Reisverslag vakantie Indonesië 2010. Zondag 4 juli 2010 Rotterdam – Schiphol – Singapore – Denpasar – Ubud. Nederland: zonnig 25 o C. Om vijf uur ’s morgens gaat de wekker, of althans twee maal een telefoon, omdat ik de wekker niet goed heb ingesteld. Wel tijdmatig goed ingesteld, maar het ding staat eenvoudig niet op de alarmstand. Het is ook allemaal niet zo erg, omdat we toch tijdig wakker zijn. Het is een beetje rommel in Rotterdam vanwege de start van de Tour de France die dit weekend hier is. Veel straten zijn afgezet en daarom heb ik de taxi, bus en metro rijden nog niet op dit uur en van de borrelbus begrijp ik niet zoveel, een kwartier eerder besteld dan nodig is. Toen ik gisteren de afspraak maakte met RTC voor dit tijdstip, raadde men mij aan een kwartiertje voor de afgesproken tijd eerst nog even te bellen met de centrale, vanwege de grote, te verwachten, drukte. Het gaat allemaal goed, behalve met één van de ritsen van Ria’s rugzak. Die gaat stuk. Het middelste vak is daarmee niet meer te gebruiken. We zullen eens zien op Schiphol of we niet een nieuwe rugzak kunnen kopen. We zijn snel op Centraal Station met de taxi. Hierdoor hebben we trein eerder naar Schiphol dan voorzien. Aangekomen op Schiphol gaan we eerst op zoek naar een vervangende rugzak voor Ria. Geen resultaat. Ook geen nood overigens, we zullen het tijdens de tussenstop in Singapore nog eens een keer proberen. Wat wel lukt, is om bij de plaatselijke Hema een leesbrilletje voor Ria te kopen. Dat ding was bij vertrek thuis nergens te vinden. Als we door de Douane zijn gaan we nog eens op jacht, nu naar een verjaardagscadeau voor Ria. Hiermee is het vrijwel direct raak. Bij de eerste de beste horlogerie slagen we al. Vervolgens rest niets meer dan een beetje rondslenteren, wat eten en drinken bij McDonald’s en dan naar de gate om in te stappen. Bij de veiligheidscontrole moet ik, ook, deze keer mijn schoenen uittrekken, terwijl Ria haar wandelschoenen mag aanhouden. Allemaal niet zo spannend en erg, maar tijdens het losmaken of het weer vastmaken van mijn veters, scheur ik in het eerste kootje van mijn pink, vanwege de veters, een flink stuk van mijn vel los. Lastig, dat zeker, maar niet onoverkomelijk. Alleen het vastrekken van de veters is nu erg lastig. In het vliegtuig vraag is aan de steward een pleister, om verdere beschadiging te voorkomen. Ik heb het idee dat de oorzaak de ronde veters zijn. Ze zijn ietwat elastisch en dat zou wel eens de reden kunnen zijn. Als we in Indonesië zijn, zal ik eens proberen of de reserveveters, die in de koffer zitten, een oplossing voor dit probleem zijn. Misschien voorkomt het verder blessures. De vlucht, verder, verloopt prima. We hebben bij de balie gevraagd of er misschien plaatsen vrij zijn bij een nooduitgang. Die zijn er op dit toestel. We zitten twee breed en ik kan zowaar mijn benen geheel strekken. Lekker! We arriveren nog voordat het licht wordt in Singapore. Het is dan, plaatselijk nog geen zes uur ’s morgens. Het is een mooi, heel mooi gezicht als het vliegtuig met een grote boog langs de randen van de stad vliegt, en je al die lichtjes te zien krijgt. Het is hier dus ’s morgens, terwijl het in Nederland juist middernacht is geworden. Zo heb ik bijna een nacht overgeslagen, want slapen is, ondanks de prima zitplaats, bijna niet gelukt.
1
Maandag 5 juli 2010 Singapore – Denpasar – Ubud. Singapore: bewolkt en vochtig warm na een regenbui 30 o C. Bali: bewolkt met een beetje zon 27 o C. We vermaken ons door alle drie de terminals van het vliegveld van Singapore te bekijken. De terminals zijn verbonden door middel van een onbemande Skytrain, die je vliegensvlug van de ene naar de andere terminal brengt. Zo tussen de bedrijven door kijken we nog naar een nieuwe rugzak, maar, een betaalbare is ook hier niet te vinden. Als we zo ongeveer alle winkeltjes, enigszins, hebben bekeken gaan we richting de gate, vanwaar ons vliegtuig zal vertrekken. Ten eerste natuurlijk om de aansluitende vlucht te halen, maar ook beginnen nu de oogleden zwaar en de benen moe te worden, we zijn immers al ver over bedtijd heen. De vlucht naar Denpasar is minder comfortabel, omdat we nu niet aan het begin van een rij zitten, maar gelukkig ook een stuk korter. Na twee en een half uur is het al klaar. Als we eenmaal uit het vliegtuig zijn, hebben we binnen zeer korte tijd een visum gekocht, alleen de immigratie duurt wel erg lang. Min of meer de verkeerde rij gekozen. Daarna gaat het snel. We vinden snel de koffers en gaan zonder enig oponthoud door de douane. Ik krijg het idee, omdat we toch wel lang bij de immigratie hebben gewacht, dat we zo ongeveer wel de laatsten zullen zijn, die zich bij de groep voegen, maar niets is minder waar. Zoals eigenlijk altijd vinden we tussen de tientallen, misschien wel meer dan honderd mannen en vrouwen met een bordje met de naam van een reisorganisatie of de naam van een persoon erop, al snel het bordje met Shoestring erop en onze reisleider voor de komende weken, de Nederlands sprekende Indonesiër Komang, erachter. Daarna begint het lange wachten op de laatste drie van de groep, althans die met deze vlucht mee zouden komen. We doden de tijd door wat de babbelen met de andere groepsleden, ik wordt in de tussentijd even miljonair in Rupiah, als ik ga pinnen. Rupiah 10.000 is ongeveer gelijk aan Euro 0,90. Je bereikt het dus al met een Euro of twee honderd. Ik besteed tien mille aan twee, uiterst noodzakelijk bij deze hitte, halve liter flesjes water. Na ruim een uur wachten, geeft Komang het op en vertrekken we met de bus (zo’n type opvouw, je kent het wel), richting hotel. Even onder de douche, wat slapen om aan een beetje rust te komen, en toch het dag- en nachtritme van dit deel van de wereld op te pakken. We halen nog een paar flessen water en gaan om zeven uur naar het restaurant van het hotel om de briefing voor de komende drie weken aan te horen. Het is dan inmiddels donker en er barst nog even een korte, maar hevige stortbui los, die de gevoelstemperatuur wat koeler maakt. Komang spreekt verbazend goed Nederlands. Het lijkt een beetje op het spreken van Andy, de reisleider van vier jaar geleden tijdens onze eerste reis naar Indonesië. Ook qua postuur en qua lengte heeft Komang wel iets Andy weg. Ook Komang heeft Nederlands, net als Andy, zonder echte lessen geleerd. Na de briefing eten we in het restaurant van het hotel en liggen we al om een uur of halfelf op bed. Het is goed weer terug te zijn in Indonesië. Het voelt weer als vanouds aan.
2
Dinsdag 6 juli 2010 Ubud. ’s Morgens zonnig, ’s middags bewolkt en ’s avonds regen 33 o C. De wekker gaat om kwart over zeven, om acht uur gaan we aan het ontbijt en daarna gaan we richting buiten om op de fiets te stappen. Het fietstochtje dat we vanmorgen gaan doen, vindt plaats op van die mountainbikes. Alleen de helm opzetten is voor mij een probleem. De die aan de fiets hangt is te klein en een grotere maat die men heeft is weer veel te groot. Het compromis vind ik door m’n petje onder de helm te doen. Later hang ik de helm alleen maar aan het stuur, omdat het ding voor geen centimeter zit. Onder leiding van twee gidsen rijden we een stukje door het dorp Ubud en gaan dan het dorp uit en de rijstvelden in. Het fietsen is hier eigenlijk meer voor de evenwichtskunstenaars dan het gewone fietsvolk. De paadjes langs de velden zijn wel erg smal en als je niet uitkijkt en ietwat te weinig snelheid hebt, zoals iemand voor mij overkomt, lig je zomaar in een slootje. Het draait er op uit dat we meer dan de helft van de rit door de velden lopend, met de fiets aan de hand, afleggen. Da’s wel zo gemakkelijk ook bij het fotograferen. Leuk is het wel om te zien hoe men de rijst plant, met de modder aan de planters armen tot bijna in hun oksels en modder tot ruim boven de knie. Knap is ook hoe hier de lokale bevolking over deze smalle paadjes rijdt met hun brommertjes. Brommertjes al dan niet voorzien van een passagier (of meer dan één zelfs). Brommertjes als dan niet voorzien van allerlei spullen, groot en klein. Van kippen in manden tot dozen op en stapel op de duozit. Knap ook hoe vrouwen, hoog opgestapeld, allerlei waar op hun hoofd dragen en je dan passeren op uiterst smalle dijkjes. Als we boven aan de berg (of eigenlijk de heuvel) zijn houden de sawa’s op. We fietsen een stukje verder en stoppen bij een tempel. De fietsen worden zonder slot of wat dan ook aan de kant van de weg in een droge greppel geparkeerd. We mogen helaas de tempel niet binnen. Wel het aanpalende winkeltje, waar echt van alles te koop is. Vlak naast het winkeltje is een overkapping over de weg gemaakt. Onder die overkapping hebben zich enkele tientallen mannen verzameld. Een aantal van hen heeft hanen in de hand. Ook staan deze beestjes in grote manden bij de ingang van de tempel. Al snel blijkt het hier om hanengevechten te gaan. Officieel verboden, maar als er al politie in de buurt zou zijn (of zitten die agenten misschien ook wel tussen het publiek, of houden ze een haan in de hand, wat me geenszins zou verbazen), voor een paar duizend Rupiah, een paar dubbeltjes Euro dus, ben je van alle vragen en moeilijkheden af. Er worden zeer scherpe mesjes aan de poten van de hanen gebonden. De beesten worden “kwaad” op elkaar gemaakt en dan worden ze tegenover elkaar losgelaten. Ondertussen wordt er flink op de winnaar gewed. Als er een haan dood op de grond blijft liggen is het over en wordt de winnende gokker uitbetaald, het dode dier onder een tafel gegooid en gaat het weer van voren af aan. We vinden het zielig voor de beestjes en mengen ons niet onder de toeschouwers. Even later fietsen we weer verder. Soms daalt de weg en dan gaat lekker, soms stijgt de weg en dan moeten we flink doortrappen, soms moet Ria soms zelfs even afstappen en gaat lopend verder. Na niet al te lange tijd is het alleen maar dalen en rijden, vrijwel alleen remmend, terug naar Ubud. Als we terug zijn in de hotelkamer gaat Ria wat zwemmen in het zwembad van het hotel en ga ik een slaapje van een uur of anderhalf doen. Als we later op de veranda
3
van de hotelkamer zitten begint het beetje te regenen. Niet zo erg want het is best leuk om twee eekhoorns in de bomen heen en weer te zien springen en door de rijstvelden achter die bomen (ons hotel is aan de rand het dorp gelegen) een optocht van vele tientallen ganzen, in de zo bekende pas, door de velden te zien wandelen. Eerst van rechts naar links en later weer terug en uit ons gezicht. Na een half uurtje is het weer droog en gaan we door het dorp wandelen. Winkeltjes kijken en zo. Leuk hoe we zo maar, plotseling, bij Monkey Forest komen. Ik herken het van vier jaar gelden. Ons hotel van toen moet ook dicht in de buurt zijn. Het lag toen tenslotte aan dezelfde straat als Monkey Forest. Helaas de regen begint weer en lijkt voorlopig niet op te houden. We besluiten dan maar om vroeg te gaan eten. We kiezen een restaurant even voorbij Monkey Forest, vanwaar we mooi het leven op straat kunnen bekijken. Voor zover dat leven zich niet schuilhoudt voor de regen. Als we klaar zijn met eten is het weer droog geworden, maar als we terug lopen richting hotel begint er af en toe weer een druppeltje te vallen. Als die druppels steeds meer worden, breken we het kleding kijken af (we hebben inmiddels een jurkje voor Izzy gescoord en ook de koelkastmagneetjes zijn er al en kunnen van het verlanglijstje worden geschrapt) en gaan we een minimarket in om daar wat koekjes en dergelijke voor de lunch van morgen te kopen. Ook hier staat een pinautomaat, dus flappentappen we ook nog iets. Inmiddels is het van motregen tot regen nu zelfs tot streepjesbroeken geworden. De tropen hier, dus: een tropische stortbui. We schuilen “even” tegen de gevel van de winkel, maar de vraag is hoelang dit buitje gaat duren, dus gaan de plu’s maar open en stappen we, soms tot onze enkels in de plassen, terug naar ons hotel. Gelukkig niet als te ver, maar nat genoeg hoor! In de hotelkamer is het dan spullen drogen. Ria’s rugzak, misschien wel mede door de ene openstaande rits, lijkt wel of het ding in een plas water is gezet. Morgenochtend maar zien in hoeverre alles weer droog is. We drinken koffie op de veranda en nemen hier het nachtleven van de dieren waar, terwijl het nog flink blijft doorregenen. Vleermuizen, kikkers en insecten, vooral grote insecten, trekken aan ons voorbij, terwijl op het tafeltje de door Ria meegebrachte waxinelichtjes branden. Tegen tien uur gaan we slapen. Het ritme is er nog niet helemaal, en morgen moeten we vroeg op, om met de veerboot naar Lombok te gaan. Vannacht speelt Nederland de halve finale van het wereldkampioenschap voetbal in Zuid-Afrika. Ria zal misschien, als ze wakker wordt, gaan kijken. Ik heb die plannen niet. We zullen morgen wel zien wat daar van geworden is.
