provinsje fryslân provincie fryslân postbus 20120 8900 hm leeuwarden tweebaksmarkt 52 telefoon:
(058) 292 59 25
telefax: (058) 292 51 25 www.fryslan.nl
[email protected] www.twitter.com/provfryslan
Provinciale Staten
Leeuwarden, 11 maart 2014 Verzonden, 26 MRT 214 Ons kenmerk Afdeling Behandeld door Uw kenmerk Bij lage (n)
01109236 Kultuer en Mienskip Y. Bandstra / (058) 292 53 23 of
[email protected]@fryslan.nI
Onderwerp
Eindevaluatie sociale agenda 2008-2012
Rapport Eindevaluatie Sociale Agenda 2008-2012
Aan Provinciale Staten,
Hierbij bieden wij u ter informatie het Eindevaluatierapport Sociale Agenda 2008-2012 aan. Op 12 december 2007 is de Sociale Agenda 2008-2011 vastgesteld door Provinciale Staten. In de Sociale Agenda staan vier thema’s met doelen en speerpunten waar de provincie zich voor wat betreft het sociale beleid in de bestuursperiode tot en met 2012 op heeft gericht. De Sociale Agenda is op interactieve wijze in samenspraak met gemeenten en relevante stakeholders uit het veld tot stand gekomen. Daarnaast zijn er, behalve de actiepunten uit het Coalitieakkoord 2007-2011 nog twee provinciale thema’s (Armoedebestrijding en Zorg) in opgenomen. Via jaarlijkse Uitvoeringsprogramma’s is uitvoering gegeven aan de doelen en speerpunten van het sociale beleid. In 2013 is de uitvoering van de Sociale Agenda geëvalueerd door de afdeling Beleids- en Geo-Informatie. In de eindevaluatie wordt antwoord gegeven op drie vragen: (1) Wat is de stand van zaken met betrekking tot de activiteiten vanuit de afdeling Kultuer en Mienskip (K&M), m.a.w. wat de zijn de resultaten? In het rapport ook wel prestaties genoemd, (2) Wat is de stand van zaken met betrekking tot het realiseren van de beleidsdoelen: de doelrealisa tie. (3) Wat is de inzet van financiële middelen en personele formatie geweest in het kader van de te leveren prestaties en te realiseren beleidsdoelen?
1/3
Ons kenmerk: 01109236
1
t rj
provinsje fryslân provincie frys1.n
b
rJ)
L1
De uitkomsten op de vier thema’s in het rapport luiden globaal als volgt: Jeugd en Gezin Binnen dit thema zijn 12 doelstellingen geformuleerd. Het beleid was gericht op de jeugd en de belangrijke partijen rondom de jeugd, zoals: het gezin, het onderwijs en de lokale over heid. De resultaten hebben onder andere betrekking op: centra voor jeugd & gezin, goede voorschoolse educatie, het bevorderen van voldoende beweging, opvoedingsondersteuning, maar ook het bestrijden van voortijdige schooluitval, kindermishandeling en alcoholmisbruik. Maatschappelijke participatie Binnen dit beleidsterrein zijn er vier doelstellingen geformuleerd. De provincie heeft zich in gezet om de groepen die niet of onvoldoende participeren goed in beeld te krijgen. Verder is er met medewerking van allerlei ntermediaire organisaties veel gedaan om de doelgroepen die in een achterstandsituatie verkeren beter in de maatschappij te laten participeren. Denk daarbij aan mensen met allerlei beperkingen en het bestrijden van armoede. Vermaatschappelijking en leefbaarheid De eerste vier doelen hebben betrekking op vormen van vrijwilligerswerk. Het gaat dan niet alleen om het ondersteunen en professionaliseren van de reeds actieve vrijwilligers. De pro vincie heeft zich samen met het onderwijs ingezet om zo veel mogelijk jongeren een maat schappelijke stage te laten lopen. Er zijn studies en projecten uitgevoerd om mensen zo lang mogelijk zelfstandig of in groepsverband te laten wonen. Er zijn diverse studies uitgevoerd naar de spreiding van allerlei voorzieningen, waaronder combinaties van wonen en zorg. De provincie heeft samen met gemeenten ingezet op sport als middel om de samenhang in klei ne kernen en wijken te verbeteren. Tevens zijn gemeenten mogelijkheden geboden om over leefbaarheid en sociale samenhang van elkaar te leren. Zorg In het kader van zorg zijn diverse projecten gesubsidieerd. De provincie zet zich in samen werking met het onderwijs in om voldoende en voldoende gekwalificeerd personeel voor de zorg beschikbaar te krijgen en te houden. Daarnaast is er richting zorginstellingen, woonco operaties en gemeenten provinciale inzet om een goede spreiding en toegankelijkheid te realiseren en te continueren. De inzet heeft veelal de vorm van projecten met instellingen uit de zorg- en woonsector. De spreiding van voorzieningen is door middel van studies in kaart gebracht.
Ons kenmerk: 01109236
•
provinsje fryslân provincie fryslân b
rj)
Enkele conclusies: 1. Als we van enige afstand het gevoerde beleid overzien, dan kunnen we over de inzet van de provincie bij alle vier de beleidsthema’s tevreden zijn. 2. Kijken we naar de realisatie van de doelen, dan kunnen we ten aanzien van drie beleidsthema’s tevreden zijn. Het betreft: “Jeugd en gezin”, “Vermaatschappelijking en leef baar heid” en “Zorg”. De doelrealisatie binnen het lastige beleidsthema “Maatschappelijke par ticipatie” blijft hierbij wat achter, voor een deel is dat verklaarbaar vanuit de financiële cri sis die vooral ook de groepen in een achterstandsituatie heeft getroffen. 3. De verdeling van de financiële middelen werd vooral bepaald door het aantal projecten dat voor een begrotingsjaar werd goedgekeurd. Als we de beoordeling van de resultaten bekken, dan zijn 30 van de 33 grotendeels of volledig gerealiseerd. Dat is een percentage Hoogachtend, Gede
eerde Staten van Fryslân,
van den Berg, secretaris
-3/3
Ons
kenmerk: 01109236
t:
•
EINDEVALUATIE Sociale Agenda 2008 - 2012 Januari 2014
EINDEVALUATIE SOCIALE AGENDA 2008 – 2012 Provincie Fryslân Januari 2014
Provincie Fryslân, met medewerking van: Theo Willemsen Wilma de Vries Simon Terpstra Ybeltje Bandstra Yldau Visser
BGI Partoer BGI K&M K&M
Provincie Fryslân Postbus 20120 8900 HM Leeuwarden Tweebaksmarkt 52 T: 058 2925925
[email protected]
2
Eindevaluatie Sociale Agenda
Inhoud Samenvatting ................................................................................................................................................. 5 Jeugd en Gezin ...................................................................................................................................... 6 Maatschappelijke participatie ................................................................................................................. 7 Vermaatschappelijking en leefbaarheid ................................................................................................. 7 Zorg ........................................................................................................................................................ 8 Inzet van financiële middelen en formatie .............................................................................................. 9 Enkele conclusies ................................................................................................................................... 9 1.
Inleiding .................................................................................................................................................. 5 1.1 Methode van evaluatie ....................................................................................................................... 11
2.
Stand van zaken doelen en activiteiten ................................................................................................ 13 2.1
Jeugd en Gezin............................................................................................................................ 13
Doelstelling 1: Centra voor jeugd en gezin: cjg .................................................................................... 13 Doelstelling 2: Methodiek voor de aanpak van jeugdproblematiek: communities that care: ctc......... 14 Doelstelling 3: Meer inzicht in de jeugdproblematiek ........................................................................... 15 Doelstelling 4: Voorkoming voortijdig schoolverlaten ........................................................................... 16 Doelstelling 5: Matiging alcoholgebruik onder jongeren ...................................................................... 16 Doelstelling 6: Verhoging van de professionaliteit in de voorschoolse educatie. ................................ 17 Doelstelling 7 en 10: De Verwijsindex en één kind één plan ............................................................... 19 Doelstelling 8: Effectief programma opvoedingsondersteuning ........................................................... 20 Doelstelling 9: Jongeren voldoen aan de nationale beweegnorm ....................................................... 20 Doelstelling 11: Een sluitende aanpak van kindermishandeling .......................................................... 22 Samenvattend overzicht ....................................................................................................................... 23 2.2
Maatschappelijke Participatie ...................................................................................................... 24
Doelstelling 1: Zicht op aard en omvang problematiek mensen in achterstandssituatie. ................... 24 Doelstelling 2: Meer gebruik faciliteiten gemeenten en rijk .................................................................. 25 Doelstelling 3: De relatieve situatie van risicogroepen verbetert ......................................................... 30 Doelstelling 4: Verminderde eenzaamheid .......................................................................................... 31 Samenvattend overzicht ....................................................................................................................... 33 Doelstelling 1: Meer (soorten) vrijwilligers ............................................................................................ 34 Doelstelling 2: Voldoende kwaliteit en deskundigheid vrijwilligersorganisatie. .................................... 36
Eindevaluatie Sociale Agenda
3
Doelstelling 3: Voldoende ondersteuning mantelzorgers ..................................................................... 37 Doelstelling 4: Meer maatschappelijke stages jongeren ...................................................................... 38 Doelstelling 5: Zo lang mogelijk zelfstandig wonen ............................................................................. 39 Doelstelling 6: Gebruikswaarde, kwaliteit en spreiding van dorpshuizen verbeteren .......................... 40 Doelstelling 7: Gewenste spreiding voorzieningen zorg & welzijn ....................................................... 41 Doelstelling 8: Voldoende mogelijkheden om met elkaar te wonen, om elkaar te ontmoeten en om van elkaar te leren ....................................................................................................................................... 42 Doelstelling 9: Kennisuitwisseling door gemeenten rondom sociale samenhang ............................... 43 Doelstelling 10: Nieuwe samenwerkingsverbanden sociale samenhang realiseren ........................... 43 Doelstelling 11: Sport als middel om de sociale samenhang te versterken ......................................... 44 Samenvattend overzicht ....................................................................................................................... 45 2.4
Zorg ............................................................................................................................................. 46
Doelstelling 1: Het proces van ketenzorg is verbeterd ......................................................................... 46 Doelstelling 2: Integrale samenwerking tussen cure, care en aanpalende terreinen .......................... 47 Doelstelling 3: Voldoende en bereikbare basiszorg ............................................................................. 47 Doelstelling 4: Voldoende gekwalificeerd personeel ............................................................................ 49 Doelstelling 5: Handvatten vraagsturing patiënten en cliëntenorganisaties ........................................ 50 Doelstelling 6: Visie op spreiden wonen en zorg ................................................................................. 50 Samenvattend overzicht ....................................................................................................................... 52 2.5
De verdeling van het budget over de beleidsvelden ................................................................... 52
3.
Conclusie en Discussie ........................................................................................................................ 54
4
Literatuur .............................................................................................................................................. 56
4
Eindevaluatie Sociale Agenda
Samenvatting In deze eindevaluatie doen we verslag van de mate waarin de in de “Sociale Agenda 2008 2012” geven we antwoord op twee vragen: 1) Wat is de stand van zaken met betrekking tot de activiteiten vanuit de afdeling Kultuer en Mienskip (K&M), m.a.w. wat de zijn de resultaten? In dit rapport ook wel prestaties genoemd. 2) Wat is de stand van zaken met betrekking tot het realiseren van de beleidsdoelen: de doelrealisatie. 3) Wat is de inzet van financiële middelen en personele formatie geweest in het kader van de te leveren prestaties en te realiseren beleidsdoelen? Wij concentreren ons hierbij op de periode 2011 – 2012, omdat in de “Tussenevaluatie Sociale Agenda” de periode 2008 tot en met 2010 al is geëvalueerd. Dat neemt niet weg dat we de bevindingen van de Tussenevaluatie regelmatig meenemen om tot een goed antwoord te kunnen komen op de bovengestelde vragen. Bij deze eindevaluatie kijken we – in reactie op een advies van de afdeling concerncontrol - ook speciaal naar de inzet van de financiële middelen en formatie. Bij het beoordelen van de mate van realisatie van de prestaties en de beleidsdoelen hebben we de onderstaande beoordelingstabel gehanteerd. Het resultaat/de doelstelling is volledig gerealiseerd Het resultaat/de doelstelling is grotendeels gerealiseerd. Het resultaat/de doelstelling is gedeeltelijk gerealiseerd. Dat betekent dat het criterium dat in het resultaat/de doelstelling wordt genoemd slechts gedeeltelijk wordt gerealiseerd. Ook kan het zijn dat het doel meerdere elementen heeft en de helft of minder van die elementen zijn gerealiseerd. Er is onvoldoende informatie om een uitspraak over de realisatie van het resultaat/de doelstelling te kunnen doen. Het resultaat/de doelstelling is niet of nauwelijks gerealiseerd. Dat betekent dat er op basis van de beschikbare gegevens vrijwel geen enkele vooruitgang in de richting van het resultaat/de doelstelling kan worden vastgesteld.
De Sociale Agenda is inhoudelijk opgedeeld in vier beleidsthema’s. Hieronder vermelden we een overzicht van de thema’s met per thema het aantal beleidsdoelen dat in de agenda is opgenomen. Titel van het beleidsthema 1 2 3 4
Aantal doelen
Jeugd & Gezin Maatschappelijke participatie Vermaatschappelijking en Leefbaarheid Zorg Totaal
12 4 11 6 33
De vier beleidsthema’s verschillen onderling als het gaat om:
De doelgroepen waar het beleid zich op richt; De partners waarmee het beleid wordt uitgevoerd; De activiteiten die worden uitgevoerd om de doelstellingen te kunnen realiseren.
Eindevaluatie Sociale Agenda
5
In het onderstaande geven per beleidsthema een korte typering van doelen en interventies. Daarna volgt er een beoordeling van de resultaten en de realisatie van de doelen, gevolgd door een conclusie. Daarmee beantwoorden we per beleidsthema de eerste twee onderzoeksvragen. De vraag naar de verdeling van de financiële middelen en formatie volgt daarna in een aparte paragraaf.
Jeugd en Gezin Binnen dit thema zijn 12 doelstellingen geformuleerd. Het beleid is gericht op de jeugd en de belangrijke partijen rondom de jeugd, zoals: het gezin, het onderwijs en de locale overheid. De resultaten hebben o.a. betrekking op: centra voor jeugd & gezin, goede voorschoolse educatie, het bevorderen van voldoende beweging, opvoedingsondersteuning, maar ook het bestrijden van voortijdige schooluitval, kindermishandeling en alcoholmisbruik. In de onderstaande tabel geven we per doelstelling een oordeel over de resultaten (onderzoeksvraag 1) en de mate van realisatie van de beleidsdoelen (vraag 2). NUM 1A 1B 2 3 4 5
6
7 8
9 10 11
DOELSTELLING Minimaal 20 gemeenten in Fryslân beschikken in 2011 over een Centrum voor Jeugd en Gezin, waar laagdrempelige gezin/ opvoedingsondersteuning en ‘eigen kracht’ conferenties gemakkelijk te verkrijgen zijn. Een effectieve methodiek voor het komen tot een aanpak van jeugdproblematiek is voor Fryslân ontwikkeld. Meer inzicht in jeugdproblematiek (specifiek in soorten, aantallen, spreiding, groepen. Een sluitende aanpak in de keten van Voortijdig Schoolverlaten op regionaal niveau. Als jongeren alcohol drinken, dan is de start op latere leeftijd en wordt gemiddeld minder gedronken. Het aantal excessieve jonge drinkers neemt bovendien af. Meer professionaliteit in de voorschoolse periode (peuterspeelzaalwerk en kinderopvang) met betrekking tot signaleren en interveniëren. Minimaal 20 gemeenten werken met één integraal systeem voor risicosignalering. Beschikbaarheid van één of meer effectieve programma’s en een stijging van de inzet voor opvoedingsondersteuning (specifiek bij kwetsbare groepen. Toename van het aantal jongeren tussen 12 en 18 jaar dat aan de nationale beweegnorm voldoet. Een verdere ontwikkeling van het werken volgens het principe: één kind één plan. Een sluitende aanpak van het voorkomen, signaleren en stoppen van kindermishandeling.
PRESTATIE
DOEL
Bij de resultaten zijn 11 van de 12 grotendeels of volledig gerealiseerd, dat komt neer op 92%. Bij de realisatie van de doelen zijn er 7 volledig of grotendeels gerealiseerd, dat is een score van 58%. Op 5 van de 12 beleidsdoelen [3, 5, 7. 9 en 10] is er ten opzichte van de tussenevaluatie vooruitgang geboekt en bij de overige 6 doelstellingen is de mate van realisatie gelijk gebleven. Al met al kunnen we tevreden zijn over wat er binnen dit thema is gerealiseerd, waarbij wel moet worden opgemerkt dat niet alle beleidsdoelen even SMART geformuleerd zijn.
6
Eindevaluatie Sociale Agenda
Maatschappelijke participatie Binnen dit beleidsterrein zijn er vier doelstellingen geformuleerd. De provincie zet zich in om de groepen die niet of onvoldoende participeren goed in beeld te krijgen. Verder is er met medewerking van allerlei intermediaire organisaties veel gedaan om de doelgroepen die in een achterstandsituatie verkeren beter in de maatschappij te laten participeren. Denk daarbij aan mensen met allerlei beperkingen en het bestrijden van armoede. In het onderstaande schema volgen weer de beoordelingen van de prestaties/resultaten van de beleidsafdeling van de provincie en het realiseren van de beleidsdoelen. NUM 1
2
3 4
DOELSTELLING Friese gemeenten hebben meer zicht op de aard, omvang en lokalisering van mensen die in sociale achterstandssituatie verkeren. Friese burgers in achterstandssituatie maken meer gebruik van (financiële) faciliteiten van gemeenten en rijksoverheid die hun situatie kunnen verbeteren. De relatieve situatie van de risicogroepen verbetert op het gebied van de sociale participatie. Verminderde eenzaamheid onder ouderen en mensen met beperkingen.
PRESTATIE
DOEL
Bij de resultaten zijn 3 van de 4 beoordelingen groen. Dat betekent dat de te leveren prestaties er mogen zijn. Met name de inzet op het terrein van armoedebestrijding is fors te noemen. De effecten van de interventies zijn gedeeltelijk zichtbaar. Bij de laatste doelstelling zijn de gegevens over de effecten niet geheel op de doelgroep van het beleid gericht. Bovendien is het onmiskenbaar dat de economische crisis zijn stempel op de effectiviteit van dit beleid heeft gedrukt. Het is dan ook niet verrassend dat de doelrealisatie in deze rapportage nauwelijks afwijkt van die uit de tussenevaluatie. Ook hier is de formulering van een enkele doelstelling voor verbetering vatbaar.
Vermaatschappelijking en leefbaarheid De eerste vier doelen hebben betrekking op vormen van vrijwilligerswerk. Het gaat dan niet alleen om het ondersteunen en professionaliseren van de reeds actieve vrijwilligers. De provincie heeft zich samen met het onderwijs ingezet om zo veel mogelijk jongeren een maatschappelijke stage te laten lopen. Er studies en projecten uitgevoerd om mensen zo lang mogelijk zelfstandig of in groepsverband te laten wonen. Er zijn diverse studies uitgevoerd naar de spreiding van allerlei voorzieningen, waaronder combinaties van wonen en zorg. De provincie heeft samen met gemeenten ingezet op sport als middel om de samenhang in kleine kernen en wijken te verbeteren. Tevens zijn gemeenten mogelijkheden geboden om over leefbaarheid en sociale samenhang van elkaar te leren. De beoordeling van de inzet van de provincie (resultaten) en de realisatie van de 11 beleidsdoelen zijn hieronder vermeld. NUM 1 2
DOELSTELLING Er zijn meer (soorten) vrijwilligers. Er is voldoende deskundigheid en kwaliteit aanwezig bij vrijwilligersorganisatie.
Eindevaluatie Sociale Agenda
7
PRESTATIE
DOEL
3 4 5
6 7 8
9 10 11
Mantelzorgers worden voldoende ondersteund. Meer jongeren nemen deel aan maatschappelijke activiteiten op lokaal en provinciaal niveau. Er is keuzemogelijkheid voor inwoners van Fryslân om zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen wonen op een veilige manier in eigen woning of omgeving. De gebruikswaarde, kwaliteit en spreiding van dorpshuizen, multifunctionele (wijk)centra en zorgvoorzieningen is verbeterd. Er is zicht op de gewenste spreiding van voorzieningen en diensten op het gebied van zorg en welzijn. Er zijn voldoende mogelijkheden voor burgers om met elkaar te wonen, elkaar te ontmoeten, kennis uit te wisselen, van elkaar te leren en elkaar te accepteren. Er zijn mogelijkheden voor gemeenten om van elkaar te leren en kennis uit te wisselen rondom de sociale samenhang. Er zijn nieuwe samenwerkingsverbanden ten behoeve van sociale samenhang gerealiseerd. Sport wordt ingezet als middel om sociale samenhang te versterken (vervolg breedtesport).
Bij de resultaten stellen we een score van 100% vast, want alle 11 prestaties zijn volledig of grotendeels gerealiseerd. De inzet van de beleidsafdeling is dus zeer goed geweest. Op het terrein van de beleidsdoelen zijn er 5 volledig of grotendeels gerealiseerd. Dat is een score van 45%. Vier doelen zijn gedeeltelijk gerealiseerd [36%] en over twee beleidsdoelen kunnen we wegens gebrek aan informatie geen uitspraak doen. Als we deze beoordelingen van de doelrealisatie vergelijken met die in de tussenevaluatie dan zien we dat er bij zes doelen sprake is van een vooruitgang in de mate van realisatie. Bij de overige 5 doelen is de mate van realisatie gelijk gebleven. Dat betekent dat we tevreden kunnen zijn over de resultaten en de doelrealisatie binnen dit beleidsthema.
