INVESTMENT MANAGEMENT GROUP
JANUARI 2012
Provisieregels – "De klant centraal" De wijze van beloning van tussenpersonen die betrokken zijn bij de distributie van financiële producten wordt zowel door de Europese als door de Nederlandse wetgever aan steeds meer regels onderworpen. Het doel van dergelijke beloningsregels is het voorkomen van een belangenconflict tussen de aanbieder of financiëledienstverlener enerzijds en de consument of cliënt anderzijds. Een dergelijk belangenconflict dreigt wanneer een partij (bijvoorbeeld een "financiëledienstverlener" zoals bedoeld in de Wet op het financieel toezicht ("Wft"), een beheerder van een beleggingsinstelling, of een beleggingsonderneming) een dienst verricht voor de cliënt, maar daarvoor wordt betaald door een ander dan de cliënt (bijvoorbeeld door een verzekeraar, een aanbieder van krediet of een beheerder van een beleggingsinstelling). Ook wanneer de vergoeding die een tussenpersoon ontvangt, afhangt van de omzet die hij genereert voor de aanbieder van een financieel product, bestaat het risico dat het belang van de cliënt in het gedrang komt. De trend is daarom de verschillende partijen in de financiële sector te onderwerpen aan provisieregels die zijn afgeleid van de provisieregels die door de Richtlijn betreffende markten voor financiële instrumenten ("MiFID") zijn opgelegd aan beleggingsondernemingen (bijvoorbeeld beleggingsadviseurs, vermogensbeheerders en effectenmakelaars (brokers)). In deze nieuwsbrief geven wij een overzicht van de recente ontwikkelingen ter zake van de provisieregels. De ontwikkelingen voor financiëledienstverleners komen van de Nederlandse wetgever, al heeft de Europese Commissie provisieregels voor verzekeringstussenpersonen aangekondigd. Voor beleggingsondernemingen en beheerders van beleggingsinstellingen zijn de ontwikkelingen afkomstig van de Europese wetgever. De ontwikkelingen met betrekking tot provisieregels hebben wij weergegeven in twee schema's (zie bijlage). Provisieregels zijn zeer gedetailleerd en het is belangrijk acht te slaan op de – soms kleine – verschillen tussen provisieregels voor verschillende typen financiële onderneming. Daarom bespreken wij de ontwikkelingen en détail.
Terminologie "Provisie" in de zin van de Wft heeft een beperkte betekenis. Het omvat slechts de vergoeding voor: 1. bemiddelen; 2. adviseren; en 3. het verlenen van een beleggingsdienst of nevendienst.[1] Naast de term provisie is met de inwerkingtreding van het Wijzigingsbesluit financiële markten 2012 vanaf 1 januari 2012 ook de term commissie in het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft (“BGfo”) geïntroduceerd.[2] Commissie is de vergoeding voor het optreden als (onder)gevolmachtigde agent. Commissie was tot 1 januari 2012 niet gereguleerd. In Europese regelgeving wordt de term provisie ook gebruikt voor de vergoeding voor de beheerder van een ICBE[3] en, waarschijnlijk, de beheerder van een ABI.[4] In het Nederlandse recht is het gebruik van de term bij ICBE's niet overgenomen en wordt gesproken over de “beloning of vergoeding” van de ICBE beheerder.[5] In deze nieuwsbrief bespreken wij provisie, commissie en de vergoeding voor de beheerders van beleggingsinstellingen. De term provisieregels in deze nieuwsbrief heeft betrekking op al deze soorten vergoeding.
