Handleiding Rekenrijk-software Wolters-Noordhoff
Inhoudsopgave 1
2
3
4
Algemene beschrijving Rekenrijk-software................................................................................ 3 1.1
Inleiding ................................................................................................................................. 3
1.2
Beschrijving in grote lijnen .................................................................................................. 3
1.3
Systeemeisen .......................................................................................................................... 6
1.4
Netwerkeisen.......................................................................................................................... 6
1.5
Werkomgeving....................................................................................................................... 7
1.6
Snel starten............................................................................................................................. 7
Het leerlingprogramma ................................................................................................................ 9 2.1
Methodeprogramma ............................................................................................................. 9
2.2
Sessies ................................................................................................................................... 10
2.3
Kenmerken van reeksen ..................................................................................................... 11
2.4
Kenmerken van een toetssessie .......................................................................................... 12
2.5
Aanbieding van de sessies ................................................................................................... 12
2.6
Beoordeling en registratie................................................................................................... 14
2.7
Navigeren door het leerlingprogramma............................................................................ 14
2.8
Specifieke kenmerken per vraagtype ................................................................................ 16
Het leerkrachtprogramma.......................................................................................................... 18 3.1
Administratie ....................................................................................................................... 18
3.2
Planning methodeprogramma............................................................................................ 20
3.3
Eigen programma................................................................................................................ 22
3.4
Resultaten............................................................................................................................. 23
3.5
Sommen printen .................................................................................................................. 24
3.6
Help....................................................................................................................................... 25
3.7
Afsluiten ............................................................................................................................... 25
Bijlagen......................................................................................................................................... 26 4.1
Doelenoverzicht – hoofd- en subdoelen ............................................................................. 26
4.2
Begrippenlijst....................................................................................................................... 32
2
1
Algemene beschrijving Rekenrijk-software
1.1
Inleiding
De Rekenrijk-software biedt een computerprogramma voor de groepen 1 en 2 en de groepen 3 tot en met 8 bij de reken-wiskundemethode Rekenrijk. Het programma sluit zowel inhoudelijk als organisatorisch naadloos aan bij de methode. De opgaven in de software liggen in het verlengde van de opgaven in het boek. Soms zijn de softwareopgaven zelfs vervangend voor de opgaven in het boek. De didactische aanpak in de instructie en de feedback van de software is gelijk aan de aanpak in het boek. Ook de toetsen in de software kunnen de toetsen in het boek vervangen. (Uitgebreide informatie over de achtergronden, de organisatie, de didactiek, de leerinhouden, enzovoort staat in het Didactisch Handboek Rekenrijk.) Net als de boeken is ook de software in blokken, lessen en activiteiten ingedeeld. Het softwareprogramma kan volgens dezelfde indeling tijdens de lessen worden gebruikt. De software genereert voor elke leerling automatisch de juiste oefeningen bij een bepaalde les en een bepaald blok. Deze handleiding is bestemd voor de groepen 3 tot en met 8. Bij de software voor de groepen 1 en 2 is een aparte handleiding beschikbaar, die u vindt in de digibox van de software voor de groepen 1 en 2. 1.1.1 Meerwaarde Het softwareprogramma bij de methode biedt de volgende meerwaarde: het extra instructiemoment; de goed/fout-feedback op de antwoorden van de leerling; de inhoudelijke feedback (de aanpak van een opgave); de aanpassing van de omvang en het niveau van de oefeningen aan de individuele leerling; de mogelijkheid voor de leerkracht om extra oefensessies en toetsen te maken. 1.1.2 Gebruiksgemak leerling en leerkracht De software-opgaven sluiten inhoudelijk aan bij de instructie en beginnen op het niveau van de formele opgaven. De leerlingen zijn vanuit de methode bekend met de typen opgaven en de inhoudelijke feedback die in het softwareprogramma voorkomen. Het programma gebruikt een beperkt aantal oefenvormen dat door leerlingen eenvoudig uit te voeren is: de leerlingen voeren getallen in of klikken bij meerkeuzevragen het juiste antwoord aan. U voert slechts eenmalig de startdatum van een blok in, waarna het programma automatisch de juiste oefeningen en toetsen aanbiedt. U krijgt via het leerkrachtprogramma snel een accuraat overzicht van de prestaties van een leerling. Het is zelfs mogelijk om vorderingen van individuele leerlingen per rekenonderwerp te volgen, waardoor tijdig kan worden ingegrepen bij eventuele haperingen in het leerproces. U hebt zo een belangrijk instrument in handen om het reken-wiskundeonderwijs goed te volgen en dit nauw te laten aansluiten bij de leer- en onderwijsbehoeften van individuele leerlingen (differentiatie). 1.1.3 Opzet van de handleiding In dit hoofdstuk (hoofdstuk 1) wordt een algemene beschrijving van de Rekenrijk-software gegeven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 2 de opzet van het programma meer in detail beschreven. In hoofdstuk 3 wordt het leerkrachtprogramma uitgelegd. Hoofdstuk 4 (Bijlagen) biedt een overzicht van de hoofden subdoelen. Tot slot is in deze handleiding een begrippenlijst opgenomen van een aantal specifieke begrippen dat in deze handleiding wordt gebruikt.
1.2
Beschrijving in grote lijnen
Het softwareprogramma Rekenrijk is gebaseerd op de leerlijnen uit de methode. Deze leerlijnen zijn onderverdeeld in hoofd- en subdoelen die in perioden van drie weken (een blok) aan de orde komen. In elk blok komt een aantal (sub)doelen aan de orde. Aan deze doelen zijn oefeningen (reeksen) gekoppeld. In bijlage 4.1 staat een overzicht van alle hoofd- en subdoelen. 3
De resultaten van een leerling worden door het softwareprogramma geregistreerd. Op deze manier bouwt een leerling een historie op van gehaalde en niet-gehaalde doelen. Op basis van de historie krijgt de leerling eventueel een herhaling van bepaalde oefeningen aangeboden. Als een leerling in zijn historie verschillende doelen op onvoldoende heeft staan, krijgt deze leerling niet alleen nieuwe oefeningen aangeboden maar ook herhalingen van eerdere oefeningen. 1.2.1 Het leerlingprogramma In hoofdstuk 2 van deze handleiding (Het leerlingprogramma) wordt de werking van het leerlingprogramma uitgebreid beschreven. Een leerling logt in door achtereenvolgens zijn groep, naam en daarna een symbool (wachtwoord) uit diverse keuzelijsten te selecteren. Het softwareprogramma registreert direct hoever de leerling gevorderd is en genereert automatisch voor die specifieke leerling: de eerste oefensessie; of een toetssessie; of een herhalingssessie; of een verrijkingssessie. U kunt echter ook zelf een sessie voor een leerling samenstellen: een extra sessie. Overzicht per blok De methode Rekenrijk is ingedeeld in blokken van drie weken. Week 1 en 2 worden besteed aan leerkrachtgebonden lessen en aan zelfstandigwerken-lessen. De oefensessies in de software sluiten aan bij de inhoud van de leerkrachtgebonden lessen. Week 3 is bestemd voor toetsing, herhaling en verrijking van de behandelde leerstof. Oefensessie Bij alle leerkrachtgebonden lessen in week 1 en 2 hoort een oefensessie. Een oefensessie bestaat uit drie reeksen: een oefenreeks (a), een toepassingsreeks (b) en een verrijkingsreeks (c). Elke reeks duurt circa vijf minuten; een oefensessie neemt dus in totaal ongeveer vijftien minuten in beslag. Toetssessie De toetssessie volgt in de eerste les van week 3. Deze toetssessie bestaat uit twee, drie of vier reeksen met opgaven die de leerstof van een blok toetsen. De toetssessie van het softwareprogramma kan de toets in het boek vervangen. Herhalingssessie Voor leerlingen die een of meer reeksen van de toets onvoldoende of matig hebben gemaakt, zijn er na de toets in de derde week herhalingssessies van de oefenreeksen. Een oefenreeks wordt maximaal drie keer herhaald. Verrijkingssessie Daarnaast zijn er in week 3 verrijkingssessies voor leerlingen die de toets voldoende hebben gemaakt (en geen onvoldoende resultaten in hun historie hebben). Een verrijkingssessie bestaat uit drie reeksen verrijkingsopgaven uit het huidige blok of uit vorige blokken.
