LABORATORIUM AKOESTIEK EN THERMISCHE FYSICA LABORATORIUM BOUWFYSICA CELESTIJNENLAAN 200D 3001 LEUVEN
KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN
Eindverslag betreffende de onderzoeksopdracht vanwege het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap afdeling Algemeen Milieu en Natuurbeleid
Berekening en kostenraming van geluidsisolatie in de nieuw- en vernieuwbouw ten opzichte van buitenlawaai veroorzaakt door weg-, vlieg- en spoorverkeer
31 mei 2003 ____________________________________________________________________
LNE-bewerking, versie 31 augustus 2007
LABORATORIUM AKOESTIEK EN THERMISCHE FYSICA LABORATORIUM BOUWFYSICA CELESTIJNENLAAN 200D 3001 LEUVEN
KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN
Eindverslag betreffende de onderzoeksopdracht vanwege het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap afdeling Algemeen Milieu en Natuurbeleid
Berekening en kostenraming van geluidsisolatie in de nieuw- en vernieuwbouw ten opzichte van buitenlawaai veroorzaakt door weg-, vlieg- en spoorverkeer
Opdrachthouders: Laboratorium voor Akoestiek en Thermische Fysica, Katholieke Universiteit Leuven Prof.dr.ir. Gerrit Vermeir en Prof.dr. Jan Thoen In samenwerking met: Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor de Bouwnijverheid, Brussel ir. Bart Ingelaere Daidalos en Sound&Silence, Leuven ir. Paul Mees en ir. Luk Van Daele
31 mei 2003
Onderzoeksproject “Berekening en kostenraming van geluidsisolatie in de nieuw- en vernieuwbouw t.o.v. buitenlawaai veroorzaakt door weg-, vlieg- en spoorverkeer” Opdrachtgevend bestuur: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Leefmilieu en Infrastructuur, Administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer, Afdeling Algemeen Milieuen Natuurbeleid In een opdracht van Vera Dua, de Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw op 25 oktober 2001 Kenmerk: AMN/BVO/FF/bvb/01.721 Bestek referentie: AMINALM/AMN/BVO/TWOL2001/mjp2001-a79 Opdrachthouders: Laboratorium voor Akoestiek en Thermische Fysica van de Katholieke Universiteit Leuven, Prof.dr.ir. Gerrit Vermeir en Prof.dr. Jan Thoen In samenwerking met: Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor de Bouwnijverheid, Brussel ir. Bart Ingelaere Daidalos en Sound&Silence, Leuven ir. Paul Mees en ir. Luk Van Daele
Dankwoord Naar aanleiding van de afronding van deze studieopdracht denken de opdrachthouders terug aan een periode van intensieve en vruchtbare samenwerking met de partners ir. Paul Mees (Daidalos), ir. Bart Ingelaere (WTCB) en ir. Luk Vandaele (Sound&Silence). Dit werk kwam tot stand met de medewerking van velen. Binnen de diverse ploegen werd beroep gedaan op de inzet van verschillende leden. Zo werkten ir. Gert Geentjens, dr. Luc Kelders en ing. Willy Bruyninckx in het kader van de deelopdrachten van de K.U.Leuven aan dit project. De werkzaamheden van het WTCB werden ondersteund door ir. Marcello Blasco. Alle projectmedewerkers danken de eigenaars en bewoners van de verschillende gebouwen waar meetwerk kon worden uitgevoerd.
____________________________________________________________________________ Dit onderzoeksrapport is bewerkt door de afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu&Gezondheid van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid. Het is een beknopte, aangepaste versie van het eindverslag van 31 mei 2003, waarbij de volgende hoofdstukken zijn weggelaten ter bescherming van de privé-sfeer van de eigenaars en bewoners die meegewerkt hebben aan het onderzoek: - Deel 4 : Toepassing Meetmethode en rekenmethode, hst. IV, V, VI en VII (pag. 4.27 t/m 4.264) - Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen, hst IV (pag. 5.53 t/m 5.236) De weggelaten delen zijn in de inhoudstafel in het geel gemarkeerd.
LNE, 31 augustus 2007 PGA – Eindverslag – Onderzoeksproject
i
Probleemstelling en opdracht Een studie rond luchtgeluidisolatie van de gevels van gebouwen moet een licht werpen op een veelvoud van aspecten. Het gaat hem natuurlijk om het feit dat bij hogere lawaaibelasting op een gevel een onaangename binnenomgeving kan ontstaan. Hoewel de lawaaibestrijding natuurlijk in eerste instantie bij de bron dient te gebeuren blijven toch omvangrijke woonzones waar een passieve bescherming door de gevel noodzakelijk blijft. Wij denken daarbij aan woongelegenheden langs drukke verkeersassen, in de buurt van spoorlijnen of in de nabijheid van luchthavens. De vragen die zich opdringen betreffen de noodzaak, de stand van zaken, de invloed van ontwerp- en uitvoering van gevels en de betrokken kosten. Deze studie behandelt deze vragen en aspecten in het kader van de opdracht van de Vlaamse Overheid. Deze omvat de volgende taken: •
Literatuuronderzoek en inventaris van bestaande onderzoeksresultaten.
•
Uitwerking van een rekenmodel.
•
Toepassing en controle van het rekenmodel.
•
Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen.
•
Aanbevelingen voor het beleid.
PGA – Eindverslag – Probleemstelling en opdracht
ii
Inhoudstafel DEEL 1 : LESSEN UIT DE LITERATUUR INHOUDSTAFEL I
BELEID IN BINNEN- EN BUITENLAND
I.1
België
I.2
Elementen uit andere landen
I.3
Conclusies
II
KENMERKENDE AKOESTISCHE GROOTHEDEN
II.1
Kenmerkende akoestische grootheden voor de gevelbelasting
II.2
Kenmerkende akoestische grootheden voor de gevelisolatie
II.3
Referenties
III
HINDER EN GRENSWAARDEN
III.1
Inleiding
III.2
Slaapverstoring
III.3
Verstoring van spraakcommunicatie
III.4
Hinder in het algemeen
III.5
Inzichten en standpunten in recent werk betreffende vliegtuiglawaai
III.6
Referenties
IV
MEETMETHODEN
IV.1
Inleiding
IV.2
Meetmethode: praktijkrichtlijn
V
REKENMETHODEN
V.1
Inleiding
V.2
Overzicht EN 12354-3
PGA – Eindverslag – Inhoudstafel
iii
VI
BRONGEGEVENS
VI.1
Inleiding
VI.2
Bronspectra per verkeerstype
VI.3
Vergelijking met gemeten spectra
VI.4
Besluit
VI.5
Referenties
VII
ISOLATIEGEGEVENS
VII.1
Massieve wanden
VII.2
Massieve wanden + buitenafwering (voorspouwblad, buitenisolatie,…)
VII.3
Vloeren
VII.4
Lichte enkelvoudige panelen
VII.5
Lichte dubbele panelen, sandwichpanelen
VII.6
Beglazingen
VII.7
Vensters (raam + beglazing)
VII.8
Buitendeuren
VII.9
Ventilatievoorzieningen
VII.10
Platte daken
VII.11
Hellende daken
VII.12
Kleine elementen
VII.13
Raamprofielen
VII.14
Kieren
PGA – Eindverslag – Inhoudstafel
iv
DEEL 2 : PROJECTSPECIFIEKE GROOTHEDEN EN BEGRIPPEN INHOUDSTAFEL INLEIDING SAMENVATTING I
BEGRIPPEN EN GROOTHEDEN
I.1
Algemeen
I.2
Buitengeluid
I.3
Gevelisolatie
I.4
Binnengeluid
I.5
Frequentiegebied en spectrum
I.6
Tijdsverloop
I.7
Verband tussen grootheden
II
MEETMETHODE
II.1
Gevelbelasting
II.2
Gevelisolatie
II.3
Geluidisolatie van gevelelementen (indicatief)
III
REKENMETHODE
III.1
Gevelbelasting
III.2
Gevelisolatie
IV
TOEPASSINGEN
IV.1
Bepaling van de gevelisolatie uit het buitengeluid en het binnengeluid
IV.2
Bepaling van het binnengeluid uit het buitengeluid en de gevelisolatie
IV.3
Berekening van de gevelisolatie bij 1 gevelvlak met 1 gevelelement
SYMBOLENLIJST BEGRIPPENLIJST
PGA – Eindverslag – Inhoudstafel
v
DEEL 3 : REKENMODEL INHOUDSTAFEL SAMENVATTING I
NORMEN, DEFINITIES, GROOTHEDEN
I.1
Normatieve verwijzingen
I.2
Begrippen en definities
I.3
Grootheden, symbolen en eenheden
II III
OVERZICHT VAN DE REKENMETHODE GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE REKENMETHODE
III.1
Kenmerkende grootheid
III.2
Frequentiegebied
III.3
Gegevens
III.4
Stap 1. Omzetten van laboratoriumwaarden naar praktijkwaarden
III.5
Stap 2. Transmissie per gevelelement
III.6
Stap 3. Gestandaardiseerd niveauverschil per gevelvlak
III.7
Stap 4. Gestandaardiseerd niveauverschil van de gevel
III.8
Berekening van het binnengeluid
III.9
Eengetalsaanduidingen
IV
REKENBLAD
IV.1
Overzicht
IV.2
Gebruik
IV.3
Productgegevens
PGA – Eindverslag – Inhoudstafel
vi
DEEL 4 : TOEPASSING MEET- EN REKENMETHODE INHOUDSTAFEL SAMENVATTING I
MEETPLAATSEN
II
METINGEN
II.1
Meetmethode
II.2
Meetresultaten
II.3
Bepreking
III
BEREKENINGEN
III.1
Rekenmethode
III.2
Rekenresultaten
III.3
Bespreking
IV
DETAILS VAN DE MEETPLAATSEN
IV.1
Meetplaats 1 - vliegverkeer: Steenokkerzeel
IV.2
Meetplaatsen 2,3,4 - vliegverkeer: Diegem I, II, III
IV.3
Meetplaats 5 - vliegverkeer: Machelen
IV.4
Meetplaats 6 - wegverkeer: Kapellen
IV.5
Meetplaats 7 - wegverkeer: Winksele
IV.6
Meetplaats 8 - wegverkeer: Betekom
IV.7
Meetplaats spoorverkeer 1: Heverlee
IV.8
Meetplaats spoorverkeer 2: Lovenjoel
IV.9
Meetplaats buiten PGA - vliegverkeer: Haren
IV.10
Meetplaats buiten PGA - vliegverkeer: Diegem
IV.11
Meetplaats buiten PGA - wegverkeer: Ring Antwerpen
IV.12
Meetplaats buiten PGA - wegverkeer: Italiëlei Antwerpen
IV.13
Meetplaats buiten PGA - spoorverkeer: Lovenjoel
PGA – Eindverslag – Inhoudstafel
vii
V
MEETFICHES
VI
GEDETAILLEERDE MEETRESULTATEN: ENKELE GEVALSTUDIES
VI.1
Meetplaats 1: Steenokkerzeel (vliegverkeer)
VI.2
Meetplaats 5 : Machelen (vliegverkeer)
VI.3
Meetplaats 7: Winksele (wegverkeer)
VI.4
Meetplaats 9: Heverlee (spoorverkeer)
VI.5
Meetplaats 10: Lovenjoel (spoorverkeer)
VII
GEDETAILLEERDE REKENRESULTATEN: ENKELE GEVALSTUDIES
VII.1
Meetplaats 2: Diegem I (vliegverkeer)
VII.2
Meetplaats 3: Diegem II (vliegverkeer)
VII.3
Meetplaats 4: Diegem III (vliegverkeer)
VII.4
Meetplaats 6: Kapellen (wegverkeer)
PGA – Eindverslag – Inhoudstafel
viii
DEEL 5 : UITWERKING EN KOSTPRIJSRAMING VAN ISOLATIEMAATREGELEN INHOUDSTAFEL I
INLEIDING
II
MAATREGELEN
II.1 Randaspecten met betrekking tot akoestisch optimale gevelgeluidwering bij nieuwbouw en renovatie II.2
Technische maatregelen en hun kostprijs
III
KOSTPRIJSBEREKENING VAN EEN AKOESTISCHE SANERINGSSTUDIE
III.1
Inleiding
III.2
De kostprijsbepaling: ontwikkeling van een rekenmodel
III.3
De gehanteerde eenheidsprijzen
III.4
Gevolgde werkwijze voor de akoestische renovatie van een bepaalde site
III.5
Kostprijsberekeningen en architecturale bekommernissen
III.6
Bijlage
IV UITWERKING VAN DE KOSTPRIJSRAMING VOOR DE RENOVATIE VAN DE VERSCHILLENDE GEVALSTUDIES IV.1
Gevalstudie 1 : Steenokkerzeel
IV.2
Gevalstudie 2 : Diegem I
IV.3
Gevalstudie 3 : Diegem II
IV.4
Gevalstudie 4 : Diegem III
IV.5
Gevalstudie 5 : Machelen
IV.6
Gevalstudie 6 : Kapellen
IV.7
Gevalstudie 7 : Winksele
IV.8
Gevalstudie 8 : Betekom
IV.9
Gevalstudie 9 : Heverlee
IV.10
Gevalstudie 10 : Lovenjoel
PGA – Eindverslag – Inhoudstafel
ix
V
BESLUIT
V.1
Algemeen
V.2
De prijsevolutie in functie van de geluidisolatie
V.3
Gemiddelde kostprijs per m² voor de verschillende sites
V.4
Globaal overzicht
V.5 Overzicht van de prijsevolutie bij de diverse sites voor de verschillende gevelisolatieniveaus voor een slaapkamer V.6 Overzicht van de prijsevolutie bij de diverse sites voor de verschillende gevelisolatieniveaus voor een leefruimte
PGA – Eindverslag – Inhoudstafel
x
DEEL 6 : BELEIDSVOORSTELLEN INHOUDSTAFEL I
GROOTHEDEN GEVELBELASTING
I.1
Lawaaibelasting van daglokalen
I.2
Lawaaibelasting van nachtlokalen
II
VEREISTE GEVELISOLATIE
II.1
Daglokalen
II.2
Nachtlokalen
III
TOEPASSINGEN BELEID OP GEVALSTUDIES
III.1
Luchtverkeerslawaai
III.2
Spoorverkeerslawaai
III.3
Wegverkeerslawaai
IV
BIJLAGEN: VOORBEELDEN VAN OPNAMEN VAN HET BUITENGELUID (24H)
IV.1
Luchtverkeerslawaai
IV.2
Spoorverkeerslawaai
IV.3
Wegverkeerslawaai
REFERENTIES
PGA – Eindverslag – Inhoudstafel
xi
LABORATORIUM AKOESTIEK EN THERMISCHE FYSICA LABORATORIUM BOUWFYSICA CELESTIJNENLAAN 200D 3001 LEUVEN
KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN
Eindverslag betreffende de onderzoeksopdracht vanwege het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap afdeling Algemeen Milieu en Natuurbeleid
Berekening en kostenraming van geluidsisolatie in de nieuw- en vernieuwbouw ten opzichte van buitenlawaai veroorzaakt door weg-, vlieg- en spoorverkeer SAMENVATTING
31 mei 2003
LABORATORIUM AKOESTIEK EN THERMISCHE FYSICA LABORATORIUM BOUWFYSICA CELESTIJNENLAAN 200D 3001 LEUVEN
KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN
Eindverslag betreffende de onderzoeksopdracht vanwege het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap afdeling Algemeen Milieu en Natuurbeleid
Berekening en kostenraming van geluidsisolatie in de nieuw- en vernieuwbouw ten opzichte van buitenlawaai veroorzaakt door weg-, vlieg- en spoorverkeer SAMENVATTING
Opdrachthouders: Laboratorium voor Akoestiek en Thermische Fysica, Katholieke Universiteit Leuven Prof.dr.ir. Gerrit Vermeir en Prof.dr. Jan Thoen In samenwerking met: Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor de Bouwnijverheid, Brussel ir. Bart Ingelaere Daidalos en Sound&Silence, Leuven ir. Paul Mees en ir. Luk Van Daele
31 mei 2003
Onderzoeksproject “Berekening en kostenraming van geluidsisolatie in de nieuw- en vernieuwbouw t.o.v. buitenlawaai veroorzaakt door weg-, vlieg- en spoorverkeer” Opdrachtgevend bestuur: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Leefmilieu en Infrastructuur, Administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer, Afdeling Algemeen Milieuen Natuurbeleid In een opdracht van Vera Dua, de Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw op 25 oktober 2001 Kenmerk: AMN/BVO/FF/bvb/01.721 Bestek referentie: AMINALM/AMN/BVO/TWOL2001/mjp2001-a79 Opdrachthouders: Laboratorium voor Akoestiek en Thermische Fysica van de Katholieke Universiteit Leuven, Prof.dr.ir. Gerrit Vermeir en Prof.dr. Jan Thoen In samenwerking met: Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor de Bouwnijverheid, Brussel ir. Bart Ingelaere Daidalos en Sound&Silence, Leuven ir. Paul Mees en ir. Luk Van Daele
Dankwoord Naar aanleiding van de afronding van deze studieopdracht denken de opdrachthouders terug aan een periode van intensieve en vruchtbare samenwerking met de partners ir. Paul Mees (Daidalos), ir. Bart Ingelaere (WTCB) en ir. Luk Vandaele (Sound&Silence). Dit werk kwam tot stand met de medewerking van velen. Binnen de diverse ploegen werd beroep gedaan op de inzet van verschillende leden. Zo werkten ir. Gert Geentjens, dr. Luc Kelders en ing. Willy Bruyninckx in het kader van de deelopdrachten van de K.U.Leuven aan dit project. De werkzaamheden van het WTCB werden ondersteund door ir. Marcello Blasco. Alle projectmedewerkers danken de eigenaars en bewoners van de verschillende gebouwen waar meetwerk kon worden uitgevoerd.
PGA – Samenvatting – Onderzoeksproject
1
Inhoudstafel ONDERZOEKSPROJECT........................................................................................................... 1 DANKWOORD ............................................................................................................................ 1 INHOUDSTAFEL......................................................................................................................... 2 PROBLEEMSTELLING EN OPDRACHT .................................................................................... 3 CONCEPT VAN DEZE SAMENVATTING ................................................................................... 3 I
LESSEN UIT DE LITERATUUR ........................................................................................... 4
I.1
Beleid in binnen- en buitenland ........................................................................................................4
I.2
Kenmerkende akoestische grootheden.............................................................................................4
I.3
Hinder- en grenswaarden ..................................................................................................................6
I.4
Meet- en rekenmethoden ...................................................................................................................6
I.5
Bronnen................................................................................................................................................7
I.6
Isolatiegegevens...................................................................................................................................7
II PROJECTSPECIFIEKE BEGRIPPEN EN GROOTHEDEN ROND MEET- EN REKENMETHODE: EEN SAMENVATTING................................................................................ 8 III
REKENMODEL............................................................................................................... 10
IV
GEVALSTUDIES: METING EN BEREKENING .............................................................. 11
IV.1
Meetmethode en meetresultaten .................................................................................................11
IV.2
Rekenmodel en rekenresultaten..................................................................................................13
V
MAATREGELEN EN HUN KOSTPRIJS ............................................................................ 16
VI
BELEIDSVOORSTELLEN .............................................................................................. 18
PGA – Samenvatting – Inhoudstafel
2
Probleemstelling en opdracht Een studie rond luchtgeluidisolatie van de gevels van gebouwen moet een licht werpen op een veelvoud van aspecten. Het gaat hem natuurlijk om het feit dat bij hogere lawaaibelasting op een gevel een onaangename binnenomgeving kan ontstaan. Hoewel de lawaaibestrijding natuurlijk in eerste instantie bij de bron dient te gebeuren blijven toch omvangrijke woonzones waar een passieve bescherming door de gevel noodzakelijk blijft. Wij denken daarbij aan woongelegenheden langs drukke verkeersassen, in de buurt van spoorlijnen of in de nabijheid van luchthavens. De vragen die zich opdringen betreffen de noodzaak, de stand van zaken, de invloed van ontwerp- en uitvoering van gevels en de betrokken kosten. Deze studie behandelt deze vragen en aspecten in het kader van de opdracht van de Vlaamse Overheid. Deze omvat de volgende taken: •
Literatuuronderzoek en inventaris van bestaande onderzoeksresultaten.
•
Uitwerking van een rekenmodel.
•
Toepassing en controle van het rekenmodel.
•
Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen.
•
Aanbevelingen voor het beleid.
Concept van deze samenvatting Dit document beoogt alleen een ‘operationele samenvatting’ van de studie. Het gedetailleerd antwoord op de opdracht is vervat in het omvattende rapport. Hierna proberen wij vooral een duidelijk samenvattend beeld te geven. Alle aspecten van de studie komen opeenvolgend aan bod.
PGA – Samenvatting – Probleemstelling en opdracht
3
I
Lessen uit de literatuur Het literatuuronderzoek wijst op een veelheid van benaderingen op het vlak van karakterisering van de buitenomgeving, karakterisering van de isolatie zelf, en karakterisering van het buitenklimaat. Uiteraard worden ook de eisen op uiteenlopende wijzen geformuleerd. Daarnaast is er ook de vraag naar de manier waarop streefwaarden getoetst worden: controleert men de gevelkwaliteit op dossier of in situ of evalueert men eenvoudigweg het binnenniveau?
I.1
Beleid in binnen- en buitenland Wij hebben een ruime informatie verzameld die goed weergeeft hoe in verschillende landen met deze materie omgegaan wordt. Het onderzoek van de reglementeringen en richtlijnen is weliswaar niet exhaustief realiseerbaar. Veel informatie zit ook ingebed in bouw- en praktijkrichtlijnen, in specifieke voorschriften rond isolatieprojecten rond luchthavens,… Maar ons overzicht leert alvast dat geluidisolatieëisen voor gevelconstructies op uiteenlopende wijzen vastgelegd worden. In de meeste landen bestaat ook een wetgeving die eerder impliciet toegepast wordt: er is een voorschrift, soms wordt op dossier nagegaan of dit voorschrift gerespecteerd wordt en eerder uitzonderlijk wordt tot in situ controle overgegaan. Regelgevingen worden veel explicieter wanneer subsidieregelingen gelden en zeker wanneer het woongebouwen betreft in de buurt van luchthavens die deel uitmaken van een isolatieproject. Er is ook een veelvoud aan werkwijzen om de gevelbelasting uit te drukken (perioden van de dag, al dan niet wegingsfactoren, spectrale weging voor verkeerstypes, …) en er zijn uiteenlopende wijzen waarop de geluidisolatie van de gevel uitgedrukt wordt. De verschillen zijn nooit drastisch, ze komen eerder neer op een voorkeur voor één van de varianten in de ISOnorm dienaangaande. Dit alles komt de vergelijkbaarheid niet ten goede. Het gaat dan wel over kleine variaties op eenzelfde thema, maar anderzijds is het toch ook weer zo dat men in deze materie vrij precies moet zijn. Stelt men een limiet 3 dB te hoog omwille van één of andere onduidelijkheid, dan praat men oppervlakte-gewijze toch over een halvering van het doorlaatvlak ! Op vele plaatsen is de reglementering gebaseerd op de kennis van een equivalent buitenniveau en wordt in leeflokalen een overeenstemmend equivalent binnenniveau nagestreefd in de orde van 30-35 dB(A) ’s nachts en 35-40 dB(A) overdag. Dit leidt tot geluidisolatievoorschriften gaande van een bruto vereiste minimale waarde van 25-30 dB(A) tot waarden van 40-45 dB(A). Deze laatste wordt als maximaal realiseerbare geluidisolatie aanzien in ruimten met gangbare daglichttoetreding. Voor bronnen met een zeer intermitterend karakter (vliegtuiglawaai, treinlawaai) is in sommige wetgevingen of regelingen een duidelijke aanzet aanwezig om ook met het maximale geluidniveau rekening te houden. Het betrokken onderdeel van het eindrapport maakt zonder meer duidelijk dat er heel wat elementen zijn die door lokale inkleuring verwarrend overkomen en dat een specifiek onderzoek naar beleidsvoorschriften toe, zeker zal moeten uitgaan van: •
de Europees geharmoniseerde indicatoren voor de geluidbelasting;
•
de Europees geharmoniseerde meet- en rekenwijzen;
•
een duidelijke aflijning van de nagestreefde doelstellingen onder de vorm van toelaatbare ‘binnenbelasting’ ten aanzien van gemiddelde niveaus en voor spoor- en luchtverkeer ook ten aanzien van maximale niveaus.
Wij hebben deze doelstellingen als een leidraad in deze studie aanzien.
I.2
Kenmerkende akoestische grootheden De lawaaibelasting in de buitenomgeving is voor wat verkeerslawaai betreft in de regel vrij variërend. Het is dus belangrijk om duidelijk af te spreken hoe wij de gevelbelasting globaal zullen karakteriseren.
PGA – Samenvatting – I. Lessen uit de literatuur
4
Het komt er dus op aan te specifiëren welke grootheden er zullen gebruikt worden om de geluidinval te beschrijven en zeker duidelijk te bepalen welke meet- of rekencondities daarbij verondersteld worden. Er zijn daarbij een aantal voorgaande aannamen en afspraken. Zo gaan wij uit van de instemming om het A-gewogen geluiddrukniveau aan te wenden ten einde op een representatieve wijze de gehoorskarakteristiek in de beoordeling te betrekken. Wat de interpretatie van de variatie van de belasting aangaat is het gebruikelijk om te steunen op energetisch gemiddelde waarden. Het equivalente geluiddrukniveau kan men bepalen voor verschillende perioden. In de materie van dit project komen ‘ogenblikkelijke’ gemiddelden voor als gemiddelde over 1 s maar verder is sprake van middeling over dag-, avond- en nachtperiode. Maar de statistische analyse is dan weer nuttig om de omgeving te karakteriseren: VLAREM II gebruikt in deze context bijvoorbeeld LA95 : het A-gewogen geluidniveau dat in een bepaalde periode gedurende 95% van de tijd overschreden wordt. De volgende stap is dat men een globale indicator zoekt om de geluidomgeving te karakteriseren. Men houdt dan rekening met het feit dat ’s avonds en ’s nachts meer hinder ondervonden wordt voor de woon- en rustfunctie. Het is nu uiteraard weinig nuttig om de geschiedenis van de indicatoren opnieuw uit te vlooien. Dit is recent op EU-niveau omstandig gebeurd en het heeft geleid tot de geharmoniseerde indicatoren voor de buitenomgeving Lden en Lnight. De indicator Lden heeft betrekking op de jaargemiddelde waarde van de lawaaibelasting op een welbepaalde plaats. De indicator steunt op een gemiddeld A-gewogen dag-, avond- en nachtniveau in dB. In de avondperiode wordt de belasting 5 dB zwaarder aangerekend. Gedurende de nacht is dit 10 dB. Deze indicator geeft een waarde van de lawaaibelasting die relateert aan bestemmingsplannen voor het grondgebied. De indicator Lnight heeft betrekking op de jaargemiddelde waarde van de nachtelijke lawaaibelasting op een welbepaalde plaats. De indicator steunt op een gemiddeld A-gewogen niveau in de nachtperiode. Deze indicator richt zich op de beoordeling van de lawaaibelasting in gebieden met uitgesproken aanwezigheid van lawaaiverstoring in de nachtperiode (spoorverkeer, nachtelijke vliegbewegingen). De Europese richtlijn 2002/49/EG voorziet dat men lawaaibelastingskaarten met deze indicatoren opstelt voor de belangrijkste agglomeraties en voor de belangrijkste onderdelen van de verkeersinfrastructuur (Figuur I.1). Wat de beoordeling van de bouwakoestische prestaties van de gevel aangaat zijn er documenten op het vlak van nationale en internationale normalisatie die bepalings- en berekeningsmethoden beschrijven. Er zijn uiteenlopende mogelijkheden op het vlak van de geluidbron die men aanwendt (verkeer, luidspreker) en op het vlak van de normalisatie of standaardisatie van de meetomstandigheden (oppervlakte van de gevel, absorptie of nagalmtijd van het ontvanglokaal). Deze documenten geven een kader maar laten meerdere keuzes open.
Figuur I.1 Voorbeeld Lnight-zones rond de Nationale luchthaven in 1999 [bron LATF, BIAC].
Zij zijn hoe dan ook gebaseerd op een verschil tussen een geluidniveau dat buiten gemeten wordt onder een geluidinval op de gevel en het geluidniveau dat er binnen mee overeenstemt. De verschillen zitten hem in de aard van de geluidinval (opgewekt met luidspreker die buiten opgesteld staat of uitgaand van de werkelijke blootstelling) en afspraken rond plaatsing microfoon, correcties,… In die zin vinden uiteenlopende gangbare bepalingswijzen (R’45°, R’tr,s, Dtr,2m,nT, Dls,2m,nT,…) een onderdak in de betreffende NBN EN ISO documenten maar ‘de’ werkwijze voor de bepaling van de gevelisolatie wordt wel niet gegeven.
PGA – Samenvatting – I. Lessen uit de literatuur
5
I.3
Hinder- en grenswaarden Over de effecten op slaap is uitvoerig studiemateriaal kort besproken. Zwart-wit conclusies zijn hieruit niet af te leiden, daarvoor bevat het onderzoek van de invloed van lawaai op slaapkwaliteit te veel dimensies. Anderzijds is het zo dat de WHO-richtlijnen door de aard van de instelling wel extra gezag genieten. Voor een goede nachtrust geeft WHO enerzijds richtlijnen met betrekking tot het geluidniveau van één enkele gebeurtenis (bijvoorbeeld ten gevolge van de passage van een vliegtuig of een voorbij rijdende trein) en anderzijds met betrekking tot de geluidbelasting gedurende de volledige nacht. Met betrekking tot discrete gebeurtenissen wordt gesteld dat een A-gewogen geluiddrukniveau van 45 dB(A) zo weinig mogelijk overschreden mag worden of dat SEL-waarden beperkt moeten blijven tot 5560 dB(A).
80
gehinderden [%]
70 60
vliegverkeer
50
wegverkeer
40
Over de volledige duur van de nacht wordt aangenomen dat een A-gewogen equivalent geluiddrukniveau van kleiner dan 30 dB(A) geen negatieve effecten meebrengt voor de kwaliteit van de nachtrust.
spoorverkeer
30 20 10 0 30
40
50
60
70
80
Lden [dB] Figuur I.2 Hinderpercentages als functie van Lden [Miedema,e.a. 2000].
I.4
In verband met de algemene ervaring van de akoestische buitenomgeving blijkt vooral het grote verschil van hinderlijkheid van uiteenlopende verkeersmodi bij gelijke waarde van de belastingsindicator. Het percentage gehinderden bij een Lden van 60 dB bijvoorbeeld, bedraagt respectievelijk 37, 25 en 15 % van de personen, naargelang het om vlieg-, weg- of spoorverkeer gaat (Figuur I.2).
Meet- en rekenmethoden De studie omvat onder dit deel een omstandige beschrijving van de inhoud van de literatuur hierover. Dit omvat alle mogelijke bepalingsmethoden om gevels en hun onderdelen te kenmerken op het vlak van geluidisolatie steunend op de ISO, EN, NEN en NBN documenten dienaangaande. Op basis van deze info werd een praktijkrichtlijn voor het bepalen van de gevelisolatie opgesteld.
PGA – Samenvatting – I. Lessen uit de literatuur
6
I.5
Bronnen Wat de bronnen betreft wordt vooral aandacht gegeven aan de spectrale samenstellingen die gebruikelijk gehanteerd worden in de literatuur. Weg-, spoor- en vliegverkeer komen daarbij expliciet aan de orde. Een vergelijking met spectra uit de meetcampagne is gebeurd. Het heeft uiteindelijk tot de volgende conclusies geleid: Middenfrequentie octaafband [Hz] 0
63
125
250
500
1000
2000
4000
Herleidingswaarden [dB]
-5 -10 -15 -20 -25
NBN EN ISO 717-1 - C NBN EN ISO 717-1 - Ctr
-30 -35
Figuur I.3 C en Ctr correcties volgens NBN EN ISO 717-1. De grafiek geeft het A-gewogen referentiespectrum (logaritmisch samenstellen leidt tot 0 dB(A)).
I.6
• De kenmerkende grootheden voor de gevelisolatie zijn frequentieafhankelijk. Het spectrum wordt opgedeeld in octaafbanden, minimaal van 125 Hz tot 2000 Hz, mogelijk uitgebreid tot 63 Hz en 4000 Hz. • In de regel is het karakteristieke spectrum van het buitengeluid voor alle verkeerstypes Ctr (ISO 717-1) met uitzondering van snel spoorverkeer en snel wegverkeer, hiervoor wordt het spectrum C (ISO 717-1) gehanteerd (Figuur I.3). • Het gebruik van gemeten spectra in specifieke omstandigheden is toegelaten.
Isolatiegegevens Uitgaande van gegevens uit literatuur en eigen meetervaringen zijn voor een groot aantal materialen de geluidisolerende eigenschappen weergeven zoals zij verder van nut zullen zijn in de prognosemethode. Deze data zijn opgenomen in de rekenbladen van de ontwikkelde rekenmethode (Figuur I.4).
Figuur I.4 Uittreksel uit de tabel met materiaalgegevens.
PGA – Samenvatting – I. Lessen uit de literatuur
7
II
Projectspecifieke begrippen en grootheden rond meet- en rekenmethode: een samenvatting Als verkeersgeluid beschouwen we wegverkeer, spoorverkeer en vliegverkeer. We beschouwen enkel woongebouwen, en in deze gebouwen enkel verblijfsruimten die langs een gevel liggen. De kenmerkende grootheden voor het buitengeluid, de gevelisolatie en het binnengeluid zijn respectievelijk: het geluiddrukniveau van het invallende geluidveld L1,in, het gestandaardiseerde niveauverschil D2m,nT en het gestandaardiseerde ontvangniveau L2,nT. De kenmerkende grootheden zijn frequentieafhankelijk (Figuur I.3). Het spectrum wordt opgedeeld in octaafbanden, minimaal van 125 Hz tot 2000 Hz, mogelijk uitgebreid tot 63 Hz en 4000 Hz. Het karakteristieke spectrum van het buitengeluid is voor alle verkeerstypes Ctr (ISO 717-1), met uitzondering van snel spoorverkeer en snel wegverkeer, waarvoor C (ISO 717-1) geldig is. Het gebruik van gemeten spectra in specifieke omstandigheden is toegelaten.
Figuur II.1 Situatie met verkeerslawaaiblootstelling. Evolutie geluidniveaus binnen en buiten gedurende een dagperiode (tijdschaal in minuten).
Figuur II.2 Situatie met verkeerslawaaiblootstelling. Evolutie geluidniveaus binnen en buiten gedurende een nachtperiode (tijdschaal in minuten).
Het buitengeluid en het binnengeluid zijn tijdsafhankelijk (Figuur II.1-2). De minimale informatie over het buitengeluid is Lden en Lnight (Europese Richtlijn 2002/49/EG). Als uitbreiding is het wenselijk om over een representatieve meetperiode, gemiddelde geluidniveaus te bepalen tijdens de dag-, avond- en nachtperiode apart (Ldag, Lavond, Lnacht), alsook kortstondige geluidniveaus (Leq,1s) met het oog op piekwaarden van individuele gebeurtenissen. In verband met de beleidsrichtlijn (deel 6) hebben wij verder onderscheid gemaakt tussen de geluidbelasting op de gevel van een daglokaal (Lin,daglokaal) en op de gevel van een nachtlokaal (Lin,nachtlokaal). Lin,daglokaal betreft de A-gewogen energetisch gemiddelde geluidbelasting gedurende de dag- en avondperiode waarbij de avondperiode 5 dB zwaarder aangerekend wordt. Lin,nachtlokaal betreft de A-gewogen energetisch gemiddelde geluidbelasting gedurende de nachtperiode. De globale meetmethode van de geluidisolatie bepaalt het gestandaardiseerde niveauverschil D2m,nT van buiten naar binnen het verblijfslokaal (Figuur II.3, links). Hiervoor zijn twee methodes beschikbaar.
L2
L1,2 m
D2 m ,nT = L1,2 m − L2 + 10 log
T T0
LI
S
L1,2 m
D2 m ,nT = L1,2 m − LI − 10 log S + 10 log
0.16V 4T0
L1,2m het geluidniveau dat centraal op 2 m voor het gevelvlak gemeten w ordt; L2 het binnenniveau dat centraal in het ontvanglokaal opgemeten w ordt; T de nagalmtijd van het ontvanglokaal; V het volume van het ontvanglokaal; T0 de referentienagalmtijd (0,5 s in w oon- en slaapkamers); LI de gemeten gemiddelde w aarde van de geluidintensiteit aan de binnenzijde van het gevelvlak met totale oppervlakte S.
Figuur II.3 Bepalingsmethode van het gestandaardiseerde niveauverschil D2m,nT : globale verkeersgeluid/luidspreker methode (links) en gevelelement methode (rechts).
PGA – Samenvatting – II. Projectspecifieke grootheden en begrippen
8
De eerste meetmethode maakt gebruik van het aanwezige verkeersgeluid als geluidbron (globale verkeersgeluid methode). De methode is toepasbaar wanneer enkel het verkeersgeluid het binnengeluid bepaalt. Deze methode sluit het best aan bij de werkelijke situatie.
Figuur II.4 Voorbereiding van een meetopstelling met aanstraling door een luidspreker (omhuld door PE-folie omwille van regenweer!).
De tweede meetmethode maakt gebruik van een luidspreker als geluidbron (globale luidspreker methode, Figuur II.4). De methode is toepasbaar in alle situaties. De posities van de geluidbron ten opzichte van de gevel worden zo gekozen dat de werkelijke geluidbelasting van het verkeersgeluid op alle blootgestelde gevelvlakken gesimuleerd wordt. De meetmethode houdt bijgevolg rekening met de afscherming van gevelvlakken ten opzichte van de werkelijke geluidbron. Deze methode sluit dicht aan bij de meting van de luchtgeluidisolatie tussen woonruimten.
We voorzien ook twee meetmethodes om de deelisolatie van gevelelementen in situ te bepalen. De belangrijkste bedoeling is het opsporen van eventuele onvolkomenheden (Figuur II.3, rechts). Deze methodes zijn praktisch enkel bruikbaar met een stationaire geluidbron, waarvoor bijgevolg enkel een luidspreker in aanmerking komt.
PGA – Samenvatting – II. Projectspecifieke grootheden en begrippen
9
III
Rekenmodel De rekenmethode van de geluidisolatie bepaalt het gestandaardiseerde niveauverschil van het woonvertrek. Andere grootheden, zoals het gestandaardiseerde ontvangniveau bij een gekende geluidbelasting, worden hieruit afgeleid. De rekenmethode is een simulatie van de werkelijke situatie. Ze houdt bijgevolg rekening met de volgende aspecten: de positie van de werkelijke geluidbron ten opzichte van de gevel, de afmetingen en de geluidisolatie van alle gevelelementen inclusief aansluitingen, kieren en ventilatievoorzieningen, (desgewenst) de flankerende geluidoverdracht en de onzekerheid op de akoestische eigenschappen van de gevelelementen. De positie van de werkelijke geluidbron wordt ingerekend door de afscherming van gevelvlakken volgens hun oriëntatie tot de geluidbron te bepalen. Het verband tussen het buitengeluid en het binnengeluid wordt opgesteld voor een ‘gemiddelde’ aanname voor de relatie geluiddrukniveau-intensiteitsniveau en voor een ‘gemiddelde’ aanname voor de hoekafhankelijkheid van de geluidisolatie. In uitzonderlijke situaties, bijvoorbeeld bij zeer gerichte geluidinval, kan men hier van afwijken. De geluidisolatie van gevelelementen in situ wordt afgeleid uit de geluidverzwakkingsindex, met een correctie gebaseerd op de reproduceerbaarheid van metingen in het laboratorium. Deze correctie geldt meteen als veiligheidsterm voor de prestatie van het gevelelement in situ. Voor zware gevels met een hoge geluidisolatie, in combinatie met lichte flankerende binnenwanden, kan de flankerende geluidoverdracht een rol spelen. De procedures om deze te berekenen zijn opgenomen in de rekenmethode waarvan wij het algemeen schema weergeven in Figuur III.1. GEHELE GEVEL
GEVELELEMENT i
GEVELVLAK j
kleine elementen
schijnbare geluidverzwakkingsindex
Dn,e,i
τ e,i
R'j
bouwelementen
Ri
τ e,i
samengestelde elementen
R i,bouwdeel R i,kier
τ e,i
flankerende elementen
R i,zendzijde R i,ontvangzijde K i,verbindingsdemping
τ e,i
gevelstructuur oppervlakte volume nagalmtijd
D 2m,nT,j gestandaardiseerd niveauverschil van gevelvlak j
D 2m,nT,w NBN EN ISO 717-1
D 2m,nT gestandaardiseerd niveauverschil
Figuur III.1 Rekenschema voor het bepalen van het gestandaardiseerd niveauverschil.
PGA – Samenvatting – III. Rekenmethode
10
IV
Gevalstudies: meting en berekening Gevalstudies meting en berekening
Het onderzoek omvat 10 gevalstudies (Figuur IV.1). Voor 10 verschillende woningen werd de geluidbelasting en de gevelisolatie gemeten, werd de bestaande toestand nagerekend en werden verbeteringsmaatregelen en hun kostprijs bepaald. De gevalstudies omvatten 5 woningen met overwegend geluid van vliegverkeer, 3 met wegverkeer, en 2 met spoorverkeer. Aan de hand van de gevalstudies werden de meet- en rekenmethode beoordeeld.
Figuur IV.1 Sites van de 10 gevalstudies.
IV.1
Meetmethode en meetresultaten De meting van de gevelisolatie van een woning kan uitgevoerd worden met het aanwezige verkeersgeluid als geluidbron, of met een kunstmatige geluidbron, een luidspreker. Beide methoden leiden in principe tot eenzelfde resultaat, het gestandaardiseerde niveauverschil van de gevel, maar er zijn enkele belangrijke verschillen. Een meting met verkeersgeluid leunt het dichtst aan bij de werkelijke situatie, in het bijzonder qua invalsrichting van het geluid, en wordt daarom ook in de normen aangegeven als de voorkeursmethode. De methode vereist slechts minimale apparatuur: enkel een gelijktijdige meting of een bandopname van het geluiddrukniveau voor de gevel en in de woning is noodzakelijk. Uit de meetcampagnes blijkt dat men ook bij onbemande metingen, waarbij men de geluidopnamen niet beluistert, eenvoudig de geluidisolatie uit de meetresultaten kan afleiden. Men gebruikt dan enkel die fragmenten waarbij zowel het geluiddrukniveau voor de gevel als het geluiddrukniveau in de woning duidelijk boven het achtergrondniveau uitstijgen en voldoende gecorreleerd zijn. Metingen of geluidopnamen die verwerkt worden in tertsbanden of in octaafbanden leveren de gevelisolatie per frequentieband, waaruit de één-getalsgrootheden volgens de geldende normen kunnen berekend worden. De één-getalsgrootheden hebben betrekking op kwaliteit die men aan het globale meetresultaat toekent. De procedure is bepaald in NBN EN ISO 717-1. Het resultaat wordt aangeduid als D2m,nT,w (C;Ctr). Hiermee heeft men een indicatie van de dB(A)-verzwakking ten gevolge van de gevel ten overstaan van spectra met het type C of type Ctr. Een meting met verkeersgeluid wordt enkel moeilijk bij hogere geluidisolaties, of wanneer het in de woning zelden stil is. In de gevalstudies waren de geluidisolaties zelden zeer hoog, en de woningen waren onbewoond, of de bewoners waren gemotiveerd om mee te werken, zodat er geen problemen optraden. Aangezien men bij een meting met verkeersgeluid ook het buitengeluid registreert, beschikt men meteen over de informatie om de gevelbelasting te kenmerken. Daarbij gaat het zowel om de continue geluidniveaus als om de piekwaarden, uitgedrukt als equivalente geluidniveaus per seconde. Deze informatie over de gevelbelasting is noodzakelijk om de minimale gevelisolatie voor akoestisch comfort te kunnen bepalen (zie deel 6: beleidsrichtlijnen). Een meting met een luidspreker levert de gevelisolatie voor schuine geluidinval van 45° ten opzichte van het gevelvlak. Men neemt aan dat deze invalshoek een alzijdige geluidinval het beste benadert. Bij een vergelijking met de meetresultaten met verkeersgeluid stellen we toch
PGA – Samenvatting – IV. Gevalstudies : meting en berekening
11
60
60
55
55 Gestandaardiseerd niveauverschil D2m,nT [dB]
Gestandaardiseerd niveauverschil D2m,nT [dB]
vaak afwijkingen vast. Bij een vaste luidsprekerpositie zijn de schommelingen van de geluidisolatie bij bepaalde frequenties soms meer uitgesproken (Figuur IV.2).
50 45 40 35 30 25 20 15 10
50 45 40 35 30 25 20 15 10 5
5
0
0 62.5 125
250 500 1000 2000 4000 Frequentie (Hz)
62.5 125
250 500 1000 2000 4000 Frequentie (Hz)
Dls,2m,nT,w = 25 (-2;-2) dB
Dar,2m,nT,w = 28 (-1;-2) dB
meting met luidspreker op 45°
meting met vliegtuiggeluid
Figuur IV.2 Voorbeeld van een vergelijking van een meting met luidspreker aanstraling met een meting met het aanwezige vliegtuiglawaai (Site Machelen, kamer op de tweede verdieping langs achtergevel). Dit houdt wellicht verband met de frequentie- en hoekafhankelijkheid van fenomenen als coïncidentie in enkelvoudige wanden, of resonantie in dubbele wanden, bijvoorbeeld dubbel glas. Bij verkeersgeluid varieert de invalshoek van het geluid minstens binnen een bepaald bereik; en hoe beperkt ook, deze variatie middelt uitgesproken fenomenen als coïncidentie en resonantie uit over een wat breder frequentiegebied, dat al snel enkele tertsbanden omvat. Het beperkte aantal gevalstudies lijkt aan te geven dat gevelisolaties, gemeten met een luidspreker, soms minder goed overeenkomen met berekende waarden, in het bijzonder wanneer men kijkt naar de resultaten in octaafbanden. Een meting met een luidspreker biedt voordelen in situaties met een hogere gevelisolatie, of wanneer men meettechnieken gebruikt waarvoor een constant geluidniveau van de bron noodzakelijk is gedurende een zekere tijd. Dit laatste is het geval wanneer men de geluidisolatie van aparte geveldelen wil bepalen met trillingsmetingen of met geluidintensiteitsmetingen. In de richtlijnen raden wij bijgevolg aan om de gevelisolatie indien mogelijk te bepalen met het verkeersgeluid als geluidbron. Een meting met een luidspreker verdient de voorkeur bij hogere gevelisolaties of bij de diagnose van gebreken, waarbij een continue geluidbron bijna een vereiste is. De meeste gevelisolaties die gemeten werden liggen in een bereik van 25-35 dB, voor een weging met het standaard wegverkeerspectrum Ctr. Een gevelisolatie van 30 dB lijkt ‘standaard’, zonder speciale aandacht voor de geluidisolatie. Lagere waarden, rond 25 dB, worden opgemeten in oudere woningen, soms nog met enkelvoudige beglazing, en slecht sluitend schrijnwerk. Hogere waarden, tot 35 dB, zijn mogelijk in recentere woningen, bij beter sluitend schrijnwerk, en kleinere glasoppervlaktes, zonder gebruik te maken van akoestische beglazing.
PGA – Samenvatting – IV. Gevalstudies : meting en berekening
12
Echt zwakke waarden, van 15-25 dB, werden enkel gemeten in bijzondere gevallen, bijvoorbeeld veranda’s, of niet bewoonde zolderruimten zonder enige afwerking of aandacht voor thermische of akoestische isolatie. Gevelisolaties boven 35 dB zijn slechts haalbaar wanneer aandacht besteed wordt aan de oppervlakte van de vensters, de samenstelling van de ramen en de beglazing, of de opbouw van de lichte niet doorzichtige geveldelen in het geval van leefruimten onder het dak. Globaal is de verwachtte gevelisolatie van bestaande woningen zoals aangegeven in Tabel IV.1. D2m,nT + Ctr 15 - 20 dB 20 - 25 dB
Type Veranda in enkel glas of polycarbonaatplaten Veranda in dubbel glas
25 - 30 dB
Enkel Glas – lichte dakconstructie – dakkoepels – ongeïsoleerde ventilatievoorzieningen 30 - 35 dB Klassieke woning met dubbel glas en zonder bijkomende zwakke elementen 35 - 40 dB Geïsoleerde woning met akoestische beglazing Tabel IV.1 Verwachtte gevelisolatie in functie van het type gevelopbouw.
IV.2
Rekenmodel en rekenresultaten De rekenmethode volgt het stramien van de EN 12354-3, ‘Building acoustics – Estimation of acoustic performance of buildings from the performance of products – Part 3: Airborne sound insulation against outdoor sound’. Er wordt gerekend met de basisgrootheid ‘geluidisolatie’ – in tegenstelling tot sommige methodes die rekenen met de basisgrootheid ‘geluidniveau binnen’. De berekening gebeurt in octaafbanden van 63 Hz tot 4000 Hz. Deze uitbreiding naar de laagste en hoogste octaafband brengt soms onzekerheid mee inzake de invoergegevens, maar verschaft ook meer inzicht inzake het laagfrequent gedrag van de gevelisolatie of in het geluidisolatieverlies door kierwerking. De berekeningen worden immers vergeleken met meetresultaten over hetzelfde uitgebreide frequentiegebied. In het rekenmodel wordt naast de directe geluidoverdracht door geveldelen ook rekening gehouden met de flankerende geluidoverdracht. Meestal is deze te verwaarlozen, maar voor de hogere geluidisolaties, en zeker met het oog op renovatie, is het onderzoek van de flankerende geluidoverdracht belangrijk. De rekenmethode werd uitgewerkt in een Excel rekenblad, dat naast het feitelijke rekenblad ook isolatiegegevens en rekenmodellen voor de verbindingsdemping (bij flankerende transmissie) bevat (Figuur IV.3).
PGA – Samenvatting – IV. Gevalstudies : meting en berekening
13
Figuur IV.3 Uittreksel uit een rekenblad De berekeningen gebeuren met wisselend succes. Aangezien er meestal tussen de meetmethoden met een luidspreker en met verkeersgeluid reeds een afwijking is, kan men nooit spreken van een exacte overeenkomst tussen een berekening en een meting. Uit de vergelijkingen blijkt dat een meting op basis van het werkelijke wegverkeer als geluidbron, vaak iets beter overeenstemt met de simulatie. Algemeen gesproken is bij berekeningen een nauwkeurigheid van +/- 3 dB op de gewogen geluidisolatie haalbaar. Het lijkt er op dat eenvoudige situaties niet noodzakelijk beter voorspeld worden dan complexere situaties. Mogelijk worden bij een groot aantal overdrachtswegen de fouten op de bijdragen van individuele gevelelementen gemaskeerd. De overeenkomst tussen de berekening en meting in octaafbanden toont een grotere spreiding, waarbij +/- 5 dB niet ongewoon is. Om ook spectraal een betere overeenkomst te bekomen, zijn nog een aantal verbeteringen nodig. Zo moeten constructiedelen waarvan de geluidverzwakkingsindex een verloop met duidelijke inbreuken toont, door coïncidentie of resonantie, op voorhand goed geïdentificeerd worden. Problematisch, maar eigen aan de meeste akoestische voorspellingen, is dat de eerder kleine fouten of onvolmaaktheden in geveldelen het akoestisch resultaat zo sterk kunnen beïnvloeden dat de berekeningen de gemeten waarde overschatten. We stellen vast dat de berekening de meting hoogfrequent (2000-4000 Hz, soms al vanaf 1000 Hz) vaak overschrijdt. In de berekeningen werd geen rekening gehouden met kieren en kwaliteit van voegdichtingen in de ramen. We hebben hiervan afgezien omdat er op dit punt weinig ervaringsgegevens in Vlaanderen zijn. Een uitgesproken onderschatting van de kierwerking bij schrijnwerk treedt met name op bij relatief oud, slecht sluitend houten schrijnwerk. De praktijk toont aan dat bij vaste ramen of bij goed sluitende ramen met een (minstens) dubbele voegdichting de geluidoverdracht doorheen de voegen minder bepalend is tot isolaties 36-39 dB. Daarboven wordt het probleem kritisch, maar omdat men hoe dan ook rekening moet houden met geluidoverdracht door de raamprofielen, is bij nog hogere gevelisolaties het gebruik van dubbele ramen bijna noodzakelijk.
PGA – Samenvatting – IV. Gevalstudies : meting en berekening
14
De lagere nauwkeurigheid in de hogere frequenties leidt er toe dat de gevelisolatie D2m,nT,w + C bijna steeds minder nauwkeurig voorspeld wordt dan de gevelisolatie D2m,nT,w + Ctr. Bijkomende transmissiewegen, die men niet onmiddellijk opmerkt, of omloopgeluid, dat niet expliciet in het rekenblad is opgenomen (men zou het wel kunnen als extra gevelvlak), zijn er soms de reden van dat de berekende gevelisolatie de meetwaarde wel sterk overschat. Voorbeelden hiervan zijn het omloopgeluid via een gang of een veranda. Bij het berekenen van maatregelen is het belangrijk ofwel om het omloopgeluid mee in rekening te brengen, ofwel om de ruimte waarlangs het omloopgeluid komt, mee te nemen als 'leefruimte' en er de nodige maatregelen voor te berekenen. Meer ongebruikelijk, maar ook voorkomend, is een onderschatting van de gevelisolatie door de berekening. Dit kan bijvoorbeeld optreden bij kleine ruimtes met geveldelen met een kleine oppervlakte. Het geluidveld in kleine ruimten is niet diffuus, en de geluidisolatie van kleine gevelelementen is soms hoger dan de laboratoriumwaarde bekomen op grotere elementen. Beide factoren kunnen leiden tot een gemeten gevelisolatie die de berekende waarde overtreft. Het lijkt vanzelfsprekend, maar om een bestaande situatie correct te voorspellen is het gebruik van juiste invoergegevens de belangrijkste voorwaarde. Het betreft in de eerste plaats de geluidverzwakkingsindex van de geveldelen. Vooral voor de zwakkere geveldelen, met name voor de vensters, moet nauwkeurig de geluidisolatie bepaald worden. Het zal bijgevolg nodig zijn om de gegevens van de geveldelen, zoals opgenomen in het rekenblad, systematisch te actualiseren en aan te vullen met betrouwbare meetresultaten. Op dit ogenblik ontbreken vooral meetresultaten van de geluidverzwakkingsindex van vensters. Het is betrouwbaarder om de geluidisolatie van het geheel van raam en beglazing als invoer te gebruiken, eerder dan een samengestelde geluidisolatie te berekenen op basis van de geluidisolatie van de beglazing en van raamprofielen, kieren en naden.