De oorsprong van provisieregels: Europees en nationaal Provisieregels in de Wft vormen deels een implementatie van Europese richtlijnen en deels hebben zij een nationale oorsprong. Provisieregels voor een beleggingsonderneming (bijvoorbeeld een beleggingsadviseur, een vermogensbeheerders of een effectenmakelaar (brokers)) en de beheerder van een ICBE vinden hun oorsprong in Europese richtlijnen.[6] Provisieregels voor aanbieders, bemiddelaars en adviseurs zijn door de Nederlandse wetgever zelf bedacht.[7] Voor de beleggingsonderneming die valt onder het zogenaamde nationaal regime[8] heeft de wetgever de provisieregels voor gewone beleggingsondernemingen weliswaar van overeenkomstige toepassing verklaard,[9]maar ook dit is een keuze van de Nederlandse wetgever geweest. Hoewel de huidige en de voorgestelde provisieregels allemaal hun eigen bijzonderheden kennen, is de structuur voor de verschillende regimes gebaseerd op de provisieregels van MiFID ("MiFID provisieregime").[10] Het MiFID provisieregime geldt in Nederland sinds 1 november 2007.[11] Uitgangspunt van het MiFID provisieregime is het zogenaamde provisieverbod. Dat betekent dat een beleggingsonderneming geen provisie mag ontvangen of verschaffen die niet noodzakelijk is voor de dienstverlening. Dit provisieverbod kent twee uitzonderingen:
1. indien de provisie wordt verschaft door of aan de cliënt; 2. indien de provisie wordt verschaft door of aan een derde, dient de provisie passend te zijn (“passendheidseis”). Dat wil zeggen: o
de cliënt wordt over de provisie geïnformeerd;
o
de provisie komt de kwaliteit van de dienst ten goede;
o
de provisie doet geen afbreuk aan de verplichting van de beleggingsonderneming om zich in te zetten voor de belangen van de cliënt.[12]
Sinds 1 januari 2009 bestaat een soortgelijke regeling voor adviseurs, bemiddelaars en sinds juli 2011 ook voor aanbieders (“nationale provisieregime”).[13] In eerste instantie gold het nationale provisieregime slechts voor adviseren en bemiddelen inzake complexe producten en hypothecair krediet. Later is het ook van toepassing geworden op adviseren en bemiddelen inzake betalingsbeschermers en uitvaartverzekeringen.[14] Naast een provisieverbod omvat het nationale provisieregime ook de zogenaamde balansregels die de verhouding regelen tussen afsluitprovisie en doorlopende provisie.[15]
Ontwikkelingen in het nationale provisieregime Provisieregels voor aanbieders Sinds 1 juli 2011 mogen aanbieders geen provisie meer verstrekken aan adviseurs en bemiddelaars als de provisie niet passend is. Artikel 4:71e Wft is ingevoerd en bepaalt dat regels kunnen worden gesteld met betrekking tot de provisie die een aanbieder betaalt of verschaft en de wijze van uitbetaling daarvan.[16] Van die mogelijkheid is gebruik gemaakt door in het opschrift van afdeling 11.1 BGfo op te nemen dat die afdeling, die het nationale provisieregime bevat, mede strekt ter uitvoering van artikel 4:71e Wft.[17] Het nationale provisieregime richt zich als gevolg van deze aanpassing niet meer alleen tot adviseurs en bemiddelaars, maar ook tot aanbieders. Aanbieders zijn, kort gezegd, personen die als wederpartij overeenkomsten aangaan inzake • een financieel product (dat niet is een financieel instrument) met een consument, •
een verzekering of een recht van deelneming in een beleggingsinstelling met een cliënt.[18]
Voor 1 juli 2011 werd de aanbieder al genoemd in artikel 149a Wft, maar de bepaling was slechts een uitwerking van de gedragsregels voor adviseurs (artikel 4:72 Wft) en bemiddelaars (artikel 4:73 Wft). De uitbreiding van de normadressanten van het nationale provisieregime is door de wetgever niet nader gemotiveerd. De wetgever heeft het geografische toepassingsgebied van artikel 4:71e Wft niet beperkt. Dat betekent strikt genomen dat de bepaling – en het nationale provisieregime – van toepassing zou zijn op aanbieders met zetel in Nederland die in Nederland of in het buitenland aanbieden en op aanbieders met zetel in het buitenland die in Nederland aanbieden. Het is de vraag of dit
de bedoeling is geweest, in het bijzonder wat betreft het aanbieden van deelnemingsrechten in een buitenlandse ICBE.
Verbod op bonusprovisie bij schadeverzekeringen Het Wijzigingsbesluit financiële markten 2012 heeft voor schadeverzekeringen een verlicht provisieregime geïntroduceerd.[19] Sinds 1 januari 2012 mag de adviseur of de bemiddelaar voor het adviseren of afsluiten van een schadeverzekering alleen nog maar afsluitprovisie en doorlopende provisie ontvangen of provisie die de cliënt betaalt. Bonus- of omzetprovisies, dat wil zeggen provisies betaald door verzekeraars die zijn verbonden aan het behalen van een bepaalde omzet of productie, zijn niet langer toegestaan. Het verbod op bonus- of omzetprovisie is alleen van toepassing op verzekeringsovereenkomsten die worden gesloten na 1 januari 2012.[20] Het provisieregime voor schadeverzekeringen is lichter dan dat voor andere financiële producten die onder het nationale provisieregime vallen. Zo behoeft de adviseur of de bemiddelaar in schadeverzekeringen de cliënt alleen op verzoek te informeren over de te ontvangen afsluit- of doorlopende provisie en is de passendheidseis niet van toepassing. De reden voor het verbieden van bonusprovisie bij schadeverzekeringen is dat volgens de AFM en de minister van financiën een "waterbedeffect" dreigde waarbij adviseurs en bemiddelaars de provisieregels zouden omzeilen door voor het afsluiten van schadeverzekeringen hogere vergoedingen te ontvangen.[21]
Invoering van de redelijkheidseis voor provisie In het Wijzigingsbesluit financiële markten 2012 is opgenomen dat provisies die door of namens de cliënt worden betaald zijn toegestaan, "tenzij de hoogte van de provisies die de bemiddelaar of adviseur bij de cliënt of degene die namens hem optreedt in rekening brengt kennelijk onredelijk is gelet op de aard en reikwijdte van de dienstverlening".[22] Relevante factoren die in aanmerking kunnen worden genomen bij het invullen van de redelijkheidseis zijn: •
het aantal uren dat aan de zaak is besteed mede in het licht van de reikwijdte van het advies;
•
de behoefte van de consument;
•
de specialisatiegraad van de adviseur of bemiddelaar.
