Reactie TU Delft op het Adviesrapport TU Delft (commissie Mouwen) ten behoeve van de Instellingstoets Kwaliteitszorg NVAO
Mei 2011
1
Inhoudsopgave
2
Inhoudsopgave Voorwoord
2 5
1
Beknopte samenvatting reacties op aanbevelingen Adviesrapport 2008
7
2
Ontwikkelingen in onderwijsstrategie en –beleid 2009/2011 2.1 Doelmatigheid van het onderwijs 2.2 Instroom 2.3 Studiesucces 2.3.1 Bindend studieadvies 2.3.2 Bachelor-voor-Master-regel 2.3.3 Ontwikkelen excellentieprogramma’s 2.3.4 Het verhogen van het BSc-rendement na vier jaar 2.4 Financiering onderwijs 2.5 Managementinformatie 2.6 Onderwijskwaliteitsplan TU Delft 2.6.1 Toetsbeleid 2.7 Studeren met een functiebeperking 2.8 Versterken kwaliteit onderwijsinfrastructuur 2.8.1 ICT in het onderwijs 2.8.2 Open Educational Resources 2.8.3 Dienstverlening aan studenten: onderwijszalen en -gebouwen 2.9 Versterken belang van onderwijs in wetenschappelijke loopbaan 2.10 (Inter)nationale samenwerking onderwijs 2.11 Alumnibeleid 2.12 Postinitieel onderwijs
3
ehaalde resultaten – wat heeft de TU Delft sinds de pilot gerealiseerd? B 17 3.1 Doelmatigheid van het onderwijs 17 3.1.1 Toetsingscommissie Minors 18 3.2 Studiesucces 18 3.2.1 Bindend Studieadvies 18 3.2.2 Bachelor-voor-Master-regel 19 3.2.3 Ontwikkelen excellentieprogramma’s 19 3.2.4 Het verhogen van het BSc-rendement na vier jaar 19 3.3 Managementinformatie 20 3.4 Onderwijskwaliteitsplan TU Delft 20 3.4.1 Toetsbeleid 20 3.5 Studeren met een functiebeperking 21 3.5.1 Registratie studentengegevens 21 3.5.2 Efficiënte en effectieve informatievoorziening 21 3.5.3 Inrichting van een herkenbare en werkbare zorgstructuur (procedures, richtlijnen) 21 3.5.4 Initiatief, assertiviteit en verantwoordelijkheid van de student 21 3.5.5 Toegankelijkheid en voorzieningen 21 3.6 Versterken kwaliteit onderwijsinfrastructuur 22 3.6.1 Digitale leeromgeving en dienstverlening 22 3.6.2 TU Delft Open Educational Resources 23 3.6.3 Dienstverlening aan studenten: onderwijszalen en -gebouwen 23
9 9 9 10 10 10 11 11 12 12 12 13 13 14 14 14 14 15 15 16 16
3.7 Versterken belang van onderwijs in wetenschappelijke loopbaan 3.7.1 Basiskwalificatie Onderwijs (BKO) 3.7.2 Seniorkwalificatie Onderwijs (SKO) 3.7.3 Docentkwaliteit op de kaart 3.8 Internationalisering 3.8.1 Kostendekkend instellingscollegegeld voor non-EER studenten en aanzet tot flankerend beurzenbeleid 3.8.2 Opvang en begeleiding van internationale studenten 3.8.3 Huisvesting 3.8.4 Beurzen 3.8.5 Uitgaande mobiliteit 3.8.6 Masteropleiding TU Delft krijgt certificaat internationalisering 3.9 Alumni 3.9.1 Aansluiting met de arbeidsmarkt 3.9.2 Alumnibeleid 4
23 23 24 24 24 24 24 25 25 26 26 26 26 27
treven naar verbetering: 2011 en verder S 29 4.1 Doelmatigheid onderwijs 29 4.1.1 Versterken onderwijslijn 29 4.1.2 Minorbeleid 29 4.2 Instroom 29 4.2.1 Samenstelling studentenpopulatie 29 4.2.2 Selectie van studenten 30 4.3 Studiesucces 30 4.3.1 Bindend Studieadvies 30 4.3.2 Ontwikkelen excellentieprogramma’s 30 4.3.3 Het verhogen van het BSc-rendement na vier jaar 30 4.4 Managementinformatie 30 4.5 Onderwijskwaliteitsplan TU Delft 31 4.5.1 Toetsbeleid 31 4.6 Studeren met een functiebeperking 31 4.6.1 Registratie studentengegevens 31 4.6.2 Efficiënte en effectieve informatievoorziening 31 4.6.3 Inrichting van een herkenbare en werkbare zorgstructuur (procedures, richtlijnen) 31 4.6.4 Initiatief, assertiviteit en verantwoordelijkheid van de student, opzetten klankbordgroep functiebeperking 31 4.6.5 Toegankelijkheid en voorzieningen 31 4.7 Versterken kwaliteit infrastructuur 32 4.7.1 ICT in het Onderwijs 32 4.8 Versterken belang van onderwijs in wetenschappelijke loopbaan 33 4.9 (Inter)nationale samenwerking onderwijs 34 4.9.1 Samenwerking in het kader van 3TU 34 4.9.2 TU Delft, Erasmus en Leiden gaan intensief samenwerken 34 4.9.3 Internationalisering 34 4.10 Alumnibeleid 35
Bijlage 1: Dashboards managementinformatie Bijlage 2: Overzicht opleidingen incl. studentenaantallen Bijlage 3: Overzicht docentenaantallen per faculteit
37 41 43
3
4
Voorwoord Voor u ligt de Reactie van de Technische Universiteit Delft op het Adviesrapport over de TU Delft van 17 december 2008, waarin de commissie Mouwen vertrouwen uitspreekt in de onderwijskwaliteit van de instelling. Met deze reactie op het adviesrapport neemt de TU Delft deel aan de Instellingstoets Kwaliteitzorg door de NVAO, gebruikmakend van de resultaten die zijn opgedaan in de pilot 2e fase accreditatiestelsel (zoals vastgelegd in de NVAO notitie d.d. 20 december 2010). De voorliggende reactie bouwt daarmee tevens voort op de documenten die destijds in de pilot aan de auditcommissie ter beschikking zijn gesteld, waaronder de Kritische Reflectie Onderwijs TU Delft (oktober 2008) en de onderwijsvisie TU Delft. Deze documenten zijn voor de volledigheid aan deze Reactie toegevoegd. De TU Delft heeft met veel belangstelling kennisgenomen van het advies van de commissie Mouwen. De aanbevelingen van de commissie zijn door de instelling zeer ter harte genomen en hebben geleid tot diverse verbetermaatregelen. Zo is voortvarend gewerkt aan het beschikbaar stellen van managementinformatie met behulp van zogenaamde dashboards, is actief gewerkt aan het versterken van de relatie met alumni, is het Onderwijskwaliteitsplan TU Delft aangepast en vastgesteld en heeft het toetsbeleid bijzondere aandacht gekregen binnen het Onderwijskwaliteitsplan TU Delft. Naast de reacties op de aanbevelingen heeft ook een aantal externe ontwikkelingen, zoals de afnemende financiering, het advies van de commissie Veerman en de mogelijke invoering van de langstudeerboete, veel aandacht gekregen en geleid tot aanvullende maatregelen. In het voorliggende rapport worden, na een korte reactie op de belangrijkste aanbevelingen uit het Adviesrapport, langs drie van de standaarden van het beoordelingskader - beleid, resultaten en verbeterbeleid - de beleidsontwikkelingen in de periode 2009-2011 geschetst. De onderwerpen die in het beleid centraal staan, worden per hoofdstuk opnieuw behandeld; dit betekent dat per onderwerp het beleid in hoofdstuk 2 is uitgeschreven, de voornaamste resultaten ervan in hoofdstuk 3 aan bod komen en in hoofdstuk 4 de acties voor de komende jaren nader worden beschreven. Met dit document toont de TU Delft aan dat zij in staat is adequaat te reageren op het dynamische speelveld waarin zij opereert en oog houdt voor (inter)nationale trends, terwijl zij haar visie en ambities ten aanzien van niveau en kwaliteit leidend weet te houden.
Drs. Paul Rullmann Vice-President for Education & Operations Technische Universiteit Delft
5
6
1 Beknopte samenvatting reacties op aanbevelingen Adviesrapport 2008 De Technische Universiteit Delft heeft met veel inzet en voldoening geparticipeerd in de pilot 2e fase accreditatiestelsel. Met plezier wordt teruggekeken op een leerzaam, interessant en ook intensief traject. De auditcommissie die de TU Delft bezocht, voerde open gesprekken in constructieve sfeer. Er was grote bereidheid vanuit de instelling/ faculteiten om deel te nemen aan de gesprekken met de commissie. De betrokkenheid van de faculteiten was hoog. De instellingsaudit stimuleerde daarmee de kwaliteitscultuur. Ondanks het feit dat er, ten tijde van de bekendmaking ervan, aan het Adviesrapport over de Technische Universiteit Delft 2008 geen rechten konden worden ontleend, heeft de TU Delft het rapport behandeld alsof het rechtsgeldig was. De waardevolle resultaten en aanbevelingen van de commissie Mouwen hebben dan ook geleid tot concrete acties of zijn opgenomen in beleidsplannen met een langere looptijd. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste adviezen van de commissie en de reactie van de TU Delft hierop kort besproken. In het vervolg van dit rapport wordt ingegaan op de concrete activiteiten en beleidsplannen die mede hieruit zijn voortgevloeid. De commissie dringt erop aan dat de instelling meer met geaggregeerde managementinformatie gaat werken. Naar aanleiding van de constateringen en aanbevelingen van de commissie is in 2009 een onderzoek gedaan naar de behoefte aan managementinformatie bij de diverse klantengroepen van de directie O&S. Dat onderzoek heeft geresulteerd in de uitvoering van een project “Managementinformatievoorziening O&S” in 2010. De instelling moet op sommige aspecten nog bepalen wat centraal en decentraal geregeld moet worden (bijvoorbeeld rondom minoren) De TU Delft heeft op het terrein van de kwaliteitsborging van minoren een aanzienlijke stap gezet. Tevens is er op het niveau van de instelling aandacht gevraagd voor de inrichting van toetsbeleid; er is een project gestart om de faculteiten te faciliteren in het uitwerken en implementeren van toetsbeleid volgens een TU Delft format. De instelling zal de geldstromen binnen de organisatie inzichtelijker moeten maken De commissie geeft aan dat de TU Delft een begrotingsystematiek zou moeten hanteren die meer sturend is. De TU Delft is van mening dat dit een vraag is voor de Raad van Toezicht. Desalniettemin is de TU Delft vanwege verschillende redenen, welke in paragraaf 2.4 nader worden beschreven, aan de slag gegaan met de ontwikkeling van een nieuw intern allocatiemodel. De organisatie kan zich versterken op het gebied van alumnibeleid De relatie met de alumni van de TU Delft is de afgelopen jaren één van de speerpunten geweest van de Directie Marketing & Communicatie. Toevoegen van enkele essentiële elementen in Onderwijskwaliteitsplan TU Delft Op basis van de ervaringen in en de terugkoppeling naar aanleiding van de pilot instellingsaudit is het Kwaliteitsplan aangepast. De belangrijkste elementen die zijn toegevoegd naar aanleiding van de aanbevelingen van de commissie, zijn een format voor toetsbeleid, een nieuw instrument “Jaarrapport Minors” en een onderzoek naar werknemerstevredenheid.
7
8
2 Ontwikkelingen in onderwijsstrategie en –beleid 2009/2011 De visie van de TU Delft op het onderwijs is niet gewijzigd in de afgelopen tweeënhalf jaar. De TU Delft wil ingenieurs opleiden die vakbekwaam zijn, samenwerkingsbereid, gericht op de verdere ontwikkeling van het eigen kennisdomein, internationaal georiënteerd, initiatiefrijk en verantwoord handelen, zich rekenschap geven van de maatschappelijke context en bijdragen aan oplossingen voor urgente en duurzame maatschappelijke vraagstukken. Deze visie is als aanvulling bij de Kritische Zelfreflectie Onderwijs TU Delft geschreven en verder uitgewerkt. Twee thema’s staan sinds 2008/2009 in het onderwijsbeleid centraal: studiesucces en doelmatigheid van onderwijs. Het verhogen van het studiesucces is al langer een belangrijk speerpunt, de meerjarenafspraken met de overheid hebben de aandacht voor dit onderwerp versterkt. Het beleid van de TU Delft sluit aan bij het rapport van de commissie Veerman, dat in 2010 verscheen. Andere belangrijke thema’s in de onderwijsstrategie van de TU Delft zijn: het versterken van de onderwijscomponent in de loopbaan van wetenschappelijk personeel en internationalisering. 2.1
Doelmatigheid van het onderwijs Gedwongen door financiële omstandigheden is de universiteit gestart met een herijking van haar activiteiten en een grote bezuinigingsoperatie van €45 miljoen in vier jaar. Het recente voornemen van de overheid, om langstuderen te beboeten, zal de druk op de middelen verder vergroten. Deze bezuiniging heeft ook gevolgen voor het onderwijs. De uitdaging voor de opleidingen daarbij is om het onderwijs efficiënter in te richten, met behoud van niveau en kwaliteit. In december 2009 is door de Directeuren Onderwijs, hoofden O&S en beleidsmedewerkers O&S een nota geschreven met als titel “Adviezen m.b.t. het efficiënter organiseren van onderwijs”. In deze nota zijn tien adviezen opgenomen die de TU kan ondernemen om het onderwijs efficiënter in te richten. Voorbeelden van adviezen uit deze nota zijn: • Extra aandacht aan de selecterende vakken in het eerste en tweede studiejaar, intensiveren en stroomlijnen van de studiebegeleiding, • Strakkere criteria hanteren voor het aanbieden van minors, beperken van het aantal keuzevakken en de omvang van de keuzeruimte, minder kleine vakken aanbieden, • Minimale deelname aantallen hanteren bij vakken, minors, opleidingen en tracks, • Terughoudendheid in het aangaan van Erasmus Mundus / internationale joint degrees programma’s, • Kostendekkend tuition fee invoeren voor non-EER-studenten, • Het flexibiliseren van de onderwijsroostering. Een aantal van deze adviezen is TU breed opgepakt, andere adviezen zijn door de faculteiten meegenomen in de implementatieplannen herijking van januari 2011 om te beschrijven hoe de bezuinigingstaakstelling op onderwijsgebied gerealiseerd gaat worden.