PGA – Samenvatting – IV. Gevalstudies : meting en berekening
15
V
Maatregelen en hun kostprijs Aandacht voor gevelisolatie vraagt aandacht voor de kwaliteiten van de gevelelementen en in de eerste instantie voor de zwakst isolerende onderdelen. Vensterconstructies impliceren het gebruik van glas dat geplaatst is in al dan niet opengaande raamvleugels. De keuze van de beglazing houdt een gamma in van producteigenschappen gaande van 27 tot ongeveer 40 dB (RAtr) voor dubbele thermisch isolerende beglazingen. RAtr slaat op de ‘A-gewogen’ geluidisolatiewaarde die in labo bepaald werd. Dit verwijst dus naar de waarde Rw+Ctr. De hoogste waarden gaan evenwel gepaard met grote gewichten (50 kg/m2) en aanzienlijke globale diktes (40 mm). Tenzij voor de hoogste waarden speelt de aard van de raamprofielen een zeer beperkte rol. Onvoldoend afgedichte kieren en naden zijn de meest voorkomende redenen voor een aanzienlijke terugval van de geluidisolatie. Goede dichtheid is dus essentieel. Maar deze ‘akoestische dichtheid’ betekent ook een zeer hoge weerstand tegen luchtdoorstroming. De luchtverversing van de woonruimten komt daardoor in het gedrang. De vereisten aan ventilatievoorzieningen en de mogelijkheden om deze te realiseren worden besproken. Indien geluidisolatieëisen gelden dan resulteert dit in de aanwending van gedempte ventilatiedoorgangen, mechanisch gedwongen geluidgedempte ventilatieroosters of systemen met gebalanceerde aan- en afvoer van ventilatielucht (Figuur V.1).
Figuur V.1 Geluidgedempte ventilatievoorzieningen.
Eens de geluidisolatie van de lichtdoorlatende geveldelen voldoende performant is, dan komen meestal pas de lichtondoorlatende geveldelen als geluidtransmissieweg meespelen. Maar men moet natuurlijk ook beseffen dat deze dikwijls ook een relatief grotere oppervlakte hebben. Lichtere dakconstructies worden zo al gauw mee bepalend in de geluidtransmissie naar een bewoonde zolder toe. Verzwaren en/of de toepassing van dubbele (maar gekoppelde) dakopbouw is dan een oplossing. RA,tr-waarden tot 50 dB worden dan haalbaar. Hogere waarden vragen echter een echte ontkoppeling tussen boven en onderzijde: waarden hoger 55 dB (RA,tr ) worden dan mogelijk. waterkerende laag vezelcementplaten (3 x 15 mm - 1600 kg/m³) houten gording minerale wol houten balk lokale trillingsdempende ondersteuning dampscherm: bestaande roofing bestaande constructie
waterkerende laag houten balk lattenwerk minerale wol bekledingsplaat
Figuur V.2 Verbeteringsvoorstel voor dak met lichte draagwelfsels.
PGA – Samenvatting – V. Maatregelen en hun kostprijs
Ook ‘massieve’ steenachtige wanden of daken kunnen een bepalende rol spelen. Bij gebruik van holle welfsels of licht betonnen dakelementen is immers sprake van RA,tr waarden van ongeveer 40 dB ! Indien dit probleem zich stelt dan zal de renovatie zich richten op een dubbele dakopbouw om zo met een beperkt extra gewicht een oplossing te vinden (Figuur V.2). In nieuwbouw zou het in dat geval aangewezen zijn om een massieve betonnen draagplaat te gebruiken die voor een dikte van ongeveer 20 cm een basisisolatie van 50 dB (RA,tr ) kan garanderen.
16
Sommige bouwdetails vragen steeds creatief maatwerk. Wij denken dan aan dakkapellen, dakramen, rolluikkasten… Voor de kostenberekening werd een programma opgesteld, maar centraal staat de problematiek van de aangewende eenheidsprijzen. In het rekenmodel worden standaard-eenheidsprijzen voorgesteld. De bron van informatie voor deze eenheidsprijzen is meestal de zgn. ‘ASPENindex – Gebouwen voor bewoning ‘ ( versie april 2001). De vermelde prijzen werden wel aangepast aan de bouwindex. Andere bronnen zijn de website ‘LIVIOS’ (die trouwens ook refereert naar Aspen) en de prijzen vermeld in publicaties van het UPA. Verder werden enkele architecten en firma’s gecontacteerd (o.a. voor de kostprijsbepaling van de ventilatiesystemen). Best worden echter recente eenheidsprijzen gebruikt uit prijsoffertes voor specifieke akoestische renovaties. Aannemers zijn niet vertrouwd met akoestische werken en beschouwen dit als een bijkomend risico, wat ook mee bepalend is voor de aangerekende kost. Verder werd de volledige oefening van gevelrenovatie en kostprijsberekening gemaakt voor de diverse sites met overwegend vlieg-, spoor- of wegverkeerslawaai. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het gevelisolatie berekeningsprogramma en het kostprijs berekeningsprogramma. De oefening gebeurt met het oog op het bekomen van gevelisolaties in stappen van 3 dB gaande van 30 dB tot 42 dB (Figuur V.3). Vervolgens wordt per site uitgewerkt welke maatregelen en kosten noodzakelijk zijn om tegemoet te komen aan de beleidsrichtlijnen zoals hierna voorgesteld in hoofdstuk 6 (Figuur V.4).
400
Steenokeerzeel Diegem I Diegem II
Diegem III Kapellen Winksele
Betekom Heverlee Lovenjoel
Machelen
Dagzone
24000
Nachtzone
Volledige woning
22000 20000
350
Kostprijs [€]
18000
[€/m²]
300 250 200
16000 14000 12000 10000 8000 6000
150
4000 2000
100
36
39
42
D2m,nT,w+C/Ctr [dB]
Figuur V.3 Kostenraming voor woonkamers van de verschillende gevalstudies in €/m² woonoppervlakte.
Heverlee
Betekom
Winksele
Kapellen
Lovenjoel
33
Diegem III
30
Diegem II
0
Diegem I
Steeokkerzeel
0
50
Figuur V.4 Raming globale kosten ten einde aan de beleidsvoorstellen te voldoen voor elk van de gevalstudies.
Wij concluderen dat met een verbeterde lekdichtheid meestal een gevelisolatie van meer dan 30 dB bekomen wordt. Het invoeren van geluidgedempte ventilatievoorzieningen vormt dan de belangrijkste kost. Wanneer de vervanging van de beglazing noodzakelijk is, wordt best onmiddellijk de akoestisch meest performante beglazing gekozen die het bestaande raam kan dragen en omvatten. De meerkost tussen de verschillende beglazingen is al bij al beperkt voor deze maximale diktes. De gevelrenovatiekost loopt echter aanzienlijk op wanneer de beglazingen dusdanig zwaar en dik worden, dat ook de raamconstructies dienen vervangen te worden door speciale constructies met verbrede secties. Tussen de verschillende studies kunnen een deel van prijsverschillen verklaard worden door de maximale glasdikte die bestaande ramen nog kunnen omvatten. Samen met de gevel/volumeverhouding bepaalt dit feit of de plotse belangrijke meerkost gebeurt bij gevelisolaties van 33 dB of 36 dB. Wanneer ook lichte dakconstructies of wanden aangepakt dienen te worden wordt het pas echt duur. Het kan nog erger wanneer het niet mogelijk is te saneren aan de binnenzijde en dus het ganse dak aangepakt moet worden. Architecturale aspecten laten niet altijd toe het goedkoopste systeem toe te passen. In de gevalstudies werd een redelijke aanpak gevolgd waarbij het aanvaard werd dat om reden van uitzicht niet zonder meer meerdere muurventilatieroosters in de gevel van een ruimte kunnen geplaatst worden. Ook het gebruik van dubbele vensters werd vermeden zolang het akoestisch niet absoluut noodzakelijk was. Het invoeren van een voorzetraam verandert inderdaad ingrijpend de architecturale ervaring van een gebouw en wordt niet altijd goed aanvaard door de bewoner.
PGA – Samenvatting – V. Maatregelen en hun kostprijs
17
VI
Beleidsvoorstellen In deze studie zijn de betreffende grootheden en bepalingswijzen duidelijk vastgelegd. Ook de vereisten rond binnengeluidniveaus zijn afgelijnd. Verder is ons de uitvoerige info rond de meetsites bekend. Na grondig overwegen van alle aspecten van het probleem is naar voor gekomen dat men best duidelijk onderscheid maakt tussen lokalen die voor dag- en avondgebruik bestemd zijn en specifieke nachtlokalen. Voor spoor- en vliegverkeer moet ook aandacht gaan naar de maximale niveaus. Er zijn dan ook twee indicatoren ingevoerd voor de specifieke gevelbelasting: Lin,daglokaal en Lin,nachtlokaal. Deze zijn gerelateerd aan de Europese indicatoren Lden, Lday ,Levening, Lnight. Verder hanteren wij ten aanzien van piekbelasting van nachtlokalen door spoor- of luchtverkeer gedurende de nachtperiode: Lin,nachtlokaal,Xx. Dit is het geluiddrukniveau (LAeq,1s) dat gemiddeld over de nachten van een jaar, in de periode van 23 h ’s avonds tot 7 h ’s morgens, X maal (Xx) door het maximale geluiddrukniveau van de afzonderlijke gebeurtenissen overschreden wordt. Rekening houdend met de wenselijke waarden van de aard van het lokaal en met de aard van het verkeerslawaai komen wij tot de volgende formulering van de beleidsvoorstellen. Voor daglokalen: D2m,nT,w + Ctr – 3 (1) (2) of (1) (2) D2m,nT,w + C – 3 ≥ Lin,daglokaal – 36 Lin,daglokaal – 36 Lin,daglokaal – 34
wegverkeer spoorverkeer luchtverkeer
C geldt voor weg- en spoorverkeer met snelheden > 80 km/h. Ctr geldt voor weg- en spoorverkeer met snelheden ≤ 80 km/h en voor luchtverkeer. De waarde 3 geldt in de regel voor vlakke gevels, voor afwijkende situaties kan de waarde verschillen.
(1) (2)
Voor nachtlokalen: D2m,nT,w + Ctr – 3 (1) (2) of (1) (2) D2m,nT,w + C – 3 ≥ Wegverkeer Spoorverkeer Luchtverkeer
Lin,nachtlokaal – 30 Lin,nachtlokaal – 30 Lin,nachtlokaal – 26
Lin,nachtlokaal,5x – 45 Lin,nachtlokaal,10x – 45
Lin,nachtlokaal,5x – 50
C geldt voor weg- en spoorverkeer met snelheden > 80 km/h. Ctr geldt voor weg- en spoorverkeer met snelheden ≤ 80 km/h en voor luchtverkeer. De waarde 3 geldt in de regel voor vlakke gevels, voor afwijkende situaties kan de waarde verschillen
(1) (2)
Deze voorwaarden omsluiten de verschillende bekommernissen: •
Het verschil tussen dag- en nachtlokalen.
•
De extra aandacht voor piekbelasting bij spoor- en luchtverkeer.
•
Het respecteren van bron- en dagperiode-afhankelijke aanvaardbaarheidsdrempels voor het geluidniveau binnen.
•
Aandacht voor spectrale aspecten ‘standaardiseren’ (alleen C en Ctr blijven over).
PGA – Samenvatting – VI. Beleidsvoorstellen
18
Deze voorstellen zijn grondig getoetst naar toepassing en hanteerbaarheid. De resulterende geluidisolatievereisten leverden plausibele en logische waarden op. Om de gedachten te vestigen vatten wij hier het resultaat samen van aan aantal oefeningen in die zin. Het gamma van vereisten gaat van 20 tot 52 dB (D2m,nT,w+Ctr/C) afhankelijk van de site, dag/nachtlokaal. Voor de onderzochte omgevingen met vliegtuiglawaai zijn de piekwaarden van nachtvluchten dikwijls bepalend maar soms is toch ook het algemene lawaainiveau Lin,nachtlokaal bepalend. Voor daglokalen variëren de vereisten van 28 dB (D2m,nT,w+Ctr) tot 40 dB (D2m,nT,w+Ctr), voor nachtlokalen van 35 dB (D2m,nT,w+Ctr) tot 41 dB (D2m,nT,w+Ctr). Voor de sites met spoorlawaai komen ook weer de piekwaarden als bepalend voor nachtlokalen naar boven. Voor daglokalen variëren de vereisten van 19 dB (D2m,nT,w+Ctr) tot 42 dB (D2m,nT,w+C). Voor nachtlokalen variëren ze van 26 dB (D2m,nT,w+Ctr) tot 52 dB (D2m,nT,w+C) . Voor de wegverkeerssites zijn de vereisten voor daglokalen (zeer beperkt) strenger dan voor nachtlokalen. Ze variëren van 31 (D2m,nT,w+Ctr) tot 47 dB (D2m,nT,w+C) voor daglokalen en van 29 dB (D2m,nT,w+Ctr)tot 47 dB (D2m,nT,w+C) voor nachtlokalen.
PGA – Samenvatting – VI. Beleidsvoorstellen
19
LABORATORIUM AKOESTIEK EN THERMISCHE FYSICA LABORATORIUM BOUWFYSICA CELESTIJNENLAAN 200D 3001 LEUVEN
KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN
Eindverslag betreffende de onderzoeksopdracht vanwege het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap afdeling Algemeen Milieu en Natuurbeleid
Berekening en kostenraming van geluidsisolatie in de nieuw- en vernieuwbouw ten opzichte van buitenlawaai veroorzaakt door weg-, vlieg- en spoorverkeer DEEL 1 : LESSEN UIT DE LITERATUUR
31 mei 2003
LABORATORIUM AKOESTIEK EN THERMISCHE FYSICA LABORATORIUM BOUWFYSICA CELESTIJNENLAAN 200D 3001 LEUVEN
KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN
Eindverslag betreffende de onderzoeksopdracht vanwege het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap afdeling Algemeen Milieu en Natuurbeleid
Berekening en kostenraming van geluidsisolatie in de nieuw- en vernieuwbouw ten opzichte van buitenlawaai veroorzaakt door weg-, vlieg- en spoorverkeer DEEL 1 : LESSEN UIT DE LITERATUUR
Opdrachthouders: Laboratorium voor Akoestiek en Thermische Fysica, Katholieke Universiteit Leuven Prof.dr.ir. Gerrit Vermeir en Prof.dr. Jan Thoen In samenwerking met: Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor de Bouwnijverheid, Brussel ir. Bart Ingelaere Daidalos en Sound&Silence, Leuven ir. Paul Mees en ir. Luk Van Daele
31 mei 2003
Inhoudstafel INHOUDSTAFEL ....................................................................................................................... 1.1 I I.1
BELEID IN BINNEN- EN BUITENLAND............................................................................ 1.4 België............................................................................................................................................ 1.4
I.2 Elementen uit andere landen ..................................................................................................... 1.9 Nederland.............................................................................................................................................. 1.9 Zweden, Noorwegen, Denemarken....................................................................................................... 1.9 Finland .................................................................................................................................................. 1.9 Frankrijk ............................................................................................................................................... 1.9 Duitsland............................................................................................................................................. 1.11 Oostenrijk ........................................................................................................................................... 1.12 Verenigd Koninkrijk ........................................................................................................................... 1.12 I.3 II
Conclusies .................................................................................................................................. 1.15 KENMERKENDE AKOESTISCHE GROOTHEDEN........................................................ 1.16
II.1 Kenmerkende akoestische grootheden voor de gevelbelasting ............................................. 1.16 Inleiding.............................................................................................................................................. 1.16 Enkele definities van verder aangewende grootheden ........................................................................ 1.16 Situatie in de verschillende landen...................................................................................................... 1.17 Harmonisering geluidbelastingsindicatoren binnen de Europese Unie............................................... 1.17 II.2 Kenmerkende akoestische grootheden voor de gevelisolatie................................................. 1.18 Kenmerkende grootheden voor de prestatie van het gebouw.............................................................. 1.18 Kenmerkende grootheden voor de prestaties van producten............................................................... 1.20 II.3
Referenties ................................................................................................................................. 1.22
III
HINDER EN GRENSWAARDEN .................................................................................. 1.23
III.1
Inleiding ............................................................................................................................. 1.23
III.2 Slaapverstoring ................................................................................................................. 1.23 Indicatoren .......................................................................................................................................... 1.23 Dosis-responsie relaties ...................................................................................................................... 1.23 Grenswaarden ..................................................................................................................................... 1.25 III.3 Verstoring van spraakcommunicatie .............................................................................. 1.26 Inleiding.............................................................................................................................................. 1.26 Grenswaarden ..................................................................................................................................... 1.26 III.4 Hinder in het algemeen..................................................................................................... 1.27 Inleiding.............................................................................................................................................. 1.27 Dosis-responsie relaties ...................................................................................................................... 1.27 III.5
Inzichten en standpunten in recent werk betreffende vliegtuiglawaai......................... 1.31
III.6
Referenties ......................................................................................................................... 1.35
PGA – Deel 1 : Literatuur – Inhoudstafel
1.1
IV
MEETMETHODEN........................................................................................................ 1.36
IV.1
Inleiding ............................................................................................................................. 1.36
IV.2 Meetmethode: praktijkrichtlijn....................................................................................... 1.38 Inleiding.............................................................................................................................................. 1.38 Normen, definities, grootheden........................................................................................................... 1.39 Overzicht van de meetmethode........................................................................................................... 1.43 Gemeenschappelijke aspecten ............................................................................................................ 1.44 Globale luidspreker methode .............................................................................................................. 1.47 Globale verkeersgeluid methode......................................................................................................... 1.50 Bijlage: bepaling van de geluidisolatie van gevelelementen .............................................................. 1.53 V
REKENMETHODEN ......................................................................................................... 1.55
V.1
Inleiding ..................................................................................................................................... 1.55
V.2 Overzicht EN 12354-3............................................................................................................... 1.56 Doel .................................................................................................................................................... 1.56 Grootheden ......................................................................................................................................... 1.56 Rekenmodel ........................................................................................................................................ 1.59 Nauwkeurigheid.................................................................................................................................. 1.62 Bijlage B ............................................................................................................................................. 1.62 VI VI.1
BRONGEGEVENS........................................................................................................ 1.64 Inleiding ............................................................................................................................. 1.64
VI.2 Bronspectra per verkeerstype.......................................................................................... 1.64 Wegverkeer......................................................................................................................................... 1.64 Spoorverkeer....................................................................................................................................... 1.65 Vliegverkeer ....................................................................................................................................... 1.67 VI.3 Vergelijking met gemeten spectra ................................................................................... 1.68 Wegverkeer......................................................................................................................................... 1.68 Spoorverkeer....................................................................................................................................... 1.68 Vliegverkeer ....................................................................................................................................... 1.69 Samenvattende grafieken .................................................................................................................... 1.69 VI.4
Besluit................................................................................................................................. 1.70
VI.5
Referenties ......................................................................................................................... 1.71
VII
ISOLATIEGEGEVENS.................................................................................................. 1.72
VII.1
Massieve wanden............................................................................................................... 1.72
VII.2
Massieve wanden + buitenafwering (voorspouwblad, buitenisolatie,…) ..................... 1.72
VII.3
Vloer................................................................................................................................... 1.72
VII.4
Lichte enkelvoudige panelen ............................................................................................ 1.73
VII.5
Lichte dubbele panelen, sandwichpanelen...................................................................... 1.73
VII.6
Beglazingen........................................................................................................................ 1.73
PGA – Deel 1 : Literatuur – Inhoudstafel
1.2
VII.7
Vensters (raam + beglazing)............................................................................................. 1.74
VII.8
Buitendeuren ..................................................................................................................... 1.74
VII.9
Ventilatievoorzieningen .................................................................................................... 1.75
VII.10
Platte daken ....................................................................................................................... 1.76
VII.11
Hellende daken .................................................................................................................. 1.77
VII.12
Kleine elementen ............................................................................................................... 1.77
VII.13
Raamprofielen ................................................................................................................... 1.78
VII.14
Kieren................................................................................................................................. 1.78
PGA – Deel 1 : Literatuur – Inhoudstafel
1.3
I
Beleid in binnen- en buitenland
I.1
België Gevelisolatie is als passieve beschermende maatregel tot op heden aan het initiatief van de eigenaar van de woongelegenheden overgelaten. De akoestische raadgevers en de materiaalleveranciers worden met vragen rond gevelisolatie veelal geconfronteerd in verband met vragen of wensen van individuele eigenaars en vaak ook in verband met het oprichten van bureelgebouwen in de buurt van drukke verkeersassen. De vragen en problemen worden dus naar aanleiding van specifieke problemen behandeld. Veelal wordt daarbij verwezen naar de vereisten zoals zij vermeld worden in NBN S01-400: 1977 Criteria van de geluidisolatie in de gebouwen. Inmiddels zijn er evenwel in het kader van de karakterisering van bouwproducten belangrijke aanpassingen gebeurd aan de werkwijzen in verband met de karakterisering van de geluidisolatie van gevelonderdelen en van globale gevels. De bepalingswijzen en de toekenning van de één-getalsaanduidingen zijn daarbij op Europees niveau geregeld. Deze werkwijzen moeten geïmplementeerd worden en moeten het ‘categorieysteem’ vervangen. Nieuwe tabellen worden voorbereid binnen de commissie geluidleer van het BIN. Hierna geven wij de vereisten aangaande gevelisolatie weer die in NBN S01-400:1977 voorgesteld zijn (Tabellen I.1-4). Dit zijn aanbevelingen die enerzijds betrekking hebben op de vereiste prestatie in labo (geluidverzwakkingsindex R) of anderzijds op de geluidisolatiewaarden die in-situ bepaald worden (bruto akoestische isolatie Dn). De vereisten voor in labo geteste constructies hebben wel betrekking op een proefoppervlak van ongeveer 10 m2. Wij vermelden ook de equivalente getalwaarde in het nieuwe systeem. Om deze vertaalslag te maken moeten wij natuurlijk de veronderstellingen specifiëren. Wat de geluidverzwakkingsindex betreft is er geen probleem omdat de labo-procedures onveranderd zijn. Voor de bruto akoestische isolatie gaan wij ervan uit dat de geluidisolatiewaarde bedoeld wordt die bekomen wordt met een luidspreker die opgesteld wordt op enige afstand van de gevel en die onder een invalsrichting van ongeveer 45° de gevel aanstraalt. Deze procedure wordt verder expliciet uitgewerkt. Het ontvangniveau wordt dan gerefereerd naar een standaard nagalmtijd van 0,5 s voor leefruimten. Deze werkwijze wordt aangeduid als gestandaardiseerd niveauverschil Dls,2m,nT. De overeenstemmende één-getalsaanduiding wordt aangevuld met spectrale correctietermen die betrekking hebben op specifieke buitengeluiden overeenkomstig NBN EN ISO 717-1:1996. De tussen haakjes vermelde cijfers hebben betrekking op de weging voor twee type spectra zoals omschreven in Tabel I.5. De opgegeven cijfers zijn onder de vorm: (C,Ctr). Deze waarden moeten bij de één-getalsaanduiding gevoegd worden om de dB(A)-gewogen geluidisolatie ten opzichte van de betrokken spectra te kennen. Het is als vrij gebruikelijk ten aanzien dat voorweg verkeerslawaai, maar ook voor vliegtuiglawaai, gebruik gemaakt wordt van de Ctr-correctie. Dit globaal cijfer wordt eveneens vermeld. Verder wordt het akoestisch buitenklimaat opgedeeld in categorieën van belasting gaande van 1 tot 4. De norm suggereert dat bij gebrek aan meetresultaten kan uitgegaan worden van de omschrijving volgens Tabel I.6. Op basis van metingen is de classificatie gebaseerd het equivalente geluiddrukniveau in buitenomgeving (Tabel I.7). Deze vereisten worden veelal beschouwd als regels van de goede praktijk. Ze zullen gehanteerd worden bij het begeleiden van projecten waar dit onderwerp onder de aandacht gebracht worden. Indien zich klachten voordoen, zal de deskundige zijn beoordeling ook meestal hierop baseren. Inmiddels hebben zich een aantal problemen afgetekend waarbij duidelijke actie genomen wordt voor een verbeterde gevelisolatie. Wij denken hierbij aan de gevelisolatieprojecten rond
PGA – Deel 1 : Literatuur – I. Beleid in binnen- en buitenland
1.4
de luchthavens van Bierset en Zaventem. De concrete en scherpomlijnde toepassing heeft geleid tot een duidelijke aflijning van de werkwijzen en de doelstellingen. Voor Bierset is een procedure vastgelegd waarbij de geluidisolatie van de gevel bepaald wordt. Deze krijgt de benaming DnT,A,tr . Volgens NBN EN ISO 717- 1:1996(Nl) is DnT,A,tr echter gelijk aan DnT,w + Ctr. Voor zover ons bekend gaat het hier voor Bierset om een eigen procedure met middeling van het geluiddrukniveau op 20 cm voor de gevel en correctie voor de nagalmtijd. Het uitgangspunt is dat met deze methode de beste overeenstemming zou bereikt worden ten aanzien van het verschil tussen het vrije buitenniveau en de meting binnen. Dit blijft te onderzoeken, maar hoe dan ook is de benaming ongelukkig omdat men met deze benaming een meetprocedure conform ISO verwacht. Naar het beleid toe zijn de uitgangspunten belangwekkend: • LDN wordt als hindermaat gebruikt. • Zones A,B,C en D worden op die basis afgebakend: in de zone A geldt LDN ≥ 70 dB, voor de zone B: 65 dB ≤ LDN <70 dB, voor de zone C: 60 dB ≤ LDN< 65 dB, voor de zone D: 60 dB ≤ LDN < 65 dB. • Voor de zone A is de verkoop van de woningen gepland, voor de zone B wordt vooropgesteld dat de geluidisolatie tot de waarde van 42 dB(A) wordt aangepast voor slaapkamers (maximaal 1 per inwonend persoon) en 38 dB(A) voor de voornaamste leefruimten in de dagzone. Het uitgangspunt is een maximaal niveau van 45 dB(A) te garanderen in de slaapkamers en 55 dB(A) in de leefruimten (maximaal niveau gebaseerd op bepaling LAeq,1s). De zone B is daarbij aangepast op basis van maximale niveaus en op een ‘logisch’ verloop van de begrenzing. • Met inbegrip van de schatting en akoestisch onderzoek is een maximaal subsidiebedrag van 17500 € vooropgesteld. • Stedenbouwkundige beperkingen worden ingevoerd. • Een omvangrijke en continue geluidmonitoring is gepland als onderdeel van het actieplan. Voor Charleroi (Bruxelles-Sud) is geen isolatie voor nachtlokalen voorzien. Voor de voornaamste daglokalen wordt in de zone B een geluidisolatie van 38 dB(A) voorzien. Het geluidisolatieplan rond de luchthaven van Zaventem is momenteel in de voorbereidingsfaze. Een en ander tekent zich qua principe af: • Het geluidisolatieproject start vanuit de behandeling van de slaapkamers en is gericht op de beperking van het lawaainiveau in de slaapzones tot een equivalent niveau van 26 dB(A) in de nachtperiode en tot een beperking van de overschrijdingen van het maximale geluidniveau van 45 dB(A) (slow). • Ten aanzien van de geluidisolatie wordt de voorkeur gegeven aan het gebruik van de Ctr correctie volgens NBN EN ISO 717- 1: 1996(Nl). Detail van de meetprocedure is tot op nu niet besproken, maar een voorkeur voor een normconforme meting van Dls,2m,nT+Ctr is te verwachten. Een geëigende benaming is nog niet vastgelegd. • Zones van vereiste geluidisolatie van 25 tot 40 dB(A) worden afgebakend op basis van de criteria LA,eq,nacht binnen ≤ 26 dB(A) en niet meer dan x maal boven 45 dB(A) en y maal boven 50 dB(A). In het Brussels Gewest wordt de gevelisolatie onder de aandacht gebracht met het – Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de toekenning van premies voor de renovatie van het woonmilieu (13 juni 2002). Hierin wordt gemeld dat ook werken in aanmerking komen die ‘tot doel hebben een oorspronkelijke toestand te doen verdwijnen die het comfort van de woning sterk bezwaart, met inbegrip van de geluidsisolatie tegen het lawaai veroorzaakt door het wegverkeer en geïnventariseerd door het kadaster van het geluid op weg bedoeld in het Plan 2000-2005 inzake de strijd tegen geluidshinder in een stedelijke omgeving goedgekeurd door de Brusselse hoofdstedelijke Regering van 21 juni 2000’. Dit besluit vermeldt verder expliciet: ‘Komen ook in aanmerking voor subsidie, de geluidsisolatie van gevels van woningen die aan het straatlawaai zijn blootgesteld, die gelegen zijn aan de
PGA – Deel 1 : Literatuur – I. Beleid in binnen- en buitenland
1.5
voorzijde van een lint voor akoestische interventie, zoals bepaald in artikel 1,13° en zich bevinden op minder dan twaalf meter van de rooilijn.’ De subsidieerbare werken op het vlak van geluidisolatie omvatten: • rolluikkasten, brievenbussen en verluchting (maximaal 2.300 € per woning) • ramen en deuren (maximaal 300 € per uitgevoerde m²). Er kon vernomen worden dat voor akoestische beglazing een prestatie van 34 dB(A) gevraagd wordt (Rw+Ctr) en voor de kleine elementen (ventilatieroosters,…) een prestatie van 39 dB(A) (Dn,e,w+Ctr). vertrekken van een woning A
woongebouw Cat. 2 - Kat. 2
gevels en puntgevels
55 dB(A) < Leq ≤ 65 dB(A) Cat. 3 - Kat. 3 65 dB(A) < Leq ≤ 75 dB(A) Cat. 4 - Kat. 4 Leq > 75 dB(A)
slaapkamer
living
eetkamer
keuken
Speelkamer
-
Vd
badkamer/ WC
Vb
Vc
Vc
Vd
Vc
Vd
Vd
-
Vd
-
36(-1,-3)
31(-1,-4)
31(-1,-4)
26(-1,-4)
31(-1,-4)
26(-1,-4)
26(-1,-4)
26(-1,-4)
26(-1,-4)
33
27
27
22
27
22
22
22
22
Va
Vb
Vb
Vc
Vb
Vc
Vc
Vd
Vc
Vd
Vc
Vd
41(-1,-3)
36(-1,-3)
36(-1,-3)
31(-1,-4)
36(-1,-3)
31(-1,-4)
31(-1,-4)
26(-1,-4)
31(-1,-4)
26(-1,-4)
31(-1,-4)
26(-1,-4)
38
33
33
27
33
27
27
22
27
22
27
22
Va
Va
Va
Vb
Va
Vb
Vc
Vd
Vc
Vd
Vc
Vd
41(-1,-3)
41(-1,-3)
41(-1,-3)
36(-1,-3)
41(-1,-3)
36(-1,-3)
31(-1,-4)
26(-1,-4)
31(-1,-4)
26(-1,-4)
31(-1,-4)
26(-1,-4)
38
38
38
33
38
33
27
22
27
22
27
22
Tabel I.1 Vereisten voor woongebouwen NBN S01-400: 1977. Voor een bepaalde toepassing wordt telkens de categorie vermeld voor ‘comfort’ (bijv. Va) en ‘minimaal’ (bijv. Vb). Deze eisen zijn van toepassing op de geluidisolatiewaarden die in labo voor gevels of gevelelementen bepaald worden. Verder wordt de equivalente waarde weergegeven met de aanpassingswaarden voor twee type spectra (bijv. 36(-1;-3)) en ook de globale waarde bij gebruik van Ctr (bijv. 36-3=33 dB). Het gamma van vereisten gaat dus van 38 dB (Va) tot 22 dB (Vd ). Leszaal
schoolgebouw Cat. 2 - Kat. 2 55 dB(A) < Leq ≤ 65 dB(A) Buiten- Cat. 3 - Kat. 3 muren 65 dB(A) < Leq ≤ 75 dB(A) Cat. 4 - Kat. 4 Leq > 75 dB(A)
lees- of studiezaal
hoger onderwijs
courante gevallen
Vb
Vc
Vc
Vd
Vd
36(-1,-3)
31(-1,-4)
31(-1,-4)
26(-1,-4)
26(-1,-4)
turn- of dactylografie-zaal
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
33
27
27
22
22
Va
Vb
Vb
Vc
Vc
Vd
41(-1,-3)
36(-1,-3)
36(-1,-3)
31(-1,-4)
31(-1,-4)
26(-1,-4)
38
33
33
27
27
22
Va
Va
Va
Vb
Vb
Vc
41(-1,-3)
41(-1,-3)
41(-1,-3)
36(-1,-3)
36(-1,-3)
31(-1,-4)
38
38
38
33
33
27
-
-
-
-
muziekzaal
Vb
Vc
36(-1,-3)
31(-1,-4)
33
27
Va
Vb
41(-1,-3)
36(-1,-3)
38
33
Va
Va
41(-1,-3)
41(-1,-3)
38
38
Tabel I.2 Vereisten voor schoolgebouwen NBN S01-400: 1977.
PGA – Deel 1 : Literatuur – I. Beleid in binnen- en buitenland
1.6
weinig bevolkte vertrekken
kantoorgebouw
bevolkte vertrekken direktie
Cat. 2 - Kat. 2
buitenmuren
55 dB(A) < Leq ≤ 65 dB(A)
65 dB(A) < Leq ≤ 75 dB(A)
Vc
Vc
Vd
Vd
36(-1,-3)
31(-1,-4)
31(-1,-4)
26(-1,-4)
26(-1,-4)
33
27
27
22
22
Va
Vb
Vb
Vc
41(-1,-3)
36(-1,-3)
36(-1,-3)
38
33
33
Va
Va
41(-1,-3) 38
Cat. 4 - Kat. 4 Leq > 75 dB(A)
kaders
Vb
Cat. 3 - Kat. 3
mekanografiezaal
-
-
-
-
-
-
Vc
Vd
-
-
31(-1,-4)
31(-1,-4)
26(-1,-4)
27
27
22
-
-
Va
Vb
Vb
Vc
-
-
41(-1,-3)
41(-1,-3)
36(-1,-3)
36(-1,-3)
31(-1,-4)
38
38
33
33
27
-
-
Tabel I.3 Vereisten voor kantoorgebouwen NBN S01-400: 1977.
gevels en topgevels Cat. 2 – Kat. 2
Cat. 3 – Kat. 3
Cat. 4 –
55 dB(A) < Leq ≤ 65 dB(A)
65 dB(A) < Leq ≤ 75 dB(A)
Kat. 4 Leq > 75 dB(A)
hospitaal
courante slaapkamer
operatiekamer of kamer voor absolute rust
hotel slaapkamer
rusthuis – internaat
slaapkamer
slaapzaal/ verpleegzaal
Vb
Vc
Va
Vb
Vaa
36(-1,-3)
31(-1,-4)
41(-1,-3)
36(-1,-3)
41(-1,-3)
33
27
38
33
38
Vb
Vc
Va
Vb
Vaa
36(-1,-3)
31(-1,-4)
41(-1,-3)
36(-1,-3)
41(-1,-3)
33
27
38
33
38
Vb
Vc
Va
Vb
Vaa
36(-1,-3)
31(-1,-4)
41(-1,-3)
36(-1,-3)
41(-1,-3)
33
27
38
33
38
Vb
Vc
Va
Vb
Vaa
36(-1,-3)
31(-1,-4)
41(-1,-3)
36(-1,-3)
41(-1,-3)
33
27
38
33
38
Vb
Vc
Va
Vb
Vaa
36(-1,-3)
31(-1,-4)
41(-1,-3)
36(-1,-3)
41(-1,-3)
33
27
38
33
38
Tabel I.4 Vereisten hospitaal, hotel, rusthuis, internaat NBN S01-400: 1977.
PGA – Deel 1 : Literatuur – I. Beleid in binnen- en buitenland
1.7
Geluidbron
Overeenkomstige spectrale aanpassingsterm
Activiteiten in de woning (spraak, muziek, radio, televisie) Spelende kinderen Spoorwegverkeer, bij gemiddelde en hoge snelheden 1) Wegverkeer, op snelwegen bij hoge snelheden > 80 km/u 1) C (spectrum 1) Straalvliegtuigen, op korte afstanden Bedrijven die vooral midden- en hoogfrequent geluid uitstralen Wegverkeer in de stad Spoorwegverkeer, bij lage snelheden 1) Schroefvliegtuigen Straalvliegtuigen, op grote afstanden Ctr (spectrum 2) Muziek in discotheken Bedrijven die vooral laagfrequent geluid uitstralen 1) In verschillende Europese landen bestaan rekenmodellen voor de uitbreiding van het geluid van wegverkeer en spoorwegverkeer, waarin geluidniveaus in octaafbanden worden gedefinieerd; deze spectra kunnen gebruikt worden om te vergelijken met spectrum 1 en 2. Tabel I.5 Toepasbaarheid spectrale aanpassingstermen C en Ctr NBN EN ISO 717-1:1996 Geluidleer - Bepaling van de geluidisolatie in gebouwen en van gebouwdelen - Deel 1.
Catégorie Kategorie 1
landelijke of voorstedelijke residentiële wijken, gelegen op meer dan 500 m van elke weg met groot verkeer.
2
stedelijke of residentiële wijken, landelijke of voorstedelijke residentiële wijken, gelegen op minder dan 500 m van een weg met groot verkeer
3
zone met lichte industrieën; wijken met een bestemming die tegelijk residentieel of commercieel is; wijk gelegen op meer dan 5 km en op minder dan 10 km van een start- en landingsbaan voor vliegtuigen
4
stadscentra; wijken langs wegen met groot verkeer of autosnelwegen; wijken op minder dan 5 km van een start- en landingsbaan voor vliegtuigen; zone met zware industrie
Tabel I.6 Beoordelingsraster gevelbelasting NBN S01-400: 1977.
Catégorie Kategorie 1
Leq Leq ≤ 55 dB(A)
2
55 dB(A) < Leq ≤ 65 dB(A)
3
65 dB(A) < Leq ≤ 75 dB(A)
4
Leq > 75 dB(A)
Tabel I.7 Beoordelingsraster gevelbelasting op basis van metingen. NBN S01-400: 1977.
PGA – Deel 1 : Literatuur – I. Beleid in binnen- en buitenland
1.8
I.2
Elementen uit andere landen Nederland Het vertrekpunt is veelal een maximaal binnenniveau van 35 dB(A). De gevelisolatie wordt gekenmerkt door een karakteristieke geluidwering GA;k. Deze moet volgens het Bouwbesluit gelijk zijn aan het verschil tussen de geluidbelasting op de gevel en 35 of 37 dB(A) (verblijfsgebied of verblijfsruimte) met een minimum van 20 dB(A). Bij sanering wordt uitgegaan van 40 dB(A) i.p.v. 35 dB(A) voor het binnenniveau (5 dB minder strenge eis). Voor luchtvaartlawaai is de geluidisolatieëis gebaseerd op de geluidbelasting in Ke en wordt afhankelijk daarvan een geluidwering van 30 tot 39 dB(A) geëist. In verband met structureel nachtelijk vliegverkeer wordt uitgegaan van 26 dB(A) equivalent geluidniveau in de slaapvertrekken.
Zweden, Noorwegen, Denemarken Voor weg-, spoor- en luchtverkeer wordt vooropgesteld om het binnenniveau lager te hebben dan 30 dB(A) LA,eq,24h (Denemarken voorziet echter plaatselijke reglementeringen in verband met luchtverkeer).
Finland De toelaatbare binnenniveaus zijn voor weg-, spoor- en luchtverkeer: 35 dB(A) LAeq gedurende de dag (07.00-22.00) en 30 dB(A) LAeq gedurende de nacht (22.0007.00).
Frankrijk Minimale gevelisolatie 1 Voor hoofdverblijfplaatsen (woonkamers, slaapkamers, lokalen voor beroepsmatig gebruik,…) en keukens wordt een minimum gevelisolatie DnT,w,Atr2 van 30 dB vereist. Om rekening te houden met mogelijke meetfouten mag bij controlemetingen de vereiste gevelisolatie met 3 dB onderschreden worden. Wegverkeer en spoorverkeer 3 De verkeersassen (spoorverkeer en wegverkeer) worden onderverdeeld in vijf categorieën. Dit gebeurt op basis van het A-gewogen equivalente geluiddrukniveau zoals gemeten of berekend op bepaalde referentiepunten. Voor een verkeersas omgeven door lintbebouwing aan beide zijden van de weg bevindt dit referentiepunt zich op 2 m voor de gevel van de woningen. Voor een verkeersas gelegen in een open terrein ligt dit referentiepunt op 10 m afstand van de rand van de weg. In dit geval wordt nog 3 dB toegevoegd om rekening te houden met gevelreflectie. De onderverdeling in de verschillende categorieën gebeurt volgens Tabel I.8. Bij deze procedure wordt onderscheid gemaakt tussen de dagperiode (6h-22h) en de nachtperiode (22h6h). In Tabel I.8 wordt ook de grootte van de zone (afstand tot verkeersas) aangegeven waarbinnen hinder kan verwacht worden. 1
Arrêté du 30 juin, 1999 relatif aux caractéristiques acoustiques des bâtiments d’habitation.
2
DnT,w,Atr is equivalent met DnT,w+Ctr.
3
Arrêté du 30 mai 1996 relatif aux modalités de classement des infrastructures de transport terrestres et à l’isolement acoustique des bâtiments d’habitation dans les secteurs affectés par le bruit, Journal official de la République française du 28 juin 1996.
PGA – Deel 1 : Literatuur – I. Beleid in binnen- en buitenland
1.9
LAeq, 6h-22h [dB]
LAeq, 22h-6h [dB]
Categorie Zone met verkeersas hinder1 > 81 > 76 1 300 m 2 250 m 76 < ≤ 81 71 < ≤ 76 3 100 m 70 < ≤ 76 65 < ≤ 71 4 30 m 65 < ≤ 70 60 < ≤ 65 5 10 m 60 < ≤ 65 55 < ≤ 60 Tabel I.8 Indeling van de weg- en spoorverkeersassen in categorieën2. Wanneer een verkeersas op basis van Tabel I.8 in een verschillende categorie wordt ondergebracht voor de dag- en de nachtperiode, is de meest belaste categorie van toepassing. Voor woningen gelegen langs deze verkeersassen wordt afhankelijk van de categorie van de verkeersas voor de hoofdverblijfplaatsen (woonkamers, slaapkamers, lokalen voor beroepsmatig gebruik,…) en de keukens een bepaalde gevelisolatie vereist. Voor woningen in lintbebouwing geldt een minimale gevelisolatie (DnT,A3) volgens Tabel I.9. Categorie verkeersas Minimale gevelisolatie DnT,A 1 45 dB 2 42 dB 3 38 dB 4 35 dB 5 30 dB Tabel I.9 Vereiste gevelisolatie voor woningen in lintbebouwing in functie van de categorie van de verkeersas2. Voor vertrekken gelegen aan de zijgevel van de woning is een daling van één isolatieklasse toegestaan, voor vertrekken gelegen aan de achtergevel is een daling van twee isolatieklassen toegestaan. Hierbij geldt een gevelisolatie van 30 dB echter als uiterste minimum.
300
250
200
160
125
100
80
65
50
40
30
25
20
15
Afstand [m]
0 10
Voor woningen in open bebouwing geldt een minimale gevelisolatie afhankelijk van de categorie van de verkeersas en van de afstand van de woning tot deze verkeersas (Tabel I.10).
1 45 45 44 43 42 41 40 39 38 37 36 35 34 33 32 2 42 42 41 40 39 38 37 36 35 34 33 32 31 30 3 38 38 37 36 35 34 33 32 31 30 4 35 33 32 31 30 5 30 Tabel I.10 Vereiste gevelisolatie voor woningen in open bebouwing functie van de categorie van de verkeersas en vande afstand van de woning tot deze verkeersas2.
Categorie verkeersas
Correctiefactoren worden opgegeven voor gevels die afgeschermd worden door andere bebouwing, door schermen of door de woning zelf. Indien gewenst kan voor een woning door metingen of berekeningen een meer specifieke studie gemaakt worden van de gevelbelasting die rekening houdt met de werkelijke inplanting van de woning en de lokale meteorologische omstandigheden. De gevel moet zodanig ontworpen worden dat het A-gewogen equivalente geluiddrukniveau in de hoofdverblijfplaatsen 1
Zone aan weerszijden van de weg gemeten vanaf de rand van de dichtsbijgelegen weg of gemeten vanaf de dichtsbij gelegen spoorrand. 2
Arrêté du 30 mai 1996 relatif aux modalités de classement des infrastructures de transport terrestres et à l’isolement acoustique des bâtiments d’habitation dans les secteurs affectés par le bruit, Journal official de la République française du 28 juin 1996.
3
DnT,A is volgens Annex A ISO 717-1:1996 equivalent aan DnT,w+C (roze ruis als basis).
PGA – Deel 1 : Literatuur – I. Beleid in binnen- en buitenland
1.10
en de keuken van de woning niet meer bedraagt 35 dB(A) gedurende de dagperiode (6-22h) en niet meer dan 30 dB(A) gedurende de nachtperiode (22h-6h). De binnenniveaus moeten gestandaardiseerd worden naar een nagalmtijd van 0,5 s. Bij controlemetingen wordt geen tolerantie ten opzicht van de vereiste gevelisolatie toegestaan. Wanneer een gevel van een woning blootgesteld is aan de invloed van meerdere verkeersassen tegelijkertijd, wordt voor de verschillende assen afzonderlijk een studie gemaakt. Wanneer het verschil tussen de vereiste gevelisolatie voor de verschillende assen meer dan 3 dB bedraagt, is de grootste gevelisolatie bepalend. Indien het verschil kleiner is dan 3 dB, is de vereiste gevelisolatie de grootste waarde vermeerderd met 3 dB. Wat de ventilatie en het thermisch comfort tijdens het warme seizoen betreft moet aan de standaard vereisten dienaangaande kunnen voldaan worden met gesloten vensters •
voor alle hoofdverblijfplaatsen en ook de keuken wanneer een gevelisolatie van 40 dB of meer vereist is;
•
voor alle hoofdverblijfplaatsen wanneer een gevelisolatie van meer dan 35 dB vereist is;
•
enkel in de slaapkamers wanneer de vereiste gevelisolatie tussen de 30 en de 35 dB bedraagt.
Vliegverkeer Als indicator voor de gevelbelasting ten gevolge van vliegverkeerlawaai wordt momenteel de indicator op jaarbasis Lden gebruikt. De dagperiode loopt van 6h-18h, de avondperiode van 18h22h en de nachtperiode van 22h-6h. Op basis van deze indicator worden rond de luchthavens hinderkaarten opgesteld met drie zones. Zone A (bruit fort) is het gebied binnen de 70 dB contour, zone B (bruit fort) is het gebied tussen de 70 dB contour en de 62 dB contour (65 voor luchthavens die vóór april 2002 in dienst waren) en zone C is het gebied tussen de 62/65 dB contour en de 55/57 dB contour. Zone D is deze tussen de uiterste contour van zone C en de 50 dB contour.1 Verder bepaalt het ‘plan de gêne sonore’ drie zones: I, II en III. Op basis van de Lden contourwaarden 70, 65(of andere, zie boven) en 552. Dit ter vervanging van de opdeling in zones I,II en III op basis van de ‘indices isosophiques’3 Bouwtoelating in zone C 1 (of III volgens 3) vereist dat voor de hoofdverblijfplaatsen en de keuken de gevelisolatie minstens 35 dB(A) moet bedragen. De gevelisolatie wordt bepaald in de octaafbanden van 125 tot 4000 Hz en wordt herleid tot een één-getalsaanduiding door weging ten opzicht van een zendspectrum dat bestaat uit een roze ruis. Bij controlemetingen wordt een tolerantie van 3 dB(A) toegestaan om rekening te houden met onzekerheden verbonden aan de metingen.
Duitsland De procedure is dat de buitenniveaus in stappen van 5 dB bepalend zijn voor de vereiste geluidisolatie (Tabel I.11). Bij een bouwaanvraag moet een document voorgelegd worden waaruit op basis van berekening blijkt dat aan deze vereisten voldaan is. De controle kan ook gebeuren gebruikmakend van de betreffende toepassingstabellen 9 en 10 van DIN 4109.
1
Décret n° 2002-626 du avril 2002 fixant les conditions d’établissement des plans d’exposition au bruit et des plans de gêne sonore des aérodromes et modifiant le code d’urbanisme, Journal official de la République française du 11 novembre 1978. 2
Arrêté du 6 octobre 1978, relatif é l’isolement acoustique des bâtiments d’habitation contre les bruits de l’espace extérieur, Journal official de la République française du 11 novembre 1978.
3
Décret n° 94-236 du 18 mars 1994 relatif aux modalités d’établissement des plans de gêne sonore.
PGA – Deel 1 : Literatuur – I. Beleid in binnen- en buitenland
1.11
Weg-, spoor, luchtverkeer R’w LA,eq voor de gevel gedurende de dag [dB] 30 ≤ 55 30 56-60 35 61-65 40 66-70 45 71-75 50 76-80 speciaal > 80 Tabel I.11 Vereiste gevelisolatie in functie van de gevelbelasting volgens DIN 4109 Tabelle 8. De belastingsniveaus worden op afgesproken DIN-wijze bepaald voor weg-, spoor-, water- en luchtverkeer. Voor luchtverkeer worden zones afgebakend door het ‘Gesetz zum Schutz gegen Fluglärm’. Verder zijn de interpretaties van geluidbelasting gebaseerd op equivalente geluidniveaus en op gemiddelde maximale niveaus –20 dB(A). Voor wegverkeer zijn ook nomogrammen beschikbaar die toelaten om de gevelbelasting te ramen uitgaande van de geometrische gegevens en gegevens over de verkeerssamenstelling en verkeersdensiteit. De architect/ontwerper kan hiervoor instaan, maar voor meer complexe gevallen wordt beroep gedaan op akoestische deskundigen. Metingen worden meestal slechts uitgevoerd in geval van klachten. In dat geval zijn het erkende deskundigen die in gerechtsopdracht de metingen uitvoeren. Het besluit kan zijn dat bijvoorbeeld extra inspanningen moeten gedaan worden om lekkages op te lossen.
Oostenrijk Weg-, spoor, luchtverkeer LA,eq voor de gevel gedurende de dag/nacht [dB] ≤ 50 / ≤ 40 51-55 / 41-45 56-60 / 46-50 61-65 / 51-55 66-70 / 56-60 71-75 / 61-65 76-80 / 66-70 81-85 / 71-75 > 85 / > 75 Tabel I.12 Vereiste gevelisolatie in functie van de gevelbelasting.
R’w 33 33 38 43 43 48 53 58 63
Verenigd Koninkrijk De ‘Building Regulations’ zijn het onderwerp van een aantal wijzigingen. Ten aanzien van gevelisolatie wordt volgende inhoud voorgesteld in Building Regulations, 2000; proposals for amending Part E – resistance to the passage of sound, DETR, London,2001. 1 (zie ook http://www.safety.odpm.gov.uk/bregs/consult/amenparte/index.htm, geraadpleegd op 13/11/2002) Er wordt een onderscheid gemaakt op basis van het buitenniveau LAeq,16h gedurende de dag of het buitenniveau gedurende de nacht: LAeq,8h. (Tabel I.13) Er wordt gewerkt met voorbeelden van oplossing in verschillende situaties (voorstel). De indruk is dat hier steeds hellende daken bedoeld worden met zolder-tussenruimte.
1
Dit document ligt momenteel voor ter discussie.
PGA – Deel 1 : Literatuur – I. Beleid in binnen- en buitenland
1.12
LAeq,16h< 55 dB LAeq,8h < 45 dB Massief metselwerk Spouwmetselwerk Houtskelet metselwerk/beplating Houtskelet lichte panelen binnen en buiten
LAeq,16h< 65 dB LAeq,8h < 60 dB Massief metselwerk Spouwmetselwerk Houtskelet metselwerk/beplating Houtskelet lichte panelen binnen en buiten
LAeq,16h< 75 dB LAeq,8h < 65 dB Massief metselwerk Spouwmetselwerk Houtskelet metselwerk/beplating
Vensters
Alles met goede afdichting wanneer gesloten
Dubbele beglazing 10/12/6 met goede afdichting wanneer gesloten
Dubbele beglazing 6/100/4 beperkt tot 2,5 m2 in bewoonde kamers, met goede afdichting wanneer gesloten
Dak
Normaal met één gipskartonplaat aan de onderzijde
Normaal met één gipskartonplaat aan de onderzijde maar met 100 mm geluidabsorberende spouwvulling
Pannen/leien buiten, houten beplating, 100 mm geluidabsorberende spouwvulling, dubbele gipskarton aan de onderzijde
Mechanisch in de slaapkamers
Volledig mechanisch
Wanden
Ventilatie
Suskasten in andere leefruimten Tabel I.13 : Voorbeelden van oplossingen in functie van het buitenniveau. Maskeereffecten Er wordt geadviseerd om niet te overdrijven met geluidisolatie. Bovenstaande constructies zouden volstaan. Bij hogere prestaties kan de hinder van burenlawaai toenemen. Verdere info Tabel I.14 vermeldt de beoogde binnenniveaus in verblijfsruimten ten gevolge van buitenlawaai (met gesloten ramen).
Alle kamers overdag
LAeq,8h LAeq,16h (lange termijn gemiddelden1) (lange termijn gemiddelden) 40 dB -
Slaapkamers
40 dB
30 dB
LAeq,16h
LAeq,8h
(individuele dagwaarden)
(individuele dagwaarden)
Alle kamers overdag
Maximaal 45 dB
Maximaal 35 dB
Slaapkamers
Maximaal 45 dB
Maximaal 35 en maximaal 45 dB(A) LAmax
Tabel I.14 Beoogde binnenniveaus in verblijfsruimten ten gevolge van buitenlawaai.
1
Deze getallen zijn bedoeld om de doelstellingen toe te lichten en worden niet gebruikt om conformiteit te toetsen.
PGA – Deel 1 : Literatuur – I. Beleid in binnen- en buitenland
1.13
‘Low noise sites’ Er wordt aangegeven welke sites als ‘rustig’ kunnen aanzien worden (Tabel I.15). LAeq,8h 45 dB
LAeq,16h Low noise site condition 55 dB Tabel I.15 Sites die als ‘rustig’ aanzien kunnen worden.
In Tabel I.16 wordt aangegeven onder welke omstandigheden men aan deze voorwaarden voldoet voor wegverkeer. Verkeersdensiteit Snelheid [km/h] [Voertuigen/h]1
Afstand van de stoeprand van de weg [m] Harde grond2 80 155 250 460 1600
200 50 200 80 600 50 600 80 2000 80 2000 108 6000 80 6000 108 Tabel I.16 Voorwaarden voor rustige site wegverkeer.
Zachte grond3 40 65 85 130 295 430 600 880
Afgeschermd4 45 75 205 350 600 1050
Voor spoorverkeer wordt gewerkt met ‘train noise units’ in functie van de afstand. Wordt het totale aantal overschreden dan is isolatie noodzakelijk op die afstand. Voor luchtverkeer wordt gesteld dat op 20 km en meer van de luchthaven en op 5 km en meer van een landings- of vertrekroute van een ‘low noise site’ kan gesproken worden en dus elke extra isolatie-inspanning onnodig is.
1
Er is een beperkt aandeel zware voertuigen verondersteld (2-3%). Neemt dit percentage met 5% toe dan moet voor dezelfde afstand en snelheid de voertuigdensiteit met 25% afnemen (regel hanteerbaar tot 8% zware voertuigen). 2
Als meer dan 20% van het tussenliggende grondoppervlak hard is, beschouw dan hard.
