WIJK IN / WIJK UIT (slotrapportage in het kader van de kwalitatieve evaluatie van wijkgerichte activiteiten binnen Rotterdamse Actieplan Cultuurbereik)
september 2008 Letty Ranshuysen
SAMENVATTING Met dit onderzoek is gezocht naar de successen en knelpunten die zich voordoen bij drie wijkgerichte programma’s in het kader van het Rotterdamse Actieplan Cultuurbereik. Het gaat om: • Cultuurscouts, die ontluikende culturele initiatieven en talenten in de wijken ondersteunen, • Cultuurbuur, waarbij stedelijke kunstinstellingen podiumkunsten in de wijken brengen, • Musea en de wijken, waarbij musea activiteiten voor en met input van wijkbewoners ontwikkelen. SUCCESSEN Met de drie programma’s is acht jaar lang geëxperimenteerd met nieuwe werkwijzen gericht op versterking van het kunst en cultuuraanbod in de wijken en het bereiken van nieuwe doelgroepen. Dit zorgde voor veel nieuwe activiteiten. Een toenemend aandeel van die activiteiten is niet langer van cultuurbudgetten afhankelijk, maar wordt door woningcorporaties, zorginstellingen of andere deelgemeentelijke afdelingen dan cultuur betaald. Op basis van leerervaringen zijn doelstellingen en instrumentarium, vooral in de laatste twee jaar, aangescherpt en verbeterd. Een belangrijke ontwikkeling is dat er steeds meer sprake is van een terugkerende beweging. Musea, podiumkunstgezelschappen en andere stedelijke cultuurinstellingen krijgen inzicht in de behoeften van doelgroepen in de wijken en doen ervaring op met nieuwe vormen van publieksbenadering en –werving. Daarbij halen musea materiaal uit de wijken, dat gebruikt wordt voor tijdelijke exposities of ter aanvulling van de collectie. Kunstenaars (professionele en amateurs) worden zichtbaar binnen hun wijk en daardoor soms ook buiten die wijk. Bovendien worden succesvolle werkwijzen van de ene naar de andere wijk getransporteerd. Het gaat steeds minder om een eenzijdige verheffing van wijkbewoners, maar om het bevorderen van synergie tussen stadscentrum en wijken en tussen gevestigde en perifere cultuur. Cultuurscouts De scouts slagen er steeds beter in om samenwerking tussen uiteenlopende organisaties te bevorderen, doordat ze hun netwerken uitbreiden naar niet-culturele organisaties. Via de scouts vinden steeds meer stedelijke instellingen met succes een ingang bij nieuwe doelgroepen in de wijken. Ze zijn ook een belangrijke schakel voor het doorsluizen van succesvolle projecten van de ene naar de andere wijk. Musea in de wijken Het Historisch Museum Rotterdam en Villa Zebra ontwikkelden duurzame methoden, waarbij steeds meer wijkbewoners via basisschoolkinderen betrokken raken: actief als deelnemer of receptief als publiek. Kunsthal legt zich, meer incidenteel, toe op het realiseren van educatieve randprogrammering voor allochtone wijkbewoners. Het Nederlands Fotomuseum en het Nationaal Onderwijsmuseum zijn gestart met geheel eigen werkwijzen, waarbij wijkbewoners als erfgoeddragers worden betrokken. Al deze musea hebben contact gelegd met uiteenlopende sociaal-culturele en welzijnsorganisaties (en hun achterban) in de wijken en deze contacten willen ze continueren. Cultuurbuur Naast twee grote gevestigde gezelschappen die vanaf de start meedoen (Rotterdams Philharmonisch Orkest en Scapino Ballet), zijn momenteel zes kleine ensembles actief (waaronder vier op jeugd- en jongeren gerichte gezelschappen). Zij brengen een kwalitatief hoogwaardige aanbod in de LCC’s, dat evenwichtig is verdeeld over de disciplines klassieke muziek, dans en theater en dat tracht aan te sluiten op het referentiekader en behoeften van onervaren theaterpubliek. Hiermee worden per seizoen tussen de 1.500 en 2.000 wijkbewoners bereikt. Er is een voorzichtig begin gemaakt met het betrekken van amateurmusici bij Cultuurbuurconcerten. AANDACHTSPUNTEN De marketing van de wijkprojecten komt niet goed van de grond. Het is belangrijk dat er, in samenwerking met de cultuurscouts, per deelgemeente netwerken van intermediairs worden opgebouwd voor het recruteren van deelnemers en publiek voor culturele activiteiten en dat LCC’s en cultuurinstellingen (zowel binnen als buiten de wijk) actief worden aangemoedigd daar gebruik van te maken. Via intermediairs in de wijken kunnen ook sociaal-culturele groepsexcursies naar musea en theaters worden georganiseerd. Dit is een krachtig instrument om nieuw publiek te bereiken, dat inspeelt op de behoefte van welzijnsorganisaties aan activiteiten die educatie koppelen aan ontspanning en ontmoeting. WIJK IN / WIJK UIT
Cultuurscouts De centrale sturing van de scouts is gestagneerd door de snelle directiewisseling. Als gevolg hiervan, maar ook door tijdgebrek, worden ambities onvoldoende gerealiseerd. Zo is nog geen serieus werk gemaakt van het voorgenomen beleid als het om culturele diversiteit gaat. De diverse etnische minderheidsgroepen worden nog maar mondjesmaat bereikt. Wel worden er bruggen geslagen tussen het gevestigde circuit en het informele circuit. Een cruciale basisvoorwaarde daarvoor is dat een scout zowel in de cultuursector als in de sector samenleven kan opereren, zodat zij of hij als intermediair kan fungeren tussen deze gescheiden circuits. Om te grote verschillen in de werkwijzen van de scouts tegen te gaan, dienen ook andere basiscompetenties te worden vastgesteld. Het eigen budget voor projectsubsidies verdient uitbreiding, omdat dit over meer scouts moet worden verdeeld. De digitalisering van culturele kaarten bieden kansen om die uit te breiden met informatie over cultuureducatief aanbod voor scholen, het erfgoed in de wijken, intermediairs via wie bepaalde doelgroepen zijn te bereiken en zelfs de geregistreerde LCC-bezoekers. De scouts en de SKVR zouden meer met elkaar kunnen samenwerken. Er zou meer aandacht kunnen komen voor de ontwikkeling van lange termijn visies. Musea in de wijken Dit project biedt een grote meerwaarde voor de deelnemende musea, zoals: methodiekontwikkeling, input voor exposities en collectie, een grotere zichtbaarheid en de stimulansen die het biedt om slagvaardiger te reageren op de eisen die de veranderende samenleving aan musea stellen. Die voordelen zouden meer gearticuleerd kunnen worden. Om opgebouwde netwerken en gegenereerde enthousiasme beter te benutten, is aandacht voor follow up-activiteiten van belang. Zo’n vervolg kan door het museum zelf worden uitgevoerd, maar ook door wijkinstellingen. Indien musea instructies voor museumbezoek voorbereidende of verwerkende bijeenkomsten aanleveren, kunnen gemotiveerde intermediairs in de wijken educatieve activiteiten ontpooien. Daar lijkt veel belangstelling voor te zijn. In plaats van de intensieve participatieprojecten waar de afgelopen jaren vooral in is geïnvesteerd, kan ook worden gedacht aan reizende exposities. Cultuurbuur Op basis van voortschrijdend inzicht is steeds meer gekozen voor een meer vraaggerichte benadering in plaats van het traditionele aanbodsgerichte uitgangspunt. In de LCC’s dient de culturele functie meer gewicht te krijgen: zo lang andere functies die overschaduwen, bieden deze podia geen vruchtbare setting voor de podiumkunstvoorstellingen van de Cultuurbuurgezelschappen. Voor het verankeren van Cultuurbuur in het totale programma van een LCC is het belangrijk dat daar minimaal zes Cultuurbuurvoorstellingen per seizoen staan. Om dit te kunnen realiseren, moeten de podiumfaciliteiten bij de meeste LCC’s worden verbeterd. Daarnaast is het van groot belang dat de marketing van Cultuurbuur wordt aangepakt: dat staat nog steeds in de kinderschoenen, waardoor er geen toename in het publieksbereik wordt gerealiseerd. Tot slot Nu het Actieplan Cultuurbereik afloopt, is het zaak de wijkgerichte programma’s in te bedden in het reguliere beleid van de gemeente, deelgemeenten, kunst- en cultuurinstellingen, woningcorporaties en welzijnsinstellingen. Om samenwerking, afstemming en kennisoverdracht te realiseren tussen het groeiende aantal culturele instellingen dat in de wijken actief is, is meer sturing door dienst Kunst en Cultuur nodig. Door vooral te investeren in meerjarenplannen, het bevorderen van continue intercollegiale toetsing en het werken met bondige evaluatieformats kan het wijkgericht werken op een hoger plan worden gebracht, opdat zowel de wijkbewoners als de betrokken instellingen hier nog meer van profiteren.
WIJK IN / WIJK UIT evaluatie van wijkgerichte activiteiten binnen het Rotterdamse Actieplan Cultuurbereik
INHOUDSOPGAVE SAMENVATTING INLEIDING Onderzoeksopzet Leeswijzer 1 EFFECTEN OP HET CULTURELE KLIMAAT 1.1 Cultuurscouts 1.3 Cultuurbuur 2 KNELPUNTEN 2.1 Cultuurscouts 2.2 Musea in de wijken 2.3 Cultuurbuur 3 SUCCESSEN 3.1 Cultuurscouts 3.2 Musea in de wijken 3.3 Cultuurbuur 4 CONCLUSIES EN AANDACHTSPUNTEN 4.1 Conclusies 4.2 Aandachtspunten 4.2.1 Cultuurscouts 4.2.2 Musea in de wijken 4.2.3 Cultuurbuur 4.2.4 Voortzetting wijkgericht cultuurbeleid
1 1 2 3 3 7 10 10 11 13 16 16 17 19 20 20 21 21 22 23 24
GERAADPLEEGDE LITERATUUR EN DOCUMENTEN
27
BIJLAGE 1: MUSEA IN DE WIJKENPROJECTEN IN 2008
28
Dagboek / Panorama van de wijk (Historisch Museum Rotterdam) Mijn talent (Villa Zebra) De Pracht van Anatolië (Kunsthal) Het verhaal achter de foto (Nederlands Fotomuseum) Loopbaantrajecten van Rotterdamse vakmensen (Nationaal Onderwijsmuseum) Dropstuff (Museum Boijmans van Beuningen)
WIJK IN / WIJK UIT evaluatie van wijkgerichte activiteiten binnen het Rotterdamse Actieplan Cultuurbereik
28 28 29 29 30 30
INLEIDING Het Actieplan Cultuurbereik heeft tot doel het culturele bewustzijn van burgers te versterken door het vergroten van zowel de receptieve als actieve participatie aan kunst en cultuur. Daartoe hebben alle provincies en dertig gemeenten een eigen actieprogramma opgesteld, dat ruimte moet bieden aan een gevarieerder cultuuraanbod, het leggen van dwarsverbanden tussen cultuursectoren en het actiever aanspreken van het (potentiële) publiek. In het Rotterdamse actieprogramma is verhoging van de deelname van bewoners van (achterstands)wijken aan het kunst- en cultuuraanbod van de stad als specifieke doelstelling toegevoegd. Het beleidstraject ging in 2005-2008 haar tweede vierjarige planperiode in. Onderzoeksbureau Letty Ranshuysen is gevraagd om in deze periode kwalitatief onderzoek uit te voeren bij drie deelprogramma’s, die zich vooral richten op wijkbewoners. Het gaat om: • Cultuurscouts, die ontluikende culturele initiatieven en talenten in de wijken ondersteunen. • Cultuurbuur, waarbij stedelijke kunstinstellingen podiumkunsten in de wijken brengen. • Musea en de wijken, waarbij musea activiteiten voor en met input van wijkbewoners ontwikkelen. Het overkoepelende doel van dit meerjarige onderzoek is: Het analyseren en vaststellen van effecten van drie deelprogramma’s van het Rotterdamse Actieprogramma Cultuurbereik en het benoemen van knelpunten en succesfactoren, zodat van de ervaringen geleerd kan worden voor toekomstige projecten, binnen en buiten Rotterdam. Het onderzoek startte in 2006 en zoomde met de eerste rapportage1 in op de effecten van het werk van de cultuurscouts en de succesfactoren van hun werkwijze. De onderzoeksuitkomsten werden vertaald in do’s en don’ts voor cultuurscouts en bood analysekaders voor verdere zelfevaluatie door de scouts en voor vaststelling van prioriteiten op deelgemeenteniveau. De tweede rapportage2 ging in op de effecten van Cultuurbuur en Musea in de wijken bij uitvoerende instellingen, samenwerkingspartners en bezoekers of deelnemers, om op basis van gesignaleerde knelpunten en succesfactoren aanbevelingen te doen voor de invulling van wijkgericht cultuurbeleid in Rotterdam. Deze derde rapportage gaat in op de uiteenlopende werkwijzen waarvoor binnen deze programma’s is gekozen en op wat er te leren valt van de opgedane ervaringen. Niet alleen ten behoeve van de verdere beleidsontwikkeling binnen de drie programma’s, maar ook om die ervaringen over te dragen naar buiten. Rotterdam is aan het pionieren op dit gebied en heeft een voorbeeldfunctie voor gemeenten en cultuurinstellingen die ook het culturele klimaat in de wijken willen bevorderen. De richtinggevende onderzoeksvragen bij dit afrondende onderzoek zijn: 1. Leveren de drie Actieplan Cultuurbereikprogrammma’s een bijdrage aan een verbetering van het culturele klimaat in de wijken? 2. Wat kunnen we leren van de succes- en faalfactoren van deze drie programma’s?
Onderzoeksopzet Met de in 2006 en 2007 uitgevoerde onderzoeken zijn ervaringen van de uitvoerders de drie centraal gestelde Actieplan Cultuurbereikprojecten geëvalueerd en is een beeld verkregen van de ervaringen van samenwerkingspartners, publiek en deelnemers. Dit gebeurde door middel van deskresearch, interviews met uiteenlopende sleutelfiguren, observaties en een groepsdiscussie met beheerders van de Locale Culturele Centra (LCC’s). Die onderzoeken hebben geleid tot een scala aan concrete aanbevelingen voor een effectiever wijkgericht cultuurparticipatiebeleid. Daarnaast bracht de Rotterdamse Raad voor Kunst & Cultuur (RRKC) diverse adviezen uit die het wijkgericht werken aangaan3. In het onderzoek is nagegaan in hoeverre deze aanbevelingen en adviezen zijn opgevolgd.
1
Ranshuysen en Elffers (2006) Culturele bruggenbouwers in de wijken. Ranshuysen en Pruis (2007) Kunstinstellingen de wijken in. 3 In het overzicht van geraadpleegde literatuur en documenten aan het einde van dit rapport is na te slaan om welke adviezen het van de RRKC het hier gaat. 2
WIJK IN / WIJK UIT
1
Om zicht te krijgen op de huidige stand van zaken in de werkwijze van de cultuurscouts zijn de jaarplannen en subsidieaanvragen voor 2007 en 2008 van de Stichting Nieuwe Rotterdamse Cultuur bestudeerd alsmede het beleidsplan 2009-2012. Vervolgens vond een uitgebreid dubbelinterview plaats met twee cultuurscouts. Met Carolien Ruigrok, die sinds begin 2005 als cultuurscout in de deelgemeente Hoogvliet actief is en met Menno Rosier die recenter (sinds half oktober 2007) als cultuurscout aan de slag ging in de deelgemeente Prins Alexander. Daarna volgden interviews met degenen die momenteel ondersteuning biedt bij de ontwikkeling van projecten in het kader van Musea in de Wijken (Marieke Stein) en met de stedelijk programmeur van de dienst Sport en Recreatie, die mede verantwoordelijk is voor de uitvoering van Cultuurbuur (Arjen van der Kolk). Met deze interviews is nagegaan hoe de werkwijzen bij Musea in de wijken en Cultuurbuur sinds de evaluatie in 2007 verder zijn ontwikkeld. Ter voorbereiding zijn de projectaanvragen voor 2007 en 2008 bestudeerd. Naar aanleiding van die gesprekken is telefonisch of soms per email navraag gedaan bij (in volgorde van tijdstip van raadpleging): • Jacques Börger (Historisch Museum Rotterdam) • Fred Wartna (directeur van Villa Zebra en programmacoördinator4 van Musea in de wijken) • Jolanda Copier (cultuurscout, die directeurstaken waarnam ten tijde van dit onderzoek) • Titia Malenstein (communicatiemedewerker Lokale Cultuur Centra/ Lokale Activiteiten Centra bij dienst Sport en Recreatie) • Paul Kortekaas (bedrijfsleider LCC Zevenkamp) • Femke Hameetman (medewerker educatie & publieksmedewerker Kunsthal) • Ole Jorgensen (programmeur Dunya Festival) • Eric Geraerts (sectorhoofd projecten Hoogvliet) • Andre Pijnappel (Rio Films, één van de uitvoerders van het jongerenfilmproject Achter de Schermen) • Gerda Roest (hoofd publiciteit ro theater) • Hans Lein (regisseur bij De Ontbranding) • Döndü Özdemir (coördinator Dagbehandeling / Dagverzorging / Welzijn bij Laurens5) • Boukje Kassenaar en Geromy Oduber (medewerkers Dropstuff) • Rangnhild Rinkelman (theatermaker bij BARR).
Leeswijzer Hoofdstuk 1 gaat in op de vraag in hoeverre de cultuurscouts, Musea in de wijken en Cultuurbuur bijdragen leveren aan verbetering van het culturele klimaat in de wijken. Per programma wordt eerste aangegeven wat de huidige stand van zaken is, vervolgens worden de in vorige evaluaties gesignaleerde effecten op het culturele klimaat in de wijken samengevat en aangevuld met bevindingen uit deze evaluatie. Hoofdstuk 2 gaat in op de bij de drie wijkprogramma’s gesignaleerde knelpunten en hoofdstuk 3 benoemt de gesignaleerde successen. Hierbij wordt per programma voortgeborduurd op de uitkomsten uit de twee vorige evaluaties, die waar nodig zijn bijgesteld en aangevuld. Hoofdstuk 4 bevat de conclusies die uit deze slotevaluatie zijn te trekken. Op basis van de gesignaleerde successen en knelpunten zijn aandachtspunten voor de toekomst geformuleerd. Eerst wordt ingegaan op kansen en mogelijke bijstellingen per programma. Daarna volgen aandachtspunten voor wijkgerichte cultuurprojecten in het algemeen. Aan het begin van dit rapport is een samenvatting opgenomen, waarin de eindconclusies en aandachtspunten kort en bondig zijn weergegeven.
