Raadsvergadering d.d. 12 november 2013 Agenda nr. 3 Onderwerp:
Programmabegroting 2014-2017
Aan de raad. Het nieuwe regeerakkoord Rutte II heeft grote invloed op de gemeenten. Taken worden gedecentraliseerd, er wordt gekort op de daarbij behorende budgetten en ook de begroting van het gemeentefonds moet een aanzienlijke bijdrage leveren aan de terugdringing van de tekorten op de rijksbegroting. Over de financiële gevolgen daarvan hebben wij U al uitgebreid geïnformeerd in de kadernota van 2013. Toen waren onze prognoses gebaseerd op de meicirculaire, nu hebben wij onze berekeningen afgestemd op de septembercirculaire, die na Prinsjesdag is verschenen. Desondanks zijn er nog veel onduidelijkheden. Pas na aanpassing van wetgeving en besluiten en na verwerking in de circulaires en uitkeringsbeschikkingen wordt duidelijk wat de exacte omvang van de aanstaande decentralisatie-operaties is. Een aantal maatregelen in het regeerakkoord bereikt pas in de jaren na 2017, tot uiterlijk 2025, zijn maximum financieel gevolg. De belangrijkste decentralisaties vanuit het rijk betreffen de jeugdzorg, de AWBZ en onderdelen van de Participatiewet. De AWBZ wordt door het rijk bij de overdracht fors versoberd. Veel voormalig AWBZ-gerechtigden gaan in het vervolg een beroep doen op de WMO. De WMO wordt inkomensafhankelijk gemaakt. Beiden leiden tot grote kortingen op de budgetten. Daartegenover staat dat er extra middelen beschikbaar komen voor maatwerkvoorziening in de vorm van inkomenssteun om de grootste problemen te kunnen verzachten. Ook bij de overdracht van de budgetten bij de jeugdzorg wordt een efficiencykorting doorgevoerd. In de sociale zekerheid en in de daarbij behorende budgetten verandert ook veel. De toegang tot de Wajong wordt beperkt en dus wordt op het budget, dat wordt overgedragen, flink gekort. Naast de financiële opgave zijn er ook nog veel risico’s te onderkennen, die grotendeels door het Regeerakkoord worden bepaald. Gevolgen van risico’s dienen zoveel mogelijk ondervangen dan wel beheerst te worden. Het is van belang om hier in een vroegtijdig stadium op voor te sorteren en rekening mee te houden. Hierna geven wij U een overzicht van de belangrijkste risico’s: • • • • •
De cijfers, wij merkten dat al op, zijn nog globaal. De cijfers voor de langere termijn dienen daarom als indicatie te worden gezien voor de grote opgave, die op onze gemeente afkomt. Onzeker is of de door het rijk ingeboekte opbrengsten door versobering of door efficiënter werken gerealiseerd kunnen worden. De ontwikkeling van de economie en werkloosheid kan leiden tot een groter beroep op de WWB en de bijzondere bijstand. De maatschappelijke gevolgen van de door het rijk doorgevoerde versobering van regelingen kunnen groot zijn. Groot risico is dat de wetgeving op een aantal belangrijke onderdelen nog moet worden aangepast of achterloopt op al ingeboekte bezuinigingen, waarvan de daadwerkelijke effecten nog niet bekend zijn.
Bij de presentatie van de kaderbrief 2013 hebben wij met de kennis van toen het verloop van de begrotingsresultaten vanaf 2014 als volgt geschetst: Planjaar Planjaar Planjaar Planjaar
2014 2015 2016 2017
-€ -€ -€ -€
1.993.459,1.916.676,2.326.801,2.881.201,-
1
Het verloop van de ramingen is met de inzichten van nu als volgt: Planjaar Planjaar Planjaar Planjaar
2014 2015 2016 2017
-€ -€ -€ -€
1.948.207,1.317.806,1.580.152,2.008.948,-
De uitkomst van het planjaar 2014 wijkt nauwelijks af. De verschillen vanaf 2015 zijn voornamelijk het gevolg van de taakstelling WMO, die nu in de meerjarenbegroting is verwerkt. Concreet gaat het dan om een bedrag van € 780.000,-. De begrotingskaders. Hierna sommen wij de kaders nog eens op, die bij de opstelling van de meerjarenbegroting zijn gehanteerd. De kaders zijn op 1 juli 2013 geactualiseerd:
Externe begeleidingskosten van grote projecten worden gedekt via extra inkomsten uit bouwleges (bijvoorbeeld het centrumplan);
Indien zich ná de vaststelling van de programmabegroting nieuwe prioriteiten aandienen, dient het college binnen het desbetreffende programma naar financiële dekking te zoeken, waarbij de raad te allen tijde het recht heeft om prioriteiten aan te passen of eerder vastgestelde kaders bij te stellen;
Bij een optredend tekort door een verlaging van de algemene uitkering moet een integrale afweging van álle beleid plaatsvinden, zodat dus álle programma’s in de discussie worden betrokken. In principe zal elk programma naar rato moeten bijdragen in de dekking van het tekort;
De belastingtarieven worden jaarlijks geïndexeerd. Nieuwe of aanvullende belastingmaatregelen worden alleen genomen als daarmee voor de burgers nieuwe voorzieningen worden gerealiseerd en/of nadat een zorgvuldige heroverweging van het bestaande uitgavenpatroon heeft plaatsgevonden;
Gemeentelijke diensten en producten moeten in beginsel kostendekkend zijn. Indien dat niet het geval is, moet worden aangetoond waarom volledige kostendekking niet reëel is;
De ramingen voor onderhoud van kapitaalgoederen moeten zijn onderbouwd met actuele onderhoudsplanningen;
De aanstaande bezuinigingen van het rijk worden één op één doorberekend aan de desbetreffende beleidsvelden en de taken die gedecentraliseerd worden, moeten budgettair-neutraal worden uitgevoerd, dus het beleid afstemmen op de middelen die het rijk voor de uitvoering beschikbaar stelt;
Bij het zoeken naar incidentele dekkingsmiddelen ter verkrijging van een sluitende begroting 2014 dienen de vigerende begrotingskaders zo veel mogelijk te worden gerespecteerd, waarbij een te grote aantasting van de reservepositie wordt voorkomen in verband met de weerstandscapaciteit;
2
Bij het opstellen van de nieuwe meerjarenbegroting dienen middelen te worden vrijgespeeld voor: -
De aanleg van kunstgrasvelden, een bedrag van € 482.000,-; Het herstellen van trottoirs, een bedrag van afgerond € 374.000,-; Het realiseren van maatregelen in het kader van de verkeersveiligheid, een bedrag van € 30.000,-; Het Project Limburg Economic Development, afgekort LED, een bedrag van totaal € 100.000,-, gelijkelijk verdeeld over de planjaren 2014 tot en met 2016; Acupunctuur kleine kernen, een bedrag van totaal € 1,5 miljoen, gelijkelijk te verdelen over de planjaren 2014 tot en met 2016, te putten uit de bestaande begroting via herprioritering;
De gemeentelijke bijdrage in de investeringskosten van het centrumplan is gemaximeerd op € 6,1 miljoen. Dat besluit heeft de raad genomen op 30 juni 2009. Kostenoverschrijdingen dienen binnen de toen vastgestelde investeringsbegroting te worden opgevangen, terwijl financiële meevallers op deelprojecten binnen het centrumplan beschikbaar blijven voor het opvangen van mogelijke tegenvallers op andere deelprojecten. De voor- en nadelen worden via de reserve “Uitvoering toeristische visie” geëgaliseerd. Zodra het centrumplan is afgerond, wordt de boekwaarde ineens afgewaardeerd. Dat levert een structureel voordeel op van bijna € 188.000,-. Hiermee is in de lopende meerjarenbegroting rekening gehouden;
Het beleid ten aanzien van het thema leefbaarheid zal in deze planperiode worden voortgezet. Dit impliceert dat het daaraan gerelateerde budget beschikbaar blijft. Het gereserveerde bedrag wordt de komende jaren vooral ingezet voor de ondersteuning van het proces van zelfsturing in de kernen en de coördinatie van het interne proces in de gemeentelijke organisatie ter ondersteuning van de zelfsturing;
In aansluiting op de ontwikkelingen in het kader van de zelfsturing moet ook met de verenigingen een proces in gang worden gezet om in een periode van vier jaar toe te werken naar een breed draagvlak voor de vorming van “verenigingen van de toekomst in Valkenburg aan de Geul”. Om dit mogelijk te maken wordt het subsidiebeleid herijkt;
Het breekfonds en het armoedebeleid worden gehandhaafd;
De ingezette processen tot verbetering van de gemeentelijke organisatie worden doorgezet. Bij het realiseren van die verbeteringen dient onder meer rekening te worden gehouden met de wettelijke verplichte inrichting van een KlantenContactCentrum, afgekort het KCC. Indien de inrichting van dit centrum extra formatie vergt of anderszins extra kosten met zich meebrengt, zal dat binnen de lopende meerjarenbegroting moeten worden opgelost. Voor wat de wijze van bedrijfsvoering betreft, moet worden gestreefd naar een kleine en slagvaardige organisatie, die de regie voert, waarbij de uitvoering door derden wordt verricht. De uitvoerende diensten worden zoveel als mogelijk verzelfstandigd, zodat ook een nieuwe dynamiek wordt gegeven aan de intergemeentelijke samenwerking;
Voor ons staat vast dat wij samenwerking moeten blijven opzoeken wanneer de kwaliteit van de dienstverlening daarmee is gediend en/of wanneer daarmee kostenbesparingen of continuïteitsverbeteringen kunnen worden gerealiseerd;
Uw raad kiest voor een sluitende begroting voor het planjaar 2014 en neemt taakstellingen op voor de tekorten in de planjaren 2015 tot en met 2017, waarbij wel mogelijke oplossingsrichtingen worden aangegeven. De concrete invulling van die taakstellingen wordt overgelaten aan de nieuwe raad en zal zodoende één van de belangrijkste onderwerpen zijn bij de coalitiebesprekingen.
3
De begroting 2014. De begroting 2014 sluit met een tekort van afgerond € 1.948.000,-. Hierin is een bedrag van € 919.000,- voor nieuw beleid verdisconteerd. Concreet gaat het dan om: a. b. c. d.
Kunstgrasvelden Herstellen van trottoirs Project LED Verkeersveiligheid
€ € € € €
482.000,374.000,33.000,30.000,919.000,-
Hierna geven wij U een samenvattend overzicht van de voorgestelde incidentele dekkingsmaatregelen voor het planjaar 2014. In hoofdstuk 4 worden de voorstellen nader toegelicht. • • • • • • •
Verlaging exploitatiebijdrage Polfermolen Bijstelling prognose parkeerexploitatie Verhoging taakstelling kapitaallasten Aframing eigen aandeel WWB Bijstelling prognose uitvoering WMO/WVG Onderuitputting investeringsprogramma Inzet algemene dekkingsreserve Per saldo
€ € € € € € € €
100.000,150.000,100.000,440.000,150.000,300.000,708.000,1.948.000,-
Voor de planjaren 2015 tot en met 2017 zijn bezuinigingstaakstellingen opgenomen, waaraan de nieuwe raad invulling zal moeten geven. Structureel gaat het dan om een bedrag van € 2,0 miljoen. In de komende maanden zullen wij per programma de keuzemogelijkheden inzichtelijk maken. Daarnaast gaan wij aan de slag met het in kaart brengen van alle taken, die op dit moment door onze ambtelijke organisatie worden aangepakt. Daarbij zal een onderscheid worden gemaakt tussen wettelijke/verplichte en niet-wettelijke taken. Vervolgens zullen wij de daarbij behorende kosten/baten in beeld brengen. De raad kan vervolgens besluiten om bepaalde taken niet meer uit te voeren of om de uitvoering op een andere wijze te organiseren. Wij zullen er zorg voor dragen dat alle (cijfer)materiaal tijdig gereed is, zodat na de verkiezingen een realistisch coalitieprogramma kan worden opgesteld. Want dat programma vormt de basis voor de programmabegroting 2015-2018. Onze voorstellen: Wij vragen Uw raad de gemaakte beleidskeuzes en –voornemens te accorderen en de voor de uitvoering daarvan benodigde financiële middelen beschikbaar te stellen, conform het in hoofdstuk 5 van deze programmabegroting opgenomen vaststellingsbesluit.
Het college van burgemeester en wethouders van Valkenburg aan de Geul,
w.g
w.g.
L.T.J.M. Bongarts gemeentesecretaris/algemeen directeur.
Drs. M.J.A. Eurlings burgemeester.
4
Inhoudsopgave.
Hoofdstuk 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 Hoofdstuk 2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 Hoofdstuk 3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7
Het programmaplan. Programma Programma Programma Programma Programma Programma Programma Programma
Openbare orde en veiligheid Verkeer, vervoer en waterstaat Economische zaken Onderwijs Cultuur en recreatie Sociale voorzi eningen en maatschappelijke dienstverlening Volksgezondheid en milieu Ruimtelijke ordening en volkshuisvesting
7 7 13 19 27 31 37 49 55
De algemene dekkingsmiddelen en de post “Onvoorzien”.
61
De algemene uitkering uit het gemeentefonds Lokale heffingen Dividend en beleggingen Saldo van de financieringsfunctie Saldo van het B.T.W.-Compensatiefonds De post “Onvoorziene uitgaven”
62 64 70 71 73 74
De paragrafen.
75
Weerstandsvermogen en risicobeheersing Onderhoud kapitaalgoederen Financiering Bedrijfsvoering Verbonden partijen Grondbeleid Demografische ontwikkelingen
75 89 91 96 101 113 114
Hoofdstuk 4
De uiteenzetting van de financiële positie.
127
Hoofdstuk 5
Het vaststellingsbesluit en de programma-autorisatie.
137
Bijlagen
Diverse overzichten.
139
Specificatie van aan de programma’s gekoppelde producten Baten en lasten per programma in meerjarig perspectief Investeringsprogramma planjaren 2014-2017
5
6
Hoofdstuk 1: Het programmaplan.
§ 1.1 Programma Openbare orde en veiligheid. Bestuurlijk verantwoordelijk Ambtelijk verantwoordelijk
: :
Dhr. drs. M.J.A. Eurlings Dhr. L.T.J.M. Bongarts
Thema 1: Veiligheid en leefbaarheid. Inleiding. De kern van dit programma is gericht op de veiligheid van burgers, bedrijven, instellingen en gasten van onze gemeente. Daar waar de veiligheid tekort schiet, is de ambitie van dit programma om dat tekort, binnen de mogelijkheden, te verkleinen. Veiligheid is verbonden met leefbaarheid. Leefbaarheid wordt voor een belangrijk deel bepaald door de (ervaren) veiligheid. Als we de veiligheid kunnen vergroten dan heeft dat meteen effect op de leefbaarheid. Uit het in 2009 gehouden veiligheid- en leefbaarheidsonderzoek bleek dat ruim 35% van de variatie in het oordeel over leefbaarheid wordt verklaard door de ervaren (on)veiligheid. Voor wat betreft het aspect leefbaarheid wordt verder verwezen naar het Programma Sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening. Relevante beleidsdocumenten. • • •
Beleidsplan integrale veiligheid en leefbaarheid; Toekomstvisie 2030; Nota “Meedoen in Valkenburg. Een andere kijk op participatie van burgers”.
Trends en ontwikkelingen. Gemeenten krijgen de regie over de veiligheid binnen de gemeentegrenzen. Ze stellen daartoe eens in de vier jaar een integraal veiligheidsplan vast. Basis voor dat plan is het verschaffen van een helder inzicht in het actuele veiligheidsbeeld en, als het mogelijk is, het zichtbaar maken van de factoren die van invloed zijn op dat beeld. Daartoe is in 2009 een onderzoek uitgevoerd. Dat onderzoek was zowel gericht op het objectief vast te stellen veiligheidsbeeld (politiegegevens) en het subjectieve veiligheidsbeeld (ervaring inwoners). De resultaten van het onderzoek dateren van augustus 2009. Op basis van die resultaten is in samenwerking met afvaardigingen van de diverse kernen, het Beleidsplan integrale veiligheid en leefbaarheid opgesteld, dat door de gemeenteraad in de vergadering van 28 juni 2010 is vastgesteld. In het tweede kwartaal van 2013 heeft het 4-jaarlijks onderzoek naar veiligheid en leefbaarheid plaatsgevonden. Op het moment van het samenstellen van deze programmabegroting waren de resultaten van het onderzoek nog niet bekend. Dit onderzoek zal weer de basis vormen voor toekomstig beleid. Tevens zal dit onderzoek uitwijzen of de beleidsdoelen zijn gehaald. Deze hadden met name betrekking op de leefbaarheid in de diverse kernen. Ingevolge de nieuwe Politiewet moet de burgemeester de gemeenteraad horen over het politiebeleidsplan. Het gemeentelijk integraal veiligheidsbeleid moet mede de input leveren voor het politiebeleidsplan. Beoogde maatschappelijke effecten. Een objectief en subjectief veilig Valkenburg aan de Geul.
7
Beschrijving van de aanpak. De uitslag van de enquête zal met de diverse kernoverleggen worden besproken. Vervolgens zal op basis van die reacties en de objectieve veiligheidscijfers van de politie een integraal veiligheidsplan worden opgesteld en aan de gemeenteraad ter vaststelling worden aangeboden. Het veiligheidsplan zal uitgaan van de vijf veiligheidsvelden zoals die inmiddels landelijk worden gehanteerd: 1. Veilige woon- en leefomgeving; 2. Bedrijvigheid en veiligheid; 3. Jeugd en veiligheid; 4. Fysieke veiligheid; 5. Integriteit en veiligheid. Dat wil echter niet zeggen dat voor iedere kern alle vijf de veiligheidsvelden van toepassing zullen zijn. Dat zal de analyse van de politiecijfers en de enquête moeten uitwijzen. Verder heeft de ervaring elders geleerd, dat het beter is het aantal actiepunten te beperken tot hooguit een vijftal prioriteiten. Burgerparticipatie zal een nog grotere rol gaan spelen bij de totstandkoming en uitvoering van het toekomstig veiligheidsbeleid. Met name zal ingezet worden op het terugdringen van de onveiligheidsgevoelens. Daarbij zal gerichte communicatie een vooraanstaande rol gaan spelen. Prestatie-indicatoren/kengetallen. De prestatie-indicatoren/kengetallen zullen worden vastgelegd in het integraal veiligheidsplan dat nog door de gemeenteraad vastgesteld moet worden. Beschikbare middelen. Voor de intensivering van het veiligheidsbeleid heeft de raad in 2009 eenmalig een bedrag beschikbaar gesteld van € 150.000,-. Dit bedrag wordt op basis van prioriteitstelling besteed. Thema 2: Toezicht en Handhaving in de fysieke leefomgeving. Inleiding. Toezicht en handhaving zijn instrumenten waarvan toepassing bijdraagt aan het vergroten van de leefbaarheid, duurzaamheid, gezondheid en veiligheid. Het gaat hierbij om toezicht en handhaving van regels binnen het domein van de fysieke leefomgeving. Meer concreet gaat het om naleving van regels op het gebied van milieu, ruimtelijke ordening, bouwen, (brand)veiligheid, APV en de bijzondere wetten. Het gaat dus om milieucontroles, bouwcontroles, maar ook om controles bij evenementen, beperking van overlast, toezicht in de openbare ruimte en de flexteamcontroles. Een breed spectrum aan activiteiten dus. Toezicht is te definiëren als activiteiten die worden uitgevoerd waarbij wordt gecontroleerd op de naleving van regels, zonder dat daarbij al een vermoeden bestaat van een overtreding. Handhaving is te zien als het toepassen van ter beschikking staande instrumenten, zoals de last onder dwangsom, de last onder bestuursdwang, het proces verbaal of de bestuurlijke strafbeschikking, om een geconstateerde overtreding te doen beëindigen en/of te bestraffen. Verderop is weergeven welke activiteiten er worden ontplooid en welke maatschappelijk effecten daarmee worden beoogd.
8
Relevante beleidsdocumenten. • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Integraal Toezicht en Handhavingsbeleid 2013-2016; Jaarlijks Toezicht en Handhavinguitvoeringsprogramma (HUP); Algemeen plaatselijke verordening; Nota kwaliteitsverbetering handhaving milieuwetgeving 2005-2006; Dienstverleningsovereenkomst met de gemeente Maastricht; Bouwverordening; Welstandsnota; Afvalstoffenverordening; Bodemnota, bodembeheerplan en bodemkwaliteitskaart; Beleidsnota Geurhinder, annex verordening; Beleidsnota Externe Veiligheid; Beleidsplan integrale veiligheid en leefbaarheid; Gemeentelijk Rioleringsplan 2010-2014; Gemeentelijk Waterplan 2008; Beleidsregels verbranden van afvalstoffen buiten inrichtingen; Bestemmingsplan Buitengebied; Bestemmingsplan “Kern Valkenburg”; Bestemmingsplan “Kernen Valkenburg aan de Geul”; Beleidsnota kampeerbeleid; Beleidsnota bed&breakfastvoorzieningen; Toekomstvisie 2030; Beleidsregel LKM; Beleidsregel voor bouwen en gebruik in strijd met planologisch regime.
Trends en ontwikkelingen. Met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) op 1 oktober 2010 is er veel veranderd voor de gemeente. Daar waar er vaak en veel wordt gesproken over de omgevingsvergunning is er op grond van de Wabo voor de gemeente ook veel veranderd op het gebied van toezicht en handhaving. In de Wabo (inclusief onderliggend Besluit omgevingsrecht en Ministeriële regeling omgevingsrecht) zijn eisen opgenomen waaraan de gemeente moet voldoen. Om aan (een deel van) deze eisen te voldoen, is er integraal toezicht en handhavingsbeleid opgesteld, is er een risicoanalyse uitgevoerd en wordt er een jaarlijks uitvoeringsprogramma opgesteld. Over de uitvoering daarvan wordt jaarlijks gerapporteerd. Naast de inwerkingtreding van de Wabo en de implicaties daarvan is de vorming van Regionale uitvoeringsdiensten (RUD’s) van belang. Landelijk is er bepaald dat er RUD’s dienen te worden opgericht, in principe op het niveau van de politieregio’s en op basis van een gemeenschappelijke regeling. Voor de RUD’s geldt een verplicht basispakket aan taken wat daarin wordt ondergebracht. Facultatief kunnen daaraan taken worden toegevoegd. In Zuid Limburg is daarover al veel discussie gevoerd. De exacte implicaties daarvan voor Valkenburg aan de Geul zijn thans nog niet exact duidelijk. Landelijk gaan er kwaliteitscriteria gelden aan welke de gemeente dient te voldoen. Deze criteria zijn deels kwantitatief, deels kwalitatief van aard. Daar waar de gemeente niet (geheel) aan de criteria kan voldoen, kan middels samenwerking met andere overheden alsnog aan de criteria worden voldaan. De inhoud en status van de criteria die gaan gelden, is nog niet definitief. Wel heeft de gemeente via een quickscan onderzocht of aan de huidige set van kwaliteitscriteria kan worden voldaan. Dat is maar deels het geval. Waar niet kan worden voldaan, zal de samenwerking worden opgezocht, al dan niet in een RUD. Doordat er landelijk steeds meer bedrijven onder algemene regels worden gebracht in plaats van een vergunningsplicht (denk bijvoorbeeld aan het Gebruiksbesluit en het Activiteitenbesluit) is er een verschuiving zichtbaar van vergunningverlening naar toezicht en handhaving. Aan toezicht en handhaving worden daardoor hogere eisen gesteld.
9
Beoogde maatschappelijke effecten. Het belangrijkste effect dat wordt nagestreefd, is dat burgers zich veilig voelen in onze gemeente en dat ook zijn. Daarnaast spelen zaken als leefbaarheid en duurzaamheid een belangrijke rol. Voor het domein van de fysieke leefomgeving zijn in voornoemd Integraal toezicht en handhavingsbeleid doelstellingen opgenomen. Daarin zijn ook de beoogde maatschappelijke effecten vervat. Daarbij zijn te noemen: • • • • • • •
Door frequent te controleren op zaken met hoge risico’s wordt de fysieke veiligheid vergroot; Toezicht en handhaving dragen daarnaast bij aan het vergroten van leefbaarheid, duurzaamheid en gezondheid en aan het behoud van de landschappelijk en ruimtelijke kwaliteit van de gemeente; Door (waar mogelijk) zoveel mogelijk aspecten te combineren in één controlemoment wordt de lastendruk voor burgers en bedrijven verlaagd; Als er binnen de prioritaire thema’s overtredingen worden geconstateerd dan wordt ervoor zorg gedragen dat deze ongedaan worden gemaakt; Toezicht en handhaving dragen bij aan een betere naleving van regels en daarmee aan het bereiken van de achterliggende doelstellingen van die regels; Werken volgens vaste en transparante procedures draagt bij aan het vergroten van de rechtsgelijkheid; Doordat er meer wordt gekeken na het naleefgedrag van individuele ondernemers en burgers en de toezichtslast (intensiteit van controles) daarop wordt aangepast, krijgt iedereen het toezicht dat hij/zij verdient.
Beschrijving van de aanpak. In de periode 2011-2012 is er integraal beleid geformuleerd waarin doelstellingen voor toezicht en handhaving zijn opgenomen en waarin is opgenomen hoe er in voorkomende gevallen wordt gehandeld. Ook zijn daarin prioriteiten opgenomen. Deze prioriteiten zijn gebaseerd op een probleemanalyse: welke zaken verdienen in onze gemeente aandacht. Belangrijkste criterium dat daarbij is gehanteerd, is veiligheid. Waar veiligheidsrisico’s (kunnen) spelen, wordt actief gecontroleerd. Daarnaast wordt er ook aandacht besteed aan die onderwerpen die burgers en bestuur als belangrijk hebben aangegeven. Daarbij hoeven er niet per sé veiligheidsrisico’s in het geding te zijn, maar gaat het om zaken als leefbaarheid, beperken van overlast en duurzaamheid. De prioriteiten zijn in een jaarlijks uitvoeringsprogramma vertaald in concrete uit te voeren activiteiten. Dit uitvoeringsprogramma wordt jaarlijks ter kennisname in de raad gebracht. Ook wordt er jaarlijks een jaarverslag opgesteld waarin verantwoording wordt afgelegd over de mate waarin de in het programma opgenomen activiteiten zijn uitgevoerd en de mate waarin de geformuleerde doelstellingen zijn bereikt. Ook dit jaarverslag wordt ter kennisname voorgelegd aan de raad. Prestatie-indicatoren/kengetallen. In het jaarlijkse uitvoeringsprogramma worden, zoals al gezegd, de in dat jaar uit te voeren activiteiten opgenomen. De te leveren prestaties liggen op die manier dus vast. Het voert te ver om deze hier in de programmabegroting integraal te herhalen. Volstaan wordt met verwijzing naar het jaarlijkse uitvoeringsprogramma. In het programma is niet alleen aangegeven welke activiteiten er worden uitgevoerd, maar ook welke inzet daarvoor nodig is. Dit is doorgerekend aan de hand van kengetallen. Deze zijn gedefinieerd als de gemiddelde tijdsbesteding voor de uitvoering van een activiteit. De gehanteerde kengetallen zijn integraal per activiteit terug te vinden in het jaarlijkse uitvoeringsprogramma. De voortgang van de uitvoering van het programma wordt middels monitoring gevolgd. Dat gebeurt op het niveau van uit te voeren activiteiten en tijdsbesteding. Tussentijds vindt (indien noodzakelijk) bijsturing plaats via de reguliere planning en controlcyclus. Verantwoording vindt plaats in het jaarverslag (inhoudelijk) en de jaarrekening (financieel). Beschikbare middelen. De middelen zijn verwerkt in de reguliere begroting.
10
Totaaloverzicht baten en lasten programma.
Programma Openbare orde en veiligheid Lasten
Realisatie 2012
Planjaar 2013
Planjaar 2014
Planjaar 2015
Planjaar 2016
Planjaar 2017
Bestaand beleid
1.831.645
1.849.551
1.834.408
1.860.333
1.877.722
1.905.082
18.000
18.000
18.000
18.000
Beleidsprogramma/dekkingsplan Toevoeging reserves
Totaal lasten
1.831.645 1.849.551 1.852.408 1.878.333 1.895.722 1.923.082
Programma Openbare orde en veiligheid Baten
Realisatie 2012
Planjaar 2013
Planjaar 2014
Planjaar 2015
Planjaar 2016
Planjaar 2017
-78.296
-82.298
-77.000
-77.000
-77.000
-77.000
-78.296
-82.298
-77.000
-77.000
-77.000
-77.000
Programma Openbare orde en veiligheid Saldo
Realisatie 2012
Planjaar 2013
Planjaar 2014
Planjaar 2015
Planjaar 2016
Planjaar 2017
Bestaand beleid
1.753.349
1.767.253
1.757.408
1.783.333
1.800.722
1.828.082
18.000
18.000
18.000
18.000
Bestaand beleid Beleidsprogramma/dekkingsplan Onttrekking reserves
Totaal baten
Beleidsprogramma/dekkingsplan Mutatie reserves
Totaal saldo
1.753.349 1.767.253 1.775.408 1.801.333 1.818.722 1.846.082
11
12
§ 1.2 Programma Verkeer, vervoer en waterstaat. Bestuurlijk verantwoordelijk Ambtelijk verantwoordelijk
: :
Dhr. C.M.H. van Melsen Dhr. ir. J.F. de Groot
Inleiding. In dit programma worden de activiteiten gepresenteerd die zijn gericht op de aspecten verkeer, vervoer en de openbare ruimte. De activiteiten hebben een grote relatie met het programma Economische zaken. De basis wordt dan ook gevormd door het coalitieakkoord 2010-2014 en de toekomstvisie. Meer specifieke relevante beleidsstukken zijn de raadsnota Centrumplan Valkenburg van juni 2009 en de gebiedsvisie Maastricht-Valkenburg. Deze beleidsstukken zijn weer de basis geweest voor diverse raadsbesluiten waarbij voor dit programma vooral de nota “Nieuwe verkeersstructuur, centrumplan hart voor Valkenburg” van juni 2011 van belang is. Ook voor dit programma kan het nieuw op te stellen Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL), dat in 2014 door Provinciale Staten wordt vastgesteld, gevolgen hebben. Met name geldt dit dan voor het thema mobiliteit. De bijzondere ligging van Valkenburg op een kruispunt van wegen, in combinatie met de autonome groei van het autoverkeer en de landelijke betekenis van de kern Valkenburg als toeristische trekpleister, heeft ervoor gezorgd dat de knelpunten op het gebied van verkeersveiligheid en doorstroming steeds groter zijn geworden. Verder wordt door het steeds meer toenemende autobezit en- gebruik de claim op het aantal beschikbare parkeerplaatsen in de openbare ruimte steeds hoger. Naast deze autonome ontwikkelingen zal ook in 2014 verder gewerkt worden aan de totale upgrading van onze gemeente om zodoende onze positie als toeristisch hart van het Heuvelland te versterken. Dit komt ook tot uiting in de afronding van de werkzaamheden in de openbare ruimte in het historisch centrum. Ook zal de start van de werkzaamheden van de nieuwbouw en opwaardering van het winkelcentrum van grote invloed zijn op de verkeersbewegingen in de kern Valkenburg. Verder wordt een start gemaakt met het daadwerkelijk uitvoeren van werkzaamheden in het zogenaamde City-park. Wat willen we bereiken? De inrichting en het beheer van de openbare ruimte zijn beeldbepalend voor de aantrekkelijkheid van een stad of dorp. Daarnaast is de verkeersafwikkeling zowel voor voetgangers, fietsers en auto’s van groot belang voor het gevoel van veiligheid en de beleving van de openbare ruimte. Uiteraard speelt ook de bereikbaarheid van de toeristische voorzieningen en parkeervoorzieningen een belangrijke rol. Dit alles zal moeten leiden tot een toename van toerisme binnen de regio en het creëren van een aangenaam verblijfsklimaat voor zowel de bestaande als de potentiële nieuwe inwoners en een goed vestigingsklimaat voor bedrijven. Hiermee worden de doelstellingen van diverse andere programma’s ondersteund. Dit programma is voorwaardenscheppend om een belangrijk deel van de doelstellingen van andere programma’s te kunnen realiseren. Maatschappelijke effecten. •
• •
Verbeteren van het verblijfsklimaat van de openbare ruimte, dit zowel op het gebied van de objectieve als ook de subjectieve veiligheid. Daarnaast is ook de belevingswaarde in ruimtelijke zin van groot belang. Naast de bebouwing speelt hierbij ook de inrichting en het gebruik van de openbare ruimte een grote rol; Komen tot een duurzaam gebruik van de openbare ruimte, waarbij met name ook de veiligheid van alle verkeersdeelnemers voorop staat met bijzondere aandacht voor de nietgemotoriseerde verkeersdeelnemers; Het beschikbaar houden van de verschillende parkeervoorzieningen voor de diverse doelgroepen.
13
Wat gaan we daarvoor in 2014 doen? Om de beoogde maatschappelijke effecten te kunnen realiseren, is een aantal thema’s binnen dit programma benoemd die samen met de thema’s uit de andere programma’s, die hieraan gerelateerd zijn, er voor moeten zorgen dat de gewenste ambities van de gemeente worden ingevuld. Thema 1: Verkeersveiligheid. Het beleidskader voor dit thema is te vinden in het gemeentelijk verkeersveiligheidsplan. In 2013 is het beleidsplan verkeersveiligheid door de raad vastgesteld. Bij de ontwerpen van nieuwe projecten zoals het centrumplan vormen de uitgangspunten van dit plan een belangrijk onderdeel. Dit geldt ook bij grootschalige reconstructies van wegen, die opgestart zijn vanuit onderhoudsoogpunt (bijvoorbeeld vervanging van riolering of grootschalig asfaltonderhoud). Ook hierbij zal ingezet worden op een integrale aanpassing van de openbare ruimte, waarbij ook aangesloten wordt bij de uitgangspunten van het verkeersveiligheidsbeleid. Bij de behandeling van de kadernota op 1 juli 2013 heeft de raad besloten om voor het oplossen van kleine knelpunten eenmalig voor het planjaar 2014 een bedrag van € 30.000,- in het beleidsplan op te nemen. Bij geplande wegreconstructies wordt zoveel mogelijk ingezet op een Duurzaam Veilige weginrichting. Voorbeelden van maatregelen zijn: aanleg (vrijliggende) fietsvoorzieningen, snelheidsremmers, nieuw type belijning etc. Een belangrijk project voor de verbetering van de recreatieve fietsmogelijkheden is het project in het Geuldal om tussen Maastricht en Schin op Geul recreatieve fietspaden te realiseren. De fiets- en wandelroutes verbinden Maastricht, Meerssen en Valkenburg en bieden vertrekpunten voor allerlei economische ontwikkelingen, die aan de versterking van de structuur van de vrijetijdseconomie bij zullen dragen. Dit doen we door te participeren in het project Landgoederenzone Maastricht– Meerssen–Valkenburg. Eind 2013 is gestart met de werkzaamheden die in 2014 een vervolg krijgen. Bij de ontwerpen voor de herinrichting van de openbare ruimte van het centrum is de verkeersveiligheid een belangrijk aandachtspunt. De eerste fasen zijn inmiddels afgerond. In 2014 zal vanuit het project Vestingstad Valkenburg een groter deel van het historisch centrum worden opgepakt. Thema 2: Mobiliteit. De kaders voor dit thema zijn vastgelegd in het mobiliteitsplan. De ambities in dit beleidsplan beperken zich tot algemene termen, zoals het verbeteren van de doorstroming van het verkeer en het opwaarderen van de openbare ruimte. Om te komen tot een SMART-formulering zullen deze concreter gemaakt moeten worden. Dat kan pas op het moment dat een duidelijke 0-meting voorhanden is. Vanuit deze optiek zou het wenselijk zijn om meer aandacht te besteden aan relevante verkeersgegevens. Zo zou een netwerk opgezet kunnen worden van telpunten en zouden stelselmatig de nodige onderzoeken (bijvoorbeeld rijtijdmetingen) uitgevoerd moeten worden. Om het verblijfsklimaat in het centrum te verbeteren (minder blik op straat, veiliger, minder stanken geluidsoverlast) is er een nieuwe verkeersstructuur ontwikkeld en vastgesteld. Dit plan wordt bij de herinrichtingsplannen van het centrum van de kern Valkenburg gefaseerd ingevoerd. In het kader van het centrumplan Hart voor Valkenburg is een onderzoek uitgevoerd naar de verkeersafwikkeling op de Reinaldstraat en de kruispunten met een verkeersregelinstallatie. Uit dit onderzoek zijn verbetermaatregelen naar voren gekomen. Deze maatregelen zijn inmiddels uitgevoerd. Dit moet leiden tot een betere doorstroming op de hoofdwegenstructuur. Medio 2013 is een aantal verbetermaatregelen in verband met ongewenste neveneffecten teruggedraaid. Dit zal naar verwachting leiden tot een verminderde doorstroming. Het is wenselijk om de situatie te monitoren en mogelijke alternatieven voor een verbeterde doorstroming in kaart te brengen.
14
Thema 3: Parkeren. De centrumplanontwikkelingen hebben gevolgen voor het gemeentelijke parkeerbeleid. Zo is in 2013 het autovrije gebied uitgebreid, hetgeen betekent dat parkeerplaatsen in het centrum zijn vervallen. Ter compensatie daarvan is voorzien in de aanleg van een ondergrondse parkeergarage. Voor de tussenliggende bouwfase zijn/worden er tijdelijke parkeerterreinen aangelegd. In 2014 wordt de papieren bewonersvergunning vervangen door een digitale parkeervergunning. Op basis van uitkomsten van parkeeronderzoeken kan bij de invoering daarvan gelijktijdig een aantal verbetermaatregelen worden ingevoerd. Met name het Walramplein verdient hierbij de nodige aandacht. Thema 4: Openbare verlichting. De centrumplannen zorgen voor een kwaliteitsimpuls van de openbare ruimte. Dit betekent dat op termijn - per deelgebied - ook de bestaande openbare verlichting zal worden vervangen door een nieuw type lichtmast (plus armatuur en lamp), dat bijdraagt aan een verfraaiing van de openbare ruimte. In het historische centrum en in het winkelcentrum is, in die delen die al heringericht zijn, de nieuwe verlichting al toegepast. Daarnaast speelt ook het aspect duurzaamheid een belangrijke rol. Bij ieder project zal een kritische afweging plaatsvinden of LED- verlichting mogelijk is. De raad heeft op 5 november 2012 het nieuwe Beleidsplan Openbare Verlichting 2012-2016 vastgesteld waarbij het uitgangspunt is dat het uitvoeringsprogramma binnen de bestaande budgetten wordt uitgevoerd. Hierbij mag de technische veiligheid niet in het gedrang komen. Bij reconstructieplannen van doorgaande wegen en woonstraten is voor de openbare verlichting de NPR de richtlijn. Thema 5: Onderhoud openbare ruimte. Het wegonderhoud binnen de gemeente vindt plaats op basis van de vigerende richtlijnen voor rationeel wegbeheer. Iedere twee jaar wordt er een weginspectie uitgevoerd voor alle verharde wegen binnen de gemeente. Aan de hand van de hieruit verkregen informatie wordt het onderhoudsprogramma opgesteld. Op basis van rationeel wegbeheer is de gehele onderhoudssituatie geïnventariseerd en is het gewenste onderhoudsbudget voor de komende jaren inzichtelijk gemaakt. Voor de resultaten van deze inventarisatie verwijzen wij U naar de paragraaf Onderhoud kapitaalgoederen. Naast de reguliere weginspecties is het wenselijk om vanuit een 4-tal invalshoeken een integraal onderhoudsplan op te zetten, waarbij gekeken wordt naar: • • • •
Riolering (onderhoud/vervangingswerkzaamheden riolering); Mobiliteit (bijvoorbeeld wenselijke aanleg van nieuwe wegen en verbreding van wegen); Veiligheid (bijvoorbeeld verkeersveiligheidsaspect); Kwaliteitsslag (bijvoorbeeld gewenste opwaardering openbare ruimte en ander materiaalgebruik).
De diverse deelaspecten dienen gecombineerd te worden uitgevoerd, zodat maximale efficiencywinst kan worden behaald. Voor het centrum van Valkenburg zijn vanuit deze 4 invalshoeken de plannen ontwikkeld. Op 1 juli 2013 heeft de raad besloten om in totaal een bedrag van € 470.000,- in het beleidsplan op te nemen voor het herstellen van trottoirs. Op basis van urgentie zal de prioriteit worden bepaald en waar mogelijk de combinatie worden gezocht met de werkzaamheden van Reggefiber. Een nieuw element bij het onderhoud van de openbare ruimte is de relatie tussen de onkruidbestrijding en het afkoppelen van regenwater. Door de afkoppeling en daardoor de directe lozing van regenwater op het oppervlaktewater is het gebruik van onkruidbestrijdingsmiddelen op het verhard oppervlak een actueel thema geworden.
15
Thema 6: Acupunctuur kleine kernen. In de kaderbrief zoals vastgesteld in de vergadering van 1 juli 2013 is opgenomen dat er een bedrag van € 1,5 miljoen (drie jaar € 500.000,-) voor acupunctuur kleine kernen wordt gefinancierd middels het inzetten of herprioriteren van middelen uit de bestaande begroting waarbij per project ingezet dient te worden op cofinanciering door de provincie. De vijf Heuvellandgemeentes en Maastricht zijn samen met de provincie bezig om een convenant op te stellen, dat de leefbaarheid en zelfsturing in kernen en wijken een significante impuls zal geven. Dat convenant heeft de intentie om via gerichte, strategische interventies (lokale acupunctuur) te stimuleren, dat burgers een actieve rol nemen bij het zelf vorm geven van acties, die de leefbaarheid van hun kern of wijk duurzaam op peil houden c.q. brengen. Daarbij gaat het om voorbeelden van een lokale aanpak, waarmee burgers hun gemeenschap opnieuw inrichten, zowel in fysieke als niet-fysieke zin. Hiervoor wil de provincie waarschijnlijk een bedrag van € 1,5 miljoen euro per gemeente ter beschikking stellen, verspreid over drie jaar, mits de betrokken gemeenten eenzelfde bedrag voteren. Wij zullen nagaan of er gelden uit bestaande budgetten via herschikking gegenereerd kunnen worden, om zodoende met succes een beroep te kunnen doen op die provinciale gelden. Uit een eerste globale verkenning blijkt dat de meeste projecten te maken hebben met het herinrichten of aanpassen van de openbare ruimte. In overleg met de diverse kernen zullen de mogelijkheden bekeken worden waarbij met name de cofinanciering vanuit bestaande budgetten van belang is. Wat mag het kosten? Per thema wordt aangegeven waar de benodigde bedragen uit geput worden. Verkeersveiligheid. De uitvoering van de herinrichtingsplannen voor het centrum maakt integraal onderdeel uit van de totale beschikbaar gestelde kredieten. Hiervoor verwijzen wij U naar het programma Economische zaken. Verder zijn er beperkt middelen beschikbaar vanuit het project zelfsturing/wijkgericht werken. De middelen voor de aanleg van de recreatieve fietspaden komen uit de gelden voor de gebiedsontwikkeling Maastricht-Valkenburg. Voor het totale project is € 4,8 miljoen beschikbaar. Valkenburg heeft hier € 500.000,- aan bijgedragen. Bij reconstructies maken de kosten voor de verbetering van de verkeersveiligheid onderdeel uit van het totale budget voor de reconstructie. Bij de behandeling van de kadernota op 1 juli 2013 heeft de raad besloten om voor het oplossen van kleine knelpunten eenmalig voor het planjaar 2014 een bedrag van € 30.000,- in het beleidsplan op te nemen. Mobiliteit. Voor het uitvoeren van tellingen is slechts een zeer beperkt budget beschikbaar. Parkeren. De middelen maken integraal deel uit van de investeringsbudgetten van het centrumplan. Van belang is hierbij ook de tarievenstructuur zoals opgenomen in het plan “Parkeren in Valkenburg”. Openbare verlichting. De middelen voor grotere aanpassingen maken deel uit van de budgetten van reconstructieplannen. Voor kleine incidentele aanpassingen kan geput worden uit de reguliere begrotingspost onderhoud en vervanging lichtmasten. De sierverlichting van de kademuren is onderdeel van het kademurenproject. De kwaliteitsimpuls van de verlichting in het centrum maakt onderdeel uit van de investeringsbegroting van het centrumplan. Onderhoud openbare ruimte. Naast de reguliere middelen heeft de raad op 1 juli 2013 besloten om € 470.000,- in het beleidsplan op te nemen voor het herstellen van trottoirs. Daarnaast is nog een restantbudget beschikbaar voor extra onderhoudswerkzaamheden aan de bruggen.
16
Acupunctuur kleine kernen. De middelen die voor de cofinanciering nodig zijn, moeten uit de bestaande begrotingsposten worden geput. Totaaloverzicht baten en lasten programma.
Programma Verkeer, vervoer en waterstaat Lasten
Realisatie 2012
Planjaar 2013
Planjaar 2014
Planjaar 2015
Planjaar 2016
Planjaar 2017
Bestaand beleid
4.132.082
3.698.739
3.430.412
3.655.166
3.638.338
3.612.622
Beleidsprogramma/dekkingsplan
767.699
1.255.812
1.264.339
1.297.451
Toevoeging reserves
393.946
Totaal lasten
4.132.082 3.698.739 4.592.057 4.910.978 4.902.677 4.910.073
Programma Verkeer, vervoer en waterstaat Baten
Realisatie 2012
Bestaand beleid
-1.803.344 -2.476.709 -2.631.646 -3.078.814 -3.102.294 -3.294.030
Planjaar 2013
Planjaar 2014
Planjaar 2015
Planjaar 2016
Planjaar 2017
Beleidsprogramma/dekkingsplan Taakstellingen Onttrekking reserves Totaal baten
-377.423
-365.223
-173.487
-1.803.344 -2.476.709 -2.631.646 -3.456.237 -3.467.517 -3.467.517
Programma Verkeer, vervoer en waterstaat Saldo
Realisatie 2012
Planjaar 2013
Planjaar 2014
Planjaar 2015
Planjaar 2016
Planjaar 2017
Bestaand beleid
2.328.738
1.222.030
798.766
576.352
536.044
318.592
767.699
1.255.812
1.264.339
1.297.451
393.946
-377.423
-365.223
-173.487
Beleidsprogramma/dekkingsplan Taakstellingen Mutatie reserves Totaal saldo
2.328.738 1.222.030 1.960.411 1.454.741 1.435.160 1.442.556
17
18
§ 1.3 Programma Economische zaken. Bestuurlijk verantwoordelijk Ambtelijk verantwoordelijk
: :
Dhr. W.J.M. Thijssen Dhr. ing. B.F.H. Mennens
Inleiding. In dit programma worden de activiteiten gepresenteerd die zijn gericht op het economisch functioneren van de gemeente Valkenburg aan de Geul. De kern waarop de beleidsvoornemens zijn gebaseerd is de Toekomstvisie 2030, de Agenda Valkenburg – Hart voor Valkenburg - en de Gebiedsvisie “Eén groene weldadige stad van de Gebiedsontwikkeling Maastricht-Valkenburg”. Voor dit programma zijn de relevante onderdelen uit deze visies uitgewerkt in projecten. De focus ligt op het versterken van het kwaliteitstoerisme ter bevordering van de werkgelegenheid en het welzijn en welbehagen van onze inwoners en bedrijven. In deze tijden van economische crisis kiest Valkenburg aan de Geul bewust voor het anticyclisch investeren. Nú de basis leggen voor een gezonde toekomst. Wat willen we bereiken? Met dit programma willen wij realiseren dat de werkgelegenheid tenminste behouden blijft en zo mogelijk kan groeien. Door overheidsinvesteringen in het publieke domein willen wij stimuleren dat ook private partijen gaan investeren in vernieuwing van het aanbod. Het totale toeristische product moet daarmee een impuls krijgen waardoor nieuwe bezoekersstromen ontstaan die gemiddeld meer besteden. Valkenburg blijft bewust kiezen voor het profiel van een historische stad, de vestingstad in een schitterend landschap. Daarbinnen passen nieuwe initiatieven op het gebied van zorgtoerisme, wellness en kunst & cultuur. Maatschappelijke effecten. De gemeente beschikt vanuit haar eigen administratie over een drietal indicatoren, die in zekere zin aangeven hoe het met de bezoekersaantallen in Valkenburg gaat. Dit betreft het aantal overnachtingen (op basis van de aangifte toeristenbelasting), de aantallen bezoekers in de gemeentegrot en de parkeerinkomsten. Door deze cijfers met elkaar in verband te brengen en de trend over de jaren maar ook over de maanden in de jaren te volgen, ontstaat een redelijk beeld van de fluctuaties in de bezoekersstromen. Het geeft géén beeld van de totale bezoekersstromen of de bestedingen van de bezoekers. Via het Etil ontvangen wij jaarlijks de werkgelegenheidscijfers. Dit levert het volgende overzicht van effectindicatoren op: Effectindicator Aantal arbeidsplaatsen Aantal overnachtingen Aantal bezoekers Gemeentegrot Parkeerinkomsten
Resultaat 2011 6.683 1.159.517 94.522 1.727.797
Resultaat 2012 6.523 1.142.487 90.908 1.636.563
Begroot 2013 6.480 1.100.000 90.000 2.086.036
Begroot 2015 6.550 1.100.000 145.000 2.534.794
Gezien de bouwfase waarmee het winkelcentrum en het historische centrum de komende jaren te maken krijgen, zijn wij voorzichtig met het prognosticeren van groei. Wij verwachten met name na het jaar 2015 de effecten van deze projecten.