4
1.2.2 Het leerkrachtprogramma In hoofdstuk 3 van deze handleiding (Het leerkrachtprogramma) wordt de werking van het leerkrachtprogramma uitgebreid beschreven. U kunt op elk gewenst moment het leerkrachtprogramma starten door Ctrl-L in te toetsen. U logt in met een wachtwoord waarna het leerkrachtprogramma wordt opgestart. Het leerkrachtprogramma bevat een keuzemenu met de volgende onderdelen. Afsluiten Het leerkrachtprogramma wordt afgesloten wanneer voor de optie 'Afsluiten' wordt gekozen. Administratie In dit onderdeel kunt u leerlinggegevens toevoegen of wijzigen en eventueel een Edex-bestand (zie uitleg van dit begrip in de begrippenlijst) importeren. U kunt hier een beginsituatie van een leerling vaststellen, een groep of subgroep maken, dagen blokkeren in de jaarplanning en het wachtwoord wijzigen. Planning Wanneer een school het softwareprogramma voor de eerste keer in gebruik neemt, kunnen de instellingen voor het 'methodeprogramma' worden aangepast. U kunt bij 'Instellingen' per groep de startdatum van het eerste blok invoeren. In week 1 en 2 van elk blok genereert het softwareprogramma automatisch: de eerste oefensessie tijdens les 1 (en 2); de tweede oefensessie tijdens les 3 (4 en 5); de derde oefensessie tijdens les 6 (en 7). In week 3 genereert het softwareprogramma de toetssessie op het moment dat een leerling voor de eerste keer in die week inlogt. Als een leerling ná de toets in de derde week inlogt, wordt voor leerlingen met een onvoldoende of matig toetsresultaat een herhalingssessie gegenereerd. Leerlingen met een voldoende toetsresultaat krijgen een verrijkingssessie aangeboden (mits de historie geen onvoldoende resultaten bevat). Ook hier hebt u de mogelijkheid om in te stellen dat u alle blokken en toetsen zelf wilt starten (in plaats van het automatische afhandelen van de drie lesweken). Extra sessie maken U kunt per leerling of groep leerlingen - naast de sessie die door het softwareprogramma wordt samengesteld op basis van de historie van een leerling - ook zelf sessies (extra oefenof toetssessies) aanmaken die gericht zijn op specifieke doelen of een specifiek blok. Deze extra sessies worden aangeboden tussen de oefensessies en toets door. Eigen programma U kunt ervoor kiezen om, bijvoorbeeld voor bepaalde leerlingen, de planning van de methode los te laten. Resultaten Dit onderdeel in het leerkrachtprogramma biedt u een optimaal inzicht in de vorderingen van de leerlingen. De vorderingen kunnen als volgt worden bekeken: per leerling (de resultaten van één leerling worden getoond); per doel (de resultaten van de leerlingen voor een bepaald doel); met het dagoverzicht. Aan de hand van de laatste sessie, een signaleringsoverzicht en een advies kunt u hier bepalen welke leerlingen eventueel meer oefening nodig hebben.
5
U kunt de gegevens per leerling, per subdoel/reeks en per item bekijken door op elk willekeurig resultaat in de tabel te klikken in het huidige blok of in de historie. Sommen printen Het is mogelijk om de lesstof bij elke les te bekijken en te printen vanuit het leerkrachtprogramma.
1.3
Systeemeisen
De werkstations moeten voldoen aan de volgende minimumeisen: processor Pentium 120 MHz; intern geheugen 16 MIJ; harde schijf 100 Mb; schermresolutie 800 x 600, 32 bits kleuren; besturingssysteem Windows 95/98/ME/2000/XP; geluidskaart; netwerkkaart.
1.4
Netwerkeisen
In de netwerkconfiguratie worden de volledige programma-inhoud, de programmabestanden en de leerlingenadministratie op de harde schijf van de server geïnstalleerd. De programmabestanden moeten ook op alle werkstations worden geïnstalleerd. Systeemeisen voor de server De eisen die aan de server worden gesteld, zijn minimaal (afgezien van de benodigde schijfruimte en netwerkbandbreedte), omdat er alleen gebruikgemaakt wordt van bestandsdeling. De volgende besturingssystemen voor servers worden ondersteund: Windows 95/98/ME/NT4/2000/XP; Windows Terminal Server; Citrix WinFrame/MetaFrame; Novell Netware 3.x of 4.x; Linux/Unix met Samba. Bij het gebruik van Windows Terminal Server of Citrix WinFrame/MetaFrame kan er niet alleen met werkstations, maar ook met zogenoemde terminals worden gewerkt. Het kan gaan om normale Windows-pc's met terminalsoftware, maar ook om speciale WinTerm-apparatuur. De multimediaprogramma's worden niet op de terminal geïnstalleerd, maar draaien op de server. Alleen de interactie (beeld, geluid, toetsenbord, muis) vindt plaats op de terminal. De terminals moeten ten minste beschikken over: schermresolutie 800 x 600, 32 bits kleuren; geluidsondersteuning; netwerkondersteuning. Let op: geluidsondersteuning is niet op alle versies van Windows Terminal Server en Citrix WinFrame/MetaFrame aanwezig. In dit geval moet geluidsondersteuning apart worden toegevoegd. Netwerkbandbreedte De benodigde netwerkbandbreedte is uiteraard sterk afhankelijk van het aantal gelijktijdige gebruikers. Een trager of meer belast netwerk veroorzaakt een langere opstarttijd van de sessies voor de leerlingen. Als een sessie eenmaal is opgestart, heeft de beschikbare bandbreedte geen invloed meer op de snelheid van het programma.
6
1.5
Werkomgeving
De leerlingen werken individueel met het softwareprogramma. Ze kunnen op verschillende locaties in de school werken. Dit kan in het klaslokaal zijn, maar bijvoorbeeld ook in de gang. De werkomgeving is een belangrijk aspect in verband met het gebruik van audio in het softwareprogramma. In de klas is het gebruik van koptelefoons dan ook aan te raden. Het Rekenrijk-softwareprogramma kan zowel stand-alone als op lokale netwerken draaien.
1.6
Snel starten
Om snel met het softwareprogramma van start te kunnen gaan, is hier een beknopte instructie opgenomen. Verderop in deze handleiding (hoofdstuk 3) wordt alles nog eens uitgebreid behandeld. Na de installatie van het programma dubbelklikt u op het icoontje van Rekenrijk (het gele kroontje). Het programma wordt automatisch gestart en opent met het beginscherm in het leerlingprogramma. Van hieruit kunt u met Ctrl-L naar het leerkrachtprogramma om leerlingen en groepen aan te maken. 1.6.1 Wachtwoord van de leerkracht U kunt op elk moment de inlogprocedure voor het leerkrachtprogramma starten door CtrI-L in te toetsen. Vervolgens moeten een wachtwoord (standaard = wolters) en de brincode (eenmalig) opgegeven worden. 1.6.2 Een groep aanmaken Ga als volgt te werk: Klik op [Administratie]. Klik op [Leerlingen en groepen]. Klik op [Groep maken] links onder aan het scherm. Voer de groepsnaam in (maximaal twintig karakters). Kies een symbool voor de groep. Klik op [Opslaan] rechts onder aan het scherm. 1.6.3 Leerlinggegevens invoeren Ga als volgt te werk: Klik op [Leerling toevoegen] links onder aan het scherm. Kies Leerjaar (verplicht). Geef Voornaam (verplicht) met invoerregel. Geef Tussenvoegsel (niet verplicht) met invoerregel. Geef Achternaam (verplicht) met invoerregel. Geef Geboortedatum (verplicht) met invoerregel. Geef Geslacht (verplicht). Kies een symbool (wachtwoord voor de leerling); er wordt een suggestie gegeven voor een symbool dat in deze groep nog niet wordt gebruikt. Tip: Print een leerlinglijst met de symbolen, zodat u de leerlingen hun symbool kunt laten zien voordat ze starten. 1.6.4 Een startdatum kiezen Ga als volgt te werk: Ga naar [Planning], [Methodeprogramma], [Instellingen]. Kies een groep. Kies voor welke jaargroep u de startdatum wilt instellen. Kies het blok waarmee de jaargroep zal starten. Kies de datum waarop dat blok zal starten.
7
1.6.5 Het inloggen voor leerlingen De leerling kiest zijn groepssymbool en kan in een lijst met namen van alle leerlingen zijn eigen naam selecteren. Deze keuze moet worden bevestigd met een symbool (wachtwoord) uit een keuzelijst. Als het symbool niet juist is, krijgt de leerling de eerste keer een foutmelding. De tweede keer volgt opnieuw een foutmelding en springt het programma terug naar het inlogscherm. Als de leerling in een andere jaargroep zit dan de vorige leerling, verschijnt er (bij de stand-aloneversie) een melding: 'Stop de cd van jouw groep in de drive'.
8
2
Het leerlingprogramma
In dit hoofdstuk wordt het leerlingprogramma in detail beschreven. Het leerkrachtprogramma wordt in hoofdstuk 3 behandeld.
2.1
Methodeprogramma
De reken-wiskundemethode Rekenrijk is opgebouwd uit blokken van drie weken. De eerste twee weken van elk blok omvatten in totaal tien lessen. De derde week begint met een toets waarna er nog vier lessen beschikbaar zijn voor remediëring, herhaling en/of verrijking. week 1
ma
di
wo
do
vr
indeling
les 1*
les 2
les 3*
les 4
les 5
les 6*
les 7
les 8*
les 9
les 10
toets
remediëring herhaling verrijking
remediëring herhaling verrijking
remediëring herhaling verrijking
remediëring herhaling verrijking
week 2 indeling week 3 indeling
* Leerkrachtgebonden lessen.
