Reisverslag vakantie China 2005. Vliegen, vliegen, vliegen. Vrijdag 8 juli 2005. Rotterdam – Schiphol – Beijing. (Nederland: lichte regen, bewolkt, 21 o C.) Ria heeft de gebruikelijke reiskriebels, als we tegen halfdrie ’s middags elk met twee rugzakken richting de bus lopen, die later dan op het bordje staat vermeld vertrekt, maar ons zonder mankeren naar de aansluitende Metro brengt. Centraal Station is het eindpunt van de deze Metrolijn en het startpunt van de trein, van wie de wachttijd vele malen korter is dan die van op de bus. Ofwel we kunnen vrijwel direct instappen en komen ruim op tijd op Schiphol aan. Het is hier heel erg druk op Schiphol. Lange, lange rijen bij de incheckbalies. En als ik zo naar die rijen kijk denk ik dat het wel lang zal gaan duren voordat we aan beurt zijn. Maar heel positief: het valt erg mee. Binnen drie kwartier vanaf het starten in de heel lange rij zijn we zelfs al door de paspoortcontrole heen. Nog even snel een hotdog eten, door de taxfree-shops heen om de noodzakelijk tabaks- en reukwaren in te slaan en dan het vliegtuig in. Ik had al eens gelezen dat de Chinezen, in hun eigen land, de buitenlanders niet zien staan, hen geheel negeren en dat ze verder beschaafde dingen doen als boeren na het eten (wat ik tot verdriet van Ria al maanden aan het oefenen ben), rochelen en spugen (op straat). Blijkbaar is een China Southern Airlines-vliegtuig een beetje binnenland voor deze mensen. Mijn Chinese buurman lijkt te doen alsof ik niet besta, hoewel ik af en toe een flinke poging doe ook een stukje van de armleuning, die tussen ons zit, te veroveren. Dat lukt me wel, het is tenslotte maar een tenger mannetje, die op zijn beurt de tegenaanval inzet met het Chinese Algemeen Dagblad. Deze “Chinees van het Noorden” wint deze slag van de autochtone Chinees, en hij, die was ik nog vergeten, wint het zeker met het smakkende eten en ook hoor ik zo af en toe achter mij een rochelend en misschien wel spuwend geluid. “Do in Rome as the Romans do?” Nou nee, boeren okay, de rest niet. De duit die ik in het zakje doe is een klein, per ongeluk hoor, tikje tegen een glaasje cola, waardoor ik in ieder geval de rest van de vlucht met een ietwat klevende elleboog zit, maar wat de zwijgzame naast mij er aan over heeft gehouden, behoudens dan een schrikreactie, zal ik zal wel nooit weten. We zijn nu goed op weg en terwijl Europa onder ons doorschiet met een snelheid van ruim negenhonderd kilometer per uur, bedenk ik met dat ten opzichte van vorig jaar, wel heel gemakkelijk met het verkrijgen van het visum is gegaan. Een goede zaak! Het is geen slecht vliegtuig waar we nu in zitten. De beenruimte is wel niet al te veel, maar ja dat hebben al die kleine Chinese mannetjes en vrouwtjes ook niet nodig, dus moeten wij Europeanen ons maar een beetje aanpassen. Als vergoeding heeft elke zitplaats z’n eigen tv-schermpje. Dat is erg leuk hoor. Wat wel traditioneel tegenvalt is het invullen van nog al wat formulieren, die we uitgereikt krijgen. Normaal is dat er slechts één. Nu zijn het er wel drie. Ik word er een beetje kriegelig van en krabbel, wel naar waarheid, de formuliertjes vol. Later zal blijken dat het niets uitmaakt of ze wel of niet leesbaar zijn ingevuld. Als je ze maar inlevert. Als leuke tegenhanger voor dit invulgedoe deelt China Southern Airlines leuke zakjes uit. Ze lijken op een soort pennenzakjes en gevuld met allerhande dingetjes, zoals: een
1
tandenborstel met een minitubetje tandpasta (later heel erg gemakkelijk tijdens de trienreizen), een verduisteringlapje voor m’n ogen, oordopjes (vast tegen de smakgeluiden en dergelijke) en hele stapel tubetjes, waarvan ik niet weet wat ik er mee aan zou moeten. Vliegen en de eerste indrukken. Zaterdag 9 juli 2005. Beijing. (lichte bewolkt en af en toe zon, 35 o C.) Soezerig, een beetje gebroken, en met een te veel aan te weinig genoten slaap word ik wakker. Het tengere kereltje naast me heb ik vannacht, of wat daar ook voor door mocht gaan, een paar keer een flinke elleboog gegeven en hem in het Nederlands toegesproken, “dat ’t ie eens moet ophouden om met die vervelende armen mij te raken en zo wakker te maken”. Hij brabbelde wel wat terug, maar dat begreep ik niet, en hij zal mijn woorden ook wel niet begrepen hebben, maar hopelijk mijn tikken wel. Ach het is ook niet zo belangrijk. Over een paar uur zal ik hem waarschijnlijk nooit meer zien en hij zal voor mij opgaan in zijn één komma drie miljard landgenoten. Zijn noedels eet hij slurpend en slobberend op. Nu denk ik nog: “hoe krijgt hij het voor elkaar”, over een paar weken weet ik wel beter. Slurpende en slobberende eters zullen er nog in bosjes komen. Dat geeft ook niet, het houdt het zeker afwisselend en leuk. Het slaperige en duffe gevoel van een korte nacht (nog daarbij opgeteld een tijdsverschil van zes uur) met slechts een paar uurtjes hazenslaapjes, is al wat minder en zal ook opgaan in de massa van de uren, de komende dagen. Verbluffend snel komen we door de quarantaine, paspoortcontrole en douane heen, daar zijn per stuk dus één van die formuliertjes voor, en ontmoeten we de groep en ook gids/reisbegeleider Qiao, die zich in het Engels Sunny laat noemen. Het duurt even voordat de bus er is, die ons naar het hotel zal brengen, maar na een ritje van een klein uurtje komen we in het Rainbow Hotel aan. Buiten is het warm en een beetje drukkend. Ik schat een kleine 35o Celsius. Sunny, die heel goed Engels spreekt, vertelt vrijwel de gehele weg door. Ria dommelt daarbij regelmatig in slaap. De hotelkamer is toch wel een kleine verrassing. Het is ongeveer een kopie van de kamer die we in Moskou hadden, alleen de twee luie stoelen en salontafeltje bij het raam ontbreken. Ook het uitzicht is prima, maar mist wel de rivier, die voor ons langs stroomde in Moskou. Langzaam lijkt buiten het zonnetje wat af te nemen, terwijl Ria binnen bezig is een dutje te doen, om wat gemiste slaap in te halen en ik de kamer op de gevoelige ccd vastleg. We gaan voor het eten nog even door de straatjes rondom het hotel wandelen. Meer tijd is er niet, maar die tijd is wel erg leuk besteed. Het is een volkswijkje, lijkt een beetje op een Hutong, waar de doorsnee Chinees zijn of haar leven slijt. Leuke taferelen hier: een kind dat aquariumvisjes mag kopen en uit een tiental bakken met elk tientallen tot honderden visjes haar keuze maakt, en af en toe de verkoper tot waanzin brengt omdat hij niet met het netje het aangewezen visje, maar het visje ernaast opschept. Een paar straten verderop op een hoek, waar een fietsenmaker zijn beroep en winkel gewoon op straat uitoefent. En overal en nergens zitten mensen op stoeltjes van een centimeter of vijftien hoog te praten. Heerlijk ontspannen zoals de sfeer in deze straatjes is. Fietsen, die zonder te bellen of te roepen, geluidloos langs me glijden, als ik voor een foto midden op de smalle weg ga 2
staan. Auto’s die hetzelfde doen en mensen, die zich zeker niet storen aan een paar Westerse toeristen, maar gewoon hun gang, alsof we niet bestaan. Misschien niet de echte Hutongs, maar wel leuk om te zien en mee te maken. Wat later steekt de wind op en dreigt het te gaan regenen. De regen die voorlopig nog even uitblijft en vannacht z’n best zal doen. Om zeven uur gaan we eten met de groep in een doorsnee Chinees restaurant. Gebruikelijk simpel en rommelig, maar heerlijk eten. Dan te bedenken dat we in het “dure” Beijing zijn en voor de complete maaltijd Yuan 25, ofwel Euro 2,50 betalen. Als we terugwandelen naar het hotel lopen we nog even het groentewinkeltje op de hoek binnen, om iets te kopen voor het ontbijt van morgenochtend. We zullen dan zo vroeg naar De Grote Muur vertrekken, dat er nog geen gelegenheid zal om te ontbijten. Ria kiest voor een trosje druiven. Als er na het ritueel van wegen dient te worden afgerekend staan de twee verkopers te overleggen. Verstaan kan ik ze niet, maar waarschijnlijk overleggen ze hoeveel ze wel zullen vragen voor deze tros. Met de Dollartekens in zijn ogen maakt de jongste van twee ons duidelijk: Yuan 15. Waarschijnlijk veel te veel en in schril contrast met de prijs van de maaltijd, die we zo-even hebben gehad. Zonder onderhandelen betaal ik hem, dan heeft hij ook een goede dag. Groot, groter, grootst. Zondag 10 juli 2005. Beijing. (regelmatig zon, ’s middags een flinke stortbui, 35 o C.) Om kwart voor zes reeds gaat de wekker en een uurtje later ook de bus richting De Grote Muur, waar we een kleine twee uur later aankomen. Onder zien we nog een stukje van Beijing, waar het al behoorlijk druk is op dit vroege uur. Bij aankomst, bij dit deel van de circa zesduizend kilometer lange muur, is het nog niet zo warm, een graadje of tweeëndertig, waardoor de beklimming van dit, steile, stuk wat minder moeilijk zal zijn. Ook zijn er nog niet zoveel mensen. Met veel gehijg en gezweet, toch steiler en warmer dan ik vermoed heb, bereiken we het eerste kanteel en komen niet zo veel verder meer. Maar toch zijn we helden. De uitspraak van Mao, dat een ieder, die de Muur heeft beklommen, een held is, knoop ik in mijn oren. Onderweg zie ik ook regelmatig foto’s op de wanden geplakt van al die helden. Later hoor ik van de diehards, die nog een paar kantelen verder zijn gegaan, dat de Muur tijdelijk ophield. Zoals op heel veel plaatsen in Beijing ligt het ook hier op de schop, ten behoeve van de Olympische Spelen in 2008. Desalniettemin is het uitzicht schitterend en na een tijdje rond te hebben gekeken klauteren we weer terug naar beneden. Minder hijgen, minder zweten, maar wel met zwabberende knieën. Na een colaatje beneden doen we nog een rondje bij de poort en het daar aanwezige tempeltje, waar ik ongemerkt een foto maak van één van de beelden binnen (echt waar, ik heb het bordje dat je binnen niet mag fotograferen, pas later gezien) en voert de bus ons daarna naar de lunchplek. Uiteraard is het hier weer met stokjes eten, maar gelukkig behoort ook een vork tot de onderdelen van het bestek. De meegebrachte lepels liggen nog op de hotelkamer, dus is die vork een welkome aanvulling, anders krijg ik niet binnen redelijke tijd de benodigde hoeveelheid voedsel binnen. Het zal overigens de laatste keer zijn dat ik hulpmiddelen, naast die van stokjes dan, nodig heb. Het leert snel om met die dingen te eten. Het eten wordt overigens omlijst met een rondleiding door de hier ook aanwezige fabriek van koperwaren. Het is wel de vraag of nu het restaurant een 3
bijproduct van de fabriek van koperwaren is of andersom. Ik denk het eerste. Ik heb er niet om gevraagd en krijg het er gratis bij. Nou ja gratis? We verlaten de winkel van de fabriek, het ultieme bijproduct in deze, met een paasei versierd met pandabeertjes en een kleine hand vol theelepeltjes, voorzien van gelijkaardige voorstellingen. Het eerste voor de jaarlijkse paastakken, zodat de Russische eieren niet de enige vreemde eieren in de bijt zullen zijn en het tweede omdat we toch wat weggeefsouvenirs nodig hebben. De busrit gaat dan weer terug richting Beijing, en wel naar het Zomerpaleis, waar onder andere een marmeren boot ligt, die ooit door één van de Keizerinnen daar gebouwd werd. De boot ligt er wat onverzorgd bij, spinrag bij de ramen en zo, en is minder mooi en heel anders dan ik heb verwacht, maar hij drijft wel en vaart niet. De rest van het paleis en bijgebouwen vallen qua kleur een beetje tegen. Ze zien wat somber, wat grijzig uit, maar de vele ornamenten vergoeden een hoop. Halverwege onze tocht door het park komt er onweer, althans we horen de donder, en korte, maar hevige regenbui haalt daarna wat warmte uit de lucht, hoewel het nog steeds flink zweten blijft, zij het een stuk minder dan vanmorgen op De Muur. Als de gehele groep de aanlegsteiger van de rondvaartbootjes (mooie kitsch) heeft gevonden, dan sluiten we af met een korte tocht over het Kunmingmeer. Op de terugweg naar het hotel wordt als toetje (ook hier heb ik niet om gevraagd) gestopt bij een Chinese Kliniek, waar je je door middel van drukpunten kunt laten onderzoeken. Ria en ik hebben daar geen zin in, daar zijn we niet voor gekomen, en we gebruiken de tijd om alvast een kijkje te nemen op het dichtbij gelegen Tian’Anmenplein. Op zo’n groot plein mag je wel van verkennen spreken. Het is inderdaad reusachtig. Jammer alleen, dat de dit grootste plein ter wereld wordt ontsierd door het monstrueus mausoleum van Mao Zedong. Morgen zullen we hier nog eens terugkeren. Vermoeid, maar voldaan komen rond zes uur terug in het hotel. Even uitrusten en dan een Chineesje zoeken, wat hier in Beijing wel niet zo moeilijk zal zijn. Groot, groter, grootst. Reprise. Maandag 11 juli 2005. Beijing. (’s morgens zeer zonnig, ’s middags bewolkt, lichte regen en weer zon, 38 à 40 o C.) Als om half acht de wekker gaat, blijkt dat we nog niet helemaal zijn gewend aan het tijdsverschil. We dreutelen wat aan en gaan in het hotel ontbijten. Een heerlijk Westers ontbijt, maar wel voor een prijs, waarvoor je drie keer een volledige Chinese avondmaaltijd eet. Daarna pakken we de rugzakken en beginnen de wandeling naar het Tian’Anmenplein en de Verboden Stad. Helaas het kaartkezen gaat hier niet honderd procent. Of het door het gekriebel op de kaart komt of dat ik het lezen van een kaart misschien een beetje ben verleerd, ik weet het niet, maar we komen uit bij de Tempel van de Hemel en niet het Plein van de Hemelse Vrede. We besluiten maar om een taxi te nemen, om verder dwalen te voorkomen, en het toch al warm genoeg. Binnen vijftien minuten zijn we er en tegen een bedrag van Yang 12. Bijna voor niets en stukken sneller dan lopen. Het is wel even zoeken welke voetgangerstunnel te nemen om van de zuidrand van het plein op het plein te komen, maar alras steken we het Tian’Anmenplein over richting de Verboden Stad, of Palace Museum, zoals het officieel heet, af en toe de verkopers
