«:
provinsje fryslan provincie fryslan ( Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet)
Aanvraag vergunning
•Ife--.
Dit aanvraagformulier is nodig om een Natuurbeschermingswet (Nb-wet) vergunning aan te vragen. Dat moet als het gaat het om een activiteit (plan of handeling) die een negatief effect kan hebben op (een van) de beschermde natuurgebieden in Fryslan.
Let op! Voordat u de aanvraag indient, verzoeken wij u nadrukkelijk om contact op te nemen met de provincie over de voorgenomen activiteit. Dat kan via telefoonnummer: 058-292 89 95, via e-mail
[email protected] of via de website www.fryslan.nl/nb-wet. Gebruik bij het invullen van dit formulier de beschikbare gebiedsinformatie. U vindt de gebiedsinformatie (ook) op www.fryslan.nl/nb-wet. Verstrek alle gegevens in de Friese of Nederlandse taal. Als u het formulier met pen invult en het antwoord past niet op het formulier, dan kunt u het antwoord op de betreffende vraag als bijlage meesturen. Geef duidelijk aan dat de bijlage bij de aanvraag hoort: voorzie de bijlage van de naam van de aanvrager, de naam van het gebied, de naam van de activiteit en het nummer van de betreffende vraag. Lever het aanvraagformulier en de bijlagen, behalve tekeningen en kaarten, in A4-formaat aan. Lever de (uitgeprinte) aanvraag en alle bijbehorende stukken In 5-voud aan. Wanneer sprake is van toetsing aan meerdere Natura 2000-gebleden, dienen per additioneel gebied 4 extra exemplaren te worden aangeleverd. Mogelijk is het ministerie van Economische Zaken bevoegd om over uw aanvraag te beslissen. Als dit zo is, da n stuurt de provincie uw aanvraag door en krijgt u daarover bericht. Deze aanvraag is via de website www.fryslan.nl/nb-wet beschikbaar en in te vullen als PDF-bestand. (met behulp van de Tab-toets kan van het ene tekstveld naar het andere worden gesprongen).
Heeft u vragen bij het invullen? Als u hulp nodig heeft bij het invullen of een nadere toelichting wenst, kunt u contact opnemen met de provincie Fryslan. Dat kan via telefoonnummer: 058-292 89 95, via e-mail
[email protected] of via de website www.fryslan.nl/nb-wet.
Concept Wij verzoeken u om uw aanvraag eerst in concept in te dienen. Neem van te voren contact op met de afdeling Stêd en Plattelan; 058 - 292 89 95.
Vergunningaanvraag Natuurbescherni|ngsvyet
(Nb-wet)
MM
Alg^mèi^e gegevens
1.1
Aanvrager of gemachtigde Organisatie
: M. de Jong
Naam
dhr.
Straat
- Butefjild
Postcode en plaats
: 9269TV Eeanwalden
Telefoonnummer
: 05J1-475985
mevr.
M. de Joiig huisnr. 3
Faxnummer E-mailadres
1.2
: dè
[email protected]
Gebruiker Organisatie
; idem als aanvrager
Naam
dhr.
mevr.
Straat
huisnr.
Postcode en plaats Telefoonnummer Faxnummer E-mailadres
1.3
Locatie activiteit straat
: Bute^ild
Postcode en plaats
• 9269 TV Feanwälden
huisnr. 3
Omschrijving locatie*
Kadastrale gegevens
Sectie,;!, „nummer a!959'
Ligging in gemeente
VeenivGuden
Voeg als bijlage een topografische kaarte bij. Zie 4.1.
* Indien locatie riiet is ge koppeld aan een huisadres.
Vergunningaanvraag Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-vyet)
mmmèrn imsm
1.4
Natuurgebied(en) waarop project/handeling effect heeft* Naam
: Aiae.Feanen, tOjuni 1- 994 (11 km) : Duinen-Ameland, december 2000 (23 km) : Van Oördt's Mersken, 24 maart 2000 (22 km) : Wijnjeterper Schar, 7 december 2004 (24 km)
1.5
Korte omschrijving hoofdlijnen van de activiteit. Natuurbedrijf-met.zoogkoeien en schapen. Daarnaast wordt jongvee opgefokt.
Voeg als bijlage een situatietekening bij. Zie 4.2.
1.6
Welke Nb-wetvergunning vraagt u aan? Nieuwe activiteit, waarvoor niet eerder een Nb-wetvergunning is verleend. Ga door naar vraag 1.9. Bestaande activiteit, waarvoor niet eerder een Nb-wetvergunning is verleend. Ga door naar vraag 1.9. Bestaande activiteit, waarvoor eerder een Nb-wetvergunning Is ver leend.
1.7
Gegevens laatst verleende Nb-wetvergunning Naam activiteit
:
Datum vergunning
:
Nummer vergunning Voeg een afschrift bij van eerder verleende vergunningen. Zie 4.3.
* Maak hiervoor gebruik van de beschikbare gebiedsinformatie. Bijvoorbeeld via: www.fryslan.nl/nb-wet.
Vergunningaarivraag Natüurbescherrnihgswet 1998 (Nb-yyet)
1.8
Wat is er veranderd ten opzichte van de laatst verleende vergunning? Minder schapen (van 300 naar 50) Minder Jongvee (van 120:naar I'02) Start van zoogkoeientafc (15 zoogkoeien, 1 stier en bijbehorend jongvee)
1.9
Gaat het om een vergunning met bepaalde of onbepaalde tijd? Bepaalde tijd, van
tot
Onbepaalde tijd
1.10
Welke andere vergunningen vraagt u aan? Bijvoorbeeld: bouwvergunning, aanlegvergunning, milieuvergunning, vergunning in gevolge de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo), ontheffing Flora- en faunawet, etc.
Soort vergunning
Datum aanvraag
Aanvragen/aangevraagd bij (instantie en afdeling)
1. Naast NB-yergunjttmgtwÖrdt;geen' 2. dieuvve'verguniüngaangeyra 3. 4. 5. 6.
-
—•
Voeg zo mogelijk een afschrift toe van (een aanvraag om) andere vereiste vergunningen voor de voorgenomen activiteit. Zie 4.4
Vergunningaanvraag Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet)
Beschrijving van de activiteit
2.1
Geef een gedetailleerde beschrijving van uw activiteit. Voor de beoordeling van uw aanvraag is het nodig om de effecten van uw activiteit op het betreffende natuurgebied inzichtelijk te maken. Wij vragen u daarom een gedetailleerde beschrijving te geven van de voorgenomen activiteit. Benoem daarbij de aspecten van de activiteit die effect kunnen hebben op het gebied (habitattypen) en aanwezige relevante soorten.Maak bij de beschrijving, indien relevant, onderscheid in de fase die nodig is voor het ontwikkelen en voorbereiden van de 'activiteit' (de aanlegfase) en de fase waarin de 'activiteit' wordt gebruikt of uitgevoerd (gebruiksfase).Besteed in ieder geval aandacht aan de volgende onderwerpen, indien ze van toepassing zijn:
a)
Heeft de activiteit effect op de omvang (ruimtebeslag) van het natuurgebied?
b) Wordt het gebied door de activiteit verdeeld in meerdere (losse) gebieden (versnippering)? c)
Heeft de activiteit effect op de kwaliteit en/ of kwantiteit van het grondwater, zoalswijzigingen in grondwaterstanden of veranderingen in de stroming van het water?
d) Heeft de activiteit effect op de kwaliteit en/ of kwantiteit van het oppervlaktewater, bijv. verlaging van het waterpeil? e)
Wordt het gebied door de activiteit verstoord als gevolg van verkeersbewegingen? Bijv. door parkeren, (toename van) recreatiedruk, wegafsluitingen, omleidingen, etc.
f)
Wordt er bij de activiteit gebruik gemaakt van machines of andere apparatuur, zoals bulldozers, kranen, vrachtwagens, etc.?
g) Welke werktijden of uitvoeringstijden horen bij de activiteit? Zijn deze werktijden bijv. dagelijks en/ of seizoensgebonden? h) Is er sp rake van geluidsbelasting in het gebied door de activiteit? i)
Heeft de activiteit invloed op huidige verlichting en duisternis in het gebied? Bijv. door het plaatsen van lichtmasten.
j)
Is het (bedrijfsmatig) houden van dieren onderdeel van de activiteit? Zo ja, welk effect heeft dit op het gebied? U kunt denken aan verzuring of verontreiniging.
k)
Is er s prake van ontgronding, egalisering of andere ingrepen in de bodem?
I)
Ontstaan er trillingen in de bodem door de uitvoering van uw activiteit?
m) Hoe past u het uiterlijk en/ of de fysieke omvang van de activiteit in het landschap? n) Betrek bij de beschrijving van de mogelijke effecten de gevoeligheid van habitattypen en soorten voor storingsfactoren, zoals deze in 2.2. zijn beschreven.
/Vergunningaanvraag Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet) -
Beschrijving activiteit:
Wé Kebbenïéen gezinsbedrijf, waarbij: we op 45 hektare grasland op extensieve wijze dieren houden. In 2008:hebben we 25 ,hektafe vamonsj grasland omgezet in natuur .(SN). 0e 'ambitie voor déze 25 hektare-is een combinatie vah-botaiiisch- en weidèvogelbeheer; bij;de iiirichting van het, gebied is het slpotwaterpéil mét 50 centimeter verhoogd:t:p;V. het oorspronkelijke en.bet naastliggendeilandbouwpeil. Gpjdèze.groridèn wörderi ónze zoogkoeien(Merefprdsjten.schapen geweid :(standweideb De zóogkoeièn worden in idé-iperiodejapfil -december gewèid; Ih dé wintèiperiodè worden ze op een potstal in de schuur, gestald'. Dé schapen zijn 'het jaa frondi(m,mv; de.aflamperiode) buiten. De réstefende 20 hektare worden op gangbare wijze béheerd 'ehistaan-iten dienste Voórhetihóuden van jbttgveé voor de rnélkveehöudèrij. B.ijjonze'activiteiten.yihdt amnaphidkennssie plaats: Geziën'de?afs.tand'fotsde:;beschreyeh;Natura 20p0-gèbieden:ister geen:,sprakë:vaniaiidêre,nadelige effeêten: • '
Vergunningaanvraag Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet)
2.2
Welke habitattypen en diersoorten worden mogelijk verstoord? Geef in onderstaande tabel aan op welke soorten natuur (zoals Vochtige Heiden of Blauwgraslanden) en aanwezige diersoorten in het gebied (zie gebiedsinformatie) de voorgenomen activiteit mogelijk een verstorend effect heeft. U kunt de tabel invullen met behulp van informatie op de website www.synbiosys.ah^.rra.illnaturaZOOOIeffectenindicator.aspx Deze site geeft per natuurgebied (Natura-I O) gebieden) informatie over de effecten waarvoor aanwezige habitattypen en soon n gevoelig zijn én in welke mate.
Storende factoren
Oï
'c
17) O O.
Habitattypen
a
O
C tu "O
'B
o> c
Q)
Diersoorten
G
=
Gevoelig voor deze storende factor
ZG
=
Zeer gevoelig voor deze storende factor
NG
=
Niet gevoelig voor deze storende factor
?
=
Niet voldoende informatie om hi irover een uitspraak te doen
NVT =
Deze storende factor is op deze ratuurwaarde niet van toepassing
Vergunningaanvraag Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet)
2.3
Van welke stapeling van negatieve effecten is er sprake? Het is mogelijk dat er In een gebied meer activiteiten zijn of worden uitgevoerd. Dit kande (negatieve) effecten op het gebied versterken omdat ze zich opstapelen(cumuiatie). Geef aan of én in welke mate er sprake is van een stapeling van negatieve effecten op de habitattypen en op de aanwezige relevante soorten. Bij de beoordeling van uw aanvraag wordt (alleen) uitgegaan van voorgenomen of reeds uitgevoerde activiteiten in of nabij het betreffende gebied waarover een formeel besluit genomen is. Voor informatie hierover kunt u vaak terecht bij de gemeente.
