PUBLIEKSONDERZOEK OPENINGSJAAR STADSARCHIEF AMSTERDAM
Rotterdam oktober 2008 Letty Ranshuysen
INHOUDSOPGAVE INLEIDING
1
Onderzoeksopzet Leeswijzer
1 2
HET PUBLIEK
4
Sekse, leeftijd en geografische herkomst Overige achtergrondkenmerken Eerder bezoek aan het voormalige archief Eerder bezoek aan het nieuwe archief Bezoektijd Bezochte onderdelen Wel of geen informatie zoeken
4 5 6 7 8 8 9
EVALUATIES
11
Evaluatie afdelingen Evaluatie informatiemiddelen Evaluatie informatiecentrum De Schatkamer Tijdelijke exposities De filmzaal Effectiviteit van promotiemiddelen Evaluatie openingstijden en bewegwijzering Het imago van het nieuwe Stadsarchief Meest indrukwekkende aspecten
11 11 12 13 14 15 16 16 17 18
CRUCIALE DOELGROEPEN
20
Doelgroepen op basis van informatiebehoeften Doelgroepen op basis van leeftijd en verbondenheid met Amsterdam De diverse doelgroepen uitgelicht
20 21 22
DOELGROEPENSCHEMA
23
CONCLUSIES
25
GERAADPLEEGDE DOCUMENTEN EN LITERATUUR
29
BIJLAGE 1: GEHANTEERDE ENQUÊTES
30
PUBLIEKSONDERZOEK OPENINGSJAAR STADSARCHIEF AMSTERDAM
0
INLEIDING In het Gemeentearchief Amsterdam aan de Amsteldijk waren van oudsher archieven van de stedelijke overheid en van vele particuliere instellingen en diverse collecties boeken, beeldmateriaal en audiovisueel materiaal te raadplegen. Door de opkomst van internet werden klanten van het archief steeds beter ‘thuis’ bediend. Het bezoek aan de site van het archief nam dan ook enorm toe (in 2006 zijn bijna vier keer meer sitebezoekers geteld dan in 2002) terwijl het lijfelijke bezoek aan het archief mede hierdoor afnam (in de periode 1988 tot en met 2006 met zo’n 40%). In de zomer van 2007 verhuisde het archief naar het gebouw De Bazel. Hier heet het voortaan Stadsarchief Amsterdam. Alle afdelingen zijn onder één dak gekomen, wat een efficiëntere interne samenwerking mogelijk maakt. Daarbij is het archief door de centrale ligging nu ook geschikter om klanten ter plekke te bedienen, waardoor het beter kan concurreren met de website. Op deze locatie, in het hart van de stad, is het archief bovendien veel beter zichtbaar en de bijzondere architectuur nodigt meer uit om eens binnen te lopen. Het nieuwe gebouw biedt bovendien ruimte om informatie evocatief te presenteren en evenementen te organiseren. In De Bazel kan de geschiedenis van Amsterdam aan een breed en gevarieerd publiek worden getoond. Het is dan ook de bedoeling om, naast het traditionele archiefpubliek (de informatiezoekers), ook nieuwe doelgroepen aan te trekken (zoals gebouw- en tentoonstellingsbezoekers). Om dit te realiseren is het Stadsarchief nog meer publieksgericht gaan werken en ligt er een grotere nadruk op recreatief aanbod. Dit extra aanbod betreft: een vaste tentoonstelling (De Schatkamer), een wisselende expositie, een filmzaal met een doorlopende filmvertoning, een stadsboekhandel en een café. Om te toetsen of het nieuwe Stadsarchief Amsterdam een ander publiek trekt dan traditioneel archiefpubliek en om een beeld te krijgen van de samenstelling en de ervaringen van het totale publiek is een enquête uitgevoerd, met als doel: Inzicht krijgen in de samenstelling van het publiek tijdens het openingsjaar en evaluatie van concrete presentaties en diensten die in dit jaar zijn gerealiseerd, om doelgroepgerichte product- en dienstenontwikkeling en marketing te optimaliseren.
Onderzoeksopzet Voorafgaand aan de enquête vond een vooronderzoek plaats. Dit gebeurde door middel van deskresearch (bestudering van beleids- en marketingplannen ten aanzien van het nieuwe archief, eerder onderzoek onder publiek van het voormalig Gemeente Archief, relevant onderzoek elders en beleidsplannen van vergelijkbare instellingen), een interview met het hoofd Dienstverlening, visitatie van het nieuwe Stadsarchief Amsterdam in De Bazel en de site van het Stadsarchief en een discussie met de staf1. Daarmee is in kaart gebracht welke diensten, producten en marketingstrategieën geëvalueerd moeten worden. Tevens is een doelgroepenschema ontwikkeld, dat ankerpunten biedt voor de beschrijving van het publiek en de analyse van de verschillen en overeenkomsten tussen cruciale (oude en nieuwe) doelgroepen. Vervolgens is er een vragenlijst ontwikkeld, die in drie perioden van 4 weken door archiefmedewerkers aan iedere 7e bezoeker die de receptie passeerde is uitgedeeld. Deze enquête was elke keer grotendeels hetzelfde: slechts drie vragen verschilden per periode: twee gesloten vragen (met voorgecategoriseerde antwoorden) en één open vraag (waar men een eigen antwoord kon formuleren)2. De eerste periode liep van dinsdag 18 september tot en met zondag 14 oktober 2007, direct na de officiële opening op 12 september. In dit tijdvak was er geen tentoonstelling. De focus van de ene gesloten wisselvraag lag op evaluatie van de ingezette publiciteitsmiddelen rond de opening (vraag 5), de andere evalueerde de informatiemiddelen in De Schatkamer (vraag 6a). Met een open vraag is geïnformeerd welke van de thema’s in De Schatkamer men het meest interessant vindt (vraag 6b) en met een andere is het imago van het nieuwe Stadsarchief in beeld gebracht (vraag 9).
1
De geraadpleegde stafleden zijn: Betsy Dokter (senior medewerker presentatie), Ellen Fleurbaay (hoofd Publieksdiensten), Ludger Smit (hoofd sectie Presentatie) en Hans Visser (hoofd Dienstverlening). 2 Zie bijlage 1 voor in de gehanteerde basisvragenlijst en de per periode verschillende aanvullingen.
PUBLIEKSONDERZOEK OPENINGSJAAR STADSARCHIEF AMSTERDAM
1
De tweede periode liep van 19 februari tot en met 16 maart 2008. In dit tijdvak was het nieuwe Stadsarchief een half jaar open. Er was een tijdelijke expositie te zien (Show yourself over Benno Premsela), waarover extra vragen in de enquête zijn opgenomen (zie vraag 5). Daarnaast ging deze enquête in op de filmzaal (zie vraag 6). De open vraag (vraag 9) ging in op de openingstijden. De derde periode liep van 22 juli tot en met 17 augustus, tijdens de zomervakantie. De tijdelijke expositie ging over de stadsfotograaf Wim van der Linden. De enquête ging extra in op de waardering voor de bewegwijzering (vraag 5a en 5b) en voor het informatiecentrum (vraag 6). De open vraag (vraag 9) ging in op de onderdelen van het Stadsarchief Amsterdam die de meeste indruk maakten. 1: Verdeling over dagdelen
eerste periode
tweede periode
derde periode
n
%
n
%
ochtend
130
49%
180
48%
93
middag
138
51%
192
52%
120
56%
Totaal
268
100%
372
100%
213
100%
BEZOEKAANTALLEN
11.516
9.466
n
% 44%
5.297
Tabel 1 toont dat er vrijwel even veel bezoekers in de ochtend als in de middag zijn ondervraagd. Tevens is te zien dat er in de tweede periode meer mensen zijn ondervraagd dan in de eerste periode. Dit komt niet doordat het Stadsarchief in die perioden door meer mensen is bezocht, want in de eerste periode, vlak na de opening, kwam relatief veel publiek (zie onderste rij in tabel 1). In de eerste periode werden de vragenlijsten minder consequent uitgedeeld door de baliemedewerker dan in de twee periodes daarna. In de derde periode zijn weliswaar minder mensen ondervraagd dan in de tweede periode, maar dit stemt overeen met het geringere bezoekaantal in die periode. In de derde periode lijkt er echter wel wat fout te zijn gegaan met de representativiteit van de steekproef, doordat de enquête niet volgens de in veldwerkinstructies aangegeven selectieregels zijn uitgedeeld. Hierdoor zijn de gebruikers van het informatiecentrum oververtegenwoordigd. Dit komt omdat deze afdeling in de derde enquête werd geëvalueerd en deze groep hier graag hun mening over wilde geven. Bovendien blijken bezoekers die een rondleiding volgden ook oververtegenwoordigd, omdat de enquête enkele malen aan te veel deelnemers van zo’n rondleiding is uitgedeeld. Aangezien hierdoor zowel een bepaald deel van de informatiezoekers als een bepaalde type gebouwbezoekers in de derde periode te hoog wordt ingeschat, heeft dit geen grote consequenties voor de inschatting van de verdeling over traditioneel publiek en nieuw publiek.
Leeswijzer Het eerste hoofdstuk behandelt de samenstelling en het bezoekgedrag van het onderzochte publiek. Deze uitkomsten zijn consequent tussen de drie onderzoeksperioden vergeleken. Indien sprake is van significante verschillen tussen die perioden, wordt dit gerapporteerd in kruistabellen. Daarin geven de kolompercentages aan hoe groot aandeel van het publiek per periode het betreffende antwoord gaf. Zowel in de frequentietabellen over de gehele onderzoeksgroep als in de kruistabellen, waarin die groep is verdeeld over de drie perioden, zijn de percentages berekend op het totaal van de degenen die een antwoord gaven. Onder de tabellen staat hoeveel ondervraagden de betreffende vraag niet invulden: doorgaans gaat het om te verwaarlozen aantallen. Sommige vragen zijn door een grote groep niet beantwoord, omdat ze niet van toepassing waren op die groep. Indien er geen ontbrekende antwoorden staan onder de tabel, is de betreffende vraag door iedere van toepassing zijnde respondent beantwoord. Waar mogelijk zijn de uitkomsten ten aanzien van het totale publiek vergeleken met de resultaten van het landelijke, longitudinale onderzoek Kwaliteitsmonitor Dienstverlening Archieven. Hierbij zijn de uitkomsten uit 2007 als referentie gebruikt: in dat jaar is het publiek van 30 Nederlandse archieven onderzocht. Hieruit is op te maken in hoeverre het publiek van het Stadsarchief Amsterdam afwijkt van regulier archiefpubliek. PUBLIEKSONDERZOEK OPENINGSJAAR STADSARCHIEF AMSTERDAM
2
Hier en daar is ook de landelijke MuseumMonitor als referentiepunt gebruikt. Ook hierbij gaat het om gegevens uit 2007: toen participeerde 42 uiteenlopende Nederlandse musea. Deze vergelijking geeft aan in hoeverre het publiek van het Stadsarchief Amsterdam afwijkt van regulier museumpubliek. Indien relevant is ook ander museumpublieksonderzoek als vergelijking gebruikt. Tot slot zijn de onderzoeksuitkomsten vergeleken met bevolkingsgegevens uit een recente SCP-studie3. Het tweede hoofdstuk stelt aan de orde hoe de diverse afdelingen en services zijn beoordeeld. Dit gebeurt vooral aan de hand van rapportcijfers. In de tabellen zijn de items gerangschikt van het hoogste gemiddelde rapportcijfer naar het laagste. Tevens is de standaarddeviatie aangegeven. Dit is een spreidingsmaat, die aangeeft hoever de opgegeven waarden gemiddeld afwijken van het gemiddelde. Hoe groter de standaarddeviatie, hoe meer de rapportcijfers ten aanzien van de betreffende afdeling uiteenlopen. De tabellen met rapportcijfers tonen ook het aantal onvoldoendes (5 of lager) en het aantal oordelen waarop het gemiddelde rapportcijfer is gebaseerd. Na de rapportage van de kwantitatieve gegevens komen de uitkomsten van de open vragen naar het imago en de sterkste punten van het nieuwe archief aan de orde. Het derde hoofdstuk zoomt in op uiteenlopende doelgroepen. Hierbij zijn twee doelgroepindelingen gehanteerd. In de eerste indeling wordt het traditionele publiek (de informatiezoekers) onderscheiden van de nieuwe doelgroep (de gebouwbezoekers). Daarnaast zijn er doelgroepen onderscheiden op basis van leeftijd en verbondenheid met Amsterdam. Per doelgroep worden kenmerkende eigenschappen weergegeven en suggesties gedaan voor op die doelgroep gerichte producten en diensten. De verschillen tussen onderzoeksperioden en doelgroepen zijn getoetst op een significantieniveau van .05. De kans dat de gesignaleerde verschillen tussen de onderzoeksperioden of tussen de doelgroepen op toeval berust is hierdoor kleiner dan 5%. Dit rapport eindigt met een compacte samenvatting. Degenen die zich de resultaten van dit onderzoek snel eigen willen maken, kunnen met dit hoofdstuk beginnen. Daarnaast biedt het schema op pagina 23 een overzicht van de onderscheiden doelgroepen, met per doelgroep de kenmerkende eigenschappen en mogelijke op deze groep gerichte diensten en producten. Dit biedt concrete aanknopingspunten voor de verdere ontwikkeling van het doelgroepenmarketing.
3
Huysmans, F en J. De Haan (2007) Het bereik van het verre verleden.