4
van paraplu’s en/of parasollen, die zich aanbieden en wat dies al niet mee zij van ons afschuddend. Er staan een paar behoorlijke rijen voor de kassa’s, maar de truck door zelf in de ene rij te gaan staan en Ria in de andere, werkt als altijd. Ria is het eerste bij een loket en gewapend met twee kaarten wandelen we richting ingang. In het eerste deel van het Paleiscomplex is het druk tot zeer druk. Dat hebben we al eerder meegemaakt en zullen nog wel meer meemaken. Men blijft voornamelijk aan het begin “hangen”. Om een foto te kunnen maken van de binnenkant van gebouwen is het flink dringen geblazen, anders kom ik nooit aan beurt. Mijn, ten opzichte van Chinezen, forse postuur helpt en ook de grote wandelschoenen, waarmee ik als een olifant door voetjesporseleinkast van Chinezen loop. Hoewel deze kleine, watervlugge, mensjes, weten zich steeds in ieder gaatje in de meute te dringen. Dan helpt alleen lompheid en af en toe een elleboogstoot. Enfin ik kom bij ieder doorkijkje toch redelijk snel vooraan en kan mijn fotootjes maken en Ria krijgt ook alles te zien. Het eerste deel is ook veel minder mooi dan het tweede, maar men werkt hard aan verbetering, waardoor helaas een deel ervan niet te bezoeken is. Jammer, maar wat overblijft is nog steeds meer dan moeite, en in het onderhavige geval het zweet, m’n petje krijgt nu reeds de bekende zoutsporen, waard. De belangrijkheid van een gebouw en zijn bewoner kun je aan de buitenkant aflezen aan de ronde stenen boven de deuren. Hier zijn de maximaal vier ronde stenen aanwezig en ook de figuren op elke hoek van het dak, twaalf zelfs, geven aan hoe belangrijk het gebouw en de bewoner is. Uiteraard, wat kun je verwachten van het belangrijkste paleis van de keizer van China. Ja, we zijn niet zomaar ergens op bezoek. Uiteraard ontbreken de hoge drempels ook niet, die een barrière vormen tegen spoken, die alleen maar kunnen schuifelen, waardoor de woning tegen hen wordt beschermd. We nemen een ijsje, voor Ria uiteraard zonder suiker, voor zover we dat met handen en voeten duidelijk kunnen maken aan verkoopster. En terwijl ik al de helft van het ijsje heb opgegeten, realiseer ik me dat het waterijs is. Zeker, wel verpakt ijs en geen schaafijs. Nou ja maar zien of het geen nadelige gevolgen heeft. Rond halftwee hebben we het wel gezien en verlaten aan de noordzijde de Verboden Stad. Eerst heb ik het idee om een taxi nemen, maar waar zijn die dingen, en dan besluiten we, als de prijs redelijk is een riksja te nemen. Ria heeft nog nooit in zo’n fietstaxi gezeten, dus is het dan dubbel leuk voor haar. Na het onderhandelen over de ritprijs, die minimaal het dubbele van een taxirit is, Yuan 35, besluiten we om met dit vervoermiddel naar de Tempel van de Hemel te worden gereden. Geen slechte prijs voor een ritje van een half uurtje, dat we ontspannen rondkijkend meemaken. Aangekomen bij het Tempelcomplex probeert de chauffeur nog even om zijn gevraagde vijftig Yuan, die overigens later Jammetjes gaan noemen, los te peuteren. Jammer voor hem, maar afspraak is afspraak. Inmiddels is de lucht dichtgetrokken en is het heerlijk koel geworden in het park. We scoren eerst nog twee koelkastmagneetjes, dus die kunnen ook van het verlanglijstje worden geschrapt, en wandelen vervolgens het park door. Helaas zijn ook hier restauratiewerkzaamheden aan de gang, zodat niet alles te bezichtigen is. Er komt wel wat regen uit de lucht, maar niet zoveel, dat we de, nu wel meegenomen pluutjes, dienen te gebruiken. Even later gaat de zon weer behoorlijk zijn best doen, het is alsof er een heteluchtkanon wordt aangezet, zodat de koelte weer snel verdwenen is. Midden op het Ronde Altaar van de Hemel ligt een ronde, witte steen, die de Navel van het Heelal wordt genoemd. De Chinezen verdringen elkaar daar om staande op die steen op de foto te komen. Ook Ria mengt zich in het gewoel, zoals ik me aan de kant van de fotograferen verdring. Als ze na enkele minuten de Navel heeft bereikt, 5
begint een man heel boos te worden en hard te schelden dat zij voorgedrongen is (ja ’s lands wijs, ’s lands eer zeg ik maar). Een jonge man die tussen hen in staat kan alleen de humor er maar van inzien. Jammer voor de boze man, koekje van eigen deeg en de foto is trouwens ook al genomen, inclusief de boos kijkende Chinees. Buiten het park gekomen “moeten” we nog even een kledingwinkeltje in. Het blijft bij één T-shirt, de rest van de bloesjes komt later nog wel en wandelen we terug naar het hotel. Als een man mij op het kaartje ziet turen, komt hij spontaan naar ons toegelopen en vraagt waar we naar toe willen. “Het Rainbow Hotel”, dat weet hij wel, het is niet ver meer en in gebrekkig Engels en met veel handgebaren wijst hij ons de weg. Erg leuk hoor! Maar ik draai me om, loop de tegengestelde richting op, en zie de man denken: “Ik heb het toch overduidelijk uitgelegd!”. Ik probeer hem wijs te maken dat ik alles goed begrepen heb, maar eerst nog een foto wil maken. En hij kan niet weten dat ik niet aan m’n dagelijkse portie van honderd foto’s ben gekomen. In een ooghoek zag ik schuin achter mij, een grote groep mannen op de stoep zitten. Een aantal spelen een bordspel, waar ik helemaal niets van begrijp, waar de halve straat zich mee bemoeit. Als ik vraag of ik een foto mag maken, dan krijg ik alleen een door-mij-heen-kijkende blik, alsof ik er niet ben. Dus fotografeer ik er maar op los. Even later bereiken we het hotel, na de stop bij “ons” watermannetje, met een fles vers, koel water. We babbelen nog wat met een aantal leden van de groep, die zich in de lobby hebben verzameld, rusten wat uit, dat wil zeggen Ria gaat pitten en ik schrijven aan mijn reisverslag en bedenken daarna wat we vanavond eens zullen gaan eten. Chinees misschien? Verrassend en vertrek. Dinsdag 12 juli 2005. Beijing. (licht bewolkt en af en toe een zonnetje, 32 o C.) Als om halfzeven de wekker gaat is het snel douchen en aankleden geblazen, om nog in alle rust van het Westerse ontbijt te kunnen genieten, immers om halfnegen vertrekken we voor een toertje door de echte Hutongs. Het is een beetje gehussel om alle veertien mensen in taxi’s te krijgen, maar na een minuut of vijf geniet iedereen van de airco, die misschien nu niet geheel noodzakelijk is, nu het relatief koel is. Bij één van de Hutongs aangekomen stappen we over in riksja’s, mooie fietskarretjes met fel rood gekleurde kappen. Leuk om zo langs deze kleine huisjes te worden gereden en een gids legt één en ander uit. We bezoeken één van de huisjes (wel klein hier, een kamer van ongeveer 20 vierkante meter, die zowel woonkamer als slaapkamer is, waar ooit, thans twee, vijf mensen leefden). De keuken is nog de tweede ruimte in het huis, maar toilet en badkamer worden met andere huizen gedeeld en zijn buiten. We sluiten het bezoek aan deze wijk af met een kijkje in een kleuterschool. Leuk om die kleintjes te zien. Waarschijnlijk is het hier meer dan bovengemiddeld, maar het geeft toch een aardige indruk. Eén van de meisjes ziet al dit bezoek niet zitten en doet de eerste tijd niets anders dan huilen. Later zie ik dat ze ook kan lachen. In tegenstelling tot een paar knullen, die met al die aandacht hun stoerheid niet op kunnen. Al met al een vrolijke boel en ideeën voor Ria te over. De riksja’s brengen ons nog naar de Bell Tower. Ria heeft geen zin in de hele steile trap, al voldoende trappen geklommen op De Muur, en blijft bij de ingang op de stoep zitten. Terwijl ik, zo hoor ik later, probeer wat foto’s van de skyline van Beijing te 6
maken, wat niet zo goed lukt omdat het erg nevelig is, en van de enorme klok in deze toren geniet, stopt er bij haar een riksja. De Chinese chauffeur stapt uit, pakt zijn digitale camera en vraagt of hij een foto van haar mag maken. Leuk zo zijn de rollen eens omgedraaid. Het worden er zelfs twee en later zullen er nog een flink aantal volgen. Nu is het slechts verbazing. We sluiten af met theeceremonie. Grappig hoe je van en met zo’n simpele drank als thee (zeg dat maar niet tegen de Chinezen) iets heel speciaals kunt maken. Taxi’s brengen ons daarna naar een Pekingeendrestaurant. Da’s niks voor Ria, eendenliefhebster als zij is, laat ze zich nog liever onderschijten (wat haar ooit eens is overkomen) door zo’n beest, dan de eend op te eten. Wij verlaten dus de groep en gaan te voet naar het hotel, en … helaas de verkeerde weg ingeslagen. Niet goed begrepen wat Sunny bedoelde. Na een minuut of twintig en een foto of vijf weet ik zeker dat we fout zitten. Ik denk te weten waar we dan wel zijn, maar vraag voor alle zekerheid aan een Chinese vrouw bevestiging. Dat lukt vanwege de taal niet, ondanks de hulp van een klein kaartje. Een poging bij een passerende man lukt wel en binnen een mum van tijd staan zich zes mensen met onze, toekomstige, route te bemoeien. Vriendelijke adviezen als neem een taxi of bus 15, want het is veel te ver lopen. Maar na een minuut of tien krijg ik mijn gevraagde bevestiging en wandelen we dan echt de richting van het hotel op. Een tussenstop bij een supermarkt en ons laatste bezoek aan “ons” watermannetje, om de noodzakelijke proviand in te slaan voor de aanstaande treinreis en voor het laatste uurtje in Beijing slaan we ons kamp op in de lobby van het hotel, die langzaam volstroomt met de rest van groep. Tegen halfvier komt de bus, die ons naar het station zal brengen. Het treinstation, is een mierenhoop van mensen, ziet er erg nieuw en prima uit. De trein is van hetzelfde kaliber. Zes bedden, drie boven elkaar, in een halfopen compartiment of coupé. Als we bij het instappen als groep niet al te snel ruimte maken in het toch al smalle gangpad, beginnen de Chinezen, die er achter staan, te koeren dat we te veel tijd nemen om in te stappen en onze bagage weg te zetten. Maar alles komt goed. Scherp op tijd, om zeventien uur drieëndertig, vertrekt de trein richting Xi’an. Het wordt een gezellige boel, we dollen een beetje met de, vele, langslopende Chinezen en langzamerhand begint iedereen met het aanspreken van de, veelal uitvoerig, meegenomen etensvoorraad. Bakjes noedels aanlengen met water, kaakjes, koekjes en broodjes eten, flessen met of zonder alcohol ledigen en wat dies al niet meer zij. Nog voordat het licht op de standaardtijd van tien uur ’s avonds uitgaat, kruipt of klimt iedereen zijn of haar bed in en is het geflaneer, foto’s van en/of met Westerlingen maken, van de Chinezen ten einde. En is de trein, behoudens het gebonk van de wielen op de rails, in rust gehuld. Enorm en wat is het enorm heet. Woensdag 13 juli 2005. Xi’an. (flink zonnig, 41 o C.) Rond halfzes begint de trein langzaam te ontwaken, wat mede komt doordat de verlichting weer aangaat. Nog een uurtje, dan zullen we in Xi’an aankomen. Ik heb redelijk geslapen (toch wel wat smal die bedjes en de hoogte houdt ook niet over), Ria heeft goed geslapen, maar die is ook een stuk kleiner dan ik. Het ontbijt betstaat uit de rest van het gisteren gekochte en het douchen is niet meer dan m’n handen wassen na het gebruik van het hangtoilet en scheren mag ik gelukkig ook overslaan. 7