Provisie voor werkzaamheden die enkel worden verricht met het oog op het genereren van provisie zijn in ieder geval onredelijk.[23] De reden voor de redelijkheidseis is dat de cliënt niet in staat zou zijn om "adequaat tegenwicht" te bieden tegen de adviseur/bemiddelaar bij het maken van afspraken over de beloning.[24] De redelijkheidseis is primair een handvat voor de AFM om handhavend op te treden tegen excessieve provisies bijvoorbeeld door het geven van een aanwijzing of het opleggen van een boete. De conclusie dat een bepaalde vergoeding onredelijk is, tast de rechtsgeldigheid van afspraken over de (excessieve) beloning met de cliënt dan ook in beginsel niet aan.[25]
Invoering van commissieregels voor de (onder)gevolmachtigde agent Het Wijzigingsbesluit financiële markten 2012 heeft artikel 86b BGfo geïntroduceerd dat commissie voor de (onder)gevolmachtigde agent verbiedt, tenzij de commissie geen afbreuk doet aan de verplichting van de aanbieder of (onder)gevolmachtigde agent om zich in te zetten voor de belangen van de cliënt.[26] Een soortgelijke passendheidseis als voor adviseurs, bemiddelaars en beleggingsondernemingen wordt hiermee ook van toepassing op de (onder)gevolmachtigde agent. Commissie wordt gedefinieerd als de beloning of vergoeding, in welke vorm dan ook, voor het optreden als (onder)gevolmachtigde agent. De commissieregels richten zich zowel tot de aanbieder (de verzekeraar) als de (onder)gevolmachtigde agent. De minister van financiën is van mening dat winstgerelateerde beloning van de (onder)gevolmachtigde agent afbreuk doet aan het belang van de verzekeringnemer. Met de hiervoor genoemde commissieregels zijn dergelijke beloningsstructuren verboden.[27] De beloningsregels voor (onder)gevolmachtigde agenten zijn in lijn met de voorstellen van de Nederlandse Vereniging voor Gevolmachtigde Assurantiebedrijven ("NVGA") en het Verbond van Verzekeraars ("Verbond").[28] De grondslag in de Wft voor de regulering van de beloning voor (onder)gevolmachtigde agenten is vooralsnog artikel 4:25 Wft. Dit artikel staat de minister van financiën toe nadere regels te stellen met betrekking tot de bij de behandeling van cliënten in acht te nemen zorgvuldigheid. Deze bepaling is ook de basis voor artikel 86a BGfo op basis waarvan de verzekeraar zelf ook een beloningsbeleid moet hebben dat onzorgvuldige behandeling van cliënten voorkomt. Omwille van de inzichtelijkheid wordt in het onlangs geconsulteerde voorstel Wijzigingswet Financiële Markten 2013 een expliciete delegatiebepaling voor de regulering van de beloning van (onder)gevolmachtigde agenten geïntroduceerd (artikel 4:25a Wft).
Aanscherping van het provisieverbod voor bepaalde financiële producten Vanaf 1 januari 2013 wil de minister van financiën de provisie voor de adviseur en de bemiddelaar verbieden voor de volgende financiële producten: •
betalingsbeschermers;[29]
• •
complexe producten;[30] hypothecair krediet;
•
uitvaartverzekeringen;
•
dienstverlening onder het nationaal regime MiFID.
