provincie groningen
Jaar verslag 2009 Interbestuurlijk toezicht milieuwethandhaving
Jaarverslag 2009
Interbestuurlijk toezicht milieuwethandhaving Provincie Groningen
10-MTZ-HB-004
2
1 Inleiding Sinds 2005 hebben de provincies tot taak interbestuurlijk toezicht te houden op de kwaliteit van de handhaving van de milieuwetgeving door gemeenten, waterschappen en de provincie (in de rol van handhavingsinstantie). In het Besluit kwaliteitseisen milieubeheer zijn een aantal criteria geformuleerd waar alle instanties aan moeten voldoen. Gedeputeerde Staten hebben tot taak om er voor te zorgen dat iedereen deze verplichting nakomt en in de toekomst blijft nakomen. Een belangrijk onderdeel van deze taak is het verzamelen van informatie over alle betrokken instanties. De beoordeling van deze informatie kan zonodig leiden tot een interventie.
toezicht. Ten tweede is het ook een externe verantwoording richting de minister van VROM, als degene die toeziet op de kwaliteit van de provinciale regietaak. Daarnaast zullen Provinciale Staten geinformeerd worden.
Behalve een verantwoording geeft dit verslag ook inzicht in de situatie die we tijdens ons toezicht hebben aangetroffen bij de Groningse gemeenten, waterschappen en de provincie zelf. Een overzicht dus van de kwaliteit van de milieuwethandhaving in Groningen. Wij hopen hiermee een stimulans te geven aan een verdergaande professionalisering. Dit verslag wordt afgesloten met conclusies en een vooruitblik naar 2010.
Dit jaarverslag geeft inzicht in de activiteiten die de provincie Groningen heeft ondernomen om haar interbestuurlijk-toezichtstaak in 2009 in te vullen. Ten eerste om aan de Groningse handhavingsinstanties kenbaar te maken wat de resultaten zijn van ons interbestuurlijke
3
2 Beoordeling jaarverslagen 2008 Doelstelling:
de eigen organisatie (horizontaal toezicht). Een evaluatie is een belangrijk onderdeel van de beleidscyclus. Bij de beoordeling hebben we gelet op de aanwezigheid van de onderstaande elementen: 1. Aantal uitgevoerde controles; 2. Aantal geconstateerde overtredingen; 3. Aantal handhavingsbeschikkingen; 4. Aantal klachten; 5. Indicatoren bij al de eigen doelstellingen; 6. Weergave van afwijkingen tussen planning en uitvoering; 7. Oorzaken van deze afwijkingen; 8. Evaluatie van de resultaten die resulteert in conclusies en aanbevelingen voor verbetering; 9. Een specifieke paragraaf over toezicht op de eigen inrichtingen
• De jaarverslagen over 2008 van alle Groningse handhavingsorganisaties voor 1 mei 2009 verzamelen, beoordelen op volledigheid en zonodig aan laten vullen. • Het bevorderen van het horizontale toezicht door de dagelijkse besturen van alle instanties te vragen ons oordeel door te sturen naar de raad, het algemeen bestuur of de staten. • Het stimuleren van een vergaande professionalisering door het opnemen van de resultaten uit de jaarverslagen in een overzicht.
Resultaten:
• Van 10 van de 28 instanties hadden we op 1 mei 2008 een jaarverslag ontvangen. Uiteindelijk hebben we van alle instanties een jaarverslag over 2008 ontvangen. De ontvangen jaarverslagen zijn, eventueel na een aanvulling, allemaal volledig. • In elke brief met een beoordeling van het jaarverslag is het verzoek opgenomen ons oordeel door te sturen naar de raad. • Het overzicht is opgenomen in dit verslag.