Als we om kwart voor zeven uitstappen is het al behoorlijk warm. Het station lijkt nog een grotere mierenhoop, dan dat van Beijing. Laverend door de mensenmassa bereiken we de bus, die ons direct naar het Terracotta Leger brengt. De kamers in het hotel zijn toch nog niet ter beschikking en zo zijn we er voor opening van het museum, dat komt prima uit, want dan is het nog niet zo verschrikkelijk druk en warm en kunnen we rustig rondkijken en genieten van dit onofficiële achtste wereldwonder. Tegen één uur komen we in het hotel aan, één koelkastmagneetje rijker dan voorzien en hoofden vol met honderden, misschien wel duizenden manshoge poppen en diershoge paarden. Prachtig om dit alles te zien. We houden, nu we ook nog op de kamer mogen, een paar uurtjes siësta. De siësta duur tot een uur of drie, waarna we naar buiten stappen richting centrum van Xi’an. Buiten valt de warmte als een natte dweil op me neer, wat zo-even nog droog was is binnen luttele seconden door en door nat. Aan het einde van de middag kan ik mijn poloshirt letterlijk uitwringen. Ria’s eerste kennismaking met tropische temperaturen noopt ons tot langzaam lopen. De oorzaak is overigens niet alleen de warmte, zo realiseer ik me later, maar ook het missen, of beter niet nemen, van een lunch. Maar we zijn wel zo verstandig om geen druppel water over te slaan. We wandelen, zo veel mogelijk in de schaduw, via de stadsmuur, waar het zo mogelijk nog warmer is, naar de Bell Tower en de Drum Tower, die, schitterend als ze zijn, toch een beetje verder weg liggen dan gedacht. Na een mislukte poging om bij de plaatselijke McDonald’s een Cola Light te kopen, zelfs een flesje mineraal of “schoon” water lukt niet (kraanwater kunnen we krijgen, maar daar kunnen onze zwakke Westerse magen niet tegen) wandelen naar de Rode Moskee, die we nooit zullen bereiken. We worden opgehouden op de Arabisch uitziende markt in de buurt van de Moskee. Een lakdoos is Ria’s wens als verjaardagscadeau en er zijn hier een paar prachtige exemplaren. De eerste onderhandeling mislukt, maar bij het tweede kraampje is het raak. Na flink afdingen lopen we bepakt en bezakt (en passant nog een kralensnoer van zoetwaterparels (het zal mij benieuwen of het echte zoetwaterparels zijn en geen plastic spul, want wat je kunt verwachten voor een prijs van Yuan 30 ofwel Euro 3, Ria neemt zicht voor het in Nederland eens te laten vaststellen)) de markt uit en laten we de Moskee de Moskee en vinden al snel een taxi, die ons heerlijk geriefelijk, heerlijk koel met die airco, naar het hotel terugbrengt. En dat voor slecht Yuan 7.30 en zonder extra zweet. Bij het hotel aangekomen steek ik met gevaar voor eigen leven, je wordt zo platgereden hier, nog even de weg over om een stapeltje Yuans te halen, terwijl Ria in de lobby op mij wacht. Na al die inkopen zijn verse biljetjes hard nodig. Het probleem van Xi’an is: Cola Light. Ria mag geen suiker en dat, buiten water, is vrijwel het enige wat ze zou kunnen drinken. Ik probeer het te bemachtigen bij winkeltjes vlakbij het hotel: no luck, no light. Bij de receptie van het hotel verkopen ze ook frisdrank, maar spreken nog minder Engels dan in de winkeltjes. Toch doe ik een vermetele poging om een flesje Cola zonder suiker te bemachtigen. Eerst krijg ik van de receptioniste een schriftje met de meest gestelde vragen, vertaald uit het Engel in het Chinees. De vraag om Cola Light staat daar niet bij. Dan maar met handen en voeten. Een Colaflesje aanwijzen en dan zeggen “Light” en “no sugar”. Dat wordt niet begrepen. Ik wil ze wijs maken dat ik koffie of thee bedoel en met het gebaar van toevoegen, of beter het niet toevoegen, van suiker en probeer de dames achter de balie duidelijk te maken dat dit dan op de “niet” inhoud van Cola slaat. Het is hen nu duidelijk: “Nee dat hebben we niet”, maken ze mij dan weer duidelijk. Dan een ander flesje, waar geen suiker in zit. En na wat zoeken komen ze er met één op de proppen. Mooi! Ze kijken wel een beetje vreemd op als ik daarna ook nog een flesje Cola (normaal) bij wil hebben. Helemaal trots laat ik mijn aankoop aan Ria zien. Op 8
de kamer gekomen, vraag ik Ria, die heerlijk uit het flesje zit te drinken, wat dat drankje dan wel is en of er echt geen korreltje suiker in zit. Nee hoor, zeker, geen enkel spoor van suiker. En het drankje… dat is gewoon water! Enfin rest er nog één probleem, voordat we met de groep, of deel daarvan, het avondeten gaan nuttigen. Hoe nemen we die lakdoos mee. Het ding is toch nogal groot, zeker zo’n twintig bij vijfentwintig centimeter. Wel kunnen we die mooie ketting, samen met de lepeltjes en de inmiddels drie koelkastmagneetjes, in de laatjes van het kistje stoppen. In Ria’s kleine rugzak past ‘ie niet, in die van mij nog minder. Dus stoppen we de lakdoos in Ria’s grote rugzak, ompropt met kleding, die ruwe bagageafhandeling zou moeten kunnen doorstaan (en dat ook doet). Ze moet nu wel twee weken de doos met zich meeslepen, maar wie mooi de sieraden wil opbergen, moet op de blaren van de rug rekenen. We gaan naar beneden voor de etensafspraak. Het zal wel weer Chinees worden en het valt eigenlijk best mee dat eten met die stokjes. Ik kan nu toch redelijk wat voedsel binnen redelijke tijd binnenkrijgen, zonder de mij bekende gereedschappen van bestek en Chinezen maken beduidend minder rommel, wel heel veel geluid overigens, dan ik heb gelezen en gehoord. Wij Westerlingen doen het een beetje omgekeerd. De groep is niet compleet. Dat komt deels omdat sommigen andere plannen hebben en deels ook omdat de “buiklopers” nu in bosjes om ons heen vallen. Het eten is lekker, alleen de drank is pet. Ook dit restaurant heeft men geen Cola Light, maar ook geen water, maar wel een appelsapje zonder suiker, zegt men. Het sapje is niet te drinken en staat stijf van de suiker. Dat Cola Light niet tot de standaard uitrusting van en restaurant behoort kan ik begrijpen, Xi’an is niet zo’n super toeristische stad. Op het Terracotta Leger na dan, dat een flink eind buiten de stad ligt, is niet zo veel te doen, maar dat je zelfs geen fles water kan krijgen…, dus loop ik maar even naar buiten om een flesje water voor Ria te kopen. De langste treinrit. Donderdag 14 juli 2005. Xi’an. (zonnig, 38 o C.) Als we na het afgaan van de wekker om halfacht, rond kwart voor negen naar buiten stappen, belooft het deze dag net zo warm te worden als gisteren, alleen met het verschil dat er zo af en toe een warm/lauw windje staat, dat enige verkoeling biedt. We lopen richting supermarkt om in te slaan voor de treinreis, die vanmiddag begint, de trein die ons van Xi’an naar Chengdu zal brengen. Onderweg zouden we het Western Restaurant moeten kunnen vinden, waar we willen ontbijten. We bereiken echter de supermarkt zonder het restaurant te vinden. Wel zijn er onderweg leuke tafereeltjes van het buitenleven in deze stad te zien. Leuk om dadelijke even terug te gaan, maar dan met fototoestel. Op de terugweg zien we het restaurant wel en eten er een ham met eieren sandwich, heerlijk luxe onderuit zittend in clubfauteuils. Het duurt bijzonder lang voordat we het eten op ons tafeltje krijgen, vele malen langer dan er gemiddeld voor nodig was om Chinees voedsel te krijgen, maar er blijft nog voldoende tijd over om de inkopen op de kamer te brengen en terug te lopen met het fototoestel. Vriendelijke mensen, die zich zonder problemen laten fotograferen. Daarna is het tijd om ons op te maken voor de reis en ons bij de vakantienomaden te voegen. Hetzelfde ritueel, maar dan omgekeerd, als bij aankomst in Xi’an, eerst een stukje met de bus, dan wandelen met twee rugzakken door de mensenmassa en de 9
bloedhete zon (daar gaat m’n nog vlekkeloze verschoning), en dan wachten in de wachtkamer. De trein heeft tien minuten vertraging, maar dat zal normaal gesproken wel worden ingelopen gedurende de reis van zeventien uur. De verwachte aankomst in Chengdu is morgenochtend halfzes. Het is een wat oudere trein dan de vorige, maar zeker van hetzelfde niveau. De trein is wel wat trager, de trein vanaf Beijing naar Xi’an reed honderdenzestig kilometer per uur, deze heeft een maximumsnelheid van honderdentwintig, vandaar dat de afstand, die van circa twaalfhonderd afneemt naar elfhonderd kilometer, in wat langere tijd wordt afgelegd. We zien uit naar het althoos durende ritueel van langslopende, langs flanerende Chinezen. Roken mag is niet bij de compartimenten, maar alleen op de balkons. Eén Chinees heeft de euvele moed om reeds in de gang bij de compartimenten zijn sigaret op te steken en wordt er direct door de groep luidruchtig op gewezen dat dat niet de bedoeling is. Het helpt prima. Het aantal langs hobbelende Chinezen valt mee deze keer mee, maar misschien komt het wel omdat we nu veel verder van de restauratiewagon af zitten. Langzaam verlaten we nu het relatief droge en, in deze tijd van het jaar, hete Noorden van China en reizen naar het vochtigere, maar ook qua temperatuur gematigdere, Zuiden. Het Zuiden dat meer subtropisch is en het Noorden dat meer een landklimaat heet. Langzaam ontrolt het landschap zich langs de trein, die regelmatig op kleinere stations stopt. Steden en dorpen, bossen en landbouwgebied wisselen elkaar regelmatig af en later in de middag gaat het over in schitterende vergezichten in bergen, waar de afwisseling door de vele tunneltjes wordt verzorgd. Zo kunnen je kilometers ver kijken, of probeer je een foto te maken, maar een tel later is er niets meer dan een zwart gat. Enfin om tien uur ’s avonds, dat valt er toch niets meer te zien of te fotograferen buiten (veel te donker), dan valt er niets meer te eten (alles is op), dan valt er niets meer te kletsen (geen gespreksstof te meer te vinden), dan valt er niets meer te kaarten (nou ja, als enige zou dat nog kunnen), gaat naar gewoonte in de Chinese treinen het licht uit. Zo goed en zo kwaad als het gaat nog even mijn tanden poetsen en naar het hangtoilet annex gat-in-de-grond-toilet gaan. Ik zie juist nog even het beeld door het treinraam van de locomotief, die één van de vele tunnels binnenrijdt, en de grote koplampen van de locomotief een mooi lichtschijnsel op de ingang van tunnel geven, een beetje spookachtig zelfs, wat een enkele tel later aan mijn gezicht wordt ontrokken door de tunnel. Daarna gaan ook mijn eigen lichten uit, en wordt het donker in mijn eigen tunnel. Ach… wat lief. Vrijdag 15 juli 2005. Chengdu. (mistig, bewolkt, af en toe wat regen, 26 o C.) Om halfvijf gaat het licht de trein weer aan. Ik heb redelijk goed geslapen, nu ik niet op de derde maar op de middelste laag lag. Net iets meer ruimte en dat ging stukken beter. Hoewel ik af en toe last had van het geluid van verschillende buren, was het al met al een goede nacht. Nog voor halfzes bereiken we het station van Chengdu en het is dan nog een klein stukje lopen naar de bus, in deze, nu nog donkere, stad. Als ik om me heen kijk, krijg ik steeds meer het gevoel van “good old Asia”. We rijden naar het hotel, maar als we daar om zes uur aankomen, is er niet veel meer plaats dan in de lobby, waar we wel een kop heerlijke cappuccino kunnen krijgen. Het idee wordt geopperd om direct 10