PUBLIEKSONDERZOEK OPENINGSJAAR STADSARCHIEF AMSTERDAM
3
HET PUBLIEK Sekse, leeftijd en geografische herkomst Het aandeel mannen binnen het onderzochte publiek is 53%. Dit is opmerkelijk want doorgaans zijn mannen sterk in de meerderheid binnen archiefpubliek. Volgens de Kwaliteitsmonitor Dienstverlening Archieven 2007 ligt dit aandeel landelijk gemiddeld op 70%: dit betekent dat het nieuwe Stadsarchief er veel beter in slaagt om vrouwen te bereiken dan overige archieven. 2: Leeftijd
eerste periode
tweede periode
derde periode
%
%
%
gemiddelde leeftijd
52 jaar
jonger dan 26 jaar
54 jaar
TOTAAL n
53 jaar
% 53 jaar
9%
11%
10%
84
10%
26 t/m 35 jaar
13%
*6%
8%
74
9%
36 t/m 49 jaar
17%
*12%
+18%
129
15%
50 - 64 jaar
32%
+43%
39%
330
39%
65 jaar en ouder Totaal
29%
28%
25%
236
28%
100%
100%
100%
853
100%
+: significant vaker dan in vorige periode / *: significant minder vaak dan in vorige periode
Uit tabel 2 blijkt dat tweederde (67%) van het totale onderzochte publiek ouder is dan 50 jaar. Hiermee telt het veel meer 50-plussers dan de Nederlandse bevolking. Het aandeel 50-plussers ligt onder regulier archiefpubliek echter nog hoger: 75% volgens de Kwaliteitsmonitor Dienstverlening Archieven 2007. Het publiek van het huidige Amsterdamse archief telt dus meer bezoekers jonger dan 50 jaar dan regulier archiefpubliek. Het aandeel 50-plussers is echter nog wel groter dan bij cultuurhistorische musea in Nederland het geval is: dat ligt volgens de MuseumMonitor 2007 op 55%. Dat de leeftijdgroep van 50 tot 65 jaar de boventoon voert binnen archief publiek wordt door bevolkingsgegevens over archiefbezoek bevestigd. De leeftijd varieert iets per periode: daaruit valt op te maken dat het archief vooral in de openingsperiode jonger publiek trok (13% 26 tot en met 35 jarigen versus circa 7% daarna). Tabel 3 toont dat 3% van het totale publiek in het buitenland woont. Dit aandeel is in de laatste periode (tijdens de zomervakantie) relatief groot: 7%. De buitenlandse toeristen zijn onder andere afkomstig uit: Duitsland (8x), Engeland (6x), Spanje (3x), Israel (3x), Frankrijk (2x), Italië (2x), Litouwen (1x), USA (1x), Zuid- Afrika (1x), Luxemburg (1x), België (1x) en China (1x). 3: Geografische herkomst Buitenland
eerste periode
tweede periode
derde periode
%
%
%
2% 53%
3% *45%
+7% *35%
Amsterdam Zuid-Oost
3%
3%
2%
Overig Noord-Holland
Amsterdam
Totaal n
%
28 381
3% 45%
24
3%
19%
+23%
26%
191
22%
Zuid-Holland
8%
7%
8%
63
7%
Utrecht
6%
7%
6%
55
6%
Zeeland
0%
Noord-Brabant
3%
Limburg Gelderland en Overijssel Flevoland, Friesland en Groningen Totaal
1%
4
0%
2%
2%
18
2%
1%
1%
+3%
14
2%
2%
+6%
2%
30
4%
4%
4%
+8%
42
5%
100%
100%
100%
850
100%
Aantal ontbrekende antwoorden: 1e enquête: 3 +: significant vaker dan in vorige periode / *: significant minder vaak dan in vorige periode
PUBLIEKSONDERZOEK OPENINGSJAAR STADSARCHIEF AMSTERDAM
4
Gemiddeld woont bijna de helft (45%) van het publiek in Amsterdam. Dit aandeel neemt af van 53% in de openingsperiode naar 35% in de derde periode. Dit komt niet alleen doordat er steeds meer buitenlandse toeristen komen, maar ook doordat het aandeel binnenlands publiek van buiten de stad toeneemt. In de tweede periode steeg vooral het aandeel bezoekers uit overig Noord-Holland, in de derde periode nam het aandeel bezoekers uit ver weg gelegen provincies toe. De derde periode viel in de zomervakantie, wanneer er veel toeristen in Amsterdam zijn.
Overige achtergrondkenmerken Tabel 4 toont hoe vaak een aantal achtergrondkenmerken voorkomen, die niet significant per periode verschillen. Te zien is dat slechts 1% van het publiek kinderen jonger dan 13 jaar meenam. Een derde (34%) geeft aan een hogere opleiding te hebben gevolgd of nog te volgen. Dit is meer dan het aantal hoger opgeleiden binnen de Nederlandse bevolking, maar veel minder dan het aandeel hoger opgeleiden bij regulier archiefpubliek. Volgens de Kwaliteitsmonitor Dienstverlening Archieven 2007 ligt het gemiddelde aandeel hoger opgeleiden bij archiefpubliek op 47%. Het SCP stelt dat archieven, meer nog dan musea, hoger opgeleiden aantrekt. Kennelijk weet het nieuwe stadsarchief in Amsterdam een qua opleiding breder samengesteld publiek te bereiken. Een vijfde (20%) bezit een archiefpas: dit is een persoonlijke pas met legitimatie, die nodig is voor het raadplegen van originele stukken op de studiezaal. Ruim een tiende (13%) van het publiek is lid van een historische vereniging. Dit is gelijk aan het aandeel leden van een historische vereniging binnen museumpubliek4. Het aandeel mensen dat met een groepsexcursie is meegekomen is zo’n 7%5. Uit verdere analyse blijkt dat groepsexcursies een prima instrument zijn om meer vrouwen in het archief te krijgen, want bij liefst driekwart van de excursiedeelnemers blijkt het om een vrouw te gaan.
Totaal
4: Achtergrondkenmerken die niet per periode verschillen
%
kind jonger dan 13 jaar meegenomen
n
11
1%
hoger opgeleid
288
34%
archiefpas
174
20%
lid van historische vereniging
113
13%
60
7%
groepsexcursie
Tabel 5 toont hoe het aandeel personen dat het archief bezocht in verband met studie of werk per periode fluctueert: dit ligt in de zomervakantieperiode vanzelfsprekend lager (14%) dan in de twee perioden daarvoor. Toen ging het om een vijfde (circa 22%) van het publiek.
5: Achtergrondkenmerken die wel per periode verschillen bezoek i.v.m. werk of studie
eerste periode
tweede periode
derde periode
%
%
%
21%
23%
*14%
Totaal % 176
n 21%
+: significant vaker dan in vorige periode / *: significant minder vaak dan in vorige periode
4
Vergelijkingsgegevens betreffen een steekproef van 649 bezoekers aan Gooise musea in 1999 uit een door Onderzoeksbureau Letty Ranshuysen uitgevoerd onderzoek waar deze vraag ook was gesteld. 5 Het aandeel deelnemers van groepsexcursies en rondleidingen verschilt per periode, maar dit is een gevolg van een in de inleiding toegelicht artefact in de derde steekproef.
PUBLIEKSONDERZOEK OPENINGSJAAR STADSARCHIEF AMSTERDAM
5
Eerder bezoek aan het voormalige archief Tabel 6 toont dat 70% van het onderzochte publiek al eens eerder een archief bezocht. Dit verschilt per periode: in de openingsperiode en de zomerperiode kwamen meer mensen die nooit eerder een archief bezochten (circa een derde) dan in middelste periode (een kwart). Dit zal komen doordat er vlak na de opening veel mensen die nieuwsgierig waren naar De Bazel zijn getrokken en doordat er in de zomerperiode meer toeristen zijn gekomen. 6: Ooit eerder een archief bezocht?
eerste periode
tweede periode
derde periode
%
%
%
nee
32%
ja Totaal
25%
TOTAAL n
%
36%
254
30%
68%
75%
64%
599
70%
100%
100%
100%
853
100%
Van degenen die wel eens eerder in een archief kwamen, had de meerderheid (77%) het Gemeentearchief aan de Amsteldijk wel eens bezocht (zie tabel 7). Dit aandeel neemt af van 84% in de openingsperiode naar 70% in de derde periode. Het aandeel publiek dat eerder andere archieven bezocht dan het voormalige gemeentearchief Amsterdam loopt op van 16% in de eerste periode naar 30% in de derde periode. 7: Gemeentearchief aan Amsteldijk wel eens bezocht?
eerste periode
tweede periode
derde periode
%
%
%
n
%
84%
77%
70%
464
77%
57%
58%
46%
55%
16%
23%
30%
23%
ja, binnen degenen die eerder een archief bezochten ja, binnen totale publiek eerder archiefbezoek betrof niet voormalig archief Amsterdam
TOTAAL
Het aantal gebrachte bezoeken aan het voormalige archief verschilt niet significant tussen de drie perioden. Het gemiddeld gaat het om 13 keer, maar dit loopt enorm uiteen: van 1 keer tot meer dan 100 keer. Tabel 8 toont dat de helft (50%) van degenen die het voormalige archief bezochten dit meer dan 6 keer deden: dit betreft ruim een kwart (27%) van het totale onderzochte publiek.
n
%
1 keer
88
19%
aandeel binnen totale publiek 10%
2 keer
61
13%
7%
3 t/m 5 keer
84
18%
10%
6 t/m 20 keer
111
24%
13%
21 t/m 99 keer
48
10%
6%
100 keer of vaker
72
16%
8%
464
100%
55%
8: Aantal bezoeken aan het voormalige Gemeentearchief
Totaal gemiddeld aantal keren
Totaal
13 keer
PUBLIEKSONDERZOEK OPENINGSJAAR STADSARCHIEF AMSTERDAM
6
Tabel 9 geeft aan hoe lang geleden men het voormalige Gemeentearchief voor het laatst bezocht. De helft (49%) van de bezoekers van het voormalige archief bezocht dit nog in 2006 of 2007, een derde (29%) kwam daar in de periode 2001 tot en met 2005 voor het laatst en voor een vijfde (22%) was het laatste bezoek nog langer geleden. Er is geen significant verschil per onderzoeksperiode. Dit betekent dat mensen die lang geleden het Amsterdamse archief bezochten één jaar na de opening nog steeds worden geprikkeld om eens in het nieuwe archief te komen kijken. 9: Jaar waarin laatste bezoek aan gemeentearchief plaatsvond
Totaal n
%
1965 t/m 1990
31
7%
1990 t/m 2000
69
15%
2001 t/m 2005
136
29%
2006
86
19%
2007
139
30%
Totaal
462
100%
Ontbrekende antwoorden: 2 (aantal bezoekers voormalig archief=464)
Eerder bezoek aan het nieuwe archief Tabel 10 laat zien in hoeverre het onderzochte publiek het nieuwe stadsarchief al eerder bezocht. Driekwart van het onderzochte publiek (77%) kwam voor het eerst in de Bazel. Dit wisselt iets per periode. Uiteraard kwamen er in de openingsperiode de meeste bezoekers voor het eerst: dit gold voor 84%. Opmerkelijk is dat toen, zo vlak na de opening, reeds 16% al eens eerder was geweest. In de derde periode, in de zomervakantieperiode, kwam iets meer nieuw publiek dan in de tweede periode6. Het aandeel publiek dat al meer dan 10 keer is geweest neemt, logischerwijs, geleidelijk toe: van 0% in de eerste periode via 5% in de tweede periode naar 8% in de derde periode. 10: Aantal eerdere bezoeken aan nieuwe Stadsarchief in De Bazel niet eerder geweest
eerste periode
tweede periode
derde periode
Totaal
%
%
%
%
84%
*72%
+78%
77%
2e keer
7%
8%
*4%
7%
3e keer
4%
5%
*3%
4%
4e keer
1%
2%
2%
2%
5e keer
1%
1%
3%
2%
6e t/m 10e keer
1%
4%
2%
3%
11e t/m 20e keer
0%
+2%
+3%
2%
21e t/m 50e keer
0%
+2%
+3%
2%
meer dan 50 keer
0%
+1%
+2%
1%
100%
100%
100%
100%
Totaal
Aantal ontbrekende antwoorden: 2e enquête: 1 +: significant vaker dan in vorige periode / *: significant minder vaak dan in vorige periode
6 De betrouwbaarheid van het aandeel herhalingsbezoekers per periode is helaas twijfelachtig. Aangezien het aandeel herhalingspubliek bij elke nieuwe periode iets ondervertegenwoordigt zou raken, omdat bezoekers die de enquête al eerder invulde dit geen tweede keer mogen doen, was het de bedoeling om dit te corrigeren op basis van de boekhouding van deze nonrespons. Helaas zijn de instructies hierover niet opgevolgd, waardoor er geen correctie mogelijk is. Bovendien zijn er aanwijzingen dat de enquête in de derde periode relatief vaak door herhalingsbezoekers is ingevuld, omdat het informatiecentrum hierin werd geëvalueerd en deze afdeling vooral voor deze groep van belang is. Daar staat tegenover dat de enquête in de derde periode relatief vaak is uitgedeeld aan bezoekers die voor een rondleiding kwamen, doordat de instructies ten aanzien van de selectieregels niet goed zijn opgevolgd.
PUBLIEKSONDERZOEK OPENINGSJAAR STADSARCHIEF AMSTERDAM
7
Bezoektijd Tabel 11 laat zien hoe lang het publiek in het archief verblijft. De gemiddelde bezoektijd is twee uur, maar het openingspubliek verbleef gemiddeld een half uur korter. Dit komt omdat er toen relatief veel bezoekers (20%) maximaal één uur binnen waren (versus 12% in de latere perioden). Het aandeel publiek dat meer dan twee uur blijft, neemt toe van 41% in de eerste periode naar 60% in de derde periode. 11: Bezoektijd
eerste periode
tweede periode
derde periode
%
%
%
Totaal %
minder dan één uur
20%
*12%
12%
122
14%
één tot anderhalf uur
21%
18%
*12%
149
18%
anderhalf tot twee uur
18%
19%
16%
151
18%
twee tot vier uur
37%
+44%
+54%
377
44%
vier uur of meer Totaal gemiddelde bezoektijd
4%
+7%
6%
51
6%
100%
100%
100%
850
100%
1½ uur
2 uur
2 uur
2 uur
e
Aantal ontbrekende antwoorden: 1 enquête: 3 +: significant vaker dan in vorige periode / *: significant minder vaak dan in vorige periode
Bezochte onderdelen Tabel 12a toont hoeveel onderdelen het publiek zich voorafgaand aan het bezoek had voorgenomen te bezoeken en tabel 12b hoeveel onderdelen het daadwerkelijk bezocht7. Een tiende (9%) had vooraf geen te bezoeken afdelingen in het hoofd en een kwart (26%) dacht vooraf aan meer dan drie afdelingen. Uiteindelijk bezocht 6% geen enkele afdeling (en liep dus alleen heel vluchtig binnen) en 42% meer dan vier. Gemiddeld wilde men 2,6 afdelingen bezoeken, maar er zijn er uiteindelijk gemiddeld 3,2 bezocht. Een derde van het publiek blijkt meer afdelingen te bezoeken dan het van plan was: de helft daarvan bezocht spontaan één extra afdeling, de andere helft meer dan één. Het gemiddeld aantal bezochte afdelingen verschilt per periode. Uit de toevoeging onder aan de tabel blijkt dat het publiek in de openingsperiode iets vaker spontaan één of meer afdelingen verkenden dan daarna.
12a: Aantal bezoekdoelen geen
Totaal n
%
12b: Aantal bezochte afdelingen geen
Totaal n
%
80
9%
49
6%
1
174
20%
1
109
13%
2
193
23%
2
151
18%
3
176
21%
3
186
22%
4
123
14%
4
172
20%
5
59
7%
5
101
12%
6
28
3%
6
50
6%
7
10
1%
7
21
2%
8
10
1%
8
14
2%
853
100%
853
100%
Totaal gemiddeld aantal
2,6
Totaal gemiddeld aantal
3,2
1e enquête: 3,4 / 2e en 3e enquête: 3,1
7
In de tweede en derde periode kon de tijdelijke expositie ook een bezoekdoel vormen: dit is hier omwille van de vergelijkbaarheid in de tijd buiten beschouwing gebleven.
