PROJECTSUBSIDIES IN HET KADER VAN HET PROJECTSUBSIDIEBESLUIT DUURZAAM MILIEU- EN NATUURBELEID RICHTLIJN BIJ DE BEOORDELINGSCRITERIA OPGENOMEN IN HET “BESLUIT VAN DE VLAAMSE REGERING TOT VASTSTELLING VAN DE BIJZONDERE REGELEN INZAKE DE SUBSIDIËRING VAN PROJECTEN INZAKE DUURZAAM MILIEU- EN NATUURBELEID”
Bij de beoordeling van subsidieaanvragen, ingediend in het kader van het projectsubsidiebesluit dient rekening te worden gehouden met volgende criteria, als volgt opgenomen in dit besluit.
Artikel 9, §1, 2° geeft aan dat bij de inhoudelijke beoordeling met volgende elementen dient te worden rekening gehouden: - welomschreven thematiek; - verenigbaarheid met de doelstellingen van het Vlaamse milieubeleid; - kwalitatief hoogstaand zijn; - resultaatgericht zijn; - een samenwerking opzetten met anderen; - een voorbeeldfunctie vervullen; - nieuwe initiatieven en ontwikkelingen; - doelgroepbenadering. Bovendien wordt onder ten derde van hetzelfde artikel meegegeven dat er een evenwichtige verdeling van projecten moet zijn, rekening houdend met volgende zaken: - de indienende organisatie; - de kostprijs van de projecten; - de geografische spreiding en schaalgrootte; - de thematische klemtonen; - een vergelijking met eerder via dit besluit gesubsidieerde vergelijkbare initiatieven. Afhankelijk van de ingediende module hanteert het besluit de volgende specifieke criteria: Projecten inzake duurzaam lokaal milieubeleid: - kaderen in de samenwerkingovereenkomsten “Milieu als opstap naar duurzame ontwikkeling” of haar opvolgers tussen het Vlaamse Gewest en de lokale overheden die met de lokale overheden werden afgesloten en de uitwerking ervan ondersteunen; - gericht op en/of in samenwerking met één of meerdere van volgende partners: steden en gemeenten, intergemeentelijke structuren, provincies; - bevorderen van participatie; - interne integratie van leefmilieu en externe integratie van leefmilieu in andere beleidsdomeinen. - financieel engagement van de daadwerkelijke partners (gemeenten en provincies). Natuur- en milieuprojecten: - het lokale niveau overschrijden; - aandacht voor interne en externe integratie van leefmilieu; - duidelijk aantonen rond welke milieucomponenten en welke natuurkwaliteitselementen gewerkt wordt. Natuur- en milieueducatieve projecten: - een coherente pedagogische visie; - inhoudelijke, methodische en vormelijke afstemming op doelgroep(en); - nadruk op persoonlijke betrokkenheid en dagelijkse gedragspraktijken van de doelgroep; - actieve betrokkenheid van de doelgroep bij het opzet en de uitvoering van het project; - overstijgen van klassieke onderwijsgericht. Projecten inzake intergemeentelijke en/of provinciale samenwerkingsstructuren: - kaderen in de samenwerking tussen het Vlaamse gewest en de lokale overheden die met de lokale overheden werden afgesloten en de uitwerking ervan ondersteunen; - gericht op een evenwaardige samenwerking met één of meerdere van volgende partners: steden en gemeenten, intergemeentelijke structuren, provincies; - aansluiten bij de kernactiviteit en de specifieke expertise van de indiener; - financieel en institutioneel engagement nemen tot een langdurige samenwerking van verenigingen en lokale besturen;
Richtlijn bij de beoordelingscriteria – projectsubsidie duurzaam milieu- en natuurbeleid
1/7
-
vertrekken vanuit de verschillende gemeenten waarop het project van toepassing is of worden door de verschillende gemeenten goedgekeurd; financieel engagement van de daadwerkelijke partners (gemeenten en provincies); niet in de plaats treden van reeds bestaande initiatieven of fundamentele opdrachten van partners; interne integratie van leefmilieu en externe integratie van leefmilieu in andere beleidsdomeinen.