2.2
Instroom In 2009 en 2010 is het aantal studenten aan de TU Delft verder toegenomen. De groeiende studentenaantallen leggen steeds meer druk op de docenten en op de faciliteiten binnen de faculteiten. Hoewel de TU Delft graag haar bijdrage aan de Nederlandse kenniseconomie wil blijven leveren door zoveel mogelijk kwalitatief hoogwaardige ingenieurs af te leveren, is een aantal opleidingen helaas genoodzaakt om door middel van een numerus fixus de instroom te beperken. De bacheloropleidingen Bouwkunde en Industrieel Ontwerpen zullen met ingang van het collegejaar 2011 een numerus fixus met centrale selectie instellen. 9
De TU Delft wil studenten aantrekken, die met succes hun studie kunnen afronden. Dat betekent dat voorlichting en communicatie een zo helder mogelijk beeld moeten geven van de eisen en competenties die een student in huis moet hebben. Voorlichting en communicatie vinden onder meer plaats via het aanbieden van een online studiekeuzetest, voorlichtingsdagen, ouderavonden, proefstuderen, direct mailing en de website. 2.3
Studiesucces Het thema Studiesucces is onderverdeeld in drie aandachtspunten: het verminderen van de uitval in het tweede en derde jaar van de BSc o.a. door het versterken van de selecterende functie van het eerste jaar, het verhogen van het BSc-rendement na vier jaar en het ontwikkelen van excellentieprogramma’s, zowel in de bachelor- als in de masterfase van de studie. De invoering van het bindend studieadvies (BSA) bij cohort 2009 heeft ertoe geleid dat de uitval bij de TU Delft na het eerste studiejaar ongeveer 10% hoger ligt dan bij voorgaande cohorten. Het aantal studenten dat binnen de TU Delft een andere opleiding heeft gekozen (omzwaaiers) is vanwege het BSA ongeveer 25% hoger dan zonder BSA. Het BSc-rendement na vier jaar van cohort 2005 is iets gestegen ten opzichte van het rendement van het voorgaand cohort. Het effect van de invoering van de harde knip maatregel op de BSc-in-4 zal pas na september 2011 goed zichtbaar worden. De TU Delft neemt verder ingrijpende maatregelen die moeten leiden tot een verkorting van de gerealiseerde studieduur, zonder dat dit leidt tot een verlaging van het niveau. Deze maatregelen richten zich op een verbetering van het studiegedrag van de studenten, op de studieprogramma’s en docenten, en op de extra-curriculaire activiteiten. 2.3.1 Bindend studieadvies Per september 2009 is het bindend studieadvies (BSA) ingevoerd bij alle bacheloropleidingen van de TU Delft 1. Dit betekent dat iedere eerstejaars bachelorstudent minimaal 30 studiepunten moet halen; dit is de helft van het totaal aantal te behalen punten in een jaar. Wanneer een student deze ondergrens niet haalt, kan hij zich gedurende vier studiejaren niet meer voor dezelfde opleiding inschrijven. Met de invoering van het BSA beoogt de TU Delft de student sneller op de voor hem of haar juiste opleiding te krijgen: de studievoortgang in de propedeuse is namelijk voorspellend gebleken voor de verdere studievoortgang. Door het BSA verwacht de TU Delft dat de selecterende functie van de propedeuse wordt versterkt en de uitval vervroegd, conform de meerjarenafspraken tussen VSNU en OCW. De eerstejaarsstudenten ontvangen gedurende het studiejaar drie tussentijdse (niet-bindende) studievoortgangadviezen, voordat in september het definitieve BSA wordt gegeven. Zo worden studenten zich vroeg bewust van hun studievoortgang en kunnen ze tijdig signaleren dat hun resultaten achterblijven. In de studievoortgangbrieven wordt nadrukkelijk gewezen op begeleidingsmogelijkheden, zoals hulp bij studie(her)keuze, en het belang van het melden van persoonlijke omstandigheden. Bij zwaarwegende overmachtsituaties is het mogelijk dat de student uitstel van het BSA krijgt (hardheidsclausule). 2.3.2 Bachelor-voor-Master-regel Per september 2006 is de Bachelor-voor-Master regel (ook wel “harde knip” genoemd) ingevoerd, hetgeen betekent dat vanaf september 2010 het bachelordiploma vereist is alvorens aan de masteropleiding begonnen kan worden. De harde knip is ingevoerd om recht te doen aan het feit dat de masteropleiding een aparte opleiding na de bacheloropleiding is, waarvoor “eigen” studenten net als zij-instromers moeten voldoen aan ingangseisen: met de invoering van de harde knip starten studenten met verschillende vooropleidingen op een gelijkwaardig kennisniveau met de masteropleiding. Voor cohorten van 2005 en ouder geldt de harde knip niet. Voor deze cohorten geldt een premaster-regeling. Studenten uit cohorten vanaf 2006 konden tot september 2010 aan deze premaster-regeling voldoen, daarna geldt voor hen de harde knip. Studenten kunnen, als ze toestemming willen krijgen om met de master te beginnen ondanks het feit dat zij nog niet 1
10
Uitgezonderd de bacheloropleiding Lucht- en Ruimtevaarttechniek: het bindend studieadvies is bij deze opleiding per september 2010 ingevoerd.
aan de toelatingsvoorwaarden voldoen, een beroep doen op de hardheidsclausule indien er sprake is van schrijnende omstandigheden. 2.3.3 Ontwikkelen excellentieprogramma’s Voor getalenteerde studenten heeft de TU Delft zowel in de bachelor- als in de masterfase van de studie, excellentie programma’s ontwikkeld. Deze zijn onderdeel van het landelijke Siriusprogramma. Bachelorfase Eind juli 2009 is uit het Sirius-programma M€ 1,9 subsidie beschikbaar gesteld aan de TU Delft om een excellentieprogramma voor bachelorstudenten te ontwikkelen en uit te voeren. Het programma heet Challent: Challenge the Talent en heeft het ontwikkelen en uitvoeren van extra onderwijs en uitdagende projecten voor de beste 5 a 7 % van de bachelorstudenten tot doel. Challent biedt een programma van minimaal 20 ECTS extra bovenop het normale bachelorprogramma (180 ECTS). In 2010 bieden vijf faculteiten een Challent programma aan, passend bij de onderwijsvisie van de faculteit. Eén faculteit biedt een pilot programma aan met als doel een helder en consistent beeld van excellentie(onderwijs) te vormen en bij de andere twee faculteiten is het excellentieprogramma in ontwikkeling. De studenten zijn verplicht om vijf ECTS aan activiteiten uit te voeren in het centrale Challent programma, waarin het oplossen van maatschappelijke problemen, academische vorming, ondernemerschap en het vormen van een community belangrijke onderdelen zijn. Initiatieven van de studenten worden zo mogelijk gehonoreerd door er programma onderdelen van te maken. Het enthousiasme onder studenten blijkt groot: de vijf facultaire programma’s hebben in het tweede jaar meer deelnemers dan in het eerste jaar. De Delft Research Initiatives bieden in het centrale deel van het Challent programma projecten aan, waaraan groepen studenten van verschillende faculteiten deelnemen. Masterfase Al langer was er aandacht voor excellentie in de masterfase. Sinds het studiejaar 2004-2005 volgen ongeveer 25 studenten per jaar het Honours-Trackprogramma van de TU Delft. Dit programma is bedoeld voor excellente masterstudenten. Op 18 november 2010 is aan de TU Delft een cheque overhandigd van K€ 721 voor uitvoering van de Delft Honours Class, een excellentieprogramma voor masterstudenten. De bestaande Honours Track zal worden geïntegreerd in de Delft Honours Class. Een belangrijk kenmerk van de Delft Honours Class is “gestructureerde keuzevrijheid”. Dit betekent dat de student een hoge mate van eigen vrijheid heeft bij de invulling van zijn excellentieprogramma, maar dat de TU Delft wel structuur en randvoorwaarden biedt waarmee de student tot een optimale inrichting van zijn programma kan komen. De uitvoering van het project vindt plaats vanaf januari 2012. 2.3.4 Het verhogen van het BSc-rendement na vier jaar De TU Delft kent op dit moment een bachelorrendement van ongeveer 20% in 4 jaar. De TU Delft is zich er terdege van bewust dat de huidige rendementen van de Delftse opleidingen aanzienlijk verbeterd en de studieduur verkort moeten worden. Maatregelen die tot op heden zijn ingezet ter bevordering van het studiesucces sorteren niet het gewenste effect. Eind november 2010 heeft het College van Bestuur daarom een werkgroep ingesteld om te adviseren over de bevordering van het studiesucces. De werkgroep heeft begin januari 2011 haar advies gepresenteerd in de notitie “Naar een bachelordiploma in vier jaar”. Gezien de ambitieuze doelstellingen om het studiesucces te bevorderen en het scala aan maatregelen waarop kan worden ingezet om die te bereiken, onderstreept de werkgroep het belang om een combinatie van maatregelen waarvan zij groot effect verwacht (door de onderlinge versterking) prioriteit te geven in de uitvoering. Deze maatregelen moeten worden beschouwd als package deal. De één kan niet zonder de ander worden ingevoerd; gezamenlijk en in onderlinge afstemming ingevoerd leiden de maatregelen tot zichtbaar resultaat. De maatregelen zijn verregaand (zie ook paragraaf 3.2.4); dit vraagt om een cultuuromslag, bij studenten, docenten en de organisatie. Er komt derhalve een universiteitsbreed beleid, 11
dat een actieve houding t.o.v. het studiesucces van alle partijen eist. Faculteiten zullen op basis van dit beleid een plan van aanpak opstellen waarvoor zij eindverantwoordelijk zijn. 2.4
Financiering onderwijs De afgelopen jaren heeft de TU Delft de eerste geldstroominkomsten voor onderwijs via een intern allocatiemodel aan de faculteiten doorgegeven op basis van aantallen eerstejaars, behaalde studiepunten en uitgereikte diploma’s. Daarnaast ontvangen de faculteiten een vaste voet per bachelor- en masteropleiding en is er een strategische beleidsruimte voor onderwijsvernieuwing. Het betrekken van serviceonderwijs van een andere faculteit wordt via een subsidiëring gestimuleerd. Het laatste jaar zijn de facultaire eerste geldstroom budgetten vanwege verminderde en gewijzigde externe financiering bevroren en zijn er herijkingsafspraken gemaakt. Uit de evaluatie van het interne model is gebleken dat het systeem onvoldoende effectief en wendbaar is in tijden van aanzienlijke krimp van de beschikbare middelen. De huidige systematiek biedt onvoldoende ruimte om slagvaardig te kunnen anticiperen op veranderende externe omstandigheden. Het model leidt op de academische werkvloer tot complexe technische discussies over verdeling van middelen en het jaagt het essentiële interne wetenschappelijke debat onvoldoende aan. Daarnaast wordt het allocatiemodel als een financieel verdeelmodel geïnterpreteerd en leidt dit tot ongewenst strategisch handelen.
De TU Delft is vanwege bovenstaande redenen bezig met het ontwikkelen van een nieuw intern allocatiemodel. Belangrijk uitgangspunt hierbij is dat het nieuwe allocatiemodel moet streven naar stabiliteit, rust en een bepaalde mate van voorspelbaarheid van de eerste geldstroomtoekenning over de jaren heen. Daarnaast dient het allocatiemodel een eenvoudige opzet te kennen en een transparante werking. Hierbij wordt rekening gehouden met de hoofdlijn van het externe bekostigingsmodel van het Ministerie van OC&W.
12
2.5
Managementinformatie Tijdens de audit pilot 2e fase accreditatiestelsel in 2008 zijn op het gebied van managementinformatie de volgende constateringen en aanbevelingen gedaan: “… Verder heeft de commissie tijdens de auditdagen geen geaggregeerde managementinformatie aangetroffen. De commissie dringt erop aan dat de instelling een managementinformatiesysteem gaat hanteren dat direct effectieve managementindicatoren oplevert. Hoewel er veel cijfermatige informatie beschikbaar is, lijkt deze niet samen te komen in een dergelijk systeem. De commissie acht dit een essentiële voorwaarde voor effectieve sturing en control van de kwaliteit. Concrete aanbevelingen: • Zorg voor een managementinformatiesysteem dat geaggregeerde sturingsinformatie oplevert, • Bepaal welke sturingsinformatie er nodig is om de resultaten van het beleid vast te kunnen stellen.” Naar aanleiding van deze constateringen en aanbevelingen is in 2009 een onderzoek gedaan naar de behoefte aan managementinformatie bij de diverse klantengroepen van de directie O&S. Dat onderzoek resulteerde in de uitvoering van een project in 2010 “Managementinformatievoorziening O&S”, met als hoofddoelstelling: “Het planmatig opzetten van een goed draaiende, overzichtelijke en samenhangende managementinformatievoorziening van de directie O&S, zowel intern als extern.” en als afgeleide subdoelstellingen: i. Het opzetten van een informatiestructuur m.b.t. managementinformatie binnen de directie O&S die rekening houdt met de verschillende doelgroepen, de informatiebehoefte bij die groepen, de verschillende media en de toegangs- en inzagerechten, ii. Een zoveel mogelijk geautomatiseerde informatievoorziening opzetten waarin de benodigde informatie de klanten automatisch (en regelmatig) bereikt, of waarin de klanten daarin zelf kunnen voorzien d.m.v. beschikbare standaardrapportages, iii. Meer duidelijkheid scheppen bij alle betrokkenen (producenten en afnemers) over de gekozen informatieafspraken en informatiestructuur.
