 4.2.6) Optellen t/m 20 met overschrijding van de 10 m.b.v. basisstrategie: rekenen via de 10 Vul eerst aan tot 10. Daarna de rest erbij. Welke splitsing maak je? Schrijf er maar bij.
7 Hoe laat is het straks? (uit 4.1.8) Klokkijken hele, halve uren en kwartieren op de analoge klok; tijden die vroeger of later zijn bepalen Waar staan de wijzers? Hoe laat is het? En over een half uur? Hoe laat is het dan? Waar staan de wijzers dan? En over één uur? Hoe laat is het dan? Waar staan de wijzers dan?
Ligging van getallen tussen tienvouden Tussen welke tienvouden ligt het getal? Zoek die doos op en schrijf het getal eronder.
7 Maak vast aan de getallenlijn (uit 3.11.6) Ligging van getallen op de getallenlijn Welk stukje getallenlijn zie je? Wat zijn de tienvouden? En de vijfvouden? Maak de kaartjes vast aan de lijn.
77
226185_HL4A.indb 77
04-08-2010 16:22:32
3 Les 2, 4, 5, 7, 9 en 10 Les 9 1 5 voor …; 5 over … Klokkijken: 5 minuten vroeger of later Hoe laat is het op de middelste klok? Teken 5 minuten vroeger en 5 minuten later. Welke wijzer verschuift? De leerlingen mogen klokjes gebruiken.
2 10 voor …; 10 over … Klokkijken: 10 minuten vroeger of later Hoe laat is het op de middelste klok? Teken 10 minuten vroeger en 10 minuten later. Welke wijzer verschuift? De leerlingen mogen klokjes gebruiken.
3 Spring op twee manieren (uit 4.2.1) Getallen t/m 100: ligging van getallen tussen tienvouden Hoe spring je naar 37? (3 sprongen van 10 en 7 van 1) Hoe ziet dat eruit op de getallenlijn? Kan het ook anders? (4 van 10 en dan 3 van 1 terug) Hierna kunnen de leerlingen de opgave in het werkboek zelfstandig maken.
Les 10 1 Reken uit Aftrekken t/m 20 met overschrijding van de 10 m.b.v. de basisstrategie: rekenen via de 10 Haal eerst af tot 10. Daarna de rest eraf. Welke splitsing maak je? Schrijf de splitsing op en reken uit. Laat leerlingen die dit moeilijk vinden kijken naar het rekenrek. Eerste getal opzetten.
2 Van plaatje naar rekentaal Aftrekken t/m 20 met overschrijding van de 10 in context Je ziet de som onder de tekening staan. Hoe reken je? (aanvullen)
3 Reken uit Aftrekken t/m 20 met overschrijding van de 10 m.b.v. de basisstrategie: rekenen via de 10 Hoe reken je? (eerst afhalen tot 10 en dan de rest eraf) Schrijf de splitsing op en reken uit. Laat leerlingen die dit moeilijk vinden kijken naar het rekenrek. Eerste getal opzetten.
4 Welk getal hoort bij de pijl? (uit 4.1.3) Ligging van getallen op de getallenlijn t/m 100 Waar staan de pijlen? Welke getallen horen bij de pijlen? Schrijf de getallen op.
4 Ervoor – erna Volgorde van de getallen t/m 100 Welk getal zit er voor de 40, welk erna? Dat zijn de buren van 40.
5 Hoeveel blokken? (uit 3.11.8) Tellen van aantal blokken in bouwsels Hoeveel blokken? Laat zo nodig nabouwen en de blokken tellen. Schrijf op hoeveel het er zijn.
5 5 voor …; 5 over … Klokkijken: 5 minuten vroeger of later Hoe laat is het op de middelste klok? Teken 5 minuten vroeger en 5 minuten later. Welke wijzer verschuift? De leerlingen mogen klokjes gebruiken.
6 10 voor …; 10 over … Klokkijken: 10 minuten vroeger of later Hoe laat is het op de middelste klok? Teken 10 minuten vroeger en 10 minuten later. Welke wijzer verschuift? De leerlingen mogen klokjes gebruiken.