Deze criteria kunnen door de minister verder worden gespecificeerd voor de verschillende modules.
Hierna volgt een richtlijn omtrent deze criteria en manier waarop deze door de adviescommissie worden gebruikt bij de beoordeling van projecten. Deze commissie adviseert de minister in het toekennen van de projectsubsidies. Het is de minister die uiteindelijk beslist over het toekennen van de subsidies. Zoals in het besluit worden de criteria hieronder opgedeeld in algemene criteria en criteria per projectmodule. Onderaan elke alinea wordt verwezen naar de manier waarop het criterium in het besluit werd opgenomen. Het is mogelijk dat voor bepaalde projecten bepaalde criteria minder van toepassing zijn. Bovendien zijn bepaalde criteria onderling duidelijk of minder duidelijk gelinkt.
ALGEMENE CRITERIA -
verenigbaarheid met de doelstellingen van het Vlaamse milieubeleid
Gesubsidieerde projecten worden geacht in lijn te zijn met het in voege zijnde Vlaamse milieubeleid. Dit impliceert dat ook projecten die in lijn zijn met het huidige milieubeleid maar waarvan thema en/of doelstellingen niet expliciet zijn opgenomen in het milieubeleidsplan, milieujaarprogramma, beleidsbrieven van de minister… in aanmerking komen. Deze voorwaarde heeft dus niet de bedoeling in te gaan tegen de voortrekkersrol (signaleren van nieuwe problemen en mogelijkheden) die milieuen natuurverenigingen kunnen spelen bij de vormgeving van het milieubeleid (cfr. milieubeleidsplan 2003-2007). Dit criterium geldt als uitsluitingsvoorwaarde. (dit criterium wordt in het BvR 13/10/2003 onder de algemene criteria als volgt aangehaald: “verenigbaarheid met de doelstellingen van het Vlaamse milieubeleid”)
Projecten worden beoordeeld op hun algemene kwaliteit. Deze moet voldoende zijn om het voorliggende project te kunnen subsidiëren. Projecten worden afgetoetst aan volgende criteria. -
specifieke doelstellingen en meetbare resultaten
Het project geeft een duidelijke omschrijving van de vooropgestelde doelstellingen en definieert waar mogelijk hoe het bereiken van deze strategische doelstellingen kan worden vastgesteld (meetbaar/observeerbaar). Het dossier beschrijft daarenboven minstens concreet welke (en hoeveel) producten zullen worden ontwikkeld en welke activiteiten (operationele doelstellingen) zullen worden opgezet om tot de strategische doelstellingen te komen. Het project wordt dus naar output en waar mogelijk ook naar outcome voldoende meetbaar geformuleerd. Daarbij wordt outcome gedefinieerd als de maatschappelijke effecten die door uw
Richtlijn bij de beoordelingscriteria – projectsubsidie duurzaam milieu- en natuurbeleid
2/7
project worden nagestreefd. Output zijn dan de diensten, activiteiten en producten die binnen het project worden gerealiseerd om deze outcome na te streven. (dit criterium wordt in het BvR 13/10/2003 onder de algemene criteria als volgt aangehaald: “kwalitatief hoogstaand”, “resultaatgericht zijn” en “welomschreven thematiek”) -
ambitieuze, maar haalbare doelstellingen
Het project getuigt van een ambitieuze doelstelling, die bovendien realistisch werd geformuleerd en dus verwezenlijkbaar is binnen de voorziene projecttermijn. Hiertoe dient het project in voldoende mate logisch en strategisch te zijn opgebouwd. Doelstellingen en methodieken moeten een logisch geheel vormen: er is een duidelijke relatie tussen de ingezette werkvormen, geplande activiteiten en de doelstellingen die men wil bereiken. (dit criterium wordt in het BvR 13/10/2003 onder de algemene criteria als volgt aangehaald: “resultaatgericht zijn”) -