PUBLIEKSONDERZOEK OPENINGSJAAR STADSARCHIEF AMSTERDAM
8
Tabel 13 toont in hoeverre de diverse afdelingen zijn bezocht, geordend van meest bezochte naar minst bezochte onderdeel. De tabel toont per periode hoe vaak het publiek zich voornam om de betreffende afdeling te bezoeken, hoe vaak dit daadwerkelijke werd bezocht en het verschil daartussen. Te zien is dat de receptie het vaakst is bezocht: dit geeft tweederde (65%) van het totale onderzochte publiek aan. In de openingsperiode nam men zich relatief weinig voor om de receptie aan te doen, maar omdat dit toen toch vaak spontaan gebeurde (14% deed de receptie aan zonder dit voor ogen te hebben) is het aandeel receptiebezoekers in de drie perioden ongeveer gelijk. Vlak na de opening kwamen veel mensen zich waarschijnlijk oriënteren en stuitte daarbij als snel op de receptie, waar men de weg kon vragen. Opmerkelijk is dat het aandeel publiek dat van te voren van plan was om langs de receptie te gaan elke periode iets toeneemt en dat de receptie na de openingsperiode niet meer spontaan wordt bezocht. Wellicht omdat het publiek na de openingsperiode gericht op een bepaalde afdeling af komt en daar meteen bij binnenkomst naar vraagt. verschil 1e periode
verschil 2e periode
verschil 3e periode
Totaal bezocht
68%
14%
*0%
0%
65%
37%
42%
11%
9%
*5%
47%
27%
42%
19%
19%
*15%
46%
13: bezoekdoelen en bezochte onderdelen
doel
bezocht
receptie
52%
66%
+63%
63%
+68%
De Schatkamer
45%
56%
*34%
*43%
café
28%
47%
29%
48%
informatiecentrum
8
1e periode
2e periode doel
3e periode doel bezocht
bezocht
40%
46%
40%
42%
+49%
+50%
6%
*2%
1%
45%
boekwinkel
31%
48%
28%
41%
28%
41%
17%
*13%
13%
43%
filmzaal
23%
32%
27%
34%
22%
27%
9%
*7%
*5%
32%
studiezaal
27%
30%
24%
25%
27%
27%
4%
*1%
0%
27%
reproshop
11%
16%
*6%
*10%
+11%
+16%
5%
4%
5%
14%
+: significant vaker dan in vorige periode / *: significant minder vaak dan in vorige periode
De Schatkamer, het café, het informatiecentrum en de boekwinkel zijn elk door zo’n 45% bezocht. Het café en de boekwinkel, worden het vaakst spontaan bezocht: door zo’n 18% in de openingsperiode en zo’n 14% in de derde periode). De filmzaal wordt door een derde (32%) bezocht. Dit gebeurde in de openingsperiode geregeld spontaan (door 9%). De studiezaal is door een kwart (27%) bezocht. De Schatkamer werd in de openingsperiode iets vaker bezocht (door 56%) dan daarna (door 42%). De reproshop is het minst vaak bezocht: door 14%, circa een derde daarvan (zo’n 5% van het publiek) deed dit spontaan: die bezoekers kwamen dus onverwachts een document tegen dat ze wilden reproduceren. De receptie, studiezaal en het informatiecentrum worden na de openingsperiode nauwelijks meer spontaan bezocht. De Schatkamer, de filmzaal en de reproshop werden in de derde periode elk door 5% van het publiek spontaan bezocht: ten aanzien van de reproshop bleef dit constant, ten aanzien van De Schatkamer en de filmzaal is sprake van een afname in de tijd.
Wel of geen informatie zoeken Tabel 14 geeft aan in hoeverre het publiek informatie opzocht in het Stadsarchief Amsterdam. De helft (48%) gaf aan alleen het gebouw (en de diverse afdelingen daarin) te bezoeken en geen informatie te zoeken. Een vijfde (21%) kwam voor genealogische informatie. Uit de Kwaliteitsmonitor Dienstverlening Archieven 2007 komt naar voren dat bij regulier archiefpubliek zo’n 70% naar genealogische informatie op zoek is, op basis van bevolkingsgegevens over archiefbezoek van het SCP wordt dit aandeel echter op 50% geschat. Duidelijk is in ieder geval dat het nieuwe stadsarchief een veel kleiner aandeel genealogen trekt (en er dus meer ander publiek komt) dan andere archieven.
8
Het publiek dat in de derde onderzoeksperiode is onderzocht, telt opvallend veel mensen die doelgericht het informatiecentrum bezochten: in de inleiding is al aangegeven dat dit een artefact is.
PUBLIEKSONDERZOEK OPENINGSJAAR STADSARCHIEF AMSTERDAM
9
14: Informatie opgezocht? 9
totaal eerste periode
tweede periode
derde periode
nee: alleen gebouw bezocht
48%
51%
*44%
409
48%
ja: genealogische informatie10
11%
22%
32%
180
21%
ja: andere informatie
12% 10% 9%
11% 9% *4%
14% *6% 3%
123 72 48
14% 8% 6%
2%
3%
*1%
18
2%
1
0%
851
100%
ja: i.v.m. studie of school ja: o.b.v. spontane vraag ja: gestimuleerd door medewerker ja: door reclamespotje AT5
< 1%
Totaal
100%
100%
100%
n
%
Ontbrekende antwoorden: enquête 2: 2 +: significant vaker dan in vorige periode / *: significant minder vaak dan in vorige periode
14% van het publiek van het nieuwe stadsarchief in Amsterdam kwam voor andere informatie, zoals foto’s van de beeldbank of reproducties van tekeningen. Weer iets minder (8%) zocht informatie in verband met studie of school. Bij 6% kwam spontaan een vraag op tijdens het archiefbezoek, waar een antwoord op is gezocht en 2% werd door een archiefmedewerker gestimuleerd om spontaan informatie op te zoeken. De reclamespotjes in de openingsperiode had één van de ondervraagde bezoekers verleidt om informatie in het archief te gaan zoeken. In tabel 14 is te zien dat men in de zomerperiode relatief weinig in verband met studie of school komt. Het aandeel bij wie spontaan een vraag opkwam (al dan niet gestimuleerd door een archiefmedewerker) neemt na de openingsperiode af van 11% naar 4%. Er is gevraagd of men (nog) voor een andere activiteit kwam dan informatie zoeken. Tabel 15 toont dat tweevijfde (42%) van het totale publiek speciaal of onder andere is gekomen om het gebouw te bezichtigen. Bij het openingspubliek kwam dit veel vaker voor (bij 56%) dan bij het publiek daarna (circa 35%). 16% van het totale publiek kwam voor een rondleiding11. 1% kwam voor een lezing, dit was alleen in de tweede periode een bezoekaanleiding voor het onderzochte publiek. 15: Andere bezoekredenen gebouw
eerste periode
tweede periode
derde periode
%
%
%
n
%
56%
*34%
38%
356
42%
136
16%
8
1%
rondleiding lezing
0%
2%
0%
Totaal
+: significant vaker dan in vorige periode / *: significant minder vaak dan in vorige periode
Er zijn ook nog zelf geformuleerde activiteiten opgegeven, zoals: lunchen (3x), koffie drinken (3x) en cursus volgen (3x).
9 De antwoordmogelijkheid ‘ik zocht informatie op door reclamespotje op de regionale televisie’ is in de tweede enquête vervangen door ‘ik kwam voor genealogische informatie’, omdat die spotjes niet meer op tv waren en het zoeken naar genealogische informatie regelmatig spontaan als bezoekreden is genoemd in de eerste enquête: door 11%. Aangezien spontane opgave minder betrouwbaar is dan wanneer er een antwoordcategorie is aangegeven, kan dit antwoord niet goed tussen de eerste en tweede periode worden vergeleken. 10 De toename in de derde periode van bezoekers die genealogische informatie zoeken, blijft buiten beschouwing omdat dit het gevolg lijkt van de gesignaleerde oververtegenwoordiging van informatiecentrumbezoekers. 11 Het aandeel bezoekers dat voor een rondleiding kwam varieerde per periode, maar dit komt door de in de inleiding gesignaleerde oververtegenwoordiging van deelnemers aan groepsexcursies in de derde periode en blijft daarom buiten beschouwing.
PUBLIEKSONDERZOEK OPENINGSJAAR STADSARCHIEF AMSTERDAM
10
EVALUATIES Evaluatie afdelingen De verschillende afdelingen zijn geëvalueerd aan de hand van rapportcijfers. In tabel 16 zijn de gemiddelde cijfers geordende van hoog naar laag. Tevens is de standaarddeviatie aangegeven. Dit is een spreidingsmaat, die aangeeft hoever de opgegeven waarden gemiddeld afwijken van het gemiddelde. Hoe groter de standaarddeviatie, hoe meer de rapportcijfers ten aanzien van de betreffende afdeling uiteenlopen. De tabel toont ook het aantal onvoldoendes (5 of lager) dat werd gegeven. Daarnaast staat op hoeveel oordelen het eindoordeel is gebaseerd. We zagen immers in tabel 13 dat de verschillende plekken niet door evenveel mensen zijn bezocht. De laatste kolom geeft een globale rangorde aan van de mate waarin de afdelingen zijn bezocht, gebaseerd op de bezoekcijfers uit tabel 13. Totaal
standaard deviatie
De Schatkamer
8,3
0,9
3
filmzaal
8,2
0,9
1
receptie
8,1
0,8
Stadsboekwinkel
8,0
0,9
informatiecentrum
8,0
reproshop
7,8
studiezaal café
16: Gemiddelde rapportcijfers
aantal onvoldoendes
aantal beoordelaars
rangorde bezoek
1%
401
2
0,5%
270
3
3
1%
554
1
2
0,5%
369
2
1,0
4
1%
387
2
1,1
4
3%
117
4
7,7
1,2
11
5%
229
3
7,4
1,3
29
7%
393
2
De hoogste waardering oogsten De Schatkamer en de filmzaal: die krijgen gemiddeld een dikke 8 en zelden een onvoldoende. Gezien de hoge waardering voor de filmzaal is het jammer dat deze afdeling niet zo goed is bezocht als de net zo hoog gewaardeerde Schatkamer. De receptie, de Stadsboekwinkel, het informatiecentrum en de reproshop krijgen gemiddelde een 8 en weinig onvoldoendes. De studiezaal en het café komen als het minst sterk uit de bus. Ondanks het relatief grote aandeel onvoldoendes (respectievelijk 5% en 7%) scoren beide afdelingen gemiddeld toch nog een 7½. Dit komt omdat men hierover nogal van mening verschilt (zie de relatief hoge standaarddeviatie): tegenover de onvoldoendes staan dus enige zeer hoge rapportcijfers. Uit de Kwaliteitsmonitor Dienstverlening Archieven 2007 komt een iets hoger gemiddelde waardering voor de dienstverlening in de studiezaal in de Nederlandse en Vlaamse archieven naar voren dan de waardering voor de studiezaal in het Stadsarchief Amsterdam, namelijk een 7,9 in plaats van een 7,7. Het overallgemiddelde (dus het gemiddelde van alle beoordelingen) is een 7,9: dat is precies gelijk als het gemiddelde overallrapportcijfer dat de Nederlandse musea scoren.
Evaluatie informatiemiddelen
17: informatie gevonden
TOTAAL n
nee
%
kwaliteits monitor 2007 %
29
6%
9%
deels
173
40%
59%
ja
234
54%
32%
436
100%
100%
Aantal ontbrekende antwoorden: 6 (aantal informatiezoekers=442)
PUBLIEKSONDERZOEK OPENINGSJAAR STADSARCHIEF AMSTERDAM
11
Tabel 17 (op de vorige pagina) laat zien in hoeverre degenen die informatie zochten in het archief, die informatie ook vonden. Te zien is dat de helft (54%) van hen precies vond wat het zocht, twee vijfde (40%) vond de gezochte informatie gedeeltelijk en 6% vond helemaal niet wat die zocht. Dit verschilt niet significant per periode. Uit de vergelijking met de uitkomsten uit de Kwaliteitsmonitor Dienstverlening Archieven 2007 blijkt dat het in het Stadsarchief Amsterdam beter lukt om informatie te vinden dan doorgaans het geval is: regulier vindt een derde van archiefbezoekers precies wat het zoekt. Tabel 18 toont het gebruik van en de waardering voor enkele informatiemiddelen die in het Stadsarchief zijn ingezet. De medewerkers van het Stadsarchief vormen het meest gebruikte ‘informatiemiddel’. De helft (53%) van het publiek kreeg informatie van hen. Dit aandeel neemt toe in de tijd: van 48% in de eerste periode naar 61% in de derde periode. De waardering voor de archiefmedewerkers is hoog: hun informatieverstrekking krijgt gemiddeld bijna een 8½. De informatiezuil direct bij binnenkomst, is door 15% gebruikt en krijgt gemiddeld bijna een 8. Het openingspubliek maakte hier meer gebruik van dan het publiek in de tweede en derde periode. Dit zal komen doordat er na de openingsmaand minder nieuw publiek kwam, dat het nodig heeft om dit bord te raadplegen. 8% nam informatie van de beeldschermen in de etalages buiten tot zich. Hier geeft men ook bijna een 8 voor. Het gebruik hiervan verschilt sterk per periode. In de tweede periode werd hier relatief vaak naar gekeken en in de derde periode juist niet. 18: Evaluatie informatiemiddelen
1e periode gebruikt
medewerker
2e periode gebruikt
48%
52%
3e periode gebruikt
gemiddeld rapportcijfer
+61%
8,3
aantal beoorde laars 452
aantal onvoldoendes
Totaal gebruikt
3
1%
53%
19% *13% 12% 7,7 125 1 beeldscherm 7% +11% *3% 7,7 64 0 etalage +: significant vaker dan in vorige periode / *: significant minder vaak dan in vorige periode
1%
15%
0%
8%
informatiezuil
Evaluatie informatiecentrum In de derde periode ging de enquête dieper in op het informatiecentrum. Uit tabel 16 bleek al dat het informatiecentrum als geheel gemiddeld een 8,0 krijgt. Over de informatiemiddelen in het informatiecentrum is men over het algemeen dan ook goed te spreken (zie tabel 19). 19: Evaluatie informatiemiddelen informatiecentrum informatiebalie daar fotoalbums12 bronnen voor genealogisch onderzoek handbibliotheek
gemiddeld rapportcijfer
aantal beoorde laars
8,3
67
.88
0
0%
63%
14
.89
0
0%
13%
0
0%
54%
8,2
standaarddeviatie
.83
aantal onvoldoendes
aandeel gebruikt
7,9
57
7,9
20
.85
0
0%
19%
computers
7,7
73
.91
2
3%
69%
readers
7,0
27
1.2
2
7%
25%
15
1,3
2
13%
14%
reader-printer
6,5
Aantal bezoekers van het informatiecentrum in de derde periode: 106
12
Naar het gebruik van en oordelen over de fotoalbums is in alle drie de enquêtes gevraagd, in totaal gaven 70 bezoekers hier een oordeel over (gemiddeld een 8,0), maar omwille van de vergelijkbaarheid baseert deze tabel zich alleen op de antwoorden in de derde enquête.
PUBLIEKSONDERZOEK OPENINGSJAAR STADSARCHIEF AMSTERDAM
12
Opnieuw blijken de medewerkers van het archief, die in dit geval achter de informatiebalie in het informatiecentrum staan, hoog te worden gewaardeerd: die krijgen weer gemiddeld een 8,3 en worden ook vaak geraadpleegd (door 63% van de bezoekers van het informatiecentrum). Enthousiast is men ook over de thematische fotoalbums, die her en der in het informatiecentrum liggen: die krijgen gemiddeld een 8,2. Die worden echter veel minder geraadpleegd: door 13% van de bezoekers van het informatiecentrum. De bronnen voor genealogisch onderzoek en handbibliotheek krijgen allebei gemiddeld een 7,9, maar de handbibliotheek wordt veel minder vaak gebruikt (door 19% van de bezoekers van het informatiecentrum) dan de genealogische bronnen (door 54%). Twee bezoekers klagen er over dat het lastig is om de genealogische informatie op te zoeken. De computers in het informatiecentrum krijgen gemiddeld een 7,7. Deze informatiemiddelen zijn het vaakst gebruikt door degenen die daar kwamen: door 69%. De readers krijgen een relatief lage waardering (een 7,0) en de reader-printer komt met een 6,5 als zeer zwak uit de bus. De readers is door 25% van de informatiecentrumbezoekers gebruikt en de reader-printer door 14%.