Voor deze producten mag de adviseur of de bemiddelaar in de toekomst alleen nog een vergoeding ontvangen van de cliënt zelf. Overigens heeft de minister van financiën in een brief aan de Tweede Kamer van 13 december 2011 toegezegd te komen met een overgangsregeling voor afspraken over doorlopende provisie voor overeenkomsten die zijn gesloten voor 1 januari 2013.[31]
Een van de manieren waarop in de praktijk vervanging wordt gezocht voor het verlies aan provisie-inkomsten is door het aanbieden van zogenaamde serviceabonnementen. Reeds in november 2010 had De Nederlandsche Bank zich al op het standpunt gesteld dat afhankelijk van de toezegging van de financiëledienstverlener, dergelijke abonnementen schadeverzekeringen kunnen zijn die slechts door een verzekeraar aangeboden mogen worden. De minister van financiën heeft in de hiervoor genoemde brief toegezegd bij de implementatie van de Solvency II richtlijn een vrijstelling te creëren voor adviseurs en bemiddelaars die willen werken met een serviceabonnement.[32]
Relatie tussen de vergoeding voor diensten aan de verzekeraar in het kader van uitbesteding en het provisieverbod Er bestaat overlap tussen de definitie van bemiddelen en de definitie van uitbesteden in de Wft, waardoor uitbesteding van werkzaamheden met betrekking tot sommige van de in de vorige paragraaf genoemde financiële producten na de invoering van het algehele provisieverbod wordt bemoeilijkt. Bemiddelen is niet alleen het als tussenpersoon tot stand brengen van een overeenkomst inzake bepaalde financiële producten. Bemiddelen is ook het assisteren bij het beheer en de uitvoering van een overeenkomst inzake: •
een verzekering;
•
krediet;
•
een premiepensioenvordering.
Vanwege de ruime definitie van bemiddelen, heeft de AFM inmiddels in verschillende zaken geconcludeerd dat een derde aan wie taken in verband met het beheer en/of de uitvoering van de hiervoor genoemde overeenkomsten werden uitbesteed, kwalificeert als een bemiddelaar. In dat geval is de vergoeding voor de derde aan wie wordt uitbesteed voor wat betreft verzekeringen en bepaalde kredietovereenkomsten onderworpen aan de provisieregels. Bemiddeling met betrekking tot overeenkomsten inzake premiepensioenvorderingen valt niet onder de provisieregels. Na de invoering van het provisieverbod in 2013 lijkt uitbesteding die ook kwalificeert als bemiddelen in het geheel niet meer mogelijk voor de financiële producten die onder het provisieverbod vallen. De derde zal immers een vergoeding willen voor zijn diensten, maar die vergoeding zal, zoals het er nu uitziet, onder het provisieverbod vallen.
Gelijk speelveld: beheerst beloningsbeleid en kostentransparantie voor aanbieders Om een gelijk speelveld te creëren voor tussenpersonen enerzijds en aanbieders die hun financiële producten direct aanbieden aan cliënten anderzijds, zijn de verkoopkosten van aanbieders van financiële producten aan regulering onderworpen en die regulering zal worden aangescherpt. Ten eerste gelden sinds 1 januari 2011 de regels inzake het beheerst beloningsbeleid voor alle financiële ondernemingen. Ten tweede bereidt de minister van financiën wetgeving voor die vereist dat aanbieders transparant zijn over de kosten die zij maken voor de verkoop van hun financiële producten.[33]
Beheerst beloningsbeleid Artikel 86a BGfo bepaalt sinds 1 januari 2011 dat financiële ondernemingen, dus ook aanbieders, een beloningsbeleid moeten voeren dat voorkomt dat de beloning van onder andere de werknemers van de financiële onderneming leidt tot onzorgvuldige behandeling van consumenten, cliënten en deelnemers. Voor de invulling van het interne beloningsbeleid verwijst de minister van financiën onder andere naar de provisieregels.[34]
Kostentransparantie Onder de huidige regelgeving zijn aanbieders van betalingsbeschermers, complexe producten, hypothecair krediet of uitvaartverzekeringen verplicht voorafgaand aan de totstandkoming van een overeenkomst met een consument zonder tussenkomst van een bemiddelaar verplicht te vermelden dat er kosten worden gemaakt ten behoeve van de distributie en dat deze kosten onderdeel uitmaken van de prijs van het product.[35] Om het voor cliënten mogelijk te maken distributiekanalen te vergelijken, heeft de minister van financiën in een brief van 13 december 2011 aan de Tweede Kamer verdergaande regulering aangekondigd. Aanbieders van de hiervoor genoemde producten zullen cliënten het bedrag voor advies- en distributiekosten moeten tonen in de vorm van een gemiddeld, nominaal bedrag.[36] In het onlangs geconsulteerde voorstel Wijzigingswet financiële markten 2013 wordt een expliciete delegatiebepaling voor regels inzake de transparantie van advies- en distributiekosten geïntroduceerd (artikel 4:25a Wft).
