Rapport Monitor sociaal domein Meting 3 – januari 2015 Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland
Januari 2015 mr. A.G.A. Pons K.J. van de Werfhorst MSc Projectnummer: 418978 Correspondentienummer: DH-1202-4210
RAPPORT MONITOR WMO EN JEUGD, DERDE METING
INHOUD SAMENVATTING
1
INLEIDING
4
HOOFDSTUK 1
HOOFDSTUK 2
HOOFDSTUK 3
HOOFDSTUK 4
RESPONS EN ACHTERGRONDKENMERKEN
5
1.1
Respons
5
1.2
Jaaromzet
5
1.3
Doelgroepen van organisaties
5
1.4
Overheveling omzet en cliënten naar gemeenten
6
INKOOP
8
2.1
Contracten
2.2
Activiteiten Wmo 2015 en Jeugdhulp
11
2.3
Social return
12
ADMINISTRATIEVE LASTEN EN KWALITEITSEISEN
8
14
3.1
iWmo, facturatie en declaratie
14
3.2
Eisen op het gebied van verantwoording, kwaliteit en registratie
15
3.3
Maatregelen om de kwaliteit van ondersteuning te verhogen
16
GEVOLGEN VAN DE DECENTRALISATIES
18
4.1
Gevolgen voor het personeelsbestand
18
4.2
Gevolgen voor cliënten
18
4.3
Continuïteit van de zorg
19
RAPPORT MONITOR WMO EN JEUGD, DERDE METING
Samenvatting 1.
2. 3.
4.
5.
6.
7.
8.
1/24
In 2015 valt het merendeel (76%) van de jaaromzet van de instellingen onder de WLZ. In het gemeentelijk domein valt gemiddeld 22% van de omzet. Gemiddeld valt 11% van de jaaromzet onder de Wmo en 11% onder de Jeugdwet. 26% van de cliënten valt volgend jaar onder de Wmo en 15% onder de Jeugdwet. Hierin zien we wel verschillen tussen de omzetcategorieën. Met name bij instellingen met een omzet onder de € 10 miljoen is het beeld anders: bij hen valt 25% van de jaaromzet onder de Wmo. Op het gebied van de Wmo zijn de instellingen in 2015 in minder gemeenten werkzaam dan in 2014. Dit geldt met name voor de grotere instellingen. Als voornaamste reden voor het niet deelnemen aan het inkooptraject of het niet afsluiten van contracten noemen instellingen het beperkte aantal cliënten in een gemeente. Ongunstige tarieven en voorwaarden worden nauwelijks als reden genoemd. Respondenten noemen de volgende redenen van gemeenten om geen contract af te sluiten: keuze voor een hoofdaanbieder, het terugbrengen van het aantal aanbieders, de wens om de zorg binnen de eigen gemeente te organiseren en de prijs. Het meest voorkomende contract is de raamovereenkomst op basis van aanbesteding (gemiddeld 71% van de afgesloten contracten). Daarnaast is ruim 70% van de contracten bij aanbieders met een omzet van € 10 miljoen en meer een contract op basis van productiebekostiging. Bij kleinere aanbieders komt dit type contract veel minder voor (25% van de contracten). Zij hebben voornamelijk te maken met raamovereenkomsten op basis van aanbesteding. In 2015 geldt er nog een overgangsrecht voor huidige cliënten. Aan de instellingen is gevraagd welke zorg voornamelijk bij hen is ingekocht. Bij alle instellingen zorg is ingekocht vanwege de continuïteit van de huidige AWBZactiviteiten in het kader van het overgangsrecht. Een minderheid geeft aan dat vernieuwende ondersteuningsarrangementen zijn ingekocht. Dit geldt zowel voor bestaande als voor nieuwe cliënten. Het gemiddelde kortingspercentage Wmo ten opzichte van het in 2014 beschikbare budget is 18% en het gemiddelde kortingspercentage Jeugd ten opzichte van het in 2014 beschikbare budget is 14%. Van alle deelnemende instellingen geeft gemiddeld 22% aan dat de beschikbare budgetten c.q. de hoogte van de tarieven niet kostendekkend zijn voor de kosten van de uitvoering van de door de gemeente gevraagde activiteiten. Wanneer we de resultaten bij deze vraag uitsplitsen naar omzetcategorieën, zien we wel enkele verschillen. Zo geven bijvoorbeeld alle instellingen met een omzet tussen de € 10 miljoen en € 40 miljoen aan dat de budgetten c.q. de hoogte van de tarieven toereikend zijn. Van de grotere instellingen met een omzet van € 40 miljoen en hoger geeft 47% aan dat de budgetten en de tarieven niet toereikend zijn. Het gemiddelde van 22% wordt dan ook vooral bepaald door de instellingen met een omzet in de overige categorieën. Meer dan 90% van de activiteiten binnen de Wmo 2015 betreft maatwerkvoorzieningen. Individuele ondersteuning, dagbesteding en
RAPPORT MONITOR WMO EN JEUGD, DERDE METING
9.
10.
11.
12.
13.
14.
2/25
ondersteuning in groepsverband worden door een ruime meerderheid van de instellingen aangeboden. Jeugdhulp wordt door een meerderheid (60%) van de kleinere instellingen niet aangeboden. De meest voorkomende vormen van Jeugdhulp zijn ambulante Jeugdhulp en Logeren. Ook biedt een ruimere meerderheid van de instellingen met een omzet van € 10 miljoen en hoger vroegdiagnostiek en behandeling aan. Social return is door gemeenten zeer vaak opgenomen in de inkooptrajecten. Van de instellingen met een omzet van € 10 miljoen en hoger geeft een ruime meerderheid aan dat social return in de meeste tot alle gemeenten onderdeel uitmaakte van de inkooptrajecten met gemeenten. Van de grote instellingen met een omzet van € 100 miljoen en hoger geeft zelfs 94% dit aan. Van de kleinere instellingen met een omzet lager dan € 10 miljoen geeft 40% aan dat social return een onderdeel was van de inkooptrajecten. Het opnemen van een contracteis van 5% is de meest gebruikte manier om social return op te nemen in het inkooptraject. 74% van de respondenten noemt deze manier van het opnemen van social return in de inkooptrajecten. Vrijwel iedere instelling is aangesloten op VECOZO volgens de iWmostandaarden. Er zijn geen verschillen tussen de vier omzetcategorieën. Ook 83% van de gemeenten maakt gebruik van de iWmo bij de inrichting van het proces van facturatie/declaratie. Bij een meerderheid van de gemeenten (55%) is het proces van facturatie en declaratie niet tijdig ingericht. 29% van de instellingen geeft aan dat gemeenten gebruikmaken van bevoorschotting als het facturatie-/declaratieproces niet tijdig is ingericht. Ook worden combinaties genoemd van bevoorschotting en het handmatig aanleveren van gegevens in Excelbestanden of het gebruik van tijdelijke facturen. Men noemt dit tussenoplossingen. Er is nog veel onduidelijkheid over de definitieve vorm van facturatie en declaratie. Vanwege beleidsvrijheid kunnen gemeenten zelf bepalen hoe zij de Wmo in 2015 inrichten. Een ruime meerderheid van de respondenten geeft aan dat de eisen op het gebied van verantwoording, kwaliteit en registratie per gemeente zeer verschillend tot verschillend zijn. 57% van de instellingen geeft aan dat het hen wel lukt om aan deze eisen te voldoen. Bij de grote organisaties met een jaaromzet van € 100 miljoen en hoger is dit beeld anders. Van deze organisaties geeft een minderheid van 38% aan dat dit lukt. Instellingen nemen zelf maatregelen om de administratieve lasten te beperken. Een meerderheid van de instellingen neemt maatregelen ter bevordering van het kostenbewustzijn van medewerkers en past de organisatie aan op overbodige overhead. Instellingen geven aan dat de administratieve lasten enorm zijn gestegen en dat het nemen van maatregelen noodzakelijk is. Een paar instellingen geven aan dat zij overwegen te stoppen met Wmo-zorg of dat ze overwegen om in de toekomst minder Wmo-zorg te gaan leveren. Ook scholen instellingen begeleiders om tot ondersteuners en geven zij aan dat de hogere administratieve lasten soms ten koste gaan van het budget en de tijd voor de cliënt.