20: Evaluatie werkplekken informatiecentrum werkplekken aan de ramen werkplekken rond de grote tafels
gemiddeld rapportcijfer
aantal beoorde laars
standaarddeviatie
7,8
51
1.1
1
2%
48%
8,0
28
.82
0
0%
26%
aantal onvoldoendes
aandeel gebruikt
Aantal ontbrekende antwoorden: 0 (aantal bezoekers van het informatiecentrum in de derde periode: 106)
Tabel 20 toont dat de werkplekken rond de grote tafels aan het raam iets positiever worden beoordeeld (gemiddeld een 8,0) dan de werkplekken aan de ramen (gemiddeld een 7,8), terwijl die laatste plekken wel veel vaker worden gebruikt. Één bezoeker klaagt over het lawaai in het archief, wat het lastig maakt om geconcentreerd te werken.
De Schatkamer Uit tabel 16 bleek al dat de De Schatkamer erg in de smaak valt bij het publiek. Het is de best bezochte afdelingen en scoort een hoog rapportcijfer. Twee bezoekers klagen echter dat ze De Schatkamer te donker vinden. In de eerste enquête is dieper ingegaan op de daar gehanteerde informatiemiddelen. Tabel 21 toont de resultaten daarvan. 21: Evaluatie informatiemiddelen Schatkamer bijschriften
gebruikt
gemiddeld rapportcijfer
standarddeviatie
aantal onvoldoendes
114
75%
7,0
1,4
12
11%
inleidend tekstbord
50
33%
7,3
1,1
2
4%
PDA (handcomputer)
19
13%
7,2
2,4
6
32%
touchscreens
14
9%
8,2
1,6
1
7%
Aantal ontbrekende antwoorden: 2 (aantal Schatkamerbezoekers in de eerste periode: 151)
De bezoekers van De Schatkamer maken het meeste gebruik van de bijschriften: die zijn door 75% gelezen. Wat vrij veel is, want uit onderzoek in het Kröller-Müller Museum blijkt dat de bijschriften daar slechts door de helft van het publiek worden gelezen. De waardering ervoor is relatief laag: gemiddeld een 7. De meningen hierover lopen vrij sterk uiteen, blijkt uit de standaarddeviatie: een tiende van de beoordelaars van de bijschriften geeft hier een onvoldoende voor. Het inleidende tekstbord is door 33% van de Schatkamerbezoekers gebruikt. Dit krijgt met gemiddeld bijna een 7½ een betere waardering (slechts 2 keer een onvoldoende). In De Schatkamer zijn 20 routes uitgezet die de bezoeker op eigen gelegenheid kan volgen met een PDA (personal digital assistant), die aanvullende informatie biedt. Het gebruik daarvan kostte 5 euro.
PUBLIEKSONDERZOEK OPENINGSJAAR STADSARCHIEF AMSTERDAM
13
Deze handcomputer is door 13% van de Schatkamerbezoekers gebruikt. De waardering voor dit presentatiemiddel loopt sterk uiteen: een derde van de gebruikers (6 keer) geeft een onvoldoende, maar daar staan evenveel hoger cijfers tegenover. Hierdoor komt het gemiddelde rapportcijfer toch op een dikke 7 uit. De touchscreens, met beeld en audiofragmenten, zijn slechts door 9% van de Schatkamerbezoekers gebruikt. Die geven gemiddelde een dikke 8, maar de meningen lopen tamelijk uiteen: één gebruiker van dit medium geeft een onvoldoende. Met een open vraag is geïnformeerd welke van de in De Schatkamer aan de orde gestelde thema’s men het meest interessant vond. Een kwart van de Schatkamerbezoekers (37 personen) geeft aan ‘alles’ interessant te vinden. Slechts enkele personen noemen de overkoepelend thema’s, zoals: mode en Amsterdammers, het dagelijkse leven, liefde en criminelen. Drie keer noemt men persoonlijke documenten en anderen geven voorbeelden daarvan: brieven van Ghandi, briefje Floris V, dagboeken en afscheidboekjes. Daarnaast noemt men diverse onderwerpen en objecten, zoals: oude prenten en geschriften (5 keer), kaarten of plattegronden (5 keer), tweede Wereldoorlog (3 keer), oude foto’s (3 keer), dodenlijsten (2 keer), het politieregister (2 keer), tekeningen (2 keer), Noordzeekanaal (2 keer) en Rembrandt (2 keer), het oude stadhuis, Darwin, prenten, oudste archiefkast, oude akten, Dam(plaat), ladekasten, schilderijen, kluizen, kaart van Amsterdam-Zuid, Joden, handschriften, Floris V, de Jordaan, charters, bekende mensen, architectuur, 1980-2000 en 17e eeuw. Uit deze beantwoording kunnen we opmaken dat de overkoepelende thema’s in De Schatkamer niet goed uit de verf komen, want slechts een enkele bezoeker heeft die opgepakt.
Tijdelijke exposities Tabel 22 laat de waardering zien voor twee tijdelijke exposities. 22: Gemiddelde rapportcijfers expositie Premsela (alleen te zien in de 2e periode) expositie Wim van der Linden (alleen te zien in de 3e periode)
gemid. rapportcijfer
aantal onvoldoendes
aantal beoordelaars
bezoekdoel
bezocht
36%
37%
7,9
3
2%
139
16%
17%
8,2
0
0%
37
De eerste expositie, Show Yourself toonde de meest tot de verbeelding sprekende documenten uit het archief van de markante Amsterdammer Benno Premsela. Die werden thematisch gepresenteerd: Premsela als etaleur, ontwerper, ruimtelijk vormgever, cultuurpaus, homo-emancipator, humanist, verzamelaar, ‘extended familyman’ en icoon. Deze expositie was in de tweede onderzoeksperiode te bezoeken en werd door een derde (37%) van het toen onderzochte publiek bezocht. Het rapportcijfer voor deze expositie is een 7,9: slechts drie bezoekers gaven een onvoldoende. Ondanks de hoge waardering behoort deze expositie niet tot de hoogst gewaardeerde onderdelen, want vijf van de in tabel 16 geëvalueerde afdelingen scoren een hoger gemiddeld rapportcijfer. De andere tijdelijke expositie ging over stadsfotograaf Wim van der Linden en was gewijd aan zijn straatbeelden in Amsterdam in de vroege jaren zestig, aangevuld met enkele beelden uit Parijs en New York, zijn reportage over de slechte woonomstandigheden op de Oostelijke Eilanden en in de Jordaan, en zijn impressies uit Amsterdamse kunstenaarskringen. Dit was in de derde onderzoeksperiode te bezoeken en dat deed slechts 16% van de ondervraagde bezoekers. De expositie over Premsela lijkt dus meer publiek te hebben getrokken, maar volgens de bezoekcijfers is dit niet het geval13. 13
Volgens de kassaregistratie bezocht 22% van het publiek de expositie over Premsela en 40% bezocht de expositie over Wim van der Linden. Het publiek dat de tijdelijke tentoonstellingen bezocht, is dus in de tweede periode oververtegenwoordigd en in de derde periode ondervertegenwoordigd. De oververtegenwoordiging van de tentoonstellingsbezoekers in de tweede periode is te verklaren doordat herhalingsbezoekers (die veelal informatie zoeken en niet naar een expositie gaan) iets ondervertegenwoordigd raken omdat men slechts één keer de enquête mocht invullen. De ondervertegenwoordiging van de tentoonstellingbezoekers in de derde periode komt door de al eerder gesignaleerde oververtegenwoordiging van bezoekers die voor het informatiecentrum komen en van excursiedeelnemers: beide type bezoekers zijn niet erg op een tijdelijke expositie gericht.
PUBLIEKSONDERZOEK OPENINGSJAAR STADSARCHIEF AMSTERDAM
14
De bezoekers van de expositie van foto’s van Wim van der Linden zijn iets beter te spreken over deze tentoonstelling dan de bezoekers van Show Yourself: ze geven gemiddeld een 8,2 en geen enkele onvoldoende. Daarmee hoort deze expositie, naast De Schatkamer en de filmzaal, tot de hoogst gewaardeerde onderdelen. Het blijkt dat de expositie over Premsela een grotere aantrekkingskracht had op vrouwen (42% van de vrouwen die in de tweede periode het archief bezochten, kwamen op deze expositie af) dan op mannen (30% van hen werd door deze expositie aangetrokken)14. Ten aanzien van de aantrekkingskracht van de expositie over Wim van der Linden speelt geslacht geen significante rol. 23: Gemiddelde rapportcijfers expositie over Premsela het onderwerp
gemiddeld
std. deviatie
aantal beoordelars
onvoldoende n %
8,1
1,1
136
2
1%
de inrichting
8,0
,9
137
3
2%
de begeleidende teksten
7,6
1,0
137
6
4%
de gekozen thema's
7,6
1,1
134
8
6%
de toegangsprijs
6,9
1,6
130
17
13%
het geheel
7,9
1,0
139
3
2%
De expositie over Premsela is uitgebreid geëvalueerd door een extra vraag daarover. Tabel 23 toont de gemiddelde cijfers per item. Te zien is dat het onderwerp en de inrichting van de expositie de hoogste waardering krijgen: gemiddeld een 8 en nauwelijks onvoldoendes. De begeleidende teksten en de gekozen thema’s doen het iets minder goed. Die krijgen gemiddeld een 7½ en iets vaker een onvoldoende. Men is het minst te spreken over de toegangsprijs: die krijgt gemiddeld bijna een 7 en van 13% een onvoldoende. Aangezien het Stadsarchief voor de rest gratis is te bezoeken en de toegangsprijs van Show Yourself aanvankelijk niet op de website was vermeld, valt het aantal onvoldoendes nog mee. Het feit dat 87% geen onvoldoende gaf, geeft aan dat de doelgerichte bezoekers van deze expositie de prijs doorgaans acceptabel vinden.
De filmzaal De filmzaal is ook uitgebreid geëvalueerd door een extra vraag. In deze zaal zijn films te zien waarin Amsterdam de hoofdrol speelt. De programmering gaat volgens de cineacformule: de hele dag door wordt het programma herhaald en men kan in- en uitlopen wanneer men wil. De Filmzaal is gratis toegankelijk. In de tweede onderzoeksperiode was daar een film over de jaren '70 te zien, met onder andere Vondelparkslapers, Witkarren, Nieuwmarktrellen, de Vrouwenbeweging en de Bijlmermeer. Deze werd afgewisseld met een film over Benno Premsela van Carrie de Swaan. Uit tabel 16 was al op te maken dat de filmzaal als overall rapportcijfer gemiddeld een 8,2 kreeg en dat niemand hiervoor een onvoldoende gaf. Tabel 24 toont hoe de vertoonde films en de inrichting van de filmzaal zijn beoordeeld. 24: rapportcijfers filmzaal
onvoldoende n %
gemiddeld
std. deviatie
N
de Premsela documentaire
8,2
1,0
85
1
1%
de inrichting van de filmzaal
7,9
1,3
96
5
5%
Amsterdam in de jaren ‘70
7,7
1,1
67
2
3%
14
Het aandeel vrouwen in de tweede periode was dan ook relatief groot, maar verschilt niet significant met de andere perioden.
PUBLIEKSONDERZOEK OPENINGSJAAR STADSARCHIEF AMSTERDAM
15
De documentaire over Premsela scoort met gemiddeld 8,2 de hoogste waardering: slechts één bezoeker geeft een onvoldoende. De film over Amsterdam in de jaren ’70 krijgt gemiddeld een 7,7 en twee keer een onvoldoende. Deze film doet het dus iets minder goed doet. De inrichting van de zaal krijgt gemiddeld bijna een 7,9. Hierover lopen de meningen het meest uiteen: vijf filmzaalbezoekers geven een onvoldoende.
Effectiviteit van promotiemiddelen In de eerste enquête, vlak na de opening, is gevraagd op basis van welke informatie men naar het Stadsarchief kwam: men kon hierbij meerdere bronnen aangeven. Tabel 25 toont hoe die vraag is beantwoord. Bijna de helft (46%) geeft aan dat men al bekend was met het nieuwe Stadsarchief. Een respondent verzucht hierbij: “Ik was in afwachting van de verbouwing en verhuizing”. 25: Gehanteerde media
eerste periode N
%
kende archief al
124
46%
mond-tot-mondreclame
55
21%
landelijke krant of tijdschrift
43
16%
eigen site
34
13%
berichtgeving op landelijke radio of tv
33
12%
regionale krant of tijdschrift
29
11%
berichtgeving op regionale radio of tv
26
10%
actie stadspas
9
3%
andere site
3
1%
posters
3
1%
minicards
0
0%
Aantal ontbrekende antwoorden: 1
Het meest genoemde informatiemiddel is mond-tot-mondreclame: dit is door een vijfde (21%) aangegeven. Vervolgens zijn landelijke schriftelijke media het meest genoemd: door 16%. Daarna blijkt de site van het Stadsarchief het meest effectief (door 13% genoemd), op de kop gevolgd door de landelijke omroepen (12%). Een tiende (11%) noemt een regionale krant of tijdschrift als informatiebron (onder andere Amsterdam Weekly) en eveneens een tiende (10%) is door een regionale omroep geïnformeerd. De stadspasactie is door 3% genoemd. Andere sites dan die van het Stadsarchief zijn door 1% aangegeven (waaronder www.archived.nl ). Posters zijn door 1% genoemd en de minicards, die over hotels zijn verspreid, door niemand. Enkele mensen formuleerden zelf een informatiebron. Drie keer noemt men school als informatiebron. Daarnaast is aangegeven: ‘ik werkt om de hoek’, ‘Monumentendag’ en ‘ik liep langs’.
Evaluatie openingstijden en bewegwijzering Het Stadsarchief Amsterdam is van dinsdag tot en met zaterdag van 10.00 tot 17.00 uur geopend en op zondag van 11.00 tot 17.00 uur. ‘s Zondags zijn de studiezaal en de reproshop gesloten. In de tweede periode is nagegaan hoe het publiek tegen deze openingstijden aankijkt. De meerderheid (90%) is daar tevreden over. Een tiende (10%) echter niet. Tabel 26 (op de volgende pagina) vat hun suggesties voor verbeteringen samen.
PUBLIEKSONDERZOEK OPENINGSJAAR STADSARCHIEF AMSTERDAM
16
26: Suggesties t.a.v. openingstijden avondopenstelling
n 17
maandag ook open
8
tot 18 uur open zijn
4
9 uur 's morgen open
4
van 9:00 tot 18:00 open
2
studiezaal ook op zondagopen
2
reproshop ook op zondag open
1
17 bezoekers (dat is 5% van het onderzochte publiek) wenst een avondopenstelling. 8 keer (2%) pleit men ervoor om maandag weer open te gaan. Een enkeling (6 personen) wenst een vroegere openstelling (9.00 uur in plaats van 10.00 uur) of (opnieuw 6 personen) een latere openstelling (dus tot18.00 in plaats van 17.00 uur). Tot slot zijn er 2 bezoekers die zondag ook de studiezaal in willen en één bezoeker die zondag van de reproshop gebruik wil maken. In de 3e periode is de bewegwijzering geëvalueerd. Op de vraag of men gemakkelijk de weg kan vinden in het Stadsarchief geeft maar liefst 99% een positief antwoord. Drie keer is aangegeven dat de garderobe en kluisjes moeilijk zijn te vinden, twee keer geldt dat voor de toiletten, één keer voor de studiezaal en ook één keer voor de uitgang.
Het imago van het nieuwe Stadsarchief Het door de staf van het Stadsarchief beoogde imago omvat de kernwoorden: open en toegankelijk, betrouwbaar kenniscentrum, verrassend en innovatief. Door middel van een open vraag In de eerste enquête is nagegaan hoe het publiek tegen het Stadsarchief aankijkt. Hierbij werd gevraagd om de volgende zin af te maken Typerend voor het Stadsarchief Amsterdam is … . Tabel 27 vat de antwoorden samen.