3
Grasland is als zacht te aanzien.
4
Als de zichtlijn belemmerd is door landschap, gebouwen, schermen,…
PGA – Deel 1 : Literatuur – I. Beleid in binnen- en buitenland
1.14
I.3
Conclusies Wij hebben een ruime informatie verzameld die goed weergeeft hoe in verschillende landen met deze materie omgegaan wordt. Het onderzoek van de reglementeringen en richtlijnen is weliswaar niet exhaustief realiseerbaar. Veel informatie zit ook ingebed in bouw- en praktijkrichtlijnen, in specifieke voorschriften rond isolatieprojecten rond luchthavens,… Maar ons overzicht leert alvast dat geluidisolatieëisen voor gevelconstructies op uiteenlopende wijzen vastgelegd worden. In de meeste landen is het ook een wetgeving die eerder impliciet toegepast wordt: er is een voorschrift, soms wordt op dossier nagegaan of dit voorschrift gerespecteerd wordt en eerder uitzonderlijk wordt tot in situ controle overgegaan. Regelgevingen worden veel explicieter wanneer subsidieregelingen gelden en zeker wanneer het woongebouwen betreft in de buurt van luchthavens en die deel uitmaken van een isolatieproject. Er is ook een veelvoud aan werkwijzen om de belasting uit te drukken (perioden van de dag, al dan niet wegingsfactoren, spectrale weging voor verkeerstypes, …) en er zijn uiteenlopende wijzen waarop de geluidisolatie van de gevel uitgedrukt wordt. Dit alles komt de vergelijkbaarheid niet ten goede, maar uiteraard gaat het hier telkens om lokale variaties op eenzelfde thema. Op vele plaatsen is de reglementering gebaseerd op de kennis van een equivalent buitenniveau en wordt in leeflokalen een overeenstemmend equivalent binnenniveau nagestreefd in de orde van 30-35 dB(A) ’s nachts en 35-40 dB(A) overdag. Dit leidt tot geluidisolatievoorschriften gaande van een bruto vereiste minimale waarde van 25-30 dB(A) tot waarden van 40-45 dB(A). Deze laatste wordt als maximaal realiseerbare geluidisolatie aanzien in ruimten met gangbare daglichttoetreding. Voor bronnen met een zeer intermitterend karakter (vliegtuiglawaai, treinlawaai) is in sommige wetgevingen of regelingen een duidelijke aanzet aanwezig om ook met het maximale geluidniveau rekening te houden. Het beperkte overzicht maakt zonder meer duidelijk dat er heel wat elementen zijn die door lokale inkleuring verwarrend overkomen en dat een specifiek onderzoek naar beleidsvoorschriften toe, zeker moet uitgaan van: •
geharmoniseerde indicatoren voor de geluidbelasting;
•
geharmoniseerde meet- en rekenwijzen;
•
duidelijke aflijning van de nagestreefde doelstellingen onder de vorm van toelaatbare ‘binnenbelasting’ ten aanzien van gemiddelde niveaus en voor spoor- en luchtverkeer ook ten aanzien van maximale niveaus.
Wij hebben deze doelstellingen als een leidraad in deze studie aanzien.
PGA – Deel 1 : Literatuur – I. Beleid in binnen- en buitenland
1.15
II
Kenmerkende akoestische grootheden
II.1
Kenmerkende akoestische grootheden voor de gevelbelasting Inleiding De lawaaibelasting in de buitenomgeving is voor wat verkeerslawaai betreft in de regel vrij variërend. Het is dus belangrijk om duidelijk af te spreken hoe wij de gevelbelasting globaal zullen karakteriseren. Het komt er dus op aan te specifiëren welke grootheden er zullen gebruikt worden om de geluidinval te beschrijven en zeker duidelijk te bepalen welke meet- of rekencondities daarbij verondersteld worden. Er zijn daarbij een aantal voorgaande aannamen en afspraken. Zo gaan wij uit van de instemming om het A-gewogen geluiddrukniveau aan te wenden ten einde op een representatieve wijze de gehoorskarakteristiek in de beoordeling te betrekken. Wat de interpretatie van de variatie van de belasting aangaat is het gebruikelijk om te steunen op energetisch gemiddelde waarden. Het equivalente geluiddrukniveau kan men bepalen voor verschillende perioden. In de materie van dit project komen ‘ogenblikkelijke’ gemiddelden voor als gemiddelde over 1 s maar verder is sprake van middeling over dag-, avond- en nachtperiode. De statistische analyse is dan weer nuttig om de omgeving te karakteriseren: VLAREM II gebruikt in deze context bijvoorbeeld LA95 : het niveau dat in een bepaalde periode gedurende 95% van de tijd overschreden wordt. De volgende stap is dat men een globale indicator zoekt om de geluidomgeving te karakteriseren. Men houdt dan rekening met het feit dan ’s avonds en ’s nachts meer hinder ondervonden wordt voor de woon- en rustfunctie. Uitgaande van de literatuur willen wij hierin klaarheid scheppen.
Enkele definities van verder aangewende grootheden Het LAeq,T equivalente geluidbelastingsniveau over een bepaalde periode T
LAeq ,T =
1 T
∫ T
p A 2 (t ) dT p0 2
[dB]
[II.1]
Waarin:
p A (t ) : p0 (t ) : T:
de ogenblikkelijke A-gewogen akoestische druk [Pa]; de referentie akoestische druk van 2.10-5 Pa; de gekozen meetperiode.
De afspraken over de periode T, afspraken over LAeq,1s, LAeq,dag, LAeq,avond, LAeq,nacht, Lnight, Lday en Levening [dB] Bij de analyse wordt soms gebruik van het equivalente niveau over een korte periode van 1 s. De benaming wordt dan LAeq,1s. Deze wordt aangewend als basisgrootheid in het bemonsteren van het A-gewogen geluiddrukniveau als functie van de tijd. Hierop kan dan een statistische analyse uitgevoerd worden. De dagperiode wordt in de regel opgedeeld in dag-, avond- en nachtperiode in de opeenvolgende verhouding 12/4/8 h. De nacht is voor dit onderzoek de periode van 23h ’s avonds tot 7h van de erop volgende morgen. De dagperiode strekt van 7h tot 19h. De avondperiode van 19h tot 23h.
PGA – Deel 1 : Literatuur – II. Kenmerkende akoestische grootheden
1.16
Zo ontstaan de benamingen LAeq,dag [dB], LAeq,avond [dB] en LAeq,nacht [dB]. In dit rapport slaan deze benamingen op equivalente geluiddrukniveaus zoals vastgesteld gedurende minstens één dag-, avond- of nachtperiode. In de Europese richtlijn [Richtlijn 2002/49/EG] is sprake van Lnight [dB]. Deze heeft betrekking op het gemiddelde over alle nachtperiodes van één jaar. Zo heeft men het ook over Lday en Levening in dB. Gewogen equivalent jaarniveau Lden Uit voorgaande wordt één globale indicator voor alle periodes over een volledig jaar afgeleid. Daarbij wordt een weging van 5 dB toegepast voor de avond en 10 dB voor de nacht. De benaming is Lden [dB] (day,evening, night). Om verwarring te vermijden is er voor gekozen om het bij de uit het Engels afgeleide afkorting te houden, overeenkomstig de Nederlandstalige versie van de Europese richtlijn.
Lden
Lday Levening + 5 Lnight +10 1 10 10 = 10log . 12.10 + 4.10 + 8.10 10 [dB] 24
[II.2]
Waarin: het A-gewogen gemiddelde geluidsniveau over lange termijn, zoals gedefinieerd in ISO 1996-2:1987, vastgesteld over alle dagperioden van een jaar; het A-gewogen gemiddelde geluidsniveau over lange termijn, zoals gedefinieerd Levening in ISO 1996-2:1987, vastgesteld over alle avondperioden van een jaar; het A-gewogen gemiddelde geluidsniveau over lange termijn, zoals gedefinieerd Lnight in ISO 1996-2:1987, vastgesteld over alle dagperioden van een jaar; Het jaar moet voor de geluidsemissie relevant zijn en voor de meteorologische omstandigheden moet het een gemiddeld jaar zijn.
Lday
Situatie in de verschillende landen Een overzicht van de akoestische indicatoren die in de verschillende EU-lidstaten gebruikt worden voor het opstellen van wetgeving, normen en richtlijnen met betrekking tot weg-, vliegen spoorverkeer (en industrie) werd opgesteld door I. Flindell en A. McKenzie in opdracht van de 'European Environment Agency' [Flindell,McKenzie, 2000]. Naast een beschrijving van de situatie per land, werden ook tabellen opgesteld met een overzicht van gebruikte indicatoren en de overeenstemmende richtwaarden voor alle EU-lidstaten. In deze samenvattende tabellen gaan uiteraard een aantal nuances verloren, maar ze zijn toch interessant om de globale verschillen en overeenkomsten vast te stellen. Uit deze studie blijkt dat de indicatoren in de meeste landen gebaseerd zijn op de LAeq als uitgangsgrootheid (met enkele uitzonderingen zoals bijvoorbeeld LA50 in Portugal en LA10 voor wegverkeer in het Verenigd Koninkrijk). De meeste verschillen hebben te maken met de selectie van dag-, avond-, en nachtperiode; met de evaluatiewijze (per periode van de dag of globaal over de dag); met veronderstellingen rond de randvoorwaarden (hoe omgaan met reflecties?) en uiteraard ook verschillen in richtwaarden. Vooral voor vliegverkeerslawaai zijn er sterk uiteenlopende indicatoren.
Harmonisering geluidbelastingsindicatoren binnen de Europese Unie In een verslag van augustus 1999 [Position paper on EU noise indicators, 1999] van de werkgroep van de Europese Commissie in verband met aanbevelingen voor geluidbelastingsindicatoren, worden de volgende aanbevelingen voorgesteld in het kader van geharmoniseerde rapportering binnen de EU : -
gebruik van de indicatoren Lden (12h/4h/8h verdeling en wegingsfactoren resp. 0, 5 en 10 dB voor dag-avond-nacht periode) en Lnight ;
-
beschouw alleen het invallend geluid op 4 m hoogte boven de grond;
-
derhalve moet het effect van reflecties aan gevels in berekeningen en metingen uitgesloten worden;
PGA – Deel 1 : Literatuur – II. Kenmerkende akoestische grootheden
1.17
-
de omgevingsconditie van een gebouw is deze die geldt voor de meest belaste gevel;
-
behandel de verschillende verkeersmodi afzonderlijk omdat de gevoeligheid voor de verschillende soorten verkeerslawaai (weg-, trein-, vliegtuigverkeer) verschillend is.
In de richtlijn 2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 juni 2002 zijn deze adviezen overgenomen en wordt gesteld dat de lidstaten inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai gebruik dienen te maken van de geluidbelastingsindicatoren Lden en Lnight.
II.2
Kenmerkende akoestische grootheden voor de gevelisolatie De kenmerkende akoestische grootheden voor de gevelisolatie worden opgesomd in de rekennorm NBN-EN 12354-3 en dit voor zowel grootheden die de prestatie van de volledige gevel uitdrukken als voor grootheden die de prestaties van producten uitdrukken. Deze norm (NBN-EN 12354-3) wordt volledig besproken in hoofdstuk V (Rekenmodel) van dit deel van het rapport. De paragraaf die de grootheden behandelt is hier overgenomen.
Kenmerkende grootheden voor de prestatie van het gebouw De schijnbare geluidverzwakkingsindex R’45° Uit een meting van de gevelisolatie in situ met een luidspreker als geluidbron, kan men een schijnbare geluidverzwakkingsindex van een geveldeel afleiden volgens EN ISO 140-5:
R '45° = L1, s − L2 + 10 log Waarin: R' 45° : L1,s : L2 : S: A: -1,5:
S − 1,5 dB A
[II.3]
de schijnbare geluidverzwakkingsindex voor een geluidinval van 45° [dB]. het geluiddrukniveau op het buitenoppervlak van het geveldeel [dB]; de meting gebeurt met de microfoon op het gevelvlak, zodat een verdubbeling van de geluiddruk optreedt bij alle frequenties. het gemiddelde geluiddrukniveau in de ontvangruimte [dB]. de oppervlakte van het geveldeel [m2]. de oppervlakte geluidabsorptie in de ontvangruimte [m2]. correctieterm voor de schuine geluidinval: 10 log (cos(45°)) [dB].
Bij deze meting wordt de luidspreker op 45° ten opzichte van de normale op het geveldeel geplaatst. De geluidafstraling van andere geveldelen wordt door gepaste maatregelen afgeschermd. Het doel is om deze waarde in situ te vergelijken met de geluidverzwakkingsindex R, van het geveldeel in het laboratorium. De schijnbare geluidverzwakkingsindex R’tr,s Uit een meting van de gevelisolatie in situ met wegverkeer als geluidbron, kan men een schijnbare geluidverzwakkingsindex van een geveldeel afleiden volgens EN ISO 140-5:
PGA – Deel 1 : Literatuur – II. Kenmerkende akoestische grootheden
1.18
R' tr ,s = Leq ,1,s − Leq ,2 + 10 log
Waarin: R' tr ,s : Leq ,1,s :
Leq ,2 :
S: A: -3:
S − 3 dB A
[II.4]
de schijnbare geluidverzwakkingsindex voor wegverkeer als geluidbron [dB]. het geluiddrukniveau op het buitenoppervlak van het geveldeel [dB]; de meting gebeurt met de microfoon op het gevelvlak, zodat een verdubbeling van de geluiddruk optreedt bij alle frequenties; men neemt het equivalente niveau over een periode waarin het verkeersgeluid zowel buiten als binnen domineert. het gemiddelde geluiddrukniveau in de ontvangruimte [dB]. de oppervlakte van het geveldeel [m2]. de oppervlakte geluidabsorptie in de ontvangruimte [m2]. correctieterm voor ‘alzijdige geluidinval’ [dB].
Bij deze meting gebruikt men het wegverkeer als geluidbron. De term –3 dB in de formule is een benadering. Bij een oneindig uitgestrekte homogene lijnbron die parallel loopt met de 2 gevel, in een vlak dat de normale op de gevel bevat, is de correctieterm–2 dB ( 10 log ). π Voor dezelfde situatie, waarbij het vlak dat de weg en het middelpunt van de gevel bevat, 38° helt met de normale op de gevel, is de correctieterm –3 dB. Ook voor het denkbeeldige geval van alzijdige geluidinval met gelijke sterkte uit alle richtingen van een halfruimte is de π /2 correctieterm –3 dB ( − 10 log sin θ cos θ dθ ). 0
∫
Het gestandaardiseerde niveauverschil D2m,nT Zowel uit een meting met een luidspreker als met het aanwezige verkeersgeluid als geluidbron, kan men een verschil bepalen tussen het geluiddrukniveau op 2 m voor de gevel en het geluiddrukniveau binnen. Wanneer men dit refereert naar de nagalmtijd, noemt men de kenmerkende grootheid het gestandaardiseerde niveauverschil D2m,nT. Dtr ,2 m ,nT = Ltr ,2 m − L2 + 10 log
Waarin: Dtr ,2 m ,nT :
T2 T0
Ltr ,2 m :
het gestandaardiseerde niveauverschil [dB]. het geluiddrukniveau op 2 m voor de gevel [dB].
L2 : T2 : T0 :
het gemiddelde geluiddrukniveau in de ontvangruimte [dB]. de nagalmtijd in de ontvangruimte [s]. de referentie nagalmtijd, 0,5 s.
[II.5]
De index ‘tr’ (traffic) verwijst naar het verkeersgeluid als geluidbron. Bij een meting met een luidspreker op 45° ten opzichte van de normale op de gevel, gebruikt men de index ‘ls’ (loudspeaker). Deze grootheid wordt gebruikt om de globale geluidwering van de gevel te kenmerken. Het genormaliseerde niveauverschil D2m,n Dit is analoog aan het gestandaardiseerde niveauverschil D2m,nT, maar met een referentie naar de geluidabsorptie in de ontvangruimte:
PGA – Deel 1 : Literatuur – II. Kenmerkende akoestische grootheden
1.19
Dtr ,2 m ,n = Ltr ,2 m − L2 − 10 log
Waarin: D tr ,2 m ,n :
A2 A0
Ltr ,2 m :
het genormaliseerde niveauverschil [dB]. het geluiddrukniveau op 2 m voor de gevel [dB].
L2 : A2 : A0 :
het gemiddelde geluiddrukniveau in de ontvangruimte [dB]. de oppervlakte geluidabsorptie in de ontvangruimte [m2]. de referentieoppervlakte geluidabsorptie, 10 m2.
[II.6]
Het verband tussen de verschillende grootheden De norm vermeldt dat de schijnbare geluidverzwakkingsindex R’45°, bepaald met een luidspreker, doorgaans 0 tot 2 dB hoger is dan de schijnbare geluidverzwakkingsindex R’tr,s, bepaald met verkeersgeluid. Dit geldt in het bijzonder voor de laagste frequentiebanden en voor de eengetalsgrootheid. R’tr,s komt het best overeen met de geluidverzwakkingsindex in het laboratorium. Tussen het gestandaardiseerde niveauverschil D2m,nT en het genormaliseerde niveauverschil D2m,n geldt het volgende verband: D 2 m ,n = D 2 m ,nT − 10 log
Waarin: D 2 m ,n : D2 m ,nT
:
V2 :
V2 30
[II.7]
het genormaliseerde niveauverschil [dB]. het gestandaardiseerde niveauverschil [dB]. het volume van de ontvangruimte [m3].
De norm vermeldt dat voor deze grootheden geen systematisch verschil bestaat tussen de meting met een luidspreker of met verkeersgeluid.
Kenmerkende grootheden voor de prestaties van producten De belangrijkste invoergegevens van de rekenmethode zijn de akoestische isolaties van producten. Deze gegevens zijn bij voorkeur beschikbaar in tertsbanden of octaafbanden. De geluidverzwakkingsindex R De geluidverzwakkingsindex van een constructiedeel, gemeten in het laboratorium volgens EN ISO 140-3, wordt gedefinieerd als volgt: R = 10 log
Waarin: R: W1 : W2 :
W1 W2
[II.8]
de geluidverzwakkingsindex [dB]. het geluidvermogen invallend op het constructiedeel [W]. het geluidvermogen doorgelaten door het constructiedeel [W].
Het genormaliseerde niveauverschil van een bouwelement Dn,e Het genormaliseerde niveauverschil van een bouwelement, gemeten in het laboratorium volgens EN 20140-10, wordt gedefinieerd als volgt:
PGA – Deel 1 : Literatuur – II. Kenmerkende akoestische grootheden
1.20
Dn ,e = L1 − L2 − 10 log
A2 A0
Waarin: D n ,e :
het genormaliseerde niveauverschil [dB].
L1 : L2 : A2 : A0 :
het gemiddelde geluiddrukniveau in de zendruimte [dB]. het gemiddelde geluiddrukniveau in de ontvangruimte [dB]. de oppervlakte geluidabsorptie in de ontvangruimte [m2]. de referentieoppervlakte geluidabsorptie, 10 m2.
[II.9]
Deze grootheid wordt gebruikt om kleine bouwelementen zoals ventilatieroosters te kenmerken. Het is een ‘geluidverzwakkingsindex’ van een wand van 10 m2 die hetzelfde geluidvermogen doorlaat als het bouwelement.
PGA – Deel 1 : Literatuur – II. Kenmerkende akoestische grootheden
1.21
II.3
Referenties FLINDELL, I.H., MCKENZIE A.R., An inventory of current European methodologies and procedure for environmental noise management, European environment agency – technical report, 26 Juni 2000, http://www.npl.co.uk/npl/acoustics/publications/pdf/eeaihfreport.pdf. POSITION PAPER ON EU NOISE INDICATORS, Commission of the European CommunitiesDirectorate-General Environment, 27 augustus 1999, http://www.xs4all.nl/~rigolett/ENGELS/wg1/wg1fr.htm. RICHTLIJN 2002/49/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai, Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen, NL, 18.7.2002 L 189/12. NBN-EN 12354-3, Geluidleer – Schatting van de geluidgedraging van gebouwen uit de bouwdeelgedraging – Deel 3 : Luchtgeluidwering tegen buitenlawaai, 2000. ISO 140-5 Acoustics – Measurement of sound insulation in buildings and of building elements – Part 5: Field measurements of airborne sound insulation of façade elements and façades, 1998.
PGA – Deel 1 : Literatuur – II. Kenmerkende akoestische grootheden
1.22
III
Hinder en grenswaarden
III.1
Inleiding Geluid wordt lawaai wanneer het ongewenst is en andere activiteiten verstoort. Ongewenst geluid kan de auditieve communicatie verstoren en kan zowel op directe als op cumulatieve wijze schadelijk zijn voor de menselijke gezondheid en het sociaal-culturele en economische leven negatief beïnvloeden. Omgevingslawaai (verkeerslawaai, industrielawaai, … ) is hierbij één van de voornaamste hinderbronnen. Maar ook geluiden in de woonomgeving spelen een grote rol. De geluidvervuiling in Europa is uitgegroeid tot één van de meest omvattende milieuproblemen. Zo worden bijvoorbeeld 30% van de Europese burgers ’s nachts blootgesteld aan een A-gewogen equivalente geluiddrukniveau buiten van meer dan 55 dB(A), wat een ernstig risico op slaapverstoring inhoudt. Ten gevolge van wegverkeerslawaai worden overdag 40% van de mensen van de Europese Unie blootgesteld aan een equivalent geluiddrukniveau van meer dan 55 dB(A) en 20% aan meer dan 65 dB(A) [WHO, 1999]. De belangrijkste mogelijk negatieve gevolgen van omgevingslawaai voor de mensen zijn: beschadiging van het gehoor, hinder bij (spraak)communicatie, verstoring van de slaap en rust, cardiovasculaire en psychologische effecten, verstoring van de geestelijke gezondheid, vermindering van prestaties, beïnvloeding van het (sociale) gedrag en de ervaring van ergernis (hinder in de algemene vorm). Meer specifiek binnen de context van dit project heeft verkeerslawaai in een woonomgeving mogelijk verstoring van de slaap, verhindering van de communicatie en de ervaring van algemene hinder (ergernis) tot gevolg. Deze drie specifieke vormen van hinder worden verder afzonderlijk besproken.
III.2
Slaapverstoring Indicatoren Verstoring van de slaaprust ten gevolge van verkeerslawaai kan zich op verschillende manieren uiten die al dan niet eenvoudig meetbaar zijn. Deze indicatoren kunnen ingedeeld worden in twee grote groepen : primaire indicatoren die zich afspelen tijdens de nachtrust zelf en secundaire indicatoren die kunnen worden vastgesteld tijdens de dag na de slaapperiode. Voor al deze effecten kunnen zowel de lawaaidrempel als de lawaaidosis-responsie relatie verschillend zijn. Bovendien zijn deze meestal ook nog afhankelijk van het type geluidbron (wegverkeer, spoorverkeer of vliegverkeer). Primaire effecten van slaapverstoring zijn moeilijkheden met het vatten van de slaap, ontwaakreacties, verandering van de fase of de diepte van de slaap (vooral vermindering van de REM slaap) en een aantal psychologische effecten zoals onder andere een verhoging van de bloeddruk, verandering van de ademhaling, een toename van de lichaamsbeweging en een stijgende hartslag [Berlund e.a., 1995]. De secundaire effecten (na-effecten) zijn onder andere een ervaring van gereduceerde slaapkwaliteit, toegenomen vermoeidheid, slechtere prestaties en een slechtere gemoedsgesteldheid [Carter, 1996; Pearsons e.a. 1995]. Groepen personen die extra gevoelig zijn voor slaapverstoring zijn de ouderen, personen die werken in een ploegenstelsel, personen met psychische aandoeningen en personen met slaapmoeilijkheden.
Dosis-responsie relaties Door Pearsons [Pearsons e.a., 1995] werden verschillende studies in verband met slaapverstoring ten gevolge van verkeerslawaai (wegverkeer en vliegverkeer) samengebracht om globale dosis-responsie relatie op te stellen. Bij deze studie werd twee primaire indicatoren
PGA – Deel 1 : Literatuur – III. Hinder en grenswaarden
1.23
voor de slaapverstoring gebruikt: het percentage personen dat ontwaakt (wordt opgemeten met een drukknop bediend door de testpersoon zelf) en het percentage personen dat van slaapfase verandert (af te leiden uit EEG – opnames). Als onafhankelijke parameter (dosis-indicator) werd gekozen voor LA,max en SEL binnen in de woning. De belangrijkste conclusie uit het werk van Pearsons is dat er een belangrijk onderscheid bestaat tussen de resultaten van de studies die in het laboratorium werden uitgevoerd en deze die in situ werden uitgevoerd. Het lawaai in de eigen leefomgeving wordt duidelijk als minder storend ervaren (Figuren III.1-2). Dit resultaat, dat werd gevonden voor alle mogelijke combinaties van dosis en responsie indicator, suggereert dat gewenning een belangrijke invloed heeft op de gevoeligheid voor slaapverstoring ten gevolge van verkeerslawaai. Op de Figuren III.1-2 zijn ook twee dosis-responsie realties weergegeven die reeds vroeger gepubliceerd werden door respectievelijk Lukas [Lukas, 1997] en Griefahn [Griefahn, 1980]. Deze laatste twee betreffen enkel metingen die uitgevoerd werden in de laboratoriumomgeving. Het grote verschil tussen de curve van Griefahn en deze van Lukas en Pearsons wordt door deze laatste toegeschreven aan enerzijds de wijze waarop Griefahn de overgang maakt van LA,max naar SEL bij de interpretatie van de beschikbare onderzoeken en anderzijds aan de selectie van de studies voor het opstellen van de dosis-responsie relaties. Pearsons, laboratorium Perasons, in situ Lukas (1977) Griefahn (1980)
100
verandering van slaapfase [%]
personen die ontwaken [%]
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
Pearsons, laboratorium Perasons, in situ Lukas (1977) Griefahn (1980)
90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
30
40
50
60
70
80
90 100 110 120
SEL [dB(A)]
30
40
50
60
70
80
90 100 110 120
SEL [dB(A)]
Figuur III.1 Percentage personen dat ontwaakt Figuur III.2 Percentage personen dat van versus geluidbelasting in SEL [Pearsons, slaapfase verandert versus geluidbelasting in 1995]. SEL [Pearsons, 1995]. Wanneer de betrouwbaarheidsintervallen van de studie van Pearsons bekeken worden dan blijkt dat deze zeer aanzienlijk zijn voor de labo-metingen (Figuur III.3). Voor de in-situ metingen is de betrouwbaarheid groter (Figuur III.4). De praktische bruikbaarheid van deze dosis-responsie curves wordt hierdoor beperkt.
PGA – Deel 1 : Literatuur – III. Hinder en grenswaarden
1.24
Figuur III.3 Percentage personen dat ontwaakt versus geluidbelasting in SEL bij laboratorium onderzoek: dosis-responsie curve, datapunten en betrouwbaarheidsintervallen [Pearsons, 1995].
Figuur III.4 Percentage personen dat ontwaakt versus geluidbelasting in SEL bij in situ onderzoek: dosis-responsie curve, datapunten en betrouwbaarheidsintervallen [Pearsons, 1995].
In 1997 publiceerde FICAN [FICAN, 1997] een nieuwe dosis-reponsie curve die de relatie weergeeft tussen SEL binnen en het maximaal percentage van de mensen dat ten gevolge van deze belasting ontwaakt. De datapunten (SEL versus percentage mensen dat ontwaakt) uit de studies opgenomen in het FICON-rapport [FICON, 1992] en die betrekking hadden op in situ metingen werden overgenomen en aangevuld met datapunten uit 3 nieuwe studies. De bovenlimiet van al deze datapunten bepaalt een curve die het maximaal percentage personen dat ontwaakt weergeeft in functie van SEL (Figuur III.5). Op deze figuur is ook de curve die in het FICON-rapport van 1992 werd opgesteld weergegeven. Deze curve werd bepaald op basis van datapunten die zowel afkomstig waren van in situ analyses als van laboratorium analyses. De relatieve ligging van deze twee curves bevestigt de grotere gevoeligheid bij studies in het laboratorium die door Pearsons [Pearsons, 1995] reeds werd aangetoond.
Figuur III.5 Percentage personen dat ontwaakt versus geluidbelasting in SEL [FICAN, 1997].
Grenswaarden Door de WHO [WHO, 1999] wordt voor een goede nachtrust enerzijds richtlijnen gesteld met betrekking tot het geluidniveau van één enkele gebeurtenis (bijvoorbeeld ten gevolge van de passage van een vliegtuig of een voorbij rijdende trein) en anderzijds met betrekking tot de geluidbelasting gedurende de volledige nacht.
PGA – Deel 1 : Literatuur – III. Hinder en grenswaarden
1.25
Met betrekking tot discrete gebeurtenissen wordt gesteld dat een A-gewogen geluiddrukniveau van 45 dB(A) zo weinig mogelijk overschreden mag worden of dat SEL-waarden beperkt moeten blijven tot 55-60 dB(A). Over de volledige duur van de nacht wordt aangenomen dat een A-gewogen equivalent geluiddrukniveau van kleiner dan 30 dB(A) geen negatieve gevolgen heeft voor de kwaliteit van de nachtrust. Bij deze algemene richtlijnen worden nog een aantal specifieke situaties vermeld waarin strengere richtlijnen noodzakelijk kunnen zijn. Het betreft locaties met een zeer laag achtergrondniveau, plaatsen waar een combinatie van lawaai en trillingen aanwezig is en plaatsen waar de lawaaibronnen sterke laagfrequente componenten bevatten.
III.3
Verstoring van spraakcommunicatie Inleiding Problemen met concentratie, vermoeidheid, onzekerheid, irritatie, misverstanden, verminderde werkcapaciteit en stress zijn allemaal fenomenen die reeds werden vastgesteld ten gevolge van de verstoring van de spraakverstaanbaarheid door omgevingslawaai [Lazarus, 1998]. De groepen personen die hiervoor specifiek kwetsbaar zijn, zijn gehoorgestoorden, ouderen, kinderen in het taalleerproces en personen met taalmoeilijkheden. Principieel is spraakverstoring een maskeerproces waarbij de stoorbron het auditieve signaal overstemt. Hoe hoger het niveau van deze stoorbron en hoe meer energie deze bevat in de voor spraak belangrijke frequenties (300Hz – 3000 Hz), des te groter het percentage onbegrepen syllaben, woorden of zinnen zal worden. Naast spraak kan omgevingslawaai ook andere belangrijke akoestische signalen maskeren zoals deurbellen, telefoonsignalen, alarmsignalen,… Wanneer het niveau van het omgevingslawaai stijgt zal dit zowel voor de spreker als voor de toehoorder een extra inspanning vragen. De spreker zal immers zijn stem moeten verheffen, maar ook de toehoorder zal meer moeite moeten doen om de spraak te begrijpen. Dit laatste is ondermeer een gevolg van het feit dat bij een constante signaal-ruis verhouding zachte spraak beter verstaanbaar is dan luide spraak [Berglund e.a., 1995]. Buiten het omgevingslawaai wordt de spraakverstaanbaarheid bepaald door vele andere factoren zoals spraakniveau, uitspraak, afstand spreker-toehoorder, aandacht van de toehoorder ,… maar ook door de akoestische eigenschappen van de ruimte. Nagalmtijden groter dan 1 s zijn nadelig voor de spraakverstaanbaarheid, zeker in combinatie met een hoog omgevingslawaai. Voor kwetsbare groepen is een nagalmtijd lager dan 0,6 s wenselijk, zelfs in rustige omgevingen.
Grenswaarden Door de Wereldgezondheidsorganisatie [WHO, 1999] worden grenswaarden gesteld die gebaseerd zijn op twee wetenschappelijke publicaties. Volgens Lazarus [Lazarus, 1990] vereist een perfecte spraakverstaanbaarheid voor mensen met een normaal gehoor een signaal-ruis verhouding van minstens 15-18 dB(A). Dit betekent dat voor een gesprek op een gewoon niveau (50 dB(A) op 1m afstand van de spreker) het omgevingslawaai maximaal 35 dB(A) mag bedragen. Eerdere aanbevelingen [US EPA, 1974] suggereren dat bij normale spraak omgevingslawaai tot 45 dB(A) aanvaardbaar is, met verhoogde stem kan spraak 100% begrijpbaar zijn bij omgevingslawaai van maximaal 55 dB(A) en met zeer luide stem tot 65 dB(A). Voor het luisteren naar moeilijkere boodschappen (school, telefoon ,vreemde taal) wordt door WHO toch een signaal-ruis verhouding van minstens 15 dB(A) aanbevolen.
PGA – Deel 1 : Literatuur – III. Hinder en grenswaarden
1.26
III.4
Hinder in het algemeen Inleiding Ergernis over lawaai kan in de context van verkeerslawaai omschreven worden als een gevoel van onbehagen. De mensen ervaren het lawaai als een belemmering voor de leefkwaliteit. Dit gevoel van ergernis kan in de woonomgeving op vele gebieden gevolgen hebben voor het gedrag van personen. Dit kan zich uiten in verandering van dagelijkse leefpatronen (gesloten houden van vensters, het niet gebruiken van balkon of terras, luider zetten van radio of televisie, …), in een minder aangenaam sociaal gedrag (onvriendelijkheid tegenover buren, niet deelnemen aan allerlei activiteiten, …) en in een slechtere gemoedsgesteldheid, wat in meer extreme situaties aanleiding kan geven tot depressies. Bij deze gevolgen speelt een interactie met niet-akoestische parameters natuurlijk een belangrijke rol. Dit geldt bijvoorbeeld voor het ontstaan van agressiviteit. Omgevingslawaai zal niet direct aanleiding geven tot een agressief gedrag, maar wanneer er reeds een sfeer van vijandigheid of angst aanwezig is, kan lawaai wel aanzetten tot agressie. Studies hebben aangetoond dat een lawaaibelasting van meer dan 80 dB(A) het behulpzame gedrag van mensen vermindert en dat agressie toeneemt [WHO, 1999].
Dosis-responsie relaties De algemene hinder (ergernis) ten gevolge van omgevingslawaai kan op twee manieren onderzocht worden. Enerzijds door een directe vraagstelling naar hinder aan de personen die blootgesteld zijn aan het lawaai. Deze personen duiden hun antwoord aan op een hinderschaal die loopt van helemaal niet gehinderd tot zeer sterk gehinderd. Anderzijds kan ook onderzocht worden in hoeverre bepaalde activiteiten verstoord worden, zoals bijvoorbeeld lezen, televisie kijken, communicatie, slaap, …. Er bestaat echter geen directe relatie tussen hinder in het algemeen en de verstoring van bepaalde activiteiten. Welke activiteiten verstoord worden is bovendien ook afhankelijk van de aard van de lawaaibron. Voor vliegtuiglawaai hebben de voornaamste klachten betrekking op het verstoren van rust, ontspanning en het kijken van televisie. Bij wegverkeerlawaai daarentegen wordt slaapverstoring als meest verstoorde activiteit aangeduid [Berglund e.a., 1995]. Door verschillende wetenschappers werden studies met betrekking tot deze problematiek samengebracht met als doel dosis-responsie curves op te stellen. Geheet uitgangspunt is daarbij steeds het A-gewogen geluiddrukniveau. Bij het samenbrengen van deze studies botst men steeds op een aantal moeilijkheden. De vraagstelling naar ‘algemene hinder’ bevat in de verschillende studies steeds andere nuances of is soms niet aanwezig wanneer gepeild werd naar de verstoring van specifieke activiteiten. Ook de beoordelingsschaal waarop de proefpersonen hun antwoord moesten aanduiden is bijna steeds verschillend (aanduiding van de uiterste categorieën, het aantal onderverdelingen, …). Ook is er een grote variëteit in de grootheid die de lawaaibelasting aanduidt (Leq, Ldn, Lden, …) . Het samenbrengen van verschillende studies vereist een zo goed mogelijke omzetting van de oorspronkelijke data naar één bepaalde indicator voor de lawaaibelasting en één voor de ervaren hinder. Een eerste belangrijke dosis-responsie curve voor hinder ten gevolge van verkeerslawaai werd opgesteld door Schultz [Schultz, 1978]. Hiervoor bestudeerde hij 18 verschillende onderzoeken waarin zowel vliegverkeer, wegverkeer als spoorverkeer voorkwamen. Als indicator voor de lawaaibelasting werd Ldn (buiten) gekozen, als hinderindicator het percentage personen dat sterk gehinderd wordt. Dit percentage vertegenwoordigt de personen die op een hinderschaal van 0 tot 100% de ondervonden hinder boven de 72% aanduiden. Hierbij komt 0% overeen met ‘totaal geen hinder’ en 100% met ‘zeer sterk gehinderd’.
PGA – Deel 1 : Literatuur – III. Hinder en grenswaarden
1.27
11 van de 18 onderzoeken konden worden omgezet in deze indicatoren en leidden tot een globale dosis-responsie (Formule III.1 en Figuur III.6). % sterk gehinderden = 0.8553 Ldn – 0.040 Ldn² + 0.00047 Ldn³
[III.1]
sterk gehinderden [%]
80 70 60 50 40 30 20 10 0 40
50
60
70
80
90
Ldn [dB]
Figuur III.6 % sterk gehinderden versus geluidbelasting buiten in Ldn volgens formule III.1 [Schultz, 1977]. Schultz suggereert dat deze hindercurve geldig is voor alle types van verkeerslawaai (vliegverkeer, wegverkeer en treinverkeer) en bovendien ook voor andere types van omgevingslawaai. De spreiding van de datapunten is zodanig dat 90% binnen ± 10% van de gemiddelde waarde ligt. Deze spreiding wordt door Schultz gedeeltelijk toegeschreven aan de omzetting van de oorspronkelijke data naar de gebruikte indicatoren, het verschil in gevelisolatie van de onderzochte woningen, de periode van het jaar waarin het onderzoek werd uitgevoerd (in de winter worden minder ramen geopend en leven de mensen minder buiten) en het verschil in achtergrondniveau. Wat dit laatste betreft bleek uit verschillende onderzoeken dat een hoog achtergrondniveau zowel een positieve als een negatieve invloed kan hebben op de beoordeling van de hinder [WHO, 1999]. Een volledig gelijkaardige synthese, maar met een uitgebreide dataset werd uitgevoerd door Fidell [Fidell e.a., 1991]. Zijn onderzoek bevestigde de curve die door Schultz in 1978 werd opgesteld. Ondertussen werd door Kryter [Kryter, 1982] kritiek geleverd op de werkwijze van Schultz. Kryter beweert dat een onderscheid dient gemaakt te worden tussen luchtverkeer enerzijds en weg- en spoorverkeer anderzijds en dat Schultz bovendien een aantal fouten had gemaakt bij de omzetting van de oorspronkelijke data uit de studies naar de gebruikte indicatoren. Hij herwerkte dezelfde data die Schultz gebruikte voor zijn studie en vond voor vliegverkeer een curve die boven deze van Schultz gelegen was en voor weg- en spoorverkeer een curve die onder deze van Schultz gelegen was (Figuur III.7). De hogere ligging van de curve met betrekking tot vliegverkeer ten opzicht van deze met betrekking tot weg- en spoorverkeer wordt door Kryter toegeschreven aan het feit dat voor een gelijke Ldn – belasting buiten meer geluidenergie tot de woning binnendringt bij vliegverkeer dan bij wegverkeer. Ook de hoge piekniveaus die bij vliegverkeer optreden spelen bij de relatieve ligging van de curves een rol. Hiernaast speelt natuurlijk ook de bekommernis over de veiligheid die tot een angstreflex kan leiden.
PGA – Deel 1 : Literatuur – III. Hinder en grenswaarden
1.28
Figuur III.7: % sterk gehinderden versus geluidbelasting in Ldn [Kryter, 1982]. De correlatie tussen de verdeling van een groep mensen bij een bepaalde geluidbelasting over de verschillende hinderintervals blijkt zeer hoog te zijn (0,9 à 0,95). Veel lagere correlatiecoëfficiënten (0,5) worden echter gevonden wanneer de individuele reactie van elke testpersoon bekeken wordt bij een bepaalde geluidbelasting buiten in Ldn. Deze lage correlatiecoëfficiënten worden door Kryter toegeschreven aan het verschil in lawaaibelasting binnen in de woning van de verschillende testpersonen alhoewel de buitenbelasting gelijk is (geluidisolatie van de woning, oriëntatie van de woning, …). Rekening houdend met de opmerkingen die Fields in zijn review [Fields, 1994] publiceerde met betrekking tot de voorgaande analyses van Schultz en Fidell, stelde Miedema [Miedema e.a., 1998] nieuwe hindercurves op. Deze opmerkingen van Fields hadden vooral betrekking op de selectiecriteria voor het al dan niet opnemen van bepaalde studies bij het opstellen van de dosis-responsie curves en op de omzetting van de oorspronkelijke data naar de gebruikte indicatoren voor lawaaibelasting en hinder. Miedema gebruikte voor de nieuwe hindercurves 21 datasets die reeds door Schultz en Fidell gebruikt werden, aangevuld met 34 nieuwe datasets. Als indicatoren werden dezelfde weerhouden, nl. het percentage sterk gehinderden en Ldn. In tegenstelling tot Kryter die het verkeerslawaai opsplitste in 2 groepen, namelijk vliegverkeer enerzijds en weg- en spoorverkeer anderzijds, stelde Miedema onafhankelijke relaties op voor vliegverkeer, wegverkeer en spoorverkeer (Formules III.2-4 en Figuur III.8). vliegverkeer :
%sterk gehinderden = -0,02(Ldn –42) +0,0561(Ldn –42)²
[III.2]
wegverkeer :
%sterk gehinderden = 0,24(Ldn –42) +0,0277(Ldn –42)²
[III.3]
spoorverkeer :
%sterk gehinderden = 0,28(Ldn –42) +0,0085(Ldn –42)²
[III.4]
PGA – Deel 1 : Literatuur – III. Hinder en grenswaarden
1.29
sterk gehinderden [%]
70 60
vliegverkeer
50 40
wegverkeer
30
spoorverkeer
20 10 0 40
50
60
70
80
Ldn [dB] Figuur III.8 % sterk gehinderden versus lawaaibelasting in Ldn [Miedema e.a., 1998]. Uit deze curves blijkt dat bij een bepaalde Ldn vliegtuiglawaai als het meest hinderlijk wordt ervaren, gevolgd door wegverkeerlawaai en tenslotte spoorverkeerlawaai. Voor al de verschillende verkeersbronnen geldt echter dat het percentage sterk gehinderden terugvalt op 0% bij een lawaaibelasting van ongeveer 40 à 45 dB. In opdracht van de Europese Unie werden binnen de werkgroep Dose/Effect nieuwe dosishindercurves opgesteld [Miedema e.a., 2000]. Een meer gesofisticeerd model voor de relatie tussen lawaaibelasting en hinder werd gebruikt in vergelijking met [Miedema e.a., 1998] wat leidde tot lichtjes aangepaste curves met kleinere betrouwbaarheidsintervallen. Voor het aanduiden van de lawaaibelasting werd naast Ldn ook Lden gebruikt omdat deze laatste binnen de Europese Unie als de standaard grootheid gekozen werd. Wat de hinderaanduiding betreft werden naast het percentage sterk gehinderden, ook het percentage gehinderden en het percentage matig gehinderden gebruikt. Als conclusie van het rapport [Miedema e.a., 2000] wordt aangeraden om met de dosisresponsie relaties te werken die het percentage gehinderde weergeven in functie van de geluidbelasting Lden (Formules III.5-7 en Figuur III.9). vliegverkeer :
% gehinderden = 1,343*10-6 (Lden - 37)3 +1,904*10-2 (Lden - 37)2 +1,175 (Lden - 37)
[III.5]
wegverkeer :
% gehinderden = 1,927*10-4 (Lden - 37)3+ 2,560*10-2 (Lden - 37)2 +0,3490 (Lden - 37)
[III.6]
spoorverkeer :
% gehinderden = 5,124*10-4 (Lden - 37)3+ 8,271*10-3 (Lden - 37)2 +0,1625 (Lden - 37)
[III.7]
Het percentage gehinderden werd bepaald als de groep van personen die bij een bepaalde lawaaibelasting de door hen ondervonden hinder aanduiden op een schaal van 0 tot 100% boven de 50%. In het rapport wordt aangegeven dat substantiële afwijkingen kunnen worden verwacht voor een beperkte groep mensen in specifieke plaatsen door individuele en lokale omstandigheden. Toch worden deze curves beschouwd als een geschikt instrument om bijvoorbeeld beleidsbeslissingen te ondersteunen in verband met maximale blootstelling en in verband met geluidwerende maatregelen aan woningen.
PGA – Deel 1 : Literatuur – III. Hinder en grenswaarden
1.30
80
gehinderden [%]
70 60
vliegverkeer
50
wegverkeer
40
spoorverkeer
30 20 10 0 30
40
50
60
70
80
Lden [dB] Figuur III.9 : % gehinderden versus geluidbelasting in Lden [Miedema e.a., 2000].
III.5
Inzichten en standpunten in recent werk betreffende vliegtuiglawaai In dit laatste onderdeel geven wij een overzicht van ervaringen en standpunten in twee recente studies van Duitse afkomst en in één studie uit Nederland. Jens Orscheid, Heidemarie Wende, Fluflärmwirkungen, Umweltbusdesambt, Berlin, 2000. Institut für Luft- und Raumfahrtmedizin, Deutsches Zentrum für Luft- und Raumfahrt, Nachtfluglärmwirkungen – eine Teilauswertung von 64 Versuchspersonen in 832 Schlaflabornächten, Köln, 2001. C. van Wiechen, E. Franssen, R. de Jong, E. Lebret, Aircraft noise exposure from Schiphol Airport: a relation with complainants, Noise & Health, 5, 17, 2002, 23-34. Jens Orscheid, Heidemarie Wende, Fluflärmwirkungen, Umweltbusdesambt, Berlin, 2000 Deze studie vermeldt als algemeen besluit: Bij blootstelling van 55 dB(A) dag en 45 dB(A) nacht (LAeq) wordt de grens van ‘aanzienlijke belasting’ bereikt; Bij blootstelling van 60 dB(A) dag en 50 dB(A) nacht (LAeq) wordt vanuit preventief medische overwegingen gesteld dat gezondheidseffecten te vrezen zijn; Bij blootstelling van 65 dB(A) dag en 55 dB(A) nacht (LAeq) wordt gesteld dat hart-en vaatziekten kunnen optreden. Enkele stellingen in verband met gehoorschade: • • •
Éénmalige overvluchten brengen geen acute gehoorschade teweeg als 115 dB(A) niet overschreden wordt en de stijgtijd beneden 60 dB(A)/s ligt; Bij meerdere opeenvolgende overvluchten met grote stijgtijd het niveau hoogstens 105 dB(A) bereikt; Gehoorschade is te verwachten als op 24h basis 70 dB(A) gemeten wordt.
Effecten op de slaap handelen over: • Veranderingen van de slaapdiepte met of zonder ontwaken; • Bemoeilijken en vertragen van inslapen of weder inslapen; • Verkorting slaaptijd, diepslaaptijd, droomslaaptijd; • Ongecontroleerde reacties (hartslagfrequentie, bloeddruk); • Biochemische reacties; • Lichaamsbewegingen.
PGA – Deel 1 : Literatuur – III. Hinder en grenswaarden
1.31
Ten gevolge daarvan: • Vermindering van de subjectieve slaapkwaliteit; • Lager arbeidsrendement overdag. Lawaaiinvloed hangt samen met: • De slaapstadia; • Leeftijd en geslacht; • Fysische en psychische toestand; • Informatie-inhoud van het geluid. Richtlijnen in verband met piekniveaus gedurende de nacht: In dit verband wordt het werk van Griefahn, Maschke en Miedema geciteerd. Griefahn stelt dat de ontwaakgrens van 10% bereikt wordt bij een event met 68 dB(A) aan het oor van de persoon die slaapt. Voor ouderen in het gevoeligste slaapstadium (droomslaap) ligt deze grens bij 61 dB(A). 10% kans op ontwaken voor ouderen in het gevoeligste stadium wordt door Griefahn als acceptabel voorgesteld. Voor 10 tot 30 events zou het niveau dan niet hoger dan 54 dB(A) mogen zijn. Maschke daarentegen zegt dat 55 dB(A) aan het oor een maximum is en dat een nachtelijk gemiddelde van 32 dB(A) binnen niet mag overschreden worden. De studie van Miedema in Nederland besluit dat piekwaarden van 40 tot 45 dB(A) weinig invloed hebben bij gezonde volwassenen, boven 50 dB(A) zijn ontwaakreacties te verwachten. WHO specifieert in dit verband: 30 dB(A) energetisch gemiddeld en niet meer dan 45 dB(A) fast. VDI 2719 heeft het dan weer over gemiddelde piekniveaus die niet boven 40 dB(A) mogen liggen. Andere algemene sociaal psychologische vaststellingen: ‘s Nachts ramen gesloten houden gebeurt bij 20% van de ondervraagden als het buitenniveau 50 dB(A) bedraagt, 50% doet dit als het buiten 70 dB(A) is. Vliegtuiglawaai boven 70 dB(A) ’s nachts bezorgt 4/10 moeilijkheden bij het inslapen, dit wordt 1/5 bij 57 dB(A). 1/10 zegt ontwaakt te zijn van het vliegtuiglawaai als dit 50 dB(A) bedroeg, 1/5 zegt ontwaakt te zijn van het vliegtuiglawaai als dit 70 dB(A) bedroeg. 45-50 dB(A) ’s nacht (buiten) begint men zich te beschutten, voor vliegtuiglawaai zijn er dan 68% sterk gehinderden (voor verkeerslawaai is dit 1-4 %). Als richtwaarden voor nachtslaap wordt gesteld: Boven 50 dB(A) (LAmax binnen) zijn ontwaakreacties te verwachten. Beneden 30 dB(A) (LAeq binnen) is ongestoorde slaap mogelijk. Boven 50 dB(A) (LAeq buiten) buiten zal men moeten rekenen met toenemende hinder. In verband met de invloed op de gezondheid zijn de conclusies: •
Boven 70 dB(A) LAeq,24h buiten is schade aan het gehoor te verwachten.
•
Boven 65 dB(A) LAeq,16h buiten kunnen effecten op het hart- en vaatstelsel niet uitgesloten worden.
•
Boven 50 dB(A) LA,max binnen en/of boven 30 dB(A) LAeq,,8h binnen tijdens de nacht zijn storingen van de nachtslaap van die aard dat zij gevolgen kunnen hebben voor de gezondheid.
•
Bij langdurige belasting boven 50 dB(A) LAeq buiten moet met toenemende hinder gerekend worden.
PGA – Deel 1 : Literatuur – III. Hinder en grenswaarden
1.32
Algemeen over de belasting Vliegtuiglawaai heeft een malus van ongeveer 5 dB t.o.v. verkeerslawaai (Ldn). Militaire vliegbewegingen op lage hoogte hebben een malus van 20 dB(A) op LAeq basis ! De aanvaardbaarheid wordt gekoppeld aan het verwachte aantal ernstig gehinderden: Maschke stelt 25% en komt zo op 60 dB(A) op dagbasis voor LAeq,24h buiten. Interessant is ook de samenvatting in Tabel III.1. Aanvoelen van vliegtuiglawaai
Bij LAeq buiten Dag (16h) Nacht (8h)
Geen of geringe belasting <50 dB(A) <40 dB(A) Belasting >50 dB(A) >40 dB(A) Aanzienlijke belasting >55 dB(A) >45 dB(A) Tabel III.1 Aanvoelen van het vliegtuiglawaai in functie van de geluidbelasting. In verband met communicatieverstoring wordt gesteld dat binnneniveau tot 42 dB(A) (landen) geen effect hebben. Voor stijgen is dit 45 dB(A). De kriteria worden als volgt samengevat (Tabel III.2): Criteria voor de bescherming LAeq Niveau bij overvlucht tegen vliegtuiglawaai Vermijden van verstoring van Dag <35 dB(A) Ongeveer 40 dB(A) communicatie Vermijden van slaapverstoring Nacht <30 dB(A) < 55 dB(A) Tabel III.2 Criteria voor het vermijden van communictieverstoring en slaapverstoring.
Als kwaliteitsdoelstelling wordt algemeen het volgende vooropgesteld: Een buitenbelasting van 55 dB(A) overdag en 45 dB(A) ’s nachts is de grens waar klachten van betekenis ontstaan. In de situatie 65 dB(A) overdag en 50 dB(A) ’s nachts zijn effecten op de gezondheid niet uit te sluiten. Boven 65 dB(A) overdag en 55 dB(A) ’s nachts zijn negatieve effecten op de gezondheid niet meer uit te sluiten. De situatie boven 55/45 dB(A) dag/nacht vereist bouwkundige maatregelen en stedenbouwkundige beperkingen. De situatie boven 65/55 dB(A) dag/nacht wordt als ongepast voor bewoning aanzien ! Grenzen beneden dewelke nadelige effecten van de vermelde aard zeer waarschijnlijk NIET optreden worden aangegeven in Tabel III.3. Beschermingsdoel
Periode
Beoordelingsmaat LAeq BUITEN Vermijden van gehoorschade 24h < 70 dB(A) Vermijden van gezondheidsnadelen DAG (16h) < 60/65 dB(A) NACHT (8h) < 50-55 dB(A) Vermijden van hinder DAG (16h) <55 dB(A) NACHT (8h) <45 dB(A) Vermijden van storing communicatie DAG (16h) <50-55 dB(A) Tabel III.3 Criteria voor het vermijden van gehoorschade, gezondheidsnadelen, hinder en verstoring van de communicatie.
PGA – Deel 1 : Literatuur – III. Hinder en grenswaarden
1.33
OF IN WOORDEN: Vlieglawaai-immissies gedurende de dag van 50 dB(A) en van 40 dB(A) gedurende de nacht zijn als niet kritisch te aanzien. Noemenswaardige belasting start bij 55/45 dB(A) dag/nacht. Belasting van 60/65 dB(A) dag en 50/55 dB(A) nacht is niet meer tolereerbaar. Institut für Luft- und Raumfahrtmedizin, Deutsches Zentrum für Luft- und Raumfahrt, Nachtfluglärmwirkungen – eine Teilauswertung von 64 Versuchspersonen in 832 Schlaflabornächten, Köln, 2001 Deze studie van 2001 vanwege het Deutsches Zentrum für Luft- und Raumfahrt steunt op onderzoek in het slaaplabo op 64 personen en 832 slaapnachten. De blootstellingniveaus variëren van 50 tot 80 dB(A) met een respectievelijke maximale frequentie van 128 voor 50 dB(A) tot 4 keer per nacht voor 80 dB(A). De besluiten zijn enigszins verrassend…. •
Er is weinig effect op de slaapduur vastgesteld, maar wel is er een toename van stadium 1 in de slaap.
•
De frequentie van de lichaamsbewegingen nemen niet significant toe.
•
Er worden geen toename van stresshormonen in urine vastgesteld.
•
De prestatieanalyse gaf geen consistente resultaten.
•
De subjectieve appreciaties (goedgevoelen, slaapkwaliteit) werden weinig beïnvloed, alleen wat toename in psychologische spanning.