19
Wat gaan we daarvoor in 2014 doen? Om deze beoogde maatschappelijke effecten te kunnen realiseren is een aantal thema’s benoemd. De verwachting is dat deze gezamenlijk de ambities van dit programma zouden kunnen realiseren. Thema Thema Thema Thema Thema Thema Thema Thema Thema
1: 2: 3: 4: 5: 6: 7: 8: 9:
Realisatie Centrumplan; Toeristisch economische visie; Leeuw Brouwerij; GLOEI; Herstel historische vestingstad; Innovatie gemeentegrot; Kasteel Oost; Evenementen en Citymarketing; Overige activiteiten.
Thema 1: Realisatie Centrumplan. Het centrumplan vindt zijn basis in de in 2007 opgestelde agenda voor Valkenburg. De eerste fase betreft een geleidelijke en gefaseerde upgrading van enkele bepalende locaties in het centrum. Hieronder valt het realiseren van een parkeergarage, het herinrichten van de straten, de herontwikkeling van het gebied vanaf de Albert Heijn tot aan de Hema, het creëren van logische looplijnen en het toevoegen van een aantal nieuwe gebouwen. Het plan vergt van de gemeente een investering van € 6,1 miljoen in de onrendabele top. Voor de herontwikkeling van het winkelcentrum en de herinrichting van de openbare ruimte is een projectorganisatie ingericht. In 2013 is gestart met de bouw van een tijdelijk winkelcentrum en de verhuizing van de winkels naar dit tijdelijke winkelcentrum. Eind 2013 zullen de huidige winkels gesloopt worden. In 2014 wordt gestart met de bouw van het nieuwe winkelcentrum met parkeergarage. Andere locaties die binnen de agenda Valkenburg aandacht krijgen en waar nieuwe ontwikkelingen beoogd worden en die bijdragen aan de maatschappelijke effecten zijn onder andere de Leeuwbrouwerij, de tuinen van Valkenburg, de Plenkertstraat (Cultuurstraat), klooster Boslust en de groene vleugels richting Schin op Geul en Houthem. De uitvoering van de agenda Valkenburg zal zich over verschillende jaren uitstrekken. Thema 2: Toeristisch economische visie. In 2001 is de Toeristische visie “Valkenburg Leeft” vastgesteld. Een visie voor de economischtoeristische ontwikkeling van Valkenburg tot en met 2015. In 2012 is de raad gestart met een proces om te komen tot een overall toekomstvisie voor Valkenburg aan de Geul. Deze visie zal in 2013/2014 worden vastgesteld. Mede op basis van de uitgangspunten van de toekomstvisie, een evaluatie van de huidige toeristische visie en nieuwe trends en ontwikkelingen, zal in 2014 een proces gestart worden om te komen tot een nieuwe toeristisch-economische visie. Deze zal uiterlijk in 2015 vastgesteld worden. Thema 3: Leeuw Brouwerij. De gemeente is in 2012 eigenaar geworden van de Leeuw Brouwerij. Daartoe hebben de gemeente en de Provincie ieder € 1,5 miljoen bijgedragen. Met de Provincie zijn afspraken gemaakt over de ontwikkeling van de Leeuw Bierbrouwerij. Voor de ontwikkeling van het Brouwerij terrein wordt langs twee lijnen gewerkt: een ten behoeve van de consolidatie van de gebouwen (voor de consolidatie van met name het Rijksmonument heeft de raad tijdens de behandeling van de kadernota in 2013 geld beschikbaar gesteld) en een ten behoeve van het implementeren van een nieuw concept.
20
De kracht, de sterktes en de authentieke waarden van Valkenburg en omgeving vormen de basis voor de verdere ontwikkeling van het brouwerijterrein en de gewenste positionering. De ontwikkeling zal zich richten op thema’s zoals gezonde lifestyle, gezonde voeding, wellness, mindfulness, sport & bewegen en zorgtoerisme. De terreinen tussen de Geul en de Beatrixsingel zijn door de aankoop eveneens in eigendom van de gemeente gekomen. Deze gronden vormen een belangrijke schakel in de overgang van het stedelijk groengebied (Odapark) naar het buitengebied met het natuurgebied Ingendael. Het terrein ten oosten van de toegangsweg wordt eveneens betrokken bij de oplossing van de hoogwaterproblematiek van de Geul en voor eventuele maatregelen die een gevolg zijn van het opnieuw stuwen van de Geul om zodoende het waterrad weer te laten functioneren. Thema 4: GLOEI. Met de gemeente Peel en Maas en de Provincie zijn contacten gelegd om het concept “GLOEI” ook in de gemeente Valkenburg aan de Geul te implementeren. GLOEI is een innoverend kennisplatform, georganiseerd op basis van een corporatie-model, dat zich inzet voor de verduurzaming van de lokale omgeving en de leefomgeving. Mensen uit alle geledingen van de samenleving met een passie voor duurzaamheid bundelen kun krachten, delen kennis en inspireren elkaar om met verduurzaming aan de slag te gaan. Deze groep mensen kan bestaan uit vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, het onderwijs, particulieren, de agrarische sector, de overheid en maatschappelijke organisaties. Zo verbindt GLOEI de vijf O’s: Ondernemers, ‘van Onderop’, Onderwijs, Onderzoek en Overheid. In 2014 zullen wij een dergelijk project gaan opzetten met als doelstelling een corporatie op te richten van genoemde partijen die concrete projecten realiseren op het gebied van duurzaamheid en die daadwerkelijk een impuls geven aan de leefomgeving en aan het ondernemerschap in Valkenburg aan de Geul. Thema 5: Herstel historische vestingstad. In de “Agenda Valkenburg” is een belangrijk project benoemd dat voorziet in het zichtbaar en beleefbaar maken van de oude vestingstad. Om dit te verwezenlijken zijn in 2012 de belangrijkste straten (Berkelstraat, Muntstraat en Grotestraat Centrum) heringericht. Tevens is een plan gemaakt voor de restauratie van de Grendelpoort, het herbouwen van de Geulpoort, het inrichten van de overige straten in het historische centrum en het aanleggen van een stadsgracht tegen de stadsmuur in het Halderpark. In 2013 zijn deze projecten verder uitgewerkt en is met behulp van subsidies van de Provincie de financiële haalbaarheid gerealiseerd. De subsidievoorwaarden verlangen dat de projecten integraal (als vestingstad ensemble) worden uitgevoerd en voor eind 2014 zijn gerealiseerd. Daarop wordt in 2014 vol ingezet. Thema 6: Innovatie gemeentegrot. In 2011 is in beeld gebracht welke nieuwe initiatieven aan de exploitatie van de gemeentegrot toegevoegd kunnen worden. De raad heeft de ambitie uitgesproken om van de gemeentegrot een “kunst- en cultuurtempel” te maken. Nieuwe initiatieven moeten een nieuw bezoekmotief voor de gemeentegrot vormen en daardoor hogere bezoekersaantallen genereren. In 2013 hebben 2 partijen een businessplan ingediend voor een nieuwe attractie in de Gemeentegrot. Beide partijen hebben vervolgens besloten samen op te trekken en één geïntegreerd concept aan te bieden. De verwachting is dat dit in de tweede helft van 2013 vastgelegd wordt en in 2014 geïmplementeerd kan worden. Per 1 januari 2013 is de exploitatie van de gemeente ondergebracht bij de Exploitatiemaatschappij Polfermolen BV. Thema 7: Kasteel Oost. In 2012 is de huurovereenkomst met AB-Inbev geëindigd. De gemeente wil voorwaarden scheppen om Kasteel Oost in goede conditie te houden en zowel het Kasteel als het park openbaar toegankelijk te houden. 21
De gemeente is in 2013 naar nieuwe partners (ideële stichting) op zoek gegaan die bij deze visie passen. Tevens is bij de Provincie een subsidie van € 500.000,- verkregen voor het in oude staat herstellen van het landgoed Kasteel Oost. De raad heeft bij de behandeling van de kaderbrief 2013 deze subsidie veilig gesteld door eenzelfde bedrag te reserveren. Eind 2013 zal duidelijkheid ontstaan op welke wijze Kasteel Oost met de gemeente verbonden blijft en hoe de nieuwe eigenaar/huurder verhoudingen eruit komen te zien. In 2014 kan deze nieuwe situatie geïmplementeerd worden. Thema 8: Evenementen en Citymarketing. Valkenburg aan de Geul is een actieve gemeente met een groot aantal ambities, die wij de komende periode verder uitwerken in een “Strategische Citymarketing Visie”. Het zal een lange termijn visie zijn die op hoofdlijnen (speerpunten) is gestoeld en als wezenlijk onderdeel een praktisch plan van aanpak kent dat jaarlijks bijgesteld kan worden. Met de visie en uitwerking daarvan willen we onze positie als “bruisende en levende stad” in optima forma uitdragen en versterken. Binnen die strategische visie hoort ook de ontwikkeling van ons beleid met betrekking tot evenementen. Valkenburg aan de Geul heeft zich de afgelopen jaren ontwikkeld tot een bruisende en actieve evenementenstad waarin organisatoren van en bezoekers aan grote (internationale) evenementen zich thuis voelen. Binnen de te ontwikkelen visie op citymarketing en evenementen moet zorgvuldig omgegaan worden met de beschikbare capaciteit van de gemeente en hulpdiensten om evenementen te kunnen hosten en ook is de acceptatie van inwoners en bedrijven van groot belang. Evenementen die verworven kunnen worden, moeten passen binnen de speerpunten en hoofdlijnen die in het Citymarketingbeleid verankerd worden. In 2012 heeft de gemeente topevenementen gehad zoals Red Bull Crashed Ice, Amstel Gold Race en het WK Wielrennen. Het nieuwe Citymarketingbeleid wordt in 2013 aan de gemeenteraad ter besluitvorming voorgelegd. Thema 9: Overige activiteiten. Vanuit het programma Economische zaken worden diverse andere projecten aangejaagd of ondersteund: • • •
Op basis van de evaluatie van het Museum Land van Valkenburg en het raadsbesluit om de subsidie in 2 jaar af te bouwen, in samenspraak met het museum de huidige huisvesting en eventuele alternatieven in beeld brengen; De verkoop van het Pradoegebouw ten behoeve van een nieuwe economische ontwikkeling in dit gebouw op het gebied van wellness, zorg, leisure/toerisme en (semi-)zakelijke dienstverlening; Het organiseren van overlegtafels met ondernemers, gerelateerd aan actuele thema’s.
22
In de onderstaande tabel zijn alle in 2014 te realiseren prestaties door de gemeente nog eens samengevat. Thema/activiteit Realisatie Centrumplan Toeristisch economische visie Leeuw Brouwerij GLOEI Herstel historische vestingstad Innovatie gemeentegrot Kasteel Oost Evenementen en Citymarketing Overige activiteiten
Te leveren prestaties 2014 Realisatie tijdelijk winkelcentrum. Start bouw nieuwe winkelcentrum. Start proces om te komen tot een nieuwe toeristischeconomische visie. Het Rijksmonument consolideren. Een nieuw exploitatieconcept ontwikkelen. Het oprichten van een corporatie die concrete projecten realiseert op het gebied van duurzaamheid. Het project vestingstad integraal realiseren door de bouw van de Geulpoort, de herinrichting van de straten, de restauratie van de Grendelpoort en het realiseren van een stadsgracht tegen de stadsmuur in het Halderpark. De implementatie van een nieuwe attractie. Het eigendom laten overnemen door een ideële stichting. Vastleggen van een citymarketingbeleid. In relatie tot het afbouwscenario van het subsidie voor het museum de huisvesting en mogelijke alternatieven in kaart brengen. Verkopen van het Pradoegebouw. Voeren van overlegtafels met verschillend samengestelde ondernemersgroeperingen.
Wat mag het kosten? Om de hiervoor beschreven thema’s te kunnen realiseren, zijn budgetten nodig. Daarvoor stelt de raad dan ook middelen ter beschikking. Welke middelen beschikbaar zijn voor de realisering van dit programma worden hierna weergegeven. Daarbij is een onderscheid gemaakt in budgetten die een min of meer vast karakter hebben en budgetten die direct in verband staan met de beschreven prestaties in 2014. Realisatie Centrumplan. Voor het centrumplan Valkenburg heeft de raad € 6,1 miljoen gevoteerd ter dekking van de onrendabele top. Deze € 6,1 miljoen is door verschillende heffingsmaatregelen bijeen gebracht. De Provincie Limburg draagt via het regiofonds van de gebiedsontwikkeling Maastricht-Valkenburg € 6 miljoen in de onrendabele top bij. Toeristisch economische visie. De eventuele kosten hiervoor zullen afgedekt worden uit het budget Economische activiteiten. Leeuw Brouwerij. De raad heeft via de kaderbrief van 2011 € 1,5 miljoen gereserveerd voor de strategische aankoop van bierbrouwerij de Leeuw. De Provincie Limburg draagt via het regiofonds van de gebiedsontwikkeling Maastricht-Valkenburg eveneens € 1,5 miljoen bij in de aankoop van bierbrouwerij de Leeuw. In 2013 is aanvullend € 685.000,- beschikbaar gesteld. Enerzijds als cofinanciering van extra verkregen subsidies, anderzijds voor de consolidatie van het Rijksmonument. GLOEI. De eventuele kosten hiervoor zullen afgedekt worden uit het budget Economische activiteiten.
23
Herstel historische vestingstad. Voor het herstel van de historische vestingstad zijn de volgende middelen beschikbaar: • € 1,5 miljoen ter dekking van de herinrichtingskosten van de openbare ruimte; • € 0,8 miljoen uit de middelen van het Gemeentelijk Riolerings Plan ter vervanging van de riolering in de straten die heringericht worden; • € 400.000,- uit het regiofonds van de gebiedsontwikkeling Maastricht-Valkenburg als bijdrage in de kosten voor het herbouwen van de Geulpoort; • € 375.000,- uit het regiofonds van de gebiedsontwikkeling Maastricht-Valkenburg als bijdrage in de kosten voor het herstel van de Grendelpoort; • € 375.000,- gereserveerd in de kaderbrief 2011 als bijdrage in de kosten voor het herstel van de Grendelpoort; • € 375.000,- uit het regiofonds van de gebiedsontwikkeling Maastricht-Valkenburg als bijdrage in de kosten voor de versmalling van de Geulbruggen; • € 375.000,- gereserveerd in de kaderbrief 2011 als bijdrage in de kosten voor het versmallen van de Geulbruggen; • € 0,5 miljoen uit de Provinciale middelen uit de zogenaamde “Bouwmotie”; • € 2,0 miljoen uit het regiofonds van de gebiedsontwikkeling Maastricht-Valkenburg als bijdrage in de kosten voor het terugbrengen van het totale ensemble van de vestingstad. Innovatie Gemeentegrot. De kosten voor het innoveren van de activiteiten in de Gemeentegrot dienen binnen de exploitatie te worden opgevangen. De onderbouwing van kosten en opbrengsten zal door middel van een businesscase gepresenteerd worden. Kasteel Oost. Binnen de combinatie van waarde van vastgoed, waarde van ondergrond, achterstallig onderhoud, huurwaarde en Provinciale subsidie, zal gezocht worden naar een nieuwe eigenaar. Evenementen en Citymarketing. De gemeente stelt jaarlijks afgerond € 100.000,- beschikbaar aan de Stichting Stimuleringsfonds Evenementen. Deze stichting werkt samen met de gemeente en stimuleert met name evenementen die een bijdrage leveren aan de uitgangspunten van het evenementenbeleid en toekomstige citymarketing beleid.
24
Totaaloverzicht baten en lasten programma.
Programma Economische zaken Lasten
Bestaand beleid
Realisatie 2012
Planjaar 2013
Planjaar 2014
Planjaar 2015
Planjaar 2016
Planjaar 2017
77.902
79.332
79.191
79.085
75.807
75.873
41.800
41.800
41.800
8.500
Beleidsprogramma/dekkingsplan Toevoeging reserves
Totaal lasten
Programma Economische zaken Baten
Bestaand beleid
77.902
79.332
120.991
120.885
117.607
84.373
Realisatie 2012
Planjaar 2013
Planjaar 2014
Planjaar 2015
Planjaar 2016
Planjaar 2017
-467.217
-430.974
-286.464
-286.464
-274.355
-238.025
-467.217
-430.974
-286.464
-286.464
-274.355
-238.025
Realisatie 2012
Planjaar 2013
Planjaar 2014
Planjaar 2015
Planjaar 2016
Planjaar 2017
-389.315
-351.642
-207.273
-207.379
-198.548
-162.152
41.800
41.800
41.800
8.500
-165.473
-165.579
-156.748
-153.652
Beleidsprogramma/dekkingsplan Onttrekking reserves
Totaal baten
Programma Economische zaken Saldo
Bestaand beleid Beleidsprogramma/dekkingsplan Mutatie reserves
Totaal saldo
-389.315
-351.642
25
26
§ 1.4 Programma Onderwijs. Bestuurlijk verantwoordelijk Ambtelijk verantwoordelijk
: :
Dhr. drs. H.M.L. Dauven Dhr. ing. B.F.H. Mennens
Inleiding. In dit programma worden de activiteiten gepresenteerd, die zijn gericht op de taken die de gemeente heeft op het gebied van onderwijs. De gemeente draagt – naast het handhaven van de leerplicht en het organiseren van het leerlingenvervoer - zorg voor goede huisvesting van alle scholen voor primair, voortgezet en voortgezet speciaal onderwijs en levert daardoor een belangrijke voorwaardelijke bijdrage aan de kans op kwalitatief goed onderwijs voor alle leerlingen. De beleidsvoornemens worden vooral vanuit wettelijke kaders bepaald. Ten aanzien van de huisvesting van basisscholen binnen de gemeente heeft Uw raad in 2012 het integraal huisvestingsplan basisonderwijs vastgesteld. Wat willen we bereiken? • • •
Uitvoering geven aan het integraal huisvestingsplan basisonderwijs 2012; Het realiseren van adequate onderwijshuisvesting zodat het onderwijs doorgang kan vinden; Een overlegstructuur realiseren om het ondersteuningsplan (welke ondersteuning wordt geboden aan kinderen met speciale behoeftes) van Passend Onderwijs te bespreken en af te stemmen met de ondersteuning en hulpverlening die geboden wordt in het kader van Jeugdbeleid.
Maatschappelijke effecten. • •
Er zijn voldoende en adequate schoolgebouwen voor het aantal kinderen in Valkenburg aan de Geul met een evenwichtige spreiding; Kinderen met een handicap of gedragsproblemen wordt een passende onderwijsplek geboden. Dat kan in het speciaal onderwijs, of met extra begeleiding op een gewone school. Indien kinderen ook jeugdhulp nodig hebben, wordt een integraal plan opgesteld.
Wat gaan we daarvoor in 2014 doen? We hebben twee thema’s, die in 2014 actueel zijn: Thema 1: Huisvesting Onderwijs; Thema 2: Passend Onderwijs. Thema 1: Huisvesting Onderwijs. De gemeente is wettelijk verantwoordelijk voor het voorzien in een adequate huisvesting van schoolgebouwen. Dit is geregeld in de verordening “Voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Valkenburg aan de Geul”. Voor de scholen in het primair onderwijs dient de gemeente op basis van deze verordening gelden beschikbaar te stellen voor groot onderhoud aan de buitenkant van het gebouw (exclusief schilderwerk kozijnen). Tevens is de gemeente verantwoordelijk voor nieuwbouw en renovatie van scholen voor primair en voortgezet onderwijs. Per 1 januari 2015 komt er een wetswijziging onderwijshuisvesting. Doel is de taken en het budget voor het buitenonderhoud en aanpassingen van schoolgebouwen in het primair en speciaal onderwijs van gemeenten naar schoolbesturen over te hevelen. Door deze wetswijziging komt er een uitname uit het gemeentefonds. 27
Integraal Huisvestingsplan Onderwijs. In 2012 is in samenspraak met de schoolbesturen een Integraal Huisvestingsplan Onderwijs opgesteld. Uw raad heeft in het najaar 2012 ingestemd met dit huisvestingsplan. In het Huisvestingsplan Primair Onderwijs Valkenburg aan de Geul 2012-2017 is de komende 5 jaren gekozen voor het in stand houden van alle bestaande basisscholen in de gemeente. Voorwaarde hierbij is wel dat de bekostiging (kleine scholen toeslag en buitenonderhoud) niet wijzigt en de kwaliteit van het onderwijs niet in het gedrang komt. Er is gekozen voor het realiseren van twee Brede Maatschappelijke Voorzieningen (BMV), te weten één in Berg en één in Valkenburg-Centrum. Deze twee BMV’s worden aangemerkt als investeringslocaties. Op basis van behoefte wordt het bestaande dienstenpakket van de BMV uitgebreid met arrangementen in zorg-, opvang- en wijkactiviteiten. In Valkenburg-Centrum wordt door de nieuwbouw van de basisschool St. Joseph te realiseren bij de basisschool de Plenkert, het gebouw van de Plenkert te renoveren en tegelijkertijd deze beide scholen te integreren, een kwaliteitsslag gemaakt. Renovatie/nieuwbouw van de openbare basisschool Berg is pas na 2019 aan de orde. Bij investering in buitenonderhoud van gebouwen van scholen waarvan het aantal leerlingen onder de opheffingsnorm is gezakt, zal de gemeente in overleg met het schoolbestuur nagaan of deze investering uitgesteld kan worden c.q. een goedkoper alternatief voorhanden is. Momenteel overweegt de Rijksoverheid om de kleine scholentoeslag te schrappen en hiervoor in de plaats een samenwerkingstoeslag in het leven te roepen. Het is nog niet duidelijk of deze maatregel wordt doorgevoerd en welke financiële consequenties deze zal hebben. Mocht deze maatregel doorgevoerd worden, dan wordt met de schoolbesturen overleg gepleegd om na te gaan of dit consequenties heeft voor de instandhouding van de kleine scholen en het Integraal Huisvestingsplan aanpassing behoeft. In het verleden heeft de gemeenteraad al aangegeven dat geen bijdrage wordt gedaan in de exploitatie(tekorten) van scholen. In de besprekingen met de scholen zal dit besluit als uitgangspunt dienen. Nieuwbouw basisschool St. Joseph en renovatie basisschool de Plenkert. In het huisvestingsplan is opgenomen dat nieuwbouw voor de basisschool St. Joseph wordt gerealiseerd bij de basisschool de Plenkert en tevens het gebouw van de Plenkert wordt gerenoveerd. In 2013 is een voorbereidingskrediet beschikbaar gesteld voor de nieuwbouw en renovatie van € 200.000,-. De geraamde bouwkosten (incl. het voorbereidingskrediet) bedragen € 2.181.130,-. Naar verwachting wordt dit krediet voor nieuwbouw/renovatie eind 2013 beschikbaar gesteld, zodat de werkzaamheden per 2014 van start kunnen gaan.
Thema 2: Passend Onderwijs. Om de aansluiting tussen Passend Onderwijs en gemeenten zo goed mogelijk vorm te geven, verplicht de wetgever beide partijen - gemeenten en samenwerkingsverbanden (onderwijs) - om een op overeenstemming gericht overleg (OOGO) te voeren. Onderwerp van dit overleg is het ondersteuningsplan, dat het samenwerkingsverband (onderwijs) moet opstellen. In dit ondersteuningsplan wordt beschreven: • Hoe het onderwijs de ondersteuning vorm geeft voor leerlingen die dat nodig hebben; • Hoe de middelen verdeeld worden over de schoolbesturen. Om dit overleg te stroomlijnen is het verplicht dat elk samenwerkingsverband mét de gemeenten een procedure voor dit OOGO vaststelt. Ook dienen zij met elkaar een regeling voor geschillen in het leven te roepen. De gemeenten Maastricht-Heuvelland hebben besloten dit gezamenlijk op te pakken. De gemeente worden vanaf 2014 verplicht om het jeugdbeleidsplan ter bespreking aan het onderwijs voor te leggen. Doel van de nieuwe wettelijke voorschriften in het kader van Passend Onderwijs en Jeugdzorg is dat gemeente en onderwijs gezamenlijk de ondersteuning aan jongeren vorm geven. Bij de ontwikkeling van het nieuwe jeugdbeleid zal deze gezamenlijke ondersteuning door onderwijs en jeugdzorg vorm gegeven worden. Ook zal er een koppeling gelegd worden naar de overige decentralisaties (Werk en Inkomen en begeleiding).
28
In de onderstaande tabel zijn alle in 2014 te realiseren prestaties door de gemeente nog eens samengevat. Thema/activiteit Huisvesting Onderwijs Passend Onderwijs
Te leveren prestaties 2014 Renovatie Plenkert en nieuwbouw St Joseph. Indien wetgeving wijzigt: aanpassen Integraal Huisvestingsplan Onderwijs. Realiseren van een overlegstructuur met het onderwijs om afstemming te zoeken tussen onderwijs en jeugdhulpverlening. Jeugdbeleidsplan aan het onderwijs voorleggen.
Wat mag het kosten? Bij elke thema is, voor zover van toepassing, ingegaan op de benodigde middelen en de bekostiging ervan.
29
Totaaloverzicht baten en lasten programma.
Programma Onderwijs Lasten
Realisatie 2012
Planjaar 2013
Planjaar 2014
Planjaar 2015
Planjaar 2016
Planjaar 2017
Bestaand beleid
1.805.687
1.906.058
1.800.664
1.760.448
1.729.029
1.695.793
90.947
164.738
210.777
309.303
Beleidsprogramma/dekkingsplan Taakstellingen Toevoeging reserves Totaal lasten
1.805.687 1.906.058 1.891.611 1.925.186 1.939.806 2.005.096
Programma Onderwijs Baten
Realisatie 2012
Planjaar 2013
Planjaar 2014
Planjaar 2015
Planjaar 2016
Planjaar 2017
-115.175
-112.465
-75.499
-75.499
-75.499
-75.499
-16.988
-16.988
-16.988
-13.334
Bestaand beleid Beleidsprogramma/dekkingsplan Onttrekking reserves
Totaal baten
-115.175
-112.465
-92.487
-92.487
-92.487
-88.833
Programma Onderwijs Saldo
Realisatie 2012
Planjaar 2013
Planjaar 2014
Planjaar 2015
Planjaar 2016
Planjaar 2017
Bestaand beleid
1.690.512
1.793.593
1.725.165
1.684.949
1.653.530
1.620.294
90.947
164.738
210.777
309.303
-16.988
-16.988
-16.988
-13.334
Beleidsprogramma/dekkingsplan Taakstellingen Mutatie reserves Totaal saldo
1.690.512 1.793.593 1.799.124 1.832.699 1.847.319 1.916.263
30
§ 1.5 Programma Cultuur en recreatie. Bestuurlijk verantwoordelijk Ambtelijk verantwoordelijk
: :
Dhr. drs. H.M.L. Dauven Dhr. ing. B.F.H. Mennens
Inleiding. In dit programma worden de activiteiten gepresenteerd die zijn gericht op de culturele, sportieve en recreatieve doelstellingen van de gemeente Valkenburg aan de Geul. De kern waarop de activiteiten zijn gebaseerd is de toekomstvisie 2030 en het coalitieakkoord 2010-2014. Voor dit programma zijn de relevante onderdelen uit deze beleidsvoornemens uitgewerkt in projecten. De focus ligt op het voorwaardenscheppend beleid ten aanzien van gezonde culturele- en sportaccommodaties. Tevens richt dit programma zich op de activiteiten die betrekking hebben op monumentenzorg, archeologie, mergelgroeven/mergelwanden, groen, natuur en landschap. Wat willen we bereiken? Met dit programma willen wij realiseren dat de gemeente Valkenburg aan de Geul een klimaat stimuleert voor een leefbare samenleving, samen met enkele andere programma’s uit deze begroting. Dat doet de gemeente natuurlijk niet alleen. Belangrijke voorwaarden daarvoor zijn gezonde verenigingen en gezonde accommodaties in onze gemeente. Daarom zal voorwaardenscheppend beleid worden toegepast dat zich ook richt op de eigen verantwoordelijkheid van inwoners en verenigingen. Op het vlak van monumenten willen wij beleid ontwikkelen waardoor het geheel van de monumenten mede een beeldbepalende drager wordt van de stedelijke verblijfsruimte en daardoor van de toeristische voorraad. Verder willen wij inspelen op de landelijke ontwikkelingen met betrekking tot het bibliotheekwerk en in dat kader zullen wij een aansluiting realiseren op Bibliotheek.nl, zodat de gebruikers toegang krijgen tot een landelijke digitale openbare bibliotheek. Maatschappelijke effecten. • • • • • • •
Een gezond verenigingsleven; Goede sportcomplexen die voldoen aan de wensen van de (toekomstige) gebruikers en de normen van het NOC&NSF; Goed onderhouden monumenten met een gebruiksfunctie; Versterken en beleefbaar maken van de historische identiteit; Veilige en goed onderhouden mergelgroeven en mergelwanden; Voor wandelaars en fietsers een goede wandel- en fietsverbinding tussen de stadskernen Maastricht en Valkenburg; Inwoners en instellingen van de gemeente gebruiken de bibliotheekdiensten “nieuwe stijl”.
31
Wat gaan we daarvoor in 2014 doen? Om deze beoogde maatschappelijke effecten te kunnen realiseren is een aantal thema’s benoemd. De verwachting is dat deze gezamenlijk de ambities van dit programma zouden kunnen realiseren. Thema Thema Thema Thema Thema Thema
1: 2: 3: 4: 5: 6:
Subsidie- en accommodatiebeleid; In stand houden culturele voorzieningen; Monumentenzorg en archeologie; Mergelgroeven en mergelwanden; Uitbreiding recreatieve padenstructuur Maastricht-Valkenburg; Transitie van fysieke naar digitale bibliotheek.
Thema 1: Subsidie- en accommodatiebeleid. In de gemeente moet door het verlopen van verordeningen/beleidsnota’s het subsidie- en accommodatiebeleid worden herzien. De gemeenteraad heeft deze gelegenheid benut om toekomstig beleid te baseren op trends en ontwikkelingen in de samenleving. In 2012 is gestart met een traject dat moet leiden tot een nieuwe toekomstvisie voor de gemeente. Binnen deze toekomstvisie worden ook uitspraken gedaan over subsidie- en accommodatiebeleid. De raad zal in een proces dat in juni 2013 gestart is, komen tot een kaderstelling voor het subsidie- en accommodatiebeleid. Op basis van deze kaderstelling zal vervolgens een financiële vertaling worden gemaakt voor een nieuw subsidiebeleid en zal ook ten aanzien van de verschillende accommodaties nieuw beleid worden opgesteld. De Sportraad Valkenburg aan de Geul is gevraagd om advies uit te brengen over het toekomstige accommodatiebeleid. Daarop heeft de Sportraad een tweetal sessies georganiseerd met alle plaatselijke voetbalverenigingen. Deze sessies hebben geleid tot een advies van de Sportraad aan het gemeentebestuur. Deze adviezen worden meegenomen bij de besprekingen over en kaderstelling van de herijking van het subsidie- en accommodatiebeleid. Thema 2: In stand houden culturele voorzieningen. De huidige nota ‘Cultuurbeleidsplan Valkenburg aan de Geul 2010-2013’ loopt in 2013 ten einde. In de meerjarenbegroting is voor cultuurbeleid tot en met 2014 een bedrag van € 30.000,- per jaar beschikbaar. In overleg met de Stichting Kunst en Cultuurraad Valkenburg aan de Geul is ons voornemen voor het jaar 2014 een jaarprogramma op te stellen waarbij de doelstellingen opgenomen in het huidige cultuurbeleidsplan leidend zijn. In het planjaar 2014 zal een kritische evaluatie moeten uitwijzen of aan de hand van vooraf door de gemeenteraad vast te stellen kaders nieuw cultuurbeleid moet worden opgesteld. Een dergelijk beleid heeft echter alleen zin als er ook financiële middelen beschikbaar zijn om de doelstellingen in dit nieuwe beleid te realiseren. Thema 3: Monumentenzorg en archeologie. Op 1 januari 2012 is een wetswijziging met betrekking tot de Wet Ruimtelijke Ordening in werking getreden. Deze wetswijziging ziet erop toe dat gemeenten in het bestemmingsplan rekening moeten houden met gebouwde monumenten en landschappen. Uw raad heeft daarop ingespeeld met het verzoek om voor de gemeente een monumentenbeleid op te stellen. Daardoor verankert onze gemeente het monumentenbeleid zowel in een beleidsnotitie als in het bestemmingsplan. In 2013 is een inventarisatie opgesteld en is nagegaan hoe omringende gemeenten met deze materie omgaan. De verwachting is dat in de loop van 2014 de beleidsnotitie gestalte zal krijgen. Hierbij zullen de leden van de commissie EFT regelmatig worden betrokken. Het is de bedoeling dat deze beleidsnotitie in 2014 zal worden vastgesteld.
32
In het kader van de agenda Valkenburg wordt gestreefd naar het versterken van de historische identiteit van onze gemeente door het beter herkenbaar en beleefbaar maken van de resten van de middeleeuwse vestingwerken. In 2012 is de openbare ruimte van het historische centrum heringericht. In 2013 zijn de ontwerpen voor de reconstructie van de Geulpoort en Grendelpoort uitgewerkt. Aansluitend zijn de benodigde procedures opgestart. Naar verwachting zal in 2014 dit formele traject zijn afgehandeld en kan worden overgegaan tot daadwerkelijke uitvoering (zie verder het programma Economische zaken). De provincie heeft een subsidiebeleid voor restauratie en herbestemming van monumenten. Onze gemeente gaat daarop intekenen met alleen díe monumenten waarbij de gemeente de cofinanciering kan garanderen. Thema 4: Mergelgroeven en mergelwanden. De inventariserende stabiliteitsonderzoeken in de Sibber- en Gemeentegroeve hebben op basis van de daaruit voortvloeiende aanbevelingen geleid tot het gefaseerd uitvoeren van gedetailleerde onderzoeken, verstevigingswerkzaamheden, het aanbrengen van meetinstrumenten en het opstellen van een beheersplan. Deze werkzaamheden zullen in 2014 worden afgerond. Voor de mergelwanden, die eigendom van de gemeente zijn, is een vergelijkbaar inventariserend stabiliteitsonderzoek uitgevoerd. Thema 5: Uitbreiding recreatieve padenstructuur Maastricht-Valkenburg. In 2013 wordt de discussie over de tracés van de te realiseren wandel- en fietspaden afgerond en zullen de benodigde vergunningenprocedures opgestart en doorlopen worden. Afhankelijk van de benodigde proceduretijd wordt in 2014 gestart met de uitvoering van de werkzaamheden. Thema 6: Transitie van fysieke naar digitale bibliotheek. In opdracht van het ministerie van OCW en de Vereniging van Openbare Bibliotheken (VOB) bouwt en onderhoudt de Stichting Bibliotheek een infrastructuur voor de digitale bibliotheek. Bibliotheek.nl heeft tot doel om in opdracht van en ten behoeve van de gezamenlijke openbare bibliotheken in Nederland, zonder winstoogmerk, een landelijke digitale openbare bibliotheek op internet te ontwikkelen en in stand te houden. Deze innovaties brengen voordelen met zich mee voor de gebruiker, de bibliotheek en de gemeente. De dienstverlening aan scholen zal worden verbeterd. Door de krachtenbundeling is de aanpak efficiënt en kostenbesparend. Door de aansluiting op de infrastructuur wordt het mogelijk om e-books uit te lenen aan leden. Het is de bedoeling dat een flink aanbod van algemene literatuur op korte termijn beschikbaar komt, gefinancierd vanuit het bestaande VOB inkoopbudget van € 3 miljoen. Wetgeving verandert. De bibliotheekwetgeving zal worden geactualiseerd. Op 7 december 2011 heeft de staatssecretaris van OCW in een brief aan de Tweede Kamer zijn visie geschetst op de actualisering van de bibliotheekwetgeving. De belangrijkste punten zijn: 1. 2. 3. 4.
Er zal een functionele omschrijving van de openbare bibliotheek worden vastgelegd; De bibliotheek kent een fysieke en een digitale component; De fysieke bibliotheek is een verantwoordelijkheid van de gemeente. De gemeenten behouden de vrijheid om hieraan invulling te geven; Het rijk wordt verantwoordelijk voor de digitale bibliotheek. Dit inclusief de subsidiëring van digitale content die nu nog door de VOB met gemeentelijke middelen wordt ingekocht. In verband met de centralisatie van deze taak zal een bedrag uit het gemeentefonds worden onttrokken;
33
5.
De provincies houden een verantwoordelijkheid in de ondersteuning van de fysieke bibliotheek en bij de invoering van de digitale bibliotheek. Voor de provincies is echter geen structurele rol in de digitale bibliotheek weggelegd.
Financiële consequenties. VNG, OCW en BZK zijn overeengekomen dat een uitname uit het gemeentefonds zal plaatsvinden. De uitname zal niet eerder dan in 2014 aan de orde zijn. De uitname zal te zijner tijd door de gemeente worden doorberekend in de subsidie aan de lokale bibliotheek. Aan de lokale bibliotheken worden vooralsnog geen kosten doorberekend voor deelname aan de digitale infrastructuur. De bibliotheek als organisatie. Als gevolg van de landelijke infrastructuur inclusief landelijke digitale content en back-office samenwerking, is te verwachten dat een aantal traditionele werkzaamheden binnen de bibliotheek die met deze functies samenhangen qua omvang sterk zullen afnemen. Huisvesting. De digitale ontwikkeling zal de rol van het bibliotheekgebouw wijzigen. De advies- en gidstaak met name voor de schoolgaande jeugd kan decentraal gestalte krijgen dicht bij de doelgroep (in de onderwijsinstellingen) net als leesbevordering. Het gebouw wordt wel belangrijk als plek om te leren, studeren, te ontmoeten en (cultureel) geïnspireerd te worden. Per gemeente kunnen afhankelijk van de lokale prioriteiten en omstandigheden hierin keuzes worden gemaakt. Lokaal keuzes maken. Gemeente en lokale bibliotheek kunnen eigenstandige keuzes maken op grond van het ambitieniveau dat is gekozen en afgesproken in een onderlinge dialoog. Samenwerking met het onderwijs. De mate waarin de school digitaal lezen kan ondersteunen door de beschikbaarstelling van digitale leesapparaten zal een sleutel zijn in de samenwerking tussen bibliotheek en school. Het is van belang met scholen afspraken te maken over de digitale dienstverlening en hun rol daarin. De gemeente kan hierin een wezenlijke rol spelen door partijen aan tafel te noden en daarmee bestuurlijke afspraken te maken. Met de Stichting Heuvellandbibliotheken zullen afspraken worden gemaakt over het selectiecollectie- en substitutiebeleid en strategische keuzes om de transformatie naar digitalisering succesvol te maken. Daarnaast zal in overleg met de Provincie worden bekeken naar verbreding van de samenwerking in de regio. In de onderstaande tabel zijn alle in 2014 te realiseren prestaties door de gemeente nog eens samengevat. Thema/activiteit Subsidie- en accommodatiebeleid In stand houden culturele voorzieningen Monumentenzorg en archeologie Mergelgroeven en mergelwanden Uitbreiding recreatieve padenstructuur Maastricht-Valkenburg Transitie van fysieke naar digitale bibliotheek
Te leveren prestaties 2014 Een nieuw subsidie- en accommodatiebeleid. Geactualiseerde visie op/notitie over cultuursubsidies. Concept notitie monumentenbeleid. Gefaseerd uitvoeren detailonderzoeken, verstevigingswerkzaamheden, aanbrengen meetinstrumenten en opstellen van een beheersplan. Start uitvoering padenplan. Keuzes maken lokale bibliotheekfunctie. Samenwerking met onderwijs ondersteunen. Regionale samenwerking verbreden in de regio.
34
Wat mag het kosten? Bij elk thema is, indien van toepassing, ingegaan op de benodigde middelen en de bekostiging ervan. Totaaloverzicht baten en lasten programma.
Programma Cultuur en recreatie Lasten
Realisatie 2012
Planjaar 2013
Planjaar 2014
Planjaar 2015
Planjaar 2016
Planjaar 2017
Bestaand beleid
7.311.970
6.966.009
6.076.119
6.155.815
6.057.823
5.780.168
865.765
483.765
532.243
694.344
Beleidsprogramma/dekkingsplan Taakstellingen
-39.011
Toevoeging reserves
93.012
93.012
93.012
93.012
Totaal lasten
7.311.970 6.966.009 7.034.896 6.732.592 6.683.078 6.528.513
Programma Cultuur en recreatie Baten
Realisatie 2012
Planjaar 2013
Planjaar 2014
Planjaar 2015
Planjaar 2016
Planjaar 2017
Bestaand beleid
-2.392.162 -1.804.614
-945.426
-695.909
-696.400
-642.900
-106.280
-24.131
-23.553
-22.975
-2.392.162 -1.804.614 -1.051.706
-720.040
-719.953
-665.875
Beleidsprogramma/dekkingsplan Onttrekking reserves
Totaal baten
Programma Cultuur en recreatie Saldo
Realisatie 2012
Planjaar 2013
Planjaar 2014
Planjaar 2015
Planjaar 2016
Planjaar 2017
Bestaand beleid
4.919.808
5.161.395
5.130.693
5.459.906
5.361.423
5.137.268
865.765
483.765
532.243
694.344
Beleidsprogramma/dekkingsplan Taakstellingen Mutatie reserves Totaal saldo
-39.011 -13.268
68.881
69.459
70.037
4.919.808 5.161.395 5.983.190 6.012.552 5.963.125 5.862.638
35
36
§ 1.6 Programma Sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening. Bestuurlijk verantwoordelijk Ambtelijk verantwoordelijk
: :
Dhr. drs. H.M.L. Dauven Dhr. ing. B.F.H. Mennens
Inleiding. In dit programma worden de activiteiten gepresenteerd die zijn gericht op de sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening van onze gemeente. Onze gemeente richt zich vooral op de zelfredzaamheid en participatie van burgers, op versterking van informele netwerken en een betere afstemming van maatschappelijke organisaties op behoeftes en vragen van burgers. Ook streven we naar versterking van samenhang tussen welzijn, wonen en zorg. Uitgangspunt daarbij is het stimuleren en versterken van het zelforganiserend vermogen van burgers. Dit valt naadloos samen met de inhoud van de door de raad vastgestelde kadernota “Meedoen in Valkenburg aan de Geul: een andere kijk op participatie van burgers” met daarin het centrale gedachtegoed over zelfsturing. In die kadernota nemen de gemeenschappen vanuit het gedachtegoed van zelfsturing in het proces van gemeenschapsontwikkeling een dominante plaats in. Dit betekent dat in de benadering van de gemeenschappen en de aanpak van vraagstukken er primair sterk wordt geacteerd vanuit de eigen kwaliteiten en capaciteiten die in de samenleving verscholen liggen. Daar waar burgers zich (tijdelijk) niet meer zelf kunnen redden, moeten voorzieningen vanuit de gemeente ingezet kunnen worden. Dat moet snel en efficiënt gebeuren, zónder grote administratieve (langdurige) procedures. Deze voorzieningen hebben betrekking op zelfredzaamheid ten aanzien van jeugd, werk, inkomen en zorg. De 3 decentralisaties (3D’s) in het sociale domein. Gemeenten staan aan de vooravond van een grote, drieledige decentralisatieoperatie in het sociale domein die in 2015 zijn beslag krijgt. Het kabinet wil taken en verantwoordelijkheden op de beleidsterreinen van werk/participatie, inkomen, zorg en jeugdzorg aan gemeenten overdragen. De achterliggende gedachte is dat gemeenten dichterbij de burger staan en meer maatwerk kunnen leveren door taken in samenhang te organiseren. Volgens het kabinet moet het credo “1 gezin, 1 plan, 1 regisseur” het uitgangspunt voor de decentralisaties vormen. Alle decentralisaties gaan overigens gepaard met een korting op de betreffende budgetten. Het heeft de voorkeur van het Kabinet om de uitvoering van dit omvangrijke sociale domein te beleggen binnen de democratisch gelegitimeerde bestuurlijke hoofdstructuur, zodat inwoners invloed kunnen uitoefenen middels raadsverkiezingen. Op lange termijn wordt gestreefd naar gemeenten van in beginsel 100.000 inwoners. Dit is echter een langlopend proces waarop de decentralisaties niet kunnen wachten, aangezien de ingangsdatum van alle 3 de decentralisaties inmiddels is vastgesteld op 1 januari 2015 waardoor de gemeentelijke uitvoeringskracht op korte termijn dient te worden versterkt. De decentralisaties vinden plaats naar alle afzonderlijke gemeenten, maar om voorafgaand aan de decentralisaties voldoende uitvoeringskracht te realiseren, wordt hen gevraagd de uitvoering op een hoger schaalniveau te beleggen. Voor deze uitvoering van het sociale domein ziet het Rijk een drie-deling, te weten: a) b) c)
Taken die door de gemeenten kunnen worden uitgevoerd (bijvoorbeeld eerstelijnszorg) en het bieden van een loketfunctie aan de burger; Taken die vragen om uitvoering op een niveau van minimaal circa 100.000 inwoners, met ruimte voor maatwerk (bijvoorbeeld inkoop). Hiervoor moeten de 3D’s in samenhang worden opgepakt in een stevige, congruente samenwerkingsorganisatie; Taken op bovenregionaal niveau, of zelfs op provinciaal en landelijk niveau (bijvoorbeeld inkoop van zeer specialistische taken en dienstverlening op het gebied van de 3D’s: aanpak huiselijk geweld, jeugdbescherming, jeugdreclassering en dergelijke). 37
De geldstromen worden eenvoudiger en eenduidiger ingericht zodat gemeenten kunnen inspelen op samenhangende problematiek waar veel probleemgezinnen mee te maken hebben en waarvoor een integrale oplossing nodig is. Maatschappelijke participatie en arbeidsparticipatie komen in één hand (de gemeente) en daardoor kunnen werkprocessen rond een hulpvraag efficiënter en integraal worden georganiseerd, waardoor maatschappelijke participatie sneller leidt tot arbeidsparticipatie. Naar verwachting van het Rijk leidt de integrale aanpak, waarbij de problematiek van het gezin centraal staat, tot meer veiligheid in huis, minder overlast in de wijk en meer maatschappelijke- en arbeidsparticipatie. De decentralisaties stellen hoge eisen aan de gemeenten en gemeenten kunnen dit alleen als de uitvoeringskracht tussen gemeenten wordt gebundeld. Alle energie van de betrokken partijen moet de komende periode erop zijn gericht om te komen tot adequate vormen van samenwerking en de realisatie hiervan. De VNG geeft aan dat er sprake moet zijn van niet vrijblijvende samenwerkingsverbanden met de volgende kenmerken: • • • • •
De schaal moet efficiënt zijn en een samenhangend verzorgingsgebied kennen; De gekozen samenwerking biedt voldoende basis voor goed toezicht op eventuele risico’s; Voorkomen van witte vlekken; Goede en stevige regie richting maatschappelijke instanties en zorginstellingen; Voldoende voortgang in de gekozen schaal en samenwerking.
Het kabinet heeft hier een aantal criteria aan toegevoegd: • • • • • •
De samenwerkingsverbanden worden vorm gegeven op grond van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen en bij de keuzes voor samenwerking wordt rekening gehouden met al bestaande wettelijke vereisten van regionale samenwerking; Uitgangspunt is het streven naar congruentie samenwerkingsverbanden, waarbij zoveel mogelijk bestaande, goed functionerende samenwerkingsverbanden worden gerespecteerd; Onder congruentie wordt verstaan dat gemeenten met dezelfde partners samenwerken om de decentralisaties uit te voeren; Het bovenregionale niveau is gelijk aan dat van de arbeidsmarktregio’s; Binnen de buitengrenzen van de bovenregionale samenwerkingsverbanden (arbeidsmarktregio’s) kunnen congruente samenwerkingsverbanden op (sub) regionaal niveau (taakniveau b) worden gerealiseerd; De samenwerking mag niet rond een centrumgemeente worden georganiseerd omdat die dan in een geïsoleerde positie komt.
In hun brief aan het bestuur van de VNG hebben de Zuid-Limburgse gemeenten aangegeven dat in de uitvoering van de taken in het sociale domein de gemeentelijke samenwerking het meest effectief is op de schaal van de 3 sub-regio’s Parkstad, Maastricht-Heuvelland en Westelijke Mijnstreek. Voor elk van de sub-regio’s wordt een bestuurlijk-ambtelijke projectstructuur ingericht. In de regio Heuvelland (inclusief Maastricht) is de bestuurlijk-ambtelijke projectstructuur voor de gezamenlijke beleidsvoorbereiding, in- en uitvoering van het sociale domein sinds medio september 2013 operationeel en wordt gebaseerd op de al bestaande projectstructuur van “Heuvelland werkt” die was opgezet voor de invoering van de Participatiewet. Het zwaartepunt van de gezamenlijke beleidsvoorbereiding en invoering van de 3 decentralisaties zal in 2014 liggen. Het wordt een omvangrijke operatie met grote inhoudelijke en financiële gevolgen. Zoals vermeld is voor de invoering van de 3 decentralisaties een regionaal project opgezet waarin alle Heuvellandgemeenten en de regionale sociale dienst Pentasz vertegenwoordigd zijn. Binnen deze projectstructuur zullen alle producten worden ontwikkeld en via bespreking en vaststelling in projectgroep (beleidsmedewerkers), directiegroep (ambtelijk eindverantwoordelijken) en stuurgroep (portefeuillehouders) ter besluitvorming worden gebracht in de colleges en gemeenteraden. Tevens wordt onderzocht in welke (gemeenschappelijke) vorm de 3 decentralisaties het beste uitgevoerd kunnen worden. Het jaar 2014 is een cruciaal jaar voor zowel de ontwikkeling van de inhoud als de vorm waarin per 1 januari 2015 de uitvoering van de 3 decentralisaties wordt uitgevoerd.