Bij de leerkrachtgebonden lessen (les 1, 3, 6 en 8) in de eerste twee weken hoort een oefensessie. Een oefensessie bevat drie reeksen: een oefenreeks (a), een toepassingsreeks (b) en een verrijkingsreeks (c). Deze reeksen bestaan uit oefeningen die gekoppeld zijn aan de hoofd- en subdoelen uit de leerlijnen. De derde week begint met een toets. In de software is een toets opgenomen, die de toets in de methode eventueel kan vervangen. De rest van de derde week wordt gevuld met remediëring (diagnose en hulp in de methode), herhaling en verrijking (resp. de Weer- en Meer-pagina's uit de methode). De software biedt herhalings- en verrijkingssessies, maar geen remediëring; deze didactische activiteit voert u zelf uit. Het volgende schema (in dit voorbeeld voor groep 4) toont de opbouw van de oefensessies in de eerste week van het blok. groep 4
blok 1
oefensessie 1e oefensessie (les 1 en 2)
2e oefensessie (les 3, 4 en 5) 3e
4e
hoofddoel
splitsen van getallen
optellen en aftrekken t/m 100
enz.
subdoel
splitsingen onder de 10
zonder overschrijding 10-voud
reeks a (oefening)
4-1-1a tabel met splitsingen
4-1-3a sommen als 23 + 5; 37 − 3
reeks b 4-1-1b (toepassing) toepassingen
4-1-3b toepassingen met prijskaartje
reeks c 4-1-1c (verdieping) sommenspin
4-1-3c sommen zoeken bij antwoord
enz.
9
2.2
Sessies
Een leerling selecteert bij het inloggen zijn groepssymbool, zijn naam en daarna een symbool (wachtwoord) uit een keuzelijst (deze lijst met wachtwoorden kan worden geprint via het leerkrachtprogramma). De software genereert voor elke individuele leerling: een oefensessie (week 1 of 2); of een toetssessie (week 3); of een herhalingssessie (week 3); of een verrijkingssessie (week 3). U kunt ook zelf extra sessies samenstellen en aan leerlingen toewijzen (zie leerkrachtprogramma). 2.2.1 Oefensessies Het uitgangspunt van de software is dat een leerling twee keer vijftien minuten per week (twee oefensessies) met het programma werkt. Er zijn vier oefensessies, die aansluiten bij de inhoud van de leerkrachtgebonden lessen (les 1, 3, 6 en 8). De leerlingen maken deze vier oefensessies in week 1 en 2 achtereenvolgens tijdens les 1-2, les 3-5, les 6-7 en les 8-10 (zie ook het sessieschema op pagina 13). Een oefensessie bestaat uit drie reeksen met opgaven: reeks a: oefenopgaven bij de opgaven in de les; reeks b: oefen- of toepassingsopgaven bij de opgaven in de les; reeks c: verrijkingsopgaven bij de opgaven in de les. (Indien een leerling in zijn historie bepaalde doelen op onvoldoende heeft staan, krijgt hij geen verrijkingsopgaven maar herhalingsopgaven.) 2.2.2 Toetssessie De toetssessie volgt in de eerste les van week 3. Deze toetssessie bestaat uit twee, drie of vier reeksen met opgaven die de leerstof van een blok toetsen. De toetssessie van het softwareprogramma kan de toets in het boek vervangen. 2.2.3 Herhalingssessie Voor leerlingen die een of meer reeksen van de toets onvoldoende of matig hebben gemaakt, zijn er na de toets in de derde week herhalingssessies van de oefenreeksen. Een oefenreeks wordt maximaal drie keer herhaald. 2.2.4 Verrijkingssessie Daarnaast zijn er in de derde week verrijkingssessies voor leerlingen die de toets voldoende hebben gemaakt (en geen onvoldoende resultaten in hun historie hebben). Een verrijkingssessie bestaat uit drie reeksen verrijkingsopgaven uit het huidige blok of uit vorige blokken. 2.2.5 Extra oefensessie U kunt een extra oefensessie in het leerkrachtprogramma samenstellen door een selectie doelen te kiezen uit het huidige blok of uit voorgaande blokken. Deze sessie wordt aangeboden na de nieuwe lesstof. Als niet alle subdoelen/reeksen uit de selectie aan bod komen in de sessie (wegens tijdsoverschrijding bijvoorbeeld), blijven de resterende subdoelen/reeksen staan voor een volgende sessie. 2.2.6 Extra toetssessie U kunt in het leerkrachtprogramma ook een extra toetssessie samenstellen uit de subdoelen/reeksen van het huidige blok of voorgaande blokken. Deze functionaliteit komt met name van pas in de situatie waarbij een leerling door - langdurige - afwezigheid de oefensessies van een of meer blokken niet heeft gemaakt. In zo'n situatie kunt u met een extra toetssessie, samengesteld uit de oefenreeksen die deel uitmaken van de 'niet-gedane' oefensessies, controleren of de leerling die subdoelen/reeksen
10
beheerst. Als de leerling de toetsreeksen voldoende maakt, worden de betreffende oefenreeksen niet herhaald.
2.3
Kenmerken van reeksen
2.3.1 Inhoud De a-reeks (de oefenreeks) bevat oefenopgaven die in het verlengde liggen van de eerste - Weet je nog? - opgave van de zelfstandigwerken-les, die steeds volgt op een leerkrachtgebonden les. In deze Weet je nog?-opgave wordt de kern van de leerkrachtgebonden les herhaald. De reeks die bij deze opgave aansluit, bevat dus ook herhaling en verwerking van de leerkrachtgebonden les. De Weet je nog?-opgave in het boek kan worden overgeslagen als leerlingen de a-reeks op de computer maken. De a-reeksen beginnen steeds met een korte didactische instructie. Om het antwoord op een opgave in de instructie op het scherm te krijgen, moet de leerling één keer klikken. De b-reeks (de toepassingsreeks) bestaat uit toepassingsopgaven. Deze reeks begint in principe niet met een instructie, behalve wanneer de leerkrachtgebonden les twee kernen bevat. Dan bestaat deze reeks uit oefenopgaven en wordt wel gestart met een instructie. De c-reeks (de verrijkingsreeks) bestaat uit verrijkingsopgaven die zonder verdere instructie worden aangeboden. 2.3.2 Instructie De a-reeksen beginnen altijd met een korte instructie waarin de didactische aanpak van de opgaven wordt weergegeven. Deze aanpak sluit naadloos aan op de werkwijze in het boek. De b- en c-reeksen omvatten dezelfde subdoelen als de a-reeksen, maar bieden de leerstof in een andere context of op een ander niveau aan. Deze reeksen hebben - op een enkele b-reeks na - geen didactische instructie. 2.3.3 Feedback De leerling kan op drie manieren feedback krijgen: Hij kan hulp inroepen (de aanpak: Hoe los ik deze opgave op?). Hij hoort een goed-/foutaudio. Hij krijgt inhoudelijke feedback (de aanpak: Hoe los ik deze opgave op?) na het voor de tweede keer invoeren van een fout antwoord. In de a- en b-reeksen is er zowel hulp als feedback; in de c-reeksen is er alleen feedback. 2.3.4 Samenstelling en duur De reeksen zijn samengesteld uit vijf tot vijftien items. Afhankelijk van de tijd die een gemiddelde leerling over een item (oefening) doet, worden per reeks meer of minder items aangeboden. Een leerling kan maximaal vijf minuten aan een reeks werken. Is de leerling eerder klaar met het aantal items in de reeks, dan start automatisch de volgende reeks. Heeft de leerling binnen deze vijf minuten nog niet het minimale aantal items (voldoende) gemaakt, dan wordt de reeks als niet gedaan geregistreerd en in een volgende sessie opnieuw aangeboden. 2.3.5 Afbreekcriteria Alle reeksen hebben een afbreekcriterium. Dit houdt in dat een reeks automatisch wordt beëindigd (met een audiotoelichting) wanneer een leerling 50% van de items in een reeks achter elkaar goed beantwoordt. Het betreffende subdoel wordt hierna door het programma als voldoende afgevinkt. De oefening wordt ook automatisch beëindigd wanneer een leerling 50% van de items van een reeks achter elkaar fout beantwoordt. Het subdoel wordt dan als onvoldoende geregistreerd. 2.3.6 Scoreregels Een a-reeks is voldoende gemaakt als de leerling 85% van de opgaven goed heeft beantwoord. Een ben een c-reeks zijn voldoende gemaakt als de leerling 80% van de opgaven goed maakt. 11
2.4
Kenmerken van een toetssessie
2.4.1 Inhoud Een toetssessie sluit aan op de oefenreeksen in het blok. De toepassings- en verrijkingsreeksen worden niet getoetst. 2.4.2 Instructie Bij de toets wordt geen instructie gegeven. 2.4.3 Feedback Bij de toets wordt geen feedback gegeven. 2.4.4 Samenstelling en duur De toetssessie is samengesteld uit minimaal één toetsreeks en maximaal vier toetsreeksen. Elke reeks is opgebouwd uit een aantal items. Dat aantal varieert van vijf tot vijftien items al naargelang de tijd die een gemiddelde leerling over een item doet. 2.4.5 Afbreekcriteria De toets heeft geen afbreekcriterium. De leerling maakt de hele toets, ongeacht zijn tempo. 2.4.6 Scoreregels Bij minder dan 70% van de items goed, is het resultaat onvoldoende. Bij een score van 70-85% van de items goed, is het resultaat matig. Is meer dan 85% van de items goed, dan is het resultaat voldoende.