•
De hinder (annoyance) was bepaald door aantal en niveau van de overvluchten.
Het is een tussentijdse rapportering, aanbevelingen doet men vooralsnog niet…. C. van Wiechen, E. Franssen, R. de Jong, E. Lebret, Aircraft noise exposure from Schiphol Airport: a relation with complainants, Noise & Health, 5, 17, 2002, 23-34. De studie gaat uit van de relatie tussen de registratie van de klachten en de belasting Lden gebruik makend van een GIS-systeem. Schiphol registreert klachten waarbij de personen zich bekend moeten maken. De data betreffen de jaartallen 1986 tot 2000. Er komen volgende vaststellingen uit: •
Men ziet een toename in klachten samenlopend met een toename van het vliegverkeer.
•
Men ziet een geografisch uitbreiding van het klachtengebied tot 30 km rond de luchthaven.
•
Het gaat om 10000 personen die klagen (180000 klachten) (cijfers 1999), 85% heeft betrekking op de dag, 15% op de nacht.
•
Meer dan de helft van de klachten komen uit de zone met minder dan 50 Lden ! (Miedema schat voor 50 Lden het aantal gehinderden op 20%)
•
Het optreden van klachten neemt toe met het niveau maar daalt boven 62 dB(A)! (het isolatieprogramma wordt als reden genoemd, vanaf ongeveer 61 dB(A) is het isolatieprogramma in werking). Maar aanpassing, gewenning en selectie spelen hier ook. Bovendien speelt het beleid dat bepaalt dat 65 dB(A) als onleefbaar aanzien wordt en dat er vanaf 56 dB(A) ernstige bouwbeperkingen gelden.
•
Slaapverstoring wordt als voornaamste bron van hinder genoemd (slaap vereist volgens WHO maximaal 45 dB(A) binnen en LAeq 45 dB(A) buiten voor slapen met open raam). Gevelisolatie kan dan als een compensatie gezien worden.
PGA – Deel 1 : Literatuur – III. Hinder en grenswaarden
1.34
III.6
Referenties B. BERLUND, T. LINDVALL, Community Noise. Document prepared for the World Health Organisation, Archives of the Center of Sensory Research, 2:1-195, www.who.int/peh/ , 1995. N.L. CARTER, Transportation Noise, sleep, and possible after-effects, Environment International 22:105-116, 1996. DLR, Nachtfluglärmwirkungen – eine Teilauswertung von 64 Versuchspersonen in 832 Schlaflabornächten, Institut für Luft- und Raumfahrtmedizin, Deutsches Zentrum für Luft- und Raumfahrt, Köln, 2001. FICAN (FEDERAL INTERAGENCY COMMITTEE ON AVIATION NOISE), Effects of aviation noise on awakenings from sleep, FICAN, 1997. FICON (FEDERAL INTERAGENCY COMMITTEE ON NOISE), Federal Agency Review of Selected Airport Noise Analysis, Ft. Walton Beach, FL.: Spectrum Sciences and Software, 1992. J.M. FIELDS, A review of an updated synthesis of noise/annoyance relationships, NASA Report 194950, Georgia Institute of Technology, Atlanta, G.A., 1994. S. FIDELL, D. S. BARDER, AND T. J. SCHULTZ, Updating a dosage-effect relationship for the prevalence of annoyance due tot general transportation noise, Journal of the Acoustical Society of America 89 [1], 221-233, 1991. B. GRIEFAHN, Research on noise-disturbed sleep since 1973, Proceedings of the Third International Congress on Noise as a Public Health Problem, ASHA Report 10, Freiburg, Germany, 377-390, 1980. K. D KRYTER, Community annoyance from aircraft and ground vehicle noise, Journal of the Acoustical Society of America, 72 [4], 1222-1242, 1982. H. LAZARUS, New methods for describing and assessing direct speech communication under disturbing conditions, Environmental International 16:3783-392, 1990. H. LAZARUS, Noise and communication: the present state, Noise Effects 1998, Vol 1, 157-162, 1998. J.S. LUKAS, Measures of noise level: Their relative accuracy in predicting objective and subjective responses to noise during sleep, EPA-600/1-77-010, Office of Health and Ecologic Effects, Office of Research an Development, U.S. Environmental Protection Agency, Washington, DC 20460, 1977. H. M. E. MIEDEMA, AND H. VOS, Exposure-response relationships for transportation noise, Journal of the Acoustical Society of America 104[6], 3432-3445,1998. H. M. E. MIEDEMA, AND C. G. M. OUDSHOORN, Elements for a position paper on relationships between transportation noise and annoyance, TNO report PG/VGZ/00.052, 2000. J. ORSCHEID, H. WENDE, Fluflärmwirkungen, Umweltbusdesambt, Berlin, 2000. K. PEARSONS, D. S. BARBER, B. TABACHNICK AND S. FIDELL, Predicting noise-induced sleep disturbance, Journal of the Acoustical Society of America 97[1], 331-338, 1995. T. J. SCHULTZ, Synthesis of social surveys on noise annoyance, Journal of the Acoustical Society of America 64 [2], 377-405, 1978. US EPA, Information on levels of environmental noise requisite to protect public health and welfare with adequate margin safety, Report EPA 550/9-74.004, US Environmental Protection Agency, Washington DC, USA, 1974. WHO, Guidelines for Community Noise, Geneve, 1999. C. VAN WIECHEN, E. FRANSSEN, R. DE JONG, E. LEBRET, Aircraft noise exposure from Schiphol Airport: a relation with complainants, Noise & Health, 5, 17, 2002, 23-34.
PGA – Deel 1 : Literatuur – III. Hinder en grenswaarden
1.35
IV
Meetmethoden Het literatuuronderzoek hieromtrent kan vrij beperkt blijven. Er zijn immers lang gemaakte afspraken rond de meetmethode. Deze laten echter nog heel wat keuze. Maar daarnaast is er ook nogal wat individuele interpretatie naar de uiteindelijke regels toe. Wij leiden dit probleem kort in en geven daarna de omstandige beschrijving van de meetmethode voor de gevelisolatie die gebruikt wordt binnen dit project. Deze meetmethode is voornamelijk gebaseerd op NBN EN ISO 140-5:1998 met enkele toevoegingen, hoofdzakelijk uit geluidwerende voorzieningen van 19971 en uit de recente versie van NEN 5077:20012.
IV.1
Inleiding De procedures voor het meten van de gevelisolatie liggen al sinds 1978 vast in de versie van de ISO 140-5 norm die voorafging aan de huidige versie.3,4 Desalniettemin is de meetervaring in België vrij miniem gebleven. De ontwikkeling en het gebruik van meetvoorschriften hangt immers erg samen met de omvang van de problematiek die zich aanbiedt. De huidig toegenomen bekommernis om de bescherming van het leefklimaat binnen de woning en de toegenomen mogelijkheden om ook gevelisolatie te beheersen hebben vooral in de laatste jaren en voor België zelfs eerder recent de problematiek naar de voorgrond gebracht. De basis van de methode is vrij eenvoudig: men moet een geluidbron kiezen en de meetposities voor de bepaling van het geluiddrukniveau buiten en binnen goed afspreken. Verder moet men ook nog bepalen op welke wijze men het binnenniveau herleidt naar een standaardsituatie en of men al dan niet rekening houdt met de grootte van het geveloppervlak. Dit houdt nogal wat vrijheidsgraden in: aard en/of positie van de bron, plaatsing en procedure voor de bepaling van het geluiddrukniveau, keuze van standaardisatie. Hierdoor ontstaan uiteenlopende maten voor de gevelisolatie waar van land tot land verschillen op zitten. Wij halen zo het voorbeeld uit Nederland aan. Voor de beoordeling door meting gaat men uit van een waarneming van het geluid op een afstand van 2,5 m tot de gevel in de regelingen in verband met geluidwerende voorzieningen van 19971 en trouwens ook in de recente NEN 50772. De ISO-norm heeft het steeds over 2 m als afstand tot de gevel. Dit is uiteraard slechts een klein verschil maar het geeft toch aan hoe gegevenheden uit het verleden behouden blijven. Men houdt bij de toekenning van de gevelisolatiewaarde in Nederland bijvoorbeeld ook rekening met een gevelreflectieterm waardoor de toegekende waarden in de regel 3 dB lager uitvallen dan bij de overeenstemmende bepaling van de geluidisolatiewaarden volgens de ISOmethode. Veder zijn er (beperkte) verschillen op het vlak van gehanteerde spectra. Dit alles kan tot verschillen leiden die men bij interpretatie van de data moet betrekken. Globaal zou men zo kunnen stellen dat de Nederlandse meetwaarden een 3-tal dB lager zullen uitvallen. Dus wanneer men refereert aan de Nederlandse geluidwering moet men beseffen dat de waarden wellicht een 3-tal dB lager zullen uitvallen volgens de ISO-methode die wij verder toelichten en opvolgen en specifiëren. Als men in Nederland vooropstelt dat men 40 dB(A) als 1
Regeling geluidwerende voorzieningen 1997, Staatscourant 1997, nr. 47 / pag. 16.
2
NEN 5077:2001 Geluidwering in gebouwen – Bepalingsmethoden voor de grootheden voor luchtgeluidisolatie, contactgeluidisolatie, geluidwering van scheidingsconstructies en geluidniveaus veroorzaakt door installaties. 3
ISO 140-5:1978 Acoustics -- Measurement of sound insulation in buildings and of building elements -- Part 5: Field measurements of airborne sound insulation of façade elements and façades.
4
ISO 140-5:1998 Acoustics -- Measurement of sound insulation in buildings and of building elements -- Part 5: Field measurements of airborne sound insulation of façade elements and façades. NBN S 01-016:1980 1980 Akoestiek - Meten "in situ" van de akoestische isolatie van gevels en gevelelementen tegen luchtgeluid.
PGA – Deel 1 : Literatuur – IV. Meetmethoden
1.36
de bovengrens aanziet voor haalbare geluidwering dan zullen wij dit voor onze werkwijze moeten aanzien als 43 dB(A). Het is daarom van groot belang om alle afspraken en werkwijzen goed toe te lichten. Wij hebben het voordeel om te kunnen vertrekken van een voor België NBN-ISO situatie zonder bijzondere interpretaties of aanpassingen tot op heden.
PGA – Deel 1 : Literatuur – IV. Meetmethoden
1.37
IV.2
Meetmethode: praktijkrichtlijn Inleiding De methode voor meten van de gevelisolatie die gebruikt werd binnen dit project wordt beschreven. Deze methode is in hoge mate gebaseerd op de norm NBN EN ISO 140-5, maar beperkt de keuzemogelijkheden en geeft aanwijzingen in bijzondere situaties. Dit document is dan ook te beschouwen als een praktijkrichtlijn voor de meting van de gevelisolatie. De methode is gericht op de bepaling van de globale geluidisolatie van verblijfsruimten ten opzichte van buitenlawaai veroorzaakt door weg-, vlieg- en spoorverkeer. De globale geluidisolatie wordt gekenmerkt door het gestandaardiseerde niveauverschil: dit is het verschil tussen het geluiddrukniveau op 2 m voor de meest geluidbelaste gevel en het geluiddrukniveau in de woonruimte, betrokken op een nagalmtijd van 0,5 s. Bij de meting komen zowel het gebruik van verkeersgeluid als van een luidspreker als geluidbron in aanmerking. De meting met verkeersgeluid is de ‘globale verkeersgeluid methode’. Als verkeersgeluid beschouwen we zowel wegverkeer, spoorverkeer als vliegverkeer. De meting met een luidspreker is de ‘globale luidspreker methode’. Deze methode wordt toegepast wanneer een meting met verkeersgeluid niet praktisch of onmogelijk is. De meetmethoden voor de globale geluidisolatie worden aangevuld met methoden om de geluidisolatie van gevelelementen in situ te bepalen. Deze aanvullende methoden moet men beschouwen als hulpmiddelen om de bijdrage van gevelelementen aan de globale gevelisolatie te bepalen. De resultaten van deze ‘gevelelement methoden’ kunnen – met de nodige voorzichtigheid – vergeleken worden met de geluidverzwakkingsindex van gevelelementen, om de kwaliteit van bestaande situaties en eventuele tekortkomingen te beoordelen. Deze aanvullende meetmethoden worden gegeven in bijlage.
PGA – Deel 1 : Literatuur – IV. Meetmethoden
1.38
Normen, definities, grootheden Normatieve verwijzingen De meetmethoden beschreven in dit document verwijzen direct of indirect naar de volgende normen: NBN S01-004:1974 NBN S01-005:1974 NBN S01-005:1974 NBN S01-016:1980 NBN S01-400:1977 NBN S01-401:1987 NBN EN ISO 140-3:1995 NBN EN ISO 140-4:1998 NBN EN ISO 140-5:1998
Akoestiek - Normale frequenties voor akoestische metingen Akoestiek - Meten in het laboratorium van de geluidverzwakkingindex voor luchtgeluid Akoestiek - Meten "in situ" van de akoestische isolatie voor luchtgeluid Akoestiek - Meten "in situ" van de akoestische isolatie van gevels en gevelelementen tegen luchtgeluid Akoestiek - Criteria van de akoestische isolatie Akoestiek - Grenswaarden voor de geluidsniveaus om het gebrek aan komfort in gebouwen te vermijden Geluidleer - Meting van geluidwering in gebouwen en bouwdelen – Deel 3 : Laboratoriummeting van luchtgeluidwering van bouwdelen (ISO 140-3:1995) Geluidleer - Meting van geluidwering in gebouwen en bouwdelen – Deel 4: Veldmeting van luchtgeluidwering tussen ruimten (ISO 140-4:1998) Geluidleer - Meting van geluidwering in gebouwen en bouwdelen - Deel 5: Veldmeting van luchtgeluidwering van geveldelen en gevels (ISO 140-5:1998)
NBN EN ISO 717-1:1997
Geluidleer - Bepaling van de geluidisolatie in gebouwen en van gebouwdelen – Deel 1 : Luchtgeluidisolatie (ISO 717-1:1996)
NBN EN ISO 3382:2000
Geluidleer - Meten van nagalmtijd van zalen met verwijzing naar andere geluidsparameters (ISO 3382:1997)
NBN EN 12354-1:2000
Bouwakoestiek - Schatting van de geluidgedraging van gebouwen van uit de bouwdeelgedraging – Deel 1: Luchtgeluidwering tussen vertrekken Geluidleer - Schatting van de geluidgedraging van gebouwen uit de bouwdeelgedraging – Deel 3 : Luchtgeluidwering tegen buitenlawaai
NBN EN 12354-3:2000
Begrippen en definities Binnengeluid: het verkeersgeluid in de binnenruimte; kenmerkende grootheid: het gestandaardiseerde ontvangniveau. Buitengeluid: het verkeersgeluid in de buitenruimte; kenmerkende grootheid: het geluiddrukniveau van het invallende geluidveld, kortweg de gevelbelasting. Gevel: de scheidingsconstructie tussen de buitenomgeving en een binnenruimte. Gevelbelasting: de kenmerkende grootheid van het buitengeluid: het geluiddrukniveau van het invallende geluidveld. Gevelelement: deel van een gevelvlak met een bepaalde samenstelling, en waarvoor de geluidverzwakkingsindex apart gemeten of berekend wordt: spouwmuur, venster, deur, ventilatierooster,... Gevelisolatie: eigenschap van een gevel om het buitengeluid te reduceren tot een aanvaardbaar binnengeluid; kenmerkende grootheid: het gestandaardiseerde niveauverschil.
PGA – Deel 1 : Literatuur – IV. Meetmethoden
1.39
Gevelvlak: deel van een gevel met dezelfde oriëntatie: voorgevel, zijgevel, dakvlak,... Verkeersgeluid: geluid veroorzaakt door wegverkeer, spoorverkeer en vliegverkeer. Venster: een gevelelement dat gedeeltelijk lichtdoorlatend is. Spoorverkeer: passagiers- en goederenverkeer op openbare spoorlijnen. Vliegverkeer: burgerlijk en militair luchtverkeer tijdens de vlucht, het landen en opstijgen inbegrepen. Verblijfsruimte: ruimte in een woongebouw waar mensen tijdens hun aanwezigheid in hoofdzaak verblijven. Ruimtes die met elkaar verbonden zijn door een opening van minstens 5 m2, die niet kan afgesloten worden, beschouwt men als 1 ruimte. Wegverkeer: gemotoriseerd verkeer op de openbare weg: bromfietsen, motorfietsen, wagens, bestelwagens, vrachtwagens, autobussen, landbouwvoertuigen,... Woongebouw: gebouw bestemd voor individuele of collectieve huisvesting met permanente of tijdelijke bezetting. Grootheden, symbolen en eenheden De kenmerkende grootheid van de gevelisolatie, het gestandaardiseerde niveauverschil, wordt aangeduid met hoofdletter D gevolgd door een aantal indices die een specifieke variante benoemen. De regels voor het aanmaken of interpreteren van een symbool worden gegeven in Tabel IV.1.
D
xx, 2m, nT, yy, f1-f2
aanduiding van het frequentiegebied: - ... (blanco): standaard: 5 octaafbanden 125-2000 Hz 63-4000 uitgebreid frequentiegebied: 7 octaafbanden 63-4000 Hz aanduiding van de weging of herleidingswaarde: - ... (blanco): geen herleidingswaarde, maar (1/3) octaafbanden waarden -w gewogen waarde volgens NBN EN ISO 717-1 -A C herleidingswaarde volgens NBN EN ISO 717-1 - Atr Ctr herleidingswaarde volgens NBN EN ISO 717-1 gestandaardiseerd niveauverschil: binnengeluid gerefereerd naar de nagalmtijd meting met de buiten microfoon op 2 m van het meest geluidbelaste gevelvlak aanduiding van de geluidbron gebruikt bij de metingen: - ... (blanco): algemene aanduiding - ls meting met een luidspreker als geluidbron - tr meting met wegverkeer als geluidbron - rt meting met spoorverkeer als geluidbron - at meting met vliegverkeer als geluidbron Tabel IV.1 Het gestandaardiseerd niveauverschil D met bijhorende indices als kenmerkende grootheid voor de gevelisolatie. Tabel IV.2 geeft de symbolen die in dit document gedefinieerd of gebruikt worden. Enkel de meest gebruikte combinaties van D en de bijhorende indices werden opgenomen. Afwijkende indices kunnen volgens de Tabel IV.1 geïnterpreteerd of samengesteld worden.
PGA – Deel 1 : Literatuur – IV. Meetmethoden
1.40
symbool
betekenis
eenheid
CL,j :
De gevelvlakfactor (= de variatie in geluidbelasting) van gevelvlak j
[dB]
C
Standaard spectrum of standaard herleidingswaarde voor wegverkeer op de snelweg aan hoge snelheid, of voor spoorverkeer aan hoge snelheid. Standaard spectrum of standaard herleidingswaarde voor wegverkeer in de stad, voor spoorverkeer aan lage snelheid, en voor vliegverkeer tijdens het landen, het opstijgen en de vlucht.
[dB]
Ctr
D2m,nT Dls,2m,nT Dtr,2m,nT Drt,2m,nT Dat,2m,nT D2m,nT,w Dls,2m,nT,w Dtr,2m,nT,w Drt,2m,nT,w Dat,2m,nT,w
D2m,nT,Atr
Dls,2m,nT,Atr Dtr,2m,nT,Atr Drt,2m,nT,Atr Dat,2m,nT,Atr
[dB]
Het gestandaardiseerde niveauverschil in frequentiebanden. Algemene definitie zonder vermelding van het type geluidbron. Definitie in formule [IV.1]. Het gestandaardiseerde niveauverschil in frequentiebanden, gemeten met een luidspreker als geluidbron. Het gestandaardiseerde niveauverschil in frequentiebanden, gemeten met wegverkeer als geluidbron. Het gestandaardiseerde niveauverschil in frequentiebanden, gemeten met spoorverkeer als geluidbron. Het gestandaardiseerde niveauverschil in frequentiebanden, gemeten met vliegverkeer als geluidbron.
[dB]
Het gewogen gestandaardiseerde niveauverschil: de ééngetalsaanduiding van D2m,nT volgens NBN EN ISO 717-1. Algemene definitie zonder vermelding van het type geluidbron. Het gewogen gestandaardiseerde niveauverschil gemeten met een luidspreker als geluidbron: de één-getalsaanduiding van Dls,2m,nT volgens NBN EN ISO 717-1. Het gewogen gestandaardiseerde niveauverschil gemeten met wegverkeer als geluidbron: de één-getalsaanduiding van Dtr,2m,nT volgens NBN EN ISO 717-1. Het gewogen gestandaardiseerde niveauverschil gemeten met spoorverkeer als geluidbron: de één-getalsaanduiding van Dtr,2m,nT volgens NBN EN ISO 717-1. Het gewogen gestandaardiseerde niveauverschil gemeten met vliegverkeer als geluidbron: de één-getalsaanduiding van Dtr,2m,nT volgens NBN EN ISO 717-1.
[dB]
Het gestandaardiseerde niveauverschil, gewogen met het standaard wegverkeer spectrum Ctr in de octaafbanden van 125 Hz tot 2000 Hz. Algemene definitie zonder vermelding van het type geluidbron. Het gestandaardiseerde niveauverschil gemeten met een luidspreker als geluidbron, gewogen met het standaard wegverkeer spectrum Ctr in de octaafbanden van 125 Hz tot 2000 Hz. Het gestandaardiseerde niveauverschil gemeten met wegverkeer als geluidbron, gewogen met het standaard wegverkeer spectrum Ctr in de octaafbanden van 125 Hz tot 2000 Hz. Het gestandaardiseerde niveauverschil gemeten met spoorverkeer als geluidbron, gewogen met het standaard wegverkeer spectrum Ctr in de octaafbanden van 125 Hz tot 2000 Hz. Het gestandaardiseerde niveauverschil gemeten met vliegverkeer als geluidbron, gewogen met het standaard wegverkeer spectrum Ctr in de octaafbanden van 125 Hz tot 2000 Hz.
PGA – Deel 1 : Literatuur – IV. Meetmethoden
[dB] [dB] [dB] [dB]
[dB] [dB] [dB] [dB]
[dB]
[dB] [dB] [dB] [dB]
1.41
L1,2m L2 L2,nT L2,nT,A
T2 T0
Het geluiddrukniveau buiten, op 2 m van de gevel, met invloed van de reflecties op de gevel. Het geluiddrukniveau binnen, in de verblijfsruimte. Het gestandaardiseerde geluiddrukniveau binnen, in de verblijfsruimte, voor een nagalmtijd van 0,5 s. De globale, A-gewogen waarde van het gestandaardiseerde geluiddrukniveau binnen, in de verblijfsruimte, voor een nagalmtijd van 0,5 s. De nagalmtijd in de verblijfsruimte. De referentie nagalmtijd, T0 = 0,5 s voor woonvertrekken.
[dB] [dB] [dB] [dB]
[s] [s]
Tabel IV.2 Lijst van symbolen.
PGA – Deel 1 : Literatuur – IV. Meetmethoden
1.42
Overzicht van de meetmethode De meetmethode bepaalt de geluidisolatie van een verblijfsruimte in een woongebouw ten opzichte van verkeersgeluid in de buitenomgeving. De meting omvat de volgende stappen: Meet het geluiddrukniveau op 2 m voor de meest geluidbelaste gevel, veroorzaakt door het aanwezige verkeersgeluid of door een luidspreker als geluidbron. Meet het geluiddrukniveau in de verblijfsruimte. Meet de nagalmtijd in de verblijfsruimte. Bereken het gestandaardiseerde niveauverschil. Herhaal (zo nodig) de meting voor een andere positie van de luidspreker of voor een ander fragment van het verkeersgeluid. Combineer (zo nodig) de verschillende meetresultaten tot het eindresultaat: het gestandaardiseerde niveauverschil van de gevel van de verblijfsruimte. We onderscheiden verschillende methoden naargelang de geluidbron die bij de metingen wordt gebruikt. De meting met verkeersgeluid is de ‘globale verkeersgeluid methode’. We maken verder onderscheid tussen wegverkeer, spoorverkeer en vliegverkeer als geluidbron. De overeenstemmende meetmethoden zijn de ‘globale wegverkeersgeluid methode’, de ‘globale spoorverkeersgeluid methode’ en de ‘globale vliegverkeersgeluid methode’. Deze methodes geven resultaten die het dichtst aansluiten bij de realiteit. De meting met een luidspreker is de ‘globale luidspreker methode’. Door een combinatie van verschillende bronposities tracht men de luidspreker methode zo dicht mogelijk bij de werkelijke situatie laten aan te sluiten. Deze methode wordt toegepast wanneer een meting met verkeersgeluid niet praktisch of onmogelijk is. Tabel IV.3 geeft een overzicht van de verschillende methoden en van het symbool voor het gestandaardiseerde niveauverschil waarmee het meetresultaat wordt uitgedrukt. Het toepassingsgebied volgens NBN EN ISO 140-5 wordt gegeven ter informatie. methode globale luidspreker methode globale wegverkeersgeluid methode
symbool D2m,nT Dtr,2m,nT
toepassing alternatief voor 2,3 en 4 1 voorkeursmethode voor 2 gevels blootgesteld aan geluid van wegverkeer globale spoorverkeersgeluid Drt,2m,nT voorkeursmethode voor 3 methode gevels blootgesteld aan geluid van spoorverkeer globale vliegverkeersgeluid Dat,2m,nT voorkeursmethode voor 4 methode gevels blootgesteld aan geluid van vliegverkeer Tabel IV.3 Overzicht van de verschillende meetmethodes en van het symbool voor het gestandaardiseerde niveauverschil waarmee het resultaat wordt uitgedrukt. Achtereenvolgens worden de gemeenschappelijke kenmerken van de meetmethoden, de specifieke kenmerken van de globale luidsprekermethode en de specifieke kenmerken van de globale verkeersgeluid methoden besproken. In bijlage wordt ter informatie de methoden om de geluidisolatie van gevelelementen in situ te bepalen weergegeven.
PGA – Deel 1 : Literatuur – IV. Meetmethoden
1.43
Gemeenschappelijke aspecten Kenmerkende grootheid De kenmerkende grootheid van de gevelisolatie is het gestandaardiseerde niveauverschil, bepaald met de buitenmicrofoon op 2 m van de gevel, symbool D2m,nT. Men meet het geluiddrukniveau op 2 m voor het gevelvlak (L1,2m), het gemiddelde geluiddrukniveau in de verblijfsruimte (L2), en de nagalmtijd in de verblijfsruimte (T2). Het gestandaardiseerde niveauverschil volgt uit de meetformule [IV.1]: D 2 m ,nT = L1,2m − L2 + 10 log
waarin: D2 m ,nT :
T2 T0
L1,2 m :
het gestandaardiseerde niveauverschil [dB]. het geluiddrukniveau buiten, op 2 m voor de gevel [dB].
L2 : T2 : T0 :
het gemiddelde geluiddrukniveau in de verblijfsruimte [dB]. de nagalmtijd in de verblijfsruimte [s]. de referentie nagalmtijd, 0,5 s.
[IV.1]
Deze grootheid wordt gekozen naar analogie met de kenmerkende grootheid van de luchtgeluidisolatie tussen ruimten [NBN S01-005:1974, NBN EN ISO 140-4:1998]. Frequentiegebied Het gestandaardiseerde niveauverschil wordt bepaald in octaafbanden, minimaal van 125 Hz tot 2000 Hz, bij voorkeur van 63 Hz tot 4000 Hz. Bij de één-getalsaanduiding (zie Tabel IV.1) wordt uitdrukkelijk aangegeven welk frequentiegebied beschouwd werd, indien het afwijkt van het minimale frequentiegebied van 125 Hz tot 2000 Hz. Metingen in 1/3 octaafbanden zijn toegelaten, maar worden voor de voorstelling van de resultaten en voor het berekenen van de één-getalsaanduidingen omgerekend tot waarden in octaafbanden met de formule IV.2. − D2 m ,nT , j 3 1 10 D 2m ,nT = − 10 log 10 3 j =1 waarin: D2 m ,nT : het gestandaardiseerde niveauverschil in de octaafband [dB]. D 2 m ,nT , j : het gestandaardiseerde niveauverschil in de tertsband j [dB].
∑
j:
[IV.2]
de 3 tertsbanden binnen de beschouwde octaafband.
Meting van het geluiddrukniveau voor de gevel Het geluiddrukniveau buiten wordt gemeten op 2 m van het gevelvlak, op 1,5 m hoogte ten opzichte van het vloerniveau van de verblijfsruimte. De minimale afstand tot balkons, overstekken of andere uitkragende geveldelen bedraagt 1,0 m. De meting gebeurt met een vaste microfoon positie voor het midden van het gevelvlak. De meting gebeurt voor het gevelvlak blootgesteld aan de hoogste geluidbelasting. De meetduur bedraagt minimaal 10 s. Verdere details worden gegeven bij de beschrijving van de specifieke methoden.
PGA – Deel 1 : Literatuur – IV. Meetmethoden
1.44
Meting van het geluiddrukniveau in de verblijfsruimte De meting van het geluiddrukniveau in de verblijfsruimte gebeurt met een bewegende microfoonarm of met minimaal 5 vaste microfoonposities. Bij een meting met een bewegende microfoonarm gelden de volgende eisen: minimale straal van de microfoonarm: 0,7 m; minimale afstand tot voorwerpen in of begrenzingen van de ruimte: 0,5 m; minimale helling van het vlak waarin de microfoonarm beweegt: 10° ten opzichte van elke begrenzing van de ruimte; de minimale meetduur bedraagt 15 s. Bij een meting met vaste microfoonposities gelden de volgende eisen: minimale afstand tussen de microfoon posities: 0,7 m; minimale afstand tot voorwerpen in of begrenzingen van de ruimte: 0,5 m. de minimale meetduur per positie bedraagt 10 s. Meting van de nagalmtijd in de verblijfsruimte De meting van de nagalmtijd gebeurt volgens NBN EN ISO 3382:2000. Één-getalsaanduidingen De berekening van het gewogen gestandaardiseerde niveauverschil D2m,nT,w en de spectrale correctietermen gebeurt volgens NBN EN ISO 717-1:1997, op basis van de octaafband waarden van het gemeten gestandaardiseerde niveauverschil D2m,nT. Het gewogen gestandaardiseerde niveauverschil D2m,nT,w wordt berekend over de 5 octaafbanden van 125 Hz tot 2000 Hz. Men kan het gewogen gestandaardiseerde niveauverschil D2m,nT,w corrigeren met een spectrale correctieterm die rekening houdt met het spectrum van de werkelijke geluidbron, het verkeersgeluid. Tabel IV.4 geeft twee standaard spectra, C en Ctr, in deze context ook herleidingswaarden genoemd, voor de berekening van de spectrale correctieterm. De berekening gebeurt minimaal over de 5 octaafbanden van 125 Hz tot 2000 Hz. Omdat het gewogen gestandaardiseerde niveauverschil, gecorrigeerd met een van beide spectrale correctietermen, een veel gebruikte grootheid is, worden er nieuwe symbolen voor ingevoerd: D2m,nT,A
= D2m,nT,w + C
D2m,nT,Atr = D2m,nT,w + Ctr
voor wegverkeer aan hoge snelheid, op de autoweg voor spoorverkeer aan hoge snelheid voor wegverkeer op andere wegen voor spoorverkeer aan lage snelheid voor vliegverkeer
Berekent men de spectrale correctieterm C of Ctr over het uitgebreide frequentiegebied van 63 Hz tot 4000 Hz, dan wordt dit uitdrukkelijk aangegeven in de één-getalsaanduiding van het gestandaardiseerde niveauverschil: D2m,nT,A,63-4000 = D2m,nT,w + C63-4000 D2m,nT,Atr,63-4000 = D2m,nT,w + Ctr,63-4000 Tabel IV.4 geeft de waarden en de toepassing van de beide standaard spectra of herleidingswaarden C en Ctr.
PGA – Deel 1 : Literatuur – IV. Meetmethoden
1.45
verkeerstype
ref 63
A-gewogen bronspectrum [dB] 125 250 500 1000 2000 4000
wegverkeer -18 -14 -10 -7 -4 -6 -11 in de stad Ctr op snelwegen bij snelheden > 80 km/h -32 -22 -15 -9 -6 -5 -5 C spoorverkeer -18 -14 -10 -7 -4 -6 -11 lage snelheden Ctr snelheden > 80 km/h -32 -22 -15 -9 -6 -5 -5 C vliegverkeer -18 -14 -10 -7 -4 -6 -11 opstijgen Ctr -18 -14 -10 -7 -4 -6 -11 landen Ctr Tabel IV.4 Standaard spectra of herleidingswaarden voor verschillende types verkeersgeluid. Eisen voor de meetapparatuur Zoals opgegeven in NBN EN ISO 140-5.
PGA – Deel 1 : Literatuur – IV. Meetmethoden
1.46
Globale luidspreker methode Overzicht van de methode Dit is de ‘globale luidsprekermethode’ volgens NBN EN ISO 140-5. Met een luidspreker op een afstand van minimaal 7 m van het midden van een gevelvlak, en gericht volgens 45°±5° ten opzichte van de loodrechte op het gevelvlak, meet men het geluiddrukniveau op 2 m voor het gevelvlak (L1,2m), het gemiddelde geluiddrukniveau in de verblijfsruimte (L2), en de nagalmtijd in de verblijfsruimte (T2). Het gestandaardiseerde niveauverschil volgt uit de meetformule [IV.3]. De index ‘ls’ geeft aan dat het gestandaardiseerde niveauverschil werd gemeten met een luidspreker: Dls,2m,nT. Dls ,2 m ,nT = L1,2 m − L2 + 10 log
waarin: Dls ,2 m ,nT :
T2 T0
[IV.3]
L1,2 m :
het gestandaardiseerde niveauverschil, bepaald met de luidsprekermethode [dB]. het geluiddrukniveau buiten, op 2 m voor de gevel [dB].
L2 : T2 : T0 :
het gemiddelde geluiddrukniveau in de verblijfsruimte [dB]. de nagalmtijd in de verblijfsruimte [s]. de referentie nagalmtijd, 0,5 s.
De bedoeling van de luidspreker methode is de geluidbelasting van het werkelijke verkeersgeluid zo nauwkeurig mogelijk te simuleren. Afhankelijk van de oriëntatie van de gevelvlakken ten opzichte van de werkelijke geluidbron, volstaat 1 luidspreker positie meestal niet om een correcte geluidinval te bekomen op de verschillende gevelvlakken. In dit geval herhaalt men de meting met verschillende luidspreker posities, waarbij men telkens voor minstens 1 gevelvlak de correcte geluidinval respecteert. Het gestandaardiseerde niveauverschil volgt uit een combinatie van de deelmetingen, volgens formule [IV.4]: ( Dls ,2 m ,nT , j + C L , j ) n − 10 Dls ,2 m ,nT = − 10 log 10 [IV.4] j =1 waarin: het gestandaardiseerde niveauverschil, bepaald met luidspreker positie j, volgens Dls ,2 m ,nT , j : de meetformule [IV.3] [dB]. de gevelvlakfactor (= de variatie in geluidbelasting) van gevelvlak j [dB] CL,j : het aantal metingen. n
∑
De metingen met verschillende luidsprekerposities worden bijgevolg gewogen met de afscherming van elk gevelvlak ten opzichte van de werkelijke geluidbron. Positie van de luidspreker Om de positie(s) van de luidspreker vast te leggen, houdt men rekening met het aantal gevelvlakken, hun afmetingen, en hun oriëntatie ten opzichte van de werkelijke geluidbron, het verkeersgeluid. Daarbij gelden de volgende regels. In principe hoort bij elk gevelvlak een luidspreker positie. De positie van de luidspreker wordt zo gekozen dat enkel het betreffende gevelvlak direct wordt aangestraald. De luidspreker bevindt zich op minimum 7 m van het middelpunt van het gevelvlak, onder een hoek van 45°±5° met de normale op het gevelvlak. De luidspreker bevindt zich bij voorkeur op de grond, of zo hoog mogelijk boven de grond. Een gevelvlak moet voldoende uniform worden aangestraald. Het verschil tussen het maximale en het minimale geluiddrukniveau, gemeten op twee punten op 2 m voor een gevelvlak, mag
PGA – Deel 1 : Literatuur – IV. Meetmethoden
1.47
hoogstens 5 dB bedragen in een willekeurige frequentieband. Oorzaken van grotere variaties zijn het gebruik van een luidspreker met een sterke richtingskarakteristiek, een te korte afstand van de luidspreker tot het gevelvlak, of een grote oppervlakte van het gevelvlak. Slaagt men er niet in een gevelvlak uniform aan te stralen, dan verdeelt men het gevelvlak in denkbeeldige deelvlakken, en voert men voor elk deelvlak de meting uit met inachtname van de uniformiteit (5 dB) van het geluiddrukniveau voor dat deelvlak. Het gestandaardiseerde niveauverschil voor het gehele gevelvlak wordt bekomen uit het logaritmisch gemiddelde van de metingen, volgens formule [IV.5]: Dls ,2 m ,nT , j n − 1 10 Dls ,2 m ,nT = − 10 log 10 [IV.5] n j =1 waarin: het gestandaardiseerde niveauverschil, bepaald met de luidspreker op positie j Dls ,2 m ,nT , j : voor het gevelvlak, volgens de meetformule [IV.3] [dB]. het aantal metingen n
∑
Indien men niet kan vermijden dat twee of meer gevelvlakken rechtstreeks worden aangestraald, kiest men een positie van de luidspreker die het gevelvlak dat het meest is blootgesteld aan het verkeersgeluid, aanstraalt onder een hoek van 45°±5° met de normale op dat gevelvlak. Tegelijk tracht men voor het (de) andere gevelvlak(ken) dezelfde invalsrichting van het geluid te respecteren. Meting van het geluiddrukniveau voor de gevel De algemene voorschriften van zijn van toepassing. Meting van het geluiddrukniveau in de verblijfsruimte De algemene voorschriften zijn van toepassing. Meting van de nagalmtijd in de verblijfsruimte De algemene voorschriften zijn van toepassing. Bepaling van de gevelvlakfactor (afscherming van de gevelvlakken) De gevelvlakfactor CL,j kenmerkt de variatie van de geluidbelasting van de werkelijke geluidbron, het verkeersgeluid, over de verschillende gevelvlakken. De gevelvlakfactor van een gevelvlak is het verschil tussen de geluidbelasting op het meest blootgestelde gevelvlak en de geluidbelasting op het beschouwde gevelvlak. Voor het meest geluidbelaste gevelvlak is de gevelvlakfactor nul. Voor de andere gevelvlakken is de gevelvlakfactor steeds positief; hogere waarden duiden op een hogere afscherming van het gevelvlak tegenover het aanwezige verkeersgeluid. Standaard waarden Tabel IV.5 geeft standaard waarden voor de gevelvlakfactor1. De waarden zijn onafhankelijk van de frequentie. Zij verschillen naargelang de aard van het verkeersgeluid en volgens de oriëntatie van het gevelvlak ten opzichte van de geluidbron.
1
NEN 5077:2001 Geluidwering in gebouwen – Bepalingsmethoden voor de grootheden voor luchtgeluidisolatie, contactgeluidisolatie, geluidwering van scheidingsconstructies en geluidniveaus veroorzaakt door installaties.
PGA – Deel 1 : Literatuur – IV. Meetmethoden
1.48
verkeersgeluid wegverkeer
oriëntatie gevelvlak – geluidbron gevelvlakken met gedeeltelijk zicht op de geluidbron:
CL,j [dB]
α C L , j = MIN 10 log ; 15 ∆α
waarin: de openingshoek waaronder het meest geluidbelaste α: gevelvlak de geluidbron ziet, reflecties op andere gevelvlakken of gebouwen inbegrepen [°] ∆α: de openingshoek waaronder het gevelvlak de geluidbron ziet, reflecties op andere gevelvlakken of gebouwen inbegrepen [°] gevelvlakken zonder zicht op de geluidbron: β = 0° - 15°: β = 15° - 30°: β = 30° - 45°: β = 45° - 90°: β ≥ 90°: waarin: de afschermingshoek tussen het gevelvlak en de β: geluidbron [°] spoorverkeer zoals wegverkeer vliegverkeer in principe wordt geen afscherming ingerekend, tenzij door metingen een afscherming aangetoond wordt (zie volgende paragraaf) Tabel IV.5 Standaard gevelvlak factoren voor de verdeling van de geluidbelasting.
3 5 8 10 15
0
Meting Door een gelijktijdige meting van het geluiddrukniveau van het verkeersgeluid voor het meest belaste gevelvlak en een ander gevelvlak, bekomt men de gevelvlakfactor (Formule IV.6) CL,j = L1,2m,1 - L1,2m,j waarin: het geluiddrukniveau op 2 m voor het meest geluidbelaste gevelvlak [dB]. L1,2m,1 het geluiddrukniveau op 2 m voor het beschouwde gevelvlak [dB] L1,2m,j
[IV.6]
De meting van de beide geluiddrukniveaus moet gelijktijdig gebeuren. Beide geluiddrukniveaus moeten door het verkeersgeluid bepaald worden. Een meting van de gevelvlakfactor laat toe andere waarden dan de standaard gevelvlak factoren uit Tabel IV.5 te hanteren. Voor vliegverkeer in het bijzonder is dit de aangewezen methode om aan te tonen dat het gebruik van een gevelvlakfactor groter dan nul is toegelaten.
PGA – Deel 1 : Literatuur – IV. Meetmethoden
1.49
Globale verkeersgeluid methode De meting met verkeersgeluid houdt het best rekening met de werkelijke geluidbelasting van de gevel door het verkeersgeluid. In tegenstelling tot de globale luidspreker methode, is daarom geen sprake van een combinatie van gestandaardiseerde niveauverschillen met verschillende ‘bronposities’. Wel combineert men de gestandaardiseerde niveauverschillen bekomen met verschillende fragmenten van het verkeersgeluid, op verschillende tijdstippen. Globale wegverkeersgeluid methode Overzicht van de methode Dit is de ‘globale wegverkeersgeluid methode’ volgens NBN EN ISO 140-5. Met het wegverkeer als geluidbron meet men gelijktijdig het geluiddrukniveau op 2 m voor het gevelvlak met de hoogste geluidbelasting (L1,2m), en het gemiddelde geluiddrukniveau in de verblijfsruimte (L2). In de verblijfsruimte meet men ook de nagalmtijd (T2). Het gestandaardiseerde niveauverschil volgt uit de meetformule [IV.7]: Dtr ,2 m ,nT = L1,2 m − L2 + 10 log
waarin: Dtr ,2 m ,nT :
T2 T0
L1,2 m :
het gestandaardiseerde niveauverschil, bepaald met wegverkeersgeluid [dB]. het geluiddrukniveau buiten, op 2 m voor de gevel [dB].
L2 : T2 : T0 :
het gemiddelde geluiddrukniveau in de verblijfsruimte [dB]. de nagalmtijd in de verblijfsruimte [s]. de referentie nagalmtijd, 0,5 s.
[IV.7]
De index ‘tr’ geeft aan dat het gestandaardiseerde niveauverschil werd gemeten met wegverkeersgeluid: Dtr,2m,nT. Selectie van geldige meetresultaten Tijdens de meting moet het verkeersgeluid in de verblijfsruimte minstens 10 dB boven het achtergrondniveau uitstijgen, en moeten minstens 50 voertuigen passeren. In de praktijk meet men op een druk moment, en selecteert men uit een gelijktijdige opname van het geluiddrukniveau buiten en binnen één of meer geldige fragmenten, waarbij het achtergrondgeluid in de verblijfsruimte voldoende overschreden wordt. De geluiddrukniveaus buiten (L1,2m) en binnen (L2) zijn de equivalente niveaus tijdens deze geldige meetperiodes. Voor elk van de geldige fragmenten berekent men het gestandaardiseerde niveauverschil, waaruit men het gemiddelde gestandaardiseerde niveauverschil berekent met formule [IV.8]: Dtr ,2 m ,nT , j n − 1 10 Dtr ,2m ,nT = − 10 log 10 [IV.8] n j =1 waarin: het gestandaardiseerde niveauverschil, bepaald uit geluidfragment j, volgens de Dtr ,2m ,nT , j : meetformule [IV.7] [dB]. het aantal geldige geluidfragmenten. n
∑
Meting van het geluiddrukniveau voor de gevel De algemene voorschriften zijn van toepassing. Men meet het geluiddrukniveau voor het gevelvlak met de hoogste geluidbelasting. Meting van het geluiddrukniveau in de verblijfsruimte De algemene voorschriften zijn van toepassing.
PGA – Deel 1 : Literatuur – IV. Meetmethoden
1.50
Meting van de nagalmtijd in de verblijfsruimte De algemene voorschriften zijn van toepassing. Globale spoorverkeersgeluid methode Overzicht van de methode De meting van de gevelisolatie met geluid van spoorverkeer wordt in NBN EN ISO 140-5 gegeven in bijlage, ter informatie. Met een doorrijdende trein als geluidbron meet men gelijktijdig het geluiddrukniveau op 2 m voor de gevel (L1,2m), en het gemiddelde geluiddrukniveau in de verblijfsruimte (L2). In de verblijfsruimte meet men ook de nagalmtijd (T2). Het gestandaardiseerde niveauverschil volgt uit de meetformule [IV.9]: D rt ,2m ,nT = L1,2 m − L2 + 10 log
T2 T0
[IV.9]
waarin: Drt ,2 m ,nT :
L1,2 m :
het gestandaardiseerde niveauverschil, bepaald met geluid van spoorverkeer [dB]. het geluiddrukniveau buiten, op 2 m voor de gevel [dB].
L2 : T2 : T0 :
het gemiddelde geluiddrukniveau in de verblijfsruimte [dB]. de nagalmtijd in de verblijfsruimte [s]. de referentie nagalmtijd, 0,5 s.
De index ‘tr’ geeft aan dat het gestandaardiseerde niveauverschil werd gemeten met spoorverkeersgeluid: Dtr,2m,nT. Selectie van geldige meetresultaten Aangezien de geluidbron slechts kortstondig aanwezig is, bepaalt men de geluiddrukniveaus buiten (L1,2m) en binnen (L2) als equivalente niveaus tijdens de doorrit van een trein, kortweg tijdens een waarneming. De duur van een waarneming is de periode dat zowel het buitengeluid als het binnengeluid voldoende (minimaal 10 dB) boven het achtergrondniveau uitstijgen. Voor elke waarneming bepaalt men het gestandaardiseerde niveauverschil met de meetformule [IV.9]. De gestandaardiseerde niveauverschillen van minstens 5 waarnemingen worden gemiddeld volgens de formule [IV.10]. Drt ,2 m ,nT , j n − 1 10 Drt ,2m ,nT = − 10 log 10 [IV.10] n j =1 waarin: het gestandaardiseerde niveauverschil, bepaald uit de waarneming j, volgens de Drt ,2 m ,nT , j : meetformule [IV.9] [dB]. het aantal geldige waarnemingen. n
∑
Meting van het geluiddrukniveau voor de gevel De algemene voorschriften zijn van toepassing. Men meet het geluiddrukniveau voor het gevelvlak met de hoogste geluidbelasting. Meting van het geluiddrukniveau in de verblijfsruimte De algemene voorschriften zijn van toepassing. Meting van de nagalmtijd in de verblijfsruimte De algemene voorschriften zijn van toepassing.
PGA – Deel 1 : Literatuur – IV. Meetmethoden
1.51
Globale vliegverkeersgeluid methode Deze is volledig analoog aan de globale spoorverkeersgeluid methode Enkele bijzonderheden zijn: De index ‘at’ voor ‘vliegverkeer’ in plaats van ‘rt’ voor spoorverkeer. Aangezien vliegtuigen geen vast traject volgen, is het aan te bevelen een groot aantal waarnemingen (overvluchten) te hanteren bij het bepalen van het gemiddelde gestandaardiseerde niveauverschil volgens formule [IV.10]. Men zal er op letten dat alle mogelijke trajecten vertegenwoordigd zijn in het gemiddelde resultaat.
PGA – Deel 1 : Literatuur – IV. Meetmethoden
1.52
Bijlage: bepaling van de geluidisolatie van gevelelementen De norm NBN EN ISO 140-5 beschrijft de elementenmethode, die toelaat de schijnbare geluidverzwakkingsindex van een gevelelement te bepalen. Daarnaast beschrijven we twee praktijkgerichte methoden om de geluidisolatie van gevelelementen in situ te bepalen, op basis van een intensiteitsmeting of een trillingsmeting. De elementenmethode De elementenmethode heeft tot doel de geluidverzwakkingsindex ‘in situ’ van gevelelementen te bepalen. Met een luidspreker voor de gevel of met het aanwezige verkeersgeluid meet men het geluiddrukniveau vlakbij het gevelelement en het geluiddrukniveau in de verblijfsruimte. In de verblijfsruimte meet men ook de nagalmtijd (T2). Wanneer men de geluidoverdracht door alle andere gevelelementen uitsluit, bijvoorbeeld door het afschermen met voorzetwanden, kan men uit de meetresultaten de geluidverzwakkingsindex ‘in situ’ van het gevelelement bepalen. Men noemt dit ook de schijnbare geluidverzwakkingsindex. Deze kan vergeleken worden met de geluidverzwakkingsindex bekomen in het laboratorium. De methode wordt beschreven in NBN EN ISO 140-5, en hier niet verder toegelicht. Door de noodzaak om geveldelen af te schermen, is deze methode niet erg praktisch. Intensiteitsmeting Uit het geluiddrukniveau voor de gevel en het intensiteitsniveau afgestraald door een gevelelement, kan men de deelisolatie van dat gevelelement berekenen volgens formule [IV.11.]
D2 m ,nT = L2 m − LI − 10 log S + 10 log waarin: D 2 m ,nT L2 m LI S V T0
0,16V 4T0
[IV.11]
het gestandaardiseerde niveauverschil [dB]. het geluiddrukniveau buiten, op 2 m voor de gevel [dB]. het intensiteitsniveau afgestraald door het gevelelement [dB ref 1pW/m2]. de oppervlakte van het gevelelement [m2]. het volume van de verblijfsruimte [m3]. de referentie nagalmtijd, 0,5 s.
Deze methode is praktisch enkel bruikbaar met een stationaire geluidbron, waarvoor bijgevolg enkel een luidspreker in aanmerking komt. De plaatsing van de geluidbron en de meting van het geluiddrukniveau buiten gebeuren volgens de aanwijzingen uit globale luidspreker methode. Men beperkt zich tot luidspreker posities voor het gevelvlak waarvan het onderzochte gevelelement deel uitmaakt. Trillingsmeting Uit het geluiddrukniveau voor de gevel en het versnellingsniveau van het gevelelement, kan men de deelisolatie van dat gevelelement berekenen volgens formule [IV.12].
PGA – Deel 1 : Literatuur – IV. Meetmethoden
1.53
D2 m ,nT = L2 m − Lacc − 10 log S − 10 log σ − 10 log ρ c + 20 log ω + 10 log
waarin: D 2 m ,nT L2 m Lacc
σ ρc ω S V T0
0,16V 4T0
[IV.12]
het gestandaardiseerde niveauverschil [dB]. het geluiddrukniveau buiten, op 2 m voor de gevel [dB]. het versnellingsniveau van het geveldeel [dB ref 1µm/s2]. de afstraalfactor van het gevelelement [-]. de karakteristieke impedantie in lucht [kg/m2s]. de cirkelfrequentie [rad/s]. de oppervlakte van het gevelelement [m2]. het volume van de verblijfsruimte [m3]. de referentie nagalmtijd, 0,5 s.
Deze methode is praktisch enkel bruikbaar met een stationaire geluidbron, waarvoor bijgevolg enkel een luidspreker in aanmerking komt. De plaatsing van de geluidbron en de meting van het geluiddrukniveau buiten gebeuren volgens de aanwijzingen uit globale luidspreker methode. Men beperkt zich tot luidspreker posities voor het gevelvlak waarvan het onderzochte gevelelement deel uitmaakt. De methode vereist een aanname voor de afstraalfactor van het gevelelement. Voor een direct aangestraald gevelelement kan men benaderend uitgaan van σ = 1. Voor flankerende gevelelementen of voor lichte gevelelementen, voornamelijk in de laagste frequentiebanden, beperkt deze aanname de nauwkeurigheid van het resultaat.
PGA – Deel 1 : Literatuur – IV. Meetmethoden
1.54
V
Rekenmethoden
V.1
Inleiding De methode voor het berekenen van de akoestische prestatie van gebouwen uitgaande van de prestaties van de verschillende samenstellende bouwelementen werd op Europees niveau geharmoniseerd in de normenreeks EN12354 deel 1 tot en met 41. Deel 3 van deze norm laat toe de gevelisolatie te berekenen. Het rekenmodel dat verder wordt uitgewerkt in deel 3 van dit rapport heeft dan ook EN 12354-3 als vertrekbasis. In de literatuur geven we een gestructureerd overzicht in het Nederlands van deze norm waarbij een aantal gerichte begrippen nader wordt toegelicht.
1
EN 12354-3, Building acoustics – Estimation of acoustic performance of buildings from the performance of products – Part 3: Airborne sound insulation against outdoor sound, 2000
PGA – Deel 1 : Literatuur – V. Rekenmethoden
1.55
V.2
Overzicht EN 12354-3 Dit deel is opgevat als een ‘geannoteerde vertaling’ van de norm EN 12354-3, “Building acoustics – Estimation of acoustic performance of buildings from the performance of products – Part 3: Airborne sound insulation against outdoor sound’.
Doel De Europese norm EN 12354-3 beschrijft een rekenmethode om de geluidoverdracht van buiten naar binnen te bepalen. De methode steunt in hoofdzaak op meetwaarden van de geluidverzwakkingsindex van constructiedelen. De berekeningen kunnen zowel in frequentiebanden als met eengetalsgrootheden gebeuren. Dit document beschrijft de grootheden, de principes van het rekenmodel, de toepassing en de beperkingen. De methode is gericht op de voorspelling van de gevelisolatie van woongebouwen. Ze kan ook toegepast worden bij andere gebouwen met gelijkaardige afmetingen.
Grootheden Kenmerkende grootheden voor de prestatie van het gebouw De schijnbare geluidverzwakkingsindex R’45° Uit een meting van de gevelisolatie in situ met een luidspreker als geluidbron, kan men een schijnbare geluidverzwakkingsindex van een geveldeel afleiden volgens EN ISO 140-5: R '45° = L1, s − L2 + 10 log
waarin: R' 45° : L1,s : L2 : S: A: -1.5:
S − 1,5 dB A
[V.1]
de schijnbare geluidverzwakkingsindex voor een geluidinval van 45° [dB]. het geluiddrukniveau op het buitenoppervlak van het geveldeel [dB]; de meting gebeurt met de microfoon op het gevelvlak, zodat een verdubbeling van de geluiddruk optreedt bij alle frequenties. het gemiddelde geluiddrukniveau in de ontvangruimte [dB]. de oppervlakte van het geveldeel [m2]. de oppervlakte geluidabsorptie in de ontvangruimte [m2]. correctieterm voor de schuine geluidinval: 10 log (cos(45°)) [dB].