Zorg De afdeling Kultuer & Mienskip heeft zich de afgelopen jaren ingezet om in het belang van patiënten de samenwerking in de zorgsector te verbeteren. Daartoe zijn diverse projecten gesubsidieerd. De provincie zet zich in samenwerking met het onderwijs in om voldoende en voldoende gekwalificeerd personeel voor de zorg beschikbaar te krijgen en te houden. Daarnaast is er richting zorginstellingen, wooncoöperaties en gemeenten provinciale inzet om een goede spreiding en toegankelijkheid te realiseren en te continueren. De inzet heeft veelal de vorm van projecten met instellingen uit de zorg- en woonsector. De spreiding van voorzieningen wordt d.m.v. studies in kaart gebracht. In het onderstaande overzicht zetten we de beoordelingen over de te leveren prestaties/resultaten en de te realiseren beleidsdoelen op een rij. NUM 1 2 3 4 5
8
DOELSTELLING Het proces van ketenzorg is verbeterd. Integrale samenwerking tussen cure, care en aanpalende terreinen. Voldoende en bereikbare basiszorg voor alle inwoners van Fryslân. Voldoende en voldoende gekwalificeerd personeel (m.n. in de ouderenzorg). Patiënten/ cliëntenorganisaties hebben handvaten om vraagsturing te krijgen.
Eindevaluatie Sociale Agenda
PRESTATIE
DOEL
6
Iedere burger kan kiezen uit meerdere woonvormen waar zorg beschikbaar is.
Op het terrein van de resultaten zijn 5 van de 6 doelstellingen geheel of grotendeels gerealiseerd. Dat komt overeen met 83%. Wat de doelrealisatie betreft is de helft van de doelen grotendeels en de andere helft gedeeltelijk gerealiseerd. Daarbij moet worden opgemerkt dat een deel van de beleidsdoelen een wat problematische formulering kent, met de norm voldoende of de formulering dat iedere burger kan kiezen. Uit een vergelijking van de doelrealisatie in de tussenevaluatie blijkt dat de doelrealisatie in deze eindevaluatie m.b.t. doel 2 een lichte verbetering laat zien.
Inzet van financiële middelen en formatie Bij de inzet van de financiële middelen zijn we nagegaan of die verdeling wordt bepaald door het aantal beleidsdoelen dat per beleidsthema is geformuleerd of dat die verdeling vooral wordt bepaald door het aantal ingediende projecten dat is goedgekeurd. In de onderstaande tabel zijn per beleidsthema de volgende gegevens vermeld: het aantal beleidsdoelen in de Sociale Agenda, het aantal goedgekeurde projecten en de toegekende subsidies in 2011, respectievelijk 2012. Beleidsthema In Sociale Agenda
Sociale Agenda Doelen
Jeugd & Gezin Maatsch. Participatie Vermaat. & Leefbaar. Zorg Totaal
12 4 11 6 33
SIF 2011 Projecten Subsidie
6 7 10 7 30
354.683 298.859 725.150 549.701 1.928.393
SIF 2012 Projecte Subsidie n 5 10 5 9 29
483.087 733.752 283.600 462.400 1.962.839
De verdeling van de financiële middelen wordt vooral bepaald door het aantal projecten dat voor een begrotingsjaar wordt goedgekeurd. Tijdens de uitvoering van de Sociale Agenda in de periode 2008 – 2012 is er vanuit de beleidsafdeling veel werk verzet. Als we de beoordeling van de resultaten bekijken, dan zijn 30 van de 33 grotendeels of volledig gerealiseerd. Dat is een percentage van 91%. Deze prestatie is opmerkelijk, omdat in dezelfde periode de formatie van het team sociaal beleid & zorg van 9 fte in 2008 gereduceerd is tot 3,5 in 2012.
Enkele conclusies Als we van enige afstand het gevoerde beleid overzien, dan kunnen we over de inzet van de provincie bij alle vier de beleidsthema’s tevreden zijn. Kijken we naar de realisatie van de doelen, dan kunnen we t.a.v. drie beleidsthema’s tevreden zijn. Het betreft: “Jeugd en gezin”, “Vermaatschappelijking en leefbaarheid” en “Zorg”. De doelrealisatie binnen het lastige beleidsthema “Maatschappelijke participatie” blijft hierbij wat achter, voor een deel is dat verklaarbaar vanuit de financiële crisis die vooral ook de groepen in een achterstandsituatie heeft getroffen.
Eindevaluatie Sociale Agenda
9
Bij een deel van de doelstellingen uit de Sociale Agenda is er sprake van een niet al te SMARTE formulering. Voorbeelden daarvan zijn formuleringen in termen als: “ er is meer zicht op”, “het aantal neemt af”,” iedere burger kan kiezen”. Na deze periode met beleidsvorming en uitvoering op basis van een provinciale Sociale Agenda breekt er een periode aan waarin de gemeente de primaire overheid is m.b.t. het sociale beleidsterrein. In het transitieproces zijn gemeenten nu druk bezig om de doelgroepen van dit nieuwe integrale sociale beleid in beeld te brengen. Het is een goede zaak om op de juiste momenten in dit transitieproces nogmaals de verworvenheden van de Sociale Agenda aan de orde te stellen. Dit hangt samen met de rol die de provincie in de coöperatieve samenwerking met de gemeenten op zich zou kunnen nemen: De provincie als een wat afstandelijke constructief meedenkende partner binnen het sociale beleidsdomein.
10
Eindevaluatie Sociale Agenda
1.
Inleiding
In de Sociale Agenda 2008 – 2011 zijn voorheen twee aparte publicaties, de Sociale Agenda en het sociaal beleidskader, in één nota bij elkaar gebracht. In deze agenda hebben Provinciale Staten van Fryslân vastgesteld wat de doelen, resultaten, de personele inzet en de middelen voor deze periode zullen zijn. We moeten voor de duidelijkheid vermelden dat de formatie op dit dossier de afgelopen jaren meer dan gehalveerd is. In dit rapport doen we verslag van een eindevaluatie van de Sociale Agenda. Deze evaluatie is gebaseerd op een reeds door Gedeputeerde Staten vastgesteld overzicht van de te monitoren doelstellingen en te leveren prestaties. In dat overzicht is per doelstelling van het beleid aangegeven welke informatie door wie zal worden aangeleverd om te kunnen beoordelen of (a) de gewenste resultaten door de afdeling Kultuer en Mienskip (K&M) zijn behaald en (b) in welke mate er sprake is van het realiseren van de geformuleerde beleidsdoelen. Het behalen van de resultaten ligt binnen de invloedsfeer van de provincie. De doelen zijn echter de effecten die op langere termijn duidelijk worden. Hierbij is de inzet van andere partijen en externe invloeden erg cruciaal. In dit rapport behandelen we drie onderzoeksvragen: 1) Wat zijn de prestaties die in het kader van de uitvoering van de Sociale Agenda zijn gerealiseerd? 2) In hoeverre zijn de beleidsdoelstellingen die in deze nota zijn opgenomen gerealiseerd? 3) Wat is de inzet van financiële middelen en personele formatie geweest in het kader van de te leveren prestaties en te realiseren beleidsdoelen? Op deze wijze geven wij gehoor aan een eerder advies van de afdeling concerncontrol.
1.1 Methode van evaluatie In eerste instantie had de onderzochte Sociale Agenda een looptijd van vier jaar [2008 - 2011]. Naar aanleiding van het bestuursakkoord tussen de drie overheden is besloten dat de provincies zich terugtrekken uit het sociale domein. In het kader van dit akkoord zijn het de gemeenten die bij de uitvoering van de Wet Maatschappelijke Ontwikkeling een centrale rol spelen. Op basis van deze ontwikkeling hebben we besloten geen nieuwe Sociale Agenda meer uit te brengen. De looptijd van de te evalueren Sociale Agenda is met een jaar verlengd. In de tussenevaluatie van deze Sociale Agenda zijn de resultaten tot en met eind 2010 meegenomen. In deze eindevaluatie nemen wij de activiteiten en ontwikkelingen tot eind 2012 in onze beschouwing mee. Dat houdt in dat we de informatie van 2011 en 2012 weergeven en op basis daarvan de geleverde prestaties en doelrealisaties opnieuw zullen beoordelen. Bij deze beoordeling worden de prestaties en de doelrealisaties over de periode 2008 – 2010 meegenomen. In dat kader hebben we ons tevens de vraag gesteld of de activiteiten/projecten uit 2011 en 2012 hebben bijgedragen aan een verbetering van de doelrealisatie in vergelijking met de beoordeling in de tussenevaluatie. Bij het beoordelen van de mate van realisatie van de prestaties en de beleidsdoelen hebben we de onderstaande beoordelingstabel gehanteerd. In de tabel wordt steeds de term “doelstelling” gebruikt, maar deze beoordelingssystematiek geldt ook voor de “te leveren prestaties”.
Eindevaluatie Sociale Agenda
11
De doelstelling is volledig gerealiseerd De doelstelling is grotendeels gerealiseerd. De doelstelling is gedeeltelijk gerealiseerd. Dat betekent dat criterium dat in de doelstelling wordt genoemd slechts gedeeltelijk wordt gerealiseerd. Ook kan het zijn dat het doel meerdere elementen heeft en de helft of minder van die elementen zijn gerealiseerd. Er is onvoldoende informatie om een uitspraak over de doelrealisatie te kunnen doen. De doelstelling is niet of nauwelijks gerealiseerd. Dat betekent dat er op basis van de beschikbare gegevens vrijwel geen enkele vooruitgang in de richting van de doelstelling kan worden vastgesteld.
In hoofdstuk 2 komen de resultaten aan de orde en gaan we na in hoeverre de te leveren prestaties en beleidsdoelen zijn gerealiseerd. Daarna worden de uitkomsten nader beschouwd en dat geeft aanleiding tot een aantal aanbevelingen in het slothoofdstuk.
12
Eindevaluatie Sociale Agenda
2.
Stand van zaken doelen en activiteiten
Het beleidsterrein van de Sociale Agenda is breed. Dat blijkt wel uit de opdeling van de inhoud in vier thema’s: 1. Jeugd en gezin; 2. Maatschappelijke participatie; 3. Vermaatschappelijking en leefbaarheid; 4. Zorg. De vier beleidsthema’s verschillen onderling als het gaat om: De doelgroepen waar het beleid zich op richt; De partners waarmee het beleid wordt uitgevoerd; De activiteiten die worden uitgevoerd om de doelstellingen te kunnen realiseren. Dit heeft tot gevolg dat de informatie in de volgende vier deelhoofdstukken kan verschillen. In dit hoofdstuk komen per thema en per doelstelling steeds de volgende twee evaluatievragen aan de orde: 1. Wat is de stand van zaken met betrekking tot de activiteiten vanuit de afdeling Kultuer en Mienskip (K&M), m.a.w. wat de zijn de resultaten? In dit rapport ook wel prestatie genoemd. 2. Wat is de stand van zaken met betrekking tot het realiseren van de betreffende doelstelling: de doelrealisatie. We vatten de activiteiten en ontwikkelingen per doelstelling in grote lijnen samen en komen dan tot conclusies t.a.v. de resultaten en de doelrealisatie.
2.1 Jeugd en Gezin Binnen het thema Jeugd en Gezin gaat het om de ontwikkeling van jongeren vanuit het perspectief van knelpunten die deze ontwikkeling belemmeren. Op het terrein van dit thema zijn er in de Sociale Agenda 11 doelstellingen geformuleerd. Deze doelen zijn voor de inzet van de afdeling K&M geconcretiseerd in 14 resultaten. De doelen en resultaten onder doel 2 tot en met 10 leveren allemaal een bijdrage aan de Centra Jeugd en Gezin (CJG). Doel 1 gaat vooral over de totstandkoming van de cjg, terwijl de andere doelen en resultaten vooral over de inhoudelijke invulling gaan.
Doelstelling 1: Centra voor jeugd en gezin: cjg Deze eerste doelstelling valt feitelijk uiteen in twee subdoelen: [1a] Centra voor Jeugd en Gezin en [1b] Eigen Kracht Conferenties. In de loop van 2010 zijn alle Friese gemeenten betrokken bij de vorming van een cjg, maar ze verschillen met betrekking tot de fase waarin het proces zich bevindt. In drie gemeenten zijn in december 2010 cjg’s gerealiseerd. De doelstelling om minimaal 20 gemeenten over een cjg te laten beschikken wordt in de loop van 2011 gerealiseerd. Eind 2012 beschikken alle Friese gemeenten over een cjg, uitgezonderd Vlieland, hier vormt het Sociaal Team en het Zorgadviesteam het cjg. Binnen de cjg’s moet de samenwerking tussen ouders, instellingen en onderwijs optimaal zijn. Daarom zijn de 27 Friese gemeenten in 2012 gezamenlijk aan de slag gegaan met het meten van de effectiviteit van hun cjg’s.
Eindevaluatie Sociale Agenda
13
Een Eigen Kracht Conferentie (ekc) is een methode waarbij mensen met hun netwerk een plan maken om met elkaar een oplossing te realiseren voor een probleem. In de periode 2008 – 2010 zijn er in ieder geval 14 ekc’s georganiseerd in verschillende gemeenten. In november 2011 zijn 16 ekc’s afgerond en in 2012 zijn acht van dergelijke conferenties gehouden. De Friese gemeenten zijn in voldoende mate in de gelegenheid gesteld om gebruik te maken van regelingen en inzet van expertise om ekc’s te organiseren. In verschillende gemeenten is daar gebruik van gemaakt. Het hanteren van ekc’s als middel om een netwerk te mobiliseren rond een probleem lijkt echter achter te blijven bij de ontwikkeling van de cjg’s. Een nadere inventarisatie van het draagvlak en de praktische toepasbaarheid lijkt in dat kader zinvol. Conclusie De Provinciale inzet, waaronder de begeleiding van Partoer, heeft ertoe geleid dat alle gemeenten nu over een cjg beschikken. Dat betekent dat deze doelstelling volledig is gerealiseerd. Op het terrein van de ekc’s is de inzet van KM en CMO Partoer zodanig geweest dat alle gemeenten in de gelegenheid zijn gesteld om kennis te nemen van en ervaring op te doen met deze vorm van het inzetten van sociale netwerken bij het oplossen van problemen met jongeren. Tot nu toe heeft een deel van de Friese gemeenten dit instrument ook daadwerkelijk gehanteerd. Op basis van deze stand van zaken komen wij m.b.t. de te leveren prestaties en de gerealiseerde doelstellingen tot de onderstaande beoordeling. Beleidsdoel gemeenten in Fryslân beschikken in 2011over een Centrum voor Jeugd en Gezin, Waar laagdrempelige gezin/ opvoedingsondersteuning en ‘eigen kracht’ conferenties gemakkelijk te verkrijgen zijn.
Prestatie
Doelrealisatie
Doelstelling 2: Methodiek voor de aanpak van jeugdproblematiek: communities that care: ctc “Veilig opgroeien” is de Nederlandse naam voor een van oorsprong Amerikaans programma: “Communities that Care”. Dit is een aanpak van de ontwikkeling van systematisch preventief jeugdbeleid. Het programma richt zich op het voorkomen van probleemgedrag bij kinderen en jongeren van nul tot achttien jaar. Deze methodiek richt zich op gemeenschapsniveau en is gericht op de cyclus: participatief onderzoek, probleemstelling, doelen, effectieve aanpak. In 2008 is in vier gemeenten een pilot gestart. Partoer CMO Fryslân heeft in 2009 de methodiek aan alle Friese gemeenten gepresenteerd. Ook is in dit jaar een vervolgpilot in de gemeente Leeuwarden gestart. Gemeenten geven aan de methodiek interessant te vinden, maar er geen prioriteit aan te willen geven. Wel levert onderzoek naar de effectiviteit in Leeuwarden bemoedigende resultaten op. Effecten van het programma zijn d.m.v. een onderzoek met herhaalde metingen in Leeuwarden vastgesteld. De daling van probleemgedragingen in Leeuwarden werd in de meting van 2006 al vastgesteld en kwam in de meting van 2009 en 2012 nog duidelijker naar voren. Het is van belang de know how niet verloren te laten gaan. De prioritering bij de gemeenten kan in de toekomst veranderen. De gegevens uit het onderzoek in 2012 worden door de gemeente Leeuwarden gebruikt als basis voor het ontwikkelen van jeugdbeleid op wijkniveau.
14
Eindevaluatie Sociale Agenda
Conclusie De beleidsuitvoering heeft geleid tot een goed en effectief programma, dat in een aantal gemeenten is uitgetest. Daarmee is de doelstelling gerealiseerd. Er is op basis van interventies elders een methodiek ontwikkeld die in vijf gemeenten is toegepast en het onderzoek naar de effectiviteit in Leeuwarden levert bemoedigende resultaten op. De gemeenten geven dit beleidsthema echter geen hoge prioriteit. Die prioritering zou – in het kader van de transitie van het sociale beleid - in de toekomst nog wel eens kunnen veranderen. Het is zaak de know how niet verloren te laten gaan. Beleidsdoel Een effectieve methodiek voor het komen tot een aanpak van jeugdproblematiek is voor Fryslân ontwikkeld.