Woensdag 7 juli 2010 Ubud – Gili Air. Zonnig en vochtig warm 33 o C. De bedoeling was om halfzes op te staan en het is maar gelukkig dat Komang voor wekdienst speelt en ons met een paar bonzen op de deur wekt om zes uur. Net als vorig jaar is mijn gsm z’n eigen leven gaan leiden, wat de tijd betreft. Als ik er nu op kijk geeft het ding vijf uur in plaats van zes uur aan. Vanaf morgen gaan we beide telefoons maar als wekker gebruiken. Het betekent dat we ons moeten haasten met het inpakken van de laatste spullen, die voornamelijk nog liggen te drogen van de stortbuien van gisteren. Ook het ontbijten doen we in een iets hoger tempo dan normaal. We zijn daarmee wel de
4
laatsten bij de bus, die even na zeven uur zich in beweging zet richting Padangbai, vanwaar de veerboor naar Lombok zal vetrekken. Vanuit Padangbai zijn we vier jaar geleden ook naar Lombok vertrokken. En als we na een rit van ongeveer anderhalf uur bij de haven aankomen, dan herken ik dat wel enigszins. Er is nog wat tijd over. De boot die nu aan steiger ligt is al vol en wij nemen dadelijk de “luxe” boot. Om een uur of tien zijn we ingescheept en steken we van wal. Voor de passagiers is hier ruimte op een overdekt bovendek of in een door airco gekoelde ruimte. Er staan hier een soort vliegtuigstoelen, die lekker breed zijn, maar helaas niet in een soort slaapstand kunnen. De ruimte voelt in ieder geval redelijk fris aan en tijdens de reis gaat ook nog eens de televisie aan. Uiteraard gesproken in Bahasa, dus snappen we er geen bal van. Aan het einde van de reis voelt overigens de airco een stuk minder koel aan dan bij binnenkomst aan het begin van de reis. Buiten is het drukkend warm geworden. De deuren zijn ook heel vaak open gegaan en ook met al die mensen in de ruimte trekken de twee airco’s het niet helemaal. Na een uurtje of vijf varen komt de haven van Mataram in zicht. Nog voor de boot vastligt (misschien wel nog een meter of twee van de kant) springen de verzamelde kruiers, als een soort aapjes, van de steiger op de boot. Ze zijn, net als vier jaar geleden, heel erg opdringerig om je koffer, uiteraard tegen een kleine vergoeding, te mogen dagen. Wij lopen van de boot naar ons volgende vervoermiddel, de bus die ons weer naar de volgende boot zal brengen, en om ons heen, als een soort zoemende muggen de kruiers met onze bagage. Ook deze bus is niet al te groot en stoelen zijn niet al te breed. We zullen het er tot het einde van Sumbawa mee moeten doen. Na een tussenstopje in, wat Komang, het apenbos noemt, waar Makaken maar al te graag de pindaatjes van je aannemen en water uit een flesje kunnen drinken, komen we een kleine twee uur later bij strand aan de noordkant van Lombok aan. Haven mag je het plaatsje Bangsal niet noemen. Het is niet veel meer dan een stuk strand, waar prauwen liggen, waarvan één van die vaartuigen ons naar Gili Air zal brengen. Gili Air is één van de kleine, drie met Bounty stranden omgeven, eilandjes aan de noordkant van Lombok. Net zoals overal in Indonesië, wordt je niet verondersteld om je koffer zelf te dragen. Zo ook hier niet. Vrijwel altijd zijn het mannen die dat werk doen, hier echter zijn het vrouwen. Ze dragen de koffers en rugzakken, soms zelfs twee stuks op elkaar, op hun hoofd naar het strand. Als alles, wij en koffers, in het bootje zijn, brengt het bootje ons in een half uurtje naar het parelwitte strand van Gili Air. De hotelkamer is, gelukkig, niet van het klassieke type, maar een rieten hutje op palen. Helaas zonder airco, maar gelukkig wel met een fan, die ’s nacht redelijk zijn werk doet. Vanaf hier houdt ook het warme water op er te zijn. Niet zo’n probleem op dit, ook ’s nachts warme, eiland. Alleen misschien een beetje jammer dat het water ook wat zoutig is, waardoor je niet echt een schoon idee krijgt na het douchen. Na aankomst doen we de was, ja, ja, ook maar in het ziltige water. Dan is het al snel donker en gaan we eten met een aantal van de groep. We rijden naar het restaurant met paard en wagen. Het kost nogal enige moeite om een redelijke, voor hier althans, prijs af te spreken. Als we zeggen dan maar te gaan lopen, willen de koetsiers wel wat zakken met de prijs. We komen zelfs de prijs van de terugrit ook overeen. Echter als we klaar zijn met eten, zijn de paarden en wagens nergens te bekennen. Na ruim een kwartiertje lopen zijn we terug op onze kamer en doen om een uur of tien het kleine lichtje uit.
5
Donderdag 8 juli 2010 Gili Air. Zonnig 30/32 o C. Om acht uur staan we op. De wekker van de gsm werkt weer naar behoren, alleen is hier geen verbinding met het netwerk te krijgen, maar we willen toch niet bellen of gebeld worden. We nemen het ervan vandaag, we blijven lekker luieren op dit eiland. Na het ontbijt lopen we langs het strand, waar ik wat foto’s maak en Ria een tekening. Als we dan weer terugkomen in het hutje blijkt de warmte en de fan de was drooggemaakt te hebben. Na de lunch gaan we nog wat luieren bij het zwembad, dat middenin tussen al de hutjes, die het hotel vormen, ligt. ’s Middags valt voor enkele uren de elektriciteit uit, het is wel jammer voor de koeling van de fan, maar voor het vallen van de avond is er weer stroom. ’s Avonds laat ook het water het even afweten. In de loop van de middag komen de laatste drie van de groep zich ook aansluiten. Een moeder met twee kinderen. Hoewel ik de moeder nog niet heb gezien moet die wel erg blond zijn, en zeker bijzonder suffig. Deze drie hadden het vliegtuig op Schiphol gemist omdat de moeder dacht dat het vertrek om halftwaalf ’s avonds was in plaats van halftwaalf ’s middags. Nou dan vraag ik je. Dat ze suffig is zal in de loop van de reis wel blijken, als de bus nog even moet stoppen omdat haar zoon merkt dat haar petje nog ergens buiten ligt; als ze bij de receptie van het hotel gaat vragen of haar bril gevonden kan worden, die later midden op het strand blijkt te liggen en zowaar nog door iemand is gevonden. Niet alleen dit, maar ook, laat ik maar zeggen, sociaal minder aangepaste zaken. Ik ben vergeten om me tegen de zon in te smeren en moet dat bekopen met paar flink verbrande plekken, waar ik overigens bijna geen last van heb. Vanavond lopen naar de restaurants, die een kilometertje verder liggen. Er zij geen paard en wagen in de weide omtrek te bekennen. We kiezen nu een ander restaurant, waar overigens de nasi en de saté een stuk lekkerder smaken dan gisteren. Als we terug naar het hutje zijn gewandeld, gaan we nog even op de veranda zitten, koffiedrinken van de meegebrachte oploskoffie, die veel beter is dan de koffie van het hotel, waar veel te veel drab onderin zit. We kijken naar de tjiktjaks, die tegen het plafond aangeplakt lijken te zitten. Vlak bij de lamp en het licht daarvan jagen ze, hoewel jagen, ze blijven doodstil zitten en wachten af tot de prooi binnen tongbereik is, op insecten. Dit alles gelardeerd met het licht van vijf waxinelichtjes, die op de rand van het hek van de veranda branden. Om halftien gaan we slapen bij het geluid van de fan, die doet vermoeden dat het buiten regent, maar niets in minder waar.
Vrijdag 9 juli 2010 Gili Air – Tetebatu. ’s Morgens zonnig, ’s middags bewolkt en regen 27 o C.