38
Wat willen we bereiken? • • •
• • • •
• 1.
2. 3.
Goede voorbereiding en implementatie van de 3 Decentralisaties; Versterken van de sociale cohesie in de kernen, door actief burgerschap de samenleving duurzaam krijgen; Gemeenschappen ontwikkelen zich als entiteiten met een duidelijke koers op basis van de te ontwikkelen dorpsontwikkelingsvisies en versterken hun positie ten opzichte van overheid en maatschappelijke organisaties, waardoor de identiteit en de eigen weerbaarheid van de gemeenschap wordt vergroot; Kernen leveren feed back op zaken die onder verantwoordelijkheid van overheid en maatschappelijke organisaties vallen; De Wsw meer in en onder regie van de gemeenten uitvoeren. Wsw-werknemers dichter bij huis hun werkzaamheden laten uitvoeren en meer inzetten op het aanbieden van werk dat passend is voor de individuele Wsw-werknemer; Werkgevers in de regio Heuvelland worden vanuit een centraal regionaal servicepunt bediend voor het vervullen van vacatures; Bevorderen participatie, het voorkomen van sociaal isolement en het voorkomen dat mensen in de problemen raken wanneer zij als gevolg van bijzondere omstandigheden noodzakelijke extra uitgaven moeten doen die niet betaald kunnen worden uit het reguliere inkomen en/of vermogen; Op drie punten veranderingen in de jeugdzorg doorvoeren: Inhoudelijk: een omvorming (transformatie) van het systeem. Nu maken we gebruik van ‘zorg veraf’. We werken naar ‘zorg dichtbij’. Hierdoor verwachten wij dat de jongere eerder en beter geholpen kan worden. Door dichtbij de gezinssituaties te handelen, zorgen we dat we in een later stadium niet geconfronteerd worden met situaties die we hadden kunnen voorkomen. Hierbij ligt de nadruk op ondersteuning en preventie; Bestuurlijk: een transitie van het systeem. Nu ligt de verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg bij diverse overheden en de zorgverzekeraars. Vanaf 1 januari 2015 zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de zorg; Financieel een efficiënter systeem. Als gemeenten verantwoordelijk voor de zorg voor de jeugd zorgen we voor doorlopende zorglijnen. Hierdoor voorkomen we dubbelheden in de zorg: de zorg wordt efficiënter ingezet.
Maatschappelijke effecten. • • • • • •
Burgers nemen hun eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van het vergroten van de leefbaarheid in hun kern; Kernen zijn beter in staat om een eigen rol te nemen bij maatschappelijke vraagstukken; Door de invoering van het Werkgevers Servicepunt zullen meer mensen naar werk toegeleid kunnen worden; Mensen maken gebruik van de voorzieningen op het gebied van armoedebeleid; Inwoners zijn op de hoogte van de gevolgen de van 3 decentralisaties en worden voorbereid op de veranderingen in 2015; Voor de jeugd en ouders in Valkenburg aan de Geul zijn goede ondersteunde netwerken beschikbaar en wordt integrale hulp geboden vanuit de gedachte één gezin, één plan, één regisseur. Uitgangspunt is dat de zorg zo kort mogelijk en dicht mogelijk bij huis wordt georganiseerd.
Wat gaan we daarvoor in 2014 doen? Om de beoogde maatschappelijke effecten te kunnen realiseren is een aantal thema’s benoemd. De verwachting is dat deze gezamenlijk de ambities van dit programma kunnen realiseren. Thema Thema Thema Thema
1: 2: 3: 4:
Leefbaarheid in de kernen; Voorbereiding Participatiewet op basis van sociaal akkoord; De Wet sociale werkvoorziening; Regionaal Werkgevers Servicepunt; 39
Thema Thema Thema Thema
5: 6: 7: 8:
Armoedebeleid en schuldhulpverlening; Decentralisatie Jeugdzorg en doorontwikkeling Centrum voor Jeugd en Gezin; De doorontwikkeling van het Wmo-loket; Decentralisatie AWBZ.
Thema 1: Leefbaarheid in de kernen. In 2013 zijn de kaders zelfsturing herijkt. Doordat de samenleving constant in beweging is, er nieuwe inzichten zijn verworven door al enkele jaren te werken volgens het zelfsturingsprincipe en door de kanteling van de gemeentelijke organisatie, was er bij de raad behoefte om de kaders zelfsturing uit 2009 te herijken. Door de gemeenteraad is besloten dat het principe van zelfsturende vitale gemeenschappen gehandhaafd blijft. Zelfsturing drukt uit dat mensen met elkaar en autonoom nadenken over de toekomst van de gemeenschap of gemeenschappen (lees kern of dorp) waar zij deel van uitmaken en vervolgens de verantwoordelijkheid nemen om de ideeën die ze samen ontwikkelen, vorm en inhoud te geven. De gemeentelijke rol verschuift van bepalend naar faciliterend, soms ondersteunend, soms regisserend. Eén van de belangrijkste wijzigingen bij de herijking is het instellen van een platform kernambtenaren en de introductie van de kernambtenaar. In het platform kernambtenaren overleggen beleidsambtenaren en programmadirecteuren integraal over wat er op dat moment actueel is in een bepaalde kern. Dit overleg heeft zijn waarde in 2013 bewezen en wordt in 2014 gecontinueerd. In 2013 zijn 2 kernambtenaren aangewezen: één voor het Centrum en één voor de kern Vilt. In 2014 hebben alle kernen een kernambtenaar toegewezen gekregen. De coördinator leefbaarheid heeft bij de herijking van de kaders een andere taakomschrijving gekregen. Hij is procescoördinator leefbaarheid. Hij geeft advies en coacht ten aanzien van integrale participatieprocessen in de kernen en van daaruit volgt advisering aan bestuur en ambtelijke organisatie. Dit geldt voor het college van burgemeester en wethouders, de beleidsmedewerker burgerparticipatie, kernambtenaren en de gemeenteraad. Als zodanig maakt de procescoördinator ook deel uit van het platform kernambtenaren. De gemeenteraad heeft besloten om de inzet van de procescoördinator in 2014 te continueren, met dien verstande dat er vanaf 2014 een (significante) bezuiniging wordt ingezet. De dorpsontwikkelingsplannen van Vilt en Houthem zijn in 2013 vastgesteld. De projecten en activiteiten die in deze plannen zijn opgenomen, worden in 2014 concreet uitgevoerd. De procescoördinator zelfsturing en de betreffende kernambtenaren zullen hierbij een belangrijke rol spelen. In 2013 heeft onze gemeente een regionale bestuurlijke netwerkdag zelfsturing georganiseerd. De output van deze dag zal in 2014 leiden tot een plan van aanpak. Thema’s 2 tot en met 8. De volgende thema’s betreffen allen thema’s die betrekking hebben op de 3 decentralisaties in het sociale domein. Al deze thema’s worden vanuit één regionale organisatie op het niveau van Maastricht-Heuvelland opgepakt en aangestuurd (en dus ook in hun samenhang bezien). In 2013 is daartoe een projectorganisatie ingericht die integraal de implementatie van de 3 decentralisaties aanstuurt. Naast de inhoudelijke afstemming wordt ook gekeken naar het gezamenlijk integraal uitvoeren van de 3 decentralisaties. Zowel aan de voorkant van de processen (front office) als aan de achterkant van de processen (back office). Thema 2: Voorbereiding Participatiewet op basis van sociaal akkoord. Door werkgevers, werknemers en het kabinet is op donderdag 11 april 2013 een sociaal akkoord gesloten. Hierin zijn diverse maatregelen opgenomen die van invloed zijn op de inhoud en planning van de Participatiewet. De uitvoering van de Participatiewet, waarin Wwb, Wsw en een deel van de Wajong worden samengevoegd, stond gepland per 2014, maar is met een jaar uitgesteld. De komende periode van uitwerking en besluitvorming moet uitwijzen wat concreet de gevolgen zijn voor de Participatiewet. Een eerste indicatie van deze gevolgen is te geven op basis van de kabinetsbrief over het sociaal akkoord. Hierin is op hoofdlijnen weergegeven welke maatregelen en/of wijzigingen zijn besproken. 40
Zo is aangegeven dat de instroom in de Wsw niet per 2014, maar per 2015 stopt. Het huidige bestand blijft gehandhaafd. Daarnaast is de Wajong niet per 2014, maar per 2015 alleen voor volledig arbeidsongeschikten. Het huidige Wajong-bestand wordt wél herkeurd. De quotumregeling, waarmee grotere bedrijven zouden worden verplicht 5% arbeidsgehandicapten in dienst te nemen, is vervangen door een garantstelling van werkgevers. Loondispensatie wordt losgelaten; voor mensen die gedeeltelijk inzetbaar zijn bij een reguliere werkgever wordt loonkostensubsidie ingezet. Tot slot is gesproken over één orgaan voor keuring van arbeidsgeschiktheid (in de praktijk een samenvoeging van UWV en CIZ) en het werken met 35 regionale Werkbedrijven die zorgdragen voor het plaatsen van mensen met een arbeidsbeperking, waarin de gemeente de lead heeft en samenwerkt met UWV en sociale partners. De maatregelen zijn nog niet uitgewerkt, en zeker wat betreft de laatst genoemde maatregelen (centrale indicatiestelling en Werkbedrijven) is nog onzeker of en hoe deze uitgewerkt en uitgevoerd gaan worden. Onbekend is verder nog wat voor gemeenten de financiële gevolgen van de maatregelen zullen zijn. Nadere besluitvorming en uitwerking van de maatregelen (inclusief de financiële aspecten) zullen meer duidelijkheid moeten geven. De gevolgen van het sociaal akkoord roepen veel vragen op. Toch bereiden wij ons verder voor, met dien verstande dat de projectstructuur van de Participatiewet gelijk is aan de structuur van het project ‘Heuvelland werkt’. Het accent ligt daarbij op drie sleutelwoorden, te weten continueren, temporiseren, innoveren: • •
Het project “Heuvelland werkt” met de zes deelprocessen continueren en de lobby richting Rijk inzetten op de sub-regio, waarbij de sub-regio sterk wordt gepositioneerd; Het project temporiseren in verband met de uitwerking van het Sociaal Akkoord, waarbij 20132014 wordt gebruikt als transformatieperiode, om te innoveren binnen het huidige wettelijke en budgettaire kader. Hierbij worden beleid, instrumenten en voorzieningen doorontwikkeld, zodat daar waar mogelijk kan worden voorgesorteerd op de nieuwe ontwikkelingen.
Thema 3: De Wet sociale werkvoorziening. De gemeenten Gulpen-Wittem, Vaals en Valkenburg aan de Geul hebben op het domein sociale zaken te maken met een versnipperde structuur. Het arbeidsmarkt- en re-integratiebeleid geven deze gemeenten vorm in het Heuvelland. Ook op de andere beleidsonderdelen van sociale zaken zoals inkomensbeleid, armoedebeleid e.d. is er een nauwe samenwerking en afstemming in, en met de Heuvellandgemeenten. Uitzondering hierop vormen beleid en uitvoering op het gebied van de Wet sociale werkvoorziening, waarvoor sinds 1982 aansluiting is gezocht bij de Parkstadgemeenten. Al lange tijd verkeren de genoemde gemeenten feitelijk in een spagaat als het gaat om het arbeidsmarkt- en re-integratiebeleid integraal vorm te geven aangezien zij in 2 regio’s opereren. Een van de deelprocessen in het project “Heuvelland werkt” is dan ook het onderzoek naar de toekomstige uitvoering van de Wsw door de gemeenten Vaals, Gulpen-Wittem en Valkenburg aan de Geul. Dit onderzoek richt zich dan voornamelijk op mogelijke uittreding uit de Gemeenschappelijke regeling WOZL. Medio 2013 zijn hieromtrent gesprekken gevoerd en is aan WOZL opdracht gegeven om de financiële gevolgen voor de 3 gemeenten bij uittreding in beeld te brengen. Het faillissement van Licom in oktober 2012, het controversieel verklaren van de WWNV, de aangekondigde komst van de participatiewet met ingang van 1 januari 2014, waarvan de ingangsdatum weer werd uitgesteld tot 1 januari 2015, het sociaal akkoord en de reactie daarop door het kabinet zijn van wezenlijke invloed op dit proces. Waarschijnlijk stopt de Wsw in zijn huidige vorm per 1 januari 2015, en dienen personen met een arbeidshandicap via een regionaal op te richten Werkbedrijf te worden ondersteund bij re-integratie. Deze ontwikkelingen hebben het onderzoek naar uittreding uit de GR WOZL aanmerkelijk vertraagd, aangezien de nieuwe regelgeving van wezenlijke invloed kan zijn op de uiteindelijke keuze voor de uitvoering van de Wsw. Inmiddels is een ambtelijke- en bestuurlijke werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van de 3 Heuvellandgemeenten aangevuld met vertegenwoordigers van de Parkstadgemeenten, om het proces en de besluitvorming voor te bereiden.
41
Het streven van het kabinet is de Participatiewet, waarin dus ook de Wsw is opgenomen, dit najaar naar de Tweede Kamer te sturen. Op basis hiervan zal in 2014 een definitief besluit over de toekomstige uitvoering van de Wsw door de gemeenten Vaals, Gulpen-Wittem en Valkenburg aan de Geul genomen worden. Het beleid van WOZL is erop gericht om, conform de opdracht vanuit de deelnemende gemeenten, meer de beweging van binnen naar buiten te maken. Dit betekent dat Wsw-geïndiceerden die thans nog bij beschut binnen werkzaam zijn, naar buiten worden geplaatst indien zij daarvoor de capaciteiten hebben en er plekken beschikbaar zijn. Om dit te stimuleren en aan de praktijk te toetsen, worden bij de gemeenten pilots opgezet. In onze gemeente is het de bedoeling om in een kerngerichte (kantonniers) aanpak Wsw-ers tewerk te stellen in de kernen. In eerste instantie zal dit in 1 of 2 kernen plaatsvinden, waarna bij gebleken succes uitrol naar meerdere kernen mogelijk is. Er is door de Provincie Limburg financiering toegezegd voor deze pilots. Om hiervoor in aanmerking te komen, verdient het de voorkeur dat de 11 WOZL gemeenten een gezamenlijk verzoek doen, waarbij iedere individuele gemeente haar eigen project kan inbrengen. De gemeenten Vaals, Gulpen-Wittem en Valkenburg aan de Geul willen een gezamenlijk plan indienen, waarbij Vaals zich richt op WMO-achtige activiteiten, Gulpen-Wittem op werkzaamheden in de buitengebieden en Valkenburg aan de Geul op werkzaamheden in het groen en in de kernen. In het najaar van 2013 wordt gestart met de pilot en deze zal met name in 2014 worden doorontwikkeld Thema 4: Regionaal Werkgevers Servicepunt. Door het Rijk is bepaald dat aan werkgevers dienstverlening dient te worden aangeboden op een bovenlokale schaal. Aansluiting bij bestaande samenwerkingsverbanden wordt hierbij geadviseerd. Bij de ontwikkeling hiervan speelt het redesign van UWV een rol. Dit houdt in dat met name UWV Werkbedrijf zal worden afgeslankt. In het redesign van UWV wordt zoveel als mogelijk aansluiting gezocht bij de dienstverlening die reeds op de markt beschikbaar is, zoals uitzendbureaus. UWV Werkbedrijf zal worden geconcentreerd op 32 werkpleinen in het land. Hierbij wordt naar verwachting aansluiting gezocht bij de gemeenten waar ook de UWV+-locatie is gevestigd. Voor Zuid-Limburg is dat de gemeente Heerlen. Vanuit deze vestiging zal UWV Werkbedrijf haar dienstverlening aan werkzoekenden en werkgevers aanbieden. Op het Werkplein Parkstad is momenteel ook het Regionaal Mobiliteitscentrum (RMC) gehuisvest. Het RMC is voortgekomen uit de samenwerkende werkpleinen Zuid-Limburg, dat een samenwerkingsverband is tussen gemeenten, UWV-Werkbedrijf en UWV, en zich richt op de moeilijk vervulbare vacatures en mobiliteitsvraagstukken. Dit biedt een goed antwoord op deze behoefte van (vaak grotere) werkgevers. Voor de dienstverlening aan lokale (kleine) werkgevers (met name het MKB) in de Heuvellandgemeenten, is de schaal van Zuid-Limburg te groot. Voor deze werkgeversbenadering is dan ook de samenwerking in de Heuvellandgemeenten gezocht. Via korte lijnen en directe contacten met werkgevers in de Heuvellandgemeenten dienen zij op een adequate manier te worden bediend. Door de colleges van de gemeenten in het Heuvelland (Vaals, Gulpen-Wittem, Eijsden-Margraten, Maastricht, Meerssen en Valkenburg aan de Geul) alsmede het dagelijks bestuur van Pentasz is het besluit genomen om de werkgeversbenadering in het Heuvelland op de schaal van het Heuvelland en gezamenlijk met andere partijen, zoals werkgevers, UWV Werkbedrijf en ROC’s vorm te geven. Hiertoe is in november 2012 een pilot Werkgevers Service Punt (WSP) gestart met de naam Podium 24, voor de duur van 18 maanden, dus met een looptijd tot 1 mei 2014. Voor deze pilot is een aantal uitgangspunten geformuleerd, te weten: • • • • • •
WSP is de plek waar vraag en aanbod bij elkaar komen (met een primaire focus op werkgelegenheid <MBO3); De vraag van de markt is leidend; Altijd kunnen leveren door het brengen & halen principe tussen partners van het WSP; Geen onderscheid, leeftijd, woonplaats, subsidieregeling; Voorrang voor mensen met afstand tot arbeidsmarkt; Marktconformiteit (bereikbaarheid, kwaliteit, tarief, flexibiliteit); 42
• •
Zorg voor maatwerkprojecten; WSP gaat actief samenwerken met partijen in de backoffice teneinde het “wij-zij” gevoel te voorkomen en geschikt aanbod te krijgen voor haar opdrachtgevers.
Gedurende de pilot WSP worden in de praktijk data verzameld die als input dienen voor de uitwerking van het businessplan voor de voortzetting van het project, te weten: • • • • • •
Allianties af te sluiten met het bedrijfsleven; Diverse arbeidsmarktprojecten realiseren; Diverse losse bemiddelingen te realiseren; Diverse opdrachten acquireren; Unieke projectomgeving WSP te bouwen; Toekomstige verdienmodellen uit te werken.
Het WSP kent twee doel- c.q. klantgroepen, te weten: • •
Werkgevers; Werkzoekenden.
Werkgevers. Gedurende de pilot WSP bindt het team minimaal 50 werkgevers uit de regio, die vacaturevervulling en opdrachten op uitvoerend niveau aan het WSP uitbesteden. Werkzoekenden. Primair niet werkende werkzoekenden, secundair werkende werkzoekenden (bij voorkeur uit Maastricht-Heuvelland), die gemotiveerd zijn om te werken in een functie tot en met MBO 3 niveau. Kandidaten, die aan dit profiel voldoen, genieten voorrang waarbij geldt dat incidenteel ook andere kandidaten voor bemiddeling in aanmerking kunnen komen. De bemensing gebeurt vanuit de deelnemende gemeenten en externe partijen, en de financiering door de deelnemende gemeenten. Feitelijk is dit een voorfinanciering waarbij het management van het WSP de opdracht heeft te zoeken naar verdienmodellen om de kosten bij beëindiging van de pilot terug te betalen aan de gemeenten. Samenvattend is de opdracht voor de pilot WSP gedurende de periode van 1 november 2012 tot 1 mei 2014 als volgt: Onderzoek in de praktijk, in de vorm van een pilot van 18 maanden, de haalbaarheid van een regionaal WSP en leg de bevindingen hierover vast in een rapportage, die vertaald kan worden naar een businessplan voor het vervolg van het project. Medio april 2014 wordt dit businessplan opgeleverd op basis waarvan besluitvorming over de voortzetting van het WSP zal plaatsvinden.
Thema 5: Armoedebeleid en schuldhulpverlening. Het huidige armoedebeleid bestaat feitelijk uit een aantal inkomensondersteunende maatregelen voor huishoudens met een laag inkomen (minimaregelingen) en schuldhulpverlening. Een deel van de minimaregelingen vloeit voort uit wettelijke kaders en/of verplichtingen, waarbij er in meer of mindere mate sprake is van gemeentelijke beleidsvrijheid. De Wet Werk en Bijstand (WWB) en de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) stellen de wettelijke kaders waarbinnen het lokale armoedebeleid en schuldhulpverlening kunnen worden vastgesteld en uitgevoerd. Teneinde de effectiviteit en efficiency van het armoedebeleid en schuldhulpverlening te vergroten hebben de zes Heuvellandgemeenten medio november 2011 de intentie uitgesproken om te zoeken naar harmonisatie van beleid. Doel van deze harmonisatie is een transparant, uniform en overzichtelijk beleid voor de hele regio te verkrijgen. Om de harmonisering van het armoedebeleid en schuldhulpverlening vorm te geven is een werkgroep geformeerd. De uitwerking vindt plaats via de thema’s harmonisatie bijzondere bijstand, harmonisatie minimabeleid en harmonisatie schuldhulpverlening.
43
Ten aanzien van voornoemde thema’s hebben beleidsvergelijkingen plaatsgevonden van zowel hetgeen schriftelijk is vastgelegd als van datgene wat in de praktijk wordt toegepast. Aan de hand van deze beleidsvergelijkingen worden de kaders weergegeven waarbinnen toekomstig beleid met regionale uniformiteit wordt weergegeven. Aan de hand van de keuzes die vervolgens gemaakt worden, wordt het beleid verder uitgewerkt en vastgelegd in een samenhangend pakket van gemeentelijke regelingen, gericht op het terugdringen of voorkomen van armoede. In 2014 wordt de harmonisatie van het (regionale) bijzondere bijstand beleid geïmplementeerd. De harmonisatie van het armoedebeleid en schuldhulpverlening wordt in 2014 aan de gemeenteraden ter besluitvorming voorgelegd en vanaf 2015 geïmplementeerd. Thema 6: Decentralisatie Jeugdzorg en doorontwikkeling Centrum voor Jeugd en Gezin. De gemeenten hebben vanaf 2008 de opdracht om via het Centrum voor Jeugd en Gezin ervoor zorg te dragen dat ouders informatie en advies en lichte ondersteuning ontvangen bij de opvoeding en opgroeivragen van hun kind. Tevens dient de gemeente erop toe te zien dat bij complexere hulp- en ondersteuningsvragen integrale hulp wordt geboden vanuit de gedachte één gezin-één plan-één regisseur. Het kabinet heeft besloten dat er een nieuw stelsel moet komen voor jeugdigen en hun gezinnen onder verantwoordelijkheid van de gemeenten. Doel van de stelselwijziging is: meer preventie, eerdere ondersteuning, integrale hulp en gebruikmaken van eigen kracht van jeugdigen en ouders. Per 1 januari 2015 wordt de gemeente bestuurlijk en financieel verantwoordelijk voor alle ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en ouders (inclusief gespecialiseerde jeugdzorg). Doorontwikkeling Centrum voor Jeugd en Gezin. Het CJG Heuvelland bestaat uit een frontoffice en een regionale backoffice. De lokale frontoffice is het zichtbare deel van het CJG, waar de dienstverlening aan de klant plaatsvindt. Een laagdrempelig inlooppunt in de gemeente. Hier wordt informatie en advies aangeboden, worden spreekuren gehouden, kunnen signalen worden aangegeven en kan opvoedingsondersteuning aangeboden worden. Binnen het frontoffice CJG werken de jeugdgezondheidszorg en het Algemeen Maatschappelijk Werk samen. Ook anders partners zijn betrokken bij deze samenwerking. In onze gemeente zijn 2 inlooppunten CJG. Een inlooppunt is gerealiseerd in het Stella Maris College. Dit richt zich op 12+ jongeren en hun opvoeders. Het tweede inlooppunt is aan het Berkelplein en richt zich op 12- jongeren en hun opvoeders. Ook is een informatiepunt CJG in de bibliotheek aanwezig. In 2013 is samen met de CJG-partners, de basisscholen en voorschoolse instellingen een nieuwe integrale ondersteuningsstructuur ontwikkeld voor kinderen en ouders die (tijdelijk) extra ondersteuning nodig hebben. Hiervoor geldt dat de medewerkers van het CJG zoveel mogelijk vindplaatsgericht functioneren en ondersteuning bieden aan de professionals in scholen en voorschoolse voorzieningen. Voor de meer gecompliceerde ondersteuningsvragen wordt in 2014 een casusoverleg op gemeentelijk niveau ingericht. Voor dit casusoverleg worden de betrokken ouders c.q. jongere en de mogelijke (jeugd)hulpverleners uitgenodigd. In het casusoverleg wordt sámen met de ouders c.q. jongere het integrale hulpverleningsplan (één gezin-één plan) vastgesteld. De procesmanager, tevens voorzitter van het casusoverleg, ziet erop toe dat hulp conform afspraak wordt uitgevoerd en onderneemt actie als de hulpverlening stagneert of de veiligheid van een kind in het geding is. In 2014 zal, vooruitlopend op de overdracht van alle jeugdhulp naar de gemeenten in 2015, geëxperimenteerd worden met toekenning van de vrijwillige jeugdhulpverlening via het casusoverleg in plaats van Bureau Jeugdzorg. Decentralisatie Jeugdzorg. De nieuwe Jeugdzorg-taken die vanaf 2015 op ons afkomen, plaatsen gemeenten in het hart van jeugdhulp en brengen grote verantwoordelijkheden met zich mee. Het gaat hierbij niet alleen over het verleggen van de bestuurlijke verantwoordelijkheid, maar vooral ook om de opbouw van een nieuw inhoudelijk fundament voor hulp en ondersteuning aan jeugd en hun ouders binnen hun sociale context. Daarbij staan we voor de niet geringe opgave om de preventie en lichte ondersteuning zo te organiseren dat de vraag naar (dure) specialistische zorg afneemt.
44
In 2014 zal op diverse niveaus veel werk verricht moeten worden om deze nieuwe taken per 2015 op te kunnen pakken. De voorbereiding op deze nieuwe taak wordt op diverse niveaus opgepakt: 1.
Bovenregionaal.
Voor de goede uitvoering van een aantal taken zal het noodzakelijk zijn dat gemeenten op bovenregionaal niveau samenwerken. Het gaat dan bijvoorbeeld over de uitvoering van de taken op het gebied kinderbescherming, jeugdreclassering, gesloten jeugdhulp, specialistische hulp en een meldpunt voor de bestrijding van huiselijk geweld en kindermishandeling. Alleen via bovenregionale samenwerking kan de beschikbare capaciteit, kwaliteit van specialistische hulp en efficiency gewaarborgd worden. In 2014 worden afspraken gemaakt over de organisatie en uitvoering van de jeugdzorgtaken die bovenlokaal worden georganiseerd. 2.
Samenwerking Maastricht-Heuvelland.
Een aantal taken wordt binnen het samenwerkingsverband Maastricht-Heuvelland vormgegeven. In 2014 dient een beleidsplan Jeugd (aangevuld met lokale aandachtspunten) door de raad te worden vastgesteld. In dit beleidsplan komen de volgende zaken aan de orde: • Wat willen we bereiken; • Welke ondersteuningsvraag is er in onze regio/gemeente; • Hoe willen we het gaan organiseren; • Met wie gaan we het uitvoeren; • Hoe gaan we de kwaliteit van de zorg voor de jeugd bewaken; • Hoe gaan we de financiële middelen inzetten. In 2014 dient de gemeenteraad een verordening vast te stellen. In deze verordening worden de regels en voorwaarden vastgesteld op grond waarvan een individuele voorziening wordt beoordeeld en toegekend. Ook dient aangegeven te worden op welke wijze de toegang en toekenning van een individuele voorziening is afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning en inkomen. 3.
Lokaal.
In 2014 zal het lokale CJG omgebouwd moeten worden tot de toegangspoort voor alle jeugdhulpverlening. Naast de nieuwe taak als toegangspoort zal, om de bezuiniging te kunnen opvangen zonder de kwaliteit van de ondersteuning onder druk te zetten, ook een transformatie van de huidige werkwijze gerealiseerd moeten worden. Behalve financiële redenen zijn er ook inhoudelijke redenen om de (toegang tot) de jeugdhulp anders in te richten. Deze redenen zijn onder andere: stapeling van zorgaanbod en hulpverleners rondom gezinnen met meervoudige problemen, versnippering zorgaanbod, regeldruk, toename zorgconsumptie, niet integraal herkennen van beperkingen en problemen. De relatie professional – jongeren en hun ouders dient wezenlijk anders vormgegeven te worden. De behoefte en mogelijkheden van ouders en kind dienen centraal te staan. Wat kan het gezin zelf samen met de sociale omgeving oplossen? Er dient mét en niet over ouders en kinderen gepraat te worden. Hulp wordt zoveel mogelijk dichtbij het kind en het gezin geboden. Voor complexere vraagstukken wordt gewerkt met de methode één gezin – één plan – één regisseur. Dit vraagt van de professionals een hele andere houding. Ook dient de professional meer ruimte te krijgen om invulling te geven aan deze nieuwe werkwijze. Er zijn in 2013 al afspraken gemaakt met het onderwijs, de voorschoolse voorzieningen en de lokale CJG partners over het bieden van integrale ondersteuning en hulp. Deze afspraken dienen ook gemaakt te worden met andere instellingen op het gebied van zorg, maatschappelijke ondersteuning en werk en inkomen.
45
Thema 7: De doorontwikkeling van het Wmo-loket. In 2013 is het Wmo-loket gekanteld. Het gaat niet meer om een standaard intake maar een inschatting per situatie en een integrale benadering vanuit de behoefte van de cliënt. De burger en de gemeente gaan samen in gesprek, waarbij de individuele behoeften en mogelijkheden centraal staan in plaats van de beperking of de zorgvraag. Het doel is om burgers zo lang mogelijk zelfstandig thuis te laten blijven wonen en te laten participeren in de samenleving. In 2014 wordt de kanteling van het Wmo-loket verder doorontwikkeld. De klantmanagers “Zorg” zullen een plek krijgen in het sociaal wijkteam. Dat geldt evenzo voor hun collega’s “Werk en Inkomen”. Vanuit een integrale benadering worden de drie decentralisaties (wijzigingen in de AWBZ, Participatiewet en de jeugdzorg) door onze gemeente opgepakt. Het uitgangspunt hierbij is één gezin één plan. Bezuinigingen in de zorg en maatschappelijke veranderingen (verzorggingsstaat versus participatiesamenleving) nopen tot innovatie. Het is noodzakelijk om als gemeente dichter bij de burger te staan, integraal te werken en aanwezig te zijn in de leefomgeving van de burger. Om dit te bereiken, starten wij in 2014 met een pilot ten aanzien van de introductie van een sociaal wijkteam. Het doel van een sociaal wijkteam is te komen tot een integrale (generalistische) outreachende aanpak van hulp- en dienstverlening in de buurt, waarbij de eigen kracht en zelfredzaamheid van burgers en kern als uitgangspunt dient. De ambitie is om door de inzet van sociale wijkteams de professionele ondersteuning in onze gemeente op het gebied van welzijn en zorg/gezondheid, inkomen en veiligheid efficiënter én effectiever in te zetten. Het sociale wijkteam richt zich op zowel individuele als collectieve vragen in de buurt en probeert daarbij zoveel mogelijk zonder indicatie een oplossing te bieden. Van de aanwezige organisaties vraagt dat vraaggericht en gebiedsgericht werken. Versterking van de burger en kern is het gezamenlijke doel, de burger krijgt (weer) meer grip op zijn eigen leven. Thema 8: Decentralisatie AWBZ. Vanaf 1 januari 2015 krijgen gemeenten op grond van de Wmo een brede verantwoordelijkheid voor de ondersteuning van burgers die beperkt kunnen participeren. Door gerichte ondersteuning bij het voeren van regie op het eigen leven, het uitvoeren van algemeen dagelijkse levensverrichtingen en het ontmoeten van anderen, kunnen burgers met een beperking langer thuis blijven wonen en participeren in de maatschappij. Dit draagt bij aan hun welbevinden en voorkomt onnodige medicalisering. De aanspraken op extramurale zorg in de AWBZ komen te vervallen, de Wmo wordt aangepast en de bijbehorende budgetten worden overgeheveld naar gemeenten. Grofweg wordt de begeleiding en de persoonlijke verzorging overgeheveld naar de gemeenten. Dit betekent geen overheveling van rijkstaken, maar wel een overheveling van het budget zodat gemeenten in grote beleidsvrijheid ondersteuning op maat kunnen organiseren. Derhalve kan men, anders dan aan de AWBZ, geen verzekerde rechten ontlenen aan de Wmo. Het bovenstaande vraagt om een herijking van de Wmo. In het Regeerakkoord is een aantal voorgenomen maatregelen opgenomen. Deze zijn onderwerp van discussie geweest waarbij is gebleken dat aanpassingen wenselijk zijn. Gemeenten worden gestimuleerd om sociale wijkteams op te richten. In 2015 blijft meer budget beschikbaar voor gemeenten met betrekking tot de (huishoudelijke) ondersteuning. Gemeenten houden 60% in plaats van 25% van de middelen. Het kabinet introduceert onder de Wmo een maatwerkvoorziening ter vervanging van de compensatie eigen risico, de aftrek specifieke zorgkosten en de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten. Deze regeling kan worden ingezet in het brede sociale domein. Het kabinet creëert een recht op het PGB onder stringente voorwaarden. In 2014 zullen wij de nieuwe toegang tot de Wmo gaan vormgeven. Deze toegang zal per 1 januari 2015 operationeel zijn. Onder deze toegang valt ook het sociale wijkteam. Individuele begeleiding en groepsbegeleiding, persoonlijke verzorging, de hervorming van de hulp bij het huishouden en het recht op een PGB zullen in regionaal verband worden opgepakt. Hierbij wordt integraal gekeken naar de overige decentralisaties: de Participatiewet en de jeugdzorg.
46
In de onderstaande tabel zijn alle in 2014 te realiseren prestaties door de gemeente nog eens samengevat. Thema/activiteit Leefbaarheid in de kernen Voorbereiding Participatiewet op basis van sociaal akkoord De Wet sociale werkvoorziening Regionaal Werkgevers Servicepunt
Armoedebeleid en schuldhulpverlening Decentralisatie Jeugdzorg en doorontwikkeling Centrum voor Jeugd en Gezin
De doorontwikkeling van het Wmo-loket Decentralisatie AWBZ
Te leveren prestaties 2014 Alle kernen hebben een kernambtenaar en het zelfsturingsproces wordt verder ondersteund. De implementatie van de participatiewet op Heuvelland niveau voorbereiden. Definitief besluiten over de toekomstige uitvoering van de Wsw door de gemeenten Vaals, Gulpen-Wittem en Valkenburg aan de Geul. M et behulp van pilots ervaring opdoen met het zelf uitvoeren van de Wsw. Pilot WSP voortzetten. Bevindingen vastleggen in een rapportage. Opstellen businessplan voor het vervolg van het project. M edio april 2014 businessplan opleveren op basis waarvan besluitvorming over de voortzetting van het WSP zal plaatsvinden. De harmonisatie van het (regionale) bijzondere bijstand beleid implementeren. De harmonisatie van het armoedebeleid en schuldhulpverlening ter besluitvorming voorleggen. Het maken van afspraken over de organisatie en uitvoering van de jeugdzorgtaken die bovenlokaal worden georganiseerd. Het door de raad vaststellen van een beleidsplan Jeugd en een verordening Jeugdhulp. Het ombouwen van het lokaal CJG tot de toegangspoort (frontoffice) jeugdhulp en –ondersteuning. Het implementeren van nieuwe werkwijzen en methodieken. Het maken van afspraken met instellingen op het gebied van zorg, maatschappelijke ondersteuning en werk en inkomen over het bieden van integrale ondersteuning en hulp. Inrichten van sociale wijkteams. Afstemming met informele en formele zorgverleners vorm geven. Nieuwe toegang tot de WM O vormgeven.
Wat mag het kosten? Bij elke thema is, indien van toepassing, ingegaan op de benodigde middelen en de bekostiging ervan.
47
Totaaloverzicht baten en lasten programma.
Programma Sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening Lasten Bestaand beleid
Realisatie 2012
Planjaar 2013
Planjaar 2014
Planjaar 2016
Planjaar 2017
14.541.097 15.538.571 15.344.124 15.184.974 15.193.832 15.198.455
Beleidsprogramma/dekkingsplan
-583.748
Taakstellingen Toevoeging reserves Totaal lasten
Planjaar 2015
342.568
6.252
6.252
6.252
-780.000
-780.000
-780.000
338.857
343.686
343.686
14.541.097 15.538.571 15.102.944 14.750.083 14.763.770 14.768.393
Programma Sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening Baten
Realisatie 2012
Bestaand beleid
-8.392.819 -8.267.403 -8.652.853 -8.603.287 -8.603.287 -8.603.287
Planjaar 2013
Planjaar 2014
Planjaar 2015
Planjaar 2016
Planjaar 2017
Beleidsprogramma/dekkingsplan Onttrekking reserves
Totaal baten
-171.651
-186.306
-159.459
-120.448
-8.392.819 -8.267.403 -8.824.504 -8.789.593 -8.762.746 -8.723.735
Programma Sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening Saldo
Realisatie 2012
Planjaar 2013
Planjaar 2014
Planjaar 2015
Planjaar 2016
Planjaar 2017
Bestaand beleid
6.148.278
7.271.168
6.691.271
6.581.687
6.590.545
6.595.168
-583.748
6.252
6.252
6.252
-780.000
-780.000
-780.000
152.551
184.227
223.238
Beleidsprogramma/dekkingsplan Taakstellingen Mutatie reserves Totaal saldo
170.917
6.148.278 7.271.168 6.278.440 5.960.490 6.001.024 6.044.658
48
§ 1.7 Programma Volksgezondheid en milieu. Bestuurlijk verantwoordelijk Ambtelijk verantwoordelijk
: :
Dhr. C.M.H. van Melsen Dhr. ir. J.F. de Groot
Inleiding. In dit programma komen de activiteiten aan de orde op het gebied van volksgezondheid en milieu. Het betreft het aspect gezondheid zelf en de aspecten die hier een directe relatie mee hebben: milieu, afval en rioleringen. Het programma richt zich op de gezondheid van de gehele bevolking of op bepaalde groepen. Daarnaast richt zich met name het aspect volksgezondheid op het bevorderen van gelijke kansen voor iedereen. Het beleid richt zich dus niet op het bevorderen van de gezondheidssituatie van het individu, maar op de kansen op gezondheid voor een populatie als geheel. Met andere woorden, “voorkomen is beter dan genezen”. Basis hiervoor is vastgelegd in de regionale gezondheidsnota die de 18 Zuid-Limburgse gemeenten hebben opgesteld. In deze nota worden de kaders voor het gezondheidsbeleid weergegeven: de wettelijke taken vanuit de Wet publieke gezondheid (Wpg), de relatie met andere gemeentelijke wettelijke taken op het vlak van de jeugd(gezondheids)zorg, maatschappelijke ondersteuning en armoedebestrijding, het financiële kader, de achterblijvende gezondheidssituatie in Zuid-Limburg en belangrijke maatschappelijke ontwikkelingen, zoals decentralisatie van wettelijke verantwoordelijkheden, de noodzaak tot integratie van beleidsdoelstellingen en regionale samenwerking. De onderdelen milieu, afval en rioleringen omvatten naast het bepalen van eigen beleid ook een aantal uitvoerende taken. Voor rioleringen zijn het beleid en de financiële kaders vastgelegd in het gemeentelijke rioleringsplan (VGRP 2010-2014). Op het gebied van milieu is door de raad de afgelopen jaren beleid vastgesteld o.a. op het gebied van de bodem, geurhinder en externe veiligheid. Wat willen we bereiken? Met dit programma willen wij bereiken dat de volksgezondheid in Zuid-Limburg in het algemeen en in Valkenburg aan de Geul in het bijzonder op minimaal het zelfde niveau komt als het Nederlandse gemiddelde. Ook moet met het uitgestippelde beleid bereikt worden dat de aanhoudende verschillen in gezondheid en levensverwachting tussen mensen met een lage en een hoge sociaaleconomische status worden verkleind. Uitvoering van dit programma voor het onderdeel riolering moet er toe leiden dat wateroverlast wordt beperkt en dat overstort van vervuild water op open water wordt voorkomen. Voor het onderdeel milieu willen wij een duurzaam en goed milieu voor zowel onze eigen inwoners als onze bezoekers garanderen. Maatschappelijke effecten. • • • • •
Het bevorderen van de gezondheid van de inwoners en dan met name inwoners met een lage sociale economische status in de dorpskernen; Zelfsturing vanuit de dorpskernen wordt verbonden met het integraal werken aan gezondheidsbevordering. Inwoners gaan vanuit het principe van zelfsturing verantwoording nemen ten aanzien van de gezondheidsaspecten in hun buurt; Door de ontkoppeling van de afvoer van regenwater en vuilwater wordt mede voorkomen dat er wateroverlast ontstaat en dat het oppervlaktewater wordt vervuild; Vereenvoudiging van de regelgeving en procedures, vermindering van het aantal procedures, kostenbesparing en betere dienstverlening voor de vergunningaanvrager; Inwoners en bedrijven zuiniger om te laten gaan met energie;
49
•
• •
Inwoners afdoende te beschermen tegen schadelijke gevolgen van geluid, geur, luchtverontreiniging, bodemverontreiniging en veiligheidsrisico’s, die aanwezige bedrijven en/of installaties kunnen veroorzaken. Er wordt gestreefd naar een goede balans tussen enerzijds het belang van het bedrijfsleven en anderzijds een gezonde leefomgeving; Verlaging van de inzamelkosten door schaalvergroting; Het uitbreiden van het gebied, waarbinnen inwoners op uniforme wijze en tegen dezelfde acceptatievoorwaarden hun grof huishoudelijk afval bij een milieupark kunnen aanbieden.
Wat gaan we daarvoor in 2014 doen? Om de beoogde maatschappelijk effecten te kunnen realiseren zijn een aantal thema’s benoemd. Soms hebben deze thema’s een duidelijke relatie met thema’s uit andere programma’s. Thema 1: Volksgezondheid. Investeren in gezondheid onontbeerlijk voor de toekomst. Gezien de achterblijvende gezondheid en de structurele bevolkingsdaling, is investeren in een gezonde samenleving broodnodig: zowel in Zuid-Limburg als in Valkenburg aan de Geul. Een samenleving waarin alle mensen volwaardig kunnen deelnemen aan maatschappelijke activiteiten, zoals arbeid en mantelzorg, staat hierin centraal. Dit vraagt om een gericht gezondheidsbeleid. Een beleid waarin nadrukkelijk gekozen wordt voor gezondheidsbevorderende en –beschermende maatregelen voor kwetsbare groepen ter verkleining van de gezondheidsverschillen. De vijf landelijke preventiespeerpunten zijn hierbij uiteraard een belangrijk uitgangspunt: depressie, overgewicht, alcohol, roken en seksualiteit. In het coalitieakkoord 2010-2014 is opgenomen dat de landelijk vastgestelde prioriteiten op het gebied van volksgezondheid per dorpskern zullen worden aangepakt. In samenwerking met de GGD ZL en de Wmo-raad is een lokaal programma volksgezondheid 2012-2015 ontwikkeld. Enkele belangrijke uitgangspunten in dit kader zijn: • • •
Via de aanpak van de volksgezondheid per dorpskern en via het proces van zelfsturing proberen we om de gezondheid te verbeteren en om de verantwoordelijkheid hiervoor neer te leggen bij de burgers zelf; Aandacht voor risicogroepen is essentieel voor het verkleinen van gezondheidsverschillen. In Valkenburg aan de Geul zijn dit voornamelijk de kwetsbare jongeren en ouderen; De aandacht voor bewegen blijft belangrijk en kan hiermee een positieve invloed hebben op meerdere aspecten van gezondheid. Daarnaast kan bewegen een laagdrempelige voorloper zijn van sporten in verenigingsverband.
Thema 2: Buurtkracht. Op 1 februari 2010 heeft ZonMw aan de gemeente Valkenburg aan de Geul een subsidie toegekend van € 247.830,- voor de duur van 4 jaar om het project Buurtkracht uit te voeren in de kernen. Buurtkracht houdt in dat inwoners vanuit het principe van zelfsturing verantwoording nemen ten aanzien van gezondheidsaspecten in hun buurt. Burgers geven zelf aan welke aspecten zij belangrijk vinden voor hun eigen kern. Integraal gezondheidsbeleid en overgewicht staan hierin centraal. De gemeente Valkenburg aan de Geul heeft ervoor gekozen om te werken volgens de principes van zelfsturing. In het project Buurtkracht wordt gezondheid gekoppeld aan deze visie op zelfsturende gemeenschappen en leefbaarheid. Een goede gezondheid draagt immers bij aan zelfredzaamheid en kwaliteit van leven. Dit betekent dat burgers zelf aangeven welke aspecten van gezondheid zij belangrijk vinden. GGD ZL en gemeente faciliteren en ondersteunen de verschillende initiatieven in de kernen. Om vraaggericht te kunnen werken, in zelfsturende gemeenschappen, moeten interne gemeentelijke processen op elkaar zijn afgestemd. Het verbinden van beleidsterreinen en partijen is essentieel voor versterking van gezondheidsbevordering in de kernen. Het adequaat vormgeven van dit proces is daarom essentieel voor het slagen van Buurtkracht en het verankeren van de resultaten. Buurtkracht heeft al enkele mooie resultaten opgeleverd.
50
De projectperiode was echter te kort om de werkwijze rondom zelfsturing en gezondheid volledig te integreren. Om de huidige resultaten te behouden en te verankeren is het belangrijk dat wij samen met de GGD ZL de opgezette structuur en programma’s continueren. Uit onderzoek en ervaring blijkt dat de aandacht voor gezondheid (en hiermee gezondheidswinst op de lange termijn) weer verdwijnt als dit niet gebeurt. De GGD ZL heeft voor de continuering vier scenario’s ontwikkeld. Aan de hand van deze vier scenario’s wordt inzichtelijk gemaakt welke mogelijkheden er zijn voor de inzet en continuering van Buurtkracht vanuit GGD Zuid Limburg. De kosten voor deze scenario’s variëren van “geen extra kosten; valt onder de basisfinanciering” tot maximaal € 23.000,-. Wij gaan uit van het scenario dat valt onder de basisfinanciering, waarbij de gemeente geen extra kosten hoeft te maken.
Thema 3: Rioleringen. Hoofddoel van de riooltechnische en waterhuishoudkundige werken is de bescherming van de volksgezondheid. Afgeleid doel is de inzameling en het transport van het afvalwater, waarbij overlast en overstorten op oppervlaktewater, bodem en grondwater wordt beperkt. Eind 2009 is een nieuw VGRP vastgesteld. Hierin is de planning voor de komende 4 jaar opgenomen. Speerpunt hierin is de rioolvervanging in het kader van het centrumplan, inclusief het afkoppelen. Samen met het Waterschapbedrijf Limburg heeft er een Optimalisatie Afvalwater Studie plaatsgevonden, de zogenaamde OAS. Vanuit deze studie is besloten door te gaan met het onderzoeken van vergaande regionale samenwerking op rioleringsgebied. Hierbij werken de gemeenten Eijsden-Margraten, Gulpen-Wittem, Maastricht, Meerssen, Simpelveld, Vaals en Valkenburg samen met het waterschap en de WBL aan een toekomstig gemeenschappelijk rioleringsplan. In het voorjaar van 2013 heeft er een raadsconferentie plaatsgevonden voor alle raadsleden van de deelnemende gemeenten. Op basis van de positieve reacties op deze avond, is in september 2013 in de afzonderlijke gemeenteraden een lichte gemeenschappelijke regeling ter besluitvorming voorgelegd om het samenwerkingsverband Maas en Mergelland te verankeren. Na ondertekening door alle gemeenteraden en het waterschap Roer en Overmaas kan er daadwerkelijk aan de slag gegaan worden met de projecten. In 2014 zullen de eerste resultaten zichtbaar worden van het samenwerkingsverband Maas en Mergelland. Concreet worden de volgende activiteiten opgepakt: 1) Uitvoering maatregelen Gemeentelijk Rioleringsplan (VGRP) en het terugdringen van punt- en diffuse bronnen van verontreiniging. Hiermee wordt onder andere bedoeld het terugdringen van onkruidbestrijdingsmiddelen, die in het grondwater c.q. riool terecht komen en het reserveren van ruimte voor water in bestemmingsplannen, in combinatie met het berekenen van de stedelijke wateropgave; 2) Bij de reconstructieplannen van straten, maar ook bij de verdere ontwikkeling van het centrumplan zal worden ingezet op het volledig afkoppelen van het regenwater van het rioolstelsel. Evenals in 2013 zullen ook in 2014 weer diverse straten worden aangepakt; 3) In regionaal verband met de daarbij betrokken partijen komen tot formulering van gemeenschappelijk beleid en hier vervolgens gezamenlijk inhoud en uitvoering aan geven. Thema 4: Milieu. De Rijksoverheid streeft naar vereenvoudiging van de (milieu) regelgeving met als doel onder andere het aantal procedures te verminderen en kostenbesparing te bereiken voor vergunningaanvragers. Door de inwerkingtreding van de Wabo per 1 oktober 2010 is hier de basis voor gelegd. In het kader van duurzaamheid staan energiebesparing en klimaatbeleid volop in de belangstelling. Door middel van het uitvoeren van het door de gemeenteraad in mei 2013 vastgestelde Klimaatbeleidsplan 2012-2015 zal hier invulling aan worden gegeven. Via subsidieregelingen van met name de provincie Limburg wordt het nemen van energiebesparende maatregelen en het treffen van energiebesparende voorzieningen gestimuleerd. In het kader van de uitvoering van de (milieu)regelgeving wordt gestreefd naar een goede balans tussen enerzijds het belang van het bedrijfsleven en anderzijds een gezonde leefomgeving.