Verzamelen en beoordelen van de jaarverslagen
Gevraagd is om de jaarverslagen op te sturen voor 1 mei 2009. Van 10 van de 28 instanties hadden we op 1 mei 2009 een jaarverslag ontvangen. Dat is 1 instantie minder dan vorig jaar. Van 14 andere instanties ontvingen we het verslag voor de zomer. Van 3 gemeenten ontvingen we het vastgestelde verslag pas na de zomer, te weten Stadskanaal, de Marne en Winschoten. Naar onze mening kan een jaarverslag op een dergelijk laat tijdstip zijn taak in de beleidscyclus niet optimaal meer vervullen. Van de gemeente Vlagtwedde ontvingen we geen jaarverslag. Als reden hiervoor gaf de gemeente het gebrekkig functioneren van het oude geautomatiseerde registratiesysteem en de tijdrovende introductie van een nieuw systeem. Aangegeven is dat
Onderdeel van een doelmatige handhaving is de rapportage over en verantwoording van uitgevoerde activiteiten. Daarvoor hebben we in 2009 de jaarverslagen van 2008 opgevraagd en beoordeeld. Vanuit de Wet milieubeheer zijn instanties verplicht een jaarverslag te maken voor de gemeenteraad. Wij hechten veel waarde aan een goed en volledig jaarverslag. Niet alleen als instrument voor interbestuurlijk toezicht, maar ook en vooral als belangrijk middel voor het optimaliseren van het eigen democratische verantwoordingsproces binnen 4
volgend jaar een gecombineerd jaarverslag over 2008 en 2009 wordt geschreven. Net als in 2008 viel op dat de kwantitatieve gegevens bij de meeste instanties duidelijk zijn weergegeven. Deze gegevens hebben we verwerkt in de benchmark, waarbij we per instantie de resultaten hebben vergeleken met de resultaten uit jaarverslagen vanaf 2004. De bevindingen zijn als bijlage bij de beoordeling van het jaarverslag van de betreffende instantie gevoegd. De elementen die betrekking hebben op verantwoording en verbetering worden vaak summier beschreven. Dit betekent dat de bruikbaarheid van de jaarverslagen als verantwoordingsinstrument niet optimaal is.
hebben we gevraagd de resultaten door te sturen naar de raad, het algemeen bestuur of de staten. Daarmee hopen we vanuit het interbestuurlijk toezicht een stimulans te geven aan het horizontaal toezicht. Met de commissie Oosting zijn wij van mening dat het vooral de genoemde organen zijn die een controlerende functie moeten vervullen op de uitvoering van de milieuwethandhaving.
Overzicht van de handhavingsinspanningen, een benchmark
De kwantitatieve gegevens uit de jaarverslagen zijn geanalyseerd en hieronder weergegeven. Hierbij zijn de prestaties van een instantie in 2009 gerelateerd aan de prestaties van andere instanties. Daarbij moet worden opgemerkt dat de gegevens niet altijd op dezelfde manier zijn opgenomen in de jaarverslagen. De resultaten moeten daarom met enige voorzichtigheid worden
Het bevorderen van het horizontale toezicht
In alle brieven waarin we onze bevindingen over het jaarverslag kenbaar maken aan het dagelijks bestuur 250
Figuur 1: aantal bedrijven en uitgevoerde reguliere controles in 2008.
Zuidhorn
uitgevoerde reguliere controles
200
Leek 150
Marum Winschoten
100
Appingedam 50
Reiderland Ten Boer
Bellingwolde Pekal Haren Bedum
Eemsmond Veendam
Menterwolde LoppersumScheemda
Hoogez.-Sappem. Slochteren Stadskanaal Grootegast
Winsum Delfzijl De Marne
0 0 01
100 00
200 2003
30000
400 4005
50000
aantal bedrijven
5
600 6007
70000
800 8009
90000
1000 1000
Figuur 2: aantal reguliere controles en daaruit volgende hercontroles in 2008.