Prestatie
Doelrealisatie
Doelstelling 3: Meer inzicht in de jeugdproblematiek In 2008 heeft er in de vier Nofa-gemeenten (Achtkarspelen, Kollumerland, Dantumadeel en Dongeradeel) een grootschalig onderzoek naar de jeugdproblematiek plaatsgevonden. Er is vanuit de Provincie aandacht voor dit soort onderzoek. In 2009 lanceert Partoer de jeugdmonitor Fryslân. Tegelijkertijd is een fluchskrift over de Friese jeugd verschenen. De Jeugdmonitor Fryslân biedt in digitale vorm cijfers en feiten over de Friese jeugd van 0 t/m 24 jaar. Deze cijfers worden steeds vaker in gemeentelijke nota’s opgenomen. 2010: publicatie van ‘Staat van de Friese jeugd. De Friese jeugd in vergelijking met de Nederlandse jeugd’. De publicatie bestaat uit een selectie van gegevens uit de Jeugdmonitor Fryslân. In 2012 verschijnen er drie fluchskriften in relatie tot de Jeugdmonitor Fryslân over de volgende thema’s: Bevolkingsontwikkeling Friese jeugd, Jeugdwerkloosheid en uitkeringen Friese jeugd, Onderwijsdeelname in Fryslân. Deze gegevens hebben de gemeenten nodig om goed voorbereid te zijn op de transitie van de jeugdzorg. Conclusie Aan de aanbodkant is er vooral in de jaren 2009 t/m 2012 de nodige informatie m.b.t. de stand van zaken van de Friese jeugd beschikbaar gekomen. In principe zullen de gebruikers van deze informatie meer inzicht in de jeugdproblematiek krijgen. In dat kader is het ook van belang vast te stellen dat de informatie uit de jeugdmonitor in toenemende mate een plaats krijgt in relevante gemeentelijke nota’s. In het kader van de transitie van het sociale beleid zal deze toename verder doorzetten. Op basis van deze stand van zaken komen wij tot de conclusie dat er in toenemende mate informatie over de jeugdproblematiek beschikbaar is. Het is echter niet duidelijk in hoeverre gemeenten nu een duidelijk inzicht hebben in deze problematiek, zowel qua inhoud en de ruimtelijke spreiding ervan. De meeste informatie is wel op gemeentelijk niveau beschikbaar. Of men er kennis van neemt is natuurlijk niet af te dwingen. De afdeling K&M heeft de te leveren prestaties grotendeels gerealiseerd, maar of dat bij de gemeenten heeft geleid tot meer inzicht is slechts gedeeltelijk het geval. Ook hier had het beleidsdoel meer SMART geformuleerd kunnen worden. Beleidsdoel Meer inzicht in jeugdproblematiek (specifiek in soorten, aantallen, spreiding, groepen
Eindevaluatie Sociale Agenda
15
Prestatie
Doelrealisatie
Doelstelling 4: Voorkoming voortijdig schoolverlaten De Provincie wil een sluitende aanpak ter voorkoming van voortijdig schoolverlaten op regionaal niveau. Hiertoe wil de Provincie haar krachten samen met die van Regionale meld- en coördinatiepunten bundelen. Een dergelijk proces kost tijd, verschillen in zienswijze tussen de verschillende Rmc-regio’s vragen om een zorgvuldig proces. In 2009 tekenden alle drie Rmcregio’s en de Provincie een samenwerkingsovereenkomst. Voortijdige schoolverlaters zijn jongeren tot 23 jaar die tijdens het betreffende schooljaar het onderwijs verlaten zonder een diploma Havo of Mbo niveau 2. De percentages schoolverlaters in de drie Rmc-regio’s in Friesland in de jaren 2005 – 2009 zijn gedaald en steken redelijk gunstig af ten opzichte van de landelijke percentages. Het aandeel vroegtijdig schoolverlaters is in 2012 in Friesland iets lager dan het landelijk gemiddelde. De Provincie is erin geslaagd om met die drie Rmc-regio’s een verdere kwaliteitsverbetering in de aanpak van deze hardnekkige problematiek tot stand te brengen. In de onderstaande tabel zijn de percentages voortijdige schoolverlaters van vijf recente schooljaren vermeld. Regio Friese Wouden Zuidwest Fryslân Fryslân Noord Nederland
Schooljaar 06-07 3.4% 2.7% 4.0% 4.2%
07-08 3.2% 2.5% 3.4% 3.9%
08-09 3.1% 2.5% 3.4% 3.6%
09-10 2.8% 2.1% 2.9% 3.0%
10-11 2.6% 2.4% 2.9% 2.9%
Conclusie Er is met de drie RMC regio’s een convenant afgesloten met als doel een sluitende aanpak van het voortijdig scholverlaten te realiseren. De VSV percentages steken gunstig af tegen het landelijk gemiddelde. Bovendien zijn de percentages voortijdige schoolverlaters de laatste jaren geleidelijk gedaald. We kunnen op basis van de beschikbare gegevens niet concluderen dat het netwerk volledig sluitend is, maar wel dat het netwerk voor een systematische daling van het aantal voortijdige schoolverlaters heeft gezorgd. Vandaar dat we tot de conclusie komen dat de doelstelling grotendeels is gehaald. Beleidsdoel Een sluitende aanpak in de keten van Voortijdig Schoolverlaten op regionaal niveau
Prestatie
Doelrealisatie
Doelstelling 5: Matiging alcoholgebruik onder jongeren In 2008 ligt er een provinciaal programma tot matiging van alcoholgebruik onder jongeren. In het kader van het Fries jeugd- en alcoholbeleid is de communicatiecampagne “nuchtere Fries” gestart, een jeugdfonds ingesteld en een “peer to peer”-project opgezet, waarin doelgroepjongeren door leeftijdsgenoten worden begeleid. Er is een ontwikkelsubsidie verstrekt voor een pilot alcoholpoli MCL. De pilot is gericht op onderzoek naar het psychologisch functioneren van jongeren en de begeleiding van jongeren na alcoholmisbruik. In 25 gemeenten is alcoholbeleid geformuleerd, gericht op matiging onder jongeren. In 2010 zijn er aan 14 gemeenten subsidies verstrekt voor het treffen van maatregelen om het alcoholgebruik onder jongeren terug te dringen. In de loop van 2013 zijn de resultaten van GO jeugd 2012 van de GGD Fryslân bekend geworden. Uit gegevens van het gezondheidsonderzoek Jeugd van GGD Fryslân (2008) blijkt dat 63%
16
Eindevaluatie Sociale Agenda
(2012: 54%)van de Friese jeugd (12 t/m 18 jaar) wel eens alcohol drinkt. De meest gangbare leeftijd om met het drinken van alcohol te beginnen is 13 jaar (2012: 13,5). Bij 12 t/m 18 jarige jongeren in Friesland die tijdens minimaal één gelegenheid 5 glazen of meer nuttigen (bingedrinker), ligt het percentage van 38% (2012: 32%) in vergelijking met de 36% landelijk, hoger. De jongeren tussen de 16 en 18 jaar vallen het meest op, samen met Mbo leerlingen, omdat ze meer drinken dan andere jongeren. De Provincie heeft zich stevig ingezet om deze problematiek te doen verminderen. Er is gestart met het op maximaal eenduidige methodiek verzamelen van cruciale gegevens rond alcoholgebruik. Aangezien dit in het verleden onvoldoende is gedaan, kunnen er nog geen uitspraken worden gedaan over doelrealisatie op het niveau van de provincie Fryslân. Het onderzoek dat in 2012 in de gemeente Leeuwarden in het kader van CTC werd gehouden levert t.a.v. het alcoholgebruik onder jongeren interessante gegevens op. Het onderzoek toont namelijk aan dat het alcoholgebruik is afgenomen sinds eerdere onderzoeken, evenals het gemiddeld aantal glazen dat jongeren per maand nuttigen. In 2009 dronk 45% van de jongeren wel eens alcohol, in 2012 is dit 39%. Het gemiddelde aantal glazen alcohol dat per maand wordt gedronken is afgenomen van 9 in 2009 naar 7 in 2012. Het ‘bingedrinken’ in de gemeente Leeuwarden is afgenomen van 6 naar 4% Hoewel dit onderzoek dus niet representatief is voor de hele provincie zijn de resultaten bemoedigend te noemen. Binnenkort zal er m.b.t. dit beleidsthema een Eindevaluatie Jeugd en Alcohol in Fryslân verschijnen. Conclusie De Provincie heeft zich stevig ingezet om dit beleidsthema te agenderen en door middel van gerichte interventies de problematiek te doen verminderen. Er is gestart met het verzamelen van cruciale gegevens rond alcoholgebruik, daarbij wordt er na een ongelukkige start nu terecht gestreefd naar maximale eenduidigheid in de methodiek van dataverzameling. Op basis van deze stand van zaken kan er geconcludeerd worden dat er m.b.t. de beleidskant duidelijke vorderingen zijn gemaakt: 25 gemeenten voeren beleid op dit terrein. Over de doelrealisatie op provinciaal niveau moeten we voorzichtig zijn, maar binnen de gemeente Leeuwarden zijn de eerste successen waarneembaar. Het onderzoek binnen de gemeente Leeuwarden(2012) levert bemoedigende resultaten op. Het is niet geheel uit te sluiten dat de economische crisis dit effect voor een deel zou kunnen veroorzaken. Beleidsdoel Als jongeren alcohol drinken, dan is de start op latere leeftijd en wordt gemiddeld minder gedronken. Het aantal excessieve jonge drinkers neemt bovendien af
Prestatie
Doelrealisatie
Doelstelling 6: Verhoging van de professionaliteit in de voorschoolse educatie. Op dit terrein zien we twee ontwikkelingen die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. A. Het beleid van de drie overheden gericht op de implementatie van kwalitatief goede VVEprogramma’s en het scholen van de leidsters om deze programma’s op een optimale wijze in te zetten. In de tussenevaluatie hebben we gemeld dat een aantal Friese gemeenten nog geen aanbod in de vorm van erkende VVE-programma’s hadden gerealiseerd. Wat op dit moment de stand van zaken is, valt niet precies aan te geven. De Inspectie van het Onderwijs heeft onlangs op landelijk niveau een eerste bestandsopname gepubliceerd over de kwaliteit van de Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) in de gemeenten die middelen ontvangen om in deze sector beleid op het terrein van het voorkomen van onderwijsachterstanden te voeren. Dat zijn 360 van de in totaal 408
Eindevaluatie Sociale Agenda
17
gemeenten. In de onderstaande tabel geeft de Inspectie per beoordeeld thema aan hoe het met de kwaliteit van de VVE op gemeentelijk niveau is gesteld, geclusterd in twee groepen: ‘verbeterpunt’ en ‘voldoende’: Tabel De kwaliteit van het gemeentelijke vve-beleid Verbeterpunt Voldoende Definitie ‘doelgroepkind’ (a1) 28% 72% Integraal vve-programma (a5) 33% 67% Gemeentelijke vve-coördinatie (b) 35% 65% Externe zorg (a6) 38% 63% Toeleiding (a3) 60% 40% Bereik (a2) 60% 40% Gemeentelijke vve-kwaliteitszorg [c] 68% 33% Doorgaande lijn (a8) 81% 18% Vve-resultaten (a9) 86% 15% Interne kwaliteitszorg (a7) 88% 13% Ouderbetrokkenheid (a4) 90% 11%
Uit de tabel blijkt dat de meeste gemeenten een definitie van ‘doelgroepkind’ hebben geformuleerd. Ook wordt in meer dan de helft van de gemeenten de uitvoering van VVE gecoördineerd, is duidelijk welk integraal VVE-programma er kan worden gebruikt en zijn er afspraken over de inzet van externe zorg voor peuters en kleuters. Het gemeentelijke VVE-beleid schiet op alle andere onderzochte aspecten tekort. Dit betekent dat bijna alle gemeenten beleid dienen te ontwikkelen en te verbeteren op onderstaande punten: 1. ouderbetrokkenheid; 2. interne kwaliteitszorg van de voor- en vroegscholen; 3. de doorgaande lijn van voor- naar vroegschoolse educatie; 4. gemeentelijke VVE-kwaliteitszorg; 5. het bereik van doelgroeppeuters; 6. de toeleiding naar vve; 7. de VVE-resultaten. De bovengenoemde kenmerken 1, 2, 3 en 7 zijn sterk gerelateerd aan de professionaliteit van de pedagogisch medewerkers van de kindercentra. In de bijlage van het rapport geeft de Inspectie per gemeente een gemiddelde score op 13 indicatoren. De gemiddelden van de provincie wijken op 9 indicatoren iets af van het landelijk gemiddelde. Bij 1 indicator ligt het gemiddelde van Fryslân tenminste 0.1 boven het landelijk gemiddelde, maar bij 8 indicatoren ligt het Friese gemiddelde tenminste 0.1 onder het landelijk gemiddelde. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat Fryslân in 2011 de provincie was met veruit de laagste bijdrage uit het landelijke budget voor het Onderwijs Achterstanden Beleid (OAB). Het betekent wel dat er ook in onze provincie nog gewerkt zal moeten worden aan een verdere verbetering van de professionaliteit in deze sector. B. De Rijksuniversiteit Groningen (RuG) heeft in nauwe samenwerking met CMO Partoer onderzoek gedaan naar de inhoud en de praktische bruikbaarheid van een wetenschappelijk verantwoord instrument (GOLDTM-NL) waarmee leidsters de ontwikkeling van de jonge kinderen kunnen monitoren.
18
Eindevaluatie Sociale Agenda
6
In een academisch proefschrift (Bijlsma-Smoorenburg, 2013) wordt verslag gedaan van in welke mate kindercentra in 3 gemeenten in staat zijn om systematisch en planmatig met GOLD te werken. De professionals hebben bijna een jaar lang met GOLD gewerkt, (1) de psychometrische kwaliteit van het instrument is onderzocht, (2) de praktische bruikbaarheid van het volgmodel is onderzocht en (3) het draagvlak voor een bredere implementatie van GROEI is in 3 focusgroepsgesprekken onderzocht. Het instrument [een kindvolgsysteem] is betrouwbaar en valide en kan na een training door de pedagogisch medewerkers van kindercentra goed worden gehanteerd. Vijf gemeenten hebben in het voorjaar 2013 een concreet werkplan opgesteld met daarin de volgende te realiseren resultaten: - 3 gemeenten gaan vervolgtrajecten starten met implementatie/ scholing observatiesysteem GOLD; - Er wordt een integraal werkproces ontwikkeld en geïmplementeerd voor het realiseren van een doorgaande lijn voorschools-vroegschools, maar ook voor de samenwerking tussen voorschoolse, ouders en andere professionals die het gezin (moeten) ondersteunen. Conclusie Binnen de voorschoolse educatie in Fryslân wordt er in grote mate met erkende programma’s gewerkt. Bovendien is er een instrument ontwikkeld waarmee de leidsters de ontwikkeling van de kinderen op een wetenschappelijk verantwoorde wijze kunnen volgen. Aan de aanbodkant zijn dus forse stappen gezet en in de praktijk van de kindercentra is de implementatie gaande of wordt binnenkort in gang gezet. Dat betekent dat de te leveren prestaties grotendeels zijn gerealiseerd, maar dat de realisatie van de beleidsdoelen nog de nodige tijd en inzet zal vergen. De Inspectie van het Onderwijs geeft aan dat onder andere de professionaliteit op het terrein van signaleren en interveniëren voor verbetering vatbaar is, zowel in Fryslân als de rest van ons land. Dat betekent dat de beleidsdoelen gedeeltelijk zijn gehaald. Ook bij deze doelstelling moeten we aangeven dat de formulering van de doelstelling niet al te SMART is. Beleidsdoel
Prestatie
Doelrealisatie
Meer professionaliteit in de voorschoolse periode (peuterspeelzaalwerk en kinderopvang) met betrekking tot signaleren en interveniëren
Doelstelling 7 en 10: De Verwijsindex en één kind één plan De verwijsindex is een goed hulpmiddel om het werken volgens het principe van “één kind één plan” goed te kunnen realiseren. Er is een categorie kinderen dat risico’s loopt of met problemen kampt. Het is belangrijk dat we die kinderen in beeld krijgen en houden. Sommige kinderen hebben hulp nodig. Om hen goed te helpen is een gezamenlijke aanpak van de organisaties nodig, die met dit kind te maken hebben, samenwerking tussen leerkrachten, hulpverleners en instanties. De verwijsindex zorgt hiervoor. Het is een systeem waarin hulpverleners en andere professionals de persoonsgegevens registreren van de kinderen waarover zij zich zorgen maken. Hulpverleners weten elkaar hierdoor snel te vinden (match). In 2011 is de Verwijsindex in alle 27 Friese gemeenten operationeel nadat deze gemeenten al eerder het samenwerkingsconvenant Verwijsindex Fryslân (VIF) hebben ondertekend.
Eindevaluatie Sociale Agenda
19
Het afgeven van een signaal leidt vaker tot een match. Het percentage signalen dat in 2012 (t/m 3e kwartaal) tot een match leidt is 35% (in 2011 was dit 29%; 2010 15%, 2009 6%). In 2012 zijn er tot 1 oktober 4513 jeugdigen met een signaal. Dit heeft geleid tot 1574 matches. Conclusie Dit beleidsthema heeft een nadrukkelijke relatie met de thema’s: Centra voor Jeugd en Gezin en het integraal begeleiden van kinderen/jongeren op basis van het principe van “één kind één plan”. De gegevens rechtvaardigen de conclusie dat de doelstelling m.b.t. de Verwijsindex grotendeels is gerealiseerd. Het op basis van dit hulpmiddel daadwerkelijk integraal samenwerken van professionals t.b.v. kinderen die zich niet optimaal ontwikkelen [één kind één plan] laat de afgelopen jaren een bemoedigende groei van het aantal matches zien. Beleidsdoel Minimaal 20 gemeenten werken met één integraal systeem voor risicosignalering. Een verdere ontwikkeling van het werken volgens het principe: één kind één plan;
Prestatie
Doelrealisatie
Doelstelling 8: Effectief programma opvoedingsondersteuning Het van oorsprong Australisch programma voor opvoedingsondersteuning, Triple P (Positief Pedagogisch Programma), richt zich op ouders met kinderen tussen 1 en 12 jaar. Het is een gevarieerd ondersteuningsprogramma, dat opvoeden makkelijker en plezieriger wil maken. Bij de ouders ligt het accent sterk op het realiseren van competent ouderschap. De effectiviteit van Triple P wordt door een
groot aantal internationale studies wetenschappelijk onderbouwd. In 2008 is in Fryslân in 4 gemeenten de implementatie van dit programma van start gegaan. Met ingang van 2012 voert de jeugdgezondheidszorg in alle gemeenten/cjg’s opvoedingsondersteuning uit middels Triple P interventies op niveau 2 en 3 (voorlichting- en adviesgesprekken). De instanties die met Triple P werken zullen begin 2013 worden gevraagd een overeenkomst te ondertekenen, waardoor de toepassing van dit programma tot en met 2015 is gegarandeerd. GGD Fryslân blijft voor ondersteuning beschikbaar. Conclusie. Er is nu een beproefd programma voor opvoedingsondersteuning beschikbaar. Het onderzoek naar de effectiviteit van dit programma is op provinciaal niveau gepresenteerd. Daarmee zijn de gewenste resultaten volgens schema behaald. Het programma wordt door de jeugdgezondheidszorg provinciebreed toegepast en er zijn garanties dat het programma op deze manier tot en met 2015 beschikbaar blijft. Beleidsdoel Beschikbaarheid van één of meer effectieve programma’s en een stijging van de inzet voor opvoedingsondersteuning (specifiek bij kwetsbare groepen)
Prestatie
Doelrealisatie
Doelstelling 9: Jongeren voldoen aan de nationale beweegnorm In de sportnota hanteren wij de volgende doelstelling met betrekking tot het percentage volwassenen en jeugdigen dat aan de nationale beweegnorm voldoet: minimaal 70% voor volwassenen en 50% voor jeugd. Het gaat hier specifiek om de doelgroep jongeren van 12 t/m 18 jaar.
20
Eindevaluatie Sociale Agenda
Uit de gegevens van het onderzoek van de GGD blijkt dat de doelstelling voor deze leeftijdsgroep niet wordt gehaald. In 2008 voldoet 13% van deze groep aan de Nederlandse Norm voor Gezond Bewegen (NNGB). In 2012 is dit percentage met 11% licht gedaald. Op nationaal niveau zien we tussen 2008 en 2012 een grotere daling van 20% naar 15%. We hebben in Fryslân nog een weg te gaan om het percentage op het gewenste niveau te krijgen. Het is een eerste verdienste dat het percentage in onze provincie slechts licht is gedaald, terwijl er landelijk een daling valt te constateren. Het vergt blijkbaar de nodige inzet om de landelijk zichtbare neerwaartse trend te doen keren. In onze provincie heeft Sport Fryslân zich - in samenwerking met het onderwijs – ingezet om deze thematiek goed onder de aandacht van de doelgroep te krijgen. Hieronder geven we die inzet kort weer. • WhoZnext. Gericht op participatie van jongeren om zelf activiteiten te organiseren voor eigen doelgroep. Er zijn gemiddeld vijf nieuwe teams per jaar opgezet. • VMBO in beweging. Gericht op VMBO scholen en met verschillende lesmethodes en beweegprojecten. Gemiddeld hebben vijf VMBO scholen per jaar deelgenomen. Deze interventie is overgegaan op Dubbel Actief: gericht op 60 minuten (2x30 minuten) bewegen en inzetbaar voor alle voortgezet onderwijs. De afgelopen schooljaren hebben gemiddeld vijf scholen per jaar deelgenomen. • Sportmix, later overgegaan in Time4You (Leeuwarden) en Sports4You (Drachten) en Dubbel Actief (Sneek). Gericht op het Praktijkonderwijs. De afgelopen vijf jaar hebben alle scholen voor Praktijkonderwijs een project uitgevoerd. In het huidige schooljaar doen zes scholen mee (in drie plaatsen). • De Gezonde School (samenwerking Sport Fryslân met GGD Fryslân). Gericht op alle scholen voor voortgezet onderwijs (inclusief interventies als Do-it en Dubbel Actief). In 2012 deden zeventien scholen voor voortgezet onderwijs mee. Plaatst men deze specifieke doelstelling in een wat breder kader, dan is het verheugend te constateren dat het percentage binnen de leeftijdsgroep 19 tot 64 jaar een substantiële stijging laat zien. In 2010 is dit percentage 48% en voor 2012 stelt de GGD een percentage van 67% vast. Conclusie Dankzij een gerichte inzet op de doelgroep doet een landelijke neerwaartse ontwikkeling zich in Fryslân slechts in geringe mate voor. De inspanningen van Sport Fryslân binnen het onderwijs hebben hier een bijdrage aan geleverd. We kunnen constateren dat de beoogde doelgroep in hoge mate is bereikt. Er zal echter wel een stevig aantal gerichte interventies noodzakelijk blijven om het percentage jongeren dat aan de beweegnorm voldoet te laten stijgen. Het is in dit kader de vraag of er ook niet sprake kan zijn van een effect op wat langere termijn. Het is mogelijk dat de informatie van het gerichte sportbeleid wel bij de doelgroep overkomt, maar dat de betreffende jongeren pas na enige jaren de consequenties daarvan volledig in hun gedrag doorvoeren. Op basis van deze gegevens komen wij tot de conclusie dat de prestaties grotendeels zijn gerealiseerd en dat er – gezien de situatie in Fryslân ten opzichte van het landelijke beeld – sprake is van een gedeeltelijke doelrealisatie. Beleidsdoel Een toename van het aantal 12 t/m 18 jarigen dat aan de NNGB voldoet.
Eindevaluatie Sociale Agenda
21
Prestatie
Doelrealisatie
Doelstelling 11: Een sluitende aanpak van kindermishandeling Jaarlijks krijgen op zijn minst 100.000 kinderen in Nederland te maken met mishandeling.Het aantal meldingen van kindermishandeling wordt uitgedrukt in het percentage van het totale aantal 0 – 17 jarigen waarover een of meer meldingen wordt gedaan. In de onderstaande tabel staan de percentages voor Fryslân in vergelijking met de Nederlandse gemiddelden.
Fryslân Nederland
Jaar 2004 0.25% 0.29%
2008 0.99% 0.70%
2010 1.33% 0.83%
Het valt op dat de percentages in Fryslân steeds boven het landelijk gemiddelde liggen. Bovendien zijn de Friese percentages over de jaren heen iets sneller toegenomen. Een hoger percentage en/of een stijging van het aantal meldingen van kindermishandeling hoeft niet per definitie slecht te zijn. Als gevolg van trainingen van professionals in het onderwijs en de verhoogde aandacht voor het fenomeen in zijn algemeenheid neemt het aantal meldingen toe. Dat zou men kunnen omschrijven als het “zoeklichteffect”. In 2009 is de gemeente Leeuwarden de trekker geworden van het project Regionale Aanpak kindermishandeling (RAAK). Er is een projectteam gevormd en de aanpak kindermishandeling is vastgesteld. De Provincie heeft een subsidie verstrekt voor een tweejarig project. Het werkplan van het projectteam is opgesteld. Er is een programma “train de trainer” uitgevoerd. De implementatie van een meldcode en de realisering van de noodzakelijke scholing in het voortgezet onderwijs en het MBO, is uitgevoerd. In 2010 is een trainingsprogramma uitgevoerd waarbij professionals in het basisonderwijs en de voorschoolse educatie zijn getraind in het signaleren van kindermishandeling. Vanaf eind 2009 tot september 2011 hebben ruim 1200 beroepskrachten de basis training preventie en aanpak kindermishandeling en huiselijk geweld gevolgd. In 2011 zijn er 53 trainingen gegeven voor 795 professionals uit de bovengenoemde sectoren. In voorbereiding zijn afspraken voor het trainen van 600 beroepskrachten in 2012. (bron: Partoer CMO Fryslân, adviseur Jeugd). Het Advies en Meldpunt Kindermishandeling heeft meer bekendheid gekregen. De uitwerking om te komen tot een provinciaal sluitende aanpak loopt op schema. Conclusie Er is de afgelopen jaren op een systematische wijze een start gemaakt met het realiseren van een sluitende aanpak op het gebied van kindermishandeling. In deze startfase is – zeer begrijpelijk – de aandacht vooral gericht op het signaleren en melden van kindermishandeling. Het trainen van professionals in het onderwijs is daar een goed voorbeeld van. De uitwerking om te komen tot een provinciaal sluitende aanpak loopt op schema. Als gevolg van deze trainingen en de verhoogde aandacht voor het fenomeen in zijn algemeenheid neemt het aantal meldingen toe. Dat zou men kunnen omschrijven als het “zoeklichteffect”. In de ambitieuze doelstelling staan echter nog de functies voorkomen en stoppen vermeld. Dat vergt een systematische uitbouw van de gewenste sluitende aanpak en dat kan alleen maar in goede samenwerking tussen burgers, instellingen die met kinderen werken en de overheden. We komen op basis van deze stand van zaken tot de conclusie dat er op het terrein van het signaleren van kindermishandeling en huiselijk geweld flinke stappen vooruit zijn gezet. Op de functies voorkomen en stoppen van kindermishandeling en huiselijk geweld zijn nog geen successen te melden. Dat betekent dat het beleidsdoel nog maar gedeeltelijk is gerealiseerd.