door te gaan naar het Panda Breeding Centre. Panda’s zijn nogal luie dieren, maar juist ’s morgens vroeg wel wat in beweging, omdat het dan voedertijd is. Een mooi moment dus. Nog voor achten komen we daar aan en een dikke honderdenvijftig foto’s later, even na tienen, stap ik weer naar buiten. Het is een heel mooi park en de panda’s zijn zulke leuke, wat een lieve haarballetjes, dieren. De volwassen dieren zeker, maar juist de kleintjes, nou ja kleintjes, die zijn van de reuzenpanda al bijna groter dan een volwassen mens en zeker zwaarder, die keten en klimmen dat het een lust is en zwalken olijk in het rond. Het is heerlijk genieten van deze dieren. Buitengekomen wacht me de kitsch, tientallen kraampjes met alleen maar pluchen pandabeertjes, vele, vele honderden of misschien wel duizenden. Waarschijnlijk meer dan de thans circa duizend in het wild levende, echte exemplaren. Op terugweg met de bus naar het hotel wordt het “good old Asia”-gevoel nog extra versterkt door het straatbeeld, van een stad die nu geheel wakker is, met marktjes, de verschillende draag- en vervoermiddelen en het doen en laten van mensen. Heerlijk rommelig! We kunnen bij de tweede aankomst in het hotel nu wel over de kamer beschikken en gebruiken een paar uurtjes om ons zelf en wat kleding te wassen. We krijgen al heel snel een taxi, niet zo verwonderlijk overigens, want stapels van die groene en blauwe auto’s rijden hier rond, soms in rijtjes van wel een stuk of tien. Het verkeer hier in Chengdu is een redelijk chaos, meer in ieder geval dan we elders in China hebben meegemaakt. Wegduwen en weggeduwd worden, fietsers en riksja’s, die zowel links als rechts van de weg rijden, auto’s en ander gemotoriseerd vervoer die recht op je afkomen, zonder snelheid te minderen, als op een zebrapad loopt (één keer moest Ria letterlijk wegspringen, andere was ze platgereden door scooter). Voetgangers zijn hier overigens verreweg de mindere in het verkeer, een soort loslopend wild. Ik ben er nog steeds niet achtergekomen wie er nu voorrang heeft, verkeer van rechts of verkeer van links en of een rood stoplicht nu betekent dat je moet stoppen of niet. Of ik er ooit achter zal komen, ik denk van niet. Maar voetgangers hebben in ieder geval nooit voorrang. We bezoeken de Wenshu Temple. Een flink complex van vele grotere en kleinere tempels, met mooie tuinen en vijvers, waarvan er in één hele horden waterschildpadjes leven, en een kleine pagode. Ook ik ben hier aan de beurt om gefotografeerd te worden, voor zover dat al niet gebeurd is zonder dat ik het weet. Ik sta voorovergebogen over mijn fototas om een lens te wisselen en zie in mijn ooghoek een paar mannenbenen langzaam, maar zeker, steeds dichterbij komen. Het natuurlijke instinct van oppassen nu gaat de boventoon voeren. Wat ik echter niet weet, dat de man, die daar aan komt schuifelen, door middel van gebarentaal al overleg heeft gepleegd met Ria of ik misschien met hem op de foto wil. Als ik mijn tas weer dicht en op mijn rug heb, richt ik me weer op en de man spreekt mij met een paar woorden Engels en veel gebaren aan en vraagt mijn toestemming. Natuurlijk krijgt hij die en ik schaam me een beetje voor mijn wantrouwigheid. De oudste delen van de tempel staan er al sinds ongeveer de tiende eeuw voor onze jaartelling en worden thans gerestaureerd. Het is mooi om vooral het schilderwerk er van te zien. De grond is daarom hier en daar een beetje modderig, maar het kan er alleen maar mooier op worden. Verder valt me op dat in één van de tempels er duidelijk twee foto’s van de Dalai Lama aanwezig zijn. Zou er een verband met Tibet zijn en die Dalai Lama is toch een vijand, een tegenstander van China? Tijdens de wandeling door het complex komen we nog veel groepsleden tegen. We wandelen naar buiten en na een paar foto’s van straattafereeltjes nemen we taxi terug naar het hotel. Een mislukte poging om water te kopen brengt ons op een lokale markt. Leuk om te zien. Minder aangenaam is het beeld dat er ook levende 11
kippen, eenden (waaronder de bekende Pekingeend), konijnen en ander kleine dieren worden verkocht, die naar believen van de klant ter plaatse worden geslacht. Geen prettige gezicht. Nog even naar het hotel om nog even een beetje te rusten en ons dan opmaken voor de voorziene hot-pot van vanavond. Met de hot-pot doet de gehele groep mee. Het is een soort Chinees fondue, en dan op z’n Chinees. Vlees en groente haal je uit de bouillon met je stokjes en niet met prikkers of netjes. Het ene gedeelte is ook superheet, met een overvloed aan pepers en in het andere deel wordt de extra smaak toegevoegd door complete vissenkoppen, die al drijvend met grote ogen en open bek me liggen aan te kijken. ’s Lands wijz’, ’s lands eer, maar je hoeft niet met alles mee te doen. Al met al smaakt het eten best lekker, hoewel ik gewoon Chinees een stuk beter vind. Na afloop laten we een enorme puinhoop op de tafels achter, terwijl een paar tafeltjes verder de koks van dit restaurant, met hun decimeters hoge koksmutsen, ook heerlijk aan het hot-potten zijn geslagen. Ontbijt? Zaterdag 16 juli 2005. Chengdu. (bewolkt en mistig, 32 o C.) Om halfacht gaat de wekker en als we om een uur of halftien buiten komen is het relatief koel en aangenaam. Wat niet aangenaam, althans niet lekker is, is het ontbijt dat we nemen. Het hotel heeft geen restaurant en in de buurt zijn geen restaurants te vinden die Westers ontbijt op de kaart hebben staan. Daarvoor is het hier niet toeristisch genoeg. We nemen onze toevlucht tot een restaurant vlak naast het hotel en gaan voor een Chinees ontbijt. Noedels met vlees zijn nog het best te eten, maar eigenlijk een beetje te heet. Verder dan een derde van het bakje komen we niet. Op een twijfelachtige tweede plaats komen de “koekjes”. Een gepaneerd gerecht met kip en gemalen rijst, erg droog en met weinig smaak. De twee kleine hapjes komen in ieder val op. Om de laatste plaats wedijveren de bonensoep (geen boon te vinden in dit melkachtig witte goedje, dat naar helemaal niets smaakt, ondoorzichtig is en een beetje stinkt). De kip in deegenvelopjes, zouden dumplings moeten zijn, heeft ongeveer hetzelfde goedje rond zich als waarvan de soep is gemaakt, maar voor ons Westerlingen is het ook niet te eten. Meer dan een kwart van het geheel krijgen we niet naar binnen en wijken later uit naar de vanuit Nederland meegenomen mueslirepen en sultana’s. Maar de bijgeleverde glazen thee smaken heerlijk, alsmede de Cola, helaas voor Ria is ook hier geen Cola Light te krijgen. We laten het voedsel, ik neem althans aan dat ik die benaming aan deze goedjes mag geven en dat het voor menselijke consumptie geschikt is, voor wat het is en ik ga afreken. Het superbedrag van Yuan 8,50 ( 0,85) zijn de kosten. Het lukt me niet eens om de resterende Yuan 1,50 van het briefje van tien als fooi te geven. De ober geeft het me weer steeds terug. Aardige mensen, maar het zal wel de laatste keer zijn dat we Chinees gaan ontbijten. In tegenstelling tot het middag- en avondeten…juist ja. Net zoals gisteren vinden we al snel een taxi, die ons almaar wisselend van rijbaan, schommelend bijna, naar de Tempel van de Groene Ram brengt. Ik sta verbaasd hoe iedere vierkante centimeter wordt benut om van rijstrook te wisselen, om zich in de andere rij te wurmen, zonder dat het ontaart in agressie. In Nederland zou het een heleboel schelden, boze gezichten en getoeter opleveren. Hier geen van dat. Het zit ook een beetje in de aard van het beestje denk ik maar. Het rijgedrag weerspiegelt 12
het loop-, kijk- en wachtgedrag van de Chinezen, die steeds voordringen om op het eind weer in dezelfde plaats in de rij te belanden. Zo gaat het ook in het verkeer. En, natuurlijk, taxichauffeurs zijn overal ter wereld hetzelfde. Ook deze tempel is mooi, meer dan de reis waard. Het lukt me wel om een oude man, maar pertinent niet om een oud, krom lopend vrouwtje te fotograferen. De tempel is een Taoïstische tempel, dus Ying en Yang te over en mensen die met taiqi bezig zijn. We ontmoeten twee meisjes, één vraagt verlegen “Where are you from?’, en mijn antwoord “Holland.”, zegt haar niets. “Europe.”. Ja dat klinkt bekend en al meelopend ontstaat er een gesprek en ze legt ons wat uit over de tempel. Leuk! En als ik die uitleg niet had gekregen, had ik toch het verkeerde beeld voor de Groene Ram aangezien. Het mag dan wel niet zo warm zijn, maar mijn poloshirt wordt alweer behoorlijk vochtig. Er zit de geur van hot-pot van gisteren nog in, wat zich nu vermengt met die van zweet en deodorant. Een aardige combinatie. Ook wordt het weer tijd voor m’n petje, dat langzaam zijn blauwe kleur aan het verliezen is en overgaat de peper- en zoutkleur van opgedroogd zweetwater. Het begint er weer doorleefd uit te zien. Rond de middag begint het net als gisteren te onweren en daarna wat te regenen. Maar eens zien hoe lang dat duurt. Maar net als gisteren is het binnen het uur weer droog. De volgende actie is uitchecken en Traveller’s Cheques wisselen. Na de vierde bank geef ik dat maar op, de serie van “Nee, kan niet”, tot lang naar de papiertjes kijken en dan eindelijk zeggen dat het niet kan, is niet leuk meer. Om nog maar niet te spreken van de wachtrijen. Dan maar pinnen, in de hoop dat ik ooit die cheques hier nog ingewisseld krijg. Maar zelfs voor het pinnen heb ik twee apparaten nodig, om geld uit de Chinese Muur te krijgen. En passant lukt de missie “nagelknippertje kopen”, met aanschouwelijk taalgebruik van Ria en de missie “postzegels kopen” (met luchtpost gaarne), waar ook ik aanschouwelijk het vliegen laat zien, zeer eenvoudig. Als we tussendoor op een bankje een sigaretje zitten te roken, zijn we het bekijks van de straat en misschien wel de roddel van het uur. Het laatste is een uurtje in de lobby van het hotel doorbrengen, wachten op de bus die ons naar het treinstation zal brengen voor de derde treinreis van deze vakantie. Dit keer een relatief korte reis, één van een uurtje of veertien met slechts een afstand van achthonderd kilometer. Zoals altijd verloopt alles anders dan je verwacht. We ontmoeten het China van de twee gezichten. Het eerste gezicht is dat van een man van middelbare leeftijd, die samen met zijn oude, wat krom lopende, vader, reist. In de wachtkamer staat hij op van zijn stoel, om voor Ria plaats te maken en gaat vervolgens achter zijn vader staan en blijft daar staan. Als ik wat theebekertjes en halflege noedelbakjes aan de kant schuif kan ik wel op een tafeltje zitten en mag hij mijn stoel wel hebben. Als we later naar de trein lopen schuifelen de man en zijn vader mee. Nee, zij reizen niet met dezelfde trein als wij, maar juist de andere richting op, naar Xi’an, waar wij vandaan kwamen. Met de paar woorden Engels die hij kent, wenst hij ons een goede reis. Een leuk contact. Verder krijgt Irene, één van de groepsleden, min of meer acute migraine in de wachtkamer op het station, en moet ondersteund door twee andere groepsleden naar de trein lopen. Als we met de groep in het smalle gangetje in de trein staan, stopt het een beetje op. Tassen en koffers moet weggezet worden, Irene beweegt heel langzaam. Dat alles neemt tijd. Een aantal Chinezen achter ons beginnen hun geduld te verliezen en beginnen te klagen dat het zo lang duurt. Voordringen, zelfs voor hen, lukt niet, maar toch… Als ik bezig ben m’n rugzak hoog op het bagagenet te leggen, begint de meute Chinezen langs me heen te dringen. Waarom haast, de trein komt echt niet eerder in Panzhihua aan, zo grap ik nog. Een dame van jongere leeftijd, zorgt ervoor dat ik bijna omval en terwijl ik mij buk om 13
Ria’s rugzak onder de bank te leggen flitst ze langs mij heen en probeert, door haar tas om me heen te smijten, het onderste bed in te pikken, terwijl dat “van ons” is. Ze krijgt eerst een reprimande van Ria en daarna een forse scheldpartij van mij, dat ik daar niet van gediend ben. Gelukkig spreekt en verstaat ze Engels, zodat ik niet zo maar in het luchtledige scheld. Na enig sputteren krijg ik haar stil en zo vormt zij het tweede gezicht. De Chinese treinbemanning en Sunny spreken lang, uren, over Irene en de verantwoordelijkheid voor haar en haar gezondheid. Op een bepaald moment zijn vijf mensen van spoorwegen er mee bezig. Het mondt uit in het tekenen van een verklaring, dat zij, de spoorwegen, niet verantwoordelijk zijn voor haar gezondheid. Irenes migraine én mijn kleine ruzie zijn de rest van de avond het gespreksonderwerp in groep. Ach, die voordringende Chinezen toch ook, eens zien wat ik daar verder nog mee te stellen krijg. Niks te zien en toch leuk. Zondag 17 juli 2005. Panzhihua. (zonnig, 33 o C.) Na een wisselende nacht in de trein, waar ik, als ik ’s nachts wakker word, merk dat het regent, word ik om een uur of halfzeven wakker. Het begint langzaam licht te worden en een schitterend landschap wordt zichtbaar. Bergen waar flarden wolken in hangen. Snel stromende riviertjes, soms kolkend en altijd bruin van de modder die wordt meegesleept vanuit de bergen. Een normaal verschijnsel in de regentijd. Tegen negen uur rolt de trein Panzhihua binnen en als we uitstappen is het nog heerlijk koel. Gezien het weer zal dat wel veranderen. Panzhihua is een nieuwe stad, ontstaan in de jaren zestig van de twintigste eeuw. De stad ligt in een dal met enerzijds een schitterend uitzicht op de bergen en anderzijds een wat minder uitzicht op de vele fabrieken, vooral zware industrie, die hier zijn neergezet door het communistische bewind. Behalve de fabrieken en huizen is er niet veel hier. In Panzhihua is niet veel te beleven. Het zal wel een dag luieren worden en vlakbij het hotel is een zwembad. Het eerste hotel met zwembad deze reis en dat komt prima uit. Tegen tienen komen we aan bij het hotel en kunnen direct van de kamer gebruik maken. Dat gebruik maken bestaat uit slaap inhalen. In een trein slaap je wel, stukken beter in ieder geval dan in een vliegtuig, maar er gaat toch niets boven een bed. Van het zwembad, dat er beetje uitziet als een “sportfondsenbad plus”, genieten we ruim een uur. Mooi dat ik m’n opblaasbal heb meegenomen, het is een leuk speeltje voor in dit zwembad. Na het tweede tussenslaapje maken we nog een wandelingetje door de stad, waar het nu behoorlijk warm aan het worden is, en tijdens deze wandeling worden we vele malen bekeken en soms aangegaapt door lokale bevolking, nog sterker dan in Chengdu. We betalen hen met dezelfde munt terug, want daar zijn we voor gekomen. Veel is hier inderdaad niet te zien en te beleven, maar wel leuk als we een klein achterafstraatje ingaan waar een kleine markt is. Mannen zitten hier spelletjes te doen. Eenden en kippen met de poten samengebonden te wachten in manden op kopers. Het vlees hangt open en bloot in de buitenlucht en de klaargemaakte 14