Bij deze meting wordt de luidspreker op 45° ten opzichte van de normale op het geveldeel geplaatst. De geluidafstraling van andere geveldelen wordt door gepaste maatregelen afgeschermd. Het doel is om deze waarde in situ te vergelijken met de geluidverzwakkingsindex R, van het geveldeel in het laboratorium. De schijnbare geluidverzwakkingsindex R’tr,s Uit een meting van de gevelisolatie in situ met wegverkeer als geluidbron, kan men een schijnbare geluidverzwakkingsindex van een geveldeel afleiden volgens EN ISO 140-5:
PGA – Deel 1 : Literatuur – V. Rekenmethoden
1.56
R' tr ,s = Leq ,1,s − Leq ,2 + 10 log
waarin: R' tr ,s : Leq ,1,s :
Leq ,2 :
S: A: -3:
S − 3 dB A
[V.2]
de schijnbare geluidverzwakkingsindex voor wegverkeer als geluidbron [dB]. het geluiddrukniveau op het buitenoppervlak van het geveldeel [dB]; de meting gebeurt met de microfoon op het gevelvlak, zodat een verdubbeling van de geluiddruk optreedt bij alle frequenties; men neemt het equivalente niveau over een periode waarin het verkeersgeluid zowel buiten als binnen domineert. het gemiddelde geluiddrukniveau in de ontvangruimte [dB]. de oppervlakte van het geveldeel [m2]. de oppervlakte geluidabsorptie in de ontvangruimte [m2]. correctieterm voor ‘alzijdige geluidinval’ [dB].
Bij deze meting gebruikt men het wegverkeer als geluidbron. De term –3 dB in de formule is een benadering. Bij een oneindig uitgestrekte homogene lijnbron die parallel loopt met de 2 gevel, in een vlak dat de normale op de gevel bevat, is de correctieterm –2 dB ( 10 log ). π Voor dezelfde situatie, waarbij het vlak dat de weg en het middelpunt van de gevel bevat, 38° helt met de normale op de gevel, is de correctieterm –3 dB. Ook voor het denkbeeldige geval van alzijdige geluidinval met gelijke sterkte uit alle richtingen van een halfruimte is de π /2 correctieterm –3 dB ( − 10 log sin θ cos θ dθ ). 0
∫
Het gestandaardiseerde niveauverschil D2m,nT Zowel uit een meting met een luidspreker als met het aanwezige verkeersgeluid als geluidbron, kan men een verschil bepalen tussen het geluiddrukniveau op 2 m voor de gevel en het geluiddrukniveau binnen. Wanneer men dit refereert naar de nagalmtijd, noemt men de kenmerkende grootheid het gestandaardiseerde niveauverschil D2m,nT. Dtr ,2 m ,nT = Ltr ,2 m − L2 + 10 log
T2 T0
[V.3]
waarin: Dtr ,2 m ,nT :
Ltr ,2 m :
het gestandaardiseerde niveauverschil [dB]. het geluiddrukniveau op 2 m voor de gevel [dB].
L2 : T2 : T0 :
het gemiddelde geluiddrukniveau in de ontvangruimte [dB]. de nagalmtijd in de ontvangruimte [s]. de referentie nagalmtijd, 0,5 s.
De index ‘tr’ (traffic) verwijst naar het verkeersgeluid als geluidbron. Bij een meting met een luidspreker op 45° ten opzichte van de normale op de gevel, gebruikt men de index ‘ls’ (loudspeaker). Deze grootheid wordt gebruikt om de globale geluidwering van de gevel te kenmerken. Het genormaliseerde niveauverschil D2m,n Dit is analoog aan het gestandaardiseerde niveauverschil D2m,nT, maar met een referentie naar de geluidabsorptie in de ontvangruimte:
PGA – Deel 1 : Literatuur – V. Rekenmethoden
1.57
Dtr ,2 m ,n = Ltr ,2 m − L2 − 10 log
waarin: D tr ,2 m ,n :
A2 A0
Ltr ,2 m :
het genormaliseerde niveauverschil [dB]. het geluiddrukniveau op 2 m voor de gevel [dB].
L2 : A2 : A0 :
het gemiddelde geluiddrukniveau in de ontvangruimte [dB]. de oppervlakte geluidabsorptie in de ontvangruimte [m2]. de referentieoppervlakte geluidabsorptie, 10 m2.
[V.4]
Het verband tussen de verschillende grootheden De norm vermeldt dat de schijnbare geluidverzwakkingsindex R’45°, bepaald met een luidspreker, doorgaans 0 tot 2 dB hoger is dan de schijnbare geluidverzwakkingsindex R’tr,s, bepaald met verkeersgeluid. Dit geldt in het bijzonder voor de laagste frequentiebanden en voor de eengetalsgrootheid. R’tr,s komt het best overeen met de geluidverzwakkingsindex in het laboratorium. Tussen het gestandaardiseerde niveauverschil D2m,nT en het genormaliseerde niveauverschil D2m,n geldt het volgende verband: D 2 m ,n = D 2 m ,nT − 10 log
waarin: D 2 m ,n : D2 m ,nT
:
V2 :
V2 30
[V.5]
het genormaliseerde niveauverschil [dB]. het gestandaardiseerde niveauverschil [dB]. het volume van de ontvangruimte [m3].
De norm vermeldt dat voor deze grootheden geen systematisch verschil bestaat tussen de meting met een luidspreker of met verkeersgeluid. Kenmerkende grootheden voor de prestaties van producten De belangrijkste invoergegevens van de rekenmethode zijn de akoestische isolaties van producten. Deze gegevens zijn bij voorkeur beschikbaar in tertsbanden of octaafbanden. De geluidverzwakkingsindex R De geluidverzwakkingsindex van een constructiedeel, gemeten in het laboratorium volgens EN ISO 140-3, wordt gedefinieerd als volgt: R = 10 log
waarin: R: W1 : W2 :
W1 W2
[V.7]
de geluidverzwakkingsindex [dB]. het geluidvermogen invallend op het constructiedeel [W]. het geluidvermogen doorgelaten door het constructiedeel [W].
Het genormaliseerde niveauverschil van een bouwelement Dn,e Het genormaliseerde niveauverschil van een bouwelement, gemeten in het laboratorium volgens EN 20140-10, wordt gedefinieerd als volgt:
PGA – Deel 1 : Literatuur – V. Rekenmethoden
1.58
Dn ,e = L1 − L2 − 10 log
A2 A0
waarin: D n ,e :
het genormaliseerde niveauverschil [dB].
L1 : L2 : A2 : A0 :
het gemiddelde geluiddrukniveau in de zendruimte [dB]. het gemiddelde geluiddrukniveau in de ontvangruimte [dB]. de oppervlakte geluidabsorptie in de ontvangruimte [m2]. de referentieoppervlakte geluidabsorptie, 10 m2.
[V.8]
Deze grootheid wordt gebruikt om kleine bouwelementen zoals ventilatieroosters te kenmerken. Het is een ‘geluidverzwakkingsindex’ van een wand van 10 m2 die hetzelfde geluidvermogen doorlaat als het bouwelement. Andere gegevens Om de rekenmethode toe te passen, kunnen bijkomende gegevens over de gevelopbouw nodig zijn, zoals de vorm van de gevel, de dichtingen tussen gevelelementen, de oppervlakte van de gevel of van geveldelen. Andere bepalingen en grootheden De schijnbare geluidverzwakkingsindex van de gevel R’ Dit is de geluidverzwakkingsindex die men zou meten mocht men de gevel in zijn geheel in het laboratorium testen. Dit is de grootheid die met het rekenmodel berekend wordt. Andere grootheden om de gevelisolatie van het gebouw te kenmerken, worden hieruit afgeleid. Het niveauverschil ∆Lfs veroorzaakt door de vorm van de gevel Door de vorm van de gevel verschilt het geluiddrukniveau op het gevelvlak van de waarde die men zou verwachten op basis het geluiddrukniveau van de invallende geluidgolf:
∆L fs = L1,in − L1,s + 6 dB waarin: ∆L fs : L1,in : L1,s :
6
[V.9]
het niveauverschil veroorzaakt door de vorm van de gevel [dB]. het geluiddrukniveau van het invallende geluid [dB]; deze waarde zou men meten mocht de gevel niet aanwezig zijn. het geluiddrukniveau op het buitenoppervlak van de gevel [dB]; de meting gebeurt met de microfoon op het gevelvlak, zodat een verdubbeling van de geluiddruk optreedt bij alle frequenties; de correctieterm voor de verdubbeling van de geluiddruk op het gevelvlak [dB].
Bijlage C van EN12354-3 geeft aanwijzingen voor het bepalen van het niveauverschil ∆Lfs.
Rekenmodel Algemene principes Men neemt aan dat de geluidoverdracht van verkeersgeluid door een gevel vereenvoudigd kan worden tot de geluidoverdracht van diffuus invallend geluid. Men berekent dus de schijnbare geluidverzwakkingsindex van de gevel R’. Andere grootheden om de gevelisolatie van het gebouw te kenmerken, worden hieruit afgeleid. De schijnbare geluidverzwakkingsindex van de gevel R’ wordt berekend door zowel de directe als de flankerende geluidoverdracht van elk geveldeel op te tellen:
PGA – Deel 1 : Literatuur – V. Rekenmethoden
1.59
m n R' = − 10 log τ e ,i + τf [V.10] f =1 i =1 waarin: de schijnbare geluidverzwakkingsindex [dB]. R' : de transmissiecoëfficiënt voor directe geluidoverdracht van geveldeel i; τ e ,i : deze is gedefinieerd als de verhouding van het geluidvermogen afgestraald door directe geluidoverdracht door het geveldeel, tot het geluidvermogen dat invalt op de ganse gevel. de transmissiecoëfficiënt voor flankerende geluidoverdracht van geveldeel f; τf : deze is gedefinieerd als de verhouding van het geluidvermogen afgestraald door flankerende geluidoverdracht door het geveldeel, tot het geluidvermogen dat invalt op de ganse gevel. n: het aantal geveldelen waarvoor directe geluidoverdracht optreedt. m: het aantal geveldelen waarvoor flankerende geluidoverdracht optreedt.
∑
∑
Uit de definitie van de transmissiecoëfficiënten volgt dat de grootheid R p = − 10 log τ e ,i de deelisolatie van het geveldeel kenmerkt. De procedures om de directe (τe) en de flankerende (τf) geluidoverdracht van elk gevelelement te bepalen, worden verder gegeven. Uit de schijnbare geluidverzwakkingsindex van de gevel R’ worden de andere kenmerkende grootheden berekend als volgt: R' 45 = R' + 1 dB R' tr ,s = R'
[V.11] [V.12]
Zoals eerder reeds vermeld, zijn deze verbanden benaderend. Het gestandaardiseerde niveauverschil hangt bovendien af van de vorm van de gevel en van de afmetingen en absorptie van de ontvangruimte: D 2 m ,nT = R' + ∆L fs + 10 log
waarin: D 2 m ,nT : R' : ∆L fs :
V: T0 : S:
V2 6 T0 S
[V.13]
het gestandaardiseerde niveauverschil [dB]. de schijnbare geluidverzwakkingsindex [dB]. het niveauverschil veroorzaakt door de vorm van de gevel [dB]. het volume van de ontvangruimte [m2]. de referentie nagalmtijd, 0,5 s. de totale oppervlakte van de gevel, gezien van uit de binnenruimte [m2].
De berekeningen gebeuren met eengetalsgrootheden of in frequentiebanden, minimaal van 100 Hz tot 3150 Hz (tertsbanden) of 125 Hz tot 2000 Hz (octaafbanden). Zijn gegevens beschikbaar voor lagere of hogere frequentiebanden, dan kan het frequentiegebied verbreed worden. Voor de lagere frequentiebanden zijn de meet- en rekenresultaten doorgaans minder betrouwbaar. Het rekenen met eengetalsgrootheden is rekenkundig correct voor de grootheid Rw+Ctr (een geluidisolatie in dB(A)), en een goede benadering voor de grootheid Rw. Beide grootheden mogen tijdens een berekening niet gemengd worden. Bepaling van de directe geluidoverdracht τe uit productgegevens Alle delen van de gevel (zoals gezien van binnen) worden in de berekening betrokken. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen ‘kleine geveldelen’ (volgens EN 20140-10) en andere geveldelen.
PGA – Deel 1 : Literatuur – V. Rekenmethoden
1.60
Kleine gevelelementen De transmissiecoëfficiënt voor de directe geluidoverdracht van kleine gevelelementen wordt berekend als volgt: Dn ,e ,1
− A0 10 10 S waarin: 10 m2, de fictieve oppervlakte van het gevelelement A0: het genormaliseerde niveauverschil van het kleine gevelelement i [dB]; Dn ,e ,i : voor de definitie zie de meetformule [V.8]. S: de totale oppervlakte van de gevel, gezien van uit de binnenruimte [m2].
τ e ,i =
[V.14]
Andere geveldelen De transmissiecoëfficiënt voor de directe geluidoverdracht van gewone gevelelementen wordt berekend als volgt: R
− 1 Si 10 10 S waarin: de oppervlakte van het gevelelement [m2]. Si: de geluidverzwakkingsindex van het gevelelement i [dB]; Ri : voor de definitie zie de meetformule [V.7]. de oppervlakte van het gevelelement i, gezien van uit de binnenruimte [m2]. Si: S: de totale oppervlakte van de gevel, gezien van uit de binnenruimte [m2].
τ e ,i =
[V.15]
De geluidoverdracht door voegen en aansluitingen zit normaal gesproken vervat in de waarde van de geluidverzwakkingsindex of het genormaliseerde niveauverschil. Dit veronderstelt dat de voegen en aansluitingen van het proefmonster in het laboratorium identiek zijn als de uitvoering in situ. Is dit niet het geval, dan kan een extra fictief ‘gevelelement’ toegevoegd worden, om de invloed van voegen en aansluitingen in te rekenen (zie bijlage B). De geluidverzwakkingsindex of het genormaliseerde niveauverschil zijn meestal het resultaat van metingen in het laboratorium. Men kan ze ook afleiden uit empirische of theoretische berekeningen, of uit metingen in situ. Bijlage D geeft hierover enkele aanwijzingen. In elk geval moet de oorsprong van de gegevens duidelijk vermeld worden. Bepaling van de flankerende geluidoverdracht τf De transmissiecoëfficiënt voor de flankerende geluidoverdracht van een geveldeel is de som van de transmissiecoëfficiënten van elke flankerende weg naar dat gevelelement. Deze transmissiecoëfficiënten kunnen bepaald worden volgens EN 12354-1, “Building acoustics – Estimation of acoustic performance of buildings from the performance of products – Part 1: Airborne sound insulation between rooms’. De oppervlakte SS in deze rekenmethode is de totale oppervlakte S van de gevel. Meestal is de bijdrage van de flankerende geluidoverdracht verwaarloosbaar. Wanneer massieve gevelelementen star verbonden zijn met massieve binnenwanden van de ontvangruimte, kan de bijdrage van de flankerende transmissie betekenisvol zijn. Dit geldt in het bijzonder bij hoge eisen. Een benaderende manier om de invloed van flankerende transmissie in te rekenen, is de geluidverzwakkingsindex van de zware gevelelementen te verminderen met 2 dB. Toelichting De geluidisolatie van beglazing en vensters wordt beïnvloed door de oppervlakte en door nissen. Deze invloed kan verwaarloosd worden voor zover de beglaasde oppervlaktes en de afmetingen van de nis in de gevel niet te veel verschillen van de situatie in het laboratorium.
PGA – Deel 1 : Literatuur – V. Rekenmethoden
1.61
Voor vele gevelelementen is de kwaliteit van voegen en aansluitingen bepalend voor de geluidverzwakkingsindex. Dit geldt in het bijzonder voor gevelelementen die men kan openen. Het is essentieel om na te gaan of de uitvoering in situ en in het laboratorium dezelfde zijn. Zo niet, kan men de invloed van voegen en aansluitingen bepalen volgens de aanwijzingen van bijlage B. Bij lichte dubbele gevelelementen is de geluidverzwakkingsindex in situ meestal lager dan in het laboratorium, door een andere oppervlakte en door een groter aantal verbindingen. De geluidoverdracht door kleine gevelelementen kan beïnvloed worden door hun positie in de gevel, en door de aanwezigheid van buitenwanden of overstekken. Hiermee wordt rekening gehouden in de meetmethode (volgens EN 20140-10). Het effect kan ook ingeschat worden volgens de aanwijzingen van bijlage C. Men beschouwt alle geveldelen die van binnen zichtbaar zijn als ‘de gevel’. De totale geveloppervlakte is de oppervlakte gemeten in de binnenruimte. Als het invallende geluidniveau op verschillende delen van de gevel niet gelijk is, wordt de gevel opgesplitst in delen waarvoor de geluidinval wel homogeen is. Deze delen worden dan elk afzonderlijk berekend. Beperkingen De rekenmethode veronderstelt alzijdige geluidinval, terwijl de geluidinval in situ en in het laboratorium wel degelijk verschillen. Dit veroorzaakt systematische afwijkingen, die echter slechts als gemiddelden worden ingerekend. Bij een meting gaat men er van uit dat interferentie grotendeels afwezig is wanneer de microfoon op 2 m van de gevel geplaatst wordt. Deze aanname is aanvaardbaar voor metingen in octaafbanden, maar voor metingen in tertsbanden kan interferentie nog belangrijk zijn. Het rekenmodel houdt geen rekening met interferentie.
Nauwkeurigheid Bij het beoordelen van de nauwkeurigheid van het rekenmodel, veronderstelt men dat het gebouw zorgvuldig werd uitgevoerd (‘volgens de regels van de kunst’) en dat de geluidisolatie nauwkeurig werd gemeten. De nauwkeurigheid van het rekenmodel hangt af van vele factoren, waaronder: De nauwkeurigheid van de productgegevens, de meetwaarden in het laboratorium. De mate van overeenkomst tussen de situatie in het laboratorium en in situ. Het aantal en de aard van de gevelelementen. De geometrie van de situatie. De grootheid die voorspeld wordt. De ervaring zal de nauwkeurigheid van het rekenmodel moeten aantonen. Voorlopig kunnen enkel aanwijzingen gegeven worden. De berekening van het genormaliseerde niveauverschil D2m,n (formule V.4) uit de eigenschappen van de gevelelementen is – gemiddeld genomen – correct. De standaardafwijking op de eengetalsgrootheid Dls,2m,n,w+Ctr bedraagt ongeveer 1,5 dB. In octaafbanden is de standaardafwijking groter, tot 3 dB. De berekening van de schijnbare geluidverzwakkingsindex R’ is wellicht minstens even nauwkeurig. Door de invoergegevens te wijzigen, verkrijgt men een inzicht in de gevoeligheid van de resultaten voor de geluidisolatie van een bepaald gevelelement. Dit geeft ook een aanwijzing over de nauwkeurigheid van de rekenresultaten.
Bijlage B Bepaling van de geluidovedracht door een gevelelement uit de samenstellende delen.
PGA – Deel 1 : Literatuur – V. Rekenmethoden
1.62
B.1. Transmissiecoëfficiënt voor een samengesteld gevelelement In een aantal gevallen beschikt men niet over de geluidverzwakkingsindex van een gevelelement in precies dezelfde vorm of uitvoering zoals toegepast in de gevel. Men kan dan trachten om op basis van de geluidverzwakkingsindex van delen van dat gevelelement, toch de geluidverzwakkingsindex van het gevelelement te schatten. Men kan, bijvoorbeeld, de geluidverzwakkingsindex van een beglazing aanpassen met (empirische) gegevens over de invloed van dichtingen en raamprofielen, om de geluidverzwakkingsindex van het geheel, het venster, te berekenen. Men kan ook door een combinatie van de geluidverzwakkingsindex van samenstellende componenten de geluidverzwakkingeindex van het gevelelement berekenen. Beschikt men, bijvoorbeeld, over de geluidverzwakkingsindex van een beglazing, van een raamprofiel en van een voegdichting (per lopende meter), dan bekomt men door een gepaste combinatie de geluidverzwakkingsindex van het geheel:
τe =
n
∑S j =1
waarin: Rj : Si: S: n: Rs ,k :
l0: ls,k: m:
Sj
10
−
Rj 10
l + 0 S
m
∑l
s ,k
10
−
Rs ,k 10
[V.B.1]
k =1
de geluidverzwakkingsindex van deel j van het gevelelement [dB]. de oppervlakte van deel j van het gevelelement [m2]. de totale oppervlakte van het gevelelement [m2]. het aantal delen waaruit het gevelelement is samengesteld. de geluidverzwakkingsindex van de voeg of van de aansluiting, per meter lengte [dB]. de referentielengte: l0 = 1 m. de lengte van de voeg of aansluiting [m]. het aantal voegen of aansluitingen in het gevelelement.
Deze rekenmethode mag niet gebruikt worden om de geluidverzwakkingsindex van een product te berekenen, als vervanging van een meting in het laboratorium. De bedoeling is enkel om de invloed van de voegdichting op de geluidverzwakkingsindex van een gevelelement in te schatten, met het oog op de berekening van de globale gevelisolatie. Bijlage B2 geeft meetwaarden voor de geluidverzwakkingsindex van delen van gevelelementen, bijvoorbeeld beglazingen, deuren, raamkaders. Bijlage B3 geeft informatie over de geluidverzwakkingsindex van voegen. B.2. Geluidverzwakkingsindex van delen van gevelelementen Dit deel geeft informatie over de geluidverzwakkingsindex van delen van gevelelementen, bijvoorbeeld beglazingen, deuren, raamkaders. Deze gegevens, aangepast en aangevuld met andere (meet)gegevens, worden opgenomen in het rekenblad en zijn ook terug te vinden in hoofdstuk 7 van dit deel van het rapport.
PGA – Deel 1 : Literatuur – V. Rekenmethoden
1.63
VI
Brongegevens
VI.1
Inleiding De globale luchtgeluidisolatie van een bouwdeel of van een constructie wordt mee bepaald door het spectrum van de geluidbron. Ook voor een correcte berekening van een binnenniveau uitgaande van een globale gevelbelasting is het belangrijk de spectrale samenstelling van deze belasting te kennen. In dit hoofdstuk worden bronspectra uit de literatuur aangegeven waarmee globale waarden berekend worden voor weg-, spoor- en vliegverkeer. Al de bronspectra worden opgegeven in octaafbanden als A-gewogen herleidingswaarden waarvan het totale niveau afgerond 0 dB(A) bedraagt. Vervolgens worden de bronspectra die terug gevonden werden in de literatuur vergeleken met spectra opgemeten op de verschillende meersites.
VI.2
Bronspectra per verkeerstype Wegverkeer In Tabel VI.1 worden een aantal kenmerkende bronspectra voor wegverkeerslawaai samengevat die in de literatuur terug te vinden zijn. De documenten waaruit deze spectra afkomstig zijn worden hieronder kort besproken. [NBN-EN-ISO 717-1, 1996] legt de regels vast voor het bepalen van de één-getalsgrootheden voor luchtgeluidisolatie in gebouwen en van gebouwdelen. Naast de gewogen geluidverzwakkingsindex Rw worden twee correctietermen (C en Ctr) gedefinieerd die rekening houden met de spectra van bepaalde geluidbronnen. In Tabel A.1 van deze norm wordt gesteld dat het spectrum ter bepaling van de C-correctie kenmerkend is voor wegverkeer, op snelwegen bij snelheden > 80 km/h en dat het spectrum ter bepaling van de Ctr-correctie kenmerkend is voor wegverkeer in de stad. [NEN 5077, 1991] beschrijft een spectrum voor wegverkeerslawaai dat voor alle types wegverkeer gebruikt kan worden. In het Nederlandse reken- en meetvoorschrift wegverkeerslawaai [Reken- en meetvoorschrift wegverkeerslawaai, 2000] worden de spectra opgegeven als emissiegetallen die via een formule het geluidvermogen per meter opleveren. Er wordt onderscheid gemaakt tussen 3 types motorvoertuigen: lichte, middelzware en zware motorvoertuigen. Voor deze drie types voertuigen werd het bronvermogenspectra berekend bij zowel hoge snelheid als lage snelheid op een wegdek van dicht asfaltbeton. Aangenomen kan worden dat bij toepassingen waarbij de gevel dicht bij de rijweg gelegen is het spectrum van het invallende wegverkeerslawaai gelijkvormig is met het bronvermogenspectrum van het wegverkeer. De Franse norm [XP S 31-133, 2001], die de geluidvoortplanting van weg- en spoorverkeer beschrijft en bovendien model staat voor de Europese regelgeving voor de geluidvoortplanting van wegverkeer, verwijst voor het bepalen van de bronvermogens naar het document [NF S 31130, 1997]. Deze laatste norm, die het opstellen van geluidkaarten voor buitenlawaai beschrijft, bevat geen formules voor het bepalen van het bronvermogen van wegverkeer. Er wordt verwezen naar metingen.
PGA – Deel 1 : Literatuur – VI. Brongegevens
1.64
Bronspectrum 63
125
Herleidingswaarden [dB] 250 500 1000 2000
NBN-EN-ISO 717-1 Wegverkeer in de stad (Ctr) -18 -14 -10 -7 Wegverkeer op snelwegen bij hoge snelheden > 80 km/h (C) -32 -22 -15 -9 NEN 5077 – Wegverkeerslawaai -14 -10 -6 Reken en meetvoorschrift Wegverkeerslawaai 2000 lichte motorvoertuigen 50 km/h -24 -20 -15 -10 middelzware motorvoertuigen -25 -16 -8 -8 50 km/h -25 -18 -10 -6 zware motorvoertuigen 50 km/h -34 -20 -14 -10 lichte motorvoertuigen 120 km/h -30 -17 -12 -6 middelzware motorvoertuigen -27 -20 -14 -5 90 km/h zware motorvoertuigen 90 km/h Tabel VI.1 Kenmerkende bronspectra wegverkeerslawaai in octaafbanden
4000
-4
-6
-11
-6 -5
-5 -7
-5
-3 -4 -4 -3 -4 -3
-5 -7 -7 -6 -7 -8
-13 -13 -14 -14 -14 -15
In Figuren VI.1-2 worden de wegverkeerspectra uit Tabel VI.1 weergegeven die geldig zijn voor stadsverkeer respectievelijk wegverkeer bij hoge snelheden. Het algemene wegverkeerspectrum uit [NEN 5077,1991] werd in beide figuren opgenomen. Mid denfre quentie octaafband [Hz]
Middenfrequentie octa afband [Hz] 0
63
125
250
500
100 0
2000
4000
0
Her leidingswaard en [dB]
Herl eidingswaarden [dB]
-1 0 -1 5 -2 0 -2 5
-3 5
125
250
500
1000
2 000
4000
-5
-5
-3 0
63
ISO 717-1 - C tr RMW 2002 - lichte mo torvoertuig en 50 km/h RMW 2002 - middelzw are m otorvoertuigen 50 km/h RMW 2002 - zware motorvoe rtuigen 50 km/ h NEN 5077 - wegverve rkeerslawaa i
-4 0
Figuur VI.1 Bronspectra voor wegverkeer bij lage snelheden (stadsverkeer).
-10 -15 -20 -25 -30 -35
ISO 717-1 - C RMW 2002 - lichte m otorvoertuigen 120 km/h RMW 2002 - middelzw are motorvoe rtuigen 90 km/ h RMW 2002 - zware motorvoertuigen 9 0 km/h NEN 5077 - wegverkeerslawaai
-40
Figuur VI.2 Bronspectra voor wegverkeer bij hoge snelheden.
Spoorverkeer In Tabel VI.2 worden een aantal kenmerkende bronspectra voor spoorverkeerslawaai samengevat die in de literatuur terug te vinden zijn. De documenten waaruit deze spectra afkomstig zijn worden hieronder kort besproken. Het spectrum ter bepaling van de C-correctieterm in [NBN-EN-ISO 717-1, 1996] is volgens tabel A.1 van deze norm ook kenmerkend voor spoorverkeer bij hoge en gemiddelde snelheden. Voor spoorverkeer bij lage snelheden daarentegen kan het spectra ter bepaling van de Ctrcorrectieterm als kenmerkend beschouwd worden. Net zoals voor wegverkeer bepaalt [NEN 5077, 1991] een algemeen spectrum voor spoorverkeer. In [NPR 5272, 2001], de Nederlandse praktijkrichtlijn die de toepassing beschrijft van het rekenvoorschrift [NBN-EN 12354-3, 2000], werden in bijlage E enkele bijzondere geluidspectra opgenomen waaronder een spectra voor de havenspoorlijn van Rotterdam.
PGA – Deel 1 : Literatuur – VI. Brongegevens
1.65
In het Nederlandse reken- en meetvoorschrift voor railverkeerslawaai [Reken- en meetvoorschrift Railverkeerslawaai ,1996], dat overgenomen wordt in een Europese richtlijn, worden voor 9 verschillende railvervoer-categorieën de spectra opgegeven als emissiegetallen die via een formule het geluidvermogen per meter opleveren. Parameters die een invloed hebben op de vorm van het bronspectra zijn de snelheid van de trein, het type bovenbouwconstructie, de baangesteldheid, en het al dan niet remmen van de trein. Voor twee categorieën (schijfgeremd reizigersmaterieel en blokgeremd goederenmaterieel) werd het bronvermogenspectrum uitgerekend bij zowel lage snelheid (50 km/h) als hogere snelheid (90 km/h) waarbij verder aangenomen werd dat de trein reed op een spoor op betonnen monoof duoblok dwarsliggers in ballastbed en geen remmende beweging aan het uitvoeren was. Indien de geluidbelaste gevel dichtbij het spoor gelegen is kan aangenomen worden dat het bronvermogenspectrum en het spectrum van de gevelbelasting nagenoeg identiek zijn. Frequentie-afhankelijke effecten van bodemdemping, luchtdemping, schermwerking en dergelijke, spelen dan nauwelijks mee. Bronspectra 63
Herleidingswaarden [dB] 125 250 500 1000 2000
-18 -32
-14 -22
-10 -15
-7 -9
-4 -6
-6 -5
NEN 5077 – Railverkeerslawaai
-21
-17
-9
-4
-4
NPR 5272 – Havenspoorlijn Rotterdam
-17
-9
-5
-5
-9
-6 -8 -4 -6
-5 -5 -6 -9
NBN-EN-ISO 717-1 - Spoorwegverkeer, bij lage snelheden (Ctr) - Spoorwegverkeer, bij gemiddelde en hoge snelheden (C)
Reken en meetvoorschrift Railverkeerslawaai 1996 - Schijfgeremd reizigersmaterieel 90 km/h -41 -22 -8 -8 - Schijfgeremd reizigersmaterieel 50 km/h -37 -22 -7 -6 - Blokgeremd goederenmaterieel 90 km/h -43 -28 -11 -7 - Blokgeremd goederenmaterieel 50 km/h -42 -24 -6 -5 Tabel 2 : Kenmerkende bronspectra spoorverkeerslawaai in octaafbanden.
4000 -11 -5
-10 -13 -11 -11
In Figuren VI.3-4 worden de spoorverkeerspectra uit Tabel VI.2 weergegeven die geldig zijn voor treinverkeer bij lage snelheden respectievelijk hoge snelheden. Het algemene spectrum uit [NEN 5077,1991] en het spectrum voor de havenspoorlijn van Rotterdam werden in beide figuren opgenomen. Middenfre quentie octaafband [Hz]
Middenfrequentie octaafban d [Hz] 125
250
500
1 000
2000
4000
0
-5
-5
-10
-10
-15 -20 -25 -30 -35 -40 -45
ISO 717-1 - C tr NPR 5272 - havenspoorlijn Rotterdam NEN 5077 - railverkeerslawaai RMR 1996 - sch ijfgeremd reizigersmaterieel (50 km/h) RMR 1996 - blokgeremd goederenmateriee l (50 km/h)
-50
Figuur VI.3 Bronspectra voor spoorverkeer bij lage snelheden.
PGA – Deel 1 : Literatuur – VI. Brongegevens
Herle idingswaarden [dB ]
Herle idingswaarden [dB ]
0
63
63
125
250
500
10 00
2000
4000
-15 -20 -25 -30 -35 -40 -45 -50
ISO 717-1 - C N PR 5272 - havenspoorlijk Rotterdam N EN 5077 - railverkeerslaw aai R MR 199 6 - schijfge remd reizigersm aterieel (90 km /h) R MR 199 6 - blokgeremd goede renma terieel (90 km/h )
Figuur VI.4 Bronspectra voor spoorverkeer bij hoge snelheden.
1.66
Vliegverkeer In Tabel VI.3 worden een aantal kenmerkende bronspectra voor vliegverkeerslawaai samengevat die in de literatuur terug te vinden zijn. De documenten waaruit deze spectra afkomstig zijn worden hieronder kort besproken. Het spectrum ter bepaling van de C-correctieterm in [NBN-EN-ISO 717-1,1996] is volgens tabel A.1 van deze norm ook kenmerkend voor straalvliegtuigen op korte afstand. Voor straalvliegtuigen op grote afstand daarentegen kan het spectra ter bepaling van de Ctrcorrectieterm als kenmerkend beschouwd worden. Net zoals voor weg- en spoorverkeer beschrijft NEN 5077 ook een algemeen spectrum voor vliegverkeerslawaai. In [NP 5272, 2001] de Nederlandse praktijkrichtlijn die de toepassing beschrijft van het rekenvoorschrift [NBN-EN 12354-3,2000] werden in bijlage E enkele bijzondere geluidspectra opgenomen waaronder spectra voor startend en landend vliegverkeer voor de luchthavens van Schiphol en Maastricht. Bronspectra NBN-EN-ISO 717-1 - Straalvliegtuigen, op grote afstanden (Ctr) - Straalvliegtuigen, op korte afstanden (C) NEN 5077 – luchtverkeerlawaai
63
Herleidingswaarden [dB] 125 250 500 1000 2000
-18 -32
-14 -22
-10 -15
-7 -9
-4 -6
-21 -11 -7 -4.5 NPR 5272 - Schiphol, starten -15.3 -7.6 -6.8 -4.4 - Schiphol, landen -18.8 -11.9 -7.1 -5.9 - Maastricht, starten -12.6 -6.0 -5.7 -4.8 - Maastricht, landen -17.2 -10.5 -6.9 -6.1 Tabel VI.3 Kenmerkende bronspectra vliegverkeerslawaai in octaafbanden.
-6 -5
4000 -11 -5
-6 -6.5 -3.2 -10.8 -3.6
In Figuur VI.5 worden de vliegverkeerspectra uit Tabel VI.3 grafisch voorgesteld. Mid denfre quenties octaafba nden [Hz] 63
125
250
500
100 0
2000
4000
0
Herl eidingswaarden [dB]
-5 -1 0 -1 5 -2 0 -2 5 -3 0 -3 5
ISO 717-1 - C ISO 717-1 - C tr NPR 5272 - Schipho l, starten NPR 5272 - Schipho l, landen NPR 5272 - Maastricht, starten NPR 5272 - Maastich t, lan den NEN 5077 - luchtverkeerslawaai
-4 0
Figuur VI.5 Bronspectra voor vliegverkeer.
PGA – Deel 1 : Literatuur – VI. Brongegevens
1.67
VI.3
Vergelijking met gemeten spectra In deze paragraaf geven we een vergelijking van de spectra uit de literatuur (normen en rekenmethoden) met enkele spectra die in de metingen geregistreerd werden.
Wegverkeer Als voorbeeld wordt de spectrale samenstelling van de gevelbelasting van de kijkwoning langs de Brusselsesteenweg te Winksele bekeken. Tijdens de dagperiode is hier continu verkeer, gemengd personen- en vrachtvervoer. De maximum snelheid bedraagt 90 km/h, de werkelijke gemiddelde snelheid is wat lager, vermits vlakbij een zone 70 km/h begint. Aangezien de woning wat teruggetrokken staat ten opzichte van de rijbaan (30 m), en niet bewoond is, wordt het geluidniveau voor de gevel overdag uitsluitend bepaald door het wegverkeer. Tabel VI.4 toont de spectra tijdens de dagperiode, samengevat in periodes van 1 uur, elk uur berekend als een gemiddelde over alle dagen van de meetcampagne. Meetperiode
Gemeten spectra [dB] 63 125 250 500 1000 2000 07h – 08h -22 -17 -12 -11 -4 -4 08h – 09h -24 -18 -13 -11 -5 -4 09h – 10h -24 -18 -13 -11 -4 -4 10h – 11h -24 -17 -12 -10 -5 -5 11h – 12h -24 -16 -12 -10 -5 -5 12h – 13h -23 -17 -12 -11 -5 -5 13h – 14h -24 -17 -12 -11 -4 -4 14h – 15h -24 -16 -12 -9 -4 -5 15h – 16h -23 -17 -12 -10 -4 -5 16h – 17h -23 -17 -12 -10 -4 -5 17h – 18h -23 -18 -13 -11 -4 -4 18h – 19h -24 -18 -13 -11 -3 -5 07h – 19h, dagperiode -23 -17 -12 -11 -4 -5 Wegverkeer in de stad (Ctr) -18 -14 -10 -7 -4 -6 Tabel VI.4 Woning Brusselsesteenweg te Winksele: gemeten spectra van wegverkeer.
4000 -12 -9 -9 -9 -9 -9 -10 -12 -13 -13 -13 -14 -11 -11
Spoorverkeer Tabel VI.5 toont de spectra voor het spoorgeluid voor de gevel van de woningen te Heverlee (passagiers- en goederentreinen, lage snelheid) en te Lovenjoel (hoofdzakelijk passagierstreinen, hoge snelheid). De spectra zijn berekend uit het equivalente geluiddrukniveau tijdens de 60 luidste seconden van een groot aantal doorritten. Meting 63 -23 -38 -33 -18 -32
Heverlee, voorgevel Lovenjoel, achtergevel Lovenjoel, bouwterrein zonder woningen Spoorverkeer, bij lage snelheden (Ctr) Spoorverkeer, bij gemiddelde en hoge snelheden (C) Tabel VI.5 Gemeten spectra van spoorverkeer.
PGA – Deel 1 : Literatuur – VI. Brongegevens
125 -13 -30 -29 -14 -22
Gemeten spectra [dB] 250 500 1000 2000 -8 -4 -6 -10 -19 -6 -3 -7 -23 -12 -4 -3 -10 -7 -4 -6 -15 -9 -6 -5
4000 -25 -17 -12 -11 -5
1.68
Vliegverkeer Tabel VI.6 geeft spectra van de gevelbelasting voor vliegverkeer in verschillende gevallen: Woning Lemmensstraat te Steenokkerzeel: opstijgen en landen van vliegtuigen Woning Ganzeweidestraat te Haren: opstijgen van vliegtuigen. Hier hebben we in totaal 180 spectra gemeten, bekomen als Leq tijdens de 60 luidste seconden van evenveel overvluchten. Uit deze gegevens hebben naast het gemiddelde spectrum, ook de spreiding (σ, normale verdeling) op de waarde in elke octaafband aangegeven. Daarnaast geven we ook de spectra van 5% van de overvluchten met het meest laagfrequente en het meest hoogfrequente spectrum, geselecteerd uitgaande van het verschil tussen de A-gewogen en de lineaire waarde van het spectrum. Meting 63 Steenokkerzeel, landen -27 Steenokkerzeel, opstijgen -19 Haren, gemiddelde tijdens een overvlucht -23 Haren, spreiding op de spectra (σ) 4 Haren, 5% meest laagfrequente spectra -16 Haren, 5% meest hoogfrequente spectra -32 Straalvliegtuigen, op grote afstanden (Ctr) -18 Straalvliegtuigen, op korte afstanden (C) -32 Tabel VI.6 Gemeten spectra van vliegverkeer.
125 -21 -24 -14 3 -13 -20 -14 -22
Gemeten spectra [dB] 250 500 1000 2000 -11 -6 -5 -6 -13 -1 -8 -13 -8 -4 -5 -9 2 1 1 2 -9 -4 -5 -10 -12 -6 -4 -6 -10 -7 -4 -6 -15 -9 -6 -5
4000 -10 -26 -23 6 -24 -14 -11 -5
Samenvattende grafieken De vergelijking tussen de normspectra uit ISO 717-1 en de opgemeten spectra wordt grafisch voorgesteld samen in Figuur VI.6 voor wegverkeer, in Figuur VI.7 voor spoorverkeer in Figuur VI.8 voor vliegverkeer Steenokkerzeel en in Figuur VI.9 voor vliegverkeer Haren. 10 5 0 -5 -10 -15 -20 -25 -30 -35
C (ISO 717-1) Ctr (ISO 717-1) Heverlee Lovenjoel
5 Spectrum of herleidingswaarde (dB)
Spectrum of herleidingswaarde (dB)
10
C (ISO 717-1) Ctr (ISO 717-1) Winksele
0 -5 -10 -15 -20 -25 -30 -35
-40
-40 63
125 250 500 1000 2000 4000 Frequentie (Hz, octaafbanden)
Figuur VI.6 spectra wegverkeer (meetresultaten en normwaarden).
PGA – Deel 1 : Literatuur – VI. Brongegevens
63
125 250 500 1000 2000 4000 Frequentie (Hz, octaafbanden)
Figuur VI.7 Spectra spoorverkeer (meetresultaten en normwaarden).
1.69
C (ISO 717-1) Ctr (ISO 717-1) Steenokkerzeel, stijgen Steenokkerzeel, landen
Spectrum of herleidingswaarde (dB)
5 0 -5 -10 -15 -20 -25 -30 -35
C (ISO 717-1) Ctr (ISO 717-1) Haren, gemiddelde Haren, spreiding
5 0 -5 -10 -15 -20 -25 -30 -35
-40
-40 63
125 250 500 1000 2000 4000 Frequentie (Hz, octaafbanden)
Figuur VI.8 Spectra vliegverkeer Steenokkerzeel (meetresultaten en normwaarden).
VI.4
10
Spectrum of herleidingswaarde (dB)
10
63
125 250 500 1000 2000 4000 Frequentie (Hz, octaafbanden)
Figuur VI.9 Spectra vliegverkeer Haren (meetresultaten en normwaarden).
Besluit Ten aanzien van de uiteenlopende spectra is in de studie en in verband met gevelisolatie, volgend besluit als plausibel aangehouden: ‘De kenmerkende grootheden voor de gevelisolatie zijn frequentieafhankelijk. Het spectrum wordt opgedeeld in octaafbanden, minimaal van 125 Hz tot 2000 Hz, mogelijk uitgebreid tot 63 Hz en 4000 Hz. In de regel is het karakteristieke spectrum van het buitengeluid voor alle verkeerstypes Ctr (ISO 717-1) met uitzondering van snel spoorverkeer en snel wegverkeer, hiervoor wordt het spectrum C (ISO 717-1) gehanteerd. Het gebruik van gemeten spectra in specifieke omstandigheden is toegelaten.’
PGA – Deel 1 : Literatuur – VI. Brongegevens
1.70
VI.5
Referenties NBN-EN-ISO 717-1, Bepaling van de geluidisolatie in gebouwen en van gebouwdelen, Deel 1 : Luchtgeluidisolatie, 1996 NEN 5077, Geluidwering in gebouwen – Bepalingsmethoden voor de grootheden luchtgeluidisolatie, contactgeluidisolatie, geluidwering van scheidingsconstructies en geluiddrukniveaus veroorzaakt door installaties, 1997 REKEN- EN MEETVOORSCHRIFT WEGVERKEERSLAWAAI 2000, VROM, 2001 XP S 31-133, Acoustique - Bruit des infrastructures de transport terrestres - Calcul de l’atténuation du son lors de sa propagation en milieu extérieur, inclunant les effets météorologiques, 2001 NF S 31-130, Acoustique – Cartographie du bruit en milieu extérieur – Elaboration des cartes et représentation graphique, 1997 NPR 5272, Geluidwering in gebouwen – Aanwijzingen voor de toepassing van het rekenvoorschrift voor de geluidwering van gevels op basis van NEN-EN 12354-3, 2001 NBN-EN 12354-3, Geluidsleer – Schatting van de geluidgedraging van gebouwen uit de bouwdeelgedraging – Deel 3 : Luchtgeluidwering tegen buitenlawaai, 2000 REKEN- EN MEETVOORSCHRIFT RAILVERKEERSLAWAAI 1996, VROM, 2001
PGA – Deel 1 : Literatuur – VI. Brongegevens
1.71
VII
Isolatiegegevens In Tabellen VII.1-14 zijn de één-getalsgrootheden volgens NBN EN ISO 717-1:1996 weergegeven van verschillende bouwelementen gegroepeerd per type. Meer gedetailleerde informatie over de octaafbandwaarden van de geluidverzwakkingsindex van deze bouwelementen kan terug gevonden worden in het document isolatiegegevens.xls op de bijgevoegde CD-rom.
VII.1 Massieve wanden code productomschrijving ter plaatse gestort beton 10101 ter plaatse gestort beton, 150 mm, 350 kg/m2 10102 ter plaatse gestort beton, 200 mm, 480 kg/m2 10103 ter plaatse gestort beton, 250 mm, 600 kg/m2 metselwerk, kalkzandsteen 10201 metselwerk, kalkzandsteen, 100 mm, 180 kg/m2 10202 metselwerk, kalkzandsteen, 150 mm, 270 kg/m2 10203 metselwerk, kalkzandsteen, 214 mm, 380 kg/m2 10204 metselwerk, kalkzandsteen, 265 mm, 470 kg/m2 10205 metselwerk, kalkzandsteen, 300 mm, 520 kg/m2 metselwerk, snelbouw 10301 metselwerk, snelbouw, 90 mm, 110 kg/m2 + bepleistering 10302 metselwerk, snelbouw, 140 mm, 200 kg/m2 + bepleistering metselwerk, gipsblokken 10501 metselwerk, gipsblokken, gelijmd, 70 mm, 65 kg/m2 10502 metselwerk, gipsblokken, gelijmd, 100 mm, 95 kg/m2 10503 metselwerk, gipsblokken, gelijmd, 140 mm, 130 kg/m2 algemeen 10601 Gemene muur (450 kg/m²) Tabel VII.1 Isolatiegegevens voor massieve wanden.
Rw (C;Ctr) 52 (-1,-6) 56 (-2,-7) 59 (-1,-7) 43 (-1,-4) 49 (-1,-5) 54 (-2,-7) 56 (-1,-6) 58 (-1,-7) 40 (-1,-4) 45 (-1,-5) 32 (0,-2) 36 (-1,-3) 40 (-1,-4) 57 (-2,-5)
VII.2 Massieve wanden + buitenafwering (voorspouwblad, buitenisolatie,…) code productomschrijving Rw (C;Ctr) spouwmuur steenachtig binnenspouwblad, buitenspouwblad of buitenisolatie, 51 (-1,-4) 20101 200 kg/m2 steenachtig binnenspouwblad, buitenspouwblad of buitenisolatie, 54 (-1,-5) 2 20102 300 kg/m steenachtig binnenspouwblad, buitenspouwblad of buitenisolatie, 55 (-2,-6) 20103 400 kg/m2 steenachtig binnenspouwblad, buitenspouwblad of buitenisolatie, 57 (-2,-5) 20104 500 kg/m2 Tabel VII.2 Isolatiegegevens voor massieve wanden + buitenafwerking (voorspouwblad, buitenisolatie,…).
VII.3 Vloer code productomschrijving welfsels 30101 Holle betonnen welfsels 20 cm inclusief afwerking 380 kg/m² Tabel VII.3 Isolatiegegevens voor vloeren.
PGA – Deel 1 : Literatuur – VII. Isolatiegegevens
Rw (C;Ctr) 58(-2,-7)
1.72
VII.4 Lichte enkelvoudige panelen code productomschrijving algemeen 40101 paneel enkelvoudig 10 kg/m² multiplex 40201 40 mm multiplex 28 kg/m² Tabel VII.4 Isolatiegegevens voor lichte enkelvoudige panelen.
Rw (C;Ctr) 30 (-1,-3) 31 (-1,-2)
VII.5 Lichte dubbele panelen, sandwichpanelen code productomschrijving sandwichpanelen 50101 sandwich, platen met minineral wol kern, 20 kg/m² 50102 sandwich, platen met PS-schuim in de kern, 20 kg/m² Tabel VII.5 Isolatiegegevens voor lichte dubbele panelen en sandwichpanelen.
Rw (C;Ctr) 33 (-9,-7) 32 (-2,-4)
VII.6 Beglazingen code productomschrijving beglazing Saint-Gobain 60101 Saint-Gobain, 4/12/4, luchtspouw 60102 Saint-Gobain, 5/12/5, luchtspouw 60103 Saint-Gobain, 6/15/4, luchtspouw 60104 Saint-Gobain, 10/15/6, luchtspouw 60105 Saint-Gobain, 6/12/44.2, luchtspouw, pvb 60106 Saint-Gobain, 10/12/44.2, luchtspouw, pvb 60107 Saint-Gobain, 44.2/12/66.2, luchtspouw, pvb 60108 Saint-Gobain, 6/12/44.2, luchtspouw, verbeterd pvb 60109 Saint-Gobain, 10/12/44.2, luchtspouw, verbeterd pvb 60110 Saint-Gobain, 10/20/44.2, luchtspouw, verbeterd pvb 60111 Saint-Gobain, 44.2/20/55.2, luchtspouw, verbeterd pvb 60112 Saint-Gobain, 4/16/4, luchtspouw beglazing Glaverbel 60201 Glaverbel, 6/12/4, gasvulling 60202 Glaverbel, 8/12/5, gasvulling 60203 Glaverbel, 10/20/6, luchtspouw 60204 Glaverbel, 6/12/44.2, luchtspouw, pvb folie 60205 Glaverbel, 6/20/44.2, luchtspouw, pvb folie 60206 Glaverbel, 6/20/4.1.4, gasvulling, giethars 60207 Glaverbel, 8/15/4.1.4, gasvulling, giethars 60208 Glaverbel, 10/20/4.1.4, gasvulling, giethars 60209 Glaverbel, 4.1.4/20/5.1.5, gasvulling, giethars enkelvoudige beglazing 60301 Enkel glas 4mm 60302 Enkel glas 6 mm 60303 Enkel glas 8 mm 60304 Enkel glas 12 mm 60305 Enkel glas 3 mm voorzetramen 60401 voorzetraam 8-80-5.2.5 giethars 60402 voorzetraam 8-80-6.2.6 giethars 60403 voorzetraam 8-160-5.2.5 giethars 60404 voorzetraam 8-160-6.2.6 giethars Tabel VII.6 Isolatiegegevens voor beglazingen.
PGA – Deel 1 : Literatuur – VII. Isolatiegegevens
Rw (C;Ctr) 31 (-1,-4) 31 (0,-3) 34 (-2,-5) 37 (-1,-4) 37 (-1,-5) 38 (-1,-5) 40 (-1,-3) 39 (-2,-6) 42 (-2,-6) 45 (-2,-6) 50 (-4,-10) 33 (-2,-5) 36 (-2,-7) 37 (-2,-5) 39 (-1,-4) 37 (-2,-5) 40 (-2,-4) 43 (-2,-7) 46 (-3,-9) 46 (-2,-7) 50 (-5,-11) 30 (-1,-3) 30 (-2,-2) 30 (-1,-1) 32 (-2,-3) 29 (-2,-5) 49 (-2,-6) 49 (-2,-6) 52 (-1,-6) 53 (-2,-6)
1.73
VII.7 Vensters (raam + beglazing) code productomschrijving algemeen 70101 opengaand raam zonder dichtingen, enkel glas 3 mm. dakvenster 70102 Veluxraam 3-9-3 Tabel VII.7 Isolatiegegevens voor vensters (raam + beglazing).
Rw (C;Ctr) 20 (0,-1) 28 (-2,-5)
VII.8 Buitendeuren code productomschrijving houten buitendeuren 80101 enkelvoudige deur, vol houten deurblad, 35-45 mm, 15-20 kg/m2 80102 enkelvoudige deur, vol houten deurblad, 40-50 mm, 20-30 kg/m2 80103 enkelvoudige deur, vol houten deurblad, 60-70 mm, 25-35 kg/m2 Tabel VII.8 Isolatiegegevens voor buitendeuren.
PGA – Deel 1 : Literatuur – VII. Isolatiegegevens
Rw (C;Ctr) 29 (-1,-2) 35 (-1,-3) 40 (-1,-5)
1.74
VII.9 Ventilatievoorzieningen code productomschrijving Renson raamventilatieroosters 90102 Renson type TH-90, 30 x 105 mm, 14 l/s 90103 Renson type THR-106, 85 x 122 mm, 24 l/s 90104 Renson type AK35, 182 x 195 mm, 22 l/s 90105 Renson type AK38, 182 x 195 mm, 16 l/s 90106 Renson type AK40, 269 x 195 mm, 23 l/s 90107 Renson type AK43, 269 x 195 mm, 13 l/s Duco raamventilatieroosters 90201 Duco type Ducoton 10, 70 x 95 mm, 14 l/s 90202 Duco type Ducoton 18, 70 x 135 mm, 25 l/s 90203 Duco type Ducoflat 14, 30 x 135 mm, 20 l/s 90204 Duco type Stylista Corto 13, dxh = 155 x 105 mm, 13 l/s 90205 Duco type Stylista Corto 20, dxh = 155 x 105 mm, 20 l/s 90206 Duco type Stylista Medio 10, dxh = 205 x 105 mm, 10 l/s 90207 Duco type Stylista Medio 19, dxh = 205 x 105 mm, 19 l/s 90208 Duco type Stylista Alto 11, dxh = 255 x 105 mm, 11 l/s 90209 Duco type Stylista Alto 18, dxh = 255 x 105 mm, 18 l/s 90210 Duco type Stylista Largo 10, dxh = 255 x 105 mm, 10 l/s 90211 Duco type Stylista Largo 22, dxh = 255 x 105 mm, 22 l/s 90212 Duco type Acoustica Corto 12, dxh = 155 x 155 mm, 12 l/s 90213 Duco type Acoustica Corto 22, dxh = 155 x 155 mm, 22 l/s 90214 Duco type Acoustica Medio 13, dxh = 205 x 155 mm, 13 l/s 90215 Duco type Acoustica Medio 22, dxh = 205 x 155 mm, 22 l/s 90216 Duco type Acoustica Alto 12, dxh = 255 x 155 mm, 12 l/s 90217 Duco type Acoustica Alto 20, dxh = 255 x 155 mm, 20 l/s Duco muurventilatieroosters 90301 Duco type Silenzio 200 Uno, dxhxb = 107 x 285 x 270 mm, 14 l/s 90302 Duco type Silenzio 200 Plus Uno, dxhxb = 107 x 285 x 320 mm, 19l/s 90303 Duco type Silenzio 250 Uno, dxhxb = 107 x 335 x 320 mm, 19 l/s Duco mechanische muurventilatieroosters 90401 Duco Sonair A+, harde buis 100 mm 90402 Duco Sonair A+, absorberende buis 125 mm 90403 Duco Sonair A+, absorberende buis 160 mm Alusta demper voor op plat dak 90501 Alusta PDD25 (demper voor op plat dak), 15 l/s 90502 Alusta PDD50 (demper voor op plat dak), 21 l/s 90503 Alusta PDD75 (demper voor op plat dak), 21 l/s Tabel VII.9 Isolatiegegevens voor ventilatievoorzieningen.