22
Eindevaluatie Sociale Agenda
Beleidsdoel Een sluitende aanpak van het voorkomen, signaleren en stoppen van kindermishandeling.
Prestatie
Doelrealisatie
Samenvattend overzicht In de onderstaande tabel geven we de mate van realisatie van de prestaties en de beleidsdoelen overzichtelijk weer. NUM 1A 1B 2 3 4 5
6
7 8
9 10 11
DOELSTELLING Minimaal 20 gemeenten in Fryslân beschikken in 2011 over een Centrum voor Jeugd en Gezin, waar laagdrempelige gezin/ opvoedingsondersteuning en ‘eigen kracht’ conferenties gemakkelijk te verkrijgen zijn. Een effectieve methodiek voor het komen tot een aanpak van jeugdproblematiek is voor Fryslân ontwikkeld. Meer inzicht in jeugdproblematiek (specifiek in soorten, aantallen, spreiding, groepen) Een sluitende aanpak in de keten van Voortijdig Schoolverlaten op regionaal niveau Als jongeren alcohol drinken, dan is de start op latere leeftijd en wordt gemiddeld minder gedronken. Het aantal excessieve jonge drinkers neemt bovendien af Meer professionaliteit in de voorschoolse periode (peuterspeelzaalwerk en kinderopvang) met betrekking tot signaleren en interveniëren Minimaal 20 gemeenten werken met één integraal systeem voor risicosignalering Beschikbaarheid van één of meer effectieve programma’s en een stijging van de inzet voor opvoedingsondersteuning (specifiek bij kwetsbare groepen) Toename van het aantal jongeren tussen 12 en 18 jaar dat aan de nationale beweegnorm voldoet Een verdere ontwikkeling van het werken volgens het principe: één kind één plan; Een sluitende aanpak van het voorkomen, signaleren en stoppen van kindermishandeling.
PRESTATIE
DOEL
Bij de prestaties zijn 11 van de 12 grotendeels of volledig gerealiseerd, dat komt neer op 92%. Bij de realisatie van de doelen zijn er 4 volledig en 3 grotendeels gerealiseerd. Als we deze twee categorieën samenvoegen – omdat de interventies van de provincie niet de enige factor is die deze realisatie bepaalt – dan komen we uit op 58%. Op 5 van de 12 beleidsdoelen [3, 5, 7. 9 en 10] is er ten opzichte van de tussenevaluatie vooruitgang in de mate van realisatie geboekt en bij de overige 6 doelstellingen is de mate van realisatie gelijk gebleven. Al met al kunnen we tevreden zijn over wat er binnen dit thema is gerealiseerd, waarbij wel moet worden opgemerkt dat niet alle beleidsdoelen even SMART geformuleerd zijn.
Eindevaluatie Sociale Agenda
23
2.2
Maatschappelijke Participatie
In dit deelhoofdstuk schetsen wij op hoofdlijnen de stand van zaken binnen dit beleidsthema van de Sociale Agenda. We beschrijven dit op basis van de doelstellingen van dit beleidsthema. Elke paragraaf wordt afgesloten met een conclusie en op het eind van het deelhoofdstuk vatten we het een en ander samen.
Doelstelling 1: Zicht op aard en omvang problematiek van mensen in een achterstandssituatie. We hebben niet veel informatie over het aantal gemeenten dat goed op de hoogte is van de aard, omvang en lokalisering van de problematiek van mensen in een sociale achterstandssituatie. In de nulmeting van 2008 wordt gesteld dat 5 gemeenten goed van deze problematiek op de hoogte zijn. We kunnen op basis van de beschikbare gegevens niet concluderen, dat de Friese gemeenten meer inzicht hebben gekregen in de problematiek van mensen in sociale achterstand. Vanaf 2011 zijn er per gemeente overzichten van deze doelgroepen beschikbaar. Het gaat dan om de omvang en lokalisering (per gemeente) van de volgende subgroepen: daken thuislozen, verslaafden, mensen met een langdurig laag inkomen, mensen met problematische schulden, alleenstaanden, eenoudergezinnen, kwetsbare allochtone groepen (niet-westerse allochtonen 1e generatie). Deze gegevens zijn te vinden op IKP Participatie. Sinds 2012 staan veel van deze gegevens per gemeente online in de Monitor Fryslân op www.monitorfryslan.nl . Het draagvlak voor dit beleidsveld was in 2011 nog niet bij alle gemeenten optimaal, aanwezig, maar is in het kader van de naderende decentralisatie van het sociale domein inmiddels fors toegenomen. In het kader van de transitie van het sociale domein werken provincie en Partoer in overleg met de Friese gemeenten aan een adequaat en werkbaar digitaal systeem van relevante data om de gemeenten in staat te stellen op het sociale domein optimaal beleid te kunnen voeren. Conclusie Deze doelstelling is de laatste jaren in een wat andere beleidscontext komen te liggen. Daarmee is de realisatie van deze doelstelling in hoge mate urgent geworden. Met de introductie van het project “de sociale spiegel” begin 2013 wil de provincie een bijdrage leveren aan een betrouwbaar systeem van data waarop gemeenten hun beleid kunnen formuleren, uitvoeren en monitoren. Aan de aanbodkant zijn er al enige jaren de nodige stappen gezet, maar de gemeenten streven naar betrouwbare databestanden op een zo laag mogelijk aggregatieniveau. Vanuit het kennis instituut van de VNG [KING] wordt er benadrukt dat gemeenten bij de realisatie van deze forse opgave de regionale samenwerking zullen moeten zoeken. Vanuit deze context geredeneerd kunnen we niet concluderen dat deze doelstelling geheel of grotendeels zou zijn gerealiseerd. We zijn redelijk goed op weg, maar we zijn er nog zeker niet. Tenslotte merken we nog op dat de doelstelling niet echt SMART is geformuleerd. Beleidsdoel Friese gemeenten hebben meer zicht op de aard, omvang en lokalisering van mensen die in sociale achterstandssituatie verkeren.
24
Eindevaluatie Sociale Agenda
Prestatie
Doelrealisatie
Doelstelling 2: Meer gebruik faciliteiten gemeenten en rijk De primaire verantwoordelijkheid voor armoedebestrijding ligt bij het Rijk en de gemeenten. De Provincie Fryslân zag in 2007 als meerwaarde van een provinciale aanpak armoedebestrijding: Het coördineren, stimuleren en faciliteren van zaken die een bovengemeentelijke aanpak vragen Het bij elkaar brengen van expertise op het gebied van armoedebestrijding. De uitvoering van het provinciale armoedebeleid is in de periode 2007 – 2010 door het college van GS in samenwerking met de Taskforce Armoedebestrijding uitgevoerd. In 2008 is er een nulmeting Armoede Fryslân verricht in het kader van de beleidsevaluatie provinciaal armoedebeleid. Hieruit kwam naar voren dat gemeenten niet goed weten hoe groot de doelgroep is die in aanmerking komt voor het gebruik van inkomensvoorzieningen. In het kader van het armoedebeleid is er in de periode 2008 – 2011 een aantal initiatieven ontwikkeld om het gebruik van inkomensvoorzieningen door mensen in een achterstandssituatie te bevorderen. In de eindrapportage van de Taskforce Armoedebestrijding wordt een overzicht van deze projecten gegeven. Wij vatten deze lijst van 20 projecten in het onderstaande overzicht zeer beknopt samen. Naam Project Eigenaar Doelgroep Doelstelling Resultaat Budget
Fonds een goed begin Jeugdhulp Friesland Jongeren met schulden en hun directe omgeving Per jaar 100 jeugdigen met schulden of materiële tekorten bereiken Bijna 400 jeugdigen in behandeling genomen: 80% met goed resultaat € 173.250
Naam Project Eigenaar Doelgroep Doelstelling Resultaat Budget
Leergeld De vier stichtingen Leergeld in Fryslân Schoolgaande kinderen en jongeren in Fryslân die in armoede leven De doegroep laten meedoen op school, sport, hobby’s en culturele activiteiten In totaal ongeveer 1230 kinderen/jongeren geholpen € 550.000
Naam Project Eigenaar Doelgroep Doelstelling
Preventiemedewerkers Kredietbank Nederland Personen die in de schuldsanering zitten Kwaliteit schuldsanering verbeteren, aantal saneringen met 10% reduceren en inzetten op preventie bij jongeren Reductie door economische crisis niet gehaald. Veel jongeren bereikt. € 245.000
Resultaat Budget
Naam Project Eigenaar Doelgroep Doelstelling
Bevorderen interventiekracht Adviesteams HVD Friesland Mensen met complexe schuldproblematiek en leden van de sociale teams Mensen in complexe financiële problemen bijstaan Leden van sociale teams scholen in signaleren en helpen bij financiële problemen
Eindevaluatie Sociale Agenda
25
Resultaat Budget
Naam Project Eigenaar Doelgroep Doelstelling Resultaat
Experts ingezet bij 35 crisisgevallen, 220 leden sociale teams geschoold. Door 2 congressen 200 professionals bereikt. € 210.000
Budget
Integrale armoedebestrijding De arme kant van Fryslân Mensen die in armoede leven en de lokale infrastructuur armoedebestrijding De lokale samenwerking tussen vrijwilligers en professionals verbeteren In 2010: 45 vrijwilligers geschoold, 1039 huisbezoeken, bijeenkomsten met 730 bezoekers € 240.000
Naam Project Eigenaar Doelgroep Doelstelling Resultaat Budget
Sulveren Stipe; uitzendbureau voor senioren Dienst SoZaWe NW Fryslân Senioren met een inkomen op het sociale minimum De maatschappelijke participatie van deze doelgroep verbeteren door betaald werk 218 senioren ingeschreven = 58% van de doelgroep € 148.000
Naam Project Eigenaar Doelgroep Doelstelling Resultaat Budget
SMART Communities Burenhulpcentrale Gemeente Leeuwarden Bewoners die een laag inkomen hebben in Bilgaard en de rest van Leeuwarden Middels ICT bieden bewoners van een wijk elkaar informele diensten aan Een zeer geringe deelname € 45.000
Naam Project Eigenaar Doelgroep Doelstelling Resultaat Budget
Samenwerkende Voedselbanken Stichting Samenwerkende Voedselbanken Friesland SSVF Mensen die in armoede leven Verbetering van efficiency door samenwerking en goede opslag in Drachten Toename van efficiency en groei aantal voedselbanken € 45.000
Naam Project Eigenaar Doelgroep Doelstelling
Friese Stichting voor Urgente Noden SUN Gemeente Leeuwarden Mensen in de hulpverlening die financieel tussen wal en schip vallen In samenwerking met overheden en instellingen hulp bieden in financiële noodsituaties SUN Friesland is sinds oktober 2010 actief en krijgt 3 jaar de tijd om zich te bewijzen. Diverse fondsen hebben hun steun aan SUN toegezegd. € 456.750
Resultaat Budget
Naam Project Eigenaar Doelgroep
26
Signaleren van armoede in de thuiszorg Thuiszorg Het Friese Land en andere instellingen Cliënten die zorg ontvangen van thuiszorg, kraamzorg of jeugdgezondheidszorg en die in armoede leven.
Eindevaluatie Sociale Agenda
Doelstelling Resultaat Budget
Naam Project Eigenaar Doelgroep Doelstelling Resultaat Budget
Naam Project Eigenaar Doelgroep Doelstelling Resultaat Budget
Naam Project Eigenaar Doelgroep Doelstelling Resultaat Budget
Naam Project Eigenaar Doelgroep Doelstelling Resultaat Budget
Naam Project Eigenaar Doelgroep Doelstelling Resultaat Budget
Medewerkers worden getraind om op een professionele wijze armoede te signaleren en dit te melden bij het algemeen maatschappelijk werk. In 2010 participeerden 17 gemeenten en zijn er ruim 1900 medewerkers getraind. € 134.850
Huis voor Jongeren Zienn Jongeren van 18 t/m 25 jaar die dak- en/of thuisloos zijn. Een integrale begeleiding zodat problemen worden opgelost en er weer een traject met perspectief wordt ingezet. In 2010 zijn 76 jongeren in begeleiding en 41 zijn er succesvol uitgestroomd. € 180.000
Ping Kredietbank Nederland i.s.m. gemeenten en UWV Mensen die als gevolg van werkloosheid hun inkomen zien dalen. De doelgroep vroegtijdig van financieel advies te voorzien door een loket op de zes werkpleinen in Fryslân te realiseren. Op drie van de zes werkpleinen is er een loket waar per maand ruim 40 adviesvragen worden gesteld. € 175.000
Jeugd Sportfonds Fryslân JSF Stichting JSF uitvoering door Sport Fryslân Jongeren tot 18 jaar van minder draagkrachtige ouders/verzorgers De doelgroep de kans geven te sporten door financiële steun op het terrein van de contributie en sportattributen. In 2011 zijn ruim 500 jongeren dankzij het JSF gaan sporten. € 129.000
Versterking sociale structuur Leger des Heil Goede samenwerking realiseren tussen medewerkers van het Leger en de professionele hulpverlening Medewerkers scholen in het signaleren en doorverwijzen bij problemen en ernstige tekortkomingen Proces van informeren en scholing is in gang gezet. € 75.000
Klasse!Kas Kredietbank Nederland Leerlingen in de bovenbouw van het basisonderwijs Doordat leerlingen samen een Kas en Kasboek beheren leren ze op een gezonde manier met geld om te gaan. Men wil dit project op 280 basisscholen uitzetten. € 113.100
Eindevaluatie Sociale Agenda
27
Naam Project Eigenaar Doelgroep Doelstelling Resultaat Budget
Naam Project Eigenaar Doelgroep Doelstelling
Resultaat Budget
Naam Project Eigenaar Doelgroep Doelstelling Resultaat Budget
Naam Project Eigenaar Doelgroep Doelstelling Resultaat Budget
Naam Project Eigenaar Doelgroep Doelstelling Resultaat Budget
Gelijke kansen voor een optimale start ROS Friesland Zwangere vrouwen met een lage sociaal economische status Door interventies en netwerkvorming de gezondheidstoestand van zwangere vrouwen verbeteren Men heeft de netwerken gevormd en 280 leerlingen [vmbo/mbo] en 90 vrouwen geïnformeerd. € 143.525
Intensivering Armoedebestrijding met Kanskaarten De arme kant van Fryslân Huishoudens die van een minimaal inkomen moeten leven Door het uitdelen en toelichten van kanskaarten deze huishoudens laten werken aan verbetering van de situatie door een beroep te doen op regelingen waar zij mogelijk voor in aanmerking komen. Nog niet beschikbaar € 100.000
Armoedesignalering door vrijwilligers Solidair Friesland Kerkvrijwilligers Trainen van kerkvrijwilligers in het signaleren en doorverwijzen van armoedeproblemen. Nog niet beschikbaar € 15.000
Schuldhulpmaatjes Solidair Friesland Mensen met schuldproblemen Vrijwilligers begeleiden de mensen met schulden naar oplossingen en voorkomen herhaling van de problematiek Men wil 100 maatjes trainen, maar resultaten zijn nog niet beschikbaar. € 75.000
Versterking structuur armoedebestrijding in NOFA gemeenten Projectgroep Protestantse Kerken in Fryslân Mensen in armoede die zich uit trots of schaamte niet [durven te] melden Door middel van een pilot de samenwerking en professionaliteit op het terrein van de armoedebestrijding verbeteren. Nog niet bekend € 105.000
We kunnen constateren dat er in de periode 2008 – 2010 een imposant aantal projecten op het terrein van de armoedebestrijding is uitgevoerd. In 2011 waren de onderstaande initiatieven bekend: Minimagids Smallingerland; Bereken uw recht Leeuwarden; Formulierenbrigade;
28
Eindevaluatie Sociale Agenda
Integrale armoedeaanpak en Kanskaarten Versterking infrastructuur armoedebestrijding NOFA gemeenten Huisbezoeken voor inkomensondersteuning in Smallingerland Beschrijvingen van deze projecten zijn te vinden op IKP Participatie. In het evaluatierapport “Samen tegen armoede” van 2010 wordt op basis van de inhoudsanalyses van de projecten, de voortgangsrapportages en intervie ws met belanghebbenden een aantal vorderingen gemeld. We noemen hier enkele: De projecten dragen bij aan de doelen van het provinciale armoedebeleid; De samenwerking tussen gemeenten, professionele organisaties en vrijwilligers neemt sterk toe; De projecten dragen bij aan de versterking van de infrastructuur armoedebestrijding en; De verschillende doelgroepen van het beleid worden in toenemende mate bereikt. De Taskforce Armoedebestrijding geeft in haar eindrapport een heldere analyse over het effect van het provinciale armoedebeleid in de context van een hoogconjunctuur die in 2009 overgaat in een economische crisis. In de jaren tot en met 2008 heeft het landelijke en provinciale armoedebeleid geprofiteerd van een situatie van hoogconjunctuur. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat qua effectiviteit het beleid van de provincie wat betere resultaten laten zien in vergelijking met het landelijk gemiddelde. Vanaf 2009 neemt als gevolg van de economische crisis de armoede weer toe. Het is een goede zaak dat in de afgelopen jaren de infrastructuur, de integrale samenwerking en de professionaliteit binnen de armoedebestrijdin g is toegenomen. Dan kan in een periode van crisis de toenemende problematiek in ieder geval op een adequate wijze worden aangepakt. Conclusie De interventies op dit terrein zijn imposant te noemen. Er is sprake van een toename van samenwerking en professionaliteit in het beleidsveld. Als gevolg van de financiële crisis neemt de armoede de laatste jaren weer toe. Het recente onderzoek Armoedesignalement (CBS en SCP 2013) toont die toename duidelijk aan. Op basis van het overzicht van de projecten kunnen we stellen dat de beoogde doelgroep in hoge mate is bereikt, daardoor kunnen we concluderen dat de beleidsafdeling de gewenste prestaties heeft gerealiseerd. De resultaten van het gevoerde beleid zijn tot en met 2008 gunstig te noemen, daarna neemt de arm oede weer toe. Dit is voor ons aanleiding om te concluderen dat er m.b.t. de beleidsdoelen sprake is van een gedeeltelijke realisatie. Beleidsdoel Friese burgers in achterstandssituatie maken meer gebruik van (financiële) faciliteiten van gemeenten en rijksoverheid die hun situatie kunnen verbeteren.
Eindevaluatie Sociale Agenda
29
Prestatie
Doelrealisatie
Doelstelling 3: De relatieve situatie van risicogroepen verbetert Mensen kunnen participeren in netwerken door het hebben van werk, het volgen van een opleiding, het zorgen voor een gezin of familie, vrijwilligerswerk of door lid te zijn van een sportof culturele vereniging. De Taskforce Armoedebestrijding – ingesteld door de Provincie Fryslân in 2007 - heeft voor een periode van vier jaar (2008-2011) vanuit het Budget Armoede geld vrijgemaakt om projecten te starten ter bestrijding van armoede. Deze projecten zijn gericht op het bevorderen van maatschappelijke participatie. Als we de projecten uit de vorige paragraaf nog eens de revue laten passeren, dan levert dit het onderstaande beeld op. DOELGROEP Kinderen/jongeren Personen met forse schulden/in schuldsanering Mensen die in [stille] armoede leven Senioren met een laag inkomen Burenhulp in de wijk Mensen die thuiszorg, kraamzorg jeugdzorg ontvangen Mensen die werkloos worden Dak en thuislozen Zwangere vrouwen met lage sociaal economische status
AANTAL PROJECTEN 5 4 5 1 1 1 1 1 1
We zien in het overzicht dat er sprake is van een diversiteit aan doelgroepen die door middel van de projecten worden bereikt. Daarbij moeten we wel opmerken dat de doelgroepen qua omvang fors van elkaar kunnen verschillen. Zo zal het aantal leerlingen in de bovenbouw groter zijn dan het aantal zwangere vrouwen met een lage SES. Bij de doelgroep kinderen/jongeren is er een variatie aan onderwerpen die aan de orde worden gesteld. Het varieert van het op een gezonde manier omgaan met geld, het ondersteunen van de schoolloopbaan en het mogelijk maken om te kunnen sporten. De diversiteit van de projecten heeft tot gevolg dat dezelfde doelgroep via verschillende kanalen wordt bereikt, zoals via de kerken, via de werkpleinen, via thuiszorg of het Leger des Heil. In de periode 2008 t/m 2010 zijn er eveneens een groot aantal projecten binnen deze doelstelling uitgevoerd. Naast de aandacht voor armoedebestrijding waren er diverse projecten gericht op mensen met een beperking. Conclusie Op het terrein van de sociale participatie is een groot aantal projecten uitgevoerd. Daarbij is een diversiteit aan doelgroepen bereikt. Op basis daarvan kunnen we concluderen dat de beleidsafdeling de te leveren prestaties heeft gerealiseerd. Op het terrein van de doelrealisatie kunnen we – overeenkomstig de vorige paragraaf concluderen dat de beleidsdoelen in ieder geval gedeeltelijk zijn gerealiseerd. Naast de invloed van de economische crisis is er niet veel onderzoek beschikbaar dat de mate van sociale participatie van de diverse doelgroepen rechtstreeks heeft onderzocht. Beleidsdoel De relatieve situatie van de risicogroepen verbetert op het gebied van de sociale participatie.