Europese ontwikkelingen betreffende provisies Aanscherping van het MiFID provisieregime: geen provisies bij onafhankelijk advies en vermogensbeheer Op 20 oktober 2011 heeft de Europese Commissie een voorstel voor de herziening van MIFID gepubliceerd. Het voorstel is ook bekend als MiFID II.[37] Zoals hierboven is besproken, bevat MiFID op dit moment al regels voor de beloning van beleggingsondernemingen, het zogenaamde MiFID provisieregime. MiFID II stelt twee wijzigingen voor met betrekking tot de vergoeding die een beleggingsonderneming ontvangt van derden, niet zijnde cliënten. In de eerste plaats wordt voorgesteld om provisie betaald door derden te verbieden, indien de beleggingsonderneming onafhankelijk advies verstrekt. De beleggingsonderneming die adviseert, zal verplicht worden aan de cliënt mede te delen of zij onafhankelijk adviseert of niet, aldus het voorstel. Indien de beleggingsonderneming onafhankelijk adviseert, 1. worden er eisen gesteld aan de wijze waarop het advies tot stand komt; en 2. is het de beleggingsonderneming niet toegestaan vergoedingen van derden te ontvangen in verband met de dienstverlening aan de desbetreffende cliënt. In de tweede plaats wordt voorgesteld te verbieden dat de beleggingsonderneming die een individueel vermogen beheert, vergoedingen (provisies) van derden ontvangt in verband met de dienstverlening aan de desbetreffende cliënt. Op het punt van provisies zal MiFID II de Nederlandse minister van financiën niet ver genoeg
gaan. In april 2011 heeft hij aangegeven in te zetten op een algeheel provisieverbod voor beleggingsondernemingen op Europees niveau.[38] Wellicht dat de onderhandelingen over MiFID II uiteindelijk leiden tot verdergaande inperking van de mogelijkheid tot het betalen van provisie dan het huidige voorstel.
Inwerkingtreding en implementatie beloningsregels voor de beheerder van een ICBE Op 22 juli 2011 zijn regels van toepassing geworden op de vergoeding die de beheerder van een ICBE betaalt of ontvangt voor het beheer van de beleggingen of de administratie ten behoeve van een ICBE.[39] Uitgangspunt is dat de beheerder geen beloning of vergoeding ontvangt of betaalt die niet noodzakelijk is voor het beheer van de beleggingen of de administratie. Dit is slechts anders voor • vergoedingen die worden betaald door of aan de ICBE; •
vergoedingen die worden betaald door of aan een derde, indien, kort gezegd, o
de ICBE is geïnformeerd over de beloning of vergoeding; en
o
de beloning of vergoeding de kwaliteit van de dienstverlening ten goede komt en geen afbreuk doet aan de verplichting van de beheerder om zich in te zetten voor de belangen van de ICBE.
De beloningsregels werken de plicht van de beheerder uit om zich op een eerlijke, billijke en professionele wijze in te zetten voor de door hem beheerde ICBE en haar deelnemers.[40] De gedachte achter artikel 29 Uitvoeringsrichtlijn UCITS IV, dat met artikel 126h BGfo in het Nederlandse recht is geïmplementeerd, is de beheerder van een ICBE te onderwerpen aan dezelfde provisieregels als de beleggingsonderneming.[41] Ten minste twee vragen rijzen naar aanleiding van artikel 126h BGfo. De eerste vraag is welke kosten vallen onder "vergoedingen in verband met het beheer van de beleggingen en de administratie." De gedachte van CESR (nu ESMA) was dat de beheerder van de ICBE voor al zijn werkzaamheden voor de ICBE, dat wil zeggen beheer van beleggingen, administratie en verhandeling,[42] onderworpen zou zijn aan de beloningsregels. De Europese Commissie heeft de reikwijdte evenwel beperkt tot vergoedingen in verband met het beheer van de beleggingen en de administratie. Vergoedingen die worden verschaft (of ontvangen) door de beheerder in verband met de verhandeling van deelnemingsrechten, zoals provisies die de beheerder betaalt aan een beleggingsonderneming voor het adviseren van deelnemingsrechten, vallen kennelijk niet onder artikel 126h BGfo. Het is de bedoeling dat deze vergoedingen worden geregeld door regelgeving inzake packaged retail investment products ("PRIPS").[43] De tweede vraag is ten opzichte van wie de beheerder transparant moet zijn. Artikel 126h BGfo verplicht de beheerder transparant te zijn ten opzichte van de ICBE, maar de vraag rijst of niet de houders van een deelnemingsrecht in de ICBE worden bedoeld. Artikel 126h BGfo is immers ook van toepassing is op de beleggingsmaatschappij die geen aparte beheerder heeft.[44] Een letterlijke interpretatie van artikel 126h BGfo zou in dat geval betekenen dat de beheerder ten opzichte van zichzelf transparant moet zijn over de vergoedingen die worden verschaft door of aan een derde. Waarschijnlijk is bedoeld dat de beheerder ten opzichte van
de deelnemers van de ICBE transparant moet zijn, bijvoorbeeld door de betaling (of de ontvangst) van dergelijke vergoedingen te vermelden in het prospectus. Een dergelijke interpretatie sluit in ieder geval aan bij de eisen die worden gesteld aan de inhoud van het prospectus ten aanzien van de kosten en vergoedingen.[45]
Provisieregels voor de beheerder van een ABI Op 16 november 2011 publiceerde ESMA haar definitieve advies over level 2 maatregelen ter uitwerking van Richtlijn 2011/61/EU inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen ("AIFM Richtlijn"). ESMA stelt voor een provisieregeling op te nemen voor beheerders van een alternatieve beleggingsinstelling ("ABI") die overeenkomt met het MiFID provisieregime en de provisieregels die gelden voor beheerders van een ICBE (zie par. 6.2).[46] De Europese Commissie heeft de voorstellen van ESMA nog niet uitgewerkt in een voorstel voor een implementatieregelgeving. ESMA stelt voor te bepalen dat een beheerder niet handelt in het belang van de ABI als, in verband met het portefeuillebeheer (de activiteiten genoemd in bijlage bij de 1 AIFM Richtlijn) hij vergoedingen betaalt of ontvangt anders dan • vergoedingen die worden betaald door of aan de ABI; of •
vergoedingen die worden betaald door of aan een derde indien, kort gezegd, o
de ABI is geïnformeerd over de beloning of vergoeding; en
o
de beloning of vergoeding de kwaliteit van de dienstverlening ten goede komt en geen afbreuk doet aan de verplichting van de beheerder om zich in te zetten voor de belangen van de ABI.