2.5
Aanbieding van de sessies
Een blok duurt drie weken en gaat uit van vijftien lesdagen. De eerste twee weken zijn ingedeeld in vier lesblokken (dag 1 en 2; dag 3, 4 en 5; dag 6 en 7; dag 8, 9 en 10). Wanneer een leerling voor de eerste keer in een blok inlogt, krijgt hij de eerste oefensessie aangeboden. Wanneer een leerling voor de tweede keer in een blokdeel inlogt, krijgt hij: een herhalingssessie bij een onvoldoende voor een eerdere oefenreeks of toets; een verrijkingssessie bij een voldoende voor een eerdere oefenreeks of toets; een extra oefen- of toetssessie als deze door u is samengesteld. (De extra toetssessie wordt ook gepresenteerd bij de eerste keer inloggen van een lesblok.) Als een leerling op dag 11 (of later in de derde week) inlogt, wordt de toetssessie aangeboden. Als de leerling in de derde week op de dagen na de toets inlogt, krijgt hij: een herhalingssessie bij een onvoldoende voor een eerdere oefenreeks of toets; een verrijkingssessie bij een voldoende voor een eerdere oefenreeks of toets; een extra oefen- of toetssessie als deze door u is samengesteld.
12
Het geheel in een schema, uitgaande van één keer inloggen per blokdeel: blok 1 les 1 en 2
oefensessie 1
- oefenopgaven les 1 - toepassingsopgaven les 1 - verrijkingsopgaven les 1 of herhalingsopgaven
les 3, 4 en 5
oefensessie 2
- oefenopgaven les 3 - toepassingsopgaven les 3 - verrijkingsopgaven les 3 of herhalingsopgaven
les 6 en 7
oefensessie 3
- oefenopgaven les 6 - toepassingsopgaven les 6 - verrijkingsopgaven les 6 of herhalingsopgaven
les 8, 9 en 10
oefensessie 4
- oefenopgaven les 8 - toepassingsopgaven les 8 - verrijkingsopgaven les 8 of herhalingsopgaven
derde week
toetssessie herhalingssessie verrijkingssessie
- toetsopgaven blok 1 - verrijkingsopgaven blok 1 of herhalingsopgaven
Volgorde van de sessies: Door u samengestelde extra toetssessies gaan vóór alle andere sessies en moeten eerst door de leerling worden gemaakt. Door u samengestelde extra oefensessies gaan vóór alle andere sessies, met uitzondering van een eerste oefensessie en een extra toetssessie. Als u de vaste toetsdag hebt opgeheven (dag 1 van week 3), worden er oefensessies (eerste of extra) aangeboden tot u de toetsafname initieert.
13
2.6
Beoordeling en registratie
Het programma registreert (van elke oefen- of toetssessie) per subdoel/reeks de resultaten in de historie van een leerling. Voor elke leerling is een historie van prestaties aanwezig. In de historie wordt geregistreerd of een item goed of fout is gemaakt, het foute antwoord, hoe lang de leerling over een subdoel/reeks heeft gedaan en of de leerling de hulp(knop) heeft gebruikt. Hierbij geldt dat een item als goed wordt geregistreerd wanneer de leerling het juiste antwoord in één keer geeft. Zodra een eerste poging fout is, wordt het item als fout geregistreerd. Er wordt bijgehouden bij welke poging het antwoord juist was (dit is te zien in het detailoverzicht van het leerkrachtprogramma dat verschijnt bij het doorklikken op een resultaat). Een leerling krijgt bij een item drie kansen om het goede antwoord te geven (of minder als het aantal alternatieven bij multiple choice minder dan vier is). Op reeksniveau wordt in de historie vastgelegd of een reeks voldoende, matig of onvoldoende is gemaakt. Voor een oefenreeks (a) is de scoreregel: minder dan 70% goed is onvoldoende, tussen de 70 en 85% goed is matig en een hogere score dan 85% is voldoende. Voor een toepassings- en verrijkingsreeks (b en c) is de scoreregel: hoger dan 80% is voldoende. Voor een toetssessie is de scoreregel van een subdoel/reeks: minder dan 70% goed is onvoldoende, tussen de 70 en 85% goed is matig en een hogere score dan 85% is voldoende. Van alle subdoelen/reeksen (oefeningen en toets) die onvoldoende worden gemaakt, wordt gecheckt of deze het maximaal aantal keren (drie keer) eerder onvoldoende werden gemaakt. Als dit het geval is, wordt de naam van de leerling vermeld in het dagoverzicht bij 'Signalering van zwakke leerlingen'. In het overzicht met leerlingresultaten worden de namen van deze leerlingen donkerrood gemarkeerd. Als een leerling in een oefensessie een subdoel/reeks maakt en hij maakt de corresponderende toetsreeks voldoende, dan wordt deze reeks niet meer herhaald.
2.7
Navigeren door het leerlingprogramma
De Rekenrijk-software start altijd met het leerlingprogramma, dat begint met de inlogprocedure van een leerling (groep, naam en symbool). De leerling heeft tijdens het doorlopen van een sessie altijd de mogelijkheid om te pauzeren of te stoppen. 2.7.1 Inloggen in het leerlingprogramma De leerling kiest zijn groep en kan in een lijst met namen van de leerlingen zijn naam selecteren. Dit moet worden bevestigd met een symbool. Als het symbool niet juist is, krijgt de leerling de eerste keer een foutmelding. De tweede keer volgt opnieuw een foutmelding en springt het programma terug naar het begin van de inlogprocedure. Als de leerling van een andere jaargroep is dan de vorige leerling, verschijnt er bij de stand-aloneversie een melding: 'Stop de cd van jouw groep in de drive'. 2.7.2 Afronden van een reeks Na het afronden van een reeks volgt een algemene (audio-)feedback over het vervolg: oefenen ('Nu oefenen we andere sommen.' of 'Nu wordt het iets moeilijker' of 'Stoppen, je bent klaar.').
14
2.7.3 Knoppen en indicatoren Wanneer een leerling start met het maken van de oefeningen, verschijnt er een aantal knoppen op het scherm. Met deze klaarknop controleert de leerling of het antwoord dat hij heeft ingevuld goed is. Behalve de klaarknop kan de leerling ook de Entertoets op het toetsenbord gebruiken om te controleren of een antwoord juist is. Klikt een leerling op deze knop, dan krijgt hij te horen welke handeling hij bij het item moet verrichten. (Bijvoorbeeld: 'Vul de antwoorden in op de stippels.' of 'Klik het goede antwoord aan.') Met deze knop kan de leerling pauzeren of de oefening stoppen.