78
226185_HL4A.indb 78
04-08-2010 16:22:32
79
226185_HL4A.indb 79
04-08-2010 16:22:32
3 Toets Mondeling Rekendictee 5+3 3+7 7+2 5+4 6+4 6+6 3+6 4+3 8+1 3+5 2+8 1+9
Blokdoelen 9–1 9–4 8–5 8–7 7–5 7–2
7–1 7–6 9–8 6–3 5–2 8–6
Schriftelijk
Les 3 Weeropgave 1, 2, 3
Les 1, 3, 6 Weeropgave 4, 5, 6, 7
Blokdoelen
Les
Toetsopgave
Weeropgave
1-3-6 6
2-3 2
4-5-6-7 8-9
Optellen en aftrekken t/m 10: – memoriseren van het optellen en aftrekken t/m 10
3
1
1-2-3
Getalbegrip: – volgorde van getallen t/m 100
3-6
4
geen
Meetkunde: ruimtelijke oriëntatie – bepalen van het standpunt van een fotograaf
8
geen
geen
Tijd: – klokkijken: 5 en 10 voor of over
8
5
10 - 11
Aftrekken t/m 20 met overschrijding van de 10: – basisstrategie: rekenen via de 10 – aftrekken in contexten (verschilcontexten en aanvulcontexten)
3
4 a
1
2
antwoorden toets blad 1
Rekendictee
8
9
8
8
2
1
9
10
7
5
5
3
10
10
8
3
6
3
9
9
10
1
1
2
Reken uit 11 − 6 = 5
1
2
6
1
11 − 8 = 3
6
13 − 7 = 6
3
16 − 7 = 9
5
12 − 8 = 4
3
naam
1
7
16 − 9 = 7
4
6
3
14 − 6 = 8
4
2
13 − 6 = 7
3
3
14 − 7 = 7
4
3
14 − 9 = 5
4
5
13 − 5 = 8
3
2
15 − 8 = 7
5
3
Van verhaal naar rekentaal a Een prentenboek heeft
c Jesse wil een bal kopen voor 14 euro.
Ik heb er al 7 gelezen.
Hij heeft al 8 euro gespaard.
Hoeveel bladzijden moet ik nog lezen?
Hoeveel moet hij nog sparen?
5 bladzijden b Een fietstocht van 20 kilometer.
6 euro d Er zijn 15 ijsjes.
Ik heb al 13 kilometer gefietst.
8 zitten in de doos. De rest ligt ernaast.
Hoeveel kilometer moet ik nog fietsen?
Hoeveel liggen ernaast?
7 kilometer
7 ijsjes
Rekenrijk 4a © Noordhoff Uitgevers bv
12 bladzijden.
49
80
226185_HL4A.indb 80
04-08-2010 16:22:33
Beslissingsregels Opgave
Diagnose en Hulp
Weer (voldoende)
Meer (goed)
Bijbehorende Weeropgave
1
> 3 fout
3 fout
< 3 fout
1 t/m 3
2 en 3
> 1 fout
1 fout
0 fout
4 t/m 7
4
> 1 fout
1 fout
0 fout
geen
5 en 6
> 1 fout
1 fout
0 fout
8 en 9
7 en 8
> 1 fout
1 fout
0 fout
10 en 11
4 a
4
5
3
antwoorden toets blad 2
naam
Van klein naar groot 40
70
60
50
40
50
60
70
51
31
91
71
31
51
71
91
87
41
14
78
14
41
78
87
72
69
27
96
27
69
72
96
Les 3 Geen Weeropgave
5 voor …; 5 over … Teken de wijzers in de klokken. Schrijf bij elke klok hoe laat het is. 5 minuten vroeger
Het is 5 voor 5
Les 8 Weeropgave 10,11
5 minuten later
Op deze klok
Het is 5 over 5
is het 5 uur.
Rekenrijk 4a © Noordhoff Uitgevers bv
5 minuten vroeger
Het is 5 voor 10
5 minuten later
Op deze klok
Het is 5 over 10
is het 10 uur.
