provinsje fryslân provincie fryslân Provinciale Staten
Leeuwarden, 13 februari 2015 Verzonden, 1 3 FEB. 2015
Ons kenmerk Afdeling
01195576 : Flexpool
Behandeld door : A.H. van Toly / (058) 292 52 18 of
[email protected] Uw kenmerk Bijlage(n)
Onderwerp
1. Aanvullende informatie over muizenproblematiek
: Informerende brief over muizenproblematiek
Geachte Statenleden,
Hierbij informeren wij u graag over de onderzochte mogelijkheden voor een kredietfaciliteit (lening) voor agrarische ondernemers van wie de bedrijfscontinuÏteit gevaar loopt door muizenschade. Naast de brieven met kenmerk 01188270 en 1192699 heeft u op 10 februari jI. van ons een brief ontvangen met daarin het verzoek om de muizenproblematiek te agenderen voor 18 februari 2015. In deze brief treft u twee onderzochte opties voor financiIe ondersteuning aan. In de bijlage leest u aanvullende informatie over de actuele situatie rondom de muizenschade, de stand van zaken rondom het plan van aanpak zoals de Staatssecretaris dat heeft voorgesteld en de ecologische kant van de plaag. Ramp De muizenplaag ontwikkelt zich steeds meer tot een ramp. Dit werd eens te meer duidelijk tijdens de bijeenkomst in het Abe Lenstra Stadion op 19 januari jI. Dit heeft het college doen besluiten het Eau nafonds opdracht te geven voor het uitvoeren van taxaties. Om zo de werkelijke schade in beeld te krijgen. Na intensief onderzoek en gesprekken met de betrokken partners (het Rijk, Nederlandse Melkveehouders Verbond (NMV), LTO, Wetterskip en Faunafonds) wordt duidelijk dat er geen moge , 1 lijkheden voor boeren zijn om schadevergoedingen uit fondsen, zoals het Faunafonds, te ontvangen 1
Voor de gevolgen van de muizenplaag kan geen beroep gedaan worden op het Faunafonds. Deze veldmuis mag namelijk bestreden worden en als bestrijding kan plaatsvinden, keert het Faunafonds geen schade uit. Daarnaast zit er onvoldoende -
1 / 5- Ons kenmerk: 01195576
t
provinsje fryslân provincie fryslân terwijl ons steeds meer signalen bereiken dat er een aantal boeren hun bedrijfsvoering niet door kun nen zetten door deze schadepost. Wij vragen de boeren eerst een gesprek aan te gaan met hun huisbank. Hierbij kunnen de taxatierapporten een belangrijke rol spelen. Maar de agrarische ondernemers die geen lening of slechts tegen hoge rentes bij de bank kunnen krijgen willen wij als provincie dé zuivelprovincie van Nederland niet laten vallen. Daarom hebben wij als college mogelijkheden on derzocht om de boeren financieel te ondersteunen. Het gaat uitdrukkelijk om in de kern gezonde be drijven die door de muizenplaag in continuïteitsproblemen zijn gekomen en daarvôôr dus nog niet in financiële problemen verkeerden. —
—
Uit gesprekken met o.a. banken is gebleken dat boeren op dit moment nog geen behoefte hebben aan een kredietfaciliteit, maar dat de druk op de liquiditeit in het voorjaar groot wordt. Dan moet er onder andere voer worden bijgekocht en ontstaan er (loonwerk)kosten voor het inzaaien van het land (nade re uitleg leest u onder het kopje ‘kostenopbouw’). Daarom vindt het college het van groot belang zo snel mogelijk duidelijkheid te geven over de mogelijkheden voor financiële ondersteuning. Dit kan zodra de taxatierapporten in april worden opgeleverd door het Faunafonds.