4
In de diverse geraadpleegde documenten wordt er gesproken over ‘de trekkers’ van Musea in de wijken en Cultuurbuur: in deze rapportage is voor de benaming programmacoördinator gekozen. 5 Laurens is een organisatie gericht op wonen, diensten en zorg voor ouderen met een vijftigtal locaties en meerdere steunpunten, verspreid over bijna alle wijken in het Rotterdam en omstreken.
WIJK IN / WIJK UIT
2
1 EFFECTEN OP HET CULTURELE KLIMAAT 1.1 Cultuurscouts Stand van zaken De cultuurscouts vormen een onderdeel van de Stichting Nieuwe Rotterdamse Cultuur (Stichting NRC). Deze stichting beoogt activering van Rotterdammers, behoud van sociale verbanden en bevordering van de leefbaarheid in wijken en doet dit door kunst- en culturele activiteiten in stadswijken te stimuleren, te inspireren en te ondersteunen. Stichting NRC zet aan tot samenwerking, waarbij (cultuur)verschillen niet als hindernis, maar als meerwaarde worden gezien en kunst als een middel om deze te overbruggen’6. Het belangrijkste middel dat deze stichting inzet zijn de cultuurscouts. In 2002 startten er twee in de deelgemeenten Charlois en Kralingen/Crooswijk, in 2004 kwam er één in IJsselmonde en in 2005 één in Hoogvliet, vervolgens werden er 2006 cultuurscouts aangesteld in Feijenoord en Delfshaven en in 2007 in Hillegersberg/Schriebroek en Prins Alexander en in 2008 kwam daar nog één in Noord bij. Ten tijde van deze rapportage zijn er dus negen cultuurscouts in Rotterdam actief. Zij worden, behalve vanuit het Actieplan Cultuurbereik, ook door de betreffende deelgemeentes gefinancierd. Kerntaken van de scouts zijn: adviseren (zowel op inhoudelijk als organisatorisch vlak), bemiddelen (tussen allerlei deels culturele initiatieven), projectondersteuning (begeleiding van ideevorming tot aan de uitvoering) en netwerken opbouwen. Iedere cultuurscout vult deze taken op geheel eigen wijze in, afhankelijk van de onderling zeer verschillende eigen achtergrond. Zo studeerde de scout in Hoogvliet politicologie (internationale betrekkingen) en was ze voorheen werkzaam in Witte de With, centrum voor hedendaagse kunst, het Nederlands Architectuurinstituut en bij designer Marcel Wanders. De scout van Prins Alexander studeerde kunst- en cultuurwetenschappen, tevens volgde hij de PABO en de opleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening. Hij was hiervoor zowel bij festivals en theaters als in het onderwijs en het welzijnswerk actief. Alhoewel er sprake is van een zeer individuele werkwijzen is er wel sprake van basisinstrumenten, die in elke deelgemeenten worden ingezet. Het gaat om: • Projectsubsidies: Per activiteit is € 2.500 tot maximaal € 10.000 te vergeven voor ondersteuning van initiatieven in de wijken. In 2005 zijn er 29 projecten ondersteund, in 2006 daalde dit tot 20, doordat het om grotere bijdragen per project ging, het jaarplan 2007 ging uit van 36 projecten en het jaarplan 2008 zet in op circa 42 projecten. Het uitgangspunt is dat per deelgemeente zo’n 4-6 projecten worden ondersteund. Aangezien het budget gelijk blijft terwijl het aantal scouts is toegenomen, zal het om steeds kleinere bijdragen moeten gaan. Dit sluit aan op de insteek om vooral kleinere partijen met kleinere projecten te ondersteunen, omdat voor grote projecten vaak beter een beroep gedaan kan worden op landelijke (of stedelijke) fondsen, geeft cultuurscout Copier aan. • De culturele kaart: Een plattegrond van de deelgemeente waarop zo veel mogelijk culturele initiatieven (van majorettecorps tot galerie) in een wijk in kaart zijn gebracht. Om de dynamiek te vergroten, is er sinds september 2008 een digitale versie beschikbaar (www. culturelekaartrotterdam.nl), die naast contactgegevens actuele informatie biedt. Instellingen krijgen een eigen inlogcode en kunnen activiteiten op de agenda zetten). • Kunstborrels: Bijeenkomsten voor alle contacten van de cultuurscout, vaak rondom een bepaald thema of activiteit op een bijzondere, steeds wisselende locatie. Het streven is om naast vertegenwoordigers uit de wijken ook vertegenwoordigers van stedelijke organisaties en kunstinstellingen te bereiken om meer verbinding tussen wijken en het stadscentrum te leggen. Tevens wordt er jaarlijks één stedelijke kunstborrel georganiseerd. • De digitale nieuwsbrief: Hiermee houdt de cultuurscout iedereen waar hij of zij contact mee heeft gelegd maandelijks op de hoogte over de culturele activiteiten in de betreffende deelgemeente. Beoogd wordt om per deelgemeente maandelijks circa 2.500 personen te bereiken. De bedoeling is dat er in 2010 in iedere Rotterdamse deelgemeente een cultuurscout actief is. De pijlers voor het toekomstige beleid zijn7:
6 7
Stichting Nieuw Rotterdamse Cultuur (2007) Jaarplan 2008. Stichting NRC (2008) Bruggenbouwers. Beleidsplan 2009-2012.
WIJK IN / WIJK UIT
3
Diversiteit (binnen eigen netwerken, team en bestuur) 8, Zichtbaarheid (promotie van activiteiten en eigen organisatie), Centrale positie (investeren in deskundigheid van de cultuurscouts en uitbouwen van netwerken), Informatiemegment en actualiteit (investeren in persoonlijk contact, nieuwsbrieven, culturele kaarten, website, symposia en studiemiddagen), 5. Budgetbureau (behouden en versterken van het budgetbureau), 6. Interne organisatie en meetbaarheid (onder andere (laten) uitvoeren van divers onderzoek).
1. 2. 3. 4.
De ondervraagde cultuurscouts menen alle drie dat het streven naar diversiteit momenteel de grootste prioriteit moet krijgen, want: “Gezien de diverse samenstelling van de Rotterdamse bevolking is het van belang dat alle inwoners ons weten te vinden (en wij hen), om zodoende alle cultuuruitingen te kunnen ondersteunen en voor het voetlicht te brengen”. Niet als speerpunt benoemd, maar wel duidelijk merkbaar is de ontwikkeling dat de scouts de door hen ondersteunde initiatieven in de eigen deelgemeente zo veel mogelijk linken met initiatieven uit andere deelgemeenten via collegascouts en met stedelijke instellingen via de Stichting NRC. Resultaten De doelstellingen van de scouts fluctueren per deelgemeente, afhankelijk van de context. In de ene deelgemeente is er veel amateurkunst, in de andere zijn juist veel professionals actief. Soms is er een grote Antilliaanse gemeenschap, elders wonen juist veel Marokkanen. Vaak is het belangrijk dat er meer voor jongeren wordt georganiseerd, maar in sommige wijken zitten juist ouderen daarop te wachten. In de ene deelgemeente is de lokale politiek cultuurgezind en in de andere niet, in sommige deelgemeenten functioneert het welzijnswerk prima en in de andere weer helemaal niet. De scouts trachten zo veel mogelijk rekening te houden met dit soort zaken door op maat te werken. Neem bijvoorbeeld de deelgemeente van cultuurscout Rosier, Prins Alexander. Het aandeel inwoners dat wel eens cultuur bezoekt ligt hier hoger dan bij de meeste andere deelgemeenten9. De Stichting Cultureel Alexander baande al een weg voor deze cultuurscout. Zo ontwikkelde deze stichting een maandelijkse agenda die in twee lokale kranten is opgenomen, een cultuurgids, een deelgemeentelijke uitmarkt en een kunstroute. Er is veel talent aanwezig, dat de scout graag zichtbaar wil maken en een groter geografisch bereik wil geven, maar er zijn helaas weinig middelen om dit te bewerkstelligen. Er zijn geen talentenjachten op deelgemeenteniveau, er is geen lokale omroep en de buurthuizen hebben geen eigen websites. Rosier spoort momenteel talentvolle jongeren op, die bekend zijn met de urban scene en weten wat daar leeft, om meer aanbod te ontwikkelen op dit gebied. Ook bevordert hij de samenwerking tussen wijkorganisaties, zoals bijvoorbeeld tussen LCC De Zevenkamp en Cultureel Centrum Orion. Een ander speerpunt is de plaatsing van kunstwerken in het beschikbare openbare groen. Alhoewel deze scout nog geen jaar werkzaam is, is zijn invloed op het culturele klimaat in Prins Alexander al merkbaar. De lokale LCC-bedrijfsleider vertelt: “Er zijn al zo’n vijf voorstellingen op ons podium gerealiseerd of gepland van mensen uit de wijk die hij heeft opgespoord. Dan krijg ik weer een mailtje met een telefoonnummer erbij of dat niet wat voor me is. Lokale artiesten nemen een eigen publiek mee, die zodoende ons LCC leren kennen.” In de deelgemeente Hoogvliet van scout Ruigrok wonen meer werklozen en allochtonen dan in Prins Alexander en het aandeel cultuurbezoekers ligt veel lager10. Zij is gedetacheerd bij de deelgemeente, waarmee ze nauw samenwerkt. Dit zorgt voor verankering van haar activiteiten. Zo worden de door haar ontwikkelde culturele kaart structureel door de deelgemeente gefinancierd, voor de Kunst- en Atelierroute kon Ruigrok gemakkelijk geld regelen bij de deelgemeente door haar goede contacten en de netwerken van Ruigrok en de deelgemeente zijn aan elkaar gekoppeld. Het sectorhoofd Projecten van deze deelgemeente, Geraets, vertelt dat Ruigrok de culturele potenties in de wijken zichtbaar maakt en impulsen geeft aan de ontwikkeling van culturele projecten, waardoor nieuwe inzichten en argumenten ontstaan. Die nieuwe invalshoeken zorgen ervoor dat er extra geld komt voor kunst en cultuur: vanuit de deelgemeente, maar ook vanuit woningcorporaties. Tevens brengt Geraets naar voren dat de scout op basis van het inzicht van wat er leeft èn kan in de deelgemeente stedelijke initiatieven doorsluist naar Hoogvliet. Dit is bijvoorbeeld het geval bij het fotoproject Verborgen Schoonheid, dat al in diverse deelgemeenten was uitgevoerd. Drie groepen (Turkse vrouwen, Antilliaanse jongeren en Antilliaanse ouderen) fotografeerden acht weken lang hun woonomgeving en de expositie daarvan was te 8 Uit de jaarverslagen blijkt dat diversiteit door NRC breed wordt opgevat (ook verdeling over sekse), dit onderzoek focust op culturele diversiteit. 9 Dit blijkt uit gegevens van het Centrum voor Onderzoek en Statistiek (COS) 10 Idem.
WIJK IN / WIJK UIT
4
zien in het LCC, de bibliotheek, het Infomatiecentrum over de herstructurering en tijdens de Kunst- en Atelierroute bij de Turkse Vrouwenvereniging. Ruigrok initieert ook zelf projecten zoals Mozaïeken in Hoogvliet: zo'n 300 wijkbewoners maakten een groot glasmozaïek, waar kunstenaar Arno Coenen een ontwerp voor maakte en kunstproductie bedrijf Mothership de productie deed. Ze levert een belangrijke bijdrage aan de programmering van het lokale LCC en het nieuwe vrijetijds- en recreatiepark De Heerlijkheid. Ze stimuleert dat partycentrum De Flamingo meer als podium voor kunst en cultuur wordt benut. Door bestaand aanbod van dans-, blues-, indo- en smartlappenactiviteiten te mixen met nieuw aanbod, kan dit laatste een groter en wellicht ook meer divers publiek bereiken dan in het LCC mogelijk is. Bovendien krijgt het partycentrum hiermee een nieuw elan. De uitkomst uit de evaluatie in 2006 dat het werk van de cultuurscouts leidt tot meer aandacht voor kunst en cultuur in de wijken wordt bevestigd. Toen bleek al dat de scouts organisatorische of financiële zakelijke ondersteuning bieden en zorgen voor doorverwijzing naar de juiste instanties en mensen, waardoor initiatieven op een hoger plan komen. Nog steeds worden uiteenlopende nieuwe culturele projecten gerealiseerd en het aanwezige cultuuraanbod (inclusief talentvolle wijkbewoners) worden meer zichtbaar. Door frequente contacten met deelgemeentebestuurders en –ambtenaren komt kunst en cultuur hoger bij hen op de agenda. De cultuurscouts beogen niet alleen verbetering van het culturele klimaat in de wijk, maar wensen daar ook de sociale cohesie te bevorderen. Dit blijkt niet alleen uit de interviews met de scouts, maar is ook vastgelegd in het beleidsplan voor 2009-1012 van de Stichting NRC. In de diverse deelgemeenten lopen projecten van welzijnsinstellingen en woningcorporaties die zich op sociale cohesie richten: waar mogelijk haken de scouts daarop in. Hierdoor worden culturele elementen toegevoegd aan van oorspong niet-culturele activiteiten, wat ook een impuls geeft aan het culturele klimaat. De scouts verbinden partijen die elkaar niet gemakkelijk tegenkomen. Aan de Kunst- en Atelierroute in Hoogvliet doen bijvoorbeeld zowel amateurkunstenaars als gevestigde kunstenaars mee. De laatsten bezoeken nu ook de Kunstborrels en willen op een meer frequente basis iets voor de wijk doen door exposities in de tuin van hun ateliercomplex te organiseren. In Prins Alexander stimuleert de scout dat kunstenaars hun ateliers open stellen voor schoolbezoek. Daarnaast werken de scouts steeds meer samen met instanties die zich niet direct op kunst en cultuur richten, zoals woningcorporaties, zorginstellingen, opbouwwerkorganisaties en met specifieke groepen, zoals jongeren of bepaalde etnische groepen. Tevens wordt samengewerkt met instanties die zich op het onderwijs richten, zoals Jeugd Onderwijs en Samenleving (JOS: een gemeentelijke instelling die zich onder meer inzet voor het integraal jeugdbeleid, het onderwijsbeleid, integratie, educatie en sociale kwaliteit) en Stichting De Meeuw (Rotterdamse begeleidingsorganisatie die werkt aan kansen voor kinderen van 0 – 18 jaar). Uit de intenties in het NRC-beleidsplan 2009-2012 blijkt een groeiende aandacht voor het onderwijs. De scouts zoeken aansluiting bij brede schoolontwikkelingen in verschillende varianten. Beoogd wordt dat scholen gebruik maken van kunstenaars uit de eigen wijk. Hiervoor wordt samengewerkt met jeugdkansenzonecoördinatoren en buurtmakelaars. LCC’s en vooral de musea maken steeds vaker met succes gebruik van de scouts om een ingang te vinden in de wijken. De zoektocht naar deelnemers voor een wijkproject start doorgaans bij ‘het adressenboekje’ van de scouts. Die bieden een eerste ingang en kunnen voor de juiste schakel zorgen, geven diverse geraadpleegde sleutelfiguren aan. Via de scouts worden intermediairs opgespoord waarmee doelgroepen worden bereikt die nooit in een museum of theater komen. In een verslag van een Museum in de wijkproject is aangegeven dat dit soort intermediairs aanvankelijk via scholen en ouders van deelnemende kinderen werd opgespoord, maar dat dit tegenwoordig via de cultuurscouts gebeurt omdat dat effectiever bleek. Vaak wordt ingegaan op een duidelijke vraag van initiatiefnemers van binnen of buiten de wijken. Maar het kan ook gaan om het signaleren van latente behoeften, die vervolgens worden gekoppeld aan een project. Dit was bijvoorbeeld het geval bij Achter de Schermen. Met steun van de cultuurscouts maakten de jonge filmers van Rio Films het mogelijk dat (veelal allochtone) jongeren zich uiten over voor hen zelf wezenlijke zaken door zelf filmpjes te maken. “De medewerkers van Rio Films hebben een goede energie en slaan de juiste toon aan, waardoor ze in staat zijn om die hele lastig te bereiken doelgroep te enthousiasmeren en gedurende het hele traject enthousiast te houden”, vertellen de scouts. Een ander voorbeeld is de manier waarop de door zorginstelling Laurens geventileerde behoefte aan culturele activiteiten voor hun achterban door een cultuurscout is gekoppeld aan het Museum in de wijkenproject voor ouderen van het Fotomuseum.