Door op dit hulpfiguurtje te klikken, krijgt de leerling een aanwijzing bij de oefening. Daarnaast is een tweetal indicatoren actief. Reeks-indicator Deze indicator geeft bij elke reeks binnen een vraagtype weer hoeveel items er nog gemaakt moeten worden en hoeveel er al gemaakt zijn. Bij elk gemaakt item verspringt de indicator een stukje richting het einde van de oefening. De leerling kan op deze manier inschatten hoe lang de oefening nog zal duren. (Er wordt geen rekening gehouden met het afbreekcriterium.) Sessie-indicator Deze indicator geeft gedurende de sessie aan welk deel van de totale sessie nog gedaan moet worden en hoeveel tijd er al verstreken is. Er wordt uitgegaan van maximaal vijftien minuten oefentijd. Bij elke gemaakte oefening verspringt de indicator een stukje richting het einde van de sessie. De leerling kan op deze manier inschatten hoe lang de sessie nog zal duren. 2.7.4
Hulp en feedback
Hulp Als een leerling op de hulpknop klikt, verschijnt er een tekst, een afbeelding en/of krijgt hij audiofeedback. Feedback Er wordt feedback bij een item gegeven op het moment dat de leerling na het invullen of aanklikken (multiple choice) van het antwoord op de klaarknop of op Enter klikt. Bij een goed antwoord volgt een korte feedback, bijvoorbeeld: 'Prima'. Na de eerste foute poging volgen een rode accentuering van de fout en een audiocommentaar, bijvoorbeeld: 'Jammer' of 'Probeer het nog een keer'. Na de tweede foute poging volgen een rode accentuering van de fout, specifieke feedback in de vorm van audio en een visuele hint (tekst of een afbeelding). Na de derde foute poging wordt het juiste antwoord gegeven (groene accentuering) en klinkt algemene audiofeedback. 15
2.8
Specifieke kenmerken per vraagtype
Er zijn vier verschillende soorten opgaven: sommen maken, multiple choice, tabel en sommenspin. 2.8.1 Sommen maken De sommen worden gepresenteerd in het vraagdeel. Op hetzelfde moment dat een afbeelding en tekst op het scherm verschijnen, kan er een audiocommentaar klinken. Afhankelijk van de soort opgaven wordt één som of een aantal sommen (maximaal vier) aangeboden. De leerling vult de antwoorden in per regel. Hij kan terug met de pijltjestoetsen of de cursor (muis). De regel waarop het antwoord ingevuld moet worden, is geaccentueerd. Afhankelijk van de instellingen gebeurt het invullen in: vaste volgorde: als de leerling op de klaarknop of op Enter klikt, volgt feedback en gaat de cursor naar de volgende regel/som; vrije volgorde: de leerling kan de cursor zelf plaatsen op een regel die nog niet is gedaan. Toetsenbord Bij sommige reeksen verschijnt een toetsenbord op het beeldscherm. De leerling kan hiermee tekens als +, :, – en x invoegen. Registratie Als de eerste poging juist is, wordt het item goed gerekend. Het percentage goede antwoorden (aantal somregels) van het totaal aantal antwoorden in de reeks wordt geregistreerd. 2.8.2 Multiple choice De leerling krijgt ook meerkeuzevragen met antwoordalternatieven gepresenteerd. Tegelijkertijd kan er een audiocommentaar klinken en een afbeelding en/of tekst op het scherm verschijnen. Afhankelijk van de soort opgaven kunnen er twee of meer knoppen verschijnen. De antwoordalternatieven kunnen zijn: letters, getallen en/of bewerkingstekens; plaatjes. Als er meer alternatieven juist zijn, verschijnt er op het scherm een teller die bijhoudt hoeveel juiste antwoorden de leerling in dit item nog moet vinden. Pas als alle juiste alternatieven achter elkaar gevonden zijn, is het item voldoende (één foutief antwoord tussendoor resulteert in een fout antwoord). Een juist gekozen alternatief wordt groen geaccentueerd en blijft dat tot het item af is. Registratie Bij één goed alternatief: als de eerste poging juist is, wordt het item goed gerekend. Bij meer goede alternatieven: alle goede alternatieven moeten bij de eerste poging aaneensluitend juist worden gekozen, voordat het item wordt goed gerekend. Het percentage goede items van het totaal aantal items in de reeks wordt geregistreerd. 2.8.3 Tabel De leerling krijgt in het vraagdeel een tabel gepresenteerd. Tegelijkertijd kan er een audiocommentaar klinken en een afbeelding en/of tekst op het scherm verschijnen. Afhankelijk van de soort opgave kan de tabel bestaan uit maximaal vijf rijen en vijf kolommen; meestal zijn het er echter maar twee. De leerling voert een getal in de cellen in. Hij plaatst daarvoor de cursor in de betreffende cel. De regel waarop ingevuld moet worden, is geaccentueerd. Afhankelijk van de instellingen gebeurt het volgende: vaste volgorde: als de leerling op de klaarknop of op Enter klikt, volgt feedback en gaat de cursor naar de volgende in te vullen cel (per regel van links naar rechts); vrije volgorde: de leerling kan zelf de cursor in een cel plaatsen die nog niet is ingevuld. 16
Na het invoeren van een getal klikt de leerling op de klaarknop of op Enter. Als de cellen zijn doorlopen, volgt de volgende tabel of is de reeks afgelopen. Tussen de tabellen klinkt een audiofeedback om de overgang duidelijk te maken. Registratie Als de eerste poging bij een cel (eerste klik op Enter) juist is, wordt het item goed gerekend. Het percentage goede antwoorden (aantal cellen) van het totaal aantal antwoorden in de reeks wordt geregistreerd. 2.8.4 Sommenspin De sommenspin bestaat uit één centrale satelliet met maximaal zes satellieten eromheen. De satellieten kunnen gevuld zijn met getallen en bewerkingstekens. Het kunnen hele sommen en/of somdelen zijn. In elke satelliet kunnen verschillende invoerdelen aanwezig zijn. De leerling voert de antwoorden in per satelliet. Hierbij kan hij terug in de satelliet met de pijltjestoetsen. De regel waarop ingevuld moet worden, is geaccentueerd. Afhankelijk van de instelling gebeurt het volgende: vaste volgorde: als de leerling op de klaarknop of op Enter klikt, volgt feedback en gaat de cursor naar de volgende som; vrije volgorde: de leerling kan zelf de cursor plaatsen in een satelliet die nog niet is ingevuld. Na het invullen van een satelliet klikt de leerling op de klaarknop of op Enter. Als alle satellieten zijn doorlopen, volgt de volgende spin of is de reeks afgelopen. Tussen de sommenspinnen klinkt een audiofeedback om de overgang duidelijk te maken. Registratie Elke satelliet is een item. Als de eerste poging bij een satelliet (eerste klik op Enter) juist is, wordt het item goed gerekend. Het percentage goede antwoorden (aantal satellieten) van het totaal aantal antwoorden in de reeks wordt geregistreerd.
17
3
Het leerkrachtprogramma
U kunt op elk gewenst moment de inlogprocedure voor het leerkrachtprogramma starten door 'Ctrl-L in te toetsen. Vervolgens moeten een wachtwoord (standaard = wolters) en de brincode opgegeven worden. In het leerkrachtprogramma zijn naast elkaar de volgende menu's beschikbaar: Afsluiten; Administratie; Planning; Resultaten; Sommen printen; Vensters; Help; Support. Met het menu 'Vensters' kan tussen de verschillende (geopende) vensters worden gewisseld. Het scherm van het leerkrachtprogramma is meestal in twee deelvensters onderverdeeld. In het linkerdeelvenster worden mappen getoond met bijvoorbeeld groepsnamen, namen van leerlingen en oefeningen. Als daarop wordt geklikt, wordt in het rechterdeelvenster de inhoud van de map gepresenteerd.
3.1
Administratie
Oude en nieuwe Edex-bestanden kunnen worden geïmporteerd om groepen en leerlingen in te voegen. 3.1.1 Groepen en leerlingen toevoegen en wijzigen Om leerlingen te kunnen toevoegen, maakt u eerst groepen aan. De leerlingen plaatst u vervolgens in de juiste groep. Een groep aanmaken Ga als volgt te werk: Klik op [Administratie]. Klik op [Leerlingen en groepen]. Klik op [Groep maken] links onder aan het scherm. Voer de groepsnaam in (maximaal twintig karakters). Kies een symbool voor de groep. Klik op [Opslaan] rechts onder aan het scherm. Leerlinggegevens invoeren Ga als volgt te werk: Klik op [Leerling toevoegen] links onder aan het scherm. Kies Leerjaar (verplicht). Geef Voornaam (verplicht) met invoerregel. Geef Tussenvoegsel (niet verplicht) met invoerregel. Geef Achternaam (verplicht) met invoerregel. Geef Geboortedatum (verplicht) met invoerregel. Geef Geslacht (verplicht). Kies een symbool (wachtwoord voor de leerling): er wordt een suggestie gegeven voor een symbool dat in deze groep nog niet wordt gebruikt (via een keuzelijst met te selecteren symbolen). Het is ook mogelijk om tekstwachtwoorden te gebruiken. Deze moet u dan bij elke leerling invoeren.