Onderzochte leningsmogelijkheden We hebben op dit moment twee goede mogelijkheden voor een lening op het oog. De eerste moge lijkheid, die op dit moment direct kan worden toegepast binnen de staatssteunregels zonder dat vooraf of achteraf toestemming nodig is van Brussel, betreft een rente- en aflossingsvrije lening met een maximum van 75.000 euro en een looptijd van vijf jaar gedekt door 50% zekerheden. Of een lening van maximaal 37.500 euro met een looptijd van tien jaar gedekt door 50% zekerheden. De Europese Commissie geeft de mogelijkheid om een rente- en aflossingsvrije lening van dit maximale bedrag te verstrekken binnen de zogeheten de-minimisverordening voor landbouw. Deze staat € 15.000 steun per 3 fiscale jaren toe. Eerder verstrekte steun onder deze verordening moet van dit bedrag worden afgetrokken. De tweede mogelijkheid betreft een langlopende lening tegen 3,5% rente die in 25 jaar tijd moet wor den afgelost. De eerste tien jaar hiervan zijn aflossingsvrij. Eerdere aflossing is vanzelfsprekend mo gelijk. Bij deze kredietmogelijkheid willen wij maximaal 80% van de schade vergoeden. Deze lening heeft een hogere rente dan bij banken, maar bevat een aflossingsvrije periode, die veel banken niet afgeven. Bij deze optie is het van belang dat nog niet zeker is of de Europese Commissie deze renteconstructie verenigbaar acht met de staatssteunregels. Het ministerie van Economische Zaken gaat hierover op korte termijn in gesprek met de Europese Commissie. Wat van belang is, zijn de drie fiscale jaren waarop de de-minimissteun ziet. Indien een ondernemer een provinciale lening afsluit die neerkomt op in totaal € 15.000 steun, kan hij drie jaar lang geen an dere subsidies ontvangen. Het voordeel hiervan is dat de faciliteit alleen gebruikt zal worden door ondernemers die echt in financiële nood zijn, het nadeel ervan is dat de ondernemers die er gebruik van maken zich wellicht voor de komende jaren ‘klem zetten’, danwel geen gebruik meer kunnen ma ken van andere subsidies die onder de de-minimis landbouw vallen. Op de volgende pagina leest u een nadere uitleg van de twee leningsmogelijkheden.
Kostenopbouw Boeren maken als gevolg van de muizenplaag extra kosten. Deze bestaan uit vijf onderdelen: 1. Bewerken van het land: er worden kosten gemaakt voor ploegen, inzaaien en eventueel herin zaaien; 2. Gederfde voeropbrengsten: boeren hebben geen of minder voer voor de winter en moeten dit inkopen; boeren missen verder de eerste snee grasopbrengst door de inzaai; Daar komt bij dat dit kwalitatief hoogwaardig gras is 3. Kopen van extra voer doordat muizen de huidige voervoorraad in de voeropslag aantasten; geld in het Faunatonds om de schade te vergoeden. Verder is van belang dat alle andere provincies toestemming moeten geven voor uitkering uit het Faunafonds. Daarnaast gaat uitkering ter compensatie van vraatschade door muizen ten koste van schadevergoedingen voor andere (beschermde) dieren zoals ganzen, dassen etc. Tenslotte is van belang dat alle andere provincies toestemming moeten geven voor uitkering uit het Faunafonds. 2/5 Ons kenmerk: 01195576 -
-
provinsje fryslân provincie fryslân
b
4. Kosten voor afvoer van mest als gevolg van de kringloopwijzer: Komt er minder gras van het land (als gevolg van de muizenplaag), dan mag de boer ook minder mest op het land brengen. Dat betekent dat de mest moet worden afgevoerd, waarvoor betaald moet worden; 5. Werk en inzet van de boer zelf. Staatssteun De eerste vier kostenposten zouden wat ons betreft voor een lening in aanmerking komen. Daarbij is sprake van staatssteun. Steun kan in ieder geval onder de-minimis worden toegekend. Op dit moment is zeker dat steun verleend kan worden onder de de-minimisverordening landbouw. In de landbouwsector ligt de maximale de-minimissteun op € 15.000 in drie fiscale jaren. Echter, voor een aantal subsidieregelingen is het kader van de-minimissteun al gebruikt, zoals steun voor boeren in ganzenfoerageergebieden (bovenop uitkering Faunafonds) en de