51
Thema 5: Afval. Het huidige afvalbeleid, dat gericht is op het verder terugdringen van de hoeveelheid nog te verbranden afval, het stimuleren van scheiding van de herbruikbare afvalcomponenten en het reduceren van de kosten door schaalvergroting, zal onverkort worden voortgezet. De in 2013 gehouden provincie brede aanbesteding van de verwerking van het huishoudelijk restafval en GFTafval heeft geleid tot een substantiële verlaging van de verwerkingskosten. Het nieuwe contract gaat in per 1 januari 2014. De gemeenteraad heeft in juli 2013 besloten met de gemeenten Maastricht en Meerssen een nieuwe Gemeenschappelijke Regeling Milieuparken aan te gaan voor een termijn van twee jaren vanaf 1 januari 2014. Tevens hebben de betrokken gemeenten besloten een onderzoek uit te laten voeren naar de mogelijkheden tot samenwerking bij de exploitatie van milieuparken op minimaal de schaal van Maastricht en Heuvelland. Wat mag het kosten? De middelen voor de thema’s volksgezondheid en buurtkracht zijn opgenomen in de reguliere begroting. De middelen voor rioleringen zijn in de meerjarenbegroting verwerkt zoals opgenomen in het VGRP dat is vastgesteld in december 2009. In verband met de werkzaamheden in het centrum heeft de raad in 2012 een aanpassing ofwel herprioritering vastgesteld. De middelen voor de thema’s milieu en afval zijn opgenomen in de reguliere begroting.
52
Totaaloverzicht baten en lasten programma.
Programma Volksgezondheid en milieu Lasten
Realisatie 2012
Planjaar 2013
Planjaar 2014
Planjaar 2015
Planjaar 2016
Planjaar 2017
Bestaand beleid
4.456.292
5.429.295
5.026.346
4.944.604
4.942.644
4.919.266
155.925
233.517
229.433
225.349
165.081
156.343
153.924
183.216
Beleidsprogramma/dekkingsplan Taakstellingen Toevoeging reserves Totaal lasten
4.456.292 5.429.295 5.347.352 5.334.464 5.326.001 5.327.831
Programma Volksgezondheid en milieu Baten
Realisatie 2012
Bestaand beleid
-4.173.943 -3.944.427 -4.069.584 -4.186.809 -4.186.809 -4.186.809
Planjaar 2013
Planjaar 2014
Planjaar 2015
Planjaar 2016
Planjaar 2017
Beleidsprogramma/dekkingsplan Taakstellingen Onttrekking reserves Totaal baten
Programma Volksgezondheid en milieu Saldo
Bestaand beleid
-319.531
-199.910
-183.378
-176.090
-4.173.943 -3.944.427 -4.389.115 -4.386.719 -4.370.187 -4.362.899
Realisatie 2012
Planjaar 2013
Planjaar 2014
Planjaar 2015
Planjaar 2016
Planjaar 2017
282.349
1.484.868
956.762
757.795
755.835
732.457
155.925
233.517
229.433
225.349
-154.450
-43.567
-29.454
7.126
958.237
947.745
955.814
964.932
Beleidsprogramma/dekkingsplan Taakstellingen Mutatie reserves Totaal saldo
282.349 1.484.868
53
54
§ 1.8 Programma Ruimtelijke ordening en volkshuisvesting. Bestuurlijk verantwoordelijk Ambtelijk verantwoordelijk
: :
Dhr. C.M.H. van Melsen Dhr. ir. J.F. de Groot
Inleiding. Binnen dit programma komen de thema’s ruimtelijke ordening en volkshuisvesting aan de orde. Het thema Ruimtelijke Ordening richt zich op het ordenen van de aanwezige ruimte in de gemeente. Hiermee wordt zowel de bebouwde als de onbebouwde ruimte bedoeld. De bedoeling is om te beschikken over een actueel ruimtelijk beleid voor het totale grondgebied van de gemeente, waarin is vastgelegd hoe gebouwen en (onbebouwde) gronden mogen worden gebruikt (welke functies zijn toegestaan) en hoe gronden mogen worden bebouwd (wat, waar en hoe groot/hoog). Verder dient het ruimtelijk beleid duidelijkheid te verschaffen over de beleidsvrijheid van de gemeente binnen de geldende wet- en regelgeving. Met andere woorden, uit het ruimtelijk beleid moet duidelijk zijn op welke onderdelen maatwerk mogelijk is, uitgaande van de locale problematiek en behoeften. Het thema Volkshuisvesting richt zich op een kwalitatief en kwantitatief evenwicht op de regionale (en dus ook lokale) woningmarkt. Zonder regionale afstemming kan een optimale woonsituatie voor de inwoners van nu en de toekomst niet worden bereikt. Het volkshuisvestingsbeleid is gebaseerd op de regionale woonvisie, die een uitwerking is van het Provinciaal Omgevingsplan Limburg en heeft zodoende een formele status. De demografische ontwikkelingen (afname bevolking en vergrijzing) vragen om maatregelen die het toevoegen van nieuwe woningen beteugelt en alleen in bijzondere gevallen toestaat. Regionaal en Provinciaal worden daarvoor kaders ontwikkeld. De interactie tussen Ruimtelijke Ordening, Volkshuisvesting en Maatschappelijke aspecten wordt daarmee steeds sterker. Voor beide thema’s is het nieuw op te stellen Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL 2014) van groot belang. Dit provinciale plan krijgt een formele status en is een visiedocument waarmee de provincie vastlegt wat ze samen met haar omgevingspartners wil doen om in Limburg de fysieke voorwaarden voor een optimaal leef-en vestigingsklimaat te realiseren. Op dit moment wordt het nieuwe POL voorbereid en is de planning dat het plan medio 2014 door Provinciale Staten wordt vastgesteld. Belangrijk onderdeel van het nieuwe POL zijn de drie regionale visies (noord, midden en zuid) die voor Limburg worden opgesteld, samen met de regiogemeenten. Onderdeel van het hele proces is ook een communicatietraject, waarbij uiteraard de diverse gemeenteraden betrokken zullen worden. Gezien de formele status van het POL zal dit plan gevolgen hebben voor het ruimtelijke ordenings-en volkshuisvestingsbeleid van onze gemeente. Er zal een vertaling moeten plaatsvinden naar de lokale situatie in de diverse bestemmingsplannen en het aan te passen volkshuisvestingsbeleid. Wat willen we bereiken? Op het gebied van de ruimtelijke ordening willen we bereiken dat onze gemeente blijft beschikken over een dekkend juridisch kader in de vorm van actuele bestemmingsplannen, dat naast het beschermen van aanwezige waarden ook voldoende ruimte voor ontwikkeling biedt. Door de activiteiten op het gebied van de volkshuisvesting willen we bereiken dat er een passende regionale woningvoorraad komt die aansluit bij de wensen van de huidige bevolking en in staat is toekomstige ontwikkelingen op te vangen. Voor de regio Maastricht en Heuvelland betekent dit het transformeren van de bestaande woningvoorraad naar de toekomstige gewenste kwaliteit en samenstelling. Voor Valkenburg aan de Geul betekent dit het kritisch omgaan met nieuwe initiatieven en het goed monitoren van de lopende projecten.
55
Maatschappelijke effecten. • • • • • • •
Een goede huisvesting voor diverse doelgroepen, waarbij vooral aandacht is voor specifieke doelgroepen als ouderen en jongeren; Leegstand en daarmee waardevermindering van bestaande woningen voorkomen; Het voorkomen van sociaal isolement van ouderen als gevolg van landelijke maatregelen; Op ruimtelijk vlak ontwikkelingen mogelijk maken c.q. ongewenste ontwikkelingen tegengaan en kernkwaliteiten vastleggen, zoals natuurwaarden, landschappelijke waarden en cultuurhistorie; Het verschaffen van rechtszekerheid en rechtsgelijkheid; Het beschermen van aanwezige waarden (monumenten, archeologie, landschap en natuur); Het verbeteren van de digitale dienstverlening aan burgers.
Wat gaan we daarvoor in 2014 doen? Om de beoogde maatschappelijk effecten te kunnen realiseren is een aantal thema’s benoemd. Soms hebben deze thema’s een duidelijke relatie met thema’s uit andere programma’s. Thema 1: Ruimtelijke ordening. De actualisatie van de drie belangrijke bestemmingsplannen binnen het grondgebied van de gemeente, te weten: Centrum Valkenburg, Kernen 2010 en Buitengebied 2012 is in de periode 2010 tot en met 2012 afgerond. Alle drie de bestemmingsplannen zijn onherroepelijk. Met betrekking tot de bestemmingsplannen Centrum Valkenburg en Kernen 2010 is inmiddels ook een reparatiebesluit genomen (naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State). Voor het bestemmingsplan Kernen 2010 is ook reeds een 1e herziening vastgesteld. Voor het bestemmingsplan Buitengebied 2012 dient eind 2013 een reparatiebesluit te worden vastgesteld naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State. Daarnaast beschikken we over een intergemeentelijke structuurvisie GulpenWittem, Vaals en Valkenburg aan de Geul, vastgesteld door de raad op 13 februari 2012. Alle hiervoor genoemde ruimtelijke plannen zijn raadpleegbaar via de daartoe ingerichte landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl. Daarmee is dus 100% van het grondgebied van de gemeente Valkenburg aan de Geul “gedekt” door actuele bestemmingsplannen en een ruimtelijke visie voor de langere termijn. De gemeente beschikt dus over een actueel en juridisch handhaafbaar beleidskader dat voldoet aan de eisen van de Wro. Naar de toekomst toe willen we deze actuele situatie zo goed mogelijk in stand houden. In de Wro is de wettelijke plicht verankerd tot 10-jaarlijkse herziening van bestemmingsplannen. Aan niet-nakoming van deze plicht is een sanctie gekoppeld. In de toekomst moet zoveel mogelijk worden voorkomen dat de grootschalige herzieningen van ruimtelijke plannen weer nagenoeg gelijktijdig worden opgesteld. Dit legt namelijk een enorme druk op de beschikbare tijd binnen de organisatie en leidt tot een piek in de uitgaven. Om die reden zal er een actualisatieschema worden opgesteld voor de komende 10 jaar. Hiervoor zijn in de begroting middelen opgenomen. De bedoeling is om eventuele onvolkomenheden en omissies in bestemmingsplannen zo spoedig mogelijk te repareren. Ook de jaarlijks verleende vrijstellingen, afwijkingen, omgevingsvergunningen zullen zo snel mogelijk worden verwerkt. Dit kan door het opstellen van een zogenaamde geconsolideerde versie van de bestemmingsplannen. Voordeel van deze werkwijze is dat de gemeente altijd beschikt over een actuele verbeelding van een bestemmingsplan. Bij een grootschalige herziening van een bestemmingsplan hoeven dan enkel nog de toelichting (onder andere recent beleid) en de regels te worden geactualiseerd. Dit werkt veel efficiënter en is in verhouding ook veel goedkoper. Om ervaring op te doen met het opstellen van een geconsolideerde versie en weloverwogen keuzes te kunnen maken over de opzet en inhoud, willen we in 2014 een pilotproject starten met het opstellen van een geconsolideerde versie van het BP Kernen 2010. Sinds 1 januari 2010 zijn we verplicht om met de RO Standaarden 2008 te werken voor het opstellen, beschikbaar stellen en verbeelden van ruimtelijke plannen. De standaarden uit 2008 zijn naar aanleiding van landelijke ervaringen gewijzigd in de RO Standaarden 2012. 56
Vanaf 1 juli 2013 is het verplicht om over te gaan naar deze nieuwe standaarden. Om die reden is onze software Planproces (die wij hanteren voor het in procedure brengen van ruimtelijke plannen) geactualiseerd. Een van de belangrijkste wijzigingen in de nieuwe standaarden is dat de gemeente verplicht is de dossierstatus van de digitale ruimtelijke plannen bij te houden en te publiceren op www.ruimtelijkeplannen.nl (de landelijke voorziening). Daarnaast heeft de gemeente de verplichting gekregen om gerechtelijke uitspraken (over een ruimtelijk plan) te vertalen in een gebiedsgericht besluit en deze uitspraak als een apart plantype beschikbaar te stellen via de landelijke voorziening. Op 1 oktober 2010 is de “Wet Algemene Bepalingen Omgevingsvergunningen” in werking getreden. Samen met de invoering van de digitale vereisten uit de Wro is hiermee een geheel nieuwe wijze van werken geïntroduceerd. In maart 2012 heeft het kabinet een stelselwijzing in het omgevingsrecht aangekondigd. Op dit moment zijn er 40 sectorale wetten, 150 AMvB’s en honderden regelingen op het gebied van ruimte, wonen, infrastructuur, milieu, natuur en water. De wetgeving is te ingewikkeld geworden voor de mensen die ermee werken. Dit zorgt voor lange doorlooptijden, hoge onderzoekskosten en het remt innovatie. Daarom wil het kabinet het omgevingsrecht vereenvoudigen en bundelen in 1 Omgevingswet. De Omgevingswet vervangt 15 bestaande wetten, waaronder de Waterwet, de Crisis- en herstelwet en de Wet ruimtelijke ordening. Van ongeveer 25 andere wetten gaan de onderdelen over omgevingsrecht naar de nieuwe wet. Dit is een zeer ingrijpende vernieuwing die, na de vernieuwing van de Wro, Wabo en Bouwbesluit, wederom een inspanning vragen van de burger en de ambtelijke organisatie. Het is nog niet te overzien of dit in 2014 al gevolgen heeft voor de gemeenten. In 2014 zullen de volgende acties plaatsvinden: • • • • • • •
Het opstellen van een actualisatieschema voor de ruimtelijke plannen; Het uitvoeren van een pilot voor BP Kernen 2010 ten behoeve van het opstellen van een geconsolideerde versie van dit bestemmingsplan; Het bijhouden van de dossierstatus van ruimtelijke plannen in onze software Planmonitor naar aanleiding van de verplichtingen die voortvloeien uit de nieuwe RO standaarden 2012; Het actualiseren van het beleid Externe Veiligheid en het opstellen van een facetbestemmingsplan hiervoor; Een administratieve correctie naar aanleiding van de BAG in de eerstvolgende herziening van de bestemmingsplannen; Vertalen beleid cultuurhistorie (wet MOMA) in een facetbestemmingsplan; Andere projecten zoals Leeuwterrein.
Thema 2: Volkshuisvesting. Zuid–Limburg en daarbinnen ook de regio Maastricht en Mergelland hebben te maken met de gevolgen van demografische ontwikkelingen. Dat heeft grote invloed op de vraagzijde van de woningmarkt, vooral ook in kwantitatief opzicht: de vraag wordt lager. In kwalitatief opzicht speelt de veranderende samenstelling van huishoudens een belangrijke rol, waardoor de vraag naar specifieke woningen (meer woningen voor ouderen) verandert en de afstand tot voorzieningen in de woonomgeving belangrijk wordt. De vraag verandert inhoudelijk. Het overaanbod, met name aan plannen (al of niet vergund of planologisch geregeld) maakt de transformatie van de woningmarkt naar een consumentgericht woningaanbod met een grotere woningkwaliteit een verre van gemakkelijke opgave. De overgang van een groei- aanbodmarkt naar een krimp- vraagmarkt waarbij de gewenste woningtypes veranderen, vraagt des te meer om visie en beleid, overleg en samenwerking en een gedeelde agenda tussen gemeenten maar ook met andere betrokkenen en instanties, zoals het rijk, de provincie, woningcorporaties en andere marktpartijen (projectontwikkelaars etc.).Tot de knelpunten op de woningmarkt in de regio Maastricht en Mergelland kunnen worden gerekend de scheve verdeling van de regionale woningvoorraad, het ontoereikende aanbod voor het toenemende aantal oudere huishoudens (veelal wonend in oudere woningen), de leefbaarheid in de dorpen, omgang met dalende inwoneraantallen en een dreigend overaanbod van particuliere woningen. Al met al komt de doorstroming onder druk waardoor de markt zowel aan de onderkant (starters) als de bovenkant (senioren en ouderen) stagneert. Door Rijksmaatregelen in het Maatschappelijke veld (verscherpen criteria voor toegang tot intramurale zorg) dreigt met name sociaalisolement van ouderen in gedateerde woningen. 57
In de eerdere genoemde POL herziening zal aan dit onderwerp ook de nodige aandacht worden gegeven en zullen regels en voorwaarden worden benoemd. Voor het thema volkshuisvesting is van belang dat een regionale woningvoorraad gerealiseerd wordt, die qua omvang en vooral kwalitatief aansluit bij de wensen van de huidige bevolking. De vermindering van het aantal huishoudens leidt tot een kleinere vraag naar woningen, waardoor de woningvoorraad dus ook zal moeten inkrimpen om zodoende op termijn een gezonde huizenmarkt te kunnen handhaven. Tegelijkertijd moet de bestaande woningvoorraad deels vervangen worden door woningen, die aan de vraag voldoen. De oplossing dient dan ook gezocht te worden in het toevoegen van minder woningen, het slopen van kwalitatief slechtere woningen en het, zij het minder, terug bouwen van kwalitatief betere woningen. De Regionale woonvisie Maastricht – Mergelland 2010-2020 is in het voorjaar van 2013 vastgesteld, en geeft hiervoor uitgangspunten en instrumenten. De Provincie Limburg heeft in juli 2013 een verordening vastgesteld waarin het planologisch toevoegen van woningen via ruimtelijke procedures nagenoeg onmogelijk wordt gemaakt. Slechts in uitzonderlijke gevallen is dit nog mogelijk. Deze verordening geldt vooralsnog alleen voor ZuidLimburg. De nog te realiseren nieuwe woningen in steden en dorpen staan in dienst van en dragen bij aan deze transformatieopgave, die noodzakelijk is. De expliciete aandacht voor de huisvesting van specifieke doelgroepen is onderdeel hiervan. Een meer evenwichtige opbouw van de regionale woningvoorraad blijft prioriteit, gelet ook op de conclusie van de provincie dat deze in de periode 2005-2009 niet is bereikt. Tegen de achtergrond van de demografische ontwikkelingen zullen wij ons moeten inspannen om op creatieve wijze de gewenste diversiteit in het woningaanbod te bereiken, vooral ook door herstructurering van de bestaande woningvoorraad en waar het niet anders kan door nieuwbouw. Door het vaststellen van de Woonvisie is het kader ontstaan voor de diverse instrumenten om de toename van het aantal woningen te reguleren. Daartoe zal een aantal trajecten worden uitgevoerd: • • • • • •
Het opstellen van een aanvulling van het Valkenburgse deel van de intergemeentelijke structuurvisie voor wat betreft woningbouwplannen, die in de toekomst geen doorgang meer (kunnen) vinden; Het opstellen en formeel aankondigen van het voornemen om bestaande niet gebruikte bouwtitels op termijn te gaan intrekken; Het aanpassen van de relevante bestemmingsplannen door bepaalde bouwtitels te verwijderen in overeenstemming met de in de aanvulling op de structuurvisie genoemde locaties; Toezien op tijdig starten van de bouwwerkzaamheden bij verleende vergunningen voor woningen; Het toepassen van de in 2013 vastgestelde beleidsregels voor het intrekken van vergunningen voor het bouwen van woningen en woongebouwen; Monitoren van de daadwerkelijke realisatie, vraag en waar nodig bijstellen van de bouwprogramma’s in overleg met de regio gemeenten.
Wat mag het kosten? De middelen voor bestemmingsplannen en visieherzieningen zijn verwerkt in de reguliere begroting. Eventueel noodzakelijke middelen voor planschade en andere aansprakelijkheden zijn niet voorzien. De middelen voor de activiteiten met betrekking tot het thema volkshuisvesting zijn opgenomen in de reguliere begroting. Wel zal incidenteel nader juridisch advies moeten worden ingewonnen met betrekking tot het aanpassen van bestemmingsplannen en intrekking bouwvergunningen. Deze middelen zullen uit het daarvoor bestemde budget geput moeten worden.
58
Totaaloverzicht baten en lasten programma.
Programma Ruimtelijke ordening en volkshuisvesting Lasten
Realisatie 2012
Planjaar 2013
Planjaar 2014
Planjaar 2015
Planjaar 2016
Planjaar 2017
Bestaand beleid
4.117.612
3.501.530
2.887.388
2.320.873
2.258.005
2.245.137
59.188
49.223
77.560
75.996
-103.205
-103.781
-104.373
-104.978
75.710
75.710
75.710
75.710
Beleidsprogramma/dekkingsplan Taakstellingen Toevoeging reserves Totaal lasten
4.117.612 3.501.530 2.919.081 2.342.025 2.306.902 2.291.865
Programma Ruimtelijke ordening en volkshuisvesting Baten
Realisatie 2012
Planjaar 2013
Planjaar 2014
Planjaar 2015
Planjaar 2016
Planjaar 2017
Bestaand beleid
-1.140.356 -1.679.074
-946.525
-981.556
-871.142
-753.750
-1.140.356 -1.679.074
-946.525
-981.556
-871.142
-753.750
Beleidsprogramma/dekkingsplan Onttrekking reserves
Totaal baten
Programma Ruimtelijke ordening en volkshuisvesting Saldo
Realisatie 2012
Planjaar 2013
Planjaar 2014
Planjaar 2015
Planjaar 2016
Planjaar 2017
Bestaand beleid
2.977.256
1.822.456
1.940.863
1.339.317
1.386.863
1.491.387
59.188
49.223
77.560
75.996
-103.205
-103.781
-104.373
-104.978
75.710
75.710
75.710
75.710
Beleidsprogramma/dekkingsplan Taakstellingen Mutatie reserves Totaal saldo
2.977.256 1.822.456 1.972.556 1.360.469 1.435.760 1.538.115
59
60
Hoofdstuk 2: De algemene dekkingsmiddelen en de post “Onvoorzien”. Op grond van artikel 8 van het Besluit Begroting en Verantwoording moet een overzicht gemaakt worden van de algemene dekkingsmiddelen. Daartoe wordt niet alleen de algemene uitkering gerekend. Ook de lokale heffingen worden als zodanig aangemerkt, althans voor zover zij niet aan een bepaald programma zijn gekoppeld. De onroerende-zaakbelastingen, de hondenbelasting en de toeristenbelasting zijn voorbeelden van algemene heffingen, die niet programmagebonden zijn. Overzicht algemene dekkingsmiddelen (in euro’s): Omschrijving Algemene uitkeringen
Planjaar 2014
Planjaar 2015 Planjaar 2016
Planjaar 2017
15.930.000
14.113.000
13.880.000
13.583.413
Lokale heffingen
6.128.419
6.188.269
6.247.087
6.302.872
Dividend en beleggingen
2.306.961
2.218.483
2.216.377
2.183.144
33.245
-64.428
-64.428
-64.428
-100.000
-100.000
-100.000
-100.000
-4.272.239
-4.369.816
-4.350.908
-4.335.013
20.026.386
17.985.508
17.828.128
17.569.988
Financieringsfunctie Onvoorzien Bedrijfsvoering Totaal
61
§ 2.1 De algemene uitkering uit het gemeentefonds. Bij het opstellen van de prognose van het verloop van de algemene uitkering in de planjaren 2014 tot en met 2017 hebben wij de informatie uit de meicirculaire van 2013 als basis gehanteerd. Omdat het kabinet echter in zijn meerjarenbegroting rekening had gehouden met een krachtiger herstel van de economie is de verwachting dat de hierdoor optredende tekorten op de rijksbegroting ook gevolgen zullen hebben voor de begroting van het gemeentefonds. Bij het opstellen van de ramingen en de verdeelmaatstaven hebben wij hierop geanticipeerd omdat bij benadering is vast te stellen welk bedrag ten laste zal komen van het gemeentefonds. Aan het slot van hoofdstuk 4 van deze programmabegroting komen wij hierop terug. Bij de gemaakte berekeningen zijn onder meer de volgende maatstaven gehanteerd:
Het aantal inwoners is geraamd op 16.700, peildatum 1 januari 2014;
Het aantal woonruimten is gecalculeerd op 9.024, peildatum 1 januari 2014;
Het aantal bijstandsontvangers is geraamd op 300;
Het lokaal en regionaal klantenpotentieel zijn geraamd op 13.900 respectievelijk 3.700. Met lokaal klantenpotentieel wordt het aantal klanten bedoeld, dat een woonkern van een gemeente aantrekt uit alle woonkernen binnen een straal van 20 kilometer rondom de eigen woonkern. Met regionaal klantenpotentieel wordt het aantal klanten bedoeld, dat een woonkern van een gemeente aantrekt binnen een straal van 60 kilometer rondom de eigen woonkern;
Voor de inkomensmaatstaf Onroerende-zaakbelastingen is gerekend met de waarde, zoals die ook als grondslag heeft gegolden bij de raming van de baten uit die belastingen. De totale economische verkeerswaarde voor de groep woningen en niet-woningen is geraamd op € 1.337.000.000,- respectievelijk € 262.000.000,-. De genoemde bedragen zijn gebaseerd op de peildatum 1 januari 2013;
Ingeval geen actuele gegevens konden worden achterhaald, zijn de door het ministerie van Financiën gehanteerde (voorlopige) verdeelmaatstaven als basis genomen.
Samenvattend ziet de berekening van de algemene uitkering voor de planjaren 2014 tot en met 2017 er als volgt uit (in euro’s): Inwoners Krimp Kernen met minstens 500 adressen WOZ-waarde niet-woningen Jongeren Ouderen Ouderen 75-85 jaar Huishoudens met laag inkomen ABW schaalvoordeel ABW schaalnadeel Bijstandsontvangers Uitkeringsontvangers Minderheden Eenouderhuishoudens Klantenpotentieel lokaal Klantenpotentieel regionaal Leerlingen (V)SO Leerlingen VO Land Land * bodemfactor gemeente Binnenwater
3.374.530 249.562 170.193 123.829 990.201 506.647 58.642 1.315.343 803.013 78.653 670.175 238.966 67.058 96.296 1.084.175 86.830 526.661 276.755 182.806 175.011 1.207 62
Opperv lakte bebouwing kern * bodemfactor kern Opperv lakte bebouwing buitengebied * bodemfactor Opperv lakte bebouwing Woonruimten Woonruimten * bodemfactor kern Historische kernen Bewoonde oorden Historische woningen in bewoonde oorden ISV Omgevingsadressendichtheid Oeverlengte * bodemfactor Kernen Kernen * bodemfactor buitengebied Bedrijfsvestigingen Vast bedrag
453.348 37.437 72.507 2.441.812 379.904 35.576 27.750 78.176 28.684 507.558 12.943 72.708 113.025 191.007 410.052
Uitkering na toepassing uitkeringsfactor
15.939.040
Integratie-uitkering onroerende-zaakbelastingen Versterking peuterspeelzaal Invoeringskosten jeugdzorg Decentralisatie-uitkering Jeugd en gezin Integratie-uitkering WMO Correctie inkomensmaatstaf Correctie lopende prijzen/decentralisatie-uitkeringen
63.448 35.933 10.252 288.524 2.185.594 -2.125.970 -466.821
Prognose voor planjaar 2014
15.930.000
Ontwikkeling verdeelmaatstaven
-1.817.000
Prognose voor planjaar 2015
14.113.000
Ontwikkeling verdeelmaatstaven Prognose voor planjaar 2016 Ontwikkeling verdeelmaatstaven Prognose voor planjaar 2017
-233.000 13.880.000 -296.587 13.583.413
Stelposten in relatie tot de algemene uitkering uit het gemeentefonds. De inflatiegevoelige uitgaven zijn gecorrigeerd met een percentage van 1,5% per jaar. Hiervan is afgeweken wanneer andere percentages door leveranciers bekend zijn gemaakt. De ontwikkeling van de loonkosten is afgestemd op de meest recente CAO. Verder zijn wij ervan uitgegaan dat mutaties in loonkosten via de algemene uitkering geëgaliseerd kunnen worden, zowel in positieve als in negatieve zin.
63
§ 2.2 Lokale heffingen.
In de Gemeentewet en in enkele bijzondere wetten is geregeld welke heffingen de gemeente aan haar inwoners en bedrijven mag opleggen. Het is vervolgens aan de raad om te bepalen welke van die heffingen ook daadwerkelijk worden opgelegd. Daarbij speelt een evenwichtige en vooral rechtvaardige verdeling van de belastingdruk een zeer belangrijke rol. In het vigerende Besluit Begroting en Verantwoording is bepaald dat deze paragraaf tenminste moet bevatten: • • • • •
De geraamde inkomsten voor het begrotingsjaar en de drie daaropvolgende dienstjaren; Het beleid ten aanzien van de lokale heffingen; Een overzicht op hoofdlijnen van de diverse heffingen; Een aanduiding van de lokale lastendruk; Een beschrijving van het kwijtscheldingsbeleid.
Bij de lokale heffingen wordt onderscheid gemaakt tussen heffingen die onder de algemene dekkingsmiddelen vallen en heffingen die aan bepaalde producten zijn gekoppeld en daardoor maximaal kostendekkend mogen zijn. Onder de eerste categorie vallen onder andere de toeristenbelasting, de Onroerende-zaakbelastingen, de precariobelasting, de reclamebelasting en de hondenbelasting. Tot de tweede categorie worden onder meer de leges, de afvalstoffenheffing, de rioolheffing en de vermakelijkhedenretributie gerekend. Kort samengevat kan het belastingbeleid voor de komende planperiode als volgt worden geformuleerd:
In de meerjarige programmabegroting, die thans ter vaststelling voorligt, wordt conform raadsbesluit gerekend met een jaarlijkse verhoging van de OZB-opbrengsten van 1,5%, exclusief de meeropbrengsten als gevolg van areaaluitbreiding. Die maatregel past binnen de door de minister vastgestelde macronorm voor het planjaar 2014;
Bij de milieuheffingen (riool- en afvalstoffenheffing) wordt het principe van 100%kostendekking gehanteerd. Voor het verkrijgen van een sluitende “rioleringsbegroting” wordt in de planjaren 2014 en 2015 gerekend met een tariefstijging van 5% per jaar. Daarna verwachten wij het tarief een aantal jaren te kunnen bevriezen op het niveau van 2015; De “afvalstoffenbegroting” sluit in het planjaar 2014 met een tekort van per saldo € 153.000,-. Daarbij is gerekend met een tarief van € 120,- per aansluiting. Genoemd tekort wordt ten laste gebracht van de egalisatiereserve tarieven “Afvalstoffenheffing”;
Voor de overige belastingen en heffingen (bijvoorbeeld leges en naheffingsaanslagen parkeerbelastingen) geldt eveneens het principe van integrale kostentoerekening. De tarieven worden jaarlijks geïndexeerd. Hiervoor wordt een extra opbrengst gecalculeerd van € 8.000,- in 2014, oplopend tot € 32.000,- in het laatste jaar van deze planperiode. In de kadernota hebben wij Uw raad gemeld dat wij onderzoek hebben laten verrichten naar de mate van kostendekkendheid van onze legestarieven. Van de uitkomsten van dat onderzoek zullen wij Uw raad via een separaat voorstel nader informeren. In de voorliggende programmabegroting is ervan uitgegaan dat vanaf het planjaar 2014 € 100.000,- extra aan inkomsten kan worden gegenereerd door de kostendekkendheid van tarieven te verhogen naar 100%;
Kwijtschelding wordt verleend ingeval een belastingschuldige niet in staat is om de opgelegde belastingaanslag te voldoen. Er moet dan wel sprake zijn van belastingen, die niet ontweken kunnen worden. Het lokaal ontwikkelde beleid moet voldoen aan de door de minister gestelde criteria. Bij de beoordeling van kwijtscheldingsverzoeken wordt de 100%-norm toegepast. Dat betekent, dat bij de berekening van het bedrag van de kwijtschelding de zogeheten kosten van bestaan zijn vastgesteld op 100% van de genormeerde bijstandsuitgaven;
64
Bij de vaststelling en uitvoering van het kwijtscheldingsbeleid is de gemeente op één punt vrij om af te wijken van de landelijke regelgeving, namelijk bij de vaststelling van de berekeningscomponent ”kosten van bestaan”. Het is namelijk toegestaan om deze component ruimer vast te stellen dan de landelijk geldende 90% van de bijstandsnorm. Per 1 juli 2011 zijn wetswijzigingen in werking getreden, die de bevoegdheid tot het verlenen van kwijtschelding van gemeentelijke belastingen verruimen. Deze verruiming heeft betrekking op de mogelijkheid om in bepaalde gevallen kwijtschelding voor ondernemers mogelijk te maken, met dien verstande dat het daarbij alleen mag gaan om belastingen die geen relatie hebben met de onderneming, zoals de afvalstoffenheffing. Indien er echter sprake is van een woon- winkelpand (gemengd gebruik), prevaleert het zakelijke karakter en is gehele of gedeeltelijke kwijtschelding alleen mogelijk in het kader van een crediteurenakkoord. Algemene heffingen. Onroerende-zaakbelastingen. Vanaf het planjaar 2006 worden alleen zakelijk gerechtigden in de heffing van de Onroerendezaakbelastingen betrokken. Dat geldt overigens alleen wanneer het een woning betreft. Indien het niet om een woning gaat, blijven zowel de zakelijk gerechtigde als de gebruiker belastingplichtig. De heffing geschiedt op basis van de verordening “Onroerende-zaakbelastingen”, vastgesteld bij raadsbesluit van 13 november 2012. De tarieven. Voor het belastingjaar 2014 geldt als heffingsmaatstaf de getaxeerde waarde in het economische verkeer per de waardepeildatum 1 januari 2013. De tarieven voor het planjaar 2014 zullen wij via een separaat voorstel aan U voorleggen. Daarbij zal rekening worden gehouden met de uitkomsten van de hertaxatie en met het raadsbesluit dat de opbrengsten in 2014 mogen stijgen met 1,5%, exclusief de toename in verband met areaaluitbreiding. De tarieven, die op grond van landelijke wetgeving met ingang van het planjaar 2009 worden uitgedrukt in een percentage van de economische verkeerswaarde, zijn in 2013 als volgt: Onderdeel Eigenarenbelasting woningen Eigenarenbelasting niet-woningen Gebruikersbelasting niet-woningen
Tarieven planjaar 2013 0,1382% 0,2611% 0,2090%
De opbrengsten worden voor de planjaren 2014 tot en met 2017 als volgt gecalculeerd: Planjaar Planjaar Planjaar Planjaar
2014 2015 2016 2017
€ € € €
3.893.000,3.947.000,4.000.000,4.050.000,-
Hondenbelasting. De onderhavige belasting wordt geheven op grond van de verordening “Hondenbelasting”, vastgesteld bij raadsbesluit van 13 november 2012. Er wordt een voorstel voorbereid om de vigerende tarieven aan te passen met een inflatiepercentage van 1,5%.
65
De tarieven voor 2013 zijn als volgt: Voor de 1e hond Voor de 2e hond Voor elke volgende hond
€ € €
48,70 81,161,90
De opbrengsten worden structureel geraamd op een bedrag van € 78.000,-. Parkeerbelasting. De heffing van parkeerbelastingen geschiedt op basis van artikel 225 van de Gemeentewet. De verordening is vastgesteld bij besluit van 14 november 2011, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 17 december 2012. Het tarief in de duurste schil bedraagt in 2014 € 1,70 per uur, oplopend tot € 1,90 in 2015 en € 2,10 in het laatste jaar van deze planperiode. De parkeerinkomsten worden in het planjaar 2014 geraamd op een bedrag van ruim € 2,5 miljoen, geleidelijk oplopend tot bijna € 2,7 miljoen in het planjaar 2017. Gefiscaliseerde parkeerboetes. Onze gemeente heeft gebruik gemaakt van de wettelijke mogelijkheid tot invoering van het gefiscaliseerd parkeren. De heffing geschiedt op basis van de verordening “Parkeerbelastingen”, die is vastgesteld bij raadsbesluit van 17 december 2012. De boete in 2013 bedraagt € 56,-, te verhogen met een bedrag van één uur parkeertijd. De baten worden in het planjaar 2014 getaxeerd op een bedrag van afgerond € 73.000,-, geleidelijk oplopend tot bijna € 79.000,- vanaf het planjaar 2017. Toeristenbelasting. Onder de naam toeristenbelasting wordt een belasting geheven van degene die gelegenheid biedt tot verblijf aan personen, die tegen betaling overnachten en die niet in het bevolkingsregister staan ingeschreven. De onderhavige belasting wordt geheven op basis van de verordening “Toeristenbelasting”, die is vastgesteld bij raadsbesluit van 14 november 2011, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 13 november 2012. De tarieven per persoon per overnachting zijn vanaf het planjaar 2014 als volgt: in hotels en pensions op campings
€ 1,76 € 1,38
Op basis van de gedane aangiften in de eerste helft van het planjaar 2013 ramen wij de inkomsten uit de toeristenbelasting structureel op een bedrag van € 1.775.000,-. Precariobelasting. Onder de naam precariobelasting wordt een belasting geheven voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven de voor openbare dienst bestemde gemeentegrond. De opbrengst wordt geraamd op een bedrag van € 188.000,- per jaar. Vermakelijkhedenretributie. De vermakelijkhedenretributie wordt geheven op basis van de gelijknamige verordening, die is vastgesteld bij raadsbesluit van 14 november 2011, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit 17 december 2012. Het tarief voor 2013 bedraagt € 0,15 per persoon, met dien verstande dat in de kerstperiode een tarief van € 0,40 per persoon in rekening wordt gebracht als het aantal bezoekers van de vermakelijkheid in die periode de 50.000 te boven gaat. De opbrengst wordt structureel geraamd op een bedrag van € 194.000,-.
66
Reclamebelasting. In het kader van de realisatie van het centrumplan en ten behoeve van de renovatie van het historisch centrum wordt vanaf het planjaar 2012 een reclamebelasting geheven. De heffing geschiedt op basis van de gelijknamige verordening, die is vastgesteld bij raadsbesluit van 14 november 2011, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 17 december 2012. De tarieven bedragen per vestiging per jaar voor objecten met een oppervlakte van: 0,1 m2 of minder > dan 0,1 m2 maar < dan 20,0 m2 20,0 m2 of meer
€ 0,€ 525,€ 1.050,-
Voor het hebben van een reclameobject in het gebied “historisch centrum “ bedragen de tarieven: 0,1 m2 of minder > dan 0,1 m2 maar < dan 20,0 m2 20,0 m2 of meer
€ 0,€ 651,€ 1.302,-
De jaarlijkse opbrengst van deze belasting wordt gecalculeerd op € 146.000,-. Milieuheffingen. Afvalstoffenheffing. De onderhavige belasting wordt geheven op basis van de verordening “Afvalstoffenheffing”, vastgesteld bij raadsbesluit van 13 november 2012. Door toepassing van het principe “de vervuiler betaalt” worden alle kosten, die verband houden met het inzamelen, afvoeren en verwerken van huishoudelijke afvalstoffen, integraal doorberekend. Het tarief bedroeg in 2013 € 120,- per perceel. Ons voorstel is om dat tarief in 2014 te handhaven. De “afvalstoffenbegroting” sluit in 2014 met een tekort van € 153.000,-. Wij stellen voor om dat bedrag ten laste te brengen van de egalisatiereserve “Tarieven afvalstoffenheffing”. Rioolheffing. Deze heffing is geregeld in de verordening “Rioolheffing”. Die verordening is vastgesteld bij raadsbesluit van 13 november 2012. De financiële middelen worden ingezet voor de bekostiging van de aanleg en het onderhoud van het gemeentelijk rioleringsstelsel. De wettelijke basis voor de onderhavige heffing ligt opgesloten in artikel 228a van de Gemeentewet. Ook bij deze heffing wordt het principe “de vervuiler betaalt” toegepast. De grondslag van deze heffing is de hoeveelheid m3 water, dat via de riolering wordt afgevoerd. Op grond daarvan wordt de heffing bij de gebruiker in rekening gebracht. Ter dekking van de uitvoeringkosten van het Gemeentelijk RioleringsPlan houden wij in de planjaren 2014 en 2015 rekening met een tariefstijging van 5% per jaar. Met de kennis van dit moment hopen wij het tarief daarna een aantal jaren te kunnen bevriezen. De baten uit de rioolheffing worden in 2014 geraamd op afgerond € 2.627.000,-, oplopend tot ruim € 2.744.000,- vanaf het planjaar 2015.
67
Overige heffingen, rechten en ontvangsten. Onder de heffingen vallen voornamelijk legesinkomsten, zijnde gevraagde vergoedingen voor de door of vanwege de gemeente verstrekte diensten. Bij de bepaling van de tarieven wordt gestreefd naar maximale kostendekking. De hierna volgende baten worden verantwoord onder de desbetreffende programma’s (in euro’s): Omschrijving
Planjaar 2014
Planjaar 2015
Planjaar 2016
Planjaar 2017
Leges bouwvergunningen
220.000
220.000
220.000
220.000
Leges bevolkingsregistratie
315.000
315.000
315.000
315.000
Leges bijzondere wetten/vergunningen
47.000
47.000
47.000
47.000
122.000
122.000
122.000
122.000
M arktgelden
3.000
3.000
3.000
3.000
Staangelden kermis
5.000
5.000
5.000
5.000
712.000
712.000
712.000
712.000
Begrafenisrechten
Totaal
Indexering en perceptiekosten. Indexering belastingen en heffingen. Bij het opstellen van de productenramingen is rekening gehouden met een jaarlijkse indexering van de tarieven. Over de wijze van invulling van deze stelpost (een bedrag van € 8.000,- in het planjaar 2014, geleidelijk oplopend tot € 32.000,- in het laatste jaar van dit begrotingstijdvak) wordt op 12 november 2013 een separaat voorstel aan U voorgelegd. In de kaderbrief van 2013 hebben wij Uw raad gemeld dat wij een onderzoek hebben laten verrichten naar de mate van kostendekkendheid van de leges. Uit dat onderzoek is gebleken dat sommige legestarieven lager zijn dan de feitelijk gemaakte kosten. In de raadsvergadering van 16 december 2013 zullen wij Uw raad voorstellen presenteren om de legesverordening op onderdelen aan te passen, met de bedoeling om de kostendekkendheid te verhogen. In de kadernota hebben wij hiervoor een bedrag van € 100.000,- opgenomen. Deze (inkomstenverhogende) taakstelling is in de voorliggende programmabegroting meegenomen. Heffing en invordering gemeentelijke belastingen. Met inbegrip van de interne apparaatskosten, de hiervoor vermelde stelposten voor indexering en de taakstelling op het terrein van de leges sluit de exploitatie van het onderhavige product in de planjaren 2014 tot en met 2017 per saldo als volgt: Planjaar Planjaar Planjaar Planjaar
2014 2015 2016 2017
-€ -€ -€ -€
145.581,139.731,133.913,128.128,-
68
Kwijtschelding van gemeentelijke belastingen. Voor de daarvoor in aanmerking komende inwoners bestaat de mogelijkheid tot aanvraag van gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van gemeentelijke belastingen. De normen, die daarbij gehanteerd worden, zijn door de minister bepaald. Het aantal kwijtscheldingen (geheel of gedeeltelijk) ramen wij op 350. De daarmee gemoeide kosten, die zijn verantwoord onder het programma Volksgezondheid en milieu, worden in het planjaar 2014 getaxeerd op ruim € 105.000,-. Hiervan wordt € 55.000,- ten laste gebracht van de afvalstoffenbegroting. Het resterende bedrag is verwerkt in de rioleringsbegroting. De belastingdruk. Elk jaar publiceert de provincie het belastingoverzicht, wanneer de gemeentelijke heffingen van alle Limburgse gemeenten met elkaar worden vergeleken. Uit het overzicht van 2013 blijkt onder meer dat de belastingdruk van onze inwoners beneden het gemiddelde ligt. Kijken wij naar de belastingmaatregelen voor het planjaar 2014, dan is onze verwachting dat daarin niet of nauwelijks verandering zal komen. Samenvattend overzicht van algemene heffingen, die niet aan een programma zijn gekoppeld (in euro’s): Omschrijving
Planjaar 2014
Planjaar 2015
Planjaar 2016
Planjaar 2017
3.893.000
3.947.000
4.000.000
4.050.000
78.000
78.000
78.000
78.000
1.775.000
1.775.000
1.775.000
1.775.000
Precariobelasting
188.000
188.000
188.000
188.000
Vermakelijkhedenretributie
194.000
194.000
194.000
194.000
Reclamebelasting
146.000
146.000
146.000
146.000
-145.581
-139.731
-133.913
-128.128
6.128.419
6.188.269
6.247.087
6.302.872
OnroerendeZaakbelastingen Hondenbelasting Toeristenbelasting
Indexeringen en kosten van heffing en invordering Totaal
69
§ 2.3 Dividend en beleggingen.
In dit hoofdstuk wordt een overzicht verstrekt van baten en lasten uit beleggingen en dividenduitkeringen. Beide netto-opbrengsten worden als algemeen dekkingsmiddel ingezet. Waterleidingmaatschappij Limburg. De Waterleidingmaatschappij Limburg heeft tot dusverre haar positieve bedrijfsresultaten gebruikt ter versterking van het eigen vermogen. Dividend is tot dusverre nog nooit uitgekeerd. Door de aandeelhouders wordt daar wel al enige jaren op aangedrongen. Bank Nederlandse Gemeenten. Op basis van het feitelijk ontvangen dividend in 2012 en de afgegeven prognoses van de bank voor de komende jaren houden wij in de nu voorliggende meerjarenbegroting rekening met een jaarlijks dividend van € 24.940,-. Bespaarde rente en financieringskosten van het aandelenkapitaal. Wanneer de kostprijs van een product wordt bepaald, is de herkomst van de financieringsmiddelen niet van belang. Indien investeringen worden gefinancierd met “eigen” financieringsmiddelen, wordt de rente, die dan bespaard wordt, ingezet als dekkingsmiddel, al dan niet structureel. Per 1 januari 2014 is voor een bedrag van ruim € 41,6 miljoen aan reserves en voorzieningen beschikbaar. Bij een gemiddeld rentepercentage van 5,5% genereert dat vermogen in het planjaar 2014 een bedrag aan bespaarde rente van bijna € 2,3 miljoen. Vanaf het planjaar 2015 wordt dat bedrag lager omdat een aantal bestemmingsreserves wordt aangewend voor het doel waarvoor ze zijn gevormd. De financieringskosten en dergelijke van het aandelenkapitaal belopen een bedrag van ruim € 8.200,- op jaarbasis. Samenvattend (in euro’s): Omschrijving
Planjaar 2014
Planjaar 2015
Planjaar 2016
Planjaar 2017
Dividend BNG
24.940
24.940
24.940
24.940
2.290.238
2.201.763
2.199.655
2.166.422
-8.217
-8.220
-8.218
-8.218
2.306.961
2.218.483
2.216.377
2.183.144
Bespaarde rente Financieringskosten Totaal
70
§ 2.4 Saldo van de financieringsfunctie.
Ter financiering van de vaste activa was ten tijde van de samenstelling van de voorliggende programmabegroting een bedrag van afgerond € 16,7 miljoen aan langlopende geldleningen aangetrokken. De hiermee gepaard gaande rentelasten zijn voor het planjaar 2014 gecalculeerd op een bedrag van afgerond € 730.000,-. Die lasten worden vrijwel volledig aan de diverse programmalijnen doorberekend. Alleen de afschrijvingslasten van de betaalde boetekosten (in verband met vervroegd afgeloste langlopende geldleningen) en de rentelasten van verstrekte geldleningen zijn niet aan de programma’s doorberekend. Per saldo gaat het om de navolgende bedragen: Planjaar Planjaar Planjaar Planjaar
2014 2015 2016 2017
€ € € €
15.393,13.066,13.066,13.066,-
Verkoop aandelen Essent. In verband met de verkoop van de aandelen van Essent aan RWE hebben de aandeelhouders een bruglening verstrekt aan Enexis Holding, omdat deze NV over onvoldoende liquiditeiten beschikte om de koopprijs te betalen. Voor onze gemeente ging het daarbij om een lening van € 3.750.145,-, waarop inmiddels een bedrag van € 1.979.243,- is afgelost. Daarnaast is ter verzekering van de betaling van eventuele schadeclaims door RWE bedongen dat een deel van de verkoopopbrengst door de verkopende aandeelhouders gedurende een bepaalde tijd op een aparte bankrekening zal worden gehouden. Ons aandeel daarin bedraagt € 1.666.731,-. Van dat bedrag is inmiddels € 750.029,- vrijgevallen ten gunste van de algemene middelen. De rentekosten van deze leningen zijn als volgt gecalculeerd: Planjaar Planjaar Planjaar Planjaar
2014 2015 2016 2017
€ € € €
151.362,151.362,151.362,151.362,-
Taakstellingen. In de productenbegroting hebben wij de stelpost onderuitputting in de kapitaallastensfeer vanaf het planjaar 2014 geraamd op een bedrag van € 100.000,-. In het dekkingsplan, dat in hoofdstuk 4 van deze programmabegroting aan de orde komt, stellen wij voor om deze taakstelling in 2014 incidenteel te verhogen tot € 200.000,-. Hoewel het belasten van de begroting met taakstellingen of stelposten risico’s met zich meebrengt, zijn wij ervan overtuigd dat deze stelpost ook daadwerkelijk zal worden ingevuld en wel op grond van de volgende overwegingen: ➣ Uit de analyses van de rekeningsresultaten blijkt dat de feitelijke kapitaallasten steeds achterblijven bij de vooraf gecalculeerde bedragen omdat het tempo van de in uitvoering zijnde investeringswerken vrijwel altijd langzamer verloopt dan waarvan bij de samenstelling van de begroting wordt uitgegaan; ➣ De afgelopen jaren zijn wij er steeds in geslaagd om vaste geldleningen aan te trekken tegen gunstigere rentecondities dan waarvan bij de berekening van het rente-omslagpercentage wordt uitgegaan.