30
Eindevaluatie Sociale Agenda
Prestatie
Doelrealisatie
Doelstelling 4: Verminderde eenzaamheid In 2008 en 2009 hebben we in het kader van het verminderen van eenzaamheid onder ouderen en mensen met beperkingen meerdere projecten uitgevoerd. Deze zijn allemaal beschreven in de tussenevaluatie. Vanaf 2010 is er gewerkt aan een integrale aanpak van eenzaamheid. De activiteiten zijn onder andere gericht op samenwerking en afstemming tussen formele (de professionele, betaalde zorg ) en informele (de zorg verleend door mensen die dat niet als beroep doen) zorg. Er is in samenwerking met Movisie een netwerkorganisatie opgestart die gebaseerd is op zelfregie bevorderende technieken. Zes gemeenten hebben een pilot “integrale aanpak eenzaamheid” uitgevoerd , enkele andere zijn geïnteresseerd. Dit project is in november 2013 afgesloten met een symposium waarin de resultaten en effecten zijn gepresenteerd aan gemeenten, huisartsen en welzijnsorganisaties. In het onderstaande lichten we deze veelbelovende aanpak nader toe.
Project ‘Versterken eigen regie en sociaal netwerk om eenzaamheid te verminderen’ Probleemstelling In Nederland heeft 36% van de bevolking te kampen met matige tot sterke gevoelens van eenzaamheid. Voor ouderen is dit 47%. In Fryslân ligt dit percentage rond de 43% onder ouderen zo blijkt uit de gezondheidsenquête van GGD Fryslân (2010). Eenzaamheid heeft persoonlijke en maatschappelijke oorzaken en gevolgen. Uit een inventarisatie van Partoer CMO Fryslân (2009) en de lokale bijeenkomsten met vrijwilligers- en professionele organisaties kwamen de volgende knelpunten naar voren: • • • • •
Bereik doelgroep: onzichtbaarheid, passiviteit, angst voor stigmatisering Het aanbod: eenzijdig, fragmentarisch, veel losse projecten, weinig onderlinge afstemming, nauwelijks bewezen effectiviteit, weinig preventief Deskundigheid: De toenemende complexiteit van vraag veronderstelt expliciete kennis en vaardigheden (professionele competenties) Verankering en continuïteit: veel projecten zijn tijdelijk, gebrekkige inbedding van projecten in de eigen organisatie, weinig/geen afstemming met andere partijen, lerend vermogen van projecten is minimaal Menskracht/capaciteit: een groot deel van de doelgroep heeft structurele begeleiding of ondersteuning nodig, gebrek aan geschikte vrijwilligers
Op basis van deze inventarisatie is samen met vijf gemeenten, Franekeradeel, Harlingen, Opsterland, Skarsterlân en Smallingerland de Integrale aanpak Eenzaamheid ontwikkeld. De integrale aanpak betekent integraal op beleid- en bestuursniveau maar ook integraal op uitvoeringsniveau. Met deze aanpak wordt ingezet op het voorkomen en verminderen van eenzaamheid door het versterken van het sociaal netwerk en uitgaand van eigen regie. Formele en informele organisaties zijn betrokken en werken samen om bij signaleren van eenzaamheid adequaat en eenduidig te kunnen handelen. Ook wordt uitgegaan van afstemming in het aanbod en werkwijze. Vanuit deze behoefte is het project ‘Versterken eigen regie en sociaal netwerk om eenzaamheid te verminderen’ door de vijf gemeenten in gezamenlijkheid opgestart. Door deze inzet is het mogelijk dat eenzaamheid gesignaleerd wordt, dat professionals en vrijwilligers beter in staat zijn het gesprek aan te gaan en op die wijze de cliënt met
Eindevaluatie Sociale Agenda
31
eenzaamheid naar een goed hulpaanbod door kunnen verwijzen. Een goed hulpaanbod is een aanbod gericht op het versterken van de eigen regie en het eigen netwerk. Resultaten van het project 1. Een signaleringskaart met doorverwijssysteem in handzaam formaat. Voor het introduceren van de kaart bij teams, leidinggevenden etc. is een opzet voor een instructiebijeenkomst ontwikkeld. De signaleringskaart is ontwikkeld door de NHL, lector E.J. Finnema in samenwerking met Timpaan Welzijn, gemeente Opsterland. 2. 12 opgeleide professionals in de methodiek Natuurlijk, een netwerk. Zij kunnen ingezet worden om vrijwilligers op te leiden tot Netwerkcoach. De netwerkcoach gaat met de cliënt met eenzaamheidsgevoelens in gesprek om samen het netwerk in kaart te brengen, wie doet wat voor elkaar en ook de inzet van de cliënt komt aan bod. Met de cliënt wordt gekeken hoe dit netwerk te versterken en eventueel te vergroten 3. 18 opgeleide professionals in de methodiek Werken vanuit Zelfregie. Deze pool van deskundige trainers kunnen ingezet worden om professionals en vrijwilligers te scholen in het werken vanuit de houding van uitgaan van eigen regie en eigen kracht van de cliënt 4. De Training is in het kader van het project 6x keer gegeven aan professionals en 6x keer aan vrijwilligers. De waardering voor deze training is erg positief. De deelnemers ervaren hoe werken vanuit zelfregie er concreet uitziet en wat dit voor hun houding richting de cliënt inhoudt. In totaal zijn er binnen de vijf gemeenten: 6 trainingen voor in totaal 82 vrijwilligers; 6 trainingen voor in totaal 64 professionals. Verdere uitkomsten van het onderzoek 5. Signaleren en bespreekbaar maken van eenzaamheidsproblematiek Professionals maar ook de vrijwilligers dichten zichzelf een belangrijke rol toe bij het signaleren van eenzaamheid en achten zichzelf hierin ook tamelijk deskundig. Ondanks deze kennis beamen veel respondenten dat eenzaamheid in de praktijk een lastig te detecteren probleem blijft. Dit beeld bleef tussen voor- en nameting hetzelfde. Een meerderheid acht zichzelf ook vaardig in het bespreekbaar maken van eenzaamheid, al tonen vooral de vrijwilligers zich hier iets bescheidener. 6. Ondersteuning en activering bij eenzaamheidsproblematiek Ook ten aanzien van het bieden van ondersteuning geeft een duidelijke meerderheid aan een belangrijke rol voor zichzelf te zien. Naast de professionals dichten de vrijwilligers zich ook op dit aspect veel verantwoordelijkheid toe. De uitgangspunten ‘zelfregie en eigen kracht’ en ‘het aanwenden van bestaande sociale netwerken’ worden door zowel professionals als vrijwilligers krachtig onderschreven als belangrijke principes. Anderzijds geeft een belangrijke groep aan - zowel vrijwilligers als professionals – dat het in de praktijk lastig kan zijn deze uitgangspunten goed c.q. consequent tot uiting te laten komen. Het blijft voor zowel vrijwilliger als professional een valkuil om teveel te willen ‘overnemen’ van de cliënt. Het kan lastig zijn om de draagkracht in de cliënt te vinden en aan te spreken. 7. Samenwerken en doorverwijzen Een meerderheid van de professionals en vrijwilligers geeft aan goed in beeld te hebben welke organisaties beschikbaar zijn om een oudere naar door te verwijzen of zelf advies bij in te winnen. Bij doorvragen blijkt echter dat men vaak met dezelfde partijen werkt. Er zijn meer en verschillende organisaties beschikbaar en bereikbaarheid om naar door te verwijzen dan waar de respondenten nu naar door verwijzen. In de tweede meting is er een
32
Eindevaluatie Sociale Agenda
gunstige ontwikkeling te zien wat betreft de kennis van de ‘sociale kaart’. Wellicht heeft het ontwikkelde signaleringsinstrument hierin een rol gespeeld; op dit instrument is namelijk een routekaart aangebracht waarmee mensen gemakkelijker kunnen doorverwijzen.
De beleidsafdeling heeft zich ingezet om op dit terrein met de gemeenten en professionele instellingen te komen tot een integrale en effectieve aanpak. Deze aanpak is inmiddels beschikbaar. Dat betekent dat de provincie de te leveren prestaties grotendeels heeft gerealiseerd. De uitkomsten van de hiervoor gepresenteerde aanpak geven duidelijke aanknopingspunten voor een gerichte inzet op de bestrijding van eenzaamheid. Over de effectiviteit van de projecten zijn in het gezondheidsonderzoek van GGD Fryslân gegevens over eenzaamheid te vinden. Bij dit onderzoek is gebruik gemaakt van eenzaamheidsschaal van De Jong-Gierveld. In 2005 was 40% van de volwassenen eenzaam, in 2010 38% en in 2012 36%. Er is dus hierin wel een vermindering van eenzaamheidsgevoelens. We zien echter dat de onderzochte doelgroep niet optimaal c orrespondeert met de specifieke doelgroep van de beleidsdoelstelling. Dat rechtvaardigt echter wel een beoordeling in termen van een gedeeltelijke doelrealisatie. Beleidsdoel Verminderde eenzaamheid onder ouderen en mensen met beperkingen.
Prestatie
Doelrealisatie
Samenvattend overzicht De beoordeling van de geleverde prestaties en de mate waarin de doelen zijn gerealiseerd is hieronder nogmaals weergegeven. NUM 1
2
3 4
DOELSTELLING Friese gemeenten hebben meer zicht op de aard, omvang en lokalisering van mensen die in sociale achterstandssituatie verkeren. Friese burgers in achterstandssituatie maken meer gebruik van (financiële) faciliteiten van gemeenten en rijksoverheid die hun situatie kunnen verbeteren. De relatieve situatie van de risicogroepen verbetert op het gebied van de sociale participatie. Verminderde eenzaamheid onder ouderen en mensen met beperkingen.
PRESTATIE
DOEL
Bij de te leveren prestaties zijn 3 van de 4 beoordelingen groen. Dat betekent dat de te leveren prestaties er mogen zijn. De effecten van de interventies zijn gedeeltelijk zichtbaar. Bij de laatste doelstelling zijn de gegevens over de effecten niet geheel op de doelgroep van het beleid gericht. Bovendien is het onmiskenbaar dat de economische crisis zijn stempel op de effectiviteit van dit beleid heeft gedrukt. Het is dan ook niet verrassend dat de doelrealisatie in deze rapportage nauwelijks afwijkt van die uit de tussenevaluatie. Ook hier is de formulering van een enkele doelstelling voor verbetering vatbaar.
Eindevaluatie Sociale Agenda
33
2.3
Vermaatschappelijking en leefbaarheid
In dit subhoofdstuk geven we de stand van zaken weer m.b.t. de 11 onderwerpen die in dit beleidsthema aan de orde zijn. We geven per onderwerp de stand van zaken aan. Daarbij komen aan de orde: te leveren prestaties en de mate waarin het betreffende beleidsdoel is gerealiseerd. Deze twee aspecten worden per doelstelling beoordeeld. Aan het eind van het subhoofdstuk worden de bevindingen kort samengevat.
Doelstelling 1: Meer (soorten) vrijwilligers Het overheidsbeleid in het sociale domein wordt gekenmerkt door een toenemende nadruk op de zelfredzaamheid van de burgers. Als gevolg daarvan tracht men de inzet van professionele hulp te beperken en wordt de inzet van vrijwilligers gestimuleerd. In 2012 heeft Partoer twee onderzoeken uitgevoerd: een onderzoek naar de stand van zaken van vrijwilligers in het algemeen en een tweede onderzoek naar de inzet van maatjes als een bijzondere vorm van vrijwilligerswerk. In het eerste “Vrijwilligers in beeld” (2012) worden in hoofdlijnen de onderstaande resultaten gemeld. Aanleiding van het onderzoek De directe aanleiding voor het onderzoek ‘Vrijwilligers in Beeld 2012’ betreft een afsluitende verkenning van de resultaten van ruim tien jaar vrijwilligersbeleid in de provincie Fryslân. In hoeverre heeft dit beleid bijgedragen aan het sterker worden van vrijwilligerswerk? Het onderzoek betreft het derde in een reeks van drie onderzoeken. Vergrijzing Er is een duidelijke vergrijzing van het vrijwilligersbestand: de vrijwilliger wordt steeds ouder. Het is onduidelijk of de vergrijzing een positieve of een negatieve impact heeft op de uitvoering van het vrijwilligerswerk. Organisaties zijn hier veelal verdeeld over. De organisatiegroepen Dorpshuizen/Multifunctionele Centra, Ideële organisaties en organisaties op het gebied van Kunst, Cultuur & Media zijn over het algemeen redelijk positief. De organisatiegroepen Verpleging & Verzorging, Levensbeschouwelijke organisaties en Hobby- & Gezelligheidsverenigingen zijn negatiever over deze ontwikkeling. Daarnaast geven veel organisaties aan dat jongere vrijwilligers een andere aanpak vragen – en ook ontvangen - dan oudere vrijwilligers. Allochtone vrijwilligers Tegenover een daling van vrijwilligers door vergrijzing kan er sprake zijn van een toename van soorten vrijwilligers als gevolg van een instroom van allochtone vrijwilligers. Er is de organisaties gevraagd aan te geven of er vrijwilligers van allochtone afkomst actief zijn binnen de organisatie. Hier is een verdubbeling ten opzichte van 2006 waar te nemen. In 2006 waren bij 8% van de organisaties één of meer vrijwilligers van allochtone afkomst actief. In 2012 was dit bij 16% van de organisaties het geval. De onderzoekers tonen aan dat binnen alle organisatiegroepen een stijging is in het aantal organisaties waar ten minste één vrijwilliger van allochtone afkomst werkzaam is. In de organisatiegroep Welzijnszorg & Maatschappelijke hulpverlening is de stijging het grootst: van 9% in 2006 naar 48% in 2012.
34
Eindevaluatie Sociale Agenda
Vinden van voldoende vrijwilligers Er is een kleine stijging van het aantal organisaties dat een tekort aan vrijwilligers heeft. Het is onduidelijk of dit een trend is en of dit verschil significant is. Veel organisaties geven onder andere aan dat zij vrijwilligers moeilijk aan zich kunnen binden, dat vrijwilligers minder lang blijven en dat zij moeite hebben met het werven van nieuwe vrijwilligers en nieuwe vrijwillige bestuursleden. Ondersteuningsvraag De ondersteuningsvraag neemt toe. Net als in 2002 en 2006 is de ondersteuningsvraag naar financiën het grootst. Opvallend is de toename van vraag naar informatie over het bedrijfsleven omdat die groei tussen 2002 en 2006 nog niet zichtbaar was. Daarnaast liggen belangrijke ondersteuningsvragen op de volgende gebieden: ondersteuning bij het aanvragen van bijvoorbeeld subsidies en vergunningen, mogelijkheden voor publiciteit, waardering in de vorm van een vrijwilligersfeest en scholing van vrijwilligers. Medio 2012 heeft Partoer een tweede onderzoek naar een specifieke vorm van vrijwilligerswerk afgerond. Het gaat om een onderzoek naar de ervaringen met de in Fryslân lopende maatjesprojecten. Maatjesprojecten zijn een vorm van informele onderlinge zorg door vrijwilligers, vergelijkbaar met mantelzorg of burenhulp. Wij geven hieronder enkele conclusies weer die een duidelijke relatie hebben met het beleidsdoel dat in deze paragraaf aan de orde is: Met betrekkelijk weinig middelen dragen de maatjesprojecten bij aan de participatie van mensen die zich in een geïsoleerde positie bevinden. De maatjesprojecten hebben te maken met een groeiende vraag van cliënten en een gebrek aan vrijwilligers. Dat leidt bij verschillende projecten tot langdurige wachtlijsten. Vrijwel alle maatjesprojecten kampen met een tekort aan geschikte en getrainde vrijwilligers. Goede PR, meer samenwerking en wervingscampagnes voor nieuwe vrijwilligers staat dan ook op het wensenlijstje van de meeste maatjesprojecten, maar het ontbreekt hen aan de benodigde kennis, menskracht en middelen. De Friese maatjesprojecten kennen elkaar goed en ze beschikken over een breed netwerk. Samenwerking met de Vrijwilligerscentrales en de WMO-loketten is goed op gang gekomen. De cjg’s daarentegen zijn minder goed in beeld. Samenwerking van de maatjesprojecten met de cjg’s verdient de komende jaren meer aandacht. Is er nu sprake van meer (soorten) vrijwilligers? Uit het onderzoek naar de stand van zaken rond vrijwilligers komt naar voren dat de gemiddelde leeftijd van de vrijwilligers toeneemt en dat een deel van de organisaties moeite heeft om jongere vrijwilligers aan te trekken en vast te houden. Daarentegen melden de onderzoekers een duidelijke toename van het aantal allochtone vrijwilligers. In het evaluatieonderzoek naar de maatjesprojecten wordt de conclusie getrokken dat vrijwel alle maatjesprojecten te kampen hebben met een tekort aan geschikte maatjes. In de onderstaande tabel hebben we de beoordeling van de beschikbaarheid van vrijwilligers uit de drie door Partoer uitgevoerde onderzoeken nog eens op een rij gezet. Mate van beschikbaarheid van vrijwilligers In ruim voldoende mate beschikbaar
2002 7%
2006 10 %
2012 5%
In voldoende mate beschikbaar
66 %
63 %
63 %
Eindevaluatie Sociale Agenda
35
We ervaren een tekort We ervaren een ernstig tekort
25 % 2%
26 % 2%
30 % 2%
We zien dat er vanaf 2002 een kleine afname heeft plaatsgevonden in het percentage instellingen dat stelt in ruim voldoende of voldoende mate over vrijwilligers te kunnen beschikken. Als spiegelbeeld t.o.v. het vorige is het percentage instellingen dat stelt met tekorten of ernstige tekorten te kampen toegenomen van 27% tot 32%. Conclusie Als gevolg van de in gang gezette veranderingen in het sociale beleid is de vraag naar vrijwilligers toegenomen. Uit de onderzoeken van Partoer blijkt dat er zich een ongunstige ontwikkeling begint af te tekenen. Het merendeel van de vrijwilligers is in toenemende mate ouder dan 55 jaar en het percentage instellingen dat aangeeft op dit terrein met (ernstige) tekorten te kampen is geleidelijk toegenomen. We kunnen concluderen dat we tot voor kort in redelijke mate aan de vraag naar vrijwilligers hebben kunnen voldoen, maar dat er zich nu duidelijke problemen beginnen af te tekenen. Daarbij moeten we oog houden voor de verschillen in de sectoren van instellingen, zo blijkt binnen Onderwijs & Kinderopvang, Hobby- & Gezelligheidsverenigingen en Kunst, Cultuur & Media organisaties de tevredenheid over de beschikbaarheid van vrijwilligers groot te zijn. Binnen de sector van Verpleging & Verzorging, Welzijnszorg & Maatschappelijke hulpverlening en Sport- & Recreatieverenigingen wordt relatief het vaakst een tekort aan vrijwilligers gemeld. Aan de andere kant zien we dat er zich een toename in het aantal soorten vrijwilligers aftekent. In de eerste plaats zijn er de maatjes, maar in de tweede plaats zien we een duidelijke toename van het aantal allochtone vrijwilligers. De provincie heeft zich ingezet om de stand van zaken op het terrein van de inzet van vrijwilligers in het algemeen en die van maatjes en allochtone vrijwilligers in het bijzonder goed in kaart te brengen. Dit brengt ons tot de volgende beoordeling. De te realiseren prestaties zijn grotendeels gerealiseerd. Ten aanzien van het aantal soorten vrijwilligers zien we aan de ene kant verwachtingen dat het totale aantal vrijwilligers zal afnemen. We zien echter wel een zekere toename van het aantal soorten vrijwilligers door de maatjes en de allochtone vrijwilligers. Wellicht is het mogelijk met een verdere stimulering van de groei van het aantal allochtone vrijwilligers de tekorten aan vrijwilligers weg te werken. Beleidsdoel Meer (soorten) vrijwilligers
Prestatie
Doelrealisatie
Doelstelling 2: Voldoende kwaliteit en deskundigheid vrijwilligersorganisatie. In het onderzoek “Vrijwilligers in Beeld” 2012 is de respondenten gevraagd aan te geven in hoeverre de vrijwilligers als deskundig worden ervaren voor het uitvoeren van het vrijwilligerswerk. De helft van de organisaties ervaart de eigen vrijwilligers als deskundig (52%). De andere helft geeft aan dat de deskundigheid nog wel verbeterd kan worden. Slechts 1% van de organisaties ervaart ‘hun’ vrijwilligers als ondeskundig voor het werk. Deze uitkomsten verschillen nauwelijks met de uitkomsten in 2006. Ideële organisaties beoordelen de deskundigheid van hun vrijwilligers het positiefst. Net als in 2006 geven organisaties in de organisatiegroep Dorpshuizen/Multifunctionele Centra relatief vaak aan dat de deskundigheid van hun vrijwilligers verbeterd kan worden. Op basis van het bovenstaande kan men afleiden dat er bij de organisaties een behoefte zal zijn
36
Eindevaluatie Sociale Agenda
voor de werving en scholing van hun vrijwilligers. In het onderzoek van Partoer wordt gemeld dat er op dit vlak ten opzichte van 2006 en 2012 enkele veranderingen in de ondersteuningsvraag waarneembaar zijn. Naast de groei in de behoefte aan financiële middelen en ondersteuning bij aanvragen is ook de vraag naar waardering in de vorm van een vrijwilligersfeest, hulp bij de werving en scholing van vrijwilligers en de vraag naar informatie over het bedrijfsleven toegenomen. Een vergelijking tussen organisaties met voldoende en organisaties met een tekort aan vrijwilligers laat zien dat organisaties met een tekort aan vrijwilligers aanzienlijk meer behoefte aan ondersteuning hebben. Zo hebben organisaties met een tekort aan vrijwilligers meer behoefte aan ondersteuning bij de werving en scholing van de vrijwilligers, ondersteuning bij bestuurstaken en bij aanvragen van bijvoorbeeld subsidies en vergunningen. Conclusie Er is bij de organisaties al enige jaren een zekere mate van verdeeldheid over de vraag of de vrijwilligers in voldoende mate deskundig zijn om hun functies te kunnen vervullen. Iets meer dan de helft van de organisaties geeft aan dat die kwaliteit voldoende is. Iets minder dan de helft geeft aan dat die kwaliteit nog wel voor verbetering vatbaar is. Voor een heel klein deel (1%) van de organisaties is die kwaliteit onvoldoende. Tussen 2006 en 2012 is de vraag naar diverse vormen van externe ondersteuning bij de onderzochte instellingen toegenomen. Die toename is relatief het grootst bij de instellingen die een tekort aan vrijwilligers hebben. Dat betekent dat de beleidsdoelstelling op dit terrein nog steeds grotendeels wordt gerealiseerd. De provincie heeft gezorgd voor een goed dekkend aanbod van externe ondersteuning en heeft de ontwikkelingen binnen dit beleidsveld m.b.v. drie onderzoeken in kaart gebracht. Dit geeft aanleiding tot de onderstaande beoordeling. Beleidsdoel Voldoende kwaliteit en deskundigheid vrijwilligersorganisatie
Prestatie
Doelrealisatie
Doelstelling 3: Voldoende ondersteuning mantelzorgers Deze doelstelling heeft een fysieke en een inhoudelijke dimensie. De fysieke dimensie heeft betrekking op de functionaliteit van punten van waaruit de mantelzorgers worden ondersteund. De provincie streeft op deze dimensie naar een optimale spreiding van steunpunten voor mantelzorgers. Dat kunnen speciale steunpunten voor mantelzorgers, maar ook personen of werkgroepen die al of niet binnen een netwerk deze ondersteuning leveren. In totaal zijn er in Fryslân 20 punten van waaruit deze ondersteuning wordt geboden. Het gaat om 10 mantelzorg steunpunten en daarnaast 10 punten binnen netwerken of bredere steunpunten van waaruit eveneens mantelzorgers worden ondersteund. Kijken we naar de spreiding van deze punten, dan zien we dat er sprake is van een goede dekking over de gehele provincie. Met betrekking tot de inhoudelijke dimensie brengt Partoer in opdracht van de provincie in 2012 het rapport “de 24 uurs Mantel” uit. Daarin worden vooral de behoeften van mantelzorgers in kaart gebracht. Mantelzorg is in korte tijd een belangrijk thema van actuele maatschappelijke, politieke- en beleidsdiscussies geworden. Niet alleen vanwege signalen over de dreigende onbetaalbaarheid van zorg, signalen over ‘zwaar- en overbelaste mantelzorgers’ en signalen over de dikwijls moeizame combinatie van mantelzorg en betaalde arbeid, maar ook vanwege de taken die gemeenten hebben gekregen op het terrein van ondersteuning van burgers bij hun
Eindevaluatie Sociale Agenda
37
zelfredzaamheid en participatie. Het onderwerp mantelzorgondersteuning vormde daarom een speerpunt in de Sociale Agenda 2008-2011. In het al genoemde onderzoek geeft Partoer een antwoord op de vraag: hoe mantelzorgers deze ondersteuning (of het deels ontbreken ervan) zelf ervaren. De geïnterviewde mantelzorgers ervaren ondersteuning op de volgende gebieden: Men is tevreden over de steun van mantelzorgsteunpunten wanneer daar een appèl op wordt gedaan. Ook is het een steun dat internet veel informatie biedt. Steun wordt ervaren als mantelzorg verdeeld of tijdelijk overgedragen kan worden, zodat men zich even geen zorgen hoeft te maken. Begrip is een grote steunfactor. Voldoende financiële middelen en compensatie zorgen, mits beschikbaar, voor steun. Samenwerking met professionals zorgt, mits gerealiseerd, voor steun. Er is nog winst te halen op de volgende gebieden:
Er heerst nog veel onbekendheid rond mantelzorg en de implicaties ervan op werk, privéleven en financiën. De domeinen privé en werk lijken gescheiden te zijn, waarbij mantelzorg onder het domein privé valt. Mantelzorgers geven aan dat het niet gaat om ‘meer dan acht uur per week en langer dan drie maanden’, maar dat het gaat om fulltime versnipperde zorg en de druk zich fulltime zorgen te maken. Het gaat om een optelsom van factoren en de onderlinge verwevenheid ervan. Regels en praktijk komen dikwijls niet overeen. Mantelzorgers zijn voortdurend aan het schipperen. Getuige zijn van ziekte en aftakeling zorgt voor veel verdriet en stress. Het geeft ook veel verdriet wanneer men niet weet wat er in de hulpbehoevende omgaat. Familiespanningen zorgen voor veel stress. Het feit alleen voor mantelzorg te staan brengt veel spanning met zich mee. Het feit niet als gelijkwaardige samenwerkingspartner te worden gezien door professionals veroorzaakt stress en onzekerheid. Veel instanties zijn alleen tijdens kantooruren te bereiken en dat zorgt voor veel geschipper. Onzekerheid over regels en wetten, de complexiteit en de onderlinge wisselwerking ervan, veroorzaken de nodige spanning.