RAPPORT MONITOR WMO EN JEUGD, DERDE METING
15. Een ruime meerderheid van de instellingen noemt de volgende manieren om de kwaliteit van de ondersteuning te verhogen: bevorderen van de eigen regie van cliënten, investeren in de kwaliteit van professionals en innovatie. 16. Een ruime meerderheid van de respondenten geeft aan dat hun instelling in 2014 is gekrompen. Dit varieert van 3% tot 7% van het personeelsbestand. Daarnaast verwachten zij dat hun instelling in 2015 verder zal krimpen. Bij instellingen met een omzet lager dan € 10 miljoen verwacht een minderheid (30%) verder te krimpen. Opvallend is dat het bij deze instellingen gaat om een aanzienlijk deel van het personeelsbestand (21%). Bij instellingen met een omzet van € 10 miljoen en hoger verwacht een ruime meerderheid tussen de 56% en 63% verder te zullen krimpen. Bij deze instellingen gaat het om 4% tot 7% van het personeelsbestand. De krimp in 2015 zal naar verwachting voornamelijk worden gerealiseerd door het beëindigen van tijdelijke contracten. 50% van de grote instellingen met een omzet van € 100 miljoen en hoger verwacht daarnaast ook mensen te moeten ontslaan. 17. Het merendeel van de respondenten geeft aan dat er geen doelgroepen buiten het inkoopbeleid zijn gevallen of waarvoor het inkoopbeleid knelpunten oplevert. Bij de open antwoordcategorie wordt echter aangegeven dat dit pas duidelijk wordt als bekend is hoe geïndiceerd gaat worden. Verder worden in deze categorie genoemd: cliënten op trainingscentra, GGZ-C-cliënten, KDC-kinderen, jeugdigen met extramurale zorg die ook onderwijs genieten, jonge kinderen en cliënten die nu nog een ZZP 1 of 2 indicatie hebben, die in 2015 afloopt. 18. Over continuïteit van de zorg worden wel in regionale overleggen afspraken gemaakt met gemeenten, zorgverzekeraars en cliëntorganisaties: 76% van de respondenten noemt dit als onderwerp van regionale afspraken. Ook noemt 45% de continuïteit in de relatie tussen cliënt en zorgverlener en noemt 41% specifieke afspraken over specifieke doelgroepen. Daarnaast noemt een meerderheid van 69% vernieuwing en innovatie als onderwerp van regionale afspraken en 61% noemt informatievoorziening. Een minderheid van 14% geeft aan dat over vastgoed en fricties op de arbeidsmarkt afspraken worden gemaakt.
3/25
RAPPORT MONITOR WMO EN JEUGD, DERDE METING
Inleiding Het onderzoek De transities in het sociale domein hebben grote gevolgen voor gemeenten en aanbieders van zorg en ondersteuning. Als brancheorganisatie voor aanbieders van zorg- en dienstverlening aan mensen met een lichamelijke, verstandelijke of zintuigelijke beperking wil de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) vinger aan de pols houden bij deze ontwikkeling. Daarom laat de VGN door BMC Onderzoek een monitor uitvoeren, waarin de voortgang en de gevolgen van de transities voor de leden van de VGN worden gevolgd. De vragenlijst is gericht op de Wmo 2015 en op de nieuwe Jeugdwet. De monitor bestaat uit in totaal vijf metingen, verspreid over de jaren 2014 en 2015. Deze rapportage geeft de resultaten van de derde meting weer. Onderzoeksmethodiek Deze meting bestaat uit een online vragenlijst onder alle 165 leden van de VGN. Deze vragenlijst bestond uit 36 vragen, die anoniem ingevuld konden worden door de deelnemers. U vindt de vragenlijst in de bijlage. Leeswijzer In hoofdstuk 1 behandelen we de respons en de achtergrondkenmerken van de respondenten. In hoofdstuk 2 gaan we in op de inkoop om vervolgens in hoofdstuk 3 in te gaan op de voorbereiding op de administratieve lasten en kwaliteitseisen. In hoofdstuk 4 komen de gevolgen van de decentralisaties aan de orde.
4/25
RAPPORT MONITOR WMO EN JEUGD, DERDE METING
Hoofdstuk 1 Respons en achtergrondkenmerken 1.1
Respons De VGN heeft 165 leden in haar bestand. Deze organisaties zijn aangeschreven, met een uitnodiging naar een online vragenlijst. Vervolgens zijn enkele responsverhogende maatregelen genomen. 47% van de organisaties heeft de vragenlijst ingevuld.
1.2
Jaaromzet In onderstaande tabel wordt weergeven wat de totale jaaromzet bedraagt van de deelnemende organisaties. De organisaties zijn uitgesplitst naar vier omzetcategorieën. Drie organisaties hebben deze vraag niet ingevuld. Hierdoor kunnen de antwoorden van deze organisaties op vragen waarbij we een splitsing maken tussen de vier omzetcategorieën niet worden meegenomen. Tabel 1
Jaarlijkse omzet in miljoen euro’s
Omzetcategorie
Aantal meting 1
Percentage meting 1
Aantal meting 2
Percentage meting 2
Aantal meting 3
Percentage meting 3
< 10 mln.
22
28%
15
20%
12
16%
10 - 40 mln. 40 - 100 mln. > 100 mln.
19 23 14
24% 29% 18%
18 27 16
24% 35% 21%
12 32 18
16% 42% 23%
Totaal
78
100%
76
100%
74
100%
Tabel 2
Ledenbestand VGN
Omzetcategorie
Percentage in ledenbestand VGN
< 10 mln.
44%
10 - 40 mln.
20%
40 - 100 mln.
23%
> 100 mln.