2.6
Onderwijskwaliteitsplan TU Delft Het College van Bestuur heeft eind 2009 het Onderwijskwaliteitsplan TU Delft vastgesteld. De aanleiding voor de opdracht tot dit plan was tweeledig: ten eerste het verder stimuleren
van de kwaliteitscultuur van de TU Delft en daarmee de kwaliteit van het onderwijs, en ten tweede de invoering van een nieuw accreditatiestelsel. Bij het ontwerpen van het Onderwijskwaliteitsplan is zoveel mogelijk gebruik gemaakt van bestaande instrumenten en best practices binnen de instelling. Het nieuwe is echter dat deze met een aantal nieuwe instrumenten in een instellingsomvattend kader zijn geplaatst. Op basis van de ervaringen in en de terugkoppeling naar aanleiding van de pilot instellingsaudit, is het Kwaliteitsplan aangepast. De belangrijkste veranderingen ten opzichte van de pilot-versie van september 2008 zijn de volgende: i. Er is een format voor toetsbeleid opgenomen dat gebaseerd is op het toetsbeleid van EWI (zie bijlage 6 van het Onderwijskwaliteitsplan TU Delft). Hoewel in de pilotversie reeds werd gesteld dat toetsbeleid op het niveau van de faculteit/ opleiding moet worden geregeld, is dit standpunt wat preciezer geformuleerd: (a) Centraal wordt een (beperkt) format voor toetsbeleid voorgeschreven, (b) Facultair wordt er toetsbeleid opgesteld dat aan het format voldoet, en (c) Centraal wordt gemonitord dat het toetsbeleid is ontwikkeld, aan het format voldoet en wordt uitgevoerd, ii. Er is meer aandacht besteed aan de minors door een nieuw instrument toe te voegen: “Jaarrapport Minors” dat door de Monitorgroep Invoering Minoren moet worden uitgewerkt (zie pag. 15 en voetnoot 15 van het plan), iii. Onderzoek naar werknemerstevredenheid is explicieter als nieuw instrument toegevoegd (zie pag. 20 en voetnoot 19 van het plan), iv. Ook is geprobeerd duidelijker te formuleren waarom bij een interne opleidingsaudit aan de faculteit wordt overgelaten ook de inhoud van de opleiding(en) in deze audit te betrekken. 2.6.1 Toetsbeleid Met de vaststelling van het Onderwijskwaliteitsplan TU Delft heeft het CvB zich tevens uitgesproken over de implementatie van toetsbeleid. Het is een taak van de instelling er op toe te zien dat faculteiten toetsbeleid ontwikkelen en implementeren. De instelling delegeert een deel van deze verantwoordelijkheid naar de faculteit. Immers, bij toetsbeleid raken onderwijsdoelstellingen en onderwijsuitkomsten elkaar. Beiden behoren tot het domein van de opleiding en daarmee ook tot dat van de faculteit. Toetsbeleid is vastgesteld als het geheel aan richtlijnen en procedures met betrekking tot toetsen en examens die waarborgen dat studenten de beschreven doelstellingen (academische criteria) van de onderscheiden opleidingen ook daadwerkelijk realiseren. Facultair toetsbeleid dient zich ten minste op de onderstaande drie aspecten te richten. Hiervoor zijn vervolgens nadere richtlijnen geformuleerd. i. De rol van toetsing in het onderwijsproces, ii. De rol van de Examencommissie, iii. Kwaliteitszorg en borging toetsbeleid. 2.7
Studeren met een functiebeperking In het najaar van 2009 is een beleidsnotitie op het gebied van studeren met een functiebeperking binnen de TU Delft vastgesteld. Hierin zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd: i. De leeromgeving is zodanig ingericht dat studenten – ook studenten met een functiebeperking – de kans krijgen om hun ambities te verwezenlijken en talenten te ontplooien, ii. De TU Delft streeft ernaar dat alle opleidingen fysiek goed toegankelijk zijn voor studenten met een functiebeperking, iii. De TU Delft streeft naar een goede studeerbaarheid van de studieprogramma’s, iv. De TU Delft streeft ernaar eventuele studievertraging voor studenten met een functiebeperking te voorkomen dan wel te beperken, v. Studenten met een functiebeperking krijgen alle medewerking en ondersteuning om de opleiding met succes te kunnen voltooien zolang dit in overeenstemming blijft met de eindtermen van de opleiding, vi. Het nalaten van een doeltreffende aanpassing kan alleen gerechtvaardigd zijn, wanneer deze aanpassing een onevenredige belasting vormt voor de onderwijsinstelling, vii. Studenten met een functiebeperking hebben een eigen verantwoordelijkheid, viii. Doeltreffende begeleiding en ondersteuning kunnen alleen plaatsvinden als de problemen of belemmeringen van de student bekend zijn bij de instelling. 13
Uit meerjarige landelijke onderzoeken blijkt dat in het algemeen de gebruikers de voorzieningen voor studenten met een functiebeperking in de periode tot 2008 negatief evalueren. Dit is vergelijkbaar met ervaringen bij andere universiteiten. De TU Delft heeft de ambitie om op alle aspecten beter scoren; de grootste winst lijkt te behalen op de aspecten begeleiding, voorlichting en intake. In de beleidsnotitie uit 2009 is de situatie van 2009 beschreven. De belangrijkste knelpunten ten aanzien van beleid voor functiebeperkte studenten zijn: • Er is onvoldoende inzicht in de omvang van het aantal studenten met een functiebeperking binnen de TU Delft. Daardoor is gerichte communicatie en afstemming beleid op de doelgroep niet goed mogelijk, • Voorlichting bereikt de studenten met een functiebeperking onvoldoende, waardoor onvoldoende bekendheid is met speciale faciliteiten, voorzieningen en regelingen, • Er is geen regulier studentenplatform, • Binnen de organisatie is onvoldoende bekend dat studenten met een functiebeperking recht hebben op voorzieningen, • Er is nog geen algemeen klimaat van dienstverlening aan studenten met een functiebeperking. Zo is niet altijd duidelijk tot wie studenten zich moeten wenden als voorzieningen nodig zijn en wat zij kunnen verwachten. Er zijn geen heldere procedures beschikbaar, • Het realiseren van voorzieningen voor studenten duurt te lang, • De bewegwijzering voor studenten met een functiebeperking is niet in alle gebouwen optimaal, met name voor studenten met beperkt gezichtsvermogen. De volgende beleidsacties zijn derhalve voor 2009-2011 geformuleerd: • Registratie van studentengegevens, • Efficiënte en effectieve informatievoorziening, • Inrichting van een herkenbare en werkbare zorgstructuur (procedures, richtlijnen), • Initiatief, assertiviteit en verantwoordelijkheid van de student bevorderen door middel van het opzetten van een klankbordgroep functiebeperking, • Toegankelijkheid en voorzieningen. 2.8
Versterken kwaliteit onderwijsinfrastructuur De TU Delft zorgt voor een stimulerende onderwijsomgeving en een goede logistieke ondersteuning van haar opleidingen. De TU Delft streeft naar een studententevredenheidsscore die vergelijkbaar is met die van de hoogst scorende universiteiten in Nederland. Dienstverlening moet aansluiten bij de verwachtingen van studenten, daarbij wel rekening houdend met de doelstellingen van de TU Delft. Uit informatie die de TU Delft jaarlijks vanuit studenten verkrijgt (Monitor Logistieke Kwaliteit, Nationale Studentenenquête), is gebleken dat studenten met name verbetering wensen op het gebied van ICT-faciliteiten en de inrichting van zalen. 2.8.1 ICT in het onderwijs ICTO is de inzet van ICT in het primaire onderwijsproces met als doel het huidige onderwijs te faciliteren, nieuwe onderwijsvormen mogelijk te maken en de werkdruk van docenten te verminderen. De afgelopen jaren heeft in het ICTO beleid de nadruk gelegen op een brede uitrol van ICTO toepassingen in het onderwijs, aangevuld met enkele specifieke aandachtspunten, waaronder Open Educational Resources. 2.8.2 Open Educational Resources De TU Delft publiceert sinds 2007 cursussen als OpenCourseWare op het web (zie ook http://ocw.tudelft.nl). Momenteel is het onderwijsmateriaal van ruim 50, voornamelijk mastercursussen, vrij beschikbaar voor de hele wereld. De belangrijkste doelen van het OpenCourseWare initiatief zijn versterken van de internationale reputatie van de TU Delft, verbeteren van de kwaliteit van onderwijsmateriaal en bijdragen aan wereldwijde kennisnetwerken. 2.8.3 Dienstverlening aan studenten: onderwijszalen en -gebouwen In het beleidsdocument “Investeringsvoorstel onderwijszalen” is een planning opgenomen om in drie jaar tijd 14 collegezalen (amphi-opstelling) integraal aan te pakken. Met het document “Exploitatie onderwijszalen” wordt aan het CvB een voorstel gedaan ten aanzien
14
van het beheer van onderwijszalen. Dit garandeert onder andere de kwaliteit van de onderwijsmiddelen. 2.9
Versterken belang van onderwijs in wetenschappelijke loopbaan De TU Delft vindt dat onderwijs en onderzoek in balans moeten zijn in het takenpakket van iedere wetenschapper. Uitgangspunt is dat onderwijs, met onderzoek, een belangrijke plaats heeft in de loopbaan van wetenschappelijk personeel. Daarom is de kwaliteit van geleverde prestaties in het onderwijs een belangrijk criterium in de selectie en bij loopbaanbeslissingen. Vanzelfsprekend hebben leidinggevenden aandacht en waardering voor onderwijs en zorgen zij voor beloning van inzet en resultaten op dit gebied. De diensten HR en O&S leveren hiervoor de benodigde faciliteiten. In de HR Strategie TU Delft 2010-2014 wordt een aantal uitgangspunten geformuleerd over talentmanagement en loopbanen van wetenschappelijk personeel. De kernloopbaan wordt gevormd door de functies Universitair Docent, Universitair Hoofddocent en Hoogleraar, waarbij in elk van deze functies sprake is van een allround takenpakket van onderzoek, onderwijs en valorisatie. Voor een leidinggevende in een wetenschappelijke positie zijn daarnaast organisatorische en leiderschapskwaliteiten vereist. De TU hecht grote waarde aan de verwevenheid van onderwijs en onderzoek in de kernloopbaan. Aantrekkelijk en effectief onderwijs is in hoge mate afhankelijk van de inzet van gemotiveerde en didactisch bekwame docenten die zich gewaardeerd weten in hun werk. In dat licht is per 1 januari 2010 het behalen van de Basiskwalificatie Onderwijs verplicht gesteld voor alle nieuwe docenten (hoogleraren, UHD’s, UD’s en docenten) met minder dan vijf jaar onderwijservaring en een aanstelling/onderwijstaak van meer dan 0,2 fte. Daarnaast is bij de selectie van nieuwe docenten het verzorgen van een proefcollege verplicht gesteld. Tevens wordt nagegaan op welke wijze bijvoorbeeld binnen het kader van de R&Ocyclus2 met zittende docenten afspraken gemaakt worden over hun (verdere) didactische professionalisering. Daarnaast wil de TU Delft met training het onderwijskundige leiderschap van leidinggevenden versterken (o.a. Senior Kwalificatie Onderwijs). Hierbij wordt ook aandacht besteed aan een betere benutting van de bestaande instrumenten in het HR-beleid om prestaties op onderwijsgebied van docenten te stimuleren en te waarderen.
2.10 (Inter)nationale samenwerking onderwijs Het onderwijs van de TU Delft richt zich op zowel studenten uit Nederland als daarbuiten en wil hen een opleiding bieden die hen in staat zal stellen op de (inter)nationale markten een concurrerende positie te verwerven. De TU Delft ziet het ontwikkelen van samenwerkingsrelaties op het gebied van onderwijs als een noodzakelijke voorwaarde om in een globaliserende en competitieve omgeving als onderwijsinstelling zich met de wereldtop te kunnen meten. Hier draagt 3TU-samenwerking in het kader van de gezamenlijke 3TU masteropleidingen sterk aan bij. Ook de samenwerking in de regio is hierbij van belang. Een concurrerende positie betekent ook dat de TU Delft selectief is in de keuze van partners waarmee zij een relatie aangaat. Kwaliteit is daarbij een belangrijk criterium. De TU Delft past daarom, bijgestaan door een Toetsingscommissie Joint Education, bij de goedkeuring en het evalueren van nieuwe gezamenlijke opleidingen (joint education) het daartoe ontwikkelde toetsingskader strikt toe. Eind 2009 zijn mogelijke maatregelen geïdentificeerd om het onderwijs efficiënter te organiseren. Doel hiervan is om kwalitatief hoogstaand onderwijs te blijven garanderen, ook als de financiële middelen krapper worden. Ook op het terrein van de internationalisering is een aantal punten geïdentificeerd, waaronder een zekere mate van terughoudendheid ten opzichte van participatie (en vooral penvoerderschap) in Erasmus Mundus Master Courses. Dit vanwege dreigende versnippering en de grote administratieve bureaucratische lasten. Besloten is tot nader orde bij internationale samenwerking geen joint degrees maar, na zorgvuldige afweging, alleen double degrees aan te gaan. Daarnaast is geconstateerd dat het nodig is om het instellingscollegegeld voor non-EERstudenten te verhogen tot kostendekkend niveau met ingang van het collegejaar 2011/2012, voor alle cohorten die vanaf dat moment starten. Om te zorgen dat de TU Delft ook minder vermogende, getalenteerde studenten kan blijven ontvangen moet deze collegegeldverhoging 2
Resultaat & Ontwikkelingscyclus 15
worden gecombineerd met het creëren van fondsen voor tuition waivers 3 uit beursprogramma’s (zoals het Van Effenfonds) en uit een deel van het profileringsfonds. 2.11 Alumnibeleid Met de ambitie “World-class alumni relations with a world-class TU Delft” concentreert de TU Delft zich op het intensiveren van contacten en het bevorderen van wederzijds vruchtbare relaties met – voornamelijk werkzame – TU Delft Alumni wereldwijd. Hierbij gaat het om het identificeren, informeren, motiveren en ontwikkelen van alumni via het aanbieden van aan hun behoeften georiënteerde communicatie, producten, diensten en activiteiten. Met als gevolg het proactief en efficiënt samenbrengen van vraag en aanbod tussen de TU Delft en betrokken alumni. De TU Delft wil met deze aanpak – “zaaien om te oogsten” – het volgende bereiken: Directe effecten • Meer bewustzijn richting TU Delft als wereldwijde “thinktank” voor en met alumni, • Meer inzicht bij TU Delft Alumni in kennisrelevante onderwerpen en netwerkmogelijkheden, • Meer betrokkenheid bij de alma mater, • Meer bereidheid en initiatief vanuit alumni om daadwerkelijk vakinhoudelijk en/of monetair “iets terug te geven” richting hun universiteit. Indirecte effecten • Groei aantal stages / afstudeer- / onderzoeksprojecten, vacatures voor starters, • Groei aantal gastsprekers bijv. tijdens wervingsbeurzen, voor lezingen en evenementen, • Groei aantal postdocs, • Groei aan feedback ter verbetering van onderwijscurriculum, • Groei samenwerkingsverbanden (“public-private”), • Groei 3e/ 4e geldstroom. 2.12 Postinitieel onderwijs Delft TopTech (DTT), School of Executive Education van de TU Delft, biedt masteropleidingen en managementtrainingen met een internationale uitstraling en reputatie op het gebied van ecologie, energie, informatietechnologie, retail, ruimtevaart, telecommunicatie, transport en veiligheid. De programma’s zijn bestemd voor managers en organisaties bij overheid en bedrijfsleven die hun innovatievermogen willen vergroten. De TU Delft is herkenbaar in de programma’s die DTT aanbiedt. De masteropleidingen hebben een toegevoegde waarde ten opzichte van het aanbod dat de faculteiten al leveren. DTT valt onder de kwaliteitsborging van de TU Delft. De opleidingen van DTT worden door de interne Certificeringcommissie voor de Ontwerpers- en Beroepsopleidingen (COB) beoordeeld en gecertificeerd voor een periode van 4 jaar. Op dit moment bereidt DTT zich voor op de accreditatie van de postinitiële opleidingen die worden aangeboden. De COB adviseert DTT in dit traject.
