RAADSVOORSTEL raadsvergadering: onderwerp: bijlage: datum: gemeenteblad I nr.: agenda nr.:
12 november 2014 Verordening Onroerende-zaakbelastingen 2015 ontwerpbesluit
Aan de gemeenteraad, Voor u ligt het voorstel tot herziening van de tarieven betreffende de onroerende-zaakbelastingen voor het belastingjaar 2015. In de meerjarenraming van de begroting 2014 is het uitgangspunt dat de onroerende-zaakbelasting voor de woningen en niet-woningen jaarlijks met de inflatie stijgt. Een tweede uitgangspunt is dat de onroerende-zaakbelastingen voor de niet-woningen jaarlijks extra met 1,5 % stijgt om het verschil met het landelijk gemiddelde tarief voor niet-woningen in te lopen. Van deze jaarlijkse stijging van 1,5% extra voor de niet-woningen wordt met ingang van 2015 afgezien. De stuurgroep Stadsfonds Hilversum heeft vanuit de samenleving het initiatief genomen om de haalbaarheid van een Stadsfonds te onderzoeken. Een dergelijk Stadsfonds wordt gevoed door een verhoging van de OZB niet-woningen. De stuurgroep Stadsfonds Hilversum heeft de gemeente daarom verzocht om de OZB niet-woningen te verhogen ten behoeve van het vullen van dit Stadsfonds. De gemeente zal via de OZB niet-woningen het geld innen, maar geen inningskosten in rekening brengen en de bijdrage aan het Stadsfonds gelijk doorstorten. Let wel: bij het vervallen van het stadsfonds zal deze additionele bijdrage via de OZB niet-woningen weer komen te vervallen. Met ingang van 2015 zal de OZB woningen en niet woningen met ingang van 2015 jaarlijks stijgen met het inflatiepercentage van 1,5%. Bovenop deze jaarlijkse inflatie wordt voorgesteld om conform het verzoek van de stuurgroep Stadsfonds Hilversum een bedrag aan extra OZB niet-woningen te heffen van € 790.000,- en deze opbrengst ten gunste van het Stadsfonds te brengen. Dit bedrag wordt deels door de ondernemers opgebracht via de opbrengst onroerende-zaakbelastingen voor niet-woningen. De gemeente zelf draagt hiertoe ook bij door de eigen niet-woningen in de additionele OZB-nietwoningen heffing mee te nemen. Dit zal een bijdrage aan het Stadsfonds opleveren van ca. € 80.000,(deze maakt onderdeel uit van de € 790.000,-). Daar bovenop draagt de gemeente vanaf 2015 jaarlijks een bedrag van € 110.000,- bij ten gunste van het Stadsfonds. De opbrengt van de totale OZB bedraagt dan € 18.445.000,-. Voor de opbrengst OZB van 2015 is de ontwikkeling van de WOZ-waarden in het jaar 2013 bepalend. Als waardepeildatum wordt namelijk 1 januari 2014 gehanteerd. Net als het landelijke beeld in 2013 is er in Hilversum sprake van een daling van de woningprijzen, gemiddeld zo'n 2,5%. Dat gemiddelde betekent dat er woningen zijn die meer zijn gedaald en dat er woningen licht in waarde zijn gestegen. In de laatste maanden van 2013 nam het aantal woningverkopen toe wat zich in 2014 heeft doorgezet. De daling van de verkoopprijzen vlakte af in het tweede half jaar van 2013, sindsdien is er sprake van een gemiddeld lichte stijging van de woningprijzen. Dat heeft zich in 2014 verder doorgezet. Dit is ook landelijk het geval. Voor bedrijfspanden is in het afgelopen jaar duidelijk nog sprake van een waardedaling ten opzichte van 2014, gemiddeld rond 5%. Door lagere gerealiseerde huurcijfers en leegstand van panden liggen de waarden lager dan 2014. Het aantal verkopen van bedrijfspanden blijft beperkt, wel is er sprake van meer transacties dan voorgaande jaren van met name grote kantoorpanden.
1
Net als voorgaande jaren, worden de tarieven gecorrigeerd voor de waardeontwikkeling van het onroerend goed in Hilversum. Op deze wijze wordt ervoor gezorgd dat het bedrag dat de belastingbetaler daadwerkelijk aan OZB verschuldigd is, niet wordt beïnvloed door de ontwikkelingen op de onroerendgoedmarkt, maar enkel stijgt met het inflatiepercentage van 1,5%. Soort object
Totale OZB opbrengst 2014
Totale OZB opbrengst 2015
Inning Stadsfonds 2015
Totale OZB Opbrengst 2015
Woningen (eigendom)
9.631.000
9.955.855
-
9.955.855
Niet-woningen (eigendom)
4.729.000
4.602.858
463.333
5.066.191
Niet-woningen (gebruik)
3.280.000
3.247.263
325.813
3.573.076
Minus dubieuze debiteuren
150.000 -/-
Totale opbrengst OZB
150.000-/-
17.490.000
18.445.122
Voorstel Wij stellen u voor: het bijgevoegde ontwerp van de Verordening Onroerende-zaakbelastingen 2015 inclusief de bijbehorende tarieven vast te stellen.