13%
Totaal
100%
Uit een statistische vergelijking met de ledenadministratie van VGN blijkt dat de organisaties met een jaaromzet kleiner dan € 10 miljoen ondervertegenwoordigd zijn. De grotere organisaties (omzet van € 40 miljoen en meer) zijn in dit onderzoek oververtegenwoordigd. 1.3
Doelgroepen van organisaties Tabel 3 geeft de doelgroepen van de deelnemende organisaties weer. Het merendeel (82%) van de deelnemende organisaties heeft cliënten met een verstandelijke beperking als (een deel van de) doelgroep. Verder zijn organisaties die zich richten op personen met een lichte verstandelijke beperking en 5/25
RAPPORT MONITOR WMO EN JEUGD, DERDE METING
gedragsproblemen en ernstige meervoudige beperkingen goed vertegenwoordigd onder de deelnemers. Organisaties die mensen met niet aangeboren hersenletsel onder hun patiënten hebben zijn licht oververtegenwoordigd. Tabel 3
Verdeling doelgroepen/cliënten deelnemende organisaties
Doelgroep Verstandelijke beperking Lichte verstandelijke beperking (LVB) en gedragsproblemen Ernstige meervoudige beperkingen Niet aangeboren hersenletsel Lichamelijke beperking Zintuigelijke beperking Anders Tabel 4
Percentage meting 1
Percentage meting 2
Percentage meting 3
88% 63%
84% 63%
82% 63%
59% 45% 24% 19% 13%
54% 34% 29% 18% 21%
62% 50% 43% 25% 12%
Verdeling doelgroepen/cliënten in ledenbestand VGN
Doelgroep Verstandelijke beperking Lichte verstandelijke beperking (LVB) en gedragsproblemen Ernstige meervoudige beperkingen Niet aangeboren hersenletsel Lichamelijke beperking Zintuigelijke beperking
1.4
Percentage in ledenbestand VGN 90% 61% onbekend 22% 52% 31%
Overheveling omzet en cliënten naar gemeenten Voor veel organisaties valt een deel van hun huidige jaaromzet vanaf 2015 niet langer onder de nieuwe WLZ, maar onder de Zorgverzekeringswet, Jeugdwet of de Wmo 2015. In tabel 5 wordt weergegeven welk aandeel van de huidige jaaromzet vanaf 2015 onder deze nieuwe wetten komt te vallen. Ook het verwachte aantal cliënten dat onder deze wetten komt te vallen, is weergegeven. De cijfers zijn uitgesplitst naar de vier omzetcategorieën. Uit de tabel blijkt dat bij alle instellingen in 2015 het merendeel (76%) van hun jaaromzet onder de WLZ valt. In het gemeentelijk domein valt gemiddeld 22% van de omzet. Gemiddeld valt 11% van de jaaromzet onder de Wmo en 11% onder de Jeugdwet. 26% van de cliënten valt volgend jaar onder de Wmo en 15% onder de Jeugdwet. Hierin zien we wel verschillen tussen de omzetcategorieën. Met name bij instellingen met een omzet onder de € 10 miljoen is het beeld anders: bij hen valt 25% van de jaaromzet onder de Wmo.
6/25
RAPPORT MONITOR WMO EN JEUGD, DERDE METING
Tabel 5
Overheveling omzet en cliënten in 2015 < 10 mln. 10 - 40 mln.
% cliënten naar Wmo
40 - 100 mln.
> 100 mln.
gemiddeld
44% (49%) 25% (34%)
26% (34%) 13% (16%)
21% (24%) 7% (10%)
21% (33%) 7% (9%)
26% (33%) 11% (15%)
% cliënten naar Jeugdwet % jaaromzet naar Jeugdwet
1% (13%) 1% (9%)
23% (17%) 16% (13%)
16% (12%) 14% (8%)
14% (15%) 7% (9%)
15% (14%) 11% (9%)
% cliënten naar ZVW
9% (6%) 1% (21%)
7% (5%) 5% (3%)
1% (7%) 1% (2%)
1% (15%) 1% (13%)
2% (8%) 1% (7%)
55% (44%) 75% (61%)
50% (52%) 67% (70%)
60% (55%) 75% (72%)
57% (43%) 81% (74%)
57% (50%) 76% (71%)
% jaaromzet naar Wmo
% jaaromzet naar ZVW
% cliënten naar WLZ % jaaromzet naar WLZ
De percentages van de tweede meting staan tussen haakjes (). In deze tweede meting hebben we gevraagd naar de verwachte overheveling van de omzet en cliënten in 2015. De daadwerkelijk gemiddelde omzet voor de Wmo in 2015 (11%) blijft achter bij de verwachtingen eind 2014 (15%). Bij de Jeugdwet ligt de daadwerkelijk gemiddelde omzet in 2015 met 11% iets hoger dan de verwachte omzet. Ook de omzet die onder de WLZ valt, is met gemiddeld 76% hoger dan de verwachte 71%.
7/25
RAPPORT MONITOR WMO EN JEUGD, DERDE METING
Hoofdstuk 2 Inkoop 2.1
Contracten In 2014 hebben gemeenten nieuwe contracten afgesloten met aanbieders voor Wmo-voorzieningen en voor Jeugdhulp. In tabel 6 wordt weergegeven in hoeveel gemeenten de deelnemende organisaties in 2014 werkzaam waren. Daarnaast is weergegeven in hoeveel gemeenten de organisaties hebben deelgenomen aan inkooptrajecten en in hoeveel gemeenten daadwerkelijk contracten gesloten zijn voor de uitvoering. We zien dat vooral de grotere instellingen in 2015 voor de Wmo en voor de Jeugdwet in minder gemeenten werkzaam zijn. Tabel 6
Aantal gemeenten waarin organisatie actief is
Omzetcategorie
< 10 mln. 10 - 40 mln. 40 - 100 mln. > 100 mln.
Aantal gemeenten werkzaam 2014 15 42 48 84
Deelname inkooptraject Wmo 16 39 20 44
Contract afgesloten uitvoering Wmo 17 38 19 43
Deelname inkooptraject Jeugd 4 22 37 59
Contract afgesloten uitvoering Jeugd 4 17 36 57
Als voornaamste reden voor het niet deelnemen aan het inkooptraject of het niet afsluiten van contracten noemen instellingen het beperkte aantal cliënten in een gemeente. Ongunstige tarieven en voorwaarden worden nauwelijks als reden genoemd. Respondenten noemen de volgende redenen van gemeenten om geen contract af te sluiten: keuze voor een hoofdaanbieder, het terugbrengen van het aantal aanbieders, de wens om de zorg binnen de eigen gemeente te organiseren en de prijs. Tabel 7
Voornaamste redenen om niet deel te nemen aan het inkooptraject en/of het niet afsluiten van een contract
Redenen Eigen keuze: niet deelgenomen aan inkooptraject Eigen keuze: geen contract afgesloten Gemeente heeft geen contract aangeboden N.v.t.
8/25
% 43% 19% 7% 49%
RAPPORT MONITOR WMO EN JEUGD, DERDE METING
De meest voorkomende contractvorm is een raamcontract op basis van aanbesteding (75%). Daarnaast wordt het contract met productiebekostiging ook door een ruime meerderheid van 69% genoemd. Contracten voor dienstverlening aan een specifieke doelgroep worden door een meerderheid van 50% genoemd. Tabel 8 Type contracten Type contracten
< 10 mln.
10 - 40 mln.
40 - 100 mln.
> 100 mln.