In de toelichting schrijft ESMA dat, in tegenstelling tot de provisieregels voor de ICBE beheerder, de provisieregels voor de beheerder van een ABI gelden voor al zijn werkzaamheden als beheerder en zoals opgenomen in bijlage 1 bij de AIFM Richtlijn. Dat betekent dat ook de betaling van provisies door de beheerder van een ABI in verband met de distributie van deelnemingsrechten moet voldoen aan de provisieregels. Als dit de bedoeling is, is de formulering wat ongelukkig. Immers, portefeuillebeheer is slechts één van de taken van een beheerder, naast onder andere verhandeling, die in bijlage 1 bij de AIFM Richtlijn wordt genoemd.
Provisieregels voor verzekeringsbemiddeling Tot op heden is de beloning van tussenpersonen voor de distributie van verzekeringen niet Europees geregeld. Daar komt wellicht verandering in. In het consultatiedocument voor de herziening van de Richtlijn 2002/92/EG inzake verzekeringsbemiddeling brengt de Europese Commissie de gedachte op om op Europees niveau provisieregels voor verzekeringen te introduceren naar het model van het MiFID provisieregime.[47] In tegenstelling tot wat de titel van de Richtlijn Verzekeringsbemiddeling doet vermoeden, is deze richtlijn zowel op de bemiddelaar in verzekeringen als de gevolmachtigde agent van toepassing.[48] De gedachten van de Europese Commissie zijn nog niet uitgewerkt in een voorstel voor de herziening van de Richtlijn Verzekeringsbemiddeling.
Provisieregels voor het distribueren van packaged retail investment products ("PRIPS"). Op 26 november 2010 lanceerde de Europese Commissie de consultatie voor PRIPS.[49] Het PRIPS-initiatief is een poging om op Europees niveau gedragsregels vast te stellen voor de distributie van PRIPS. Voorbeelden van PRIPS die in de consultatie worden genoemd zijn (deelnemingsrechten in) beleggingsinstellingen, gestructureerde deposito’s en beleggingsverzekeringen. Er zal waarschijnlijk geen aparte richtlijn komen voor PRIPS. Het is de bedoeling door aanpassing van de bestaande richtlijnen (UCITS, MiFID, Richtlijn Verzekeringsbemiddeling) dezelfde gedragsregels voor de verschillende soorten PRIPS vast te stellen. Een van de onderwerpen die voor de verschillende soorten PRIPS geregeld zal worden is de regulering van provisie die wordt betaald door aanbieders aan tussenpersonen. Voor PRIPS die door beleggingsondernemingen worden gedistribueerd bevat MiFID al provisieregels. De provisieregels in MiFID zullen als basis dienen voor de aanpassingen van de richtlijnen inzake UCITS en Verzekeringsbemiddeling.
[1] Artikel 1:1 Wft (definitie provisie). [2] Wijzigingsbesluit financiële markten 2012, Stb. 2011, 515 (inwerkingtreding 1 januari 2012 (Stb. 2011/638)). [3] Artikel 29 Richtlijn 2010/43/EU tot uitvoering van Richtlijn 2009/65/EG wat betreft de organisatorische eisen, belangenconflicten, bedrijfsvoering, risicobeheer en inhoud van de overeenkomst tussen een bewaarder en een beheermaatschappij ("Uitvoeringsrichtlijn UCITS IV"). [4] Zie het voorstel van de European Securities and Markets Authority ("ESMA") voor de uitwerking van artikel 12, eerste lid Richtlijn 2011/61/EU inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen ("AIFM Richtlijn") (Final report, ESMA's technical advice to the European Commission on possible implementing measures of the Alternative Investment Fund Managers Directive (ESMA/2011/379), p. 49 e.v.). [5] Artikel 126h BGfo. [6] Beleggingsondernemingen: artikel 26 Implementatierichtlijn MiFID, geïmplementeerd in artikel 168a BGfo. Beheerders van ICBE's: artikel 29 Uitvoeringsrichtlijn UCITS IV, geïmplementeerd in artikel 126h BGfo. [7] Artikel 149a e.v. BGfo. [8] Voor het nationaal regime zie artikel 11 Vrijstellingsregeling Wft; dit is gebaseerd op artikel 3 MiFID. [9] Artikel 35a, eerste lid onder l Vrijstellingsregeling Wft. [10] Artikel 26 Implementatierichtlijn MiFID, geïmplementeerd in artikel 168a BGfo. Zie hierover ook De Brauw’s Investment Management Group Nieuwsbrief van mei 2010 over provisieregels voor beleggingsondernemingen (www.debrauw.com).