Conclusie Op het terrein van de spreiding van steunpunten die mantelzorgers ondersteuning bieden kunnen we concluderen dat er sprake is van een goede dekking van de gehele provincie. Op de dimensie van de inhoudelijke begeleiding geven de ondervraagde mantelzorgers aan dat ze op een redelijk aantal thema’s de nodige ondersteuning ontvangen. Er zijn echter nog diverse onderwerpen waarop de ondersteuning verbeterd zou kunnen worden. We kunnen dus niet spreken van een volledige realisatie van het beleidsdoel, maar van een gedeeltelijke. De door de provincie te leveren prestaties zijn grotendeels behaald, er zou nog een impuls op de dimensie van de inhoudelijke ondersteuning gegeven kunnen worden. Beleidsdoel Voldoende ondersteuning mantelzorgers
Prestatie
Doelrealisatie
Doelstelling 4: Meer maatschappelijke stages jongeren Met ingang van het schooljaar 2011/2012 is het voor alle leerlingen in het voortgezet onderwijs vanaf 12 jaar verplicht een maatschappelijke stage van minimaal 30 uur te lopen. Tijdens deze stage doen zij vrijwilligerswerk en zo kunnen jongeren tijdens hun schooltijd
38
Eindevaluatie Sociale Agenda
kennismaken met de samenleving en daaraan een bijdrage leveren. In het schooljaar 2008/2009 hebben 8.905 leerlingen, afkomstig uit alle regio’s van Fryslân en alle opleidingsniveaus in het voortgezet onderwijs, een maatschappelijke stage gelopen. Er is een duurzaam provinciaal netwerk opgebouwd tussen scholen, gemeenten, welzijnsinstellingen, vrijwilligerswerkcentrales en stagemakelaars, Doarpswurk, Sport Fryslân en Landschapsbeheer Fryslân. In 2010 is er nader ingezet op het versterken van het netwerk en de realisatie van maatschappelijke stages voor een fors aantal scholieren van het voortgezet onderwijs. In het begin is de provincie in zes regio’s ingedeeld. Al snel bleek, dat dit niet goed werkbaar was en vervolgens is er een indeling in 12 regio’s afgesproken. Het aantal leerlingen is in de schooljaren van 2007/2008 tot 2009/2010 gestegen van ruim 7000 tot meer dan 9000. Conclusie We kunnen concluderen dat de doelstelling in het kader van de maatschappelijke stage als verplichting voor het voortgezet onderwijs in Fryslân is gerealiseerd. Dit kan nu aan het onderwijs en de vrijwilligerscentrales worden overgelaten. Het is echter nog steeds de vraag in hoeverre de maatschappelijke stage in het curriculum van de scholen voor voortgezet onderwijs een plaats van betekenis heeft gekregen. Bovendien is er al enige jaren sprake van een forse stagedruk vanuit het onderwijs op de overige maatschappelijke sectoren. Het huidige kabinet is voornemens deze verplichting tot het lopen van een maatschappelijke stage weer af te schaffen, maar er is uit de directies van het voortgezet onderwijs inmiddels nadrukkelijk bezwaar aangetekend tegen dit voornemen. Beleidsdoel Meer jongeren nemen deel aan maatschappelijke activiteiten op lokaal en provinciaal niveau.
Prestatie
Doelrealisatie
Doelstelling 5: Zo lang mogelijk zelfstandig wonen Op het terrein van het vervroegen van het keuzemoment met betrekking tot woonwensen zijn in 2008 twee projecten van start gegaan: een woondag in Franeker en de realisatie van een handreiking kleinschalig wonen “Samen zelfstandig wonen”. In 2009 is er een werkconferentie gerealiseerd over het thema “Lokaal aan de slag”, met het accent op woningaanpassing en het belang van een vroegtijdige verhuizing. In 2010 is een expertmeeting over dit thema gehouden en is de publieksversie “Goed wonen in de toekomst” door Partoer verspreid. De gemeenten ontvangen subsidie om bepaalde locaties binnen de gemeente “op te waarderen” in het kader van het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV). Er zijn in 2009 17 gemeenten, die met dezelfde ICT-applicaties werken, met als doel het realiseren van een transparante, organisatieonafhankelijke toegang tot ondersteuning van cliënten en loketmedewerkers voor een optimale afstemming tussen WMO/AWBZ-brede zorgvraag en zorgaanbod. In het rapport “Goed wonen in de toekomst” worden vooral de ontwikkelingen met betrekking tot de ouderen van nu en de volgende generatie in de combinatie van wonen en zorg aan de orde gesteld. Dat betekent, dat wonen en zorg in de toekomst meer geconcentreerd zijn in de grotere kernen en veel meer op actieve, mondige ouderen zijn gericht die prijs stellen op hun eigen zelfstandigheid. Dit is een duidelijke impuls om in de toekomst tot de realisatie van deze doelstelling te komen. De projecten op het terrein van de deelaspecten verkeren in een eindstadium of zijn al afgerond. Er is met de publicatie “Goed wonen in de toekomst” een overzicht van de beschikbaarheid van
Eindevaluatie Sociale Agenda
39
verschillende woonvormen. De vraag die voor de komende periode voorligt, is: in welke mate hebben inwoners van Fryslân in de praktijk de keuzemogelijkheid om zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen wonen op een veilige manier in eigen woning of omgeving? In 2013 is er naar aanleiding van deze vragen een symposium georganiseerd op het terrein van wonen, welzijn en zorg. Conclusie Er is de afgelopen jaren de nodige inzet gepleegd om de inwoners de keuzemogelijkheid te bieden om zo lang mogelijk in de eigen woning of omgeving te blijven wonen. Er is een publicatie waarin de beschikbaarheid van verschillende woonvormen is aangegeven. Met de herstructurering van de woningvoorraad en onder druk van de decentralisatie van (AWBZ) taken naar de gemeente zal de bedoelde keuzemogelijkheid verder kunnen toenemen. Met betrekking tot de te leveren prestaties is er sprake van een grotendeelse realisatie, t.a.v. de daadwerkelijke keuzemogelijkheid van ouderen zouden we van een gedeeltelijke realisatie moeten spreken. We merken tenslotte op dat de beleidsdoelstelling erg breed geformuleerd is. Beleidsdoel Er is keuzemogelijkheid voor inwoners van Fryslân om zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen wonen op een veilige manier in eigen woning of omgeving.
Prestatie
Doelrealisatie
Doelstelling 6: Gebruikswaarde, kwaliteit en spreiding van dorpshuizen verbeteren In de afgelopen jaren hebben we in totaal 15 dorpshuizen en multifunctionele centra gerealiseerd, waarbij een deel nog gekoppeld is aan een brede school of een zorginstelling. Dat betekent dat er in ieder geval een bijdrage is geleverd aan de verbetering van de spreiding van deze voorzieningen. In 2013 heeft Partoer in opdracht van de provincie een nader onderzoek gedaan naar de met middelen van het SIF gebouwde of verbouwde dorpshuizen en multifunctionele centra. Bij dit onderzoek naar de gebruikswaarde, kwaliteit en spreiding van dorpshuizen en mfc’s in Fryslân waren tien dorpshuizen betrokken. Het betreft dorpshuizen die in het kader van het SIF in de afgelopen jaren subsidie van de Provincie hebben ontvangen. Gebruikswaarde In hoeverre is in de afgelopen jaren de gebruikswaarde van dorpshuizen en multifunctionele centra in Fryslân verbeterd? De vernieuwing van de bij dit onderzoek betrokken dorpshuizen in de afgelopen jaren heeft een impuls gegeven aan deze dorpshuizen:
het aantal gebruikers (verenigingen of organisaties) is toegenomen; het aanbod van activiteiten is door de verbouwing/aanpassing verbreed; er zijn meer mogelijkheden voor meerdere doelgroepen gecreëerd; het dorpshuis wordt intensiever gebruikt dan voordien; er zijn meer vrijwilligers actief, ook omdat dorpsbewoners zich meer betrokken voelen bij het vernieuwde dorpshuis.
Kwaliteit In hoeverre is de kwaliteit van de dorpshuizen verbeterd? In alle dorpshuizen is het dorpshuis beter toegankelijk voor rolstoelen geworden. De toegang
40
Eindevaluatie Sociale Agenda
is rolstoeltoegankelijk en er zijn invalidentoiletten geplaatst. In enkele gevallen is een lift geïnstalleerd en meubilair voor gehandicapten aangeschaft. In een groot deel van de dorpshuizen is een ringleiding voor doven en slechthorenden operationeel. Bij vrijwel alle dorpshuizen is de bereikbaarheid verbeterd. De voorziening heeft een beter bereikbare plek in de gemeenschap gekregen en het aantal parkeerplaatsen is uitgebreid. Spreiding Is er een verandering opgetreden in de spreiding van dorpshuizen? In de periode 2008-2012 hebben er enkele wijzigingen plaats gevonden ten aanzien van het aantal dorpshuizen. Er zijn enkele dorpshuizen gesloten. Meestal is er in samenwerking met een buurdorp een gezamenlijke voorziening gecreëerd. Tegelijkertijd zijn er enkele nieuwe dorpshuizen gerealiseerd in dorpen waar voordien geen voorziening was. In deze dorpen waren dikwijls wel een aantal zaaltjes aanwezig waar verenigingen gebruik van maakten, maar dit was verspreid over het dorp. Nu is er één voorziening tot stand gekomen waar dorpsbewoners samen kunnen komen en faciliteiten gedeeld kunnen worden. In totaal is het aantal dorpshuizen met drie toegenomen. Op basis van een opgave van Doarpswurk kunnen we constateren dat in totaal 232 kleine kernen een dorpshuis of multifunctioneel centrum hebben. Conclusie Op basis van de resultaten van het onderzoek van Partoer kan worden geconcludeerd dat – als gevolg van de investeringen vanuit het SIF van de afgelopen jaren – er een bijdrage is geleverd aan de verbetering van de gebruikswaarde, de kwaliteit en de spreiding van [een deel van] de dorpshuizen en multifunctionele centra. Deze conclusie heeft m.b.t. de spreiding betrekking op alle dorpshuizen en multifunctionele centra. Met betrekking tot de gebruikswaarde en de kwaliteit kan niet met zekerheid worden gesteld dat dit eveneens voor het totaal van de Friese dorpshuizen en multifunctionele centra van toepassing is. Er is immers slechts een specifiek deel van de dorpshuizen en multifunctionele centra onderzocht, 10 centra die met subsidie van de provincie recentelijk zijn gebouwd of verbouwd. Bovendien zijn de zorgvoorzieningen – die wel in het beleidsdoel worden vermeld – buiten beschouwing gelaten. We kunnen concluderen dat de beleidsafdeling de afgesproken prestaties heeft gerealiseerd, maar m.b.t. de doelrealisatie is alleen een conclusie mogelijk m.b.t. de spreiding. Dat betekent dat het beleidsdoel hooguit gedeeltelijk is gerealiseerd. Beleidsdoel De gebruikswaarde, kwaliteit en spreiding van dorpshuizen, multifunctionele (wijk)centra en zorgvoorzieningen is verbeterd.
Prestatie
Doelrealisatie
Doelstelling 7: Gewenste spreiding voorzieningen zorg & welzijn Er is een provinciaal visiedocument van voorzieningen over spreiding van voorzieningen en diensten opgesteld. De verfijning en vertaalslag naar regionaal c.q. lokaal niveau is in 2010 gerealiseerd. In samenwerking met De Friesland Zorgverzekeraar en het Zorgkantoor is er een expertmeeting gehouden over de toekomst van de ouderenzorg. Een en ander is neergelegd in het rapport “Wonen in de toekomst”. Er is in de rapporten “Basiszorg in Fryslân” en “Goed wonen in de toekomst” een overzicht van de spreiding op het terrein van zorg en welzijn beschikbaar. Tevens geldt dit voor de gewenste combinaties van zorg en welzijn. De al genoemde publicaties geven een goed beeld van de gewenste spreiding van voorzieningen op het terrein van wonen en zorg.
Eindevaluatie Sociale Agenda
41
In 2011 en 2012 heeft de afdeling K&M extra aandacht besteed aan de beschikbaarheid van best practices voor spreiding en (basis) niveau van voorzieningen en diensten op het IKP (www.ikpfryslan.nl) en tijdens bijeenkomsten over dit onderwerp. Conclusie In de eerste plaats moeten we constateren dat de beleidsdoelstelling [zie onderstaande tabel] wel in zeer algemene termen is geformuleerd. Vanuit deze zeer algemene formulering van de doelstelling in combinatie met de inmiddels beschikbare informatie over de gewenste spreiding en de good practices op dit beleidsterrein, kunnen we concluderen dat het beleidsdoel volledig is gerealiseerd. Tegelijkertijd moeten we aangeven dat er op de betrouwbaarheid en validiteit van deze conclusie het een en ander af te dingen is. Beleidsdoel Er is zicht op de gewenste spreiding van voorzieningen en diensten op het gebied van zorg en welzijn.
Prestatie
Doelrealisatie
Doelstelling 8: Voldoende mogelijkheden om met elkaar te wonen, om elkaar te ontmoeten en om van elkaar te leren Op dit terrein heeft de provincie in twee jaar tien projecten gerealiseerd en een aantal activiteiten daarvan worden gecontinueerd door de budgetgefinancierde instellingen van de Provincie. Deze projecten hebben een ontwikkeling in de richting van de doelstelling op gang gebracht. Er is een diversiteit aan projecten in uitvoering genomen. Om de lezer een beeld te geven van de activiteiten en projecten, noemen we enkele voorbeelden uit 2011 en 2012: In Twaspanhuzen te Harkema wonen meerdere gezinnen, waarvan één of beide ouders een verstandelijke beperking heeft. Deze gezinnen worden ondersteund door buren, een “normaal” gezin, die verantwoordelijk zijn voor de dagelijkse begeleiding en opvoeding;
Een lopend SIF project van KSMA Solidair “Kerk, Religie en WMO”. Het doel is te komen tot samenwerkingsverbanden tussen kerken, religieuze groeperingen, vrijwilligersorganisaties en overige partijen, waarmee projecten worden gestart en uitgevoerd die bijdragen aan de uitvoering van de WMO.
Een lopend SIF project van het Koninklijk Nederlands Korfbal Verbond met de titel “Dorp 2028”. In overeenstemming met het concept van “gezonde sportdorp” van NOC*NSF worden Lokaal alle krachten gebundeld om een goed aanbod te creëren op het gebied van sport (en cultuur) voor alle inwoners. Een lopend SIF project van Tumba met als veelzeggende titel: “40 dagen zonder schelden”; Een lopend SIF project van de stichting Thuishaven Terschelling met als doel tot een goed aanbod van voorzieningen voor gehandicapten te komen.
Conclusie Er is in het kader van de zeer algemeen geformuleerde doelstelling een respectabel aantal projecten gesubsidieerd en uitgevoerd. Dat betekent dat de provincie een substantiële inspanning op dit terrein heeft geleverd. Het is echter lastig om een duidelijke uitspraak te doen over de mate waarin de zeer algemeen
42
Eindevaluatie Sociale Agenda
geformuleerde doelstelling is gerealiseerd. In de eerste plaats zijn er geen gegevens van de effecten van de al genoemde projecten op provinciale schaal. In de tweede plaats wordt het vanuit het beleidskader niet duidelijk wat er onder “voldoende mogelijkheden” moet worden verstaan. Beleidsdoel Er zijn voldoende mogelijkheden voor burgers om met elkaar te wonen, elkaar te ontmoeten, kennis uit te wisselen, van elkaar te leren en elkaar te accepteren.
Prestatie
Doelrealisatie
Doelstelling 9: Kennisuitwisseling door gemeenten rondom sociale samenhang De Provincie biedt in ieder geval jaarlijks vier bijeenkomsten voor de thema’s sociale samenhang en het sociaal beleid. Uit interviews blijkt dat alle vijf gemeentelijke vertegenwoordigers dat overleg waarderen en daarin vooral de functies van elkaar leren en ervaringen uitwisselen onderstrepen. Tevens is er waardering voor het Noordelijk overleg, dat met enige regelmaat op het terrein van het sociale beleid wordt georganiseerd. Het overleg sociale samenhang en sociaal beleid wordt op basis van de behoefte van de gemeenten gecontinueerd. In 2011 en 2012 kwam dat neer op zes ambtelijke bijeenkomsten op provinciale schaal. Inhoudelijk was er aanleiding genoeg in de vorm van het actuele proces van de decentralisatie van drie beleidsthema’s binnen het sociale domein. Conclusie Op basis van het aanbod en de waardering van het aanbod kunnen we concluderen dat dit doel volledig gerealiseerd is. Beleidsdoel Er zijn mogelijkheden voor gemeenten om van elkaar te leren en kennis uit te wisselen rondom de sociale samenhang.