Subsidieovereenkomst
13%
63%
37%
38%
Raamcontract o.b.v. aanbesteding Contract voor dienstverlening specifieke doelgroep Contract met productiebekostiging (p*q) Contract met resultaatbekostiging per populatie Contract met resultaatbekostiging per cliënt Contract voor functiebekostiging (beschikbaarheid voorziening) Anders
63%
75%
70%
75%
13%
13%
15%
50%
25%
63%
59%
69%
13%
-
4%
13%
-
-
30%
31%
-
13%
11%
25%
13%
25%
4%
6%
In de categorie ‘anders, namelijk’ worden genoemd: een landelijke raamovereenkomst, gecombineerde contracten (vaak een raamovereenkomst gecombineerd met een p x q benadering), arrangementsbekostiging en het overgangsrecht rond beschermd wonen. In tabel 9 is weergegeven bij hoeveel van de contracten er sprake is van hoofdaannemerschap of onderaannemerschap. Bij 46% van de contracten voert de aanbieder het contract alleen uit. Bij een minderheid van de contracten (17%) is er sprake van onderaannemerschap. Tabel 9
Hoofdaannemerschap of onderaannemerschap
Wijze van uitvoering Organisatie voert het contract alleen uit Hoofdaannemerschap Onderaannemerschap
% 46% 37% 17%
In 2015 geldt er nog een overgangsrecht voor huidige cliënten. Aan de instellingen is gevraagd welke zorg voornamelijk bij hen is ingekocht. Uit tabel 10 blijkt dat bij alle instellingen zorg is ingekocht vanwege de continuïteit van de huidige AWBZactiviteiten in het kader van het overgangsrecht. Daarnaast geeft 60% van de respondenten aan dat dezelfde activiteiten als in de AWBZ voor nieuwe cliënten zijn aangekocht. Een minderheid geeft aan dat vernieuwende
9/25
RAPPORT MONITOR WMO EN JEUGD, DERDE METING
ondersteuningsarrangementen zijn ingekocht. Dit geldt zowel voor bestaande als voor nieuwe cliënten. Tabel 10
Ingekochte zorg
Activiteiten
%
Continuïteit van de huidige AWBZ-activiteiten in het kader van het overgangsrecht Dezelfde type activiteiten als in de AWBZ voor nieuwe cliënten Vernieuwende ondersteuningsarrangementen voor nieuwe cliënten Vernieuwende ondersteuningsarrangementen voor bestaande cliënten
100% 60% 38% 27%
Het gemiddelde kortingspercentage Wmo ten opzichte van het in 2014 beschikbare budget is 18%. Tabel 11
Kortingspercentage Wmo ten opzichte van het in 2014 beschikbare budget < 10 mln. 10 - 40 mln. 40 - 100 mln. > 100 mln.
Kortingspercentage Wmo t.o.v. budget 2014
19%
20%
19%
14%
gemiddeld 18%
Het gemiddelde kortingspercentage Jeugd ten opzichte van het in 2014 beschikbare budget is 14%. Bij de instellingen met een omzet lager dan € 10 miljoen ligt het kortingspercentage met 7% veel lager dan het gemiddelde. Tabel 12
Kortingspercentage Jeugd ten opzichte van het in 2014 beschikbare budget < 10 mln. 10 - 40 mln. 40 - 100 mln. > 100 mln.
Kortingspercentage Jeugd t.o.v. budget 2014
7%
19%
15%
13%
gemiddeld 14%
Van alle deelnemende instellingen geeft gemiddeld 22% aan dat de beschikbare budgetten c.q. de hoogte van de tarieven niet kostendekkend zijn voor de kosten van de uitvoering van de door de gemeente gevraagde activiteiten. Wanneer we de resultaten bij deze vraag uitsplitsen naar omzetcategorieën, zien we wel enkele verschillen. Zo geven bijvoorbeeld alle instellingen met een omzet tussen de € 10 miljoen en € 40 miljoen aan dat de budgetten c.q. de hoogte van de tarieven toereikend zijn. Het gemiddelde van 22% wordt dan ook vooral bepaald door de instellingen met een omzet in de overige categorieën. In tabel 13 hebben we de antwoorden op deze vraag uitgesplitst naar omzetcategorie.
10/25
RAPPORT MONITOR WMO EN JEUGD, DERDE METING
Tabel 13
Kostendekkendheid van de beschikbare budgetten c.q de hoogte van de tarieven voor de kosten van de uitvoering van de door de gemeente gevraagde activiteiten
Omzetcategorie < 10 mln. 10 - 40 mln. 40 - 100 mln. > 100 mln.
2.2
Ja, bij alle gemeenten
Ja, bij de meeste gemeenten
Ja, bij een/enkele gemeenten
Nee
Onbekend/ n.v.t.
20% 22% 11% 6%
20% 33% 21% 41%
10% 44% 25% 12%
25% 29% 18%
20% 14% 24%
Activiteiten Wmo 2015 en Jeugdhulp Meer dan 90% van de activiteiten die gehandicaptenzorgaanbieders gaan leveren binnen de Wmo 2015 betreft maatwerkvoorzieningen. Daarnaast zijn bij alle instellingen algemene voorzieningen ingekocht. Bij grotere instellingen is dit vaker het geval. Tabel 14 Type activiteiten in de Wmo 2015 Activiteiten < 10 mln.
10 - 40 mln.
40 - 100 mln.
> 100 mln.
Maatwerkvoorzieningen
90%
100%
93%
100%
Algemene voorzieningen
20%
33%
46%
41%
Geen Wmo-activiteiten
10%
-
-
-
Tabel 15 geeft weer welke algemene voorzieningen door de instellingen worden aangeboden. Dagbesteding wordt door alle instellingen aangeboden en is voor kleinere instellingen de enige activiteit die wordt aangeboden. Grotere instellingen bieden een breder palet van algemene voorzieningen aan. In de categorie ‘Anders, namelijk’ worden inloopfuncties, vrijetijdsaanbod, leerwerktrajecten en logeeropvang genoemd. Tabel 15 Aanbod van algemene voorzieningen Type voorzieningen < 10 mln.
10 - 40 mln.
40 - 100 mln.
> 100 mln.
100%
100%
100%
100%
Sociaal-culturele voorziening
-
-
8%
43%
Klussendienst Mantelzorgondersteuning Andere algemene voorziening, namelijk
-
33%
17% 8% 8%
57% 71% 29%
Dagbesteding
Het aanbod van maatwerkvoorzieningen is opgenomen in tabel 16. Het aanbod van de instellingen in de diverse omzetcategorieën is vrijwel gelijk. De instellingen hebben een divers aanbod. Alleen instellingen met een omzet onder de € 10 miljoen laten een iets ander beeld zien. Hun voornaamste activiteiten zijn individuele ondersteuning en ondersteuning in groepsverband. In de categorie ‘Anders, namelijk’ wordt vaak tijdelijk/kortdurend verblijf genoemd. Daarnaast worden crisisopvang, beschermd wonen voor GGZ-cliënten, specialistische begeleiding ZG, toeleiding en opsporing, leer-/werktrajecten en GGZ-C overgangsrecht genoemd. 11/25
RAPPORT MONITOR WMO EN JEUGD, DERDE METING
Tabel 16 Welke maatwerkvoorzieningen biedt u aan? Type voorzieningen < 10 mln. 10 - 40 mln.