50
81
226185_HL4A.indb 81
04-08-2010 16:22:34
3 Diagnose Materiaal • • • • •
getalkaartjes sommenkaartjes klassikaal rekenrek rekenrek per leerling klok
Diagnose per doel Kan de leerling aftrekken t/m 20 met overschrijding van de 10, met de basisstrategie: rekenen via de 10? Kijk samen naar toetsopgave 2. Je moet twee stappen bedenken. Welke twee stappen maak je? Schrijf de splitsing er maar onder. Wanneer het niet lukt: probeer het eens op het rek. Hoeveel zet je op? (II) kun je in twee bewegingen 6 eraf halen? Wat haal je er eerst af en wat daarna? (eerst laten zeggen en dan pas doen) Probeer of het lukt door alleen de eerste term op te zetten en de rest er in twee stappen af te kijken.
Kijktips • Kan de leerling vlot afhalen tot 10? • Kan de leerling vlot afhalen van 10 (10 – 4, 10 – 7, enz.)? Dit is nodig voor de tweede stap. • Beheerst de leerling de splitsingen? (nodig bij de strategie eerst naar de 10) Wanneer dit niet het geval is, zie suggesties voor hulp, groep 3 blok 6.
Kan de leerling aftrekken t/m 20 met overschrijding van de 10 in context? Neem opgave 3 van de toets erbij. Lees dit verhaal eens voor. Hoe reken je? Als het niet lukt: kun je ook tekenen wat er gebeurt? Kun je het ook met blokjes laten zien? (waarbij elk blokje een bladzijde voorstelt) Kun je het laten zien op de getallenlijn? Kun je er een som bij maken? Hoe schrijf je dat op in rekentaal? Dit zijn allemaal contexten die uitnodigen tot aanvullen. Maar de leerlingen mogen ook aftrekken. Dus bij a kan 7 + ... = 12 of 12 – 7 = …
Kijktips • Kan de leerling zich een voorstelling maken van het probleem? • Kan de leerling het verhaal omzetten in rekentaal? • Kan de leerling de bewerking uitvoeren? Voor aftrekken, zie de suggesties hierboven. Als de leerlingen aanvullen, kunnen ze doortellen.
Kent de leerling de volgorde van de getallen t/m 100? Schrijf op een vel papier: 16 en 61. Vraag welke van de twee kleiner is. Doe dit ook met 49 en 52. Schrijf vier getallen op: 15, 67, 51 en 37. Vraag de leerling welk getal het kleinst is. En welke is het grootst? Hoe weet je dat? Naar welk cijfer kijk je? Vraag de leerling om de getallen op volgorde van klein naar groot op te schrijven. Lukt dit niet, schrijf de getallen dan op losse kaartjes, waar de leerling mee kan schuiven. Laat vanaf het kleinste getal de telrij opzeggen en op die manier de getallen van klein naar groot leggen.
Kijktips • Kan de leerling van twee getallen aangeven welke groter of kleiner is? • Welke strategie past de leerling toe? Zoekt hij eerst de kleinste en dan bij de overgebleven getallen de kleinste? Of werkt hij anders?
Kan de leerling bij het klokkijken 5 en 10 minuten vroeger en later aangeven? Neem een klok. Vraag de leerling de wijzers zo te zetten dat het 2 uur is. Ik zie allemaal kleine streepjes, wat geven die aan? (minuten) Zet de wijzer nu eens vijf minuten later. Welke wijzer gebruik je? (de grote) Hoe zie je dat het vijf minuten is? (het streepje is iets langer) Hoe laat is het? (5 over 2) Zet de klok weer op twee uur. Zet de wijzer eens vijf minuten vroeger. Hoe laat is het nu? (5 voor 2) Doe dit ook vanuit andere hele uren. Zet de klok op vier uur. Zet de wijzer eens tien minuten later. Doe dit ook vanuit andere hele uren.
Kijktips • Kan de leerling de hele uren goed aflezen? • Weet de leerling wat een minuut is en herkent hij het streepje van de vijf minuten? • Gebruikt de leerling de goede wijzer om de minuten aan te geven? • Kan de leerling de tijden 5 over en 10 over goed aflezen? En de tijden 5 en 10 voor? • Kan de leerling de klok op de juiste tijd zetten? • Weet de leerling wat vroeger en later is?