50%
70
Slochteren 55%
60
aantal hercontroles
50
De Marne
Scheemda 54% Veendam
40
Hoogezand
Delfzijl 61%
Stadskanaal
Grootegast
30
Winschoten
Pekela
20
Reiderland 10
Haren
Bedum
Appingedam
Winsum
De Marne
Marum
Zuidhorn 9%
De Marne
Bellingwedde
Menterwolde
Bedum 90% Loppersum 7%
0 05
01
00
1502
00
250
aantal reguliere controles
bekeken. Conclusies op hoofdlijnen zijn echter wel gerechtvaardigd. De gemeente Groningen, de waterschappen en de provincie zijn niet in de figuren opgenomen omdat het aantal bedrijven bij die instanties te veel afwijkt.
Figuur 2 geeft aan in hoeveel gevallen er een hercontrole volgt op de eerste reguliere controle. Elke stip staat voor een gemeente. Als we er van uit gaan dat op elke geconstateerde overtreding een hercontrole volgt, geeft deze figuur dus een beeld van het naleefgedrag van de bezochte bedrijven. Opvallend is de grote variatie. In de gemeenten Bedum, Loppersum en Zuidhorn volgt op minder dan 10 procent van de controles een hercontrole. In de gemeenten Delfzijl, Scheemda en Slochteren volgt in meer dan 50 procent van de controles een hercontrole.
In figuur 1 staat het aantal bedrijven (Wm-inrichtingen) uitgezet tegen het aantal uitgevoerde reguliere controles. Elke stip staat voor een gemeente. Doordat het aantal inrichtingen en het aantal controles varieert ontstaat een puntenwolk. De punten onder de lijn geven de gemeente De Marne en Delfzijl weer, die relatief weinig reguliere controles ( = minder dan 10 % van het bedrijvenbestand) hebben uitgevoerd. In beide gevallen is ziekte en vertrek van mensen de voornaamste oorzaak.
Een verklaring van de verschillen in naleefgedrag is op grond van de beschikbare gegevens niet te geven. Weinig hercontroles kunnen verklaard worden doordat de onderzochte bedrijven daadwerkelijk weinig overtre6
dingen begaan. Bijvoorbeeld doordat men goed op de hoogte is van de regels en men die ook redelijk vindt. Het kan ook zijn dat de sociale controle groot is. Ook is het mogelijk dat de handhavingsdreiging in het verleden groot was, waardoor mensen minder geneigd zijn tot overtredingen. Een andere, minder positieve, verklaring voor weinig hercontroles kan zijn dat de toezichthouder de aanwezige overtredingen niet kan of wil zien. Bijvoorbeeld omdat hij of zij niet deskundig genoeg is om een overtreding vast te stellen. Het kan natuurlijk ook zo zijn, dat in het handhavingsbeleid gekozen is om bij toezichtbezoeken niet op kleine, veel voorkomende overtredingen te controleren.
percentage hercontroles. De Tafel van 11 van de Expertisecentrum voor de rechtshandhaving van het Ministerie van Justitie is een goed instrument om een analyse te maken van verklaringen van naleefgedrag. Ieder voor zich kan daarmee een oordeel vormen over het gerealiseerde naleefgedrag. Het is primair de verantwoordelijkheid van de individuele instanties om hun inspanningen en werkwijze af te stemmen op het gesignaleerde naleefgedrag en het daardoor veroorzaakte risico op negatieve effecten. De Groningse instanties worden uitgenodigd om na te denken hoe de eigen situatie moet worden verklaard.
Om een uitspraak te doen over de kwaliteit van de handhaving is meer inzicht nodig in de oorzaken van het
7
3 Uitvoeringsplannen 2009 Doelstelling:
Verzamelen en beoordelen van de uitvoeringsplannen
De handhavingsuitvoeringsplannen van alle Groningse handhavingsorganisaties verzamelen voor 1 april 2009, beoordelen op volledigheid en zonodig aan laten vullen.