2.4
Middels welke maatregelen kunt u de verstoringen beperken? Welke maatregelen kunt u binnen de uitvoering van uw activiteit ondernemen omeventuele schade en/of verstoring te beperken (mitigatie)? Geef aan op welke wijze deze maatrege len de negatieve effecten op het gebied (habitattypen) en/ of aanwezige relevante soorten verminderen. Maak bij de beschrijving onderscheid in de fase die nodig is voor het ontwikke len en voorbereiden van de 'activiteit' (de aanlegfase) en de fase waarin de 'activiteit' wordt gebruikt of uitgevoerd (gebruiksfase). Let op! Maatregelen kunnen door u zelf meegenomen worden binnen de opzet van uw activiteit en/of opgelegd worden via de voorwaarden die verbonden zijn aan de verleende vergunning. Voorbeelden van mitigerende maatregelen: • het tijdsschema (timing en duur) van de uitvoering. Bijvoorbeeld geen werkzaamheden tijdens het voortplantingsseizoen van een bepaalde soort; • de wijze van uitvoering (in termen van werkzaamheden) en het gebruiktematerieel. Bijvoorbeeld het gebruik van een bepaald type baggermachine op eenovereengekomen afstand van de oever; • alternatieve bouwtechnieken. Bijvoorbeeld boren in plaats van heien, B afscherming van geluid, licht en andere verstoringsbronnen. B afbakening van delen van het gebied die in geen geval mogen worden betreden
Vergunningaanvraag Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet)
Let op! Indien uit de aanvraag blijkt dat de activiteit onherstelbare, negatieve effecten kan hebben op het gebied en/of aanwezige relevante soorten, kan de provincie Fryslan u vragen om een aanvullende analyse: de zogenaamde 'passende beoordeling'. De provincie neemt in dat geval contact met u op. Heeft u voor het indienen van uw aanvraag vragen over het uitvoeren van een eventuele 'passende beoordeling', dan adviseren wij u om zelf contact op te nemen met de provincie Fryslan.
Vergunningaanvraag Natuurbescherrningswet 1998 (IMb-wet)
' " .., I' ISM
Vopryyaarden en verplichtingen
De aanvrager verklaart: 3.1
alle gegevens naar waarheid te hebben verstrekt.
3.2
bekend te zijn met het feit dat bij wijziging in de omstandigheden die van belang zijnvoor de beoordeling van de vergunningaanvraag, dit zo spoedig mogelijk door te geven aan de provincie Fryslan onder vermelding van het nummer waaronder de aanvraag in behandeling is;
3.3
dat de aanvrager alle gewenste inlichtingen met betrekking tot de voor de beoordelingen controle benodigde gegevens ter stond en naar waarheid zal verstrekken aan demet behandeling en controle van de aanvraag en vergunning belaste ambtenaren;
3.4
ermee bekend te zijn, dat de vergunning meteen wordt ingetrokken indien hij/zij één of meer uit zijn/haar vergunning voortvloeiende verplichtingen niet nakomt, dan wel in het kader van de aanvraag van deze vergunning onjuiste gegevens heeft verstrekt; voortsdat de vergunning kan worden gewijzigd of ingetrokken als de omstandigheden zodanig zijn gewijzigd dat deze niet verleend zou zijn op het tijdstip waarop de vergunning is verleend;
Ondertekening Ondergetekende, de aanvrager of degene die bevoegd is namens de aanvrager te handelen vla machtiging, verklaart deze aanvraag en de daarbij behorende bijlage(n) naar waarheid te hebben opgesteld. Plaats:
Eèanwaldën
Datum:
24!decembér 2ÖM
Naam ondertekenaar:
M. dé Jóng
Functie / hoedanigheid ondertekenaar:
eigenaar/ondernemer
Machtiging (bijvoegen indiende aanvraag niet door de aanvrager zelf is ondertekend):
Handtekening :
Vergunningaanvraag Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet)
Overzicht van bijlagen en checklist
1.
Voeg een topografische kaart toe waarop cie ligging van de door u voorgenomen activi teit in de ruimere omgeving is aangegeven. Deze kaart moet voldoen aan de volgende aspecten; a. minimaal schaal 1:25.000; b. schaal en noordpijl aangeven op kaart; c. locatie activiteit arceren of duidelijk omlijnen; d. afstand van de gevraagde activiteit tot de rand van het gebied(en). (Indien deactiviteit buiten het natuurgebied valt)
2.
Voeg een situatietekening toe. Besteed daarbij tenminste aandacht aan de volgende aspecten: a. schaal 1:1000 (zo mogelijk); b. schaal en noordpijl aangeven op tekening; c. locatie activiteit arceren of duidelijk omlijnen.
3.
Voeg zo mogelijk een afschrift toe van eerder verleende Nb-wet vergunningen voor de voorgenomen activiteit, indien sprake is van een bestaande activiteit.
4.
Voeg zo mogelijk een afschrift toe van (een aanvraag om) andere vereiste vergunningen voor de voorgenomen activiteit.
5.
Voeg indien van toepassing een afschrift toe van het Milieu-effectrapport / de Strategische milieubeoordeling.
6.
Voeg eventueel een verklaring van geen bezwaar van een gebiedsbeheerder toe omtrent de voorgenomen activiteit.
Checklist bij het aanvraagformulier Heeft u ... •
alle vragen in de aanvraag beantwoord? Aanvraagformulieren die niet volledig zijn ingevuld, worden niet in behandelinggenomen.
•
de bijgevoegde tekeningen voorzien van een duidelijke legenda met verklaring van alle nummers, tekens en afkortingen?
•
op alle bijlagen aangegeven dat ze behoren bij de aanvraag?
•
het aanvraagformulier en de bijlagen, behalve tekeningen, in A4 formaat aangeleverd? de (uitgeprinte) aanvraag en alle daarbij behorende stukken in 5-voud of meer? Wan neer sprake is van toetsing aan meerdere Natura 2000-gebieden, dienen per additioneel gebied 4 extra exemplaren te worden aangeleverd.
•
het aanvraagformulier gericht aan: Het college van Gedeputeerde Staten van Fryslan, afdeling Stêd en Plattelan, Postbus 20120, 8900 HM Leeuwarden (het bezoekadres van de provincie is Twe ebaksmarkt 52 in Leeuwarden).
Vergunningaanvraag Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet)
Vereisten aanvraag Nb-wetvergunn1ng veehouderijen
Kijk voor een actueel overzicht van de vereisten op (klik op de link); http://www.fryslan.nl/211 l/natuurbeschermingswetvergunning-en-ammoniakdepositie.
Vergunningaanvraag Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet)
INHOUD Formulier aanvraag Natuurbeschermingswetvergunning Bijlage I
Beschrijving bedrijf inclusief gewenste situatie
Bijlage II
Milieuvergunde situatie inclusief tekeningen
Bijlage III
Emissieberekeningen Aagrostacks berekening referentie Aagrostacks berekening gewenste situatie
Bijlage IV
Coördinaten meetpunten Meetpunten Natura2000 gebieden Emissiepunten bedrijf
BIJLAGE I
BESCHRIJVING BEDRIJF INCLUSIEF GEWENSTE SITUATIE
Cj tn CK CL.
'*2 iCl iJjei ««n f gndvMhouderij op hef perceel •n . ïeclie: f . oummer : 195#
Müf jr. wiLhs-ü3ire^
r^f/de-ce^^ ^{r ^/ ,
groot tirctiHeki«ur hoofdstmai 105 955TB midwolde
tel.:05g«5-«791 ^
? ;. I '1 <
BI ,C
1 M
£w
\i II
N
1
l^-. Kif
ri
J
i h. i --=1—tr
'1
«1
&
+•
4 :x
*
r^T I
L-
I
! .'ii.
c?
© Ö
ëï %?' V
ï«
.1. § O O 'S a ^ £ £
II }I II ït
Ü 6n ^ % .i h> j I ni
5;
I ä
1, :K aaUate:äiaiaaaä
!^
»'^i:..vg:5gi;^'xg^ESSaiS'K5x
1
10
ë
1 1 1 j
!
§
BIJLAGE II
MIÜEUVERGUNDE SITUATIE INCLUSIEF TEKENINGEN
AAN; De heer/mevrouw J. Fluitman Buitenveld 3 9269 TV VEENWOUDEN
uw kenmerk;
uw brief van:
ons kenmerk;
Damwoude,
GO-verg/07000832
7 FEB 2007
onderwerp;
Besluit landbouw milieubeheer
Geachte heer/mevrouw. Wij schrijven u deze brief naar aanleiding van het van kracht worden van nieuwe wetgeving met betrekking tot de Wet milieubeheer. Uw inrichting is Wet milieubeheerpiichtig en viel tot voor kort onder het "Besluit meikrundveehouderijen mi lieubeheer". Op 6 december 2006 is echter het "Besluit landbouw milieubeheer" in werking getreden en het "Besluit meikrundveehouderijen milieubeheer" vervallen. Dit be tekent dat uw inrichting aan de Buitenveld 3 te Veenwouden nu moet voldoen aan het "Besluit landbouw milieubeheer". Een kopie van de bij dit Besluit behoren de voorschriften doen wij u hierbij toekomen. U dient te voldoen aan deze voor schriften. Wij verwachten u met het bovenstaande voldoende te hebben ingelicht. Voor eventuele vragen en/of opmerkingen kunt u contact opnemen met mevrouw Y. Wiegersma-Wiersma van onze eenheid Milieu, telefonisch bereikbaar onder de nummers 0511-426216.
Hoogachtend, Burgemeester en wethouders van Dantumadeel, voor dezen, de ambtenaar
bijl. typ. coll.
1 jvr AvH
nheid Vergunningen,
It. van Hijum
4- Gemeentehui.s: Paardebloem 4, Damwoude - Postbus 22, 9104 ZG Damwoude 4 Telefoon (0511) 426161 - Telefax (0511) 423139 4 4 Email;
[email protected] 4 Website: www.dantumadeel.nl 4 nv Bank Nederlandse Gemeenten, Den Haag, rek.no. 28.50.01.760 4
i20 BESCHIKKING
jongvé'é
Jóo Sc^aP^i^
/1Ai?£»/a5V Beschrijving van de aanvraag Op 12 juli 2007 hebben wij een aanvraag ontvangen voor: een vergunning voor het oprichten en in werking hebben van schapen en een rundvee houderij die voorheen onder het Besluit landbouw milieubeheer viel. Aangevraagde activiteiten Milieurelevante activiteiten Het betreft een rundveehouderij en schapenfokbedrijf onder andere voor natuurbeheer. Aard van de inrichting Categorie inrichtingen en vergunningenbesiuit milieubeheer De activiteiten van deze inrichting zijn omschreven in categorie 1, 5, 7 en 8 van bijlage I van het Inrichtingen en vergunningenbesiuit milieubeheer (Ivb). Voor deze inrichting is het college van burgemeester en wethouders het bevoegd gezag. NA W-gegevens De vergunning wordt aangevraagd door: Naam aanvrager: M. de Jong Straat en huisnummer: Teneweg 15 Pc en woonplaats: 9108 AM BROEKSTERWOUDE Voor een inrichting op het Straat en huisnummer: Pc en woonplaats: Kadastraal bekend:
adres: Buitenveld 3 9269 TV VEENWOUDEN Gemeente Veenwouden, sectie F, nurrimerls) 1959
Huidige vergunningsituatie Nieuw of bestaand bedrijf Het betreft een bestaand bedrijf die voottieen onder de werkingssfeer van het Besluit landbouw milieubeheer viel. Door de uitbreiding van het aantal dieren valt het bedrijf niet meer onder de werkingssfeer van het Besluit en wordt het bedrijf vergunningplichtig. PROCEDURE Afdeling 3.4 Awb Dit besluit is voorbereid op basis van de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuurs recht (Awb) beschreven procedure. De aanvraag Aanvullende gegevens Per brief zijn op 9 oktober 2007 aanvullende gegevens met betrekking op de aanvraag ont vangen. Daarnaast zijn op 7 en 13 november 2007 bodemonderzoeken ontvangen. De overlegde gegevens en de aanvullingen zijn voldoende voor de beoordeling van de aanvraag en de voorbereiding op deze beschikking. Gelet hierop is de aanvraag in behandeling geno men.