82
226185_HL4A.indb 82
04-08-2010 16:22:35
Hulp Hulp per doel De leerling heeft moeite met aftrekken t/m 20 met overschrijding van de 10, met de basisstrategie: rekenen via de 10 In een groepje sommen over het tiental maken op het rekenrek. Het gaat steeds om de basisstrategie rekenen via de 10: eerst afhalen tot 10 en dan de rest eraf. (13 – 5 = …. :13 – 3 = 10, 10 – 2 = 8) De leerlingen moeten deze strategie begrijpen en kunnen toepassen. Doorloop (in verschillende lesmomenten) de volgende drie fasen: Zeggen en doen Elke leerling verwoordt de werkwijze en laat die zien op het rekenrek. Lees de som voor. Zet het eerste getal op. Bedenk eerst welke twee sprongen je neemt. Vertel het en doe het daarna op het rekenrek. Bespreek: wat was je eerste sprong? Of: hoeveel heb je er eerst af gehaald? Waarom? Bijv. bij 13 – 7: Hoeveel eerst eraf? Wat is handig? Kijk maar naar het rek. Je mag 7 er in 2 bewegingen afhalen. Wat doe je eerst? Is 2 handig? Waarom wel/niet? En eerst 5, is dat handig? Waarom wel/niet? De kinderen moeten zelf gaan inzien dat je 3 er zo in één keer af kunt halen. Dat dat handig is. Bij leerlingen die tellen, vraagt u of het sneller kan. Hoeveel moet eraf om bij tien te komen? Kun je dat in één greep? Zeggen en kijken De leerlingen verrichten de handelingen in gedachten, al kijkend naar het rekenrek. Zet 14 op. Wat zie je? Welke kleur? Kijk er 6 af in twee sprongen. Welke sprongen? Schrijf de splitsing bij de som. Waarom zo? Zeggen en denken Denk aan je rekenrek, hoe ziet het er ook alweer uit? Zet in gedachten 13 op, zie je het voor je? Nu 4 eraf, in twee sprongen. Welke twee sprongen? Schrijf de splitsing maar op.
De leerling heeft moeite met aftrekken t/m 20 met overschrijding van de 10 in context Werk in een groepje. De één leest een verhaal voor (aanvulcontexten, zoals bij toetsopgave 3), een tweede laat met materiaal zien wat er gebeurt, een derde tekent wat er gebeurt (maakt een schets), een vierde laat het zien op de gestructureerde getallenlijn en weer een ander schrijft het op in rekentaal. Steeds wisselen van functie.
Laat de leerlingen ervaren dat je hetzelfde probleem op verschillende manieren kunt weergeven: je zegt steeds hetzelfde op een andere manier. Aanvulcontexten kun je oplossen door aan te vullen of door af te trekken. Aanvullen ligt vanuit de context meer voor de hand. Maar voor leerlingen is het aanvullen lastig opschrijven in rekentaal. Je schrijft dat namelijk op als een stipsom. Bijv. toetsopgave 3a: 7 + … = 12. Besteed, wanneer bovenstaande goed gaat, op dezelfde manier aandacht aan verschilcontexten. Voorbeelden hiervan vindt u in les 6 (bijv. wb les 6 opgave 4). Ook weer in een groepje het probleem op verschillende manieren weer laten geven. De start kan hier een verhaal of een plaatje zijn.
De leerling kent de volgorde van de getallen t/m 100 niet Zorg voor een grote getallenlijn t/m 100, alleen de tienvouden zijn zichtbaar. Geef elke leerling twee getalkaartjes. Tussen welke tienvouden horen de getallen? Vraag de leerlingen het kleinste getal vooraan te leggen. Nu samen met je buurman vier kaartjes op een rij leggen van klein naar groot. In welke volgorde hangen ze aan de getallenlijn? Dan alle kaartjes op een rij van klein naar groot. Welke kaartjes missen we? Welke getallen liggen hier nog tussen? Werk in tweetallen. Geef ieder een stapel getalkaartjes (geschud), elk draait de bovenste kaart om, welk getal is het kleinst? Wie de kleinste heeft, mag ze hebben en legt ze onder op de stapel. Gaat dit goed, doe hetzelfde spel dan met drie en later met vier spelers.