71
Wij blijven de renteontwikkelingen en daarmee de realiteitswaarde van deze stelpost kritisch volgen. Het verloop van de financieringsfunctie is als volgt: Planjaar 2014 Planjaar 2015 Planjaar 2016 Planjaar 2017
€ -€ -€ -€
33.245,64.428, 64.428,64.428,-
72
§ 2.5 Saldo van het B.T.W.-Compensatiefonds.
In de kadernota van 2013 hebben wij Uw raad gemeld dat in het regeerakkoord het voornemen was uitgesproken om het BTW-Compensatiefonds af te schaffen en de vrijkomende middelen met ingang van het planjaar 2015 terug te storten in het Gemeentefonds, evenwel met een korting van € 550 miljoen. Vanaf het allereerste moment heeft de VNG zich scherp tegen deze voorgenomen maatregel verzet. Met (gedeeltelijk) succes, want de minister is bereid gebleken om het BCF te handhaven, waaraan echter wel twee voorwaarden werden gekoppeld: • •
De beoogde korting van € 550 miljoen moet gerealiseerd worden; Er moet een einde komen aan het open-einde-karakter van het fonds. Als gemeenten meer declareren bij het fonds dan er volgens de begroting beschikbaar is, wordt het tekort vanuit het gemeentefonds aangevuld. In de omgekeerde situatie worden er gelden aan het gemeentefonds toegevoegd.
Aan de hand van de meicirculaire is berekend dat door de genoemde korting voor onze gemeente dekkingsmiddelen verloren gaan in de orde van grootte van € 310.000,-. Hiermee is bij de samenstelling van de voorliggende programmabegroting rekening gehouden.
73
§ 2.6 De post “Onvoorziene uitgaven”.
Bij schrijven van 21 april 2009 stelde de provincie ons op de hoogte van het nieuwe beleidskader, dat bij het financieel toezicht vanaf het begrotingsjaar 2010 zal worden gehanteerd. In dat nieuwe kader geeft de provincie geen voorschriften meer voor de minimale hoogte van de post onvoorziene uitgaven. Op basis van onze ervaringen in het verleden zien wij geen aanleiding om de ramingen aan te passen. In de voorliggende programmabegroting ramen wij de post onvoorziene uitgaven op structureel € 100.000,-.
74
Hoofdstuk 3: De paragrafen. § 3.1 Weerstandsvermogen en risicobeheersing. Op 1 juli 2013 heeft de raad kennis genomen van onze notitie over het reserve- en voorzieningenbeleid. Daarin hebben wij uitgebreid verslag gedaan van alle beschikbare reserves en voorzieningen en het beleid dat daaraan ten grondslag ligt. Per reserve/voorziening is ingegaan op het doel en de besteding, die voor de komende planperiode is voorzien. Ook het risicoprofiel is uitgebreid in kaart gebracht. In deze paragraaf geven wij U een samenvattend overzicht van de actuele stand van zaken.
De reserves van de algemene dienst. 1.
Algemene reserve.
Doel van de reserve. Deze reserve versterkt het weerstandsvermogen van de gemeente en vervult zodoende een bufferfunctie. Bij het opstellen van de jaarrekening 2009 is de verkoopopbrengst van de aandelen Essent toegevoegd aan de reserves van de algemene dienst. In totaal ging het daarbij in de eerste tranche om een bedrag van afgerond € 17,5 miljoen. De bedoeling is dat met de toename van dat vermogen een meeropbrengst aan rente wordt gegenereerd, die voldoende is om het structurele verlies van dividend te compenseren. In de goedkeuringsbrief bij de meerjarenbegroting 2011 heeft de Provincie geadviseerd om de verkoopopbrengsten van de aandelen Essent niet te rangschikken onder de reserves van de algemene dienst, maar onder de bestemmingsreserves, omdat onbedoeld de indruk zou kunnen ontstaan dat de raad nog over de Essentopbrengsten zou kunnen beschikken. Dat zou een behoorlijk dekkingsprobleem tot gevolg hebben, aldus de toezichthouder. Dat advies is opgevolgd. De hoogte van de reserve. De stand van de reserves van de algemene dienst bedraagt op 1 januari 2014 € 2.277.759,-. In de planjaren 2014 tot en met 2017 wordt aan deze reserve jaarlijks een bedrag toegevoegd van € 125.500,- omdat in 2013 een bedrag van € 685.000,- is onttrokken in verband met de ophoging van de voorziening brouwerijterrein de Leeuw. De reserve is voldoende groot voor het kunnen opvangen van incidentele risico’s. De bestemming van de bespaarde rente. De bespaarde rente wordt in deze planperiode als structureel dekkingsmiddel ingezet. 2.
Reserve overdracht gelden stichting Herdenking.
Doel van de reserve. De stichting Herdenking van de Gevallenen van het Verzet is opgeheven. De financiële middelen van die stichting zijn overgegaan naar onze gemeente, met de verplichting dat de jaarlijkse renteinkomsten van het kapitaal worden ingezet om de onderhoudskosten van het monument en de kosten van de jaarlijkse herdenkingsbijeenkomst te betalen.
75
De hoogte van de reserve. De stand van deze reserve bedraagt op 1 januari 2014 € 132.304,-. In deze planperiode zijn geen mutaties voorzien. De bestemming van de bespaarde rente. De bespaarde rente van deze reserve wordt ingezet als structureel dekkingsmiddel.
Bestemmingsreserves voor egalisatie van tarieven. 1.
Egalisatiereserve tarieven afvalstoffenheffing.
Doel van de reserve. De egalisatiereserve wordt ingezet om de producten “Ophalen en afvoeren huisvuil” en “Milieuparken” budgettair neutraal te laten verlopen. Dit compartiment van de begroting mag geen financiële gevolgen hebben voor het saldo van de algemene dienst omdat bij het bepalen van de hoogte van de afvalstoffenheffing het principe van 100%-kostendekking wordt toegepast. De hoogte van de reserve. De reserve kent per 1 januari 2014 een stand van € 1.906.985,-. Dat bedrag loopt geleidelijk af tot € 1.566.939,- in het laatste jaar van dit begrotingstijdvak. Bij het in beeld brengen van het verloop van deze reserve is gerekend met een tarief van € 120,- per perceel. De bestemming van de bespaarde rente. De bespaarde rente wordt aan deze reserve toegevoegd. 2.
Egalisatiereserve tarieven rioolheffing.
Doel van de reserve. De egalisatiereserve wordt ingezet om het product “Riolen en gemalen” budgettair neutraal te laten verlopen. Dit compartiment van de begroting mag geen financiële gevolgen hebben voor het saldo van de algemene dienst omdat bij het bepalen van de hoogte van de rioolheffing het principe van 100%-kostendekking wordt toegepast. De hoogte van de reserve. De reserve kent per 1 januari 2014 een stand van € 905.055,-. Dat bedrag loopt geleidelijk op tot € 1.019.081,- in het laatste jaar van dit begrotingstijdvak. De bestemming van de bespaarde rente. De bespaarde rente wordt aan deze reserve toegevoegd.
76
Overige bestemmingsreserves. 1.
Algemene dekkingsreserve.
Doel van de reserve. Deze reserve wordt voornamelijk ingezet ten behoeve van de gehele of gedeeltelijke dekking van projecten uit het investeringsprogramma. De hoogte van de reserve. De reserve kent per 1 januari 2014 een stand van € 1.854.878,-. Dat bedrag loopt geleidelijk op tot € 2.343.748,- in het laatste jaar van dit begrotingstijdvak. De bestemming van de bespaarde rente. De bespaarde rente wordt ingezet als structureel dekkingsmiddel. 2.
Investeringsreserve automatisering.
Doel van de reserve. Deze reserve wordt ingezet voor de dekking van kapitaallasten van investeringen op het terrein van de ICT. De hoogte van de reserve. De reserve kent per 1 januari 2014 een stand van € 484.057,-. Dat bedrag loopt terug tot € 275.329,- in het laatste jaar van dit begrotingstijdvak. De bestemming van de bespaarde rente. De bespaarde rente wordt ingezet als dekkingsmiddel. 3.
Investeringsreserve huisvesting onderwijs.
Doel van de reserve. Deze reserve wordt ingezet voor de dekking van kapitaallasten van huisvestingsvoorzieningen voor het primair, speciaal en het voortgezet onderwijs. De gemeente heeft de wettelijke zorgplicht voor deze huisvesting. Om die taak binnen objectieve kaders te kunnen uitvoeren, is een verordening vastgesteld, waarin onder meer is bepaald dat de gemeente en de onderwijsbesturen naar consensus moeten streven. Eén van de gemaakte afspraken is dat de gemeente jaarlijks een vast budget voor onderwijsdoeleinden beschikbaar stelt. Ingeval er minder wordt uitgegeven dan begroot, wordt die vrijval van middelen in het verlengde van deze afspraak aan de onderhavige reserve toegevoegd. In de omgekeerde situatie worden middelen aan de reserve onttrokken. De hoogte van de reserve. De stand van deze reserve bedraagt op 1 januari 2014 € 2.216.415,-. Dat bedrag wordt volledig ingezet voor de afdekking van de afschrijvingslasten van een aantal investeringen op het gebied van de onderwijshuisvesting. De bestemming van de bespaarde rente. De bespaarde rente van deze reserve wordt ingezet als dekkingsmiddel.
77
4.
Investeringsreserve instandhouding monumenten.
Doel van de reserve. De onderhavige reserve wordt ingezet voor de dekking van investeringslasten of voor het incidenteel afdekken van subsidies op het gebied van restauratie van monumenten. De hoogte van de reserve. Deze reserve kent op 1 januari 2014 een stand van € 136.800,-. Dat bedrag loopt geleidelijk op tot € 158.840,- in het laatste jaar van dit begrotingstijdvak. De bestemming van de bespaarde rente. De bespaarde rente van deze reserve wordt ingezet als structureel dekkingsmiddel. 5.
Investeringsreserve kunst in openbare ruimte.
Doel van de reserve. De onderhavige reserve wordt ingezet voor de dekking van investeringslasten of voor het incidenteel afdekken van subsidies op het gebied van kunst. De hoogte van de reserve. Deze reserve kent per 1 januari 2014 een stand van € 143.031,-. Dat bedrag loopt geleidelijk terug tot € 138.031,- in het laatste jaar van dit begrotingstijdvak. De bestemming van de bespaarde rente. De bespaarde rente van deze reserve wordt ingezet als structureel dekkingsmiddel. 6.
Exploitatiereserve personeel.
Doel van de reserve. Deze reserve wordt ingezet om incidentele overschrijdingen op de personeelsbegroting geheel of gedeeltelijk af te dekken. De hoogte van de reserve. De stand van deze reserve bedraagt op 1 januari 2014 € 541.625,-. Dat bedrag loopt geleidelijk terug tot € 180.034,- in het laatste jaar van dit begrotingstijdvak. De bestemming van de bespaarde rente. De bespaarde rente van deze reserve wordt ingezet als structureel dekkingsmiddel. 7.
Exploitatiereserve welzijnsactiviteiten.
Doel van de reserve. Deze reserve wordt ingezet om incidentele overschrijdingen binnen de welzijnsbegroting (geheel of gedeeltelijk) af te dekken en om incidentele subsidieverzoeken op het terrein van welzijn te kunnen honoreren.
78
De hoogte van de reserve. Deze reserve kent per 1 januari 2014 een stand van € 145.299,-. Rekening houdende met de geraamde mutaties in deze planperiode bedraagt de stand van deze reserve op 31 december 2017 € 166.822,-. De bestemming van de bespaarde rente. De bespaarde rente van deze reserve wordt ingezet als structureel dekkingsmiddel. 8.
Egalisatiereserve uitvoering WMO.
Doel van de reserve. Deze reserve wordt ingezet om overschrijdingen van WMO-budgetten (geheel of gedeeltelijk) af te dekken. Voordelige verschillen tussen de door het rijk beschikbaar gestelde gelden en de feitelijke uitgaven worden aan de reserve toegevoegd, nadelige verschillen worden aan deze reserve onttrokken. De hoogte van de reserve. De stand van de reserve bedraagt op 1 januari 2014 € 1.204.052,-. Dat bedrag loopt geleidelijk op tot € 1.978.925,- in het laatste jaar van dit begrotingstijdvak. De bestemming van de bespaarde rente. De bespaarde rente van deze reserve wordt ingezet als structureel dekkingsmiddel. 9.
Egalisatiereserve uitkeringen sociale zaken.
Doel van de reserve. Deze reserve wordt ingezet om budgetoverschrijdingen op het terrein van de sociale zekerheid (geheel of gedeeltelijk) af te dekken. De hoogte van de reserve. De stand van deze reserve bedraagt op 1 januari 2014 € 1.229.912,-. Dat bedrag loopt geleidelijk terug tot € 1.077.606,- in het laatste jaar van dit begrotingstijdvak. De bestemming van de bespaarde rente. De bespaarde rente van deze reserve wordt ingezet als structureel dekkingsmiddel. 10.
Egalisatiereserve effecten BTW-Compensatiefonds.
Doel van de reserve. Deze reserve wordt ingezet voor het opvangen van de lokale effecten van tegenvallers in het gemeentefonds als gevolg van het overhevelen van gelden naar het BTW-compensatiefonds (BCF). De hoogte van de reserve. De stand van deze reserve bedraagt op 1 januari 2014 € 1.179.932,-. Dat bedrag loopt geleidelijk terug tot € 924.879,- in het planjaar 2017.
79
De bestemming van de bespaarde rente. De bespaarde rente van deze reserve wordt ingezet als structureel dekkingsmiddel. 11.
Reserve milieuactiviteiten.
Doel van de reserve. Deze reserve wordt ingezet voor de (gehele of gedeeltelijke afdekking) van kapitaallasten van investeringen in de milieusfeer. De hoogte van de reserve. De stand van deze reserve bedraagt op 1 januari 2014 € 246.085,-. Dat bedrag loopt geleidelijk terug tot € 206.085,- in het laatste jaar van dit begrotingstijdvak. De bestemming van de bespaarde rente. De bespaarde rente van deze reserve wordt ingezet als structureel dekkingsmiddel. 12.
Reserve uitvoering toeristische visie.
Doel van de reserve. Deze reserve wordt ingezet ten behoeve van de realisatie van het centrumplan. De hoogte van de reserve. De stand van deze reserve bedraagt op 1 januari 2014 € 381.674,-. Het verloop van deze reserve is afhankelijk van het investeringstempo. In de voorliggende meerjarenbegroting bereikt deze reserve in 2017 een stand van € 379.674,-. De bestemming van de bespaarde rente. De bespaarde rente van deze reserve wordt ingezet als structureel dekkingsmiddel. 13.
Investeringsreserve infra e.d. kop Cauberg.
Doel van de reserve. Deze reserve wordt ingezet voor de gehele of gedeeltelijke dekking van de (kapitaallasten) van investeringen in de infrastructuur op de kop Cauberg (parkeerplaatsen, toegangswegen e.d.). De hoogte van de reserve. De stand van deze reserve bedraagt op 1 januari 2014 € 831.222,-. Dat bedrag loopt geleidelijk op tot € 1.110.014,- in het laatste jaar van dit begrotingstijdvak. Hierbij is geen rekening gehouden met eventuele vervangingsinvesteringen en groot onderhoud. De bestemming van de bespaarde rente. De bespaarde rente van deze reserve wordt ingezet als structureel dekkingsmiddel.
80
14.
Investeringsreserve uitvoering centrumplan.
Doel van de reserve. Deze reserve wordt ingezet ter gedeeltelijke afdekking van de gemeentelijke bijdrage in de investeringskosten van het centrumplan. De hoogte van de reserve. De stand van deze reserve bedraagt op 1 januari 2014 € 5.766.051,-. Dat bedrag zal uiteindelijk teruglopen tot nihil. Het tijdstip waarop is afhankelijk van het investeringstempo. De bestemming van de bespaarde rente. De bespaarde rente van deze reserve wordt ingezet als structureel dekkingsmiddel. 15.
Reserve opbrengst aandelen Essent.
Doel van de reserve. Deze reserve wordt ingezet om inkomsten te genereren ter compensatie van de vervallen dividenduitkering. Een deel van de inkomsten is benut voor de aflossing van een aantal langlopende leningen. Per saldo ging het daarbij om een bedrag van ruim € 7,8 miljoen. De resterende financieringsmiddelen zijn c.q. worden ingezet voor de financiering van kapitaaluitgaven. Daarbovenop wordt een bedrag van € 4.689.000,- ingezet voor de directe afdekking van de boekwaarde van het centrumplan. Een tijdelijk overschot aan liquide middelen wordt zo optimaal mogelijk belegd. De hoogte van de reserve. De stand van deze reserve bedraagt op 1 januari 2014 € 14.536.848,-. In deze planperiode zijn geen mutaties voorzien. De bestemming van de bespaarde rente. De bespaarde rente van deze reserve wordt ingezet als structureel dekkingsmiddel. 16.
Exploitatiereserve ondergrondse parkeergarage.
Doel van de reserve. Bij de behandeling van de programmabegroting 2011 heeft de raad de investeringsreserve ondergrondse parkeergarage opgeheven en vervolgens de vrijvallende middelen toegevoegd aan de exploitatiereserve ondergrondse parkeergarage. Begrotingstechnisch is dat geregeld via de algemene dekkingsreserve. In het voorstel van 4 juli 2011 heeft de raad kennis kunnen nemen van het verloop van de exploitatie bij een tarief van € 1,90 per uur. Cumulatief is er volgens de toen gepresenteerde prognose de eerste jaren een tekort te verwachten van ongeveer € 500.000,-. Met deze reserve kan dat tekort worden opgevangen. De hoogte van de reserve. De stand van deze reserve bedraagt op 1 januari 2014 € 806.324,-. Dat bedrag zal geleidelijk teruglopen tot € 121.609,- in 2017. De bestemming van de bespaarde rente. De bespaarde rente van deze reserve wordt ingezet als structureel dekkingsmiddel. 81
17.
Egalisatiereserve heffingen ondernemers.
Doel van de reserve. In de vergadering van 14 maart 2011 heeft de raad ingestemd met een aantal belastingmaatregelen, waarvan de opbrengst is gebruikt voor het gedeeltelijk dekken van de kosten van het centrumplan. Bij de berekening van de tarieven is daarbij uitgegaan van de lineaire afschrijvingsmethodiek. Omdat de tarieven gelijk blijven, valt er jaarlijks een bedrag vrij. De afspraak is gemaakt dat die vrijval wordt gereserveerd. De hoogte van de reserve. De stand van deze reserve bedraagt op 1 januari 2014 € 65.670,--. Dat bedrag loopt geleidelijk op tot € 231.990,- in het laatste jaar van dit begrotingstijdvak. De bestemming van de bespaarde rente. De bespaarde rente van deze reserve wordt ingezet als structureel dekkingsmiddel.
Voorzieningen. 1.
Voorziening dubieuze debiteuren.
Doel van de voorziening. Deze voorziening wordt ingezet voor het afboeken van oninbare vorderingen. De hoogte van de voorziening. De stand van deze voorziening bedraagt op 1 januari 2014 € 228.798,-. De voorziening wordt jaarlijks geactualiseerd. De bestemming van de bespaarde rente. De bespaarde rente van deze voorziening wordt ingezet als structureel dekkingsmiddel. 2.
Voorziening dubieuze WWB-debiteuren.
Doel van de voorziening. Deze voorziening wordt ingezet voor het afboeken van oninbare vorderingen. De hoogte van de voorziening. De stand van deze voorziening bedraagt op 1 januari 2014 € 194.835,-. De voorziening wordt jaarlijks geactualiseerd. De bestemming van de bespaarde rente. De bespaarde rente van deze voorziening wordt ingezet als structureel dekkingsmiddel.
82
3.
Voorziening onderhoud kinderdagverblijf.
Doel van de voorziening. De jaarlijkse onderhoudskosten fluctueren sterk. Om te voorkomen dat de meerjarenbegroting hierdoor een sterk wisselend beeld te zien geeft, is op basis van een meerjarige onderhoudsplanning berekend welk (gelijkblijvend) bedrag jaarlijks aan de voorziening gedoteerd moet worden. De onderhoudskosten worden vervolgens direct op de voorziening in mindering gebracht. De hoogte van de voorziening. De voorziening kent op 1 januari 2014 een stand van € 45.052,-. Dat bedrag loopt geleidelijk op tot € 67.842,- in het laatste jaar van dit begrotingstijdvak. De bestemming van de bespaarde rente. De bespaarde rente van deze voorziening wordt ingezet als structureel dekkingsmiddel. 4.
Voorziening onderhoud gebouwen.
Doel van de voorziening. De jaarlijkse onderhoudskosten fluctueren sterk. Om te voorkomen dat de meerjarenbegroting hierdoor een sterk wisselend beeld te zien geeft, is op basis van een meerjarige onderhoudsplanning berekend welk (gelijkblijvend) bedrag jaarlijks aan de voorziening gedoteerd moet worden. De onderhoudskosten worden vervolgens direct op de voorziening in mindering gebracht. De hoogte van de voorziening. De voorziening kent op 1 januari 2014 een stand van € 13.936,-. Uiteindelijk loopt deze voorziening op tot € 502.659,- in het laatste planjaar van dit begrotingstijdvak. De bestemming van de bespaarde rente. De bespaarde rente van deze voorziening wordt ingezet als structureel dekkingsmiddel. 5.
Voorziening onderhoud sportcentrum Polfermolen.
Doel van de voorziening. De jaarlijkse onderhoudskosten fluctueren sterk. Om te voorkomen dat de meerjarenbegroting hierdoor een sterk wisselend beeld te zien geeft, is op basis van een meerjarige onderhoudsplanning berekend welk (gelijkblijvend) bedrag jaarlijks aan de voorziening gedoteerd moet worden. De onderhoudskosten worden vervolgens direct op de voorziening in mindering gebracht. De hoogte van de voorziening. De voorziening kent op 1 januari 2014 een stand van € 907.083,-. Rekening houdende met de geraamde mutaties loopt dat bedrag in deze planperiode geleidelijk af tot € 569.461,- in het planjaar 2017. De bestemming van de bespaarde rente. De bespaarde rente van deze voorziening wordt ingezet als structureel dekkingsmiddel.
83
6.
Voorziening vordering Verkoop Vennootschap BV.
Doel van de voorziening. Deze voorziening wordt ingezet om eventuele schadeclaims direct af te dekken. De hoogte van de voorziening. De voorziening kent op 1 januari 2014 een stand van € 916.702,-. Er worden voor deze planperiode geen mutaties voorzien. De bestemming van de bespaarde rente. De bespaarde rente van deze voorziening wordt ingezet als structureel dekkingsmiddel. 7.
Voorziening dubieuze niet-WWB-debiteuren.
Doel van de voorziening. Deze voorziening wordt ingezet voor het afboeken van oninbare vorderingen. De hoogte van de voorziening. De stand van deze voorziening bedraagt op 1 januari 2014 € 158.657,-. De bestemming van de bespaarde rente. De bespaarde rente van deze voorziening wordt ingezet als structureel dekkingsmiddel. 8.
Voorziening onderhoud parkeerplaats Oud Valkenburg.
Doel van de voorziening. Deze voorziening is in 2011 ingesteld ter dekking van de onderhoudskosten van de parkeerplaats Oud Valkenburg. De onderhoudskosten worden direct op de voorziening in mindering gebracht. De hoogte van de voorziening. De voorziening kent op 1 januari 2014 een stand van € 40.700,-. Op basis van de huidige inzichten vinden er in deze planperiode geen mutaties in deze voorziening plaats. De bestemming van de bespaarde rente. De bespaarde rente van deze voorziening wordt ingezet als structureel dekkingsmiddel. 9.
Voorziening onderhoud wegen.
Doel van de voorziening. In de commissie SOB van 14 juni 2011 is inzichtelijk gemaakt welk bedrag jaarlijks nodig is om het onderhoud van het gemeentelijk wegennet op een adequaat niveau te brengen en te houden. Rekening houdende met de beschikbare bedragen, zoals die in de diverse productenramingen zijn verwerkt, is in de planperiode 2012 tot en met 2015 eenmalig een bedrag beschikbaar gesteld van € 557.000,-.
84
De hoogte van de voorziening. De stand van deze voorziening bedraagt op 1 januari 2014 € 338.994,-. Rekening houdende met de geraamde mutaties zal deze voorziening uiteindelijk teruglopen tot nihil in 2018. De bestemming van de bespaarde rente. De bespaarde rente van deze voorziening wordt ingezet als dekkingsmiddel. 10.
Voorziening pensioenen wethouders.
Doel van de voorziening. Deze voorziening moet ingevolge de begrotingsvoorschriften worden gevormd voor het opvangen van de pensioenafspraken van voormalige wethouders. De hoogte van de voorziening. Op basis van gemaakte actuariële berekeningen is een voorziening gevormd voor het opvangen van de kosten van pensioenverplichtingen. Deze voorziening, die jaarlijks bij het opstellen van de jaarrekening wordt geactualiseerd, kent per 1 januari 2014 een stand van € 1.118.948,-. Geleidelijk loopt dat bedrag op tot € 1.247.476,-. Dat bedrag is ten laste gebracht van de reserves van de algemene dienst. De voorziening wordt jaarlijks geactualiseerd. De bestemming van de bespaarde rente. De bespaarde rente van deze voorziening wordt ingezet als dekkingsmiddel. 11.
Voorziening brouwerijterrein de Leeuw.
Doel van de voorziening. Deze voorziening is ingesteld voor de directe afdekking van de onrendabele top van het brouwerijterrein. De hoogte van de voorziening. In de kadernota 2013 is aangegeven dat een bedrag van € 685.000,- nodig is om een eventuele onrendabele top direct te kunnen afdekken. Dat bedrag zal bij het opstellen van de jaarrekening 2013 in de voorziening worden gestort ten laste van de reserves van de algemene dienst. De bestemming van de bespaarde rente. De bespaarde rente van deze voorziening wordt ingezet als dekkingsmiddel.
12.
Voorziening groot onderhoud parkeergarage.
Doel van de voorziening. Deze voorziening is voor het groot onderhoud van de parkeergarage. De hoogte van de voorziening. De eerste dotatie aan deze voorziening vindt plaats in het planjaar 2015. Concreet gaat het dan om een bedrag van € 45.775,-. Dat bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd. Volgens de prognose bedraagt de stand van deze voorziening aan het einde van de planperiode € 140.786,-. 85
De bestemming van de bespaarde rente. De bespaarde rente van deze voorziening wordt ingezet als dekkingsmiddel. Recapitulatie:
Per 1/1/2014
Per 31/12/2014
Algemene reserves Bestemmingsreserves Voorzieningen
2.410.063,34.581.914,4.648.707,-
2.535.563,32.437.993,5.058.501,-
Totaal
41.640.684,-
40.032.057,-
86
Het risicoprofiel. Hierna presenteren wij U het geactualiseerde risicoprofiel van onze gemeente.
Risico
Veroorzakende gebeurtenis
Extreme weers oms ta ndi gheden Pa rkeerexpl oi ta ti e
€
Centrumpl a n
Extreem weer i n de vorm va n regen, s neeuw en/of s torm Mi nder bezoekers da n verwa cht Verkoopopbrengs t grond
€
I/S Risico-score Weerstands- Programma / paragraaf (finan(kans x capaciteitscieel) impact) bedrag 50.000 I 9 € 6.250 Verkeer, vervoer en wa ters ta a t 250.000 S 25 € 225.000 Verkeer, vervoer en wa ters ta a t 450.000 I 25 € 405.000 Economi s che za ken
(Pl a n)s cha decl a i ms
Aa ns pra kel i jkhei ds s tel l i ngen
€
500.000
I
15
€
250.000 Rui mtel i jke ordeni ng en vol ks hui s ves ti ng
Toeri s ti s che functi e
Terugl opend a a nta l bezoekers door economi s che cri s i s , mi nder evenementen, concurrenti e a ndere toeri s ti s che gebi eden, overl a s t Centrumpl a n Bezui ni gi ngen Ri jk €
€ 177.500
S
25
€
159.750 Pa ra gra a f a l gemene dekki ngs mi ddel en
2.008.948
S
25
S
9
€ 1.808.053 Pa ra gra a f a l gemene dekki ngs mi ddel en € 12.500 Pa ra gra a f bedri jfs voeri ng
Ta a ks tel l i ngen
Maximale schadebedrag
€
Wa chtgel dverpl i chti ngen Pol i ti eke cri s i s / onts l a gprocedures
€
100.000
Totalen
€
3.536.448
€ 2.866.553
Aanvullend merken wij bij dit overzicht nog het volgende op: •
•
Mogelijke toekomstige budgettaire tekorten als gevolg van de decentralisatie van de rijksregelingen jeugdzorg, begeleiding MO en de Wet Werken naar Vermogen zijn niet als risico geïdentificeerd omdat het niet mogelijk om eventuele tekorten te kwantificeren. Datzelfde geldt ook voor de gevolgen van een eventuele invoering van de vennootschapsplicht voor overheidsbedrijven. In de kaderbrief van 2013 hebben wij Uw raad gemeld dat al langere tijd gediscussieerd wordt over een herziening van de belastingpositie van overheidsbedrijven, niet alleen uit economisch oogpunt, maar ook vanwege mogelijke strijdigheid met Europese staatssteunregels. Mocht de wetgeving op het terrein van de vennootschapsbelasting wijzigen dan moeten wij rekening houden met een behoorlijke schadepost; Het verloop van de algemene uitkering blijft onzeker. Het kwantificeren van de omvang van dat risico hebben wij achterwege gelaten.
Zoals uit het bovenstaande overzicht blijkt, bedraagt de totaal benodigde weerstandscapaciteit ruim € 2,8 miljoen. De beschikbare weerstandscapaciteit. Voor het bepalen van de beschikbare weerstandscapaciteit geldt geen vaste regel. Die capaciteit is net als de risico’s onder te verdelen in: • •
Structurele weerstandscapaciteit: de onbenutte belastingcapaciteit/budgettaire capaciteit; Incidentele weerstandscapaciteit: de vrij beschikbare en aanwendbare reserves, vermeerderd met het resultaat na bestemming.
87
Wanneer wij deze uitgangspunten in cijfers vertalen dan ziet de weerstandscapaciteit er als volgt uit: Vrij beschikbare en aanwendbare reserves (1 januari 2014) Onbenutte belastingcapaciteit Onbenutte budgettaire capacitei t Totaal
€ € € €
2.277.759,39.000,100.000,2.416.759,-
Bij de bepaling van de onbenutte belastingcapaciteit wordt gekeken naar de ruimte, die aanwezig is om OZB-tarieven nog te verhogen. Die ruimte is gelijk aan het verschil tussen de macronorm van 2,5% en de tariefsverhoging van 1,5%, zoals die in de begroting 2014 is verwerkt. Die 1% verschil vertaalt zich in een bedrag van afgerond € 39.000,-. De onbenutte budgettaire capaciteit wordt bepaald door het bedrag van de post “Onvoorzien”. Voor onvoorziene uitgaven wordt een bedrag geraamd van € 100.000,-. Het resultaat “na bestemming” is nihil, ervan uitgaande dat de raad alle dekkingsvoorstellen van het college accordeert. Het weerstandsvermogen. Indien de ratio weerstandsvermogen (beschikbare weerstandscapaciteit/benodigde weerstandscapaciteit) groter is dan 1, dan kunnen de financiële gevolgen van de risico’s worden opgevangen. Is de uitkomst kleiner dan 1, dan is sprake van onvoldoende dekking voor de beschikbare weerstandscapaciteit. Een confrontatie van de benodigde weerstandscapaciteit met de beschikbare weerstandscapaciteit geeft het volgende beeld: Weerstandscapaciteit
benodigd
beschikbaar
Structureel
A
€
139.000
B
€
Incidenteel
C
€
2.277.759
D
€
2.205.303 661.250
Totaal
E
€
2.416.759
F
€
2.866.553
Weerstandsvermogen Structureel (A/B)
0,06
Incidenteel (C/D)
3,44
Totaal
0,84
(E/F)
De beschikbare structurele weerstandscapaciteit biedt op dit moment nog onvoldoende dekking voor het opvangen van structurele risico’s. Wanneer de taakstellend te realiseren besparingen met concrete maatregelen worden ingevuld, leidt dat vanzelfsprekend tot een aanmerkelijke verbetering van de weerstandscapaciteit. De incidentele weerstandscapaciteit is op dit moment meer dan voldoende, zo blijkt uit de cijfers.
88
§ 3.2 Onderhoud kapitaalgoederen.
In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de wijze waarop de kapitaalgoederen worden beheerd. Concreet gaat het daarbij om openbaar groen, wegen, riolering en gebouwen. In de door de raad vastgestelde financiële verordening is onder meer bepaald dat tenminste één keer in de vier jaar wordt aangeboden: • • •
Een nota voor het onderhoud van de openbare ruimte; Een geactualiseerd Gemeentelijk RioleringsPlan; Een nota onderhoud gebouwen, bevattende voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten van de gemeentelijke gebouwen, de normkostensystematiek en het meerjarig budgettair middelenbeslag.
De kwaliteit van de financiële huishouding en het onderhoudsniveau van kapitaalgoederen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Artikel 12 van het Besluit Begroting en Verantwoording schrijft dan ook dwingend voor dat aan het onderhoud van de kapitaalgoederen een afzonderlijke paragraaf moet worden gewijd. Het onderhoud van de genoemde kapitaalgoederen gebeurt aan de hand van beheersplannen. De periode, die een beheersplan bestrijkt, is onder meer afhankelijk van de economische en/of technische levensduur van de betreffende kapitaalgoederen. Een beheersplan wordt periodiek herzien. Wij proberen de jaarlijkse lasten constant te houden door gebruik te maken van een bestemmingsreserve c.q. van een voorziening. Wegen. In de commissie EFT van 14 juni 2011 is het beleidsplan wegen uitgebreid besproken. Uit dat plan bleek dat naast de reguliere budgetten (per saldo ruim € 1,6 miljoen per jaar, inclusief apparaatskosten en kapitaallasten) een bedrag van in totaal € 557.000,- extra nodig is om het wegennet in een goede onderhoudsstaat te brengen en te houden. Voor dat bedrag is in 2012 een voorziening gevormd. Het reguliere onderhoudsbudget wordt de komende planjaren jaarlijks met ruim € 100.000,- ten laste van deze voorziening verhoogd. Water en rioleringen. In de vergadering van 14 december 2009 heeft de raad het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) in verband met de inwerkingtreding van de wet Gemeentelijke Watertaken vervangen door een Verbeterd Gemeentelijk RioleringsPlan (VGRP). Het rioleringsplan, dat wordt opgesteld op grond van de wet Milieubeheer, is een beleidsrapport waarin de hoofdpunten zijn beschreven van hetgeen de raad de komende jaren op het terrein van de rioleringen wil bereiken. Het eerste GRP was duidelijk gericht op een goede inventarisatie voor wat betreft de hoeveelheid, de kwaliteit en de capaciteit van de rioolbuizen. Het in de raadsvergadering van 14 december 2009 vastgestelde VGRP legt de nadruk op het uitvoeren van rioolvervangingen binnen de kern van Valkenburg en op het weer voldoen aan de basisinspanning. Uit allerlei inventarisaties en herberekeningen is namelijk gebleken dat wij als gevolg van de toename van het verharde wateroppervlak niet meer aan de basisinspanning voldoen en dat dus de aanleg van extra bergbezinkbassins noodzakelijk is. Echter, een van de resultaten van de zogeheten Optimalisatiestudie (OAS) is dat onze gemeente gebruik mag maken van extra berging binnen het transportriool van WBL. Ook met het afkoppelen van het hemelwater kan aan de basisinspanning voldaan worden. In de komende planperiode zijn investeringen geraamd voor een totaalbedrag van bijna € 3 miljoen. Met de financiële consequenties van die investeringen is in de voorliggende programmabegroting rekening gehouden. Volledigheidshalve merken wij bij deze cijfers nog op dat rekening is gehouden met de door de raad op 13 februari 2012 geaccordeerde herprioritering, waarmee een bedrag was gemoeid van € 1.365.000,-. De desbetreffende investeringswerken worden pas na het planjaar 2020 ter hand genomen.
89
Gebouwen. Ook voor deze kapitaalgoederen is een onderhoudsplan beschikbaar. De doelstelling van dat plan is om de onderhoudstoestand van de gemeentelijke gebouwen te bewaken, achterstallig onderhoud te voorkomen en meerjarig inzicht te krijgen in de staat van onderhoud van onze gemeentelijke gebouwen. Op 1 juli 2013 heeft de raad een geactualiseerd onderhoudsplan vastgesteld. De financiële consequenties daarvan zijn in deze programmabegroting meegenomen. Structureel is voor het onderhoud van de gemeentelijke gebouwen (inclusief Polfermolen) een bedrag beschikbaar van ruim € 600.000,-. Groen. Het oorspronkelijke beheersplan wordt geactualiseerd en omgebouwd tot een geautomatiseerd beheerssysteem voor de openbare ruimte. In de primitieve productenbegroting 2014 is voor het onderhoud van groen een bedrag gecalculeerd van afgerond € 846.000,- (inclusief apparaatskosten). De kwaliteitsniveaus uit het kwaliteitsplan “Valkenburg aan de Geul, mooier, schoner en beter” zijn vertaald naar vijf onderhoudsniveaus in het groen- en reinigingsbestek. In de programmabegroting, die nu ter vaststelling voorligt, zijn onvoldoende middelen geraamd om dat plan integraal uit te voeren. Gevolg is dan ook dat de gewenste onderhoudsniveaus nog niet in het straatbeeld herkenbaar zijn.
90
§ 3.3 Financiering.
Het treasurystatuut bevat de doelstellingen van het treasurybeleid en geeft de kaders aan, waarbinnen de treasuryfunctie zich mag bewegen. De wet Financiering Decentrale Overheden bepaalt dat in de programmabegroting een financieringsparagraaf moet worden opgenomen. De bedoeling daarvan is om de transparantie te vergroten, zodat meer inzicht in de risico’s van het geldverkeer ontstaat. De rentevisie. De kapitaalmarkt kenmerkt zich in de afgelopen jaren door een (binnen marges) redelijk stabiele ontwikkeling van de renteniveaus voor de langlopende geldleningen. Wij verwachten dat deze ontwikkeling zich ook de komende jaren zal voortzetten. De rente op de kapitaalmarkt schommelde ten tijde van de samenstelling van deze programmabegroting rond de 4%. Bij de berekening van de rentekosten over het financieringstekort hebben wij gerekend met een rentepercentage van 5,5%. Tegelijkertijd hebben wij een stelpost voor onderuitputting geraamd van € 100.000,- vanaf het planjaar 2013. De tarieven op de geldmarkt (voor kortlopende leningen) zijn iets lager dan de tarieven van de kapitaalmarkt. De totale rentelasten zijn berekend op een bedrag van ruim € 3,6 miljoen. Daarvan is ruim € 2,1 miljoen verdisconteerd in het rente-omslagpercentage. Het resterende bedrag wordt door middel van een vaste rentefactor aan de producten doorberekend. De berekening van de renteomslag in cijfers: Omschrijving
Boekwaarde
Rentelasten
Vaste activa per 1 januari 2014 Vaste activa met een vast rentepercentage
69.035.359 26.996.222
3.608.852 1.470.768
Basis voor de berekening
42.039.137
2.138.084
Het omslagpercentage is dus 5,09%. De liquiditeitenprognose. Wij beschikken niet over een meerjarige liquiditeitenprognose. Daarvoor is onze organisatie te klein. Voor grote projecten, zoals het centrumplan, wordt het verloop van de liquiditeiten natuurlijk wel zo nauwkeurig als mogelijk in beeld gebracht. Beleidsvoornemens treasury. Binnen het risicobeheer onderscheiden wij een aantal risico’s, te weten het renterisico, het kredietrisico en het interne liquiditeitenrisico. Koers- en valutarisico’s blijven buiten beschouwing. Het renterisico. Het renterisicobeheer is het beheersen van risico’s, die voortvloeien uit de mogelijkheid dat de rentelasten van vreemd vermogen hoger zullen uitvallen dan waarmee in de meerjarenbegroting rekening is gehouden c.q. dat de feitelijke rentebaten achterblijven bij de gecalculeerde bedragen. Voor de beheersing van de renterisico’s gelden twee concrete richtlijnen, namelijk de kasgeldlimiet en de renterisiconorm voor de vaste schuld.
91
De kasgeldlimiet. De gemiddelde netto vlottende schuld, over drie maanden gezien, mag de kasgeldlimiet niet overschrijden. Onder de gemiddelde netto vlottende schuld wordt verstaan het saldo van de opgenomen leningen met een looptijd korter dan één jaar, de schulden en tegoeden in rekeningcourant en contante gelden. Per kwartaal wordt de liquiditeitspositie opgemaakt om te beoordelen of aan de kasgeldlimiet is voldaan. De kasgeldlimiet wordt verkregen door het bij ministeriële beschikking vastgestelde percentage van 8,5% te vermenigvuldigen met het totaalbedrag van de begrote uitgaven, exclusief de stortingen in de reserves. In cijfers: Totaal van de begrote uitgaven Kasgeldlimiet voor 2014 afgerond
€ €
43.168.019,3.669.000,-
€ €
3.806.000,3.628.000,-
Ter vergelijking: Kasgeldlimiet 2012 Kasgeldlimiet 2013
Het beleid is erop gericht om binnen de kasgeldlimiet een schuldpositie aan te houden, omdat de rente op de kortlopende middelen normaliter lager is dan de rente op langlopende leningen. Bij een dreigende overschrijding van de kasgeldlimiet wordt overgegaan tot consolidatie van de vlottende schuld door middel van het aantrekken van een langlopende geldlening. Bij het aantrekken van een dergelijke lening wordt uiteraard rekening gehouden met de financieringsbehoefte voor de korte termijn. Zoals eerder al is opgemerkt, beschikken wij niet over een meerjarige liquiditeitenprognose. Wij baseren ons op een jaarlijks terugkerend patroon van de financieringsbehoefte, aangevuld met specifieke informatie over grote investeringswerken en/of geldstromen. De renterisiconorm. Met de renterisiconorm wordt een kader gesteld voor de spreiding van de looptijden van langlopende geldleningen. Doel hiervan is om te komen tot een spreiding van de (mogelijke) fluctuaties in de renterisico’s over langlopende geldleningen c.q. de vaste schuld. De renterisiconorm wordt bepaald door het totaal van de begrote uitgaven te vermenigvuldigen met het vastgestelde percentage van 20%. Uit de onderstaande opstelling voor de jaren 2014 tot en met 2017 blijkt dat de gemeente volledig binnen de wettelijke norm blijft. Het bedrag aan langlopende geldleningen, waarover de gemeente volgens de definitie van de wet Fido een renterisico loopt, bedraagt voor de gehele planperiode € 0,-. Uit oogpunt van risicomijdend beheer streven wij naar een verlenging van de gemiddelde looptijd van onze portefeuille door het aantrekken van rentevaste geldleningen met een looptijd van 25 jaar. Planjaar 1 2 3 4 5 6 7 8 9
Renteherziening op vaste schuld o/g Renteherziening op vaste schuld u/g Renteherziening op vaste schuld (2-3) Nieuw aan te trekken vaste schuld Nieuw uitgezette lang lopende leningen Netto aan te trekken vaste schuld (3+4) Te betalen aflossingen Herfinanciering (laagste van 6 en 7) Renterisico op de vaste schuld (3+8)
2014
2015
2016
2017
0 0 0 0 0 0 1.444.493 0 0
0 0 0 0 0 0 1.444.493 0 0
0 0 0 0 0 0 1.353.737 0 0
0 0 0 0 0 0 1.258.443 0 0
92
Renterisiconorm 10 11 12
Stand begrote uitgaven per 1 januari Het vastgestelde percentage Rente-risiconorm
43.168.019 41.347.211 40.977.509 40.364.631 20 20 20 20 8.633.604 8.269.442 8.195.502 8.072.926
Toets rente-risiconorm 13 Rente-risiconorm 14. Renterisico op de vaste schuld (3+8)
8.633.604 0
8.269.442 0
8.195.502 0
8.072.926 0
15
8.633.604
8.269.442
8.195.502
8.072.926
Ruimte onder rente-risiconorm (13-14)
Het kredietrisico. Met kredietrisico wordt de waardedaling van een vordering bedoeld tengevolge van het niet of niettijdig nakomen van de verplichtingen. Het gaat dus om risico’s op verstrekte gelden. In het verleden zijn geldleningen verstrekt aan de lokale woningbouwcorporaties. Inmiddels hebben deze corporaties een grote financiële zelfstandigheid verkregen, met als logisch gevolg dat deze sector primair de financieringsrisico’s draagt. Er is een Waarborgfonds Sociale Woningbouw opgericht, waarbij de gemeenten een tertiaire achtervangpositie innemen. De stand van de verstrekte geldleningen aan de corporaties beloopt op 1 januari 2014 een bedrag van € 113.854,-. Daarop wordt in 2014 € 4.882,- afgelost. Onder de financiële vaste activa zijn naast de verstrekte kredieten ook de langlopende geldleningen en deelnemingen gerubriceerd, die niet op korte termijn in liquide middelen zijn om te zetten. Het interne liquiditeitsrisico. Het interne liquiditeitsrisicobeheer is het beheersen van de risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitsprognoses en meerjarige investeringsplannen, als gevolg waarvan de financieringskosten hoger kunnen uitvallen. Het beheersen van die risico’s geschiedt langs twee invalshoeken: a.
De ontwikkeling van de financieringsbehoefte wordt trendmatig bepaald aan de hand van ervaringsgegevens, onder toevoeging van specifieke informatie over substantiële mutaties. Zodoende ontstaat een globaal beeld;
b.
In de financieringsbehoefte moet flexibel voorzien worden. Door optimaal gebruik te maken van kortlopende financieringen en door een dagelijkse beoordeling van de liquiditeitenpositie wordt aangestuurd op een structurele schuldpositie.
De gemeentefinanciering. De gemeentefinanciering valt uiteen in financiering, uitzettingen en relatiebeheer. Financiering. De omvang van de nieuwe leningen is bepaald aan de hand van de gemiddelde financieringsbehoefte in de afgelopen jaren. De totale behoefte aan langlopende, vreemde financieringsmiddelen ligt rond € 10,7 miljoen. Stand per 1 januari 2014 Reguliere aflossingen Stand per 31 december 2014
€ -€
16.693.864,1.444.493,-
€
15.249.371,-
93
De huidige leningenportefeuille omvat 15 onderhandse geldleningen voor de financiering van de gemeentelijke activiteiten. Alle langlopende geldleningen zijn rentevast en niet-vervroegd aflosbaar. De gemiddelde looptijd is ruim 11 jaar. Uitzetting van gelden. In het kader van de treasuryfunctie heeft onze gemeente geen uitzettingen, dat wil zeggen geen beleggingen. Relatiebeheer. Voor het beheer van de financiële middelen houdt onze gemeente rekeningen aan bij de lokale Rabobank, de Bank Nederlandse Gemeenten, de ING en een tweetal buitenlandse banken. De BNG fungeert als huisbankier. Het saldo- en liquiditeitenbeheer. Het gaat hier om het minimaliseren van rentelasten in verband met de financiering van lopende uitgaven, de voorfinanciering van investeringen en het maximaliseren van de rente over beleggingen van liquiditeitsoverschotten. Omdat de door onze huisbankier geboden rentetarieven in rekeningcourant vrijwel in overeenstemming zijn met de tarieven voor daggeldleningen, vinden nauwelijks nog transacties op de geldmarkt plaats Overzicht netto-vlottende schuld. In verband met een wijziging in de wet Fido dient in de financieringsparagraaf een overzicht te worden opgenomen van het verloop van de vlottende schuld. Dat overzicht treft U hierna aan: Derde k wartaal 2012 Vierde kwartaal 2012 Eerste kwartaal 2013 Tweede k wartaal 2013
€ € -€ -€
3.346.000,27.000,3.158.000,1.008.000,-
-teken = vlottende schuld.