6
Mijn telefoon gaat prima op tijd, om halfzeven, af. De voor de zekerheid extra gezette telefoon van Ria volgt na een paar seconden. Afgelopen nacht is de elektriciteit uitgevallen. Uiteraard is hierdoor ook de fan gestopt met werken. Hierdoor werd het steeds warmer in het hutje, hetgeen mij weer wakker maakte. Vlak voordat de wekker afging, kwam de stroom weer terug. Gelukkig, dan kunnen we relatief koel opstaan. Na het ontbijt varen we terug met de prauw naar het “vaste”land van Lombok, hier stappen we over in het toch iets te kleine busje. Onder weg stoppen we bij een smederijdorpje. Op de plek waar de mannen werken lijkt het meer op een vuilnisbelt, maar het lijkt hen niet te deren. De mensen zijn zonder meer aardig en gaan met ons, en met handen en voeten, in gesprek over het Nederlands elftal, als ze merken dat we Nederlanders zijn. Na een half uurtje rijden we verder. Rondom twaalf uur komen we aan bij het huis van Komang. Hij heeft ons uitgenodigd om bij hem de lunch te gebruiken. We wijken hiermee amper af van de route en hij is erg trots op zijn huis de en daar aanwezig spullen. Zijn vrouw heeft gekookt, en lekker ook. Zoals veel meer in Indonesië gebruikelijk woont Komang niet alleen met zijn gezin (met vrouw en drie kinderen) in dit huis, maar ook zijn vader en moeder maken deel van de huishouding uit. Beide ouders helpen mee. Z’n vader is bezig met de satés te barbecuen en zijn moeder, ondanks haar slechte zicht, help mee met het volscheppen van de borden. Komangs dochter is naar school, maar zijn beide zoontjes lopen, een beetje verlegen, rond. We zitten op de overdekte binnenplaats naast één van Komangs pronkstukken. Hij noemt het de groene Ferrari. Het is in werkelijkheid een groene minibus. Ooit werkte hij voor Oad-Reizen en kreeg een vergoeding om een auto voor het werk te huren. Hij vroeg toen of hij de vergoeding als geld kon ontvangen en heeft toen deze bus, op afbetaling, gekocht en met de vergoeding de lening afbetaald. Hij is er erg trots op. Later zien we ook het interieur van het huis. In onze ogen misschien wat schamel, maar voor hier is het gegoede middenklasse. Er is slechts één nadeel vanmiddag: het begint langzaam donker te worden en regenen. Na een uurtje of anderhalf vertrekken we weer, nemen afscheid van deze vriendelijke mensen, waar zich ook nog een neef van Komang heeft aangesloten, die ook redelijk Nederlands spreekt. Als we naar de bus lopen is het weer droog geworden. We stoppen onderweg nog bij een Wete Tule-tempel. Een tempel gewijd aan Hindoeïsme, de oude godsdienst van de Sasaks en elementen uit de Islam. Leuk om te zien, dit uit meerdere godsdiensten opgebouwde gebedshuis. Zoals eerder mogen we het Hindoeïstische gedeelte niet binnen. Helaas gaat het aan het einde van het bezoek regenen. Als we bij de tweede tempel (een Hindoetempel) van deze dag aankomen is het bijna droog geworden. Dit is tempel van een heilige, enorm dikke aal. Zeker voor dit beest, dat uitermate vertroeteld wordt, geeft het niet dat de weer behoorlijk gaat regenen. We moeten hier sarongs aan, maar mogen dan ook overal op en in. Onder een afdakje staand lukt het mij toch nog een paar foto’s te nemen. Alleen terug naar de bus is het wat lastig om het toestel goed droog te houden, omdat we natuurlijk de paraplu’s in de bus hebben laten liggen. Een kleine twee uur later komen we aan bij ons hotel in Tetebatu. Het is nu zes uur ’s middags en de zon komt weer terug aan de hemel. Wat dat betreft lijkt het Nederland wel, alleen is hier de zon een stuk sneller onder. Ria gaat voor het eten nog even, koud, douchen en ik ga nog een wandelingetje maken richting de vulkaan Rinjani. Behalve een flink aantal mensen, die graag op de foto willen, kan ik nog mooie foto’s van de zonsondergang met een prachtige wolkenlucht maken. Uiteraard hier en daar met de vulkaan op de achtergrond.
7
We eten ’s avonds in het hotel, veel meer dan dit hotel heb je niet in dit dorp en gaan om een uur of tien naar bed.
Zaterdag 10 juli 2010 Tetebatu. ’s Morgens bewolkt en af en toe zon, ’s middags zonnig en af en toe wolken 31 o C. Om kwart over zes gaat de wekker. Het is wel een beetje Spartaans opstaan: geen elektriciteit, dus weinig licht nog op dit uur van de dag en alleen koud water. We zitten nu een stuk hoger dan voorheen en dan is koud water ook echt koud water. Het warme water zal wel nooit komen, maar het licht wordt van nature elke minuut een beetje sterker. Na het ontbijt gaan we vanuit het hotel een wandeling maken door de omliggende sawa’s. Het is soms een heel geklauter en geglibber om over de smalle dijkjes te lopen. Leuk is het zeker, zowel de natuur als de mensen, die we tegenkomen en hier en daar aan het werk zien. Na ruim twee uur lopen en Ria handjes helpend om smalle, steile en glibberige stukken te overwinnen zijn we weer terug bij de bus, die om de sawa’s heen is gereden. De bus brengt ons vervolgens ver omhoog naar de vulkaan Rinjani, naar het begin van het pad, dat je naar de waterval brengt. Ria blijft beneden, maar ik ga aan de ogenschijnlijk gemakkelijke klim beginnen. Het is toch nog behoorlijk klimmen, en aan het einde van de klim word je beloond door over een afstand van vijf en zeventig meter naar beneden stortend water. Je kunt er zwemmen, of pootjebaden, of gewoon een fotootje maken. Ik kies voor het laatste en begin dan weer aan terugweg. Het laatste stuk op de heenweg ging omlaag, dus nu wordt het zweten. De warmte, het aanwezige vocht en de weg omhoog zorgen daar wel voor. Als ik weer beneden ben is mijn flesje met water zo ongeveer wel leeg. Gelukkig zijn er dozen van dit spul in de bus te krijgen. De bus brengt ons vervolgens naar het dorpje waar we gaan lunchen. De wegen naar dit weversdorpje worden gedurende de rit steeds slechter. Soms is het niet meer dan een zandpad. Het eten dat we krijgen is er overigens zeker niet minder om. We krijgen een heerlijke, originele, Indonesische lunch voorgeschoteld. Aansluitend wandelen onder begeleiding van een gids door het weversdorpje, waar voornamelijk vrouwen zich bezighouden met dit zeer arbeidsintensieve werk. Voor het laatste onderdeel van de dag stappen dan weer in de bus, op weg naar de plek, waar we een traditionele dansvoorstelling zullen gaan bekijken. Plotseling moet de bus stoppen. Omdat midden op de weg zich een groep mannen, die traditionele muziek maken, zich ophoudt. De bus moet stoppen en we kunnen niet verder rijden, iedereen moet eruit. Wat eerst een toevallige omstandigheid lijkt te zijn, blijkt even later een vooropgezet plan te zijn. Het muziekensemble is de begeleidingsgroep van de dansers en men wacht ons op. Als koninklijke gasten worden we ontvangen. Het is dan ook een heel speciaal gevoel als je tussen twee rijen spelende muziekanten doorloopt, die je vervolgens naar een binnenplein begeleiden, waar bijna het gehele dorp op ons wacht. De beste, zitplaatsen zijn er voor ons gereserveerd en we krijgen een kopje thee aangeboden. Het toch niet al te grote ensemble weet uit de bekkens en trommels een enorm geluid te produceren. Erg leuk en vooral ook de dansen. Het meest spectaculaire is als eruit het publiek twee mannen worden verzocht om een “stokkengevecht-dans” te doen. De scharrelkip die met haar kuikens af en toe het
8
terreintje oversteekt maakt zich maar uit de voeten. De mannen slaan behoorlijk hard met de stokken op de hen ter hand gestelde schilden. Ze hebben, zoals alle andere dansers en muziekanten, maar zeker ook alle andere samengekomen dorpsbewoners, enorm plezier. De lachspieren van de autochtonen worden nog eens extra aangetrokken als een aantal van ons wordt verzocht mee te dansen. Wij stijve westerlingen vallen toch geheel in het niet bij de uiterst gracieus bewegende Indonesiërs. We worden door het ensemble al trommelend uitgeleide gedaan. Om een uur of halfvijf zijn we na een hele leuke dag weer terug in het hotel. We maken ons zelf en de schoenen (na al die modderige dijkjes) weer toonbaar. De elektriciteit is hier niet zo betrouwbaar. De stroom valt zo af en toe uit, zodat het opladen van de batterijen met horten en stoten gaat. Na het eten in het restaurant van het hotel, liggen we om een uur tien in bed.
Zondag 11 juli 2010 Tetebatu – Sumbawa Besar. Bewolkt, een beetje drukkend 28 o C. De wekker gaat om kwart voor zeven en na het ontbijt vertrekken we om kwart over acht. De koffers zijn dan “automatisch”, zoals steeds, naar de bus gegaan. Het is de bedoeling dat je een half uur voor vertrek je koffer voor de kamer zet. Kruiers zorgen dat die koffers bij de bus komen. Vandaag is het de dag van de zieken. Afgelopen nacht zijn er blijkbaar een aantal die reizigersdiarree hebben opgelopen en daar komen er in de loop van de dag steeds een paar bij. Ons blijft dit gelukkig gespaard. Voordat we naar de veerboot rijden stoppen we eerst nog bij een pottenbakkersdorpje. De bus stopt bij een soort winkel, die zo enorm groot is dat de bus er zelfs geheel in gaat. Het dorp kunnen we alleen bereiken door over een smal pad te lopen. Op dit pad liggen grote kleden, waarop korreltjes, ter grootte van een stuiter, liggen te drogen. Het drogen vindt hier plaats, zoals men elders in het land rijst en andere producten in de open lucht droogt. Ik probeer niet op de korreltjes te stappen, maar de met ons meelopende kinderen kijken in het geheel niet uit en lopen er dwars doorheen. Zoals ook bij de andere bezoeken onderweg, is er steeds een gids die iets over het fabriceren en reilen en zeilen van de gemeenschap vertelt. Zo ook hier. We zijn op bezoek bij de Koperasi Sasak Pottery. Ik ben verrast als de gids laat weten dat ze leveren aan Nieuw Zeeland en ook aan Nederland. Hij zegt dan men in Nederland levert aan FTO en dat ze met die leveringen erg blij zijn, omdat ze een goede prijs voor hun producten krijgen. De schalen kwamen me al bekend voor, maar nu is het extra leuk om te weten dat hier dingen worden geproduceerd, die later, ook, in de Wereldwinkel worden verkocht. Je gaat dan toch met een andere blik naar dit alles kijken. Ik krijg er een heel ander gevoel bij, dan zonder dit te weten. Dit bezoek was eigenlijk voor gisteren gepland, maar omdat we veel te lang, maar zeker wel heel leuk, bij het dansen waren gebleven, stoppen we vanmorgen hier. Ik ben er blij om dat we hier naar toe zijn gegaan. Iets kopen hier is wat lastiger, er is een probleem om de spullen heel thuis krijgen. Ik heb overigens wel het idee dat ik een schaal van hier thuis op de eettafel heb staan.