De leerling kan bij het klokkijken niet 5 en 10 minuten vroeger of later aangeven Breng de klok onder de aandacht, wat zie je? (wijzers, streepjes, cijfers) Herhaal uren (hele ronde), halve uren (de halve ronde), kwartieren (een kwart van de ronde). Hoe zie je een minuut op de klok? Welk stukje is een minuut? (afstand tussen twee kleine streepjes) Hoe lang duurt het van het ene grote streepje naar het volgende? (5 minuten) Werk in drietallen, leerling één zegt het hele uur, leerling twee zegt 5 of 10 minuten vroeger of later. Leerling drie zet dit op de klok en zegt hoe laat het dan is. Steeds wisselen.
83
226185_HL4A.indb 83
04-08-2010 16:22:35
3 Weer 3 1
weer
Reken uit
4
Je mag kijken naar het rekenrek.
2
Reken uit in twee stappen Je mag het rekenrek gebruiken; haal eerst af tot 10.
5−3=
8−4=
9−6=
7−3=
6−3=
9−3=
8−6=
9−7=
6−4=
13 – 7 = 3
Eerst 3 eraf en dan 4.
4
Oefen de sommen uit je doosje 11 – 5 =
Schrijf de sommen uit je doosje
13 – 8 =
17 – 9 =
op een blaadje. Reken ze ook uit.
5
Reken uit Denk aan het rekenrek: haal eerst af tot 10.
3
Maak vast en reken uit zonder rekenrek 8−7=
10-vriendjes
14 − 9 =
5−4=
9−2=
8−2=
10 − 6 =
10 − 6 =
vijf-sommen
13 – 7 =
14 – 6 =
11 – 6 =
13 – 5 =
13 – 6 =
15 – 7 =
15 – 9 =
17 – 9 =
12 – 8 =
9−4=
8−5= 7−6=
12 – 7 =
(bijna)
9−5=
6
Reken uit in twee stappen
verdwijn-sommen
5−2=
6−2= 10 − 7 = 8−3=
78
−1 −2
10 − 8 =
12 – 5 =
14 – 6 =
11 – 3 =
9−8=
79
Opgavenuitleg 1 Reken uit Memoriseren aftrekken t/m 10 Je mag naar het rekenrek kijken. Reken uit.
2 Oefen de sommen uit je doosje Memoriseren aftrekken t/m 10 Schrijf de sommen uit je doosje op een blaadje. Reken ze daarna uit. Je mag naar het rekenrek kijken.
3 Maak vast en reken uit zonder rekenrek Herkennen van somtypen en memoriseren optellen en aftrekken t/m 10 Kijk naar de getallen. Wat voor soort som is het? Maak vast en reken uit. Denk aan 10-vriendjes, vijf-sommen, (bijna-)verdwijnsommen, –1 en –2. Als het goed is, heb je geen rek nodig.
4 Reken uit in twee stappen Aftrekken t/m 20 met overschrijding van de 10 m.b.v. basisstrategie: rekenen via de 10 Je mag het rekenrek gebruiken. Haal eerst af tot 10. Schrijf de splitsing bij de som.
5 Reken uit Aftrekken t/m 20 met overschrijding van de 10 m.b.v. basisstrategie: rekenen via de 10 Denk aan het rekenrek. Haal eerst af tot 10. Schrijf de splitsing bij de som.
6 Reken uit in twee stappen Aftrekken t/m 20 met overschrijding van de 10 m.b.v. basisstrategie: rekenen via de 10 Denk aan het rekenrek. Haal eerst af tot 10. Schrijf de splitsing bij de som.
84
226185_HL4A.indb 84
04-08-2010 16:22:39
3 7
weer
Reken uit
10 5 voor …; 5 over … Teken de wijzers in de klokken. Schrijf bij elke klok hoe laat het is. 5 minuten vroeger
8
16 − 7 =
13 − 4 =
14 − 5 =
16 − 9 =
13 − 5 =
14 − 8 =
5 minuten later
Maak er rekentaal van a
Ik heb negen euro.
b
Er zijn 13 geiten.
Ik wil iets kopen van elf euro.
In de wei lopen 7 geiten.
Hoeveel moet ik nog sparen?