Verzocht is om de uitvoeringsplannen op te sturen voor 1 april 2009. Van 10 van de 28 instanties hadden we op 1 april een uitvoeringsplan ontvangen. Dat is van 2 instanties minder dan vorig jaar. In het ideale geval is het plan beschikbaar bij de start van het jaar. Dat was het geval in de gemeenten Slochteren. Van 15 andere instanties ontvingen we de plannen voor de zomer. Van drie instanties, de gemeenten Bellingwedde, de Marne en Reiderland, ontvingen we de plannen pas na de zomer. Naar onze mening kan een uitvoeringsplan op een dergelijk laat tijdstip geen goede bijdrage meer leveren aan het functioneren van de beleidscyclus. Daarom hebben we de uitvoeringsplannen die later dan 1 augustus 2009 zijn binnengekomen niet meer beoordeeld. Op het gebied van de inrichting gebonden taken werken veel instanties al een aantal jaren met een concrete planning. De werkvoorraad (het bedrijvenbestand) is bekend en ook de bijbehorende risico’s. Op grond daarvan zijn toezichtfrequenties vastgelegd en daaruit volgt het aantal benodigde controles en de bijbehorende uren.
Resultaat:
Verzocht is om de uitvoeringsplannen op te sturen voor 1 april 2009. Van 10 van de 28 instanties hadden we op 1 april 2009 een uitvoeringsplan ontvangen. De uitvoeringsplannen hebben we beoordeeld omdat ze een belangrijke schakel vormen in de beleidscyclus. Daarbij moet een duidelijke relatie worden gelegd tussen de risicoanalyse, de prioriteiten, de doelen, de concrete activiteiten en de benodigde middelen.
8
4 Beoordelen van handhavingsdossiers Doelstelling :
de 3 dossiers) als goed zijn beoordeeld. Voorwaarde was bovendien dat we geen aanwijzingen hebben dat de beschikbare capaciteit (sterk) is verminderd. Bij de volgende instanties hebben we geen dossieronderzoek uitgevoerd: Appingedam, Groningen, Grootegast, Hoogezand-Sappemeer, Scheemda, Slochteren, Ten Boer, Winschoten, Zuidhorn en Hunze en Aa’s.
Toetsen of de uitvoering conform het vastgestelde handhavingsbeleid is. Daarbij wordt gekeken naar de controlefrequentie en het stappenplan. Uitgezonderd zijn de instanties waar de resultaten in 2008 aanleiding geven om het dossieronderzoek over te slaan.
Resultaat:
Bij 18 instanties is een dossieronderzoeken uitgevoerd. Bij 10 instanties is geen onderzoek uitgevoerd vanwege de positieve resultaten in 2008. De vastgestelde controlefrequentie wordt bij een toenemend aantal instanties juist toegepast. Ook bij de toepassing van de vastgestelde sanctiestrategie is een lichte verbetering zichtbaar ten opzichte van 2008. Bij een aantal instanties wordt het eigen beleid (nog steeds) slecht toegepast.
De onderzoeken namen een dagdeel in beslag. In principe was geen voorbereidingstijd nodig van de betreffende instanties. Daarbij gingen we uit van de aanwezigheid van een computersysteem voor de planning en uitvoering van controles, waarin ook hercontroles en sancties zijn opgenomen.
Controlefrequentie
Uit de lijst van alle inrichtingen werden aselect 10 bedrijven gekozen waarbij in de computer de geplande en gerealiseerde controlefrequentie is vergeleken met de bestuurlijk vastgestelde frequentie.
De aanwezigheid van een vastgesteld handhavingsbeleid is van groot belang, maar zeker zo belangrijk is het handelen conform dat beleid. Daarom bestaat ons toezicht onder andere uit de beoordeling van de uitvoering van het milieutoezicht; het dossieronderzoek.