gerechten, die ter verkoop worden aangeboden, zullen echt wel eetbaar zijn, maar ze wekken bij mij geen eetlust op. Verder natuurlijk de gebruikelijke groente- en fruitstalletjes. Als ik mannen probeer te fotograferen, dan gaat dat probleemloos, vrouwen echter verbergen zich, zodra een objectief zichtbaar op hen wordt gericht. Met handen en voeten kopen we een paar nectarines (stop maar bij vier stuks en geen vier kilo gaarne) en wat bananen en lopen dan weer naar het hotel terug. Het gaat nu bergop waards en binnen een mum van tijd zijn mij droge kleren weer door en door nat. Het is hier niet alleen warm, maar ook vrij vochtig. Als we later de kamer uitlopen om in het hotel te gaan eten, staan een aantal groepsleden op de gang over het avondeten te overleggen en vragen ons ook mee te gaan. Nog even de trek ophouden dan en drie kwartier later lopen we met bijna de gehele groep het hotel uit op zoek naar een restaurant. Het wordt zo één waar je de levende vis aanwijst, die je dan een half uurtje later in gekookte of gebakken vorm op een schaaltje weer terugziet. Heel erg mooi. Maandag 18 juli 2005. Panzhihua – Lijiang. (zon en regen, 25 o C.) Als om half zeven de wekker gaat regent het nog steeds. Tassen inpakken en ontbijten, want om halfnegen gaat de bus. We beëindigen voorlopig het reizen met de trein en stappen over op een bus. Na een half uurtje in de bus met stopt het met regenen, maar ook met bewegen. Wegwerkzaamheden, samen met een aanrijding zorgen voor een oponthoud van dik een half uur. Dus een extra rookstopje gelardeerd door een kakofonie van getoeter. Ook hier zorgt het eeuwige voordringen van de Chinezen dat de smalle doorgang helemaal verstopt raakt. Uiteindelijk rijden we toch weer verder. We verlaten langzaam de het gebied van met staalindustrie, waar het uitzicht wordt vervuild door de vele schoorstenen, en langzaam worden deze uitzichten vervangen door de schitterende gezichten op bergen met de enorme ravijnen, waar de bus langs scheurt. De hoge bergen, uitlopers van de Himalaya zien er schitterend uit, ondanks de nevel, die vele uren blijft hangen. Terrassen met rijstvelden wisselen elkaar af, als ook vergezichten met bossen. Bij de eerste fotostop komt een oude boer met een kleine kudde geiten over het zandpad omhoog gewandeld. Dus holt de halve groep zijn richting op. Hij wil wel op de foto, maar alleen voor geld. Eén Yuan plus een sigaret beklinken de zaak. Het kleine mannetje, anderhalve kop kleiner dan ik, heeft de grootste pret en lacht voortdurend. Even later is die pret wat minder, als blijkt dat in de tussentijd zijn kudde maar verder is gelopen, terwijl hij zich met toeristen vermaakte, en inmiddels uit het zicht is verdwenen. Hij begint in de richting van de berg te hollen om ze weer te pakken te krijgen. Ik denk, en hoop het zeker, dat hij de dieren weer snel heeft gevonden. De waterbuffel aan de overkant van de weg vraagt geen geld om te poseren. Ligt eerst lui in een poel modder en komt even later dom kijkend aangelopen, wie die snoeshaan wel kan zijn met dat zwarte ding voor z’n hoofd. Beide tafereeltjes leveren mooie plaatjes op. Vergezicht, na vergezicht, na vergezicht, met tussen door een lunchstop, wisselen elkaar af. Zo ook het weer. Zon en regen, met één keer een tropische regenbui, zorgen ook voor afwisseling. Rond kwart voor zes bereiken we het hotel in Lijiang. 15
Het is hier koel en dat is niet zo verwonderlijk. We zitten nu op twee duizend drie honderd meter hoogte en daarbij het weertype in aanmerking genomen. Dit was, achteraf gezien, de mooiste en de meest spectaculaire rit van de vakantie en wat we verder deze avond, in de schemer, nog van Lijiang zelf zien, beloofd in dezelfde categorie te gaan vallen. Heel erg mooi, reprise. Dinsdag 19 juli 2005. Lijiang. (regen, 22 o C.) De wekker gaat wat later af vandaag, pas om acht uur. Buiten regent het flink tot bakken, rechtstandig, uit de hemel. We doen het rustig aan en het duurt even voordat ik op gang kom. Wassen, banaantje eten, die we nog over hebben, kleren wassen en dan de paraplu’s opzoeken, voor een poncho is het te warm. Om m’n fotorugzak doe ik een vuilniszak, om de inhoud tegen het vele regenwater te beschermen. Dat werkt prima. De weersverwachting voor vandaag is regen met mogelijk in de middag droog en misschien zelfs wat zon. Voorlopig gaan we dan maar door de regen. Buitengekomen is de temperatuur nog steeds aangenaam en we wandelen naar de oude stad, die er heel leuk uitziet. Gezellige, smalle straatjes, die nu wel wat glibberig zijn door de regen, met overal winkeltjes en restaurantjes. We gaan ontbijten bij Le Petit Paris, daar kun je Westers ontbijten. Het wordt crêpes, stokbrood met kaas en, hmmm, yoghurt met muesli en vruchten en, natuurlijk, een kopje koffie. Als we er aan komen zit de halve groep er al en de rest zien we later binnenkomen of langslopen. Het lijkt droog te worden, dus als het ontbijt op is wandelen we wat verder door de oude stad. Voordat het weer begint te storten weet Ria nog een Chinees bloesje met bijpassende broek, passen doe je hier echter een gordijn, dat bereidwillig door de verkoopster opzij wordt gehouden, te scoren. Op de terugweg lukt het nu in één keer om Traveller’s Cheques te wisselen bij de Bank of China en we wachten vervolgens de het einde van de buien maar even af in de hotelkamer. We profiteren van de droge minuten, wel zo’n anderhalf uur vanmiddag, om opnieuw richting oude stad te lopen en daar heerlijk doorheen te struinen. Het is hier heel leuk, heel mooi en gezellig druk met vele, vele toeristen, voornamelijk Chinezen, die net als Japanners voor elk object, voor elk gebouwtje op de foto willen, en dan niet één keer, nee ze wisselen elkaar bijna onophoudend af fotograaf en model te zijn en vele verkopers en personeel van restaurants. Tegen drie uur is het tijd om wat te gaan eten, omdat we tegen vijf uur een voorstelling van Naxi, de lokale bergbevolking, dans en muziek, op het rooster hebben staan. Elke dag is het Chinees eten en vandaag kan niet afwijken, dus eten we Franse uiensoep en pizza, want wat je ver haalt is lekker, en deze keer niet met stokjes. Halverwege het eten breekt de regen weer los, zodat we de paraplu’s nodig hebben tijdens de terugwandeling, via de leuke stoplichten. Dit soort stoplichten heb ik al meer gezien, overigens ook buiten China, maar de Chinezen geven er toch wat extra’s aan. De voetgangerslichten zijn niet gewoon stilstaande poppetjes, maar bij groen licht een hard hollend poppetje. Dat strookt geweldig met werkelijkheid, want je dient je vliegensvlug over de zebra, met of zonder verkeerslichten, te begeven, om zo min 16
mogelijk kans te lopen plat te worden gereden. Voetgangers zijn hier toch min of meer levend aas voor het gemotoriseerde verkeer. Het andere, wat minder onbekende, leuke aan de verkeerslichten is dat bij rood licht wordt aangegeven hoe lang je nog moet wachten tot het groen wordt en bij groen licht hoeveel seconden je nog hebt om, als automobilist, een schot te wagen op het loslopende wild. Of is het met dat rood en groen nu andersom? In het hotel krijgen we te horen dat de voorstelling niet doorgaat, althans voor ons niet doorgaat. Er zijn niet voldoende eersteklas kaartjes te beschikking. Het zal morgen worden. Als het nog even droog is maken we van de gelegenheid gebruik om het moderne deel van Lijiang te bekijken, met als topper een slooppand, waar men overduidelijk vergeten is de spullen, ik hoop maar niet ook nog de bewoners, uit het pand te halen en toch met de sloop te beginnen. Het levert een leuk plaatje op van een half gesloopt pand, waarvan de bovenste etage nog een kasje en vele andere, duidelijke tekenen, van bewoning vertoont. Of kijk ik hier naar een doorzonwoning in regentijd? Heel erg mooi, tweede reprise. Woensdag 20 juli 2005. Lijiang. (bewolkt, regen en zonnig, 26 o C.) Als om halfacht, na een wat onrustige nacht (wat kunnen die Chinezen een herrie maken, zeg, op de gangen) de wekker gaat is het nog bewolkt. Het zal een dag worden van bekijken en bekeken worden, een dag van fotograferen (het is hier het Eldorado voor fotografen) en gefotografeerd worden. Hoeveel nekken zich vandaag niet bijna zullen verrekken om ons te zien, ik zal ze niet kunnen tellen. Twee keer openlijk (eerst door wat giechelende, verlegen meisjes en later door een heel zekere man, met wie ik eerst, vrijwel tegelijk een Naxi-vrouw fotografeer) zullen we worden gevraagd om samen met hen op de foto te gaan. En hoeveel keer we het, bijna, niet merken, zoals gisteren Ria werd gefilmd, zal ik wel nooit weten. Na het ontbijt lopen we eerst naar de oude stad om lekker, Westers, te ontbijten en wandelen daarna weer naar het andere einde van de stad op weg naar The Black Dragon Pool Park. Een erg leuk park met veel traditionele dingen van de Naxi. Ondertussen valt de eerste, en hopelijk de laatste, regenbui van deze dag. Gelukkig is de bui maar van heel korte duur. Na hier een paar uur te hebben rondgekeken, kruisen we de stad voor de derde door en keren terug naar de oude stad en na een Cola, jawel er is hier ook Cola Light te verkrijgen, verlaten we het toeristische deel van de oude stad en struinen, langzaam de heuvel opklimmend, door het deel van de oude stad, waar de woonhuizen staan. Bovengekomen hebben we een schitterend uitzicht over het oude deel van de stad, met in de achtergrond vele, hoge, bergen. Het is hier veel rustiger dan beneden, bijna geen mens te zien en zeker geen toeristen, en ook veel authentieker dan beneden. Het valt mij op dat alle deuren naar binnenplaatsjes en tuinen gewoon open staan. We zwerven wat door de oude, kronkelende, stijgende en dalende straatjes en komen niet meer mensen tegen dan af en toe een oude man of een oud, gebogen vrouwtje. Al wandelend komen, langzaam dalend, ongemerkt, weer terug op het centrale plein. Bij een boom vinden we op de stenen rand van de bak van de boom een mooi plaatsje om een sigaretje te roken en lekker om ons heen te kijken. Nog geen twintig meter bij ons vandaan zit een groep van zo’n vijftien, traditioneel 17