Het EMU-saldo. De Europese afspraken ten aanzien van de begrotingsdiscipline zijn opgenomen in de Wet Houdbare Overheidsfinanciën, afgekort de wet HOF. Op basis van het wetsvoorstel en de geldende begrotingsregels leveren het rijk en de medeoverheden een gelijkwaardige inspanning bij het terugdringen van het begrotingstekort. De tekortnorm, waarvan sprake is in de Wet HOF, is in het Bestuursakkoord van 18 januari 2013 voor de medeoverheden bepaald op maximaal 0,5% van het Bruto Binnenlands Product (BBP) gedurende de periode 2013 tot en met 2015. De plicht om het EMU-saldo in de begrotingsstukken op te nemen, is vastgelegd in het BBV. Het akkoord over de wet HOF betekent dat er duidelijkheid bestaat over het toegestane EMU-tekort voor de medeoverheden gedurende de komende jaren. De lagere overheden krijgen wel te maken met een ander begrotingsstelsel, met als gevolg dat vanuit het rijk op enig moment dringend kan worden verzocht om voorgenomen investeringen uit of zelfs af te stellen. De sanctie-instrumenten worden in deze kabinetsperiode nog niet ingezet. Die afspraak is gemaakt. Naar aanleiding van het financieel akkoord is de mogelijkheid gegeven om gezamenlijk tot een nieuwe verdeling te komen van de macronorm. Omdat de gesprekken hierover nog lopen, zijn de individuele referentiewaarden nu nog niet bekend.
94
Hierna treft U de berekening aan van het EMU-saldo voor de planjaren 2013 tot en met 2015:
Omschrijving
2013 x € 1000,-
2014 x € 1000,-
2015 x € 1000,-
Volgens realisatie tot en met sept. 2013, aangevuld met raming resterende periode
Volgens begroting 2014
Volgens meerjarenraming in begroting 2014
-2.658
-347
-77
1
Exploitatiesaldo vóór toevoeging aan c.q. onttrekking uit reserves (zie BBV, artikel 17c)
2
Afschrijvingen ten laste van de exploitatie
3.999
3.654
3.473
3
Bruto dotaties aan de post voorzieningen ten laste van de exploitatie
1.505
1.254
746
4
Investeringen in (im)materiële vaste activa die op de balans worden geactiveerd
9.009
11.255
6.751
5
Baten uit bijdragen van andere overheden, de Europese Unie en overigen, die niet op de exploitatie zijn verantwoord en niet al in mindering zijn gebracht bij post 4
999
3.739
3.239
6
Desinvesteringen in (im)materiële vaste activa: Baten uit desinvesteringen in (im)materiële vaste activa (tegen verkoopprijs), voor zover niet op exploitatie verantwoord
4.619
5.663
3.353
1.823
824
701
7
Aankoop van grond en de uitgaven aan bouw-, woonrijp maken e.d. (alleen transacties met derden die niet op de exploitatie staan)
8
Baten bouwgrondexploitatie: Baten voorzover transacties niet op exploitatie verantwoord
9
Lasten op balanspost Voorzieningen voorzover deze transacties met derden betreffen
10
Lasten ivm transacties met derden, die niet via de onder post 1 genoemde exploitatie lopen, maar rechtstreeks ten laste van de reserves (inclusief fondsen en dergelijke) worden gebracht en die nog niet vallen onder één van bovenstaande posten
11 a b
Verkoop van effecten: Gaat u effecten verkopen? (ja/nee) Zo ja wat is bij verkoop de verwachte boekwinst op de exploitatie?
Berekend EMU-saldo
ja
nee
-2.368
ja
nee
1.884
ja
nee
3.282
95
§ 3.4 Bedrijfsvoering. Bestuurlijk verantwoordelijk Ambtelijk verantwoordelijk
: :
Dhr. drs. R. Meijers en Dhr. W.J.M. Thijssen Dhr. L.T.J.M. Bongarts
Op grond van artikel 14 van het Besluit Begroting en Verantwoording dient een paragraaf aan de bedrijfsvoering te worden gewijd. Bedrijfsvoering bestaat uit de onderdelen personeel en organisatie, informatisering, financieel beheer en dienstverlening. Het is gericht op het kunnen realiseren van de eerder beschreven inhoudelijke programma’s. In deze paragraaf worden ook de ambities voor de organisatie en de intergemeentelijke samenwerking gepresenteerd. Personeel en organisatie. Vanaf 1 mei 2012 is de organisatiestructuur afgestemd op de drie externe klantgroepen. De drie externe klantgroepen zijn te onderscheiden in de klant die belang heeft en betrokken is bij de strategische agenda van de gemeente, in de klant in de rol van wijkbewoner en in de klant in de rol van individuele dienstenafnemer. Door deze structuurwijziging is de focus van de organisatie verschoven van aanbod- naar vraaggericht (van buiten naar binnen). Voor wat betreft de gewenste cultuur hebben het College en het management de volgende waarden centraal gesteld, die als randvoorwaardelijk worden beschouwd voor een succesvolle organisatie: Integriteit, Klantgericht, Resultaatgericht, Samenwerking en Passie. Deze waarden zijn vertaald in een Mission Statement: De gemeente Valkenburg aan de Geul werkt samen aan duurzaam welzijn en welvaart, behartigt optimaal de belangen van haar burgers en realiseert ambities. Zij heeft een organisatie, waarin de medewerkers vanuit een integere basishouding samenwerken en de medewerkers zich bewust zijn van hun talenten en ambities en die met passie inzetten voor het bereiken van een klantgericht resultaat. In 2012/2013 zijn met alle organisatie-eenheden gesprekken gevoerd over de cultuuromslag en de resultaten van de HNW scan. Van belang is nu dat de eerder genoemde waarden door alle medewerkers vertaald worden in concreet gedrag en dat de medewerkers de slag maken dat zij zelf de verantwoordelijkheid nemen voor hun loopbaan en hun werkzaamheden. Men is nog te veel gewend dat het management het wel regelt en faciliteert. Als de acties van het management niet tot tevredenheid leiden, blijft men nog teveel in een afwachtende rol zitten, terwijl verwacht mag worden dat de medewerkers zelf mee aan- en doorpakken. In 2013 is een werkgroep dwars door de organisatie geformeerd. Die werkgroep is met verve aan de slag gegaan en initieert verschillende acties die moeten leiden tot de gewenste cultuur. Eén van de acties is dat op dit moment alle medewerkers deelnemen aan een workshop, waarin gewerkt wordt aan het concretiseren van de genoemde waarden naar gedrag. Organisatieontwikkeling korte termijn. Voor de korte termijn speelt voor wat de gewenste organisatieontwikkeling betreft met name de financiële taakstelling een rol. Concreet gaat het dan om de bezuinigingstaakstelling op de formatie, die uw raad heeft vastgesteld bij de behandeling van de begroting op 13 november 2012. Deze taakstelling loopt op tot ruim € 400.000,-. Als hierbij worden opgeteld de taakstellingen die uw raad aan de organisatie heeft opgelegd om de personele knelpunten bij VTH op te lossen (€ 120.000,-) en om de extra formatie, die de OR vraagt om haar taken te kunnen vervullen (€ 50.000,-), eveneens op te lossen binnen de bestaande formatie, dan bedraagt de totale financiële taakstelling € 570.000,-. Middels de kaasschaafmethode en door op onderdelen slimme keuzes te maken, waren wij op weg om aan de taakstelling van 4 ton invulling te geven. Nu daar een extra taakstelling is bijgekomen, is het nog maar de vraag of die kan worden gerealiseerd zonder harde keuzes te maken om bepaalde taken niet meer uit te voeren. Indien zulks speelt, zal Uw raad in de positie worden gebracht ter zake keuzes te maken.
96
Organisatieontwikkeling langere termijn, de slag naar regiegemeente. Op 13 november 2012 heeft uw Raad kaderstellend besloten dat de gemeente op termijn een regiegemeente wordt met een kleine slagvaardige organisatie waarbij de uitvoering vooral door derden (verzelfstandigde diensten) wordt verricht; het streven naar een nieuwe dynamiek in de gemeentelijke samenwerking ligt hier mede aan ten grondslag. Uitvoering geven aan dit besluit impliceert dat uw raad op korte termijn in de positie zal worden gebracht te bepalen wat verstaan wordt onder een regiegemeente. Regie voeren is mogelijk op beleid maar ook op uitvoering. Dit betekent dat uw raad in de positie zal worden gebracht een keuze te maken tussen beleids- en uitvoeringstaken waarop regie gewenst is vanuit het lokale bestuur en beleids- en uitvoeringstaken die meer op afstand kunnen worden gezet omdat die bijna identiek worden uitgevoerd in andere gemeenten. Indien dit laatste het geval is, zullen andere vormen van uitvoering worden onderzocht. Het management van onze organisatie is inmiddels gestart met het inzichtelijk maken van alle taken, die op dit moment door onze ambtelijke organisatie worden opgepakt. Daarbij zal een onderscheid wordt gemaakt tussen wettelijke/verplichte en niet-wettelijke taken. Bij wettelijke taken speelt alleen een vormdiscussie. Bij niet-wettelijke taken kan ook de keuze worden gemaakt om de betreffende taken niet meer uit te voeren. Indien sprake is van een vormafweging is het van belang dat concrete gegevens op tafel komen, bijvoorbeeld in de vorm van offertes, op basis waarvan verantwoorde en weloverwogen bestuurlijke keuzes kunnen worden gemaakt. In dit kader is het van belang op te merken dat voorkomen moet worden dat er een spanningsveld gaat ontstaan tussen ambities enerzijds en realiteitswaarde anderzijds. Daar komt bij dat in dit kader ook voorkomen moet worden dat de organisatie té lang belast is met onzekerheden en spanningen. Keuzes maken, transparantie, betrokkenheid en zorgvuldigheid dienen hierbij hand in hand te gaan. Indien gezocht wordt naar andere vormen van samenwerking, zal dit veelal gebeuren op basis van het willen besparen op kosten (efficiency). Of dit laatste te realiseren is, valt nog te bezien. Samenwerking of uitbesteden leiden in de praktijk veelal tot hogere kosten. Deze praktijkervaringen nemen niet weg dat intensief gezocht zal worden naar samenwerking of uitbesteding. Landelijke ontwikkelingen als de decentralisatie van een aantal taken nopen hiertoe. Ons college zal zich in de samenwerking eerst richten op de Heuvellandgemeenten. Eerst als dit niet leidt tot de gewenste resultaten zal verder gezocht worden. Op dit moment lopen trajecten van samenwerking. Te denken valt aan het vormen van Regionale Uitvoerings Diensten (zgn. RUD’s). Daarnaast loopt een traject van samenwerking op het terrein van Werk en Inkomen. Hieraan nemen alle Heuvellandgemeenten deel. Op dit moment lijkt het scenario zich te ontwikkelen dat, behoudens de gemeente Maastricht, de Heuvellandgemeenten afhaken. Ons college heeft aangegeven dat zij bij het afhaken van de andere gemeenten een traject oppakt dat gericht is op samenwerking met de gemeente Maastricht. Kwaliteit van dienstverlening. Betere dienstverlening, lagere kosten. In 2011 is besloten om een KCC in te richten. Hiermee wil het gemeentebestuur zorg dragen voor een goede dienstverlening aan haar burgers, instellingen en bedrijven. Het KCC is dienstbaar aan de gehele gemeentelijke organisatie. Zo kunnen ook in de toekomst de dienstverleningsopgaven optimaal worden uitgevoerd. De uitvoering van het KCC is al gestart. Doelstelling is dat in 2015 het KCC volledig is ingericht zodat burgers en bedrijven terecht kunnen met al hun vragen aan de gemeente Valkenburg aan de Geul. De hoofddoelstelling van het project KCC is een hogere kwaliteit van dienstverlening met een efficiënte inzet van middelen. Het KCC heeft per kanaal (e-mail, balie, telefonie, post, website) een herkenbare ingang. Herkenbaar door het 14 043 nummer, één fysieke informatiebalie en één website en webloket.
97
Het KCC wordt een centraal punt in de gemeentelijke organisatie, met één frontoffice waar 80 procent van de vragen aan de gemeente in 1x keer afgevangen wordt. Om het KCC te realiseren dient een groot aantal werkzaamheden plaats te vinden, zowel in het fysieke domein (aanpassing loketten), organisatorisch (kanteling van de organisatie, procesgericht werken) als op de vakinhoudelijke afdelingen (digitalisering producten en diensten). Digitaliseren producten en diensten. Eén van de doelstellingen van het KCC is om snel, gemakkelijk en 24/7 digitale dienstverlening te kunnen bieden. Een belangrijk deelproject is de digitalisering van de producten- en dienstencatalogus. Hiermee is een multidisciplinaire projectgroep in april 2013 van start gegaan. In de projectgroep wordt hard gewerkt om snel resultaten 'aan de voorkant te behalen': dit betekent dat het aantal producten en diensten op de website wordt uitgebreid. Deze producten worden uitgebreid beschreven, met bijbehorende contactinformatie en eventuele (elektronische) formulieren. Als gevolg van deze digitalisering veranderen ook de werkprocessen. Dit vraagt een andere manier van werken voor de gehele gemeentelijke organisatie. Fysieke en organisatorische aanpassingen. Op fysiek en organisatorisch domein zijn al een aantal wijzigingen doorgevoerd. Zo wordt op dit moment de kanteling van de organisatie afgerond, die was gefocust op afstemming van de structuur op de vraagpatronen van de klant. De loketten in het gemeentehuis van Burger, Middelen en Vergunningen zijn op één verdieping samengebracht. Voor het vervolg van de realisatie van het KCC moet nog één en ander gebeuren, zoals het plaatsen van medewerkers in het KCC, aanpassingen in de ICT en telefonie en aanpassingen aan de huidige balies. In de tweede helft van 2013 zullen wij dit verder concretiseren en uitwerken. Ter zake is een plan van aanpak opgesteld.
Automatisering en Informatisering. Wij hebben inmiddels in kaart gebracht op welke onderdelen wij intensief zouden willen samenwerken, enerzijds om kosten te beperken en anderzijds om de continuïteit van dit onderdeel van de bedrijfsvoering nog beter te waarborgen. De gemeenten Maastricht werkt op dit moment een aantal scenario’s uit, waarover wij hopelijk op korte termijn besluiten kunnen nemen. Wij houden Uw raad op de hoogte. Wat willen we bereiken? De continuïteit van onze informatiesystemen moet beter worden geborgd, zonder dat dit een stijging van de exploitatiekosten tot gevolg heeft. Wij willen dat realiseren door een betere uitwijkvoorziening en tegelijkertijd proberen wij de kwetsbaarheid te verlagen door het gericht zoeken naar samenwerking met de gemeente Maastricht. Er zijn inmiddels al concrete stappen gezet en de verwachting is dat die samenwerking verder kan worden geïntensiveerd binnen de huidige financiële kaders. Wat gaan we daarvoor in 2014 doen? Onderzoeken of we de ICT dienstverlening kunnen onderbrengen bij de gemeente Maastricht.
98
Wat mag het kosten? Hierna geven wij U een volledig overzicht van alle kosten, die direct en indirect met de bedrijfsvoering te maken hebben.
Saldi
Planjaar 2014
Planjaar 2015
Planjaar 2016
Planjaar 2017
632.540 335.818 812.995 8.517.668 118.308 595.670 3.473.129
588.273 340.753 631.849 8.526.285 120.082 490.422 3.457.687
601.252 344.261 536.677 8.535.030 121.883 433.517 3.464.160
539.379 349.425 544.727 8.543.907 123.711 418.605 3.444.630
Bestaand beleid: Huisvesting Communicatie Automatisering Personeel Financiële dienstverlening Buitendienst/centrumplan Algemeen bestuur
Totaal
14.486.128 14.155.351 14.036.780 13.964.384
De vermelde bedragen zijn door middel van een opslag op het uurtarief aan de diverse programma’s doorberekend, met uitzondering van: • • • • • •
De kosten van voormalig personeel; De kosten van improductieve uren, voor zover die het overheadpercentage overschrijden; De besparingsvoorstellen in het kader van de bedrijfsvoering; De vrijval van kapitaallasten van investeringen op het terrein van de bedrijfsvoering; De lasten van het door de raad vastgestelde beleidsprogramma, voor zover deze betrekking hebben op de bedrijfsvoering; De kosten van algemeen bestuur.
99
Een samenvattend overzicht van die kosten laten wij onderstaand zien:
Omschrijving kosten
2014
2015
2016
2017
Uitkeringen en pensioenen voormalig personeel
245.224
245.224
245.224
245.224
Kosten improductieve uren
143.100
143.100
143.100
143.100
Niet toe te rekenen kosten aan de afvalstoffen- en rioleringsbegroting
145.385
145.385
145.385
145.385
Overige mutaties, waaronder inflatiecorrectie en ontwikkeling kapitaallasten
544.330
228.995
103.951
61.417
Lasten beleidsprogramma: Vervangingsinvesteringen tractie Coördinator leefbaarheid Reservering t.b.v. combifuncties Automatisering
48.189 13.350 5.301 198.072
56.399 13.350 40.000 208.069
113.378
92.467
40.000 289.696
40.000 320.003
Taakstelling formatie/beleidsplan
-276.433
-132.991
-179.819
-179.819
Mutatie reserves, per saldo
-267.408
-35.402
-14.167
22.606
199.067 531.287 85.491 506.790 76.780 1.494.096 201.862 64.585 13.997 46.100 253.074
199.345 531.542 84.438 508.229 77.932 1.494.793 201.790 65.018 14.079 26.100 254.421
199.627 531.801 84.441 509.691 79.101 1.495.499 202.494 65.457 14.162 26.100 255.787
199.914 532.064 84.444 511.174 80.287 1.496.217 203.207 65.903 14.246
4.272.239
4.369.816
4.350.908
4.335.013
Kosten algemeen bestuur: Raad- en raadscommissies College van burgemeester en wethouders Kernoverleggen Voorlichting en communicatie Verzekeringen Bestuurlijke ondersteuning Bevolkingsregistatie en burgerlijke stand Kadaster Straatnamen en huisnummering Verkiezingen Bestuursondersteuning/rekenkamerfunctie Totaal
257.174
100
§ 3.5 Verbonden partijen.
Enexis Holding N.V. te Rosmalen. Activiteiten. Enexis Holding N.V. is verantwoordelijk voor de aanleg, het onderhouden, het beheer en de ontwikkeling van de distributienetten voor elektriciteit (kabels en leidingen) en gas (buizen en leidingen) en daaraan verwante activiteiten. De verwante diensten betreffen met name kernversterkende, niet-gereguleerde activiteiten op het gebied van meetdiensten, openbare verlichting, de verhuur van middenspanningsinstallaties en de aanleg en beheer van particuliere energiedistributienetten. Ontwikkelingen en vooruitzichten. Enexis Holding N.V. houdt onverkort vast aan haar ambitie de leidende netbeheerder in Nederland te zijn. Kengetallen Enexis Holding N.V. Nominaal aandelenkapitaal Dividenduitkering per aandeel
Uitkeringspercentage dividend Nettoresultaat Eigen vermogen
Rentedragend vreemd vermogen
Kengetallen gemeente. Aantal aandelen gemeente
€ 149,7 miljoen € 0,77 in 2012 (boekjaar 2013), € 0,77 in 2011 (boekjaar 2012), € 0,39 in 2010 (boekjaar 2011) en € 0,53 in 2009 (boekjaar 2010) 50% van het netto resultaat € 229 miljoen in 2012, € 229 miljoen in 2011, € 194 miljoen in 2010 en € 263 miljoen in 2009 € 3.244 miljoen per 31 december 2012, € 3.131 miljoen per 31 december 2011, € 2.964 miljoen per 31 december 2010 en € 2.849 miljoen per 31 december 2009 € 2.476 miljoen per 31 december 2012, € 2.061 miljoen per 31 december 2011, € 2.317 miljoen per 31 december 2010 en € 2.006 miljoen per 31 december 2009 311.850 à € 1,00
Vorm participatie. De gemeente is aandeelhouder. Belangen. Openbaar belang gemeente. Het uitoefenen van invloed op het beleid met betrekking tot producten op het gebied van energie, milieu en water. Bestuurlijk belang gemeente. De Algemene Vergadering van Aandeelhouders fungeert als hoogste besluitvormingsorgaan. Deze vergadering keurt de jaarrekening goed, inclusief de bestemming van het resultaat, en verleent al dan niet décharge van het beleid en het toezicht daarop. Besluiten van de Algemene Vergadering worden, behoudens in de statuten genoemde besluiten, genomen met een gewone meerderheid van stemmen, waarbij één aandeel recht geeft op één stem. Financieel belang c.q. risico. De aandeelhouders van Essent N.V. hebben deze deelneming op 27 mei 2009 middels een AvA als dividend in natura uitgekeerd gekregen. Het risico voor de aandeelhouders beperkt zich tot het nominale aandelenkapitaal.
101
Vordering op Enexis B.V. te ’s-Hertogenbosch. Activiteiten. Als gevolg van de invoering van de Wet Onafhankelijk Netbeheer is het economische eigendom van de gas- en elektriciteitsnetten binnen de Essent-groep verkocht en overgedragen aan Enexis Holding N.V. tegen de geschatte fair market value. Omdat Enexis Holding N.V. over onvoldoende contante middelen beschikte om de koopprijs hiervoor te betalen, is deze onverschuldigd gebleven en omgezet in een lening. In de Wet Onafhankelijk Netbeheer staat opgenomen dat het niet wenselijk is dat na splitsing financiële kruisverbanden blijven bestaan en omdat het op dat moment niet mogelijk was om de lening extern te financieren is derhalve besloten om de lening (vordering) niet mee te verkopen aan RWE, maar over te dragen aan de aandeelhouders. Ontwikkelingen en vooruitzichten. De vordering is vastgelegd in een leningovereenkomst bestaande uit vier tranches (3, 5, 7 en 10 jaar). Dit houdt in dat de komende jaren een stabiele inkomstenstroom van rente zal ontstaan. Daarnaast zal Vordering op Enexis B.V. samen met Enexis Holding N.V. ernaar streven (mede afhankelijk van de condities op de kapitaalmarkt) na verloop van tijd, (een deel van) de vordering op Enexis Holding N.V. te herfinancieren op de kapitaalmarkt, al dan niet via de uitgifte van obligaties. In 2012 is de eerste tranche van € 450 miljoen vervroegd afgelost. Naar verwachting zal in 2013 de tweede tranche van € 500 miljoen eveneens vervroegd worden afgelost. Kengetallen Vordering op Enexis B.V. Nominaal aandelenkapitaal Oorspronkelijke vordering Huidige vordering Gemiddeld rentepercentage brugleningen Nettoresultaat Eigen vermogen
Rentedragend vreemd vermogen
Kengetallen gemeente. Aantal aandelen gemeente
€ 20.000,€ 1,8 miljard € 1,35 miljard 4,65 % -€ 3.707,- in 2012, € 5.730,- in 2011, -€ 7.483,- in 2010 en -€ 372,- in 2009 (24 juli tot en met 31 december) € 94.168,- per 31 december 2012, € 97.875,- per 31 december 2011, € 92.145,- per 31 december 2010 en € 99.628,- per 31 december 2009 € 1.350 miljoen per 31 december 2012, € 1.350 miljoen per 31 december 2011, € 1.800 miljoen per 31 december 2010 en € 1.800 miljoen per 31 december 2009 4.167 à € 0,01
Vorm participatie. De gemeente is aandeelhouder. Belangen. Bestuurlijk belang gemeente. De Algemene Vergadering van Aandeelhouders fungeert als hoogste besluitvormingsorgaan. Deze vergadering keurt de jaarrekening goed, inclusief de bestemming van het resultaat, en verleent al dan niet décharge van het beleid en het toezicht daarop. Besluiten van de Algemene Vergadering worden, behoudens in de statuten genoemde besluiten, genomen met een gewone meerderheid van stemmen, waarbij één aandeel recht geeft op één stem. Financieel belang c.q. risico. Het risico en daarmee de aansprakelijkheid voor de aandeelhouders is relatief gering en beperkt tot de hoogte van het nominale aandelenkapitaal van deze vennootschap. Daarnaast loopt Vordering op Enexis B.V. beheerste risico’s op Enexis Holding N.V. voor de niet-tijdige betaling van rente en/of aflossing en, in het ergste geval, faillissement van Enexis Holding N.V.
102
Verkoop Vennootschap B.V. te ’s-Hertogenbosch. Activiteiten. Ter verzekering van de betaling van eventuele schadeclaims heeft RWE bedongen dat een deel van de verkoopopbrengst door de verkopende aandeelhouders gedurende een bepaalde tijd op een aparte bankrekening zal worden aangehouden (in escrow zal worden gestort). De functie van Verkoop Vennootschap B.V. is tweezijdig. Ten eerste treedt zij op als een vennootschap die vrijwel alle garanties onder de verkoopovereenkomst heeft overgenomen van de verkopende aandeelhouders. Daarnaast treedt Verkoop Vennootschap B.V. op als vertegenwoordiger van de verkopende aandeelhouders met betrekking tot het geven van instructies aan de escrow agent (een onafhankelijke, financieel betrouwbare derde partij) voor wat betreft het beheer van het bedrag dat in escrow wordt gestort. Ontwikkelingen en vooruitzichten. De looptijd van Verkoop Vennootschap B.V. is afhankelijk van de periode dat claims onder deze escrow kunnen worden ingediend en afgewikkeld. Op het beheerde geld zal een rentevergoeding worden uitgekeerd en een eventueel overschot op het einde komt geheel ten goede aan de verkopende aandeelhouders. Ten tijde van de samenstelling van deze programmabegroting kent deze voorziening nog een stand van ruim € 900.000,-. Kengetallen Verkoop Vennootschap B.V. Nominaal aandelenkapitaal Nettoresultaat Eigen vermogen
Rentedragend vreemd vermogen
Kengetallen gemeente. Aantal aandelen gemeente
€ 20.000,€ 5,9 miljoen in 2012, -€ 5,2 miljoen in 2011, -€ 20,7 miljoen in 2010 en -€ 98.074,- in 2009 (24 juli tot en met 31 december) € 416 miljoen per 31 december 2012, € 416 miljoen per 31 december 2011, € 780 miljoen per 31 december 2010 en € 800 miljoen per 31 december 2009 € 30 miljoen per 31 december 2012, € 30 miljoen per 31 december 2011, € 22 miljoen per 31 december 2010 en € 0,- per 31 december 2009 4.167 à € 0,01
Vorm participatie. De gemeente is aandeelhouder. Belangen. Bestuurlijk belang gemeente. De Algemene Vergadering van Aandeelhouders fungeert als hoogste besluitvormingsorgaan. Deze vergadering keurt de jaarrekening goed, inclusief de bestemming van het resultaat, en verleent al dan niet décharge van het beleid en het toezicht daarop. Besluiten van de Algemene Vergadering worden, behoudens in de statuten genoemde besluiten, genomen met een gewone meerderheid van stemmen, waarbij één aandeel recht geeft op één stem. Financieel belang c.q. risico. Het risico en daarmee de aansprakelijkheid voor de aandeelhouders is relatief gering en beperkt tot de hoogte van het nominale aandelenkapitaal van deze vennootschap. Attero Holding N.V. te ’s-Hertogenbosch. Activiteiten. Attero Holding N.V. (voorheen Essent Milieu Holding N.V.) heeft ten doel het deelnemen in vennootschappen die werkzaam zijn op het gebied van de afvalverwijdering en –verwerking, recycling/verwerking en het geschikt maken van afval tot producten voor hergebruik en energieopwekking.
103
Ontwikkelingen en vooruitzichten. De resultaten van Attero Holding N.V. zullen de komende jaren onder druk komen te staan als gevolg van gewijzigde marktomstandigheden. Kengetallen Attero Holding N.V. Nominaal aandelenkapitaal Dividenduitkering per aandeel Nettoresultaat Eigen vermogen
Rentedragend vreemd vermogen
Kengetallen gemeente. Aantal aandelen gemeente
€ € € € € € € € € € € € €
1.496.822,0,05 in 2012, € 0,05 in 2011, € 0,05 in 2010 en 0,07 in 2009 4,1 miljoen in 2012, € 22,7 miljoen in 2011, 20,1 miljoen in 2010 en € 54,5 miljoen in 2009 257,2 miljoen per 31 december 2012, 261,2 miljoen per 31 december 2011, 247,1 miljoen per 31 december 2010 en 235,9 miljoen per 31 december 2009 320,9 miljoen per 31 december 2012, 373,7 miljoen per 31 december 2011, 383,2 miljoen per 31 december 2010 en 400,5 miljoen per 31 december 2009
311.850 à € 0,01
Vorm participatie. De gemeente is aandeelhouder. Belangen. Openbaar belang gemeente. Het uitoefenen van invloed op het beleid met betrekking tot producten op het gebied van energie, milieu en water. Bestuurlijk belang gemeente. De Algemene Vergadering van Aandeelhouders fungeert als hoogste besluitvormingsorgaan. Deze vergadering keurt de jaarrekening goed, inclusief de bestemming van het resultaat, en verleent al dan niet décharge van het beleid en het toezicht daarop. Besluiten van de Algemene Vergadering worden, behoudens in de statuten genoemde besluiten, genomen met een gewone meerderheid van stemmen, waarbij één aandeel recht geeft op één stem. Financieel belang c.q. risico. Het risico en daarmee de aansprakelijkheid voor de aandeelhouders is relatief gering en beperkt tot de hoogte van het nominale aandelenkapitaal van deze vennootschap. Publiek Belang Elektriciteitsproductie B.V. te ’s-Hertogenbosch. Activiteiten. De rechter heeft bepaald dat Essent haar 50% belang (in economische zin) in N.V. Elektriciteits Productiemaatschappij Zuid-Nederland (EPZ), welke vennootschap onder meer eigenaar is van de kerncentrale te Borssele, niet mocht mee verkopen aan RWE. Dit houdt in dat de verkopende aandeelhouders zowel het juridische als het economische eigendom van het 50%-belang in EPZ hebben verkregen en daarmee de rechten om de publieke belangen te borgen. Ontwikkelingen en vooruitzichten. De uitkomsten van de juridische trajecten zijn tot nu toe negatief geweest voor de voormalige aandeelhouders Essent. Om uit deze impasse te geraken, is een schikking getroffen tussen betrokken partijen waarvan de transactiedocumenten op 1 juli 2011 zijn ondertekend. In oktober 2011 is een interim-dividenduitkering beschikbaar gesteld van € 1,8 miljoen in verband met de verkoop van de aandelen EPZ.
104
Kengetallen Publiek Belang Elektriciteitsproductie B.V. Nominaal aandelenkapitaal € 1.496.822,Nettoresultaat -€ 61.672,- in 2012, € 722,4 miljoen in 2011, € 27,9 miljoen in 2010 en € 59,7 miljoen in 2009 Eigen vermogen € 1,6 miljoen per 31 december 2012, € 27,7 miljoen per 31 december 2011, € 184,8 miljoen per 31 december 2010 en € 167,9 miljoen per 31 december 2009 Rentedragend vreemd vermogen € 154.916,- per 31 december 2012, € 181.000,- per 31 december 2011, € 0 miljoen per 31 december 2010 en € 17,3 miljoen per 31 december 2009 Kengetallen gemeente. Aantal aandelen gemeente
311.850 à € 0,01
Vorm participatie. De gemeente is aandeelhouder. Belangen. Openbaar belang gemeente. Het uitoefenen van invloed op het beleid met betrekking tot producten op het gebied van energie, milieu en water. Bestuurlijk belang gemeente. De Algemene Vergadering van Aandeelhouders fungeert als hoogste besluitvormingsorgaan. Deze vergadering keurt de jaarrekening goed, inclusief de bestemming van het resultaat, en verleent al dan niet décharge van het beleid en het toezicht daarop. Besluiten van de Algemene Vergadering worden, behoudens in de statuten genoemde besluiten, genomen met een gewone meerderheid van stemmen, waarbij één aandeel recht geeft op één stem. Financieel belang c.q. risico. Het risico en daarmee de aansprakelijkheid voor de aandeelhouders is relatief gering en beperkt tot de hoogte van het nominale aandelenkapitaal van deze vennootschap. CBL Vennootschap B.V. te ’s-Hertogenbosch. Activiteiten. De functie van CBL Vennootschap B.V. is dat zij de verkopende aandeelhouders vertegenwoordigt als medebeheerder van het CBL-Fonds (Cross Border Leases) en in eventuele andere relevante CBLzaken. Tevens fungeert deze B.V. als "doorgeefluik" voor betalingen namens aandeelhouders in en uit het CBL-Fonds. Het CBL-Fonds is een bankrekening (escrow) waarop een adequaat bedrag aan voorziening wordt aangehouden. Ontwikkelingen en vooruitzichten. De looptijd van CBL Vennootschap B.V. is afhankelijk van de doorlooptijd van de nog openstaande CBL-contracten en de claims die onder deze escrow (CBL-fonds) kunnen worden ingediend en afgewikkeld. Op het beheerde geld zal een rentevergoeding worden toegevoegd aan het fonds. Een eventueel overschot in het CBL-fonds wordt op het einde in de verhouding 50%-50% verdeeld tussen RWE en de verkopende aandeelhouders. In 2011 is een bedrag van € 96,3 miljoen kunnen vrijvallen. Kengetallen CBL Vennootschap B.V. Nominaal aandelenkapitaal Nettoresultaat Eigen vermogen
$ 28.800,- (€ 20.000,-) -$ 126.738,- in 2012, $ 96,2 miljoen in 2011, -$ 85.697,- in 2010 en $ 6.233,- in 2009 $ 129,- per 31 december 2012, $ 126.867,- per 31 december 2011, $ 280.536,- per 31 december 2010 en $ 22 miljoen per 31 december 2009
105
Rentedragend vreemd vermogen
Kengetallen gemeente. Aantal aandelen gemeente
$ $ $ $
0,0,0,0,-
per per per per
31 31 31 31
december december december december
2012, 2011, 2010 en 2009
4.167 à € 0,01
Vorm participatie. De gemeente is aandeelhouder. Belangen. Bestuurlijk belang gemeente. De Algemene Vergadering van Aandeelhouders fungeert als hoogste besluitvormingsorgaan. Deze vergadering keurt de jaarrekening goed, inclusief de bestemming van het resultaat, en verleent al dan niet décharge van het beleid en het toezicht daarop. Besluiten van de Algemene Vergadering worden, behoudens in de statuten genoemde besluiten, genomen met een gewone meerderheid van stemmen, waarbij één aandeel recht geeft op één stem. Financieel belang c.q. risico. Het risico en daarmee de aansprakelijkheid voor de aandeelhouders is relatief gering en beperkt tot de hoogte van het nominale aandelenkapitaal van deze vennootschap. Claim Staat Vennootschap B.V. te ’s-Hertogenbosch. Activiteiten. In februari 2008 zijn Essent N.V. en Essent Nederland B.V., met toestemming van de publieke aandeelhouders, een procedure begonnen tegen de Staat der Nederlanden waarin zij een verklaring voor recht vragen dat bepaalde bepalingen van de splitsingswetgeving onverbindend zijn. Als gevolg van deze splitsing lijden haar aandeelhouders schade. Inmiddels heeft de Rechtbank te 'sGravenhage de vordering van Essent N.V. en Essent Nederland B.V. afgewezen. Essent N.V. en Essent Nederland B.V. zijn tegen deze uitspraak in hoger beroep gegaan. Ontwikkelingen en vooruitzichten. De looptijd van Claim Staat Vennootschap B.V. is afhankelijk van de uitspraak in de gerechtelijke procedure. Een eventuele schadevergoeding komt geheel ten goede aan de verkopende aandeelhouders. Kengetallen Claim Staat Vennootschap B.V. Nominaal aandelenkapitaal € 20.000,Nettoresultaat -€ 14.896,- in 2012, -€ 5.195,- in 2011, -€ 13.458,- in 2010 en € 31,- in 2009 Eigen vermogen € 66.482,- per 31 december 2012, € 81.378,- per 31 december 2011, € 86.573,- per 31 december 2010 en € 100.031,- per 31 december 2009 Rentedragend vreemd vermogen € 0,- per 31 december 2012, € 0,- per 31 december 2011, € 0,- per 31 december 2010 en € 0,- per 31 december 2009 Kengetallen gemeente. Aantal aandelen gemeente
4.167 à € 0,01
Vorm participatie. De gemeente is aandeelhouder.
106
Belangen. Bestuurlijk belang gemeente. De Algemene Vergadering van Aandeelhouders fungeert als hoogste besluitvormingsorgaan. Deze vergadering keurt de jaarrekening goed, inclusief de bestemming van het resultaat, en verleent al dan niet décharge van het beleid en het toezicht daarop. Besluiten van de Algemene Vergadering worden, behoudens in de statuten genoemde besluiten, genomen met een gewone meerderheid van stemmen, waarbij één aandeel recht geeft op één stem. Financieel belang c.q. risico. Het risico en daarmee de aansprakelijkheid voor de aandeelhouders is relatief gering en beperkt tot de hoogte van het nominale aandelenkapitaal van deze vennootschap. N.V. Bank Nederlandse Gemeenten (BNG) te Den Haag. Activiteiten. De BNG biedt financiële diensten aan, zoals kredietverlening, betalingsverkeer, advisering, elektronisch bankieren en beleggen. Klanten van de BNG zijn overheden en instellingen op het gebied van volkshuisvesting, gezondheidszorg, onderwijs, cultuur en openbaar nut. Ontwikkelingen en vooruitzichten. Vanwege de vele onzekerheden acht de bank het niet verantwoord een uitspraak te doen over de nettowinst 2013. Kengetallen N.V. Bank Nederlandse Gemeenten. Maatschappelijk kapitaal € 250 miljoen (100 miljoen aandelen à € 2,50) Volgestort kapitaal € 139 miljoen afgerond Dividenduitkering per aandeel € 1,49 uitkering in 2012, € 1,15 uitkering in 2011, € 2,30 uitkering in 2010 en € 2,49 uitkering in 2009 Uitkeringspercentage dividend 25% van de nettowinst in 2011 en 2012, 50% van de nettowinst in 2009 en 2010 Nettoresultaat € 332 miljoen in 2012, € 256 miljoen in 2011, € 257 miljoen in 2010 en € 278 miljoen in 2009 Eigen vermogen € 2.752 miljoen per 31 december 2012, € 1.897 miljoen per 31 december 2011, € 2.259 miljoen per 31 december 2010 en € 2.253 miljoen per 31 december 2009 Vreemd vermogen € 139.443 miljoen per 31 december 2012, € 134.470 miljoen per 31 december 2011, € 116.274 miljoen per 31 december 2010 en € 102.069 miljoen per 31 december 2009 Kengetallen gemeente. Aantal aandelen gemeente Geraamde dividenduitkering 2014
21.060 à € 2,50 € 24.940,-
Vorm participatie. De gemeente is aandeelhouder. Belangen. Openbaar belang gemeente. De kosten van maatschappelijke voorzieningen voor de burger tot een minimum beperken met behulp van de gespecialiseerde financiële dienstverlening van de BNG. Bestuurlijk belang gemeente. De Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AVA) is het forum waarin de Raad van Bestuur en de Raad van Commissarissen verslag doen van en verantwoording afleggen over de wijze waarop zij hun taken hebben vervuld. Bij de BNG is sprake van evenredigheid tussen kapitaalinbreng en zeggenschap in de AVA. In de AVA wordt aandacht besteed aan het strategisch beleid van de bank, het risicoprofiel en de financiële gang van zaken. Ook statutenwijzigingen en dividendbeleid dienen ter besluitvorming aan de AVA te worden voorgelegd.
107
Financieel belang c.q. risico. De gemeente heeft als aandeelhouder een financieel belang van 0,04%.
Waterleiding Maatschappij Limburg (WML) te Maastricht. Activiteiten. WML voorziet in de behoefte aan drinkwater in de provincie Limburg en aangrenzende gebieden. WML bereikt dit door het winnen, zuiveren, opslaan, inkopen, transporteren, distribueren en het leveren van drinkwater. Ontwikkelingen en vooruitzichten. Het streven van WML is en blijft om voor de komende planjaren en daarna een acceptabele en consistente tariefstructuur te bewerkstelligen, gebaseerd op een gezonde financiële huishouding met beheersbare kapitaallasten. Kengetallen Waterleiding Maatschappij Limburg. Maatschappelijk kapitaal € 2,269 miljoen (500 aandelen à € 4.538,-) Volgestort kapitaal € 2,269 miljoen Dividenduitkering per aandeel geen dividenduitkering Nettoresultaat € 7,4 miljoen in 2012, € 4,0 miljoen in 2011, € 0,2 miljoen in 2010 en -€ 11,3 miljoen in 2009 Eigen vermogen € 159,8 miljoen per 31 december 2012, € 152,4 miljoen per 31 december 2011, € 148,4 miljoen per 31 december 2010 en € 148,2 miljoen per 31 december 2009 Langlopend vreemd vermogen: € 287,4 miljoen per 31 december 2012, € 316,8 miljoen per 31 december 2011, € 304,5 miljoen per 31 december 2010 en € 253,6 miljoen per 31 december 2009 Kortlopend vreemd vermogen: € 102,5 miljoen per 31 december 2012, € 76,4 miljoen per 31 december 2011, € 89,2 miljoen per 31 december 2010 en € 121,9 miljoen per 31 december 2009 Kengetallen gemeente. Aantal aansluitingen 2012 Aantal aandelen gemeente
8.158 6 à € 4.538,-
Vorm participatie. De gemeente is aandeelhouder. Belangen. Openbaar belang gemeente. Invloed uitoefenen op het beleid met betrekking tot de watervoorziening. Bestuurlijk belang gemeente. Via de Algemene Vergadering van Aandeelhouders heeft de gemeente invloed op het beleid binnen de WML. Financieel belang c.q. risico. Op dit moment wordt er geen dividend uitgekeerd. De gemeente heeft als aandeelhouder een financieel belang van 1,2%.
108
Geneeskundige Gezondheids Dienst (GGD) Zuid-Limburg te Geleen. Activiteiten. De GGD Zuid-Limburg is de geneeskundige gezondheidsdienst, die werkzaam is ten behoeve van 19 gemeenten in Zuid-Limburg. De dienst is uitvoerder van collectieve preventie, uitvoerder van acute zorg en is de gemeentelijke adviesdienst en het expertisecentrum in het kader van de openbare gezondheidszorg. Met betrekking tot voorgenoemde taken zijn strategische doelen opgesteld die duidelijkheid verschaffen in hetgeen de GGD Zuid-Limburg wil bereiken. Ontwikkelingen en vooruitzichten. De vragen welke ambities tot en met 2015 centraal moeten staan en wat de consequenties zijn voor het werk van de GGD worden steeds belangrijker. Deze inhoudelijke discussie kan echter niet los gezien worden van de economische omstandigheden. Gemeenten worden geconfronteerd met bezuinigingen welke uiteraard ook hun weerslag hebben op de GGD. Daarnaast zijn er forse verschuivingen in demografie waarneembaar. Zuid-Limburg heeft de komende jaren te maken met een afname van het aantal inwoners, een terugloop van het aantal jongeren (ontgroening) en een toename van de oudere bevolking (vergrijzing). De GGD staat nu samen met de gemeenten voor de uitdaging om een toekomstgericht gezondheidsbeleid te ontwikkelen onder sterk afnemende (financiële) middelen. Kengetallen GGD concern (GGD/GHOR/HALT). Nettoresultaat € € Eigen vermogen € € € € Langlopend vreemd vermogen € € € € Kortlopend vreemd vermogen € € € € Kengetallen gemeente. Geraamde bijdragen GGD 2014: Algemene gezondheidszorg Jeugdgezondheidszorg maatwerk Project huiselijk geweld Vangnet OGGZ GHOR HALT
€ € € € € €
556.082,- in 2011, € 456.983,- in 2010, 1.891.055,- in 2009 en € 865.316,- in 2008 8,0 miljoen per 31 december 2011, 7,6 miljoen per 31 december 2010, 7,4 miljoen per 31 december 2009 en 6,0 miljoen per 31 december 2008 9,5 miljoen per 31 december 2011, 10,9 miljoen per 31 december 2010, 12,0 miljoen per 31 december 2009 en 12,0 miljoen per 31 december 2008 10,2 miljoen per 31 december 2011, 9,7 miljoen per 31 december 2010, 10,7 miljoen per 31 december 2009 en 6,7 miljoen per 31 december 2008
124.185,115.760,4.467,9.081,26.144,10.512,-
Vorm participatie. In deze gemeenschappelijke regeling is de gemeente lid van het Algemeen Bestuur. Belangen. Openbaar belang gemeente. De gezondheidszorg in het geheel. Bestuurlijk belang gemeente. Het Algemeen Bestuur is het hoogste orgaan binnen de GGD. Daar de gemeente lid is van het Algemeen Bestuur, is de invloed hier het grootst. Financieel belang c.q. risico. Bij uittreding moet de gemeente participeren in de aanwezige schulden. Ingeval van liquidatie worden de daarmee gemoeide kosten volgens een vastgestelde verdeelsleutel aan de deelnemende gemeenten doorberekend.
109
Gemeenschappelijke Regeling Milieuparken Geul en Maas te Maastricht. Activiteiten. Met ingang van 2003 is de gemeenschappelijke regeling Milieuparken Geul en Maas in werking getreden. Gezamenlijk worden vier milieuparken geëxploiteerd. Kengetallen gemeente. Geraamde bijdrage aan GR in 2014
€
252.900,-
Vorm participatie. In deze gemeenschappelijke regeling is de gemeente lid van het Algemeen Bestuur. Belangen. Openbaar belang gemeente. Het inzamelen van huishoudelijke afvalcomponenten. Bestuurlijk belang gemeente. Het Algemeen Bestuur is het hoogste orgaan binnen de GR. Daar de gemeente lid is van het Algemeen Bestuur, is de invloed hier het grootst. Financieel belang c.q. risico. Bij uittreding moet de gemeente participeren in de aanwezige schulden. Ingeval van liquidatie worden de daarmee gemoeide kosten volgens een vastgestelde verdeelsleutel aan de deelnemende gemeenten doorberekend. Brandweer Zuid-Limburg te Margraten. Activiteiten. Het integraal behartigen van de gemeenschappelijke belangen van de deelnemende gemeenten op het gebied van de brandweerzorg. Opgedragen brandweerzorgtaken worden voor het grootste deel bekostigd uit de bijdragen van de deelnemende gemeenten. Taken op het gebied van de rampenbestrijding worden bekostigd uit de rijksbijdragen. Ontwikkelingen en vooruitzichten. Op 22 september 2008 heeft de gemeenteraad ingestemd met toetreding tot de Brandweer Zuid-Limburg per 1 januari 2009. Op basis van de huidige stand van zaken dient de Brandweer ZuidLimburg vanaf het planjaar 2015 een structurele bezuiniging te realiseren van € 1,8 miljoen oplopend tot € 2,8 miljoen in 2018. Kengetallen brandweer Zuid-Limburg. Nettoresultaat Eigen vermogen
Langlopend vreemd vermogen
Kortlopend vreemd vermogen
€ € € € € € € € € € € € € €
Kengetallen gemeente. Geraamde bijdrage brandweer Zuid-Limburg 2014
641.506,- in 2012, € 327.424,- in 2011, 7.876,- in 2010 en € 64.081,- in 2009 6,9 miljoen per 31 december 2012, 3,7 miljoen per 31 december 2011, 2,3 miljoen per 31 december 2010 en 1,6 miljoen per 31 december 2009 21,5 miljoen per 31 december 2012, 23,3 miljoen per 31 december 2011, 16,8 miljoen per 31 december 2010 en 16,4 miljoen per 31 december 2009 27,2 miljoen per 31 december 2012, 24,1 miljoen per 31 december 2011, 23,1 miljoen per 31 december 2010 en 24,5 miljoen per 31 december 2009 € 912.312,-
Vorm participatie. In deze gemeenschappelijke regeling is de gemeente lid van het Algemeen Bestuur.