Hoeveel zitten er in het hok?
E 11 som:
som:
antwoord:
antwoord:
Het is
Het is 4 uur.
Het is
Het is
Het is 7 uur.
Het is
11 10 voor …; 10 over … Teken de wijzers in de klokken. Schrijf bij elke klok hoe laat het is. 10 minuten vroeger
9
10 minuten later
Maak even lang a
c
erbij Het is
Het is 5 uur.
Het is
Het is
Het is 9 uur.
Het is
b
erbij erbij
80
81
Opgavenuitleg 7 Reken uit Aftrekken t/m 20 met overschrijding van de 10 m.b.v. basisstrategie: rekenen via de 10 Denk aan het rekenrek. Haal eerst af tot 10.
10 5 voor …; 5 over … Klokkijken: 5 minuten vroeger of later Hoe laat is het op de middelste klok? Teken de wijzers op de andere klokken 5 minuten voeger en later en vul de tijd in.
8 Maak er rekentaal van Aftrekken t/m 20 in context (aanvulcontexten) Hoe reken je? Welke som past erbij? Wat is het antwoord? (terugkoppelen naar het verhaal/plaatje)
9 Maak even lang
11 10 voor …; 10 over ... Klokkijken: 10 minuten vroeger of later Hoe laat is het op de middelste klok? Teken de wijzers op de andere klokken 10 minuten vroeger en later en vul de tijd in.
Verschil bepalen door aanvullen of aftrekken Hoe reken je? Welke som past erbij? Wat is het antwoord? (terugkoppelen naar het verhaal/plaatje)
85
226185_HL4A.indb 85
04-08-2010 16:22:44
3 Meer 3 1
meer
Verbeter de foute antwoorden
4
Hoeveel graden verschil? datum
2
Hoe laat is het?
5
’s middags
’s nachts
21 sept.
18 °
12 °
verschil 6°
21 okt.
16 °
11 °
°
21 nov.
14 °
9°
°
21 dec.
13 °
8°
°
21 jan.
9°
2°
°
21 feb.
5°
0°
°
Waar staat de fotograaf?
3 4
3
5
Waar zijn de foto’s genomen?
6 3
4 5 2 foto
a
b
c
d
e
1
f foto
plaats a
82
6
2
1
b
c
d
e
f
a
b
c
d
e
f
fotograaf
83 a
b
c
d
e
f
Opgavenuitleg 1 Verbeter de foute antwoorden Kijk de sommen na. Reken uit en verbeter.
4 Hoeveel graden verschil? Vul de tabel in. Hoeveel graden verschil is er tussen de middag en de nacht?
2 Hoe laat is het? Schrijf de tijd op.
3 Waar zijn de foto’s genomen?
5 Waar staat de fotograaf? Kijk naar de afbeelding. Waar staat de fotograaf? Schrijf de letter op de goede plaats in de tabel.
Kijk naar de afbeelding. Waar stond de fotograaf? Schrijf het cijfer op de goede plaats in de tabel.
86
226185_HL4A.indb 86
04-08-2010 16:22:46
3 6
meer
Van verhaal naar rekentaal
8
Schrijf de som op. a
Bouw het getallenhuis
8
Brit heeft 14 knikkers, Jorn 5.
+
Welke twee sommen kun je maken?
=
en
−
=
+
4
+
=
en
−
+
=
en
−
2
=
Dan spelen Peter en Jorn een potje, Peter heeft 5 knikkers, Jorn 11. Jorn wint er 4 knikkers bij. Welke twee sommen kun je maken?
=
9
+
−
+
−
4
−
1
−
Waar staan de borden? Zet de juiste hoofdletters onder de borden.
+
=
en
−
Hiero
=
9 km
worp 1
worp 2
Bert
20
12
6
John
19
9
4
Maja
15
10
3
Yke
18
7
5
Mike
16
11
4
Joep
17
6
7
km
3
worp 3
9k
Waaro
D
8 km
Hokje 63 is het eindpunt. nog gooien
10
km
m
Hoeveel punten moeten ze in worp 3 gooien om te winnen?
naam
3 km
O
5k
Daaro
O
7 km
Z
Wie heeft aan het eind de meeste knikkers?