geklede Naxi-vrouwen. Schitterend om te zien. Ze kletsen en ze drinken en ze eten wat en na een paar minuten maakt één zich uit de groep los biedt ons een handje nootjes, of zijn het zaden, aan. Nee zeggen dat mag en dat kan niet, na eerst Ria te hebben gegeven blijft de vrouw staan tot ik de hand vol heb aangenomen en wandelt daarna, met een glimlach, maar zonder een woord te zeggen weer terug naar de groep. Leuk en de zaden zijn lekker. Onderwijl komt een Chinese, veel jongere, dame, wat later blijkt ook een Naxi te zijn, naast mij zitten. Ze wil haar Engels verbeteren, is thans student en heeft vakantie, en, zo blijkt en passant, wil ze ook graag als gids dienen. Het laatste sla ik af, zeker wat de tijd betreft. In ieder geval leer ik van haar dat de uitspraak van Naxi niet Naaksie moet zijn, maar Nazsie. De grote groep vrouwen blijft zitten en vele, Han, Chinezen gaan met hen op de foto. Dus Ria ook. Ik neem de kans waar om ook van een paar van de vrouwen, met mooie doorleefde gezichten, close-ups te maken. Het wordt tijd om een restaurant te zoeken. Niet zo moeilijk hier, je struikelt er bijna over. Geen probleem om er één te vinden, maar wel zorgen dat we om uiterlijk vijf uur vanmiddag terug in het hotel zijn, om dan naar het Naxi-optreden te gaan. We kunnen nog meer dan voldoende Chinees eten de komende dagen, dus kiest Ria voor Macaroni en ik voor Pizza. Beiden met gewoon bestek, weer even niet met die stokjes. Ik kan me overigens ook nauwelijks voorstellen hoe je dit mét stokjes zou kunnen eten. Even na vijven lopen we naar het National Culture Centre Theatre Lijiang om de Mountain Rivers Show te gaan meemaken, een voorstelling van Naxi-muziekanten en Naxi-dansers. Iets anders dan ik me had voorgesteld, maar zeer zeker perfect. We hebben prima plaatsen op de derde rij. Het Naxi-orkest speelt traditionele muziek, leuk om te horen, maar nog leuker om hun kleding en instrumenten te zien. Het dansgedeelte, het overgrote deel van de ruim een uur durende show, is een op tradities gestoelde moderne show met goede choreografie, muziek, licht en kostuums. Een feest om naar te kijken en mooie afsluiting van ons bezoek aan Lijiang. Route, richting, welke weg? Donderdag 21 juli 2005. Lijiang – Dali. (bewolkt en zonnig, 30 o C.) Het begint al enigszins helder te worden, als om zes uur de wekker als een vrolijke haan kraait. We vertrekken vandaag richting Dali en de bus vertrekt al om zeven uur. Geen tijd voor ontbijt, dus wordt dat kaakjes en zo in de bus. De bussen, het zijn er twee van het type “knieën opvouwen”, moeten ons binnen een uurtje of drie, vier in Dali brengen. De bus waar wij in zitten komt traag op gang. Een heel andere bus en chauffeur, dan die ons naar Lijiang bracht, zeker geen snelheidsduivel, maar de gordijntjes zijn smetteloos wit. Dit alles is nog het minste probleem, na een minuut of vijf blijkt de chauffeur de weg naar Dali kwijt te zijn, of beter hij weet de weg in het geheel niet. Je kunt ongeveer op twee manieren Lijiang uit, zo groot is het niet, en juist ja… De verkeerde richting op en hij weet, al overleggend met Sunny, die blijkbaar ook dit deel van de stad niet kent, niet terug te komen. Hij probeert zijn collega in de andere bus te bellen, maar van het nummer van elf cijfers heeft hij er maar tien. Tja, dan krijg je geen contact. Uitstappen en ouderwets de weg vragen lijkt de enige remedie. 18
Hij doet dat dan maar na een poosje verder dwalen. Het helpt en na een kwartier rijden we dan eindelijk in de goede richting. Aan het begin van de tolweg wacht de andere bus, zodat we in kleine colonne kunnen doorrijden. Na een rook- en fotostop bij de rijstvelden, bereiken we een klein dorp, waar markt is. Helaas, ondanks het vroege vertrek, en dankzij het verdwalen, zijn we toch wat aan de late kant. Men is het meeste alweer aan het opruimen. Toch wel leuk en goed voor een paar plaatjes, om hier even rond te lopen. Even na twaalven komen we bij ons hotel in Dali aan. Tegen één uur begint de zon te schijnen en gaan we eerst iets eten (ditmaal deels Westers, deels Chinees) yoghurt met vruchten, zoetzuur varkensvlees met vruchten en groente, en, behalve de yoghurt dan, weer met stokjes en we zijn van plan om naar de Drie Pagodes te lopen. Bij de westelijke stadspoort gekomen lijkt het nog een reuze eind weg, ondanks dat we drie torens al kunnen zien staan, en het is toch alweer behoorlijk warm. Je kunt goed merken dat we alweer een flink eind zijn gedaald, van drieëntwintighonderd meter naar zestienhonderdenvijftig meter, waardoor de warmte flink toeneemt, dus zoeken we naar ander vervoer. Dat is niet zo moeilijk, vervoer is hier voldoende voorradig. Geen fietsriksja’s hier, maar paard en wagen. Leuk vervoer en weer een extra type op het lijstje. We laten ons heerlijk naar de Pagodes hobbelen, door het stof, door de kuilen in de weg en door de modder, die flink opspat onder de wielen van voorbijrijdende vrachtauto’s. De alternatieve blijk op de Pagodes kunnen we niet vinden, dus kopen we gewoon een kaartje (ook leuk voor het plakboek). Jammer dat het paleis, dat op hetzelfde complex ligt (nog) niet te bereiken is. Het ziet er op afstand schitterend uit. De Pagodes zijn zeker ook mooi. Knap hoe een toren van zeventig meter hoog na zo’n kleine twaalfhonderd jaar er nog ongeschonden bij staat. De twee kleinere lijken een beetje op de Toren van Piza, ze hellen een beetje over. Als we weer buiten komen, staat hetzelfde mannetje, dat ons hier heen reed, al te wenken of we weer mee terug willen. Hij heeft blijkbaar gewacht, wat ik al verwachtte en eerder heb meegemaakt, met de gedachte “Die moeten toch ook weer terug”. Overleggen met ons ging niet, hij spreekt geen Engels, wij geen Chinees, maar het komt goed voor hem. We hobbelen dezelfde hobbelige, stoffige en modderige weg weer terug. En heerlijk, geen gezeur over de ritprijs, gewoon hetzelfde als we voor heenweg hadden afgesproken. Nog even rusten op de kamer voor we weer gaan eten. Het plan is Chinees, maar in dit, toch wel toeristische stadje, nou ja stadje voor Chinese begrippen, met driehonderdduizend plus denk ik toch aan een stad, kan het nog alle kanten uit. Het wordt ten leste weer een hybride maaltijd. Een luie dag. Vrijdag 22 juli 2005. Dali. (bewolkt en regen, 20 o C.) Als ik om halfzeven wakker word gemaakt is het droog en zitten de oordopjes stevig in mijn oren. Niet tegen het snurken van Ria, daar heb ik wel andere oplossing voor. Nee een andere oorzaak. De afgelopen nacht heb ik ruzie gehad met een Chinese kikker, die blijkbaar in de buurt van ons raam zijn plaatsje had gevonden en het nodig vond een flinke herrie te maken. Een hekwerk met gaas en een hor zijn het enige wat de kamer, zonder airco, van de buitenwereld scheiden. Het kostte me meer dan 19
anderhalf uur vannacht, nadat ik werd gewekt door het aanhoudend gekwaak en ik eindelijk tot de heldere conclusie kwam om de oordopjes, waarvan ik er inmiddels twee paar heb, één paar meegenomen van thuis en nog een paar gekregen in het toilettasje van China Southern Airlines, op te zoeken. Ze nemen dan wel niet het volledige geluid weg, maar voldoende om na een tijdje weer de slaap te kunnen vatten. Onderwijl sliep Ria heerlijk door. Even later begint het weer te regenen, zoals ik ook al hoorde afgelopen nacht. Zachte regen afgewisseld met forse druppels en ook af en toe een onweersklap. Na het poetsen van onszelf lopen we het stadje in, gewapend met paraplu’s, op weg naar het ontbijt en al lopend door één van de stortbuien komen we daarna terug in het hotel. Er staat een boottochtje op het Erhaimeer op het programma, maar met dit weer is dat niet zo leuk. Uitstellen tot morgen? Later in de dag nog eens bezien? Om elf uur nog maar eens een keer bekijken hoe het weer dan is, zo besluiten we samen met de rest die ook mee zal gaan, en ondertussen wat luieren op de kamer, de gemiste uurtjes van afgelopen nacht wat inhalen en kijken naar een Engelstalige zender van de Chinese televisie. En, inderdaad, het is korte tijd droog geweest, maar om elf uur klettert het nog dapper door. Het boottochtje wordt afgeblazen. Jammer, maar morgenochtend proberen we het gewoon weer opnieuw. We zijn hier ten slotte niet voor niets twee hele dagen. Wat heel mooi is, is dat ik ontdek dat het raam gesloten kan worden, eenvoudig wat schuiven, schuivende panelen zeg maar. Zo helder was ik blijkbaar vannacht niet, maar zo blijven vannacht misschien de kikkergeluiden wel buiten. In de loop van de middag wordt het droog en laat de zon zich zelfs voor enkele minuten zien. We maken van de gelegenheid gebruik, dit keer gewapend met één paraplu en een fototoestel, om nog een paar uurtjes door de stad en over de stadsmuur te lopen. Er valt voldoende te fotograferen, je altijd wel iets, maar één ding durf ik niet te fotograferen. Als we in het stadje lopen komen we één van die super oude, althans zo lijken ze toch, vrouwtjes tegen. Deze loopt wel erg gebogen. Haar rug is bijna horizontaal en ze kan alleen naar voren kijken bij het lopen, als ze haar hoofd in haar nek legt, ander ziet ze niet anders dan de grond. Het is geen wonder dat sommige van deze vrouwen zo vergroeien, denk ik. Het zijn hier de vrouwen die het zware werk doen, sjouwen met enorme manden, werken op de akkers. Nee dat durf ik niet vaste te leggen op een foto, veel te zielig eigenlijk. Het avondeten is wederom een gemengde maaltijd. Nou ja niet helemaal gemengd, het overgrote deel is Chinees voedsel en je kunt tenslotte ook patatjes met stokjes eten. Bij terugkomst in het hotel, we hebben het dier de hele dag niet gehoord, kwaakt de kikker weer, dat het een lieve lust is. Ik zal dadelijk lekker het raam gaan sluiten. Varen, varen … over het meer. Zaterdag 23 juli 2005. Dali. (bewolkt en zonnig, 22 o C.) Het dichtschuiven van het raam heeft geholpen. Het geluid van de kwakende kikker werd dermate gedempt, dat ik prima heb geslapen, zonder oordopjes, zo realiseer ik me als om kwartover zes de wekker gaat. We gaan het weer proberen, een boottochtje op het Erhaimeer. Het is wel nevelig, maar in ieder geval droog, en dat zal het voor bijna de gehele dag blijven. Het boottochtje gaat door. 20
Na het ontbijt vertrekken we met een rammelbus richting het meer. De conditie van de weg er naar toe zorgt dat het rammelen van de bus alleen nog maar meer wordt. Gelukkig is het een heel korte rit, als je er ook nog bij bedenkt dat een opvouwbenenbus is. Mooi dat het droog is, alleen wat jammer van de nevel, die het uitzicht belemmert. De vierduizend meter hoge bergen aan elke zijde van het meer lijken niet meer dan schimmen in de verte. Het Baidorpje aan de andere oever is leuk om te bezoeken. Smalle steegjes, mooie oude huizen en een oude tempel waarop dit moment een ceremonie wordt gehouden. Die gaat gepaard met veel wierook en ook veel vuurwerk, dat wordt afgestoken in een oud olievat, wat en enorm kabaal geeft. Mooi om te zien. Na de lunch gaan we weer varen en de tempeltjes bij de tweede stop zijn nog ouder en nog authentieker dan die bij de stop in het Baidorpje. Een lust voor het oog en een kluif voor m’n fototoestel. Het weer lijkt een verbeterde kopie van gisteren. Even na een uur of één komt de zon zich laten zien (gisteren hield het toen op met regenen, dat is gelukkig nu niet nodig), tussendoor nog een klein buitje en daarna af en toe zon (waar gisteren donkere wolken zich afwisselden met lichtere wolken). Als we een uurtje later voorgoed weer aanleggen, kijk ik terug op een mooie dag. Op ons verzoek stopt de bus op terugweg nog even bij een circa duizend jaar oude boom, die zo maar op een hoek in een klein dorpje staat. Leuk. Als we terug in het hotel zijn, gaan we nog ven luieren op de kamer. Dadelijk zullen we nog even wat winkeltjes gaan kijken en een Chineesje gaan pakken. Van een groot meer naar grote stenen. Zondag 24 juli 2005. Dali – Lunan. (bewolkt, af en toe zon, af en toe regen, 26 o C.) Het blijkt afgelopen nacht verschrikkelijk weer te zijn geweest, maar ik heb daar niets van gemerkt als om kwartover zes de wekker gaat. Wederom een voordeel van het dichtgeschoven raam. Vandaag vertrekken vanuit Dali om verder te reizen naar Lunan, waar we niet echt zullen komen, maar in het aangrenzen Stenen Woud, een busrit die bijna de gehele dag zal gaan duren. Er is voldoende tijd om te gaan ontbijten in het Tibetan Café en als we er heen lopen zijn er ondanks dit vroege uur, halfacht, al heel veel mensen op straat, waardonder veel Chinese toeristen. Alleen de schoenpoetsers, die zie ik nog niet, althans ik word niet aangesproken. Gisteren moest ik de vele mensen die mijn schoenen wilden poetsen als vliegen van me af slaan. Ze zijn blijkbaar ’s morgens vroeg nog niet actief. Onderweg wisselt bewolking met af en toe wat zon en af en toe wat regen zich af. Tegen vijf uur bereiken we het Stenen Woud. Ons hotel ligt daar middenin, zodat we slechts één keer een kaartje dienen te kopen, om er dan vandaag en morgen gebruik van te kunnen maken. We brengen de rugzakken op de kamer en maken dan nog even een rondje langs de vreemd gevormde stenen en rotsformaties, voordat het dadelijk donker wordt.