18
Bij een nieuwe leerling kan de beginsituatie worden aangepast. Deze is alleen beschikbaar zolang de betreffende leerling nog niet met het programma heeft gewerkt. U kunt voor de nieuwe leerling alle voorgaande hoofd- en subdoelen op onvoldoende zetten door deze aan te vinken (als u vindt dat de leerling het doel nog niet voldoende beheerst). De beginsituatie van een nieuw-ingevoerde leerling staat standaard op de datum van het huidige blok. Onder aan het scherm staan de knoppen: [Opslaan]: De gegevens worden opgeslagen. [Herstellen]: Alle velden worden teruggebracht naar de oude waarden. [Sluiten]: Hiermee wordt teruggegaan naar de voorgaande pagina. (Er wordt gevraagd of de gegevens opgeslagen moeten worden.) Leerlinggegevens wijzigen Op het scherm staat in het linkervenster een opsomming van de aanwezige groepen. Ga als volgt te werk: Dubbelklik op de groep van de leerling of klik op het plusteken in het vakje voor de groepsnaam. De leerlingen van deze groep worden nu weergegeven. Klik op de naam van de leerling voor wie de gegevens moeten worden gewijzigd. In het rechtervenster verschijnen de gegevens. Breng de gewenste wijzigingen aan. Klik op de knop [Opslaan] rechts onder aan het scherm. Het is ook mogelijk een leerling in de lijst te selecteren en het leerjaar te wijzigen. Ga als volgt te werk: Selecteer in de keuzelijst met de naam 'Leerjaar' het juiste leerjaar. Dit heeft geen gevolgen voor de historie van de leerling; deze blijft intact. Selecteer een leerling en klik op de knop [Verplaats leerling]. Er verschijnt een nieuw venster. In dat venster staat een aantal ingevulde velden. Klik op [Leerjaar]. Een keuzelijst met huidige en andere leerjaren verschijnt. Bij het selecteren van een hoger leerjaar wordt de leerling overgeplaatst naar dat leerjaar en het corresponderende blok. Hierbij worden (eventuele) tussenliggende hoofddoelen als 'voldoende' beschouwd. Bij het selecteren van een lager leerjaar wordt de leerling naar dat leerjaar en het corresponderende blok teruggeplaatst en wordt de tussenliggende opgebouwde historie intact gelaten. Onder aan het scherm staan de knoppen: [Wijziging opslaan]: Wijzigingen worden doorgevoerd. U krijgt op het scherm de melding 'De wijzigingen zijn doorgevoerd'. [Velden herstellen]: Wijzigingen in de velden worden ongedaan gemaakt. [Verplaats leerling]: Alle gegevens van een bepaalde leerling worden verplaatst. U selecteert een bestaande groep waarnaar de leerling verplaatst moet worden. Groepsgegevens wijzigen of verwijderen Ga als volgt te werk: Kies een groep. In het scherm verschijnt een veld met daarin de naam van de groep. Deze naam kan worden gewijzigd. Ook het leerjaar van alle leerlingen in die groep kan gewijzigd worden. Bij het selecteren van een hoger leerjaar worden de leerlingen overgezet naar dat leerjaar. Bij het selecteren van een lager leerjaar worden de leerlingen naar dat leerjaar en het corresponderende blok teruggeplaatst en wordt de tussenliggende opgebouwde historie intact gelaten. Onder aan het scherm staan de knoppen: [Opslaan]: De (naams-)wijziging wordt doorgevoerd. 19
[Herstellen]: Wijzigingen in het veld worden ongedaan gemaakt. [Sluiten]: Het scherm wordt gesloten. Een groep kan pas worden verwijderd als er geen leerlingen meer in deze groep aanwezig zijn. 3.1.2 Importeren Edex-bestanden In een Edex-bestand (oude en nieuwe structuur) zijn leerlingnamen en groepen opgenomen. De leerlingen zijn aan groepen gekoppeld. Een Edex-bestand kan worden geïmporteerd in het leerkrachtprogramma. Ga als volgt te werk: Ga naar [Administratie - Importeren Edex bestanden]. Er verschijnt een menu met een bladerfunctie. Ga naar het station en de map waarin de Edex-bestanden te vinden zijn. Dit is meestal A, het diskettestation. Selecteer een Edex-bestand met een groep. De leerlingen worden automatisch als nieuwe groep 'geïmporteerd'. De volledige naam (voornaam, tussenvoegsel, achternaam) en de geboortedatum van elke leerling worden geïmporteerd. Blijkt een leerling al eerder te zijn ingevoerd in een andere groep, dan wordt melding gemaakt van dubbele gegevens.
3.2
Planning methodeprogramma
3.2.1 Instellingen Wilt u de standaardinstellingen wijzigen, ga dan als volgt te werk: Ga naar [Planning - Methodeprogramma - Instellingen]. Selecteer links de groep en het leerjaar waarvoor de standaardinstellingen gewijzigd moeten worden. Stel in welk blok op welke datum moet starten. Als u het blok of de toets elke keer handmatig wilt starten, moet u dit hier instellen. U kunt de dagen instellen waarop geen sessies worden aangeboden (vrije dagen, projecten enzovoort). Het softwareprogramma ziet dit dan als onderbreking van de doorgaande lijn in de planning. 3.2.2 Blok starten Wilt u een blok starten, ga dan als volgt te werk: Kies: [Planning - Methodeprogramma - Blok starten]. Deze optie is alleen beschikbaar als u bij de instellingen hebt aangegeven dat u elk blok handmatig wilt starten ('leerkracht start'). U selecteert het te starten blok en klikt op [OK] om het blok daadwerkelijk te starten. Het gekozen blok loopt vanaf die dag tot het moment dat u een nieuw blok start. Als bij de toetsinstellingen voor een groep is aangegeven dat ook de toets handmatig wordt gestart, krijgt u de melding: 'Oefen- en herhalingssessies worden aangeboden tot de leerkracht de toets zelf start'. Als tijdens het schooljaar wordt overgegaan van het handmatig starten naar het automatische methodeprogramma, worden de blokken automatisch gestart. Blokken die bij handmatig starten al eens zijn doorlopen, worden in dit geval herhaald.
20
3.2.3 Toets starten Wilt u een toets starten, ga dan als volgt te werk: Kies: [Planning - Methodeprogramma - Toets starten]. Deze optie is alleen beschikbaar als u bij de instellingen hebt aangegeven dat u elke toets handmatig wilt starten ('leerkracht start'). U selecteert de te starten toets en klikt op [OK] om de toets daadwerkelijk te starten. De gekozen toets is direct beschikbaar voor de leerlingen. Totdat u de toets start zijn er 'Eerste sessies' en 'Extra sessies' binnen een blok. 3.2.4 Een extra sessie maken Wilt u een extra sessie maken, ga dan als volgt te werk: Kies: [Planning - Methodeprogramma - Extra sessie maken]. Ga als volgt te werk voor het toewijzen van een extra sessie: Kies een groep. Alle leerlingen van de groep verschijnen in een lijst. Selecteer de leerlingen die een extra sessie moeten doorlopen. Doe dit door het vakje bij de namen aan te vinken. De leerlingen kunnen uit verschillende groepen komen. Kies in de groepslijst een nieuwe groepsnaam. De leerlingen van die groep verschijnen dan in de lijst. Selecteer de juiste sessie (het juiste keuzerondje aanklikken): toetssessie (uit toetsreeksen) of herhalingssessie (uit oefenreeksen). Geef aan in welk blok de extra sessie beschikbaar moet zijn voor de leerlingen. Het betreffende blok wordt geselecteerd. Geef aan welke leerstof in de sessie moet worden opgenomen. Bepaalde leerstof kan worden geselecteerd door te kiezen voor: • Subdoelen: selecteer een of meer subdoelen. Er is geen maximumaantal; alleen de huidige en voorgaande subdoelen zijn beschikbaar. • Blokken: alleen het huidige blok en voorgaande blokken zijn beschikbaar. Uit het gekozen blok/doelen worden vervolgens een of meer sessies aangeboden. De gemaakte extra sessie krijgt een naam die in een venster verschijnt. Desgewenst kunt u deze naam wijzigen. Onder aan het scherm staan de knoppen: [Opslaan]: De gegevens worden opgeslagen. [Sluiten]: Hiermee wordt teruggegaan naar de voorgaande pagina. De (gewijzigde) gegevens worden niet doorgevoerd. 3.2.5 Een extra sessie wijzigen Alle extra sessies staan in chronologische volgorde in een lijst (met sessienaam). Ga als volgt te werk om een extra sessie te wijzigen: Selecteer de naam van de te wijzigen extra sessie. Dubbelklik op de te wijzigen sessie of selecteer deze en klik op de knop [Bewerken] rechts onderaan. Hetzelfde venster als bij 'Een extra sessie maken' verschijnt. Alle gegevens zijn te wijzigen. Sla de gegevens op.
21
3.3
Eigen programma
Het is mogelijk om af te wijken van het Methodeprogramma. De leerling doet de oefeningen dan in een volgorde die u bepaalt. Kies: [Planning - Eigen programma]. Selecteer een groep of individuele leerlingen. Kies blokken met hoofddoelen waarmee de groep of de individuele leerlingen gaat/gaan oefenen na inloggen. U kunt de toetsen verwijderen uit het eigen programma. De leerling zal dan de geselecteerde reeksen aangeboden krijgen zonder dat de toets daarop volgt. Er volgen eventueel wel herhalings- of verdiepingssessies. U hebt ook de mogelijkheid om de leerling met een toets te laten starten. Daarna volgen herhaling en verdieping (geen oefensessies). De geselecteerde inhoud wordt lineair aangeboden. Er zijn altijd drie reeksen in een sessie (geen c-reeksen). Als de leerling vier keer een sessie van drie reeksen heeft afgerond, volgt een toets met toetsitems uit de betreffende reeksen. Na de toets volgen verdiepings- of herhalingssessies met reeksen, afhankelijk van de resultaten van de leerling op de betreffende reeksen, gebaseerd op oefenresultaten en/of toetsresultaten. Hierbij is het aantal keer dat een reeks herhaald wordt altijd maximaal één keer. De planning blijft gebonden aan de groep, dat wil zeggen dat aanpassingen aan een bestaande planning voor alle toegekende leerlingen tegelijk gebeurt. (Voor individuele aanpassingen moet de leerling verwijderd worden en moet een nieuwe planning aangemaakt worden voor die leerling.) Er moet een startdatum aan de planning worden gegeven zodat duidelijk is vanaf wanneer de leerling ermee kan werken. Dit is direct ook een aanduiding voor het programma om de volgorde van meer planningen te bepalen. (Een planning wordt in zijn geheel afgewerkt, inclusief herhaling en verdieping, waarna een eventueel volgend eigen programma start.) Gevolgen voor de leerling: De leerling kiest uit: 'oefenen' of 'toets'. Dat blijft zo zolang de leerling kiest voor 'oefenen'. Als alle (maximaal twaalf) reeksen zijn geoefend, vervalt de knop 'oefenen'. Als de leerling kiest voor 'toets', verdwijnt de knop 'oefenen' eveneens. Na de toets is er alleen de knop 'extra oefenen' (herhaling en verdieping).