3 16
Kortingen op de collegegeldtarieven
3 Behaalde resultaten – wat heeft de TU Delft sinds de pilot gerealiseerd? 3.1
Doelmatigheid van het onderwijs Een aantal adviezen uit de nota “Adviezen m.b.t. het efficiënter organiseren van onderwijs” is op TU niveau opgepakt. Tuition fee non-EER studenten Eind 2010 heeft het CvB besloten het collegegeld voor non-EER studenten met ingang van september 2011 te verhogen (zie tevens paragraaf 3.8.1). Parallel aan deze maatregel zijn 16 zogenoemde Delft Research Initiative 4 (DRI) beurzen in het leven geroepen om excellente non-EER studenten aan de TU Delft te binden. Rooster Om de druk op de faciliteiten/gebouwen te verlagen is besloten met ingang van september 2011 een 10-urig rooster in te voeren. Dit besluit is in 2010-2011 voorbereid. Daarnaast is er op kleine schaal al mee geëxperimenteerd (bijvoorbeeld herkansingen van tentamens in de avonduren). Terughoudendheid nieuwe Erasmus Mundus initiatieven Het CvB heeft in een brief aan de faculteiten laten weten terughoudend te willen zijn in het goedkeuren van nieuwe Erasmus Mundus opleidingen. Dit heeft erin geresulteerd dat nieuwe initiatieven tot samenwerking op gebied van Erasmus Mundus meer weloverwogen tot stand komen en aansluiten bij reeds bestaande samenwerking op het gebied van onderwijs. Toetsingscommissie minors Om het aanbod van minors kwantitatief en kwalitatief te bewaken is een Toetsingscommissie Minors ingesteld (zie verder paragraaf 3.1.1). De overige adviezen uit de nota Onderwijs efficiënt zijn door de faculteiten meegenomen in de voorgenomen onderwijsmaatregelen, die beschreven staan in de implementatieplannen Herijking van januari 2011. In totaal moeten deze onderwijsmaatregelen 3,3 miljoen euro opleveren in 2014. De onderwijsmaatregelen uit de facultaire implementatieplannen verschillen sterk. De maatregelen van een faculteit kunnen betrekking hebben op: • Het onderwijsaanbod. Keuzevakken met kleine studentaantallen schrappen, aantal minors verminderen, meer gemeenschappelijke vakken aanbieden, aantal tracks/profielen verminderen, samenvoegen van opleidingen, • Nominaliteit verbeteren. Alle faculteiten willen de nominaliteit van hun programma’s (verder) verbeteren. Er worden diverse voorstellen gedaan. Wel geldt dat de faculteiten aan deze maatregelen geen financiële doelstelling voor de korte termijn koppelen (dus niet te verzilveren voor eind 2014), maar wel voor de lange termijn. Deze maatregelen worden nauw afgestemd op de TU-brede maatregelen die worden genoemd in paragraaf 3.2.4, • Reductie van personeel. In de implementatieplannen wordt gesproken over het opheffen van WP-functies, over wijzigen van het concept van het wiskunde serviceonderwijs, meer inzet van promovendi om de inhuur van studentassistenten te verminderen en minder externe inhuur. Deze reductie van personeel is mogelijk gezien ingrepen in bijvoorbeeld het onderwijsaanbod (zie hiervoor). Daarnaast zijn er allerhande concrete voorstellen om de bezuinigingsdoelstelling te bereiken zoals bijvoorbeeld het opheffen van computerzalen – onder andere vanwege de grootschalige invoering van laptops voor studenten –, het opnemen van computerzalen in de zalenpoule, elektronisch (digitaal) toetsen, herbezinning op practicumfaciliteiten, invoering numerus fixus, 4
De TU Delft heeft het onderzoek ondergebracht in vier Delft Research Initiatives (DRI’s), op het gebied van Energy, Health, Infrastructures en Environment. 17
afschaffen demonstratievlucht. De faculteiten wordt in de periode 2011 – 2014 regelmatig gevraagd om te rapporteren over de voortgang van uitvoering van de implementatieplannen. De door het CvB ingestelde Taskforce Herijking speelt hierbij een belangrijke rol. 3.1.1 Toetsingscommissie Minors In 2010 heeft het College van Bestuur de Toetsingscommissie Minors ingesteld en de opdracht gegeven te komen tot een procedure en kwaliteitscriteria voor de toetsing van minors aan de TU Delft. De Toetsingscommissie Minors heeft een memo opgesteld d.d. 28 oktober 2010 om de kwaliteit van de minors te borgen. In het Directeuren Onderwijs overleg zijn de criteria voor toetsing en de te volgen procedure besproken en aangenomen. Voor nieuwe minors wordt een beknopt voorstel globaal beoordeeld op basis van de algemene criteria van de minors. Certificering van een minor vindt plaats twee jaar na de daadwerkelijke invoering, op basis van alle beschikbare informatie en via een gestandaardiseerde methode. Het resultaat is dat het CvB voor 3 jaar akkoord gaat met de minor. Geen akkoord betekent dat de minor wordt opgeheven. Verlenging van de certificering van een minor zal plaatsvinden vijf jaar na daadwerkelijke invoering, vervolgens driejaarlijks. Een formeel besluit door het CvB over de minor zal plaatsvinden na het consulteren van de Directeuren Onderwijs, • Op advies van de Toetsingscommissie Minors, • Achteraf (op basis van uitvoering), • Mét inbreng van studenten, • Toegespitst op het bereikt hebben van de doelstellingen van de minor, • Met behulp van gestandaardiseerde methode met o.a.: - Studievoortgangsrapportage Minors TU Delft - Rapportage door de minor coördinator voorzien van een zelfreflectie - Online studentenenquête (Evasys) - Panelgesprek van Toetsingscommissie Minors met deelnemende studenten - Aspecten gebaseerd op algemene criteria voor de minors. In mei moeten alle rapportages en evaluaties binnen zijn. Certificering vindt plaats voor 1 september, dat wil zeggen voor de start van het derde jaar van de minor. Voor de eerste toetsronde zijn 6 nieuwe en 11 bestaande minors aangemeld en deze zijn getoetst in februari 2011. De Toetsingscommissie minors heeft zich op basis van de minorrapportages vanuit de faculteiten en de toetsingscriteria een advies gevormd. Dit advies d.d. 25 februari 2011 is besproken in het Directeuren Onderwijsoverleg. Het College van Bestuur heeft het advies van de Toetsingscommissie in zijn geheel overgenomen als besluit. Nog niet alle minors zijn getoetst en de TU Delft heeft nog een inhaalslag te maken op de toetsing. Voor de inhaalslag staat een 2e en 3e toetsronde gepland voor de zomer en het najaar van 2011. 3.2
Studiesucces 3.2.1 Bindend Studieadvies In de maanden voorafgaand aan de start van het collegejaar 2009/2010 is hard gewerkt aan de implementatie van het BSA. De studiebegeleiding bij de faculteiten is gestroomlijnd, de administratieve processen zijn voorbereid, de medewerkers en (aankomende) studenten zijn geïnformeerd. Tevens is uniforme regelgeving opgesteld die voor alle opleidingen geldt; alleen de opleiding Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek is in september 2010 gestart met het BSA en de Delfts-Leidse opleidingen Life Science & Technology en Molecular Science & Technology hanteren een norm van 40 studiepunten. Eind september 2010 kregen 615 studenten (23%) een negatief bindend studieadvies. 164 studenten (6%) beëindigden de studie vóór 1 februari 2010 en ontvingen dientengevolge geen advies meer en van 101 studenten (4%) werd het advies uitgesteld. De overige 1.798 studenten (67%) behaalden in het eerste studiejaar de norm van 30 ECTS.
18
De invoering van het BSA is voor de organisatie een groot project geweest. In korte tijd zijn de regelingen opgesteld en gecommuniceerd, ook is het studentenvolgsysteem OSIRIS ingericht voor het BSA. De administratie voorziet viermaal per jaar de eerstejaars van informatie over hun studievoortgang, en op de faculteiten zijn BSA- commissies ingesteld om aanvragen van studenten (bijvoorbeeld over overmachtsituaties en bijzondere omstandigheden) te beoordelen. 3.2.2 Bachelor-voor-Master-regel Vanaf 2006 is aan de invoering van de Bacholor-voor-Master regel (de harde knip) gewerkt. Allereerst aan de informatievoorziening voor de studenten van de desbetreffende cohorten, daarna aan het invoering van procedures. In het jaar van effectuering (2010) is de informatievoorziening naar studenten en studiebegeleiders nog verder geïntensiveerd. Op regelmatige basis zal de invoering van de harde knip geëvalueerd worden. Het aantal beroepen op de hardheidsclausule wordt gemonitord, in 2010 werd slechts een aantal maal beroep hierop gedaan, en in het studentenvolgsysteem OSIRIS wordt bekeken of en hoe frequent Bachelorstudenten Masteronderdelen afleggen. Deze masteronderdelen worden op verzoek van de student als extra vak bij de bacheloropleiding opgenomen. 3.2.3 Ontwikkelen excellentieprogramma’s In 2009 zijn 80 studenten begonnen aan Challent, in 2010 117 studenten. In juni 2011 zullen de eerste Challent studenten hun Bachelor diploma halen (aantal nog onbekend), maar wel is bekend dat: • De studenten tevreden zijn over het Challent programma, • Studenten het programma aangrijpen om hun eigen opleiding meer inhoud en uitdaging te geven, o.a. door internationale samenwerking, • Er minimaal twee Challent studenten een presentatie hebben gehouden op een internationaal congres, • Er in mei 2011 een door EWI studenten georganiseerd Challent symposium plaatsvindt waar zij de resultaten van hun (undergraduate) research presenteren, • Challent studenten zichelf gaan organiseren en ook een Europese tak gaan oprichten van het wereldwijde STeLA (Science and Technology Leadership Association). 3.2.4 Het verhogen van het BSc-rendement na vier jaar In de adviesnotitie ter bevordering van het studiesucces worden de volgende maatregelen voorgesteld: i. Blokonderwijs in de bacheloropleidingen in te voeren, • D e herziening van het onderwijs dient te worden ondersteund met het herwaarderen van curricula, • In het nieuwe curriculum dient contacttijd daadwerkelijk te worden benut, ii. Compensatoir beoordelen in de bacheloropleidingen in te voeren, • Met herkansingen wordt verstandiger omgegaan, • Eerder in het curriculum wordt met toetsen gestart, iii. De BSA-norm te verhogen naar 45 ECTS, iv. “Bijna Bindend Studie Advies” van tenminste 45 ECTS voor herinschrijvers in te stellen, v. Extra-curriculaire activiteiten waar passend en mogelijk door examencommissie te laten verdisconteren in curriculum, vi. Acties ten behoeve van zittende studenten te starten en uitschrijfmogelijkheden herinschrijvers (0 ECTS/jaar) uit te zoeken. Wanneer het College van Bestuur bekendmaakt welke (combinatie van) maatregelen ingevoerd gaan worden in de komende jaren om het studiesucces en rendement te verhogen, zullen deelgroepen binnen de verschillende gelederen van de universiteit verder gaan om de besluiten werkbaar te maken en te implementeren in alle lagen van de organisatie. Actieve implementatie van het beleid om het studiesucces te verhogen is een vereiste voor succes. Verschillende doelgroepen worden in het proces betrokken, zoals docenten, studenten, opleidingsdirecteuren, studieadviseurs, examencommissies, opleidingscommissies, facultaire studentenraden etc.
19
3.3
Managementinformatie Het project “Managementinformatievoorziening O&S” is in december 2010 afgerond en heeft de volgende eindresultaten opgeleverd: • Er is een nieuwe O&S-medewerker aangetrokken, die (o.a.) als taak heeft de managementinformatievoorziening volgens afgesproken standaarden op te zetten, verder in te richten en daarover contact te onderhouden met de diverse klantgroepen, • Er is een groot aantal werkzaamheden verricht om standaardinformatievoorziening mogelijk te maken. Zo zijn er: - afspraken gemaakt over eenduidige definities, die in documentatie zijn vastgelegd en verspreid, - standaardrapportages geschreven, - aanpassingen in het studentinformatiesysteem Osiris verricht, • Er zijn meerdere zogenaamde Dashboards ontwikkeld (zie ook bijlage 1), die inzage geven in kengetallen op een aantal voor de TU Delft belangrijke onderwijsthema’s, zoals: - Studievoortgang, - In-, door- en uitstroom van studenten, - Bindend studieadvies, - VSNU-Meerjarenafspraken, - Internationale studenten, - Vooraanmeldingen en inschrijvingen. Deze Dashboards geven kengetallen op de drie (soms vier) voor de TU Delft belangrijke aggregatieniveaus: (nationaal), de instelling TU Delft, de acht faculteiten, en de vele opleidingen, • Ook is een overzicht gemaakt (en verspreid) van alle belangrijke informatieproducten, en de daaraan gegevens als leverancier, deadline, en ontvanger, • De tot nu toe beschikbare managementinformatie is geplaatst op een intranetsite, die beschikbaar is voor alle medewerkers van de TU Delft. Een punt van aandacht blijft het gebruik van eenduidige definities en kwantitatieve gegevens die in rapporten worden opgeleverd.
3.4
Onderwijskwaliteitsplan TU Delft Na de officiële vaststelling door het CvB is het Onderwijskwaliteitsplan in februari 2010 breed binnen de TU gemeenschap verspreid. De implementatie ervan is van start gegaan met een kick-off bijeenkomst, waarbij belangrijke stakeholders zijn uitgenodigd. Na de bijeenkomst zijn de Directeuren Onderwijs en de Directeuren van de Universiteitsdienst gevraagd de implementatie van de verschillende onderdelen op te pakken. Het projectteam Kwaliteitsplan TU Delft is gevraagd de implementatie te monitoren; het team heeft voor de implementatie een aantal prioriteiten benoemd: • Toetsbeleid, • Interne audits, met name het maken van een checklist voor faculteiten, • Organisatie van centraal onderwijsbeleid (PCDA cyclus onderwijsbeleid inzichtelijk maken). Daarnaast is er een start gemaakt met het vervolmaken van het format jaarrapportage onderwijskwaliteit bacheloropleiding, het ontwikkelen van het format jaarrapportage masteropleiding en de verdere invulling van de facultaire kwaliteitsplannen. 3.4.1 Toetsbeleid Het projectteam Onderwijskwaliteitsplan heeft op basis van bovengenoemde aanzet een format voor facultair toetsbeleid eind 2010 uitgewerkt. Aan de Directeuren Onderwijs van elke faculteit is gevraagd een contactpersoon toetsbeleid aan te wijzen en deze persoon de komende tijd te belasten met de ontwikkeling van facultair toetsbeleid en de implementatie hiervan. Vervolgens heeft het projectteam de facultaire contactpersonen uitgenodigd om middels een intensieve workshop het format verder uit te werken, definitief te maken en ermee aan de slag te gaan. Het format onderscheidt een vijftal onderdelen: • De verdeling van rollen en verantwoordelijkheden rondom toetsen en beoordelen, • De rol van toetsing in het onderwijsproces, • De rol van de examencommissie, • Kwaliteitszorg en borging van kwaliteit van toetsen en beoordelen, • Een activiteitenplan voorzien van tijdsplanning waarin staat aangegeven welke concrete activiteiten de faculteit onderneemt om nog niet gerealiseerd beleid te implementeren.