regeling Asbest eraf, Zonnepanelen erop’. Dat betekent dat boeren mogelijkerwijs al een deel van de € 15.000 hebben ‘ge bruikt’. Of dat zo is en hoeveel dat er zijn is op dit moment onbekend. Daardoor kan de hoeveelheid steun die we kunnen bieden wellicht relatief klein zijn. De precieze omvang van de steun die we in dat geval kunnen bieden moet per aanvrager worden bepaald, op basis van de hoeveelheid steun die hij al ontvangen heeft. Die gegevens worden opgevraagd bij de aanvrager via een de-minimisverklaring. In algemene zin geldt nog dat geen de-minimissteun in de vorm van een lening mag worden gegeven indien tegen de aanvrager een collectieve insolventieprocedure loopt (dreigend faillissement). Nadere uitleg optie 1: Renteloze lening In de de-minimisverordening voor landbouw van de Europese Commissie wordt de mogelijkheid ge geven om via een vast format een renteloze lening te verstrekken die leidt tot de maximale toegestane steun van € 15.000. De gehele ruimte onder de-minimis is dan in een keer opgebruikt. Er kan dan een rente- en aflossingsvrije lening worden verstrekt van € 75.000 met een looptijd van 5 jaar, tegen 50% zekerheid of een rente- en aflossingsvrije lening van € 37.500 met een looptijd van 10 jaar, tegen 50% zekerheid. Dit betekent dat er voor de provincie sprake zal zijn van kosten doordat wij geen rente ont vangen over de verstrekte leningen (rentederving). Een nadeel van deze optie is dat het de omvang van de schades nog niet bekend zijn en het dus vraag is of deze bedragen voldoende zijn voor de schade die boeren lijden. Daarnaast kunnen boeren maar een gedeelte van bovenstaande bedragen lenen binnen de geldende staatssteun kaders van de Europese Commissie als ze de afgelopen 3 fiscale jaren al steun binnen de-minimis hebben ontvangen. Als een ondernemer al steun heeft ont vangen, wordt per individueel bedrijf gekeken naar de krediet rating en de zekerheden die de onder nemer kan overleggen voor een lening. Op basis daarvan worden dan de mogelijkheden per bedrijf berekend, waarbij we zoveel mogelijk conformiteit willen behouden. Nadere uitleg optie 2: Langlopende lening tegen 3,5%, 10 jaar aflossingsvrij Deze optie past niet binnen bestaande staatssteunkaders, maar is ontstaan op basis van gesprekken met onder andere banken, NMV en LTO. We gaan uit van maximaal 200 aanvragende boeren en van schades variërend van circa € 50.000 tot maximaal € 150.000, waarvan voor maximaal 80% van de schade een provinciale lening verstrekt wordt. Voor het verstrekken van de leningen zijn voldoende provinciale liquide middelen beschikbaar. Echter, we moeten er rekening mee houden dat een aantal ondernemers wellicht niet in staat zal zijn de lening terug te betalen. Daarom is een risico-reservering noodzakelijk. Omdat we zorgen voor een degelijke beoordeling van de business cases via o.a. een bankbrief/bankverklaring is het niet noodzakelijk een 100% risico-reservering te maken. Voldoende is om een risicoreservering van 10% (defaultprecentage) te hanteren. Daarnaast geldt dat de provincie over de verstrekte leningen rente ontvangt. Doordat we voor de boeren rekenen met 3,5% rente en wij zelf 2,8% rente ontvangen, is er geen sprake van verlies (rentederving). Ook de risico-reservering kan daaruit worden gedekt. Banken verstrekken kredieten aan (gezonde) ondernemingen voor ca. 3% rente. Het ‘probleem’ voor boeren bij een dergelijke lening van de bank zit in de aflossing die gelijk moet starten. Een provinciale langlopende lening, met een aflossingsvrije periode kan hierin een op lossing bieden. We stellen voor om 3,5 % rente te vragen. Door een hogere rente te vragen dan de banken voorkomen we in eerste instantie dat alle getroffen ondernemers gebruik willen maken van deze lening; bedrijven die op korte termijn de lening terug kunnen betalen zullen zich tot de bank wenden, doordat zij daar goedkoper uit zijn. -
3/5
-
Ons kenmerk: 01195576
çI,