PGA – Deel 1 : Literatuur – VII. Isolatiegegevens
Dne,w (C;Ctr) 26 (-1,-2) 27 (-1,-2) 37 (-1,-2) 41 (-1,-3) 44 (-1,-4) 46 (-1,-4) 25 (1,0) 22 (1,0) 23 (1,0) 41 (0,-2) 36 (-1,-3) 44 (-2,-3) 40 (-1,-4) 48 (-2,-5) 40 (0,-3) 50 (-1,-4) 42 (-1,-3) 43 (-1,-4) 38 (-1,-3) 48 (-2,-5) 41 (-1,-3) 49 (-2,-5) 43 (-1,-3) 48 (-1,-5) 43 (-2,-5) 46 (-1,-4) 47 (-3,-4) 50 (-0,-3) 54 (-1,-3) 41 (-1,-3) 46 (-2,-5) 49 (-2,-6)
1.75
VII.10 Platte daken code productomschrijving welfsels 100101 gemetste holle welfsels (gebakken klei) + druklaag, 200 kg/m² holle welfsels, 200 kg/m² + MW + onafhankelijke houten structuur, 100102 beplating met waterkering balkrooster + minerale wol in de spouw 2x14 mm plaatmateriaal, balken met 150 mm min. wol (trillingsdempend bevestigd), dampremmende laag, onderdak 18 100201 mm, balklaag 2x14 mm plaatmateriaal, balken met 150 mm min. wol (trillingsdempend bevestigd), dampremmende laag, onderdak 18 mm, balklaag met 100 mm min. wol, 2x12,5 mm plaatmateriaal 100202 (soepel bevestigd) beton 100301 150 mm lichtbeton + bitumineuze dakbedekking; ca 100 kg/m² 100302 300 mm lichtbeton + bituminueze dakbedekking; ca 200 kg/m² 100303 100 mm beton + isolatie + bitumineuze dakbedekking ca 225 kg/m² Tabel VII.10 Isolatiegegevens voor platte daken.
PGA – Deel 1 : Literatuur – VII. Isolatiegegevens
Rw (C;Ctr) 47 (-1,-4) 63 (-1,-5)
64 (-2,-6)
78 (-4,-10) 44 (-1,-3) 49 (-1,-4) 51 (-1,-4)
1.76
VII.11 Hellende daken code productomschrijving traditionele daken pannen/onderdak vezelcement/kepers met 120 mm min. 110101 wol/dampscherm/ 12.5 mm gipskarton pannen/onderdak vezelcement/kepers met 120 mm min. 110102 wol/dampscherm/ 2x12.5 mm gipskarton pannen/onderdak vezelcement/kepers met 180 mm min. 110103 wol/dampscherm/ 12.5 mm gipskarton pannen/onderdak vezelcement/kepers met 180 mm min. 110104 wol/dampscherm/ 2x12.5 mm gipskarton Traditioneel dak spouw 150 mm met 100 mm minerale wol pannen + vezelcement onderdak 110307 GK 12.5 mm op latten puntgekoppeld Traditioneel dak spouw 150 mm met 100 mm minerale wol pannen + vezelcement onderdak 110308 GK 2x12.5 mm op latten puntgekoppeld Traditioneel dak spouw 150 mm met 100 mm minerale wol pannen + vezelcement onderdak 110309 GK 2x12.5 mm op volledig ontkoppeld Traditioneel dak spouw 250 mm met minimaal 150 mm minerale wol pannen + vezelcement onderdak 110310 GK 12.5 mm op latten puntgekoppeld Traditioneel dak spouw 250 mm met minimaal 150 mm minerale wol pannen + vezelcement onderdak 110311 GK 2x12.5 mm op latten puntgekoppeld Traditioneel dak spouw 250 mm met minimaal 150 mm minerale wol pannen + vezelcement onderdak 110312 GK 2x12.5 mm volledig ontkoppeld geprefabriceerde dakplaten 110301 Geprefabriceerde dakplaat massa = 15 kg/m2 110302 Geprefabriceerde dakplaat massa = 20 kg/m2 110303 Geprefabriceerde dakplaat massa = 25 kg/m2 Geprefabriceerde dakplaat massa = 15 kg/m2 + volledig ontkoppelde voorzetwand 60mm minerale wol en 2x12.5 110304 mm gipskarton Geprefabriceerde dakplaat massa = 20 kg/m2 + volledig ontkoppelde voorzetwand 60mm minerale wol en 2x12.5 110305 mm gipskarton Geprefabriceerde dakplaat massa = 25 kg/m2 + volledig ontkoppelde voorzetwand 60mm minerale wol en 2x12.5 110306 mm gipskarton Tabel VII.11 Isolatiegegevens voor hellende daken.
Rw (C;Ctr) 45 (-2,-8) 49 (-2,-7) 47 (-2,-8) 52 (-2,-7) 34 (-2,-8) 37 (-2,-8) 45 (-5,-11) 36 (-2,-8) 47 (-2,-8)
60 (-5,-11) 23 (-1,-3) 28 (-1,-3) 31 (-1,-4) 37 (-2,-7) 41 (-2,-7) 44 (-2,-7)
VII.12 Kleine elementen code productomschrijving algemeen 120101 mechanisch ventilatiekastje 120102 open haard Tabel VII.12 Isolatiegegevens voor kleine elementen.
PGA – Deel 1 : Literatuur – VII. Isolatiegegevens
Dne,w (C;Ctr) 43 (-1,-5) 8 (-1,-1)
1.77
VII.13 Raamprofielen code productomschrijving algemeen 130101 enkelvoudig aluminium of kunststof, 50 mm 130102 hout of dubbelwandig kunststof; 50-70 mm 130103 diverse materialen, 80-120 mm Tabel VII.13 Isolatiegegevens voor raamprofielen
Rw (C;Ctr) 36 (-1,-3) 39 (-1,-4) 42 (-1,-3)
VII.14 Kieren code productomschrijving zonder dichtingen 140101 bij ramen geen dichting; spleetbreedte 1-5 mm lipprofielen 140102 lipprofiel, indrukking 2 - 6 mm 140103 lipprofiel, indrukking > 8 mm Tabel VII.14 Isolatiegegevens voor kieren.
PGA – Deel 1 : Literatuur – VII. Isolatiegegevens
Rs,w (C;Ctr) 22 (0,0) 27 (-1,0) 36 (0,1)
1.78
LABORATORIUM AKOESTIEK EN THERMISCHE FYSICA LABORATORIUM BOUWFYSICA CELESTIJNENLAAN 200D 3001 LEUVEN
KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN
Eindverslag betreffende de onderzoeksopdracht vanwege het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap afdeling Algemeen Milieu en Natuurbeleid
Berekening en kostenraming van geluidsisolatie in de nieuw- en vernieuwbouw ten opzichte van buitenlawaai veroorzaakt door weg-, vlieg- en spoorverkeer DEEL 2 : PROJECTSPECIFIEKE GROOTHEDEN EN BEGRIPPEN
31 mei 2003
LABORATORIUM AKOESTIEK EN THERMISCHE FYSICA LABORATORIUM BOUWFYSICA CELESTIJNENLAAN 200D 3001 LEUVEN
KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN
Eindverslag betreffende de onderzoeksopdracht vanwege het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap afdeling Algemeen Milieu en Natuurbeleid
Berekening en kostenraming van geluidsisolatie in de nieuw- en vernieuwbouw ten opzichte van buitenlawaai veroorzaakt door weg-, vlieg- en spoorverkeer DEEL 2 : PROJECTSPECIEFIEKE GROOTHEDEN EN BEGRIPPEN
Opdrachthouders: Laboratorium voor Akoestiek en Thermische Fysica, Katholieke Universiteit Leuven Prof.dr.ir. Gerrit Vermeir en Prof.dr. Jan Thoen In samenwerking met: Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor de Bouwnijverheid, Brussel ir. Bart Ingelaere Daidalos en Sound&Silence, Leuven ir. Paul Mees en ir. Luk Van Daele 31 mei 2003
Inhoudstafel INHOUDSTAFEL ....................................................................................................................... 2.1 INLEIDING ................................................................................................................................. 2.3 SAMENVATTING....................................................................................................................... 2.4 I
BEGRIPPEN EN GROOTHEDEN ...................................................................................... 2.5
I.1
Algemeen ..................................................................................................................................... 2.5
I.2
Buitengeluid................................................................................................................................. 2.5
I.3
Gevelisolatie................................................................................................................................. 2.6
I.4
Binnengeluid................................................................................................................................ 2.7
I.5
Frequentiegebied en spectrum................................................................................................... 2.8
I.6
Tijdsverloop................................................................................................................................. 2.8
I.7
Verband tussen grootheden ..................................................................................................... 2.10
II II.1
MEETMETHODE .............................................................................................................. 2.11 Gevelbelasting ........................................................................................................................... 2.11
II.2 Gevelisolatie............................................................................................................................... 2.11 Meting met verkeersgeluid ................................................................................................................. 2.11 Meting met een luidspreker ................................................................................................................ 2.13 Één-getalsaanduidingen ...................................................................................................................... 2.14 II.3 Geluidisolatie van gevelelementen (indicatief) ....................................................................... 2.15 Intensiteitsmeting................................................................................................................................ 2.15 Trillingsmeting ................................................................................................................................... 2.15 III III.1
REKENMETHODE........................................................................................................ 2.16 Gevelbelasting ....................................................................................................................... 2.16
III.2 Gevelisolatie........................................................................................................................... 2.16 De gegevens: producteigenschappen .................................................................................................. 2.17 De rekenmethode: van producteigenschappen naar gestandaardiseerd niveauverschil ...................... 2.18 IV
TOEPASSINGEN .......................................................................................................... 2.22
IV.1 Bepaling van de gevelisolatie uit het buitengeluid en het binnengeluid ........................... 2.22 Globale waarde ................................................................................................................................... 2.22 Spectrale waarden ............................................................................................................................... 2.22 IV.2
Bepaling van het binnengeluid uit het buitengeluid en de gevelisolatie ........................... 2.22
PGA – Deel 2 : Projectspecifieke begrippen en grootheden - Inhoudstafel
2.1
IV.3
Berekening van de gevelisolatie bij 1 gevelvlak met 1 gevelelement................................. 2.23
SYMBOLENLIJST ................................................................................................................... 2.24 BEGRIPPENLIJST .................................................................................................................. 2.26
PGA – Deel 2 : Projectspecifieke begrippen en grootheden - Inhoudstafel
2.2
Inleiding Ten einde klaarheid te scheppen in de begrippen, definities en werkwijzen vatten wij in dit onderdeel de verder aangewende begrippen en grootheden rond de meetmethode en rekenmodel samen. Er worden enkele toepassingen gegeven en een lijst met veel voorkomende symbolen en begrippenlijst is als afsluiting weergegeven.
PGA – Deel 2 : Projectspecifieke begrippen en grootheden - Inleiding
2.3
Samenvatting Als verkeersgeluid beschouwen we wegverkeer, spoorverkeer en vliegverkeer. We beschouwen enkel woongebouwen, en in deze gebouwen enkel verblijfsruimten die langs een gevel liggen. De kenmerkende grootheden voor het buitengeluid, de gevelisolatie en het binnengeluid zijn respectievelijk: het geluiddrukniveau van het invallende geluidveld L1,in, het gestandaardiseerde niveauverschil D2m,nT en het gestandaardiseerde ontvangniveau L2,nT. De kenmerkende grootheden zijn frequentieafhankelijk. Het spectrum wordt opgedeeld in octaafbanden, minimaal van 125 Hz tot 2000 Hz, mogelijk uitgebreid tot 63 Hz en 4000 Hz. Het karakteristieke spectrum van het buitengeluid is voor alle verkeerstypes Ctr (ISO 717-1), met uitzondering van snel spoorverkeer en snel wegverkeer, met spectrum C (ISO 717-1). Het gebruik van gemeten spectra in specifieke omstandigheden is toegelaten. Het buitengeluid en het binnengeluid zijn tijdsafhankelijk. De minimale informatie over het buitengeluid is Lden en Lnight (Europese Richtlijn 2002/49/EG). Als uitbreiding is het wenselijk om gemiddelde geluidniveaus te bepalen tijdens de dag-, avond- en nachtperiode apart (Ldag, Lavond, Lnacht), alsook kortstondige geluidniveaus (Leq,1s) met het oog op piekwaarden van individuele gebeurtenissen. In verband met de beleidsrichtlijn (deel 6) hebben wij verder onderscheid gemaakt tussen de geluidbelasting op de gevel van een daglokaal (Lin,daglokaal) en op de gevel van een nachtlokaal (Lin,nachtlokaal). De meetmethode van de geluidisolatie bepaalt het gestandaardiseerde niveauverschil van het woonvertrek. De eerste meetmethode maakt gebruik van het aanwezige verkeersgeluid als geluidbron. De methode is toepasbaar wanneer enkel het verkeersgeluid het binnengeluid bepaalt. Deze methode sluit het best aan bij de werkelijke situatie. De tweede meetmethode maakt gebruik van een luidspreker als geluidbron. De methode is toepasbaar in alle situaties. De posities van de geluidbron ten opzichte van de gevel worden zo gekozen dat de werkelijke geluidbelasting van het verkeersgeluid op alle blootgestelde gevelvlakken gesimuleerd wordt. De meetmethode houdt bijgevolg rekening met de afscherming van gevelvlakken ten opzichte van de werkelijke geluidbron. Deze methode sluit dicht aan bij de meting van de luchtgeluidisolatie tussen woonruimten. We voorzien ook twee meetmethodes om de deelisolatie van gevelelementen in situ te bepalen. De belangrijkste bedoeling is het opsporen van eventuele onvolkomenheden. De rekenmethode van de geluidisolatie bepaalt het gestandaardiseerde niveauverschil van het woonvertrek. Andere grootheden, zoals het gestandaardiseerde ontvangniveau bij een gekende geluidbelasting, worden hieruit afgeleid. De rekenmethode is een simulatie van de werkelijke situatie. Ze houdt bijgevolg rekening met de volgende aspecten: de positie van de werkelijke geluidbron ten opzichte van de gevel, de afmetingen en de geluidisolatie van alle gevelelementen inclusief aansluitingen, kieren en ventilatievoorzieningen, (desgewenst) de flankerende geluidoverdracht, de onzekerheid op de akoestische eigenschappen van de gevelelementen. De positie van de werkelijke geluidbron wordt ingerekend door de afscherming van gevelvlakken volgens hun oriëntatie tot de geluidbron te bepalen. Het verband tussen het buitengeluid en het binnengeluid wordt opgesteld voor een ‘gemiddelde’ aanname voor de relatie geluiddrukniveau-intensiteitsniveau en voor een ‘gemiddelde’ aanname voor de hoekafhankelijkheid van de geluidisolatie. In uitzonderlijke situaties, bijvoorbeeld bij zeer gerichte geluidinval, kan men hier van afwijken. De geluidisolatie van gevelelementen in situ wordt afgeleid uit de geluidverzwakkingsindex, met een correctie gebaseerd op de reproduceerbaarheid van metingen in het laboratorium. Deze correctie geldt meteen als veiligheidsterm voor de prestatie van het gevelelement in situ. Voor zware gevels met een hoge geluidisolatie, in combinatie met lichte flankerende binnenwanden, kan de flankerende geluidoverdracht een rol spelen. De procedures om deze te berekenen zijn opgenomen in de rekenmethode.
PGA – Deel 2 : Projectspecifieke begrippen en grootheden - Samenvatting
2.4
I
Begrippen en grootheden Dit deel geeft definities van de belangrijkste begrippen en grootheden.
I.1
Algemeen Als verkeersgeluid beschouwen we wegverkeer, spoorverkeer en vliegverkeer. We beschouwen enkel woongebouwen, en in deze gebouwen enkel verblijfsruimten die langs een gevel liggen. Een gevel is de scheidingsconstructie tussen de buitenomgeving en een binnenruimte. Een gevelvlak is elk deel van een gevel met dezelfde oriëntatie naar de geluidbron: de voorgevel, de zijgevel, een dakvlak,... Een gevelelement is elk deel van een gevelvlak met een bepaalde samenstelling, constructie en geluidisolatie: een metselwerkwand, een venster, een deur, een ventilatierooster,...
I.2
Buitengeluid Het buitengeluid is geluid veroorzaakt in de buitenomgeving door wegverkeer, spoorverkeer of vliegverkeer. In dit onderzoek is buitengeluid maar relevant voor zover het invalt op een woongebouw en door de gevel naar binnen dringt. We kenmerken het buitengeluid door een grootheid die verband houdt met de invallende geluidintensiteit. De kenmerkende grootheid voor het buitengeluid is het geluiddrukniveau van het geluidveld dat op de gevel invalt, kortweg de gevelbelasting, symbool L1,in: L1,in waarin: L1,in:
[I.1] Het geluiddrukniveau van het geluidveld dat op de gevel invalt [dB ref. 2.10-5 Pa].
De gevelbelasting L1,in is het geluiddrukniveau van de invallende geluidgolf of van een combinatie van invallende geluidgolven, bijvoorbeeld uit verschillende richtingen, voor een uitgestrekte geluidbron, na reflecties op gebouwen in de omgeving, ... Geluidgolven die niet op de gevel invallen, maar door de gevel zelf gereflecteerd worden en weg van de gevel bewegen, dragen niet bij tot de gevelbelasting L1,in. Uit de gevelbelasting L1,in kan men de geluidintensiteit berekenen die invalt op de gevel. Vandaar komt de benaming ‘gevelbelasting’: enkel de invallende geluidgolven transporteren geluidenergie van de omgeving naar de gevel, en dragen bij tot het geluidniveau binnen. Deze keuze is in overeenstemming met de richtlijn 2002/49/EG van 25 juni 2002 van de Europese Gemeenschap. Deze richtlijn verplicht de opmaak van geluidkaarten voor grotere agglomeraties. De voorgestelde indicatoren zijn het dag-avond-nachtniveau Lden en het nachtniveau Lnight. De geluidniveaus zijn gedefinieerd volgens ISO 1996-2:1987. Men beschouwt uitdrukkelijk enkel het invallende geluidveld: citaat: ‘alleen het invallende geluid wordt beschouwd, wat inhoudt dat het door de gevel van de betrokken woning gereflecteerde geluid niet in aanmerking wordt genomen (in de regel betekent dit bij metingen een correctie van 3 dB)’. Bijgevolg tonen de geluidkaarten, opgemaakt volgens deze richtlijn, rechtstreeks de geluidbelasting L1,in. In verband met de beleidsrichtlijn (deel 6) hebben wij verder onderscheid gemaakt tussen de geluidbelasting op de gevel van een daglokaal (Lin,daglokaal) en op de gevel van een nachtlokaal (Lin,nachtlokaal). Deze zijn als volgt gedefinieerd:
PGA – Deel 2 : Projectspecifieke begrippen en grootheden – I. Begrippen en grootheden
2.5
Lday Levening + 5 1 Lin , daglokaal = 10 log 12*10 10 + 4*10 10 16 Lin , nachtlokaal = Lnight
waarin: Lday, Levening en Lnight
[I.2] [I.3]
de grootheden overeenkomstig de richtlijn 2002/49/EG van 25 juni 2002 van de Europese Gemeenschap
Bij ontstentenis van de kennis van de grootheden Lday en/of Levening kan Lin,daglokaal berekend worden op basis van de grootheden Lden en Lnight die vastgelegd zijn in de Europese richtlijn en waarvoor krachtens deze richtlijn geluidkaarten dienen opgesteld te worden.
Lin ,daglokaal
I.3
Lnight +10 Lden 1 10 = 10 log 24*10 − 8*10 10 16
[I.4]
Gevelisolatie De gevelisolatie is de eigenschap van een gevel om het buitengeluid te reduceren tot een aanvaardbaar binnengeluid. Voorstel We kenmerken de gevelisolatie bij voorkeur door een grootheid die enkel afhangt van de constructie, in mindere van het invallende geluidveld, en niet van de inrichting van de verblijfsruimte. We kiezen voor een grootheid die nauw aansluit bij de nationale en internationale normering van de luchtgeluidisolatie tussen woningen. De kenmerkende grootheid voor de gevelisolatie is het gestandaardiseerde niveauverschil D2m,nT. De definitie is feitelijk een meetformule: T D 2 m ,nT = L1,2m − L2 + 10 log 2 T0 waarin: D2 m ,nT : het gestandaardiseerde niveauverschil [dB]. het geluiddrukniveau buiten, op 2 m voor de gevel [dB]. L1,2 m :
L2 : T2 : T0 :
[I.5]
het gemiddelde geluiddrukniveau in de verblijfsruimte [dB]. de nagalmtijd in de verblijfsruimte [s]. de referentie nagalmtijd, 0,5 s.
De één-getalsaanduiding volgens NBN EN ISO 717-1 is het gewogen gestandaardiseerde niveauverschil, symbool D2m,nT,w. De één-getalsaanduiding voor verkeersgeluid bekomt men door het gewogen gestandaardiseerde niveauverschil D2m,nT,w aan te passen met een spectrale correctie, berekend met de herleidingswaarden gegeven in Tabel I.1, voor de verschillende verkeerstypes. De kenmerkende grootheid, het gestandaardiseerde niveauverschil, hangt zowel af van de samenstelling van de gevel als van de aard van het invallende geluidveld en de oriëntatie van het woongebouw tot de geluidbron. De samenstelling van de gevel bepaalt de geluidoverdracht van het invallende geluid doorheen elk van de gevelelementen. De aard van het invallende geluidveld en de oriëntatie van het woongebouw tot de geluidbron bepalen de verdeling van de invallende geluidintensiteit over de gevelvlakken. De definitie [I.5]
PGA – Deel 2 : Projectspecifieke begrippen en grootheden – I. Begrippen en grootheden
2.6
veronderstelt impliciet een geluidbron, of een verdeling van verschillende geluidbronnen in de ruimte, en een positie waar men het geluiddrukniveau voor de gevel, L1,2m, meet of berekent. In eenvoudige gevallen stelt dit geen problemen. In meer complexe situaties, bijvoorbeeld bij een vrijstaande woning belast door vliegtuiggeluid, waarbij de bron de gevel aanstraalt van uit verschillende richtingen, is de precieze definitie van het gestandaardiseerde niveauverschil minder evident. We komen hier op terug in de delen ‘Meetmethode’ en ‘Rekenmethode’. Alternatief Een alternatief voor het gestandaardiseerde niveauverschil D2m,nT is de grootheid geluidwering van de gevel. De definitie is bijna identiek, maar men neemt de gevelbelasting L1,in als ‘zendniveau’: G = L1,in − L2 + 10 log
waarin: D2 m ,nT :
T2 T0
L1,2 m :
het gestandaardiseerde niveauverschil [dB]. het geluiddrukniveau buiten, op 2 m voor de gevel [dB].
L2 : T2 : T0 :
het gemiddelde geluiddrukniveau in de verblijfsruimte [dB]. de nagalmtijd in de verblijfsruimte [s]. de referentie nagalmtijd, 0,5 s.
[I.6]
De definitie [I.6] heeft als voordeel dat ze iets dichter aanleunt bij het gebruik van de geluidbelastingskaarten, die rechtstreeks L1,in weergeven. Anderzijds is de grootheid minder gebruikelijk in het vakgebied geluidisolatie, en zal ze voor verwarring zorgen met de gebruikelijke grootheden Dn,T en Ln,T voor de lucht- en contactgeluidisolatie tussen woningen. Omdat het onderscheid tenslotte enkel in de gevelreflectieterm ligt (zie verder, formule [I.8]), stellen we voor om het gestandaardiseerde niveauverschil D2m,nT als enige kenmerkende grootheid voor de gevelisolatie te behouden.
I.4
Binnengeluid Het binnengeluid is geluid veroorzaakt in de verblijfsruimte achter de gevel, door wegverkeer, spoorverkeer of vliegverkeer in de buitenomgeving. Het werkelijke geluiddrukniveau in de verblijfsruimte, L2, is afhankelijk van de gevelbelasting, van de gevelisolatie en van de geluidabsorptie in de verblijfsruimte. Om comfortcriteria te formuleren onafhankelijk van de inrichting van de ruimte, kenmerkt men het binnengeluid door een grootheid die onafhankelijk is van de nagalmtijd. De kenmerkende grootheid voor het binnengeluid is bijgevolg het gestandaardiseerde ontvangniveau, symbool L2,nT : L2 ,nT = L2 − 10 log
T2 T0
waarin: L2 ,nT :
het gestandaardiseerde ontvangniveau [dB].
L2 : T2 : T0 :
het gemiddelde geluiddrukniveau in de verblijfsruimte [dB]. de nagalmtijd in de verblijfsruimte [s]. de referentie nagalmtijd, 0,5 s.
[I.7]
In grotere lokalen, bijvoorbeeld klaslokalen in scholen, gaat men uit van een referentie nagalmtijd T0 = 0,8 s. Voor woonvertrekken in woongebouwen is T0 = 0,5 s.
PGA – Deel 2 : Projectspecifieke begrippen en grootheden – I. Begrippen en grootheden
2.7
I.5
Frequentiegebied en spectrum Het buitengeluid en de geluidisolatie, en daardoor ook het binnengeluid, zijn frequentieafhankelijk. De gevelbelasting, het gestandaardiseerde niveauverschil en het gestandaardiseerde ontvangniveau worden bepaald in octaafbanden, minimaal van 125 Hz tot 2000 Hz, bij voorkeur van 63 Hz tot 4000 Hz. Bij metingen en berekeningen zal men steeds vermelden welk frequentiegebied beschouwd werd. Standaard spectra voor de gevelbelasting worden gegeven in Tabel I.1. Deze spectra zijn gebaseerd op normwaarden en praktijkmetingen. In concrete gevallen kan men van deze standaard spectra afwijken, en werken met het werkelijk gemeten spectrum van de geluidbelasting. verkeerstype
ref 63
A-gewogen bronspectrum [dB] 125 250 500 1000 2000 4000
wegverkeer -18 -14 -10 in de stad Ctr op snelwegen bij snelheden > 80 km/h -32 -22 -15 C spoorverkeer -18 -14 -10 lage snelheden Ctr snelheden > 80 km/h -32 -22 -15 C vliegverkeer -18 -14 -10 opstijgen Ctr -18 -14 -10 landen Ctr Tabel I.1 Standaard spectra voor verschillende types verkeersgeluid.
I.6
-7 -9
-4 -6
-6 -5
-11 -5
-7 -9
-4 -6
-6 -5
-11 -5
-7 -7
-4 -4
-6 -6
-11 -11
Tijdsverloop Verkeersgeluid varieert in de tijd: van korte variaties (seconden), variaties over een etmaal (uren) tot variaties over lange perioden. De geluidisolatie varieert niet in de tijd. Bij de beoordeling van de hinder maakt men een onderscheid tussen kortstondige maxima van verkeersgeluid (overvlucht van een vliegtuig, doorrit van een trein) en gemiddelden over een langere periode (dag-, avond en nachtperiode). Tabel I.2 geeft voor de 3 verkeerstypes aan welke informatie over het tijdsverloop minimaal moet gekend zijn, met het oog op de evaluatie van de geluidhinder binnen. Bij de meting of de berekening van het buitengeluid, L1,in, of het binnengeluid, L2,nT, zal men daarom zowel de kortstondige variaties als de gemiddelden over de 3 periodes in een etmaal bepalen, volgens de aanwijzingen in Tabel I.2.
PGA – Deel 2 : Projectspecifieke begrippen en grootheden – I. Begrippen en grootheden
2.8
verkeerstype wegverkeer
spoorverkeer
vliegverkeer
minimale informatie over het tijdsverloop het equivalente geluiddrukniveau: • tijdens de dagperiode (07h-19h) • tijdens de avondperiode (19h-23h) • tijdens de nachtperiode (22h-07h) het equivalente geluiddrukniveau: • tijdens de dagperiode (07h-19h) • tijdens de avondperiode (19h-23h • tijdens de nachtperiode (22h-07h) het gedetailleerde tijdsverloop LAeq,1s van het geluidniveau, waaruit men statistische grootheden kan afleiden, bijvoorbeeld: het gemiddeld aantal doorritten waarbij een bepaald maximaal geluiddrukniveau bereikt wordt (gedefinieerd als het maximale equivalente geluiddrukniveau gedurende 1 seconde): • tijdens de dagperiode (07h-19h) • tijdens de avondperiode (19h-23h) • tijdens de nachtperiode (23h-07h) het equivalente geluiddrukniveau: • tijdens de dagperiode (07h-19h) • tijdens de avondperiode (19h-23h) • tijdens de nachtperiode (23h-07h) het gedetailleerde tijdsverloop LAeq,1s van het geluidniveau, waaruit men statistische grootheden kan afleiden, bijvoorbeeld:
gemiddeld aantal overvluchten waarbij een bepaald maximaal geluidniveau bereikt wordt (gedefinieerd als het maximale equivalente geluiddrukniveau gedurende 1 seconde): • tijdens de dagperiode (07h-19h) • tijdens de avondperiode (19h-23h) • tijdens de nachtperiode (23h-07h) Tabel I.2 Minimaal benodigde informatie over het tijdsverloop van het buitengeluid of het binnengeluid, met het oog op de evaluatie van het geluidcomfort binnen. Voor wegverkeer volstaat de kennis van het equivalente geluiddrukniveau tijdens de dag-, avond- en nachtperiode. Door de drukke verkeersstroom, zeker op geluidbelaste locaties, zijn maximale geluidniveaus bij de doorrit van individuele voertuigen minder belangrijk. Voor spoorverkeer en vliegverkeer wordt deze informatie bij voorkeur aangevuld met gegevens over de aparte gebeurtenissen, de doorrit van treinen of de overvlucht van vliegtuigen. In overeenstemming met de meetmethode voor incidenteel, fluctuerend, intermitterend of impulsachtig geluid in Vlarem II, stellen we voor om het verloop van het equivalente geluidniveau in periodes van 1 seconde, LAeq,1s, als basisinformatie te beschouwen. Uit dat gedetailleerde tijdsverloop stelt men een verdeling op van de maximale geluidniveaus van aparte gebeurtenissen tijdens de dag-, avond- en nachtperiode. Deze verdeling geeft bijvoorbeeld aan hoeveel keer een gebeurtenis een bepaald maximaal geluidniveau overschrijdt. Een dergelijke analyse laat toe de comfortcriteria in dezelfde zin te formuleren: ‘maximaal xx gebeurtenissen die LAeq,1s = yy dB(A) overschrijden. Bij metingen komen enkel de meetresultaten in aanmerking die met zekerheid aan het geluid van spoorverkeer of vliegverkeer kunnen toegekend worden. De Europese Richtlijn 2002/49/EG van 25 juni 2002 beperkt de indicatoren tot het dag-avondnachtniveau Lden en het nachtniveau Lnight. Strikt genomen biedt dit enkel voldoende informatie voor de nachtperiode, en enkel voor wegverkeer. Voor spoor- en vliegverkeer geeft dit geen inzicht in piekwaarden van het geluid. De richtlijn laat echter uitdrukkelijk toe dat lidstaten bijkomende indicatoren gebruiken, om bijzondere situaties te kunnen beschouwen. In die zin
PGA – Deel 2 : Projectspecifieke begrippen en grootheden – I. Begrippen en grootheden
2.9
zou men de voorgestelde uitbreidingen voor piekniveaus van spoorverkeer en vliegverkeer kunnen opnemen in meet- en rekenvoorschriften. Op dezelfde manier zou men de gemiddelde niveaus voor de dag- en avondperiode kunnen opnemen in meet- en rekenvoorschriften. Dit hoeft niet over het volledige grondgebied te gebeuren, maar kan in eerste instantie beperkt worden tot zones met een hoge geluidbelasting, of zones waar men isolatiewerken aan woningen plant.
I.7
Verband tussen grootheden Het verband tussen de gevelbelasting L1,in, en het ‘zendniveau’ L1,2m van het gestandaardiseerde niveauverschil D2m,nT is gegeven in formule [I.8]. L1,2 m = L1,in + C r
waarin: L1,2m : L1,in: Cr :
[I.8]
Het geluiddrukniveau op 2 m voor de gevel[dB]. Het geluiddrukniveau van het geluidveld dat op de gevel invalt [dB]. De gevelreflectieterm [dB] van het gevelvlak met de hoogste geluidbelasting, zie ook deel ‘Meetmethode’. Voor een vlakke gevel neemt men Cr = 3 dB.
Hiermee geven we aan dat het gestandaardiseerde niveauverschil steeds bepaald wordt met het geluiddrukniveau voor de gevel met de hoogste geluidbelasting als referentie. Het verband tussen de gevelbelasting L1,in, het gestandaardiseerde niveauverschil D2m,nT en het gestandaardiseerde ontvangniveau L2,nT is gegeven in formule [I.9]. D 2 m ,nT = L1,in − L2 ,nT + C r
waarin: D 2 m ,nT : L1,in:
L2 ,nT :
Cr :
[I.9]
Het gestandaardiseerde niveauverschil [dB]. Het geluiddrukniveau van het geluidveld dat op de gevel invalt [dB]. het gestandaardiseerde ontvangniveau [dB]. De gevelreflectieterm [dB] van het gevelvlak met de hoogste geluidbelasting, zie ook deel ‘Meetmethode’. Voor een vlakke gevel neemt men Cr = 3 dB.
Formule [I.9] laat bijvoorbeeld toe op basis van een gewenst maximaal binnengeluid L2,nT en een gemeten geluidkaart van het buitengeluid L1,in een kaart op te stellen van de minimale gevelisolatie D2m,nT.
PGA – Deel 2 : Projectspecifieke begrippen en grootheden – I. Begrippen en grootheden
2.10
II
Meetmethode In dit hoofdstuk bespreken we de meetmethode voor de gevelbelasting, voor de gevelisolatie en het binnenniveau.
II.1
Gevelbelasting De meting van de gevelbelasting gebeurt steeds op de plaats waar de gevel zich bevindt, voor een bestaand gebouw, of waar hij zal komen, voor een nog op te richten gebouw. Voor een nog op te richten gebouw plaatst men een microfoon in het toekomstige gevelvlak. Op die plaats meet men rechtstreeks de gevelbelasting L1,in, aangezien geen reflectie op de gevel aanwezig is. Voor een bestaande gevel plaatst men een microfoon op 2 m afstand loodrecht op de gevel, en meet men het geluiddrukniveau L1,2m. Dit geluiddrukniveau bevat de invloed van reflecties op de gevel. Uit de meting berekent men de gevelbelasting L1,in als volgt: L1,in = L1,2m - Cr waarin: De gevelbelasting [dB]. L1,in : Het geluiddrukniveau op 2 m van de gevel [dB]. L1,2m : De gevelreflectieterm [dB]. Cr : Voor een vlakke gevel neemt men Cr = 3 dB.
[II.1]
Meetresultaten van verkeersgeluid voor bestaande gevels zal men dus steeds omrekenen tot een gevelbelasting L1,in, door de correctie [II.1] toe te passen voor de reflectie op de gevel. De meting gebeurt in principe op een hoogte van 4 m boven het maaiveld. Men kan hier van afwijken, bijvoorbeeld voor hoge of lage (geplande) gebouwen. De minimum hoogte boven het maaiveld bedraagt steeds 1?5 m. Bij een meting voor bestaande gebouwen, meet men voor het meest geluidbelaste gevelvlak. Bijkomende meetpunten voor minder geluidbelaste gevelvlakken zijn toegelaten, om de afscherming van de gevelvlakken van de geluidbron te bepalen. Dit kan slechts met voldoende nauwkeurigheid indien men gelijktijdig meet voor 2 gevelvlakken: het meest geluidbelaste gevelvlak, en een afgeschermd gevelvlak. De afscherming die men op deze manier bepaalt, kan gebruikt worden in de meting of berekening van de gevelisolatie van woonruimten met verschillende gevelvlakken, als alternatief voor tabelwaarden (zie de delen ‘Meetmethode – Gevelisolatie – Meting met een luidspreker’ en ‘Rekenmethode – Gevelisolatie - Stap 4. Gestandaardiseerd niveauverschil van de gevel).
II.2
Gevelisolatie De meting van de gevelisolatie verloopt volgens NBN EN ISO 140-5. Men meet het gestandaardiseerde niveauverschil D2m,nT. Men maakt een onderscheid tussen een meting met verkeersgeluid of met een luidspreker.
Meting met verkeersgeluid De meting met verkeersgeluid is de eerste methode. Ze houdt het best rekening met de werkelijke geluidbelasting op de gevel. Wegverkeer Dit is de ‘globale wegverkeersgeluid methode’ volgens NBN EN ISO 140-5. Met het wegverkeer als geluidbron meet men gelijktijdig het geluiddrukniveau op 2 m voor de gevel (L1,2m), en het gemiddelde geluiddrukniveau in de verblijfsruimte (L2). In de verblijfsruimte meet men ook de nagalmtijd (T2). Het gestandaardiseerde niveauverschil volgt uit de meetformule [II.2]:
PGA – Deel 2 : Projectspecifieke begrippen en grootheden – II. Meetmethode
2.11
Dtr ,2 m ,nT = L1,2 m − L2 + 10 log
waarin: Dtr ,2 m ,nT :
T2 T0
[II.2]
L1,2 m :
het gestandaardiseerde niveauverschil, bepaald met wegverkeersgeluid [dB]. het geluiddrukniveau buiten, op 2 m voor de gevel [dB].
L2 : T2 : T0 :
het gemiddelde geluiddrukniveau in de verblijfsruimte [dB]. de nagalmtijd in de verblijfsruimte [s]. de referentie nagalmtijd, 0?5 s.
De index ‘tr’ geeft aan dat het gestandaardiseerde niveauverschil werd gemeten met wegverkeersgeluid: Dtr,2m,nT. Tijdens de meting moet het verkeersgeluid in de verblijfsruimte minstens 10 dB boven het achtergrondniveau uitstijgen, en moeten minstens 50 voertuigen passeren. In de praktijk meet men op een druk moment, en selecteert men uit een gelijktijdige opname van het geluiddrukniveau buiten en binnen één of meer geldige fragmenten, waarbij het achtergrondgeluid in de verblijfsruimte voldoende overschreden wordt. De geluiddrukniveaus buiten (L1,2m) en binnen (L2) zijn de equivalente niveaus tijdens deze geldige meetperiodes. Voor gevels met verschillende gevelvlakken die uitkijken op het wegverkeer, wordt de buitenmicrofoon geplaatst voor het gevelvlak met de hoogste geluidbelasting. De afscherming van de gevelvlakken is door de aard van de meting ‘automatisch’ ingerekend. Beschikt men over verschillende metingen, bijvoorbeeld op verschillende tijdstippen, dan wordt het gemiddelde gestandaardiseerde niveauverschil gegeven door formule [II.3]: Dtr ,2m ,nT
1 = − 10 log n
n
∑ 10
−
Dtr ,2 m ,nT , j
j =1
10
[II.3]
waarin: Dtr ,2m ,nT , j :
n:
het gestandaardiseerde niveauverschil, bepaald uit geluidfragment j, volgens de meetformule [II.2] [dB]. het aantal geldige geluidfragmenten.
Spoorverkeer en vliegverkeer De meting van de gevelisolatie met spoor- en vliegverkeer wordt in NBN EN ISO 140-5 gegeven in bijlage, ter informatie. Met een doorrijdende trein of een overvliegend vliegtuig als geluidbron meet men gelijktijdig het geluiddrukniveau op 2 m voor de gevel (L1,2m), en het gemiddelde geluiddrukniveau in de verblijfsruimte (L2). In de verblijfsruimte meet men ook de nagalmtijd (T2). Aangezien de geluidbron slechts kortstondig aanwezig is, bepaalt men de geluiddrukniveaus buiten (L1,2m) en binnen (L2) als equivalente niveaus gedurende de doorrit van een trein of de overvlucht van een vliegtuig, kortweg tijdens een waarneming. De duur van een waarneming is de periode dat zowel het buitengeluid als het binnengeluid voldoende (minimaal 10 dB) boven het achtergrondniveau uitstijgen. Voor elke waarneming bepaalt men het gestandaardiseerde niveauverschil met de meetformule [II.4]. De gestandaardiseerde niveauverschillen van minstens 5 waarnemingen worden gemiddeld volgens de formule [II.3].
PGA – Deel 2 : Projectspecifieke begrippen en grootheden – II. Meetmethode
2.12
D rt ,2 m ,nT = L1,2 m − L2 + 10 log
T2 T0
[II.4]
waarin: Drt ,2 m ,nT
L1,2 m :
het gestandaardiseerde niveauverschil, bepaald met geluid van spoorverkeer (index ‘rt’) of vliegverkeer (index ‘at’) [dB]. het geluiddrukniveau buiten, op 2 m voor de gevel [dB].
L2 : T2 : T0 :
het gemiddelde geluiddrukniveau in de verblijfsruimte [dB]. de nagalmtijd in de verblijfsruimte [s]. de referentie nagalmtijd, 0,5 s.
Dat ,2 m ,nT
Een index ‘rt’ geeft aan dat het gestandaardiseerde niveauverschil werd gemeten met geluid van spoorverkeer: Drt,2m,nT. Een index ‘at’ geeft aan dat het gestandaardiseerde niveauverschil werd gemeten met geluid van vliegverkeer: Dat,2m,nT. Bij deze metingen is het ‘zendniveau’ het geluiddrukniveau L1,2m op 2 m van het gevelvlak met de hoogste geluidbelasting.
Meting met een luidspreker Dit is de ‘globale luidsprekermethode’ volgens NBN EN ISO 140-5. Met een luidspreker op een afstand van minimaal 7 m van het midden van een gevelvlak, en gericht volgens 45°±5° ten opzichte van de loodrechte op het gevelvlak, meet men het geluiddrukniveau op 2 m voor het gevelvlak (L1,2m), en het gemiddelde geluiddrukniveau in de verblijfsruimte (L2). In de verblijfsruimte meet men ook de nagalmtijd (T2). Het gestandaardiseerde niveauverschil volgt uit de meetformule [II.5]: Dls ,2 m ,nT = L1,2 m − L2 + 10 log
waarin: Dls ,2 m ,nT :
T2 T0
[II.5]
L1,2 m :
het gestandaardiseerde niveauverschil, bepaald met de luidsprekermethode [dB]. het geluiddrukniveau buiten, op 2 m voor de gevel [dB].
L2 : T2 : T0 :
het gemiddelde geluiddrukniveau in de verblijfsruimte [dB]. de nagalmtijd in de verblijfsruimte [s]. de referentie nagalmtijd, 0,5 s.
De index ‘ls’ geeft aan dat het gestandaardiseerde niveauverschil werd gemeten met een luidspreker: Dls,2m,nT. Voor gevels met verschillende gevelvlakken, volstaat 1 luidspreker positie meestal niet om een geluidniveau van 45°±5° op elk gevelvlak te bekomen. Ook wenst men met de meetmethode de werkelijkheid te benaderen, in de zin dat sommige geveldelen afgeschermd zijn van de werkelijke geluidbron. In dit geval herhaalt men de meting met verschillende luidspreker posities, waarbij men telkens voor minstens 1 gevelvlak de correcte geluidinval respecteert. Het gestandaardiseerde niveauverschil volgt uit een combinatie van de deelmetingen, volgens formule [II.6]:
PGA – Deel 2 : Projectspecifieke begrippen en grootheden – II. Meetmethode
2.13
( Dls ,2 m ,nT , j + C L , j ) n − 10 Dls ,2 m ,nT = − 10 log 10 [II.6] j =1 waarin: het gestandaardiseerde niveauverschil, bepaald met luidspreker positie i, volgens Dls ,2 m ,nT , j : de meetformule [2.5] [dB]. de gevelvlakfactor (= de variatie in geluidbelasting) van gevelvlak j [dB]. CL,j : het aantal luidspreker posities. n
∑
De metingen met verschillende luidsprekerposities worden bijgevolg gewogen met de afscherming van elk gevelvlak ten opzichte van de werkelijke geluidbron. De waarden van de afscherming, de gevelvlakfactor CL, worden gegeven in een tabel voor verschillende geometrieën. De waarden kunnen ook met verkeersgeluid gemeten worden. De combinatie volgens formule [II.6] is slechts mogelijk indien de bron van het verkeersgeluid op een goed gedefinieerde, vaste positie ten opzichte van de gevel ligt. Voor wegverkeer en spoorverkeer stelt dit meestal geen probleem. Voor luchtverkeer is het inrekenen van de afscherming van verschillende gevelvlakken enkel toegelaten indien een gevelvlak steeds op dezelfde wijze is afgeschermd van de vluchtroute(s). Dit is bijvoorbeeld het geval bij aanvliegroutes (landen) in de omgeving van de luchthaven. In ieder geval moet deze aanname met vluchtgegevens worden gestaafd, bijvoorbeeld met kaarten van gemiddelde en uiterste trajecten. Bij twijfel zal men geen afscherming inrekenen (CL), wat betekent dat alle gevelvlakken een gelijke geluidbelasting ontvangen.
Één-getalsaanduidingen Het geluiddrukniveau voor de gevel en het geluiddrukniveau en de nagalmtijd in de verblijfsruimte worden gemeten in octaafbanden of in tertsbanden. Men bekomt bijgevolg het gestandaardiseerde niveauverschil in octaafbanden of in tertsbanden. De resultaten in tertsbanden worden voor verdere verwerking en presentatie omgerekend in octaafbanden. De één-getalsaanduidingen worden berekend op basis van de octaafband waarden volgens NBN EN ISO 717-1. Het gewogen gestandaardiseerde niveauverschil D2m,nT,w wordt berekend over de 5 octaafbanden van 125 Hz tot 2000 Hz. Men kan het gewogen gestandaardiseerde niveauverschil D2m,nT,w corrigeren met een spectrale correctieterm die rekening houdt met het spectrum van de werkelijke geluidbron, het verkeersgeluid. Tabel I.1 geeft twee standaard spectra, in deze context ook herleidingswaarden genoemd, voor de berekening van de spectrale correctieterm. De berekening gebeurt standaard over de 5 octaafbanden van 125 Hz tot 2000 Hz. Omdat het gewogen gestandaardiseerde niveauverschil, gecorrigeerd met een van beide spectrale correctietermen, een veel gebruikte grootheid is, worden er nieuwe symbool voor ingevoerd: D2m,nT,A
= D2m,nT,w + C
D2m,nT,Atr = D2m,nT,w + Ctr
voor wegverkeer aan hoge snelheid, op de autoweg voor spoorverkeer aan hoge snelheid voor wegverkeer op andere wegen voor spoorverkeer aan lage snelheid voor vliegverkeer
Berekent men de spectrale correctieterm C of Ctr over het uitgebreide frequentiegebied van 63 Hz tot 4000 Hz, dan wordt dit uitdrukkelijk aangegeven in de één-getalsaanduiding van het gestandaardiseerde niveauverschil: D2m,nT,A,63-4000 = D2m,nT,w + C63-4000 D2m,nT,Atr,63-4000 = D2m,nT,w + Ctr,63-4000
PGA – Deel 2 : Projectspecifieke begrippen en grootheden – II. Meetmethode
2.14
II.3
Geluidisolatie van gevelelementen (indicatief) Met een luidspreker als geluidbron voor de gevel, laat een intensiteitsmeting of een trillingsmeting van een gevelelement toe om het gestandaardiseerde niveauverschil, door geluidoverdracht doorheen dat gevelelement alleen, te bepalen. Het doel van dergelijke meting is het aandeel van het gevelelement in de totale geluidisolatie te bepalen.
Intensiteitsmeting Uit het geluiddrukniveau voor de gevel en het intensiteitsniveau afgestraald door een gevelelement, kan men de deelisolatie van dat gevelelement berekenen als volgt:
D2 m,nT = L2 m − LI − 10 log S + 10 log waarin: D 2 m ,nT L2 m LI S V T0
0,16V 4T0
[II.7]
het gestandaardiseerde niveauverschil [dB]. het geluiddrukniveau buiten, op 2 m voor de gevel [dB]. het intensiteitsniveau afgestraald door het geveldeel [dB ref 1pW/m2]. de oppervlakte van het geveldeel [m2]. het volume van de verblijfsruimte [m3]. de referentie nagalmtijd, 0,5 s.
Trillingsmeting Uit het geluiddrukniveau voor de gevel en het versnellingsniveau van het gevelelement, kan men de deelisolatie van dat gevelelement berekenen als volgt:
D2 m,nT = L2 m − Lacc − 10 log S − 10 log σ − 10 log ρ c + 20 log ω + 10 log waarin: D 2 m ,nT L2 m Lacc
σ ρc ω S V T0
0,16V 4T0
[II.8]
het gestandaardiseerde niveauverschil [dB]. het geluiddrukniveau buiten, op 2 m voor de gevel [dB]. het versnellingsniveau van het geveldeel [dB ref 1µm/s2]. de afstraalfactor van het geveldeel [-]. de karakteristieke impedantie in lucht [kg/m2s]. de cirkelfrequentie [rad/s]. de oppervlakte van het geveldeel [m2]. het volume van de verblijfsruimte [m3]. de referentie nagalmtijd, 0,5 s.
PGA – Deel 2 : Projectspecifieke begrippen en grootheden – II. Meetmethode
2.15
III
Rekenmethode
III.1
Gevelbelasting In een rekenmodel kan men de bijdrage van een reflectie op de gevel aan het geluiddrukniveau weglaten, en dus rechtstreeks de gevelbelasting L1,in berekenen. In het kader van de Europese harmonisatie van rekenmethoden voor het buitengeluid, worden de normen en methodes opgesomd in Tabel III.1 als basis aanvaard. rekenmethode algemeen ISO 9613-1 (1996) Attenuation of sound during propagation outdoors – Part 2: general method of calculation wegverkeer XP S 31-133 (04/2001) Acoustics – Road and railway traffic noise – Calculation of sound attenuation during outdoor propagation, including meteorological effects spoorverkeer Reken- en meetvoorschrift Railverkeerslawaai ’96 (11/2001)
toepassing algemene werkwijze voor het berekenen van de geluidvoortplanting buiten: beschrijving van de bron en afname van het geluid berekening van buitengeluid veroorzaakt door weg- en spoorverkeer: meer gedetailleerd dan ISO 9613-1 wat betreft de bron en de schermwerking, geen gegevens over het geluidvermogen of het spectrum van voertuigen berekening van buitengeluid veroorzaakt door spoorverkeer: gedetailleerde gegevens over het geluidvermogen en het spectrum van treinstellen
vliegverkeer ECAC.CEAC Doc 29 berekening van het buitengeluid veroorzaakt Rapport sur la méthode normalisée de calcul door opstijgende of landende vliegtuigen; des courbes de niveau du bruit autour des houdt geen rekening met de afscherming aéroports door gebouwen op de grond Tabel III.1 Rekenmethoden voor het buitengeluid. Deze rekenmethoden berekenen allen het geluidniveau in de buitenomgeving, rekening houdend met reflecties op gebouwen en afscherming. Er wordt niet expliciet aangegeven dat het berekende geluiddrukniveau in de nabijheid van gevels enkel de invallende geluidgolven mag omvatten. Dit kan mogelijk voor verwarring zorgen bij de interpretatie van berekende geluidkaarten in een sterk bebouwde omgeving. In dit onderzoek gaan we er van uit dat berekende geluidkaarten steeds de gevelbelasting aangeven, dus het geluiddrukniveau van het invallende geluidveld, zonder de bijdrage van reflecties op de gevel.
III.2
Gevelisolatie De berekening van de gevelisolatie verloopt volgens de richtlijnen van NBN EN 12354-3. Men berekent het gestandaardiseerd niveauverschil D2m,nT van een woonvertrek. In deze methode vertrekt men van de geluidisolatie van de gevelelementen, de producteigenschap, om een voorspelling te maken van het gestandaardiseerde niveauverschil van de gevel, de gebouwprestatie. De rekenmethode is een simulatie van de werkelijke situatie, en dus ook van de meting van het gestandaardiseerde niveauverschil. De voorschriften van de meetmethode zijn daarom ook van toepassing op de rekenmethode, in het bijzonder aangaande de invalsrichting van het geluid en de opdeling van de gevel in gevelvlakken.
PGA – Deel 2 : Projectspecifieke begrippen en grootheden – III. Rekenmodel
2.16
De gegevens: producteigenschappen De basisgegevens van de rekenmethode zijn de eigenschappen van de gevelelementen: de afmetingen en de geluidverzwakkingsindex. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen gevelelementen, ‘kleine’ gevelelementen, en samengestelde gevelelementen. Tabel III.2 vat de definities en eigenschappen samen. gevelelementen omschrijving: grote constructiedelen zoals een spouwmuur, een venster, een deur... eigenschappen: Si : de oppervlakte van gevelelement i [m2] Ri : de geluidverzwakkingsindex voor alzijdige geluidinval van gevelelement i [dB], gemeten in het laboratorium volgens NBN EN ISO 140-3:1995; de naad- en kierdichting is in deze waarde begrepen, maar kan bij afwijkende uitvoeringen apart ingerekend worden (zie ‘samengestelde gevelelementen’) kleine gevelelementen omschrijving: constructiedelen met een oppervlakte kleiner dan 1 m2, waarvoor de geluidisolatie in het laboratorium volgens een eigen procedure bepaald wordt eigenschappen: Dne,i : de genormaliseerde akoestische isolatie voor alzijdige geluidinval van het kleine gevelelement i [dB] , gemeten in het laboratorium volgens NBN EN ISO 140-10:1991; de naad- en kierdichting is in deze waarde begrepen, maar kan bij afwijkende uitvoeringen apart ingerekend worden (zie ‘samengestelde gevelelementen’) samengestelde gevelelementen omschrijving: het gevelelement bestaat uit samenstellende delen waarvan de geluidisolaties elk apart gekend zijn: vlakke delen met een gekende geluidverzwakkingsindex Ri, en lijnvormige delen (kieren of naden) met een gekende geluidverzwakkingsindex Rj per lopende meter eigenschappen: Si : de oppervlakte van het samenstellende deel i [m2] • vlak deel: Ri : de geluidverzwakkingsindex voor alzijdige geluidinval van het samenstellende deel i [dB], gemeten in het laboratorium volgens NBN EN ISO 140-3:1995; de naad- en kierdichting is niet in deze waarde begrepen, en wordt apart ingerekend de lengte van de kier of naad j [m] • kier of naad: lj : Rk,j : de geluidverzwakkingsindex voor alzijdige geluidinval van naad of kier j, per stekkende meter [dB] algemene gegevens inplanting : de oriëntatie van de gevelvlakken naar de geluidbron(nen) de afscherming van gevelvlakken door obstakels of door het gebouw zelf ontwerp : de binnenruimte de opdeling van de gevel in gevelvlakken de opdeling van gevelvlakken in geveldelen de structuur van de gevelvlakken Tabel III.2 Gegevens voor het rekenmodel van de gevelisolatie.
PGA – Deel 2 : Projectspecifieke begrippen en grootheden – III. Rekenmodel
2.17
De rekenmethode: van producteigenschappen naar gestandaardiseerd niveauverschil De rekenmethode verloopt in 4 stappen: 1. Geluidisolaties van gevelelementen in het laboratorium worden omgezet naar praktijkwaarden. 2. De geluidoverdracht per gevelelement wordt berekend. 3. De geluidoverdracht van verschillende gevelelementen in een zelfde gevelvlak wordt gecombineerd. 4. De geluidoverdracht van de verschillende gevelvlakken wordt gecombineerd tot de geluidoverdracht van de ganse gevel, het gestandaardiseerde niveauverschil.