[11] Stb. 2007, 407. [12] Zie voor de uitwerking van het begrip "passende provisie" ook Stichting Autoriteit Financiële Markten, Leidraad passende provisie beleggingsondernemingen en de Leidraad passende provisie financiële dienstverleners. [13] Stb. 2008, 546. [14] Stb. 2009, 401. [15] Artikel 150 en 151 BGfo. [16] Wijzigingswet financiële markten 2010, Stb 2011, 248. Op www.overheid.nl is de bepaling abusievelijk opgenomen als artikel 4:17e Wft. [17] Wijzigingsbesluit financiële markten 2010, Stb. 2009, 524 (inwerkinggetreden op 1 juli 2011). [18] Een verzekering en een recht van deelneming in een beleggingsinstelling zijn weliswaar financiële producten, maar ze worden afzonderlijk genoemd in de definitie van aanbieden. [19] Artikel N Wijzigingsbesluit financiële markten 2012, Stb. 2011, 515, inhoudende een wijziging van artikel 149a, eerste lid onder a BGfo. Schadeverzekeringen die ook betalingsbeschermer zijn, vielen al onder de provisieregels. [20] Artikel 173, tweede lid BGfo. [21] Kamerstukken II 2010, 2011, 31086, nr. 27, p. 3. [22] Artikel N Wijzigingsbesluit financiële markten 2012, Stb. 2011, 515, inhoudende een wijziging van artikel 149a, tweede lid onder a Wft. [23] Toelichting op Wijzigingsbesluit financiële markten 2012, Stb. 2011, 515, p. 15. [24] Kamerstukken II 2010, 2011, 31086, nr. 27, p. 3. [25] Artikel 1:23 Wft. Zie ook Toelichting op Wijzigingsbesluit financiële markten 2012, Stb. 2011, 515, p. 16. [26] Stb. 2011, 515. [27] Stb. 2011, 515, p. 16. [28] Position paper NVGA, De toekomst is er al, november 2009; Position paper NVGA en Verbond, Visie op een toekomstbestendig volmachtbedrijf, maart 2011. [29] Betalingsbeschermers zijn verzekeringen ter dekking van het risico dat de verzekeringnemer betalingsverplichtingen uit hoofde van een overeenkomst inzake krediet niet kan nakomen, bijvoorbeeld als gevolg van arbeidsongeschiktheid of overlijden (art. 1 BGfo). [30] Voorbeelden van complexe producten zijn: i) gecombineerde financiële producten die ten minste één financieel product bevatten waarvan de waarde afhangt van de ontwikkelingen op financiële markten, ii) niet-verhandelbare rechten van deelneming in een beleggingsinstelling, iii) rechten van deelneming in een open-end beleggingsinstelling, iv) levensverzekeringen, niet zijnde (natura)uitvaartverzekeringen en overlijdensrisicoverzekeringen; v) beleggingsobjecten; vi) hypothecair krediet in combinatie met een overlijdensrisicoverzekering (art. 1 BGfo). [31] Kamerstukken II 2010, 2011, 32453, nr. 5. [32] Kamerstukken II 2010, 2011, 32453, nr. 5. [33] Kamerstukken II 2010, 2011, 32453, nr. 5. [34] Toelichting Besluit beheerst beloningsbeleid, Stb. 2010, 809, p. 11 en 12. [35] Artikel 58, derde lid BGfo. [36] Kamerstukken II 2010, 2011, 32453, nr. 5. [37] COM(2011) 656 FINAL. [38] Kamerstukken II 2010, 2011, 31086, nr. 27, p. 4.