Prestatie
Doelrealisatie
Doelstelling 10: Nieuwe samenwerkingsverbanden sociale samenhang realiseren Als gevolg van de projecten die zijn uitgevoerd zijn er in de beginjaren van de uitvoering van de onderhavige Sociale Agenda vier nieuwe samenwerkingsverbanden ontstaan. Daar is Frieslab een heel goed voorbeeld van. Dit is een samenwerking van het ministerie van VWS, de Friese gemeenten, de Friesland Zorgverzekeraar en de Provincie. Het blijkt dat de wetten rond zorg en welzijn niet goed zijn afgestemd op de behoeften van de cliënt. Het komt voor dat mensen, door de grenzen van de wetten, niet de zorg of ondersteuning krijgen die ze het liefst willen. Daarom is Frieslab gestart. Hier worden de knelpunten in de wetgeving nader bekeken en wordt aan oplossingen gewerkt. Gedurende de laatste twee jaar van de looptijd van de Sociale Agenda zijn er op diverse deelterreinen van het sociale domein nieuwe samenwerkingsverbanden ontstaan. Hieronder noemen we de voorbeelden: Een lopend SIF project van Tûmba in samenwerking met het COC. Het project heeft de titel: “Koplopers Homo-emancipatie Fryslân”. Het is een vervolg op het koploperproject Leeuwarden/SudWest Fryslân. De brede aanpak van dit project is gericht op het vergroten van de veiligheid en acceptatie van “HoLeBi’s” en transgenders op scholen. Specifieke kennis en vaardigheden worden overgedragen naar de politie.
Eindevaluatie Sociale Agenda
43
Tûmba en COC gaan in feite het koploperproject uitrollen over heel Friesland en uitbreiden met meer activiteiten. Een lopend SIF project van Maatschappelijk werk Fryslân, met de titel “Fryslân on Line”. Het gaat om digitale dienst en hulpverlening die in samenwerking met de NHL wordt geleverd. Deze hulp- en dienstverlening wordt in heel Fryslân opgestart. Men begint met 4 pilots, met verschillende thema’s op verschillende locaties (stedelijk/platteland). De uitvoering wordt door welzijnsinstellingen ter hand genomen, de monitoring en methodiekontwikkeling wordt door de NHL verzorgd. Een lopend SIF project van de stichting Verslavingszorg Noord Nederland, met als titel “Afkicken en Afblijven”. Het gaat om het maken van een film waarmee aan de hand van portretten voorlichting gegeven wordt over de gevaren en risico’s van verslaving aan alcohol en drugs (en eventueel ook andere vormen van verslaving). Het project is een samenwerking tussen verslavingszorg Noord Nederland, de Noordelijke Regionale Omroepen, de GGD en het onderwijs. Het SIF project; “Vraag elkaar” van Alliade Zorggroep heeft tot doel kwetsbare mensen in te voeren in nieuwe maatschappelijke rollen. Werken met web- en SMARTphone applicatie ‘Vraag Elkaar’, digitale marktplaats voor uitbreiden van netwerken en aanbieden van diensten/hulpvragen in directe leefomgeving. Met de applicatie wordt het voor kwetsbare mensen gemakkelijker gemaakt om een netwerk op te bouwen en te onderhouden. Met de applicatie kan men elkaars diensten en vragen snel vinden en reageren. Kwetsbare mensen kunnen ook hun diensten aanbieden (eigen kracht) en zo op deze manier maatschappelijk meedoen. Via deze applicatie kunnen ze van hulpvrager, dienstenaanbieder worden. Hierdoor zal de acceptatie van kwetsbare mensen worden bevorderd. Door het verbinden met de diverse bestaande initiatieven van zorginstellingen, wijkverenigingen en kerken kan er een grote doelgroep worden bediend. Een Lopend SIF project van Life Sciences & Technology. Het doel is het ontwikkelen van een leerlijn voor het HBO voor studenten met autisme.
Conclusie We hebben hier opnieuw te maken met een in zeer algemene termen geformuleerde doelstelling. Op basis van de aard van de doelstelling en de geleverde prestaties van de provincie kunnen we concluderen dat de gewenste resultaten en het beleidsdoel volledig zijn gerealiseerd. Daarbij moeten we opmerken dat het gewenste resultaat en het beleidsdoel vrijwel identiek aan elkaar zijn. Beleidsdoel Er zijn nieuwe samenwerkingsverbanden ten behoeve van sociale samenhang gerealiseerd.
Prestatie
Doelrealisatie
Doelstelling 11: Sport als middel om de sociale samenhang te versterken Vanuit de aanbodkant zijn er veel sportieve projecten uitgevoerd. Aan de regeling Impuls Brede Scholen, die overgegaan is naar de regeling buurtsportcoaches in het programma Sport en bewegen in de buurt doen 23 gemeenten mee. Afhankelijk van de grootte van de gemeenten zijn 1 tot 15 fte. buurtsportcoaches per gemeente werkzaam. De ambitie van deze gemeenten is om in 2016 totaal 98,6 fte in Fryslân aangesteld te hebben in de 23 gemeenten.
44
Eindevaluatie Sociale Agenda
Op basis van ervaringen tot nu toe wordt aangegeven dat de deelname van kinderen die basisonderwijs volgen beter is dan bij de jongeren van 13 t/m 18 jaar. Het is geen gemakkelijke zaak om van een groot aantal projecten gegevens over sporttoernooien in wijken en dorpen boven tafel te krijgen, laat staan dat we deze deelnemers kunnen vragen naar de invloed van de sportactiviteiten op de sociale cohesie in dorp of wijk. Sport wordt aan de aanbodkant ingezet met als doel de sociale samenhang te versterken, maar het ontbreekt aan gegevens over de aard en de omvang van en de deelname aan de aangeboden activiteiten. Op basis van het ontbreken van die gegevens kunnen we dan ook geen uitspraak doen of die sportactiviteiten hebben bijgedragen aan een betere sociale cohesie. Conclusie We zien aan de aanbodkant een forse inspanning om zoveel mogelijk buurtsportcoaches aan te stellen. Het doel van de buurtsportactiviteiten is het verhogen van de sociale cohesie in die buurten. Helaas beschikken we niet over deelnamecijfers. Laat staan over cijfers naar de mening van de deelnemers over de relatie tussen deze sportactiviteiten en een mogelijke verbetering van de sociale cohesie als gevolg daarvan. Beleidsdoel Sport wordt ingezet als middel om sociale samenhang te versterken
Prestatie
Doelrealisatie
Samenvattend overzicht In de onderstaande tabel is de mate van realisatie van de prestaties en de beleidsdoelen nogmaals weergegeven. NUM 1 2 3 4 5
6 7 8
9 10 11
DOELSTELLING Er zijn meer (soorten) vrijwilligers. Er is voldoende deskundigheid en kwaliteit aanwezig bij vrijwilligersorganisatie. Mantelzorgers worden voldoende ondersteund. Meer jongeren nemen deel aan maatschappelijke activiteiten op lokaal en provinciaal niveau. Er is keuzemogelijkheid voor inwoners van Fryslân om zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen wonen op een veilige manier in eigen woning of omgeving. De gebruikswaarde, kwaliteit en spreiding van dorpshuizen, multifunctionele (wijk)centra en zorgvoorzieningen is verbeterd. Er is zicht op de gewenste spreiding van voorzieningen en diensten op het gebied van zorg en welzijn. Er zijn voldoende mogelijkheden voor burgers om met elkaar te wonen, elkaar te ontmoeten, kennis uit te wisselen, van elkaar te leren en elkaar te accepteren. Er zijn mogelijkheden voor gemeenten om van elkaar te leren en kennis uit te wisselen rondom de sociale samenhang. Er zijn nieuwe samenwerkingsverbanden ten behoeve van sociale samenhang gerealiseerd. Sport wordt ingezet als middel om sociale samenhang te versterken (vervolg breedtesport).
Eindevaluatie Sociale Agenda
45
PRESTATIE
DOEL
Kijken we naar de prestaties, dan valt het op dat alle 11 prestaties volledig of grotendeels zijn geleverd. Dat is een score van 100%. Dat betekent dat de inzet van de beleidsafdeling zeer goed is geweest. Op het terrein van de beleidsdoelen zijn er 5 volledig of grotendeels gerealiseerd. Dat is een score van 45%. Vier doelen zijn gedeeltelijk gerealiseerd [36%] en over twee beleidsdoelen kunnen we wegens gebrek aan informatie geen uitspraak over de mate van realisatie doen. Als we deze beoordelingen van de doelrealisatie vergelijken met die in de tussenevaluatie, dan zien we dat er bij zes doelen sprake is van een vooruitgang in de mate van realisatie, bij de overige 5 doelen is de mate van realisatie gelijk gebleven. Dat betekent dat we tevreden kunnen zijn over de output en outcome binnen dit beleidsthema.
2.4
Zorg
De Provincie streeft naar voldoende en goed bereikbare (basis)zorg. De zorg wordt op efficiënte wijze geboden door voldoende goed opgeleid personeel. De Provincie behartigt de belangen van haar inwoners ter voorkoming van hiaten op het brede terrein van de zorg. Binnen dit beleidsthema zijn zes doelen geformuleerd. De eerste twee doelen hebben te maken met een optimale samenwerking van instellingen binnen de zorg in de vorm van: ketenzorg en intersectorale samenwerking. De doelen drie en vier hebben betrekking op de basiszorg met als onderwerpen: de spreiding, toegankelijkheid, de kwaliteit en kwantiteit van de werkenden in deze sector. Het vijfde doel heeft te maken met het bevorderen van de vraagsturing in de zorg. Het laatste doel is gericht op een visie m.b.t. de combinatie wonen en zorg in de toekomst. In het vervolg van dit deelhoofdstuk brengen we per doelstelling de stand van zaken m.b.t. de gerealiseerde prestaties en de realisatie van de beleidsdoelen op hoofdlijnen in kaart.
Doelstelling 1: Het proces van ketenzorg is verbeterd Onder ketenzorg verstaan we integrale samenwerking tussen verschillende aanbieders van zorg in de eerste en tweede lijn, welzijn en wonen. In een vloeiende lijn van diagnostiek, behandeling, maar ook preventie en vroege opsporing weten de verschillende organisaties en professionals elkaar te vinden. Daarbij staan de cliënt en zijn omgeving altijd centraal en heeft de cliënt de regie zoveel mogelijk zelf in de hand. Goede ketensamenwerking leidt tot efficiëntere inzet van middelen en meer kwaliteit van zorg. Rond het proces van ketenzorg zijn er in 2011/2012 nog twee projecten uitgevoerd. Het gaat dan om een project waarbij de ketenzorg bij oncologische revalidaties wordt geoptimaliseerd. Daarnaast heeft Zorgbelang een project uitgevoerd met als doel te komen tot een methodiek gebiedsgerichte zorg vanuit patiëntenperspectief. Die methodiek zal breed inzetbaar zijn voor het laten meedenken van burgers in complexe vraagstukken. Conclusie De provincie heeft de te leveren prestaties in ruime mate gerealiseerd. Deze inzet heeft zeer waarschijnlijk een bijdrage geleverd aan de verbetering van de ketenzorg. Het is echter de vraag in hoeverre er nu binnen de gehele zorgsector sprake is van een verbetering van de ketenzorg. Voor de inzet van de provincie kunnen we tot een vrij positief oordeel komen, maar m.b.t. de doelrealisatie kunnen we niet verder gaan dan een gedeeltelijke realisatie.
46
Eindevaluatie Sociale Agenda
Beleidsdoel Het proces van ketenzorg is verbeterd.
Prestatie
Doelrealisatie
Doelstelling 2: Integrale samenwerking tussen cure, care en aanpalende terreinen Er zijn binnen deze doelstelling een aanzienlijk aantal projecten uitgevoerd die het versterken van de integrale samenwerking ten doel hadden. Bovendien zijn er vanuit Frieslab en de jeugdconferentie op Vlieland onderwerpen uitgewerkt die betrekking hebben op het oplossen van knelpunten die een goede integrale samenwerking in de weg staan. De jeugdconferentie op Vlieland heeft een projectplan opgeleverd waarin betrokken partijen aan de slag zijn gegaan met het opheffen van de versnippering in de jeugdzorg. In de periode 2011 – 2012 heeft de provincie nog een extra inzet in het licht van dit beleidsdoel gepleegd. Met het Frieslab project “de handen in één” gingen de betrokkenen op zoek naar nieuwe regels in de zorg. Het project heeft ten doel één integraal budget voor zorg en welzijn in de wijk Tramkwartier te implementeren. Dit leidt tot een andere werkwijze voor betrokken partijen, zoals gemeente, zorgkantoor, welzijnsorganisaties. In de proeftuin ontzorgen en ontschotten gaat het om het anticiperen op de transitie AWBZ. Daarbij worden de krachten van de betrokken instellingen gebundeld. De deelnemers zijn: Mindup (GGZ), de Noorderbrug en Timpaan Welzijn. Conclusie De inzet van de beleidsafdeling op dit terrein is fors te noemen. Door het werkveld intensief in de projecten te laten participeren, mag men verwachten dat het effect in het licht van de te realiseren beleidsdoelstelling zal volgen. Beleidsdoel Integrale samenwerking tussen cure, care en aanpalende terreinen.
Prestatie
Doelrealisatie
Doelstelling 3: Voldoende en bereikbare basiszorg Partoer heeft op basis van het onderzoek “Basiszorg yn Fryslân, 2009” en enkele aanvullende bronnen een serie overzichten samengesteld. Deze overzichten hebben betrekking op de voorzieningen in de basiszorg. Over de spreiding en bereikbaarheid van voorzieningen in de basiszorg is adequate informatie beschikbaar. De randvoorwaarden voor centralisatie en decentralisatie zijn geformuleerd. In de loop van 2012 en 2013 zijn de gegevens op dit terrein geactualiseerd. De leaflets ‘zorgvoorzieningen in Fryslân’ met de actuele informatie zijn op het IKP Fryslân beschikbaar. Hieronder vatten wij de recente informatie zeer beknopt samen: Op het terrein van de consultatiebureaus zien we een daling van het aantal bureaus met 37%. Het aantal eerste lijns psychologen is tussen 2010 en 2011 met 45% gestegen. De openbare apotheken zijn vooral in de grote steden en de grotere kernen te vinden. Het aantal fysiotherapeuten is tussen 2010 en 2011 gestegen, maar daarna weer gedaald. Bij het aantal huisartsen dient zich een trend van een lichte afname aan, die zal leiden tot een tekort.
Eindevaluatie Sociale Agenda
47
Het aantal tandartsen is tussen 2009 en 2012 met 29% gestegen. Daarbij is de toename van het aantal vrouwelijke tandartsen opmerkelijk met een stijging van 64%. Het aantal verloskundigen laat een lichte daling van 6% zien. Fryslân kent 5 algemene ziekenhuizen, waarvan er 1 [de Sionsberg in Dokkum] behoorlijk is afgeslankt. De laatste jaren zijn er drie buitenklinieken van respectievelijk het MCL, de Tsjongerschans en het Antonius ziekenhuis van start gegaan. Binnen het beleidsthema voldoende en bereikbare basiszorg zijn er nog enkele specifieke projecten uitgevoerd: Uitbreiding van de hospiceszorg met 4-6 bedden in Drachten. Kleinschalige zorg op het platteland. Een project met het accent op modelontwikkeling en haalbaarheid naar kleinschalige zorg op het platteland in Noordoost Fryslân. Gebiedsgerichte zorg vanuit het patiënten perspectief, een project van Zorgbelang. In de gemeente Dongeradeel wil men een methodiek ontwikkelen waardoor de bevolking betrokken raakt bij het maken van keuzes in de zorg. Daarbij wordt de bevolking er ook van bewust dat in deze tijd niet alles meer kan. Het project ‘Zorg op afstand in Dongeradeel‘ van thuiszorg het Friese land. Deze gemeente is heel geschikt om er een project rond de bereikbaarheid van zorg uit te voeren. Hoe kun je met de inzet van ict faciliteiten het aanbod uit de sectoren Zorg en Welzijn beter op elkaar afstemmen. Digitaal dichterbij is een project van Noorderbreedte. Ouderen rondom een van de locaties van Noorderbreedte in Kollum worden voorzien van een tabletcomputer Er wordt op afstand onderzocht of het hebben van een tablet en toegankelijke apps een bijdrage kunnen leveren aan en betere kwaliteit van leven en een efficiëntere inzet van zorg. Binnen dit beleidveld spelen twee criteria een belangrijke rol. In de eerste plaats gaat het om voldoende voorzieningen binnen elke genoemde categorie. In de tweede plaats gaat het om de bereikbaarheid van de eerste lijns voorzieningen. Daarvoor zijn voor enkele voorzieningen (ambulance vervoer en verloskundige hulp) normen geformuleerd. In de nu beschikbare informatie komen deze twee criteria niet expliciet aan de orde. Conclusie Door de publicaties van Partoer zijn het aantal professionals en de spreiding van de voorzieningen binnen de basiszorg goed in beeld gebracht. De provincie heeft binnen dit beleidsveld een aantal nuttige projecten gehonoreerd. Het is niet makkelijk om van alle basisvoorzieningen aan te geven of het aantal en de bereikbaarheid ervan voldoende is. Er is reden tot zorg over de dalende trend van het aantal huisartsen en de ziekenhuiszorg in Noordoost Fryslân. De beschikbare informatie is niet helemaal volledig om op het terrein van het beleidsdoel te kunnen concluderen dat dit doel volledig is gerealiseerd. Beleidsdoel Voldoende en bereikbare basiszorg voor alle inwoners van Fryslân
48
Eindevaluatie Sociale Agenda
Prestatie
Doelrealisatie
Doelstelling 4: Voldoende gekwalificeerd personeel In 2011 werken er 44.258 Friezen in de zorg. Dit is ongeveer 15% van de Friese beroepsbevolking. Vergeleken met het landelijke percentage (12%) werken er in Fryslân relatief veel mensen in de zorg. De zorgsector is dan ook de grootste bron van werkgelegenheid in de provincie. Verreweg het grootste deel van het Friese zorgpersoneel werkt in de verpleging, verzorging of thuiszorg (VVT 45%). De op één na grootste branche is de ziekenhuiszorg, hierin is 21% van het zorgpersoneel actief. De gehandicaptenzorg en Overige Zorg (onder andere tandartsen, fysiotherapie, apotheken en medische praktijken) zijn de kleinste branches binnen de zorg. De te verwachte ontwikkelingen op het terrein van vraag en aanbod zijn als volgt kort te omschrijven. Voor de totale zorgsector in Noord-Nederland zal volgens prognoses van AZW-info de komende jaren geen substantieel personeelstekort ontstaan. Naar verwachting zullen er wel (grote) verschillen in personeelstekorten en -overschotten tussen de verschillende branches binnen de zorgsector zijn. In het fluchskrift Personeelsontwikkeling in de Zorg van maart 2013 worden vraag en aanbod op gedetailleerde wijze nader geanalyseerd. In de verzorging, verpleging en thuiszorg [VVT] wordt er – in tegenstelling tot alle andere deelsectoren – een tekort aan gekwalificeerd personeel verwacht [ruim 1000]. Als men dit verrekent met de overschotten in de andere deelsectoren, dan blijft er in de VVT nog een tekort van 150 medewerkers. Naast deze nadere analyse van de toekomstige vraag en aanbod binnen de zorgsector heeft de provincie ook een aantal projecten op het terrein van de personeelsontwikkeling in de zorg mogelijk gemaakt. Met betrekking tot het personeel en de aansluiting tussen onderwijs en arbeidmarkt is er de Friese Zorgacademie [SIF 2011]. Daarbij is vooral gekeken naar de cure kant, d.w.z. de verpleegkundigen. Hoe is de aansluiting met de arbeidsmarkt als de verpleegkundigen van school komen en wat willen de ziekenhuizen op het terrein van kwaliteit m.b.t. de opgeleide verpleegkundigen? Venturaplus heeft ook nog een care academie gedaan. Dat heeft geleid tot een visie op de zorg in 2025 “Beelden over Zorg 2025”. Dankzij deze visie hebben we nu de broedplaats “Kaljouw”. Dit is een broedplaats om te komen tot een nieuwe beroepen- en opleidingsstructuur voor Zorg & Welzijn breed. Dit doet men i.s.m. met het onderwijs [mbo, hbo]. De Friese Zorgacademie is een driejarig project van alle ziekenhuizen en alle opleidingen waar verpleegkundigen worden opgeleid. In dit project wordt nader bekeken waar de mogelijkheden liggen om vraag en aanbod optimaal op elkaar af te stemmen. Concreet betekent dit dat opleidingen verpleegkundigen waar mogelijk worden aangepast aan de eisen die de ziekenhuizen op dit terrein stellen. Digitaliseren van het leren in de zorg is een eenjarig project van Talant en Noorderbreedte. Men wil binnen dit project nadrukkelijk bekijken hoe men het personeel en de opleiding kan aanpassen aan de huidige digitale mogelijkheden. Dit project heeft een duidelijke relatie met de Friese Zorgacademie. In het project “Personele Power Palet” (PPP) ontwikkelt men een specifiek maatregelenpakket om drie groepen medewerkers voor de zorgsector inzetbaar te houden. Verder heeft Venturaplus het project ‘jongeren interesseren voor de zorg’ ontwikkeld. Partoer heeft hierbij de evaluatie uitgevoerd. Verder heeft Partoer in samenwerking met Venturaplus een inventarisatie verricht naar allochtonen werkzaam in de zorg. Hierover is in 2010 een rapport en fluchskrift verschenen onder de titel ‘Nieuwe Friezen in de zorgsector’.