22
3.4
Resultaten
U kunt op verschillende manieren via het softwareprogramma de vorderingen van leerlingen volgen. 3.4.1 Resultaten per leerling Selecteer in het linkergedeelte van het scherm een groep en een leerling. De resultaten van subdoelen worden weergegeven op basis van het scoringspercentage. Hierbij geldt dat groen voldoende is, oranje matig en rood onvoldoende. U kunt een resultatentabel printen door op [Printen] te klikken. De hele tabel, inclusief het gedeelte dat op scherm niet zichtbaar is, wordt geprint. Als u op een resultaat van een leerling klikt, verschijnt er een detailoverzicht van de items. Als een subdoel uit de historie na een aantal keren opnieuw aanbieden nog steeds niet voldoende is gemaakt, wordt dit subdoel niet meer in een sessie aangeboden. In het overzicht van resultaten van een leerling wordt dit subdoel met een extra signalering kenbaar gemaakt. Dat wil zeggen: de subdoelnaam wordt donkerrood. Onder aan het scherm staan de knoppen: [Printen]: U hebt de mogelijkheid om de resultaten van alle leerlingen uit de groep in één keer te printen. [Sluiten]: Hiermee gaat u terug naar de voorgaande pagina. 3.4.2 Resultaten per doel Kies een groep en een doel. U ziet een overzicht met de hoofddoelen als ingang. In dit overzicht vindt u de resultaten van een bepaald doel. U kunt de resultatentabel printen door [Printen] in het menu te kiezen. De hele tabel wordt geprint. Onder aan het scherm staat de knop: [Sluiten]. 3.4.3 Dagoverzicht Selecteer een groep. Het openingsscherm van het dagoverzicht bestaat uit drie tabbladen: laatste sessie; signalering; advies. Tabblad 'Laatste sessie' In een tabel worden de resultaten getoond van elke leerling in de laatste sessie. Selecteer een leerling. Het sessieoverzicht van de betreffende leerling wordt getoond. Klik op een of meer namen van leerlingen. Het betreffende leerlingoverzicht wordt getoond. Tabblad 'Signalering' Het gaat hier om de signalering van zwakke leerlingen. In een tabel wordt aangegeven welke leerlingen bij eenzelfde subdoel drie of meer keer achter elkaar onvoldoende resultaten hebben behaald (oefeningen en toets opgeteld). Er wordt vanuit de laatste sessie teruggeteld. Hierbij wordt vermeld: 'Aan deze leerling wordt de genoemde stof niet meer aangeboden, omdat de oefeningen en/of de toets herhaaldelijk onvoldoende zijn gemaakt.'
23
Tabblad 'Advies' Er wordt een lijst getoond met twee groepen van maximaal vijf leerlingen. Bij de eerste vijf gaat het om leerlingen die - in vergelijking tot de hele groep - de meeste subdoelen in de historie onvoldoende hebben gescoord. Aan deze leerlingen wordt de genoemde stof niet meer aangeboden, omdat voor de oefening en/of de toets bij deze stof herhaaldelijk een onvoldoende is behaald. Bij de tweede groep van vijf leerlingen gaat het om leerlingen die - in vergelijking tot de hele groep - de meeste subdoelen uit het huidige blok onvoldoende hebben gescoord. Elke tabel van het dagoverzicht kan geprint worden. 3.4.4 Stand van zaken 'Stand van zaken' is een tabel met resultaten van waaruit doorgeklikt kan worden. Deze tabel bevat per groep, per leerling informatie over: de naam van de groep en subgroep; de instelling (methodeprogramma of eigen programma, specifieke sessies); het blok en hoofddoel waarmee de leerling bezig is; het soort sessie dat de leerling de laatste keer heeft gedaan (oefenen, toets, herhaling of verdieping); hoeveel reeksen van een blok nog niet zijn gedaan; hoeveel reeksen van een blok voldoende en onvoldoende zijn gemaakt.
Binnen dit scherm kunt u doorklikken naar resultaten en administratie. Er is ook een mogelijkheid om deze tabel te printen.
3.5
Sommen printen
Wilt u sommen printen, ga dan als volgt te werk: Selecteer een leerjaar, blok, subdoel en de reeksnaam. Bij het gekozen subdoel verschijnt in het rechtergedeelte een voorbeeld van de te printen sommen. Geef aan of de print in zwart-wit of in kleur gemaakt moet worden. Bevestig de printopdracht met [OK].
24
3.6
Help
Bij elk scherm van het leerkrachtprogramma is een helpfunctie beschikbaar via het menu of F1. Op een vaste plek in het scherm verschijnen hulpteksten met concrete aanwijzingen, bijvoorbeeld informatie over een uit te voeren handeling of een verwijzing naar een volgende handeling.
3.7
Afsluiten
Met de menuknop [Afsluiten] worden alle (gewijzigde) gegevens over leerlingen, groepen, extra sessies en resultaten van leerlingen opgeslagen. Daarna wordt het programma afgesloten. Het afsluiten moet worden bevestigd.
25
4
Bijlagen
4.1
Doelenoverzicht – hoofd- en subdoelen
1
Getalbegrip: getallen tot en met 20 • kennis van de telrij • aantallen kunnen tellen • inzicht in de opbouw van de getallen • vergelijken van aantallen
2
Getalbegrip: getallen tot en met 100 • kennis van de telrij • aantallen kunnen tellen • inzicht in de opbouw van de getallenrij
3
Getalbegrip: getallen tot en met 1000 • getallen plaatsen op de getallenlijn • inzicht in de opbouw van getallen • splitsen en samenstellen van getallen
4
Getalbegrip: grote getallen • inzicht in de opbouw van getallen • rekenen met afgeronde getallen • betekenis en structuur van grote getallen • rekenen met grote getallen
5
Getalbegrip: algemeen • reikwijdte van afgeronde getallen • afronden van getallen
6
Basisvaardigheden: splitsen van getallen • tot en met 10 • tussen 10 en 20 • tot en met 100
7
Basisvaardigheden: optellen en aftrekken tot en met 20 • tot en met 10 • tussen 10 en 20 • over 10 heen
8
Basisvaardigheden: optellen en aftrekken tot en met 100 • met 10-vouden • zonder overschrijding van een 10-voud • met overschrijding van een 10-voud • strategie: rekenen met een rond getal • strategie: rekenen langs een rond getal • optellen en aftrekken met strategieën
26
9
Basisvaardigheden: vermenigvuldigen • begripsvorming • reconstructie van de tafel van 3 en 5 • reconstructie van de tafel van 5 • reconstructie van de tafels van 5 en 10 • reconstructie van de tafel van 3 • reconstructie van de tafels van 3, 4 en 5 • reconstructie van de tafel van 9 • reconstructie van de tafels van 3, 6 en 9 • reconstructie van de tafels van 4 en 8 • reconstructie van de tafel van 8 • reconstructie van de tafels van 2, 3, 4, 5 en 8 • reconstructie van de tafels van 2, 4, 5, 8 en 10 • reconstructie van alle tafels met uitzondering van die van 7 • reconstructie van de tafel van 7 • reconstructie van alle tafels • reconstructiestrategieën • verband tussen tafels • verwisseleigenschap bij vermenigvuldigen • rekenen met analogie
10 Basisvaardigheden: delen • begripsvorming • formele notatie • strategie: denk aan de keersom • delen als het omgekeerde van vermenigvuldigen • reproductie van deeltafels • strategie: splitsen of met een rond getal 11 Hoofdrekenen: strategieën bij optellen en aftrekken • keuze van de juiste strategie • langs een rond getal • rijgen • rijgen met 100-vouden • naar analogie • analogie / rijgen / splitsen • splitsen • met een rond getal • handig samennemen 12 Hoofdrekenen: strategieën bij vermenigvuldigen • analogie • splitsen • veelvouden van 20, 25, 50 en 125 • rond getal of splitsen • rond getal • kiezen van de juiste strategie • ombouwen 13 Hoofdrekenen: strategieën bij vermenigvuldigen en delen • naar analogie • reconstructie en analogie • veelvouden van 20, 25 en 50 • met een rond getal 27
14 Hoofdrekenen: strategieën bij delen • splitsen • naar analogie • keuze: splitsen of naar analogie 15 Rekenen met grote getallen • optellen - strategie kiezen • notatie grote getallen • optellen en aftrekken • reikwijdte van afgeronde getallen • sommen bedenken bij een hulpsom 16 Kolomsgewijs rekenen • optellen 17 Cijferend aftrekken • kolomsgewijs aftrekken • overgang van kolomsgewijs aftrekken naar verkort cijferen • verkort cijferend aftrekken 18 Cijferend vermenigvuldigen • kolomsgewijs vermenigvuldigen • overgang van kolomsgewijs vermenigvuldigen naar verkort cijferen 19 Cijferend delen • introductie op het cijferend delen • cijferend delen met een lange staart • verkorten bij het cijferend delen • schatten 20 Kiezen tussen hoofdrekenen, cijferen, met de rekenmachine • bij optellen • bij vermenigvuldigen 21 Schattend rekenen • met grote getallen • met geldbedragen 22 Rekenen met geld • euromunten en eurobiljetten en hun relaties • gepast betalen • relatie aantal en prijs • afronden van geldbedragen • relatie gewicht en prijs • terugontvangen