20
Met de hulp van het projectteam en Onderwijskundig Centrum Focus zijn de facultaire contactpersonen binnen de eigen faculteit met het toetsbeleid aan de slag gegaan. Op dit moment kan geconcludeerd worden dat er uiteraard al veel gebeurt ten aanzien van toetsbeleid maar dat dat tot nu toe veelal impliciet gebeurt. Nu is het zaak om het beleid te expliciteren en helder en duidelijk op papier te krijgen. Tegelijkertijd wordt er gekeken of bepaalde procedures en afspraken gedateerd zijn en aan de huidige richtlijnen en ontwikkelingen geactualiseerd dienen te worden. Zo is de rol van de examencommissie (een niet geringe schakel in de keten van toetsbeleid) veranderd met de meest recente wetswijziging (WHW). Digitaal toetsen vormt tevens een aspect van het toetsbeleid. Ook is het TU Delft beleid dat nieuw aangenomen docenten de BKO-cursus doorlopen en hierin is het onderdeel verantwoord toetsen en beoordelen opgenomen. 3.5
Studeren met een functiebeperking In de periode tot 2011 zijn binnen de geformuleerde beleidsacties de volgende resultaten bereikt: 3.5.1 Registratie studentengegevens Studenten kunnen hun functiebeperking bij aanvang van de nieuwe studie of studiejaar melden via Studielink. De student kan vervolgens aangeven of hij een intakegesprek wil met een studieadviseur en/of studentendecaan en wordt vervolgens voor een gesprek uitgenodigd. 3.5.2 Efficiënte en effectieve informatievoorziening Studeren met een functiebeperking is een vast onderdeel van diverse voorlichtingsmomenten in het jaar, zoals bij de introductieweek, voorlichtingsdagen en ouderavond. In de trainingsmodule voor (nieuwe) docenten wordt aandacht besteed aan studeren met een functiebeperking. Tevens zijn voor docenten richtlijnen opgesteld voor toegankelijke colleges voor alle studenten. De website is geactualiseerd; er is een nieuwe interface opgezet die gebruikersvriendelijk is wat betreft navigatie; de website is meer drempelvrij gemaakt, bijvoorbeeld niet teveel kleine teksten op een pagina en prikkelarm. 3.5.3
I nrichting van een herkenbare en werkbare zorgstructuur (procedures, richtlijnen) Er is een protocol ontwikkeld en geïmplementeerd voor voorzieningen bij dyslexie en dyscalculie. De begeleiding bij acute hulpvraag van (internationale) studenten is georganiseerd in het zogenaamde Qteam, waarin onder andere een studentenpsycholoog en een studentendecaan zitting hebben. Er is een project studiemaatjes opgezet: studenten begeleiden studenten met een functiebeperking. Inmiddels zijn er 15 studentenkoppels actief. De bereikbaarheid van studentenpsychologen is verbeterd, o.a. door dagelijks open spreekuren en een eigen email adres team studentenpsychologen. De beschikbare informatie over studeren en werken met een functiebeperking is opgenomen in het centraal informatiecentrum en het digitaal aanbod van het Career Centre; het Career Centre biedt gerichte training en ondersteuning bij het vinden van passend werk, of passende werkomstandigheden. Loopbaanbegeleiding op afstand is mogelijk via skype. De TU Delft heeft bovendien afspraken gemaakt met diverse organisaties m.b.t. huisvesting, zoals begeleid wonen voor studenten met autisme spectrum stoornis en het met voorrang aanbieden van een aangepaste woonruimte. Daarnaast is de TU Delft twee samenwerkingsverbanden aangegaan: een samenwerkingsverband met het autisme team van de GGZ Delfland en een samenwerkingsverband met de Studenten Gezondheidszorg Delft voor het snel doorverwijzen en vergoeden van dyslexie onderzoeken. 3.5.4 Initiatief, assertiviteit en verantwoordelijkheid van de student Er is een klankbordgroep studeren met een functiebeperking opgezet. Deze groep komt een aantal keren per jaar bijeen. De deelnemende studenten wordt ook gevraagd mee te denken over de invulling van protocollen en input vanuit hun eigen ervaringen. De groep bestaat uit studenten met allerlei beperkingen en wordt gefaciliteerd vanuit de TUD organisatie. Daarnaast is er een blackboard community dyslexie actief. 3.5.5 Toegankelijkheid en voorzieningen De TU Delft biedt diverse workshops en individuele begeleidingsmogelijkheden aan, onder 21
andere op het gebied van stressmanagement en energiemanagement bij functiebeperking, concentratie/AD(H)D, dyslexie, en solliciteren. Bij de centrale studentenadministratie is een lage balie gemaakt, speciaal voor studenten met een fysieke beperking. Een groot aantal colleges is op internet beschikbaar (Collegerama) en in een deel van de collegezalen is een ringleiding voor slechthorenden aanwezig. Er is een pilot Kurzweil opgezet, waarbinnen dyslexiesoftware wordt verstrekt en een service wordt geboden om studiemateriaal om te zetten. Op dit moment maken 13 studenten daar gebruik van. Tevens vergoedt de TU Delft de aanschafkosten van spraakherkenningsoftware, bij o.a. RSI klachten. 3.6
Versterken kwaliteit onderwijsinfrastructuur 3.6.1 Digitale leeromgeving en dienstverlening In december 2009 is het nieuwe Studenten Informatie Systeem OSIRIS ingevoerd. Hiermee is gekozen voor één compleet systeem. Het systeem vervangt het Studievolgsysteem Volg+, de Digitale Cijfer Invoer en in 2010 ook het Tentamen Aanmeld Systeem. Het biedt uitgebreide ondersteuning voor het vastleggen van resultaten, bindend studieadvies en diploma’s. Docenten kunnen in OSIRIS ook de in het verleden behaalde resultaten zien van de vakken waarvoor zij zijn geautoriseerd. Studenten kunnen in OSIRIS alles vanuit één scherm regelen - bijvoorbeeld hun examenprogramma zien, zich aanmelden voor een tentamen – en hoeven niet meer diverse keren in te loggen voor verschillende databases. Studieadviseurs kunnen notities en verslagen van gesprekken met studenten registreren. Aan de gespreksnotities kunnen standaard (sub)onderwerpen worden gehangen, waarop kan worden gerapporteerd. De dienstverlening rondom de Digitale leeromgeving (Blackboard) voor studenten en docenten is verder geprofessionaliseerd. Inmiddels weten zowel docenten als studenten de ELearning Supportgroep (ELS) goed te vinden. De ondersteuning is met name gericht op het verder opleiden van de gebruikers. Bij de ondersteuning aan docenten ligt de nadruk op een brede toepassing van ICT in het Onderwijs door docenten. Vanuit de ELS is er veel hands-on ondersteuning verleend aan docenten. ELS voorziet in een duidelijke behoefte. Ook het opnemen van colleges (streaming video) heeft een grote vlucht genomen. Studenten waarderen dit zeer. Er is een contract afgesloten voor de aanschaf van een collaboration suite (Wimba). Met behulp van Wimba wordt het mogelijk online samenwerkingsverbanden te creëren tussen docenten en studenten waardoor nieuwe mogelijkheden ontstaan voor het geven van onderwijs. Rond de 90 docenten zijn betrokken bij zogeheten grassrootsprojecten: hierbij wordt een kleine incentive verstrekt aan docenten om het gericht toepassen van ICT in het onderwijs te stimuleren. De aard van de toepassing varieert sterk: van social software, collegeopnames voor moeilijke onderdelen van vakken tot digitaal toetsen. De masterclasses rondom Elearning, die door het Onderwijskundig Centrum Focus zijn georganiseerd zijn zeer goed bezocht. Op verschillende faculteiten zijn ICTO-roadshows georganiseerd. Daarmee staat ICTO nadrukkelijk op de agenda binnen de TU Delft. Wel blijft aandacht nodig om de groep van docenten die ICT actief toepassen in het onderwijs, nog verder te uit te breiden en de uitwisseling van kennis en ervaring op dit gebied te blijven stimuleren.
22
3.6.2 TU Delft Open Educational Resources De TU Delft is sustainable member van het wereldwijde OpenCourseWare Consortium, waar meer dan 250 toonaangevende instellingen voor hoger onderwijs bij zijn aangesloten. Recent is de directeur Onderwijs en Studentenzaken van de TU Delft gekozen tot president van dit consortium. In 2010 is gestart met het inrichten van een speciale portal voor VWO-scholieren. Hierop worden onder andere bachelor introductiecursussen gepubliceerd, bedoeld om VWO-scholieren een realistisch beeld te geven van de bachelorprogramma’s die de TU Delft aanbiedt, en hen op deze manier te helpen de studie te kiezen die het best bij hen past. Het video-materiaal van OpenCourseWare wordt ook gepubliceerd via iTunesU en YoutubeEdu. 3.6.3 Dienstverlening aan studenten: onderwijszalen en -gebouwen In 2010 zijn de eerste zes gerenoveerde onderwijszalen vanuit het project “Upgrading onderwijszalen” opgeleverd. Het klimaat en de ergonomie zijn aanzienlijk verbeterd. De toegepaste audiovisuele middelen bieden de mogelijkheid tot meervoudige presentaties en tot het koppelen van meerdere zalen zodat ook hele grote groepen ondergebracht kunnen worden. Eerlijkheidshalve moet worden vermeld dat de geboden AV- en ICT-faciliteiten nog niet optimaal functioneren en hier en daar complex blijken. Samen met docenten wordt onderzocht welke inzet van AV-middelen, op basis van “proven technology”, nodig is om het onderwijs van de toekomst te kunnen faciliteren. Enkele zalen zijn geschikt gemaakt voor onderwijs op afstand via de virtuele collegezaal. Daarvan wordt onder andere gebruik gemaakt in het kader van het geven van college voor masteropleidingen in 3TU verband. In de centrale bibliotheek, TU Delft Library, zijn projectruimten gecreëerd. Deze kunnen door groepjes studenten gereserveerd worden. De ruimten zijn voorzien van presentatiemogelijkheden. Aan het begin van het studiejaar 2009-2010 is het nieuwe onderwijsgebouw “The Fellowship” opgeleverd en in gebruik genomen. In dit gebouw zijn naast onderwijsruimten ook zalen met uitgebreide computerfaciliteiten gerealiseerd. De invoering van een 10-uren rooster wordt door Facilitair Management & Vastgoed gefaciliteerd. Naast gebouwopenstelling is o.a. voorzien in AV-ondersteuning. Facilitair Management & Vastgoed is eigenaar van de onderwijszalenpoule. Een poule waarin nu ongeveer 80 onderwijszalen zitten. Het streven is om komende periode alle onderwijszalen in de poule op te nemen. Het resultaat is dan een betere roostering van de zalen en uniforme exploitatie met garantie voor een standaard kwaliteit van de onderwijsmiddelen. 3.7
Versterken belang van onderwijs in wetenschappelijke loopbaan 3.7.1 Basiskwalificatie Onderwijs (BKO) Op 3TU-niveau is overeenstemming bereikt over de termijn waarbinnen de BKO door nieuwe docenten moet zijn behaald (drie jaar). Daarnaast zijn er in 3TU-verband in 2010 nieuwe BKO-competenties en -beoordelingscriteria, -handleidingen, -vrijstellingsbeleid, -evaluatieinstrumenten en een -Commissie van Toezicht tot stand gekomen. In december 2010 is de stand van zaken met betrekking tot de Basiskwalificatie Onderwijs (BKO) als volgt: • er zijn 39 BKO-certificaten uitgereikt (25 in 2009), • er zijn 108 docenten begonnen aan hun BKO-traject (73 in 2009) en • er zijn in totaal 157 deelnemers actief in het BKO-traject. Wederom een flinke stijging van het aantal BKO-deelnemers en -certificaten. In november 2010 is de TU Delft bezocht door een landelijke BKO-auditcommissie. De scope van de audit was de 3TU.Federatie omdat de drie TU’s een gezamenlijke BKO-kwalificatie toekennen. De audit was georganiseerd als pilot in het kader van een landelijk SoFoKleSproject over de kwaliteitsborging van de BKO. Bestuurders, managers, beleidsmedewerkers, coördinatoren, beoordelaars, coaches, trainers en deelnemers zijn geïnterviewd. Een en ander is zeer constructief verlopen en de voorlopige conclusies van de auditcommissie zijn positief. Door de commissie gesignaleerde aandachtspunten zullen worden meegenomen in de BKO-herziening die in 2011 zal worden gerealiseerd. 23
3.7.2 Seniorkwalificatie Onderwijs (SKO) Een eerste pilotgroep is gestart met de Seniorkwalificatie Onderwijs. Acht ervaren docenten van vijf verschillende faculteiten met onderwijstaken op curriculumniveau werken daarin aan een zelfgeformuleerde casus waarvan ze de uitwerking direct kunnen gebruiken voor hun eigen onderwijstaken. In het voorjaar van 2011 zullen de eerste SKO-certificaten worden uitgereikt en zal de SKO-pilot worden geëvalueerd. 3.7.3 Docentkwaliteit op de kaart Vanaf januari 2009 is het project ‘Docentkwaliteit op de kaart’ gestart. De eerste fase van dit project heeft instrumenten, procedures en facultaire plannen opgeleverd om docentkwaliteit aan de TU Delft meer zichtbaar te maken en te borgen in het HRM-beleid. Het behalen van de Basiskwalificatie Onderwijs is verplicht gesteld voor alle nieuwe docenten met minder dan vijf jaar onderwijservaring. In de tweede fase van het project is onder andere gewerkt aan het in kaart brengen en doorontwikkelen van facultaire peer feedback systemen voor docenten, het ontwikkelen van een webwijzer voor begeleiders van nieuwe docenten en de opname van BKO-managementinformatie in het personeelsregistratiesysteem Peoplesoft. 3.8
Internationalisering 3.8.1 K ostendekkend instellingscollegegeld voor non-EER studenten en aanzet tot flankerend beurzenbeleid Tot 2009 ontvingen Nederlandse HO-instellingen voor de groep non-EER studenten op de normale wijze bekostiging, als ware het Nederlandse studenten. Sinds 2009 is deze bekostiging bevroren. Inmiddels is bekend dat de overheidsbijdrage voor studenten uit non-EER landen in 2015 volledig zal zijn afgebouwd. Voor de TU Delft, waar relatief veel studenten uit non-EER landen ingeschreven staan, betekent dit dat, bij ongewijzigd beleid, onderwijs voor deze groep in toenemende mate verliesgevend wordt, aangezien het instellingscollegeld voor non-EER studenten (€ 8.818 voor 2010-2011) niet kostendekkend is. Om verdere negatieve effecten van deze wijziging in de bekostigingssystematiek op te vangen is dan ook besloten om per september 2011 over te gaan tot een verhoging van het instellingscollegegeld voor de MSc-opleidingen tot € 12.500 en tot een vergelijkbare verhoging van het instellingscollegegeld voor de BSc-opleidingen tot € 8000. Ook de Universiteit Twente en de Technische Universiteit Eindhoven zullen per 2011 dit zelfde kostendekkende tarief gaan vragen. In onderling overleg worden deze tarieven jaarlijks geïndexeerd. 3.8.2 Opvang en begeleiding van internationale studenten Ieder jaar bouwt de TU Delft het programma voor internationale studenten verder uit. Ver voor de aankomst van de internationale studenten starten er al verschillende activiteiten. Het aantal deelnemers aan het Online Summer Programme is dit jaar vervijfvoudigd tot bijna 200. In dit programma ontmoeten aankomende studenten elkaar via sociale media (online community). Al enige jaren is TU Delft ”best practice” voor HO- instellingen in Nederland waar het gaat om de opvang en de ontvangst van internationale studenten. Dit jaar is gestart met Delfttulip, een online community waar studenten elkaar kunnen ontmoeten als ook informatie vinden over hun eerste week in Delft. De succesvolle inzet van sociale media zal worden uitgebreid. De Introduction Week kende in 2010 een record aantal deelnemers (meer dan 800 studenten). Na de eerdere nominatie in 2009 heeft de TU Delft in 2010 de Oranje Loper Award van de Nuffic gewonnen voor de beste opvang van Nederland. Zowel de jury als het publiek was onder de indruk van de grote verscheidenheid aan academische, sociale en culturele activiteiten die de TU Delft organiseert voor haar internationale studenten. Deze activiteiten vinden niet alleen direct na aankomst plaats, maar ook wekelijks tijdens de gehele studieperiode. Het bespreken van de loopbaanperspectieven van internationale studenten en verschillende alumniactiviteiten hebben een vaste plek in het programma. In 2011 kreeg de TU Delft een eervolle vermelding voor haar inzet van de online community. Daarmee is de TU Delft de enige universiteit in Nederland die bij alle Oranje Loper uitreikingen tot nu toe in de prijzen is gevallen.
24
3.8.3 Huisvesting Er ontstaat steeds meer grip op de huisvesting van internationale studenten, promovendi, gasten en medewerkers. Samen met studentenhuisvester DUWO worden zo’n 1400 eenheden aangeboden. Hoewel dit niet voldoende is om alle aanvragen te kunnen honoreren, kan het overgrote deel van de internationale gasten nu zelf een locatie uitzoeken, indien zij zich tijdig melden. De samenwerking met DUWO wordt in 2011 vastgelegd in een nieuwe overeenkomst. 3.8.4 Beurzen Om, ondanks de verhoging van de collegegelden, voor goede en gemotiveerde studenten uit non-EER landen aantrekkelijk te blijven, zal de tariefsverhoging worden gecombineerd met een flankerend beurzenbeleid dat het mogelijk maakt via volledige of gedeeltelijke beurzen en tuition waivers instroom van bepaalde groepen en in bepaalde opleidingen te stimuleren. Het door de Nuffic beheerde Huygens Scholarship programma leverde de TU Delft veel excellente studenten op, gemiddeld zo’n 18 studenten uit ruim 100 nominaties. Helaas heeft het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) in het kader van de bezuinigingen besloten dat het Huygens Scholarship Programme wordt beëindigd per 1 januari 2012.