WIJK IN / WIJK UIT
5
1.2 Musea in de wijken Stand van zaken Het doel van Musea in de wijken is het organiseren van tentoonstellingen en andere activiteiten in de wijken om bruggen te slaan tussen de musea in het centrum en nieuwe publiek in de omliggende wijken. De voor 2008 gerealiseerde Musea in de wijkenprojecten zijn in de evaluatie in 2007 beschreven. Bijlage 1 biedt een beschrijving van de projecten die in 2008 plaatsvonden. Deze projecten kwamen tot stand op initiatief van de musea. Er wordt zo veel mogelijk samengewerkt met cultuurscouts, om zinvolle verbindingen tot stand te brengen tussen wijkinitiatieven, wijkbewoners en musea. De coördinatie van dit programma ligt in handen van een museumdirecteur, momenteel is dat de directeur van Villa Zebra. Sinds februari 2008 is er een programmaondersteuner ingesteld, Marieke Stein, die ten behoeve van deze evaluatie is geïnterviewd. In de beginperiode participeerden enkele musea in Musea in de wijken om doorstroming van publiek in de wijken naar de eigen instelling te realiseren. Toen duidelijk werd dat dit niet zo eenvoudig is te bewerkstelligen, nam de belangstelling vanuit die musea af en realiseerden alleen het Historisch Museum Rotterdam en Villa Zebra elk jaar diverse projecten. Beide musea leggen het accent op het realiseren van verrassende confrontaties tussen wijkbewoners die nooit in musea komen en museaal aanbod. Zij streven een intensiever contact met wijkbewoners na dan alleen met expositiebezoek mogelijk is. Activiteiten zoals inleidingen, rondleidingen, workshops of het samen met wijkbewoners ontwikkelen van tentoonstellingen maken veel meer los dan een vluchtig tentoonstellingsbezoek. Beide musea ontwikkelden werkwijzen waarbij een beperkte groep actief betrokken raakt en het eindresultaat - veelal een kleinschalige, soms reizende, expositie - voor een veel grotere groep is bestemd. Het project Erfgoed in de wijken van het Historisch Museum Rotterdam, dat naast Musea in de wijken is ontwikkeld, behelst ook zo’n aanpak. Hiermee wordt tevens nieuw (multicultureel) erfgoed in kaart gebracht. In 2008 zijn het Nederlands Fotomuseum en het Nationaal Onderwijsmuseum gaan participeren binnen Musea in de wijken: zij richten zich ook op intensief contact met wijkbewoners. Ook deze musea hebben affiniteit met wijkgericht werken. “De directeur van het naar Zuid verhuisde Fotomuseum wil de kans op Zuid pakken en is erg geïnteresseerd in amateurfoto’s en die zijn op te sporen met de wijkgerichte aanpak”, aldus Stein. Voor het Onderwijsmuseum was het niet nieuw om buiten het gebouw te treden, want de Stichting Historisch Charlois heeft objecten uit het museum in bruikleen. Dit museum was zich aanvankelijk niet zo bewust van andere mogelijkheden om de wijken in te gaan, maar: “Het is een sterk naar buiten gericht museum met veel ervaring met educatie en een directeur die open staat voor nieuwe vragen”, vertelt Stein. Het project van het Fotomuseum gaat over migratiegeschiedenis. Hierbij worden (allochtone) ouderen in Rotterdam-Zuid betrokken. Bij het Onderwijsmuseum gaat het om een project over beroepsonderwijs, waar ambachts- en vaklieden en leerlingen uit het huidige beroepsonderwijs in vijf wijken uit Rotterdam-Zuid worden betrokken. Resultaten Musea in de wijken realiseert verrassende confrontaties tussen publiek dat nooit in musea komt en museaal aanbod. Beoogd wordt wijkbewoners in contact te brengen met museaal aanbod en museale werkwijzen. “We willen laten zien dat de wereld groter is dan alleen maar de eigen woonomgeving”, zeg Marieke Stein. In hoeverre dit lukt, is niet in harde cijfers aan te geven, maar het is evident dat Musea in de wijken culturele activiteiten in de wijken brengt, die daar anders niet zouden plaatsvinden. Doorgaans bereiken musea alleen via scholen ander publiek dan degenen die uit zichzelf naar hen toekomen, maar door Musea in de wijken is het mogelijke om ander nieuw publiek dan scholieren te bereiken. Er worden workshops en andere bijeenkomsten in de wijken gerealiseerd, waaraan uiteenlopende vertegenwoordigers van wijkinstanties en wijkbewoners op persoonlijke titel deelnemen. Dit stimuleert intensieve actieve deelname bij de kleine kring van deelnemers. Daarnaast is er sprake van receptieve deelname door een grotere kring doordat projectproducten zoals een expositie, een film of een brochure over de wijk worden verspreid. De exposities die uit projecten van Villa Zebra en het Historisch Museum Rotterdam voortkomen, de film die het eindproduct vormt van het Nederlands Fotomuseum en de expositie die het Nationaal Onderwijsmuseum ontwikkelt reizen allemaal langs diverse locaties in de wijken. Het door Museum Boijmans Van Beuningen ingezette mobiele paviljoen doet twee wijken aan.
WIJK IN / WIJK UIT
6
Soms leidt een Musea in de wijken-project tot nieuwe activiteiten, blijkt uit de navraag bij enkele uitvoerders van deze projecten. Zo is er op verzoek van de deelgemeente en de Ontwikkelingscombinatie Nieuw Crooswijk een brochure ontwikkeld over het Panorama van Crooswijk, dat geheel door deze twee partijen is gefinancierd. Deze brochure zal worden gebruikt worden als introductie voor oude en nieuwe bewoners van Nieuw Crooswijk. Villa Zebra is nieuwe activiteiten in wijken op gaan zetten, die niet door het Actieplan Cultuurbereik worden gefinancierd, maar uit onderwijsgelden of door een woningcorporatie. Zodoende ontstaat er steeds meer ‘cultureel opbouwwerk’ naar aanleiding van Musea in de wijkprojecten. Uit de projectverslagen blijken nog andere resultaten die als een impuls voor het culturele klimaat zijn te beschouwen. Ten aanzien van de Mijn talent-projecten: Kinderen ontdekken hun talenten en maken die aan elkaar zichtbaar, waardoor ‘onopvallende kinderen er uit kunnen springen’. Ten aanzien van Panorama in de wijken: ‘Bij de betrokkenen in de wijk is het historisch besef over de wijk gestimuleerd, hoewel dit door de vele veranderingen al behoorlijk groot is. Er is vooral meer kennis ontstaan over de rol die het historisch museum kan spelen.’ Naast de intensieve op cultuurconfrontaties in de wijk gerichte projecten zijn enkele projecten gerealiseerd, die zich richten op het trekken van publiek naar de eigen instelling. Dit geldt voor het project Groeten uit Mekka van het Maritiem Museum gericht op Islamitische vrouwen, dat in de eerdere evaluatie uitgebreid is behandeld, maar ook voor twee projecten van de Kunsthal. In 2005 rond de expositie De Schoonheid van de Orient en in 2007 rond de expositie De pracht van Anatolië. Alle drie de projecten richtten zich op een specifieke doelgroep (respectievelijk Islamitische vrouwen, Rotterdammers van Noord-Afrikaanse origine en Turkse inwoners van Rotterdam) en behelsden onder andere educatie en groepsexcursies. Hierdoor zijn grote aantallen wijkbewoners (respectievelijk circa 150, 700 en 1.000) op een aansprekende manier in aanraking gebracht met een museum. De medewerkster van zorginstelling Laurens die bij het laatste project van de Kunsthal betrokken was, Döndü Özdemir, vertelt dat vanuit haar instelling ruim 300 mensen De pracht van Anatolië bezochten. “Het ging niet alleen om onze cliënten, maar ook om hun familieleden en onze medewerkers. Die vonden het allemaal heel bijzonder om in een museum te komen: er ging een hele nieuwe wereld voor ze open. Dit bleek bijvoorbeeld tijdens de busrit terug, toen er enthousiast werd nagepraat”.
1.3 Cultuurbuur Stand van zaken Cultuurbuur is een programma voor de Lokale Cultuur Centra (LCC’s). Dit zijn laagdrempelige centra, die uitgaande van een breed cultuurbegrip en gericht op de wensen van wijkbewoners culturele activiteiten programmeren. Ze brengen van buiten de wijken geïmporteerde voorstellingen van professionals, tentoonstellingen en workshops en locaal aanbod in de vorm van community arts, producten van amateurkunstenaars en door wijkinstellingen verzorgde lesprogramma’s. Door kruisbestuiving tussen professionele- en amateurkunst uit het centrum en de wijk moet een gedifferentieerd aanbod ontstaan, dat zorgt voor een sterkere infrastructuur van culturele netwerken en culturele mobiliteit bevordert. Uiteindelijk dient dit tot een groter publiek voor kunst en cultuur in Rotterdam te leiden11. Sinds 2001 zijn 10 wijkaccommodaties getransformeerd tot LCC’s. Ze worden beheerd door de dienst Sport en Recreatie, die van oudsher verantwoordelijk waren voor de wijkaccommodaties. Met de realisering van de LCC’s zijn flinke stappen gezet om cultuurparticipatie in de wijken te bevorderen, waarop gemotiveerde stedelijke en wijkgebonden partijen kunnen voortborduren. Een zo’n partij is Cultuurbuur, dat zich richt op het versterken van het podiumkunstprogramma in de LCC’s door daar gevestigde Rotterdamse podiumkunstgezelschappen te laten optreden. Dit aanbod dient zoveel mogelijk uit te gaan van de wensen en behoeften van wijkbewoners en in te spelen op de situatie in de wijk, maar bij de samenstelling van het programma blijft kwaliteit het belangrijkste criterium. Beoogd wordt om mensen, die normaal gesproken niet of weinig in aanraking komen met professionele kunst en cultuur, in hun eigen wijk kennis te laten maken met aanbod van gevestigde podiumkunstgezel-
11
Notitie Lokale Cultuur Centra. Rotterdam 16 juli 2004.
WIJK IN / WIJK UIT
7
schappen. De bedoeling is dat deze doelgroep een blijvend cultureel aanbod in de eigen leefomgeving krijgt12. Cultuurbuurvoorstellingen dienen te voldoen aan de volgende criteria13: S Een professionele productie van een ensemble/gezelschap/maker, waarvan het werk structureel of bij herhaling projectmatig gesubsidieerd wordt door de Gemeente Rotterdam, S Een productie met een goede artistieke kwaliteit en met een herkenbaarheid in relatie tot het (reguliere) werk van de betreffende instelling/maker, S Er dient een serie van tenminste vijf voorstellingen te worden aangeboden, maar hiervan kan worden afgeweken bij de introductie van nieuwe bespelers. De aan de Cultuurbuur deelnemende gezelschappen beogen nieuwe doelgroepen te bereiken, die de weg naar de reguliere podia nog niet hebben gevonden. Er zijn enkele gezelschappen die al vanaf het begin meedoen. De eerste is het Scapino Ballet, dat vaak compilatievoorstellingen in de wijken brengt, waarin toegankelijke stukken worden gecombineerd met iets moeilijker werk. Veelal gaat daar een inleiding aan vooraf, waarbij bijvoorbeeld spitzen worden rondgedeeld zodat het publiek kan invoelen hoe het is om daarop te dansen. De tweede volhouder is het Rotterdams Philharmonisch Orkest. Omdat het niet met het gehele orkest naar de LCC’s kan komen, worden er ensembles afgevaardigd. Vooral het trombonistenensemble doet regelmatig en, zo bleek uit de observaties tijdens de vorige evaluatie, met zichtbaar plezier de wijkpodia aan met speciale programma’s en tekst en uitleg over de muziek en hun instrumenten. Andere vaste bespelers zijn Meekers Uitgesproken Dans en Het Waterhuis. Het eerste gezelschap brengt dans voor de jeugd, het tweede theater voor kinderen en jongeren14. Beide gezelschappen zijn gewend om in scholen en buurthuizen te spelen en voelen daardoor goed aan wat op de podia van de LCC’s mogelijk is. Sinds 2005 is het Intorno Ensemble van de partij. Het produceert vraaggericht muziektheatervoorstellingen. Voor Cultuurbuur ontwikkelde het onder andere operavoorstellingen voor senioren en voor kinderen. Een jaar later werd ook het Rotterdams Kamerorkest vaste bespeler. Dit orkest telt 25 musici en voert onder leiding van de dirigent met grote inzet Cultuurbuurconcerten uit, waarbij het onder andere een aantal mensen uit het publiek het voltallige orkest laat dirigeren. Cultuurbuur wordt uitgevoerd door een coördinator, verbonden aan een grote Rotterdamse instelling, en door de stedelijke programmeur van dienst Sport en Recreatie. De huidige coördinator is het hoofd publiciteit van het RO Theater. Die is, net als de huidige programmeur, pas sinds maart 2008 aan de slag gegaan. Ze schreven meteen een jaarplan met een aanzet tot een toekomstvisie. Hierin staat dat het streven is om naast de grote Rotterdamse gezelschappen, ook kleinere ensembles op de wijkpodia te brengen. Het gaat om nieuwe gezelschappen, die zowel technisch gezien als wat repertoire betreft geschikt zijn voor de LCC’s. Om gebruik te maken van deze ‘humuslaag van vaak jonge groepen’15, zijn in het afgelopen seizoen naast het Waterhuis ook De Ontbranding en BARR geprogrammeerd in het kader van Cultuurbuur. Voordeel van deze kleinere gezelschappen is, volgens de geraadpleegde programmeur, dat ze heel gemotiveerd zijn en goed kunnen inspelen op het referentiekader van specifieke doelgroepen in de wijken. Bovendien zijn ze, doordat ze minder geïnstitutionaliseerd zijn, flexibeler in te plannen: “Ze zijn gewend om overal hun ding te doen.” Dit geldt overigens ook voor de kleinere ensembles, die de grote gezelschappen afvaardigen. In het nieuwe jaarplan staat ook het voornemen om projecten op te zetten waarin professionele podiumkunstenaars samenspelen met amateurkunstenaars. Net als bij Musea in de wijken zet ook Cultuurbuur in op een omgekeerde beweging. “We moeten niet denken dat er in de wijken niets gebeurt en dat we daar alleen maar iets kunnen brengen: er valt ook veel te halen. Er is veel talent aanwezig. Wanneer Meekers bijvoorbeeld een project met jongeren opzet, kan dat een impuls geven aan hun dansidioom”, vindt Van der Kolk. Ook ziet hij mogelijkheden om talenten te scouten via zulke projecten. Met deze voornemens (meer kleinere, doelgroepgebonden gezelschappen programmeren en meer aandacht voor talentontwikkeling) wordt overigens afgeweken van de oorspronkelijke doelstellingen van Cultuurbuur. In aanvang ging het om het verplaatsen van voorstellingen van de grote, structureel gesubsidieerde gezelschappen naar de wijken.
12
Jaarverslag Wijk-Podium-Kunst 2001. Notitie Lokale Cultuur Centra. Rotterdam 16 juli 2004. 14 Het Waterhuis is inmiddels gefuseerd met jongerentheatergroepen Rotjong en Rotterdams Lef. 15 Citaat uit Jaarplan 2008 Cultuurbuur. 13
WIJK IN / WIJK UIT
8
Resultaten Cultuurbuur zorgt dat er professionele gezelschappen met een hoge artistiek-inhoudelijke kwaliteit in de LCC’s spelen. Het aantal Cultuurbuurvoorstellingen varieert tussen de 22 tot en met 28 per seizoen: daar worden zo’n 1.500-2.000 bezoeken aan gebracht (zie tabel 1). Er is geen sprake van een stijgend aantal voorstellingen en ook de gemiddelde zaalbezetting neemt niet toe. Cultuurbuur brengt geen gemakkelijk amusement en het gaat meestal niet om bekend repertoire. Het is heel lastig om hier publiek voor op de been te krijgen in de wijken, geeft programmacoördinator Gerda Roest aan. Dit vereist inventieve en doelgroepgerichte marketing en dat komt bij Cultuurbuur maar niet van de grond, zoals in het navolgende bij behandeling van de knelpunten zal blijken. 1: AANTAL CULTUURBUURVOORSTELLINGEN EN BEZOEKCIJFERS aantal voorstellingen aantal gemiddeld Seizoen PODIUMKUNSTEN PODIUMKUNSTEN PODIUMKUNSTEN 2001/2002 24 1.500 63 2002/2003 22 1.885 86 2003/2004 28 1.763 63 2004/2005 *1 51 2.895 56 2005/2006 *2 28 2.089 75 2006/2007 22 1.571 71 2007/2008 27 onbekend *1 In 2005 vond de manifestatie KOORTS plaats, waarbinnen verbindingen werden gelegd tussen de grootstedelijke locaties van cultuur en kleinschalige locaties in de wijken. Dit zorgde voor extra Cultuurbuuraanbod. *2 De voorstellingen van het Waterhuis bij het festival op het Arfikaanderplein zijn niet meegeteld.
Het aantal Cultuurbuurvoorstellingen loopt sterk uiteen per LCC: dat is te zien in tabel 2. In één LCC (LCC Piet Hein) zijn nooit voorstellingen omdat daar geen podium is. In drie LCC’s gaat het slechts om één voorstelling, in drie andere LCC’s staan er drie, in twee zes en in één zeven. De aanvulling die Cultuur biedt, is dus in sommige wijken zeer minimaal. Gemiddeld gaat het bij minder dan 10% van de het totale podiumkunstenaanbod in de LCC’s om Cultuurbuurvoorstellingen. 2: AANTAL CULTUURBUURVOORSTELLINGEN PER LCC IN 200816 LCC Tamboer (in Kralingen-Crooswijk) 1 LCC ’t Klooster (in Feyenoord) LCC Larenkamp (in Charlois) 7 LCC Lombardijen (in IJsselmonde) LCC ’t Kapelletje (in Rotterdam Centrum) 1 LCC Zevenkamp (in Prins Alexander) LCC Castagnet (in Hillegersberg-Schiebroek) 6 LCC Zevensprong (in Hoogvliet) LCC Hoekstee (in Hoek van Holland) 6 LCC Piet Hein (in Delfshaven)
3 3 3 1 0
Net als bij Musea in de wijken staat het bereiken van zoveel mogelijk wijkbewoners niet voorop. Belangrijker is om de mensen die worden bereikt een bijzondere ervaring mee te geven, zodat ze meer open gaan staan voor wat podiumkunsten hebben te bieden. Dit hoeft niet meteen te leiden tot een bezoek aan de theaters en concertpodia. Uit de vorige evaluatie bleek dat Cultuurbuur diverse drempels verlaagt. Doordat de voorstellingen in de eigen woonomgeving plaatsvinden en de entreekosten laag zijn, worden geografische- en financiële drempels geslecht. Sociale drempels worden verlaagd door de verplaatsing van voorstellingen van de voor veel wijkbewoners imponerende omgeving van een theater of concertgebouw naar LCC’s, waar veel wijkbewoners zich meer thuis voelen. Om nog meer aan te sluiten op sociale behoeften wordt er soms een maaltijd of nazit gekoppeld aan de voorstelling. Competentiedrempels worden verlaagd door voorstellingen op maat of compilaties van toegankelijke onderdelen uit bestaande voorstellingen (verzamelprogramma’s), inleidingen en tussentijdse interacties met het publiek. Op die wijze worden de voorstellingen meer toegankelijk gemaakt voor publiek dat geen ervaring heeft met podiumkunsten. Op basis van observaties tijdens enkele Cultuurbuurvoorstellingen en korte gesprekken met bezoekers, is in de vorige evaluatie geconstateerd dat de kwaliteit en het enthousiasme van inleiders en spelers barrières overwinnen. Door de kleine schaal van de LCC’s zit het publiek bovendien zo dicht op de huid van de performers, dat ze er erg van onder de indruk kunnen raken. Wijkbewoners doen hierdoor positieve ervaringen op met kunstvormen, waarmee ze nooit of zelden in aanraking komen. Gezien deze positieve uitwerking is het jammer dat het publieksbereik van Cultuurbuur blijft steken op circa 1.500-2.000 mensen per seizoen. 16 Daarnaast spelen er in 2008 nog drie dansvoorstellingen in Theater Musica (in Overschie) en één in De Esch (in De Esch), omdat de podiumfaciliteiten in de LCC’s in de betreffende deelgemeenten niet voldoen voor dans.