M. de Jong te Veenwouden beschikking Wet milieubeheer
Coördinatie Wet Verontreiniging Oppervlakte Wateren (WVOf Geen vergunning WVO noodzakelijk De inrichting loost geen bedrijfsafvalwater waarop de WVO van toepassing is. De coördinatieregeling op grond van de artikelen 8.28 tot en met 8.34 en hoofdstuk 14 van de Wm is niet van toepassing. CONVENANTEN (Niet aangesloten bij convenant) Het betreft hier een bedrijf dat niet behoort tot een branche waarvoor een product dan wel een bedrijfsgericht convenant is afgesloten. Daarom worden voorschriften met betrekking tot specifieke milieuzorg toegevoegd. INHOUDELIJKE BEOORDELING
Artikel 8.8, het eerste lid bepaalt dat bij de beslissing op de aanvraag moet worden betrokken: a) de bestaande toestand van het milieu (de looatie); b) de gevolgen voor het milieu, mede in hun onderlinge samenhang bezien, die de in richting kan veroorzaken, mede gezien haar technische kenmerken en geografische ligging; c) de redelijkerwijs te verwachten ontwikkelingen die van belang zijn met het oog op de bescherming v an het milieu voor zover die betrekking hebben op de inrichting en het getued waarin in die inrichting is gelegen {toekomstige ontwikkelingen); d) eventueel tegen het ontwerpbesluit op de aanvraag ingebrachte zienswijzen; e) de mogelijkheden tot bescherming van het milieu, door de nadelige gevolgen voor het milieu, die de inrichting kan veroorzaken, te voorkomen, dan wet zoveel mogelijk te beperken, voor zover de nadelige gevolgen niet kunnen worden voorkomen; f) het systeem van met elkaar samenhangende technische, administratieve en organisatorische maatregelen om de gevolgen die de inrichting voor het milieu veroorzaakt, te monitoren, te beheersen en voor zover het nadelige gevolgen betreft, te verminderen, dat degene die de inrichting drijft, met betrekking tot de inrichting toepast, alsmede het milieubeleid dat hij met betrekking tot de inrichting voert. Artikel 8.8 schrijft daarnaast in het tweede lid voor dat bij de beslissing op de aanvraag rekening moet worden gehouden met: a) het gemeentelijk milieubeleidsplan; b) het landelijk afvalbeheersplan voor zover het a fvalstoffen betreft; c) milieukwaliteitseisen, zijnde de richtwaarde bedoeld in artikel 5.2 van de Wm. Artikel 8.8 het derde lid bepaalt to t slot dat bij de beslissing op de aanvraag in acht moet worden genomen: a) milieukwaliteitseisen, zijnde de grenswaarde bedoeld in artikel 5.2 van de W m en de artikelen 41, 46 tot en met 50, 53, 65 tot en met 68 of 72, 2® lid Wet geluidhinder; b) de instructieregels uit Algemene Maatregelen van Bestuur bedoeld in artikel 8.45 van de Wm; c) de instructieregels uit de provinciale milieuverordening; d) eventuele ministeriële aanwijzingen bedoeld in artikel 8.27 van de Wm. Met de zinsnede "betrekken bij" bedoelt de wetgever dat wij bij de beoordeling van de aanvraag aandacht besteden aan de elementen onder a t/m e maar bij een negatieve uitko mst hiervan toc h gemotiveerd mogen afwijken. Dit geldt ook voor de zinsnede "rekening houden met" bij de elementen f t/m h. Met de zinsnede "in acht nemen" bij de elementen i t/m I bedoelt de wetgever dat wij van deze elementen niet mogen afwijken. Deze elementen zijn voor ons bindend. Wij geven in de mo tivering van de besiissing op de aanvraag aan, op welke wijze de genoemde aspecten de inhoud van het besluit hebben beïnvloed.
M. de Jong te Veenwouden beschikking Wet milieubeheer
Gezien de afstand naar woningen van derden zijn geen voorschriften opgenomen ten aanzin van het maximale geluidsniveau. Energie Het landelijke beleid op het gebied van energie richt zich vooral op het terugdringen van het gebruik van energie. Belangrijke instrumenten in het energiebeleid vormen de meerjarenafspraken over verbetering van de energie-efficiency en het convenant Benchmarking. Daarnaast geeft de Wm-vergunning ons de mogelijkheid om energiebesparing te concretiseren bij individuele bedrijven. In de Circulaire 'Energie in de milieuvergunning' van de ministers van Econo mische Zaken en Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu is beschreven op welke wijze het energieaspect moet worden opgenomen in de milieuvergunning als het bedrijf niet valt onder de toelatingseisen voor het convenant Benchmarking of de tweede generatie Meerjarenafspraken energie-efficiency {MJA-2). De inrichting van M. de Jong behoort niet tot een categorie bedrijven waarvoor toetreding tot één van deze convenanten mogelijk is. In de circulaire is aangegeven dat het opnemen van voorschriften relevant is bij bedrijven waar het elektriciteitsverbruik groter is dan 50.000 kWh of het gasverbruik groter is dan 25.000 m^ per jaar. Binnen de inrichting wordt geen aardgas gebruikt. Het energiegebruik wordt geschat op 600 kWh per jaar. De ondergrens wordt hiermee niet overschreden. Er hoeft daarom geen onder zoek plaats te vinden naar het energieverbruik binnen de inrichting. Daarentegen zijn er wel voorschriften opgenomen ten aanzien van registratie van het energieverbruik. Lucht l/l/et luchtkwaliteit Ten aanzien van de kwaliteit van de buitenlucht zijn in hoofdstuk 5 van de Wet milieube heer voor de volgende stoffen grenswaarden opgenomen: zwaveldioxide, stikstofdioxide, stikstofoxiden, zwevende deeltjes, lood, koolmonoxide en benzeen. Op basis van de meetregeling luchtkwaliteit valt de gemeente Dantumadeel binnen de aangewezen zone noord. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit wordt gebruik gemaakt van de aangewezen vaste meetpunten binnen deze zone en de door Gedeputeerde Staten vastgestelde luchtverontreiniging. Gezien de activiteiten is niet te verwachten dat de grenswaarden voor bovengenoemde stoffen worden overschreden. Eveneens is niet gebleken dat vanuit de inrichting emissie plaatsvindt van genoemde stoffen waardoor overschrijding of dreigende overschrijding van de grenswaarden kan of kan gaan optreden. Wet geurhinder en veehouderij De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt vanaf 1 januari 2007 het toetsingskader voor de milieuvergunning, als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De Wet geurhinder en veehouderij geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object {bijvoorbeeld een woning). De geur belasting wordt berekend en getoetst met het verspreidingsmodel V-Stacks vergunning. Dit geldt alleen voor dieren waarvoor geuremissiefactoren zijn opgenomen in de Regeling geurhinder en veehouderij. Voor dieren zonder geuremissiefactor gelden minimaal aan te houden afstanden. Bij gemeentelijke verordening kunnen gemeenten afwijken van de wettelijke normen. De gemeente Dantumadeel heeft geen gemeentelijke verordening vastgesteld. Er wordt daarom getoetst aan de normen zoals benoemd in de Wet geurhinder en veehouderijen en de Regeling geurhinder en veehouderij.
M. de Jong te Veenwouden beschikking Wet milieubeheer
2. 3. 4.
Verkennend bodemonderzoek Buitenveld 3 te Veenwouden, projectnummer 06.F257, d.d. 3 augustus 2006 opgesteld door CSO-Milfac Adviesbureau; Ran van aanpak bodemsanering Buitenveld 3 te Veenwouden, projectnummer 07F213 d.d. 1 augustus 2007 opgesteld door CSO-Milfac Adviesbureau; Verkennend bodemonderzoek kavelpaden Buitenveld 3 te Veenwouden, project nummer 06.F255 d.d. 8 augustus 2006 opgesteld door CSO-Milfac Adviesbureau.
Hierna zijn de bevindingen weergegeven. Ad 1. Het onderzoek is uitgevoerd op het terreingedeelte rondom de sieufsilo's ten westen van het bedrijf. Op basis van het onderzoek is ter plaatse van boring RE2 sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Dit kan mogelijk leiden tot belemmeringen bij de voorgenomen verkoop. Er zijn geen of geringe locatiespecifieke risico's bij het huidige gebruik van de locatie. Bij een ander bodemgebruik of graafwerkzaamheden kan er meer kans op risico's zijn. Er dient een plan van aanpak voor de sanering opgesteld worden. Ad 2. De hypothese "onverdacht" is verworpen in verband met verhoogde gehalten in de bovengrond en het grondwater. Uit de analyse resultaten is gebleken dat er in de bodem en in het grondwater dusdanige verhogingen van de parameters aanwezig zijn welke een belemmering kunnen vormen voor de huidige bestemming en gebruik van het perceel. De grond kan binnen dezelfde zone worden verwerkt zonder nader onderzoek. Bij afvoer van grond buiten de zone dient een partijkeuring ingediend te worden volgens de richtlijnen van het Bouwstoffenbesluit. De eigenaar van de ontvangende grond dient hiervan melding te doen. Grond ten westen van het pand mag niet worden bewerkt in verband met aanwezigheid van asbest. Nader onderzoek is vereist. Ad 3. Uit de bodemonderzoeken blijkt dat op de locatie het Besluit asbestwegen Wms van toepassing is. Dit houdt in dat eigenaren maatregelen moeten treffen om te voorkomen dat gebruikers van deze wegen {of erven) aan asbest worden blootgesteld. De noodzakelijke maatregelen zijn in het plan beschreven. Het plan van aanpak moet worden goedgekeurd door het bevoegd gezag. Verder dient zoals in het rapport is benoemd een duurzame leeflaag te worden aange bracht. Voor de huidige doeleinden zoals kuilopslag is dit verder geen belemmering. Ad 4. Het betreft een onderzoek van de kavelpaden. De aanleiding van het onderzoek is de eigendomsoverdracht van terreinen waarin de kavelpaden zijn gelegen. De hypothese "onverdacht" is verworpen in verband met verhoogde gehalten in de bovengrond. Er zijn geen milieuhygiënische beperkingen voor het gebruik van het perceel. Op basis van deze gegevens zijn voorschriften opgenomen. Oppervlaktewater Binnen de inrichting wordt het watergebruik met name aangewend voor het drinkwater van de dieren. Er wordt daarom voornamelijk regenwater geloosd en in zeer beperkte mate huishoudelijk afvalwater. Het huishoudelijk afvalwater wordt geloosd op de sloot voor en naast de woning. Er zijn nadere voorschriften hieromtrent opgenomen.
M. de Jong te Veenwouden
beschikking Wet milieubeheer
Ad. b. Landelijk Afvalbeheerspfan Het Landelijk Afvaibeheersplan is verder niet van toepassing. Ad. c. Milieukwafiteitseisen Er zijn geen milieukwaliteitseisen van toepassing. ASPECTEN DIE IN ACHT ZUN GENOMEN (8.8. Ud 3 Wm) Ad. a. Grenswaarden De toetsing ten aanzien van geldende grenswaarden die voortvloeien uit hoofdstuk 5 van de Wet geluidhinder is hier niet aan de orde. Ad. b. Instructieregels Er z ijn geen instructieregels van toepassing. Ad. c. Instructieregels Provinciale milieuverordening Er zijn geen instructieregels vanuit de Provinciale milieuverordening van toepassing. Ad. d. Ministeriële aanwijzing Er z ijn geen ministeriële aanwijzingen gegeven. ARTIKEL 8.11 e.V. De aanvraag dient getoetst te worden aan de beoordelingsgronden uit de Wet milieubeheer {artikel 8.8, 8.9 en 8.10 van deze wet) zoals die is gewijzigd per 1 december 2005. Naar aanleiding van deze toetsing zijn wij van mening dat de bescherming van het milieu in voldoende mate wordt gewaarborgd door het stellen van voorschriften, zoals behorende bij deze vergunning. Hierbij is het gestelde in of via de artikelen 8.11, 8.12 en 8.13 van de gewijzigde wet op de gebruikelijke wijze is toegepast. CONCLUSIE Verlening vergunning Gelet op bovenstaande overwegingen met betrekking tot de gevolgen voor het milieu die de inrichting kan veroorzaken, kan de aangevraagde vergunning in zijn geheel worden verleend. De mogelijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen worden voorkomen dan wel tot een acceptabel niveau worden beperkt door de aan deze vergunning verbonden voorschriften/beperkingen. BESLUIT Burgemeester en wethouders van de gemeente Dantumadeel besluiten; Overwegende dat de vergunning slechts in het belang van het milieu kan worden geweigerd en daarnaast moet worden geweigerd indien verlening niet in overeenstemming is met het bepaalde in het artikel 8.8, lid 3 danwei 8.9 en 8.10 Wet milieubeheer; 1. aan de heer M. de Jong voor de inrichting gelegen aan de Buitenveld 3 te Veenwouden de milieuvergunning te verlenen conform de aanvraag en bijgevoegde bescheiden voor een schapen- en rundveehouderij; 2. aan de vergunning de in de bijlage opgenomen gewaarmerkte voorschriften te verbin den; 3. te bepalen dat de volgende onderdelen van de aanvraag onderdeel uitmaken van de vergunning; aanvraagformulier d.d. 12 juli 2007; tekening schaal 1: 100 d.d. 12 juli 2007; tekening schaal 1: 2.000 d.d. 12 juli 2007; brief aanvullende informatie d.d. 9 oktober 2007;
M. de Jong te Veenwouden beschikking Wet milieubeheer
'
' Wet milieubeheer voorschriften behorende bij de Oprichtingsvergunning
1.
Algemeen
1
2.
Gefutd/trillingen
3
3.
Afvalstoffen
3
4.