110
Belangen. Openbaar belang gemeente. Het gezamenlijk met andere gemeenten op bestuurlijk niveau doelmatig uitvoeren van de brandweerzorg. Bestuurlijk belang gemeente. Het Algemeen Bestuur is het hoogste orgaan binnen de brandweer Zuid-Limburg. Daar de gemeente lid is van het Algemeen Bestuur, is de invloed hier het grootst. Financieel belang c.q. risico. Bij uittreding moet de gemeente participeren in de aanwezige schulden. Ingeval van liquidatie worden de daarmee gemoeide kosten volgens een vastgestelde verdeelsleutel aan de deelnemende gemeenten doorberekend. Werkvoorzieningschap Oostelijk Zuid-Limburg te Heerlen. Activiteiten. In het kader van de Wet Sociale Werkvoorziening het verschaffen van werk aan lichamelijk, verstandelijk of psychisch gehandicapte inwoners, die vanwege hun handicap uitsluitend onder aangepaste omstandigheden tot regelmatige arbeid in staat zijn. De daadwerkelijke uitvoering hiervan ligt in handen van een tiental opgerichte BV’s, ASB, D’r Sjtiel, Maecon en CBB. Ontwikkelingen en vooruitzichten. Op 27 september 2012 hebben de colleges van de 11 aan WOZL deelnemende gemeenten besloten om geen additionele financiering meer beschikbaar te stellen aan Licom N.V. Dit heeft ertoe geleid dat de directie van Licom N.V. surseance van betaling diende aan te vragen bij de rechtbank. De rechtbank heeft op 19 oktober 2012 het faillissement uitgesproken. Voor het veilig stellen van de werkgelegenheid op korte, maar ook op lange termijn was het voortzetten van de bedrijfsactiviteiten essentieel. Hiertoe zijn een aantal budgetten aan het WOZL ter beschikking gesteld: een zogenaamd boedelkrediet (ca. € 2,0 miljoen) ter dekking van tekorten op de bedrijfsvoering, een krediet (ca. € 8,1 miljoen) ter overname van activa verbonden aan de overgenomen bedrijfsactiviteiten, een budget (ca. € 1,9 miljoen) voor crisismanagement en transitiekosten en een budget (€ 4,1 miljoen) om aan de verplichtingen jegens WSW-medewerkers te kunnen voldoen. Inmiddels zijn een 10-tal B.V.’s opgericht waarin de bedrijfsactiviteiten zijn ondergebracht. De ontwikkelingen zullen op de voet gevolgd worden. Kengetallen gemeente. Geraamde bijdrage WSW 2014 Percentage aandelen gemeente
€ 2.670.960,2,61%
Vorm participatie. In deze gemeenschappelijke regeling is de gemeente lid van het Algemeen Bestuur. Belangen. Openbaar belang gemeente. Het gezamenlijk met andere gemeenten op bestuurlijk niveau doelmatig uitvoeren van gemeenschappelijke taken in het kader van de WSW. Bestuurlijk belang gemeente. Het Algemeen Bestuur is het hoogste orgaan binnen het Schap. Daar de gemeente lid is van het Algemeen Bestuur, is de invloed hier het grootst. Financieel belang c.q. risico. Bij uittreding moet de gemeente participeren in de aanwezige schulden. Ingeval van liquidatie worden de daarmee gemoeide kosten volgens een vastgestelde verdeelsleutel aan de deelnemende gemeenten doorberekend. De gemeente heeft als aandeelhouder een financieel belang van 2,02%. Exploitatiemaatschappij Polfermolen B.V. te Valkenburg aan de Geul. Activiteiten. Het exploiteren van sport-, recreatie-, cultuur- en welzijnsaccomodaties.
111
Ontwikkelingen en vooruitzichten. In 2009 is de horeca van de Polfermolen geprivatiseerd. Ook de theaterzaal wordt door een marktpartij geëxploiteerd. Per 1 januari 2013 is de exploitatie van de gemeentegrot ondergebracht in deze BV. Doel is om de hoogte van de gemeentelijke bijdrage op een maatschappelijk verantwoord niveau te brengen en te houden. Kengetallen gemeente. Geraamde bijdragen 2014: Exploitatiebijdrage openluchtzwembad Exploitatiebijdrage sporthal Exploitatiebijdrage sport- en recreatiecentrum Storting onderhoudsvoorziening
€ € € €
94.437,94.313,417.389,370.354,-
Vorm participatie. De gemeente is voor 100 % aandeelhouder. Belangen. Openbaar belang gemeente. Het bieden van de mogelijkheid aan inwoners, sportinstellingen, culturele instellingen en toeristen tot het gebruik maken van de faciliteiten in het sport- en recreatiecentrum, het openlucht zwembad en sporthal de Bosdries. Bestuurlijk belang gemeente. De gemeente is voor 100% aandeelhouder en heeft dus het volledige zeggenschapsrecht om invloed uit te oefenen op de gang van zaken binnen de Exploitatiemaatschappij Polfermolen B.V. Financieel belang c.q. risico. De gemeente staat 100% garant voor het exploitatietekort. Omnibuzz te Geleen. Activiteiten. Het voor de burger nastreven van een collectief vervoersysteem met uniforme kenmerken gebaseerd op landelijke harmonisatieregels, echter rekening houdend met individuele wensen ten aanzien van vervoer voor de burgers. Vorm participatie. In deze gemeenschappelijke regeling is de gemeente lid van het Algemeen Bestuur. Belangen. Openbaar belang gemeente. Het gezamenlijk met andere gemeenten voorzien in een Collectief Vraagafhankelijk Vervoersysteem (C.V.V.). Bestuurlijk belang gemeente. Het Algemeen Bestuur is het hoogste orgaan binnen Omnibuzz. Daar de gemeente lid is van het Algemeen Bestuur, is de invloed hier het grootst. Financieel belang c.q. risico. Bij uittreding moet de gemeente participeren in de aanwezige schulden. Ingeval van liquidatie worden de daarmee gemoeide kosten volgens een vastgestelde verdeelsleutel aan de deelnemende gemeenten doorberekend.
112
§ 3.6 Grondbeleid.
Op grond van artikel 16 van het Besluit Begroting en Verantwoording dient een paragraaf aan het grondbeleid te worden gewijd. Ingevolge dat artikel moet aandacht worden geschonken aan de visie ten aanzien van het grondbeleid, een actuele prognose van de te verwachten resultaten, een onderbouwing van de geraamde winstneming en de beleidsuitgangspunten met betrekking tot de gevormde reserves binnen het grondbedrijf in relatie tot de risico’s. Transparantie van grondbeleid is voor de raad om twee redenen van belang. In de eerste plaats vanwege het financiële belang en de risico’s en in de tweede plaats vanwege de relatie met de doelstellingen, zoals deze in de diverse programma’s zijn neergelegd. Onze gemeente voert een passieve grondpolitiek. Dit betekent dat in beginsel geen actieve grondverwerving plaatsvindt en dus ook geen gronden bouwrijp gemaakt en verkocht worden. Wij verlenen wel medewerking aan verzoeken van particulieren en projectontwikkelaars om gronden bouwrijp te maken en in die staat te verkopen. Deze aanpak is min of meer het gevolg van het compacte karakter van het grondgebied en heeft als voordeel dat wij in beginsel niet hoeven te investeren in gronden en infrastructuur en dus ook geen (rente)risico’s dragen.
113
§ 3.7 Demografische ontwikkelingen.
Wonen, leven, werken, recreëren en ontspannen in Valkenburg aan de Geul in 2030.
1. Demografische ontwikkelingen? De gemeente Valkenburg aan de Geul is een van de gemeenten in ons land die tijdelijk extra geld uit het gemeentefonds ontvangen. Dat extra geld gaat naar gemeenten die zich geconfronteerd zien met een forse daling van het inwonertal in de komende jaren. In Valkenburg aan de Geul daalt de bevolking volgens de voorspellingen méér dan gemiddeld. In deze paragraaf geven we u inzicht in het probleem van de demografische ontwikkelingen voor onze gemeente. Omdat wij samen met uw raad, onze inwoners, het overleg in de dorpskernen en de vele maatschappelijke belangenorganisaties vanaf het begin willen komen tot een brede discussie en een gedragen visie op het “wonen, leven, werken, recreëren en ontspannen in Valkenburg aan de Geul richting het jaar 2030”, treft u nu nog geen volledig uitgewerkt beleidsplan aan. Wat u wel aantreft, is beknopte informatie over de betekenis van de demografische ontwikkelingen voor onze gemeente en een procesvoorstel hoe we tot een geïntegreerde beleidsvisie willen komen, waarin de ontwikkelingen tot kans worden verheven. Dat is ook conform de met uw raad gemaakte afspraak in verband met het project “verbetering werking van de begrotings- en verantwoordingscyclus”. Bij het bepalen van een richtinggevend jaartal hebben wij gekozen voor het jaar 2030. Om de betekenis van de demografische ontwikkelingen goed in kaart te brengen en algemene kaders te kunnen ontwikkelen, is een langere termijn nodig. Wij zijn er daarbij van uitgegaan dat de komende twee jaren gebruikt worden om de algemene kaders te scheppen en uit te werken en de vijftien tot twintig jaar daarna om deze plannen daadwerkelijk uit te voeren. Uiteraard wordt de visie die wij gezamenlijk ontwikkelen en door uw raad wordt vastgesteld, een flexibel “werkstuk” dat regelmatig geëvalueerd en aangepast zal moeten worden. 2. Wat betekent het dalen en verouderen van de bevolking voor onze gemeente? De voorspelling is dat de demografische ontwikkelingen leiden tot een bevolkingsdaling. In onze gemeente daalt de bevolking en verandert de leeftijdssamenstelling sneller dan in andere gemeenten. Het aantal jongeren daalt sterk, terwijl het aantal (zeer) ouderen toeneemt. In cijfers 1 uitgedrukt zijn de prognoses als volgt: Jaar 2010 2012 2015 2020 2025 2030 1
Inwoners 17.094 16.950 16.650 16.060 15.360 14.520
=100% -0,8 % -2,6 % - 6,0 % - 10,1 % - 15,1 %
Huishoudens 7.684 7.740 7.750 7.710 7.540 7.220
=100% 0,7 % 0,9 % 0,3 % - 1,9 % - 6,0 %
Behoefte aan woningen 7.986 7.990 7.950 7.770 7.450
Leegstand panden 334 340 541 824 853
( 4,2 ( 4,3 ( 6,8 (10,6 (11,4
%) %) %) %) %)
Bron rapport ETIL
114
Volgens het ETIL is in 2030 het te verwachten aantal inwoners 14.520. Dit is een daling van 15 % ten opzichte van 2010. Ook de huishoudenvorming laat een daling zien. Cijfermatig wordt een overschot verwacht van ruim 850 panden (grotendeels woningen) in 2030. Daarnaast zal het aantal ouderen meer dan gemiddeld toenemen. Ook dat vergt een andere kijk op de woningmarkt. Maar niet alleen de samenstelling van de leeftijd van onze inwoners verandert, ook op andere gebieden is de toekomstige senior anders dan de huidige. Hij is vitaler, digitaler en werkt langer door. Ook zijn wens om meer rust en ontspanning, aangevuld met meer verlof en vakanties, neemt toe. 3. Inventarisatie van de relevante beleidsterreinen. De voorgaande paragrafen zijn vooral bedoeld om ons bewust te maken van de mogelijke effecten van de demografische ontwikkelingen. Het dalen van de bevolking en het sterk vergrijzen daarvan heeft zijn invloed op haast alle beleidsterreinen binnen onze programmabegroting. Daarbij kan het een vaak niet los gezien worden van het ander. Zo heeft een sterke daling van de bevolking bijvoorbeeld consequenties voor de woonruimte (Programma Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting), zullen scholen bedreigd worden met opheffen (Programma Onderwijs) en krijgen verenigingen te maken met minder leden (Programma Cultuur en Recreatie). De kansen en uitdagingen die de dalende bevolking in onze regio en daarbuiten ons bieden, willen wij dan ook integraal door nagenoeg alle programmahoofdstukken van onze gemeentebegroting heen benaderen. 3.1 Programma Economische Zaken. De relevante indicatoren voor dit programma zijn: de ontwikkeling van de beroepsbevolking; de pendel; de structuur in de werkgelegenheid. Bedreigingen. De beroepsbevolking bedroeg de afgelopen 10 jaren rond de 7.500 personen. Binnen dit aantal is echter een forse vergrijzing waarneembaar. Door deze ontwikkeling zal de komende jaren veel “uitstroom” plaatsvinden en zal de beroepsbevolking tot 2035 dalen met bijna 25% ten opzichte van 2010. In Valkenburg aan de Geul bedraagt het aantal mensen dat van buiten de gemeente in Valkenburg aan de Geul komt werken 3.232 en het aantal mensen dat in Valkenburg aan de Geul woont, maar elders gaat werken 4.851. Daarmee ontstaat een uitgaande woon-werk pendel van 1.619 werkzame personen. Dat is 26,5% van het aantal arbeidsplaatsen. De uitgaande pendel is globaal als volgt: Naar Noord Limburg Naar Midden Limburg Naar Westelijke Mijnstreek Naar Parkstad Limburg Naar Maastricht en Mergelland Naar Overig Nederland Naar Buitenland Totaal
31 139 616 1.275 2.184 535 71 4.851
De inkomende pendel is als volgt: Van Noord Limburg Van Midden Limburg Van Westelijke Mijnstreek Van Parkstad Limburg Van Maastricht en Mergelland Van Overig Nederland Van Buitenland Totaal
3 54 397 1.210 1.355 35 178 3.232
47% van de in de gemeente woonachtige personen werkt in de eigen gemeente. De werkgelegenheidsgraad van de gemeente bedraagt 87,4%. De gemeente vervult dus geen regionale werkgelegenheidsfunctie (zoals de uitgaande pendelstroom al aangaf).
115
De navolgende cijfers over de werkgelegenheid/werk loosheid zijn als volgt:
Aantal vestigingen Werkgelegenheid Werkloosheid Werkloosheid relatief
2004 1.211 6.683 700 8,6
2007 1.294 6.713 600 8,0
2009 1.389 6.607 500 6,5
2011 1.525 6.635 600 7,8
69% van de werkloosheid valt binnen de leeftijdsgroep 40-65 jaar. De werkgelegenheidsstructuur is als volgt: 2011 Landbouw, bosbouw en visserij Industrie Productie, distributie, handel in elektriciteit en aardgas Winning/distributie van water; afval(water)beheer,sanering Bouwnijverheid Groot- en detailhandel; reparatie van auto’s Vervoer en opslag Logies-, maaltijd- en drankverstrekking Informatie en communicatie Financiële instellingen Verhuur van en handel in onroerend goed Advisering, onderzoek, special. zakelijke dienstverlening Verhuur van roerende goederen, overige zakel. dienstverl. Openbaar bestuur, overheidsdiensten, sociale verzekeringen Onderwijs Gezondheids- en welzijnszorg Cultuur, sport en recreatie Overige dienstverlening
Totaal
Werkzame personen 229 173
4 340 1.017 213 1.393 68 39 51 397 211 214 383 843 664 396
6.635
De werkgelegenheid is in Valkenburg sterk afhankelijk van toeristisch georiënteerde bedrijven. Uit eerdere analyses van het ETIL blijkt dat 50% van de werkgelegenheid toeristische werkgelegenheid betreft. De toeristische werkgelegenheid moet in balans blijven. De keten van bedrijven versterkt elkaar, maar is ook sterk afhankelijk van elkaar. Daarom moet het gemeentelijk beleid zich richten op het in stand houden en laten groeien van de integrale keten (Bijvoorbeeld: verblijfstoerisme is afhankelijk van het aanbod in de regio. Het aanbod in de regio is afhankelijk van voldoende verblijfstoeristen. Valt ergens een belangrijke speler of spelers om, dan heeft dat veel effect op de integrale keten). De werkgelegenheidscijfers gecombineerd met de aanstaande daling van de beroepsbevolking vraagt om de benodigde actie. Wij zullen mensen moeten kunnen aantrekken om de banen in de toekomst te bezetten. Naast een inventarisatie van de economische kansen in onze regio moeten er randvoorwaarden voor een gezonde arbeidsmarkt geschapen worden en moeten de verantwoordelijkheden van de diverse partijen duidelijk omschreven en genomen worden. In samenhang met het pendelprofiel moet worden beoordeeld of de structuur van de werkgelegenheid op onderdelen moet worden aangepast. De relevante schaal voor beleidsinterventies binnen het programma Economische zaken is de regio Zuid Limburg. Graag willen we een rol spelen door de partners die met arbeidsmarkt te maken hebben (ondernemers, onderwijs en overheid) bij elkaar aan tafel te brengen, zodat een betere aansluiting van het onderwijs op de behoefte van ondernemers kan gaan leiden tot een snellere en adequatere invulling van arbeidsplaatsen. Op dit vlak zijn wij actief door te participeren in het Leisure cluster van de Limburg Economic Development 2020 agenda. Doelstelling is om de regio aantrekkelijker te maken, daardoor meer en langer verblijf van toeristen genereren en daarmee nieuwe werkgelegenheid te creëren. Anderzijds maken wij onze regio hiermee ook aantrekkelijk om te wonen, werken en te recreëren.
116
In de horecasector en dagrecreatiesector zijn problemen met de mogelijkheden voor de bedrijfsopvolging bij vooral de kleinere en/of verouderde bedrijven. De druk wordt opgevoerd om bestemmingen te veranderen naar meer rendabele bestemmingen. Gezien de toeristische keten en de wederzijdse afhankelijkheid, moet hier zeer terughoudend mee worden omgegaan en moet met name ingezet worden op vernieuwd toeristisch initiatief/aanbod. Samen met de toeristische sector zal deze problematiek in beeld gebracht moeten worden en zullen kansrijke thema’s ontwikkeld en aangeboden moeten worden. Het is van groot belang dat de gemeente samen met de ondernemers komt tot een beleid dat inspeelt op de behoeften van de “gasten van de toekomst”. Wie zijn onze gasten en wat moeten wij ze bieden. Valkenburg is van oudsher een bestemming voor brede doelgroepen. Van jong tot oud. Valkenburg heeft veel te bieden voor deze doelgroepen. Een bijzonder aandachtspunt in het kader van krimp is dat Valkenburg aantrekkelijk blijft als bestemming voor jonge kinderen (tot en met 15 jaar). Een aantal belangrijke bedrijven in Valkenburg is specifiek van deze doelgroep afhankelijk (pretpark de Valkenier, Sprookjesbos, Kabelbaan/Rodelbaan). Een positieve beeldvorming bij deze doelgroep is voor de lange termijn van belang voor de aantrekkelijkheid van Valkenburg. Bij alles wat Valkenburg doet, moet Valkenburg vasthouden aan haar DNA, aan haar eigen identiteit: een historische stad in een schitterende omgeving. Daarbinnen moeten het verschillende aanbod en de verschillende doelgroepen passen. De landbouw- en agrarische sector hebben 55% van het grondgebied van Valkenburg aan de Geul in beheer. Binnen deze sector is sprake van steeds meer schaalvergroting. De opgave is om de opschaling niet ten koste te laten gaan van de kwaliteit en veelzijdigheid van het landschap. Hierover zal met name met de LLTB en eventueel individuele boeren overleg gepleegd moeten worden. Kansen en uitdagingen. De keuze die in het verleden is gemaakt voor “zorg en wellness” en voor versterking van het profiel “de historische stad in een schitterende natuurlijke omgeving” is een goede geweest en biedt kansen om de teruggang in het eigen aantal inwoners in economisch opzicht te compenseren. De toenemende belangstelling voor culturele waarden en de geschiedenis van bepaalde plaatsen, biedt voor Valkenburg mogelijkheden om verder te groeien. De ontwikkeling van Zuid Limburg tot een gastronomische regio biedt ook veel kansen voor Valkenburg. Ingezet wordt op het vestigen van bedrijven op dit vlak met aanvullende functies. De belangstelling voor bijzondere evenementen en de positie die Valkenburg op dit vlak al verworven heeft, creëert kansen voor het aantrekken van nieuwe evenementen. Valkenburg ligt centraal ten opzichte van de drie regionale ziekenhuizen, die gelegen zijn in Maastricht, Heerlen en Sittard-Geleen. Aangetoond is dat een mooie natuurlijke omgeving herstel van een patiënt versnelt en bevordert. Daarnaast zijn er bepaalde soorten van zorg die juist niet in een ziekenhuisomgeving hoeven plaats te vinden en waar de regionale patiënt aangevuld kan worden met nationale en internationale patiënten. Enerzijds gaat het hier om (onderscheidende) topreferente zorg en anderzijds om zorg die gecombineerd kan worden met vakantie/verblijf. Zo kunnen vakantiegangers op dit moment gebruik maken van de door het AZM in hotel Juliana aangeboden nierdialysefaciliteiten. Vakantie en noodzakelijke zorg worden hier gecombineerd. De kansen die zich op dit terrein voordoen, zijn groot en zouden zich kunnen ontwikkelen tot een serieuze economische pijler van onze economie.
117
3.2 Programma Onderwijs. Bedreigingen. Een van de meest gehoorde zorgen in krimpregio’s is die over het behoud van de kwaliteit van het onderwijs. Enerzijds vinden mensen een school in hun dorpskern heel belangrijk als centraal ontmoetingspunt, maar tegelijk is er twijfel over de kwaliteit van het onderwijs als klassen moeten worden samengevoegd. Jaar
Basisonderwijs
2011 2015 2020 2025
1.155 1.036 960 899
Voortgezet Onderwijs (Stella Maris Valkenburg) 461 500 430 383
Speciaal Onderwijs (Mytylschool Valkenburg) 331 362 332 307
De prognoses van de leerlingenaantallen maken al heel snel duidelijk dat het behoud van basisscholen in alle dorpskernen niet gehandhaafd zal kunnen worden. De opheffingsnorm van onze basisscholen bedraagt momenteel 94 leerlingen. Scholen die drie achtereenvolgende jaren minder dan 94 leerlingen hebben, worden met opheffing bedreigd. De komende jaren (tot en met 2015) zullen twee scholen met deze opheffingsnorm geconfronteerd worden. In 2025 bedraagt dit aantal vijf van de huidige 8 basisscholen. De daling van het aantal kinderen heeft twee hoofdoorzaken: -
er zijn steeds minder kinderen in de kernen; ouders kiezen voor de kwaliteit van het onderwijs en brengen hun kinderen naar de grotere scholen waar ook andere voorzieningen zoals naschoolse opvang aanwezig zijn.
Ook het voortgezet onderwijs in onze gemeente staat onder druk. Het schoolbestuur hanteert op dit moment als norm voor bestaansrecht van onze dependance het aantal van 400 leerlingen. Na 2020 zullen we dat aantal niet meer halen en wordt de school in haar bestaan bedreigd. Onze school voor speciaal onderwijs heeft een wisselend aantal leerlingen. Het rijksbeleid met betrekking tot passend onderwijs maakt dat ook deze vorm van onderwijs en daarmee ook onze school onder druk staat. Het verdwijnen van klassen en waarschijnlijk zelfs hele scholen zal zorgen voor een andere kijk op het maatschappelijke leven in een dorpskern. Voor veel jongere inwoners is een school in hun dorp een belangrijke reden om in een dergelijke kleinere gemeenschap te blijven wonen. Als dié reden weg valt, wordt al snel naar een andere woonomgeving omgekeken. Het mes snijdt dan – negatief gezien – aan twee kanten. Kansen en uitdagingen. Samen met de stichtingen die in onze gemeente verantwoordelijk zijn voor het onderwijs zullen we de komende jaren zeer intensief moeten gebruiken om keuzes te maken met betrekking tot het mogelijk concentreren van onderwijs in combinatie met vervoer en mogelijk andere voorzieningen. Ook zullen we bij onze onderzoeken de mogelijkheid van het verplaatsen van scholen betrekken zodat er sterke centrale voorzieningen gaan ontstaan. Verder zal in goed overleg met het schoolbestuur dat de school voor middelbaar onderwijs in onze gemeente beheert, onderzoek plaatsvinden naar de mogelijkheden die de veranderende arbeidsmarkt voor deze school biedt. We zoeken dan gezamenlijk naar vormen van onderwijs die passen binnen onze visie op de economische ontwikkelingen in onze gemeente. Toerisme, slow food en welness/gezondheidszorg spelen daarbij een belangrijke rol.
118
De onderwijsontwikkelingen in combinatie met het arbeidsperspectief moeten regionaal worden opgepakt en uitgewerkt. Veel van onze kinderen zijn niet (meer) afhankelijk van scholen en banen in hun directe omgeving maar zijn graag bereid om meer te rijden voor kwalitatief goed onderwijs c.q. een goede baan. Met betrekking tot dat laatste wordt zelfs landelijk reclame gevoerd dat het aanvaarden van een baan iets verder weg, heel vaak een perfecte match voor je eigen ontwikkeling kan zijn. De structuur van onderwijs en arbeidsmarkt verschilt echter per regio en soms zelfs per gemeente. Een generieke oplossing en aanpak zijn dan ook niet aan de orde, maar wél een generieke voorbereiding en discussie over de problematiek waarbij we met elkaar en van elkaar kunnen leren. De regionale aanpak geldt ook voor een onderzoek naar de levensvatbaarheid c.q. het samenvoegen van scholen. Het probleem van de daling van het aantal leerlingen speelt ook in gemeenten om ons heen. Samen met de directe buurgemeenten zijn wij gestart te onderzoeken op welke wijze wij gezamenlijk scholen aan elkaars grenzen kunnen gaan openhouden en/of sluiten. De uitdagingen op het gebied van het onderwijs in combinatie met de mogelijkheden op en de veranderende arbeidsmarkt worden in een beleidsnotitie over dit thema nader uitgewerkt. Leefbaarheid in de kernen. Bedreigingen. Wanneer de bevolking daalt, voorzieningen verdwijnen en leegstand van kerken, scholen, postkantoortjes en winkels ontstaat, heeft dit onmiddellijk een negatief effect op de uitstraling van die kern en daarmee ook op de identiteit en het imago. Dit kan verhuisprocessen op gang brengen waardoor het krimpproces dubbel versneld wordt. De verenigingen in onze gemeente merken de krimp als geen ander. Uit een onderzoek naar de ledenaantallen van onze verenigingen en organisaties blijkt dat 80 % van de verenigingen te maken heeft met daling van leden tussen de 20 en 50 %. Er zijn nauwelijks verenigingen te vinden die gelijk blijven in aantal leden, laat staan groeien. Samen met onze lokale overkoepelende welzijnsorganisaties willen we hierover in overleg. Een ander probleem voor onze verenigingen vormt de leeftijd. De gemiddelde leeftijd van de resterende leden wordt steeds hoger. Nieuwe aanwas is er niet. Daardoor loopt niet alleen het ledental, maar ook het absoluut noodzakelijke kader gevaar. Een verkort overzicht van de ledentallen per sector van welzijnsverenigingen: Sector Vrouwenverenigingen HaFaBra Toneel Zangkoren Schutterijen Ouderensociëteiten MBVO Scouting Sportverenigingen Overige verenigingen
Aantal 4 7 1 16 4 6 4 2 27 24 95
Leden 2000 422 725 30 685 273 600 120 216 3.979 2.408 9.458
Leden 2008 408 694 33 555 249 530 104 194 3.965 2.499 9.231
Leden 2011 372 629 33 529 264 409 79 192 3.728 2.401 8.636
2000 – 2011 - 50 -11,8% - 96 -13,2% + 3 +10,0% - 156 -22,8% -9 -3,3% - 191 -31,8% - 41 -34,2% - 24 -11,1% - 251 -6,3% -7 -0,3% -822 -8,7%
In tien jaar tijd is het aantal leden van onze verenigingen met bijna 10 % gedaald. De daling in de laatste drie jaar is méér dan in de daaraan voorafgaande acht jaar. Niet alleen de daling van de bevolking is oorzaak van deze dalingen, ook de individualisering van de maatschappij is debet aan de leegloop binnen verenigingen. De uittocht binnen verenigingen én de individualisering van onze maatschappij maakt het ook voor het beheer en de exploitatie van onze gemeenschapsaccommodaties steeds moeilijker.
119
Voorzieningen die we enkele jaren geleden mee gefinancierd hebben om te zorgen voor het behoud van basisvoorzieningen in onze kernen, krijgen steeds meer te maken met een overcapaciteit aan accommodaties. De gemeente is sinds 2007 verantwoordelijk voor een breed pakket aan zorgmaatregelen. Hoewel de bevolking daalt, blijft het aantal zorgvoorzieningen dat mensen aanvragen en worden toegewezen gelijk, c.q. stijgen de aanvragen bij sommige onderdelen. Een strenger beleid met betrekking tot de toewijzing sinds het afgelopen jaar (vooral bij woningaanpassingen en hulpmiddelen) zorgt voor een lichte daling. Omschrijving Aantal toegekende woonvoorzieningen Aantal uitstaande scootmobielen Aantal uitstaande rolstoelen Aantal cliënten huishoudelijke hulp Aantal aanvragen huishoudelijke hulp Aantal nieuwe toekenningen huishoudelijke hulp
2008 141 103 217 515 224 173
2009 98 117 225 539 232 164
2010 98 116 226 544 262 200
2011 89 119 229 554 282 212
Kansen en uitdagingen. Valkenburg zet momenteel sterk in op burgerparticipatie. De inwoners nemen zelf verantwoordelijkheid voor de ontwikkelingen in de eigen wijk en kern. Door middel van kernenoverleg en dorpsontwikkelingsplannen wordt de regie voor een wijk of kern opgepakt. De gemeente ondersteunt dit proces actief. Valkenburg aan de Geul heeft een breed aanbod aan zorgvoorzieningen. Een verpleeghuis, drie verzorgingstehuizen en een groot aantal seniorenwoningen zorgen ervoor dat veel inwoners zo lang mogelijk in hun eigen gemeente kunnen blijven wonen. Knelpunt wordt dat steeds meer ouderen een beroep doen op zorg. Daardoor zullen de zorgvoorzieningen waar de gemeente budgetverantwoordelijk voor is, voor de gemeente steeds duurder worden. Daarnaast zal het aantal zorgwoningen in onze gemeente in de toekomst mogelijk ontoereikend zijn. Samen met de verantwoordelijke overheden en zorgorganisaties moeten we aan tafel om te kunnen inspelen op deze verhoogde behoefte. Ook zullen we aan tafel gaan met de onderwijsvoorzieningen om te zien op welke wijze een mogelijk tekort aan verzorgend personeel via de lokale / regionale onderwijsmarkt opgepakt kan worden. Onze uitdaging ligt erin oplossingen te zoeken naar mogelijke clustering en hergroepering van voorzieningen in de dorpskernen, dan wel in enkele kernen. Ook is het interessant om slimme combinaties en samenwerkingsverbanden te zoeken waardoor voorzieningen op elkaar kunnen “leunen”. Daarbij wordt onderzocht of de ontwikkeling van zogenaamde “dorpsservice en steunpunten” mogelijkheden biedt voor de dorpskern(en). Er zal naar een goede en verantwoorde combinatie gezocht moeten worden tussen enerzijds het leeglopen van de voorzieningen en anderzijds het behoud van de leefbaarheid in de buurten en kernen. Het behoeft geen betoog dat toekomstplannen vanaf de basis ook moeten worden besproken in de diverse dorpskernenoverleggen. 3.3 Programma Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting. Bedreigingen. Kijken we naar de woningmarkt dan heeft vooral de krimp van het aantal huishoudens een grote invloed op de vraag naar woningen. Er zal minder vraag zijn en de vraag zal zich meer dan ooit richten op de kwaliteit van woningen en de directe omgeving. Het woongenot, vervat in de woning zelf, de mobiliteit, de ruimte eromheen en de voorzieningen die er zijn, worden steeds belangrijker. Als we niets doen aan deze ontwikkelingen zal in het jaar 2025 ruim 10 % van onze woningen leeg staan.
120
Op het gebied van woningbouw is regionaal gewerkt aan een nieuwe woonvisie waarin een gezamenlijke aanpak van de woningmarkt is vastgelegd. De woningmarkt is bij uitstek een regionale markt. Hierin zal het aantal nieuw te bouwen woningen drastisch verminderen in de komende jaren. Onderdeel van deze woonvisie is het woningbouwprogramma. Hoofddoel is de totstandkoming van een regionale woningvoorraad die weliswaar aansluit bij de wensen van de huidige bevolking maar wel in staat is om toekomstige ontwikkelingen op te vangen. Onder regie van de Provincie is het woningbouwprogramma zoals dit tot nu toe is ingebracht, opnieuw kritisch bekeken en is het terug gebracht tot die plannen die in bestemmingsplannen zijn vastgelegd of waar op een andere manier harde verplichtingen zijn aangegaan. Daarnaast is bekeken of bestaande bouwtitels kunnen worden ingetrokken, indien er geen zicht meer is op realisatie. Voor Valkenburg aan de Geul ligt het accent bij de herstructurering niet of nauwelijks bij de uitbreiding van het woningbestand. Dit betekent bijvoorbeeld dat de omvorming van leegstaande of leegkomende gebouwen zoals hotels of agrarische bebouwing tot woningbouw niet meer mogelijk is als dit nog niet planologisch is geregeld. Het zal duidelijk zijn dat dit ingrijpende gevolgen heeft voor de potentiële ontwikkelingswaarde van dit soort panden. Kansen en uitdagingen. De nadruk zal dus steeds meer komen te liggen op herstructurering van de bestaande woningvoorraad. Daarnaast zal de concentratie van woningbouw in hoofdzaak in de hoofdkern plaatsvinden, dichtbij de voorzieningen zoals winkels en openbaar vervoer. Ouderen moeten in staat zijn zo lang mogelijk in hun eigen omgeving te blijven wonen en functioneren. Herstructurering betekent dat bestaande woningen gesloopt worden en vervangen door woningen die geschikt zijn voor met name senioren of dat woningen multifunctioneel aangepast worden zodat ze geschikt zijn voor meerdere doelgroepen. Er ontstaat minder druk op het waardevolle buitengebied dat altijd het basis kapitaal van onze gemeente is geweest. Daarnaast ontstaan ook binnen de bebouwde kom mogelijkheden om groen te sparen en eventueel zelfs uit te breiden. Hierdoor kan de leefkwaliteit verhoogd worden. De komende decennia zal onze uitdaging liggen op het mogelijk maken van een kwaliteitsslag op de woningmarkt. 4. Financiële gevolgen. a. Rijksuitkering. In lijn met het project “Verbetering werking begrotings- en verantwoordingscyclus” dient deze paragraaf waarin de demografische ontwikkelingen in kaart zijn gebracht, ook inzicht te bieden in de besteding van de incidentele gelden en de daarmee gerealiseerde activiteiten. Verantwoording en (voorgenomen) besteding incidentele krimpgelden: Krimp Raming gemeentefonds Besteding aan:
2012 263.000 Versnelde afschrijving investeringen onderwijs
2013 168.000 Ontwerpen geïntegreerd krimpbeleid en actualiseren toekomstvisie
2014
2015
250.000 Uitvoering krimpbeleid en toekomstvisie
193.000 Uitvoering krimpbeleid en toekomstvisie
Verder merken wij nog op dat de besteding van de krimpuitkering feitelijk ook al voor een belangrijk deel in de algemene uitkering is verwerkt. Immers, onze algemene uitkering zou namelijk hoger uitvallen als de demografische ontwikkelingen niet van de landelijke ontwikkelingen zouden afwijken (meer inwoners, meer woonruimten, hogere leerlingenaantallen etc.).
121
b. Van incidenteel naar structureel. De krimpgelden zijn vooralsnog voor een periode van vijf jaar toegekend. De vraag is echter of zo’n korte periode voldoende zal zijn om een nieuw evenwicht te realiseren. Het is dan ook van belang dat van meet af aan informatie wordt verzameld om inzicht te verschaffen in de kosten maar vooral ook in de duur van de projecten voordat een resultaat waarneembaar is. Dat moet vooral niet elke gemeente op eigen houtje doen. We vinden het noodzakelijk dat voor Limburg het provinciebestuur dat tot zijn taak rekent en met voorstellen komt hoe we dit gezamenlijk richting de Rijksoverheid kunnen aanpakken en oplossen. c.
Maatschappelijke kosten.
Om de betekenis van de te verwachten bevolkingsontwikkeling op een andere wijze in beeld te brengen, wordt een globale verkenning gedaan van de maatschappelijke kosten. Daaronder verstaan we de door krimp veroorzaakte kosten anders dan die de gemeentelijke organisatie betreffen. Daarbij denken we onder andere aan de sloop van woningen c.q. het aanpassen daarvan voor een andere doelgroep, het amoveren van accommodaties voor onderwijs, sport en sociaal culturele voorzieningen. Deze kosten vertegenwoordigen allen een maatschappelijke waarde. Voorbeeld: Wanneer we alleen maar rekening houden met het te verwachten overschot aan woningen (circa 600-800) dan bedragen de maatschappelijke kosten uitgaande van een gemiddelde economische waarde van € 125.000,- al ruim € 80 miljoen. Deze kosten zullen alleen maar verder toenemen als het structurele karakter van de krimp niet of te laat wordt onderkend. d. Gemeentelijke kosten. Daling van de bevolking c.q. leegstand betekent bijvoorbeeld ook dat de gemeente minder belastinggelden zal ontvangen c.q. minder geld zal krijgen uit de algemene uitkering uit het gemeentefonds. 5. Het plan van aanpak. a. Integrale benadering demografische ontwikkelingen in relatie tot de toekomstvisie 2030. In 2009 stelde de gemeenteraad de “Toekomstvisie 2030” vast. Deze toekomstvisie geeft aanzetten voor een samenhangende strategie richting het jaar 2030. Vitaal Valkenburg kent de volgende typeringen: -
een een een een een
aantrekkelijke woon- en verblijfplaats met een hoge sociale kwaliteit; plaats met betrokken en meedenkende inwoners, ondernemers en bezoekers; culturele en recreatieve plaats; gezonde en duurzame gemeente; toeristische gemeente in een complete regio.
Bij de behandeling van de programmabegroting voor het dienstjaar 2011 (november 2010) heeft de gemeenteraad in een breed gesteunde motie het college opdracht gegeven om deze visie te actualiseren en verder uit te werken. Hoewel de sterke daling van het bevolkingsaantal en de veranderende samenstelling van bevolking al enkele jaren onder de aandacht is gebracht, wordt in de in 2009 vastgestelde toekomstvisie niet of nauwelijks over deze “bedreigingen” gesproken. De toekomstige bevolkingsontwikkelingen zijn echter wel ontzettend belangrijk als we de toekomstvisie richting 2030 heroverwegen c.q. actualiseren. Zij spelen binnen nagenoeg alle programma onderdelen binnen onze gemeente een zeer belangrijke rol. Wij zijn er dan ook voorstander van om de kansen en uitdagingen die de bevolkingsdaling en veranderende samenstelling ons bieden te integreren in een nieuwe en actuele toekomstvisie 2030. Krimp wordt daarmee geen op zichzelf staande beleidsvisie maar een integraal onderdeel van de nieuwe Toekomstvisie 2030.
122
b. Draagvlak verkrijgen. Duidelijk is dat de ontwikkeling van een toekomstvisie met daarin een groot aantal nieuwe uitdagingen nooit kan zónder vanaf de eerste stap overleg te plegen met betrokken organisaties, ondernemers, inwoners en regiogemeenten. Ook de gemeenteraad heeft vanaf het prille begin een actieve rol vervuld door een kleine stuurgroep samen te stellen die de inhoud en het proces begeleidt. Breed draagvlak leidt tot snellere acceptatie van nieuwe plannen en ontwikkelingen en kan leiden tot eerdere acceptatie van alternatieven. Onze gesprekspartners worden in eerste instantie gezocht binnen: -
onze inwoners, geconcentreerd in de diverse dorpskernoverleggen; onze overkoepelende welzijnsorganisaties; woningcoöperaties; het onderwijs; de ondernemers; het verenigingsleven; de vertegenwoordigers van gemeenschapsaccommodaties; zorginstellingen en zorgorganisaties; collegagemeenten.
c.
Tijdpad en ontwikkeling van de nieuwe toekomstvisie 2030.
Na het vaststellen van de paragraaf Wonen, leven, werken, recreëren en ontspannen in Valkenburg aan de Geul in 2030, waarin het besluit van de gemeenteraad om te komen tot een nieuwe integrale Toekomstvisie 2030 is opgenomen, zijn in overleg met voornoemde organisaties en de gemeenteraad zelf, kaders ontwikkeld waarbinnen de nieuwe Toekomstvisie 2030 gestalte moet krijgen. De algemene kaders en scenario’s waarover de gemeenteraad een discussie met de gesprekspartners wil voeren, zijn in juni 2012 bepaald. Inmiddels zijn gesprekken gevoerd met externe stakeholders. Op dit moment is de geactualiseerde toekomstvisie in concept gereed. In de tweede helft van 2013 zal de visie aan de raad ter vaststelling worden aangeboden. De visie wordt geen vast en statisch geheel, maar een flexibele notitie waarbij redelijk snel ingespeeld moet kunnen worden op actuele en veranderende maatschappelijke en/of economische ontwikkelingen. 6. Zes maal projectmatig en programmatisch finishen op wereldniveau. Voordat sprake is van een nieuwe geactualiseerde visie, zijn voorliggende kansen uitgewerkt en omgezet in realistische business- en uitvoeringsplannen. Dit uiteraard binnen de kaders als door uw raad aangegeven in de kaderbrief. Kansen die zowel passen bij de oude als bij de nieuwe visie en identiteit van de gemeente Valkenburg aan de Geul. “Alle wegen leiden naar Valkenburg aan de Geul”. Valkenburg aan de Geul vormde in 2012 het episch centrum van het WK Wielrennen. Maar liefst 12 WK-finishes vonden plaats op de Cauberg. Parallel hieraan is een traject uitgezet waarin Valkenburg de komende jaren 6 maal projectmatig en programmatisch gaat finishen op wereldniveau. Bezuinigen vormt niet het uitgangspunt maar anti-cyclisch investeren. Dit laatste betekent investeren op momenten dat het economisch minder gaat. Niet dat in Valkenburg aan de Geul de druk van de economische recessie niet gevoeld wordt, maar juist omdat uw raad en ons college er in geloven dat Valkenburg aan de Geul als toeristisch centrum van Zuid-Limburg de toon moet blijven en durven zetten. Veel bezoekers en toeristen weten Valkenburg aan de Geul nog steeds te vinden. De uitdaging is echter aan de bestaande stromen nieuwe stromen van bezoekers/toeristen toe te voegen.
123
In dit kader zijn 6 projecten geoormerkt als majeure projecten. Van drie projecten is de businesscase dusdanig uitgewerkt dat ze in de uitvoeringsfase zitten. Het betreft de projecten Centrumplan, Historisch centrum en Geulkades. Van drie andere projecten zijn wij in wisselende rollen (van regisseur tot facilitator) doende onze “droom” en de ideeën om te zetten in een realistische businesscase. Het betreft de projecten Klooster Boslust, Plenkertstraat-Cultuurstraat en Bierbrouwerij De Leeuw. Project centrumplan. Met het centrumplan heeft de gemeente Valkenburg de ambitie om enerzijds haar regionale functie als koopstad te versterken en dus meer bezoekers te trekken en anderzijds de bestaande toeristen en bezoekers funshoppen als activiteit te bieden. In het centrumplan zal in totaal € 55,6 miljoen geïnvesteerd worden. De onrendabele top is weggewerkt in samenwerking met de Provincie. De verwachte economische impuls bedraagt € 13,6 miljoen per jaar. De start van de bouw van het nieuwe winkelcentrum is op korte termijn voorzien. De herinrichting van de openbare ruimte van het winkelcentrum is, op de plaatsen waar geen bouwactiviteiten zullen plaatsvinden, eind 2012 gestart. Project Historisch Centrum. Het hoofdmotto is het zichtbaar en beleefbaar maken van Valkenburg aan de Geul als oude vestingstad. Acties die hiertoe leiden zijn de wijze van uitvoering van het Geulkadeproject, het herinrichten van de straten (€ 1,5 miljoen), herbouw van de Geulpoort (€ 0,9 miljoen), herstel van de Grendelpoort (0,75 miljoen), herstel van de stadsgracht in het Halderpark en herbouw van hotel Croix de Bourgogne (€ 7,0 miljoen). In 2012 is het grootste deel van de openbare ruimte van het historische centrum nieuw ingericht. De andere deelprojecten volgen. Uw raad heeft ter zake de benodigde besluiten genomen. Project Geulkades. Dit project impliceert herstel van de Geulkades, het zichtbaar maken van de oude stadsmuren en stadstorens, lichtkunst op 12 plaatsen in de Geul door Ingo Maurer, het versmallen van de Geulbruggen waardoor water in de stad beter zichtbaar wordt en het Geuleiland geprofileerd wordt. De totale investeringskosten bedragen € 13 miljoen. Eind 2013 wordt dit project, inclusief de lichtkunst, opgeleverd. Project Klooster Boslust. Hiervan is het businessplan nog in ontwikkeling, Het plan van de private investeerder is om het voormalige klooster te transformeren naar een 5 sterren Wellness Hotel Geuldal. Begroot is een private investering van € 60 miljoen. Project Plenkertstraat –Cultuurstraat. Het idee is om dit gebied hoogwaardig in te richten en de losse culturele functies met elkaar te verbinden middels duidelijke routestructuren en een nieuw bezoekthema. Een groep alumni van de Designacademy Eindhoven en de TU Delft heeft een aantal nieuwe ideeën voor de Plenkertstraat Cultuurstraat uitgewerkt. De verschillende projectonderdelen voor dit project zijn in 2012 beschreven en inhoudelijk en financieel uitgewerkt tot een concrete businesscase. Met dit project is aansluiting gezocht bij Maastricht Culturele Hoofdstad 2018. Het project is getemporiseerd vanwege gebrek aan middelen en concrete private partners. Project Bierbrouwerij De Leeuw. De Provincie en de Gemeente hebben de bierbrouwerij de Leeuw gekocht. De gemeente voert, in afstemming met de Provincie, de regie over de toekomstige invulling van het gebied. Van belang is dat op deze plek een nieuwe economische motor wordt gerealiseerd.
124
De kracht, de sterktes en de authentieke waarden van Valkenburg en omgeving vormen de basis voor de verdere ontwikkeling van het brouwerijterrein en de gewenste positionering. De ontwikkeling zal zich richten op thema’s zoals gezonde lifestyle, gezonde voeding, wellness, mindfulness, sport & bewegen en zorgtoerisme. Thans wordt gezocht naar een private investeerder/partner, die risico dragend de kar gaat trekken. Op 1 juli 2013 heeft uw raad middelen vrijgemaakt om het behoud van het monumentale gedeelte te waarborgen. De ontwikkeling van de voormalige Leeuw Bierbrouwerij wordt binnen een apart project aangestuurd, maar blijft in nauwe relatie staan met de uitwerking van de PlenkertstraatCultuurboulevard.
125
126
Hoofdstuk 4: De uiteenzetting van de financiële positie. Met inachtneming van de door de raad vastgestelde beleidskaders sluit de productenbegroting voor de planjaren 2014 tot en met 2017 met de volgende tekorten: Planjaar Planjaar Planjaar Planjaar
2014 2015 2016 2017
Tekort Tekort Tekort Tekort
€ € € €
1.948.207,1.317.806,1.580.152,2.008.948,-
Zo dadelijk geven wij U inzicht in de uitgangspunten en grondslagen, die aan deze prognoses ten grondslag liggen. Daarna zullen wij de dekkingsvoorstellen aan U presenteren voor het planjaar 2014. Conform de met U gemaakte afspraken bij de behandeling van de kadernota zijn de planjaren 2015 tot en met 2017 sluitend gemaakt met een bezuinigingsstelpost ter hoogte van het thans berekende tekort, waaraan in de volgende meerjarenbegroting of zo mogelijk al in de kadernota van 2014 concreet invulling moet worden gegeven. Aan het einde van dit hoofdstuk geven wij U nog een samenvattend overzicht van het uiteindelijke verloop van de begrotingsresultaten, ervan uitgaande dat de voorgestelde maatregelen door Uw raad worden geaccordeerd, de bezuinigingsvoorstellen en taakstellingen het beoogde financiële effect sorteren en de algemene uitkering uit het gemeentefonds verloopt zoals wij thans veronderstellen.
De uitgangspunten en grondslagen. Beleid. De besluiten van de raad zijn verwerkt tot en met de raadsvergadering van 1 juli 2013. Met de consequenties van de kaderbrief is dus rekening gehouden. Prijsniveau. De prijsgevoelige baten en lasten zijn gecorrigeerd met een gemiddeld percentage van 1,5%. Zijn andere contractuele afspraken gemaakt of hebben leveranciers andere percentages kenbaar gemaakt, dan is daarmee uiteraard rekening gehouden. Personeelslasten. Bij het berekenen van de personeelskosten is ervan uitgegaan dat de nullijn ook voor de komende planjaren gehandhaafd blijft. De CAO was op 1 januari 2013 verlopen. Subsidies en bijdragen. Op 17 december 2007 heeft de raad het subsidiebeleid met de daarbij behorende grondslagen voor de vaststelling en berekening van de subsidies aan plaatselijke en regionale instellingen vastgesteld voor de planjaren 2008 tot en met 2011. Dat beleid is op 30 mei 2011 geactualiseerd voor de planjaren 2012 en 2013. De financiële consequenties daarvan zijn in de voorliggende begroting meegenomen. De verschuldigde bijdragen aan gemeenschappelijke regelingen en andere instellingen zijn afgestemd op de meest recente begrotingen. Belastingen, heffingen en tarieven. In de productenramingen is ervan uitgegaan dat de opbrengsten uit de Onroerende-zaakbelastingen gedurende de planjaren 2014 tot en met 2017 jaarlijks met 1,5% stijgen. Daarbovenop worden extra inkomsten gegenereerd door areaaluitbreiding. Deze middelen worden ingezet om de gevolgen van de inflatie gedeeltelijk te compenseren.
127
Het tarief voor het gebruik van het gemeentelijk rioleringsstelsel is op basis van eerdere besluiten naar boven toe bijgesteld. Voor het planjaar 2014 wordt gerekend met een tariefstijging van 5%. De afvalstoffenbegroting sluit in 2014 met een tekort van afgerond € 153.000,-. Dat bedrag zal worden onttrokken aan de egalisatiereserve “Tarieven afvalstoffenheffing”. Onvoorziene uitgaven. Voor de post "onvoorziene uitgaven" is in de begroting 2014 een bedrag geraamd van € 100.000,-. Beleidsprogramma 2014 tot en met 2017. Op 1 juli 2013 heeft de raad het beleidsprogramma geactualiseerd voor de planjaren 2014 tot en met 2017. De budgettaire consequenties daarvan zijn vertaald in de voorliggende programmabegroting. Het gaat om de volgende bedragen: Planjaar Planjaar Planjaar Planjaar
2014 2015 2016 2017
€ € € €
2.770.488,2.820.925,3.073.478,3.337.665,-
Infrastructuur en gebouwen. De ramingen voor regulier en groot onderhoud en eventuele vervangingen zijn, waar mogelijk, afgestemd op meerjarige onderhoudsplanningen. Algemene uitkering gemeentefonds. De algemene uitkering is bij het opstellen van de productenbegroting berekend op basis van de meicirculaire. Financieringskosten. Bij de berekening van de rentelasten over het financieringstekort is gerekend met een rentepercentage van 5,5%. Taakstellingen. De meerjarenbegroting is sluitend gemaakt door middel van een aantal taakstellingen. Voor het planjaar 2014 gaat het daarbij om een bedrag van afgerond € 288.000,-, oplopend tot ruim € 1.335.000,- vanaf het planjaar 2017. Later in dit hoofdstuk zullen wij de diverse taakstellingen nader toelichten. Afwijkingen ten opzichte van de kadernota. In de kaderbrief van 2013 werd voor het planjaar 2014 een tekort voorspeld van ruim € 1.993.000,-. In dat bedrag zijn de financiële consequenties van nieuw beleid verdisconteerd. De nu voorliggende productenbegroting sluit in 2014 met een tekort van afgerond € 1.948.000,-. Een positieve afwijking dus van € 45.000,-. De afwijkingen zijn marginaal van aard.