Burgemeester en wethouders van Hilversum, de secretaris, de burgemeester,
I.C. de Vries
P.I. Broertjes
2
RAADSBESLUIT De raad van de gemeente Hilversum; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 23 september 2014; gelet op de artikelen 220 tot en met 220h van de Gemeentewet; BESLUIT: Vast te stellen de: Verordening op de heffing en de invordering van Onroerende-zaakbelastingen 2015 Artikel 1 Belastingplicht 1. Onder de naam 'onroerende- zaakbelastingen' worden ter zake van binnen de gemeente gelegen onroerende zaken twee directe belastingen geheven: a. een gebruikersbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt, verder te noemen: gebruikersbelasting; b. een eigenarenbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar van een onroerende zaak het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, verder te noemen: eigenarenbelasting. 2. Met betrekking tot de gebruikersbelasting wordt: a. gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven, is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven; b. het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld. 3. Met betrekking tot de eigenarenbelasting wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is. Artikel 2 Belastingobject 1. Als onroerende zaak wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken. 2. Een onroerende zaak dient in hoofdzaak tot woning indien de waarde die op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die onroerende zaak in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van die onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.
3
Artikel 3 Maatstaf van heffing 1.
2.
De heffingsmaatstaf is de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde voor het tijdvak waarbinnen het in artikel 1 bedoelde kalenderjaar valt. Indien met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18, 19, eerste en tweede lid, onderdelen b en c, 20, tweede lid, en 22, derde lid, van de Wet waardering onroerende zaken. Artikel 4 Vrijstellingen
1.
In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij het bepalen van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet reeds is geschied bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van: a. ten behoeve van de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, daaronder mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken; b. glasopstanden, die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van gewassen, voor zover de ondergrond daarvan bestaat uit de in onderdeel a bedoelde cultuurgrond; c. onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning; d. één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed, dat voldoet aan de in artikel 1, derde lid, onderdeel b, van die wet bedoelde voorwaarden, met uitzondering van de daarop voorkomende gebouwde eigendommen; e. natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen, heidevelden, zandverstuivingen, moerassen en plassen, die door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van natuurschoon ten doel stellen, beheerd worden; f. openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, één en ander met inbegrip van kunstwerken; g. waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning; h. werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning; i. werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken; j. onroerende zaken voor zover die bestemd zijn te worden gebruikt voor de publieke dienst van de gemeente, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die bestemd zijn te worden gebruikt voor het geven van onderwijs; k. straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde gebouwen - welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen;
4
l.
plantsoenen, parken en waterpartijen, die bij de gemeente in beheer zijn of waarvan de gemeente het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning; m. begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria, één en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning. 2. De vrijstelling met betrekking tot de in onderdeel j. van het eerste lid bedoelde onroerende zaken voor de eigenarenbelasting geldt niet voor zover de gemeente van die zaken niet het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht. 3. In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsgrondslag voor de gebruikersbelasting buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienden dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Artikel 5 Belastingtarieven 1. Het tarief van de belasting bedraagt een percentage van de heffingsmaatstaf. Het percentage bedraagt voor: a. gebruikersbelasting 0,1780% b. bij de eigenarenbelasting: 1. voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen 0,1014% 2. voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen 0,2221% 2. Aanslagen van € 10,- of minder worden niet opgelegd. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen onroerendezaakbelastingen of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag. Artikel 6 Wijze van heffing De belastingen worden bij wege van aanslag geheven. Artikel 7 Termijnen van betaling 1. 2.
3.
4.
De aanslagen die worden opgelegd in het kalenderjaar waarop zij betrekking hebben, moeten worden betaald uiterlijk drie maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 50,-, doch minder is dan € 5.000,-, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingplichtige kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. Verzoeken om machtigingen voor een automatische incasso moeten uiterlijk drie weken na dagtekening van de aanslag door de gemeente ontvangen zijn. Verzoeken na die datum zullen het jaar erop na akkoord bevinding in werking treden. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het voorgaande gestelde termijnen. Artikel 8 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de onroerende-zaakbelastingen.
5
Artikel 9 Inwerkingtreding en citeertitel 1. De 'Verordening Onroerende-zaakbelastingen 2014' vastgesteld bij raadsbesluit van 13 november 2013, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015. 4. Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening Onroerende-zaakbelastingen 2015'.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 12 november 2014, De griffier, De voorzitter,
A.E.M. Randsdorp, a.i.
P.I. Broertjes
6