Bodembescherming
4
5.
Energie en water
5
6.
Houden van dieren
5
7.
Bovengrondse tank voor de opslag van (diesel)olie
7
Begrippen
V.
.
12
1.
ALGEMEEN
1.1.
De inrichting, met inbegrip van het open terrein, moet worden schoongehouden en in goede staat van onderhoud verkeren.
1.2.
Installaties of onderdelen van installaties, welke buiten bedrijf zijn gesteld, moeten zijn verwijderd, tenzij deze in een goede staat van onderhoud verkeren.
1.3.
Het aantrekken van ongedierte moet worden voorkomen. Indien ongedierte wordt aangetroffen, wordt dit op een manier bestreden die geschikt is voor de betreffende soort ongedierte. Als de bestrijding binnen 2 weken geen effect heeft, dient een professioneel ongediértebestrijdingsbedrijf ingeschakeld te wor den om het ongedierte te bestrijden. Schriftelijk bewijs hiervan dient te worden bewaard in de milieuregistratie zoals bedoeld in voorschrift 1.13. ontstaat.
1.4.
Uitmondingen in de buitenlucht van afvoeren van bijvoorbeeld ventilatie systemen, luchtbehandelingsinstallaties of afzuigsystemen, ten aanzien waarvan verder geen andere voorschriften zijn gesteld, moeten zodanig zijn gesitueerd dat van de hierdoor uittredende lucht en de daarin aanwezige stoffen geen hin der wordt ondervonden buiten de inrichting.
1.5.
De verpakking van KI-, K2- en K3-vloeistoffen en van andere chemicaliën moet dicht zijn, geschikt voor de desbetreffende stof en voldoende sterk; bewaring van voomoemde stoffen is niet toegestaan in trappenhuizen van gebouwen en op plaatsen die kunnen dienen als vluchtweg in geval van brand of anderszins.
1.6.
Verpakte gevaarlijke stoffen die op grond van hun ADR-klassificatie vallen onder de werkingssfeer van de PGS 15 mogen ten hoogste tot de vrijstellingsgrenzen, zoals gegeven in de tabel 3 van de PGS 15 binnen de inrichting aanwezig zijn. De opslag mag niet op de werkvloer plaatsvinden tenzij het gaat om een hoeveelheid die als werkvoorraad kan worden aangeduid.
1.7.
De opslag van K3-vloeistoffen in emballage moet plaatsvinden in een vloeistof dichte bak die de inhoud van de grootste opgeslagen verpakking kan bevatten, vermeerderd met 10% van de overige opgeslagen emballage. Er mag, afgezien van de werkvoorraad, tenhoogste 200 liter K3-vloeistof worden opgeslagen.
1.8.
Tijdens het bevoorraden van de inrichting, tijdens het aan- en afvoeren van pro ducten en het afvoeren van afvalstoffen uit de inrichting, moet de openbare weg worden vrijgehouden; de toegangen naar woningen en andere belendingen moeten worden vrijgehouden.
1.9.
Alle werkzaamheden moeten binnen de grenzen van de inrichting worden ver richt.
1.10.
De elektrische installatie in de inrichting moet voldoen aan NEN 1010; in ruimten met (gas)ontploffingsgevaar moet de daarin aanwezige elektrische installatie bovendien voldoen aan NEN 3140 en het elektrische materieel in die ruimten aan NEN-EN-IEC 60079-0:2004/011:2004.
1.11.
De in de inrichting aangebrachte of gebruikte verlichting moet zodanig zijn afgeschermd dat geen hinderlijke lichtstraling buiten de inrichting waarneembaar is.
1.12.
Het personeel moet op de hoogte zijn van het gestelde in de aan deze vergunning verbonden voorschriften; dit geldt tevens voor personeel van derden dat binnen de inrichting werkzaamheden verricht. Een hierop betrekking
Naam inrichting: M. de Jong te Veenwouden
hebbende instaictie moet aan een daartoe bevoegde ambtenaar op diens erzoek worden getoond. 1.13.
In de inrichting moet een registratie van milieurelevante gegevens worden bijgehouden. Deze milieuregistratie moet tenminste bevatten: afschriften van de vigerende milieuvergunningen met bijbehorende voorschriften; een registratie van de afgevoerde afvalstoffen zoals beschréven in artikel 10.38 van de Wet milieubeheer; een registratie van het elektriciteits- en waterverbruik zoals aangegeven in deze vergunning; een afschrift van de bodemonderzoeken zoals aangegeven in deze vergunning; eventuele PBV-verklaringen vloeistofdichte voorzieningen zoals aange geven in deze vergunning; andere afschriften van installatie- en keuringscertificaten, controlebewijzen en meetresultaten die in deze vergunning worden genoemd. De milieuregistratie moet aan een daartoe bevoegde ambtenaar op diens verzoek worden getoond.
1.14.
Resultaten van metingen, controles, etc. zoals bedoeld in voorschrift 1.13. dienen tenminste 3 Jaar dan wel tenminste tot aan het beschikbaar zijn van de resultaten van de eerstvolgende meting, keuring of controle in de inrichting worden bewaard en aan een daartoe bevoegde ambtenaar op diens verzoek worden getoond.
1.15.
Resultaten van metingen, controles, etc. zoals bedoeld in voorschrift 1.13. dienen tenminste 3 jaar dan wel tenminste tot aan het beschikbaar zijn van de resultaten van de eerstvolgende meting, keuring of controle in de inrichting worden bewaard en aan een controlerende ambtenaar op diens verzoek worden getoond. a. In een voorschrift kan worden aangegeven dat moet worden voldaan aan een NEN of aan voorschriften gegeven via ministeriële regeling. b. In afwijking van de onder a. genoemde regels mag ook worden voldaan aan regels die ten aanzien daarvan gelden in andere lidstaten van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte. c. Onderdeel b. is alleen van toepassing indien met de bedoelde regels tenminste een gelijkwaardige bescherming voor het milieu wordt bereikt ais met de onder a. genoemde regels.
1.16.
a.
b.
c.
d.
In een voorschrift kan worden aangegeven dat voor een voorziening of maatregel, een kwaliteitsverklaring dient te worden afgegeven door een door de Raad voor Accreditatie erkende certificeringsinstelling; In afwijking van de onder a. genoemde kwaliteitsverklaring mag ook een kwaliteitsverklaring worden afgegeven van een instelling, gevestigd in een andere lidstaat van de Europese Unie of een andere staat welke partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte; Onderdeel b. is alleen van toepassing indien de genoemde instelling in staat is tot het op onafhankelijke, betrouwbare en deskundige wijze beoordelen van de voorziening of maatregel; Indien artikel 1.15 van toepassing is én een kwaliteitsverklaring vereist is, dient uit die kwaliteitsverklaring te blijken dat bij een keuring is vastgesteld dat de voorziening of maatregel voldoet aan het bepaalde in artikel 1.15.
Naam inrichting: M. de Jong te Veenwouden
2.
GELUID/TRILLINGEN
2.1.
Het fangtijdgemiddefde beoordefingsniveau (LAUT) geproduceerd door de vast opgestelde installaties en toestellen mag, gemeten en beoordeeld volgens de "Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999", waarbij: •
de dagperiode tussen 06.00 en 19.00 uur is;
•
de avondperiode tussen 19.00 en 22.00 uur is;
•
de nachtperiode tussen 22.00 en 06.00 uur is.
Op enig punt van 50 meter van de inrichting niet meer bedragen dan:
Vergunningpunt
Dagperiode
Avondperiode
Nachtperiode
(beoordelingshoogte)
in dB(A)
in dB(A)
In dB(A)
1 (1.5m)
45 40
35
1 (5.0m)
||
3.
AFVALSTOFFEN
3.1.
Afvalstoffen moeten op een ordelijke en nette wijze worden bewaard, zonodig in doelmatig gesloten verpakkingen of afsluitbare containers; zodanig dat de afvalstoffen zich niet kunnen verspreiden en de eventueel van de afvalstoffen afkomstige geur zich niet buiten de inrichting kan verspreiden.
3.2.
Indien bij het bewaren of afvoeren van afvalstoffen verontreiniging binnen en/of buiten (het terrein van) de inrichting plaatsvindt, dan moeten direct maatregelen worden genomen om deze verontreiniging te verwijderen.
3.3.
Afvalstoffen en de daarbij behorende emballage, moeten regelmatig, in een frequentie die past bij de aard en de omvang van de afvalstoffen, maar tenminste éénmaal per jaar, uit de inrichting worden verwijderd. Het afvoeren moet zodanig geschieden dat zich geen afval in of buiten de inrichting kan verspreiden.
3.4.
De in de inrichting vrijkomende afvalstoffen moeten zoveel mogelijk naar soort worden gescheiden, verzameld, bewaard en afgevoerd. Dit geldt in ieder geval voor de volgende afvalstoffen: papier en karton; (klein) gevaarlijk afval; asbest; kadavers; overig bedrijfsafval. Deze afvalstoffen moeten gescheiden worden opgeslagen en afgegeven worden aan daartoe erkende vergunninghouders. Registratie
3.5.
Van de af te voeren afvalstoffen moeten de in artikel 10.38 van de Wet milieubeheer verplichte gegevens worden geregistreerd. De registratie van deze gegevens moet gedurende tenminste 5 jaar worden bewaard als onderdeel van de in voorschrift 1.13. bedoelde milieuregistratie en aan een daartoe bevoegde ambtenaar op diens verzoek worden getoond.
Naam inrichting; M. de Jong te Veenwouden
4.
BODEMBESCHERMING In dit hoofdstuk treft u een aantal voorschriften aan welke het voorkomen van bodemverontreiniging tot doel hebben. Deze voorschriften zijn een aanvulling op hetgeen in de Wet Bodembescherming en de hierop gebaseerde uitvoerings besluiten gesteld is. In artikel 13 van de Wet Bodembescherming wordt een zorgplicht geformuleerd. In dit artikel wordt bepaald dat een ieder: de plicht heeft om, indien er activiteiten plaatsvinden die de bodemkwaliteit kunnen bedreigen, alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs verlangd kunnen worden teneinde die verontreiniging te voorkomen; de plicht heeft om verontreiniging die desondanks is ontstaan ongedaan te maken.
4.1.
Stoffen moeten zodanig worden bewaard en gebezigd dat geen verontreiniging van de bodem optreedt
4.2.
Het is verboden vloeistoffen definitief in de bodem te brengen, met uitzondering van oppervlaktewater, hemelwater of drinkwater mits daaraan geen verontrei nigende stoffen en/of warmte zijn toegevoegd.
4.3.
In gedeelten van de inrichting waar volgens de NBB sprake is van bodembedrelgende activiteiten, dienen maatregelen en/of voorzieningen te zijn getroffen die 'voldoende bodembescherming' waarborgen.
4.4.
Onder 'voldoende bodembescherming' wordt verstaan dat, overeenkomstig de NRB, de bodemrisico's van bedrijfsmatige activiteiten door doelmatige maat regelen en voorzieningen tot een verwaarloosbaar risico {bodemrisico categorie A} zijn beperkt.
4.5.
De bodembeschermende voorzieningen dienen in goede staat van onderhoud te verkeren.
4.6.
Indien door wat voor oorzaak dan ook verontreinigende stoffen op of in de bodem en/of het grondwater dreigen te geraken of zijn geraakt, vanaf het moment dat de beschikking rechtskracht heeft, zowel binnen als direct buiten de inrichting, anders dan ten gevolge van een ongewoon voorval in de zin van de Wet bodembescherming (Stb. 1986, 374), dan wel dat dit redelijkerwijs vermoed wordt, moet(en): a) dit terstond worden gemeld aan het bevoegd gezag; al het nodige worden ondernomen om verdere verontreiniging te voorkomen; b) de aard, de mate en de omvang van de verontreiniging binnen twee maanden na de melding, worden vastgesteld volgens het protocol voor het Oriënterend onderzoek (bij het vermoeden van een ernstige verontreiniging) of volgens de NEN 5740; de resultaten hiervan dienen uiterlijk 3 maanden na het onderzoek te worden overhandigd aan het bevoegd gezag; c) de opgetreden verontreinigingen, zulks ter beoordeling van het bevoegd gezag op een door hen goed te keuren wijze, binnen een door hen te bepalen termijn, ongedaan worden gemaakt; d) eventuele tanks en/of andere objecten (zoals bijvoorbeeld leidingen, buizen en kabels), die met de verontreinigende stoffen in aanraking zijn geweest, worden gecontroleerd op aantasting en, indien nodig, worden hersteld of vervangen; e) alle door het bevoegd gezag gegeven aanwijzingen en opdrachten, die het onder b) tot en met d) gestelde ten doel hebben, worden opgevolgd.