[39] Artikel 126h BGfo. [40] Artikel 4:59b Wft. [41] CESR's technical advice to the European Commission on the level 2 measures related to the UCITS management company passport (CESR/09-963) 28 October 2009, p. 77. [42] Bijlage II Richtlijn 2009/65/EG tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve beleggingen in effecten (icbe's) (UCITS IV). [43] Consultation paper, ESMA's draft technical advice to the European Commission on possible implementing measures of the Alternative Investment Fund Managers Directive (ESMA/2011/209), par. 30, p. 52. Overigens is de verwijzing naar PRIPS in de uitleg van het definitieve advies van ESMA verwijderd (Final report, ESMA's technical advice to the European Commission on possible implementing measures of the Alternative Investment Fund Managers Directive (ESMA/2011/379), par. 32, p. 50). [44] Artikel 1:13, tweede lid Wft. [45] Artikel 118, eerste lid jo Bijlage I onder 6 BGfo. [46] Final report, ESMA's technical advice to the European Commission on possible implementing measures of the Alternative Investment Fund Managers Directive (ESMA/2011/379), par. 23, p. 49. [47] Consultation document on the review of the Insurance Mediation Directive (IMD) (November 2010), p. 9. [48] De Europese Commissie heeft de Nederlandse wetgever laten weten dat zij van mening is dat de gevolmachtigde agent valt onder Richtlijn 2002/92/EG. Daarom stelt de wetgever met de Wijzigingswet financiële markten 2012 voor te bepalen dat verzekeringsbemiddelaars uit een andere lidstaat in Nederland geen vergunning nodig hebben voor het optreden als gevolmachtigde agent (Kamerstukken II 2010, 2011, 32781, nr. 3, p. 26). [49] Consultation by Commission Services on legislative steps for the Packaged Retail Investment Products Initiative. De consultatie is gesloten op 31 januari 2011.
Contact Als u vragen hebt over of naar aanleiding van deze nieuwsbrief, kunt u contact opnemen met: Kees Groffen | T +31 20 577 1025 | E
[email protected] Francine M. Schlingmann | T +31 20 577 1564 | E
[email protected] Bernard Spoor | T +31 20 577 1907 | E
[email protected]
You might also like... Newsletter Corporate - December 2011 Legal Alert - Eurozone crisis: Preperation for a breakup Legal Alert - Further SPC Granting Guidlines
Wijzigingen provisieregels vanaf 1 januari 2012 aanbieder van •financiële producten (geen financiële instrumenten) •verzekeringen •deelnemingsrechten in een beleggingsinstelling
(onder) gevolmachtigde agent (alleen relevant voor verzekeringen)
adviseur/bemiddelaar inzake •betalingsbeschermers (zie definitie art. 1 BGfo) •complexe producten (zie definitie art. 1 BGfo) •hypothecair krediet •uitvaartverzekeringen
adviseur/bemiddelaar inzake •schadeverzekeringen
Artikel 86b BGfo commissie mag geen afbreuk doen aan de verplichting om zich in te zetten voor de belangen van de cliënt (passendheidseis).
Artikel 149a, tweede lid BGfo •provisie betaald door de client moet redelijk zijn •transparantie over afsluitprovisie en doorlopende provisie •afsluitprovisie en doorlopende provisie mogen geen afbreuk doen aan de verplichting om zich in te zetten voor de belangen van de cliënt (passendheidseis) •bonus- of omzetprovisie is verboden
Artikel 149a, tweede lid BGfo •provisie betaald door de client moet redelijk zijn •transparantie op verzoek van de client over afsluitprovisie en doorlopende provisie •bonus- of omzetprovisie is verboden
Ontwikkelingen beloningsregels op Europees niveau Beleggingsondernemingen
Beheerder UCITS
Provisieregels, art. 26 Implementatierichtlijn MiFID
Provisieregels, art. 29 Uitvoeringsrichtlijn UCITS IV
Voorstel MiFID II: Provisieverbod bij onafhankelijk advies en vermogensbeheer
Provisieregels voor vergoedingen voor beheer van de beleggingen en de administratie
Beheerder alternatieve beleggingsinstelling (ABI) Provisieregels voor vergoedingen voor verhandeling worden ontwikkeld in het kader van PRIPS
ESMA heeft voorstel gedaan voor provisieregels voor vergoedingen voor alle taken van de beheerder van een ABI
Nog geen voorstel
Nog geen voorstel van de Europese Commissie
Tussenpersonen in verzekeringen
Ideeën Europese Commissie voor beloningsregels voor de distributie van verzekeringen: •consultatie herziening Verzekeringsbemiddelingsrichtlijn •consultatie PRIPS
Europees niveau
Nog geen voorstel
Nationaal niveau
Provisieregels, art. 26 Implementatierichtlijn MiFID geïmplementeerd in art. 168a BGfo. Minister van financien wil verder gaan dan MiFID II.
Provisieregels, art. 29 Uitvoeringsrichtlijn UCITS IV geïmplementeerd in artikel 126h BGfo
Nog geen voorstellen
Nog geen voorstellen
Vooralsnog gelden de nationale provisieregels voor de distributie van verzekeringen