9
We zien het gehele productieproces. Zittend op de grond op een laag, zeer laag, krukje (het is alleen al een kunst om erop te zitten!) maken de vrouwen (de meeste mannen uit dit dorp zijn naar Singapore of Maleisië getrokken om werk te vinden of ze zijn aan het werk op het land) de basis van het product. Uit een homp klei wordt met behulp van een kleine draaischijf, die men met de grote teen laat draaien, de ongebakken schaal of pot gemaakt. Dat ze geen RSI aan hun voeten krijgen. Men is in staat om met grote snelheid, voor lange tijd, de schijf met behulp van hun grote teen, te laten draaien. Als het product vorm heeft wordt het voor een periode van minimaal zes uur te drogen gezet. Daarna wordt het in een open vuur van circa 800 o C. gebakken. De kleur is dan of zwart (de natuurlijke kleur van de klei) of bruin (gekleurd met tamarinde). Men gebruikt hier geen glazuur. Ongeveer zestig procent is bestemd voor de export naar Europa, waaronder Nederland via FTO en Nieuw Zeeland. De rest is voor eigen gebruik of wordt gebruikt als ruilmiddel voor allerlei producten. Ooit heeft men vanuit Nieuw Zeeland een grote pottenbakkersmachine gekregen, maar de vrouwen konden er niet mee overweg, zodat men weer snel terugging naar het traditioneel produceren. Ook ogenschijnlijk lijken de vrouwen het wel prima te vinden. Ze werken duidelijk met plezier aan hun producten. Als we klaar zijn met het bezoek rijden we door naar de veerboot. We zijn wat laat en de bus wordt in een rij geplaatst, die eigenlijk voor een volgende afvaart is bestemd. We hangen wat rond en zien dan plotseling Komang driftig zwaaien. Zoals Komang het noemt: is hij aan “smeren” gegaan (smeergeld betalen). Een paar duizend Rupiah en we mogen met deze afvaart mee. We wandelen naar het schip, als de bus ons voorgaat en om ongeveer twaalf uur steken we van wal richting Sumbawa. Met het kleine stukje van Lombok naar Sumbawa (nog geen vijfde van de afstand tussen Bali en Lombok) heeft dit trage schip toch wel moeite. De voorziene vaartijd van een uur wordt met ruim een derde overschreden. Na aankomst op Sumbawa gaat het met een redelijk hoog tempo door naar het hotel. We stoppen twee keer; de eerste keer voor een kopje thee of koffie; de tweede keer voor het zoveelste slachtoffer van de algemene malaiseaanval, waar Ria en ik nog steeds van zijn verstoken. Rond een uur of vier arriveren we in het hotel. Ook hier weer parelwitte stranden en de hotelkamers zijn hutjes op palen, nu wel, heel luxe dus, van airco voorzien. Na aankomst brengen we de grote was naar de receptie en doen de kleine dingen in sopje in de wastafel. We bestellen vast het avondeten (ook hier is niets in de directe omgeving van het hotel om naar toe te gaan om te eten,) en gaat Ria wat tekenen, terwijl ik een paar foto’s neem. We eten vroeg, om en uur of zeven al, omdat we nog wat willen slapen. Vannacht zullen we om halftwee naar het zusterhotel van dit hotel in de stad gaan, om naar de finalewedstrijd van het wereldkampioenschap voetballen te gaan kijken. Nederland staat in die finale, tegen Spanje, dus zullen we hen vanuit hier aanmoedigen. We gaan naar het zusterhotel omdat, men daar abonnee televisie heeft. Dat heeft men hier niet. De wedstrijden van het WK zitten in Indonesië achter de decoder.
Maandag 12 juli 2010 Sumbawa Besar. Bewolkt 28 o C.
10
Ik kom slecht in slaap en heb een beetje koorts. Als ik eindelijk in slaap ben gedommeld, lijkt het of ik net lig en dan wordt er op de deur gebonsd. De wekker is nog niet gegaan, wat ook klopt. We blijken een half uurtje eerder weg te gaan dan eerst gedacht. Ik twijfel of ik mee zal gaan en besluit dan toch te gaan, nadat ik een paracetamol heb ingenomen tegen het koortsige gevoel. Tegen halfzes zijn weer terug als Belanda, Oranje dus, met 1-0 van Spanje heeft verloren. Ik zet de wekker om tien uur en als het ding afgaat, gaat Ria koud douchen en ik blijf liggen. Ik kom er pas om en uur of halftwee uit. Ria heeft dan al ontbeten, wat gezwommen, haar boek uitgelezen en een puzzel gemaakt. Na het douchen gaan we samen lunchen, voor mij is het dus ontbijten, met een kopje soep en een blikje cola. Er gebeurt niet zoveel vandaag dus. Een lekker lui dagje. Wat mij overigens ook in dit hotel weer opvalt, zoals ik al in alle andere hotels heb gezien en in vele, vele woningen, restaurants enzovoorts, is de spaarlamp. Indonesië hangt vol van die dingen. Binnen, buiten het maakt niet uit. Ik heb geïnformeerd of er misschien een actie is of was geweest, maar het antwoord was nee; men doet het omdat het veel geld op de elektriciteitsrekening scheelt. Het lijkt er een beetje op dat Indonesië in dit verband ver vooruit is op Europa. Tot de barbecue, die op het strand met ook, een flink vuur, wordt gehouden, blijven we wat zwemmen, lezen en luieren.
Dinsdag 13 juli 2010 Sumbawa Besar – Bima. Zonnig 32 o C. We komen weer in gewoon ritme als om kwart voor zeven de wekkers gaan. Nadat we de laatste spullen nog even in de koffers doen en na het ontbijt vertrekken we om acht uur voor een lange rit van twee honderd en vijftig kilometer. Ondanks de relatief korte afstand (in Europese termen, maar in Indonesische termen valt het als lang te classificeren) zal dit een uur negen a tien in beslag gaan nemen. De wegen zijn hier toch wat minder dan bij ons. Onderweg stoppen we eerst bij een markt. Altijd leuk. Veel mensen vragen om op de foto te mogen, wat ik al eerder hier in Indonesië heb meegemaakt, dat niet ik vraag of ik een foto mag maken, maar dat ik word verzocht om een foto te maken. En passant kopen we hier nog een sarong, die zou moeten dienen als deken voor op de boot van overmorgen. De tweede stop is een vissersdorpje. Zeker niet rijk te noemen en veel rommel op straat, zoals ook bij de markt van eerder, maar zeer zeker, zoals ook de markt, fotogeniek. De lange reisdag wordt verder doorbroken door ’s morgens nog een koffiestop, waar ik door één of ander venijnig insect in mijn nek wordt gestoken, zonder verder enige consequentie, een lunchstop met een wegrestaurant a la Indonesië (we eten overigens de meegebrachte spullen en kopen alleen een blikje fris), waar we hartelijk worden begroet door de eigenaar en een ’s middags een fotostopje bij een mooi uitzicht, waar overigens ook een Indonesiër foto’s aan het maken is. Duidelijk is onderweg te zien dat Sumbawa droger is dan de andere, voorgaande, eilanden. Het is nog steeds wel groen, maar er valt duidelijk minder water.
11
Rond zes uur komen we aan bij het hotel. Over het hotel zijn door Komang allerlei mindere berichten de wereld ingestuurd. We komen weliswaar van twee maal een hotel zonder airco en zonder warm water, via een hotel met airco en zonder warm water, nu in de luxe van een hotel met airco en met warm water. Dat er geen ramen in zitten, dat nemen we op de koop toe. Hoezo minder? Hoe kom je aan die wijsheid Komang? Later op de avond blijkt dat het warme water het in ieder geval niet doet, maar ach het is buiten toch warm genoeg. We gaan nog even wandelen langs de weinige winkels, die nog open zijn en vinden nog een overhemd voor Tygo, zodat we voor de tweeling in ieder geval een souvenir hebben. Om halfacht eten in het hotel naast het onze. Veel meer is er niet te vinden, hier in de buurt en in ons hotel kan men slechts ontbijt maken. Om tien gaan onze luiken dicht.
Woensdag 14 juli 2010 Bima – Komodo. ’s Morgens half bewolkt, later zonnig 33 o C. Om kwart voor vijf gaat de wekker en we gaan om halfzes ontbijten. Het hotel mag dan niet al te veel zijn, het ontbijt is nog een beetje minder. Misschien is het wel beter dat we dit alles niet bij daglicht zien. Om zes uur, het is dan nog donker, rijden we met de bus naar de boot, die voor twee dagen ons vervoermiddel en hotel zal zijn. Een soort minicruise door het Nationale Park Komodo. Na de verwachtte reistijd van anderhalf uur komen we in Sape aan en stappen over van de bus in de boot. Zo te zien is het een oude visserboot, die tot een mini rondvaartboot is verbouwd. We nemen afscheid van onze chauffeur Jossy en de bijrijder Jack. De koffers worden in het schip geladen en op gestapeld bij de ingang van de “hutten”. In het begin is het vrij kalm, maar hoe meer we in volle zee komen, hoe meer het schip gaat slingeren en gaat stampen. Ook komt er steeds meer buiswater over. Hier heeft men een slimme oplossing voor: aan beide zijden van het schip zijn onder de overkapping blauwe zeilen opgerold. Die laat men nu naar benden en bindt ze, tegen de flinke wind ook goed vast. Ze houden mooi het merendeel van het buiswater tegen, zodat je op het dek, waar de opbouw van de roef als tafel wordt gebruikt, droog zit. De bovenkant wordt gebruikt als zonnedek, maar daar komt het buiswater niet. Op het land leek het alsof er bijna geen wind was, dat was ook nog zo in de haven, maar hier op zee is het toch geheel anders. Ik weet niet welke windkracht het is, maar de kopjes staan op de golven. Ik ga eens kijken op het achterdek, om ook daar het schouwspel eens te aanschouwen. Ook hier zijn er banken met kussens, maar dan met een echte tafel. De banken staan aan de zijden van het schip en zijn verplaatsbaar. Na een tijdje merk ik dat je ook op deze banken lekker kunt dutten. Als ik weer terug ben op het voorschip probeert Ria ook een uiltje te knappen, maar dat is toch minder fortuinlijk. Haar evenwichtsorgaan kan het niet aan. Het rollen van het schip wordt haar na korte tijd al te veel en ze moet het bekopen met “kosten aan lei”. Ik help haar, zodat we niet ook nog eens haar bril of haar zelf uit zee zouden moeten vissen. Als ik dan haar rugzak, die ze op de grond heeft gezet wil verplaatsen, merk ik dat de onderkant geheel nat is geworden. Mooi dat het schip naast de blauwe zeilen ook drooglijnen heeft. Even later wappert onze handdoek en een paar kledingstukken daar lekker te
12
drogen. De rest leg ik op een bed te drogen in de “hutten” annex slaapzaal. Deze kooien zijn warm en benauwd en het ruikt er naar dieselolie. Ik ben benieuwd hoe het vannacht zal zijn. Er hangt hier een kleine airco en een fan. Beide doen het nu niet, er is toch niemand beneden. Ik vraag me af welk van de twee apparaten het zal doen. ’s Avonds zal blijken dat het de fan is. De airco trekt het allemaal niet. Rond drie uur ’s middags stoppen we met varen om te gaan snorkelen. Ria en ik en ook een paar anderen blijven aan boord. Om een uur of vier varen we nog een klein half uurtje door naar het eiland Komodo. Het grootste eiland van het Nationale Park Komodo. We gaan op een paar honderd meter van het eiland voor anker en gaan het laatste stukje met het bijbootje, vooral Ria vindt het in- en uitstappen erg “leuk”, naar het eiland. Onder leiding van twee rangers lopen we door een deel van het park. Het eerste stuk valt wel een beetje tegen wat het aantal wilde dieren betreft dat we te zien krijgen, maar vooral tegen het einde komen we aan onze trekken. Naast diverse herten, een wild zwijn, diverse vogels en een gifgroene slang, zien we op het laatst ook nog een Komodo-varaan. Het was een beetje voorspeld dat we op Komodo zelf waarschijnlijk amper of geen varanen zouden kunnen zien. Waarschijnlijk morgen op Rinca des te meer. Op het einde van de wandeling zo’n enorm reptiel van meer dan drie meter lang zien is dan het toetje na de maaltijd. Het beest ligt op zijn/haar gemak half onder een gebouw op palen. Zo is niet al te goed te zien, hoe gevaarlijk en dodelijk dit dier kan zijn, maar het is wel eenvoudig te fotograferen. We lopen daarna terug naar de steiger, uiteraard, zoals gebruikelijk bij dit soort plaatsen, door een haag van souvenirs. Vlak bij de steiger kom ik nog bijna oog in oog met een hertje te staan. Die zijn hier helemaal niet schuw. Nadat het bijbootje twee keer heen en weer is gevaren, is iedereen weer aanboord en varen we nog een minuut of vijftien, om dan voor de nacht voor anker te gaan. Het is inmiddels donker geworden en we zien om hier en daar om ons heen lichtjes. Waarschijnlijk ook boten, die voor de nacht voor anker zijn gegaan. Intussen heeft de bemanning, samen met de met ons meegereisde kok een heerlijke maaltijd bereidt, die we, gelardeerd door steeds langzij komende bootjes met verkopers, die maar niet van ophouden weten, lekker opeten. Ook wij kopen, voor de buren, die op de planten passen, een houten (schaal)model van een Komodo-varaan. Tegen tien uur gaan figuurlijk onze luiken dicht. Het wordt dan een heen en weer gesleep van matrassen, door mensen, die besluiten aan dek te gaan slapen. Wij besluiten om benedendeks te gaan slapen. Zolang de motor draait wuift de fan ons heerlijk koelte toe. Het wordt wel lekker rustig als de motor van het stopt, maar helaas stopt dan ook alle elektriciteit, dus ook de fan. En of het nu wel zo’n goed idee is om benedendeks de nacht door te brengen…..