Naam inrichting; M. de Jong te Veenwouden
4.7.
Van het voornemen tot bodemsanering over te gaan moet tenminste een maand voordat de sanering plaatsvindt, melding worden gedaan bij de gemeente Dantumadeel en de provincie Fryslan; bi] deze melding moeten gegevens worden verstrekt omtrent de resultaten van met het oog op de sanering verricht onderzoek en het tijdstip waarop met de sanering zal worden aangevangen. Nulsituatie/controle
4.8.
Als nulsituatieonderzoek geld hier het Verkennend bodemonderzoek Buitenveld 3, nummer 06.F257 van 3 augustus 2006, gecombineerd met het Plan van aanpak bodemsanering, nummer 07F2133 van 01 augustus 2007 (beide van CSO Milfac). Indien de sanering plaats vindt conform het Plan van aanpak dan maakt het rapport van de sanering ook onderdeel uit van het nulsituatie onder zoek. Binnen één maand voor beëindiging van de bedrijfsactiviteiten dient de bodem van de inrichting, inclusief het grondwater, te worden onderzocht. Het onder zoek moet in overleg met het bevoegde gezag worden uitgevoerd.
4.9.
De resultaten van het in voorschrift 4.8 bedoelde eindonderzoek moeten direct na het beëindigen van de bedrijfsactiviteiten worden overgelegd aan het bevoegd gezag.
4.10.
Om, indien dat in het belang van het voorkomen of beperken van bodem- en/of grondwaterverontreiniging geboden is, de deugdelijkheid van voorzieningen en de naleving van voorschriften te kunnen controleren, moet de vergunninghouder na een daartoe strekkend schriftelijk verzoek van burgemeester en wethouders binnen drie maanden een herhaling van het in voorschrift 4.8 genoemde onderzoek uitvoeren.
4.11.
De resultaten van het in het voorgaande voorschrift bedoelde onderzoek dienen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 3 maanden na de monstername, te worden overgelegd aan het bevoegd gezag.
5.
ENERGIE EN WATER Algemeen
5.1.
Binnen de inrichting moet een persoon zijn aangewezen welke erop toeziet dat medewerkers op zo verantwoord mogelijke wijze met energieverbruikende installaties en voorzieningen omgaan.
5.2.
Teneinde inzicht te krijgen in het aardgas-, water- en elektriciteitsverbruik en de variatie daarin om daarmee onnodig verbruik te voorkomen, moet in de inrichting een jaarlijkse registratie worden bijgehouden van; • het aardgasverbruik in m®; • het elektraverbruik in kWh; • het waterverbruik in m^; • het brandstofverbruik van interne transportmiddelen in liters. De registratie moet worden bewaard als onderdeel van de in voorschrift 1.13. bedoelde milieuregistratie.
6.
HOUDEN VAN DIEREN Algemeen
6.1.
Binnen de inrichting mogen ten hoogste de navolgende aantallen dieren aanwe zig zijn:
Naam inrichting: M. de Jong te Veenwouden
ituks vrouwelijk jongvee; schapen. Afvalwater!ozir>gen 6.2.
Het watergebruik moet zoveel mogelijk worden beperkt. Hiertoe moet, tenzij dit om technische of organisatorische redenen niet mogelijk is, voor reinigings doeleinden gebruik worden gemaakt van een hogedrukreiniger.
6.3.
Afvalwater afkomstig van composteringshopen en vaste mestopslagen moet worden afgevoerd naar een mestdichte opslagruimte.
6.4.
Spoel- en schrobwater afkomstig uit stallen, mestopslagen en veetransport wagens moet worden afgevoerd naar een mestdichte opslagruimte.
6.5.
Afvalwater afkomstig van een reinigings- en ontsmettingsplaats voor veewa gens moet worden afgevoerd naar een mestdichte opslagruimte. Kadaverplaats en reinigings- en ontsmettingsplaats voor veewagerts Toelichting: Op grond van de "Regeling inzake hygiënevoorschriften besmettelijke dier ziekten 2000" wordt door het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Vis serij gesteld dat veetransportwagens voor varkens en kadaveraanbiedingsvoorzieningen, direct na respectievelijk het lossen van varkens en het ophalen van kadavers, dienen te worden gereinigd en ontsmet Het hierbij vrijkomende afvalwater mag niet, zonder voorwaarden, worden geioosd in de bodem en/of op het opperviaktewater en/of op de riolering. Het afvalwater is verontreinigd met ontsmettingsmiddel en/of mestresten. Om die reden zijn voorschriften gesteld aan de inrichting van de kadaver- en wasplaats.
6.6.
Kadavers moeten worden aangeboden aan de destructor op de kadaverplaats of op een vloeistofdichte mobiele kadaverbak.
6.7.
Een kadaverplaats dan wel een mobiele kadaverbak, dient vloeistofdicht te zijn en dient bestand te zijn tegen de inwerking van het toe te passen reinigings- en of ontsmettingsmiddel.
6.8.
Een kadaverplaats dan wel een mobiele kadaverbak, dient afwaterend te zijn gelegd naar één punt, zodat het spoel- en ontsmettingswater via leidingen kan afwateren naar een, niet van een overstort voorziene opslagruimte, dan wel rechtstreeks naar de dichtstbijzijnde en binnen de inrichting gelegen mestkelder. Opslag van voer
6.9.
Het voer, met uitzondering van kuilvoer, moet worden bewaard in uitsluitend voor dit doel gebezigde bewaarplaatsen, die rat- en muiswerend zijn ingericht.
6.10.
Afvalwater en perssappen afkomstig van sleufsilo's voor de opslag van voer moeten worden afgevoerd naar een vloeistofdichte opslagruimte.
6.11.
Bij het vullen van voedersilo's moet stofverspreiding worden voorkomen door het via de ontluchting ontwijkende stof op doeltreffende wijze op te vangen, bijvoorbeeld door middel van een doekenfilter of een gelijkwaardige voorziening. Mest
6.12.
Gier en mest moeten worden afgevoerd naar een mestdichte opslagruimte.
Naam inrichting; M. de Jong te Veenwouden
6.13.
Dunne mest en gier moeten uit de stallen worden afgevoerd naar de hiervoor bestemde mestdichte opslagruimten. Indien deze opslagruimten niet onder de stallen zijn gelegen, moet het transport geschieden door middel van gesloten en mestdichte riolen of een daaraan gelijkwaardige voorziening. De opslagruimten mogen niet zijn voorzien van een overstort.
6.14.
Behoudens tijdens het ledigen moeten de opslagruimten door middel van goed sluitende deksels, luiken of een daaraan gelijkwaardige voorziening, gesloten worden gehouden.
6.15.
De mestopslag mag geen direct verdampend oppervlak in de buitenlucht hebben.
6.16.
Ten gevolge van het vullen of ledigen van een kelder of anderszins mag geen verontreiniging van de bodem plaatsvinden. De bewaring van dunne mest in een kelder moet geschieden op tenminste 10 cm onder de rand van de kelder.
6.17.
De opslag van vaste mest buiten de stal moet geschieden op een mestplaat. De mestplaat moet mestdicht zijn en zijn voorzien van een opstaande rand of een gelijkwaardige voorziening. De stapeling van de mest op deze plaat moet zodanig geschieden dat uitzakkend mestvocht niet van de mestplaat kan vloeien. Dit vocht moet, voor zover van toepassing, door middel van een geslo ten, mestdichte riolering, worden afgevoerd naar een mestdichte opslagruimte of opslagput. De opslagruimte moet van voldoende inhoud zijn om ook het hemelwater dat binnen de mestplaat valt te kunnen bergen.
7.
BOVENGRONDSE TANK VOOR DE OPSLAG VAN (DIESEDOUE
7.1.
Voor de buitenopslag in bovengrondse tanks van vloeibare aardolieproducten is de richtlijn PGS 30 uit de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen, getiteld "Vloeibare aardolieproducten, buitenopslag in kleine installaties. Opslag tot 150 m^ van brandbare vloeistoffen met een vlampunt van 55 tot TOO °C in bovengrondse tanks", 10 juni 2005 van toepassing.
7.2.
De artikelen 4.1.2, 4.1.5, 4,2.6, 4.2.10 en 4.3.1 van de in voorschrift 7.1. genoemde PGS-richtlijn gelden niet voor een bovengrondse tank die reeds was opgericht voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit,
7.3.
Van elke beproeving, meting of inwendige inspectie moeten de bevindingen en de gegevens worden vastgelegd in een door of namens KIWA afgegeven bewijs; een afschrift van het beproevings- of inspectierapport moet aan het bevoegd gezag worden overgelegd.
7.4.
Indien gevaar voor mechanische beschadiging van tank, leidingen of appen dages bestaat (b.v. door aanrijding of vallende voorwerpen), moet de boven grondse installatie hiertegen zijn beschermd. Constructie-eisen
7.5.
Daar waar in de PGS 30 is bepaald dat door of namens KIWA beproevingen en keuringen worden uitgevoerd, of certificaten, bewijzen, keuren en dergelijke aan het bevoegde gezag worden overlegd, moeten mede zijn inbegrepen andere door de Raad voor de Acredidatie erkende certificeringinstellingen.
7.6.
Een tank met leidingwerk en appendages moet door een volgens BRL-K 903 gecertificeerde installateur zijn geplaatst. De installateur geeft een genummerd en geregistreerd installatiecertificaat af. Wijzigingen in de installatie moeten
Naam inrichting; M. de Jong te Veenwooden
eveneens door een vofgens BRL-K 903 gecerttficeerde installateur zijn aange bracht. De installateur geeft hierbij een genummerd en geregistreerd deelcertificaat af. 7.7.
Door of namens KIWA moet een stalen tank tenminste eenmaal per 15 jaar in wendig en uitwendig geheel worden geïnspecteerd. Hierbij moet ook de wand dikte worden gemeten, terwijl de gehele installatie met inbegrip van de opvangvoorzieningen visueel moet worden geïnspecteerd en waar nodig moet worden hersteld. Door of namens KIWA moet een kunststoffen tank tenminste éénmaal per 15 jaar inwendig en uitwendig worden geïnspecteerd waarbij de tank en bijbehorende leidingen op dichtheid moeten worden beproefd met een overdruk van 20kPa (0,2 bar). Bij de inwendige inspectie mag er geen gevaar voor brand of explosie bestaan en er moeten maatregelen zijn getroffen om de tank veilig te kunnen betreden.
7.8.
Een stalen tank verkeert in slechte staat wanneer rekening houdend met de toe laatbare maatafwijking, minder dan 90% van de genormeerde wanddikte is overgebleven na een gelijkmatige aantasting door corrosie of minder dan 67% van de genormeerde wanddikte na een aantasting door putvormige corrosie. Kunststoffen tanks worden beoordeeld op delaminatie, chemische resistentie, verkrijting en scheurvorming.
7.9.
Indien een tank in slechte staat verkeert moet: a. deze aantasting terstond worden gemeld aan het bevoegd gezag; b. de vloeistof zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen 2 maanden uit de tank zijn verwijderd; c. binnen vier maanden de geledigde tank zijn verwijderd of op andere wijze zijn voorkomen dat de tank in gebruik kan worden genomen, tenzij de tank in overleg met KIWA wordt hersteld en door KIWA een herstelcertificaat wordt afgegeven waarin is aangegeven dat de tank weer voldoet aan de gestelde normen. Bij het buiten gebruik stellen van de tank moet worden nagegaan of bodemverontreiniging is opgetreden.
7.10.
Beschadigingen aan zowel de tank zelf als aan de fundering en de opvangbek moeten direct worden gerepareerd. Na reparatie moet door KIWA worden vastgesteld of nog wordt voldaan aan de van toepassing zijnde normen. Opvangbak
7.11.
Een tank moet zijn omgeven door een vloeistofdichte omwalling of wand (tankput); de omwalling of wand moet met de ondergrond waarop de tank is ge plaatst een vloeistofdichte bak vormen. De omwalling of wand moet voldoende sterk zijn om weerstand te kunnen bieden aan de ais gevolg van een lekkage optredende vloeistofdruk. Zonodig moet de bak tegen verzakking zijn gefun deerd. De constructie van de opvangbak dient te voldoen aan BRL-K554 (kunst stof) en BRL-K 792 (metaal).
7.12.
De inhoud van een opvangbak moet tenminste gelijk zijn aan de opslagcapaciteit van de tank.
7.13.
Boven de opvangbak dient een afdak te zijn aangebracht, zodanig dat geen regenwater in de bak kan komen.
7.14.
Eventueel in de opvangbak verzameld product en/of regenwater moet zo spoe dig mogelijk worden verwijderd.