provinsje fryslân provincie fryslân Zoals u eerder in deze brief kon lezen is bovenstaande opzet op dit moment niet mogelijk binnen de bestaande staatssteunkaders. In het overleg met het ministerie van EZ op 6 februari jI. is afgesproken dat het ministerie in Brussel voorlegt of voor een dergelijke langlopende lening, met een aflossings vrije periode van 10 jaar en een rentepercentage van 3,5% een uitzondering te vinden is of binnen een kader te passen is, mede gezien het plaagkarakter. Op dit moment is dit namelijk niet geoorloofd. Met een dergelijke lening wordt meer dan de in de de-minimisverordening landbouw toegestane € 15.000 steun verleend, Op korte termijn zal hierover nader overleg met Brussel plaatsvinden. Wan neer bekend wordt of de Europese Commissie deze optie toestaat of binnen een kader wil plaatsen, is op dit moment nog niet duidelijk. Wanneer het in Brussel niet lukt om toestemming te krijgen omdat de Europese Commissie verwijst naar bestaande staatssteunkaders of wanneer boeren reeds steun ontvangen hebben, zullen we terug moeten vallen op de maximale de-minimissteun voor de landbouw. Dit houdt in dat wij het vaste format kiezen uit optie 1 waar dat mogelijk is, of, wanneer er door boeren al gebruik is gemaakt van de de-minimisverordening, op basis van een rekenmodel (referentierente) van de Europese Commissie moeten bepalen wat een marktconforme rente is. Deze marktconforme rente ligt ergens tussen 4,44% en 10,44%. De precieze hoogte van de marktconforme rente wordt bepaald op basis van de kredietwaardigheid van een ondernemer en de zekerheden die een onderneming kan overleggen ter dekking van de provinciale financiering. De berekening zal per bedrijf verschillen en zal verschillen geven in de door de provincie gevraagde percentages en de uit te lenen bedragen. In zijn geheel terugvallen op deze variant is echter niet wenselijk. Dit model leidt tot mogelijk hoge(re) rentepercentages voor boe ren en hoge administratie- en beheerskosten voor de provincie. Voor een langlopende lening is dit zelfs nagenoeg onmogelijk binnen de-minimis. Een derde mogelijkheid is de landbouwvrijstellingsverordening. Dit is nog met onzekerheden omgeven en hiervoor verwachten we een lange doorlooptijd vanwege onduidelijkheden en vragen die door Brussel beantwoord moeten worden. Wanneer bovenstaande mogelijkheden niet haalbaar of oppor tuun zijn, zullen we ook deze mogelijkheid nader onderzoeken. Ten slotte is het nog mogelijk om een subsidie te verstrekken aan ondernemers of garant te staan voor leningen die zij bij een bank afsluiten. Deze twee opties zijn voor boeren niet (erg) interessant omdat de hoogte van de subsidie voor boeren naar verwachting te gering zal zijn vanwege de staats steunregelgeving. Er is wellicht sprake van dat de boeren de de-minimis ruimte al hebben gebruikt. Voor de garanties geldt dat dit de onzekerheden voor de bank afdekt.
Borgstellingsfonds In plaats of mogelijk naast een eventuele kredietfaciliteit, kunnen ondernemers in de akkerbouw, tuin bouw, veehouderij en visteelt voor menselijke consumptie, onder bepaalde voorwaarden, een beroep doen op de Stichting Borgstellingsfonds voor de Landbouw. Het Borgstellingsfonds, dat als doel heeft de ontwikkeling in de landbouw te bevorderen, staat garant voor rente en aflossing van het bankkre diet. De borgstelling gaat over het bedrag dat boeren zelf niet kunnen financieren en dat de bank niet via andere financieringsvormen, zoals een hypothecaire lening of rekening-courant krediet, wil ver strekken. De hoogte van de borgstelling kan niet meer bedragen dan twee-derde van het benodigde bedrag. Naar aanleiding van de aangenomen motie in de Tweede Kamer (dd. 10 februari 2015) wordt door het Rijk onderzocht of er mogelijkheden zijn binnen de huidige garantstellingsregeling voor be drijven met een continuïteitsprobleem. Indien het Borgstellingsfonds ingezet wordt voor bepaalde on dernemers, vervalt voor die ondernemers waarschijnlijk de optie om een lening af te sluiten. Het lijkt vooralsnog niet mogelijk gebruik te maken van beide faciliteiten.