doelmatige budgettering
De voorgestelde begroting laat toe het project naar behoren uit te werken en is dus toereikend om de verschillende geplande activiteiten uit te voeren. De voorgestelde personeelsinzet is, zowel naar tijdsbesteding als opleidingsgraad van de medewerker(s), in evenwicht met het voorgestelde takenpakket. Bovendien dient de kostprijs van een project in evenwicht te zijn met het voorogenstaande bereik van de doelgroep en/of schaalgrootte van het project. (dit criterium wordt in het BvR 13/10/2003 onder de algemene criteria als volgt aangehaald: “resultaatgericht zijn”) -
aandacht voor opvolging- en evaluatiestrategie
De projectindiener dient in het dossier duidelijk aan te geven hoe het project zal worden opgevolgd, geëvalueerd en indien nodig bijgestuurd. Deze evaluatie wordt opgezet door de projectuitvoerders zelf. In het ideale scenario omvat het stappenplan momenten waarin op voorhand bepaalde resultaatsindicatoren worden geëvalueerd. (dit criterium wordt in het BvR 13/10/2003 onder de algemene criteria als volgt aangehaald: “kwalitatief hoogstaand” en “resultaatgericht zijn”) -
expertise van de projectindiener of het indienende samenwerkingsverband
De indienende organisatie(s) dien(t)(en) over de nodige ervaring, expertise en contacten beschikken om de voorgestelde doelstellingen en/of doelgroepen te bereiken. Het is van groot belang dat de projectindiener, indien nodig, de juiste partners bij het project betrekt. (dit criterium wordt in het BvR 13/10/2003 onder de algemene criteria als volgt aangehaald: “resultaatgericht zijn”)
Richtlijn bij de beoordelingscriteria – projectsubsidie duurzaam milieu- en natuurbeleid
3/7
-
betrekken van de belangrijkste actoren
De projectindiener dient bij de uitvoering van het project voldoende aandacht te besteden aan het creëren van voldoende draagvlak bij mogelijks betrokken actoren. Bestaande en/of geplande contacten met en kennis van de betrokken sectoren dienen uit de projectbeschrijving te blijken. (dit criterium wordt in het BvR 13/10/2003 onder de algemene criteria als volgt aangehaald: “resultaatgericht zijn”)
- aandacht voor de juiste doelgroepbenadering Het project bedient zich van juiste werkvormen om de gekozen doelgroep te benaderen. Dit kan blijken uit de aard van de boodschap, de keuze van de werkvorm, de plaats en de tijd van actie, keuze van de facilitator, partners waarmee wordt samengewerkt… De projectomschrijving geeft blijk van voldoende kennis van de doelgroep door ervaring van een van de projectpartners of geeft aan dat men de aanpak tijdens de ontwikkeling van het project hierop zal aftoetsen. Indien men met het project niet-vanzelfsprekende of nieuwe doelgroepen wenst te bereiken, is het belangrijk dat de geplande activiteiten voldoende drempelverlagend en dus toegankelijk worden uitgewerkt. (dit criterium wordt in het BvR 10/10/2003 onder de algemene criteria als volgt aangehaald: “doelgroepbenadering”) -
vernieuwend karakter van het project
Een project kan opvallen door zijn vernieuwende methodiek van het behandelde thema, het sensibiliseren van een niet-vanzelfsprekende of nieuwe doelgroep en/of het aanboren van een weinig behandeld thema. Deze vernieuwing kan bijv. ook liggen in een vernieuwende samenwerking waardoor een bepaald – misschien niet zo nieuw – milieuthema een grotere of moeilijk toegankelijke doelgroep bereikt. Wanneer een project toch een voorgaand of elders in Vlaanderen lopend initiatief kent (opgezet door de projectindiener of een andere organisatie/instantie), dient het op zijn minst een duidelijke meerwaarde te hebben. (dit criterium wordt in het BvR 10/10/2003 onder de algemene criteria als volgt aangehaald: “nieuwe initiatieven en ontwikkelingen“) -