21
Van relatieve koelte naar bloedhitte. Maandag 25 juli 2005. Lunan – Yangshuo. (bewolkt, regenbuitjes en zonnige perioden, 26 o C.) Als om zeven uur de wekker gaat is het nog droog. We ontbijten op de kamer. Veel mogelijkheden voor een ontbijt heb je hier niet. Slechts één restaurant in het park, voor Chinese begrippen schreeuwend duur en alleen maar met Chinees ontbijt. Nee dank u, dat hebben we al meer dan voldoende gehad, dan maar een paar kunstmatige worstjes met wat crackers. Samen met de mueslirepen en de sultana’s moet het voldoende zijn. Als we buiten komen begint het met miezeren, dus kunnen de paraplu’s uit de tas. Het miezeren gaat langzaam over in echte regen. Het is al vroeg druk in het park. Het is nu kwart voor negen en het lijkt of bijna alle één komma drie miljard inwoners van dit land zich hebben verzameld, hier aan het begin van het Stenen Woud. Drommen, drommen, rijen, rijen, hoofdzakelijk Chinezen bezetten alle paden, die niet ver van de ingang liggen, waar ook ons hotel staat, dus als je hier wat wilt zien is er geen alternatief dan filelopen. Het hemelwater kan de grond niet eens meer raken door het scherm van paraplu’s, en blijft op twee meter hoogte hangen. Hetzelfde geld voor mijn gezicht. Ik kon zo mooi over al die kleine mensen heen zien, maar nu. We besluiten om wat verder weg te gaan, en het is inmiddels droog geworden en de zon laat zich ook zo af en toe zien, waar de meute tot bijna nul wordt gereduceerd. Maar eerst toch nog even, onderweg naar het meer ongerepte, naar een wat meer bezochte plek: de uitkijktoren. Ria heeft geen zin om de vele trappen op en af te gaan, dus ga ik alleen naar boven. Mooi uitzicht hoor en paar foto’s later begin ik aan de terugweg. Beneden gekomen voel ik me een beetje als Mozes. Alleen geen stenen tafelen bij me, maar een fototoestel. Enkele tientallen Chinezen hebben hun paraplu’s op een hoop gelegd en dansen er in een kring omheen. Ik hoop maar dat het geen regendans, maar één van tegengestelde orde. In het rustigere deel van het park is het eigenlijk veel mooier, veel natuurlijker. Het beklimmen en afdalen van de soms heel smalle paadjes, waar je af en toe op je knieën moet gaan om verder te kunnen komen, zorgt ervoor dat het, nu niet meer zo luie, zweet binnen heel korte tijd uit alle poriën breekt. Tegen elf uur houden we het voor gezien en gaan terug naar het hotel. Er staat ons nog een heel reisprogramma te wachten. Eerst met de bus naar Kunming, tussendoor eten (nou ja die Pekingeend, waarvan men zegt dat het recept in deze streek is uitgevonden, smaakt wel een beetje droog), vervolgens vliegen naar Guilin, en dan weer verder per bus naar Yangshuo. Aangekomen in Guilin is het duidelijk dat we nu niet meer op hoogte zijn. Buiten de airco van het vliegveld van Guilin valt de hitte en vochtigheid als een natte deken op me. Het is zeker een graadje of acht warmer dan in Kunming, ondanks dat het al halfacht ’s avonds is, en een flink aantal procenten vochtiger. We rijden nog anderhalf uur verder met de bus naar Yangshuo, waar we een verlaat diner, gewoon tafel en stoelen midden op de straat, maar wat wil je voor slechts Yuan 15 per persoon, gebruiken. Wel een heel leuke sfeer zo. Als we terugkomen in de kamer werkt daar die heerlijke airco. Garantie voor een prima nachtrust.
22
Het zoemt ervan. Dinsdag 26 juli 2005. Yangshuo. (zonnig en soms bewolkt, 35 o C.) Tot het restaurant, waar we ons ontbijt nuttigen, houd ik het nog droog. Daarna wordt het zweten met een grote Z. We maken er een rustig dagje van. De wekker ging pas om halfnegen, maar om acht uur was ik al klaar wakker. We rommelen wat aan en rond tien uur stappen de vochtige en hete buitenlucht in op weg naar een ontbijt. Een ontbijt is hier niet zo moeilijk te vinden. Het straatje naast het hotel heeft vele, tientallen, restaurantjes en bij het tweede dat we tegenkomen kunnen we Westers ontbijten. Aanvallen! Na het eten wandelen we langs de rivier Lijiang en Ria scoort haar derde Chinese bloesje. Ook hiervan is de keuze ruim, maar ja het is toch wel een beetje anders kiezen dan bij een ontbijt, als het op uitzoeken aankomt. Yangshuo is een toeristenstadje en dat is goed te zien bij de oever van de rivier. Vele, vele, tientallen, honderden kraampjes, nu nog hoofdzakelijk leeg, die wachten tot rond het middaguur de grote schepen, afgeladen met passagiers zullen aanleggen, staan hier op een rij. Een soort koopgoot, maar dan anders. Als we er aan voorbij zijn gelopen komen we in de heerlijke schaduw van de bomen. We wandelen het landweggetje wat verder af, roken een peukje zittend op een paar stenen en aanvaarden de terugweg. Als we weer langs de kraampjes komen, zijn ze allemaal gevuld, of beter afgeladen, met snuisterijen. De laatste verkopers met karretjes zoeken nog een plaatsje, hopend op een goede verkoop. Het wachten op de stroom toeristen is begonnen, afgezien van de af toe gestelde vragen aan ons dan. Als wij onder wat bomen een bankje vinden, heerlijk uit de zon en met een mooi uitzicht over de rivier, dan spreekt een Chinese studente ons aan. Zij is hier ook vakantie en er ontstaat een gesprek over cultuur en gewoonte, Kerst, Sinterklaas, Nieuwjaar en Springfestival (Chinees Nieuwjaar). Over en weer wordt niet alles duidelijk, maar het is zeker leuk. Het zal een dag van ontmoetingen worden. Het geld is op en op het taxikaartje van het hotel staat de Bank of China vermeld. Die kunnen we niet vinden dus. Later hoor ik dat die bank daar eens was, maar sinds kort verhuisd is naar een ander deel van de stad. Dan maar vragen bij de Receptie. In prima Engels wordt ons de weg gewezen en op die plaats aangekomen: banken zat, maar niet of China. Tegen beter weten in kies ik de …. Bank of China. Weer Traveller’s Cheques proberen te wisselen. Met handgebaren probeert de beambte me de weg naar een bank, waar het wisselen van die dingen wel kan, te wijzen, want wisselen van deze dingen bij deze bank gaat niet. Het uitlegen lukt echter niet zo goed. In vloeiend Chinees bemoeit een vrouwelijke klant zich er ook mee en ik begrijp dat zij toch die kant op moet, maar verder niet veel. Buitengekomen blijkt haar vervoermiddel een scooter te zijn, en ik maar denken dat het te voet zou gaan. Ria blijft achter en ik klim achterop bij mevrouw. Zonder helm, maar dat mag hier en zij draagt trouwens ook alleen maar een witte hoed met gaatjes. Tijdens het rijden wil die hoed steeds afwaaien en zij maar met haar ene vrije hand de hoed voor verlies behoeden. Al slingerend door het verkeer, en komt niet alleen door die hoed, bereiken we de gewraakte bank. Wel een … Bank of China, maar niet de dé. Het zal me benieuwen. Terwijl ik met mevrouw aan kom rijden staan toevallig Wim en Sylvia buiten bij de bank te pinnen. Verbaasde gezichten en de vraag waar Ria is. Maar alles gaat in een flits, te weinig tijd om één en ander uit te leggen. En juist ja, nee cheques kunnen ze ook hier niet wisselen, alleen baargeld. Dus wordt het weer 23
pinnen en weet ik nog minder of ik ooit van die cheques af kom. Mevrouw is inmiddels verdwenen, dus loop ik het stuk terug, en kan me onderweg weer een flesje drank permitteren. Als bij de eerste … Bank terug kom, zie ik Ria niet staan. Ze zou toch hier wachten? Tot ik even later aan de overkant van de straat gewuif zie, waar ze lekker in de schaduw is gaan zitten. We wandelen terug naar het hotel om nog even af te koelen, voor we een boottochtje gaan maken. Het begint op houden met zonnig te zijn, steeds meer komt de bewolking opzetten en neemt de hitte een beetje af, als we bij de aanlegsteiger van de boten arriveren. Gelukkig zal tijdens het tochtje noemenswaardig geen regen vallen, een enkel spettertje slechts voel ik tijdens de vaart. Over de rivier komt juist de colonne, of is het in dit geval flottielje, van rondvaartboten langs, die leeg terugkeren van Yangshou naar Guilin, nadat ze hun passagiers hebben gedropt. Het landschap is hier schitterend, met de vreemd, als kamelenbulten, gevormde bergen. Een heel mooie tocht. We leggen aan als het gaat schemeren om te eten. Na eten is het pikke donker geworden en is het tijd om het vissen met Aalscholvers te gaan bekijken. Deze beesten zijn speciaal getraind en hebben van jongs af aan een ring om hun nek, zodat ze grotere vissen niet kunnen doorslikken. Het vissersbootje heeft hele sterke lampen, waardoor vissen worden aangetrokken. De Aalscholvers vangen de vis, die dan in hun keel blijft hangen en de visser haalt vervolgens met een snelle beweging de vis uit de keel van de Aalscholver en zet daarna het beest weer terug in water voor de volgende jacht. Een leuk gezicht en bij het felle licht kan ik alles goed zien. Er is echter één probleem, niet voor de Chinese vissersman, niet voor de Aalscholvers, die lijken er allemaal geen last van te hebben: muggen. Niet alleen vissen, maar nog veel meer muggen worden door de felle lampen aangetrokken. We wisten dan van tevoren en hadden ons flink ingesmeerd met muggenolie, maar tegen deze gigantische zwermen is niets bestand. Onze boot vaart een meter of tien van het visserbootje vandaan, in het aarde donker, maar het lijkt wel of de zwermen die ik in de lamp zie, ook hier op het dek zijn. Ria is al vanaf het begin naar benedendeks gegaan, om daar achter de ruiten het schouwspel aan te zien, maar dat is voor mij niet weggelegd. Wie mooie foto’s wil maken moet pijn lijden. Het zij dus zo. Langer dan en kwartier kan ik het ook niet volhouden en verdwijn ook achter de ruiten, in de hoop dat er voldoende bruikbaar materiaal is. Achteraf blijkt het allemaal wel mee te vallen. De beestjes raken je wel, maar muggenbeten zijn er niet bij. Gelukkige maar. Nog een kleine drie kwartier met de bus terug, een flesje water kopen en dan lekker onder de wol in de door de airco gekoelde hotelkamer. Gevlucht. Woensdag 27 juli 2005. Yangshuo. (zonnig, 36 o C.) We maken er weer een lui dagje van. Pas om halfnegen staan we op en de hele morgen keutelen we wat aan. Tijdens het ontbijt zitten we heerlijk in de schaduw en krijgen er nog een fan bij om de drukkende warmte iets minder te maken. Wat niet minder wordt, zijn de voorbij schuifelende Chinezen, waarvan er zich nog een flink aantal aan ons tafeltje meldt. De één, plus nog een klink aantal anderen, om onze persoonlijke gids te mogen zijn; de ander om fruit te verkopen en uiteraard daarvan
24