1
2
3
4
5
aantal juiste toezichtfrequenties
6
7
8
R1 9
figuur 3 aantal juiste controlefrequenties bij instanties die in 2009 onderzocht zijn
9
Bedam, Eemsmond, Haren, Marum
0
Menterwolde, Reiderland, Vlagtweede, NZV
0
Delfzijl, Stadskaanl, Winsum
1
Loppersum, provincie
2
De Marne
In 2009 zijn bij 18 instanties dossieronderzoeken uitgevoerd. Omdat ons tweedelijns toezicht zich niet alleen op het controlerende, maar ook op het stimulerende spoor begeeft, hebben we bij een aantal instanties geen dossieronderzoek uitgevoerd. Dit was het geval bij 10 instanties waar we in 2008 onderzoek hebben gedaan en waar zowel de toegepaste toezichtfrequentie (minimaal 8 van de 10 onderzochte frequenties) als de toepassing van de sanctiestrategie (minimaal 2 van
3
Bellingwedde
Uitvoering dossieronderzoeken
4
Aantal instanties
10
In figuur 3 is weergegeven hoe vaak, bij de tien onderzochte bedrijven, de controlefrequentie conform de vastgestelde planning was. Voor elke categorie ‘juiste frequenties’ is aangegeven hoeveel instanties in die categorie vallen. In de figuur zijn de resultaten van 15 instanties weergegeven, terwijl 18 dossieronderzoeken zijn uitgevoerd. Bij de gemeenten Leek, Pekela en Veendam heeft recent een sterke wijziging plaats gevonden in de manier van plannen. Een aselecte steekproef uit het volledige bedrijvenbestand zou daar geen recht doen aan de huidige werkwijze. Daarom zijn deze instanties niet opgenomen in de figuur.
daling tot 8 procent. In de categorie “7 en meer goed” is dezelfde trend te zien: een sterke verbetering na het eerste jaar, drie jaar min of meer gelijk en afgelopen jaar een voortgezette verbetering. Waar de verbetering in het proces precies heeft plaatsgevonden kan niet worden vastgesteld op grond van de cijfers.
Stappenplan
Uit een lijst met bedrijven waar (in de periode juli ’08 – juli ’09) meerdere hercontroles zijn uitgevoerd of een sanctie is opgelegd zijn 3 dossiers gekozen. Hierbij is gelet op het consequent doorlopen van het afgesproken sanctiebeleid en het gebruik van termijnen (voor hercontroles en brieven). Bij het onderzoek viel op dat zeer weinig sancties worden opgelegd. Bij veel instanties hebben we daarom gebruikt gemaakt van een lijst met uitgevoerde hercontroles. Bij een paar instanties zijn alle overtredingen na de eerste hercontrole ongedaan gemaakt, waardoor het doorlopen van het sanctietraject moeilijk te beoordelen was.
Wat op valt is de tweedeling. Een groot aantal instanties is rechts in de figuur zichtbaar. Dat betekent dat de toezichtfrequentie geheel of grotendeels wordt toegepast. Er zijn twee instanties waar bij slechts de helft of minder van de onderzochte bedrijven de gewenste controles tijdig zijn uitgevoerd. Dat zijn de gemeenten De Marne en Bellingwedde. Bij beide gemeente zijn inmiddels stappen gezet om tot verbetering te komen.
5
3 3 2 2
Leek
1 1 0
categorie 2005 2006 2007 2008 2009 0 t/m 5 41 18 22 19 8 8, 9, 10 59 81 78 81 92
0
Delfzijl, Eemsmond, Haren, Vlagtwedde, NZV
4
Marum, Menterwolde, Stadskanaal, Veendam, provincie
4
Bellingwedde, De Marne, Loppersum, Reiderland, Winsum
5
Aantal instanties
In tabel 1 is aangegeven welk percentage van de instanties in de afgelopen jaren in de helft of minder van de onderzochte dossiers de vastgestelde toezichtfrequentie had toegepast. Daarnaast is aangegeven welk aandeel van de instanties in 7, 8, 9 of 10 van de tien onderzochte zaken de vastgestelde toezichtfrequentie had toegepast.