WIJK IN / WIJK UIT
9
2 KNELPUNTEN 2.1 Cultuurscouts Beoogde culturele diversiteit onvoldoende gerealiseerd Diversiteit staat hoog in het vaandel van de cultuurscouts, maar dit is nog niet gerealiseerd. Niet binnen het team van de scouts en ook niet in het bestuur en de kring van cultuurmakelaars, die de scouts coachen17. De inhoud van de door de scouts ondersteunde projecten is doorgaans ook weinig cultureel divers. “Culturele diversiteit is voor ons geen doel, maar een middel. Via een inhoudelijke insteek, zoals muziek of mode, raken in een multiculturele wijk als vanzelf verschillende etnische groepen betrokken”, geeft een scout aan. Als er met jongeren wordt gewerkt, zoals bij Achter de schermen (zie pagina 5), kan een project al snel multicultureel worden, omdat binnen de nieuwe generaties sprake is van vermenging van culturen. Bij oudere doelgroepen blijkt dit echter veel lastiger te realiseren. Zo sluit de jaarlijkse Dia die Bandera in Hoogvliet aan op een Antilliaanse traditie. De bedoeling was om dit evenement uit breiden met een multiculturele optocht (Marcha di Seu), aangezien ook andere minderheidsgroepen een oogstfeest kennen. In de praktijk bleef dit toch vooral een Antilliaanse aangelegenheid, omdat die gemeenschap het voortouw had genomen. Bij Dunya on Tour, dat wel expliciet culturele diversiteit nastreeft, lukte het beter om diverse minderheidsgroepen te betrekken. Doordat de organisatoren van Dunya over de know how beschikken om uiteenlopende etnische gemeenschappen te bereiken, kwam daar wel een multicultureel publiek op af18. “In diverse deelgemeenten bevinden zich Oost-Europese kunstenaars en die zitten in ons netwerk”, meldt een scout trots. Het bereiken van nietwesterse groepen blijkt veel lastiger. De scouts werken te veel met typisch westerse communicatiemiddelen, zoals: schriftelijke uitnodigingen, het vastleggen van afspraken op papier, netwerkborrels en digitale nieuwsbrieven. De ervaring leert dat dit geen geschikte communicatiemiddelen om zijn om allochtone (en autochtone) sleutelfiguren binnen circuits met een lage organisatiegraad aan te spreken. “Daarvoor zouden de scouts veel actiever op pad moeten gaan”, meent de programmeur van Dunya. Verkeerde verwachtingen De scouts richten zich op het ondersteunen van initiatieven van anderen, omdat vraaggericht werken effectief is aangezien er dan doorgaans al een draagvlak is voor het project. Het zelf ontplooien van initiatieven behoort niet tot de taken van de scouts. Toch leeft er bij nieuwe contacten (nog steeds) vaak de verwachting dat de cultuurscouts veel werk uit handen gaan nemen. Een scout schetst dit als volgt: “Er wordt te veel van ons verwacht. We krijgen de ruimte om met projecten te komen, maar zo werkt het niet. Wanneer de instellingen zelf een idee hebben, werken we graag mee aan het realiseren daarvan: maar met onze volle agenda’s lukt het niet om het voortouw te nemen en dat is ook niet de bedoeling.” Het werkt contraproductief als potentiële samenwerkingspartners zich van de scouts afkeren omdat ze in hun verwachtingen worden teleurgesteld. Grote verschillen in werkwijzen Een kracht van de cultuurscouts is de zeer persoonlijke, vaak enthousiaste aanpak en de netwerken die ze mede hierdoor ontwikkelen. Gevaar is echter dat de tot stand gebrachte contacten en resultaten te veel door ‘toeval’ tot stand komen en afhankelijk zijn van de achtergrond van de betreffende scout. Alhoewel er sprake is van een toenemende standaardisering van werkzaamheden (zie paragraaf 3.1), is de werkwijze van de scouts te weinig uniform, waardoor er een zeer wisselend beeld van de scouts bestaat. De geraadpleegde medewerkers van instanties die met de scouts samenwerkten, geven aan dat de ondersteuning die de scouts bieden erg verschilt. Zo zegt iemand: “De ene scout gaat meteen aan de slag en levert bruikbare contacten aan, de ander is passiever en biedt veel minder informatie.”
17 Cultuurmakelaars zijn gezaghebbende personen, die op basis van hun ervaring of kennis op het gebied van kunst en cultuur op ten aanzien van de betreffende deelgemeente als klankboord te fungeren voor cultuurscouts. 18 De opkomst viel overigens tegen, maar dit kwam, volgens de geraadpleegde scouts, doordat de subsidiebeschikking veel te laat kwam, waardoor de promotie ook te laat op gang kwam.
WIJK IN / WIJK UIT
10
Geen krachtige leiding Als gevolg van snelle wisselingen van de directeur van de Stichting NRC en door onzekerheid over de financiering na afloop van het Actieplan Cultuurbereik worden momenteel geen knopen doorgehakt. Neem bijvoorbeeld de Kunstborrel. De scouts zijn ervan doordrongen dat deze naam wijkbewoners kan afschrikken, omdat die kunst als elitair en niet iets voor hen beschouwen. Bovendien wordt ‘borrel’ geassocieerd met alcohol, wat voor Islamieten een drempel opwerpt. Toch blijft deze term gehandhaafd. Een ander voorbeeld is dat alleen de recent aangetreden scouts over een mobiele telefoon ‘van de zaak’ beschikken, terwijl dit een basisvoorwaarde is voor elke scout omdat ze veel tijd buiten hun kantoor doorbrengen. “We missen een directeur die dit soort zaken aankaart en oplost”, geeft een scout aan. Meer basaal is dat er binnen de huidige situatie erg veel tijd wordt besteed aan teamoverleg: een halve dag per twee weken en dat in de jaarplannen wordt uitgegaan van slechts circa 60% productieve uren per scout. Een meer daadkrachtige aansturing leidt wellicht tot een grotere productiviteit. Weinig visieontwikkeling De scouts hebben een goed beeld van wat er leeft in de wijken. In de vorige evaluatie is daarom aangegeven dat de scouts per deelgemeente een visie zouden kunnen ontwikkelen, op basis van een sterkte/zwakte analyse. Zowel uit de beleidsplannen van de Stichting NRC als uit de gesprekken met de scouts blijkt dat de betrokkenen menen dat het ontwikkelen van wijkvisies niet tot het takenpakket van de scouts behoort. Dit is te verklaren door de vraaggerichte opstelling van de scouts en het praktische niveau waarop ze opereren. Ze inventariseren en signaleren veel, maar lijken nog niet goed in staat om hun kennis te vertalen in overkoepelende visies. Ook daarop zou meer sturing vanuit de Stichting NRC kunnen plaatsvinden. Volgens het jaarplan 2008 dient de productieve tijd van de scouts evenredig te worden verdeeld over jongeren, diversiteit, onderwijs en welzijn. Zo’n uniform uitgangspunt doet geen recht aan de specifieke situaties in de wijken.
2.2 Musea in de wijken Te weinig inbedding In de vorige evaluatie is geconstateerd dat het Musea in de wijken ontbreekt aan heldere doelstellingen en centrale regie. De doelstellingen en werkwijzen zijn inmiddels op basis van trial and error aangescherpt, maar ze zijn nog nergens goed vastgelegd. De betrokkenheid van free lancer Stein zorgt weliswaar voor meer regie, maar: “De voortgang is nog steeds te veel afhankelijk van personen die uit enthousiasme voor de zaak ervoor gaan”, stelt Stein. Wanneer spilfiguren zoals deze programmaondersteuner of de programmacoördinator wegvallen, is de kans groot dat er buiten het Rotterdams Historisch Museum en Villa Zebra weinig van het programma overeind blijft. Het organiseren van wijkprojecten is tijdrovend en levert niet direct veel op. Het vereist enthousiasme en doorzettingsvermogen, die niet bij alle musea vanzelfsprekend aanwezig zijn. Er zijn nog steeds musea waar geen draagvlak aanwezig is, omdat wijkprojecten te weinig meerwaarde hebben en omdat ze hun functie niet los kunnen zien van hun vaste locatie. Illustratief hiervoor is de ervaring van de geraadpleegde vertegenwoordigster van zorginstelling Laurens. Zij deed een ronde langs diverse Rotterdamse musea, om te inventariseren in hoeverre samenwerking mogelijk was om ‘iets neer te zetten in de wijken, om de wederzijdse betrokkenheid tussen haar (multiculturele) achterban en musea te vergroten’. De meeste musea bleken daar niet voor open te staan: “Ze hielden het af omdat ze niet het idee hadden dat het hun wat zou opleveren: alleen de Kunsthal sprong op mijn vraag in.” Naast gebrek aan motivatie spelen ook praktische belemmeringen een rol. Kleine musea, die grotendeels op vrijwilligers draaien (zoals het Havenmuseum of het OorlogsVerzet-Museum Rotterdam), beschikken bijvoorbeeld niet over de middelen (geld, menskracht en expertise) die nodig zijn om wijkprojecten op te zetten. Dit is een gemiste kans, want juist het laagdrempelige aanbod van deze musea is geschikt voor in museumbezoek onervaren publiek.
WIJK IN / WIJK UIT
11
Te weinig follow up In de vorige evaluatie is geconstateerd dat alhoewel de ervaringen met Groeten uit Mekka een ‘eyeopener’ waren voor het Maritiem Museum, dit niet tot vervolgactiviteiten heeft geleid. De staf stond huiverig tegenover de investeringen die vervolgprojecten vergen. Er worden kansen over het hoofd gezien. Zo zagen de intermediairs in de wijken die betrokken waren bij Groeten uit Mekka mogelijkheden om veel meer uit dit project te halen. Ze waren heel goed te spreken over de wijze waarop via souvenirs uit Mekka gesprekken op gang werden gebracht tijdens de door het museum georganiseerde bijeenkomsten in de wijken en hadden graag veel meer wijkbewoners hiermee in aanraking gebracht. Welzijnwerkers en actieve wijkbewoners willen graag museumbezoek voorbereidende of verwerkende activiteiten uitvoeren, op basis van instructies vanuit het museum. Ook eerder onderzoek wijst uit dat sociaal-culturele en welzijnsinstellingen een kansrijke, maar onderbenutte markt bieden voor museale activiteiten19. Er zijn allerlei organisaties actief in de wijken, die zich graag met dit soort activiteiten bezig houden, omdat die goed zijn in te passen in hun eigen aanbod en een grote meerwaarde bieden. Museumeducatieve projecten bieden zinvolle, kwalitatief hoogstaande tijdsbestedingen, die de onderlinge integratie binnen hun achterban versterken. De betrokkenheid van allerlei wijkinstellingen bij de Panorama in de wijk-projecten van het Rotterdams Historisch Museum en het enthousiasme waarmee zorginstelling Laurens actief is binnen de wijkprojecten van de Kunsthal en het Nederlands Fotomuseum illustreren dit. Laurensmedewerkster Özdemir wijst erop dat niet alleen de wijkinstellingen profiteren van zo’n samenwerking, want: “Wij hebben groepen in huis, die musea doorgaans niet kunnen bereiken. En die mensen zijn er klaar voor, ze willen graag aan dit soort projecten meedoen en samen iets ondernemen.” Toch spelen de meeste musea niet in op deze behoeften. Sommige musea borduren wel voort op eerdere wijkprojecten (zie paragraaf 3.2), maar dit gebeurt dan in een andere wijk. Continuering in dezelfde wijk, waar doorgaans nog veel meer publiek is te winnen als gevolg van mond-tot-mondreclame en de relaties die met intermediairs zijn opgebouwd, vindt zelden plaats. Tegenvallend publieksbereik Uit de projectverslagen blijkt dat het publieksbereik hier en daar tegenvalt. Zo waren bij de officiële opening Panorama Spangen slechts 70 van de 1.200 genodigden op komen dagen en bij de opening van Panorama Crooswijk kwamen er 60 mensen. Het totale publieksbereik van Talent uit Hoogvliet lag met 22.000 lager dan de beoogde 25.000. Het aantrekken van ‘gewone wijkbewoners’, die niet door hun werk of reeds bestaande interesses belangstelling hebben, is lastig. Zelfs als de eigen kinderen of buren meedoen, komen mensen niet kijken naar eindpresentaties, blijkt uit de verslagen. Dit is een algemeen probleem dat vaker bij evaluaties van wijkprojecten is te constateren en komt door de vele drempels die deze doelgroep ervaart20. Uit de evaluatie in 2007 kwam naar voren dat wanneer musea vervoer regelen en een aantrekkelijk programma aanbieden, waardoor nieuwe doelgroepen zich ook thuis voelen in hun instituut, er grote aantallen wijkbewoners zijn binnen te halen. Dit blijkt ook uit het succes van de activiteiten rond de Pracht van Anatolië in de Kunsthal. De daarbij betrokken intermediair Özdemir geeft aan dat zij busvervoer en een aantrekkelijke omlijsting ook cruciaal vindt, want: “De mensen denken anders ‘waar zal ik al die moeite voor doen’. Musea staan zo ver weg voor hen. Met een eigen clubje op stap gaan en dan ook nog een vertrouwd iemand tegenkomen, die daar als gids fungeert (in dit geval ging het om de eigen bejaardenverzorgsters) helpt enorm”. Toch ligt de nadruk bij de Musea in de wijkenprojecten vaak vooral op de inhoud van projecten en is er soms sprake van verwaarlozing van essentiële randvoorwaarden, die een groter publieksbereik kunnen bewerkstelligen. Schrijnend is het voorbeeld van Dropstuff dat Museum Boijmans van Beuningen als Museum in de wijkenproject in bracht. Dit betreft een zeer goed geoutilleerde en fraai vormgegeven mobiele en interactieve expositieruimte, waar niemand op af kwam omdat dit museum geen enkele poging heeft gedaan om dit project in de wijk in te bedden (zie beschrijving in de bijlage). “Deze stuff is letterlijk gedropt”, geeft de geraadpleegde medewerker van de producent van Dropstuff aan, die als publieksbegeleider tevergeefs in de mobiele ruimte op publiek zat te wachten.
19
Ranshuysen (2005) Onzichtbare drempels. Museumpubliek en non-publiek in Nederland. Dit komt bijvoorbeeld ook naar voren uit de evaluatie van het Community Art-project De Oparaflat in het kader van het Yo! Opera Festival in Utrecht dat Onderzoeksbureau Letty Ranshuysen eind 2007 uitvoerde.