Donderdag 15 juli 2010 Komodo – Labuhan Bajo. Zonnig 30 o C. Ik word om ongeveer kwart voor zes wakker, door het geluid van schepen om ons heen, die de motor starten en wegvaren. Daarna begint ook het leven op ons schip, de Sea Star”, waar om klokslag zes uur de motor aanslaat en even later varen we alweer weg van de ankerplaats. Ria is als een haas uit haar kooi gekomen en heeft
13
de trap naar boven, naar de buitenlucht, genomen, bang dat er weer iets van zeeziekte zou kunnen opkomen. Ik geniet nog even, niet van de herrie die de motor nu maakt, maar wel van de wind die de fan nu maakt, die nu de motor weer elektriciteit opwekt, ook weer is gaan werken. Gisteren, toen we om een uur tien gingen slapen is de fan uitgegaan en vanaf dat moment was het voorbij met de alternatieve koelte in de kooien en is het steeds warmer geworden. Eigenlijk te warm om te slapen, wat ik dan ook mondjesmaat heb gedaan. Ik ben er even uitgeweest om te gaan plassen, een heel geklauter in het donker het trapje op en af, maar wel lekker koel op dek. Ik kwam toen wel ik de verleiding om aan dek te blijven en daar te gaan slapen, maar er waren geen plekjes meer vrij en vanaf het achterdek, waar denk ik de bemanning sliep, kwam er flink veel snurkgeluid. Ik liet me dus maar weer afzakken, de warmte in. Het is qua uren slaap een mindere nacht geweest, maat wat verwacht je ook: het lijkt een beetje op de schuit uit “De scheepsjongens van Bontekoe”. Als ik al een beetje sliep, dan werd ik ook nog door een vlo geprikt, of dat soort ongedierte. Al varend ontbijten we. Hier bakt de door ons meegenomen kok, samen met de bemanning van het schip, er niet veel van. Veel minder in ieder geval dan de lunch en het diner. Na twee en een half uur varen, het is dan even na halfnegen leggen we aan op het eiland Rinca. Nu liggen we niet voor anker, maar legt de boot direct aan, aan een mooie steiger. We stappen van boord voor de tweede wandeling in dit Nationale Park. Zodra we van de steiger op de wal stappen, ligt daar de eerste Komodovaraan als zonaanbidder, zich lekker te koesteren in de zon. Een paar foto’s en we lopen er op korte afstand langs. Als we bij het kantoor van de rangers komen zien we wederom een stuk of wat van deze enorme dieren. Om ook voor de toekomst te zorgen zijn er twee bezig met het maken van nageslacht, of althans de eieren daarvoor. Kleine varaantjes wandelen er rustig omheen. Tijdens de wandeling zien we niet zoveel dieren. Een paar varanen, een buffel, een reusachtige stier, die op z’n tijd wel als voedsel voor die varanen zal gaan dienen. Ook zien we een paar plekken waar de Komodovaranen hun eieren begraven. Als we bezig zijn terug te wandelen naar het onderkomen van de rangers, komen we een ander groepje wandelaars, met ranger tegen. De onzen praten met de hunne en even later legt één van onze rangers uit dat er verder twee Komodovaranen aan het vechten zijn, het is nu paartijd de verhouding mannetjes/vrouwtjes is ongeveer drie en half staat tot één, dus doen de mannetjes flink hun best om te mogen paren. We lopen normaal, niet eens voorzichtig, maar wel bedachtzaam, verder. Plotseling horen we geritsel in het bos. En het is een spectaculair gezicht deze beesten elkaar te zien bekampen, in een zich steeds herhalend ritueel. Eerst liggen ze moe op elkaar; vervolgens begint er één de ander met zijn lange nagels te werken, een scherp, hard, krassend geluid klinkt door het woud, maar door de dikke schubben voelt zo’n varaan dat niet; dan worden de koppen naar elkaar gedraaid, hun vorktong, waarmee zo’n beest ruikt, over de ander z’n kop gehaald; en dan plotseling een geluid als van een blazende kat, maar dan vele malen harder, enger, angstaanjagender; dan, de grootte van de dieren aanmerking nemende, klimmen ze tegen elkaar omhoog met een enorme snelheid, staande op hun achterpoten en steunend op hun enorme staarten rammen ze met hun voorpoten tegen de tegenstanders lichaam en kop, met enorme klappen; om dan weer, vermoeid, op de grond te vallen. Een paar minuten later begint het dan weer van voren af aan. De ranger stuurt ons steeds een beetje naar achteren, omdat de dieren zich langzaam verplaatsen tijdens het gevecht. De gepaste afstand is een meter of vijf, zes. Met hun verwondde koppen, het slijm uit hun bek lopend, lijken ze
14
me aan te kijken, maar ze zijn alleen met zich zelf en de tegenstander bezig en de omgeving is nu niet van waarde. Als we dit schouwspel een keer of vier hebben gezien, gaan we weer verder. Het einde afwachten heeft geen zien, zo’n gevecht kan soms meer dan een dag duren. We drinken een glaasje fris al vorens we weer terug naar de boot wandelen. Onderweg zien we nog een paar kleine varaantjes “rond huppelen” en de grote varaan, die bij de steiger lag toen we aankwamen, is slechts een paar meter verhuisd, maar ligt nog steeds zich lekker in het zonnetje te koesteren. Op de steiger aangekomen lijkt de zee voor even verdwenen te zijn. Aan alle kanten nu boten, zodat je het gevoel krijgt ergens binnen te staan in plaats van op een steiger aan zee. Het ziet eruit als een hele blauwe cirkel, al die stevens. We varen nog een stukje en krijgen dan wederom een heerlijke lunch geserveerd, stoppen nog om te snorkelen en te zwemmen. Na de laatste stop komen we na een half uurtje in de haven Labuhan Bajo aan. Even later zitten we in het hotel. Geen airco, maar wel een prima fan aan het plafond. Het loopt tegen vijven. Veel is er niet te zien in dit plaatsje. Het is wel erg toeristisch, vanwege de eenvoudige bereikbaarheid van het Nationale Park Komodo. Tegen halfzeven gaan we op zoek naar een restaurant. Onderweg komen we vele winkels met rugzakken tegen. Niet overal kun je blijkbaar afdingen, maar het lukt toch redelijk snel om tegen een redelijke prijs Ria van een nieuw exemplaar te voorzien. Met het vervolgens krijgen van het bestelde eten is het anders gesteld. We moeten een paar keer vragen waar onze maaltijd dan wel blijft en wel erg lang wachten. Om een uur of tien slapen we in redelijk koele kamer, in een bed zonder vlooien.
Vrijdag 16 juli 2010 Labuhan Bajo – Ruteng. Zonnig, ’s middags licht bewolkt, beetje zon 25 o C. Om kwart over zeven gaat de wekker en om halfnegen vertrekken we met onze “super” bus. Komang heeft geregeld dat we een bus met airco, er was er één voorzien zonder de optie, krijgen. Lekker, dat zeker, maar nog steeds is de beenruimte op de lengte van de gemiddelde Indonesiër afgestemd. Wel leuk dat de zitplaatsen zijdelings kunnen worden verschoven. Dat geeft toch wel iets meer ruimte. Onderweg genieten we van de vele, mooie, vergezichten. De bus en chauffeur moeten hard werken; geen honderd meter is hier recht, alleen maar bochten, en het is steeds stijgen of dalen, maar voor onze ogen is het een lust. Regelmatig laat Komang de bus stoppen en lopen we een stukje. Rond de middag eten we de meegenomen lunchpakketten met boterhammen, langs de kant van de weg op. Het begint dan steeds meer bewolkt te worden. ’s Middag is het zelfs tegen regen aan. Als we op een half uurtje rijden van Ruteng zijn, stoppen we nog om naar de rijstvelden te kijken. We lopen door een kampong en de, kleine, kinderen vragen ons om hen een hand te geven. Ze willen je huid aanraken en giechelen erbij. Het is een vrij steile klim naar boven en het einde wordt Ria door een stuk of vier kinderen naar boven begeleid. Van bovenaf kun je hier prachtig zien hoe de rijstvelden in een spinnenwebvorm zijn aangelegd. Toen we beneden dezelfde velden zagen, was dat
15
niet te zien. Men doet dit voor de afwatering. Als we weer beneden zijn, koopt Komang, uit de fooienpot, wat snoepjes voor de kinderen. Nog even “bussen” en we zijn in het hotel. Het zijn redelijke kamers, er ontbreekt alleen een douche. Het alternatief voor douchen is mandiën (“Do in Rome as the Romans do”). Alleen of dat wel een alternatief is? Voor het eten gaan we nog even voor een wandeling het dorp, of is het een stad, in. Het is duidelijk te zien dat we nu het overwegend Moslim-gebied achter ons hebben gelaten en Christelijk gebied zijn binnengekomen. Het straatbeeld wordt gedomineerd door een grote kathedraal, er zijn Christusbeelden op de hoeken van de straat, ja zelfs een Maria-grot (ongeveer tachtig procent van de mensen op Flores is Katholiek). Als we in de grot gaan kijken denken we dat er overal vogelpoep ligt. Bij nader inzien is het echter allemaal kaarsvet. We worden diverse malen aangesproken voor een praatje en diverse malen nagestaard. Van buiten is Kathedraal mooi om te zien, maar helaas is het gebouw gesloten. Veel winkeltjes zijn er niet, wel een markt, maar die is, wat ons betreft vlees noch vis. Om halfzeven besluiten we om te gaan eten. Teruggekomen op de kamer willen we het mandiën dan wel eens proberen. Echter dan blijkt dat de aanwezige warme kraan, die dus met de rode stip, geen druppel water geeft. Dat wordt dus behoorlijk koud wassen. We gaan vroeg slapen. Om negen uur gaat het licht weer uit.