40 - 100 mln.
> 100 mln.
Individuele ondersteuning
88%
89%
96%
88%
Dagbesteding
56%
89%
100%
88%
Ondersteuning in groepsverband Advies Andere maatwerkvoorziening namelijk
33%
89%
85%
82%
33%
44% 44%
46% 31%
59% 41%
Van de kleinere instellingen met een omzet lager dan € 10 miljoen biedt een meerderheid van 60% geen Jeugdhulp aan. De meest voorkomende vormen van Jeugdhulp zijn ambulante Jeugdhulp en Logeren. Ook biedt een ruimere meerderheid van de instellingen met een omzet van € 10 miljoen en hoger vroegdiagnostiek en behandeling aan. In de categorie ‘Anders, namelijk’ worden gezinshuizen/gezinswonen, verblijf, Jeugd GGZ en kinderdienstencentra genoemd. Tabel 17 Vormen van Jeugdhulp vanuit de Jeugdwet Activiteiten < 10 mln. 10 - 40 mln. Jeugdhulp vanuit een wijk- of buurtteam Ambulante Jeugdhulp (thuis, op school, op locatie) Vroegdiagnostiek en behandeling Behandeling van jeugd LVB Logeren Anders, nl… Ik bied geen Jeugdhulp
2.3
40 - 100 mln.
> 100 mln.
-
50%
36%
59%
30%
88%
89%
94%
-
63%
57%
76%
20% 60%
25% 75% 25% 13%
50% 79% 21% 4%
71% 82% 18% 6%
Social return Van de instellingen met een omzet van € 10 miljoen en hoger geeft een ruime meerderheid aan dat social return in de meeste tot alle gemeenten onderdeel uitmaakte van de inkooptrajecten met gemeenten. Van de grote instellingen met een omzet van € 100 miljoen en hoger geeft zelfs 94% dit aan. Van de kleinere instellingen met een omzet lager dan € 10 miljoen geeft 40% aan dat social return een onderdeel was van de inkooptrajecten. Tabel 18
Social return als onderdeel van de inkooptrajecten
Omzetcategorie
< 10 mln. 10 - 40 mln. 40 - 100 mln. > 100 mln.
12/25
Ja, bij alle gemeenten
Ja, bij de meeste gemeenten
Ja, bij een/enkele gemeenten
Nee
Onbekend/ n.v.t.
30% 44% 21% 41%
10% 22% 46% 53%
10% 22% 21% -
30% 11% 7% -
20% 4% 6%
RAPPORT MONITOR WMO EN JEUGD, DERDE METING
Met 74% is het stellen van een contracteis van 5% de meest gebruikte manier om social return op te nemen in het inkooptraject. Tabel 19 Manieren van opnemen van social return in de inkooptrajecten Manieren van opnemen van social return in de inkooptrajecten Contracteis van 5%
% 74%
Verzoek plan van aanpak te schrijven waarin staat beschreven hoe de organisatie omgaat met social return Social return is een bijzondere uitvoeringsvoorwaarde bij de overeenkomst
46%
Social return is een van de gunningscriteria
33%
Koppeling met doelstelling Participatiewet
28%
Social return als knock-out eis voor deelname contractering
19%
Aantoonbare invulling maatschappelijk verantwoorde onderneming (MVO)
17%
13/25
39%
RAPPORT MONITOR WMO EN JEUGD, DERDE METING
Hoofdstuk 3 Administratieve lasten en kwaliteitseisen 3.1
iWmo, facturatie en declaratie Gemeenten zijn nog maar net gestart met de uitvoering van de Wmo 2015 en Jeugdwet. Aan de aanbieders is gevraagd naar de manier waarop gemeenten het proces van facturatie en declaratie hebben ingericht en of dit proces tijdig is ingericht. Vrijwel iedere instelling is aangesloten op VECOZO volgens de iWmo- standaarden. Er zijn geen verschillen tussen de vier omzetcategorieën. Tabel 20
Aansluiting op VECOZO voor het digitaal berichtenverkeer volgens de iWmo standaarden
Aansluiting op VECOZO voor het digitaal berichtenverkeer volgens de iWmo -standaarden Ja Nee
% 97% 3%
Uit tabel 21 blijkt dat 83% van de respondenten aangeeft dat de meeste gemeenten ook gebruikmaken van de iWmo bij de inrichting van het proces van facturatie/declaratie. Tabel 21
Gebruik van de iWmo door gemeenten bij de inrichting van het proces van facturatie/declaratie
Gebruik van de iWmo door gemeenten bij de inrichting van het proces van
%
facturatie/declaratie Ja, alle gemeenten Ja, de meeste gemeenten Ja, een enkele gemeente Nee
23% 60% 11% 3%
55% van de respondenten geeft aan dat bij de meeste gemeenten het proces van facturatie en declaratie niet tijdig is ingericht. Tabel 22
Tijdige inrichting van het proces van facturatie en declaratie
Tijdige inrichting proces
%
Ja, bij alle gemeenten
5%
Ja, bij de meeste gemeenten
16%
Ja, bij een/enkele gemeenten
16%
Nee
55%
Onbekend/n.v.t.
9%
14/25
RAPPORT MONITOR WMO EN JEUGD, DERDE METING
29% van de instellingen geeft aan dat gemeenten gebruikmaken van bevoorschotting als het facturatie-/declaratieproces niet tijdig is ingericht. In de antwoordcategorie ‘Anders, namelijk’ worden combinaties genoemd van bevoorschotting en het handmatig aanleveren van gegevens in Excelbestanden of het gebruik van tijdelijke facturen. Men noemt dit tussenoplossingen. Er is nog veel onduidelijkheid over de definitieve vorm van facturatie en declaratie. Tabel 23
Oplossingen van gemeenten bij niet tijdige inrichting van het proces van facturatie en declaratie
Oplossingen
3.2
%
Bevoorschotting Anders, namelijk
29% 51%
Onbekend
20%
Eisen op het gebied van verantwoording, kwaliteit en registratie Vanwege beleidsvrijheid kunnen gemeenten zelf bepalen hoe zij de Wmo in 2015 inrichten. Uit tabel 24 blijkt dat een ruime meerderheid van de respondenten aangeeft dat de eisen op het gebied van verantwoording, kwaliteit en registratie per gemeente zeer verschillend tot verschillend zijn. Tabel 24 Verschillen tussen gemeente in eisen aan instellingen In hoeverre stellen Zeer Verschillend Beetje gemeenten in uw verschillend verschillend werkgebied verschillende eisen?