27: Typeringen
n
%
mooi gebouw (indrukwekkend architectuur en interieur, schitterende ambiance)
60
22%
open en toegankelijk / goede sfeer (gezellig, warm, Amsterdamse gemoedelijkheid)
57
21%
klantvriendelijk/ gebruiksvriendelijk
20
7%
indrukwekkend (kolossale ruimte, grandeur, stijlvol, uitstraling)
19
7%
veel informatie te vinden (enorme hoeveelheid documentatie)
16
6%
overzichtelijk / ordelijk
11
4%
aandacht voor historie
9
3%
rust (oase van rust in centrum stad)
6
2%
veelzijdig / uitgebreid
5
2%
ruimte
5
2%
oud en nieuw goed gecombineerd (helderheid met behoud oude stijl)
4
1%
unieke of prachtige locatie of ligging
4
1%
licht
4
1%
stijlvol
3
1%
het Amsterdamse
3
1%
PUBLIEKSONDERZOEK OPENINGSJAAR STADSARCHIEF AMSTERDAM
17
Het meest naar voren gebrachte imago-aspect is niet bij de beoogde typeringen opgenomen, dat is ‘het mooie gebouw’: dit is door een vijfde (22%) genoemd. In relatie hiermee staat ook de kwalificatie dat het archief ‘indrukwekkend’ is, wat door 7% is aangegeven. Andere typeringen die de architectuur betreffen, zijn: de ruimte (5 keer), dat oud en nieuw gecombineerd is (4 keer), dat het zo licht is (4 keer) en dat het zo stijlvol is (3 keer), Daarnaast noemt men het gebouw: ‘robuust en stoer’, ‘modern’, ‘degelijk‘, ‘fris en aantrekkelijk’, ‘enorme hoog’ en ‘luxe en schoon’. Iemand roemt de ‘combinatie gebouw en inhoud’, een ander geeft aan dat ‘het niet op een archief lijkt’, wat wordt bevestigd met de kwalificatie ‘ontstoft’ en de opmerking dat ‘het interieur als contrast staat tot de dienst’, Een ander merkt op: ‘het ontwerp past erbij’. Men vindt het ‘een geslaagde nieuwe bestemming’ en ‘een parel’ of ‘aanwinst’ voor de stad. Ondanks de wat imponerende ambiance is de tweede meest voorkomende typering: ‘open en toegankelijk’: dit is ook door een vijfde (21%) aangegeven. Regelmatig (7%) noemt men ook de klantvriendelijkheid als typerend voor dit archief. Dit beoogde imagoaspect komt dus goed uit de verf. Voor één bezoeker zelfs te goed: die meent dat het een ‘te open van karakter heeft voor een archief’. Dat het Stadsarchief een betrouwbaar kenniscentrum wordt enigszins bevestigd in de beeldvorming. Men geeft met enige regelmaat aan dat er veel informatie te vinden is (6%), dat het archief ‘overzichtelijk en ordelijk’ is (4%) en dat er veel aandacht voor historie is (3%). Dit laatste wordt verwoord met: ‘papieren geschiedenis van Amsterdam’, ‘much history’, ‘mooi beeld van geschiedenis’, ‘het verleden’, ‘heldere blik op het verleden’ en ‘verleden opgeslagen in woord en beeld’. Het verrassende en innovatieve karakter wat het archief wenst uit te stralen wordt (nog) niet als zodanig herkend. Wel noemt men het Amsterdamse karakter (3 keer). Resterende typeringen zijn: ‘exposities’, ‘schatten bewaren’, ‘bevorderlijk voor studie’, ‘interessant’, ‘humor’, ‘het discrete karakter’ en ‘bereikbaarheid’. Een enkeling gebruikt deze open vraag om kritiek te uiten. Drie keer klaagt men over de overlast van luidruchtige bezoekers. Iemand vindt dat de mogelijkheden ten opzichte van het voormalig Gemeentearchief Amsterdam zijn verminderd. Een ander vindt Café De Bazel te duur. Deze kritiekpunten vallen echter weg tegen de vele lovende typeringen.
Meest indrukwekkende aspecten In de derde enquête is het publiek uitgenodigd om de sterke punten te benoemen, met de open vraag: Wat heeft in het Stadsarchief de meeste indruk op u gemaakt? Tabel 28 (op de volgende pagina) vat de antwoorden hierop samen. Hieruit blijkt dat de helft van de punten het gebouw en de ambiance van De Bazel betreffen. Vooral de uitstraling van het gebouw, het interieur (met de stijlkamers) en de architectuur worden geroemd. Regelmatig benoemt men de centrale hal en de ruime opzet als indrukwekkend. Veel minder vaak wordt het kernproduct van het Stadsarchief (de informatie die het verschaft) als meest indrukwekkend aspect genoemd, maar dit is dan ook veel minder in het oog lopend. Toch geeft 16% aan dit als het meest indrukwekkende onderdeel te beschouwen. Opnieuw blijkt hoe goed de service van de archiefmedewerkers aanslaat. Ondanks de imponerende ambiance noemt een tiende (11% van het publiek dat gevraag is naar het meest indrukwekkende aspect) de service van de medewerkers als meest in het oog lopende aspect van het Stadsarchief. Voor sommigen is een expositie het meest indrukwekkend: dit geldt vooral voor De Schatkamer (door 8% aangegeven), maar ook voor de tijdelijke expositie over Wim van der Linden (door 3% genoemd). Één bezoeker de film in de filmzaal als meest indrukwekkend en een ander de rondleiding.
PUBLIEKSONDERZOEK OPENINGSJAAR STADSARCHIEF AMSTERDAM
18
28: Meest indrukwekkende aspecten
n
het gebouw / de ambiance de uitstraling van het gebouw (49x) het interieur (21x) de architectuur (14x) de centrale hal (10x) ruime opzet (5x: 2x met toevoeging: licht en rust)) de Stijlkamers (7x: 3x de Koningszaal / 1x de Italiaanse zaal) indeling van het gebouw (1x) de geboden informatie service / hulpvaardigheid / vriendelijkheid archiefmedewerkers (23x) veel informatie (8x) efficiëntie / geordendheid (2x) de archieven (1x) bepaalde afdelingen De Schatkamer (16x) de expositie over fotograaf Wim van der Linden (6x) stadsboekwinkel (1x) de film in filmzaal de rondleiding
PUBLIEKSONDERZOEK OPENINGSJAAR STADSARCHIEF AMSTERDAM
19
%
107
50%
34
16%
23
11%
1
0,5%
1
0,5%
CRUCIALE DOELGROEPEN Volgens een SCP-studie over het bereik van archieven bezoekt slechts zo’n 3% van de Nederlandse bevolking archieven15. Er zijn echter kansen om dit bereik uit te breiden. Door de globalisering en het vervagen van culturele grenzen groeit de belangstelling voor eigen wortels en regio. Deze interesse neemt toe naarmate men ouder wordt. De vergrijzing van de Nederlandse bevolking brengt met zich mee dat er steeds meer hoger opgeleide senioren zijn, met tijd en geld om te spenderen aan historische interesses. Die interesse komt overigens niet zo zeer op als men de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, want het SCP signaleert dat 50 tot 65-jarigen sinds 2003 domineren binnen archiefpubliek, terwijl daarvoor de 65-plussers in de meerderheid waren. Aan de orde kwam al dat ook in het Stadsarchief Amsterdam jonge senioren de boventoon voeren. Er zijn echter ook andere doelgroepen te bereiken dan de 50-plussers met interesse in de Amsterdamse historie. Wanneer archieven meer aanbod voor cultuurtoeristen met historische interesses ontwikkelen, zoals in het Amsterdamse archief gebeurt, is er een breder en ook jonger publiek te bereiken. De huidige samenleving vraagt om verbreding van het leren binnen contexten buiten het onderwijs: het zogenaamde levenslang leren. Het opdoen van historische informatie en dit relateren aan de actualiteit is daarom ook voor jongere mensen interessant. Om een beter inzicht te krijgen in de samenstelling van het publiek en de specifieke eigenschappen van traditionele en nieuwe doelgroepen zijn op basis van de context van het Stadsarchief Amsterdam twee doelgroepindelingen ontwikkeld.
Doelgroepen op basis van informatiebehoeften De eerste doelgroepindeling is gebaseerd op de traditionele indeling van archiefpubliek, zoals onder andere door het Nationaal Archief wordt gebruikt. Het gaat om de volgende, op basis van informatiebehoeften gesegmenteerde, groepen: 1. Diepgravers: personen met een complexe (onderzoeks-)vraag, waaraan ze tijd willen besteden. In dit onderzoek zijn de informatiezoekers met een archiefpas, die nodig is voor het raadplegen van originele stukken op de studiezaal, als diepgravers gecategoriseerd. 2. Ondiepe gravers: personen met een eenvoudige vraag, die ze snel beantwoord willen zien. In dit onderzoek zijn informatiezoekers zonder archiefpas als ondiepe gravers gecategoriseerd. 3. Grasduiners: personen zonder directe informatiebehoefte, die zich richten op ‘infotainment’. In dit onderzoek zijn de bezoekers die spontaan informatie opzochten in het archief als grasduiners gecategoriseerd. Ten aanzien van het Stadsarchief Amsterdam is hier een nieuwe groep aan toe te voegen, namelijk: 4. Gebouwbezoekers: personen die vooral op het indrukwekkende gebouw De Bazel af komen en geen informatie zoeken, maar wel diverse afdelingen bezoeken. Tabel 29 toont hoe het onderzochte publiek over deze vier doelgroepen is verdeeld. publiek
29: Doelgroepen o.b.v. informatiebehoeften Gebouwbezoekers
n 409
Grasduiners
tweedeling
publiek
publiekspotentieel
56%
90%
% 48%
67
8%
Diepe gravers
151
18%
Ondiepe gravers
224
26%
Totaal
851
100%
nieuwe doelgroepen traditioneel publiek
Ontbrekende respondenten: 2
15
Zie Huysmans, F. en J. De Haan (2007).
PUBLIEKSONDERZOEK OPENINGSJAAR STADSARCHIEF AMSTERDAM
20
44%
10%
100%
100%
gemiddelde bezoekfrequentie 1,3
aantal bezoeken 15%
1,6
3%
13,7
60%
3,4
22%
4,1
100%
Gravers vormen traditioneel de doelgroep van het Stadsarchief Amsterdam: bijna de helft (44%) van het publiek in het openingsjaar behoort hiertoe. Een kwart (26%) betreft diepgravers en een vijfde (18%) ondiepe gravers. Grasduiners en gebouwbezoekers vormen de nieuwe doelgroepen: ruim de helft (56%) van het tot nu toe bereikte publiek behoort tot die nieuwe groepen. Dit betreft vooral personen die alleen het gebouw bezoeken (48%), maar ook enkele grasduiners die spontaan informatie opzoeken (8%). De bijna gelijke verdeling over traditioneel en nieuw publiek doet geen recht aan het grote verschil in het potentieel van traditioneel en nieuw publiek. Volgens de aangehaalde SCP-studie bezoekt 21% van de Nederlandse bevolking historische musea en 45% bezoekt wel eens monumenten. Deze twee groepen overlappen elkaar: mensen die historische musea bezoeken, zullen ook vaak monumenten bezoeken. Het publiekspotentieel voor het traditionele publiek bestaat uit de 3% van de bevolking die al naar archieven gaan ook nog uit de 9% die wel eens virtueel (via internet) een archief bezoeken, maar ook deze groepen zullen elkaar overlappen. Op basis van deze bevolkingsgegevens is te veronderstellen dat het potentieel van gebouwbezoekers minstens vijf keer zo groot is als het potentieel van informatiezoekers. De traditionele doelgroepen bezoeken het archief veel frequenter dan de nieuwe doelgroepen, die incidenteel komen. De meest rechtse kolom geeft een schatting hoe de vier doelgroepen zijn verdeeld over het aantal bezoeken, berekend op basis van het gemiddeld aantal bezoeken per doelgroep. Hieruit is op te maken dat de diepgravers getalsmatig een minderheid vormen, maar dat ze verantwoordelijk zijn voor naar schatting bijna tweederde (60%) van het aantal afgelegde bezoeken. Zij vormen dus in feite nog steeds de belangrijkste doelgroep, omdat ze het vaakst in huis zijn. De ondiepe gravers nemen naar schatting een vijfde deel (22%) van de bezoeken voor hun rekening, dat is iets meer dan 18% waarvoor de nieuwe doelgroep (gebouwbezoekers, inclusief grasduiners) verantwoordelijk zijn. De nieuwe doelgroep is dus het minst omvangrijk als het om het aantal bezoeken gaat.
Doelgroepen op basis van leeftijd en verbondenheid met Amsterdam Tijdens het vooronderzoek is, in overleg met de staf van het archief, nog een tweede doelgroepindeling gemaakt, die op de context van het Amsterdamse Stadsacrhief is gesneden. Deze indeling is gebaseerd op verbondenheid met Amsterdam en leeftijd en bestaat uit: 1. Amsterdamse 50-plussers: 50-plussers die in Amsterdam wonen. 2. jongere Amsterdammers: personen jonger dan 50 jaar die in Amsterdam wonen. 3. oud-Amsterdammers: personen die vroeger in Amsterdam hebben gewoond en zich daarom ‘Amsterdammer’ voelen. 4. geen Amsterdammers: mensen die niet in Amsterdam wonen, uitgezonderd ‘de oudAmsterdammers’. 5. tijdelijke Amsterdammers: Nederlanders en buitenlanders (expats) die tijdelijk in Amsterdam wonen vanwege werk of studie. Tabel 30 (zie volgende pagina) toont de omvang van deze vijf groepen binnen het onderzochte publiek. Een derde (33%) betreft mensen die niet in Amsterdam wonen, een kwart (25%) uit Amsterdamse 50plussers, ruim een vijfde (22%) zijn jongere Amsterdammers en eveneens een vijfde (22%) betreft mensen die vroeger (lange tijd) in Amsterdam hebben gewoond. Het aantal tijdelijke Amsterdammers is zeer gering en blijft daarom verder buiten beschouwing, omdat daar geen betrouwbare uitspraken over zijn te doen.
PUBLIEKSONDERZOEK OPENINGSJAAR STADSARCHIEF AMSTERDAM
21
30: Doelgroepen o.b.v. woonplaats en leeftijd
bezoekers n
%
gemiddelde bezoekfrequentie
bezoeken
geen Amsterdammers
284
33%
2,9
24%
Amsterdamse 50-plussers
209
25%
7,7
46%
oud-Amsterdammers
185
22%
2,8
15%
jongere Amsterdammers
168
20%
3,1
15%
tijdelijke Amsterdammers
7
1%
853
100%
4,1
100%
Totaal
Net als bij de eerste indeling geldt dat als naar het aantal bezoeken wordt gekeken er een andere verdeling ontstaat als bij het aantal bezoekers, maar de verschuivingen zijn veel minder groot dan bij de vorige indeling omdat de bezoekfrequentie tussen deze doelgroepen veel minder uiteenloopt. Alleen bij de Amsterdamse 50-plussers doet zich een flinke uitbreiding voor, omdat deze doelgroep zeer frequent in het Amsterdamse Stadsarchief komt. Naar schatting bijna de helft (46%) van het aantal bezoeken wordt door deze groep afgelegd. Bezoekers die geen binding hebben met Amsterdam zorgen voor een kwart (24%) van de bezoeken. De jongere Amsterdammers en de oud-Amsterdammers zorgen elk voor 15% van de bezoeken.