Zaterdag 17 juli 2010 Ruteng – Bajawa. Regen, bewolkt en zonnig 25 - 30 o C. Om kwart voor zeven gaat de wekker en om acht uur zet de blauwe bus zich weer in beweging. Het is bewolkt als we uit Ruteng vertrekken. Na een tijdje gaat de bewolking over in regen, echter niet dan nadat we nog even de mogelijkheid zien om een paar rijstvelden te fotograferen. De koffiestop wordt daarmee door lichte regen omringd. Voor Ria is het sinds de bootreis gedaan met koffie drinken. Ze wilde steeds oploskoffie met poedermelk. Helaas is de poedermelk achtergebleven aan boord van Sea Star. Deze samenstelling noemde Komang steeds “Koffie lastig”. De andere twee koffiesoorten zijn voor Ria geen alternatief: de één is koffie, melk en suiker reeds erin gemengd en de andere “koffie tubruk”, daar blijft veel te veel drab in het kopje achter. Dus houdt ze het maar bij thee. Ook lokale origine. De tweede stop is bij een dorpje waar Arak, palmwijn, wordt gemaakt. De zon komt op dat moment terug. Het leuk om het productieproces te zien. Van het klimmen, hoog klimmen, in de palmboom, waar het sap wordt verzameld, tot het destillatieproces in de in de grond ingegraven ketels, waar de dan alcoholische drank, zo’n 30 % alcohol, wordt opgevangen in emmers, alvorens het in flessen wordt gedaan, om te worden verkocht. Men gebruikt gebruikte, lege waterflessen om de Arak te verkopen. Zo wordt ook nog eens het milieu wat gespaard van afval van plastic. Als nevenproduct komt er een naar stroop smakende suikerdrank vrij. De temperatuur vandaag wisselt en is afhankelijk van de hoogte waarop we ons bevinden. We lunchen bij de zee waar het weer warm en vochtig is. Er staat een flinke wind, die de golven wat opstuwt. Een mooi gezicht tegen de al wat blauwer wordende lucht. De wind die overigens ook lekker verkoelt.
16
Na de lunch, wederom een heerlijke, drie-hoog, belegde boterham, met een banaantje erbij, is het nog maar een klein stukje naar het volgende hotel. Dit komt mede door de dutjes tussendoor, maar dat terzijde. Om een uur of drie komen we aan in Bajawa. We besluiten bij aankomst om even een wasje te doen. We kunnen mooi de waslijn in de kamer ophangen en er is ook een wasrekje. Als alles hangt wordt het wel een bende van water en zand op de grond. We slenteren vervolgens over de markt, waar we eerst wat schriftjes en pennen kopen, voor de kinderen van het weeshuis van de missiepost, waar we overmorgen zullen slapen. Het is een leuke markt hier, met veel, mooi, opgestapelde producten. Lekker veel foto’s maken. En er zijn ook veel mensen, die vragen om gefotografeerd te worden. Als we terug naar het hotel lopen krijgen we nog een toetje. Een flink aantal kinderen is bezig, deels in traditionele kleding, dansjes te oefenen. Blijkbaar voor een gebeurtenis met een zuster, want op het hoofddeksel van de jongens prijkt een stuk papier met zowel de beeltenis van Jesus als een als non uitziende vrouw erop. Het gaat er vrolijk aan toe en het levert ook nog eens een stapel leuke foto’s op. Om zeven uur gaan we eten. De drukke straten van vanmiddag zijn dan bijna uit gestorven.
Zondag 18 juli 2010 Bajawa. Lichte regen, bewolkt en zonnig 25 - 30 o C. Om kwart voor zeven de wekker en om acht uur vertrekken we naar diverse doelen rondom deze stad. De dag begint bewolkt al we wegrijden. Eerst bekijken we een koffieplantage. De struiken groeien gewoon direct langs de openbare weg, maar alle koffiebessen blijven er keurig aan zitten. Niemand neemt iets van een ander mee hier. Het is overigens zondag, dus zien we vele mensen met een zangboek of Bijbel, ter kerke gaan, voornamelijk te voet en af en toe op een brommertje, gaan. De koffie drinken we overigens later, hoog op de berg, tegen de vulkaan aan. De bewolking wisselt hier heel snel. Even lijkt het zonnig, maar binnen enkele minuten is het dan weer geheel dichtgetrokken en een kwartiertje later is er weer zon. Mooi is te zien dat de wolken soms in de dalen ontstaan, je ziet als het ware groeien. Al groter wordend bedekt een zo ontstane wolk dan een berg. Misschien komt dit omdat het hier enorm vochtig is, of is het juist vochtig vanwege die wolkenactiviteit. Het zou wel een iets van beide kunnen zijn. Na de koffie rijden we door na het eerste traditionele dorpje, dat we vandaag zullen bezoeken. Het zijn een stuk of tien huizen op palen, waar de vrouwen de scepter zwaaien. Helaas is het tijdens ons bezoek vrijwel geheel bewolkt, maar de foto’s zijn er over het algemeen niet minder om. Veel gebeurd er niet. Mannen zijn misschien aan het werk, of zijn misschien wel begraven in één van de graven, die tussen de huizen liggen en veelal als bankje worden gebruikt. De vermoedelijke leeftijd van de aanwezige vrouwen, zou de conclusie van grassprieten tellende mannen wel eens kunnen rechtvaardigen. Het tweede dorp is groter. We lopen door het bos van het ene naar het andere dorp. Als ik een eerste blik op het dorp kan werpen, herken ik het. Ik denk het te hebben
17
gezien vanaf de plek waar we koffie dronken. Dit dorp wordt bestuurd door de mannen, maar lijkt een beetje minder traditioneel eruit te zien als het vorige. Je bent verplicht een gids te nemen, anders mag je het dorp niet in. De gids is de dorpsoudste. Een man van drie en tachtig jaren oud, die nog van de Nederlandse missiezusters Nederlands heeft geleerd. Hij praat op een humoristische manier. Leuk is te zien hoe men hier het Katholicisme heeft gemengd met de oergodsdienst. De beide godsdiensten lijken vloeiend in elkaar over te gaan. Als we het langgerekte dorp weer hebben verlaten komt de zon voorgoed, deze dag dan, weer terug. We rijden naar Bajawa terug voor de lunch, waarna we naar Soa vertrekken om de warmwaterbronnen te bezoeken. Onderweg ontdekken we dat er paardenraces worden gehouden en stoppen even om ze te bekijken. De warmwaterbronnen zijn van warm tot heet, tot wel 40 o Celcius. Een mooie gelegenheid om eens je haar in warm water te wassen. De lokale televisie is bezig met hier rapportage te maken. Het is leuk om te constateren dat wij nu het bekijks zijn, in plaats van andersom. M’n natte zwembroek trek uit in een nu afgekeurd toilethokje en daarna rijden we weer terug naar de stad. Tegen zessen zijn we weer terug in het hotel. Het personeel heeft onze bende van zand en water weggepoetst en de was is ook vrijwel droog. Rond zeven uur gaan we eten en kiezen een leuk, klein restaurantje, schuin tegenover het restaurant van gisteren.
Maandag 19 juli 2010 Bajawa – Detusoko. Halfbewolkt 32 o C. Even na halfzeven gaat de wekker en na het eenvoudige ontbijt vertrekken we om acht uur. Hoe oostelijker we komen hoe minder de wegen worden. Niet dat er gaten of zo in zitten, nee dat niet, maar de breedte, zeker voor de bus is niet echt ruim bedeeld. En ook hier, zoals ik al direct bij aankomst op het eiland merkte, is en blijft het stijgen en dalen en amper een stukje recht. Wel doet het eiland zijn naam eer aan. Overal zijn er wel bloemen te zien. Het is hier ook duidelijk bijna niet toeristisch. We worden nog al veel nagezwaaid en niet alleen door kinderen, ook door volwassenen. Het is een gevarieerde rit vandaag. Steeds met mooie uitzichten op groene dalen, bergen en kale vulkanen. We lunchen ook vandaag op een strand. Een typisch strand bij een vulkaan. Het zand is bijna zwart. Jammer dat het juist nu bewolkt is, het zo’n mooi contrast met een blauw/witte lucht gegeven. Ook stoppen we nog voor een kort plezierwandelingetje heen en weer over een hangbrug van bamboe. Altijd leuk om over zo’n wiebelig bruggetje te lopen. Over het algemeen merk je dat, daar waar er minder toeristen komen Cola Light of Cola Zero niet meer te verkrijgen zijn. Het blijft bij gewone Cola, van welk merk dan ook. Maar als ik in een supermarkt in een toch niet al te grote plaats een verpakt ijsje weet te scoren, vinden we voor Ria een Cola Zero. Aan het einde van de middag bereiken we onze bestemming. Een klein dorp, waarvan een missiepost één van de markantste gebouwen is. De omringende rijstvelden liggen in prachtig licht en het is dan ook een lust te kunnen fotograferen, omdat we de laatste kilometer te voet doen. Ja Komang weet wel hoe dat allemaal
18
moet worden geregeld. Als we het terrein van de missiepost op wandelen, worden we al snel omringd door vele kinderen. We nemen aan dat het allemaal bewoners van het weeshuis zijn. Als we onze kamer hebben toegewezen gekregen, gaan we nog even, voor het donker wordt, een rondje door het dorp wandelen. Veel worden we aangesproken om een foto van iemand te maken. Of het kinderen of ouderen zijn, of het nu mannen of vrouwen, ze vragen het allemaal. Een aantal probeert ook in gebrekkig Engels een praatje met ons te maken. Als we terug zijn in het hotelgedeelte van het weeshuis, doe ik even de dagelijkse administratie van de foto’s en werkt m’n schriftje met het reisverslag bij. Dat gaat allemaal niet helemaal goed. Het eenvoudige bed bestaat uit houten zijkanten met balken daartussen. Op die balken liggen plaatjes spaanplaat. Ik ga blijkbaar niet perfect zitten en voel me dan langzaam, zonder me te kunnen tegenhouden naar de grond zakken. Als we het aan Komang gaan melden, kan hij zijn lachen niet houden en vraagt me geen kunstjes meer te doen, da’s niet zo goed voor de bedden. Later op de avond, als we een korte bezichtiging van weeshuis doen, lijkt hij hetzelfde verhaal, maar dan in Bahasa, te doen. Ook de zusters hebben tranen van het lachen in hun ogen. De zusters hebben overigens eerder op de avond een eenvoudige, doch heerlijke maaltijd voor ons gemaakt. Na het eten verzorgen de kinderen van het weeshuis nog een zang- en muziekvoorstelling. Je merkt dan wel iets aan deze kinderen. Kinderen, die je steeds op straat tegenkomt zijn spontaan, er blinkt iets in hun ogen. Bij deze kinderen hangen de schouders als het ware en is er een matte blik in hun ogen. We gaan vroeg naar bed, omdat we morgen heel vroeg op zullen staan, om de zonsopgang te gaan bekijken.
Dinsdag 20 juli 2010 Detusoko – Maumere. Mistig, zonnig 33 o C. Om kwart voor drie gaat de wekker en staan we slaperig op. De bagage is nog in de bus, dus blijft het bij even plassen, een beetje water door ons gezicht. De zusters van de missiepost hebben nog thee en koffie voor ons gemaakt en twee plastic zakken met ontbijt staan ook voor ons gereed. Tegen halfvier rijden we in het pikke donker weg. Na een rit van ruim een uur komen we nog behoorlijk suf op de parkeerplaats bij de van Kelimutu-vulkaan aan. We gaan verder te voet naar de top van de vulkaan. De ervaring, die we ooit op de Bromo-vulkaan op Java hadden, is hier wat minder. Dat wil zeggen veel, veel minder mensen. Tegen een uur of kwart over vijf zijn we op de top. We zijn bijna de enigen. Naderhand komen er nog wel een anderen bij, maar je kunt gewoon blijven rondlopen zonder gestoord te worden door ander publiek of anderen te storen. We worden verwelkomd door ene Johannes, die hier al dertig jaar lang elke morgen een paar kannen warm water omhoog sjouwt en zijn kopjes thee of koffie aan de toeschouwers slijt. Zo ook aan ons. Het is mooi om langzaam het licht te zien opkomen, zittend op een paar stenen op de top van de vulkaan, met een kopje warme koffie in je handen, temidden van landschap met alleen natuur om je heen.