Niet verschillend
Weet niet
Verantwoording
20% (23%)
49% (31%)
17% (15%)
9% (8%)
6% (23%)
Kwaliteit Registratie
6% (11) 14% (18%)
51% (31%) 46% (36%)
22% (15%) 35% (13%)
17% (15%) 11% (5%)
5% (28%) 5% (28%)
De percentages uit de tweede meting staan tussen haakjes (). Instellingen hebben nu een beter inzicht in de eisen die gemeenten stellen. Het percentage in de antwoordcategorie ‘weet niet’ ligt nu met 5% respectievelijk 6% aanzienlijk lager. De antwoordcategorie ‘verschillend’ laat de grootste stijging (10% tot 20%) zien ten opzichte van de tweede meting. In de categorie ‘zeer verschillend’ is een lichte afname zichtbaar. 57% van de instellingen geeft aan dat het hen wel lukt om aan deze verschillende eisen te voldoen. Bij de tweede meting van de VGN-monitor lag dit percentage lager, toen gaf 38% aan dat dit lukte. Bij de grote organisaties met een jaaromzet van € 100 miljoen en hoger is dit beeld anders. Van deze organisaties geeft een minderheid van 38% aan dat dit lukt. Deze instellingen zijn ook in meer gemeenten actief (zie ook tabel 6) en krijgen daardoor waarschijnlijk meer te maken met verschillende eisen. Verder geeft 28% van de instellingen met een omzet van
15/25
RAPPORT MONITOR WMO EN JEUGD, DERDE METING
minder dan € 10 miljoen aan nog niet te weten of voldaan kan worden aan de verschillende eisen. Tabel 25 Voldoen aan verschillende eisen van gemeenten Voldoen aan verschillende < 10 mln. 10 - 40 mln. 40 - 100 mln. eisen van gemeenten 7% Ja, dat lukt goed
>100 mln. gemiddeld -
3%
Ja, dat lukt
43%
78%
61%
38%
54%
Nee, dat wordt moeilijk Weet niet
29% 28%
11% 11%
25% 7%
44% 18%
30% 13%
Instellingen nemen zelf maatregelen om de administratieve lasten te beperken. Een meerderheid van de instellingen neemt maatregelen ter bevordering van het kostenbewustzijn van medewerkers en past de organisatie aan op overbodige overhead. Tabel 26 Eigen maatregelen om de administratieve lasten te beperken Maatregelen < 10 10 - 40 40 - 100 mln. mln. mln.
>100 gemiddeld mln.
Invoering ander kwaliteitsmanagementsysteem Ander systeem van resultaatmeting
25%
11%
16%
7%
14%
-
22%
24%
20%
21%
Andere meting van cliënttevredenheid Maatregelen ter bevordering kostenbewustzijn medewerkers Ander systeem van kostprijsberekening en kostentoedeling Aanpassen organisatie op overbodige overhead, zoals invullen checklists Anders, nl…
13% 25%
22% 67%
20% 72%
7% 47%
16% 57%
13%
-
56%
20%
31%
25%
44%
60%
60%
52%
50%
44%
28%
67%
43%
In de categorie ‘Anders, namelijk’ geven instellingen aan dat de administratieve lasten enorm zijn gestegen en dat het nemen van maatregelen noodzakelijk is. Een paar instellingen geven aan dat zij overwegen te stoppen met Wmo-zorg of dat ze deze zorg willen afromen. Ook scholen instellingen begeleiders om tot ondersteuners en geven zij aan dat de hogere administratieve lasten soms ten koste gaan van het budget en de tijd voor de cliënt. Zo geeft een instelling aan een beknopter persoonlijk plan met de cliënt op te stellen. 3.3
Maatregelen om de kwaliteit van ondersteuning te verhogen Een ruime meerderheid van de instellingen noemt de volgende manieren om de kwaliteit van de ondersteuning te verhogen: bevorderen van de eigen regie van cliënten, investeren in de kwaliteit van professionals en innovatie. In de categorie ‘Anders, namelijk’ worden digitalisering/digitale ondersteuningstools en nieuwe methodieken en arrangementen genoemd. Ook is door een instelling aangegeven
16/25
RAPPORT MONITOR WMO EN JEUGD, DERDE METING
dat het gelet op de budgetkorting lastig is om de kwaliteit te verhogen; het behouden van de huidige kwaliteit stemt al tot tevredenheid. Tabel 27 Manieren om de kwaliteit van de ondersteuning te verhogen Manieren om de kwaliteit van de ondersteuning te verhogen Bevorderen eigen regie cliënten Investeren in kwaliteit professionals Innovatie Gebruik verbetermethode plan-do-check-act Gebruik cliëntervaringsinstrument uit de waaier Andere vormen, zoals….
17/25
% 87% 71% 70% 38% 38% 17%
RAPPORT MONITOR WMO EN JEUGD, DERDE METING
Hoofdstuk 4 Gevolgen van de decentralisaties 4.1
Gevolgen voor het personeelsbestand Een ruime meerderheid van de respondenten geeft aan dat hun instelling in 2014 is gekrompen. Dit varieert van 3% tot 7% van het personeelsbestand. Daarnaast verwachten zij dat hun instelling in 2015 verder zal krimpen. 30% van de instellingen met een omzet lager dan € 10 miljoen verwacht dit; bij de grotere instellingen verwacht een ruime meerderheid in 2015 verder te zullen krimpen. Opvallend is dat het bij de 30% van kleinere instellingen met een omzet lager dan € 10 miljoen die aangeven te moeten krimpen, gaat om een aanzienlijk deel van het personeelsbestand (21%). Bij de overige drie omzetcategorieën gaat het om 4% tot 7% van het personeelsbestand. De krimp in 2015 zal naar verwachting voornamelijk worden gerealiseerd door het beëindigen van tijdelijke contracten. 50% van de grote instellingen met een omzet van € 100 miljoen en hoger verwacht daarnaast ook mensen te moeten ontslaan. Tabel 28
4.2
Gevolgen voor personeelsbestand < 10 mln.
10 - 40 mln.
40 - 100 mln.
> 100 mln.
Ja, gekrompen in 2014 In fte (gemiddeld)
60% 4 fte
78% 14 fte
67% 41 fte
81% 53 fte
% van personeelsbestand
7%
3%
6%
3%
Ja, verwacht te krimpen in 2015 In fte (gemiddeld) % van personeelsbestand
30% 10 fte 21%
63% 19 fte 4%
56% 47 fte 7%
57% 73 fte 4%
Krimp 2015 door beëindiging tijdelijke contracten Krimp 2015 door gedwongen ontslagen
67% 33%
100% -
85% 15%
50% 50%
Gevolgen voor cliënten Het merendeel van de respondenten geeft aan dat er geen doelgroepen buiten het inkoopbeleid zijn gevallen of waarvoor het inkoopbeleid knelpunten oplevert. In de categorie ‘Anders, namelijk’ wordt echter aangegeven dat dit pas duidelijk wordt als bekend is hoe geïndiceerd gaat worden. Verder worden in deze categorie genoemd: cliënten op trainingscentra, GGZ-C-cliënten, KDC-kinderen, jeugdigen met extramurale zorg die ook onderwijs genieten, jonge kinderen en cliënten die nu nog een ZZP 1 of 2 indicatie hebben, die in 2015 afloopt.