20
WIJK IN / WIJK UIT
12
2.3 Cultuurbuur Uitsluiten of insluiten Net als bij Musea in de wijken vond ook bij Cultuurbuur een zoektocht plaats naar de invulling van het programma. Het jaarplan 2008 schetst hier contouren voor, maar niet beslecht is in hoeverre de kleinere, niet structureel gesubsidieerde gezelschappen ook een plek mogen krijgen binnen Cultuurbuur. Dit wordt gekoppelde aan een kwaliteitsdiscussie blijkt uit de verslagen van workshops ten behoeve van de marketing van de LCC’s. Daaruit blijkt dat men zich afvraagt of brengen van kwalitatief hoogstaande kunst het primaire doel moet zijn (aangeduid met kunst- en cultuuraccent) of het enthousiasmeren van publiek in de wijken (aangeduid met welzijnsaccent)21. Het eerste lijkt uitsluiting met zich mee te brengen, want de gevestigde kunst is nu eenmaal autonoom en daardoor sterk naar binnen gericht. Het tweede leidt tot insluiten22. Wanneer voor het laatste wordt gekozen, dan ligt het voor de hand om voorstellingen op maat te maken. Die kant lijkt Cultuurbuur steeds meer op te gaan. Dit gebeurt onder andere door het toevoegen van inleidingen voorafgaand aan de voorstellingen en het maken van compilaties van dans- of muziekstukken, maar ook door het ontwikkelen van speciale doelgroepgerichte voorstellingen. Dit doen enkele van de deelnemende jeugd- en jongerentheatergezelschappen al van nature en het Intorno Ensemble maakte een speciale voorstellingen voor ouderen. Deze ontwikkeling valt echter niet in goede aarde bij beleidsmakers. Zo vraagt de RRKC zich af in hoeverre jeugd- en seniorenprogrammering onderdeel moet zijn van Cultuurbuur: dit zou meer een lokale aangelegenheid zijn23. De oorspronkelijke idee was ‘grote klasse op kleine podia’ en dit zou verwateren als het inspelen op publieksbehoeften voorop komt te staan. De ervaringen met Cultuurbuur wijzen er op dat het geen zin heeft om door smaakspecialisten erkende kwaliteit naar wijkpodia te brengen, wanneer daarbij geen rekening wordt gehouden met het referentiekader van het publiek daar. Dan slaat dit aanbod niet aan en werkt de confrontatie daarmee averechts. In plaats van dat er interesse voor podiumkunsten bij wijkbewoners wordt gewekt, gaan ze daar nog meer afstand van nemen. Op specifieke doelgroepen toegesneden voorstellingen kunnen tegemoet komen aan behoeften en achtergronden van delen van het wijkpubliek, zonder concessies te doen aan de kwaliteit en eigenheid van het gezelschap dat dit brengt. In de praktijk is de keuze hiervoor al gemaakt, maar deze invulling is nog niet door de subsidiegever bekrachtigd. Geen voorstellingen van de gevestigde toneelgezelschappen In de evaluatie in 2007 is geconstateerd dat er in Cultuurbuur geen toneel meer is opgenomen, omdat het RO Theater, Onafhankelijk Toneel en Bonheur zich hebben teruggetrokken. Dit komt doordat het bij toneel, anders dan bij dans of muziek, veel lastiger is om verzamelprogramma’s samen te stellen. Bovendien vereist het aanbod van deze drie gezelschappen meer intellectuele inspanningen dan muziek, dans of amateurtoneel. Dit maakt het aanbod van de drie professionele toneelgezelschappen minder geschikt voor wijkpodia. Bovendien komen hun veelal groot gemonteerde toneelvoorstellingen niet goed uit de verf in de LCC’s. Om die redenen zijn deze drie toneelensembles inmiddels vervangen door jongerentheatergezelschappen, die meer geschikte voorstellingen kunnen maken. Uit de historie van Cultuurbuur blijkt echter dat als gemotiveerde stafleden, makers en spelers zich verenigen, het ook voor gevestigde toneelgezelschappen mogelijk is om passend aanbod te ontwikkelen. Het jaarplan Cultuurbuur 2008 meldt een groeiende interesse vanuit die toneelgezelschappen, waardoor programmeur Van der Kolk hoopt in het seizoen 2009/2010 weer toneel te kunnen programmeren. Dit zou wel eens te optimistisch kunnen zijn, want vooralsnog hebben de toneelgezelschappen geen concrete plannen. De kans is groot dat ze, in weerwil van hun intenties, geen ruimte kunnen maken voor het ontwikkelen van op wijkpodia toegesneden voorstellingen. Culturele functie van de LCC’s komt te weinig uit de verf Cultuurbuur is sterk afhankelijk van hoe de LCC’s evolueren. In de vorige evaluatie kwam aan de orde dat de overgang van welzijnsinstellingen naar cultuurcentra tot de nodige organisatorische en bedrijfsmatige problemen leidde en die zijn nog niet opgelost. Hiervoor is geconstateerd dat de welzijnsfunctie van de LCC’s een meerwaarde kan bieden, als die functie maar niet overheerst. Dat is volgens Van der Kolk nog wel vaak het geval. Een hoogwaardig cultureel programma, dat aansluit op het wijkprofiel, is heel lastig waar te maken zo lang het grootste deel van de exploitatiekosten uit verhuringen aan wel21
Zie de verslagen van de workshops voor Lokale Cultuur Centra Rotterdam d.d. 16-11-2005 en 8-6-2006. De begrippen uitsluiten en insluiten zijn ontleend aan het exposé hierover in: RRKC (2007) Participatie en Cultuur. 23 RRKC (2006) Driemaal is scheepsrecht. Een pleidooi voor professionalisering van locale cultuur centra in Rotterdam.(p.11) 22
WIJK IN / WIJK UIT
13
zijnsinstellingen moet komen. Bovendien signaleert hij dat de ambities die de deelgemeentebesturen hebben met de LCC’s sterk uiteenlopen of helemaal niet duidelijk zijn. Wanneer ambities niet helder zijn, is niet vast te stellen hoeveel tijd en deskundigheid er nodig is om die te realiseren. De LCCbeheerders die in het kader van deze evaluatie zijn geraadpleegd, geven aan dat ze onvoldoende tijd beschikbaar hebben om de culturele functie van hun LCC naar behoren in te vullen. Ook is er behoefte aan meer deskundigheid op dit gebied. Organisatorische knelpunten De vorige evaluatie constateerde dat de organisatie Cultuurbuur weinig transparant was: verantwoordelijkheden werden heen en weer geschoven tussen de dienst Kunst en Cultuur, dienst Sport en Recreatie, gezelschappen en LCC’s. Bespeler Rikkelman geeft aan dat ze zich ‘van het kastje naar de muur gestuurd’ voelde, als ze in het verleden contact zocht met de organisatoren van Cultuurbuur. De nieuwe programmacoördinator en stedelijk programmeur signaleerden bij hun aantreden, begin 2008, dan ook een gebrekkige administratie en boekhouding, het ontbreken van jaarplannen of –verslagen en een grote onduidelijkheid over subsidieprocedures24. Ze proberen nu tot meer helderheid en duidelijke afspraken te komen. De afspraken voor Cultuurbuur over bespeling en financiën lopen nu in principe geheel via de stedelijke programmeur. Hij fungeert dus als schakel tussen bespelers en de LCC-beheerders. Hij heeft daar echter slechts 80 uur op jaarbasis voor beschikbaar en de programmacoördinator zo’n 30 uur. Dit is veel te weinig om dit programma goed uit te bouwen. Inadequate marketing op wijkniveau In het eerste jaarverslag Wijk-podium-kunst 2001 is geconstateerd dat wijkpodia ’gebrek aan menskracht, deskundigheid en middelen hebben om de publiekswerving goed te kunnen verzorgen’. Alhoewel er kort daarna een communicatieplan voor Cultuurbuur lag en er door middel van workshops herhaaldelijk is getracht om de marketingexpertise bij LCC-beheerders te bevorderen, is er nog steeds geen sprake van professionele marketing. Er is een pagina op de site en in het magazine van het Rotterdamse Uitburo gekomen over het aanbod in LCC’s en een tweemaandelijkse agenda op papier per LCC. Internet, cultuurmagazines en agenda’s zijn echter niet de meest geschikte media om mensen aan te trekken die geen ervaring hebben met podiumkunsten, want die checken dit soort media niet. Zij worden het beste bereikt via mond-tot-mondreclame25. Juist het werken op wijkniveau maakt het mogelijk om door gerichte infiltratie geheel nieuwe doelgroepen te bereiken. Daar komen de LCCbeheerders niet aan toe, door tijdgebrek en onervarenheid met deze aanpak. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de onderbenutting van de in 2002 opgestarte database voor het vastleggen van contactgegevens en voorkeurgenres van het bereikte publiek: de opgebouwde adressenbestanden variëren per LCC van 10 tot 450 adressen. De beheerder met dit laatste bestand geeft aan dat hij dit heeft kunnen opbouwen omdat hij prioriteit geeft aan het up to date houden van dit bestand. De adressenbestanden worden alleen gebruikt voor het rondsturen van agenda’s. Informatie doorsturen over een bepaalde voorstelling op basis van interesseprofielen is nog nergens gerealiseerd. Wel bleek uit de vorige evaluatie dat een LCC-beheerder bestaande klanten telefonisch benaderde om ze op een Cultuurbuurvoorstelling te wijzen. Deze effectieve werkwijze is tijdrovend en kan daardoor maar zelden worden uitgevoerd. Illustratief voor de falende marketing is de ervaring van theatermaakster Rikkelman van BARR, die een voor ouderen zeer herkenbaar stuk over de tweede wereldoorlog in de LCC-s zou brengen (“bij deze voorstelling komen vaak veel reacties van ouderen los”, vertelt ze), maar tot drie keer toe voor niets naar de LCC’s afreisde om dat er geen publiek was gegenereerd. Een ander knelpunt is dat het huidige Cultuurbuurlogo (een kabouter) te weinig uitstraling heeft: dit wordt dan ook nauwelijks gebruikt en plannen om tot een meer passend logo te komen, zijn nog niet gerealiseerd. Het ontbreekt sowieso aan een visie over hoe Cultuurbuurvoorstellingen als een bijzonder onderdeel van de programmering op de wijkpodia in de markt gezet kunnen worden. Opvallend is dat de gezelschappen nauwelijks gebruik maken van de mogelijkheid om een extra bijdrage aan te vragen voor ‘vernieuwende vormen van marketing en communicatie of voor communicatiewerk gericht op bijzondere groepen’26 en dat vrijwel niemand bekend is met deze mogelijkheid. Terwijl het toch heel belangrijk is dat de LCC-bespelers net als de beheerders blijven investeren in en experimenteren met onorthodoxe vormen van marketing.
24
Jaarplan 2008 Cultuurbuur. Uit tientallen onderzoeken die Onderzoeksbureau Letty Ranshuysen uitvoerde onder publiek en potentieel publiek van musea en theaters blijkt telkens weer dat mond-tot-mondreclame het meest krachtige instrument is om nieuwe doelgroepen te bereiken. 26 Daar wordt onder andere naar verwezen in het jaarplan 2006 van Cultuurbuur. 25
WIJK IN / WIJK UIT
14
Momenteel loopt er een door de dienst Kunst en Cultuur opgezet traject om de deskundigheid op het gebied van marketing bij de LCC’s te bevorderen. Het is nog niet duidelijk wat de resultaten hiervan zullen zijn. Gebrekkige theatertechnische faciliteiten in de LCC’s De kwaliteit van de podiumfaciliteiten loopt uiteen tussen de LCC’s. Slechts drie LCC’s (Larenkamp, Castagnet en Hoekstee) hebben redelijk tot goede technische faciliteiten. Tabel 2 (zie pagina 5) toont dat de meeste Cultuurbuurvoorstellingen dan ook daar plaatsvinden. Probleem bij LCC Larenkamp en LCC Catagnet is dan weer wel dat de podia niet geschikt zijn voor vlakke vloertheater, terwijl met name de jonge theatergezelschappen die dit jaar zijn ingestroomd dit type theater brengen. “De LCC’s hebben hun eigen gebreken, die veel improvisatie vereisen van de bespelers”, vertelt Van der Kolk. Het gaat om tekortkomingen, zoals: geen zwevende vloer, gebrekkige licht- en geluidsvoorzieningen en te kleine afmetingen van het speelvlak. “Scapino Ballet trekt echt alles uit de kast en maakt prachtige wijkvoorstellingen, maar kunnen in vier LCC’s vanwege de podiumafmetingen niet worden geprogrammeerd”, geeft de stedelijk programmeur aan. Hij wijkt daarom met dansvoorstellingen waar nodig uit naar grotere wijktheaters. De Ontbranding, die meer kleinschalige voorstellingen maakt, stuit ook op problemen. De regisseur van dit ensemble vertelt dat hij vaak extra geluids- en lichtapparatuur en/of zijschotten moet inhuren, waardoor de voorstellingen onnodig duur worden: “Sommige LCC’s bieden niet veel betere podiumfaciliteiten dan scholen, terwijl je toch meer van deze accommodaties mag verwachten.”
WIJK IN / WIJK UIT
15
3 SUCCESSEN 3.1 Cultuurscouts Overbrugging van cultuurverschillen De scouts richten zich niet alleen op het bevorderen van cultuurparticipatie maar ook op het versterken van sociale cohesie. De brede cultuurdefinitie die de scouts hanteren, maakt het mogelijk om uiteenlopende projecten te ondersteunen, die zowel professionele- als amateurkunst kunnen behelzen en niet worden vastgepind op een kwaliteitsoordeel van ingewijde kunstliefhebbers. De RRKC concludeerde onlangs dat de cultuurscouts te weinig actief zijn op het gebied van amateurkunst27. In de geanalyseerde jaarplannen en het beleidsplan 2009-2012 van de Stichting NRC komt amateurkunst inderdaad niet als aandachtsgebied naar voren, maar uit gerapporteerde resultaten blijkt dat de scouts bruggen bouwen tussen professionele kunst en amateurkunst. De scouts verbinden partijen die elkaar niet gemakkelijk tegenkomen binnen de culturele sector en tussen deze sector en andere sectoren, zoals woningbouw, welzijn en, in toenemende mate, onderwijs. Ze bouwen zodoende dynamische netwerken op, waaruit veelal meerdere projecten voortkomen en die ook beschikbaar worden gesteld aan stedelijke instellingen en initiatieven die een ingang zoeken in de wijken. Alle geraadpleegde ‘klanten’ van de scouts geven aan dat de scouts er, in meerdere of mindere mate, in slagen om hen in contact te brengen met instanties en personen die ze anders niet zouden bereiken. Deze ingang is cruciaal, zo stelt de programmeur van Dunya, want: “Niemand weet precies wat er allemaal in de wijken gebeurt: we hebben informatie nodig over het nonreguliere circuit en dat kunnen sommige scouts goed leveren”. Bottom up werken De scouts springen vooral in op initiatieven die een draagvlak hebben, omdat ze inspelen op bestaande behoeften in de wijk. Doorgaans wordt ingegaan op een duidelijke vraag van initiatiefnemers in de wijken. Maar het kan ook gaan om het signaleren van latente behoeften, die vervolgens worden gekoppeld aan een bestaand project, eventueel van buiten de wijk. Dit voorkomt dat er veel energie en geld wordt besteed aan van buiten de wijken geparachuteerde projecten, die niet aanslaan bij de doelgroep waarvoor ze zijn bestemd. Regelmatig contact met vertegenwoordigers van het deelgemeentebestuur De deelgemeenten fungeren soms als ‘klant’ van de scouts, maar zijn vooral opdrachtgever, aangezien zij financieel bijdragen aan de cultuurscouts. De scouts hebben regelmatig overleg met vertegenwoordigers van de deelgemeente die cultuur in hun portefeuille hebben. Zij bemiddelen en lobbyen ten behoeve van culturele projecten, waardoor het draagvlak voor kunst en cultuur binnen het ambtelijk en politiek apparaat vergroot en er meer geld voor wordt vrijgemaakt. Zowel actief op deelgemeentelijk niveau als bovendeelgemeentelijk Het grootste deel van hun tijd besteden de cultuurscouts aan projecten binnen de eigen deelgemeente. Het werken op deelgemeenteniveau zorgt voor goed overzicht van mogelijke samenwerkingspartners en bevordert netwerkontwikkeling. Daarbij heeft elke deelgemeente zijn eigen specifieke context, waarop de scouts hun werkwijzen aanpassen zodat er ondersteuning op maat ontstaat. De overige tijd komt ten goede aan projecten waarin meerdere deelgemeenten participeren, zoals Dunya on tour. Het befaamde wereldmuziekfestival Dunya organiseerde in de aanloop van de editie van 2008 minifestivalletjes in de wijken Kralingen-Crooswijk, Hoogvliet en Feijenoord. De scouts van deze deelgemeenten waren nauw betrokken bij de voorbereidingen hiervan. Dit geldt ook voor de programmering rond het North Sea Jazz Festival in de deelgemeenten op Zuid. Daarnaast inventariseren de scouts jongereninitiatieven in de wijken ten behoeve van het Jongerenjaar 2009 in Rotterdam en zijn ze betrokken bij Pact op Zuid, een samenwerkingsverband tussen de gemeente, de deelgemeenten Feijenoord, Charlois en IJsselmonde en de corporaties ‘op Zuid’, dat in 2006 werd gesloten om het leefmillieu op Zuid te verbeteren.
27
RRKC (2008) Van stiefkind tot oogappel. Over de rol van amateurkunst in het participatiebeleid in Rotterdam.
WIJK IN / WIJK UIT
16
Structuur in activiteiten Sinds 2008 wordt per scout een werkplan opgesteld met afspraken over de te leveren prestaties. Soms wordt een specifieke expertise van een bepaalde cultuurscout gekoppeld aan een daarop aansluitend bovendeelgemeentelijke project. Elke scout houdt de tijdsbesteding aan de diverse taken bij in een speciaal daarvoor ontwikkeld softwareprogramma. Elke kwartaal wordt gecheckt of de werkplannen per deelgemeente en voor de gehele organisatie worden nagevolgd. De in de werkplannen aangegeven specifieke, meetbare, acceptabele, realistische en tijdgebonden (SMART) criteria geven niet alleen richting aan de activiteiten van de cultuurscouts, maar voorkomen ook dat ze te veel hun eigen, aan persoonlijke voorkeuren of achtergronden gebonden, plan trekken. Bovendien heeft dit een strategische waarde: er wordt meteen helder wat niet van de scouts verwacht mag worden. Collegiaal overleg De deskundigheid van de scouts wordt versterkt door het tweewekelijkse teamoverleg. Hier worden succesvolle projecten doorgegeven ter navolging. Dit gebeurde bijvoorbeeld in het geval van het fotoproject Verborgen Schoonheid (zie pagina 4) dat inmiddels in vier deelgemeenten is uitgevoerd. De formule van een Cultuurprijs uit IJsselmonde is in aangepaste vorm overgenomen in Charlois en beoogd wordt dat in nog meer deelgemeentes zo’n Cultuurprijs wordt opgezet. De geraadpleegde cultuurscouts geven aan dat ze elkaar behoeden voor debacles: “Soms heb je op basis van je ervaring geen goed gevoel over een plan dat een collega aan de orde stelt en door dit te bespreken wordt voorkomen dat er energie wordt gestoken in een heilloos project.” Daarnaast vindt er intervisie plaats door het laten inwerken van nieuwe cultuurscouts door ervaren scouts. Budget voor ondersteuning van projecten: Door de eenvoudige en snelle aanvraagprocedure kunnen instellingen die anders niet zo snel subsidie krijgen effectief gebruik maken van de door de Stichting NRC te verdelen projectsubsidies. Die krijgen daarmee een extra zetje: het beoogde project kan erdoor worden gerealiseerd en kan hierdoor net iets meer om het lijf krijgen. Bovendien kan de subsidie andere financiers over de streep trekken. Een vertegenwoordiger van Rio Films, die het filmproject Achter de Schermen uitvoerde, vertelt: “Zonder de door de cultuurscouts geregelde financiering hadden we ons project absoluut niet voor elkaar gekregen, nu konden we in alle negen deelgemeenten waar de scouts actief zijn aan de slag.” Het verstrekken van stimuleringssubsidies biedt mogelijkheden om contact te houden met de ondersteunde projecten en er op toe te zien dat de gelden goed worden besteed. Bovendien kan worden voortgeborduurd op de netwerken die bij deze projecten tot stand komen.
3.2 Musea in de wijken Ontwikkeling van duurzame methodieken Aanvankelijk vertoonden Musea in de wijken weinig samenhang en continuïteit, maar de doelstellingen kregen op basis van voortschrijdend inzicht steeds meer vorm. De zichzelf opgelegde eis dat de projecten vernieuwend dienden te zijn28, stond methodiekontwikkeling en het voortborduren op eerdere ervaringen in de weg. Dit uitgangspunt is inmiddels verlaten. Het Historisch Museum Rotterdam ontwikkelde een serie van zeven projecten, eerst onder de noemer Dagboek van de wijk, tegenwoordig onder de naam Panorama van de wijk. Die voorzien het museum van een basis voor het vastleggen en presenteren van de geschiedenis van de eigen tijd. Villa Zebra ontwikkelde drie projecten onder de noemer Mijn talent, waarbij elk vervolgproject op basis van leerervaringen werd aangepast. De methodiek die het Nederlands Fotomuseum ontwikkelt in het kader van het project rond migratieverhalen van oudere wijkbewoners lijkt ook een duurzaam karakter te krijgen, want beoogd wordt om de hierbij gehanteerde werkwijze in te bedden in het museum en bij de samenwerkingspartner in de wijken, zorginstelling Laurens. Zodoende is de methodiek te herhalen met dezelfde fotocollectie en doelgroep. Het is ook mogelijk om een zelfde type project op te zetten met een nieuwe inhoud en een andere doelgroep in samenwerking met een andere welzijnsorganisatie. Om de opgedane kennis met deze vorm van wijkgericht werken in de organisatie op te slaan, werken naast de directeur ook medewerkers van de afdelingen educatie, collectie, marketing en het kenniscentrum mee. De bedoeling is dat er na afloop een grondige evaluatie plaatsvindt, om op grond daarvan nieuwe projecten in gang te zetten. 28
In de uitgangspuntennotitie uit 2005 staat dat de ingediende plannen ‘origineel, vernieuwend of oorspronkelijk’ moeten zijn.