19
Het is niet geheel helder tijdens de zonsopgang, maar de wolken die zich mengen in het spel van blauwe en rode kleuren, vormen toch een mooi decor. We kunnen zo af en toe, als de wolken het toelaten, de drie gekleurde kratermeren zien (zwart, groen en donker rood). Alhoewel het donker rood wat minder waarneembaar is. Om een uur of halfzeven dalen we af naar de parkeerplaats. Een wandeling met wat minder gehijg dan een paar uur eerder. We rijden eerst een stuk, alvorens op de richel van een brug het meegekregen ontbijt op te eten. Het brood is wat dik en beetje hard en taai. Maar ja het is tenslotte een soort kloosterbrood. We stoppen onderweg nog bij een man en vrouw en die langs de kant van de weg bezig zijn met het verwerken van kokosnoten. Op verzoek, met als beloning een paar Rupiah’s en sigaretje, van Komang klimt de toch al wat ouder ogende man een kokospalm in om een paar klappernoten te plukken. Ondanks dat de man er al wat ouder uitziet, klimt hij met verbazend hoge snelheid de boom in. De verse noten worden naar beneden gegooid. Komang vouwt van bananenbladeren drinktuitjes en zo kunnen we verse, lekker smakende, klappermelk drinken. Korte tijd later, als we weer verder zijn gereden met de bus, worden we door de “autoriteiten” tegengehouden. Jos. Onze chauffeur, stuurt de bijrijder Lexy erop uit om uit te zoeken wat er aan de hand is. Het blijkt dat de Gouverneur in een gebouw langs de weg op bezoek is. Daarom wordt alle verkeer tegengehouden en dient via de kampong om het punt heen te rijden. Vol goede moed gaat Jos het proberen, maar het blijkt al snel, overigens wel na vele keren de bus heen en weer steken, kijken en roepen naar Lexy die buiten de bus navigatie probeert te doen, dat de bus toch te breed is om een draai de goede richting op te maken. We kunnen eenvoudig zo niet rijden en Jos zorgt ervoor dat de bus de paar honderd meter, deels bochtige weg, die we het dorp zijn ingereden, achteruit rijdend weer op de grote weg komt. Alleen dit is al een hele kunst. Na enig gepraat mogen we dan door, wat blijkt, de eerste, versperring heen rijden. Na een meter of honderd wordt dan de bus opnieuw tegengehouden. Nu door mensen in uniform; Polisi. Jos stopt en stapt uit en komt na een minuut of vijf weer terug de bus in en we rijden verder. Hij praat wat met de Komang, die even later in lachen uitbarst. Komang vertelt ons het verhaal. “Toen Jos aan de Polisi ging uitleggen dat we wel via deze weg moeten rijden, omdat de omweg voor deze, grote, bus geen alternatief is, werd hem te verstaan gegeven dat doorrijden op dat moment niet mocht. Maar er was wel een uitzondering mogelijk. Als Jos de agenten een bedrag van Rupiah 15.000, overeenkomend met ongeveer € 1,50, zou geven, dan mocht er door worden gereden. Jos had daar geen zin, maar zegde toe dat hij het geld zou betalen, maar op één voorwaarde: de gids, de Polisi kon duidelijk zien dat het toeristenbus is, het staat er met koeienletters op, heeft te kennen gegeven dat hij het overhandigen van het geld wel gefilmd wil zien worden. In eens zijn dan alle problemen voorbij en mag Jos, zonder smeergeld te betalen, doorrijden.” Om een uur of halféén arriveren we in het hotel in Maumere. Het is een vrij nieuw hotel met ruime kamers, waar aan de douche zowel een warme als koude kraan zitten, er is een groot zwembad en het licht ook nog eens aan het strand. We eten de lunch in het restaurant van het hotel, je kunt ook niet anders, het dichtstbijzijnde restaurant is vele, vele kilometers hier vandaan, het duurt alleen even voor Ria haar bestelde tomatensoepje heeft gekregen. Maar we hebben toch tijd voldoende. We brengen verder de middag door met het schrijven van reisverslag en Ria maakt het gedicht af, dat ze voor Komang heeft geschreven. Vanavond zullen we alvast het afscheidsdiner hebben, ondanks dat we dan nog twee dagen in Indonesië zijn, maar het zal wat lastiger op Bali zijn om dat te organiseren. Ria wil het dan vanavond ook
20
haar gedicht voordragen. We hebben ook op ons genomen om de fooi voor Komang te verzamelen. Er is een probleem met enveloppen, om er het geld in te doen. We hebben er geen en ook de receptie kan er ons niet aan helpen, of we kunnen het niet goed genoeg met handen en voeten uitleggen. En om Komang nu te vragen om het gevraagde te vertalen….. Gelukkig biedt het zakje van Singapore Airlines, dat we kregen op de lange vlucht, wat gevuld was met een tandenborstel, wat tandpasta en bedsokken, uitkomst. Niet iedereen heeft nu voldoende geld, dus verzamelen we wat we kunnen (het wordt een mengelsmoes van Rupiahs, Amerikaanse Dollars en Euro’s) en zullen proberen het morgen dan aan Komang te overhandigen. Voor het eten loop ik met mijn fototoestel nog even naar het strand, maar zonsondergang foto’s zitten er niet in. Het strand kijkt op het noordoosten uit. Tijdens de maaltijd draagt Ria het gedicht voor, wat alom wordt gewaardeerd en bedankt Komang op deze wijze. We gaan slapen in een redelijk koele kamer, waar de airco goed werkt, als het niet al te warm is. Gedicht voor Komang Vanaf Schiphol in Amsterdam kwamen we in Bali op het vliegveld aan. Daar zagen we Komang met een bord van Shoestring staan. Hij verzamelde alle reizigers bij elkaar, maar helaas ontbraken er een paar. Na een uur te hebben gewacht heeft hij ons naar het eerste hotel gebracht. Daar kregen we in Ubud een welkomstdrank en de kamersleutels waarvoor onze dank. Wij maakten kennis met elkaar, het programma van de volgende dag was ook al klaar. Na Ubud gingen we naar Gili Air en ook de gestrande reizigers kwamen er. Ze hadden zich in de tijd vergist en zo het juiste vliegtuig gemist. Lekker zwemmen en snorkelen op zee of relaxen bij het zwembad; ook een goed idee. Onderweg naar Tetebatu, waar wij kennis maakten met Komangs pa en moe. Wij hebben daar heerlijk gegeten en die gastvrijheid zullen wij nooit vergeten. Waren wij misselijk of hadden wij diarree, Komang nam medicijnen voor ons mee. Fietsend of lopend langs de rijstvelden, moeite met schuine kanten je hoefde het maar te melden. Komang hielp ons de hele reis door en daar zijn wij hem dankbaar voor. Met de boot naar Sumbawa Besar gegaan, 's nachts voetbal kijken maar dat is mis gegaan. Oranje verloor het wereldkampioenschap en dat vonden wij beslist geen grap Van Bima naar Komodo gevaren en naar vechtende varanen staren. De fototoestellen maakten overwerk want o wat zijn die beesten sterk. Toen met de boot naar Labuhan Bajo gegaan en nog even gesnorkeld en gezwommen in de oceaan. Onderweg naar Ruteng soms in de bus soms met de benenwagen, het lunchpakket werd ons door Komang na gedragen. Na wat klimmen en klauteren waren we op de top en zagen we een spinnenweb sawa beslist geen strop. Met de hulp van kindertjes weer naar beneden en met de bus weer verder gereden. In Bajawa aangekomen de weg naar de markt meteen genomen, pennen en schriften daar gezocht en voor de kinderen van de missie gekocht. Een gratis kinderdans voorstelling voor ons hotel, op de foto wilden ze allemaal wel.
21
De andere dag op bezoek bij twee dorpen in Bena te voet met een 83 jarige gids die Nederlands sprak: bijna goed. Van de missiezusters had hij dat geleerd alleen het woord keuken sprak hij steeds verkeerd. Daarna in Soa de warmwater bron, fijn dat ik daar mijn haar wassen kon. Komang zat daar op zijn gemak en paste op ieders rugzak. Bij de missiepost hadden Edwin en Floor een waterballet en Jan zakte bij Ria door het bed. Dan naar Detusoko lekker wandelen onderweg en de lunch op het strand smaakte prima zeg. Klimmen naar de berg der geesten, een hele toer vonden de meesten Dan naar Maumere en Sanur en Denpasar terug vliegen naar Amsterdam, waar ik ook vandaan kwam. Komang bedankt voor alle vakantieplezier van ons allemaal hier. We vonden het prachtig de beste wensen van ons en van mevrouw Koffie lastig!
Woensdag 21 juli 2010 Maumere – Sanur. Zonnig, af en toe wolken 33 o C. We kunnen vanochtend uitslapen en we hebben de wekker pas op halfnegen gezet. De warme douche, die we gisteren dachten te hebben gevonden blijkt er niet te zijn. Misschien is het op gewarmd water, maar dat zal dan nu wel op zijn. Ach we zijn al gewend aan koud water bij het douchen. Zo erg is het ook weer niet. Het ontbijt haalt het niet bij de standaards van hotel. De diversiteit laat te wensen over, maar de smaak is wel goed. Na het ontbijt ga ik de koffers en rugzakken indelen voor de vlucht naar Denpasar van vanmiddag en Ria gaat nog even zwemmen. Voordat we vertrekken wandel ik nog even op het terrein van het hotel en het aangrenzende strand rond om een paar foto’s te nemen. Want is het niet zo, zeker in de vakantie, dat een dag niet te hebben gefotografeerd eigenlijk een vakantieloze dag is? Om twaalf uur gaan de koffers naar het vliegveld en we gaan daarheen om halféén. De bus is vanmorgen aan de retourrit begonnen met een groep van Koning Aap, dus die kunnen we niet meer gebruiken. Het alternatief is wel veel malen beter; we worden in luxe terreinauto’s naar het vliegveld van Maumere gereden. Het vertrek is voorzien om halfdrie, maar er is vertraging waardoor we pas om halfvier vertrekken. Er is niets op het kleine vliegveld van Maumere te doen, dus is het een uurtje extra vervelen. De enige afwisseling is dat Ria nu van iedereen het fooigeld heeft gekregen en dat aan Komang overhandigt. Hij komt iedereen even bedanken. De vlucht duurt iets meer dan een uurtje, maar omdat het even duurt voordat de koffers van de bagageband zijn gekomen (ze worden naar de bus gebracht door kruiers, zo hoort het hier, maar ik ben toch even gaan zien of onze koffers er wel bij zitten) duurt het tot een uur of kwart over vijf voordat we naar het hotel in Sanur kunnen vertrekken. Het vliegveld was al super druk, maar zodra we met de bus wegrijden merk je meteen dat je het rustige Flores, en ook meer of mindere mate de andere eilanden daarvoor tot aan Bali, verlaten hebben. Het is natuurlijk ook nog eens spitsuur, maar het is vele, vele, vele malen drukker hier op Bali. De rit van
22
Denpasar naar Sanur, die in deze spitstijd ruim een uur duurt, is eigenlijk een lange file. Het is één lange stroom van auto’s en brommertjes, meestal in twee rijen, op twee banen, naast elkaar, maar soms maakt men op twee banen er ook wel drie rijen van. Om zeven uur hebben we de sleutel van de kamer en gaan we op zoek naar een restaurant. Nog niet eens op straat zijn die restaurants er te kust en te keur en nog maar even op straat worden we om de paar meter aangesproken of we of we niet in dit of dat restaurant willen eten, of we niet in dit of dat winkeltje willen kopen, of hebben we misschien vervoer nodig. Het is ook wat dit betreft even wennen met de rust van de vorige eilanden, waar we alleen maar werden aangesproken als men een praatje met ons wilde maken. Je blijft nee zeggen en na een tijdje stop ik dan ook met dat woord, al wordt dat blijkbaar niet door iedere vrager zo op prijs gesteld. Niet alleen aan dit alles, maar ook aan de prijzen in de restaurants merken we dat we weer in toeristisch gebied zijn aangekomen. De prijs van een nasi is opgelopen van ongeveer Rupiah 20.000 tot Rupiah 37.500. Het is naar onze begrippen niet zo veel (€ 1,90 t.o.v. € 3,50), maar toch. Teruggekomen op de hotelkamer leest Ria op een plakkaat dat dit hotel mee doet aan energiebesparing. Het warm water van de douche wordt volledig op temperatuur gebracht door zonne-energie. Dat moet ook makkelijk kunnen in een land als dit. Alleen dat warme water is er nu even niet. Er komt alleen koud water uit de douchekop. Dat zijn we al een paar weken gewend. Misschien is er morgen weer warm water, wie zal het zeggen, of zou de eerst volgende douche met warm water zich in Rotterdam bevinden? Met die vraag val ik in slaap.