De diverse doelgroepen uitgelicht De twee doelgroepsegmentaties overlappen elkaar omdat de traditionele doelgroepen voor archieven zijn gedefinieerd op grond van hun gedrag en de nieuwe doelgroepen op basis van hun achtergrondkenmerken. Een Amsterdammer met een gerichte vraag is een graver, maar als hij spontaan in het informatiecentrum informatie opzoekt is hij een grasduiner en zijn bezoek beperkt blijft tot een visite aan het gebouw is hij een gebouwbezoeker. Er is geen significant verband tussen de traditionele indeling en de nieuwe indeling. Binnen de op verbondenheid met Amsterdam ingedeelde groepen, zijn de aandelen gebouwbezoekers, grasduiners en (ondiepe en diep-) gravers dus in ongeveer gelijke mate gespreid. Amsterdammers tellen dus niet meer gravers dan gebouwbezoekers en andersom is dat ook niet het geval. De enige geconstateerde afwijking is dat de jongere Amsterdammers minder diepgravers telt dan de oudere Amsterdammers en de niet-Amsterdammers. Met multivariate analyses is eerst nagegaan wat de kenmerken zijn van traditionele doelgroepen (de gravers) en de nieuwe doelgroepen (de gebouwbezoekers). Vervolgens is nagegaan wat typerend is voor de verschillende op verbondenheid aan Amsterdam gebaseerde doelgroepen. Binnen elk van die doelgroepen zijn de informatiezoekers en de gebouwbezoekers met elkaar vergeleken en daarbij is ook nagegaan in hoeverre de diepgravers van de ondiepe gravers afwijken en de grasduiners van de gebouwbezoekers. De typerende verschillen per doelgroep zijn samengevat in het navolgende schema. Dit schema geeft per doelgroep ook aandachtspunten aan ten behoeve van de ontwikkeling van doelgroepgebonden producten en diensten. Die zijn vet en cursief gedrukt. De suggesties die daar worden gedaan zijn gebaseerd op de hiervoor gerapporteerde uitkomsten uit dit publieksonderzoek en doorgesproken met de staf van het Amsterdamse Stadsarchief. Voor alle doelgroepen geldt dat ook het aanbod op het internet op de website van het Stadsarchief Amsterdam van belang is. Informatiezoekers op het internet kunnen geprikkeld worden tot een bezoek aan het archief, om de authentieke historische documenten te bekijken. Gebouwbezoekers zijn te stimuleren om verder te grasduinen op de site: vooral als ze buiten Amsterdam wonen en niet snel terug kunnen komen. De wisselwerking met de website valt echter buiten de scoop van dit onderzoek.
PUBLIEKSONDERZOEK OPENINGSJAAR STADSARCHIEF AMSTERDAM
22
DOELGROEPENSCHEMA TRADITIONELE DOELGROEPEN (informatiezoekers)
NIEUWE DOELGROEPEN (gebouwbezoekers)
potentieel binnen de bevolking 3% archiefbezoekers 9% bezoekers van websites van archieven en monumenten
potentieel binnen de bevolking 21% bezoekers historische musea 45% bezoeker monumenten
aandeel bezoekers: circa 45% / streefpercentage: 20% (aandeel bezoeken: circa 80% / streefpercentage: 60%) ondiepe gravers (informatie zoekers zonder archiefpas): 60% diepgravers (bezitters van een archiefpas): 40%
aandeel bezoekers: circa 55% / streefpercentage: 80% (aandeel bezoeken: circa 20% / streefpercentage: 40%) grasduiners (zoeken spontaan informatie op): 15% • De helft van de grasduiners werd door archiefmedewerkers gestimuleerd om informatie op te zoeken: dit gebeurde het vaakst vlak na de opening! gebouwbezoekers (zoeken geen informatie op): 85%
84% bezocht al eerder een archief, 68% ook het voormalig gemeentearchief en 62% komt voor het eerst. 36% komt in verband met studie of werk. Gemiddelde bezoektijd: 3 uur. Bezoekfrequentie: 7½ keer. Relatief veel: mannen (60%) jongeren (12%), leden van een historisch vereniging (19%). Bezoekt vooral: informatiecentrum (71%), de studiezaal (51%) en relatief vaak de reproshop (25%). Maakt vaak gebruik van archiefmedewerker (64%).
60% bezocht al eerder een archief, 44% ook het voormalig gemeentearchief en 89% komt voor het eerst. 9% komt in verband met studie of werk. Gemiddelde bezoektijd: 1½ uur. Bezoekfrequentie: 1 keer. Relatief veel: vrouwen (55%), 26-50 jarigen (28%), deelnemers groepsexcursie (11%) en in gezelschap van jong kind (2%). Bezoekt vooral: De Schatkamer (66%), de boekwinkel (54%), de tijdelijke expositie (49%) en de filmzaal (46%).
Dienstverlening gericht op adequate informatievoorziening en verlaging van praktische drempels (entreekosten, tijdsbeslag en geografische afstand). • Ontevreden over de readers in het informatiecentrum: met name over de reader-printer. • Relatief vaak ontevreden over openingstijden. • Relatief vaak ontevreden over café: hebben waarschijnlijk behoefte aan een goedkoper assortiment (hun archiefbezoek is geen uitje: daarom meer behoefte aan ‘een kantine’ voor de lunchpauze en een koffie-automaat). • De handbibliotheek wordt veel minder gebruikt dan de genealogische bronnen, maar de waardering voor beide informatiebronnen is even hoog.
Dienstverlening gericht op het bieden van infotainment en verlaging van sociale drempels (sfeer, entourage en imago) en kennisdrempels (benodigde voorkennis). • De Schatkamer is een belangrijke trekker van ’nieuw publiek’, maar: de bijschriften en de PDA behoeven verbetering, de thema’s dienen duidelijker voor het voetlicht te komen en de hoog gewaardeerde touchscreens verdienen meer gebruikers. • De filmzaal wordt net zo hoog gewaardeerd als De Schatkamer, maar er komt veel minder publiek. • Het effect van de beeldschermen in de etalages lijkt in de tijd af te nemen: wellicht mogelijk om daar films te tonen (trekt meer aandacht en is meteen promotie voor de filmzaal). • Café De Bazel geeft niet vaak aanleiding voor een bezoek: er is waarschijnlijk te veel concurrerende horeca in de omgeving. • De fotoalbums vallen erg in de smaak, maar worden weinig ingekeken omdat ze alleen in het informatiecentrum liggen: neerleggen bij zithoekje(s) elders in het gebouw.
AMSTERDAMSE 50-PLUSSERS (25% van de bezoekers / bijna 50% van de bezoeken) 3% komt uit Zuid-Oost Amsterdam. 1/3 is 65 jaar of ouder: jonge senioren zijn dus in de meerderheid. Bezochten relatief vaak het voormalige archief aan de Amsteldijk. Kwamen relatief vaak in de tweede onderzoeksperiode (halverwege het openingsjaar in februari en maart). TRADITIONELE DOELGROEPEN (11%)
NIEUWE DOELGROEPEN (14%)
ondiepe gravers: 6% / diepgravers: 5% 1/2 herhalingsbezoek. Hoge bezoekfrequentie (ondiepe gravers gemiddeld 7 keer / diepgravers 24 keer): zorgen dus voor veel bezoeken. Gemiddelde bezoektijd: ondiepe gravers: 2 uur / diepgravers 3½ uur. Aandeel man: ondiepe gravers: 55% /diepgravers 70%. • Belangrijke groep die gekoesterd dient te worden, met name de doorgaans mannelijke diepgravers. • Het graven kan voor vrouwen aantrekkelijker worden als thema’s als mode, vormgeving en warenhuizen meer over het voetlicht worden gebracht.
grasduiners: 2% (telt relatief veel mannen)/gebouwbezoekers: 12% 1/5 herhalingsbezoek (2 kwamen zelfs voor de 10e keer): dus relatief veel herhalingsbezoek voor gebouwbezoekers. Die frequente bezoekers zoeken regelmatig spontaan informatie op. 13% kwam met een groepsexcursie. Gem. bezoektijd: 1½ uur. • Dit type gebouwbezoeker biedt grootste kans om zich tot informatiezoeker te ontpoppen! • De Bazel kan meer als ontmoetingsplek voor oudere Amsterdammers fungeren, die daar herinneringen ophalen. • Speciale sociaal-culturele excursies voor Amsterdamse 50plussers kunnen drempels verlagen, waardoor ze gemakkelijker binnen komen en wellicht terug komen om te grasduinen.
PUBLIEKSONDERZOEK OPENINGSJAAR STADSARCHIEF AMSTERDAM
23
JONGERE AMSTERDAMMERS ((20% van de bezoekers / 15% van de bezoeken) 3% komt uit Zuid-Oost Amsterdam. 1/4 is jonger dan 26 jaar, 1/4 is 26 tot en met 35 jaar en 1/2 is 36 tot en met 50 jaar. Komen relatief vaak in verband met studie of werk (1/3. Zijn niet vaak lid van een historische vereniging. Bezochten het minst vaak eerder een archief: toch geeft ruim de helft aan dit wel eens te hebben gedaan en 2/5 bezocht het voormalige archief aan de Amsteldijk. 20% betreft herhalingspubliek. • Dit is de enige groep waarbij de gebouwbezoekers in de meerderheid zijn. • De buzz rond de opening trok jong publiek uit Amsterdam aan: het loont de moeite om nog eens zulke buzz te genereren. TRADITIONELE DOELGROEPEN (7%) ondiepe gravers: 5% / diepgravers: 2% (is weinig!) 2/3 herhalingsbezoek. Deze groep komt veel minder frequent dan de oudere Amsterdammers (ondiepe gravers gemiddeld 3 keer / diepgravers 15 keer). Gemiddelde bezoektijd: ondiepe gravers: ruim 2 uur / diepgravers bijna 3 uur (relatief kort). Komen vaak i.v.m. studie of werk en zijn doorgaans hoog opgeleid (dus geen middelbare scholieren). • Minder vaak hobbyisten en veel minder fanatiek dan de oudere Amsterdammers. • Educatieve ontvangsten ontwikkelen voor scholieren i.s.m. Historisch Museum Amsterdam?
NIEUWE DOELGROEPEN (13%) grasduiners: 2% / gebouwbezoekers: 11% 1/10 herhalingsbezoek. Gem. bezoektijd: 1¼ uur (relatief kort). Weinig met groepsexcursie meegekomen (4%). Relatief vaak jong kind meegenomen (4%). • Zoeken vaker spontaan informatie op dan oudere Amsterdammers, maar kunnen vaak niet vinden wat ze zoeken en maken relatief weinig gebruik van informatiezuil bij entree en zijn daar minder tevreden over dan overig publiek. De informatievoorziening sluit kennelijk niet goed aan op de behoeften van jongere Amsterdammers. • I.v.m. suggestie om meer buzz te creëren: wellicht kan De Bazel meer als studieplek (alternatief voor minder centraal gelegen bibliotheek) worden gepromoot.
OUD AMSTERDAMMERS (22% van de bezoekers /15% van de bezoeken) Zijn vooral ver na de opening gekomen. Ruim de helft woont nog wel in Noord-Holland en bijna 1/5 in Zuid-Holland of Utrecht. De rest (1/3) is over Nederland uitgewaaierd, 2 wonen in het buitenland. 85% is ouder dan 50 jaar. Alleen bij deze groep is het aandeel 65-plussers (40%) bijna net zo groot als 51 tot 65 jarigen, 1/10 is 36 tot en met 50 jaar en 5% is jonger. 3/4 bezocht al eens eerder een archief: 2/3 ook het voormalige archief aan de Amsteldijk. TRADITIONELE DOELGROEPEN (10%) ondiepe gravers: 6% / diepgravers: 4% 1/3 herhalingsbezoek Lagere bezoekfrequentie dan Amsterdammers (ondiepe gravers gemiddeld 2 keer / diepgravers 8 keer). Gemiddelde bezoektijd: ondiepe gravers: 3 uur (relatief lang / diepgravers bijna 3½ uur. • Ondiepe gravers binnen de oud-Amsterdammers nemen de tijd voor het zoeken van informatie: speciale archiefpas voor oud-Amsterdammers.
NIEUWE DOELGROEPEN (12%) grasduiners: 2% / gebouwbezoekers: 10% 1/10 herhalingsbezoek. Gemiddelde bezoektijd: ruim 1½ uur (grasduiners 2 uur). Zoeken geregeld spontaan informatie op. 13% kwam met een groepsexcursie. • Deze groep is wellicht goed te bereiken d.m.v. speciale groepsexcursies voor oud-Amsterdammers. • Kunnen enthousiast aan het grasduinen slaan.
GEEN AMSTERDAMMERS ((33% van de bezoekers / 24% van de bezoeken) Kwamen relatief vaak in de zomer toen het nieuwe archief bijna een jaar open was. 5% woont in het buitenland, 1/3 in NoordHolland, 1/3 is evenredig verdeeld over Zuid-Holland en Utrecht en 1/5 komt uit de rest van Nederland. 70% van deze groep is ouder dan 50 jaar en ook deze groep telt meer jonge senioren (40%) dan 65-plussers (30%). Ruim een tiende is jonger dan 26 jaar, bijna 1/10 is 26 tot en met 35 jaar en ruim 1/10 is 36 tot en met 50 jaar. Deze groep is relatief hoog opgeleid, relatief vaak lid van een historische vereniging. 2/3 bezocht al eens eerder een archief. Slechts 10% betreft herhalingsbezoek. • Buitenlandse toeristen kwamen vooral in de zomerperiode: wellicht rekening mee houden met tijdelijke tentoonstellingen. TRADITIONELE DOELGROEPEN (16%) ondiepe gravers: 9% / diepgravers: 7% 1/10 herhalingsbezoek bij ondiepe gravers / 1/3 bij diepgravers. Lagere bezoekfrequentie dan Amsterdammers (ondiepe gravers gemiddeld 2 keer / diepgravers 9 keer). Gemiddelde bezoektijd: ondiepe gravers: ruim 2 uur / diepgravers bijna 5 uur (relatief lang). • Informatiezoekers komen even vaak uit het buitenland als de gebouwbezoekers. • De diepgravers blijven vaak de hele dag.
PUBLIEKSONDERZOEK OPENINGSJAAR STADSARCHIEF AMSTERDAM
NIEUWE DOELGROEPEN (18%) grasduiners: 2% / gebouwbezoekers: 16% (3% uit buitenland) Nauwelijks herhalingsbezoek. Zoekt weinig spontaan informatie. 15% kwam met een groepsexcursie. • Weinig buitenlandse bezoekers: De Bazel zou nog veel meer als ‘must seen’-plek moeten worden gepromoot. • ‘Show Yourself’ trok vrouwen: bij volgende voor vrouwen aantrekkelijke expositie lezersacties met damesbladen en op vrouwenclubs gerichte groepsarrangementen aanbieden. • Met aanbod van groepsarrangementen zijn meer gebouwbezoekers te trekken, het hier laten starten en eindigen van stadswandelingen is ook een goed idee. Zorgt voor mond-totmondreclame en wellicht tot herhaalbezoek.