128
De taakstellingen. Bij de berekening van het verloop van de begrotingsresultaten is verondersteld dat de navolgende taakstellingen tot de beoogde financiële omvang worden ingevuld:
Planjaren Formatie ambtelijk apparaat Kapitaallasten Indexering belastingen en tarieven Steenstraat 2 Overige gemeentelijke eigendommen Legesverordening Kasteel oost Subsidies sportverenigingen Wet Maatschappelijke Ondersteuning Per saldo
2014
2015
2016
2017
23.567 -100.000 -8.000 -47.405 -28.300 -100.000 -27.500
-132.991 -100.000 -16.000 -47.981 -28.300 -100.000 -27.500
-179.819 -100.000 -24.000 -48.573 -28.300 -100.000 -27.500
-287.638
-780.000 -1.232.772
-780.000 -1.288.192
-179.819 -100.000 -32.000 -49.178 -28.300 -100.000 -27.500 -39.011 -780.000 -1.335.808
Toelichting. Taakstelling formatie. De taakstelling op de formatie beloopt een bedrag van € 400.000,-. Daarbovenop moeten de personele knelpunten bij VTH worden opgelost en dienen ook nog middelen te worden vrijgemaakt voor de extra formatie, die de ondernemingsraad vraagt om de taken te kunnen vervullen. Alles bij elkaar opgeteld gaat het om een structurele taakstelling van meer dan € 570.000,-. Dat is geen sinecure. Van het genoemde bedrag van € 400.000,- is inmiddels ruim € 220.000,- in concrete maatregelen omgezet. Dat is gebeurd door vacatures, die via natuurlijk verloop zijn ontstaan, niet of slechts gedeeltelijk in te vullen. De verwachting is dat ook het resterende bedrag van afgerond € 180.000,- nog via die weg kan worden ingevuld. Mocht dat slechts ten dele lukken, dan kan de exploitatiereserve personeel tijdelijk als dekkingsmiddel worden ingezet. Het genereren van extra middelen voor handhaving en de ondernemingsraad ligt gecompliceerder en zal mogelijk gepaard gaan met taakreductie. In dat geval zal Uw raad nog een takendiscussie moeten voeren, waarbij rekening moet worden gehouden met mogelijke kosten in het kader van de rechtspositie. Taakstelling kapitaallasten. De afgelopen jaren bleven de feitelijke kapitaallasten steeds achter bij de vooraf gecalculeerde bedragen. Wij gaan ervan uit dat deze trend zich in de komende jaren doorzet. De thans geraamde voordelen zijn in onze optiek haalbaar. Taakstelling indexering tarieven. Het is gebruikelijk dat de daarvoor in aanmerking komende belastingen en tarieven jaarlijks worden geïndexeerd. Hiervoor wordt in de voorliggende meerjarenbegroting een bedrag geraamd van € 8.000,- in het planjaar 2014, oplopend tot € 32.000,- in het laatste jaar van dit begrotingstijdvak. Op 12 november 2013 zullen wij U concrete voorstellen doen over de invulling van deze taakstelling. Taakstelling Steenstraat 2. Bij de behandeling van de vorige programmabegroting heeft Uw raad besloten om het Pradoegebouw aan de Steenstraat 2 te verkopen. Indien dat lukt tegen de boekwaarde van € 300.000,- levert dat het geraamde structurele voordeel op.
129
Taakstelling overige eigendommen. Wij proberen deze taakstelling jaarlijks in te vullen door middel van incidentele verkopen van eigendommen. Taakstelling legesverordening. In de kaderbrief van 2013 hebben wij Uw raad gemeld dat wij een onderzoek hebben laten verrichten naar de kostendekkendheid van leges, met als belangrijkste doelstelling: a. b. c.
Het inzichtelijk maken van kosten aan de hand van de jaarrekening en de begroting; Het ontwerpen van een eenvoudig schema om jaarlijks de mate van kostendekkendheid van de legesverordening vast te stellen, op onderdelen én in totaliteit; Het aanpassen van de huidige verordening aan de eisen van de nieuwe wetgeving.
In de raadsvergadering van 16 december 2013 zullen wij Uw raad voorstellen presenteren, die de kostendekkendheid verhogen. Vooruitlopend daarop ramen wij in de voorliggende programmabegroting een taakstelling van € 100.000,-. Taakstelling Kasteel oost. In de kadernota van 2013 hebben wij Uw raad gemeld dat via de Gebiedsontwikkeling Maastricht Valkenburg een subsidie is toegekend van € 500.000,- voor het kwalitatief op niveau brengen (onder andere het wegwerken van achterstallig onderhoud) van Kasteel oost en het omliggende park. Onze gemeente heeft eenzelfde bedrag beschikbaar gesteld, waaraan de voorwaarde werd gekoppeld dat de verkoopprijs minimaal gelijk is aan de gemeentelijke inbreng in het achterstallig onderhoud. In de programmabegroting, zoals die nu ter vaststelling voorligt, is het gebouwencomplex gewaardeerd tegen een boekwaarde van € 500.000,-. Voor de daarmee gemoeide financieringskosten is een taakstelling opgenomen. Taakstelling subsidies sportverenigingen. In de programmabegroting van 2012 hebben wij Uw raad voorgesteld om naast een algemene subsidiekorting van 10% ook de grondslagen van de subsidieverlening ter discussie te stellen. Wij hebben met Uw raad gediscussieerd over de vraag wie voor subsidie in aanmerking zou moeten komen en wie niet. Onze visie was dat wij voor ons een taak zien weggelegd voor de jeugd en voor de 65-plussers, maar niet voor volwassenen tot 65 jaar. Die doelgroep is in onze optiek zelf verantwoordelijk voor de sportkeuzes en in die visie past dus geen gemeentelijk subsidie, in welke vorm dan ook. Naar aanleiding van de behandeling in de diverse vakcommissies hebben wij besloten om het raadsvoorstel aan te passen en wel in die zin, dat de korting op de subsidies tot het planjaar 2017 beperkt blijft tot 10%. Het daardoor ontstane dekkingstekort van totaal ruim € 78.000,- is ten laste gebracht van de reserve WMO. Vanaf het planjaar 2017 is een taakstelling opgevoerd van afgerond € 39.000,-. De concrete invulling van dat bedrag zal worden meegenomen bij de herijking van het subsidiebeleid van alle verenigingen en instellingen. Taakstelling WMO. Bij de behandeling van de kadernota 2013 heeft de raad kaderstellend bepaald dat de aanstaande korting op het WMO-budget integraal aan het desbetreffende beleidsveld moet worden doorberekend. Die korting hebben wij op dit moment berekend op € 780.000,-. Voor dat bedrag is dus ook een taakstelling opgenomen.
130
De kaderstelling. Indien alle taakstellingen tot de beoogde financiële omvang worden ingevuld sluit de meerjarenbegroting uiteindelijk met een structureel tekort van € 2 miljoen. Er zullen dus maatregelen moeten worden genomen om de begroting weer duurzaam in evenwicht te krijgen. Bij de behandeling van de kadernota hebben wij Uw raad een tweetal opties voorgelegd: a.
Uw raad kiest voor een sluitende begroting voor het planjaar 2014 en neemt taakstellingen op voor de tekorten in de planjaren 2015 tot en met 2017, waarbij wel mogelijke oplossingsrichtingen worden aangegeven. De concrete invulling van die taakstellingen wordt overgelaten aan de nieuwe raad en zal zodoende één van de belangrijkste onderwerpen zijn bij de coalitiebesprekingen. Ons college komt met incidentele dekkingsvoorstellen voor het planjaar 2014;
b.
Uw raad kiest voor een duurzaam sluitende begroting vanaf het planjaar 2014 en geeft ons college voldoende reële kaders mee om dat doel te bereiken.
Uw raad heeft gekozen voor de eerste optie. Deze optie past binnen de provinciale richtlijnen in het kader van het begrotingstoezicht. Op 11 september 2013 schrijft de provincie hierover het volgende: “Als Limburgse gemeenten nu ook meerjarig repressief toezicht hebben in het kader van het financieel verdiepingsonderzoek dat de afgelopen jaren heeft plaatsgevonden en ze bieden het begrotingsjaar 2014 sluitend aan en de meerjarenraming met tekorten, dan kunnen ze op grond van de volgende voorwaarden deze meerjarige uitspraak behouden. Ze moeten in de begroting 2014 in de financiële paragraaf een tekst opnemen dat ze in de meerjarenraming tekorten hebben en niet over hun eigen graf heen willen regeren, maar deze afweging over willen laten aan het nieuwe college en de nieuwe raad. In de besprekingen van de nieuw te vormen coalitie in 2014 moeten deze tekorten onderwerp van gesprek zijn en bij de begroting 2015 zal de nieuwe raad besluiten moeten nemen om de begroting 2015 en de meerjarenraming sluitend te krijgen. Gedeputeerde Staten zullen dit bij hun besluitvorming over de toezichtvorm 2015 toetsen. Deze aanpak moet in het besluit van de raad bij de vaststelling van de begroting 2014 worden opgenomen”. Hierna geven wij Uw raad nog een samenvattend overzicht van de overige door U vastgestelde kaders en uitgangspunten, die bij de opstelling van de voorliggende programmabegroting zijn gehanteerd: Algemeen.
Externe begeleidingskosten van grote projecten worden gedekt via extra inkomsten uit bouwleges (bijvoorbeeld het centrumplan);
Indien zich ná de vaststelling van de programmabegroting nieuwe prioriteiten aandienen, dient het college binnen het desbetreffende programma naar financiële dekking te zoeken, waarbij de raad te allen tijde het recht heeft om prioriteiten aan te passen of eerder vastgestelde kaders bij te stellen;
Bij een optredend tekort door een verlaging van de algemene uitkering moet een integrale afweging van álle beleid plaatsvinden, zodat dus álle programma’s in de discussie worden betrokken. In principe zal elk programma naar rato moeten bijdragen in de dekking van het tekort;
De belastingtarieven worden jaarlijks geïndexeerd. Nieuwe of aanvullende belastingmaatregelen worden alleen genomen als daarmee voor de burgers nieuwe voorzieningen worden gerealiseerd en/of nadat een zorgvuldige heroverweging van het bestaande uitgavenpatroon heeft plaatsgevonden;
131
Gemeentelijke diensten en producten moeten in beginsel kostendekkend zijn. Indien dat niet het geval is, moet worden aangetoond waarom volledige kostendekking niet reëel is;
De ramingen voor onderhoud van kapitaalgoederen moeten zijn onderbouwd met actuele onderhoudsplanningen;
De aanstaande rijksbezuinigingen worden één op één doorberekend aan de desbetreffende beleidsvelden. De taken die gedecentraliseerd moeten budgettair-neutraal worden uitgevoerd, dus het beleid moet worden afgestemd op de middelen, die het rijk voor de uitvoering beschikbaar stelt;
Bij het zoeken naar incidentele dekkingsmiddelen ter verkrijging van een sluitende begroting 2014 dienen de vigerende begrotingskaders zo veel mogelijk te worden gerespecteerd, waarbij een te grote aantasting van de reservepositie wordt voorkomen in verband met de weerstandscapaciteit;
Bij het opstellen van de nieuwe meerjarenbegroting dienen middelen te worden vrijgespeeld voor: -
De aanleg van kunstgrasvelden, een bedrag van € 482.000,-; Het herstellen van trottoirs, een bedrag van € 374.000,-; Het realiseren van maatregelen in het kader van de verkeersveiligheid, een bedrag van € 30.000,-; Het Project Limburg Economic Development, afgekort LED, een bedrag van totaal € 100.000,-, gelijkelijk verdeeld over de planjaren 2014 tot en met 2016; Acupunctuur kleine kernen, een bedrag van totaal € 1,5 miljoen, gelijkelijk te verdelen over de planjaren 2014 tot en met 2016, te putten uit de bestaande begroting via herprioritering.
Centrumplan. De gemeentelijke bijdrage is gemaximeerd op € 6,1 miljoen. Dat besluit heeft de raad genomen op 30 juni 2009. Kostenoverschrijdingen dienen binnen de toen vastgestelde investeringsbegroting te worden opgevangen, terwijl financiële meevallers op deelprojecten binnen het centrumplan beschikbaar blijven voor het opvangen van mogelijke tegenvallers op andere deelprojecten. De voor- en nadelen worden via de reserve “Uitvoering toeristische visie” geëgaliseerd. Zodra het centrumplan is afgerond wordt de boekwaarde ineens afgewaardeerd. Dat levert een structureel voordeel op van bijna € 188.000,-. Hiermee is in de lopende meerjarenbegroting rekening gehouden. Leefbaarheid.
Het beleid ten aanzien van het thema leefbaarheid zal in deze planperiode worden voortgezet. Dit impliceert dat het daaraan gerelateerde budget beschikbaar blijft. Het gereserveerde bedrag wordt de komende jaren vooral ingezet voor de ondersteuning van het proces van zelfsturing in de kernen en de coördinatie van het interne proces in de gemeentelijke organisatie ter ondersteuning van de zelfsturing;
In aansluiting op de ontwikkelingen in het kader van de zelfsturing moet ook met de verenigingen een proces in gang worden gezet om in een periode van vier jaar toe te werken naar een breed draagvlak voor de vorming van “verenigingen van de toekomst in Valkenburg aan de Geul”. Om dit mogelijk te maken wordt het subsidiebeleid herijkt;
Het breekfonds en het armoedebeleid worden gehandhaafd.
132
Bedrijfsvoering en gemeentelijke dienstverlening. De ingezette processen tot verbetering van de gemeentelijke organisatie worden doorgezet. Bij het realiseren van die verbeteringen dient onder meer rekening te worden gehouden met de wettelijk verplichte inrichting van een KlantenContactCentrum, afgekort het KCC. Indien de inrichting van dit centrum extra formatie vergt of anderszins extra kosten met zich meebrengt, zal dat binnen de lopende meerjarenbegroting moeten worden opgelost. Voor wat de wijze van bedrijfsvoering betreft, moet worden gestreefd naar een kleine en slagvaardige organisatie, die de regie voert, waarbij de uitvoering door derden wordt verricht. De uitvoerende diensten worden zoveel mogelijk verzelfstandigd, zodat ook een nieuwe dynamiek wordt gegeven aan de intergemeentelijke samenwerking. Intergemeentelijke samenwerking. Voor ons staat vast dat wij samenwerking moeten blijven opzoeken wanneer de kwaliteit van de dienstverlening daarmee is gediend en/of wanneer daarmee kostenbesparingen of continuïteitsverbeteringen kunnen worden gerealiseerd. Wij noemen in dit kader: de samenwerking in het kader van GOMV, het verbreden van de samenwerking waar het gaat om de uitvoering van wettelijke taken, zoals de nieuwe Wet Werken Naar Vermogen, de decentralisatie van de jeugdzorg en de decentralisatie van de AWBZ naar de WMO. Daarnaast werken wij al samen met de provincie en de gemeente Maastricht op het gebied van inkoop respectievelijk ICT.
De dekkingsvoorstellen. Indien geen aanvullende dekkingsmaatregelen worden getroffen, sluit de begroting 2014 met een tekort van € 1.948.207,-. Ter verkrijging van een sluitende begroting doen wij U de volgende voorstellen. Polfermolen. In de kadernota van 2013 hebben wij Uw raad voorgesteld om de dotatie aan de onderhoudsvoorziening van het polfermolencomplex vanaf het planjaar 2013 structureel te verhogen met € 100.000,-. Op basis van de feitelijke uitkomst van de jaarrekening 2012 van de BV Exploitatiemaatschappij Polfermolen is de voor 2013 geraamde gemeentelijke exploitatiebijdrage incidenteel verlaagd met hetzelfde bedrag, waarbij is aangegeven dat wij in een later stadium zullen bekijken of deze correctie structureel kan worden doorgerekend. Met beide voorstellen heeft Uw raad ingestemd. Omdat deze markt zeer concurrentiegevoelig is, blijft de beantwoording van deze vraag zeer moeilijk. Wij hebben de cijfers van 2013 geactualiseerd en geanalyseerd, op basis van de eerste 9 maanden. Daaruit is gebleken dat ook in 2013 de exploitatiebijdrage op het niveau blijft van 2012, mits de omzet in het laatste kwartaal gelijk is aan die van vorig jaar. Ons voorstel is om de exploitatiebijdrage ook in 2014 te verlagen met € 100.000,- en volgend jaar te bezien of het verantwoord is om deze maatregel structureel in de meerjarenbegroting te verwerken. Parkeerexploitatie. De parkeerexploitatie staat onder druk, enerzijds als gevolg van de economische situatie en anderzijds door de werkzaamheden in het centrum. Daarnaast heeft Holland Casino aangegeven dat zij het huurcontract van de parkeerplaatsen op de kop Cauberg (675 plaatsen), dat op 1 mei 2014 afloopt, niet zullen verlengen. Op dit moment zijn wij in overleg over de wijze van voortzetting van de exploitatie, waarbij wij in verband met onze begrotingspositie opteren voor een (nog) fiscaal gunstig regime, gecombineerd met zo laag mogelijke exploitatiekosten. Zodra duidelijkheid bestaat over de exploitatievorm zullen wij dat naar Uw raad terugkoppelen. Gelet op het vorenstaande heeft Uw raad op 1 juli 2013 ingestemd met ons voorstel om de geraamde inkomsten uit parkeergelden/huur structureel te verlagen. Voor 2013 een bedrag van € 250.000,-, oplopend tot € 450.000,- vanaf het planjaar 2014. Deze bijstelling hebben wij ten tijde van de samenstelling van deze programmabegroting opnieuw getoetst. Tot en met week 34 lopen wij € 134.000,- achter op de prognose. Wanneer wij die lijn doortrekken naar het einde van dit jaar zien wij vooralsnog geen aanleiding om de raming structureel aan te passen. 133
Willen wij de huurderving als gevolg van de beëindiging van de huurovereenkomst compenseren, dan dient een bedrag van € 711.000,- aan parkeergelden te worden gegenereerd. Dat lijkt ons een erg optimistische inschatting, ook al wordt gekozen voor de meest gunstige exploitatievorm. Vandaar dat wij in dit stadium toch rekening willen houden met een verliespost van € 50.000,-. Dat bedrag kunnen wij op dit moment natuurlijk nog niet onderbouwen. Wij stellen Uw raad dan ook voor om deze maatregel alleen voor het planjaar 2014 te verwerken. Ten opzichte van de kadernota kan de begroting van dat jaar incidenteel in positieve zin worden gecorrigeerd met een bedrag van € 150.000,-. In de kaderbrief van 2014 zullen wij de parkeerexploitatie opnieuw tegen het licht houden. Taakstelling kapitaallasten. In de programmabegroting is rekening gehouden met een onderuitputting van € 100.000,-. Kijkend naar de feitelijke cijfers van 2012 en naar de actuele stand van zaken op 1 september 2013 durven wij deze raming incidenteel in positieve zin te corrigeren met € 100.000,-, mede gelet op de omvang van het investeringsprogramma en de kapitaalwerken, waarvoor reeds kredieten zijn gevoteerd. Eigen aandeel sociale uitkeringen. Zoals Uw raad bekend krijgen wij een budget van het rijk voor de uitvoering van de WWB. Dat bedrag zou toereikend moeten zijn om de uitkeringslasten op te vangen. Wordt het budget overschreden, dan komt dat voor rekening van de gemeente, met dien verstande dat wanneer die overschrijding meer dan 10% (van het budget) bedraagt, een suppletie-uitkering bij het rijk kan worden aangevraagd. Wanneer wij de afgelopen jaren de revue laten passeren, zien wij een wisselend beeld. Soms waren de uitkeringslasten gelijk aan het rijksbudget en soms moest de gemeente 10% bijpassen. Er waren ook jaren bij dat een suppletie-uitkering moest worden aangevraagd omdat de overschrijding het gemeentelijk aandeel van 10% te boven ging. Vorig jaar was het budget toereikend, sterker nog de uitkeringslasten bleven ruimschoots binnen het rijksbudget. Actuele berekeningen voor 2013 laten zien dat het budget, op basis van de huidige inzichten, toereikend is. Garanties echter kunnen wij niet geven, het is immers een open-einde-regeling. Als die lijn zich doorzet en het rijk niet op het WWB-budget gaat bezuinigen, stellen wij voor om het gemeentelijk aandeel in 2014 incidenteel af te ramen. Concreet gaat het dan om een bedrag van € 440.000,-. In de kadernota van 2014 zullen wij de realiteitswaarde van dit voorstel opnieuw bezien. Uitvoeringskosten WVG/WMO. Indien wij de voor 2014 voorgedragen ramingen vergelijken met de cijfers van de jaarrekening 2012 constateren wij dat nog in onvoldoende mate rekening is gehouden met de aanbestedingsvoordelen voor vervoer en hulpmiddelen. Wanneer wij de kosten ramen op het niveau van 2012 kan een bijstelling plaatsvinden van totaal € 150.000,-. Omdat het beleid niet wordt aangetast en er sprake is van een open-einde-regeling kleeft hier natuurlijk een risico aan. Wij stellen dan ook voor om die maatregel vooralsnog incidenteel in de meerjarenbegroting te verwerken. Bij het opstellen van de kadernota 2014 zullen wij de realiteitswaarde van deze bijstelling toetsen aan het cijfer van de jaarrekening 2013 en aan de actuele stand van zaken op dat moment. Uitvoeringskosten beleidsplan. In de voorliggende programmabegroting zijn de lasten van het beleidsplan geraamd op een bedrag van ruim € 2,7 miljoen in 2014, oplopend tot ruim € 3,3 miljoen in 2017. Gelet op de omvang van dat plan stellen wij voor om een taakstellend te realiseren incidentele besparing te ramen van € 300.000,-. Deze taakstelling kan worden ingevuld door het investeringstempo, waar dat mogelijk en verantwoord is, te vertragen. Wij denken dan aan de bedrijfsvoeringskosten (ICT en vervanging materieel/tractie) en aan het beperken van financieringskosten van geplande investeringswerken. Daarnaast willen wij ook nog eens kritisch kijken naar de gereserveerde ruimte voor onderwijshuisvesting, mede ook vanwege het voornemen van de minister om met ingang van het planjaar 2015 de verantwoordelijkheid voor het buitenonderhoud en gebouwaanpassingen in het primair onderwijs over te hevelen naar de schoolbesturen. 134
Daarvoor wordt een bedrag van € 256 miljoen aan het gemeentefonds onttrokken. Indien Uw raad instemt met deze voorstellen sluit de begroting 2014 nog met een tekort van afgerond € 708.000,-. Wij stellen voor om dat bedrag te onttrekken aan de algemene dekkingsreserve. De planjaren 2015 tot en met 2017 zijn, zoals eerder al aangegeven, sluitend gemaakt met bezuinigingsstelposten ter hoogte van de berekende tekorten. Structureel gaat het om een bedrag van € 2,0 miljoen. In het planjaar 2013 hebben wij in kaart laten brengen welke lasten en baten nog zijn te beïnvloeden. Totaal gaat het dan om een bedrag van € 8,6 miljoen. Dat is ongeveer 10% van de totale begrotingsomvang (uitgaven en inkomsten). Indien elk programma naar rato zou moeten bijdragen, dan levert dat het volgende beeld op: Algemeen bestuur/bedrijfsvoering Openbare orde en veiligheid Verkeer, vervoer en waterstaat Economische zaken Onderwijs Cultuur en recreatie Sociale voorzieningen Volksgezondheid Ruimtelijke ordening Financiering/algemene dekkingsmiddelen
2% 1% 3% 0% 1% 33% 10% 1% 0% 49%
In de komende maanden zullen wij per programma de keuzemogelijkheden inzichtelijk maken. Daarnaast gaan wij ook aan de slag met het in kaart brengen van alle taken, die op dit moment door onze ambtelijke organisatie worden aangepakt. Daarbij zal een onderscheid worden gemaakt tussen wettelijke/verplichte en niet-wettelijke taken. Vervolgens zullen wij de daarbij behorende kosten/baten in beeld brengen. De raad kan vervolgens besluiten om taken niet meer uit te voeren of om de uitvoering op een andere wijze te organiseren. Wij zullen er zorg voor dragen dat alle (cijfer)materiaal tijdig gereed is, zodat na de verkiezingen een realistisch coalitieprogramma kan worden opgesteld. Want dat programma vormt de basis voor de programmabegroting 2015-2018. Het verloop van de begrotingsresultaten. Indien Uw raad alle voorstellen accordeert, is het verloop van de begrotingsuitkomsten in de planperiode als volgt: Omschrijving Uitkomsten productenramingen
2014
2015
2016
2017
-1.948.207
-1.317.806
-1.580.152
-2.008.948
1.317.806
1.580.152
2.008.948
1.948.207
1.317.806
1.580.152
2.008.948
0
0
0
0
Dekkingsvoorstellen: Exploitatiebijdrage Polfermolen Bijstelling prognose parkeerexploitatie Taakstelling kapitaallasten Eigen aandeel sociale uitkeringen Uitvoeringskosten WVG/WMO Uitvoeringskosten beleidsplan Inzet algemene dekkingsreserve
100.000 150.000 100.000 440.000 150.000 300.000 708.207
Bezuinigingstaakstellingen
Per saldo Totaal
135
De septembercirculaire. Bij het berekenen van de algemene uitkering hebben wij de meicirculaire als uitgangspunt gehanteerd. Omdat echter al bekend was dat het rijk in verband met nieuwe tekorten op de begroting € 6 miljard extra zou gaan bezuinigen, hebben wij voor deze mogelijke tegenvaller (via het beleidsplan) een bedrag gereserveerd van € 250.000,-. In de septembercirculaire schrijft de minister dat door de bezuinigingen het accres vanaf het planjaar 2014 structureel € 300 miljoen lager uitvalt dan de gedane voorspelling in de meicirculaire. Het kabinet heeft in de besluitvorming over het aanvullende beleidspakket afgezien van extra maatregelen ten aanzien van het gemeentefonds. De minister laat weten dat dit in lijn ligt met de gemaakte afspraken hierover in het financieel akkoord. Door de verlaging van het accres verliezen wij inkomsten in de orde van grootte van € 300.000,- en dat is € 50.000,- hoger dan het gereserveerde bedrag. De suppletie-uitkering OZB echter valt de komende jaren hoger uit dan geraamd. Concreet gaat het dan om een bedrag van € 59.000,- in 2014. Dat voordeel verdampt geleidelijk in deze planperiode.
136
Hoofdstuk 5: Het vaststellingsbesluit en de programma-autorisatie. De raad der gemeente Valkenburg aan de Geul; Gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders de dato 1 oktober 2013; Besluit:
De programmabegroting voor de planjaren 2014 tot en met 2017 vast te stellen;
De concrete invulling van de algehele bezuinigingstaakstelling vanaf het planjaar 2015 te betrekken bij de coalitiebesprekingen, met als doelstelling om de meerjarenbegroting weer duurzaam in evenwicht te krijgen;
Aan het college van Burgemeester en Wethouders autorisatie te verlenen voor de per programma geraamde bedragen, te weten:
Openbare orde en veiligheid Verkeer, vervoer en waterstaat Economische zaken Onderwijs Cultuur en recreatie Sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening Volksgezondheid en milieu Ruimtelijke ordening en volkshuisvesting Bedrijfsvoering (inclusief post onvoorzien) Totaal der programma’s
€ € -€ € € € € € €
1.775.408,1.960.411,165.473,1.799.124,5.983.190,6.278.440,958.237,1.972.556,4.338.994,-
€
24.900.887,-
Aldus besloten tijdens de openbare vergadering van de raad der gemeente Valkenburg aan de Geul van 12 november 2013.
De voorzitter,
De griffier,
137
138
Bijlagen: Diverse overzichten
139
140
Specificatie van aan de programma's gekoppelde producten.
Programma: Openbare orde en veiligheid Portefeuillehouder: Drs. M.J.A. Eurlings Programmamanager: Dhr. L.T.J.M. Bongarts Gebouw brandweer Brand- en rampenbestrijding Uitvoering bijzondere wetten en vergunningen Opvang zwerfdieren Veiligheid Handhaving in de openbare ruimte
Programma: Verkeer, vervoer en waterstaat Portefeuillehouder: Dhr. C.M.H. van Melsen Programmamanager: Ir. J.F. de Groot Wegennet en wegbermen Gladheidsbestrijding Leveringen en diensten aan derden Openbare verlichting Bruggen Waarschuwingsborden en wegwijzers Verkeersveiligheid Betaald parkeren Fiscalisering parkeerboetes Kademuren, sluizen en andere waterwerken
Programma: Economische zaken Portefeuillehouder: Dhr. W.J.M. Thijssen Programmamanager: Ing. B.F.H. Mennens Markten Bevordering economische bedrijvigheid Energievoorziening
Programma: Onderwijs Portefeuillehouder: Drs. H.M.L. Dauven Programmamanager: Ing. B.F.H. Mennens Overige zaken betreffende openbaar onderwijs Huisvesting openbaar basisonderwijs Huisvesting bijzonder onderwijs Bewegingsonderwijs Huisvesting speciaal onderwijs Huisvesting voortgezet onderwijs Educatieve agenda Leerplichtwet St. Aktiviteit Leerlingenvervoer Volwasseneducatie
Programma: Cultuur en recreatie Portefeuillehouder: Drs. H.M.L. Dauven Programmamanager: Ing. B.F.H. Mennens Bibliotheekwerk Muziekonderwijs Emancipatie Culturele minderheden Herdenking Ontwikkelingssamenwerking Openlucht zwembad Sporthal de Bosdries Subsidies sportverenigingen Sportterreinen Subsidies zang en muziek Kunstbeleid Museum Monumenten Waarderingssubsidies Bossen Landschapsbeleidsplan Groenvoorziening Volksfeesten Toerisme en recreatie Gemeentegrot Overige grotten Openluchttheater Multifunctioneel Polfercenter Kop Cauberg Kerkgenootschappen Speelvoorzieningen
Programma: Sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening Portefeuillehouder: Drs. H.M.L. Dauven Programmamanager: Ing. B.F.H. Mennens Uitkeringen inkomensdeel Bijstandsbesluit zelfstandigen Fraudebestrijding en -preventie Sociale werkvoorziening Werkgelegenheidsbevordering Bijzondere bijstandsverlening Ouderenwerk Integrale schuldhulpverlening Regionaal welzijnswerk Inburgering en integratie Wet Inburgering Wet Maatschappelijke Ondersteuning Scoutinggebouw Meldermunsterweg Sociaal cultureel werk Gemeenschapshuizen Welzijnscentrum Berg en Terblijt Jeugdverenigingen Kinderdagverblijven
Programma: Volksgezondheid en milieu Portefeuillehouder: Dhr. C.M.H. van Melsen Programmamanager: Ir. J.F. de Groot Hulpverleningsinstanties Algemene gezondheidszorg Jeugdgezondheidszorg uniform Jeugdgezondheidszorg maatwerk Ophalen en afvoeren huisvuil Milieuparken Riolen en gemalen Bescherming kwaliteit bodem en atmosfeer Bestrijding van ongedierte Handhaving milieuwetgeving Begraafplaatsen Bijzondere begraafplaatsen
Programma: Ruimtelijke ordening en volkshuisvesting Portefeuillehouder: Dhr. C.M.H. van Melsen Programmamanager: Ir. J.F. de Groot Bestemmings- en structuurplannen Kasteel Oost Steenstraat 2 Overige gebouwen en erven Toezicht woningverenigingen Mergeltoepassing Woonwagenzaken Bouw- en woningtoezicht Welstandstoezicht Overige volkshuisvesting Exploitatie bestemmingsplannen
Algemene dekkingsmiddelen Portefeuillehouder: Drs. R. Meijers Programmamanager: Dhr. A.W.M. Renkens Beleggingen Geldleningen en uitzettingen Algemene uitkering gemeentefonds Taakstellende bezuinigingen Meerjarenbeleidsplan Onvoorziene uitgaven Onroerende-zaakbelastingen Toeristenbelasting Vermakelijkhedenretributie Reclamebelasting Hondenbelasting Precariobelasting Heffing en invordering gemeentelijke belastingen Aandeel kostenplaatsen Saldo voor bestemming Mutaties reserves Saldo na bestemming
Baten en lasten per programma in meerjarig perspectief. Totalen productenraming De programma's
Planjaar 2014
Planjaar 2015
Planjaar 2016
Planjaar 2017
Openbare orde en veiligheid Verkeer, vervoer en waterstaat Economische zaken Onderwijs Cultuur en recreatie Sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening Volksgezondheid en milieu Ruimtelijke ordening en volkshuisvesting
1.834.408 3.430.412 79.191 1.800.664 6.076.119 15.344.124 5.026.346 2.887.388
1.860.333 3.655.166 79.085 1.760.448 6.155.815 15.184.974 4.944.604 2.320.873
1.877.722 3.638.338 75.807 1.729.029 6.057.823 15.193.832 4.942.644 2.258.005
1.905.082 3.612.622 75.873 1.695.793 5.780.168 15.198.455 4.919.266 2.245.137
Totale lasten der programma's
36.478.652
35.961.298
35.773.200
35.432.396
Openbare orde en veiligheid Verkeer, vervoer en waterstaat Economische zaken Onderwijs Cultuur en recreatie Sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening Volksgezondheid en milieu Ruimtelijke ordening en volkshuisvesting
-77.000 -2.631.646 -286.464 -75.499 -945.426 -8.652.853 -4.069.584 -946.525
-77.000 -3.078.814 -286.464 -75.499 -695.909 -8.603.287 -4.186.809 -981.556
-77.000 -3.102.294 -274.355 -75.499 -696.400 -8.603.287 -4.186.809 -871.142
-77.000 -3.294.030 -238.025 -75.499 -642.900 -8.603.287 -4.186.809 -753.750
-17.684.997
-17.985.338
-17.886.786
-17.871.300
1.757.408 798.766 -207.273 1.725.165 5.130.693 6.691.271 956.762 1.940.863
1.783.333 576.352 -207.379 1.684.949 5.459.906 6.581.687 757.795 1.339.317
1.800.722 536.044 -198.548 1.653.530 5.361.423 6.590.545 755.835 1.386.863
1.828.082 318.592 -162.152 1.620.294 5.137.268 6.595.168 732.457 1.491.387
18.793.655
17.975.960
17.886.414
17.561.096
Totale baten der programma's
Openbare orde en veiligheid Verkeer, vervoer en waterstaat Economische zaken Onderwijs Cultuur en recreatie Sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening Volksgezondheid en milieu Ruimtelijke ordening en volkshuisvesting Saldi der programma's
Uitvoeringskosten beleidsprogramma
Planjaar 2014
Planjaar 2015
Planjaar 2016
Planjaar 2017
18.000 917.699 41.800 90.947 965.765 6.252 155.925 59.188
18.000 1.255.812 41.800 164.738 483.765 6.252 233.517 49.223
18.000 1.264.339 41.800 210.777 532.243 6.252 229.433 77.560
18.000 1.297.451 8.500 309.303 694.344 6.252 225.349 75.996
2.255.576
2.253.107
2.380.404
2.635.195
Cultuur en recreatie Sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening Ruimtelijke ordening en volkshuisvesting
0 0 -103.205
0 -780.000 -103.781
0 -780.000 -104.373
-39.011 -780.000 -104.978
Totaal der taakstellingen
-103.205
-883.781
-884.373
-923.989
100.000
100.000
100.000
100.000
Algemene uitkering Lokale heffingen Dividend en beleggingen Financieringsfunctie Bedrijfsvoering
-15.930.000 -6.128.419 -2.306.961 66.755 4.839.647
-14.113.000 -6.188.269 -2.218.483 64.428 4.405.218
-13.880.000 -6.247.087 -2.216.377 64.428 4.365.075
-13.583.413 -6.302.872 -2.183.144 64.428 4.312.407
Saldo der algemene dekkingsmiddelen en bedrijfskosten
-19.458.978
-18.050.106
-17.913.961
-17.692.594
Openbare orde en veilgheid Verkeer en vervoer Economie Onderwijs Cultuur Sociale voorzieningen Volksgezondheid Ruimtelijke ordening Totaal der prioriteiten Taakstellingen programma's
Post onvoorzien
Algemene dekkingsmiddelen en bedrijfskosten
Recapitulatie: Saldo baten en lasten programma's Uitvoeringskosten beleidsprogramma Taakstellingen Post onvoorzien Algemene dekkingsmiddelen en bedrijfskosten Saldo primitieve productenraming voor bestemming
Dotaties en onttrekkingen reserves, per saldo
Saldo primitieve productenraming na bestemming
Planjaar 2014
Planjaar 2015
Planjaar 2016
Planjaar 2017
18.793.655 2.255.576 -103.205 100.000 -19.458.978
17.975.960 2.253.107 -883.781 100.000 -18.050.106
17.886.414 2.380.404 -884.373 100.000 -17.913.961
17.561.096 2.635.195 -923.989 100.000 -17.692.594
1.587.048
1.395.180
1.568.484
1.679.708
tekort
tekort
tekort
tekort
361.159
-77.374
11.668
329.240
1.948.207
1.317.806
1.580.152
2.008.948
tekort
tekort
tekort
tekort
Totalen programmabegroting Planjaar 2014
Planjaar 2015
Planjaar 2016
Planjaar 2017
Saldo bestaand beleid Mutatie reserves Project(en) beleidsprogramma
1.757.408 0 18.000
1.783.333 0 18.000
1.800.722 0 18.000
1.828.082 0 18.000
Saldo
1.775.408
1.801.333
1.818.722
1.846.082
798.766 393.946 -150.000 917.699
576.352 -377.423 0 1.255.812
536.044 -365.223 0 1.264.339
318.592 -173.487 0 1.297.451
1.960.411
1.454.741
1.435.160
1.442.556
Saldo bestaand beleid Mutatie reserves Project(en) beleidsprogramma
-207.273 0 41.800
-207.379 0 41.800
-198.548 0 41.800
-162.152 0 8.500
Saldo
-165.473
-165.579
-156.748
-153.652
Saldo bestaand beleid Mutatie reserves Project(en) beleidsprogramma
1.725.165 -16.988 90.947
1.684.949 -16.988 164.738
1.653.530 -16.988 210.777
1.620.294 -13.334 309.303
Saldo
1.799.124
1.832.699
1.847.319
1.916.263
Openbare orde en veiligheid
Verkeer, vervoer en waterstaat Saldo bestaand beleid Mutatie reserves Parkeerexploitatie Project(en) beleidsprogramma Saldo
Economische zaken
Onderwijs
Cultuur en recreatie
Planjaar 2014
Planjaar 2015
Planjaar 2016
Planjaar 2017
Saldo bestaand beleid Exploitatiebijdrage Polfermolen Taakstelling subsidies Mutatie reserves Project(en) beleidsprogramma
5.130.693 -100.000 0 -13.268 965.765
5.459.906 0 0 68.881 483.765
5.361.423 0 0 69.459 532.243
5.137.268 0 -39.011 70.037 694.344
Saldo
5.983.190
6.012.552
5.963.125
5.862.638
Saldo bestaand beleid Taakstelling rijkskorting WMO Bijstelling raming WMO/WVG Eigen aandeel sociale uitkeringen Mutatie reserves Project(en) beleidsprogramma
6.691.271 0 -150.000 -440.000 170.917 6.252
6.581.687 -780.000 0 0 152.551 6.252
6.590.545 -780.000 0 0 184.227 6.252
6.595.168 -780.000 0 0 223.238 6.252
Saldo
6.278.440
5.960.490
6.001.024
6.044.658
956.762 -154.450 155.925
757.795 -43.567 233.517
755.835 -29.454 229.433
732.457 7.126 225.349
958.237
947.745
955.814
964.932
Saldo bestaand beleid Taakstelling kasteel oost Taakstelling pradoegebouw Taakstelling verkoopopbrengsten eigendommen Mutatie reserves Project(en) beleidsprogramma
1.940.863 -27.500 -47.405 -28.300 75.710 59.188
1.339.317 -27.500 -47.981 -28.300 75.710 49.223
1.386.863 -27.500 -48.573 -28.300 75.710 77.560
1.491.387 -27.500 -49.178 -28.300 75.710 75.996
Saldo
1.972.556
1.360.469
1.435.760
1.538.115
Sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening
Volksgezondheid en milieu Saldo bestaand beleid Mutatie reserves Project(en) beleidsprogramma Saldo
Ruimtelijke ordening en volkshuisvesting
Recapitulatie
Planjaar 2014
Planjaar 2015
Planjaar 2016
Planjaar 2017
1.775.408 1.960.411 -165.473 1.799.124 5.983.190 6.278.440 958.237 1.972.556
1.801.333 1.454.741 -165.579 1.832.699 6.012.552 5.960.490 947.745 1.360.469
1.818.722 1.435.160 -156.748 1.847.319 5.963.125 6.001.024 955.814 1.435.760
1.846.082 1.442.556 -153.652 1.916.263 5.862.638 6.044.658 964.932 1.538.115
20.561.893
19.204.450
19.300.176
19.461.592
100.000
100.000
100.000
100.000
20.661.893
19.304.450
19.400.176
19.561.592
Saldo van de productenraming Taakstelling uitvoeringskosten beleidsplan Verhoging taakstelling financieringsfunctie Mutatie reserves Algehele bezuinigingstaakstelling
-19.458.978 -300.000 -100.000 -267.408 0
-18.050.106 0 0 -35.402 -1.317.806
-17.913.961 0 0 -14.167 -1.580.152
-17.692.594 0 0 22.606 -2.008.948
Nieuw saldo van de algemene dekkingsmiddelen
-20.126.386
-19.403.314
-19.508.280
-19.678.936
535.507
-98.864
-108.104
-117.344
Saldo mutatie reserves programma's/bedrijfsvoering
-188.459
176.238
96.436
-211.896
Resultaat programmabegroting voor bestemming
347.048
77.374
-11.668
-329.240
tekort
tekort
overschot
overschot
-347.048
-77.374
11.668
329.240
0
0
0
0
Openbare orde en veiligheid Verkeer, vervoer en waterstaat Economische zaken Onderwijs Cultuur en recreatie Sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening Volksgezondheid en milieu Ruimtelijke ordening en volkshuisvesting Totale saldo der programma's
Post onvoorzien Totale lasten
Algemene dekkingsmiddelen en bedrijfskosten
Saldo inclusief mutatie reserves
Dotaties en onttrekkingen productenraming , per saldo
Resultaat programmabegroting na bestemming
Investeringsprogramma planjaren 2014 - 2017. Omschrijving
Jaar
Globale
Eenmalige
Restant
bruto
kapitaal-
netto
raming
bijdragen/
investering
Afschr. Kapitaallasten
Overige
termijn in jaren Afschrijving
exploitatieRente
Exploitatie- Structurele netto budgettaire lasten inkomsten
lasten
2014
2015
2016
2017
18.000
18.000
18.000
18.000
18.000
18.000
18.000
18.000
subsidies
Openbare orde en veiligheid 1
Bijdrage veiligheidshuis
2012
Totaal Verkeer, vervoer en waterstaat 2
Reservering vervanging parkeerapparatuur
2004
30.968
36.425
51.179
84.291
3
Exploitatie parkeergarage
2013
145.231
728.987
733.160
733.160
4
Ontwikkeling parkeerinkomsten
2013
450.000
450.000
450.000
450.000
5
Acupunctuur kleine kernen
2013
6
Reservering t.b.v. verkeersveiligheid
2013
30.000
7
Reservering gelden extra onderhoud
2011
30.000
30.000
30.000
30.000
8
Reservering gelden herstel trottoirs
2013
211.000
9
Extra onderhoud bruggen
2012
20.500
10.400
917.699
1.255.812
1.264.339
1.297.451
Totaal
1.500.000
1.500.000
1.500.000
1.500.000
Economische zaken 10
Bijdrage project LED
2013
33.300
33.300
33.300
11
Bijdrage regiobranding
2012
8.500
8.500
8.500
8.500
41.800
41.800
41.800
8.500
Totaal
Investeringsprogramma planjaren 2014 - 2017. Omschrijving
Jaar
Globale
Eenmalige
Restant
bruto
kapitaal-
netto
raming
bijdragen/
investering
Afschr. Kapitaallasten
Overige
termijn
exploitatie-
in jaren Afschrijving
Rente
lasten
Exploitatie- Structurele netto budgettaire lasten inkomsten 2014
2015
2016
2017
90.947
164.738
210.777
309.303
90.947
164.738
210.777
309.303
533.836
51.836
51.836
51.836
48.478
48.478
subsidies
Onderwijs 12
Reservering voorzieningen huisvesting
2012
Totaal Cultuur en recreatie 13
Impuls buitensportcomplexen
2009
14
Subsidiegelden streekmuseum
2013
15
Correctie budgetten groen
2013
60.000
60.000
60.000
60.000
16
Subsidie Kerststad
2012
20.000
20.000
20.000
20.000
17
Reservering onderhoud gemeentegroeve
2009
19.000
19.000
19.000
19.000
18
Onderhoudsgelden grotten
2010
25.000
25.000
25.000
25.000
19
Bespaarde rente centrumplan
2013
288.303
288.303
288.303
288.303
20
Reservering exploitatie openluchtbad
2013
21
Integratie-uitkering bibliotheek
2013
Totaal
426.055
426.055
15
28.404
23.432
526.946
162.101
426.055
426.055
28.404
23.432
526.946
19.626
19.626
19.626
19.626
965.765
483.765
532.243
694.344
Sociale voorzieningen 22
Maatschappelijke stages
2010
26.200
23
Reserveringen t.b.v. CJG
2011
6.252
6.252
6.252
6.252
32.452
6.252
6.252
6.252
Totaal
Investeringsprogramma planjaren 2014 - 2017. Omschrijving
Jaar
Globale
Eenmalige
Restant
bruto
kapitaal-
netto
raming
bijdragen/
investering
Afschr. Kapitaallasten
Overige
termijn
exploitatie-
in jaren Afschrijving
Rente
lasten
Exploitatie- Structurele netto budgettaire lasten inkomsten 2014
2015
2016
2017
subsidies
Volksgezondheid en milieu 24
Investeringen geactualiseerd VGRP
2013
Totaal
2.969.997
2.969.997
2.969.997
2.969.997
40
74.250
163.350
155.925
233.517
229.433
225.349
74.250
163.350
155.925
233.517
229.433
225.349
59.188
49.223
77.560
75.996
59.188
49.223
77.560
75.996
250.000
250.000
250.000
250.000
250.000
250.000
250.000
250.000
Ruimtelijke ordening 25
Reservering i.v.m. verkoop Kasteel oost
2013
Totaal Financiering/dekkingsmiddelen 26
Reservering accres gemeentefonds
2013
Totaal Bedrijfsvoering 27
Reserveringen vervanging tractiemiddelen
2004
48.189
56.399
113.378
92.467
28
Vervangingsinvesteringen automatisering
2005
150.235
186.432
268.059
298.366
29
Vervanging van telefooncentrale
2005
21.637
21.637
21.637
21.637
30
Externe coördinator leefbaarheid
2012
13.350
13.350
31
Reservering gelden combinatiefuncties
2012
5.301
40.000
40.000
40.000
238.712
317.818
443.074
452.470
Totaal
Investeringsprogramma planjaren 2014 - 2017. Omschrijving
Jaar
Globale
Eenmalige
Restant
bruto
kapitaal-
netto
raming
bijdragen/
investering
Afschr. Kapitaallasten
Overige
termijn
exploitatie-
in jaren Afschrijving
Rente
Exploitatie- Structurele netto budgettaire lasten inkomsten
lasten
2014
2015
2016
2017
18.000
18.000
18.000
18.000
917.699
1.255.812
1.264.339
1.297.451
Economische zaken
41.800
41.800
41.800
8.500
Onderwijs
90.947
164.738
210.777
309.303
965.765
483.765
532.243
694.344
32.452
6.252
6.252
6.252
155.925
233.517
229.433
225.349
59.188
49.223
77.560
75.996
Financiering/algemene dekkingsmiddelen
250.000
250.000
250.000
250.000
Bedrijsfvoering
238.712
317.818
443.074
452.470
2.770.488
2.820.925
3.073.478
3.337.665
subsidies
Recapitulatie Openbare orde en veiligheid Verkeer, vervoer en waterstaat
Cultuur en recreatie
1.500.000
426.055
426.055
28.404
23.432
1.500.000
526.946
Sociale voorzieningen Volksgezondheid en milieu
2.969.997
2.969.997
74.250
163.350
Ruimtelijke ordening
Totaal
3.396.052
3.396.052
102.654
186.782
2.026.946
1.500.000