Donderdag 22 juli 2010 Sanur. Zonnig, ’s middags een verkoelende wind van zee 29 o C. We hebben de wekker om acht uur gezet en de daarop volgende douche is toch een beetje warm. Misschien niet helemaal warm, maar de kou is eraf. De zon schijnt natuurlijk nog niet zolang vandaag en er zijn nog meer kamers die van warm water zijn te voorzien. Na het ontbijt gaan we op kledingjacht voor Ria en we slagen al binnen een half uur! De jurk, of eigenlijk is het een deux-pièces, kan echter niet direct mee. Er dient nog iets aan te worden vermaakt. We kunnen de jurk vanavond ophalen. Meer winkelen doen we niet. We gaan naar het strand. We slenteren wat langs en over het strand en over de “boulevard”, die niet meer is dan een één meter breed pad. We drinken een colaatje met frietjes erbij (o ja, toch nog afgeweken van het Indonesische eten) en om een uur of halfdrie zijn we terug in het hotel. Veel langer kun je het toch op het strand niet uithouden. We plonsen dan lekker in het kleine, maar fijne zwembad van het hotel. Na het zwemmen maken we nog gebruik van de douche. Dan blijkt dat de zonneboiler zijn werk goed heeft gedaan. We hebben een heerlijk warme douche. Maar eens zien of dat ding het tot morgenochtend kan volhouden. Na al dit geplons lopen we nog even naar het strand (het is minder dan vijf minuten lopen vanaf het hotel), en gaan dan in noordelijke richting, in plaats van de zuidelijke van vanochtend. Je ziet vele vissers tot aan hun middel in de zee staan te vissen,
23
maar aangezien dat redelijk ver weg is, kun je geen enkel detail zien. Lopend over het tegelpad langs het strand komen we er toevallig een paar tegen en kunnen dan de techniek bekijken. Ze dragen die typische, puntvormige, hoeden, en dat is niet voor niks. Alles wat droog gehouden moet worden is met klittenband op dit rieten hoofddeksel vastgemaakt. De visjes, die zo’n tien a vijftien centimeter lang zijn, worden in een klein rieten mandje gestopt, dat ze aan een riem om hun lichaam dragen. Als het licht langzaamaan aan het verdwijnen is lopen we terug naar ons hotel. Als we op de kamer aankomen blijft het donker. Kennelijk is de elektriciteit uitgevallen. We denken dat het een stedelijk probleem is, maar even later blijkt dat buiten op vele plaatsen licht brandt. Dus gaat Ria maar eens vragen of het een probleem van het hotel is. Ook dat niet. Het blijkt de stoppenkast van onze kamer te zijn. Dat is snel weer opgelost, dus doen de airco en fan het binnen korte tijd ook weer. Tegen zeven uur gaan we eten. De traditie is dat we op (één van) de laatste avonden gaan eten bij McDonald’s, alleen de McDonald’s die we hier Sanur hebben gezien is aan het einde van de straat waaraan ons hotel ligt en dat is toch wel een ander halve kilometer lopen. Vlak naast het hotel is er een eetcafé dat Donald’s Cafe heet. De naam is bijna hetzelfde, het eten is hier goed, dus is hiermee dan ook de traditie weer voortgezet. Na het eten gaan we Ria’s jurk ophalen. De jurk, of het pakje, is enigszins ingenomen en past nu prima. Ria is nu ook ingenomen, figuurlijk dan, met haar toekomstige trouwjurk. (Overigens zal de geschiedenis zich hier nog wel even inhalen.) We gaan vroeg slapen. Morgen reizen we terug naar Nederland en het zal wel een lange, anderhalve, dag gaan worden.
Vrijdag 23 juli 2010 Sanur – Denpasar – Singapore. Bali : zonnig 28 o C, Singapore bewolkt en drukkend warm 33 o C. De wekker gaat om kwart voor acht en we nemen de laatste koude douche van deze vakantie (blijkbaar heeft de zonneboiler het toch niet voor elkaar gekregen om gedurende de nacht het water warm te houden) en gaan ontbijten. Tegen tien uur rijden richting de luchthaven, waar binnen een half uurtje zijn. Opvallend hoe rustig het op dit uur van de dag op de weg is, ten opzicht van het moment dat we hier kwamen. We nemen afscheid van Komang. Inchecken, luchthavenbelasting betalen, door de immigratie gaan, gaat allemaal redelijk snel. Daarna het gebruikelijke slenteren langs de winkeltjes en hangen op de bankjes. We vliegen iets vertraagd weg richting Singapore, maar komen in Singapore mooi op tijd (halfvier) aan. De aansluitende vlucht naar Schiphol is rond middernacht. Een lange tijd om te overbruggen. Voor passagiers die langer dan vijf uur dienen te wachten, biedt Singapore Airlines gratis toertjes door de stad aan. Een leuke manier om zo de tijd door te komen. Maar helaas. Als we gaan vragen, dan blijkt de laatste toer voor vandaag al vertrokken, maar we kunnen wel gebruik maken van een shuttlebus, die naar drie plekken in het centrum, en uiteraard ook weer terug, rijdt. Dit is misschien nog wel veel leuker. We vullen een visumaanvraagformulier in en gaan snel door de immigratie (leuk weer een stempel erbij in het paspoort), reserveren ons heen en weer transport en stappen een klein half uur later in de bus, die ons naar de
24
Singapore Flyer brengt. Een ritje met deze Flyer hadden we bij ons vorig bezoek aan Singapore niet gemaakt, dus als extra snoepje van deze reis….. Ook hier, voordat we in één van de grote cabines plaats mogen nemen, eerst door een scanner (mazzel, ik hoef weer mijn schoenen niet uit te doen, en Ria overigens ook niet). We hebben zelfs, op vertoon van ons vliegticket, nog eens drie procent korting in de entreeprijs gekregen. We bekijken de stad van honderd vijf en zestig meter hoogte. Een prachtig gezicht, alleen jammer dat het niet zo helder is. Na afloop eten we bij Popeyes, een restaurant onder de Flyer, een kipburger met frietjes. Misschien niet de “echte” grote M, maar toch zeker een concurrent. Dus hebben we nu zeker aan de traditie voldaan. Na het eten wandelen door de Marina. Vanuit de hoogte hadden we het al gezien dat er wel een aantal gebouwen bij zijn gekomen, sinds twee jaar geleden. Men is nog flink aan werk, zo op vrijdagavond. Veel tijd hebben we niet, want om acht uur vertrekt de bus weer naar het vliegveld. Jammer, want juist nu begint het licht mooi te worden. Eigenlijk beter: geen licht, althans geen omgevingslicht. Ria krijgt een beetje de riebels als ik treuzel en steeds nog foto’s neem, zolang we niet bij de bus zijn. Als we tijdig op de stopplaats aankomen, is zij ook weer gerust. De bus brengt ons in een minuut of dertig terug op de luchthaven. Leuk om op deze manier de acht uur wachttijd te overbruggen. Overigens een compleet andere wereld, op slechts twee en een half uur vliegen van Indonesië. We komen aan op Terminal 2 en nemen dan de onbemande shuttletrein naar Terminal 3. Net zo leuk als we heen en weer gingen tussen de verschillende Terminals op de heenreis. Bij de paspoortcontrole krijgen we weer een uitreisstempel, tegen overlegging van het uitreiskaartje. Na nog een paar foto’s, een blikje fris en een donut te hebben genomen, beginnen we om kwart voor elf met instappen. We hebben, net zoals op de vorige vlucht, het geluk om op een plekje met wat meer beenruimte te mogen zitten. Het voorziene vertrek van kwart voor twaalf wordt net niet gehaald.
Zaterdag 24 juli 2010 Singapore – Schiphol – Rotterdam. Singapore bewolkt en drukkend warm 33 o C, Nederland: half bewolkt 18 o C. Rondom nul, nul, nul, nul uur begint het vliegtuig weg te rijden van de slurf. We zitten midden tussen de kinderen. Links van ons bij het raam, wij zitten in het middenpad, twee behoorlijke schreeuwlelijken, waarvan er één wel ruim boven het geluidsniveau van de motoren uitkomt. Dat belooft wat voor vannacht, maar aan de andere kant hebben we wel een beetje meer beenruimte. Het blijkt gelukkig nog al mee te vallen, voordat ik in het eerste van de vele hazenslaapjes val is alles stil, ondanks links en rechts en achter ons baby’s en kleine kinderen. Als ik tegen de ochtend, na hortend en stotend slapen, terwijl links van mij Ria lekker licht te slapen, wakker word, beginnen ook de herriemachines links van me de geluidskraan weer open te trekken. Het mag wel minder, dat zeker, maar het stoort nu niet zo erg. We arriveren vijf en veertig minuten eerder op Schiphol dan voorzien, na een goede vlucht. De paspoortcontrole gaat lekker snel en ook komen de koffers snel op de bagageband. We nemen afscheid van de rest van de groep, althans van het deel dat in ons vliegtuig heeft gezeten en gaan dan richting trein. Er blijkt een probleem te zijn
25
met de sneltrein naar Rotterdam, dus nemen we het enige alternatief: de stoptrein naar Leiden, alwaar we overstappen in de sneltrein naar Rotterdam-Centraal. Dan volgt het standaard aantal laatste vervoermiddelen. Eerst de metro naar Zuidplein, dan de bus naar Dokhaven en het laatste stukje te voet. Even na negen uur ’s morgens zijn we weer thuis van een heel leuke en prachtige vakantie. Terima kasih, terima kashi (we waren er tenslotte voor de tweede keer) Indonesia!
26