25
Inmiddels heeft de TU Delft een tweetal scholarshipprogramma’s voor excellente studenten in het leven geroepen: • het Justus & Louise van Effen Fonds, bedoeld voor excellente internationale studenten, die een Master studie aan de TU Delft gaan volgen, • het Delft Research Initiative (DRI) scholarship programma. Het DRI omvat vier aandachtsgebieden, te weten Health, Energy, Infrastructure en Environment. De scholarships zijn bedoeld voor excellente studenten met een focus op een van deze vier terreinen. Dit jaar zijn in februari uit het Justus & Louise van Effen Fonds acht scholarships (één per faculteit) toegekend en via het DRI programma 16 scholarships (vier per aandachtsgebied). 3.8.5 Uitgaande mobiliteit De ontwikkelingen voor 2010-2011 laten een (lichte) daling zien van om en nabij 10% van het aantal studenten dat deelneemt aan uitwisselingsprogramma’s. Oorzaken hiervan zijn a) de invoering van de harde knip waardoor studenten die hun BSc nog niet hebben afgerond niet kunnen deelnemen aan de uitwisselingsprogramma’s met partneruniversiteiten in de master en b) onvoldoende uitwisselingsplaatsen beschikbaar bij non-EER partneruniversiteiten. De instroom van non-EER exchange studenten aan de TU Delft is lager dan het aantal TU studenten dat een studieperiode aan een non-EER partneruniversiteit ambieert. Partneruniversiteiten willen graag studenten uitwisselen op BSc niveau maar het feit dat de voertaal in de meeste bacheloropleidingen Nederlands is werkt belemmerend. In 2011 zal extra aandacht worden besteed aan het genereren van meer uitwisselingsplaatsen buiten de EU onder andere door onze studenten in te zetten als “exchange ambassadors” op Study Abroad Fairs en door meer uitwisselingsovereenkomsten af te sluiten. Het effect van deze maatregelen op de groei van het aantal plaatsen is beperkt zolang er geen aanbod aan Engelstalige BSc programma’s is. De belangstelling voor het Justus van Effen programma en de IDEA League student research grants die studenten in staat stellen om een onderzoeksproject/stage te doen van maximaal 6 maanden aan een internationale topuniversiteit respectievelijk IDEA League partneruniversiteit, blijft onverminderd groot. 3.8.6 Masteropleiding TU Delft krijgt certificaat internationalisering De Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) heeft op 15 december 2010 aan de Delftse masteropleiding Engineering and Policy Analysis (EPA) het bijzonder kenmerk “Internationalisering” en bovendien het certificaat “Internationalisering” met het oordeel goed uitgereikt. Dit is een keurmerk voor opleidingen die zich specifiek willen onderscheiden vanwege hun internationale oriëntatie. De opleiding onderscheidde zich uitstekend met de score ‘excellent’ op vier van de zes onderwerpen van het certificaat. De masteropleiding van de faculteit Techniek, Bestuur en Management is de eerste Delftse opleiding die het kenmerk en certificaat kreeg tijdens een pilot van de NVAO. Doel van de pilot was te onderzoeken hoe instellingen via certificering de mogelijkheid gegeven kon worden zich op internationalisering te onderscheiden. Het Europees Consortium voor Accreditatie (ECA) heeft het initiatief van haar Vlaams-Nederlandse partner intussen omarmt en aangekondigd ook op Europees niveau te willen onderzoeken of zo’n erkenning kan worden ingevoerd. De TU Delft is van plan deze “best practice” na te volgen voor andere opleidingen en volgt de ontwikkelingen op dit gebied. 3.9
Alumni 3.9.1 Aansluiting met de arbeidsmarkt Ongeveer 98% van de aan de TU Delft afgestudeerde ingenieurs vindt binnen een jaar een baan, dat blijkt uit de WO-monitor van 2009. Dit betekent geen wijziging ten opzichte van de gegevens uit 2007. Van de afgestudeerden in 2007-2008 zegt 86% dat ze weer voor dezelfde opleiding zouden kiezen. Dit is een verhoging van 3% ten opzichte van de monitor 2007. De WO-Monitor levert de TU Delft gegevens op over de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. In 2007 is in overleg met alle universiteiten besloten tot een herziening van de WO-Monitor. Bij de WO-monitor 2009 hebben aanpassingen op de vragenlijst en de routing door de vragenlijst plaatsgevonden. Dit maakt dat de uitkomsten van de WO-monitor 2009
26
niet altijd een op een te vergelijken zijn met eerdere monitoren. In onderstaande tabel is desalniettemin getracht zoveel als mogelijk een vergelijking te geven.
2004
2005
2006
2007
2009
2002/2003
2003/2004
2004/2005
2005/2006
2007/2008
3,5
3,6
3,8
3,9
≈3,9
Opleiding opnieuw kiezen
77%
78%
82%
83%
86%
Functieniveau past bij opleidingsniveau
69%
66%
75%
74%
77%
3,3%
3,1%
2,7%
2,0%
6,3%
3,7
3,7
3,8
3,9
≈3,8
Afgestudeerd in studiejaar Opleiding voldoende basis om te starten op de arbeidsmarkt 5
Werkloosheid Voldoende carrièremogelijkheden 5 5
3.9.2 Alumnibeleid De inspanningen die zijn gepleegd op het gebied van het versterken van de relatie met alumni, hebben geleid tot de volgende concrete resultaten: • Een LinkedIn netwerk: ruim 13.000 leden op de TU Delft LinkedIn pagina, • Wereldkaart: op de website van de TU Delft prijkt een wereldkaart waarmee potentiële studenten in aanraking kunnen komen met alumni. Op dit moment hebben zich een kleine 200 alumni aangemeld als contact persoon voor hun land/studie, • Alumni symposium: in 2010 is voor het eerst sinds een aantal jaren weer een TU Delft breed alumni symposium gehouden met ongeveer 650 deelnemers, • Kringen in diverse landen: de TU heeft in 10 landen alumnikringen. Deze kringen worden door de TU Delft gestimuleerd maar door alumni geïnitieerd en levend gehouden, • Alumni lezingen: in 2010 heeft de TU Delft twee alumnilezingen georganiseerd in Nederland. Hier kunnen alumni elkaar tegen het lijf lopen. De lezingen zijn redelijk succesvol maar de TU streeft een hogere opkomst na, • Eenheid in beleid: om het gezicht naar de alumni te verhelderen en vereenvoudigen is de alumni vereniging gevraagd om zich op te heffen. Dit is per juni 2010 gebeurd. Hiermee is de marketing afdeling het gezicht geworden van de gehele TU Delft naar alumni toe, • Customer Relationship Management (CRM): de alumni gegevens zijn in een nieuw en goed onderhouden CRM-systeem gezet. Met dit systeem is de TU Delft in staat direct mailings te versturen maar ook om andere gegevens van de alumni bij te houden, • Coach Café: in 2011 is er voor het eerst een Coach Café gehouden. Dit is een initiatief van de gezamenlijke TU’s om op hun diverse campussen oudere en jongere alumni bij elkaar te brengen. Doel is dat de jongere alumni advies kunnen inwinnen bij de oudere. De oudere alumni krijgen een korte training als coach.
5
Gemiddelde score op een oplopende 5-puntschaal Bron: Tabellenboek WO Monitor 2009 Technische Universiteit Delft 27
28
4 Streven naar verbetering: 2011 en verder 4.1
Doelmatigheid onderwijs Het proces van de herijking is in januari 2011 echt van start gegaan. Zoals hiervoor al aangegeven heeft het CvB een Taskforce Herijking ingesteld die het herijkingproces begeleid en daarbij het CvB ondersteunt in de realisering en bewaking van de implementatie van de herijking. Door regelmatig contact te onderhouden met de faculteiten en de universiteitsdienst wordt gemonitord of het proces goed en volgens planning verloopt. 4.1.1 Versterken onderwijslijn In het Europese beleid worden bachelor-, master- en promotieonderwijs als een doorlopende lijn gezien; de First, Second and Third Cycle. Voor de TU Delft houdt dit met name wijzigingen in voor het promotietraject, waarbij het onderwijsdeel van het PhD-traject wordt versterkt. De TU Delft wil het promotietraject verder verbeteren, dat wil zeggen ervoor zorgen dat meer promovendi de eindstreep halen, dat sneller doen en meer aandacht geven aan het onderwijsdeel van het traject. Daartoe richt de TU Delft de Graduate School in, die wordt ondersteund door een Graduate Office. Het Graduate Office is een samenwerking van vooral O&S en HR en is geplaatst binnen de Directie O&S. 4.1.2 Minorbeleid De TU Delft streeft een kwaliteitsslag op het gebied van minors na door de minororganisatie verder in te bedden in de reguliere TU Delft organisatie. Naast het inbedden van de logistiek en voorlichting, zijn ook de doelmatigheid en de kwaliteitsborging van de minors van groot belang. Binnen de kwaliteitsborging van minors kunnen twee niveaus worden onderscheiden, te weten de vooraf vastgestelde algemene criteria door de Toetsingscommissie, zowel kwantitatief en kwalitatief, en de na uitvoering gemeten kwalitatieve en kwantitatieve gegevens. Naast het borgen van de kwaliteit, kunnen zowel de kwantitatieve als kwalitatieve resultaten ook worden gebruikt om te beslissen over het al dan niet voortzetten van een minor. Onderzocht wordt hoe de kwalitatieve criteria in de vooraf aangeleverde rapportages in de toekomst door een equipe van onderwijskundigen kunnen worden beoordeeld ter voorbereiding van een GO/NO GO-advies aan het CvB. Bovendien wordt een TU Delft format opgesteld teneinde de evaluatierapportages en de studievoortgangsrapportages van gegeven minors te vereenvoudigen en overzichtelijk te maken.
4.2
Instroom 4.2.1 Samenstelling studentenpopulatie De studentenpopulatie is aan het veranderen. Studentenaantallen groeien nog steeds: wereldwijd overstijgt de vraag naar hoger onderwijs het aanbod. Dat leidt er bijvoorbeeld toe dat veel studenten zoeken naar mogelijkheden om een goede opleiding buiten hun eigen land te volgen. Het gaat daarbij vooral om studenten uit Azië, maar ook uit Europese landen. Dit patroon herkennen we ook in Delft: een gestage groei van de belangstelling voor ons masteronderwijs in non-EER-landen en een forse toename uit EU-landen, vooral Zuid Europa. Ook in Nederland zelf zal er nog een aantal jaar sprake zijn van een groei van het aantal studenten, vooral in de Randstad. Vermoedelijk zullen overheidsmaatregelen rondom langstuderen en het omzetten van studiefinanciering naar een sociaal leenstelsel van de masteropleiding negatieve gevolgen hebben voor met name moeilijker technische studies, wat kan leiden tot een lagere instroom in technische bacheloropleidingen. Dit houdt voor de TU Delft in dat er een verschuiving zal optreden op twee fronten: het aantal studenten dat graduate education volgt (MSc en PhD) zal groeien ten opzichte van het aantal undergraduates en onze studentenpopulatie zal verder internationaliseren.
29
4.2.2 Selectie van studenten De bacheloropleidingen Bouwkunde, Industrieel Ontwerpen en Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek zijn voornemens om vanaf 2012 een numerus fixus in te stellen met decentrale selectie. De TU Delft zal de mogelijkheden van selectie aan de poort, in het licht van het advies van de commissie Veerman, het komende jaar verder onderzoeken. 4.3
Studiesucces 4.3.1 Bindend Studieadvies Binnen het beleidsthema “Verhogen Studiesucces TU Delft” wordt bekeken of de norm van het BSA zal worden opgehoogd naar 45 ECTS. Tevens wordt nagestreefd studenten ook na het eerste jaar voortgangsadviezen dringender te blijven geven. Uit onderzoek blijkt dat het aantal behaalde studiepunten in volgende jaren een dalende lijn vertoond ten opzichte van het aantal in het eerste jaar. Gemiddeld genomen leidt het behalen van minder dan 45 ECTS in het eerste jaar tot een hoog risico om het bachelordiploma niet in vier jaar te halen. 4.3.2 Ontwikkelen excellentieprogramma’s De excellentieprogramma’s voor toekomstige BSc- en MSc-studenten zullen worden gepositioneerd in een Honours Programme Delft. De Conrector van de TU Delft wordt directeur van het Honours Programme Delft. Eind mei 2011 heeft het CvB hiertoe besloten. Hiermee worden de excellentieprogramma’s gepositioneerd en geborgd, ook na de projectperiodes van vier jaar. 4.3.3 Het verhogen van het BSc-rendement na vier jaar Het implementeren van het beleid om studiesucces te verhogen zal gemonitord worden door werkgroepen die zich bezighouden met deelgebieden, bijvoorbeeld “BSA” of “didactiek”. In de werkgroepen participeren voornamelijk docenten en Directeuren Onderwijs. Zij bekijken of het beleid dat zich breed uitspreekt over de gewenste situatie nageleefd wordt. Hierbij kan gedacht worden aan vragen als ‘is het curriculum op niveau en nog steeds studeerbaar als we het onderwijs anders in gaan richten’, ‘is een BSA van 45 ECTS realistisch in het curriculum en houden we dan voldoende kwaliteitsstudenten over’. De uitvoering van het beleidsplan binnen de universiteit wordt gemonitord door het CvB als hoofdverantwoordelijke.
4.4
30
Managementinformatie Op het gebied van managementinformatie staan de volgende zaken gepland voor uitvoering in 2011: • De kengetallen in de nieuwe Dashboards zullen als bron gaan fungeren voor veel van de binnen en buiten O&S gebruikte managementinformatie, zoals: - Het TUD-jaarverslag en de TUD-website “Feiten en Cijfers”, - Het kwartaalverslag t.b.v. de Raad van Toezicht, - De jaarrapportages van BSc- en MSc-opleidingen, - De jaarplannen van faculteiten, • Daarnaast zullen de eerder genoemde Dashboards een centrale rol gaan spelen in veel van de overleggen, zoals: - De jaarlijkse Planning & Evaluatie-cyclus (tussen College van Bestuur en faculteit), - De jaarlijkse Onderwijsronde (tussen CvB-portefeuillehouder Onderwijs en faculteit), - Onderwijsoverleggen binnen faculteiten, • Tot nu toe werden werkzaamheden op het gebied van Managementinformatievoorziening m.b.t. onderwijs binnen twee verschillende TU-directies uitgevoerd. Per 1 januari 2011 is een project gestart, om de overdracht van alle werkzaamheden op dit gebied naar de directie O&S (per 1 juli 2011) te bewerkstelligen, • Ook wordt veel aandacht besteed aan communicatie: - Alle nieuwe managementinformatie wordt geplaatst op de O&S-intranetsite, - Een nieuwe O&S-Nieuwsbrief is in ontwikkeling, deze wordt medio 2011 gelanceerd, - Er is een “klankbordgroep O&S-managementinformatievoorziening” in oprichting, bestaande uit keyplayers op dit gebied. Deze komt regelmatig bijeen, en overlegt over alle aan managementinformatievoorziening gerelateerde zaken, - Met de belangrijkste afnemer van kengetallen binnen de TU Delft (de directie Instellingsbeleid) is intensief contact. Door uitvoering van deze (reeds genomen en nog te nemen) stappen is de Directie O&S
ervan overtuigd een aantal belangrijke verbeteringen te hebben doorgevoerd, en de kwaliteit van de informatievoorziening en de transparantie bij de gebruikers ervan te hebben vergroot. 4.5
Onderwijskwaliteitsplan TU Delft De TU Delft streeft ernaar om eind 2011 alle onderdelen van het Onderwijskwaliteitsplan te hebben geïmplementeerd. Belangrijke spelers hierbij zijn de Directeuren Onderwijs en de facultaire kwaliteitszorgmedewerkers, deze laatste zijn verenigd in het zogenaamde OKZ-overleg. 4.5.1 Toetsbeleid In juni 2011 wordt een bijeenkomst georganiseerd die feitelijk het startsein vormt voor de implementatie van het facultair ontwikkelde beleid. Zo worden er nog plenaire bijeenkomsten worden georganiseerd voor de facultaire contactpersonen en leden van examencommissies, wordt een masterclass toetsen en beoordelen georganiseerd en wordt in samenspraak met en onder verantwoordelijkheid van de TU-brede werkgroep regelgeving blijvend aandacht besteed aan de rol van examencommissies. Dit proces wordt begeleid en gemonitord door het projectteam Kwaliteitsplan TU Delft.