84
−
−
En Maja en Brit spelen het laatste spelletje. Maja heeft 12 knikkers, Brit 8. Maja wint 6 knikkers. Welke twee sommen kun je maken?
7
19
+
−
+
Peter en Maja zijn aan het knikkeren, Peter heeft 9 knikkers, Maja 8. Peter verliest 4 knikkers. Welke twee sommen kun je maken?
d
17
+ 9
−
want 8 + 6 = 14 en 8 − 6 = 2
6 knikkers aan Jorn.
c
+ 6
2
Tijdens het spelletje verliest Brit
b
14
+
Brit en Jorn zijn aan het knikkeren,
4 km
m
11
G
km
Ziezo
12 k
E
m
Ziezo Waaro Daaro Hiero
12 km 4 km 10 km 8 km
Hiero Ziezo Waaro
9 km 10 km 6 km
Daaro Hiero Hiero Waaro
10 km 16 km 20 km 11 km
Ziezo Daaro Hiero
11 km 6 km 5 km
Waaro Daaro Ziezo Ziezo
5 km 9 km 16 km 20 km
Daaro Waaro Hiero Ziezo
3 km 3 km 7 km 9 km
85
© Noordhoff Uitgevers bv
Opgavenuitleg 6 Van verhaal naar rekentaal Welke som past erbij? Welke som past er ook bij? Reken uit.
8 Bouw het getallenhuis Vul de huisjes in, erbij en eraf.
9 Waar staan de borden? 7 Hoeveel punten moeten ze in worp 3 gooien om te winnen?
Bekijk de wegen en de plaatsen. Waar horen de borden? Zet de goede letters eronder.
Je ziet hoeveel iedereen nog moet gooien om bij het eindpunt te komen. Bert moet nog 20 gooien om bij het eindpunt te komen. Hij heeft al 2 keer gegooid. Wat moet hij nu nog gooien? Hoe reken je? Kan het ook anders?
87
226185_HL4A.indb 87
04-08-2010 16:22:49
Contexttoets bij blok 1, 2, 3 4 a
123
antwoorden contexttoets
naam blad 1
1
2
03.07.02
73 cm 3 03.07.03
X Rekenrijk 4a © Noordhoff Uitgevers bv
4
03.07.04
43 potloden
57
1 Ligging van getallen, tellen met sprongen van 2, blok 1 In welke brievenbus moet de brief voor huisnummer 58? Trek een lijn van de brief naar het juiste huis.
3 Ordenen van getallen, blok 1 Wie heeft de meeste bladzijden gelezen? het middelste kind, 51 pagina’s
4 Splitsen en samenstellen, blok 1 2 Ligging van getallen en aflezen van getallen, blok 1
Hoeveel potloden heeft Milan? 43 potloden
Hoe lang is de tafel? 73 cm
88
226185_HL4A.indb 88
04-08-2010 16:22:51
4 a
123
antwoorden contexttoets
naam blad 2
5
6 briefjes van 10 6
38
3 zakjes van 10 koeken
8 losse koeken
7
15 euro 8
Rekenrijk 4a © Noordhoff Uitgevers bv
Dat is 3 euro.
9 euro
58
5 Splitsen van getallen in tienvouden en eenheden, blok 2 In de portemonnee heeft Freek 63 euro. Hij heeft drie munten van 1 euro en briefjes van tien. Hoeveel briefjes van 10 heeft hij? 6 briefjes van tien
6 Splitsen van getallen in tienvouden en eenheden, blok 2 Leonie trakteert op koeken. Ze heeft 38 koeken nodig. Hoeveel zakjes van 10 koeken en hoeveel losse koeken koopt ze? drie zakjes van 10 en 8 losse koeken.
7 Optellen over het eerste tienvoud, blok 2 Ik koop een fietshelm voor 8 euro en een bel voor 5 euro. Hoeveel moet ik betalen? 13 euro
8 Aftrekken over het eerste tienvoud, blok 3 In de portemonnee zit 12 euro. Ik koop twee ijsjes en ik betaal 3 euro. Hoeveel geld heb ik over? 9 euro
89
226185_HL4A.indb 89
04-08-2010 16:22:52