Eindevaluatie Sociale Agenda
49
Conclusie We kunnen concluderen, dat deze doelstelling nu grotendeels is gerealiseerd. Op basis van de beschikbare informatie is het mogelijk om met gericht beleid deze doelstelling volledig te realiseren. De ontwikkelingen in de deelsector VVT verdienen in dit kader extra aandacht. Het gaat echter om een dynamische doelstelling. De realisatie ervan vereist een constante aandacht, omdat vraag, aanbod en kwaliteit met betrekking tot de werknemers aan veranderingen onderhevig zijn. Beleidsdoel Voldoende en voldoende gekwalificeerd personeel (m.n. in de ouderenzorg).
Prestatie
Doelrealisatie
Doelstelling 5: Handvatten vraagsturing patiënten en cliëntenorganisaties Er is in de periode 2008 – 2010 een aanzienlijke input geleverd aan zorginstellingen om concreet vorm te geven aan vraaggestuurd werken. In de periode 2011 – 2012 heeft dit thema geen nadere aandacht gekregen. In de eerste jaren van de uitvoering van de Sociale Agenda is er dus de nodige aandacht besteed aan het vraaggestuurd werken door zorginstellingen. Over de mate waarin dit door deze instellingen is gerealiseerd, is geen specifieke informatie beschikbaar. Conclusie We kunnen hooguit concluderen, dat er vooruitgang is geboekt met het verzamelen en beschikbaar stellen van informatie over knelpunten in de vraagsturing. Wat de betreffende instellingen in de concrete praktijk doen aan vraagsturing wordt niet duidelijk. Dientengevolge kunnen we hier niet verder gaan dan de conclusie, dat dit doel gedeeltelijk is gerealiseerd. Beleidsdoel Patiënten/ cliëntenorganisaties hebben handvaten om vraagsturing te krijgen.
Prestatie
Doelrealisatie
Doelstelling 6: Visie op spreiden wonen en zorg Dit beleidsthema valt in de uitvoering samen met thema 7 van vermaatschappelijking en leefbaarheid. In het rapport “Wonen in de toekomst” worden vooral de ontwikkelingen met betrekking tot de ouderen van nu en de volgende generatie in de combinatie van wonen en zorg aan de orde gesteld. Dat betekent dat wonen en zorg in de toekomst meer geconcentreerd zijn in de grotere kernen en veel meer gericht op actieve, mondige ouderen die prijs stellen op hun eigen zelfstandigheid. In het rapport worden vanuit de combinatie wonen en zorg de woonvormen ingedeeld in: Geschikt wonen: deze woonvorm is vooral bedoeld voor senioren en andere doelgroepen die een aangepaste woning nodig hebben; Bij verzorgd wonen gaat het om zelfstandige seniorenwoningen waarbij het mogelijk is om via een nabijgelegen zorgsteunpunt verzorging te ontvangen. Er is sprake van een scheiding tussen wonen en zorg; Beschermd wonen is wonen waarbij er 24 uur per dag zorg en toezicht aanwezig is. In deze categorie vallen de verzorgingshuizen en de verpleeghuizen. Op het terrein van het geschikt wonen hebben in 2009 13 Friese gemeenten onvoldoende
50
Eindevaluatie Sociale Agenda
aanbod van geschikte woningen en 18 Friese gemeenten voldoende aanbod van geschikte woningen. Het zijn vooral de verstedelijkte gemeenten waar een tekort aan geschikte woningen is. In de meeste plattelands gemeenten is het aanbod van geschikte woningen voldoende. In Fryslân is in 2010 de vraag naar geschikte woningen (79.366) groter dan het aanbod van geschikte woningen (75.563). Er is dus een tekort van 3.803 geschikte woningen. De verwachting voor de periode 2010 t/m 2030 – bij een beleid dat niet in extra woningen in deze categorie voorziet - is dat het verschil tussen vraag en aanbod groter zal worden. De verwachting is dat er in 2030 een tekort van 21.060 geschikte woningen zal zijn. Dit tekort is bijna zes keer zo groot als het tekort in 2010. Binnen de categorie verzorgd wonen hebben in 2009 negen Friese gemeenten onvoldoende aanbod van verzorgde woningen en 22 Friese gemeenten voldoende aanbod van verzorgde woningen. Vooral in het noordoosten, midden en zuiden van Fryslân is het aanbod onvoldoende. In Fryslân is in 2010 de vraag naar verzorgde woningen (7.787) groter dan het aanbod van verzorgde woningen (6.239). Er is dus een tekort van 1.548 verzorgde woningen. De verwachting voor de periode 2010 t/m 2030 is dat het verschil tussen vraag en aanbod groter zal worden als het aanbod aan verzorgde woningen gelijk blijft. De verwachting is dat er in 2030 een tekort van 7.858 woningen zal zijn. Dit tekort is ongeveer vijf keer zo groot als het tekort in 2010. In 2010 zijn er in Fryslân 67 verzorgingshuizen te vinden. Deze zijn vrij gelijkmatig verspreid over de provincie. Wel zijn de meeste verzorgingshuizen gevestigd in de grotere plaatsen en centrumplaatsen. Schiermonnikoog heeft als enige gemeente geen verzorgingshuis. In vergelijking met 2009 zijn volgens het Zorgkantoor Friesland ‘Riemsoord’ in Appelscha en ‘Clein Clooster’ in Sneek er als verzorgingshuis bij gekomen. In Fryslân zijn in 2010 22 verpleeghuizen te vinden. De verpleeghuizen zijn niet helemaal gelijkmatig verspreid over de provincie. De meesten zijn te vinden in grotere plaatsen en centrumplaatsen in het midden, zuidwesten en zuidoosten van Fryslân. Ook op de eilanden Terschelling en Ameland is een verpleeghuis gevestigd. In Noordwest Fryslân, in de vier Middelseegemeenten (het Bildt, Menameradiel, Ferwerderadiel en Leeuwarderadeel) en Franekeradeel zijn geen verpleeghuizen. Ook in de Noordoostelijke gemeenten Achtkarspelen en Kollumerland c.a. zijn geen verpleeghuizen te vinden evenals in Lemsterland in Zuid Fryslân. In 2009 was er één verpleeghuis minder in Fryslân. In vergelijking met 2009 zijn in 2010 volgens het Zorgkantoor ‘Leppehiem’ in Akkrum, ‘De Stelp’ in Hollum en ‘Zorgwoningen in Balk’ er als verpleeghuizen bij gekomen. Conclusie De door de provincie te leveren prestatie heeft als doel: Er is een visiedocument over de capaciteit en de spreiding van woonvormen in de zorg. De capaciteit en de spreiding van geschikt en verzorgd wonen zijn goed in kaart gebracht. Bij de verzorging- en verpleeghuizen komt de capaciteit minder duidelijk aan bod, terwijl de spreiding goed in kaart is gebracht. Dat brengt ons tot het oordeel dat deze prestatie grotendeels is gerealiseerd. Het beleidsdoel heeft betrekking op een situatie waarin elke burger kan kiezen uit meerdere woonvormen waar zorg beschikbaar is. Gezien de tekorten in het geschikt en verzorgd wonen en het ontbreken van capaciteitsgegevens m.b.t. de verzorging- en verpleeghuizen, kunnen we concluderen dat dit beleidsdoel slechts gedeeltelijk is gerealiseerd. Beleidsdoel Iedere burger kan kiezen uit meerdere woonvormen waar zorg beschikbaar is.
Eindevaluatie Sociale Agenda
51
Prestatie
Doelrealisatie
Samenvattend overzicht In het onderstaande overzicht worden de beoordelingen over de te leveren prestaties en de te realiseren beleidsdoelen nogmaals weergegeven. NUM 1 2 3 4 5 6
DOELSTELLING Het proces van ketenzorg is verbeterd. Integrale samenwerking tussen cure, care en aanpalende terreinen. Voldoende en bereikbare basiszorg voor alle inwoners van Fryslân. Voldoende en voldoende gekwalificeerd personeel (m.n. in de ouderenzorg). Patiënten/ cliëntenorganisaties hebben handvaten om vraagsturing te krijgen. Iedere burger kan kiezen uit meerdere woonvormen waar zorg beschikbaar is.
PRESTATIE
DOEL
Op het terrein van de prestaties zijn 5 van de 6 doelstellingen geheel of grotendeels gerealiseerd. Dat komt overeen met 83%. Wat de doelrealisatie betreft is de helft van de doelen grotendeels en de andere helft gedeeltelijk gerealiseerd. Daarbij moet worden opgemerkt dat een deel van de beleidsdoelen een wat problematische formulering kennen, met de norm voldoende of de formulering dat iedere burger kan kiezen. Uit een vergelijking van de doelrealisatie in de tussenevaluatie blijkt dat de doelrealisatie in deze eindevaluatie m.b.t. doel 2 een lichte verbetering laat zien.
2.5
De verdeling van het budget over de beleidsvelden
In de Tussenevaluatie van de Sociale Agenda is vastgesteld wat de stand van zaken was met betrekking tot de te leveren prestaties en de te realiseren beleidsdoelen. In de onderstaande tabel zijn per beleidsthema de volgende gegevens vermeld. In de tweede kolom staan per beleidsthema het aantal beleidsdoelen, zoals die in de Sociale Agenda zijn vermeld. In de derde en vierde kolom staan per beleidsveld het aantal te leveren prestaties en het aantal beleidsdoelen dat – op basis van de Tussenevaluatie – nog niet in voldoende mate is gerealiseerd. In de vijfde kolom staan per beleidsthema het aantal projecten dat in 2011 in uitvoering was. In de zesde kolom staan de totale bedragen die in 2011 voor die projecten vanuit het SIF zijn toegekend. In de twee laatste kolommen staan het aantal projecten en de toegekende subsidiebedragen voor 2012 vermeld. Beleidsthema In Sociale Agenda Jeugd & Gezin Maatsch. Participatie Vermaat. & Leefbaar. Zorg Totaal
52
Tussenevaluatie Doelen Onvoldoende Prest Doel 12 5 6 4 3 11 5 9 6 1 33 10 19
SIF 2011 Projecten Subsidie 6 7 10 7 30
Eindevaluatie Sociale Agenda
354.683 298.859 725.150 549.701 1.928.393
SIF 2012 Projecten Subsidie 5 10 5 9 29
483.087 733.752 283.600 462.400 1.962.839
We zijn nagegaan of de verdeling van de toekenningen vanuit het SIF enige samenhang vertoont met het aantal beleidsdoelstellingen per beleidsveld. Die samenhang is zwak. De samenhang tussen de verdeling van de subsidies over de beleidsvelden hangen tevens in geringe mate samen met het aantal beleidsdoelen dat in de tussenevaluatie hooguit als gedeeltelijk gerealiseerd is beoordeeld. Uit de analyse komt duidelijk naar voren dat er een redelijk sterke samenhang is tussen het aantal ingediende projectvoorstellen per beleidsveld en de in totaal toegekende subsidiebedragen per beleidsveld. Dit laatste is natuurlijk een zeer voor de hand liggende samenhang.
Eindevaluatie Sociale Agenda
53
3.
Conclusie en Discussie
In dit rapport hebben we de eindevaluatie van de Sociale Agenda over de jaren 2011 en 2012 besproken. In dit korte hoofdstuk komen in concluderende zin enkele zaken aan de orde. 1. Als we de mate van realisatie van de prestaties overzien, dan kunnen we concluderen dat de inzet bij alle vier beleidsthema’s bevredigend tot indrukwekkend te noemen is. De interventies die middels projecten zijn gepleegd zijn zonder meer doelgericht. De beleidsafdeling heeft – ondanks een afname van de formatie binnen het cluster sociaal beleid en zorg – een goede prestatie geleverd. 2. Kijken we naar de mate waarin de beleidsdoelen zijn gerealiseerd, dan kunnen we t.a.v. drie van de vier beleidsthema’s tevreden zijn. Het betreft de beleidsthema’s: Jeugd & Gezin, Vermaatschappelijking & Leefbaarheid en Zorg. Bij het beleidsthema maatschappelijke participatie blijft de mate van doelrealisatie hierbij wat achter. Met vier beleidsdoelstellingen is dit thema op dit vlak het kleinste thema. Het is qua doelrealisatie zeker geen makkelijk beleidsterrein. Het heeft betrekking op het verbeteren van de positie van groeperingen die in een achterstandssituatie verkeren. Het blijkt dat dit scala aan groeperingen niet goed in kaart is gebracht. Helaas is er niet voldoende onderzoek gedaan naar de effecten van de interventies en kunnen we aannemen dat deze effecten per definitie door de economische crisis weer gedeeltelijk of volledig teniet zijn gedaan. Voor alle duidelijkheid moeten we hier vermelden dat de gemeenten – mede gestimuleerd door provincie, Rijk en VNG – in 2013 volop bezig zijn om m.b.t. het lokaliseren van de doelgroepen een inhaalslag te maken. 3. Bij de formulering en uitvoering van beleid gaan we er vanuit dat er een duidelijke relatie is tussen de mate waarin de prestaties zijn geleverd en de mate waarin de doelen zijn gerealiseerd. Deze relatie is gebaseerd op de veronderstelling dat de interventies die plaats vinden een positief effect hebben richting de realisatie van het betreffende beleidsdoel. Bij het thema Jeugd & Gezin zien we een samenhang tussen de output en de outcome. We constateren dat er 6 combinaties met de kleur groen zijn. Dat betekent dat het meest positieve oordeel over de te leveren prestaties (output) gepaard gaat met een meest positieve beoordeling van de betreffende outcome. Bij een niet optimale doelrealisatie is de beoordeling van de prestaties minstens lichtgroen en vaak geel [de prestatie is respectievelijk grotendeels of gedeeltelijk gerealiseerd]. Bij het thema maatschappelijke participatie is de veronderstelde samenhang om al genoemde redenen niet of nauwelijks aanwezig. Bij de beleidsthema’s Vermaatschappelijking & Leefbaarheid en Zorg zien we – in vergelijking met het thema Jeugd & Gezin - een zelfde samenhang tussen output en outcome. 4. In deze evaluatie hebben we regelmatig moeten constateren dat de doelstellingen lang niet altijd SMART genoeg zijn geformuleerd. Denk dan aan termen als: “ er is meer zicht op”, “het aantal neemt af”,” iedere burger kan kiezen”. Daarbij moet worden opgemerkt dat er beleidsterreinen zullen zijn, waarbij de uitkomsten van interventies met de nodige onzekerheden worden omgeven. Het formuleren van
54
Eindevaluatie Sociale Agenda
optimaal SMARTe beleidsdoelen is dan niet opportuun. 5. Het zou ook een goede zaak zijn als de relatie tussen de beleidsdoelen en de doelstellingen van de projecten nog explicieter met elkaar in verband worden gebracht. Op dit punt was de informatie over de projecten nogal wisselend, aan de ene kant projecten met voldoende informatie en concrete doelstellingen en aan de andere kant projecten met zeer summiere informatie een in algemene termen omschreven doelstellingen. 6. Tijdens de uitvoering van de Sociale Agenda in de periode 2008 – 2012 is er vanuit de beleidsafdeling veel werk verzet. Als we de beoordeling van de te leveren prestaties bekijken, dan zijn 30 van de 33 grotendeels of volledig gerealiseerd. Dat is een percentage van 91%. Deze prestatie is opmerkelijk, omdat in dezelfde periode de formatie van het team sociaal beleid & zorg van 9 fte in 2008 gereduceerd is tot 3,5 in 2012. 7. Na deze periode met beleidsvorming en uitvoering op basis van een provinciale Sociale Agenda breekt er een periode aan waarin de gemeente de primaire overheid is m.b.t. het sociale beleidsterrein. In het transitie proces zijn gemeenten nu druk bezig om de doelgroepen van dit nieuwe integrale sociale beleid in beeld te brengen. Het is een goede zaak om op de juiste momenten in dit transitieproces nogmaals de verworvenheden van de Sociale Agenda aan de orde te stellen. Zo hebben we al eerder geconstateerd dat het beleidsthema maatschappelijke participatie dit jaar ook voor de gemeenten een belangrijk onderwerp is geworden. Het is in dit proces van belang om aan te sluiten bij de prioriteiten die de gemeenten stellen en de primaire verantwoordelijkheid van de gemeenten voor dit beleidsveld. Dat neemt echter niet weg dat de provincie in goed overleg met de gemeenten de rol van een wat afstandelijke constructief meedenkende partner op zich kan nemen.
Eindevaluatie Sociale Agenda
55
4
Literatuur
Bijlsma-Soorenburg, B.Y. (2013). Zie je ze groeien? Hoe observatie van authentiek gedrag, evaluatie en planning met GOLDTM-NL het pedagogisch handelen van voorschoolse professionals kan versterken. Groningen: RuG, Academisch proefschrift. Blankenspoor, H.C. (2010). Samen tegen armoede: drie jaar Fries armoedebeleid. Leeuwarden: Partoer CMO Fryslân. Blankenspoor, H.C., Mijnheer, E., Ganzinga-Sutman Meijer, M.H.L. (2010). Eindrapportage Provinciaal Armoedebeleid Fryslân. Leeuwarden: Taskforce Armoedebestrijding, Provincie Fryslân. Blankenspoor, H.C., Berghuis, M.G., (2009). Tussenevaluatie provinciaal armoedebeleid Fryslân. Leeuwarden: Partoer CMO Fryslân. Blankenspoor, H.C., Jokhan, M.M., de Vries, W.M. (2008). Nulmeting armoede Fryslân. Leeuwarden: Partoer CMO Fryslân. Bouman-Duivenvoorde, S. (2009). Meitinker, omtinke er ouderenadviseur: op weg naar een werkbaar model. Leeuwarden: Frieslab. Bouman-Duivenvoorde, S., Popma, R. (2010). Keten of kartel? Leeuwarden: Frieslab. CBS. (2009). Ouderen en jongeren doen even vaak vrijwilligerswerk. Den Haag: CBS, Statline. CBS. (2010). Sociale Samenhang: Participatie, Vertrouwen en Integratie. Den Haag: CBS. CBS/SCP. (2013). Armoedesignalement 2013. Den Haag: CBS/SCP. Diepen van, G., de Boer, Y. (2010). Evaluatieonderzoek implementatie Triple P in Fryslân. Leeuwarden: Partoer CMO Fryslân. Diepen van, G., de Vries, W., Pusztay, G. (2010). Veilig opgroeien in Leeuwarden: herhaalde en derde meting. Leeuwarden: Partoer CMO Fryslân. Feen, N, van der (2012). Inventarisatie Maatjesprojecten in Fryslân. Leeuwarden: Partoer. Flapper, T., de Vries, W. (2010). Goed wonen in de toekomst: woonwensen en –behoeften van ouderen in relatie tot voorzieningen en zorgcapaciteit. Leeuwarden: Partoer CMO Fryslân. Geus de, W., Versteegen, H., Kruiter, J. Voorschoolse educatie: doelgroepbepaling en toeleiding: een handreiking voor gemeenten. Utrecht: Oberon/Sardes. GGD Fryslân. (2013). GO-jeugd 2013: gezondheidsonderzoek onder jongeren van 12 tot en met 18 jaar. Leeuwarden: GGD Fryslân. Inspectie van het Onderwijs (2013). Extra aandacht nodig voor achterstanden bij het jonge kind: eindrapport bestandsopname voor- en vroegschoolse educatie in Nederland. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs. Ooijendijk, W.T,M. (red), Hildebrandt, V.H. (red), Hopman-Rock, M. (red) (2005). Bewegen gemeten 20002004. Leiden: TNO Kwaliteit van Leven. Partoer CMO Fryslân. (2008 - 2012). Ikpfryslan.nl: monitor Sociale Agenda. Leeuwarden: Partoer CMO Fryslân. Peters Weem, J.H.I.M., Bouman-Duivenvoorde, S. (2010). Wie financiert huishoudelijke hulp bij thuiswonende mensen met de indicatie verblijf? Leeuwarden: Frieslab. Provincie Fryslân. (2006). Evaluatie sociaal beleidskader 2004-2007. Leeuwarden: Provincie Fryslân. Provincie Fryslân. (2006). Vrijwilligerswerk in Fryslân. Leeuwarden: Provincie Fryslân. Provincie Fryslân. (2007). Sociaal Rapport Fryslân. Leeuwarden: Provincie Fryslân. Provincie Fryslân. (2008). Sociale Agenda 2008-2011. Leeuwarden: Provincie Fryslân. Pusztay, G., de Vries, W.M. (2010). De staat van de Friese jeugd 2010. Leeuwarden: Partoer CMO Fryslân.
56
Eindevaluatie Sociale Agenda
Vries de, W.M. (2013). Gebruikswaarde, kwaliteit en spreiding van dorpshuizen en mfc’s. Leeuwarden: Partoer. Vries de, W.M., Koster, A. (2009). Basiszorg in Fryslân, ontwikkeling in spreiding en bereikbaarheid. Leeuwarden: Partoer CMO Fryslân. Wallendal, B. (2005). Onderzoek maatwerk in mantelzorg. Sneek: Wallendal Consultancy. Witte de. T. (2012). De 24 uurs mantel: onderzoek mantelondersteuning. Leeuwarden: Partoer. Witte de. T. en A. Hoekstra (2013). Vrijwilligers in beeld 2012. Leeuwarden: Partoer. Zwierenberg, E., Herder, O., Peters Weem, A., Nolles, F., Nust, R., Dijkstra, A. (2009). Omkeer 2.0: Friese proeftuin voor wonen, welzijn en zorg. Leeuwarden: Consortium Omkeer 2.0.
Eindevaluatie Sociale Agenda
57