18/25
RAPPORT MONITOR WMO EN JEUGD, DERDE METING
Tabel 29
Doelgroepen die buiten het inkoopbeleid zijn gevallen of waarvoor het inkoopbeleid
knelpunten oplevert Doelgroepen
4.3
Ja
Nee
Weet niet
Cliënten met een lichte verstandelijke beperking (LVB) en gedragsproblemen Cliënten met een verstandelijke beperking
17%
65%
17%
10%
75%
15%
Cliënten met ernstige meervoudige beperkingen (EMB) Cliënten met niet-aangeboren hersenletsel (NAH)
9% 6%
76% 74%
15% 20%
Cliënten met een lichamelijke beperking
4%
70%
26%
Cliënten met een zintuigelijke beperking
6%
60%
34%
Anders, namelijk:
32%
39%
29%
Continuïteit van de zorg Over continuïteit van de zorg worden wel in regionale overleggen afspraken gemaakt met gemeenten, zorgverzekeraars en cliëntorganisaties: 76% van de respondenten noemt dit als onderwerp van regionale afspraken. Ook noemt 45% de continuïteit in de relatie tussen cliënt en zorgverlener en noemt 41% specifieke afspraken over specifieke doelgroepen. Daarnaast noemt een meerderheid van 69% vernieuwing en innovatie als onderwerp van regionale afspraken en 61% noemt informatievoorziening. Een minderheid van 14% geeft aan dat over vastgoed en fricties op de arbeidsmarkt afspraken worden gemaakt. Tabel 30 Onderwerpen regionale afspraken Onderwerpen
%
Waarborgen continuïteit van zorg voor cliënten zoals bedoeld in het overgangsrecht
76%
Vernieuwing/innovatie Informatievoorziening Continuïteit in de relatie cliënt en zorgverlener Specifieke afspraken over specifieke doelgroepen Voorkomen van administratieve lasten Voorkomen van onnodige ontslagen Vragen op het gebied van vastgoed Niet van toepassing, er worden geen afspraken gemaakt
69% 61% 45% 41% 33% 14% 14% 10%
19/25
RAPPORT MONITOR WMO EN JEUGD, DERDE METING
Bijlage 1 De vragenlijst VGN Monitor Algemene gegevens Om te beginnen willen wij graag wat algemene informatie over uw organisatie ontvangen. Deze gegevens worden anoniem verwerkt. 1. Welke doelgroep(en) bedient uw organisatie? Meerdere antwoorden mogelijk. Cliënten met een lichamelijke beperking Cliënten met een lichte verstandelijke beperking (LVG) en gedragsproblemen Cliënten met een verstandelijke beperking Cliënten met niet aangeboren hersenletsel (NAH) Cliënten met ernstige meervoudige beperkingen (EMB) Cliënten met een zintuiglijke beperking Anders, namelijk 2. Wat is de totale jaaromzet (som der bedrijfsopbrengsten) van uw zorgorganisatie/concern? jaaromzet kleiner dan € 10 miljoen jaaromzet tussen de € 10 en € 40 miljoen jaaromzet tussen de € 40 en € 100 miljoen jaaromzet groter dan € 100 miljoen 3. Welk aandeel van uw totale jaaromzet wordt vanaf 2015 overgeheveld naar het gemeentelijk domein, de Zorgverzekeringswet en de Wet langdurige zorg? Geef een schatting per domein. Naar Wmo: ….% Naar de Jeugdwet: ….% Naar de Zvw: …% Naar de Wlz: ….% 4. Welk percentage cliënten van uw organisatie komt onder de verschillende domeinen te vallen? Naar Wmo: ….% Naar de Jeugdwet: ….% Naar de Wlz: ….% Naar de Zvw: …% Inkoop 5. Kunt u per onderwerp aangeven op hoeveel gemeenten dit voor uw organisatie betrekking heeft? Indien gemeenten het inkooptraject gezamenlijk uitvoeren, dan uitgaan van de individuele gemeenten uit het samenwerkingsverband a. Werkzaam in 2014 b. Deelname aan het inkooptraject Wmo c. Deelname aan het inkooptraject Jeugd d. Contract afgesloten voor uitvoering Wmo 2015 e. Contract afgesloten voor uitvoering Jeugd per subvraag: … gemeenten (aantal benoemen)
20/25
RAPPORT MONITOR WMO EN JEUGD, DERDE METING
6. Wat was de voornaamste reden om niet deel te nemen aan het inkooptraject en/of het niet afsluiten van een contract? Meerdere antwoorden mogelijk. a. U heeft er zelf voor gekozen om niet deel te nemen aan het inkooptraject b. U heeft er zelf voor gekozen om geen contract af te sluiten. c. De gemeente wilde geen contract aanbieden d. Niet van toepassing [Ga naar vraag 10] 7. [Indien 6=a] Waarom heeft u er zelf voor gekozen om niet deel te nemen aan een of meerdere inkooptrajecten? a. Vanwege ongunstige voorwaarden, tarieven etc. b. Vanwege een te beperkt aantal cliënten c. Anders, nl… 8. [Indien 6=b] Waarom heeft u ervoor gekozen om een of meerdere contracten niet te sluiten? o Vanwege ongunstige voorwaarden, tarieven etc. o Vanwege een te beperkt aantal cliënten o Anders, nl… 9. [Indien 6=c] Waarom wilden een of meerdere gemeenten uw organisatie geen contract aanbieden? o Omdat uw organisatie te klein van omvang is o Omdat het aanbod dat u wilt leveren niet door gemeenten wordt geboden o Omdat u geen integraal aanbod kunt leveren o Anders, nl …. o Weet niet 10. Welk type contract heeft u gesloten met gemeenten? Meerdere antwoorden mogelijk. In percentages Subsidieovereenkomst Raamcontract o.b.v. aanbesteding Contract voor dienstverlening aan een specifieke doelgroep Contract met productiebekostiging (pxq) Contract met resultaatbekostiging per populatie Contract met resultaatbekostiging per cliënt Contract voor functiebekostiging (beschikbaarheid voorziening) Anders, nl… 11. Bij hoeveel van de contracten is er sprake van hoofdaannemerschap of onderaannemerschap? a. Hoofdaannemerschap (percentage) b. Onderaannemerschap (percentage) c. Uw organisatie voert het contract alleen uit (percentage) Toelichting: geeft een schatting van het percentage waarbij de totale optelsom 100% is.