24
CONCLUSIES Geheel ander publiek dan voorheen Volgens eerder onderzoek was de gemiddelde bezoeker van het voormalige archief aan de Amsteldijk een 55-jarige autochtone man met een hoge opleiding, die vooral genealogische informatie zocht en zeer regelmatig terugkwam. Het Stadsarchief Amsterdam in De Bazel beoogt om ook hele andere bezoekers te trekken. Dit is gelukt. Regulier komt de overgrote meerderheid van archiefpubliek om informatie te zoeken, bij het publiek van het Stadsarchief Amsterdam geldt dit nog maar voor de helft. Het aandeel genealogen ligt met circa een vijfde veel lager dan bij regulier archiefpubliek. Niet langer zijn mannen ver uit in de meerderheid, want het nieuwe archief trok het gehele openingsjaar door bijna net zo veel vrouwen als mannen. Dit publiek is ook jonger en lager opgeleid dan regulier archiefpubliek, terwijl bij het voormalige archief aan de Amsteldijk juist het omgekeerde het geval was. Meer dan de helft van het publiek komt van buiten Amsterdam: dat is veel voor een archief waarin deze stad centraal staat. Tegen het einde van het openingsjaar bestaat zo’n driekwart van het publiek uit mensen die voor de eerste keer komen: naast de informatiezoekers die frequent komen, zijn er dus nog steeds veel incidentele bezoekers die voor het gebouw of een expositie komen. Effectiviteit van de publiciteit rond de opening Omdat ruim de helft van het openingspubliek al bekend was met het voormalige Gemeentearchief, waren veel bezoekers al lange tijd voor de opening op de hoogte van de verhuizing naar De Bazel. Een vijfde kwam door mond-tot-mondreclame. Dit betekent dat slechts een derde door een specifieke publicitaire aanleiding naar het nieuwe archief kwam. Landelijke kranten of tijdschriften, de website van het archief en landelijke omroepen gaven daarna het vaakste aanleiding tot een bezoek vlak na de opening: deze media werden door circa 14% van het openingspubliek genoemd. Een tiende noemde regionale media (zowel schriftelijk als de omroepen). De stadspasactie is door 3% genoemd, andere sites en posters elk door 1% en de minicards, die over hotels zijn verspreid, door niemand. Uit de zelf geformuleerde antwoorden blijkt dat onderwijsinstituten ook een rol spelen in de promotie en dat men ook wel spontaan komt binnenlopen. Een vijfde van het publiek bezocht het voormalig Amsterdamse archief voor 2001 voor het laatst en dit aandeel blijft constant na de openingsperiode. Dit betekent dat mensen die lang geleden het oude archief bezochten gedurende het hele jaar zijn geprikkeld om weer eens in het archief te komen kijken. Bezoekgedrag Al aangegeven is dat de helft van het publiek geen informatie opzocht en een vijfde voor genealogische informatie kwam. Daarnaast kwam 14% voor andere informatie, 8% zocht informatie in verband met studie of school, bij 6% kwam een vraag op tijdens het archiefbezoek waarop een antwoord is gezocht en 2% werd door een archiefmedewerker gestimuleerd om spontaan informatie op te zoeken. Het gemiddelde aantal afdelingen (inclusief de receptie) dat men bezocht is drie. Tweederde bezocht de receptie, bijna de helft De Schatkamer, het café, het informatiecentrum en de boekwinkel, een derde de filmzaal en een kwart de studiezaal. De reproshop is het minst vaak bezocht (door 14%): een derde daarvan deed dit spontaan en dit is constant gebleven. Zo’n 5% van de bezoekers kwam dus onverwachts een document tegen en heeft daar een kopie van gemaakt om mee naar huis te nemen. Een derde van het publiek bezocht meer afdelingen dan het vooraf van plan was. Circa 15% kwam voor een rondleiding en 1% voor een lezing. Café De Bazel gaf sporadisch aanleiding voor een bezoek. Evaluatie afdelingen De gemiddelde rapportcijfers voor de diverse afdelingen in het Stadsarchief Amsterdam schommelen rond de 8, dit wijkt niet af van de waardering die Nederlandse musea gemiddeld oogsten. De Schatkamer, de filmzaal en de tijdelijke expositie met foto’s van Wim van der Linden krijgen een dikke 8. De receptie, de Stadsboekwinkel en het informatiecentrum krijgen gemiddeld een 8. De studiezaal en de reproshop en krijgen gemiddeld bijna 8. Café De Bazel scoort het laagste cijfer, maar krijgt toch nog gemiddeld een 7½.
PUBLIEKSONDERZOEK OPENINGSJAAR STADSARCHIEF AMSTERDAM
25
De tijdelijke expositie over Premsela krijgt gemiddeld een 8. Deze expositie is uitgebreider geëvalueerd. Hieruit blijkt dat het onderwerp en de inrichting het beter doen (gemiddeld een 8), dan de begeleidende teksten en de thema’s (gemiddeld een 7½). Men is het minst te spreken over de toegangsprijs: dit krijgt een 7 en daar gaf men relatief vaak een onvoldoende voor. Aangezien het Stadsarchief normaal gratis is te bezoeken en de toegangsprijs van 5 euro voor deze expositie niet op de website was vermeld, is deze prijs, zelfs als men daar onverwachts mee wordt geconfronteerd, kennelijk toch acceptabel. De filmzaal is ook uitgebreider geëvalueerd. Hieruit blijkt dat men iets beter is te spreken over de documentaire over Premsela, die daar toen werd getoond (gemiddeld een dikke 8) dan over de film over Amsterdam in de jaren ’70 (gemiddeld een 7½). De inrichting van de zaal krijgt gemiddeld bijna een 8. Hierover lopen de meningen het meest uiteen: vijf filmzaalbezoekers geven een onvoldoende. Evaluatie informatiemiddelen De helft van degenen die informatie zochten, vond precies wat het zocht, twee vijfde vond die informatie gedeeltelijk en 6% helemaal niet. Dit is een goed resultaat, want uit de Kwaliteitsmonitor Dienstverlening Archieven 2007 komt naar voren dat slechts een derde van het archiefpubliek precies vindt wat die zoekt. De waardering voor de persoonlijke ondersteuning door archiefmedewerkers is dan ook groot: de helft van het publiek kreeg informatie en van hen en daar geeft men gemiddeld een 8,3 voor. De thematische fotoalbums in het informatiecentrum en de touchscreens in De Schatkamer krijgen een vrijwel even hoge waardering (gemiddeld een 8,2), maar die worden maar weinig geraadpleegd (beide slechts door zo’n 5% van het publiek). Men is ook goed te spreken over de bronnen voor genealogisch onderzoek en de handbibliotheek in het informatiecentrum: die krijgen allebei gemiddeld een 7,9. De handbibliotheek wordt echter veel minder gebruikt (door circa een tiende) dan de genealogische bronnen (door een kwart). De informatiezuil bij de entree, de beeldschermen in de étalages van het gebouw en de computers in het informatiecentrum krijgen alle drie gemiddeld een 7,7. De informatiezuil is na de openingsperiode door ruim een tiende geraadpleegd. De beeldschermen in de étalages worden zeer wisselend bekeken: er lijkt sprake te zijn van een afname in het effect daarvan. De computers in het informatiecentrum worden door circa een derde van het publiek gebruikt. Het inleidende tekstbord in De Schatkamer en de handcomputer met interactieve informatie oogsten veel minder waardering (gemiddeld een 7,3 en een 7,2). Het tekstbord wordt door bijna een vijfde van het publiek gelezen en de PDA door slechts zo’n 7%. De bijschriften in De Schatkamer en de readers in het informatiecentrum krijgen de laagste waardering: de bijschriften en de readers een 7,0 en de reader-printer een 6,5. Deze bijschriften zijn door de helft van het publiek geraadpleegd, de readers door zo’n 13% en de reader-printer door 7%. Verschillen per onderzoeksperiode Vlak na de opening van het Stadsarchief Amsterdam kwam men relatief vaak alleen om het gebouw te bezoeken: dit gold voor ruim de helft van het openingspubliek versus een derde van het publiek dat later in het jaar kwam. Er kwamen toen meer inwoners van Amsterdam en minder (buitenlandse) toeristen dan later in het jaar. Door de buzz rond de opening, kwamen er toen twee keer zo veel jong volwassenen in de leeftijd van 26 tot 35 jaar dan daarna. Het openingspubliek verbleef gemiddeld een half uur korter dan de gemiddelde twee uur die het publiek daarna in het archief doorbracht. Toch bezocht het openingspubliek gemiddeld meer afdelingen: dit komt onder andere doordat ze vaker spontaan de receptie bezochten, waarschijnlijk om de weg te vragen. Het aandeel publiek dat gepland de receptie bezoekt neemt in de tijd toe: wellicht omdat het publiek steeds gerichter op een bepaalde afdeling af komt en daar meteen bij binnenkomst naar vraagt. De Schatkamer, de Stadsboekwinkel, het café, de filmzaal en de studiezaal zijn ook vaker spontaan bezocht door het openingspubliek dan door het overige publiek.
PUBLIEKSONDERZOEK OPENINGSJAAR STADSARCHIEF AMSTERDAM
26
Het openingspubliek maakte het meeste gebruik van de informatiezuil bij entree. Dit zal komen doordat er na de openingsmaand minder nieuw publiek kwam, dat het nodig heeft om dit bord te raadplegen. In de middelste periode kwamen er relatief veel mensen die al eerder een archief bezochten: slechts een kwart had toen nog nooit een archief bezocht. In de openingsperiode en in de zomerperiode is dit bij een derde het geval: toen werden er dus meer mensen getrokken die geen ervaring hebben met archieven. Dit zal komen doordat er vlak na de opening veel mensen kwamen die nieuwsgierig waren naar De Bazel en doordat er ‘s zomers veel toeristen zijn in Amsterdam. In de zomerperiode kwamen de meeste mensen van buiten Noord-Holland en buitenlandse toeristen en toen kwamen er, vanzelfsprekend, relatief weinig mensen in verband met studie en school. Publiek dat nooit eerder archieven bezocht is het hele jaar door in de minderheid. Er wordt steeds meer publiek getrokken dat eerder andere archieven bezocht dan het voormalige gemeentearchief Amsterdam. Dus er wordt steeds minder geput uit de oude achterban en meer uit de achterban van andere archieven. Evaluatie openingstijden en bewegwijzering Een tiende is niet tevreden over de openingstijden. Dit geldt vooral voor de traditionele informatiezoekers: zij wensen vooral een avondopenstelling, maar uiteindelijk gaat het hierbij niet om een grote groep. Men is zeer goed te spreken over de bewegwijzering. Er zijn een paar klachten, maar die duiden niet op een algemeen ervaren probleem. Het imago Uit de typeringen die het publiek voor het Stadsarchief Amsterdam geeft, komen het indrukwekkende en bijzondere gebouw en de toegankelijke en klantvriendelijke sfeer als meest kenmerkende punten naar voren. Dit zijn de elementen die het imago bepalen. De prettige sfeer komt door het open karakter van het gebouw, waardoor het archief (ondanks de imponerende uitstraling) toch als uitnodigend wordt ervaren. Ook de klantvriendelijke opstelling van de archiefmedewerkers draagt sterk bij aan het laagdrempelige imago. Uit de antwoorden op de vraag naar wat de meeste indruk maakt tijdens het bezoek blijkt opnieuw dat de ambiance van De Bazel beeldbepalend is: dit geeft de helft van het publiek aan. Een tiende van het publiek noemt de service van de medewerkers als het meest indrukwekkend. Dit bevestigt dat de klantvriendelijke opstelling van de archiefmedewerkers voorkomt dat de imponerende uitstraling het publiek afschrikt. Het beoogde imago van betrouwbaar kenniscentrum lijkt minder goed te worden gerealiseerd, want daar wordt nauwelijks naar verwezen. Dat het archief verrassend en innovatief is, zoals wordt nagestreefd, wordt helemaal niet door het publiek onderkend. Opnieuw blijkt dat de gerealiseerde permanente en tijdelijke exposities waardevolle aanvullingen te zijn, want een tiende benoemt die als het meest indrukwekkend. Dit betreft vooral De Schatkamer, maar ook de tijdelijke expositie over Wim van der Linden. Doelgroepenbereik Er zijn twee doelgroepindelingen ontwikkeld16. De eerste is gebaseerd op informatiebehoeften. Het publiek is hiermee onderscheiden in traditionele doelgroepen (opgedeeld in ondiepe en diepe gravers) en nieuwe doelgroepen (opgedeeld in gebouwbezoekers en grasduiners). De diepgravers vormen getalsmatig een minderheid, maar omdat ze zo vaak terug komen, zijn ze verantwoordelijk voor naar schatting bijna tweederde van het aantal afgelegde bezoeken. De ondiepe gravers nemen naar schatting een vijfde deel van de bezoeken voor hun rekening, ongeveer even veel als het aandeel bezoeken waarvoor de nieuwe doelgroep (gebouwbezoekers, inclusief grasduiners) verantwoordelijk voor zijn. De nieuwe doelgroep is dus vrijwel even groot wanneer we naar het aantal bezoekers kijken, maar betreft slechts een vijfde van het aantal bezoeken.
16
Twee belangrijke doelgroepen (websitebezoekers en onderwijsgroepen) zijn niet in deze doelgroepenindelingen opgenomen, omdat die vallen buiten de scoop van dit onderzoek vallen en niet met de publieksenquête onderzocht zijn.