28
23 Breuken • introductie breuken • betekenis geven aan breuken • ontwikkelen besef grootte breuken • hanteren van breuken in elementaire toepassingssituaties • breuken als operator • vergelijken / ordenen van gelijknamige en ongelijknamige breuken • optellen en aftrekken van gelijknamige en ongelijknamige breuken • vermenigvuldigen met en delen door breuken (waaronder gemengde getallen) 24 Kommagetallen • ontwikkelen van besef van de grootte van kommagetallen • ordenen van kommagetallen • reikwijdte van afgeronde kommagetallen • rekenen met kommagetallen • de plaatswaarde van de cijfers in een kommagetal • hoofdrekenend optellen en aftrekken van kommagetallen • hoofdrekenend vermenigvuldigen en delen van kommagetallen • hoofdrekenen met kommagetallen (alle bewerkingen) • cijferend vermenigvuldigen van kommagetallen • gebruik rekenmachine bij kommagetallen • de relatie tussen kommagetallen en breuken 25 Procenten • introductie van procenten • relatie tussen procenten en breuken/verhoudingen • relatie tussen procenten en kommagetallen/verhoudingen • rekenen via 1% • kiezen tussen rekenen met 1% of met een breuk • stijging en daling in procenten 26 Verhoudingen • prijs en gewicht • afstand en tijd • relatie verhoudingen en procenten / kommagetallen • relatie verhoudingen en procenten / breuken • rekenen met verhoudingsgetallen 27 Lengte meten • indirect vergelijken • meten met natuurlijke maat • meten met een standaardmaat: millimeter • schatten van lengte, hoogte en breedte • meten met behulp van een schaallijn • gebruik van schaal en schaallijn • lengten bepalen en omrekenen • standaardmaten: m, hm, km • standaardmaten: m en cm • standaardmaten: mm t/m km • omtrek meten van vlakke figuren • nauwkeurigheid en afronden
29
28 Oppervlakte meten • direct vergelijken • meten met natuurlijke maat • oppervlakte in vierkante cm / m • oppervlakte van lichamen • oppervlakte van figuren • kennis/notie van oppervlaktematen • oppervlakte bepalen van figuren, anders dan rechthoeken • relevante relaties tussen oppervlaktematen kennen • relevante relaties tussen oppervlaktematen kennen en kunnen toepassen 29 Inhoud meten • meten met natuurlijke maten • rekenen met standaardmaten • plattegronden • inhoud berekenen met standaardmaten • inhoud berekenen van balkvormige lichamen • relevante relaties tussen inhoudsmaten kennen en kunnen toepassen 30 Gewicht meten (wegen) • standaardmaten: 1 kg • standaardmaten: 1 g en 1 kg • relatie kg / g • relevante relaties tussen maten kennen en toepassen 31 Tijd meten • klokkijken: uren • klokkijken: halve uren • klokkijken: kwartieren • klokkijken: minuten en seconden • klokkijken: verband tussen analoog en digitaal • tijdsduur: uren, halve uren • tijdsduur: kwartieren, minuten en seconden • tijdsduur: jaarkalender • gebruik van digitale tijden • relatie tijd en lengte • tijdsduur bepalen • relatie afstand en tijd • tijdbalk gebruiken • spoorboekje lezen • relevante relaties tussen maten kennen en kunnen toepassen 32 Verhoudingen bij meten • relatie tussen lengte / oppervlakte / inhoud / gewicht / prijs • relatie tussen afstand en tijd (afstand-tijdgrafieken)
30
33 Meetkunde • blokkenbouwsels: plattegronden en aanzichten • ruimtelijke oriëntatie • construeren • symmetrie en spiegelassen • blokkenbouwsels: aantal blokken • plattegrond • symmetrie en spiegelassen • maken van bouwplaten van ruimtelijke figuren • het interpreteren van schaduwen • windrichting / windroos • interpreteren en maken van routebeschrijvingen • grafieken lezen 34 Tabellen • tabellen lezen 35 Grafieken • grafieken lezen 36 Gebruik van de rekenmachine • introductie van de rekenmachine • gebruik rekenmachine • kiezen tussen hoofdrekenen, cijferen en de rekenmachine • creatief rekenen met de rekenmachine • de rekenmachine als didactisch hulpmiddel 37 Omrekenen van valuta • omrekenen van valuta 38 Overig • temperaturen • gemiddelde bepalen • volgorde van bewerkingen • deelbaarheid • ontbinden in priemgetallen • rekenen in achttallig stelsel • combinatoriek • rekenen met negatieve getallen • Romeinse cijfers
31
4.2
Begrippenlijst
Afbreekcriterium: De grens van een bepaald aantal goed of fout beantwoorde items waarna de reeks wordt afgebroken. Blok: Een periode van drie weken waarbinnen een vaste hoeveelheid leerstof wordt aangeboden en verwerkt. Blokdeel: De periode vóór de bloktoets is opgedeeld in vier lesblokken. Een lesblok is een standaard aantal dagen waarbinnen oefensessies en extra sessies worden aangeboden. Lesblok 1 gaat over de lessen 1-2, lesblok 2 over de lessen 3-5, lesblok 3 over de lessen 6-7 en lesblok 4 over de lessen 8-1 0. Dagoverzicht: Aan de hand van de laatste sessie van elke leerling geeft het programma een overzicht van de behaalde resultaten. Detailresultaten: Vanuit de resultatentabel kan (bij onvoldoende doelen) in detail bekeken worden welke oefeningen en items slecht zijn gemaakt. Edex-bestand: Gegevensbestand (standaardformaat) dat binnen basisscholen in Nederland veelal aanwezig is. Deze bestanden kunnen gebruikt worden om leerlinggegevens in het programma in te voeren. Extra sessies: Sessies die plaatsvinden na de 'oefensessie' en de 'bloktoetssessie'. Hierin wordt de lesstof van de huidige en voorgaande blokken verwerkt. Deze sessies zijn gevuld met stof die past bij doelen die de leerling nog op 'onvoldoende' heeft staan of met nieuwe verrijkingsstof bij het huidige blok. U kunt ook zelf een extra sessie samenstellen van beschikbare doelen uit het huidige blok en de voorgaande blokken. U kunt deze als oefensessie of als toetssessie inrichten. Een extra oefensessie krijgt voorrang op alle herhalings- en verrijkingssessies. Een extra toetssessie gaat vóór alle sessies. Extra toetssessie: Toetssessie die u zelf plant en samenstelt. Deze sessie wordt vóór alle andere sessies aangeboden. Herhalingssessie: Sessie samengesteld uit stof uit het voorgaande en het huidige blok. Deze sessie zal zo mogelijk gevuld zijn met stof die past bij doelen die de leerling nog op 'onvoldoende' heeft staan. Indicator: Zowel in een oefening als in een sessie is een indicator (teller) zichtbaar die aangeeft welk deel van de activiteiten (items of sessie) de leerling nog moet doen. Item: Een combinatie van een vraagdeel en een antwoorddeel. Een aantal items vormt samen een reeks. De items van een reeks worden opgebouwd volgens het stramien van een vraagtype. Itembank: Een verzameling items bij een bepaalde reeks. Als een reeks uit tien items moet bestaan, kan dit aantal willekeurig uit de itembank (van bijvoorbeeld twintig items) gehaald worden. Hiermee wordt voorkomen dat een leerling bij herhaling dezelfde items moet maken. Leerkrachtprogramma: Het programma waarmee u onder andere de resultaten van leerlingen kunt bekijken, sessies kunt inplannen en leerlingen kunt toevoegen. Leerlingprogramma: Het programma waarmee de leerling oefeningen krijgt aangeboden. Oefensessie: Een sessie binnen een lesblok, waarin voornamelijk nieuwe lesstof wordt gepresenteerd met oefeningen. 32
Reeks: Een aantal items vormt samen een reeks. De items van een reeks worden opgebouwd volgens het stramien van een vraagtype. Resultaten: De prestaties van de leerlingen worden in het leerkrachtprogramma in tabellen weergegeven. Hierin staan de doelen per leerling als voldoende of onvoldoende gemarkeerd. Scoringsregel: Met een scoringsregel wordt een norm gesteld waarmee wordt bepaald of een leerling een doel heeft bereikt. Sessie: Oefenperiode van ongeveer vijftien minuten, samengesteld uit verschillende reeksen. Subdoelen: Leerdoelen waaraan lesstof in vraagtypen wordt verbonden. Deze doelen worden gebruikt om de vaardigheden van de leerlingen te meten en in beeld te brengen. Vraagtypen: Vaste werkvormen (vast uiterlijk en gevraagde actie) waarmee leerstof aan een leerling wordt aangeboden.
33