21/25
RAPPORT MONITOR WMO EN JEUGD, DERDE METING
12. In 2015 geldt nog een overgangsrecht voor huidige cliënten. Welke zorg is vooral bij u ingekocht? In percentages a. Continuïteit van de huidige AWBZ activiteiten in het kader van het overgangsrecht b. Dezelfde type activiteiten als in de AWBZ voor nieuwe cliënten c. Vernieuwende ondersteuningsarrangementen voor nieuwe cliënten d. Vernieuwende ondersteuningsarrangementen voor bestaande cliënten 13. Wat is voor de Wmo het kortingspercentage waarmee uw organisatie te maken krijgt ten opzichte van het in 2014 beschikbare budget? 14. Wat is voor Jeugd het kortingspercentage waarmee uw organisatie te maken krijgt ten opzichte van het in 2014 beschikbare budget? 15. Zijn de beschikbare budgetten, c.q. de hoogte van de tarieven, kostendekkend voor de kosten van de uitvoering van de door de gemeente gevraagde activiteiten? a. Ja, bij alle gemeenten b. Ja, bij de meeste gemeenten c. Ja, bij een/enkele gemeente d. Nee e. Onbekend/niet van toepassing 16. Welk type activiteiten biedt u aan in de Wmo 2015? Meerdere antwoorden mogelijk a. Algemene voorzieningen b. Maatwerkvoorzieningen c. Ik bied geen Wmo-activiteiten aan 17. [indien 16=a] Welke algemene voorzieningen biedt u aan? Meerdere antwoorden mogelijk Dagbesteding Sociaal-culturele voorziening Klussendienst Mantelzorgondersteuning Andere algemene voorziening namelijk 18. [indien 16=b] Welke maatvoorzieningen biedt u aan? Meerdere antwoorden mogelijk Individuele ondersteuning Dagbesteding Ondersteuning in groepsverband Advies Andere maatwerkvoorziening namelijk 19. Welke vormen van Jeugdhulp biedt u aan vanuit de Jeugdwet? Meerdere antwoorden mogelijk a. Jeugdhulp vanuit een wijk- of buurtteam b. Ambulante Jeugdhulp (thuis, op school, op locatie) c. Vroegdiagnostiek en behandeling d. Behandeling van jeugd LVB e. Logeren f. Anders, nl… g. Ik bied geen Jeugdhulp
22/25
RAPPORT MONITOR WMO EN JEUGD, DERDE METING
20. Zijn er doelgroepen die buiten het inkoopbeleid zijn gevallen of waarvoor het inkoopbeleid knelpunten oplevert? Ja Nee Weet niet Cliënten met een lichamelijke beperking Cliënten met een lichte verstandelijke beperking (LVB) en gedragsproblemen Cliënten met een verstandelijke beperking Cliënten met niet aangeboren hersenletsel (NAH) Cliënten met ernstige meervoudige beperkingen (EMB) Cliënten met een zintuiglijke beperking Anders, namelijk
Social return 21. Maakt social return onderdeel uit van de inkooptrajecten waaraan uw organisatie heeft deelgenomen? Ja, bij alle Ja, bij de meeste Ja, bij een/enkele Nee Onbekend/niet van toepassing 22. (indien het antwoord op de vorige vraag ja is) Op welke wijze maakt social return onderdeel uit van de inkooptrajecten? Meerdere antwoorden mogelijk. Social return als knock-out eis voor deelname contractering Contracteis van 5% Contracteis van ….% Verzoek plan van aanpak schrijven waarin staat beschreven hoe de organisatie omgaat met social return Social return is een bijzondere uitvoeringsvoorwaarde bij de overeenkomst Social return is een van de gunningscriteria Koppeling met doelstelling Participatiewet Aantoonbare invulling maatschappelijk verantwoorde onderneming (MVO) Administratieve lasten en kwaliteitseisen 23. Bent u aangesloten op VECOZO voor het digitaal berichtenverkeer volgens de iWmo standaarden? Ja Nee 24. Maken gemeenten in uw werkgebied gebruik van iWmo bij de inrichting van het proces van facturatie/declaratie? Ja, alle gemeenten Ja, de meeste gemeenten Ja, een enkele gemeente Nee Weet niet
23/25
RAPPORT MONITOR WMO EN JEUGD, DERDE METING
25. Is
het proces van facturatie en declaratie tijdig ingericht? Ja, bij alle gemeenten Ja, bij de meeste gemeenten Ja, bij een enkele gemeente Nee Weet niet
26. [Indien voorgaande vraag = optie 3 of 4] U geeft aan dat in een aantal gevallen het proces van facturatie /declaratie niet tijdig is ingericht. Hoe lossen de gemeente(n) dit op? Bevoorschotting Anders nl… Weet niet 27. Vanwege beleidsvrijheid kunnen gemeenten zelf bepalen hoe zij de Wmo 2015 inrichten. Dit kan leiden tot (grote) verschillen in beleid en uitvoering. In hoeverre hebben gemeenten in uw werkgebied verschillende keuzes gemaakt ten aanzien van verantwoordingseisen, kwaliteitseisen en registratie-eisen? Verantwoordingseisen kwaliteitseisen registratie-eisen Ja, zeer verschillend Ja, verschillend Ja, een beetje verschillend Nee, niet verschillend Weet niet 28. U geeft aan dat de eisen tussen gemeenten van elkaar verschillen. In hoeverre kunt u aan de eisen voldoen? Ja, dat lukt goed Ja, dat lukt Nee, dat wordt moeilijk Weet niet 29. Welke maatregelen neemt u zelf om de administratieve lasten te beperken? Meerdere antwoordcategorieën mogelijk Invoering ander kwaliteitsmanagementsysteem Ander systeem van resultaatmeting Andere meting van cliënttevredenheid Maatregelen om kostenbewustzijn bij medewerkers en management te bevorderen Ander systeem van kostprijsberekening en kostentoedeling Aanpassen organisatie op overbodige overhead, zoals het invullen van checklists Anders, nl… 30. Hoe verhoogt u de kwaliteit van de ondersteuning? Meerdere antwoorden mogelijk Gebruik cliëntervaringsinstrument uit de waaier Gebruik verbetermethode plan-do-check-act Investeren in kwaliteit professionals Bevorderen eigen regie cliënten Innovatie Andere vormen, zoals….
24/25
RAPPORT MONITOR WMO EN JEUGD, DERDE METING
Regionale afspraken 31. In elke Wmo regio worden transitietafels georganiseerd waar gemeenten, zorgverzekeraars, aanbieders en cliëntorganisaties samen regionale afspraken maken. Over welke onderwerpen worden regionale afspraken gemaakt? [meerdere antwoorden mogelijk] Waarborgen continuïteit van zorg voor cliënten zoals bedoeld in het overgangsrecht Continuïteit in de relatie cliënt en zorgverlener Voorkomen van onnodige ontslagen Vragen op het gebied van vastgoed Vernieuwing/innovatie Informatievoorziening Voorkomen van administratieve lasten Specifieke afspraken over specifieke doelgroepen Niet van toepassing, er worden geen afspraken gemaakt Niet van toepassing, wij nemen niet deel aan deze transitietafels Gevolgen decentralisaties voor personeel 32. Is uw organisatie in 2014 gekrompen als gevolg van de transitie? Toelichting: Naast het ontslaan van vast personeel verstaan we onder inkrimpen: het niet opvullen van vacatures die als gevolg van natuurlijk verloop zijn ontstaan en het beëindigen van tijdelijke contracten. Ja, …fte (= .. % van het totale personeelsbestand) Nee 33. Verwacht u dat uw organisatie in 2015 als gevolg van de decentralisaties genoodzaakt zal zijn om (verder) in te krimpen? Ja, …fte (= .. % van het totale personeelsbestand) Nee Weet niet 34. Indien ja, bij vraag 33 Hoe denkt u deze krimp te gaan realiseren? In percentage Via beëindigen van tijdelijke contracten Via gedwongen ontslagen 35. Uw gegevens worden geanonimiseerd verwerkt. Naast de vragenlijst interviewen we vertegenwoordigers van deelnemende organisaties om de uitkomsten te duiden en te verdiepen. Bent u bereid om deel te nemen aan een interview? ja nee weet niet 36. (indien vorige vraag = ja). Kunt u hieronder uw gegevens invullen zodat wij u kunnen benaderen? Naam Functie Telefoon E-mail
25/25
TELEFOON
070 - 310 3800 E-MAIL
[email protected] WEBSITE
www.bmconderzoek.nl