aanzetten tot samenwerking met anderen
Projecten die aanzetten tot samenwerken met andere organisaties, andere sectoren en/of overheden (lokale en/of Vlaamse overheid) hebben een streepje voor bij de beoordeling. Samenwerking kan nuttig zijn omwille van expertise, bereiken van een (nieuwe) doelgroep… Ook wanneer een project op gepaste wijze aansluit of past in bestaande initiatieven van een Vlaamse instelling kan dit als een belangrijke meerwaarde worden gezien. Hier zijn duidelijke linken met het criterium “externe en interne integratie”. (dit criterium wordt in het BvR 10/10/2003 onder de algemene criteria als volgt aangehaald: “een samenwerking opzetten met anderen”)
Richtlijn bij de beoordelingscriteria – projectsubsidie duurzaam milieu- en natuurbeleid
4/7
-
aandacht voor interne en/of externe integratie van leefmilieu
Waar relevant behandelen projecten een samenspel van diverse milieuthema’s (interne integratie). Dit houdt bijv. in dat een DuLoMi-project kan inspelen op verschillende thema’s van de samenwerkingsovereenkomst en gemeenten stimuleert tot een geïntegreerd en duurzaam milieubeleid. NME-projecten kunnen verschillende milieuthema’s belichten en maken de doelgroep bewust van de link tussen verschillende problematieken. Projecten hebben vanuit een leefmilieudoelstelling vaak raakvlakken met andere beleidsdomeinen/sectoren/thema’s zoals economie, energie, ruimtelijk ordening, mobiliteit en/of landbouw. Het project geeft duidelijk aan of er (een) raakvlak(ken) is/zijn. Indien relevant wordt aangegeven hoe het project - in de geest van duurzame ontwikkeling - inspeelt op deze aanknopingspunten en kan leiden tot een win-winsituatie waarbij milieudoelstellingen worden geïntegreerd in andere beleidsdomeinen (externe integratie). (dit criterium wordt in het BvR 10/10/2003 onder de criteria voor MiNa-, DuLoMi- en Module 4projecten als volgt aangehaald: “aandacht voor interne en externe integratie van leefmilieu”) -
vervullen van een voorbeeldfunctie
Het project helpt de indienende organisatie, Vlaams overheid, lokale overheden en/of de beoogde doelgroep bij het vervullen van een voorbeeldfunctie op het gebied van leefmilieu. (dit criterium wordt inhet BvR 10/10/2003 onder de algemene criteria als volgt aangehaald: “een voorbeeldfunctie vervullen”) -
voldoende groot bereik
Een project dient een voldoende groot bereik van de doelgroep en/of schaalgrootte te beogen. Het project geeft duidelijk aan hoeveel burgers, gemeenten of leden van andere doelgroepen men wil bereiken. Indien het over een pilootproject (d.i. een vernieuwend project waarvan het wenselijk is dat het in eerste instantie op kleinere schaal wordt uitgetest) gaat, dient te worden weergegeven hoe ervoor kan gezorgd worden dat het project een bredere uitstraling krijgt na de pilootfase. Het voorzien van een zekere continuïteit na de projectperiode is een belangrijke manier zijn om het bereik van het project te vergroten. Dit kan gaan van het verspreiden van een handleiding naar aanleiding van de tijdens het project opgedane ervaring, opnemen van vormingssessies in het reguliere aanbod van de vereniging, onderhoud van informatieve website… . Indien nuttig, geeft het aanvraagdossier aan hoe de vereniging deze continuïteit voorziet.