WIJK IN / WIJK UIT
17
Export uit de wijken In paragraaf 1.2 kwam al aan de orde dat de deelnemende musea nieuwe activiteiten in de wijken brengen maar dat er ook sprake van een omgekeerde beweging. De neerslag van de Musea in de wijken-projecten keert terug in de musea, in de vorm van verhalen, foto’s, films en objecten. Soms wordt dit verwerkt in exposities in het museum en in andere gevallen wordt het in de collectie opgenomen. “Een stukje wijk gaat naar het museum, een stukje museum naar de wijken”29. Het stimuleren van daadwerkelijk museumbezoek was een beetje op de achtergrond geraakt, omdat er steeds meer werd ingezet op activiteiten in de wijken zelf. Dit jaar is er meer aandacht gekomen voor de verbreding en vergroting van het publiek in de eigen instelling. Dit is het centrale doel van het in 2008 uitgevoerde project rond de expositie De Pracht van Anatolië in de Kunsthal, maar ook Villa Zebra en het Nederlands Fotomuseum besteden hier aandacht aan. Deelnemers aan hun projecten worden nadrukkelijk uitgenodigd voor een feestelijke presentatie van de neerslag van de projecten in de musea zelf. Aanstelling programmaondersteuner Om onderbenutting van het budget voor Musea in de wijken tegen te gaan is er sinds februari 2008 een programmaondersteuner actief. Zij heeft jaren gewerkt bij Villa Zebra en is daardoor deskundig in wijkgerichte museale werkvormen. Nu werkt ze als zelfstandig ondernemer. Ze bedenkt samen met de directeur van musea die de wijken in willen projecten en werkt daar de plannen en aanvragen voor uit. Zij biedt niet alleen inspiratie en inhoudelijke input bij de ontwikkeling van projecten, maar ook ondersteuning bij de uitvoering. Dit heeft inmiddels geleid tot twee nieuwe projecten (die van het Nederlands Fotomuseum en die van het Nationaal Onderwijsmuseum). Hierdoor lopen er dit jaar veel meer projecten (8) dan vorig jaar (5). Bovendien komt er meer coherentie in de projectplannen. Zo zijn de inhoudelijke doelstellingen per doelgroepen nauwkeurig omschreven en zijn er vaste aandachtspunten, zoals: kwantitatieve doelstellingen, samenwerkingspartners, publiciteit en mogelijke vervolgactiviteiten. Breed publieksbereik door intermediairs Doordat de tot stand gekomen exposities of andersoortige presentaties langs uiteenlopende locaties reizen, wordt er telkens een andere publieksgroep bereikt. De eerste twee Mijn Talentprojecten van Villa Zebra waren op diverse locaties buiten de wijk te zien, bij het derde project in IJsselmonde is gekozen voor een tournee door die deelgemeente. De expositie reist langs vier locaties in IJsselmonde, waardoor de kans op bezoek van buurtbewoners en ouders, familieleden en buren van de deelnemende kinderen wordt vergroot. Intermediairs blijken publiek op de been te brengen voor de resultaten van Musea in de wijkenprojecten, dat anders niet zo snel komt kijken. Zo ervaarde Villa Zebra dat leerkrachten stimuleren dat kinderen komen, die hun ouders meenemen. Docenten die al eerder positieve ervaringen met Villa Zebra opdeden, kwamen uit zich zelf met de hele klas. Een keer verzamelde een jongerenwerker op eigen houtje kinderen om naar een expositie te komen en een andere keer bedachten de deelnemende kinderen zelf dat ze konden flyeren. Bij het project van de Kunsthal werden vier bejaardenverzorgsters van Laurens ingeschakeld om rondleidingen in het Turks te verzorgen. Door hun intensieve betrokkenheid gingen die heel anders naar musea kijken. “Ze werden zelfs zo enthousiast dat ze collega’s, familie en vrienden haast gingen dwingen om ook naar de expositie te gaan”, vertelt Laurensmedewerkster Özdemir. Collegiale toetsing De coördinator van Musea in de wijken (Fred Wartna) gaat drie of vier keer per jaar met vertegenwoordigers van musea en enkele cultuurscouts rond de tafel zitten om ideeën uit te wisselen, die onderling af te stemmen en te bekijken waar welk project het best zou kunnen plaatsvinden. Net als bij de cultuurscouts is daarbij meteen sprake van collegiale toetsing van de plannen. Zodoende leert men van elkaars ervaringen en wordt voorkomen dat eerder gemaakte fouten worden herhaald.
29
Citaat uit projectaanvraag van het Nationaal Onderwijsmuseum uit 2008.
WIJK IN / WIJK UIT
18
3.3 Cultuurbuur Vruchtbare experimenten met presentatievormen Cultuurbuur biedt Rotterdams gezelschappen gelegenheid om hun mogelijkheden te exploreren als het gaat om wijkgerichte activiteiten. Podiumkunstenaars maken in een intieme setting kennis met nieuwe publieksgroepen. Er wordt geëxperimenteerd met voorstellingen en randactiviteiten. De hiermee opgedane leerervaringen zijn niet alleen van belang voor de invulling van toekomstige wijkactiviteiten, maar spelen ook door in het reguliere aanbod omdat de gezelschappen meer oog krijgen voor het referentiekader en de behoeften en wensen van onervaren publiek. Gemotiveerde vaste bespelers In de vorige evaluatie is al geconstateerd dat er zes gemotiveerde gezelschappen zijn komen boven drijven, die in staat zijn om kwalitatief hoogstaande, maar ook toegankelijke voorstellingen te brengen op wijkpodia. Deze ensembles vertegenwoordigen de podiumkunstgenres klassieke muziek (2 gezelschappen), moderne dans (1 gezelschap), muziektheater (1), jeugddans (1) en jeugd- en jongerentheater (1). Recent zijn daar nog twee jeugd- en jongerentheatergezelschappen bij gekomen. Het gaat bij de helft van de huidige Cultuurbuurgezelschappen om niet (structureel) gesubsidieerde gezelschappen voor wie deelname aan Cultuurbuur niet alleen de mogelijkheid biedt om publiek in de wijk op te zoeken, maar ook een welkome uitbreiding van speelplekken (en inkomsten) met zich meebrengt. Inbedding in welzijnsactiviteiten mogelijk Naast kunst en cultuur bieden de LCC’s ook sociaal-culturele activiteiten (zoals bingo, kaart- en dansavondjes, jeugd- en seniorensoos) en worden er ruimtes verhuurd aan welzijns- of andere instellingen. Zo zijn er bijvoorbeeld spreekuren van de belastingsdienst. Daardoor lopen er wijkbewoners binnen, die doorverwezen kunnen worden naar het culturele aanbod, waaronder de Cultuurbuurvoorstellingen. Ook is het mogelijk om een voorstelling in te bedden in een bestaande activiteit. Door het inpassen van een Cultuurbuurvoorstelling in een ouderenprogrammering of kinderinstuif wordt er publiek bereikt dat anders niet naar zo’n voorstelling komt, bleek uit de vorige evaluatie. De strategie die de cultuurscout in Hoogvliet beschreef door meer kunst en cultuur naar partycentrum De Flamingo te transporteren (zie pagina 5) om een meer gevarieerd publiek te bereiken, is hier ook van toepassing. Wanneer de welzijnsfunctie de culturele functie niet overschaduwt, kunnen de welzijnsactiviteiten in de LCC’s een meerwaarde hebben, omdat er gemakkelijker een niet bij voorbaat in podiumkunsten geïnteresseerd publiek kan worden bereikt met de Cultuurbuurvoorstellingen. Begin gemaakt met kruisbestuiving met amateurkunstenaars In de vorige evaluatie is geconstateerd dat de participerende gezelschappen inleidende workshops, folow up’s in de vorm van masterclasses of samenwerkingsprojecten met de brede school of amateurkunstenaars willen ontplooien. De beschikbare budgetten maken investeringen in dergelijke activiteiten, die een brug slaan naar het potentiële publiek in de wijken, echter niet mogelijk. Desalniettemin ontwikkelde het Rotterdams Kamerorkest een project waarbinnen wordt samengewerkt met amateurmusici in de wijken, Mozart Under Construction. In de weken voorafgaand aan het concert worden de musici geselecteerd en wordt er met ze gerepeteerd. Hiermee is een begin gemaakt met de in het advies van de Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur beoogde kruisbestuiving tussen stedelijk aanbod, amateurkunstuitingen en community30.
30 Zie: Driemaal is scheepsrecht. Een pleidooi voor professionalisering van locale cultuur centra in Rotterdam. Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur, mei 2006.
WIJK IN / WIJK UIT
19
4 CONCLUSIES EN AANDACHTSPUNTEN 4.1 Conclusies De drie wijkgerichte Actieplan Cultuurbereikprogramma’s in Rotterdam (Cultuurscouts, Musea in de wijken en Cultuurbuur) hebben acht jaar geëxperimenteerd met nieuwe werkwijzen gericht op versterking van het kunst en cultuuraanbod in de wijken en het bereiken van nieuwe doelgroepen. Doelstellingen en instrumentarium zijn vooral in de laatste twee jaar aangescherpt en verbeterd. De resultaten zijn als volgt samen te vatten. Cultuurscouts De scouts maken het in de wijken aanwezige cultuuraanbod zichtbaar, signaleren kansen en behoeften en dragen bij aan de ontwikkeling van bestaande en nieuwe culturele projecten. Hun contact met deelgemeenten, zorginstellingen en woningcorporaties stimuleert meer aandacht voor het kunst- en cultuur bij die instanties. De scouts bevorderen samenwerking tussen uiteenlopende lokale organisaties, met toenemende aandacht voor onderwijsinstellingen en jongerenoranisaties. Hun netwerken breiden zich uit naar niet-culturele organisaties, waardoor stedelijke instellingen (met name musea) en initiatieven (zoals het Jongerenjaar) via de scouts een ingang vinden bij nieuwe doelgroepen in de wijken. De scouts zijn steeds vaker betrokken bij projecten die in meerdere deelgemeenten plaatsvinden, doordat ze succesvolle projecten van de ene wijk naar de andere doorsluizen of doordat ze aanhaken bij stedelijke initiatieven. De door de scouts gestimuleerde uitbreiding van het aanbod en doelgroepgerichte werving van publiek daarvoor, levert een bijdrage aan een grotere en bredere cultuurparticipatie in de wijken. Musea in de wijken In het kader van Musea in de wijken zijn workshops en andere bijeenkomsten in de wijken gerealiseerd en de neerslag daarvan, in de vorm van exposities en films, reist rond langs uiteenlopende wijklocaties. Dit leidt tot geheel nieuwe culturele activiteiten in de wijken, waarmee uiteenlopende doelgroepen worden bereikt: vooral in Rotterdam Zuid, waar veel van deze projecten plaatsvinden. Diverse musea hebben contacten gelegd met uiteenlopende sociaal-culturele en welzijnsorganisaties in de wijken, die ze willen continueren. De conclusie uit de sectoranalyse van de RRKC dat de extramurale aanpak van Musea in de wijken min of meer is mislukt, omdat alleen het Historisch Museum Rotterdam en Villa Zebra consequent publiek in de wijken opzoekt, lijkt iets te snel getrokken31. Momenteel geven ook de Kunsthal, het Nederlands Fotomuseum en het Nationaal Onderwijsmuseum blijk zich structureel met wijkgerichte activiteiten bezig te willen houden. Cultuurbuur De aanvulling op het podiumkunstenaanbod in de LCC’s die Cultuurbuur biedt is niet erg omvangrijk, maar biedt wel een belangrijke kwalitatieve impuls. Gemotiveerde grote gevestigde gezelschappen en kleine nieuwe ensembles brengen kwalitatief hoogwaardige podiumkunsten in de wijken, die aansluiten op het referentiekader en behoeften van onervaren theaterpubliek. Dit nieuwe publiek wordt onder andere bereikt doordat de LCC’s ook een welzijnsfunctie hebben, waardoor wijkbewoners geregeld binnen lopen. De intimiteit van de setting waarin dit plaatsvindt en interacties tussen spelers en publiek vormen een meerwaarde, die ook door publiek dat wel al ervaring heeft met podiumkunsten op prijs wordt gesteld. Er is een voorzichtig begin gemaakt met kruisbestuiving tussen de professionele musici en amateurmusici.
31
RRKC (2007) Culturele staalkaart Rotterdam 2007 (p.131).
WIJK IN / WIJK UIT
20
Gemeenschappelijke winst De drie programma’s zorgen voor uitbreiding van het culturele aanbod in veel Rotterdamse wijken, dat inspeelt op uiteenlopende (sociale, cognitieve en emotionele) behoeften32. Naast het nieuwe aanbod dat Cultuurbuur en Musea in de wijken genereren, bieden de cultuurscouts en ook Musea in de wijken prikkels voor steeds meer ‘cultureel opbouwwerk’ dat niet van cultuurbudgetten afhankelijk is, maar door woningcorporaties, zorginstellingen of andere deelgemeentelijke afdelingen dan de afdeling cultuur worden betaald. Naast deze input van centrum naar de wijken is er steeds meer sprake van een omgekeerde beweging: van de wijken naar buiten. Stedelijke instellingen die aan Musea in de wijken en Cultuurbuur participeren of met cultuurscouts samenwerken krijgen inzicht in behoeften van nieuwe doelgroepen. Bovendien doen ze ervaring op met nieuwe vormen van publieksbenadering en –werving, die ten goede komen aan de ontwikkeling en marketing van hun reguliere aanbod. Musea halen materiaal uit de wijken, dat gebruik wordt voor tijdelijke exposities of ter aanvulling van de collectie. Kunstenaars (professionele en amateurs) worden zichtbaar binnen hun wijk en daardoor soms ook buiten die wijk. Tot slot worden succesvolle werkwijzen van de ene naar de andere wijk getransporteerd.
4.2 Aandachtspunten 4.2.1 Cultuurscouts Sturing Door tijdgebrek en gebrek aan centrale regie vanuit de Stichting NRC als gevolg van kort op elkaar volgende directeurswisselingen, ontberen de scouts de ondersteuning die nodig is om hun werk goed te doen en worden ambities onvoldoende gerealiseerd. De uitvoering van convenanten, de opstelling van een communicatieplan, de beoogde zelfevalutie en veel van de andere ambities uit het beleidsplan 2009-2012 zijn alleen te realiseren als er een daadkrachtige leiding komt. Dit geldt ook voor het diversiteitsbeleid dat zo hoog in het vaandel staat: daar wordt te weinig werk van gemaakt. Diversiteit in het bestuur van de Stichting NRC is te realiseren door gericht naar nieuwe bestuursleden te zoeken onder (oud)deelnemers van ATANA33. Diversiteit in het team is te realiseren door ten behoeve van de invulling van nieuwe vacatures een daarvoor toegerust wervings- en selectiebureau in te schakelen. De grote verschillen in omvang, bevolkingssamenstelling en sociale en culturele infrastructuur tussen deelgemeenten, maken het wenselijk dat er criteria worden vastgesteld op basis waarvan per deelgemeente het benodigde aantal uren aan de scout is toe te kennen. Basiscompetenties vaststellen Gezien de gesignaleerde grote verschillen in de aanpak van de scouts dient uitgewerkt te worden aan welke competenties een cultuurscout minimaal moet voldoen en hoe die competenties zijn te bevorderen. Een cruciale basisvoorwaarde is een scout zowel in de cultuursector als in de sector samenleven kan opereren, zodat zij of hij een brug kan slaan tussen deze gescheiden circuits. Opbouwwerkorganisatie SONOR schetst een aantal basiscompetenties voor ‘culturele producenten met welzijnsdoelstelingen’, namelijk: culturele, communicatieve, methodische, organisatorische, strategische en reflectieve competenties34. Belangrijk is ook dat de scouts verwachtingen reguleren. Nu wordt er nog al eens verwacht dat ze zelf projecten ontwikkelen en de uitvoering daarvan op zich nemen en zijn sommige ‘klanten’ teleurgesteld. Daarnaast is het belangrijk dat een scout over de vaardigheid beschikt om de door haar of hem gesignaleerde sterktes en zwaktes en behoeften en wensen in de wijk te vertalen in concrete oplossingen en waar mogelijk in een langetermijnvisie voor de eigen deelgemeente. 32 Onderzoeksbureau Letty Ranshuysen onderscheidt vier typen behoeften waaraan cultuuraanbod kan voldoen (o.a. gebaseerd op Farnbauch etc. 2004): Sociale behoeften: vermaak, ontspanning, mensen ontmoeten, gezelligheid zoeken. Cognitieve behoeften: iets leren of te weten komen, aansluiting op of verdieping van voorkennis. Emotionele behoeften: aansluiten op eigen ervaringen of identiteit, nostalgie beleven, inleven. Spirituele behoeften: de dagelijkse beslommeringen vergeten, geïnspireerd worden, tot reflectie aangezet worden. Uit de eerdere evaluatie bleek dat veel van het nieuwe aanbod in de wijken aan de eerste drie behoeften tegemoet komt, spirituele behoeften komen veel minder aan bod. 33 ATANA is een in opdracht van OCW ontwikkeld programma dat door bemiddeling en coaching van jonge ambitieuze nieuwe Nederlanders culturele diversiteit binnen besturen tracht te bevorderen. Zie: www.binoq.nl/atana. 34 Broekman en Sour (2005) Kunst als samenlevingsopbouw.
WIJK IN / WIJK UIT
21
Aandacht voor vrijetijdskunst Het advies van de RRKC over vrijetijdskunst concludeert dat de cultuurscouts te weinig actief zijn op dit gebied35. In de geanalyseerde jaarplannen en beleidsplannen van de Stichting NRC komt amateurkunst inderdaad niet als specifiek aandachtsgebied naar voren, maar in de praktijk besteden ze daar wel degelijk aandacht aan. Wellicht is nadrukkelijker aan te geven dat de scouts zich net zo sterk op amateurkunstenaars (en de organisaties die hen vertegenwoordigen) in hun wijk richten als op de daar gevestigde professionele kunstenaars en kunstinstellingen. Eigen subsidiebudget De projectsubsidies die de Stichting NRC in het kader van het Actieplan Cultuurbereik over de wijken kon verdelen, blijken een effectief instrument om nieuwe, wijkgebonden culturele activiteiten te stimuleren. Bovendien opent dit deuren voor de scouts, die weer andere partijen bij de projecten kunnen betrekken en de ondersteunde projecten kunnen blijven monitoren. Het werken met laagdrempelige projectsubsidies dient dus gehandhaafd te blijven. Aangezien het aantal scouts inmiddels fors is toegenomen, verdient dit budget ook uitbreiding. Digitale culturele kaarten benutten Het digitaliseren van de deelgemeentelijke culturele kaarten biedt mogelijkheden om de informatie over het kunst- en cultuuraanbod in de wijken voortdurend up to date te houden en deze informatie ook bruikbaar te maken voor scholen die cultuureducatieve activiteiten zoeken. Het is mogelijk om ook het cultureel erfgoed in de wijk in kaart te brengen en deze informatie toe te voegen. Niet alleen omdat steeds meer scholen aandacht (willen) besteden aan omgevings- en erfgoeducatie, maar ook om vast te stellen wat ’iconen in de wijk’ zijn, die de wijk een eigen identiteit verschaffen36. Dit kan gebeuren in samenwerking met het Historisch Museum Rotterdam en andere deskundigen op het gebied van erfgoed. Daarnaast is het mogelijk om de digitale culturele kaarten aan te vullen met actuele informatie over intermediairs via wie bepaalde doelgroepen bereikt kunnen worden. Wellicht is het mogelijk om het gebruik van de onderbenutte database voor registratie van LCC-bezoekers een impuls te geven door die aan de culturele kaart te koppelen. Zodoende ontstaat er per deelgemeente een informatiesysteem, dat alle aanbieders en gebruikers van kunst- en cultuuraanbod in die deelgemeente kunnen benutten. Samenwerking met SKVR De RRKC stelt dat het voor de gewenste ontwikkelingen in de sector vrijetijdskunst noodzakelijk is dat de Stichting NRC en de SKVR een gemeenschappelijke missie hebben en zowel op beleidsniveau als op de werkvloer structureel samenwerken37. Ook voor de verdere ontwikkelingen van cultuureducatie in het onderwijs is deze samenwerking van belang, vooral als het gaat om buitenschoolse lessen of naschools aanbod in het kader van de brede school. De Stichting NRC, de dienst Sport en Recreatie en de SKVR (afdeling wijkinitiatieven Kunst Onder Andere) hebben in 2005 een convenant afgesloten met de intentie om meer structureel samen te werken ter versterking van de lokale cultuur. Die structurele samenwerking lijkt echter nog niet echt op gang gekomen.