Stap 1. Omzetten van laboratoriumwaarden naar praktijkwaarden De geluidverzwakkingsindex van een gevelelement wordt gemeten in het laboratorium op 1 zorgvuldig gemonteerd proefmonster. Deze waarden worden omgezet tot praktijkwaarden, door een veiligheidsmarge toe te passen, die rekening houdt met de normale spreiding op geluidisolatie van bouwelementen. De praktijkwaarde wordt aangeduid met een accent. Tenzij anders aangegeven, passen we op de waarden van de geluidverzwakkingsindex in het laboratorium in elke octaafband een veiligheidsmarge van –2 dB toe, om de praktijkwaarde te berekenen. Andere overwegingen kunnen een afwijkende correctie verantwoorden, maar moeten steeds expliciet aangegeven worden. Voor kleine gevelelementen zoals ventilatierooster wordt naast de veiligheidsmarge nog een correctie toegepast, die rekening houdt met de positie van het kleine gevelelement in het gevelvlak. In het laboratorium wordt de genormaliseerde akoestische isolatie van een klein gevelelement steeds gemeten in het midden van een proefwand. De geluidoverdracht door een klein gevelelement verhoogt echter wanneer het in een hoek tussen twee of meer wanden wordt gemonteerd. Tabel III.3 vat de overgang van de laboratoriumwaarde naar de praktijkwaarde samen. Van deze ‘standaard praktijkcorrecties’ kan men afwijken, bijvoorbeeld indien men beschikt over meetresultaten van de schijnbare geluidverzwakkingsindex, dit is de geluidverzwakkingsindex van een gevelelement gemeten in situ. laboratoriumwaarde Ri Dne,i
praktijkwaarde
correctie
R’i = Ri - Cpraktijk D’ne,i = Dne,i - Cpraktijk - Cpositie
Cpraktijk = 2 dB in elke octaafband Cpraktijk = 2 dB in elke octaafband Cpositie = 0-5 dB, frequentieafhankelijk, volgens de positie van het element in de gevel Tabel III.3 Geluidisolatie van gevelelementen: overgang van de laboratoriumwaarde naar de praktijkwaarde Vermits de correctie Cpraktijk frequentieonafhankelijk is en voor alle gevelelementen steeds gelijk is aan 2 dB, werd in de rekenbladen van dit project steeds gerekend met laboratoriumwaarden voor de geluidverzwakkingsindex en werd enkel op het finale resultaat een correctie van 2 dB toegepast. Stap 2. Transmissie per gevelelement Een gevelelement is het kleinste onderdeel van de gevel waarvoor de transmissie berekend wordt. Voor elk gevelelement van een gevelvlak berekent men de transmissiefractie. Dit is de verhouding tussen het geluidvermogen, doorgelaten door het gevelelement, tot het totale geluidvermogen dat op het gevelvlak invalt.
PGA – Deel 2 : Projectspecifieke begrippen en grootheden – III. Rekenmodel
2.18
Flankerende geluidoverdracht wordt ingerekend door elke flankerende weg te beschouwen als een ‘gevelelement’. Tabel III.4 vat de formules samen voor gevelelementen, kleine gevelelementen, samengestelde gevelelementen, en ‘flankerende gevelelementen’. gevelelementen Ri'
− S τ e ,i = i 10 10 S waarin: de transmissiefractie van het gevelelement i [-] τe,i : Si : de oppervlakte van gevelelement i [m2] S: de totale oppervlakte van het gevelvlak [m2] R’i : de praktijkwaarde van de geluidverzwakkingsindex van gevelelement i [dB] kleine gevelelementen
[III.1]
D'ne ,i
10 − [III.2] τ e ,i = 10 10 S waarin: de transmissiefractie van het kleine gevelelement i [-] τe,i : S: de totale oppervlakte van het gevelvlak [m2] de praktijkwaarde van de genormaliseerde akoestische isolatie van het kleine D’ne,i : gevelelement i [dB] samengestelde gevelelementen
τ e ,i =
n
Sj
∑ S 10 j =1
−
R'j 10
m
+
lj
∑ S 10
−
R'k , j 10
[III.3]
j =1
waarin: τe,i : n: Si : R’j :
de transmissiefractie van het samengestelde gevelelement i [-] het aantal samenstellende (vlakke) delen de oppervlakte van het samenstellende deel i [m2] de praktijkwaarde van de geluidverzwakkingsindex van het samenstellende deel i [dB] het aantal kieren of naden m: de lengte van de kier of naad j [m] lj : de praktijkwaarde van de geluidverzwakkingsindex van naad of kier j, per stekkende Rk,j : meter [dB] flankerende geluidoverdracht via gevelelementen en binnenwanden
τ f ,i = 10
−
' S Ri' R j + + Kij + 10 log lij 2 2
[III.4]
10
waarin: τf,i : R’i :
de transmissiefractie van de flankerende weg i [-] de praktijkwaarde van de geluidverzwakkingsindex van het flankerende gevelelement dat blootgesteld is aan het buitengeluid [dB] de praktijkwaarde van de geluidverzwakkingsindex van het flankerende R’j : gevelelement of de flankerende binnenwand die geluid afstraalt naar de binnenruimte [dB] de oppervlakte van het samenstellende deel i [m2] Kij : S: de totale oppervlakte van het gevelvlak [m2] de koppellengte tussen beide flankerende geveldelen [m] lij : Tabel III.4 Transmissiefractie van gevelelementen, berekend uit de afmetingen en de geluidverzwakkingsindex.
PGA – Deel 2 : Projectspecifieke begrippen en grootheden – III. Rekenmodel
2.19
Stap 3. Gestandaardiseerd niveauverschil per gevelvlak Een gevelvlak is elk deel van de gevel met dezelfde oriëntatie naar de geluidbron: de voorgevel, de zijgevel, een dakvlak. De transmissiefracties τe,i van de gevelelementen van een gevelvlak, zijn berekend met als referentie de oppervlakte van dat gevelvlak. Zij kunnen daarom opgeteld worden tot een ‘schijnbare geluidverzwakkingsindex’ van het gevelvlak:
m n R'j = − 10 log τ e ,i + τ f [III.5] i =1 f =1 waarin: de schijnbare geluidverzwakkingsindex van gevelvlak j [dB]. R’j : de transmissiecoëfficiënt voor directe geluidoverdracht van geveldeel i; τ e ,i : deze is gedefinieerd als de verhouding van het geluidvermogen afgestraald door directe geluidoverdracht door het geveldeel, tot het geluidvermogen dat invalt op het ganse gevelvlak. de transmissiecoëfficiënt voor flankerende geluidoverdracht van geveldeel f; τf : deze is gedefinieerd als de verhouding van het geluidvermogen afgestraald door flankerende geluidoverdracht door het geveldeel, tot het geluidvermogen dat invalt op ganse gevelvlak. n: het aantal gevelelementen van gevelvlak j m: het aantal flankerende wegen voor gevelvlak j
∑
∑
De schijnbare geluidverzwakkingsindex van een gevelvlak R’j is louter een eigenschap van de constructie. Het is de geluidverzwakkingsindex van een homogene wand met dezelfde oppervlakte als het gevelvlak, die hetzelfde geluidvermogen zou doorlaten. Bij de overgang van de schijnbare geluidverzwakkingsindex naar het gestandaardiseerde niveauverschil van een gevelvlak worden een aantal bijkomende effecten ingerekend: •
• • •
Het verband tussen het geluiddrukniveau en de invallende geluidintensiteit van het geluidveld voor de gevel. Dit verband verschilt volgens de geometrie van de bron: de uitgestrektheid en de positie ten opzichte van de gevel. Strikt genomen vertrekt men in de rekenmethode van een diffuus geluidveld voor de gevel. Het verband tussen de geluidverzwakkingsindex voor alzijdige geluidinval en voor gerichte geluidinval. Het verband tussen het doorgelaten geluidvermogen en het geluiddrukniveau in de verblijfsruimte. De invloed van de gevelstructuur. Door de structuur van de gevel (balkons, terrasvorm,...) verhoogt of verlaagt het invallende geluidvermogen, vergeleken met een volledig vlak gevelvlak. Dit wordt ingerekend met de correctieterm ∆Lfs, de gevelstructuurfactor.
De eerste twee effecten leiden voor verschillende geometrieën van de bron – binnen zekere grenzen – tot nagenoeg identieke correctietermen. Men bekomt uiteindelijk een verband tussen de schijnbare geluidverzwakkingsindex en het gestandaardiseerde niveauverschil, dat ‘redelijk’ onafhankelijk is van de geometrie van de bron. Om die reden vervallen ook de indexen ‘ls’, ‘tr’,..., die onderscheid maken tussen de luidspreker methode en de methode met verkeersgeluid. In uitzonderlijke gevallen kan het aangewezen zijn om een juistere relatie tussen het geluidniveau buiten en binnen op te stellen. We wijzen op deze mogelijkheid, maar laten de toepassing over aan de akoestische deskundige, die in ieder geval de gekozen relatie moet motiveren.
PGA – Deel 2 : Projectspecifieke begrippen en grootheden – III. Rekenmodel
2.20
D2m ,nT , j = R'j + ∆L fs + 10 log
V2 6 T0 S j
[III.6]
waarin: D 2m ,nT , j :
het gestandaardiseerde niveauverschil van gevelvlak j [dB].
R 'j
de schijnbare geluidverzwakkingsindex van gevelvlak j [dB]. de gevelstructuurfactor: de toename (-) of afname (+) van het invallende geluidvermogenniveau door de vorm van het gevelvlak [dB]. het volume van de verblijfsruimte [m2]. de referentie nagalmtijd, 0,5 s. de totale oppervlakte van het gevelvlak j [m2]
:
∆L fs :
V2 : T0 : Sj :
Stap 4. Gestandaardiseerd niveauverschil van de gevel De gevel bestaat uit verschillende gevelvlakken met elk een eigen geluidbelasting. Het verschil in geluidbelasting wordt veroorzaakt door de oriëntatie van elk gevelvlak naar de geluidbron. De verschillende geluidbelasting van elk gevelvlak j wordt ingerekend door een correctie toe te passen op het gestandaardiseerde niveauverschil van het gevelvlak. De correctieterm is de gevelvlakfactor CL,j, die aangeeft hoeveel de geluidbelasting van het gevelvlak verschilt van de geluidbelasting op een niet afgeschermde gevel. Het gestandaardiseerde niveauverschil van de gevel bekomt men door de combinatie van de gestandaardiseerde niveauverschillen van elk gevelvlak, gecorrigeerd voor de eigen geluidbelasting: D2 m ,nT
( D 2 m ,nT , j + C L , j ) N − 10 = − 10 log 10 j =1
waarin: D 2 m ,nT : D 2m ,nT , j :
CL,j : N:
∑
[III.7]
het gestandaardiseerde niveauverschil van de gevel [dB]. het gestandaardiseerde niveauverschil van gevelvlak j [dB]. de gevelvlakfactor (= de variatie in geluidbelasting) van gevelvlak j [dB] het aantal gevelvlakken
Formule [III.7] van de rekenmethode is analoog aan formule [II.6] van de meetmethode.
PGA – Deel 2 : Projectspecifieke begrippen en grootheden – III. Rekenmodel
2.21
IV
Toepassingen
IV.1
Bepaling van de gevelisolatie uit het buitengeluid en het binnengeluid Globale waarde Stel: in een gebied is het buitengeluid gekend, door meting of berekening, onder de vorm van een geluidkaart van de globale waarde van de gevelbelasting L1,in,A , in dB(A). We gaan er van uit dat het spectrum van het buitengeluid gegeven wordt door C of Ctr volgens Tabel I.1 Mits een motivatie kan het spectrum ook een meetresultaat zijn. Daarnaast heeft men een criterium vastgelegd voor het maximale binnengeluid, onder de vorm van een grenswaarde voor de globale waarde van het gestandaardiseerde binnenniveau L2,nT,A , in dB(A). De minimaal benodigde gevelisolatie, uitgedrukt als een gestandaardiseerd niveauverschil D2m,nT,A (spectrale herleidingsterm: C) of D2m,nT,Atr (spectrale herleidingsterm: Ctr), wordt dan gegeven door: D 2m ,nT ,A = L1,in ,A − L2 ,nT ,A + 3
[IV.1]
D 2m ,nT ,Atr = L1,in ,A − L2 ,nT ,A + 3
[IV.2]
waarbij we voor de gevelreflectieterm Cr = 3 dB veronderstelden. Geluidkaarten van de minimaal noodzakelijke gevelisolatie geven dus de grootheid D2m,nT,A of D2m,nT,Atr , naargelang het type verkeersgeluid volgens Tabel I.1.
Spectrale waarden Het is niet mogelijk om spectrale waarden van de minimale gevelisolatie te berekenen uitgaande van globale waarden van het aanwezige buitengeluid en het gewenste binnengeluid. Het is ook niet nodig; want de procedure bestaat er in om een globale minimumwaarde van de gevelisolatie vast te leggen, en vervolgens te controleren of een gemeten of berekende spectrale gevelisolatie deze minimale globale waarde bereikt.
IV.2
Bepaling van het binnengeluid uit het buitengeluid en de gevelisolatie Stel: in een gebied is het buitengeluid gekend, door meting of berekening, onder de vorm van een geluidkaart van de gevelbelasting L1,in. Daarnaast beschikt men over een meting of een berekening van het gestandaardiseerde niveauverschil D2m,nT van de gevel van een binnenruimte Het gestandaardiseerde geluidniveau L2,nT in de binnenruimte is dan: L2 ,nT = L1,in − D 2 m ,nT + 3
waarin: L2 ,nT :
het gestandaardiseerde geluidniveau in de binnenruimte [dB].
L1,in :
de gevelbelasting [dB].
D 2 m ,nT :
het gestandaardiseerde niveauverschil [dB].
[IV.3]
waarbij we voor de gevelreflectieterm Cr = 3 dB veronderstelden. Het werkelijke geluidniveau L2 in de binnenruimte wordt:
PGA – Deel 2 : Projectspecifieke begrippen en grootheden – IV. Toepassingen
2.22
T L2 = L1,in − D 2 m ,nT + 3 + 10 log 2 T0 waarin: L2 ,nT : het gestandaardiseerde geluidniveau in de binnenruimte [dB]. L1,in : de gevelbelasting [dB].
IV.3
D 2 m ,nT :
het gestandaardiseerde niveauverschil [dB].
T2 : T0 :
de nagalmtijd in de verblijfsruimte [s]. de referentie nagalmtijd, 0,5 s.
[IV.4]
Berekening van de gevelisolatie bij 1 gevelvlak met 1 gevelelement Stel we hebben verblijfsruimte met een volume V, met een gevel met 1 gevelvlak, met daarin 1 gevelelement met oppervlakte S en geluidverzwakkingsindex voor alzijdige geluidinval R, gemeten in het laboratorium. Het is een vlakke gevel, gericht naar de bron. Wat is de prognose van het gestandaardiseerd niveauverschil D2m,nT? Wat is de prognose van het gestandaardiseerde binnenniveau L2,nT, bij een gekende geluidbelasting L1,in? De praktijkwaarde van de geluidverzwakkingsindex van het geveldeel is R’ = R-2. Dit is de veiligheidsmarge in de berekening. De schijnbare geluidverzwakkingsindex van het enige gevelvlak is R’. Het gestandaardiseerde niveauverschil van het enige gevelvlak, en bijgevolg ook van de ganse gevel, wordt: D2m ,nT = ( R − 2 ) + 10 log
V 6 T0 S
[IV.5]
Voor een ruimte met een volume V = 30 m3, en een geveloppervlakte S = 7.5 m2, wordt dit: D 2 m ,nT = R − 1 dB
[IV.6]
Voor een gevelbelasting L1,in ,wordt het gestandaardiseerde geluidniveau in de binnenruimte L2,nT: L2 ,nT = L1,in − R + 4 dB
[IV.7]
De minimale geluidverzwakkingsindex voor alzijdige geluidinval R, gemeten in het laboratorium, van het geveldeel, om bij een geluidbelasting L1,in het gestandaardiseerde geluidniveau binnen te beperken tot L2,nT, bedraagt: R = L1,in − L2 ,nT + 4 dB
PGA – Deel 2 : Projectspecifieke begrippen en grootheden – IV. Toepassingen
[IV.8]
2.23
Symbolenlijst symbool
betekenis
CL,j : C
De gevelvlakfactor (= de variatie in geluidbelasting) van gevelvlak j [dB] Spectrum of herleidingswaarde voor wegverkeer op de snelweg, [dB] aan hoge snelheid. Wordt ook gebruikt voor spoorverkeer aan hoge snelheid. Spectrum of herleidingswaarde voor wegverkeer in de stad. Wordt [dB] ook gebruikt voor spoorverkeer aan lage snelheid en voor vliegverkeer.
Ctr
D2m,nT Dls,2m,nT Dtr,2m,nT Drt,2m,nT Dat,2m,nT D2m,nT,w Dls,2m,nT,w Dtr,2m,nT,w Drt,2m,nT,w Dat,2m,nT,w
D2m,nT,Atr
Dls,2m,nT,Atr Dtr,2m,nT,Atr Drt,2m,nT,Atr Dat,2m,nT,Atr
eenheid
Het gestandaardiseerde niveauverschil in frequentiebanden. Algemene definitie zonder vermelding van het type geluidbron. Definitie in formule [I.5]. Het gestandaardiseerde niveauverschil in frequentiebanden, gemeten met een luidspreker als geluidbron. Het gestandaardiseerde niveauverschil in frequentiebanden, gemeten met wegverkeer als geluidbron. Het gestandaardiseerde niveauverschil in frequentiebanden, gemeten met treinverkeer als geluidbron. Het gestandaardiseerde niveauverschil in frequentiebanden, gemeten met vliegverkeer als geluidbron.
[dB]
Het gewogen gestandaardiseerde niveauverschil: de ééngetalsaanduiding van D2m,nT volgens NBN EN ISO 717-1. Algemene definitie zonder vermelding van het type geluidbron. Het gewogen gestandaardiseerde niveauverschil gemeten met wegverkeer als geluidbron: de één-getalsaanduiding van Dls,2m,nT volgens NBN EN ISO 717-1. Het gewogen gestandaardiseerde niveauverschil gemeten met een luidspreker als geluidbron: de één-getalsaanduiding van Dtr,2m,nT volgens NBN EN ISO 717-1. Het gewogen gestandaardiseerde niveauverschil gemeten met treinverkeer als geluidbron: de één-getalsaanduiding van Dtr,2m,nT volgens NBN EN ISO 717-1. Het gewogen gestandaardiseerde niveauverschil gemeten met vliegverkeer als geluidbron: de één-getalsaanduiding van Dtr,2m,nT volgens NBN EN ISO 717-1.
[dB]
Het gestandaardiseerde niveauverschil, gewogen met het standaard wegverkeer spectrum Ctr in de octaafbanden van 125 Hz tot 2000 Hz. Algemene definitie zonder vermelding van het type geluidbron. Het gestandaardiseerde niveauverschil gemeten met een luidspreker als geluidbron, gewogen met het standaard wegverkeer spectrum Ctr in de octaafbanden van 125 Hz tot 2000 Hz. Het gestandaardiseerde niveauverschil gemeten met wegverkeer als geluidbron, gewogen met het standaard wegverkeer spectrum Ctr in de octaafbanden van 125 Hz tot 2000 Hz. Het gestandaardiseerde niveauverschil gemeten met treinverkeer als geluidbron, gewogen met het standaard wegverkeer spectrum Ctr in de octaafbanden van 125 Hz tot 2000 Hz. Het gestandaardiseerde niveauverschil gemeten met vliegverkeer als geluidbron, gewogen met het standaard wegverkeer spectrum Ctr in de octaafbanden van 125 Hz tot 2000 Hz.
PGA – Deel 2 : Projectspecifieke begrippen en grootheden – Symbolenlijst
[dB] [dB] [dB] [dB]
[dB] [dB] [dB] [dB]
[dB]
[dB] [dB] [dB] [dB]
2.24
G
De geluidwering van de gevel. Definitie in formule [I.6].
[dB]
L1,in
De gevelbelasting: het geluiddrukniveau van het geluidveld dat op de gevel invalt, dus zonder invloed van reflecties op die gevel. Definitie in formule [I.1]. De globale, A-gewogen waarde van de gevelbelasting. Het geluiddrukniveau buiten, op 2 m van de gevel, met invloed van de reflecties op de gevel. Het geluiddrukniveau binnen, in de verblijfsruimte. Het gestandaardiseerde geluiddrukniveau binnen, in de verblijfsruimte, voor een nagalmtijd van 0,5 s. De globale, A-gewogen waarde van het gestandaardiseerde geluiddrukniveau binnen, in de verblijfsruimte, voor een nagalmtijd van 0,5 s. De geluidverzwakkingsindex De praktijkwaarde van de geluidverzwakkingsindex (ook de ‘schijnbare geluidverzwakkingsindex’ genoemd) De nagalmtijd in de verblijfsruimte. De referentie nagalmtijd, T0 = 0,5 s voor woonvertrekken.
[dB]
L1,in,A L1,2m L2 L2,nT L2,nT,A R R’ T2 T0
PGA – Deel 2 : Projectspecifieke begrippen en grootheden – Symbolenlijst
[dB] [dB] [dB] [dB] [dB] [dB] [dB] [s] [s]
2.25
Begrippenlijst begrip
betekenis
binnengeluid
het verkeersgeluid in de binnenruimte kenmerkende grootheid: het gestandaardiseerde ontvangniveau het verkeersgeluid in de buitenruimte kenmerkende grootheid: het geluiddrukniveau van het invallende geluidveld, kortweg de gevelbelasting
buitengeluid
gevel gevelvlak gevelelement
gevelbelasting gevelisolatie
de scheidingsconstructie tussen de buitenomgeving en een binnenruimte deel van een gevel met dezelfde oriëntatie: voorgevel, zijgevel, dakvlak,... deel van een gevelvlak met een bepaalde samenstelling, en waarvoor de geluidverzwakkingsindex apart gemeten of berekend wordt: spouwmuur, venster, deur, ventilatierooster,... de kenmerkende grootheid van het buitengeluid: het geluiddrukniveau van het invallende geluidveld de geluidwerende eigenschap van de gevel kenmerkende grootheid: het gestandaardiseerde niveauverschil
geluidwering
alternatieve kenmerkende grootheid voor de geluidwerende eigenschap van de gevel
verkeersgeluid wegverkeer spoorverkeer vliegverkeer
geluid veroorzaakt door wegverkeer, spoorverkeer en vliegverkeer gemotoriseerd verkeer op de openbare weg passagiers- en goederenverkeer op openbare spoorlijnen burgerlijk en militair luchtverkeer
verblijfsruimte
ruimte in een woongebouw waar mensen tijdens hun aanwezigheid in hoofdzaak verblijven gebouw bestemd voor individuele of collectieve huisvesting met permanente of tijdelijke bezetting
woongebouw
PGA – Deel 2 : Projectspecifieke begrippen en grootheden – Begrippenlijst
2.26
LABORATORIUM AKOESTIEK EN THERMISCHE FYSICA LABORATORIUM BOUWFYSICA CELESTIJNENLAAN 200D 3001 LEUVEN
KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN
Eindverslag betreffende de onderzoeksopdracht vanwege het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap afdeling Algemeen Milieu en Natuurbeleid
Berekening en kostenraming van geluidsisolatie in de nieuw- en vernieuwbouw ten opzichte van buitenlawaai veroorzaakt door weg-, vlieg- en spoorverkeer DEEL 3 : REKENMODEL
31 mei 2003
LABORATORIUM AKOESTIEK EN THERMISCHE FYSICA LABORATORIUM BOUWFYSICA CELESTIJNENLAAN 200D 3001 LEUVEN
KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN
Eindverslag betreffende de onderzoeksopdracht vanwege het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap afdeling Algemeen Milieu en Natuurbeleid
Berekening en kostenraming van geluidsisolatie in de nieuw- en vernieuwbouw ten opzichte van buitenlawaai veroorzaakt door weg-, vlieg- en spoorverkeer DEEL 3 : REKENMODEL
Opdrachthouders: Laboratorium voor Akoestiek en Thermische Fysica, Katholieke Universiteit Leuven Prof.dr.ir. Gerrit Vermeir en Prof.dr. Jan Thoen In samenwerking met: Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor de Bouwnijverheid, Brussel ir. Bart Ingelaere Daidalos en Sound&Silence, Leuven ir. Paul Mees en ir. Luk Van Daele
31 mei 2003
Inhoudstafel INHOUDSTAFEL ....................................................................................................................... 3.1 SAMENVATTING....................................................................................................................... 3.2 I
NORMEN, DEFINITIES, GROOTHEDEN .......................................................................... 3.3
I.1
Normatieve verwijzingen............................................................................................................ 3.3
I.2
Begrippen en definities ............................................................................................................... 3.3
I.3
Grootheden, symbolen en eenheden .......................................................................................... 3.4
II
OVERZICHT VAN DE REKENMETHODE......................................................................... 3.7
III
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE REKENMETHODE ............................. 3.8
III.1
Kenmerkende grootheid......................................................................................................... 3.8
III.2
Frequentiegebied..................................................................................................................... 3.8
III.3
Gegevens .................................................................................................................................. 3.9
III.4
Stap 1. Omzetten van laboratoriumwaarden naar praktijkwaarden............................... 3.11
III.5 Stap 2. Transmissie per gevelelement.................................................................................. 3.12 Gevelelementen .................................................................................................................................. 3.13 Kleine gevelelementen........................................................................................................................ 3.13 Samengestelde gevelelementen .......................................................................................................... 3.13 Flankerende gevelelementen............................................................................................................... 3.13 III.6
Stap 3. Gestandaardiseerd niveauverschil per gevelvlak .................................................. 3.14
III.7
Stap 4. Gestandaardiseerd niveauverschil van de gevel .................................................... 3.16
III.8 Berekening van het binnengeluid ........................................................................................ 3.16 Geluiddrukniveau voor de gevel......................................................................................................... 3.16 Geluiddrukniveau in de verblijfsruimte .............................................................................................. 3.16 Nagalmtijd in de verblijfsruimte ......................................................................................................... 3.17 III.9 IV
Eengetalsaanduidingen......................................................................................................... 3.17 REKENBLAD ................................................................................................................ 3.19
IV.1
Overzicht................................................................................................................................ 3.19
IV.2
Gebruik.................................................................................................................................. 3.19
IV.3
Productgegevens.................................................................................................................... 3.19
PGA – Deel 3 : Rekenmodel – Inhoudstafel
3.1
Samenvatting Dit document beschrijft de rekenmethode voor de gevelisolatie. De methode is in hoge mate gebaseerd op de norm NBN EN 12354-3:2000, 'Geluidleer - Schatting van de geluidgedraging van gebouwen uit de bouwdeelgedraging – Deel 3 : Luchtgeluidwering tegen buitenlawaai', maar beperkt de keuzemogelijkheden en geeft aanwijzingen in bijzondere situaties. Dit document is dan ook te beschouwen als een praktijkrichtlijn voor de berekening van de gevelisolatie. Het is de achtergrond bij de rekenbladen. De methode is gericht op de bepaling van de globale geluidisolatie van ruimten ten opzichte van buitenlawaai veroorzaakt door weg-, vlieg- en spoorverkeer. De globale geluidisolatie wordt gekenmerkt door het gestandaardiseerde niveauverschil: dit is het verschil tussen het geluiddrukniveau op 2 m voor de meest geluidbelaste gevel en het geluiddrukniveau in de woonruimte, betrokken op een nagalmtijd van 0,5 s. De rekenmethode maakt in principe geen onderscheid tussen de verschillende types verkeersgeluid. Enkel in bijzondere gevallen, bijvoorbeeld voor sterk gerichte geluidinval op de gevel, kan men van de standaard formuleringen afwijken. Dit document is opgevat in de volgende delen. Het deel 'Normen, definities, grootheden' geeft een overzicht van de normen die betrekking hebben op de rekenmethode en van de gebruikte terminologie en symbolen. Het deel 'Overzicht van de rekenmethode' beschrijft het opzet van de rekenmethode. Het deel 'Gedetailleerde beschrijving van de rekenmethode' geeft de details en de verantwoording van de verschillende stappen van de rekenmethode. Hoofdstuk V van deel 1 van dit rapport (Literatuur – Rekenmodel) bevat een geannoteerde vertaling van de norm NBN EN 12354-3. Naar dit deel wordt verwezen om de keuze van sommige formuleringen toe te lichten. Bij dit document hoort een 'template' Excel rekenblad, waarin het stramien van de berekening is uitgewerkt en waarin een aantal isolatiegegevens zijn opgenomen. Dit rekenblad is de basis voor de berekening en de kostprijsraming van de 10 gevalstudies.
PGA – Deel 3 : Rekenmodel – Samenvatting
3.2
I
Normen, definities, grootheden
I.1
Normatieve verwijzingen De meetmethoden beschreven in dit document verwijzen direct of indirect naar de volgende normen: NBN S01-004:1974 NBN S01-005:1974 NBN S01-005:1974 NBN S01-016:1980 NBN S01-400:1977 NBN S01-401:1987 NBN EN ISO 140-3:1995 NBN EN ISO 140-4:1998 NBN EN ISO 140-5:1998 NBN EN ISO 140-10: 1993
Geluidleer - Meting van geluidwering in gebouwen en bouwdelen – Deel 3 : Laboratoriummeting van de luchtgeluidwering van bouwdelen (ISO 140-3:1995) Geluidleer - Meting van geluidwering in gebouwen en bouwdelen – Deel 4: Veldmeting van de luchtgeluidwering tussen ruimten (ISO 140-4:1998) Geluidleer - Meting van geluidwering in gebouwen en bouwdelen - Deel 5: Veldmeting van de luchtgeluidwering van geveldelen en gevels (ISO 140-5:1998) Geluidleer - Meting van geluidwering in gebouwen en bouwdelen - Deel 10: Laboratoriummeting van de luchtgeluidwering van kleine bouwdelen (ISO 140-10:1991)
NBN EN ISO 717-1:1997
Geluidleer - Bepaling van de geluidisolatie in gebouwen en van gebouwdelen – Deel 1 : Luchtgeluidisolatie (ISO 717-1:1996)
NBN EN ISO 3382:2000
Geluidleer - Meten van nagalmtijd van zalen met verwijzing naar andere geluidsparameters (ISO 3382:1997)
NBN EN 12354-1:2000
Bouwakoestiek - Schatting van de geluidgedraging van gebouwen van uit de bouwdeelgedraging – Deel 1: Luchtgeluidwering tussen vertrekken Geluidleer - Schatting van de geluidgedraging van gebouwen uit de bouwdeelgedraging – Deel 3 : Luchtgeluidwering tegen buitenlawaai
NBN EN 12354-3:2000
I.2
Akoestiek - Normale frequenties voor akoestische metingen Akoestiek - Meten in het laboratorium van de geluidverzwakkingindex voor luchtgeluid Akoestiek - Meten "in situ" van de akoestische isolatie voor luchtgeluid Akoestiek - Meten "in situ" van de akoestische isolatie van gevels en gevelelementen tegen luchtgeluid Akoestiek - Criteria van de akoestische isolatie Akoestiek - Grenswaarden voor de geluidsniveaus om het gebrek aan komfort in gebouwen te vermijden
Begrippen en definities Binnengeluid: het verkeersgeluid in de binnenruimte; kenmerkende grootheid: het gestandaardiseerde ontvangniveau. Buitengeluid: het verkeersgeluid in de buitenruimte; kenmerkende grootheid: het geluiddrukniveau van het invallende geluidveld, kortweg de gevelbelasting. Gevel: de scheidingsconstructie tussen de buitenomgeving en een binnenruimte. Gevelbelasting: de kenmerkende grootheid van het buitengeluid: het geluiddrukniveau van het invallende geluidveld.
PGA – Deel 3 : Rekenmodel – I. Normen, definities, grootheden
3.3
Gevelelement: deel van een gevelvlak met een bepaalde samenstelling, en waarvoor de geluidverzwakkingsindex apart gemeten of berekend wordt: spouwmuur, venster, deur, ventilatierooster,... Gevelisolatie: eigenschap van een gevel om het buitengeluid te reduceren tot een aanvaardbaar binnengeluid; kenmerkende grootheid: het gestandaardiseerde niveauverschil. Gevelvlak: deel van een gevel met dezelfde oriëntatie: voorgevel, zijgevel, dakvlak,... Verkeersgeluid: geluid veroorzaakt door wegverkeer, spoorverkeer en vliegverkeer. Raam: een gevelelement dat gedeeltelijk lichtdoorlatend is. Spoorverkeer: passagiers- en goederenverkeer op openbare spoorlijnen. Vliegverkeer: burgerlijk en militair luchtverkeer tijdens de vlucht, het landen en opstijgen inbegrepen. Verblijfsruimte: ruimte in een woongebouw waar mensen tijdens hun aanwezigheid in hoofdzaak verblijven. Ruimtes die met elkaar verbonden zijn door een opening van minstens 5 m2, die niet kan afgesloten worden, beschouwt men als 1 ruimte. Wegverkeer: gemotoriseerd verkeer op de openbare weg: bromfietsen, motorfietsen, wagens, bestelwagens, vrachtwagens, autobussen, landbouwvoertuigen,... Woongebouw: gebouw bestemd voor individuele of collectieve huisvesting met permanente of tijdelijke bezetting.
I.3
Grootheden, symbolen en eenheden De onderstaande tabel geeft de symbolen die in dit document gedefinieerd of gebruikt worden. symbool
betekenis
eenheid
CL,j
De gevelvlakfactor (= de variatie in geluidbelasting) van gevelvlak j
[dB]
C
Standaard spectrum of standaard herleidingswaarde voor wegverkeer op de snelweg aan hoge snelheid, of voor spoorverkeer aan hoge snelheid. Standaard spectrum of standaard herleidingswaarde voor wegverkeer in de stad, voor spoorverkeer aan lage snelheid, en voor vliegverkeer tijdens het landen, het opstijgen en de vlucht.
[dB]
Ctr
Cpraktijk Cpositie
D2m,nT D2m,nT,w D2m,nT,Atr
[dB]
De correctie voor de overgang van een geluidisolatie in het [dB] laboratorium naar een praktijkwaarde. Cpraktijk > 0, en wordt dus afgetrokken van de waarde van de geluidisolatie in het laboratorium. De correctie voor de positie van een klein gevelelement, meestal [dB] een ventilatierooster, in het gevelvlak. Cpositie > 0, en wordt dus afgetrokken van de waarde van de geluidisolatie in het laboratorium. Het gestandaardiseerde niveauverschil in frequentiebanden. [dB] Algemene definitie zonder vermelding van het type geluidbron. Definitie in formule [1.1]. Het gewogen gestandaardiseerde niveauverschil: de [dB] eengetalsaanduiding van D2m,nT volgens NBN EN ISO 717-1. Algemene definitie zonder vermelding van het type geluidbron. Het gestandaardiseerde niveauverschil, gewogen met het standaard [dB] wegverkeer spectrum Ctr in de octaafbanden van 125 Hz tot 2000 Hz. Algemene definitie zonder vermelding van het type geluidbron.
PGA – Deel 3 : Rekenmodel – I. Normen, definities, grootheden
3.4
D2m,nT,i D2m,nT,j
L1,2m L1,in L1,s L2 L2,nT L2,nT,A
Het gestandaardiseerde niveauverschil, tussenresultaat van een berekening, waarbij de index 'i' of 'j' volgens de context één van de volgende betekenissen heeft: • het gestandaardiseerde niveauverschil van geveldeel i • het gestandaardiseerde niveauverschil van gevelvlak j • het gestandaardiseerde niveauverschil in de tertsband j
[dB]
Het geluiddrukniveau buiten, op 2 m van de gevel, met invloed van de reflecties op de gevel. Het geluiddrukniveau buiten, van het invallende geluidveld. Het geluiddrukniveau buiten, op het oppervlak van het gevelvlak (de plaats waar de geluiddruk verdubbelt). Het geluiddrukniveau binnen, in de verblijfsruimte. Het gestandaardiseerde geluiddrukniveau binnen, in de verblijfsruimte, voor een nagalmtijd van 0,5 s. De globale, A-gewogen waarde van het gestandaardiseerde geluiddrukniveau binnen, in de verblijfsruimte, voor een nagalmtijd van 0,5 s.
[dB] [dB] [dB] [dB] [dB] [dB]
Dne,i
De genormaliseerde akoestische isolatie voor alzijdige geluidinval van het kleine gevelelement i.
[dB]
R Ri
De geluidverzwakkingsindex (algemeen symbool) De geluidverzwakkingsindex voor alzijdige geluidinval van het gevelelement i. De geluidverzwakkingsindex voor alzijdige geluidinval van het samenstellende gevelelement k. De geluidverzwakkingsindex voor alzijdige geluidinval van naad of kier k, per stekkende meter [dB].
[dB] [dB]
Rk Rk,k : R'
D'ne,i
[dB] [dB]
De praktijkwaarde van de geluidverzwakkingsindex. [dB] Dit is het algemene symbool. Aan andere symbolen die duiden op een geluidisolatie gemeten in het laboratorium, wordt eveneens een accent toegevoegd om te duiden op de praktijkwaarde. Voorbeelden worden hier onder gegeven. De praktijkwaarde van de genormaliseerde akoestische isolatie voor [dB] alzijdige geluidinval van het kleine gevelelement i.
Kij :
De richtingsonafhankelijke verbindingsdemping tussen de flankerende delen i en j.
[dB]
le,i
[m]
lij
De lengte van het kleine gevelelement i (Opmerking: voor de meeste kleine gevelelementen, bijvoorbeeld ventilatieroosters, is de karakteristieke maat een lengte; in sommige gevallen kan het een oppervlakte zijn) De lengte van de kier of naad k De referentielengte voor kleine gevelelementen of voor kieren en naden; l0 = 1 m tenzij anders vermeld. De koppellengte tussen twee flankerende elementen.
[m]
Si Sj Sk Sw :
De oppervlakte van het gevelelement i De oppervlakte van het gevelvlak j De oppervlakte van het samenstellende gevelelement k. De oppervlakte van wandvlak w van de verblijfsruimte.
[m2] [m2] [m2] [m2]
T2 T0
De nagalmtijd in de verblijfsruimte. De referentie nagalmtijd, T0 = 0,5 s voor woonvertrekken.
[s] [s]
V2
Het volume van de verblijfsruimte.
[m3]
lk l0
PGA – Deel 3 : Rekenmodel – I. Normen, definities, grootheden
[m] [m]
3.5
αw τe,i ∆L fs
De absorptiecoëfficiënt voor alzijdige geluidinval van wandvlak w van de verblijfsruimte. De transmissiefractie van het gevelelement i. De transmissiefractie van het kleine gevelelement i. De gevelstructuurfactor: de toename (-) of afname (+) van het invallende geluidvermogenniveau door de vorm van het gevelvlak.
PGA – Deel 3 : Rekenmodel – I. Normen, definities, grootheden
[-] [-] [dB]
3.6
II
Overzicht van de rekenmethode In deze methode vertrekt men van de geluidisolatie van de gevelelementen, de producteigenschap, om een voorspelling te maken van het gestandaardiseerde niveauverschil D2m,nT van de gevel, de gebouwprestatie. De berekening verloopt in 4 stappen: 1. Geluidisolaties van gevelelementen in het laboratorium worden omgezet naar praktijkwaarden. Dit gebeurt door een veiligheidsmarge toe te passen op de geluidverzwakkingsindex in het laboratorium. Voor kleine gevelelementen zoals ventilatieroosters wordt naast de veiligheidsmarge nog een correctie toegepast, die rekening houdt met de positie van het kleine gevelelement in het gevelvlak. 2. De geluidoverdracht per gevelelement wordt berekend. Voor elk gevelelement berekent men de transmissiefractie, de verhouding tussen het geluidvermogen, doorgelaten door het gevelelement, tot het totale geluidvermogen dat op het gevelvlak invalt. Indien gewenst wordt flankerende geluidoverdracht ingerekend door elke flankerende weg te beschouwen als een ‘gevelelement’. 3. De geluidoverdracht van verschillende gevelelementen in een zelfde gevelvlak wordt gecombineerd. Dit gebeurt door het optellen van de transmissiefracties. In deze stap houdt men ook rekening met de positie van de geluidbron ten opzichte van de gevel. Men bekomt daarmee de bijdrage van dit gevelvlak aan de totale geluidoverdracht van buiten naar binnen. 4. De geluidoverdracht van de verschillende gevelvlakken wordt gecombineerd tot de geluidoverdracht van de ganse gevel, het gestandaardiseerde niveauverschil. Men maakt in principe geen onderscheid naargelang de aard van de geluidbron, zoals bij de metingen. De formules maken gebruik van een 'gemiddeld' verband tussen het invallende verkeersgeluid en het doorgelaten verkeersgeluid. In bijzondere gevallen kan men, mits motivatie, van dit verband afwijken.
PGA – Deel 3 : Rekenmodel – II. Overzicht van de rekenmethode
3.7
III
Gedetailleerde beschrijving van de rekenmethode In dit deel geven we een gedetailleerde beschrijving van de rekenmethode: de berekende grootheid, het frequentiegebied, de noodzakelijke gegevens, het rekenverloop, en de beoordeling van de resultaten. • • • • • • • •
III.1
Kenmerkende grootheid Frequentiegebied Gegevens Stap 1. Omzetten van laboratoriumwaarden naar praktijkwaarden Stap 2. Transmissie per gevelelement Stap 3. Gestandaardiseerd niveauverschil per gevelvlak Stap 4. Gestandaardiseerd niveauverschil van de gevel Beoordeling van de resultaten
Kenmerkende grootheid De kenmerkende grootheid van de gevelisolatie is het gestandaardiseerde niveauverschil, bepaald met de buitenmicrofoon op 2 m van de gevel, symbool D2m,nT. Zowel in de metingen als in de berekeningen houdt men deze definitie aan. Het gestandaardiseerde niveauverschil volgt uit de meetformule [III.1]: T D 2 m ,nT = L1,2m − L2 + 10 log 2 T0 waarin: D2 m ,nT : het gestandaardiseerde niveauverschil [dB]. het geluiddrukniveau buiten, op 2 m voor de gevel [dB]. L1,2 m :
L2 : T2 : T0 :
[III.1]
het gemiddelde geluiddrukniveau in de verblijfsruimte [dB]. de nagalmtijd in de verblijfsruimte [s]. de referentie nagalmtijd, 0,5 s.
De rekenmethode is een simulatie van de werkelijke situatie, en dus ook van de meting van het gestandaardiseerde niveauverschil. De voorschriften van de meetmethode zijn daarom ook van toepassing op de rekenmethode, in het bijzonder aangaande de invalsrichting van het geluid, de opdeling van de gevel in gevelvlakken, en de positie van de gevelvlakken ten opzichte van de geluidbron. Deze grootheid wordt gekozen naar analogie met de kenmerkende grootheid van de luchtgeluidisolatie tussen ruimten [NBN S01-005:1974, NBN EN ISO 140-4:1998].
III.2
Frequentiegebied Het gestandaardiseerde niveauverschil wordt berekend in octaafbanden, minimaal van 125 Hz tot 2000 Hz, bij voorkeur van 63 Hz tot 4000 Hz. Bij de eengetalsaanduiding (zie deel III.6) wordt uitdrukkelijk aangegeven welk frequentiegebied beschouwd werd, indien het afwijkt van het minimale frequentiegebied van 125 Hz tot 2000 Hz. Berekeningen in 1/3 octaafbanden zijn niet gebruikelijk. Alle formuleringen zijn echter bruikbaar voor berekeningen in octaafbanden en in 1/3 octaafbanden. De formuleringen zijn niet bruikbaar voor rechtstreekse berekeningen met gewogen waarden (in de zin van NBN EN ISO 717-1) van de geluidisolatie. Past men toch berekeningen in 1/3 octaafbanden toe, dan kan het eindresultaat omgerekend worden tot waarden in octaafbanden met de formule III.2.
PGA – Deel 3 : Rekenmodel – III. Gedetailleerde beschrijving van de rekenmethode
3.8
− D2 m ,nT , j 3 1 10 D 2m ,nT = − 10 log 10 3 j =1 waarin: D2 m ,nT : het gestandaardiseerde niveauverschil in de octaafband [dB]. D 2 m ,nT , j : het gestandaardiseerde niveauverschil in de tertsband j [dB].
∑
j:
III.3
[III.2]
de 3 tertsbanden binnen de beschouwde octaafband.
Gegevens De basisgegevens van de rekenmethode zijn de eigenschappen van de gevelelementen: de afmetingen en de geluidverzwakkingsindex. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen gevelelementen, ‘kleine’ gevelelementen, en samengestelde gevelelementen. Tabel III.1 vat de definities en de eigenschappen samen. Daarnaast zijn gegevens nodig over de ligging van de verschillende gevelvlakken ten opzichte van de geluidbron. Ook het volume van de binnenruimte moet gekend zijn. Wil men het werkelijke binnengeluid berekenen, dan zijn gegevens nodig over het buitengeluid en de nagalmtijd van de binnenruimte. gevelelementen omschrijving: grote constructiedelen zoals een spouwmuur, een venster, een deur... index: i eigenschappen: Si : de oppervlakte van gevelelement i [m2] Ri : de geluidverzwakkingsindex voor alzijdige geluidinval van gevelelement i [dB], gemeten in het laboratorium volgens NBN EN ISO 140-3:1995; de naad- en kierdichting is in deze waarde begrepen, maar kan bij afwijkende uitvoeringen apart ingerekend worden (zie ‘samengestelde gevelelementen’) kleine gevelelementen omschrijving: constructiedelen met een oppervlakte kleiner dan 1 m2, waarvoor de geluidisolatie in het laboratorium volgens een eigen procedure bepaald wordt index: i eigenschappen: Dne,i : de genormaliseerde akoestische isolatie voor alzijdige geluidinval van het kleine gevelelement i [dB] , gemeten in het laboratorium volgens NBN EN ISO 140-10:1991; de naad- en kierdichting is in deze waarde begrepen, maar kan bij afwijkende uitvoeringen apart ingerekend worden (zie ‘samengestelde gevelelementen’) de lengte (of andere kenmerkende afmeting) van het kleine le,i : gevelelement i.
PGA – Deel 3 : Rekenmodel – III. Gedetailleerde beschrijving van de rekenmethode
3.9
samengestelde gevelelementen omschrijving: het gevelelement bestaat uit samenstellende delen waarvan de geluidisolaties elk apart gekend zijn: vlakke delen met een gekende geluidverzwakkingsindex Ri, en lijnvormige delen (kieren of naden) met een gekende geluidverzwakkingsindex Rj per lopende meter index: k eigenschappen: Sk : de oppervlakte van het samenstellende deel k [m2] • vlak deel: Rk : de geluidverzwakkingsindex voor alzijdige geluidinval van het samenstellende deel k [dB], gemeten in het laboratorium volgens NBN EN ISO 140-3:1995; de naad- en kierdichting is niet in deze waarde begrepen, en wordt apart ingerekend de lengte van de kier of naad k [m] • kier of naad: lk : Rk,k : de geluidverzwakkingsindex voor alzijdige geluidinval van naad of kier k, per stekkende meter [dB] algemene gegevens inplanting: de oriëntatie van de gevelvlakken naar de geluidbron(nen) de afscherming van gevelvlakken door obstakels of door het gebouw zelf gevel: de opdeling van de gevel in gevelvlakken de opdeling van gevelvlakken in geveldelen de structuur van de gevelvlakken binnenruimte: V2 : het volume van de verblijfsruimte [m3] Tabel III.1. Gegevens voor het rekenmodel van de gevelisolatie. De gegevens voor de geluidisolatie zijn meestal meetresultaten bekomen in het laboratorium. Het is ook toegelaten om berekende geluidisolatie te gebruiken, indien geen meetresultaten voorhanden zijn. In dat geval moet men zich bewust zijn van een mogelijke onnauwkeurigheid, en eventueel een extra veiligheid in de verdere berekeningen inbouwen (zie 'Stap 1. Omzetten van laboratoriumwaarden naar praktijkwaarden'). Men zal er naar streven te vertrekken van de geluidverzwakkingsindex van gevelelementen, die zo goed mogelijk overeenkomen met het gevelelement in de praktijksituatie. Dit geldt in het bijzonder voor deuren en vensters. Voor deuren beschikt men bij voorkeur over een geluidisolatiemeting van het deurgeheel: deurblad, kader en dichtingen. De geluidverzwakkingsindex van een deurblad alleen kan tot 5 dB gunstiger zijn dan het deurgeheel. Voor vensters beschikt men bij voorkeur over geluidisolatiemeting van het volledige venster: raam, beglazing, voegen met dezelfde dichtingen. De geluidverzwakkingsindex van de beglazing alleen kan, afhankelijk van de raamconstructie, tot 5 dB (en meer) gunstiger zijn dan het gehele venster. Beschikt men niet over een laboratoriummeting van een gevelelement dat de praktijksituatie voldoende nauwkeurig benadert, dan kan men de praktijksituatie beschouwen als een samengesteld gevelelement. Men splitst het gevelelement op in onderdelen waarvan men de geluidverzwakkingsindex kent, of waarvan tabelwaarden beschikbaar zijn op basis van een gedetailleerde beschrijving. Een voorbeeld van deze werkwijze is de geluidisolatie van vensters. Meestal beschikt men over de geluidverzwakkingsindex van de beglazing, maar ontbreken meetresultaten van de geluidverzwakkingsindex van een raam met die beglazing. Een oplossing is dan om de geluidverzwakkingsindex van het venster samen te stellen uit de meetwaarde van de beglazing en tabelwaarden van de geluidverzwakkingsindex van het raam en van de voegen. Aangezien in Vlaanderen en België hieromtrent weinig onderzoek is verricht, maakt men best gebruik van gegevens uit Nederlandse onderzoeksrapporten.
PGA – Deel 3 : Rekenmodel – III. Gedetailleerde beschrijving van de rekenmethode
3.10
III.4
Stap 1. Omzetten van laboratoriumwaarden naar praktijkwaarden De geluidverzwakkingsindex van een gevelelement wordt gemeten in het laboratorium op een zorgvuldig gemonteerd proefmonster. De aansluitingen met de meetopening in het laboratorium worden bijzonder goed verzorgd. Het gevelelement zelf wordt met bijzondere aandacht afgeregeld: men besteedt bijvoorbeeld veel zorg aan de juiste aandrukking van de dichtingen bij opengaande ramen of deuren. Daarnaast is er een onzekerheid op het meetresultaat, eigen aan de precisie van de meetmethode. Voor eengetalsgrootheden is de herhaalbaarheid in het laboratorium ongeveer 1 dB, de reproduceerbaarheid is 1 tot 3 dB. Voor metingen in octaafbanden zijn geen gegevens beschikbaar. Voor metingen in tertsbanden bedraagt de herhaalbaarheid 4.5 dB laagfrequent, dalend tot 1.5 dB midden- en hoogfrequent. Voor metingen in tertsbanden bedraagt de reprocuceerbaarheid 9 dB laagfrequent, dalend tot 2.5 dB middenfrequent, en lichtjes stijgend tot 3.5 dB hoogfrequent. Deze beide elementen, de onzekerheid over de eigenschappen van het gevelelement en de precisie van de meetmethode, maken het noodzakelijk om een veiligheid in het rekenmodel in te bouwen. Men noemt dit de praktijkwaarde van de productgegevens. Men bekomt de praktijkwaarde van de geluidisolatie van een gevelelement door de geluidverzwakkingsindex te verminderen met een veiligheidsmarge. De praktijkwaarde wordt aangeduid met een accent. Tenzij anders aangegeven, passen we op de waarden van de geluidverzwakkingsindex in het laboratorium in elke octaafband een veiligheidsmarge van –2 dB toe, om de praktijkwaarde te berekenen. Andere overwegingen kunnen een afwijkende correctie verantwoorden, maar moeten steeds expliciet aangegeven worden. Voor theoretisch berekende waarden van de geluidverzwakkingsindex kan het bijvoorbeeld aangewezen zijn om een hogere veiligheidsmarge toe te passen. Mocht men echter komen tot marges van 3 dB en meer, dan kan het nut van de berekening in twijfel getrokken worden. Voor kleine gevelelementen zoals ventilatierooster wordt naast de veiligheidsmarge nog een correctie toegepast, die rekening houdt met de positie van het kleine gevelelement in het gevelvlak. In het laboratorium wordt de genormaliseerde akoestische isolatie van een klein gevelelement steeds gemeten in het midden van een proefwand. De geluidoverdracht door een klein gevelelement verhoogt echter wanneer het in een hoek tussen twee of meer wanden wordt gemonteerd. Tabel III.2 vat de overgang van de laboratoriumwaarde naar de praktijkwaarde samen. Van deze ‘standaard praktijkcorrecties’ kan men afwijken, bijvoorbeeld indien men beschikt over meetresultaten van de schijnbare geluidverzwakkingsindex, dit is de geluidverzwakkingsindex van een gevelelement gemeten in situ. laboratoriumwaarde Ri Dne,i
praktijkwaarde
correctie
R’i = Ri - Cpraktijk D’ne,i = Dne,i - Cpraktijk - Cpositie
Cpraktijk = 2 dB in elke octaafband Cpraktijk = 2 dB in elke octaafband Cpositie = 0-5 dB, frequentieafhankelijk, volgens de positie van het element in de gevel Tabel III.2. Geluidisolatie van gevelelementen: overgang van de laboratoriumwaarde naar de praktijkwaarde
In de rekenbladen hebben we de correctie veralgemeend tot Cpraktijk = 2 dB. In tegenstelling tot de beschrijving in dit document, wordt in de rekenbladen deze correctie enkel in het eindresultaat doorgerekend. Dit is mogelijk en toelaatbaar, omdat we de praktijkcorrectie onafhankelijk van de frequentieband en van de aard van het gevelelement veronderstellen. Wanneer men voor verschillende gevelelementen andere correcties zou willen toepassen, kan deze werkwijze niet meer, en moet men van de aanvang met de praktijkwaarde van de geluidisolatie van de gevelelementen rekenen. Hierover zijn echter weinig
PGA – Deel 3 : Rekenmodel – III. Gedetailleerde beschrijving van de rekenmethode
3.11
onderzoeksgegevens beschikbaar, zodat de veralgemeende praktijkcorrectie een zinvolle optie is.