1
R1
2 3
figuur 4: aantal ‘juiste’ dossiers bij instanties die in 2008 onderzocht zijn
Tabel 1: percentage per categorie in de diverse jaren
In de categorie “5 of minder” zat in 2005, 41 % van de instanties. Na een sterke daling na het eerste jaar is het percentage in de jaren 2006 – 2008 min of meer gelijk gebleven. Afgelopen jaar is sprake van een verdere
De resultaten zijn weergegeven in figuur 4. In deze figuur zijn de resultaten van 16 instanties weergegeven, terwijl 18 dossieronderzoeken zijn uitgevoerd. Bij de gemeen10
ten Bedum en Pekela zijn minder dan 2 hercontroles uitgevoerd. De resultaten zijn daardoor moeilijk vergelijkbaar met de andere instanties en daarom niet opgenomen in de figuur.
In tabel 2 is aangegeven welk percentage van de instanties in de afgelopen jaren bij minder en meer dan de helft de sanctiestrategie juist en tijdig had toegepast. Hierbij is een vergelijkbare trend te zien als bij de toepassing van de toezichtfrequentie; na een sterke verbetering na het eerste jaar, drie jaar min of meer gelijk en afgelopen jaar een voortgezette verbetering.
Opvallend is de spreiding over alle categorieën. Blijkbaar valt het niet mee om de sanctiestrategie consequent en tijdig uit te voeren. De meest voorkomende gebreken zijn enerzijds de te lange tijd die zit tussen het verlopen van een hersteltermijn en het uitvoeren van de bijbehorende hercontrole en anderzijds het niet inzetten van een sanctietraject bij voortdurende overtredingen. De instanties waar geen of slechts een van de drie onderzochte dossiers in orde waren zijn verzocht verbeteringen door te voeren.
categorie 2005 2006 2007 2008 2009 0 en 1 50 31 36 37 28 2 en 3 50 69 64 63 72
percentage instanties
Tabel 2: percentage per categorie in de diverse jaren
11
5 Organiseren van opleidingen Doelstelling:
Bevorderen van kennis en vaardigheden bij de handhavers.
Resultaten:
Voorlichtingsbijeenkomst over handhaving & de 4e tranche algemene wet bestuursrecht. De kwaliteit van de handhaver is voor een groot deel bepalend voor de kwaliteit van de handhaving. Er is 1 voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd over handhaving & de 4e tranche algemene wet bestuursrecht. Ook diverse gemeenten en samenwerkingsverbanden hebben natuurlijk voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd, maar deze zijn niet provinciebreed aangeboden. In toenemende mate wordt samengewerkt met de provincie Drenthe en Friesland. Een medewerker van de provincie Groningen heeft een workshop verzocht tijdens de Drentse handhavingsdag. In samenwerking met de provincies Drenthe en Friesland wordt gewerkt aan het opzetten van een opleiding waarmee wordt ingespeeld op de opleidingseisen die gesteld worden aan bestuursrechtelijke toezichthouders onder de Wabo.
12
6 Risicoanalyse Doelstelling:
Na een aantal jaar is een actualisatie op zijn plaats. Met de komst van de Wabo zal naast milieutoezicht ook de beleidscyclus voor het bouw- en woningtoezicht in beeld moeten worden gebracht. Deze cyclus begint met het opstellen van een risicoanalyse. Op basis van de analyse worden prioriteiten gesteld, waarna concrete activiteiten wroden benoemd en opgenomen in het uitvoeringsprogramma. In samenwerking met een adviesbureau is in oktober een methode gepresenteerd en ter beschikking gesteld. De handhavinginstanties zijn zelf verantwoordelijk voor de uitwerking. In december is een terugkomdag gehouden voor het vergelijken van de resultaten. De prioriteiten die voortvloeien uit de risicoanalyse hebben geen relatie met de provinciale risicokaart.