4.2.2 Musea in de wijken Meerwaarde van wijkgericht werken voor musea expliciet maken Momenteel ligt de focus nog sterk op het profijt dat de wijken van Musea in de wijken hebben. Musea profiteren echter zelf ook: ze doen kennis op over behoeften en referentiekaders van wijkbewoners, ontwikkelen nieuwe methodieken, krijgen input voor exposities en collectie en worden meer zichtbaar buiten het centrum. Bovendien gaan musea meer buiten het gebouw denken, waardoor ze slagvaardiger kunnen reageren op de eisen van de veranderende samenleving. Musea verlenen hun prestige nu vooral aan de waardering van ‘insiders’ voor hun exposities in huis, maar het is heel goed mogelijk dat het in de nabije toekomst meer status verschaft als een museum in staat blijkt om met zeer uiteenlopende publieksgroepen te communiceren, binnen en buiten het gebouw38. Als dit beter voor het voetlicht wordt gebracht, zijn wellicht meer musea geneigd tot deelname aan Musea in de wijken. 35
RRKC (2008) Van stiefkind tot oogappel. Over de rol van amateurkunst in het participatiebeleid in Rotterdam. Ministerie van OCW (2007) Cultuurimpuls stedelijke vernieuwing, opgave 2008-2012. 37 RRKC (2008) Van stiefkind tot oogappel. Over de rol van amateurkunst in het participatiebeleid van Rotterdam. 38 Zie voor een inspirerende toekomstvisie voor musea: Nespoli en Odding (2004) Het gedroomde museum. 36
WIJK IN / WIJK UIT
22
Aandacht voor follow up Articuleren wat wijkprojecten musea opleveren helpt wellicht om meer musea zo ver te krijgen om zich hiermee bezig te houden, maar daarmee is nog niet is gegarandeerd dat het wijkgericht werken geïntegreerd raakt in het museumbeleid. Om te voorkomen dat de wijkgerichte projecten beperkt blijven tot incidenten is het belangrijk om bij de ontwikkeling van een project al te bedenken wat voor vervolg dit in de wijken zou kunnen krijgen. Dan leidt een project niet alleen tot een tijdelijke expositie of een boekje, maar wordt daarmee een reeks van activiteiten opgezet. De opgebouwde netwerken en het gegenereerde enthousiasme worden dan veel beter benut. Zo’n vervolg kan een project rond een ander thema door hetzelfde museum of een collegamuseum inhouden, maar het is ook mogelijk om het stokje over te dragen aan een instelling in de wijk. Uit dit onderzoek komt namelijk duidelijk naar voren dat sociaal-culturele en welzijnsinstellingen zich graag met museale activiteiten bezig houden. Dit kan conform de wijze waarop docenten in het onderwijs worden ondersteund bij museumeducatie, namelijk door het ontwikkelen van modellen voor museumbezoek voorbereidende of verwerkende bijeenkomsten, die het liefst vanaf het internet te zijn downloaden. Uiteraard dient deze dienst dan wel nadrukkelijk onder de aandacht van mogelijke afnemers worden gebracht. Reizende exposities Het is een goed idee als een deel van het voor Musea in de wijken beschikbare budget wordt geoormerkt voor simpelere activiteiten met een groter bereik dan de intensieve participatieprojecten waar nu vooral op in wordt gezet. De formule van de mobiele tentoonstellingsfaciliteit (de Kijkkist), waarmee de Rotterdamse Kunststichting in de jaren ’70 reizende tentoonstellingen realiseerde, zou bijvoorbeeld van stal gehaald kunnen worden. Dit biedt voor musea kansen om (delen van) een expositie de wijk in te sturen. Het Museum in de wijkenproject van Boijmans van Beuningen behelst een mobiel paviljoen, maar dit loopt nog ten tijde van de afronding van dit onderzoek, over de resultaten daarvan valt nog niets te zeggen. Uit onderzoek onder publiek van het mobiele project De Bunker, een reizende expositie over dilemma’s in de tweede wereldoorlog dat afgelopen zomer Rotterdam aandeed, blijkt dat daarmee een breed publiek wordt bereikt. Het is jonger, lager opgeleid en meer cultureel divers dan regulier museumpubliek39. Er is dus nieuw publiek te bereiken met zo’n reizende expositie. Het is ook mogelijk dat musea speciaal voor de wijken geproduceerde exposities langs locaties in de wijken (LCC’s, wijkbibliotheken of speciaal daarvoor vrijgemaakte plekken) laten reizen.
4.2.3 Cultuurbuur Publieksgerichte podiumkunsten realiseren Het oorspronkelijke uitgangspunt was dat Cultuurbuur de grote, structureel gesubsidieerde podiumkunstinstellingen stimuleert om op wijkpodia te spelen. In de loop der jaren stroomden de gevestigde gezelschappen echter uit en daar kwamen nieuwe, kleine ensembles voor in de plaats die niet tot de gevestigde kunst behoren, maar wel meer vraaggericht kunnen werken. Alleen Scapino Ballet en het Rotterdams Philharmonisch Orkest zijn overgebleven, omdat zij zich kunnen en willen afstemmen op het publiek in de wijken40. Cultuurbuur is zich steeds meer gaan richten op het brengen van doelgroepgerichte podiumkunsten, afgestemd op jongeren, kinderen of senioren. Dit maakt een groter publieksbereik mogelijk, mits dit gepaard gaat met doelgroepgerichte marketing, en zorgt voor meer speelmogelijkheden voor gemotiveerde nieuwkomers. Het is echter belangrijk dat er ook gevestigde gezelschappen participeren. Niet alleen opdat wijkbewoners dan kennismaken met hun aanbod, maar tevens omdat deze gezelschappen dan meer inzicht krijgen in de referentiekaders van het in theaterbezoek onervaren publiek in de wijken. De ervaringen met Cultuurbuur leren dat het heel goed mogelijk is om sociale- en competentiedrempels te verlagen en zodoende rekening te houden met nieuwe publieksgroepen, zonder concessies te doen aan de kwaliteit en eigenheid van het aanbod. Het is belangrijk dat de grote gezelschappen hiermee blijven of gaan experimenteren.
39 40
Dit onderzoek wordt momenteel uitgevoerd door Onderzoeksbureau Letty Ranshuysen in opdracht van Anno. Het Rotterdams Philharmonisch Orkest komt overigens alleen met kleine ensembles naar de wijken.
WIJK IN / WIJK UIT
23
Meer aandacht voor de culturele functie van LCC’s De welzijnsfunctie van veel LCC’s kan een meerwaarde hebben, wanneer publiek dat op sociaalculturele activiteiten (bijvoorbeeld klaverjassen) of op andere diensten (zoals het spreekuur van de belastingdienst) afkomt, wordt doorverwezen naar Cultuurbuurvoorstellingen. Bovendien zijn deze voorstellingen in te bedden in bestaand aanbod (zoals in een wekelijkse seniorensoos of jeugdclub). De culturele functie dient echter niet ondergeschikt te zijn aan andere functies en dat lijkt nog te veel het geval. De LCC’s zijn sterk afhankelijk van eigen inkomsten en die verkrijgen ze vooral door verhuringen aan niet-culturele instellingen. Het is belangrijk dat duidelijk wordt welke ambities de gemeente en deelgemeenten met de LCC’s hebben. Pas dan kan goed worden vastgesteld welke financiële bijdragen, deskundigheden, tijdsinvesteringen en podiumfaciliteiten per LCC nodig zijn om de culturele functie uit te bouwen. Deze zaken blijken in veel LCC’s nog te kort te schieten. Slechts drie LCC’s programmeren zes of meer Cultuurbuurvoorstellingen per jaar, de overige LCC’s niet meer dan drie. Daarmee krijgen veel LCC’s niet de kwalititieve impuls die wordt beoogd met dit programma. Bovendien kan daar ook geen publiek mee worden opgebouwd. Voor het verankeren van Cultuurbuur in het totale programma van een LCC is het belangrijk dat daar minimaal zes Cultuurbuurvoorstellingen per seizoen staan. Collegiale intervisie Zowel de cultuurscouts als de musea die wijkprojecten ontwikkelen, raadplegen elkaar ten behoeve van planontwikkeling. Hierdoor leren ze van de ervaringen van collega’s en worden debacles voorkomen. Wellicht is het mogelijk om ook voor Cultuurbuurgezelschappen regelmatige collegiale toetsing te organiseren, waardoor ze van elkaar kunnen leren en het aanbod nog beter op maat wordt gesneden voor de wijkpodia. Interessant is dat er steeds meer ensembles deelnemen waarbij publieksgericht werken ingebakken is. De productgerichte grote gezelschappen zijn soms goedwillend, maar hebben veel minder ervaring met het zich verplaatsen in het referentiekader van nieuwe doelgroepen. Die kunnen op dit gebied het een en ander leren van ‘de nieuwkomers’. Uiteraard kunnen die laatsten op hun beurt weer profiteren van de inzichten die de andere gezelschappen door hun lange betrokkenheid bij Cultuurbuur hebben opgebouwd. De deskundigheidsbevordering in het kader van Cultuurbuur is momenteel vooral gericht op de LCC-beheerders. Het is belangrijk dat ervaringen met publieksgericht werken in de wijken die de bespelers opdoen, worden uitgewisseld en bestendigd. Zodoende kunnen nieuwe inzichten ook doorwerken in het reguliere aanbod van deze gezelschappen. Als de succesvolle previewdag, waarop de Cultuurbuurgezelschappen een voorproefje toonden aan de LCC-beheerders, weer in ere wordt hersteld, biedt dit mogelijkheden om op elkaar’s voorstellingen te reflecteren en de voor Cultuurbuur ontwikkelde werkwijzen op een nog hoger plan te trekken. Het is mogelijk om externe deskundigen, bijvoorbeeld op het gebied van community arts, bij deze reflectie te betrekken
4.2.4 Voortzetting wijkgericht cultuurbeleid Overallregie Nu het Actieplan Cultuurbereik afloopt, is het van belang de wijkgerichte programma’s in te bedden in het reguliere beleid van de gemeente, deelgemeenten en kunst- en cultuurinstellingen. Dat is lastig want er zijn veel meer partijen actief. Wijkgericht werken is hot. Naast de drie centraal gestelde programma’s kwamen de SKVR, CBK, Dunya, North Sea Jazzfestival en Pact op Zuid al langs in deze rapportage. Daarnaast zijn er minstens nog zo’n twintig andere cultuurinstellingen actief in de wijken, zo blijkt uit de in het Cultuurplanadvies 2009-2012 behandelde aanvragen41. Deze partijen weten elkaar soms te vinden, maar werken ook veel langs elkaar heen. Om meer samenwerking, afstemming en kennisoverdracht te generen, is sturing door de dienst Kunst en Cultuur nodig. Deze dienst moet nadat de subsidie is toegekend niet achterover leunen, maar de vinger op de pols houden. Het is belangrijk dat gemotiveerde en gezaghebbende vertegenwoordigers uit de museum- en de theaterwereld als ‘trekkers’ blijven fungeren, maar die dienen dan wel de ruimte te krijgen om zich louter op inhoudelijke zaken te concentreren. 41
Het gaat om: Circus Rotjeknor, El Hizjra, Euro+ Songfestival, Film in de Buurt, Filo-Sofia, Kinderen uit de Maasstad, Kosmopolis, Operadagen Rotterdam, Wereld Kinderfestival, Productiehuis Rotterdam, het Rotterdams Centrum voor Theater, de Rotterdamse Schouwburg, Rotterdamse Vereniging voor Amateurtheater, het Rotterdams Wijktheater, Rotterdam Festivals, The Young Arts Academy, De Theaterstraat, TRC Promotion en World Music & Dance Centre. Daarnaast zijn er nog enkele aanvragen van instellingen die zich op één wijk richten.
WIJK IN / WIJK UIT
24
Meerjarenplanning Na een lange research & developmentfase hebben doelstellingen en werkwijzen van de drie geëvalueerde projecten vaste contouren gekregen. Nu is het zaak om dit goed vast te leggen. Niet alleen om houvast te bieden aan de uitvoerders, maar ook ten behoeve van potentiële samenwerkingspartners, subsidiërende overheden en fondsen en sponsors, zoals woningcorporaties en welzijnsinstellingen. Het is belangrijk dat er zo veel mogelijk wordt gewerkt met meerjarenplannen. Outreachactiviteiten in de wijken worden door cultuurinstellingen nog al te vaak als onnodig gepamper beschouwd, terwijl het geld dat wordt toegelegd op het reguliere bezoek van vooral hoog opgeleide, oudere, bemiddelde autochtonen vanzelfsprekend is. Nieuwe doelgroepen zijn vaak ondergeschikt aan bestaand publiek, waardoor er niet structureel in wordt geïnvesteerd. Ad hoc projecten vergen echter veel geld en tijd en staan accumulatie van kennis in de weg: de baten daarvan wegen niet op tegen de kosten. Indien wordt voortgeborduurd op eerdere activiteiten zijn investeringen in wijkprojecten veel beter te rechtvaardigen. Doelgroepeninfiltratie Bij Cultuurbuur wordt sterk ingezet op stedelijke promotie via internet en schriftelijke media, terwijl intensieve doelgroepgerichte promotie via mond-tot-mondreclame veel effectiever is. Deskundigheidsbevordering middels aanwijzingen op papier en workshops, zoals nu gebeurt ten aanzien van de LCC-beheerders, levert weinig op als zij geen tijd hebben om daar kennis van te nemen en er mee aan de slag te gaan. Zij dienen een publicitair netwerk op te bouwen en mond-tot-mondreclame te genereren via een netwerk van ambassadeurs (leden van een bepaalde doelgroep die enthousiast zijn over bepaalde Cultuurbuurvoorstellingen) en intermediairs (personen die regelmatig in contact treden met de beoogde doelgroep, zoals: opbouwwerkers, sociaal-cultureel werkers en actieve wijkbewoners). Voor Musea in de wijken vormen zulke intermediairs cruciale schakels, die steeds meer worden benut om deelnemers voor wijkprojecten te recruteren. Ook voor de werving van publiek zijn zulke intermediairs doorslaggevend. Het gaat om het infiltreren van cruciale doelgroepen en daarvoor is tijd, enthousiasme en inzicht in de daarvoor in te zetten netwerken nodig. Deze kennis groeit bij de cultuurscouts en daar zou nog meer van geprofiteerd kunnen worden. De wijk uit De drie geëvalueerde wijkgerichte programma’s van het Actieplan Cultuurbereik zorgen voor verplaatsing van cultuuraanbod van het centrum naar de wijken. Soms is het echter eenvoudiger en effectiever om wijkbewoners naar het cultuuraanbod in de stad te brengen. Sociaal-culturele groepsexcursies vormen een krachtig instrument om nieuw publiek in musea te krijgen. De eerdere evaluatie van Musea in de wijken wees uit dat de te bezoeken expositie niet direct hoeft aan te sluiten op de leefwereld van de doelgroep. Belangrijker is dat men gastvrij wordt onthaald en een speciale behandeling krijgt, zoals een ontvangst door de museumdirecteur of een depotbezoek. Zowel het Maritiem Museum als de Kunsthal hebben daar hele positieve ervaringen mee opgedaan. Voor musea met geringe middelen (zoals het Havenmuseum of het OorlogsVerzet-Museum) zijn zulke groepsexcursies een haalbare invulling van wijkprojecten, te meer daar de onderwerpen in deze musea gemakkelijk kunnen aanspreken. Bovendien staan bedrijfscultuur en medewerkers van deze musea dichter bij de wijkbewoners dan de meer elitaire grote musea. Groepsuitstapjes vormen ook een probaat middel om deelnemers aan museale wijkprojecten te stimuleren met hun familie en vrienden naar de eindpresentatie in het museum te komen. Het blijkt dat uitdelen van vrijkaartjes of uitnodigingen weinig zin heeft, wanneer het bezoek niet in groepsverband wordt georganiseerd. Daarvoor zijn de sociale drempels te hoog. De beperkte podiumfaciliteiten in veel LCC’s maken het onmogelijk om daar groot gemonteerd toneel of dans of een philharmonisch orkest te brengen. Om wijkbewoners daarmee in aanraking te brengen, is het mogelijk om bezoek van dit type voorstellingen in een groot theater in het centrum te organiseren. Wellicht zijn wijkbewoners die in een seizoen meerdere keren een Cultuurbuurvoorstelling bezochten te interesseren voor zo’n uitje. Net als bij museumexcursies geldt dat een educatieve omlijsting en een gastvrij onthaal vaste ingrediënten moeten zijn van zo’n theaterexcursie. Dergelijke sociaal-culturele excursies spelen in op de groeiende behoefte aan informele leeromgevingen, die naast kennisvermeerdering ook ontspanning en ontmoeting bieden42.
42
De Waal (2001) Uitdagend leren. Culturele en maatschappelijke activiteiten als leeromgeving.
WIJK IN / WIJK UIT
25
Tweerichtingsverkeer De uitgangspunten van het wijkgerichte werken zijn nog te veel gebaseerd op eenrichtingsverkeer: van het centrum naar de wijken. Het is mogelijk om meer te benadrukken dat er ook sprake is van een omgekeerde beweging. Niet alleen het cultureel bewustzijn van de wijkbewoner met weinig ervaring met de gevestigde kunst en cultuur dient versterkt te worden. Het gaat er evenzeer om dat vertegenwoordigers van gevestigde kunst- en cultuurinstellingen stimulansen krijgen voor de ontwikkeling van nieuwe vormen en praktijken. De meerwaarde die Musea in de wijken, Cultuurbuur en de scouts bieden aan het stedelijke culturele klimaat kan meer worden beklemtoond. Stedelijke instellingen krijgen veel meer inzicht in nieuwe publieksgroepen en ontwikkelen nieuwe methodieken. Daarnaast kan hun kernproduct worden versterkt door activiteiten in de wijken. In het geval van musea kan het gaan om nieuw tentoonstellingsmateriaal en bij podiumkunstenaars om de inspiratie die samenwerking met amateurkunstenaars biedt. Het gaat niet om een eenzijdige verheffing van wijkbewoners, maar om het bevorderen van synergie tussen stadscentrum en wijken en tussen gevestigde en perifere cultuur. Voortdurende evaluatie Het is een goede zaak dat er wordt voortgeborduurd op eerdere ervaringen door succesvolle projecten te herhalen en uit te bouwen. Om dit goed te doen zijn zelfevaluaties cruciaal. Geen lange, legitimerende beschrijvingen, maar beknopte overzichten van (waar mogelijk gekwantificeerde) resultaten, succesfactoren en verbeterpunten (in de vorm van een besluitenlijst). Aan de hand hiervan kunnen effectieve methodieken worden beschreven en binnen en buiten Rotterdam worden nagevolgd. Gezien de noodzaak om tot meer overallregie te komen en de positieve werking van intercollegiale toetsing is het een goed idee om één keer per jaar of om het jaar een evaluatieve bijeenkomst te organiseren, waarbij coördinatoren en –uitvoerders van wijkprogramma’s gezamenlijk terugblikken op hun activiteiten, mogelijkheden voor samenwerking en synergie onderzoeken en lijnen uitzetten voor de toekomst.