nog een aantal collega’s, om maar niet te spreken van de aanbieders van ansichtkaarten, fotoboekjes en waaiers. Zo blijft het eten wel afwisselend. Na het eten nog even terug naar de kamer, om vervolgens uit te checken en wat we vanmiddag gaan doen, tot de bus komt die ons weer terug naar Guilin zal brengen, dat zien we nog wel. In ieder geval hebben geen kamer meer ter beschikking. Het idee is om door het stadje te wandelen, maar dat geven we al naar een kwartier of drie, en twee setjes kleding om uit te wringen, op. De rest van de middag is het wat hangen in de lobby van het hotel en luisteren naar de geluiden om ons heen, maar dat is niet zo moeilijk. Drommen Chinezen die binnenkomen en die herrie voor een paar miljoen maken. Ik kan mijn eigen ademhaling bijna niet meer horen. Ria heeft de reismoeheid het meest te pakken en, mede ook door de vochtige, drukkende temperatuur buiten, wil niet meer naar buiten. Ook mij slaat moeheid van bus in bus uit, trein in trein uit, vliegtuig in vliegtuig uit, taxi in taxi uit en wat dies al niet meer zij in en uit, toe, maar ik maak nog een klein rondje in de buurt van de rivier en het hotel, waar ik, ondanks dat ik gebruik heb gemaakt van de schoenpoetsmachine in de lobby, toch weer een paar keer door schoenenpoetsers wordt aangesproken. Wat is er toch met die schoenen van mij? Toch gaat de middag snel voorbij en voordat ik het weet zitten we, weer, in de trein. De meest luxe treinuitvoering, die we in China hebben gehad Hieperdepiep. Donderdag 28 juli 2005. Guangzhou. (zonnig, 36 o C.) Om zes uur ben ik klaar wakker en heb goed geslapen in deze trein, in tegenstelling tot Ria, die een beetje aan de spuitpoep is geraakt en misschien ook wel een beetje zenuwachtig is, je wordt tenslotte niet elke jaar negenenveertig. Een leuk begin hoor van je verjaardag, die spuitpoep. Het is toch al zo handig op zo’n hangtoilet in een rijdende trein. Maar in ieder geval kunnen we zeggen dat we toch bij de zeer sterken behoren, die noemenswaardig niets hebben opgelopen deze reis. We hebben nog wel een kleine drie uur te gaan voordat de in Guangzhou (Kanton) zullen zijn, maar het lukt me zelfs in die enorme tijdspanne niet om een feestboterham voor Ria te maken. Het blijft bij een kus en verjaardagskaart. Langzaam wordt ook de rest van de trein wakker en beginnen de Chinezen weer door de smalle gangetjes te schuifelen. Ik was al gewend het luide gerochel op straat te horen, gevolgd door een flinke fluim natuurlijk, maar ze doen het ook tijdens het tandenpoetsen. Geen prettig gehoor tijdens het ontwaken. Als we tegen halftien in het hotel aankomen, blijken de kamers nog niet gereed te zijn. Dat zal nog een uurtje duren en we doden de tijd met het drinken van een kop koffie en het eten van een fruitsalade, die een welkome aanvulling zijn op het ontbijt van water, droge kaakjes en mueslirepen. En weer: geen feestboterham. Wel werd Ria in de bus op weg naar het hotel toegezongen. Ook leuk! Wel heb ik nog één heel brandende vraag, die ik aan Sunny stel: wie heeft er nu voorrang in het verkeer in China. Ik heb de grootste moeite om alleen maar het woord uit te leggen, terwijl zij misschien nog wel beter Engels spreekt dan ik. In de loop van het gesprek kom ik er achter, dat voorrang helemaal niet bestaat in China. Het is gewoon: de sterkste of brutaalste wint. Nou ja, dat strookt in ieder geval met
25
hoe ik de werkelijkheid van het verkeer hier ervaar en het voordringende karakter van dit volk. Tegen het einde van de morgen nemen we een taxi naar de Qingping-markt. Ondanks dat het hier in Guangzhou ongeveer net zo warm is als in Yangshou, is het toch aangenamer, beter uit te houden. Ik merk heel duidelijk dat de vochtigheidsgraad een stuk lager is. Naar zeggen is de markt nu kleiner en netter dan vroeger, maar er is nog voldoende buitenissigs te vinden; al dan niet levende slangen, zeesterren, zeepaardjes, kikkers en een flinke hoeveelheid onbekende wezens. Je kijkt je ogen uit. Als we later, in de traditie, de vakantie afsluiten bij McDonald’s, hoop ik maar dat de hamburger van een echte koe is gemaakt en niet van wat ik zo-even heb gezien. We maken van de gelegenheid gebruik om de hamburger dit keer als feestboterham te beschouwen. Een taxi later gaat Ria wat slapen op de hotelkamer, in afwachting van het afscheidsdiner. Ik ga nog een rondje in de buurt van het hotel lopen. Camera over m’n schouder natuurlijk. En soms lopen dingen niet zoals je hebt gedacht. En ik wilde eigenlijk niet over groepsleden schrijven. Maar de werkelijkheid kun je niet veranderen en soms het gevolg ook niet. Joëlle, één van twee Belgische groepsleden, eigenlijk heb ik al vanaf het begin van de reis mijn twijfels en die worden gedurende de reis alleen maar sterker, heeft en is een probleem. Een verveeld verwend nest, die ook nog naïef en dom is. Vanmorgen hoorde ik, als klap op de vuurpijl, ook nog eens dat ze van adel is. Ja noblesse oblige, zal uit het vervolg blijken Als er even iets niet naar haar zin gaat, wordt er een gezicht getrokken, waar oorwurmen nog mooi bij zijn. Bij de lift hoor ik van haar reisgenote Carolien dat ze haar paspoort kwijt is. Later begrijp ik dat ze haar tas, waar het paspoort in zat, even ergens onbeheerd heeft laten en verbaasd vervolgens constateerde dat het ding inclusief het zo belangrijke document verdwenen was. Dat heeft tot gevolg dat Sunny al vele uren bezig is met zaken te regelen, en zo gemakkelijk gaat dat niet in China. Dat kost hier veel, heel veel tijd. In ieder geval is het duidelijk dat ze morgen niet mee terug kan vliegen. Er moeten nog veel dingen gebeuren: verklaring van het hotel krijgen, dat je er verblijft, aangifte bij de politie doen, tijdelijk paspoort regelen, vervoer per trein regelen naar Beijing, want binnenlands vliegen kan ook niet, omdat je geen paspoort hebt, enzovoorts, enzovoorts. Dit alles heeft weer tot gevolg dat de etensafspraak van zeven uur niet door Sunny en haar gevolg kan worden gehaald en wordt verschoven naar halfnegen. Dan blijkt in het restaurant de keuken al om negen uur te sluiten en dat het keukenpersoneel gaat zeuren, alsmede later ook de rest van de staf van het restaurant omdat we veel te lang, we zijn de laatsten die weggaan, blijven zitten. Het restaurant sluit normaliter om tien uur. Enfin tegen halfelf heeft Sunny haar cadeautjes vanwege haar goede zorgen tijdens de reis, Ria vanwege haar verjaardag en zijn er éénentwintig klaar met eten en kan de korte nacht beginnen.
26
Terugblik op een mooie reis. Vrijdag 29 juli 2005. Guangzhou – Beijing – Schiphol – Rotterdam. (China: zonnig, 35 o C.) (Nederland: bewolkt, 22 o C.) Om halfzes schrikt de wekker ons wakker. Het ritueel van de terugreis kan beginnen met douchen, met een mueslireepje eten en met de laatste spullen in de rugzakken proppen. Tegen kwart voor zeven rijden met een groep van negentien mensen (Joëlle blijft achter om dat ze niet mee mag en Sunny blijft achter om zaken voor Joëlle te regelen, van wie ik later hoor dat ze pas de eerst volgende donderdag naar Europa is gevlogen en waarover Sunny mailde dat ze maar hoopte dat zij iets geleerd zou hebben van dit alles) naar het vliegveld. Het plan, om op het vliegveld nog een kopje koffie en wat eetbaars te scoren, mislukt. Met de mededeling “This is a special flight”, zouden ze het zelf begrijpen, ik in ieder geval niet, krijgen we allemaal een sticker opgeplakt en worden we door speciale gangetjes over het vliegveld geloodst. Tijdens die tocht komen we niet langs koffie- en etensstalletjes, alleen in een wachtruimte met rookhok. Hopelijk kunnen en mogen we dadelijk in Beijing uit het vliegtuig, zodat we de laatste Yuans kunnen opmaken. De tussenstop in Beijing lost het probleem van het kunnen opmaken van Yuans niet op. We moeten het vliegtuig uit en worden dan begeleid de transitruimte in gemanoeuvreerd. Hier is ook niets te koop, behalve dan blikjes fris uit een automaat, maar met de prijs van Yuan 5 per blikje kom je ook niet ver om driehonderd Yuan op te kunnen maken. Kopen mag dus niet en roken mag ook al niet, hoewel … Iemand van ons vraagt of er een rookplek is en de aangesprokene verwijst ons naar de toiletten. Aan de buitenkant daarvan prijkt het bordje verboden te roken, maar binnen gekomen lijkt het meer op een rookkamer dan de toiletruimte, het staat er blauw van de rook. Als je de schoonmaker nu maar een paar Yuan toestopt, mag je een pisbak als asbak gebruiken. Ik kom zo wel een beetje dichter in de buurt van de onderkant van het stapeltje Chinese bankbiljetten, maar het einde is nog lang niet in zicht. Meer tijd dan voor een sigaretje en een flesje fris hebben we overigens ook niet. Al snel moeten we door de paspoortcontrole en gaan met de vliegveldbus weer terug naar het vliegtuig. Even na halftwee gaat de tweede etappe van start met taxiën, en al direct daarna met een file en wachten tot we mogen opstijgen. Pas om halfdrie gaan we echt de lucht in. De televisieschermpjes geven echter nog steeds aan dat verwachte aankomsttijd in Amsterdam zes ’s middags, locale tijd, zal zijn. Het zal dus wel zo horen. We hebben prima plaatsen deze keer. Achter in het vliegtuig, op een rijtje van twee, zodat we door niemand kunnen worden gestoord, en mooi aan het raam, zodat ik mijn aantal gemaakte foto’s nog wat kan opvijzelen. De rest is afwachten of we op tijd zullen arriveren in Amsterdam en ondertussen toch die laatste Yuans opmaken aan een slof sigaretten doosje bonbons. Eigenlijk niet voldoende voor al die Yuans, maar de stewardess vraagt of we ons wisselgeld in Euro’s willen. Prima toch. Om kwart over zes landen we op Schiphol. En bij het verlaten van het vliegtuig voel ik me toch nog een beetje in China. Eén van de medepassagiers, een Chinees, rochelt heel hard en spuugt daarna een harde fluim, niet op de grond, maar keurig in een vuilnisbak, maar toch … Ook in tegenstelling tot vorig jaar, is het nu in het geheel niet druk bij paspoortcontrole en bagageband. We nemen afscheid van de meeste groepsleden, de rest is blijkbaar al weg, doen nog een paar kleine inkopen in 27
de supermarkt, nemen de trein en aansluitend een taxi en zijn weer terug aan de Maas om halfnegen ’s avonds, waar we terug kunnen kijken op een leuke, fijne en mooie vakantie.
(dsai-jian(tot ziens)) China. Epiloog. Voor de statistiek. • • • • • • • • • •
• •
Van en naar China hebben we per bus, metro, taxi, trein en vliegtuig een kleine achttienduizend kilometer gereisd. In China hebben we per boot, per bus, per paard en wagen, per riksja, per scooter, per taxi, per trein, per vliegtuig, en te voet een kleine zesduizend kilometer gereisd. Geen Fabiolo’s. Diaree, hoezo diaree? De teller van de camera is bijna tot achttienhonderd gekomen, heb ik me toch mooi binnen m’n eigen grenzen gehouden, wat aantal foto’s betreft. Chinezen rochelen heel hard en creëren als toegift nog een flinke fluim ook, die ze bijna op je schoenen spugen. Niet alleen op straat, nee zelfs bij het tandenpoetsen. Chinezen praten, vooral als er meer dan een paar bij elkaar zijn en door een mobile telefoon, heel erg hard. Chinezen dringen voor. Een flinke elleboogstoot hier en daar helpt wel. Chinezen willen overal en altijd zelf op de foto voor een gebouw of object en wisselen elkaar bij voorkeur, tot in het oneindige, af, als model en fotograaf. Chinezen, vooral de vrouwelijke dragen bij voorkeur paraplu’s. Of die dingen nu tegen de regen worden gebruikt of tegen de felle zon, het maakt niet uit. In ieder geval zorgen ze er voor dat mijn voordeel van lengte, om daarmee over de meute heen kunnen kijken, teniet werd gedaan. We hebben gedurende de reis niet meer dan een stuk of twintig honden gezien. De rest zal wel de pot zijn ingegaan en is aldaar te vinden. China is een mooi land met vriendelijk mensen en lekker eten, behalve het ontbijt, als dat van het type Chinees is, dan.
28