7.15.
Met olie verontreinigd water dient als gevaarlijk afval te worden afgevoerd.
Naam inrichting: M. de Jong te Veenwouden
Plaats 7.16.
De tank moet zijn geplaatst op een ondergrond die uit onbrandbaar materiaal bestaat. Op plaatsen waar kans op verzakking bestaat, moet een doelmatige fundering zijn aangebracht. Een eventueel aangebrachte fundering of draagcon structie moet zijn vervaardigd uit materiaal dat een brand niet onderhoudt. De draagconstructie moet bij een brand gedurende 60 minuten zijn functie blijven vervuilen.
7.17.
Een tank moet voor onderhoud en inspectie aan alle zijden op een doelmatige wijze bereikbaar zijn.
7.18.
Binnen een afstand van drie meter van een tank voor de opslag van K3-product, gemeten vanaf een tankwand, mag geen open vuur aanwezig zijn, mag niet worden gerookt en mogen geen las- of snijdwerkzaamheden worden verricht.
7.19.
De opvangbak van een tank voor brandbare producten moet dusdanig gesitu eerd zijn dat de afstand tot enig tot de inrichting behorend brandbaar gebouwonderdeel of een bewaarplaats van brandgevaarlijke stoffen tenminste 5 meter bedraagt. De bak moet tenminste 3 m van de erfscheiding zijn gelegen. Binnen de erfscheiding moet de omgeving van de bak tot op een afstand van 5 m vrij worden gehouden van brandgevaarlijke stoffen. Voor een bak waarin een tank met een maximale inhoud van 5 m® is geplaatst, bedraagt deze afstand 3 meter.
7.20.
De afstand tussen de opvangbak van de tank mag worden teruggebracht tot O meter indien dit gebouw is voorzien van een brandwerende constructie met een brandwerendheid van tenminste 60 minuten bepaald overeenkomstig NEN 6069. Deze constructie moet voldoende hoog zijn en moet zich tenminste tot 5 m aan beide zijden van de tankput of tankbak uitstrekken. Leidingen en appendages
7.21.
De ontluchtingsleiding moet te allen tijde, een open verbinding van de tank met de buitenlucht verzekeren, en zodanig zijn geconstrueerd dat inregenen wordt voorkomen. De uitmonding van de ontluchtingsleiding moet zich op een zoda nige plaats bevinden, dat ontwijkende gasmengsels zich niet kunnen verzamelen in een besloten ruimte, noch kunnen uitstromen nabij ontstekingsbronnen, nabij schoorstenen, ramen of andere openingen in gebouwen, noch stankoverlast kunnen veroorzaken in de omgeving. In een bebouwde omgeving kan het daartoe nodig zijn de uitmonding van de ontluchtingsleiding op enige hoogte aan te brengen. De ontluchtingsleiding mag zich niet in een spouw bevinden.
7.22.
Het vullen van een tank uit een tankwagen moet geschieden door een zowel aan de aanvoerende tankwagen als aan de vulleiding gekoppelde slang. De tankwagen moet tijdens het lossen in de open lucht zijn opgesteld. Het vullen van een tank moet zonder lekken of morsen van vloeistof geschieden. Tijdens het vullen mag de peilgelegenheid niet zijn geopend. Indien tijdens het vullen lekkage wordt geconstateerd, dient het vullen direct te worden beëindigd. Tanks met een inhoud van ten hoogste 5.000 liter en die niet zijn voorzien van een vulleiding met een overvulbeveiliging, moeten worden gevuld met een vulpistool dat is voorzien van een automatische afslagmechanisme. Het pistool waarmee een tank wordt gevuld mag niet zijn voorzien van een vastzetmechanisme. Afleveren van brandstof
7.23.
Het afleveren van brandstof dient zonder morsen te geschieden.
Naam inrichting; M. de Jong te Veenwouden
7.24.
Er mag niet worden afgeleverd aan voertuigen voor het wegverkeer alleen aan Interne transportmiddelen. Indien de tank dient voor het kleinschalig afleveren van brandstoffen aan motorvoertuigen, dan moet de afleverslang zijn voorzien van een vulpistool met een automatische afslagkraan. Ook indien eén handpomp wordt gebruikt moet het vulpistool van een automa tische afslag zijn voorzien, indien het vulpistool buiten gebruik niet hoger is opgehangen dan het hoogste vloeistofniveau in de tank, moet een hevelbreker in de af leverleiding zijn aangebracht. Het vulpistool moet goed weggehangen kunnen worden.
7.25.
Ter plaatse van het afleverpunt moet de opstelplaats van de voertuigen over een oppervlakte van tenminste 3x5 meter voorzien zijn van een aaneengeslo ten verharding, waarmee gedurende beperkte tijd het doordringen van gemorst product in de bodem wordt verhinderd. Gemorst product moet met behulp van absorptiemateriaal zo spoedig mogelijk worden verwijderd, tenzij de verharding vloeistofdicht is uitgevoerd en een voorziening is getroffen waarbij het hemel water via een olie-afscheider wordt afgevoerd. In de nabijheid van het aflever punt moet een daarop afgestemde hoeveelheid absorptiemateriaal in voorraad worden gehouden. Indien per jaar meer dan 25000 I wordt verbruikt dan dient de tankplaats te zijn voorzien van een vloeistofdichte verharding, die zich vanaf het aflevertoestet uitstrekt over een afstand van tenminste de lengte van de afleverslang plus 1 meter met een minimum van 5 meter.
7.26.
Een automatische afslagkraan van een vulpistool mag niet in geopende stand worden vastgezet. Een vulpistool dient na gebruik met de opening naar boven gericht te worden geplaatst op een daarvoor bestemde en geschikte plaats boven de opvangbek.
7.27.
Bij de opstelplaats van een tankend voertuig moet binnen een afstand van 10 meter tenminste één draagbaar brandblustoestel aanwezig zijn met een blusvermogen van 43A/233B volgens NEN-EN 3-4. Vullen van een tank
7.28.
Een tank mag voor ten hoogste 95% met vloeistof worden gevuld. Indien een tank wordt gevuld via een vulleiding, moet deze aansluiting in de tank zijn voorzien van een overvulbeveiliging, die zodanig is uitgevoerd, dat de tank voor ten hoogste 95 % kan worden gevuld. De overvulbeveiliging moet zijn voorzien van een KIWA-keur conform BRL-K 636.
7.29.
De tanks moeten voorzien zijn van een peilinrichting of een vloeistofstandaanwijzer. Een peilinrichting of een vloeistofstandaanwijzer moet zodanig zijn ingericht dat het uitstromen van vloeistof uit de tank, ook door verkeerde werking of door breuk, onmogelijk is. Indien het defect raken van de peilinrich ting een lekkage kan veroorzaken, moet de peilinrichting dezelfde sterkte hebben als de tank. Een peilinrichting of vloeistofstandaanwijzer moet zodanig zijn aangebracht dat het gebruik van de waterverwijderleiding niet wordt belem merd. Beëindiging opslag
7.30.
Wanneer de opslag in een tank wordt beëindigd, dient dit minimaal vijf werk dagen van tevoren aan het bevoegd gezag te worden gemeld.
Naam inrichting: M. de Jong te Veenwouden
10
7.31.
Wanneer een tank buiten gebruik wordt gesteld moet de tank worden geledigd, worden schoongemaakt volgens BRL-K 905 en afgevoerd door een tank saneerder die door KIWA i s gecertificeerd overeenkomstig BRL-K 9 02.
Naam inrichting; M. de Jong te Veenwouden
11
BEGRIPPEN ADR Accord européen relatief aux transport internationaux de marchandises dangereuses par route, BEVOEGD GEZAG Bestuursorgaan dat bevoegd is tot het geven van een beschikking of het nemen van een ander besluit. BODEMBESCHERMENDE VOORZIENING Fysieke voorziening die de kans op emissies of immissies van bodembedreigende stoffen reduceert. BRANDWERENDHEID VAN BOUWDELEN De tijd, uitgedrukt in minuten, gedurende welke enig bouwkundig onderdeel van een gebouw, niet zijnde een deur-, luik- of raamconstructie, zijn functie moet kunnen blijven vervullen bij verhitting, bepaald volgens NEN 6069. BRANDWERENDHEID VAN DEUR-, LUIK- EN RAAMCONSTRUCTIES De tijd, uitgedrukt in minuten, gedurende welke deur-, luik- en raamconstructies weerstand bieden tegen bezwijken en vlamdicht blijven in geval van brand, bepaald volgens NEN 6069. DUNNE MEST Dierlijke mest die verpompbaar is en bestaat uit faeces en urine of uitsluitend urine, al dan niet vermengd met mors-, spoel-, reinigings- of regenwater. EMBALLAGE Glazen flessen tot 5 I, kunststof flessen en vaten tot 60 I, metalen bussen tot 25 I, stalen vaten en kunststof drums tot 300 I, papieren en kunststof zakken en laadketels. GELUIDSNIVEAU IN dB{A) Het niveau van het ter plaatse optredende geluid, uitgedrukt in dB(A), overeenkomstig de NEN 10651 en de door de Internationale Electrotechnische Commissie (lEC) ter zake opgestelde regels, zoals neergelegd in de lEC-publicatie no. 651, uitgave 1979. GEVAARLIJKE STOFFEN Stoffen en voorwerpen, waarvan het vervoer volgens het ADR is verboden of slechts onder daarin opgenomen voorwaarden is toegestaan, dan wel stoffen, materialen en voorwerpen aangeduid in de IMDG-Code. IMDG-CODE International Maritime Dangerous Goods Code. INSTALLATIECERTIFICAAT Een door of namens KIWA N.V. afgegeven certificaat waarin is vastgelegd dat de installatie is uitgevoerd en geïnstalleerd overeenkomstig PGS 28, hoofdstuk 5.1. en 5.3. INTERNE KOSTEN AFVAL Het verlies aan grond- en hulpstoffen, het verlies aan toegevoegde waarde en de kosten voor interne handeling van de afvalstroom. KI-VLOEISTOF Een brandbare vloeistof waarvan het vlampunt lager is dan 21 °C, bepaald volgens NENEN 57, en die bij 37,8°C een dampspanning heeft van ten minste 35 kPa en ten hoogste 100 kPa, bepaald volgens NEN-EN 12, of een verfproduct waarvan het
Naam inrichting: M. de Jong te Veenwouden
12
vlampunt lager is dan 21°C. Voorbeelden van KI- vloeistoffen zijn: benzine, methanol, ethanol, petroleumether en tolueen. K2-VLOEISTOF Een brandbare vloeistof waarvan het vlampunt is gelegen tussen 21 °C en 55°C, be paald volgens NEN-EN 57, of een verfproduct waarvan het vlampunt is gelegen tussen de 21 °C en 55°C. Voorbeelden van K2-vloeistoffen zijn: azijnzuur, butanol, petroleum, thinner, terpentine en styreen. K3-VL0EIST0F Een brandbare vloeistof waarvan het vlampunt is gelegen tussen 55°C en 100°C, bepaald volgens NEN-ISO 2719, of een verfproduct waarvan het vlampunt is gelegen tussen 55°C en 100°C. Voorbeelden van K3-vloeistoffen zijn: gasolie, dieselolie, huis brandolie en fenol. MESTDICHT Een zeer beperkte en acceptabele hoeveelheid mest als vloeistof doorlatend vanuit het mestbassin naar het buitenmilieu. MESTKELDER Een beneden het maaiveld gelegen reservoir van beton of metselwerk bestemd voor de opslag van dunne mest. MESTPLAAT Opslagplaats van vaste mest buiten de stal. NEN Een door het Nederlandse Normalisatie Instituut (NNI) uitgegeven norm. In deze be schikking wordt onder de genoemde norm verstaan de versie zoals deze ten tijde van het verlenen van deze vergunning, inclusief eventuele correctiebladen, van kracht is. NEN 1010:2005 nl De Nederlandse norm NEN 1010:2005 nl, getiteld: laagspanningsinstallaties".