-
4/5
-
Ons kenmerk: 01195576
provinsje fryslân provincie fryslân
b
Verzekering Het Rijk stelt dat het van belang is dat ondernemers zelf voorzieningen treffen om om te gaan met grootschalige schades. Voor weerschade is sinds enkele jaren een brede weersverzekering geïntro duceerd, die alle weerschaderisicos afdekt. Een dergelijke verzekering bestaat niet voor vraatschade door muizen. In overleg met de sector en verzekeraars wil het Rijk onderzoeken of er mogelijkheden en animo zijn om naar dit voorbeeld te komen tot een verzekering voor vraatschade. Dit heeft geen terugwerkende kracht en biedt daardoor geen oplossing voor de reeds geleden schade, maar kan mogelijk wel bijdragen in de compensatie van toekomstige schade door muizenvraat.
•1
Vervolg Zoals uit bovenstaande blijkt zijn er diverse acties op gang gebracht om de boeren te ondersteunen nu en in de toekomst. Voor verdere concrete stappen zijn we op dit moment afhankelijk van de rappor tages over de omvang van de schades en de uitspraken vanuit Brussel over de mogelijkheden voor een langlopende lening tegen 3,5% rente. In afwachting van de verdere uitspraken werken wij als College aan de concrete uitwerking van de twee opties voor provinciale leningen. Gezien de omvang van de schade lijkt het voor de hand te liggen dat het college op korte termijn aan u zal voorstellen een bedrag beschikbaar te stellen voor het verstrekken van renteloze leningen en de eventuele rente derving. De hoogte van het bedrag is sterk afhankelijk van de uitkomsten van de taxatierapporten. Uiteraard houden wij uw Staten de komende periode geïnformeerd over de ontwikkelingen in dit dos sier en vragen wij u na het ontvangen van de taxatierapporten om een besluit.
Gedeputeerde
A.J. van den Berg, secretaris
voor deze H.M. van Gils, loco-secretaiis
-
5 /5
-
Ons kenmerk: 01195576
.
0
Bijlage 1
—
Aanvullende informatie over muizenproblematiek
Waar staan we nu, medio februari 2015? Op de graslandpercelen in het zuidwesten van Fryslân is sprake van aanzienlijke schade door de veidmuis. De schade is zo groot dat deze waarneembaar is met satellietbeelden. De schadeomvang wordt geschat tussen € 40 miljoen en € 70 miljoen. De precieze schadeomvang zal door taxateurs bepaald worden. Inmiddels (stand 12 februari) zijn er 836 schadeformulieren ingevuld. Ook uit Groningen, Overijssel en Noord-Holland zijn inmiddels schades gemeld.
Op de bijeenkomst van 19 januari jI., waar de provincie een duidelijk standpunt innam, volg de een werkbezoek van staatssecretaris Dijksma op 27 januari. Aansluitend spraken provin cie en Rijk af dat er, vanuit de verschillende verantwoordelijkheden van betrokken partijen een plan van aanpak komt met een samenhangend pakket aan maatregelen die leiden tot (zicht op) herstel van de schade van de huidige muizenplaag. Ook worden maatregelen ge nomen om een toekomstige plaag zoveel mogelijk te voorkomen. Het plan van aanpak bevat de volgende elementen: A. Omvang van de schade bepalen: Provincie Fryslân heeft het initiatief genomen voor taxatie van de schade. Het ministerie van EZ erkent de status van die taxaties en ba seert verdere acties hierop; B. Preventieve maatregelen: Op korte termijn moeten preventieve maatregelen worden genomen zodat herhaling in deze omvang in de toekomst kan worden voorkomen. De eerste verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij ondernemers; Er is een onderzoek gestart door een gespecialiseerd bureau in nauwe samenwerking met LTO, NMV, Wet terskip, ministerie en de provincie om vast te stellen welke maatregelen hiervoor ef fectief zijn. 0. Maatregelen voor herstel van grasland: De mogelijkheden om graslanden te herstel len worden onderzocht. Provincie, rijk, LTO, NMV en onderzoeksbureaus als Alterra, LEI