Richtlijn bij de beoordelingscriteria – projectsubsidie duurzaam milieu- en natuurbeleid
5/7
CRITERIA PER PROJECTMODULE De criteria specifiek voor de verschillende projectmodules werden opgenomen in definities voor deze projecten. Om te zien of een project in aanmerking komt voor subsidiëring dient te worden nagegaan of het voldoende beantwoordt aan deze definities. DuLoMi-projecten Duurzaam Lokaal Milieubeleid is gericht op het integreren en internaliseren van duurzaamheidscriteria, via participatie en integratie, bij de planning, uitwerking, implementatie en evaluatie van milieubeleid en het algemeen beleid op gemeentelijk, intergemeentelijk en provinciaal vlak. Een DuLoMi-project ondersteunt gemeenten en/of provincies in hun streven naar een duurzaam milieubeleid en daarbij in het invullen van hun engagementen in het kader van de samenwerkingsovereenkomst. Een DuLoMi-project is dan ook gericht op en/of wordt uitgevoerd in samenwerking met steden, gemeenten, provincies en/of intergemeentelijke samenwerkingsstructuren. Deze samenwerking wordt bij voorkeur aangetoond door een principiële engagementsverklaring van de partners. DuLoMi-projecten zijn “goede voorbeelden” voor gemeenten die niet rechtsreeks betrokken waren bij de uitwerking van het project. (deze criteria worden in het BvR 10/10/2003 onder de criteria voor DuLoMi-projecten aangehaald) MiNa-projecten Een MiNa-project is specifiek gericht op het behoud of de verbetering van natuur- en milieukwaliteit. Een MiNa-project geeft duidelijk aan rond welke milieucomponenten en welke natuurkwaliteitselementen gewerkt wordt. Een MiNa-project overschrijdt het lokale niveau. Wanneer het toch een vrij lokaal project betreft, dient het dossier aan te geven hoe het project in zijn uitstraling het lokale niveau overstijgt en/of door zijn voorbeeldfunctie overdraagbaar wordt naar andere regio’s. (deze criteria worden in het BvR 10/10/2003 onder de criteria voor MiNa-projecten aangehaald) NME-projecten Met Natuur- en MilieuEducatie streeft de Vlaamse overheid ernaar een blijvende en zorgende houding op te wekken voor de natuur en het milieu. NME-projecten laten de gekozen doelgroep via communicatie en educatie, via beleving en concrete ervaringen belangstelling krijgen voor natuur en milieu. Deze projecten besteden daarbij niet alleen aandacht aan het overdragen van kennis maar ook aan het stimuleren tot creatief denken, nadenken over eigen waarden, normen en gedragingen. NME-projecten getuigen van een coherente visie op opvoedings- en vormingswerk die de klassieke educatieve aanpak overstijgt. NME-projecten zijn inhoudelijk en methodisch afgestemd op de doelgroep(en) en betrekken deze actief en persoonlijk bij de doelstelling en de uitvoering van het project. (deze criteria worden in het BvR 10/10/2003 onder de criteria voor NME-projecten aangehaald)
Richtlijn bij de beoordelingscriteria – projectsubsidie duurzaam milieu- en natuurbeleid
6/7
Projecten inzake intergemeentelijke en/of provinciale samenwerkingsstructuren Dit zijn projecten die het opzetten van een evenwaardige, langdurige (dus ook na de projectperiode voortdurende) en structurele samenwerking tussen verenigingen en lokale besturen als doelstelling hebben. Deze projecten vertonen veel overeenkomsten met DuLoMi-projecten. De intentie om het opgerichte samenwerkingsverband verder te zetten na afloop van het project, en hoe dit financieel zal worden gedragen, dient duidelijk te worden aangetoond in het aanvraagdossier. Deze projecten sluiten aan bij de kernactiviteit en de specifieke expertise van de indiener en treden hierbij niet in de plaats van reeds bestaande initiatieven of fundamentele opdrachten (van één) van de partners. (deze criteria worden in het BvR 10/10/2003 onder de criteria voor Module 4-projecten aangehaald)
Richtlijn bij de beoordelingscriteria – projectsubsidie duurzaam milieu- en natuurbeleid
7/7