"Veiligheidsbepaiingen voor
NEN 5740:1999/01:2000 nl De Nederlandse norm NEN 5740:1999/01:2000 nl, getiteld: "Bodem; Onder zoeksstrategie bij verkennend onderzoek; Onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van bodem en grond". NEN 6069:2005 nl De Nederlandse norm NEN 6069:2005 nl, getiteld: "Experimentele bepaling van de brandwerendheid van bouwdelen en bouwproducten en het classificeren daarvan". NEN-EN-IEO 60079-0:2004 nl Elektrisch materieel voor plaatsen waar gasontploffingsgevaar kan heersen; Deel O: Algemene eisen. NEN-EN Een door het Comitée Européen de Normalisation opgestelde en door het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI) als Nederlandse norm aanvaarde en uitgegeven norm. In deze beschikking wordt onder de genoemde norm verstaan de versie zoals deze ten tijde van het verlenen van deze vergunning, inclusief eventuele correctiebladen, van kracht is. NEN-ISO Een door de International Organization for Standardization opgestelde en door het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI) als Nederlandse norm aanvaarde en uitgegeven norm. In deze beschikking wordt onder de genoemde norm verstaan de versie zoals deze
Naam inrichting: M. de Jong te Veenwouden
13
ten tijde van het verlenen van deze vergunning, inclusief eventuele correctiebladen, van kracht is. NRB Nederlandse Richtlijn Bodembescherming bedrijfsmatige activiteiten.
ONBRANDBAAR
Het onbrandbaar zijn overeenkomstig het bepaalde in NEN 6064. PBV-VERKLARING VLOEISTOFDICHTE VOORZIENING Verklaring op basis van CUR/PBV Aanbeveling 44. PGS Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen; richtlijnen voor opslag, gebruik en vervoer van ge vaarlijke stoffen, uitgegeven door de Adviesraad Gevaarlijke Stoffen. PGS 15 Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen 15, Opslag van verpakte gevaarlijke stoffen, 28 juni 2005. PGS 28 Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen 28, Vloeibare aardolieproducten afleverinstallatie en ondergrondse opslag, maart 2005. PGS 30 Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen 30, Vloeibare aardolieproducten. Buiten opslag in kleine installaties, juni 2005. RIOLERING Bedrijfsriolering of voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater. TRILLING De effectieve waarde van de gewogen trillinggrootheid, gemeten en beoordeeld over eenkomstig de meet- en beoordelingsrichtlijn "SBR-richtlijn deel B" (Hinder voor perso nen in gebouwen, uitgave augustus 2002) van de Stichting Bouwresearch Rotterdam (SBR). VASTE MEST Dierlijke mest die niet verpompbaar is. VERPAKKING Een verpakking die is toegelaten voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. VLAMPÜNT De laagste temperatuur van een vloeistof, waarbij de damp daarvan met lucht een ontvlambaar mengsel vormt. VLOEISTOFDICHTE VOORZIENING Fysieke voorziening in of direct op de bodem, niet zijnde een vloer, die waarborgt dat geen vloeistof aan de niet met vloeistof belaste zijde van die voorziening kan komen. WONING Een gebouw of deel van een gebouw dat voor bewoning gebruikt wordt of daartoe is bestemd. WERKVOORRAAD Onder een werkvoorraad gevaarlijke stoffen wordt verstaan de voorraad gevaarlijke stoffen welke ten behoeve van de bedrijfsvoering/productie in een productieruimte/ werkruimte of nabij een procesinstallatie of afvulinstallatie is opgesteld. De werkvoor raad moet strikt noodzakelijk zijn. De grootte ervan moet in principe zijn afgestemd op
Naam inrichting; M. de Jong te Veenwouden
14
het verbruik van één dag of één batch. Gevaarlijke stoffen die in afwachting zijn van opslag of afvoer vallen niet binnen de definitie van werkvoorraad. Voor zover een DIN-, NVN-, NEN-, NEN-EN- of NEN-ISO-norm of richtlijn, waarnaar In een voorschrift verwezen wordt, betrekking heeft op de uitvoering van gebouwen, con structies, toestellen en apparaten, wordt bedoeld de voor de datum waarop deze ver gunning van kracht is geworden, laatst uitgegeven norm of richtlijn met de daarop tot die datum uitgegeven aanvullingen of correctiebladen, dan wel voorzover het op voor noemde datum reeds bestaande gebouwen, constructies, toestellen en apparaten betreft - de norm of richtlijn die bij de aanleg en/of installatie van die gebouwen, constructies, toestellen en apparaten is toegepast, tenzij in het voorschrift anders is bepaald. Adressen NVN-, NEN-, NEN-EN-, NEN-ISO-normen zijn te verkrijgen bij het NEN, Vlinderweg 6 te Delft, Postbus 5059, 2600 GB te Delft, tel. 015-2690390. (www.nen.nl) CUR/PBV-AanbevelIng 44 is te verkrijgen bij Stichting civieltechnisch centrum uitvoe ring, research en regelgeving/Projectbureau Plan Bodembeschermende Voorzieningen, Postbus 420, 2800 AK Gouda, tel, 0182-540600, fax 0182-540601. {www.cur.nl) PGS-richtlijnen zijn te downloaden van de website van het Ministerie van Volkshuis vesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM). (www.vrom.nf, dossier Externe Veiligheid, Publicaties). De PGS-btaden zijn niet te bestellen. Stichting Bouwresearch, Postbus 1819, 3000 BV ROTTERDAM, - telefoon 0104117276/4123528, Telefax 010-4130175. BRL Richtlijnen (m.b.t. bodembeheer) www.slkb.nl
Naam inrichting: M. de Jong te Veenwouden
zijn te downloaden op de
website van
15
LEGENDA Ligging onderzoekslocab'e
pROjaaNR
06.F358
GEMEENTE
DANTUMADEEL Buitenvaart 3 te Veenwouden Regionale ligging onderzoekslocatle
LOCATIE
SCHAAI. 1: 50000
Om
KAAATBLAAGE
1
FORMAAT A4
SOOm 1000m 1500m
milfóc
oET D . van Ommeren asz D. Menkema
omiu
26^7-2006
k
Postbus 422
8901 BE LEEUWARDEN
TEL NR 058-2847540
FAX NR 058-2133114
Zac"7 LEGENDA • Ondiepe boring X
Diepe boring
Peilbuis =• Onderzoeksgrens .... Saneringsiocatie — Ontgravingsoontour
»»»ctoM» PSA Advies 07F213
KAMtlBULACS
2
DANTUMADEEL Buitenveid 3 te Veenwouden Geplande ontgraving OET D . van Ommeren Om
am
lOm
lam
oez P.K.Zandstra DATUM 27-06-2007
Postbus 422
6901 BELEEUWAFIOEN
TEL NR 068-2847540
FAX NR 058-2133114
r
i- -
\
i J
'
-—
—•
_— L"
L.
- T
f
iJ
i
f i5 S ^
I;;;;
£
.... L s
t
i
-
& L
1
•r.1
-_ — _
—
L 8
3
i
f 1
y,
...
L
iSII I O
1 O
i
„iilii
r-'
iili
• l6if9^6S0-röl ,-v -O.
rïoöjtn
OPIOMPIIU QiSSC5 SOI looj,spwoq jnn^aiRaJO joojliap -«
aisi-ï-u -*
om^i
BSO
'6ujU3>ia4 S4M];zj9AO c n iiljaine />r>; (fuii/ifnÉ'*^/? finnMuon t.
•9lO"6i •
irtJVJBd ,w ^!o
uaV icii»(laJI^T •"pno«iuof. ' c Ptl(l»ir!a ßoP^r,. |^H(iar. -j
7fJ
lApuoj&'Saq |A (uiädfoiaA 6ui>i)iapöq >1 »iiawS^tfN»
='•
m s-ivgfi
'PI
)
i.iAr.n-rr.iiiii^, |.P_. in;- l'ilf'J '"1 ';jOcPr;j'^
u«;iriayM'iia>itian ai
jioiA ,0 fi.-«o gAbuidaipjaA
09;« i'.a
'
:j
5
l-SlO-^i;6uiuanai ai; lotsiia«»
'1,
1
•l uapuBt>ü90a JSOA'IOOJOI ^ÜJ öZfl Ii30Jifije '6PIsati~
•;
Bijlage voor veehouderijen, te voegen bij aanvraag om vergunning ingevolge de Wet milieubeheer.
•
N.v.t. Opslag in: (silo, mestplaat, kelder, etc) Vaste mest Vaste mest Drijfmest Drijfmest Drijfmest Gier Gi^ Gier
M
U
Opslagveevöeder,^ 0 N.v.t. i
•
•
Ü D
0
^
Locatie of nr. op tekening
loc 19 X O
k'gßdAn l/'ff/CäA
1O0 S'o
^
Opslag in: (silo, rollen, etc) Krachtvoer Krachtvoer Kuil Gras Mais
Capaciteit (m3) Datum installatie opslagvoorziening
^
1
Datum installatie Capaciteit (m3) opslagvoorziening 9jß 1" /O Sü /
i
// <7
^
^
Locatie of nr. op tekening
lij (po r\j>Clet9 Ic (T^ 9ló(AA.t^est
•
AAN: De heer/mevrouw J. Fluitman Buitenveld 3 9269 TV VEENWOUDEN
uw kenmerk;
uw brief van;
ons kenmerk;
GO-verg/07000832
Damwoude, 7 FEB 2007
onderwerp;
Besluit landbouw milieubeheer
Geachte heer/mevrouw. Wij schrijven u deze brief naar aanleiding van het van kracht worden van nieuwe wetgeving met betrekking tot de Wet milieubeheer. Uw inrichting is Wet milieubeheerplichtig en viel tot voor kort onder het "Besluit melkrundveehouderijen mi lieubeheer". Op 6 december 2006 is echter het "Besluit landbouw milieubeheer" in werking getreden en het "Besluit melkrundveehouderijen milieubeheer" vervallen. Dit be tekent dat uw inrichting aan de Buitenveld 3 te Veenwouden nu moet voldoen aan het "Besluit landbouw milieubeheer". Een kopie van de bij dit Besluit behoren de voorschriften doen wij u hierbij toekomen. U dient te voldoen aan deze voor schriften. Wij verwachten u met het bovenstaande voldoende te hebben ingelicht. Voor eventuele vragen en/of opmerkingen kunt u contact opnemen met mevrouw Y. Wiegersma-Wiersma van onze eenheid Milieu, telefonisch bereikbaar onder de nummers 0511-426216.
Hoogachtend, Burgemeester en wethouders van Dantumadeel, voor dezen, de ambtenaar
bijl. : 1 typ.: jvr coll.; AvH
enheid Vergunningen,
L van Hijum
4- Gemeentehuis: Paardebloem 4, Damwoude - Postbus 22, 9104 ZG Damwoude 4 Telefoon (0511) 426161 - Telefax (0511) 423139 4 4 Email:
[email protected] 4 Website: www.dantumadeel.nl 4 nv Bank Nederlandse Gemeenten, Den Haag, rek.no. 28.50.01.760 4
139 5 gemeente.