en Altenburgh & Wymenga vervullen hierin een rol. Daarbij bekijken het ministe rie van EZ en de Europese commissie of voor een aantal beperkende (mili eu)maatregelen tijdelijk ontheffing kan worden verkregen. D. Schadevergoeding: de provincie onderzoekt twee mogelijkheden t.a.v. leningen. Op tie 1 werken via een vast format is zeker mogelijk binnen de staatssteunkaders. Optie 2 van een lening tegen 3,5% rente, met een looptijd van 25 jaar, waarvan de eerste 10 jaar aflossingsvrij past niet binnen de bestaande staatssteunkaders. Het ministerie van EZ legt deze optie op korte termijn voor aan de Europese Commissie met het verzoek om dit toe te staan binnen de staatssteunkaders. Mocht dit niet luk ken dan werken we de mogelijkheden voor provinciale leningen verder uit. Om ver schillende redenen (o.a. budgettaire en juridische kaders), zijn er geen mogelijkheden voor tegemoetkoming in de schade uit het Faunafonds. Het ministerie van EZ onder zoekt op verzoek van de tweede kamer (motie Geurts) de mogelijkheden om via het borgstellingsfonds de getroffen boeren te ondersteunen. E. Verzekering tegen schade door vraat door muizen: Ondernemers kunnen voorzienin gen treffen om om te gaan met de grootschalige schades. In overleg met de sector en verzekeraars wil het rijk onderzoeken of er mogelijkheden en animo zijn voor een verzekering voor vraatschade. Een dergelijke verzekering heeft geen terugwerkende kracht en biedt daardoor geen oplossing voor de reeds geleden schade, maar kan mogelijk bijdragen in de compensatie van toekomstige schade door muizenvraat. —
—
Het uitgangspunt ta.v. de regievoering is dat het ministerie van EZ verantwoordelijk is voor de acties die daar moeten worden opgepakt, mci. de regie over de partijen die betrokken zijn bij de muizenplaag. De provincie voert de regie op het provinciale deel en stuurt op de pun ten die op haar bord liggen: ecologische maatregelen, zover onder verantwoordelijkheid van de provincie, onderzoek naar de effectiviteit van de maatregelen en verkennen van de moge lijkheden voor een kredietfaciliteit. Daarnaast ziet de provincie toe op goede uitvoering van de andere acties. Bij alle partijen zien we de wil om voor deze muizenramp goede oplossin gen te vinden en hierin nauw samen te werken. Maatregelen Op dit moment zal vooral gekeken moeten worden hoe voorkomen kan worden dat de situa tie verergert en wat er in de toekomst gedaan kan worden om de omvang van een muizenplaag minder groot te laten zijn. Er wordt in samenwerking met o.a. het Rijk, provincie Frys lân, gemeenten, LTO, NMV, Wetterskip, Altenburg & Wymega, Faunafonds, RUG, LEI en Alterra gestart met een grootschalig onderzoek naar de effectiviteit van maatregelen tegen de muizenplaag. De kosten van dit onderzoek worden gedragen door Rijk, provincie, Wet terskip, LTO en andere belanghebbende partijen. De Provincie is in dit onderzoek opdracht gever, in nauw overleg met Wetterskip, NMV en LTO. A. Ecologische maatregelen korte termijn Vanuit ecologisch standpunt is het een complex probleem. Veidmuizen laten een natuurlijke populatieschommeling zien waarbij moeilijk te voorspellen is wanneer een jaar met hoge populatiedichtheid zal omslaan in een plaag, vanwege de invloed van het klimaat, reproduc tiesnelheid, etc. Het is van belang om op korte termijn te komen tot een implementatie van maatregelen, zodat herhaling van de nu ontstane situatie in de toekomst kan worden voor komen. Overheden dragen hieraan bij door het versoepelen van regels en het doen van on derzoek. De eerste verantwoordelijkheid daarvoor ligt echter bij de ondernemers. Een geza menlijke aanpak met hen is cruciaal voor de effectiviteit. Hieronder lichten we een aantal maatregelen toe die boeren kunnen treffen en die zo mogelijk in het onderzoek worden mee genomen. —