PUBLIEKSONDERZOEK OPENINGSJAAR STADSARCHIEF AMSTERDAM
27
De tweede doelgroepindeling is gebaseerd op verbondenheid met Amsterdam en leeftijd. Het blijkt dat een derde van het onderzochte publiek niet in Amsterdam woont en daar ook geen binding mee heeft, een kwart bestaat uit 50-plussers die in Amsterdam wonen, een vijfde zijn jongere Amsterdammers en eveneens een vijfde betreft mensen die vroeger (lange tijd) in Amsterdam hebben gewoond. Daarnaast is er nog een enkeling die tijdelijk in Amsterdam woont. De bezoekfrequentie tussen deze doelgroepen loopt niet zo sterk uiteen als bij de op informatiebehoefte ingedeelde doelgroepen. Alleen de Amsterdamse 50-plussers vallen op door hun zeer hoge bezoekfrequentie. Hierdoor zijn ze verantwoordelijk voor bijna de helft van het aantal bezoeken, terwijl de grotere groep bezoekers van buiten Amsterdam naar schatting een kwart van het aantal bezoeken voor hun rekening nemen. De jongere Amsterdammers en de oud-Amsterdammers zorgen elk voor circa 15% van de bezoeken. Er blijkt geen samenhang tussen beide type doelgroepen. Dat wil zeggen dat elk van deze doelgroepen in ongeveer gelijke mate bestaat uit traditioneel publiek en de nieuwe doelgroep. De enige afwijking is dat de groep jongere Amsterdammers relatief weinig diepgravers telt. Doelgroepenmarketing De bezoekers van het Stadsarchief Amsterdam blijken vrijwel fifty/fity verdeeld over traditioneel publiek en nieuwe doelgroepen. Op basis van bevolkingsgegevens mag echter worden verondersteld dat het publiekspotentieel van nieuwe doelgroepen minstens vijf keer zo groot is als het potentieel van traditionele archiefbezoekers. Het bereik van nieuwe doelgroepen kan dus nog aanmerkelijk worden uitgebreid. Daar is in het eerste jaar na de opening van het nieuwe archief een goede start mee gemaakt, wat tot een grote omslag in de samenstelling van het publiek heeft geleid. De nieuwe doelgroep ‘gebouwbezoekers’ kan in de toekomst een grote meerderheid gaan vormen, waardoor het publiek van het Stadsarchief Amsterdam steeds meer zal afwijken van regulier archiefpubliek. De traditionele doelgroep van informatiezoekers zal echter als het om het aantal bezoeken gaat altijd blijven domineren, omdat ze veel frequenter komen. Wanneer circa 80% van de bezoekers uit de nieuwe doelgroep ‘gebouwbezoekers’ bestaat (wat gezien de inschatting van het publiekspotentieel een haalbaar streven is), dan zal de 20% traditionele ‘informatiezoekers’ toch nog verantwoordelijk zijn voor 60% van de aan het archief afgelegde bezoeken. Aangezien het traditionele publiek ook veel langer in het archief verblijft (gemiddeld 3 uur) dan het nieuwe publiek (1½ uur) mag de aandacht voor het bedienen van nieuwe doelgroepen nooit ten koste gaan van de services voor de traditionele doelgroepen. In de laatste paragraaf van het vorige hoofdstuk is een schema opgenomen dat kenmerkende eigenschappen van de diverse onderscheiden doelgroepen samenvat. In dit schema zijn per doelgroep ook aandachtspunten gezet ten behoeve van de ontwikkeling van doelgroepgebonden producten en diensten. Die zijn vet en cursief gedrukt. Daarbij zijn vragen opgenomen, die voor een deel middels kwalitatief vervolgonderzoek onder specifieke doelgroepen beantwoord zouden kunnen worden. Tot slot Het blijkt dat het Stadsarchief Amsterdam, door haar unieke locatie en gevarieerde aanbod, een ander publiek bereikt dan reguliere archieven. Toch blijven de traditionele informatiezoekers de belangrijkste doelgroep, omdat zij de meeste tijd in het archief doorbrengen. Alhoewel het publiek jonger is dan regulier archiefpubliek, is toch nog tweederde ouder dan 50 jaar. Ondanks de prachtige ambiance en de aantrekkelijke tentoonstellingen en filmzaal, zal het Stadsarchief geen toeristische attractie of een bruisende ontmoetingsplek voor jonger publiek worden. Daarvoor is de concurrentie te groot en de sfeer in De Bazel te ingetogen. Wel liggen er kansen om naast de traditionele archieffunctie de functie van een stijlvol informatiecentrum te ontwikkelen. Een plek waar zowel oudere als wat jongere Amsterdammers een expositie of een film kunnen komen kijken of op een andere manier informatie kunnen opdoen. Publiek van buiten Amsterdam en Amsterdammers die niet zo snel uit zichzelf naar De Bazel komen, kunnen het beste worden bediend met groepsarrangementen, waarin een rondleiding en een bezoek aan een expositie is opgenomen17. De kracht van het archief is de kennis over Amsterdam die daar is opgeslagen. Dit kan explicieter worden uitgedragen door touchscreens en bladerboeken in de centrale hal te plaatsen en een betere doorverwijzing naar de wisselexpositie, De Schatkamer en de Filmzaal te realiseren. De hoogwaardige diensten en producten die het archief heeft ontwikkeld verdienen een grotere zichtbaarheid.
17
Voor meer concrete, aan doelgroepen gerelateerde suggesties: zie vette en cursieve aanvullingen in het schema op pagina 23.
PUBLIEKSONDERZOEK OPENINGSJAAR STADSARCHIEF AMSTERDAM
28
GERAADPLEEGDE DOCUMENTEN EN LITERATUUR ATCB/NBTC (2006) Monitor Toeristische Bedrijven. Amsterdam: ATCB/NBTC. Boud Onderzoek & Verslag (2007) Kwaliteitsmonitor Dienstverlening Archieven 2007 (bevindingen van een onderzoek onder archiefbezoekers in Nederland en België). Kerkdriel: Boud Onderzoek & Verslag. Waal, V, de (2001) Uitdagend leren. Culturele en maatschappelijke activiteiten als leeromgeving. Bussum: Uitgeverij Coutinho. Daamen, F.L.en F.Haanstra (2006) Cultuureducatie in Amsterdam, een onderzoek naar cultuureducatie in het Amsterdamse basisonderwijs en VMBO, uitgevoerd in opdracht van het expertisenetwerk MOCCA en de gemeente Amsterdam in het najaar van 2005 Amsterdam: Amsterdamse Hogeschool voor Kunsten lectoraat Kunst- en Cultuureducatie Defesche, F. (2006) Bevindingen oriënterend kwalitatief onderzoek t.b.v. het GAA in de Bazel. Amsterdam: SKIPintro. Dijken, K. van en N. Stroeker (2003) Naar een publieksgericht archiefbestel. Kenmerken, doelbereik, consequenties. Zoetermeer: 100 bv Economisch onderzoek voor de publieke sector. Evidens Onderzoeksdiensten (2004) Kwaliteitsmonitor Dienstverlenende Archieven. Amsterdam:. Huysmans, F. en J. de Haan (2007) Ontwikkelingen in de belangstelling voor cultureel erfgoed. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau (Het culturele draagvlak deel 7) Gemeente Amsterdam (2006) Regio Amsterdam in beeld 2006. Feiten en cijfers over het RSA gebied. Amsterdam: Dienst Onderzoek en Statistiek. Ranshuysen, L. (2003) Een nieuw stadsmuseum voor Gent. Voorstellen vanuit het beoogde publiek. Gent: Gent Cultuurstad vzw. Ranshuysen, L. (2005) Onzichtbare drempels. Museumpubliek en non-publiek in Nederland. Rotterdam: Onderzoeksbureau Letty Ranshuysen. Ranshuysen. L (2007) Het publiek van het Kröller-Müller Museum: maatwerk voor doelgroepen. Rotterdam: Onderzoeksbureau Letty Ranshuysen. Ranshuysen, L. (2008) Resultaten MuseumMonitor 2007. Rotterdam: Onderzoeksbureau Letty Ranshuysen. Stadsarchief Amsterdam (2003) Publieksconcept ‘GAA in de Bazel’ Gebruik van publieksruimten. Rapportage fase 1 werkgroep Publieksconcept. Stadsarchief Amsterdam (2006) Stadsarchief in beweging. Het Stadsarchief Amsterdam tussen 2006 en 2010. Twynstra Gudde (2003) Marketingpilot Noordelijke Archieven: Naar een breder publiek door een aansprekend serviceconcept. Amersfoort: Twynstra Gudde. Wubs, F en F. Huysmans (2006) Snuffelen en graven. Over doelgroepen van digitaal toegankelijke archieven. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
PUBLIEKSONDERZOEK OPENINGSJAAR STADSARCHIEF AMSTERDAM
29
BIJLAGE 1: GEHANTEERDE ENQUÊTES 1a. 1b.
Heeft u ooit eerder een archief bezocht?
1
2 ja
Heeft u het Gemeentearchief Amsterdam aan de Amsteldijk wel eens bezocht? 1
1c.
nee (door naar vraag 2)
nee (door naar vraag 1d)
2 ja, ____ keer (aantal keren invullen)
In welk jaar kwam u voor het laatst in het Gemeentearchief Amsterdam aan de Amsteldijk? in ________ (jaartal invullen, kan ook nog in 2007 zijn geweest)
1d.
Komt u voor het eerst in het Stadsarchief Amsterdam op deze locatie (De Bazel) of bezocht u dit archief al eerder?
dit is de ____ keer (1e, 2e of 3e et cetera keer)
2.
Wilt u aankruisen welke van de volgende onderdelen u zich vooraf al had voorgenomen te bezoeken (bij bezoekdoel) en welke onderdelen u daadwerkelijk hebt bezocht (bij bezocht): wilt u tevens bij de bezochte onderdelen uw waardering daarvoor aangeven in de vorm van een rapportcijfer (1 t/m 10). bezoekdoel bezocht rapportcijfer a. Receptie (ontvangstbalie) 0 b. Informatiecentrum 0 c. Studiezaal 0 d. Stadsboekwinkel 0 e. Café De Bazel 0 f. Reproshop 0 g. Schatkamer (in de kluis) 0 h. Filmzaal 0 2E ENQUETE: expositie Premsela 3E ENQUÊTE: expositie Wim van der Linden)
3a.
0 0 0 0 0 0 0 0
Æ Æ Æ Æ Æ Æ Æ Æ
____ ____ ____ ____ ____ ____ ____ ____
Receptie Informatiecentrum Studiezaal Stadsboekwinkel Café De Bazel Reproshop Schatkamer (in de kluis) Filmzaal
Heeft u bij uw bezoek specifieke informatie opgezocht, bijvoorbeeld over een wijk, een familienaam, een bepaalde woning of een bepaalde foto of afbeelding? (lees de antwoorden goed door voordat u er één aankruist) 1 ja, want er kwamen spontaan vragen op waar ik een antwoord op ben gaan zoeken 2 ja, want ik werd door een medewerker gestimuleerd om informatie op te zoeken 3 ja, naar aanleiding van het reclamespotje op AT5 / RTV Noord-Holland (na 1e perdiode vervangen door: ja, ik kwam voor genealogische informatie) 4 ja, want ik kwam naar het Stadsarchief om informatie op te zoeken vanwege school of studie 5 ja, want ik kwam naar het Stadsarchief om informatie op te zoeken om andere redenen 0 nee, ik heb geen enkele informatie opgezocht (dan door naar vraag 4)
3b.
Heeft u de informatie die u zocht kunnen vinden? 1
4.
2 gedeeltelijk
3 ja
Kwam u vandaag voor een speciale andere activiteit? (meerdere antwoorden of geen enkel antwoord mogelijk) 1 3
5.
nee
om het gebouw te bezichtigen voor een lezing
2 voor een rondleiding 4 voor iets anders, namelijk: ___________________________________
Op basis van welke publiciteitsmiddelen bent u vandaag naar het Stadsarchief Amsterdam gekomen? (meerdere antwoorden mogelijk) 1 3 5 7 9 11
niet van toepassing: ik kende archief al www.stadsarchief.amsterdam.nl minicards in hotels / VVV lokale / regionale radio of tv lokale / regionale kranten of tijdschriften mond-tot-mondreclame
PUBLIEKSONDERZOEK OPENINGSJAAR STADSARCHIEF AMSTERDAM
2 4 6 8 10 12
30
actie stadspas andere site, namelijk: www.___________________ posters / affiches landelijke radio of tv landelijke kranten of tijdschriften iets anders, namelijk: __________________________
5.
2E ENQUTE: Indien u de expositie over Premsela heeft bezocht (indien niet: ga dan door naar vraag 6): wilt u dan uw waardering voor verschillende aspecten van die expositie aangeven met een rapportcijfer (1 t/m 10). a. het onderwerp b. de inrichting c de begeleidende teksten d. de toegangsprijs (€ 5,-) e. de thema’s
5a. 5b.
3E ENQUTE: Kunt u gemakkelijk de weg vinden in het Stadsarchief?
Stadsboekwinkel Schatkamer Expositie Wim van der Linden Reproshop Garderobe en kluisjes
2 4 6 8 10
6.
Indien u de Schatkamer heeft bezocht (indien niet dan gaat u door naar vraag 7): wilt u dan aankruisen welke van de volgende informatiemiddelen u in de Schatkamer heeft gebruikt en bij de door u aangekruiste middelen uw waardering daarvoor aangeven met een rapportcijfer (1 t/m 10). Gebruikt Rapportcijfer 0 0 0 0
____ ____ ____ ____
Welke thema’s in de Schatkamer vond u het meest interessant? __________________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________________ 2E ENQUTE: Indien u de Filmzaal heeft bezocht (indien niet: ga dan door naar vraag 7): wilt u uw waardering aangeven voor de film die u heeft gezien en voor de inrichting van de zaal (rapportcijfer 1 t/m 10). a. Amsterdam in de jaren 70 b. de Premsela documentaire c. de inrichting van de filmzaal
6.
2 ja
Café De Bazel Filmzaal Studiezaal Informatiecentrum Iets anders, namelijk: ____________________________________________
a. inleidend tekstbord bij de entree b. de bijschriften bij de tentoongestelde stukken c. de handcomputer (PDA) d. touchscreen met beeld en audiofragmenten
6b.
1 nee
Zo niet, welke van de volgende onderdelen zijn moeilijk te vinden? (meerdere antwoorden of geen enkel antwoord mogelijk) 1 3 5 7 9
6a.
____ ____ ____ ____ ____
____ ____ ____
3E ENQUTE: Indien u het informatiecentrum heeft bezocht (indien niet: door naar vraag 7): wilt u dan uw waardering geven voor de onderdelen waar u gebruik van heeft gemaakt met een rapportcijfer (1 t/m 10). gebruikt rapportcijfer a. De algehele inrichting b. Informatiebalie in het informatiecentrum c. Fotoalbum(s) in het informatiecentrum d. Handbibliotheek (met boeken en tijdschriften) e. Computers f. Bronnen voor genealogisch onderzoek g. Readers h. Reader-printer i. Werkplekken aan de ramen j. Werkplekken rond de grote tafels
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
PUBLIEKSONDERZOEK OPENINGSJAAR STADSARCHIEF AMSTERDAM
31
Æ Æ Æ Æ Æ Æ Æ Æ Æ Æ
____ ____ ____ ____ ____ ____ ____ ____ ____ ____
7.
Wilt u aankruisen welke van de volgende informatiemiddelen u in het overige deel van het Stadsarchief heeft gebruikt en bij de door u aangekruiste middelen uw waardering daarvoor aangeven met een rapportcijfer (1 t/m 10). Gebruikt Rapportcijfer a. informatiezuil direct bij binnenkomst b. fotoalbum(s) in informatiecentrum c. informatie van medewerkers d. computer met informatie in Café De Bazel e. beeldschermen in de etalages buiten
8.
0 0 0 0 0
____ ____ ____ ____ ____
Hoeveel tijd bracht u vandaag in het Stadsarchief door? circa ________ minuten (voorbeeld: indien ½ uur vult u 30 minuten in en bij 1½ uur 90 minuten)
9.
9.
Wilt u de volgende zin afmaken: Typerend voor het Stadsarchief Amsterdam is _______________ ____________________________________________________________________________________ 2E ENQUTE: Wat vindt u van de huidige openingstijden? (dinsdag t/m zaterdag van 10 tot 17.00 uur en zondag van 11 tot 17.00 uur (zondag zijn de studiezaal en de reproshop gesloten) 1 goed 2 niet goed, suggestie voor verbetering: ________________________________________________________________
9.
3E ENQUTE: Wat heeft in het Stadsarchief Amsterdam de meeste indruk op u gemaakt? ________________________________________________________________
10a. Woont u in de stad Amsterdam (postcodegebied 1000 t/m 1099) of heeft u daar gewoond? (lees de antwoorden goed door voordat u er één aankruist) 1 2 3 4
ik woon niet meer in Amsterdam, maar voel me wel Amsterdammer omdat ik daar lang heb gewoond ik woon niet in Amsterdam ik woon tijdelijk in Amsterdam in verband met werk of studie ik woon in Amsterdam
10b. Indien u in Nederland woont, wilt u dan de cijfers van uw postcode invullen? ___ ___ ___ ___ 10c. Indien u in het buitenland woont, in welk land: ________________________________ 11.
Wilt u aangeven welke van de volgende omschrijvingen op u van toepassing zijn? (meerdere antwoorden mogelijk) 1 2 3 4 5 6
ik ben vandaag met een groepsexcursie meegekomen ik heb één of meer kinderen jonger dan 13 jaar meegenomen dit archiefbezoek hangt samen met mijn werk of studie ik heb een hoger beroepsopleiding of wetenschappelijke opleiding afgerond of ben daar nog mee bezig ik bezit een Archiefpas (voor het raadplegen van originele stukken op de studiezaal) ik ben lid van een historische vereniging
12a. Uw leeftijd is: _____ jaar
12b. Uw sekse: 1 man 2 vrouw
PUBLIEKSONDERZOEK OPENINGSJAAR STADSARCHIEF AMSTERDAM
32