WIJK IN / WIJK UIT
26
GERAADPLEEGDE LITERATUUR EN DOCUMENTEN S Broekman, H. en A. Sour (2005) Kunst als samenlevingsopbouw. Rotterdam: SONOR (Opbouwwerkkatern Wissel, Nummer 5. S Farnbauch, C,, M. Lakin-Hayes & J. Yoshitomi (2004) Frameworks for Revealing Public Value in the Arts. Ohio Arts Council S Nespoli, T en A. Odding (2004) Het gedroomde museum. Den Haag: O dubbel d. S Waal, V. de (2001) Uitdagend leren. Culturele en maatschappelijke activiteiten als leeromgeving. Bussum: Uitgeverij Coutinho. Onderzoeksbureau Letty Ranshuysen S Ranshuysen, L. (2005) Onzichtbare drempels. Museumpubliek en non-publiek in Nederland. (Analyse in het kader van het project museale strategie van het Ministerie van OCenW). S Ranshuysen, L en A. Elffers (2006) Culturele bruggenbouwers in de wijken. Evaluatie van de cultuurscouts in vier deelgemeenten (1e rapportage in het kader van de kwalitatieve evaluatie van het Rotterdamse Actieplan Cultuurbereik) S Ranshuysen, L. en R. Pruis (2007) Kunstinstellingen de wijken in. Evaluatie van Cultuurbuur en Musea in de wijken (2e rapportage in het kader van de evaluatie van Rotterdamse Actieplan Cultuurbereik) Rotterdamse Raad voor Kunst & Cultuur S (2006) Driemaal is scheepsrecht. Een pleidooi voor professionalisering van locale cultuur centra in Rotterdam. S (2007) Participatie en cultuur. S (2007) Culturele staalkaart Rotterdam 2007. S (2008) Van stiefkind tot oogappel. Over de rol van amateurkunst in het participatiebeleid in Rotterdam. S (2008) Cultuurplanadvies 2009-2012. Stichting Nieuwe Rotterdamse Cultuur S (2006) Jaarplan 2007 S (2006) Aanvraag Actieplan Cultuurbereik 2007 S (2007) Jaarplan 2008 S (2007) Aanvraag Actieplan Cultuurbereik 2008 S (2008) Bruggenbouwers. Cultuurbereik 2009-2012/Beleidsplan 2009-2012 Overig S (2002) Jaarverslag Wijk-Podium-Kunst 2001 S (2004) Notitie Lokale Cultuur Centra. S (2005) Actieprogramma Cultuurbereik: Musea en de wijken (Uitgangspuntennotitie van het overleg van uitgenodigde instellingen) S (2005) Verslag workshop Lokale Cultuur Centra Rotterdam d.d. 16-11-2005 S (2006) Verslag workshop Lokale Cultuur Centra Rotterdam d.d. 8-6-2006 S (2006 -2008) projectaanvragen in het kader Musea in de wijken. S (2007) Jaarplan 2008 Cultuurbuur S (2007) Ministerie van OCW Cultuurimpuls stedelijke vernieuwing, opgave 2008-2012. S (2008) Verslag overleg Marketing LCC’s d.d. 7-2-2008. S (2008) Verslag werkconferentie Marketing LCC’s d.d. 8-4-2008. Geraadpleegde websites www.achter-de-schermen.nl www.binoq.nl/atana www.cosmicuscollege.nl www.laurens.nl www.pactopzuid.info www.prinsalexander.rotterdam.nl
WIJK IN / WIJK UIT
www.culturelekaartrotterdam.nl www.charlois.rotterdam.nl www.hoogvliet.nl www.kc.rotterdam.nl www.pleinmuseum.nl
27
BIJLAGE 1: MUSEA IN DE WIJKENPROJECTEN IN 2008 Dagboek / Panorama van de wijk (Historisch Museum Rotterdam) Dit betreft een serie projecten in verschillende wijken, met als doel om stedelijk historisch besef te kweken bij de mensen in de betreffende wijk. Dat besef moet er voor zorgen dat mensen zich sociaalcultureel meer thuis gaan voelen in hun stedelijke omgeving. Daarnaast ontstaat er meer inzicht bij de diverse participanten over de rol die het historisch museum kan spelen. Bij deze projecten vormen basisscholen het vertrekpunt. Per wijk doen twee schoolklassen (groep 7 en 8) mee. Die krijgen een voorbereidende les op school met een oud-bewoner van de wijk, die de specifieke geschiedenis van de wijk blootlegde en overdroeg met zijn verhalen. Vervolgens brengen de leerlingen een bezoek aan het Rotterdams Historisch Museum. Daarna houden ze een dagboek bij, waarin ze hun eigen geschiedenis opschrijven. Tot slot gaan ze op de foto met een zelf gekozen erfstuk. De portretten en dagboekfragmenten worden tentoongesteld in de wijk. In 2006 zijn zulke projecten in Charlois en in de Afrikaanderwijk gerealiseerd en in 2007 in Spangen en Crooswijk. In 2008 zijn Hoogvliet en Hillegersberg aan de beurt. In Spangen zette de school een langer lescurriculum dan alleen de introductieles en het museumbezoek op in het kader van dit project. Ook kreeg het project daar een meer uitgebreide invulling en is de noemer sindsdien Panorama van de wijk. Tegenwoordig wordt er een netwerk ontplooid dat naast de directie van de school, ouderconsulent en ouders van deelnemende leerlingen andere representanten van de wijk omvat. In Crooswijk ging het bijvoorbeeld om: Stichting Dock, Rotterdamse Boksvereniging Crooswijk, Project Dwaallicht van Nieuw Crooswijk (Jeanne van Heeswijk) en OCNC, naast een aantal sleutelfiguren op persoonlijke titel. Met alle instellingen en sleutelfiguren worden gesprekken gevoerd om een globale indruk te krijgen van het leven in de wijk en de recente geschiedenis daarvan. Aan het eind van elk gesprek gaat de contactpersoon met een speciaal voorwerp dat bij het verhaal hoort op de foto. Op grond van de interviews en de contacten wordt onderzoek gedaan in diverse archieven om beeldmateriaal op te sporen. Vervolgens wordt een panorama samengesteld van 10 vlakken met een ordening van het verhaal van de betreffende wijk, waarbij de school en de kinderen het beginpunt vormen. Dit wordt gepresenteerd op de deelnemende school en later op een centrale of bijzondere plek in de wijk. In Spangen ging het om een wijkgebouw, in Crooswijk om de begraafplaats. Deze presentatie kan leiden tot het uitgebreid ophalen van herinneringen aan het leven in de wijk onder bezoekers daarvan, zo blijkt uit de projectverslagen. In 2008 is nog een nieuw element toegevoegd in de projectopzet, namelijk de ‘Maand van de Deelgemeente’, waarin aandacht voor de actuele situatie in de betreffende deelgemeente wordt gerelateerd aan verleden en toekomst. Wanneer de projecten in Hoogvliet en Hillegersberg zijn afgerond eind 2008 heeft het museum zes wijken in kaart gebracht. Dit project voorziet het Historisch Museum Rotterdam van een basis voor het vastleggen en presenteren van de geschiedenis van onze eigen tijd.
Mijn talent (Villa Zebra) Het gaat om drie projecten, die voortborduren op eerdere activiteiten van dit kunstlaboratorium voor kinderen. Uitgangspunt is om kinderen via school en de wijken kennis te laten nemen van hun eigen identiteit en kwaliteiten en die van anderen. Het eerste deelproject in 2007 vond in Hoogvliet plaats (Talent uit Hoogvliet): 165 leerlingen uit acht groepen 7 uit de helft van de in deze wijk aanwezige basisscholen brachten hun talent in beeld en kozen de 32 meest talentvolle kinderen, die vervolgens werden geportretteerd en tentoongesteld, binnen en buiten de wijk en zelfs buiten Nederland. Hierbij werden hun leerkrachten en ouders of verzorgers betrokken. Naast de genoemde actieve deelnemers raakten zo’n 80 andere leerkrachten met hun leerlingen actief betrokken, doordat ze de expositie bezochten en jureerden. Het tweede deelproject in Feyenoord (Effies kijken) zoomde naar aanleiding van het 100-jarige bestaan van Feyenoord in op jonge voetballertjes, die werden geportretteerd en de expositie daarvan was ook op ettelijke plekken te zien, onder andere in de foyer van Theater Zuidplein bij de voorstellingen over Feijnoord door het Rotterdams Wijktheater. Het derde deelproject vindt plaats in IJsselmonde (Talent uit IJsselmonde). Bij het tweede en derde deelproject is nog meer aandacht gekomen voor de ouders, familieleden en leerkrachten van de participerende kinderen. Naast het identificeren en presenteren van talenten van kinderen is ook de confrontatie van al de betrokkenen met deze vorm van museale activiteiten doel van dit project. Van de laatste twee projecten waren nog geen verslagen beschikbaar ten tijde van de afronding van dit onderzoek.
WIJK IN / WIJK UIT
28
De Pracht van Anatolië (Kunsthal) Van 2 februari tot 1 juni 2008 was er in de Kunsthal een expositie met zeldzame et de hand geweven kleden, verschillende compleet ingerichte nomadententen, een traditioneel opgetuigde kameel en sfeervol filmmateriaal van de verdwijnende nomadencultuur in Anatolië. Bij de meeste exposities over niet-westers cultureel erfgoed ligt de nadruk op hofkunst en de pracht en praal van vorstenhoven: in deze expositie stond het dagelijkse leven van rondtrekkende ‘doorsnee-families’ centraal. Er was een educatief programma geïntegreerd in de tentoonstelling, bestaande uit filmfragmenten, bezoek aan de in de expositie opgestelde nomadententen en demonstraties van weefgetouwen. Daarnaast was er een aanvullend educatief programma, bestaand uit een kijkwijzer en workshop voor kinderen en volwassenen over materialen en technieken. In Rotterdam wonende Turken, Koerden en Turkmenen werden uitgenodigd om naar deze voor een breed publiek geschikte tentoonstelling te komen, via intermediairs zoals: Turkse vrouwenclubs in de wijken, Cultureel Alevitisch Centrum, kunststichting Sahne, Laurens, thuisorganisatie Zorgkompas, de Turkse krant ZAMAN, NT2-cursussen en het Cosmicuscollege (algemeen bijzondere school voor havo/vwo). De daarmee geworven groepen kregen een interactief tentoonstellingsbezoek op maat aangeboden met een leerrijk en gastvrij programma, onder begeleiding van een educatief medewerker of een (Turkse) gids. Met deze uiteenlopende randactiviteiten zijn grote aantallen bezoekers getrokken van alle leeftijden, die niet tot de reguliere bezoekers behoren. Bovendien kwamen de deelnemers hieraan terug met familie en vrienden en zorgde die activiteiten voor veel mond-tot-mondreclame. De Kunsthal had rond eerdere expositie al contacten gelegd met de omvangrijke Turkse gemeenschap in Rotterdam en daarbuiten en heeft die bij dit project gecontinueerd en uitgebreid. De bedoeling is om deze contacten vast te houden en verder uit te bouwen, onder andere met het oog op 2010, het Turkije jaar in Rotterdam.
Het verhaal achter de foto (Nederlands Fotomuseum) Het Nederlands Fotomuseum werkt de komende jaren aan een project over migratiegeschiedenis, waarin de digitalisering van het archief van fotograaf Robert den Hartogh een centrale rol speelt. Dit project beoogt verhalen van ouderen in de wijken, die zelf onderdeel zijn van de migratiegeschiedenis, te integreren met de gedigitaliseerde collectie binnen het museum. Er wordt een brug geslagen naar een nieuwe publieksgroep: de (allochtone) ouderen in Rotterdam-Zuid. Met hen worden gesprekken gevoerd naar aanleiding van de foto’s van Robert den Hartogh, die onder andere beelden laten zien van migranten in de jaren ’50. Ouderen kunnen ook hun eigen foto’s meebrengen om hun verhalen te illustreren. Hierbij wordt ook samengewerkt met zorginstelling Laurens. De verhalen en de foto’s worden verwerkt in een korte documentaire die in het kenniscentrum van het fotomuseum te zien zal zijn. Bij de feestelijke première daarvan worden alle deelnemers meegenomen naar het museum. Daarna wordt met de film een reizende presentatie gemaakt die weer nieuwe ouderen en andere belangstellenden kan bereiken in de wijken, onder andere in de verschillende locaties van zorginstelling Laurens. De uitvoering van dit laatste deel zal plaatsvinden in 2009. Doelstellingen ten aanzien van het museum: S De werkwijze en de collectie van het fotomuseum verplaatsbaar maken, S Kennis en collectie verzamelen in de wijken (erfgoed in de vorm van foto’s en immaterieel erfgoed in de vorm van verhalen), S Ervaring opdoen met projecten die zich buiten het museum afspelen. Doelstellingen ten aanzien van de ouderen van Laurens: S De (allochtone) ouderen die gebruik maken van de dagopvang een zinvol programma bieden waarbij ontmoeting en welbevinden centraal staan. (aansluiting bij sociale behoeften), S Ouderen een middel bieden waarmee ze begrepen en gehoord worden in hun eigen roots (aansluiting bij emotionele behoeften), S Kennismaken met de medewerkers, de collectie en de werkwijze van het Nederlands Fotomuseum (aansluiting bij cognitieve behoeften), S Positieve uitstraling voor de instelling. Van dit project was nog geen verslag beschikbaar ten tijde van de afronding van dit onderzoek.
WIJK IN / WIJK UIT
29
Loopbaantrajecten van Rotterdamse vakmensen (Nationaal Onderwijsmuseum) Dit project is een voorbereiding op de expositie over de geschiedenis en toekomst van het beroepsonderwijs (VakWerk). In deze tentoonstelling wordt de breedte van het beroepsonderwijs onder de aandacht gebracht, met aandacht voor verschillende soorten opleidingen en de beroepen in zowel het verleden als het heden. Volgens het museum verdienen ambachts- en vaklieden en leerlingen uit het huidige beroepsonderwijs meer (positieve) aandacht en daarom worden ze opgezocht in de oude Rotterdamse arbeiderswijken: Vreewijk, Katendrecht, Feijenoord, Heijplaat en Pernis. In deze wijken worden vijf oudere ambachtmensen en vijf jongeren die een beroepsopleiding volgen opgespoord. Op basis van uitgebreide gesprekken worden hun loopbanen in kaart gebracht. Uit alle verhalen, die op zichzelf al als onderzoeksmateriaal voor de tentoonstelling dienen, worden 10 loopbaantrajecten geselecteerd en letterlijk in kaart gebracht in een tijdsbalk met illustratief materiaal bestaande uit foto’s en voorwerpen uit de collectie van het museum of van de mensen zelf. Daarnaast worden sleutelmomenten uit de loopbaan in een interview met camera vastgelegd en als filmpje ingevoegd. Deze verbeeldingen van Rotterdamse arbeidersloopbanen zullen op 10 panelen in de tentoonstelling worden opgenomen. Voor een reizende presentatie worden de panelen omgezet in vaandels waarbij de filmpjes te zien zullen zijn zien op een apart scherm. Bezoekers zullen worden uitgenodigd ook hun eigen loopbaan met de sleutelmomenten en toekomstverwachtingen in kaart te brengen en toe te voegen. Hiervoor worden kaarten met een vereenvoudigde versie van de grote tijdsbalken gemaakt. In elke wijk is de presentatie een maand te zien in een LCC, buurthuis of bibliotheekfiliaal. Elke presentatie start met een feestelijke première voor alle betrokkenen. Doelstellingen ten aanzien van het museum: S Opdoen van kennis door verdieping in het arbeidsverleden en loopbaantrajecten van Rotterdammers. S Verzamelen van materiaal voor de tentoonstelling VakWerk. S Bereiken van nieuwe groepen Rotterdammers met de presentatie in de wijken. S Opdoen van ervaring en contacten in de wijken voor vervolgprojecten. Doelstellingen ten aanzien van de oudere deelnemers: S Mogelijkheid om hun verhaal te vertellen. S Hun vakkennis en vaardigheden erkend en in beeld gebracht zien. Doelstellingen ten aanzien van (V)MBO leerlingen: S Erkenning van het belang van de beroepsopleiding. S Bewustwording van eigen plaats in de geschiedenis. Voor de (V)MBO opleidingen: S Aandacht voor de bijzondere positie van het beroepsonderwijs. Van dit project was nog geen verslag beschikbaar ten tijde van de afronding van dit onderzoek.
Dropstuff (Museum Boijmans van Beuningen) Dit betreft een bestaand project dat als Museum in de wijken-project ingediend. Het gaat om DROPPSTUFF, een mobiel paviljoen/platform in de openbare ruimte, dat als een museale hangplek, een plakzuil of een klankbord voor e-culture fungeert. Dit reist langs twaalf steden in Nederland. Het faciliteert tieners van 13 tot en met 17 jaar, wijkbewoners en voorbijgangers om met elkaar te communiceren over kunst en is uitgerust met live-camera’s toegang tot internet en telefonie, printers en projectoren. De Rotterdamse kunstenaars en ontwerpers zijn uitgenodigd om speciaal voor dit project werken te ontwikkelen. Tevens zal er worden samengewerkt met scholen. Docenten dragen thema’s aan en leerlingen vormen een leerlingenredactie, zorgen voor content en zijn webmaster van het paviljoen. Het paviljoen staat in september 2008 twee weken op het Zuidplein en daarna twee weken op het Heemraadsplein in Rotterdam West. Van dit project was nog geen verslag beschikbaar ten tijde van de afronding van dit onderzoek, maar uit een bezoek aan Dropstuff en een gesprek met de daar aanwezige medewerkers blijkt dat samenwerking met scholen niet is gerealiseerd en dat er geen sprake is van inbedding in de wijk. “Boijmans van Beuningen was bij de opening aanwezig, maar daarna trok het zijn handen ervan af. Elders is het wel gelukt om Dropstuff in te bedden in het lokale educatieve aanbod en de wijk, maar dan stonden we er langer dan 2 weken en was het betrokken museum veel actiever. We voelen ons aan ons lot overgelaten”, verzuchten de Dropstuff-medewerkers.
WIJK IN / WIJK UIT
30