4.6
Studeren met een functiebeperking De afgelopen twee jaar is er veel bereikt in het faciliteren van het studeren met een functiebeperking. De komende jaren wil de TU Delft dit resultaat verder verankeren in de organisatie en blijven verbeteren. Hiertoe zijn verschillende acties geformuleerd. 4.6.1 Registratie studentengegevens De registratie van studenten met een functiebeperking kan verder worden verbeterd. Het betreft onder andere een verbetering in de automatisering van de gegevens, zodat ook managementinformatie gegeneerd kan worden voor het ontwikkelen van beleid. Daarnaast wil de instelling een enquête uitvoeren onder de studenten met een functiebeperking, om beter inzicht te krijgen in de behoeften van de Delftse studenten. 4.6.2 Efficiënte en effectieve informatievoorziening De website over studeren met een functiebeperking wordt verder ontwikkeld. Hierbij wordt tevens meer aandacht besteed aan de informatievoorziening aan medewerkers/docenten. Ook worden de mogelijkheden onderzocht tot het realiseren van een drempelvrije website. Er wordt een docentenhandleiding ontwikkeld voor het opstellen van slides bij colleges en presentaties. Tot slot zal de ontwikkeling van e-coaching worden opgepakt. Dit is een trackingsysteem dat is gekoppeld aan de software voor registratie van studieresultaten (Osiris) en waarmee studieadviseurs de studievoortgang kunnen monitoren. Ze kunnen studenten met een beperking daardoor beter begeleiden. 4.6.3 I nrichting van een herkenbare en werkbare zorgstructuur (procedures, richtlijnen) Er wordt een werkgroep van studieadviseurs en studentendecanen ingesteld die een protocol voor voorzieningen in geval van lichamelijke beperking, autisme spectrum stoornis en AD(H)D zal ontwikkelen. Er worden onderwijsovereenkomsten tussen student en faculteit geïmplementeerd en er wordt een AD(H)D team opgericht in samenwerking met GGZ Delfland. 4.6.4 I nitiatief, assertiviteit en verantwoordelijkheid van de student, opzetten klankbordgroep functiebeperking De klankbordgroep zal verder ontwikkeld worden in de richting van een zichzelf organiserend team, met minimale ondersteuning vanuit de organisatie. 4.6.5 Toegankelijkheid en voorzieningen Dyslexiesoftware moet structureel aan studenten met dyslexie worden aangeboden; op dit moment loopt er een pilot tot juli 2011. Datzelfde geldt voor de service voor het omzetten van studiemateriaal in verschillende digitale formaten voor studenten met dyslexie of andere functiebeperkingen; deze voorziening loopt nu in een pilot maar moet structureel worden. Bovendien wil de TU Delft een volledig overzicht creëren van de beschikbare faciliteiten voor studenten met een functiebeperking. 31
Er zal een pilot worden gestart voor de begeleiding van studenten met chronische vermoeidheid in samenwerking met de Stichting Studentengezondheidszorg (SGZ). 4.7
Versterken kwaliteit infrastructuur 4.7.1 ICT in het Onderwijs In april 2011 is een plan opgesteld met een langere termijn visie waarop geanticipeerd kan worden vanuit de opleidingen en de docenten. Ook is een aantal belangrijke knelpunten geconstateerd die opgelost moeten worden, maar die een langere termijn visie vereisen. Er is nauwe aansluiting gezocht bij instellingsbrede thema’s (verhogen van de kwaliteit van de instroom, vergroten van studiesucces, internationale positionering en samenwerking). Hiermee wil de TU Delft nog meer samenhang en focus in de ICTO activiteiten creëren. Op basis van de doelstellingen en de knelpunten wordt voorgesteld om de komende periode aandacht te schenken aan de volgende gebieden: • Onderwijsvisie en de plaats van ICTO daarin De TU Delft wil ICT in het onderwijs inzetten om bestaande onderwijsvormen te faciliteren en om nieuwe onderwijsvormen te creëren. Het is duidelijk dat ICTO steeds meer een bedrijfskritische en daarmee een strategische factor wordt voor onze universiteit. • S amenwerkend en activerend onderwijs Om in te spelen op de verwachtingen van de tegenwoordige student, worden innovatie en flexibilisering van het onderwijs noodzakelijk geacht. De TU Delft staat een blended learning-concept voor. Hierbij wordt gewerkt naar een optimale mix van onderwijsvormen (zowel contact onderwijs als online leren). • Next Generation Classroom (onderwijsruimtes) Onderwijs bij de TU Delft is gebaseerd op “activerend leren” en “ontwerpend leren”. Het wordt beïnvloed door de toename in studenten en het toenemend aantal internationale studenten. Massificatie vraagt om meer grote zalen dan er in Delft zijn. Heterogeniteit en personalisatie vragen om meer kleinere onderwijszalen. O&S, ICT en FMVG voeren afgestemde en geïntegreerde acties om juiste keuzes te kunnen maken. Het effectief gebruik binnen het onderwijs en het gebruiksgemak voor docenten en studenten staat voorop. • Systemen en middelen (waaronder Digitale Leeromgeving, toetssystemen e.d.) Toetsen worden met een verschillend doel ingezet. Om al deze toetsen af te kunnen nemen, al dan niet bij grote groepen studenten, wordt de inzet van digitale toetssystemen gepropageerd. In Delft is gekozen voor Blackboard en Maple TA als toetssysteem. Blackboard is al 10 jaar de Digitale Leer- en Werkomgeving (DLWO) van de TU Delft en de TU is voornemens om nog zeker 5 jaar met Blackboard te blijven werken. Het doel is de nu al sterke digitale leeromgeving verder uit te bouwen. • Bewustwording (docenten en ondersteuners) Bij onderwijsinnovatie gaat veel aandacht uit naar technologie en didactische uitgangspunten. In de komende periode wordt expliciet aandacht geschonken aan de daarbij noodzakelijke verandering van het gedrag van docenten en ondersteuners. Voorts worden activiteiten op de volgende gebieden onderzocht: • TU Delft distance & on-line Education (inclusief OpenCourseWare) De TU Delft onderzoekt of het mogelijk is om binnen 4 jaar “TU Delft distance & online Education” operationeel te hebben. Hieronder wordt verstaan een opleidingsinstituut naast de huidige TU Delft, waar online onderwijs gevolgd kan worden en waarbij een volwaardige TU Delft MSc-titel behaald kan worden. Bij de realisatie van een dergelijk initiatief is ICT een belangrijke factor. De ervaring met Open Course Ware is de basis hiervoor. Er wordt gedacht om een pilot te definiëren waarbij één masteropleiding wordt getransformeerd tot een volledige online variant. • Mobiel leren Gebruik van mobiele apparatuur binnen het leren is één van de nieuwste trends. Er zijn twee toepassingen te herkennen: - Mobile learning: Dit is e-Learning, aangeboden op mobiele apparatuur. - Mobile support: Dit is ondersteuning door middel van onmiddellijke toegang tot actuele informatie via mobiele apparatuur. De TU Delft zou zich op beide toepassingen kunnen richten. Er zouden een of meerdere innovatieprojecten op kunnen worden gestart waarbij door middel van het realiseren van
32
een concrete gebruiksoptie expertise wordt opgebouwd, gebundeld en gedeeld. Actieve participatie van een aantal docenten en studenten is daarbij het uitgangspunt. 4.8
Versterken belang van onderwijs in wetenschappelijke loopbaan In de HR Strategie 2010-2014 is vastgesteld dat de Directeur Onderwijs/opleidingsdirecteur in een selectiecommissie voor een U(H)D of HGL moet zitten. In de R&O cyclus is vastgelegd dat de Directeur Onderwijs/opleidingsdirecteur aanwezig is bij het voorbereidingsoverleg van U(H)D’s. Ook hoort de Directeur Onderwijs vast lid te zijn van de facultaire loopbaancommissie die beslist over bevorderingen van UD naar UHD. Het behalen van de BKO is een voorwaarde voor het verkrijgen van een vaste aanstelling. Bij sommige faculteiten is dat zo in geval van de Tenure track en in het BAC-advies 6. Onderzocht wordt of het mogelijk is om samen met de EUR en UL een aanbod te creëren op het gebied van Onderwijskundig leiderschap. Daarnaast wil de TU Delft beter zicht krijgen op de indicatoren voor docentkwaliteit aan de TU Delft door deze nader te onderzoeken. Naar aanleiding van de uitkomsten van de in 2010 gehouden 3TU-BKO-audit en verschillende BKO-evaluaties is besloten om de BKO in 2011 te herzien. Belangrijkste veranderingen zijn: de vervanging van het portfoliotraject door proeven van bekwaamheid per module, spreiding van het aantal beoordelingsmomenten, afronding door een eindopdracht en een eindgesprek met een toetsingscommissie, sterke inkorting van de looptijd en een verlaging van de (gevoels)studielast. In het kader van de Graduate School zal voor promovendi en voor promovendibegeleiders een aanbod voor didactische professionalisering worden ontwikkeld. Wat betreft de pilot Seniorkwalificatie Onderwijs (SKO) zal na evaluatie worden besloten of en op welke wijze er in het najaar van 2011 een doorstart zal worden gemaakt met de SKO. Tot slot, in een symposium in juni 2011 met als titel “Grip op docentkwaliteit: niet meten, wel weten!” voor hoogleraren van de TU Delft wordt aandacht besteed aan docentkwaliteit: hoe krijg ik nu echt een goed beeld van de didactische kwaliteiten van mijn UHD’s en UD’s? Hoogleraren krijgen instrumenten in handen om beter te kunnen sturen op docentkwaliteit van de medewerkers binnen hun afdeling, wat uiteindelijk de kwaliteit van het onderwijs ten goede komt.
6
BAC: Benoeming Advies Commissie 33
4.9
(Inter)nationale samenwerking onderwijs 4.9.1 Samenwerking in het kader van 3TU Sinds 2002 werkt de TU Delft intensief samen met de Universiteit Twente en de Universiteit Eindhoven in 3TU-verband. Aanvankelijk als Federatie i.o., vanaf 2006 als Federatie 3TU. Op het gebied van onderwijs vindt afstemming en samenwerking op vele aspecten plaats (roostering, internationalisering, ICTO etc.). Ook over actuele onderwijsontwikkelingen, zoals het bevorderen van studiesucces, vindt uitwisseling van kennis en ervaring en afstemming plaats. Bovendien zijn er vijf gezamenlijke 3TU masteropleidingen opgestart. Deze opleidingen bereiden momenteel de heraccreditatie voor. Per gezamenlijke opleiding wordt één zelfstudie geschreven en de betrokkenen binnen de drie instellingen werken hiertoe nauw samen. De in juni georganiseerde 3TU Onderwijsdag heeft docenten van de verschillende instellingen, betrokken bij de opleidingen, ook op dit punt nog nader bijeen gebracht. De 3TU masteropleidingen onderzoeken in het accreditatietraject tevens de mogelijkheid om de opleidingen om te zetten tot wettelijk erkende joint degrees. 4.9.2 TU Delft, Erasmus en Leiden gaan intensief samenwerken De TU Delft, Erasmus Universiteit in Rotterdam en de Universiteit Leiden willen intensiever gaan samenwerken. De drie universiteiten werken nu al samen. Zo hebben de TU Delft en Leiden reeds jarenlange ervaring met het aanbieden van gezamenlijke opleidingen, zoals de bacheloropleidingen Life Science & Technology en Molecular Science & Technology. Recent is ook de gezamenlijke masteropleiding Industrial Ecology geaccrediteerd. Voorts werken de drie universiteiten samen in Medical Delta. TU Delft, EUR, Erasmus MC, Universiteit Leiden en LUMC hebben een samenwerkingsverband opgericht onder de naam Medical Delta. De gedachte achter Medical Delta is dat in de driehoek Leiden, Delft, Rotterdam veel academische kennis aanwezig is en dat deze kennis door samenwerking op het gebied van onderzoek en onderwijs beter benut kan worden, wat ten goede komt aan de kwaliteit van het onderzoek en onderwijs. Op dit moment ligt het accent van de samenwerking op het gebied van onderzoek. Op het gebied van onderwijs zijn in 2010 twee minoren voor de studenten van de betrokken instellingen gestart. Deze minoren bewegen zich op het snijpunt van technologie en geneeskunde. Daarnaast is een bacheloropleiding Nanobiologie in ontwikkeling in een samenwerkingsverband tussen het Erasmus MC en de Faculteit TNW van de TU Delft. Eind 2010 hebben de Colleges van Bestuur bekeken op welke wijze de bestaande samenwerking verder kan worden geïntensiveerd. Veelbelovend, de samenwerking in de regio Zuid-Holland stelt de instellingen immers in staat een aantrekkelijk en breder pakket aan te bieden aan zittende en potentiële studenten. Tezamen kunnen Delft, Rotterdam en Leiden meedraaien in de absolute wereldtop van universiteiten. Dat vergroot de kans om topstudenten, -promovendi en –wetenschappers te trekken. Het biedt ook de betere mogelijkheden om in de Randstad als partner op te treden van het bedrijfsleven en overheden. 4.9.3
Internationalisering
Centraal International Office Er komt een centraal International Office, dat zorg zal dragen voor de eerste opvang in Delft van buitenlandse PhD studenten en medewerkers, naast de al bestaande opvang voor internationale masterstudenten en daarvoor in aanmerking komende bachelorstudenten. Vereenvoudiging administratieve toelatingsprocessen Het aantal internationale studenten uit Europa, dat een masteropleiding aan de TU Delft wil volgen stijgt gestaag. Om de aanvragen tijdig te kunnen blijven afhandelen wordt onderzocht op welke wijze de aanmeldprocessen voor internationale studenten verder geüniformeerd en gedigitaliseerd kunnen worden. In dit kader neemt de TU Delft ook deel aan het “Rode Loper” project, een NUFFIC project dat tot doel heeft het administratieproces voor buitenlandse studenten te vereenvoudigen. De TU Delft participeert sinds dit jaar in de proeftuin van het Project Modern Migratiebeleid (MoMi) van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Doel is te komen tot effectievere en klantgerichtere werkwijzen voor de TU Delft en de IND.
34
Onderzoek naar effecten eerste opvang internationale studenten Medio 2011 komen de uitkomsten beschikbaar van een onderzoek naar de effecten eerste opvang internationale studenten. Het gaat om de ervaring en effecten van het Online Summer Programme, de opvang tijdens de introductieweek in augustus en de Master KickOff bij de faculteiten op de mate van sociale en academische integratie van internationale Masterstudenten. De resultaten worden gebruikt om de internationale studenten direct bij de eerste opvang beter voor te bereiden op hun opleiding aan de TU Delft. 4.10 Alumnibeleid De komende jaren wil de TU Delft haar alumnibeleid verder inbedden en verbeteren, met als doel de binding van alumni met de TU Delft te versterken en mogelijkheden tot “teruggeven” beter te faciliteren. Concreet betekent dit dat de volgende speerpunten zijn geformuleerd: • CRM: adressenbestand in CRM-systeem verbeteren door alumni zelf de mogelijkheid te geven hun gegevens in te zien en te verbeteren. Tevens koppeling tussen OSIRIS en SCOPE (het CRM-systeem waarmee de TU Delft werkt) waardoor de TU Delft alumni meteen na het afstuderen kan bereiken (in de toekomst hopelijk al voor het afstuderen), • Alumni Symposium: in concept goed – streven is naar nog meer deelnemers. Tevens bredere opzet om ook netwerkmogelijkheden te vergroten tussen alumni onderling maar ook tussen medewerkers van de TU Delft en alumni, en studenten en alumni, • Contacten met de faculteiten en de facultaire verenigingen intensiveren. De facultaire verenigingen dragen bij aan het facultaire netwerk, marketing centraal aan het TU-brede netwerk, • Aantal alumnikringen vergroten en de bezoekersaantallen van bestaande alumnikringen vergroten door kennis te bieden en door de aanwezigheid van een vertegenwoordiger van de TU Delft bij elke kring. Er kan aan de alumni zelf om steun worden gevraagd bij de organisatie maar ook via de bedrijven waar zij werken, • Marktonderzoek onder alumni verrichten. Bij het laatst uitgevoerde onderzoek kwam vooral de vraag naar voren wanneer de universiteit de alumni iets zou gaan bieden. De afgelopen jaren is het aanbod sterk verbeterd. Uit onderzoek moet blijken of alumni dit ook zo (hebben) ervaren en of zij nu wel bereid zijn iets bij te dragen en waaraan dat in dat geval is. Ook moet uit het onderzoek blijken hoe de TU Delft hierin het best kan opereren, • In kaart brengen wat faculteiten, het universiteitsfonds, college etc. van de alumni zouden willen en wat zij bereid zijn om daarvoor terug te geven, • Samenwerking met het Career Centre opzetten om net afgestudeerde alumni te helpen. De informatie waarnaar deze alumni op zoek zijn kan geboden worden door het Career Centre in samenwerking met de afdeling Marketing Alumni, • Jonge alumni koppelen aan oudere alumni zodat de oudere alumni als coach kunnen fungeren. Dit kan door middel van het Coach Café maar ook met behulp van het Career Centre en de inzet van social media, • Regelmatig lezingen voor alumni organiseren binnen een reeks met diner of lunch waarin vooraanstaande personen uit de universiteit een lezing geven. Hiermee kunnen alumni hun kennis bijspijkeren, wordt er gelegenheid geboden tot netwerken en bestaat de kans voor de universiteit om aandacht te vragen voor bepaalde onderzoeksprojecten. Dit is een aanvulling op de alumnikringen; een groot deel van de TU Delft alumni woont namelijk nog steeds in Delft of in de omgeving, • Aanbod alumnipas vernieuwen en aanbieden aan alle alumni.