dantumadeel MN:
uw kenmerk:
de heer D. Sijtsroa Buitenveld 3 9269 TV VEENWOÜDEN
uw brief van:
ons kenmerk:
Driesum,
vR0M-inii/(qßOlbL|b 8 m ÏS93 onderwerp:
Besluit: inelkrundveehouderij Hinderwet Geaciite heer Sijtsnia,
In het vocarjaar van het afgelopen jaar is uw bedrijf dexa: een roedewerker van OTS bureau Milieu bezocht in het kader van de Hinderwet. Daarbij is geoanst:ateerd dat uw bedrijf aan de entreevcxarwaarderTt^ het Besltiit melkrundvediDuderij Hinderwet voldoet. Dit betekent dat uw bedrijf roet Ingang van 1 augiastus 1991 onder de werking van het genoemde besluit valt. Voor uw bedrijf is deidialve geen hinderwetvergunning meer nodig. Evaituele wijzigingen en/of uit±(reidinge3i in het bedrijf kunt u voor taan eenvoudig roet een kennisgevingsforraulier roeiden. Voortaan dient u te voldoöi aan de voorschriftöi genoemd in het be sluit. Deze voarschriften zijn in cxpie bijgevoegd. Omdat uw huidige bedrijfssituatie overeenkomt met de hinderwetvergunning wordt de ver gunning als melding op grond van het besluit beschouwd. Voor vragen esnfot cpiierkingen naar aanleiding van bovenstaande kunt u contact opnemen net de heer J. Posthumus, bureau Milieu, telefoonnummer 05111-1944, toestel 412. Hoogachtend,
Burgemeester en wethouders van Dantumadeel, voor dezen, de chef /v^ de afdeling Volkshuisvesting, Ruiratelijlce Ordening en Milieubeheer, bijl.: typ-; kb coff.: JP
'W^enaar gemeentehuis "RInsma-State", van SyfzamawiA 26, 9' iRW^fiesum correspondentie-adres; Postbus 1, 91 14 ZP Drie telefoon; 05111-6161 telefax; 05111-3139 bezoekadres Damwoude, Paardebloem 4, 9104 I amwoude telefoon: 05111-1944 telefax: 05111-4640 bank: Rabobank Damwoude, rek.nr, 3433.01.008, gironr, van de bank 930574
BIJLAGE III
EMISSIEBEREKENINGEN
•
AAGROSTACKS BEREKENING REFERENTIE
•
AAGROSTACKS BEREKENING GEWENSTE SITUATIE
Gegenereerd op; 29-11-2014 nnet AAgro-Stacks Versie 1.0 Naam van de berekening. Referentie 2007 Gemaakt op: 29-11-2014 17:32:28 Zwaartepunt X: 193,600 Y: 585,000 Cluster naam: M. de Jong Feanwalden Berekende ruwheid; 0,19 m
Emissie Punten: Vdlghr. ' BrpnlD Ligboxenstal 1 Schuur 2
X-coord. 193 646 193 638
Y-coord. 584 979 585 011
Hoogte •Gèm.geb. hoogte 1,5 1,5 1,5 1,5
Diam. 0,5 0,5
Gevoelige locaties: Volgnummer 1 2 3 4
Naam Duinen Ameland Aide Feanen Van Oordt's Mersken Wijnjeterper Schar
X coördinaat 186 472 192 329 196 578 205 718
Y coördinaat 606 849 573 966 563 365 564 294
Depositie 0,02 0,05 0,02 0,01
Details van Emissie Punt: Ligboxenstal (68) Volgnr. 1
Code A3
Type Jongvee
Aantal 120
Emissie 3.9
Totaal 468
Details van Emissie Punt: Schuur (69) Volgnr. 1
Code BI
Type Schapen
Aantal 300
Emissie 0.7
Totaal 210
Uittr. snelheid 'Emissiè ! 1,00 468 1,00 210
Gegenereerd op: 19-12-2014 met AAgro-Stacks Versie 1.0 Naam van de berekening: gew8 Gemaakt op: 19-12-2014 23:54:16 Zwaartepunt X: 193,600 Y: 585,000 Cluster naam: M. de Jong Feanwalden Berekende ruwheid: 0,19 m
Emissie Punten: Volgnr. 1 2
Bron10 Ligboxenstal Schuur
X-coord. 193 646 193 638
Y-coord. 584 979 585 011
Hoogte 1,5 1,5
Gem.geb. hoogte 1,5 1,5
Diam. 0,5 0,5
Gevoelige locaties: Volgnummer 1 2 3 4
,X epopdinaat ,Y coördinaat Näam Duinen Ameland 186 472 606 849 192 329 573 966 Aide Feanen 563 365 Van Oordt's Mersken 196 578 Wijnjeterper Schar 205 718 564 294
Details van Emissie Punt: Ligboxenstal (68) Volgnr. 1
Code A3
Type Jongvee
Aantal 85
Emissie 3.9
Totaal 331.5
Details van Emissie Punt: Schuur (69) Volgnr. 1 2 3 4 5 6 7
Code BI K3 A2 A6 A4 A7 A3
Type Schapen Pony's >3 jaar Zoogkoeien Vleesvee 8-24 mnd Vleeskalf tot 8 mnd Fokstier Jongvee
Aantal 50 2 15 24 15 1 17
Emissie 0.7 3.1 5.3 7.2 0.25 9.5 3.9
Totaal 35 6.2 79.5 172.8 3.75 9.5 66.3
Depositie 0,02 0,05 0,02 0,01
Ulttr. snelheid 1,00 1,00
Emissie 332 373
BIJLAGE IV
COÖRDINATEN MEETPUNTEN
MEETPUNTEN NATURA2000 EMISSIEPUNTEN BEDRUP
CALCULATOR
SsSiSWiHF®!* Situatie 1 ^
1
Maak variant
^
^
•,
5" "
', -)
'
,.:i> ,;:-
•
,*
f ,.' . ;!•
,
•
• .r
'V; -
naarBerekm''^"nnlen of ga verder
trnissiebronnen
Ä> : V.' ^
: .
; 'r;.":',;:. ,. - - »•; , ÏÏ ••
cc-.c ...
, ^ i fe
;., f' ;:'• •.'••) J
•'
Schuur ^iSboxenstal
f
- •• '•>»•''
O.Oïoiyj-ö.otofVJ i\, •, ,
:c/:- Mßm^p • -—^
H....'-^-!>'s-,-..'-:rrxyr?'-7-'^M ,.• i1
«•' ••--.•,•
-'jï*'.
•
4" r
'" .
V
" V- ".i
CALCULATOR L
•
s
-ä--' •• •• • - •-•
IßTiiiLWÄ+SiS:;;,,^: •
y-5 /'vr-
" V- '^jC-
•" }- '•:.. A '
Emissiebron plaatsen
" 'V ' V , - ..V'
Kies een locatie en teken een bron (punt, lijn of vlak)
'éS(. iÄf:-).Ä.
•' ''\--''t -• ••-
Si-S-:Ï. i- - -; •
:- i-- ^
rnrt-A : s,
Ä"'** "% % of voer direa coördinaten in 193638
"
5CVVM,U. C 585011
M
-rf
•• - 'X'>A'
.•• •'- • ••'
s
CALCULATOR
butefjild 3 feanwaiden t--"*
m\
, c'
"'''"•
• T/'". -
,
WMil M---
Emissiebron plaatsen Kies een locatie en teken een bron (punt, lijn of vlak)
:• ."•
; •::• •"
of voer direa coördinaten in 193646
li(0\ooye^sV<xV 584979
•r: •:•'• :• •ÄA... •' AT- •• • \ : l . VT- r -'J• -
' ''^ 1
!
'r 'C ; *
ijiplcifl: 'rtf-l ^ • -i i '•«»A'S'-; '' - ?'•/ .''
•
'
•'
• t'.
. -• ró. -'.•-
V'
«; "'•
-f
'-'S
- Ï:'' ^
CALCULATOR 2014
NQx*NHi '
Rekenounten
15-
fe'C '0 I Naamlabels > • a • •• • •• a • a t • •^ I-
-ÄIÄ • • Duinen Ameland (23 km) \jMJ^ IM - 1> -QQ
f
Aide Feanen (n kmi)
ID - b-'9M
Van Oordt's Mersken (zzkrn)
D
V^ijnjeterper Schar (24 km) 7
Wis tili fiMinpiJßtii;
.A • é, jïLj
-Voo -OM
7-7
7
' bütefjild 3feanwalden
--T '
CALCULATOR 1
Rekenpunt plaatsen Kies een punt op de kaart om door te laten rekenen.
b
Label
Duinen Ameland (23 kr
of voer direa coördinaten in 186472
506849 lan-:
b'-r-.:'
•
,"
>-V"r'''C/r.'•••V"-'' r' ;*•
iK53:
CALCULATOR
"V^ -Hjriwtmhiabgnlhlanii>
„f butefjild 3 feanvj'alden
iBöjalBJijai
•A4^r;v-
' '„V'. - >.
--•C-'V
iManisi
Rekenpunt plaatsen
Label
V
tafltJaitóslSjbrandatsös'! ,
Aide Feanen (n km)
p
:'T
573966
,' •?.
'
.^C^VJoistejiwadepyJättaswäte =*'/' \:"v|\. • , \ D'amwot^elbamwétó WesS'ig«
• - R <s
^ -C'C- ••- --
"••' HenrapèislHimce-ns
VY^
n . I
\ S^jav-'oudelSm/./aila
" r 'f
,''jVafstimsrwafsfienE
• ¥ . ) ••. l . 'X V
|feirdijim|W4irdim^;fó\
Vi \'\J 'y'rK '
t,
^ Tj
LèëuAvafdeni-^pu "
l^dfjAiy tgaajdT
!,
QekerklCiytsjerk_j^| Aveenw«:ö
ff' i ƒ •_ .f •
rtrt^fgn|Sniakkert'uor?lÄ^>yii^
• Ij' - k" '"
Triesi™ /
-i^ - De^akim|De Fajom 'r • ! r< ciodkalt|r<eadtE5erl{ ^ • ^.Daiuumadiei
lltóamjiEm
-
•'
BjoeikstèfwoiidelBfo^steTwaild
arëerade«!
::';i%s!ilan ^ •••"•L.-;• -.'VxA > •
K^'
• Vi—j; ^ -L— ,., u • AalsiimlEateiim .jf € ^Hogeififebi™iHsgebe-,mRanrvYo,^ \ V-S -„•, ,• *" \ •fy'''OcrstfiUiB| East k RaaidiRaard Dóngeradeel<.>
BirdaardlElurdaaird
of voer direc t coördinaten in 19Z3Z9
\
sroer;
Kies een punt op de kaart om door te laten rekenen.
^ Mfi
j'
• •'''^
W5i ä ' .
.. „
f f "••
KoDEt
SifiameeflSifimair
, ^
' -• „. eJätelDe.TikeX;^
CY
!$a|MyBgea'---—
""^
Hi.Opein
pudegarWde^a
Smaale EelSroalle
CALCULATOR feV'
A "•?.
;
ètA"
W.r
; /il
-•
A butefjild ^feanwalden r-:'"5 •
Hnsm
—r•. i
D^atoflijDe Fajom.,
j•-..!.ATÖä(.erk|Gytsjeirk_^
™iu
g;
Kies een punt op de kaart orn door te laten rekenen.
K
^
...l-/,- •'gZS^kT;.
Rekenpunt plaatsen
Label
• >:|akei1kiA;tóis^:riic
li
:.J. :r..
MoordbergamlNoafdtiifglim • ^. ^v8
^^ ^
Köotsiftr
lardèii:.T'.lu^
Df. •j s
?if
Tytsjérksteradiel^;^'Y
Van Oordt's Mersken {2 pHemp^lHimpsfe
\ Suavwiäd&lSuwäld
^
SiiameerlSuma^
'••'• -Vt. —
v^t a.--. ^ V-A if&rdiïm'-.J3 ' ' '
of voer direct coördinaten In
563365
196578
>r:ïr;7>:
?,Vt •"
.WaKtji€nsfWa:rs.tiej*£
XDeTB(.e|be.h«t^ '^^N'^galMyegèa n
iUii:ri : 'A,PT:-r,p,7-.T7^,|
Oi:ieit»
.Ar
•' A,
^ _
Smail« Eö.4tne5ll€
'A
^D ja
« •_
5 mail i freer lar
^•(koi tetemnniefl |Koairt
7.N
CALCULATOR
'•
i
C butefjild ïfeanwalden •» \ • De^atomjDe Faäom.,
•
i , >;. "'T"!:Kga
;;D4Lim^diei I- -A-r--' i
r
i-yi • -ii to
^
v/A-i
f
V./ijnjeterper Schar (24
of voer direa coördinaten in Z05718 b': ..2., .• -y
'.V'' ^ .ftu®ii£.ïusasga|STva k£iblster1ife|koatst«irtl€ ..I '•
(Tyt^ank',.
-•I.
• ,.
564294 • 'i
' c.
- •
'". - A
"
• • ''
•'• . -
--•• •
' vr..- '"•
- "
' 7-.V
.'i
' ^
r ,-rr.
,'^'y<MrdljargjmlMMifdbisrgiaiï
'»• i-®-. 4 HarteimalDeHaAeima . • rapeite
^.. l,f.•—•'
Aciitkarspelen \ *Twijz€ilfTM3d / __| -
bufü?^
Kies een punt op de kaart orn door te laten rekenen.
t--
ïVeBnwra!
-r¥È.hr?
Rekenpunt plaatsen
Label
,&yi£|ark
.
\ S4saVi«)tMie|.Sufwäld
I'
I
T'" ätaens|Waisfi«sni£ VA 'Wairtü
• A'-
S4ameea'IS4Hiniaj'
.is^\
- - .
•ï
•' SA'='•'' '' ' • . "' V BceäBnslaafl|fioel©nstoln
y •!
V'-
,,, ,
f
'.' A''\.'
C*
-
-y|C7 -•
^ly^>esa|^Jyegca•
feÄli
<\
j
i'
DeJjke|De,T®A^ V Houtigel%agvB|DiB:MoiJtitgeha;
.-OpeandêlDe Pejri'''.;.\,
,--
c. ^
- ''
OtMiegalMije^a
tV
^
.=Dracästan |Drachtemi
^MMileJejSnffiye ••.,•=.: ,•• -^ArLr ^'^.Snialli^erlaiTä iAäi?^^ ' toeter,pjoaftorteti®mmeiii|Kcia^
MiyBeetslMü I
jinn. iAr.4\^
A li^
1r rt
'C
i(Otterta/p|Olteirtef|pA,
•
"> •
provinsje fryslan provincie fryslan ^
ontvangstbevestiging
naam
adres
'/
.. /[/.
onderwerp
bestemd voor medewerker
d.d.
naam medewerker
afhandelingsactie
1^.
ft.
. ce.^.
.1
ontvangen