Er is gebleken dat maatregelen ter voorkoming van een muizenplaag niet genomen moeten worden in het piekjaar, maar in de jaren daarvoor. Daarom moet onderscheid worden ge maakt in preventieve maatregelen en maatregelen voor de acute bestrijding van muizen op perceelniveau. Er is een aantal opties bekend die mogelijk een direct effect hebben op de muizenplaag. • Het verhogen van het waterpeil kan helpen doordat holletjes onder water lopen en muizen verdrinken. Er kunnen pilots uit de Veenweidevisie worden betrokken bij het onderzoek naar effectieve maatregelen om muizenschade te voorkomen. Het Wet terskip is hiervoor verantwoordelijk. Overwogen kan worden deze regulatie (tijdelijk) bij de boeren te beleggen. • Beweiden zorgt ervoor dat de grasmat compacter wordt. Het wordt daardoor moeilij ker om gangen te graven en het gras biedt minder dekking tegen predatoren. • Onderzocht moet worden of het aanplanten van een bufferstrook van andere gewas sen, zoals Luzerne, kan helpen. • Ontheffing van Scheurverbod met als doel opnieuw kunnen inzaaien van grasland. (dit helpt niet tegen de muizen, zorgt er wel voor dat er weer gras op het land komt)
Zodra de muizen zijn bestreden, is het herstel van het grasland de volgende stap. De Staatssecretaris overlegt met de Europese Commissie of de calamiteitenregeling onder het vijfde Actieprogramma Nitraatrichtlijn uitgebreid kan worden voor schade door muizenvraat. Op dit moment komt alleen schade door emelten of engerlingen in aanmerking. Daarnaast bekijkt de Staatssecretaris de mogelijkheden om binnen de voorwaarden van de Nitraatricht lijn gebruik te maken van derogatie (bijv. het later uitrijden van mest en het verschuiven van de uitrij periode)) en het bouwplan in te richten op snelle oogst van ruwvoer. Het Rijk en LTO bezien of boeren met technische kennis over zaai- en bemestingsplannen ondersteund kun nen worden en/of tijdelijk afgeweken mag worden van de 80/20-regel (maximaal 20% van het land mag ‘geen gras’ zijn). B. Ecologische maatregelen lange termijn Ecologische maatregelen die meer preventief van karakter zijn moeten niet in het piekjaar genomen worden, maar in de jaren daarvoor. Om een dergelijke plaag in de toekomst te voorkomen kan nagedacht worden over periodieke monitoring van de aantallen muizen. In dien een piek dreigt, kunnen maatregelen genomen worden. Daarbij kan gedacht worden aan: • Bermen maaien: Er is gesproken over het maaien van wegbermen als maatregel. De verwachting is dat het effect hiervan gering is. Muizen produceren zich namelijk ra zendsnel, waarbij het kort houden van bermen de populatiegroei onvoldoende af remt. Bermen hebben daarnaast een hoge biodiversiteit en fungeren vaak als verbindende schakel tussen natuurgebieden. Zeker in de homogene, agriculturele landschappen in Fryslân is deze functie van belang. Door overheden moet rekening gehouden wor den met beschermde flora- en faunasoorten. Deze komen veelvuldig voor in bermen. De provincie is het bevoegd gezag voor de Flaura- en Faunawet en geeft hierin dus het goede voorbeeld. Veldonderzoek kan uitwijzen welke bermen gemaaid zouden kunnen worden. Voor het maaien van alle provinciale bermen bedragen de kosten circa € 500.000 op jaarbasis. Gemeenten en het rijk zullen voor enig effect ook hun bermen moeten maaien en kosten maken. Dit is dus relatief kostbaar. Ten slotte is van belang dat het zou gaan om een preventieve maatregel en niet om een cura tieve maatregel. • Beperken van de ideale habitat: verminderen van de homogeniteit van het landschap. • Beperken van migratiemogelijkheden; • Graslandbeheer en (intensieve) beweiding: niet alleen een korte termijn, maar ook een lange termijn oplossing. —
—
—