Aanbieden van een methode voor het opstellen van een Wabo-brede risicoanalyse
Resultaat:
De methode is gepresenteerd door een adviesbureau en ter beschikking gesteld aan alle instanties. Bij de start van het professionaliseringstraject in 2003/04 is een methode voor het opstellen van een risicoanalyse voor milieu aangeboden.
13
7 Actualisatie handhavingsstrategie Doelstelling:
De strategie is tijdens een bestuurlijke discussiebijeenkomst op 15 mei 2009 met een flink aantal bestuurders besproken. Vervolgens is de strategie aan de diverse besturen aangeboden met het verzoek deze vast te stellen en een keuze te maken tussen 2 of 3 stappen in de sanctiestrategie. Uit de tot nu toe binnengekomen reacties blijkt dat, naast Grootegast, de gemeente Bedum en de provincie Groningen gekozen hebben gekozen voor een 2 stappenaanpak.
Een volledig aan de meest actuele ontwikkelingen aangepaste strategie voor Groningen, waarin alle handhavingspartners zich kunnen vinden en waaraan zij zich gebonden achten. De strategie is op alle aspecten van de omgevingsvergunning en daaraan verwante regelgeving toepasbaar.
Resultaten:
De nieuwe H&W Groningen is geschreven en ter vaststelling aangeboden aan de Groningse instanties. De projectgroep met vertegenwoordigers van handhavende instanties heeft in het voorjaar het project afgerond.
14
8 Conclusies en vooruitblik naar 2010 Dit verslag beschrijft hoe wij in 2009 invulling hebben gegeven aan onze taak om toe te zien op een doelmatige uitvoering van de milieuhandhaving in de provincie Groningen. De activiteiten zijn enerzijds gericht op het toetsen van de kwaliteit en anderzijds op het stimuleren van de kwaliteit.
(tijdige) beschikbaarheid van uitvoeringsplannen en jaarverslagen. Uiteindelijk wordt de kwaliteit voor een groot deel bepaald door de werkwijze van de toezichthouder op locatie. Van invloed daarop zijn haar of zijn vaardigheden en de juridische en technische kennis. Daarom zullen we ons in 2010 ook blijven richten op het stimuleren van de kwaliteit van de handhaver. Bijvoorbeeld door het aanbieden van opleidingen via de Handhavingsacademie Noord.
De voorgenomen activiteiten zijn grotendeels uitgevoerd. De vraag of het interbestuurlijk toezicht een positief effect heeft gehad op de kwaliteit van de milieuwethandhaving in de provincie Groningen is moeilijk te beantwoorden. De jaarverslagen zijn grotendeels compleet, de uitvoeringsplannen bevatten voldoende informatie en de vastgestelde controlefrequenties worden redelijk toegepast. In zoverre heeft het interbestuurlijk toezicht mogelijk een effect gehad. Tegelijkertijd moeten we beseffen dat een goede procesmatige borging van de milieuwethandhaving nog geen garantie is op een goede uitvoering. Procesmatige kwaliteit en kwaliteit van de uitvoering blijven nu eenmaal verschillende dingen.
Naast deze bekende activiteiten zal 2010 in het teken staan van de aanstaande introductie van landelijke kwaliteitseisen en een Regionale uitvoeringsdienst. Om de discussie over een verdergaande professionalisering te kunnen voeden met feitelijke gegevens over de kwaliteit van de Wabo-brede handhaving zal in 2010 vermoedelijk een oriënterende meting worden uitgevoerd om te onderzoeken in hoeverre de Groningse instanties voldoen aan de kwaliteitscriteria. Op aanbeveling van de commissie Oosting zal het interbestuurlijk toezicht de komende jaren wijzigen van specifiek naar generiek toezicht.
Wij zijn van mening dat de kans op een goede uitvoering groter is als aan een aantal procesmatige randvoorwaarden is voldaan. Daarom zullen we ook in 2010 op een aantal procedurele eisen blijven toetsen, zoals de
15
16