35
36
BIJLAGE 1: DASHBOARDS MANAGEMENTINFORMATIE Instroom Peildatum: 1 december 2010 Teldatum: 1 maart 2011 TU
2002
Instroom eerstejaars WO
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
Instroom totaal 1e jaars in P
1.701
1.816
1.888
1.971
2.027
2.316
2.629
2.761
2.653
Instroom 1e jaars VWO-kersvers
1.324
1.434
1.542
1.640
1.686
1.977
2.266
2.400
2.131
Populatie bachelor
8.532
8.751
8.897
8.994
8.849
8.806
9.772
10.682
11.895
6.252
6.426
6.311
Populatie master
4.214
4.330
4.290
4.150
4.785
5.485
Populatie totaal
12.746
13.081
13.187
13.144
13.634
14.291
16.024
17.108
18.206
11,6%
13,0%
13,6%
13,8%
14,7%
Percentage allochtonen
8,6%
9,5%
10,3%
10,7%
Aantal bacheloropleidingen
15
15
15
16
16
15
15
14
14
Aantal masteropleidingen
16
23
31
31
34
35
32
32
32
3mE
BK
CiTG
EWI
IO
LR
TBM
TNW
TUD
Instroom totaal 1e jaars in P
458
466
308
228
390
427
139
237
2.653
Instroom 1e jaars VWO-kersvers
400
362
270
195
327
260
123
194
2.131
Faculteit (studiejaar 2010)
Instroom MSc (zonder schakelklas)
Populatie bachelor
1.933
Populatie master
2.206
1.397
1.108
1.413
1.733
769
1.336
11.895
809
1.362
969
758
717
663
335
698
6.311
2.742
3.568
2.366
1.866
2.130
2.396
1.104
2.034
18.206
Aantal bacheloropleidingen
2
1
2
3
1
1
1
3
14
Aantal masteropleidingen
6
1
4
6
3
2
3
7
32
2009
2010
TNW
Populatie totaal
Bindend Studieadvies Vergelijking TUD en faculteiten7 BSA eindadviezen TUD Positief
68%
Negatief
23%
Aangehouden
4%
Staker
6%
BSA eindadviezen faculteit (studiejaar 2009)
TUD
3mE
BK
CiTG
EWI
IO
LR
TBM
Positief
68%
60%
75%
63%
58%
80%
96%
68%
62%
Negatief
23%
27%
18%
27%
31%
13%
20%
27%
4%
8%
8%
4%
Aangehouden
4%
4%
2%
5%
2%
3%
Staker
6%
8%
6%
5%
9%
5%
4%
BSA-eindadviezen TUD en faculteiten (studiejaar 2009) 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
Positief Negatief Aangehouden Staker
TUD
3mE
BK
7
CiTG
EWI
IO
LR
TBM
TNW
it overzicht toont cijfers van de hele TUD, behalve LR (waar in 2009 nog geen definitief BSA-advies D werd gegeven).
37
Studievoortgang Rendement Propedeuse, TU-breed (stand per 01-10-2010) Groep: instroom VWO (kersvers) Cohort Jaar
Diploma behaald in N jaar (in %) Grootte
<=1
<=2
<=3
<=4
<=5
Gemiddelde studieduur
>5
Nog studerend
Uitval cumulatief
Maximaal rendement
2002
1.324
15%
39%
53%
60%
63%
68%
2,5
2%
30%
2003
1.434
18%
40%
52%
59%
62%
66%
2,3
5%
29%
71%
2004
1.542
17%
40%
51%
59%
64%
66%
2,3
6%
28%
72%
2005
1.640
20%
38%
51%
59%
63%
63%
2,1
11%
26%
74%
2006
1.686
17%
38%
52%
58%
58%
1,9
18%
23%
77%
2007
1.977
20%
33%
43%
43%
77%
2008
2.266
20%
31%
31%
2009
2.400
17%
17%
2010
2.131
Gemidd.
1.822
70%
1,6
34%
23%
1,2
50%
19%
81%
1,0
63%
20%
80%
100%
0%
100%
2,0
Uitval cumulatief
Maximaal rendement
Uitval Propedeuse, TU-breed (stand per 1-10-2010) Groep: instroom VWO (kersvers) Cohort Jaar
Uitval na N jaar (in %) Grootte <=1
<=2
<=3
<=4
<=5
peildatum
2002
1.324
18%
24%
26%
27%
27%
30%
2003
1.434
17%
23%
25%
26%
27%
29%
2004
1.542
17%
23%
24%
26%
27%
28%
2005
1.640
17%
23%
25%
25%
26%
2006
1.686
16%
21%
22%
23%
2007
1.977
16%
21%
23%
2008
2.266
14%
19%
2009
2.400
19%
2010
2.131
1.822
Gemidd.
26% 23% 23% 19% 20%
Rendement Bachelor, TU-breed (stand per 01-10-2010) Groep: instroom VWO (kersvers) Cohort Jaar
Diploma behaald in N jaar (in %) Grootte
<=3
4
5
6
7
>=8
Gemiddelde studieduur
Nog studerend
2002
1.324
4%
16%
31%
47%
55%
60%
5,1
8%
32%
2003
1.434
5%
18%
34%
49%
57%
58%
4,8
12%
31%
69%
2004
1.542
6%
20%
34%
48%
48%
4,4
21%
30%
70%
2005
1.640
9%
22%
37%
38%
3,9
35%
27%
73%
2006
1.686
8%
22%
23%
3,4
52%
25%
75%
2007
1.977
10%
10%
2,9
66%
24%
76%
2008
2.266
80%
20%
80%
2009
2.400
80%
20%
80%
2010
2.131
100%
0%
100%
Gemidd.
1.822
4,4
38
68%
Uitval Bachelor, TU-breed (stand per 1-10-2010) Groep: instroom VWO (kersvers) Cohort Jaar
Uitval na N jaar (in %) Grootte
<=1
<=2
<=3
<=4
<=5
peildatum
2002
1.324
18%
24%
27%
28%
29%
31%
2003
1.434
17%
23%
26%
27%
28%
29%
2004
1.542
17%
24%
26%
27%
29%
29%
2005
1.640
17%
23%
25%
26%
2006
1.686
16%
22%
23%
2007
1.977
16%
21%
14%
26% 23% 22%
2008
2.266
2009
2.400
16%
2010
2.131
Gemidd.
1.822
Buitenlandse studenten TUD en faculteiten, buitenlandse studenten master Groei Master 3mE BK
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
10/02
10/09
54
76
71
72
87
99
108
132
151
180%
14%
142
142
158
184
177
205
263
282
343
142%
22%
CiTG
34
62
75
95
111
173
229
249
268
688%
8%
EWI
140
179
214
205
237
286
304
306
314
124%
3%
IO
10
18
39
55
70
108
133
150
181
1710%
21%
LR
49
86
95
86
121
141
154
170
192
292%
13%
TBM
72
71
67
53
66
86
97
103
123
71%
19%
TNW
47
61
61
86
80
104
112
127
177
277%
39%
548
695
780
836
949
1.202
1.400
1.519
1.749
219%
15%
TUD totaal
TUD en faculteiten, internationale studenten master
TUD en faculteiten, internationale studenten master
2.000
3mE BK
1.500
CiTG EWI
1.000
IO LR
500
TBM 0 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
TNW
39
BIJLAGE 2: OVERZICHT OPLEIDINGEN INCL. STUDENTENAANTALLEN8 Soort opleiding Opleiding
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
Bachelor
Bouwkunde
1767
1815
1889
2063
1799
1834
1978
2136
2187
Bachelor
Civiele Techniek
1360
1102
1024
989
909
900
1000
1126
1167
Bachelor
Elektrotechniek
407
396
383
354
304
251
252
273
275
Bachelor
Geodesie
48
35
23
20
12
4
1390
1321
1300
1318
1253
1069
1147
1232
1393
113
126
141
176
192
206
215
241
247
1338
1332
1330
1313
1282
1382
1494
1617
1715
246
264
263
282
266
274
301
324
329
54
118
178
218
259
290
Bachelor
Industrieel Ontwerpen
Bachelor
Life Science & Technology
Bachelor
Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek
Bachelor
Maritieme Techniek
Bachelor
Molecular Science & Technology
Bachelor
Scheikundige Technologie en Bioprocestechnologie
210
227
224
177
127
70
55
29
Bachelor
Technische Aardwetenschappen
235
224
199
197
171
161
170
179
190
Bachelor
Technische Bestuurskunde
390
480
501
521
536
571
628
673
739
Bachelor
Technische Informatica
766
748
718
653
553
489
483
488
482
Bachelor
Technische Natuurkunde
354
338
386
424
476
482
493
506
508
Bachelor
Technische Wiskunde
154
158
155
129
126
145
147
156
172
Bachelor
Werktuigbouwkunde
798
926
1063
1202
1202
1238
1358
1488
1549
Master
Aerospace Engineering
143
250
305
366
502
502
536
560
601
Master
Applied Earth Sciences
33
38
42
44
65
82
119
141
161
Master
Applied Mathematics
38
50
57
65
64
53
46
44
59
Master
Applied Physics
111
122
112
104
96
127
157
174
178
Master
Architecture
1471
1288
1061
869
982
1034
1069
1186
1253
Master
Bio-chemical Engineering
18
21
23
17
11
11
8
Master
Bio-medical Engineering
7
18
40
65
84
84
88
Master
Chemical and Biochemical Engineering
89
93
1
Master
Chemical Engineering
67
82
71
80
63
78
80
Master
Chemistry Education
6
2
2
Master
Civil Engineering
289
339
377
464
563
621
622
Master
Computer Engineering
89
31
50
63
98
113
115
110
95
Master
Computer Science
1
2
100
114
147
191
186
177
162
Master
Computer Science Education
2
1
Master
Construction Management & Engineering
1
13
38
41
Master
Design for Interaction
7
23
50
99
160
190
211
222
189
194
185
Master
Electrical Engineering
Master
Embedded Systems
Master
Engineering and Policy Analysis
Master
Geomatics
Master
Industrial Design Engineering
Master
Integrated Product Design
Master
Life Science & Technology
4
19
Master
Management of Technology
75
79
Master
Marine Technology
44
50
40
8
40
177
633
212
281
290
278
261
1
13
40
64
78
1
36
46
63
75
76
60
66
23
23
20
14
14
25
29
38
24
208
260
234
157
62
26
3
16
58
96
149
295
298
43
52
54
56
63
65
62
64
60
61
63
91
107
132
37
55
80
78
70
81
273
257
Hoofdlijnen definities populatie samenstelling: 1. Peildatum 1 december van betreffend studiejaar 2. Alleen diploma studenten (geen uitwisseling en bijvak studenten) 3. Alleen studenten die in het betreffende studiejaar in Delft collegegeld betaald hebben (daarmee bijvoorbeeld exclusief Leidse studenten uit het samenwerkingsprogramma met LEI)
Soort opleiding Opleiding Master
Materials Science & Engineering
Master
Mathematics Education
Master
Mechanical Engineering
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
21
32
30
1
25
24
24
25
24
22
14
15
9
6
198
206
178
183
252
295
322
361
364 70
Master
Media & Knowledge Engineering
1
23
42
63
101
110
99
75
Master
Nanoscience
3
9
21
23
18
17
23
10
Master
Offshore Technology
16
33
39
61
85
109
128
Master
Physics Education
11
7
8
4
Master
Science Education and Communication
Master
Strategic Product Design
4
20
50
81
Master
Sustainable Energy Technology
2
Master
Systems and Control
7
23
30
39
Master
Systems Engineering, Policy Analisys and Management
Master
Technical Informatics
Master
Transport, Infrastructure & Logistics
20
47
61
181
196
197
27
59
107
172
52
57
77
79
174
1
7
30
50
60
54
78
86
91
59
90
2
12
36
64
55
57
60
Ongedeeld Bouwkunde
4
8
5
Ongedeeld Civiele techniek
6
3
2
Ongedeeld Elektrotechniek
3
Ongedeeld Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek
65
24
2
Ongedeeld Maritieme Techniek
8
6
8
Ongedeeld Materiaalkunde
2
Ongedeeld Scheikundige Technologie
14
7
Ongedeeld Technische bestuurskunde
422
390
284
175
118
90
67
36
13
Ongedeeld Technische Informatica
117
85
60
39
31
23
12
6
4
47
30
21
17
12
8
7
4
4
9
4
1
50
32
21
Ongedeeld Technische Materiaalwetenschappen Ongedeeld Technische Natuurkunde Ongedeeld Werktuigbouwkunde Totaal
13109 13260 13225 13421 13490 14177 15212 16326 17060
41
42
BIJLAGE 3: OVERZICHT DOCENTENAANTALLEN PER FACULTEIT Bezoldigd fte (excl regeling)
HL
UHD
UD
Docent
PROM
Eindtotaal
3mE
32,4
22,85
56,5
11,6
150,3
273,65
BK
17,7
33,73
59,13
50,93
31
192,49
CiTG
29,45
33,15
42
19,5
132,7
256,8
EWI
38,7
52,3
60,55
23,3
228,3
403,15
IO
16,3
12
38,65
29,42
33,8
130,17
LR
18,7
16,8
38,2
6,3
94,2
174,2
TBM
24,6
33,9
60,38
28,37
83,1
230,35
TNW Eindtotaal
45,7
26,25
62
7,95
197,55
339,45
223,55
230,98
417,41
177,37
950,95
2000,26
Belangrijke noten: 1. De peildatum is 31 december 2010. 2. Het gaat hier uitsluitend om bezoldigd personeel in aantal fte dat onderwijs geeft; onderzoekers zijn buiten beschouwing gelaten. 3. De studentassistenten die begeleiden in vakken zijn niet meegenomen. 4. De gastdocenten (bijvoorbeeld BK) zijn niet meegenomen in deze tellingen. 5. De gezamenlijke opleidingen van de TU Delft en de Universiteit Leiden zijn niet meegnomen in het overzicht. 6. Het inhuren en het verlenen van interfacultair serviceonderwijs komt in deze getallen niet expliciet terug. 7. Het is moeilijk percentages onderwijsinzet te geven omdat onderzoek en onderwijs heel nauw verbonden zijn; veel van wat WP’ers doen ten behoeve van onderzoek komt ook ten goede aan het onderwijs.
43
44