III.5
Stap 2. Transmissie per gevelelement Een gevelelement is het kleinste onderdeel van de gevel waarvoor de transmissie berekend wordt. Voor elk gevelelement van een gevelvlak berekent men de transmissiefractie. Dit is de verhouding tussen het geluidvermogen, doorgelaten door het gevelelement, tot het totale geluidvermogen dat op het gevelvlak invalt. Uit de definitie volgt dat de formule steeds een verwijzing naar de oppervlakte van het gevelelement en van het gevelvlak bevat. Flankerende geluidoverdracht wordt ingerekend door elke flankerende weg te beschouwen als een ‘gevelelement’. Tabel III.3 vat de formules samen voor gevelelementen, kleine gevelelementen, samengestelde gevelelementen, en ‘flankerende gevelelementen’. gevelelementen Ri'
− S τ e ,i = i 10 10 S waarin: de transmissiefractie van het gevelelement i [-] τe,i : Si : de oppervlakte van gevelelement i [m2] S: de totale oppervlakte van het gevelvlak [m2] R’i : de praktijkwaarde van de geluidverzwakkingsindex van gevelelement i [dB] kleine gevelelementen
τ e ,i
− 10 li 10 = S l0
[III.3]
' Dne ,i
[III.4]
10
waarin: τe,i : S: lj
de transmissiefractie van het kleine gevelelement i [-] de totale oppervlakte van het gevelvlak [m2] de werkelijke lengte - of andere kenmerkende afmeting - van het kleine gevelelement j [m] lengte - of andere kenmerkende afmeting - van het kleine gevelelement j bij de l0 laboratoriummeting van de genormaliseerde akoestische isolatie [m] de praktijkwaarde van de genormaliseerde akoestische isolatie van het kleine D’ne,i : gevelelement i [dB] samengestelde gevelelementen
τ e ,i =
waarin: τe,i : n: Sk: R’k : m: lk: Rk,k :
'
R − k Sk 10 10 + ∑ k =1 S n
R'
k ,k − lk 10 10 ∑ k =1 S
m
[III.5]
de transmissiefractie van het samengestelde gevelelement i [-] het aantal samenstellende (vlakke) delen de oppervlakte van het samenstellende deel k [m2] de praktijkwaarde van de geluidverzwakkingsindex van het samenstellende deel k [dB] het aantal kieren of naden de lengte van de kier of naad k [m] de praktijkwaarde van de geluidverzwakkingsindex van naad of kier k, per stekkende meter [dB]
PGA – Deel 3 : Rekenmodel – III. Gedetailleerde beschrijving van de rekenmethode
3.12
flankerende geluidoverdracht via gevelelementen en binnenwanden
τ f ,i = 10
−
' S Ri' R j + + Kij + 10 log lij 2 2
[III.6]
10
waarin: τf,i : R’i :
de transmissiefractie van de flankerende weg i [-] de praktijkwaarde van de geluidverzwakkingsindex van het flankerende gevelelement dat blootgesteld is aan het buitengeluid [dB] de praktijkwaarde van de geluidverzwakkingsindex van het flankerende R’j : gevelelement of de flankerende binnenwand die geluid afstraalt naar de binnenruimte [dB] de richtingsonafhankelijke verbindingsdemping tussen de flankerende delen i en j Kij : [dB] S: de totale oppervlakte van het gevelvlak [m2] de koppellengte tussen beide flankerende geveldelen [m] lij : Tabel III.3. Transmissiefractie van gevelelementen, berekend uit de afmetingen en de geluidverzwakkingsindex.
Gevelelementen Gevelelementen worden gekenmerkt door hun geluidverzwakkingsindex. Deze is bepaald volgens NBN EN ISO 140-3 met de werkelijke oppervlakte van het gevelelement als referentie. In de formule komen daarom enkel de werkelijke oppervlakte van het gevelelement en de oppervlakte van het gevelvlak voor, naast de geluidverzwakkingsindex.
Kleine gevelelementen Kleine gevelelementen worden gekenmerkt door hun genormaliseerde akoestische isolatie. Deze is bepaald volgens NBN EN ISO 140-10:1993. De meting gebeurt voor een element met een welbepaalde afmeting l0 (meestal een lengte, mogelijk ook een oppervlakte) en wordt gerefereerd naar een fictieve oppervlakte van 10 m2. De berekening van de transmissiefractie van het kleine gevelelement omvat daarom zowel een correctie voor de oppervlakte van het gevelvlak, waarbij 10 m2 voor het kleine gevelelement wordt genomen, als voor de werkelijke lengte li van het kleine gevelelement in de praktijksituatie. In de meeste gevallen wordt een klein gevelelement, bijvoorbeeld een ventilatierooster, gekenmerkt door zijn lengte. Het is mogelijk een andere maat te nemen, bijvoorbeeld de oppervlakte, waarbij dan voor li en l0 de aangepaste waarden moeten ingevuld worden. Een voorbeeld hiervan zou zijn de geluidoverdracht door ronde openingen.
Samengestelde gevelelementen Samengestelde gevelelementen zijn te beschouwen als een combinatie van gevelelementen en kleine gevelelementen, meestal naden en kieren. De geluidverzwakkingsindex van het gevelelement wordt gewogen met zijn oppervlakte. De geluidverzwakkingsindex van een naad of een kier, bepaald per strekkende meter, wordt gewogen met zijn lengte. Beiden worden uiteindelijk gerefereerd naar de oppervlakte van het gevelvlak.
Flankerende gevelelementen De transmissiefractie van een flankerende weg wordt berekend uit de schijnbare geluidverzwakkingsindex van die weg, waarbij men als referentieoppervlakte van de fictieve scheidingswand de werkelijke oppervlakte van het gevelvlak neemt. De schijnbare geluidverzwakkingsindex van een flankerende weg in situ kan benaderend berekend worden als volgt:
PGA – Deel 3 : Rekenmodel – III. Gedetailleerde beschrijving van de rekenmethode
3.13
Rij' =
' S Ri' R j + + K ij + 10 log lij 2 2
waarin: R'ij : R’i : R’j : Kij : S: lij :
[III.7]
de praktijkwaarde van de geluidverzwakkingsindex van de flankerende weg tussen de gevelelementen i en j [dB] de praktijkwaarde van de geluidverzwakkingsindex van het flankerende gevelelement dat blootgesteld is aan het buitengeluid [dB] de praktijkwaarde van de geluidverzwakkingsindex van het flankerende gevelelement of de flankerende binnenwand die geluid afstraalt naar de binnenruimte [dB] de richtingsonafhankelijke verbindingsdemping tussen de flankerende delen i en j [dB] de totale oppervlakte van het gevelvlak [m2] de koppellengte tussen beide flankerende geveldelen [m]
De uitdrukking is een vereenvoudigde formulering volgens de rekenmethode NBN EN 12354-1:2000, 'Geluidleer - Schatting van de geluidgedraging van gebouwen uit de bouwdeelgedraging – Deel 3 : Luchtgeluidwering tussen vertrekken'. De benadering schuilt in een vereenvoudigde aanname voor de structurele demping van de gebouwelementen. De formule is zeer eenvoudig in het gebruik, omdat naast de waarden van de geluidverzwakkingsindex, enkel de waarden van de richtingsonafhankelijke verbindingsdemping moeten berekend worden. Hiervoor bestaan eenvoudige formules, die in het rekenblad zijn opgenomen. Aangezien de flankerende transmissie in de meeste gevallen zeer weinig bijdraagt tot de globale gevelisolatie, is de voorgestelde vereenvoudiging zeker aanvaardbaar. De formulering is voldoende nauwkeurig om een eventuele invloed van flankerende transmissie in te schatten.
III.6
Stap 3. Gestandaardiseerd niveauverschil per gevelvlak Een gevelvlak is elk deel van de gevel met dezelfde oriëntatie naar de geluidbron: de voorgevel, de zijgevel, een dakvlak. De transmissiefracties τe,i van de gevelelementen van een gevelvlak, zijn berekend met als referentie de oppervlakte van dat gevelvlak. Zij kunnen daarom gewoon opgeteld worden tot een totale transmissie of een ‘schijnbare geluidverzwakkingsindex’ van het gevelvlak:
m n R'j = − 10 log τ e ,i + τ f ,i [III.8] i =1 i =1 waarin: de schijnbare geluidverzwakkingsindex van gevelvlak j [dB]. R’j : de transmissiecoëfficiënt voor directe geluidoverdracht van geveldeel i; τ e ,i : deze is gedefinieerd als de verhouding van het geluidvermogen afgestraald door directe geluidoverdracht door het geveldeel, tot het geluidvermogen dat invalt op gevelvlak j. de transmissiecoëfficiënt voor flankerende geluidoverdracht van geveldeel i; τ f ,i : deze is gedefinieerd als de verhouding van het geluidvermogen afgestraald door flankerende geluidoverdracht door het geveldeel, tot het geluidvermogen dat invalt op gevelvlak j. n: het aantal gevelelementen van gevelvlak j. m: het aantal flankerende wegen voor gevelvlak j.
∑
∑
De schijnbare geluidverzwakkingsindex van een gevelvlak R’j is louter een eigenschap van de constructie. Het is de geluidverzwakkingsindex van een homogene wand met dezelfde oppervlakte als het gevelvlak, die hetzelfde geluidvermogen zou doorlaten.
PGA – Deel 3 : Rekenmodel – III. Gedetailleerde beschrijving van de rekenmethode
3.14
De overgang van de schijnbare geluidverzwakkingsindex naar het gestandaardiseerde niveauverschil van een gevelvlak wordt berekend volgens formule III.9. D2m ,nT , j = R'j + ∆L fs + 10 log
V2 6 T0 S j
[III.9]
waarin: D 2m ,nT , j :
het gestandaardiseerde niveauverschil van gevelvlak j [dB].
R 'j
de schijnbare geluidverzwakkingsindex van gevelvlak j [dB]. de gevelstructuurfactor: de toename (-) of afname (+) van het invallende geluidvermogenniveau door de vorm van het gevelvlak [dB]. het volume van de verblijfsruimte [m2]. de referentie nagalmtijd, 0,5 s. de totale oppervlakte van het gevelvlak j [m2]
:
∆L fs :
V2 : T0 : Sj :
Bij de overgang van de schijnbare geluidverzwakkingsindex naar het gestandaardiseerde niveauverschil van een gevelvlak worden een aantal bijkomende effecten ingerekend: •
• • •
Het verband tussen het geluiddrukniveau en de invallende geluidintensiteit van het geluidveld voor de gevel. Dit verband verschilt volgens de geometrie van de bron: de uitgestrektheid en de positie ten opzichte van de gevel. Strikt genomen vertrekt men in de rekenmethode van een diffuus geluidveld voor de gevel. Het verband tussen de geluidverzwakkingsindex voor alzijdige geluidinval en voor gerichte geluidinval. Het verband tussen het doorgelaten geluidvermogen en het geluiddrukniveau in de verblijfsruimte. De invloed van de gevelstructuur. Door de structuur van de gevel (balkons, terrasvorm,...) verhoogt of verlaagt het invallende geluidvermogen, vergeleken met een volledig vlak gevelvlak. Dit wordt ingerekend met de correctieterm ∆Lfs, de gevelstructuurfactor.
De eerste twee effecten leiden voor verschillende geometrieën van de bron – binnen zekere grenzen – tot nagenoeg identieke correctietermen. Men bekomt uiteindelijk een verband tussen de schijnbare geluidverzwakkingsindex en het gestandaardiseerde niveauverschil, dat ‘redelijk’ onafhankelijk is van de geometrie van de bron. Om die reden vervallen ook de indexen ‘ls’, ‘tr’,..., die onderscheid maken tussen de luidspreker methode en de methode met verkeersgeluid. In uitzonderlijke gevallen kan het aangewezen zijn om een juistere relatie tussen het geluidniveau buiten en binnen op te stellen. We wijzen op deze mogelijkheid, maar laten de toepassing over aan de akoestische deskundige, die in ieder geval de gekozen relatie moet motiveren. Het verband tussen het doorgelaten geluidvermogen en het geluiddrukniveau in de verblijfsruimte wordt ingerekend met de formules van de statistische zaalakoestiek. Het geluiddrukniveau wordt berekend in het nagalmveld. De verhoging van het geluiddrukniveau in het directe veld, nabij de gevel, wordt niet beschouwd. Voor kleine, ondiepe verblijfsruimten is dit effect verwaarloosbaar. Voor grotere verblijfsruimten, in het bijzonder ruimten met een grote diepte ten opzichte van de gevel, kan de verhoging van het geluiddrukniveau nabij de gevel wel betekenisvol zijn. De gevelstructuurfactor is gedefinieerd als het verschil tussen het geluiddrukniveau van het invallende geluidveld en het geluiddrukniveau op het oppervlak van het gevelelement, plus 6 dB. Voor een volledig vlakke gevel is de gevelstructuurfactor daarom nul. Voor gevelvlakken waarnaar geluid gereflecteerd wordt door andere gevelvlakken of gevelelementen, is de gevelstructuurfactor negatief. Voor gevelvlakken die afgeschermd worden door andere gevelvlakken of gevelelementen, is de gevelstructuurfactor positief. Dit effect mag niet verward worden met de gevelvlakfactor (zie III.4: Stap 4. Gestandaardiseerd niveauverschil van de gevel), die de eigen afscherming van het gebouw inrekent.
PGA – Deel 3 : Rekenmodel – III. Gedetailleerde beschrijving van de rekenmethode
3.15
Indien een punt op 2 m voor de gevel voldoende verwijderd is van alle uitstekende gevelelementen, kan men de gevelstructuurfactor meten volgens formule III.10. Rekenwaarden voor de gevelstructuurfactor worden voor een aantal geveltypes gegeven in de norm NBN EN 12354-3:2000, 'Geluidleer - Schatting van de geluidgedraging van gebouwen uit de bouwdeelgedraging – Deel 3 : Luchtgeluidwering tegen buitenlawaai'.
∆L fs = L1,2m − L1,s + 3 dB waarin: ∆L fs : L1,2m : L1,s
III.7
[III.10]
De gevelstructuurfactor van het gevelvlak [dB]. Het geluiddrukniveau buiten, op 2 m van het gevelvlak [dB]. Het geluiddrukniveau buiten, op het oppervlak van het gevelvlak (de plaats waar de geluiddruk verdubbelt) [dB].
Stap 4. Gestandaardiseerd niveauverschil van de gevel De gevel bestaat uit verschillende gevelvlakken met elk een eigen geluidbelasting. Het verschil in geluidbelasting wordt veroorzaakt door de oriëntatie van elk gevelvlak naar de geluidbron. De verschillende geluidbelasting van elk gevelvlak j wordt ingerekend door een correctie toe te passen op het gestandaardiseerde niveauverschil van het gevelvlak. De correctieterm is de gevelvlakfactor CL,j, die aangeeft hoeveel de geluidbelasting van het gevelvlak verschilt van de geluidbelasting op een niet afgeschermde gevel. Het gestandaardiseerde niveauverschil van de gevel bekomt men door de combinatie van de gestandaardiseerde niveauverschillen van elk gevelvlak, gecorrigeerd voor de eigen geluidbelasting: ( D 2 m ,nT , j + C L , j ) N − 10 D2 m ,nT = − 10 log 10 j =1 waarin: D 2 m ,nT : het gestandaardiseerde niveauverschil van de gevel [dB]. D 2m ,nT , j : het gestandaardiseerde niveauverschil van gevelvlak j [dB].
∑
CL,j : N:
[III.11]
de gevelvlakfactor (= de variatie in geluidbelasting) van gevelvlak j [dB] het aantal gevelvlakken
Formule III.11 van de rekenmethode is analoog aan formule IV.4 (Deel 1) van de meetmethode. Voor de gevelvlakfactor gelden dezelfde waarden als bij de meetmethode.
III.8
Berekening van het binnengeluid In een aantal gevallen is het zinvol om het werkelijke binnengeluid te berekenen, uit het geluiddrukniveau voor de gevel, de gevelisolatie, en de nagalmtijd in de ruimte.
Geluiddrukniveau voor de gevel De kenmerkende grootheid voor het buitengeluid is het geluiddrukniveau van het geluidveld dat op de gevel invalt, kortweg de gevelbelasting, L1,in.
Geluiddrukniveau in de verblijfsruimte Op basis van de gemeten of berekende waarde van de gevelbelasting en een prognose van het gestandaardiseerde niveauverschil, berekent men het gestandaardiseerde geluiddrukniveau in de verblijfsruimte met formule III.12.
PGA – Deel 3 : Rekenmodel – III. Gedetailleerde beschrijving van de rekenmethode
3.16
L2 ,nT = L1,in − D 2 m ,nT + 3
waarin: L2 ,nT :
het gestandaardiseerde geluidniveau in de binnenruimte [dB].
L1,in :
de gevelbelasting [dB].
D 2 m ,nT :
het gestandaardiseerde niveauverschil [dB].
[III.12]
In formule III.12 wordt aangenomen dat het gestandaardiseerde niveauverschil D2m,nT berekend werd met als meest geluidbelaste gevelvlak hetzelfde gevelvlak waarvoor de gevelbelasting L1,in is gekend. Het werkelijke geluiddrukniveau in de verblijfsruimte vereist een correctie voor de werkelijke nagalmtijd van de verblijfsruimte, volgens formule III.13. T L2 = L2 ,nT + 10 log 2 T0 waarin: L2 : het werkelijke geluidniveau in de verblijfsruimte [dB]. : L2 ,nT het gestandaardiseerde geluidniveau in de verblijfsruimte [dB]. De nagalmtijd in de verblijfsruimte [s]. T2 : De referentie nagalmtijd, T0 = 0,5 s voor woonvertrekken. T0 :
[III.13]
Nagalmtijd in de verblijfsruimte De meting van de nagalmtijd gebeurt volgens NBN EN ISO 3382:2000. Bij een prognoseberekening kan men de nagalmtijd in de verblijfsruimte bepalen volgens formule III.14. T2 =
0.16 V2 N
∑α w S w
[III.14]
w=1
waarin: T2 : V2 : αw : Sw : N:
III.9
De nagalmtijd in de verblijfsruimte [s]. Het volume van de verblijfsruimte [m3]. De absorptiecoëfficiënt voor alzijdige geluidinval van wandvlak w van de verblijfsruimte [-]. De oppervlakte van wandvlak w van de verblijfsruimte [m2]. Het aantal wandoppervlakken van de verblijfsruimte.
Eengetalsaanduidingen De berekening van het gewogen gestandaardiseerde niveauverschil D2m,nT,w en de spectrale correctietermen gebeurt volgens NBN EN ISO 717-1:1997, op basis van de octaafband waarden van het gemeten gestandaardiseerde niveauverschil D2m,nT. Het gewogen gestandaardiseerde niveauverschil D2m,nT,w wordt berekend over de 5 octaafbanden van 125 Hz tot 2000 Hz. Men kan het gewogen gestandaardiseerde niveauverschil D2m,nT,w corrigeren met een spectrale correctieterm die rekening houdt met het spectrum van de werkelijke geluidbron, het verkeersgeluid. Tabel III.3 geeft twee standaard spectra, C en Ctr, in deze context ook herleidingswaarden genoemd, voor de berekening van de spectrale correctieterm. De berekening gebeurt minimaal over de 5 octaafbanden van 125 Hz tot 2000 Hz. Omdat het gewogen gestandaardiseerde niveauverschil, gecorrigeerd met een van beide spectrale correctietermen, een veel gebruikte grootheid is, worden er nieuwe symbolen voor ingevoerd:
PGA – Deel 3 : Rekenmodel – III. Gedetailleerde beschrijving van de rekenmethode
3.17
D2m,nT,A
= D2m,nT,w + C
D2m,nT,Atr = D2m,nT,w + Ctr
voor wegverkeer aan hoge snelheid, op de autoweg voor spoorverkeer aan hoge snelheid voor wegverkeer op andere wegen voor spoorverkeer aan lage snelheid voor vliegverkeer
Berekent men de spectrale correctieterm C of Ctr over het uitgebreide frequentiegebied van 63 Hz tot 4000 Hz, dan wordt dit uitdrukkelijk aangegeven in de eengetalsaanduiding van het gestandaardiseerde niveauverschil: D2m,nT,A,63-4000 = D2m,nT,w + C63-4000 D2m,nT,Atr,63-4000 = D2m,nT,w + Ctr,63-4000 Tabel III.3 geeft de waarden en de toepassing van de beide standaard spectra of herleidingswaarden C en Ctr. verkeerstype
ref 63
A-gewogen bronspectrum [dB] 125 250 500 1000 2000 4000
wegverkeer -18 -14 -10 -7 -4 -6 -11 in de stad Ctr op snelwegen bij snelheden > 80 km/h -32 -22 -15 -9 -6 -5 -5 C spoorverkeer -18 -14 -10 -7 -4 -6 -11 lage snelheden Ctr snelheden > 80 km/h -32 -22 -15 -9 -6 -5 -5 C vliegverkeer -18 -14 -10 -7 -4 -6 -11 opstijgen Ctr -18 -14 -10 -7 -4 -6 -11 landen Ctr Tabel III.3. Standaard spectra of herleidingswaarden voor verschillende types verkeersgeluid.
PGA – Deel 3 : Rekenmodel – III. Gedetailleerde beschrijving van de rekenmethode
3.18
IV
Rekenblad
IV.1
Overzicht Het Excel rekenblad (‘Isolatie rekenblad.xlt’), beschikbaar in elektronische vorm, bevat 4 onderdelen. Met elk onderdeel komt (minstens) 1 tabblad overeen. Tabblad 1, 'Info', is een korte samenvatting van de rekenmethode en een beknopte gebruiksaanwijzing van het rekenblad. Tabblad 2 (en volgende) is het feitelijke rekenblad waar de gebruiker mee werkt. Met elk tabblad komt een verblijfsruimte overeen. Door tabblad 2 te kopiëren, kan de gebruiker een willekeurig aantal verblijfsruimten in het rekenblad opnemen. Tabblad (N-1) is een hulpblad met formules voor de berekening van de verbindingsdemping. Tabblad (N) is een symbolenlijst.
IV.2
Gebruik De gebruiker werkt in tabblad 2, of in een daarop volgende, waar de berekeningen voor een verblijfsruimte gebeuren. Per verblijfsruimte zijn standaard 6 gevelvlakken aangemaakt. Per gevelvlak zijn een aantal gevelelementen, kleine gevelelementen en flankerende gevelelementen standaard aangemaakt. Velden die invoer van de gebruiker vragen, zijn aangegeven op een lichtgele achtergrond. De andere velden worden berekend. Het is niet nodig om alle invoervelden daadwerkelijk te gebruiken; het rekenblad controleert welke velden zijn ingevuld en houdt enkel met die velden rekening. Onder aan het rekenblad wordt het eindresultaat weergegeven, en een beoordeling met verschillende spectra.
IV.3
Productgegevens Productgegevens zijn de geluidverzwakkingsindex van gevelelementen of de genormaliseerde akoestische isolatie van kleine gevelelementen. Getalwaarden voor een aantal producten zijn gebundeld in een apart werkblad 'Isolatiegegevens.xls'. Elk product wordt gekenmerkt door een uniek volgnummer. Het werkblad met isolatiegegevens wordt door het rekenblad gebruikt via referenties naar het unieke volgnummer van elk product. Aanpassingen aan het werkblad met isolatiegegevens beïnvloeden bijgevolg alle rekenbladen die er naar verwijzen.
PGA – Deel 3 : Rekenmodel – IV Rekenblad
3.19
LABORATORIUM AKOESTIEK EN THERMISCHE FYSICA LABORATORIUM BOUWFYSICA CELESTIJNENLAAN 200D 3001 LEUVEN
KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN
Eindverslag betreffende de onderzoeksopdracht vanwege het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap afdeling Algemeen Milieu en Natuurbeleid
Berekening en kostenraming van geluidsisolatie in de nieuw- en vernieuwbouw ten opzichte van buitenlawaai veroorzaakt door weg-, vlieg- en spoorverkeer DEEL 4 : TOEPASSING MEETMETHODE EN REKENMETHODE
31 mei 2003
LABORATORIUM AKOESTIEK EN THERMISCHE FYSICA LABORATORIUM BOUWFYSICA CELESTIJNENLAAN 200D 3001 LEUVEN
KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN
Eindverslag betreffende de onderzoeksopdracht vanwege het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap afdeling Algemeen Milieu en Natuurbeleid
Berekening en kostenraming van geluidsisolatie in de nieuw- en vernieuwbouw ten opzichte van buitenlawaai veroorzaakt door weg-, vlieg- en spoorverkeer DEEL 4 : TOEPASSING MEETMETHODE EN REKENMETHODE
Opdrachthouders: Laboratorium voor Akoestiek en Thermische Fysica, Katholieke Universiteit Leuven Prof.dr.ir. Gerrit Vermeir en Prof.dr. Jan Thoen In samenwerking met: Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor de Bouwnijverheid, Brussel ir. Bart Ingelaere Daidalos en Sound&Silence, Leuven ir. Paul Mees en ir. Luk Van Daele 31 mei 2003
Inhoudstafel INHOUDSTAFEL..................................................................................................................... 4.1 SAMENVATTING .................................................................................................................... 4.4 I
MEETPLAATSEN ............................................................................................................ 4.5
II
METINGEN....................................................................................................................... 4.7
II.1
Meetmethode .................................................................................................................................. 4.7
II.2 Meetresultaten................................................................................................................................ 4.7 Vliegverkeer............................................................................................................................................. 4.7 Wegverkeer .............................................................................................................................................. 4.9 Spoorverkeer ............................................................................................................................................ 4.9 II.3 Bespreking ...................................................................................................................................... 4.9 Meetmethode............................................................................................................................................ 4.9 Meetresultaten ........................................................................................................................................ 4.10 Beleidsvoorstellen.................................................................................................................................. 4.11 III III.1
BEREKENINGEN ....................................................................................................... 4.12 Rekenmethode .......................................................................................................................... 4.12
III.2 Rekenresultaten ....................................................................................................................... 4.12 Vliegverkeer........................................................................................................................................... 4.13 Wegverkeer ............................................................................................................................................ 4.14 Spoorverkeer .......................................................................................................................................... 4.15 III.3 Bespreking ................................................................................................................................ 4.23 Overzicht van de afwijking (berekening-meting) ................................................................................. 4.23 Besluiten................................................................................................................................................. 4.25 IV
DETAILS VAN DE MEETPLAATSEN ........................................................................ 4.27
IV.1 Meetplaats 1 - vliegverkeer: Steenokkerzeel ........................................................................ 4.27 Ligging ................................................................................................................................................... 4.27 Kenmerken ............................................................................................................................................. 4.27 IV.2 Meetplaatsen 2,3,4 - vliegverkeer: Diegem I, II, III............................................................. 4.28 Ligging ................................................................................................................................................... 4.28 Kenmerken ............................................................................................................................................. 4.28 IV.3 Meetplaats 5 - vliegverkeer: Machelen.................................................................................. 4.30 Ligging ................................................................................................................................................... 4.30 Kenmerken ............................................................................................................................................. 4.30 IV.4 Meetplaats 6 - wegverkeer: Kapellen .................................................................................... 4.31 Ligging ................................................................................................................................................... 4.31 Kenmerken ............................................................................................................................................. 4.32 IV.5
Meetplaats 7 - wegverkeer: Winksele.................................................................................... 4.33
PGA - Deel 4: Toepassing meet- en rekenmethode - Inhoudstafel
4.1
Ligging ................................................................................................................................................... 4.33 Kenmerken ............................................................................................................................................. 4.33 IV.6 Meetplaats 8 - wegverkeer: Betekom .................................................................................... 4.34 Ligging ................................................................................................................................................... 4.34 Kenmerken ............................................................................................................................................. 4.34 IV.7 Meetplaats spoorverkeer 1: Heverlee.................................................................................... 4.35 Ligging ................................................................................................................................................... 4.35 Kenmerken ............................................................................................................................................. 4.35 IV.8 Meetplaats spoorverkeer 2: Lovenjoel .................................................................................. 4.36 Ligging ................................................................................................................................................... 4.36 Kenmerken ............................................................................................................................................. 4.37 IV.9 Meetplaats buiten PGA - vliegverkeer: Haren..................................................................... 4.38 Ligging ................................................................................................................................................... 4.38 Kenmerken ............................................................................................................................................. 4.38 IV.10 Meetplaats buiten PGA - vliegverkeer: Diegem................................................................... 4.39 Ligging ................................................................................................................................................... 4.39 IV.11 Meetplaats buiten PGA - wegverkeer: Ring Antwerpen .................................................... 4.40 Ligging ................................................................................................................................................... 4.40 IV.12 Meetplaats buiten PGA - wegverkeer: Italiëlei Antwerpen................................................ 4.41 Ligging ................................................................................................................................................... 4.41 IV.13 Meetplaats buiten PGA - spoorverkeer: Lovenjoel ............................................................. 4.41 Ligging ................................................................................................................................................... 4.41 V
MEETFICHES ................................................................................................................ 4.43
VI
GEDETAILLEERDE MEETRESULTATEN: ENKELE GEVALSTUDIES.................. 4.126
VI.1 Meetplaats 1: Steenokkerzeel (vliegverkeer)...................................................................... 4.126 Situatie.................................................................................................................................................. 4.126 Meetresultaten ...................................................................................................................................... 4.128 VI.2 Meetplaats 5: Machelen (vliegverkeer) ............................................................................... 4.132 Situatie.................................................................................................................................................. 4.132 VI.3 Afwerking en inrichting ........................................................................................................ 4.135 Metingen............................................................................................................................................... 4.137 Meetresultaten ...................................................................................................................................... 4.140 Bespreking............................................................................................................................................ 4.168 VI.4 Meetplaats 7: Winksele (wegverkeer) ................................................................................. 4.169 Situatie.................................................................................................................................................. 4.169 Metingen............................................................................................................................................... 4.176 Meetresultaten ...................................................................................................................................... 4.177 Bespreking............................................................................................................................................ 4.191 VI.5 Meetplaats 9: Heverlee (spoorverkeer) ............................................................................... 4.192 Situatie.................................................................................................................................................. 4.192 Metingen............................................................................................................................................... 4.197 Meetresultaten ...................................................................................................................................... 4.198
PGA - Deel 4: Toepassing meet- en rekenmethode - Inhoudstafel
4.2
Bespreking............................................................................................................................................ 4.206 VI.6 Meetplaats 10: Lovenjoel (spoorverkeer) ........................................................................... 4.207 Situatie.................................................................................................................................................. 4.207 Metingen............................................................................................................................................... 4.214 Meetresultaten ...................................................................................................................................... 4.215 Bespreking............................................................................................................................................ 4.223 VII
GEDETAILLEERDE REKENRESULTATEN: ENKELE GEVALSTUDIES ............... 4.224
VII.1 Meetplaats 2: Diegem I (vliegverkeer) ................................................................................ 4.224 Gegevens .............................................................................................................................................. 4.224 Rekenresultaten.................................................................................................................................... 4.235 Beoordeling .......................................................................................................................................... 4.236 VII.2 Meetplaats 3: Diegem II (vliegverkeer)............................................................................... 4.238 Gegevens .............................................................................................................................................. 4.238 Rekenresultaten.................................................................................................................................... 4.245 Beoordeling .......................................................................................................................................... 4.247 VII.3 Meetplaats 4: Diegem III (vliegverkeer) ............................................................................. 4.248 Gegevens .............................................................................................................................................. 4.248 Kamer 3 op de tweede verdieping ....................................................................................................... 4.255 Rekenresultaten.................................................................................................................................... 4.256 Beoordeling .......................................................................................................................................... 4.257 VII.4 Meetplaats 6: Kapellen (wegverkeer).................................................................................. 4.259 Gegevens .............................................................................................................................................. 4.259 Rekenresultaten.................................................................................................................................... 4.263 Beoordeling .......................................................................................................................................... 4.264
PGA - Deel 4: Toepassing meet- en rekenmethode - Inhoudstafel
4.3
Samenvatting Dit document is het verslag van deeltaak 4, ‘Toepassing van de meet- en rekenmethode’. Het document is opgevat in twee delen. Het eerste deel omvat de hoofdstukken I tot en met III, en geeft op een beknopte wijze de resultaten van deze deeltaak. Dit eerste deel kan volledig op zichzelf gelezen worden, maar gaat niet in op de details van de meet- en rekenresultaten. Het omvat de volgende hoofdstukken: I. II. III.
Meetplaatsen. Metingen. Berekeningen.
De besluiten van deeltaak 4 worden gegeven op het einde van de hoofdstukken 'II. Metingen' en 'III. Berekeningen'. Het tweede deel geeft uitgebreide informatie over de meetplaatsen, de metingen en de berekeningen. Het omvat de volgende hoofdstukken: IV. V. VI. VII.
Details van de meetplaatsen. Meetfiches. Gedetailleerde meetresultaten. Gedetailleerde rekenresultaten.
Deze uitgebreide informatie is niet noodzakelijk bij een eerste lezing, maar is bedoeld als referentiemateriaal.
PGA - Deel 4: Toepassing meet- en rekenmethode – Samenvatting
4.4
I
Meetplaatsen Tabel I.1 geeft een overzicht van de meetplaatsen. nr 1
meetplaats vliegverkeer Steenokkerzeel Lemmensstraat
2
Diegem I Sint Katarinastraat
3
Diegem II Sint Katarinastraat
4
Diegem III Sint Katarinastraat
5
Machelen (Diegem) Zaventemsesteenweg
6
wegverkeer Kapellen Hoevensebaan
7
Winksele Brusselsesteenweg
8
Betekom Steijenhoflaan
9
kenmerken Eengezinswoning met 1 bouwlaag en plat dak, in half open bebouwing (3-gevelwoning). Geluidbelasting door landende en opstijgende vliegtuigen (baan 25R) en door grondlawaai van de luchthaven. Eengezinswoning met 3 bouwlagen en plat dak, in gesloten bebouwing. Geluidbelasting door opstijgende vliegtuigen (baan 25R/L) en door wegverkeer op de ring R0. Eengezinswoning met 3 bouwlagen en plat dak, in gesloten bebouwing. Geluidbelasting door opstijgende vliegtuigen (baan 25R/L) en door wegverkeer op de ring R0. Eengezinswoning met 3 bouwlagen en zadeldak, in gesloten bebouwing. Geluidbelasting door opstijgende vliegtuigen (baan 25R/L) en door wegverkeer op de ring R0. Eengezinswoning met 3 bouwlagen en tentdak, in halfopen bebouwing (3-gevelwoning). Geluidbelasting door opstijgende vliegtuigen (baan 25R/L), door wegverkeer op de Zaventemsesteenweg (voor- en zijgevel) en door wegverkeer op de ring R0. Eengezinswoning met 3 bouwlagen en zadeldak, in gesloten bebouwing. Geluidbelasting door wegverkeer op de Hoevensebaan langs de voorgevel. Eengezinswoning met 2 bouwlagen en tentdak, in open bebouwing. Geluidbelasting door wegverkeer op de Brusselsesteenweg langs de voorgevel en de zijgevel. Eengezinswoning met 1 bouwlaag en plat dak, in open bebouwing. Geluidbelasting door wegverkeer op de N21, Aarschotsesteenweg
spoorverkeer Heverlee Beeklaan
Eengezinswoning met 2 bouwlagen en zadeldak, in gesloten bebouwing. Geluidbelasting door treinverkeer op de spoorlijn Leuven-Waver-Charleroi, voornamelijk goederenverkeer. 10 Lovenjoel Eengezinswoning met 2 bouwlagen en plat dak, in Pakeshof gesloten bebouwing. Geluidbelasting door treinverkeer op de spoorlijn Leuven-Welkenraedt, voornamelijk passagiersverkeer. Tabel I.1. Overzicht van de meetplaatsen.
PGA - Deel 4 : Toepassing meet- en rekenmethode – I. Meetplaatsen
4.5
II
Metingen In dit hoofdstuk bespreken we eerst de meetmethode voor de geluidbelasting en de gevelisolatie. Vervolgens bespreken we de meetresultaten. Tenslotte geven we een aantal besluiten en aanbevelingen met het oog op concrete gevalstudies die men in de toekomst zou ondernemen.
II.1
Meetmethode Een gedetailleerd overzicht van de meetmethode wordt gegeven in deel 1 - Literatuurstudie, hoofdstuk IV - Meetmethode. We geven hier kort aan hoe de meetmethode op de gevalstudies werd toegepast. Een gevalstudie gebeurt steeds voor 1 woning of 1 appartement. Per woning worden metingen verricht in minstens 2 kamers, bij voorkeur in een woonkamer en in een slaapkamer. Een volledige meetcampagne omvat voor elke kamer de volgende metingen: De nagalmtijd. Een onbemande opname, gedurende enkele dagen, van het geluiddrukniveau voor de gevel en in de woning, met het verkeersgeluid als geluidbron. Een bemande opname, op band, van het geluiddrukniveau voor de gevel en in de woning, met het verkeersgeluid als geluidbron. Een meting van de gevelisolatie met een luidspreker geplaatst op 2 of meer invalshoeken voor de gevel. Een meting van de geluidafstraling van geveldelen, met een luidspreker positie op 45°, met behulp van intensiteitsmetingen en/of trillingsmetingen. Daarenboven wordt een gelijktijdige meting uitgevoerd van het geluiddrukniveau op 2 of meer punten buiten, met het verkeersgeluid als geluidbron, indien dit nuttig is om de eigen afscherming van de woning naar de geluidbron te bepalen. Per geval wordt beoordeeld of de volledige of een gedeeltelijke meetcampagne (bvb. zonder intensiteits- en/of trillingsmetingen) uitgevoerd wordt. Uit de metingen worden de volgende resultaten afgeleid: Uurwaarden van de statistische geluidniveaus. Het gedetailleerde verloop van de gevelbelasting en het geluidniveau binnen, in het bijzonder voor spoorverkeer en vliegverkeer. Het gestandaardiseerde niveauverschil buiten-binnen, voor het verkeersgeluid en de luidspreker als geluidbron. De deelisolaties van de belangrijkste geveldelen.
II.2
Meetresultaten De gedetailleerde meetresultaten per gevalstudie worden gegeven in 2 hoofdstukken op het einde van dit deel: V. VI.
Meetfiches: per meetplaats geeft een fiche alle belangrijke kenmerken en meetresultaten. Gedetailleerde meetresultaten: voor enkele meetplaatsen geeft een tekst gedetailleerde informatie over de meetresultaten.
In de volgende paragrafen beperken we ons tot een overzicht van de meetresultaten in globale getallen.
Vliegverkeer Tabel II.1 toont de meet- en rekenresultaten van de meetplaatsen vliegverkeer.
PGA - Deel 4: Toepassing meet- en rekenmethode – II. Metingen
4.7
Grootheid 1. Steenokkerzeel Dls,2m,nT (C;Ctr)
leefruimte
waarde
slaapkamer
29 (-1;-2)
Dls,2m,nT (C;Ctr)
slaapkamer
34 (-2;-6)
slaapkamer slaapkamer slaapkamer slaapkamer slaapkamer – nieuwe ramen slaapkamer– nieuwe ramen slaapkamer– nieuwe ramen
27 (0;-1) 28 (-1;-2) 28 (-1;-3) 28 (-2;-4) 31(0;-1)
luidspreker op de grond onder 45 ° (rolluik op) luidspreker op de grond onder 45 ° (rolluik neer) landing B747 landing DC10 (MD11) opstijging vliegtuig 1 opstijging vliegtuig 2 landing DC10 (rooster gesloten)
29(-1;-2)
opstijging vliegtuig 1 (rooster gesloten)
31(0;-1)
opstijging vliegtuig 2 (rooster gesloten)
slaapkamer slaapkamer slaapkamer dressing veranda keuken badkamer bureau kamer, voorgevel inkomhal
36 (-2;-6) 34 (-2;-5) 34 (-3;-4) 29 (-1;-3) 17 (0;-1) 30 (-2;-4) 35 (-1;-2) 32 (0;-3) 36 (-1;-4)
Dat,2m,nT Dat,2m,nT Dat,2m,nT Dat,2m,nT Dat,2m,nT
(C;Ctr) (C;Ctr) (C;Ctr) (C;Ctr) (C;Ctr)
Dat,2m,nT (C;Ctr) Dat,2m,nT (C;Ctr) 2. Diegem I Dls,2m,nT (C;Ctr) Dat,2m,nT (C;Ctr) Dat,2m,nT (C;Ctr) Dls,2m,nT (C;Ctr) Dls,2m,nT (C;Ctr) Dls,2m,nT (C;Ctr) Dls,2m,nT (C;Ctr) Dls,2m,nT (C;Ctr) Dls,2m,nT (C;Ctr)
opmerkingen
luidspreker buiten, ca.25 m afstand, 45° opstijgen vliegtuig 1 opstijgen vliegtuig 2 luidspreker buiten, ca. 25 m afstand, 45° luidspreker buiten, ca. 25 m afstand, 45° luidspreker buiten, ca. 25 m afstand, 45° luidspreker buiten, ca. 25 m afstand, 45° luidspreker buiten, ca. 25 m afstand, 45° luidspreker buiten, ca. 25 m afstand, 45°
Dls,2m,nT (C;Ctr) 29 (-1;-3) luidspreker buiten, ca. 25 m afstand, 45° 3. Diegem II Dls,2m,nT (C;Ctr) dressing 29 (-1;-2) luidspreker buiten, ca. 25 m afstand, 45° Dls,2m,nT (C;Ctr) bureau 29 (-1;-2) luidspreker buiten, ca. 25 m afstand, 45° Dls,2m,nT (C;Ctr) veranda 22 (-1;-1) luidspreker buiten, ca. 25 m afstand, 45° Dls,2m,nT (C;Ctr) badkamer 29 (0;-2) luidspreker buiten, ca. 25 m afstand, 45° Dls,2m,nT (C;Ctr) woonkamer 38 (0;-1) luidspreker buiten, ca. 25 m afstand, 45° Dls,2m,nT (C;Ctr) kamer 30 (-1;-3) luidspreker buiten, ca. 25 m afstand, 45° Dls,2m,nT (C;Ctr) inkomhal 33 (0;0) luidspreker buiten, ca. 25 m afstand, 45° 4. Diegem III Dls,2m,nT (C;Ctr) badkamer 35 (-1,-3) luidspreker buiten, ca. 25 m afstand, 45° Dls,2m,nT (C;Ctr) kamer 32 (0,-2) luidspreker buiten, ca. 25 m afstand, 45° Dls,2m,nT (C;Ctr) veranda 17 (0,-1) luidspreker buiten, ca. 25 m afstand, 45° Dls,2m,nT (C;Ctr) keuken 33 (0,-2) luidspreker buiten, ca. 25 m afstand, 45° Dls,2m,nT (C;Ctr) kamer 29 (-1,-2) luidspreker buiten, ca. 25 m afstand, 45° Dls,2m,nT (C;Ctr) living 34 (-1,-4) luidspreker buiten, ca. 25 m afstand, 45° Dls,2m,nT (C;Ctr) dakkamer 31 (-1,-3) luidspreker buiten, ca. 25 m afstand, 45° Dls,2m,nT (C;Ctr) living 33 (0,-2) luidspreker buiten, ca. 25 m afstand, 45° 5. Machelen Dls,2m,nT (C;Ctr) 1e verd. achter 30 (-1;-3) luidspreker horizontaal op 45° achter Dat,2m,nT (C;Ctr) 1e verd. achter 33 (-1;-2) verkeersgeluid ('s nachts) Dls,2m,nT (C;Ctr) 2e verd. achter 25 (-2;-2) luidspreker horizontaal op 45° voor Dat,2m,nT (C;Ctr) 2e verd. achter 28 (-1;-2) verkeersgeluid ('s nachts) Dls,2m,nT (C;Ctr) 1e verd. voor 24 (-1;-1) luidspreker horizontaal op 45° voor e Dat,2m,nT (C;Ctr) 1 verd. voor 29 (-1;-2) verkeersgeluid ('s nachts) Tabel II.1. Meetresultaten van de meetplaatsen vliegverkeer.
PGA - Deel 4: Toepassing meet- en rekenmethode – II. Metingen
4.8
Wegverkeer Tabel II.2 toont de meet- en rekenresultaten van de meetplaatsen wegverkeer. Grootheid 6. Kapellen Dls,2m,nT (C;Ctr) Dls,2m,nT (C;Ctr) Dls,2m,nT (C;Ctr) 7. Winksele Dls,2m,nT (C;Ctr) Dls,2m,nT (C;Ctr) Dtr,2m,nT (C;Ctr) Dls,2m,nT (C;Ctr)
leefruimte
waarde
opmerkingen
woonkamer slaapkamer berging
37 (-2;-5) 38 (-2;-5) 38 (-1;-5)
luidspreker op de grond onder 45° luidspreker op de grond onder 45° luidspreker op de grond onder 45°
living living living slaapkamer
39 (-3;-5) 37 (-1;-3) 36 (-1;-3) 40 (-1;-4)
luidspreker op de grond onder 0° luidspreker op de grond onder 45° meting met wegverkeer luidspreker onder 45 ° met het dakvlak, loodrecht op het vensters van de dakkapel op de verdieping meting met wegverkeer
Dtr,2m,nT (C;Ctr) slaapkamer 37 (-1;-3) 8. Betekom Dls,2m,nT (C;Ctr) living 29 (-1;-1) luidspreker op de grond onder 45° Dtr,2m,nT (C;Ctr) living 31 (-1;-2) meting met wegverkeer Dls,2m,nT (C;Ctr) slaapkamer 3 30 (-1,-3) luidspreker op de grond onder 45° Dtr,2m,nT (C;Ctr) slaapkamer 3 31 (-1,-2) meting met wegverkeer Tabel II.2. Meetresultaten van de meetplaatsen wegverkeer.
Spoorverkeer Tabel II.3 toont de meet- en rekenresultaten van de meetplaatsen spoorverkeer. Grootheid leefruimte waarde opmerkingen 9. Heverlee Dls,2m,nT (C;Ctr) living 29 (-1,-4) luidspreker op de grond onder 0° Dtr,2m,nT (C;Ctr) living 29 (0,-2) meting met spoorverkeer Dls,2m,nT (C;Ctr) slaapkamer 33 (-1,-3) luidspreker op de grond onder 45° Dtr,2m,nT (C;Ctr) slaapkamer 33 (-1,-3) meting met spoorverkeer 10. Lovenjoel Dls,2m,nT (C;Ctr) living 39 (-1;-2) luidspreker op de grond onder 45° Dtr,2m,nT (C;Ctr) living 42 (-1;-4) gemiddelde van diverse doorritten Dls,2m,nT (C;Ctr) linnenkamer 37 (0;-1) luidspreker op de grond onder 45° Dtr,2m,nT (C;Ctr) linnenkamer 39 (-1;-3) gemiddelde van diverse doorritten Tabel II.3. Meetresultaten van de meetplaatsen spoorverkeer.
II.3
Bespreking Meetmethode We merken een redelijk goede overeenkomst tussen de metingen waar een luidspreker onder een hoek van 45° wordt gebruikt als bron met de metingen waar verkeerslawaai (spoor-, wegof vliegverkeer) als bron voor de metingen wordt gebruikt. De overeenkomst is soms minder goed voor de geluidisolaties in tertsbanden of in octaafbanden. Ook bij een vaste luidsprekerpositie zijn inbreuken in de geluidisolatie bij bepaalde frequenties soms meer uitgesproken. Dit houdt wellicht verband met de frequentie- en hoekafhankelijkheid van fenomenen als coïncidentie in enkelvoudige wanden, of resonantie in dubbele wanden, bijvoorbeeld dubbel glas. Bij een werkelijke geluidbron varieert de invalshoek minstens binnen
PGA - Deel 4: Toepassing meet- en rekenmethode – II. Metingen
4.9
een bepaald bereik; en hoe beperkt ook, deze variatie middelt uitgesproken fenomenen als coïncidentie en resonantie uit over een wat breder frequentiegebied, dat al snel enkele tertsbanden omvat. Bij het vergelijken van de meetresultaten bekomen met verkeersgeluid en met een luidspreker moet men er zich van vergewissen dat de geveldelen op dezelfde manier worden aangestraald. Meestal is dit geen probleem, maar er zijn (subtiele) uitzonderingen. Bij de meting te Machelen treden er voor de voorgevel grote verschillen op tussen beide methodes, in het bijzonder hoogfrequent. De reden is de sterke geluidoverdracht door de voeg langs de onderzijde van beide deuren die openen naar het balkon. Deze voegen worden door het balkon efficiënt afgeschermd van het wegverkeer, terwijl de hoog geplaatste luidspreker ze volop aanstraalde. Het ‘onbemand’ meten van geluidisolaties met het aanwezige verkeersgeluid stelde in de geluidbelaste locaties nergens een probleem. Indien men in een voldoende stille kamer kan meten, zijn er tijdens een periode van enkele dagen ruim voldoende geldige metingen waaruit de geluidisolatie kan bepaald worden. Mits de keuze van een voldoende streng criterium, kan men uit de veelheid van onbemande meetresultaten (Leq,1”, in tertsbanden!) ‘automatisch’ de geldige metingen selecteren en de geluidisolatie berekenen. Deze methode heeft het voordeel dat tegelijk een inzicht in de statistiek van de gevelbelasting bekomen wordt. Een ‘bemande’ meting van de geluidisolatie, hetzij met het aanwezige verkeersgeluid, hetzij met een luidspreker, biedt uiteraard een bijkomende controle op mogelijke meetfouten, bijvoorbeeld: verstoring door andere geluidbronnen, te hoog achtergrondniveau in de ontvangruimte. In de norm NBN EN ISO 140-5 wordt de meting met verkeersgeluid aangegeven als de voorkeursmethode voor de bepaling van de globale gevelisolatie. Omdat de praktische uitvoering van deze meting weinig moeilijkheden oplevert, en omdat de overeenkomst van de meetresultaten met de simulaties (zie hoofdstuk III) even goed of zelfs beter is dan de meetresultaten met een vaste luidspreker, zijn we ook in de praktijkrichtlijn (deel 1 Literatuurstudie, hoofdstuk IV - Meetmethode) uitgegaan van de meting met verkeersgeluid als de voorkeursmethode.
Meetresultaten De doorsnee gemeten isolatie ligt in een schijf van 25-35 dB. Uitzondering zijn de veranda’s in Diegem: 15-25 dB. Dit zijn dan ook bufferruimten, waarbij geen hoge eisen aan de gevelisolatie gesteld worden. Hogere isolaties krijgen we in de woning Pakeshof te Lovenjoel, en in de woning langs de Brusselsesteenweg te Winksele: 35-40 dB. In de woning te Lovenjoel houdt dit verband met de aandacht voor de geluidisolatie tijdens het ontwerp: goed sluitende ramen, akoestische beglazing, geluiddempende ventilatieroosters, zware buitenwanden en een zware betonnen dakplaat. In de woning te Winksele houdt dit verband met de kleine oppervlakte van de geveldelen met de laagste geluidisolatie. In de living zijn de ramen tamelijk klein. In de slaapkamer op de verdieping grenst uiteindelijk slechts een kleine oppervlakte van de wanden direct aan de buitenomgeving; voor het overige zijn de wanden feitelijk ‘voorzetwanden’ en ‘verlaagd plafond’, onafhankelijk van de dakconstructie. D2m,nT,w + C/Ctr dB 15- 20 20 -25 25-30 30-35 35-40
Type Veranda in enkel glas Veranda in dubbel glas Enkel Glas – lichte dakconstructie – dakkoepels – ongeïsoleerde ventilatievoorzieningen Klassieke woning met dubbel glas en zonder bijkomende zwakke elementen Geïsoleerde woning met akoestische beglazing
PGA - Deel 4: Toepassing meet- en rekenmethode – II. Metingen
4.10
Een eerste besluit is dat de isolatie in de eerste plaats bepaald wordt door de glaskeuze en de grootte van de raampartijen. Bijkomende zwakke elementen zijn: lichte dakconstructies, dakkoepels en allerlei lekken via ongeïsoleerde ventilatie- of rookkanalen.
Beleidsvoorstellen Deel 6, 'Beleidsvoorstellen', geeft in detail aan op welke manier het buitengeluid, in combinatie met een criterium voor het binnengeluid, de minimale gevelisolatie bepaalt. Voor luchtverkeer en spoorverkeer, beiden gekenmerkt door een sterk wisselende gevelbelasting, met hoge maar kortstondige geluidniveaus, is het van belang om het gedetailleerde tijdsverloop van de geluidniveaus voor de gevel of op het toekomstige bouwterrein te registreren. Hieruit kan men dan met een statistische analyse de criteria voor de gevelisolatie afleiden. Deze procedure wordt enkel gevolgd voor de nachtperiode.
PGA - Deel 4: Toepassing meet- en rekenmethode – II. Metingen
4.11
III
Berekeningen In dit deel bespreken we eerst de praktische aspecten van de rekenmethode. Vervolgens geven we een overzicht van de rekenresultaten. Tenslotte geven we een beoordeling van de nauwkeurigheid van het rekenmodel.
III.1
Rekenmethode De details van de rekenmethode worden gegeven in deel 1 – Lessen uit de literatuur, hoofdstuk V - Rekenmethode, en in deel 3 - Rekenmodel. De details van de rekenmethode worden voor een aantal gevalstudies gegeven in hoofdstuk V van dit deel. De rekenmethode volgt het stramien van de EN 12354-3, ‘Building acoustics – Estimation of acoustic performance of buildings from the performance of products – Part 3: Airborne sound insulation against outdoor sound’. Er wordt gerekend met de basisgrootheid ‘geluidisolatie’ – in tegenstelling tot sommige methodes die rekenen met de basisgrootheid ‘geluidniveau binnen’. De berekening gebeurt in octaafbanden van 63 Hz tot 4000 Hz. Deze uitbreiding naar de laagste en hoogste octaafband brengt soms onzekerheid mee inzake de invoergegevens, maar verschaft ook meer inzicht inzake het laagfrequent gedrag van de gevelisolatie of in het geluidisolatieverlies door kierwerking. De berekeningen worden immers vergeleken met meetresultaten over hetzelfde uitgebreide frequentiegebied. In het rekenmodel wordt naast de directe geluidoverdracht door geveldelen ook rekening gehouden met de flankerende geluidoverdracht. Meestal is deze te verwaarlozen, maar voor de hogere geluidisolaties, en zeker met het oog op renovatie, is het onderzoek van de flankerende geluidoverdracht belangrijk. Het Excel rekenblad (‘Isolatie rekenblad.xlt’), beschikbaar in elektronische vorm op de CD-rom, bevat 4 onderdelen. Met elk onderdeel komt (minstens) 1 tabblad overeen. Tabblad 1, 'Info', is een korte samenvatting van de rekenmethode en een beknopte gebruiksaanwijzing van het rekenblad. Tabblad 2 (en volgende) is het feitelijke rekenblad waar de gebruiker mee werkt. Met elk tabblad komt een verblijfsruimte overeen. Door tabblad 2 te kopiëren, kan de gebruiker een willekeurig aantal verblijfsruimten in het rekenblad opnemen. Tabblad (N-1) is een hulpblad met formules voor de berekening van de verbindingsdemping. Tabblad (N) is een symbolenlijst. Een deel van de invoergegevens voor het rekenblad zijn de geluidverzwakkingsindex van gevelelementen of de genormaliseerde akoestische isolatie van kleine gevelelementen. Getalwaarden voor een aantal producten zijn gebundeld in een apart werkblad 'Isolatiegegevens.xls' dat ook beschikbaar is onder elektronische vorm op de CD-rom. Elk product wordt gekenmerkt door een uniek volgnummer. Het werkblad met isolatiegegevens wordt door het rekenblad gebruikt via referenties naar het unieke volgnummer van elk product. Aanpassingen aan het werkblad met isolatiegegevens beïnvloeden bijgevolg alle rekenbladen die er naar verwijzen.
III.2
Rekenresultaten De onderstaande tabel is een overzicht van de globale berekende en gemeten gevelisolaties. De onderstaande figuren geven de geluidisolaties in grafieken weer. De meeste rekenresultaten werden bekomen zonder ‘manipulatie’ van de gegevens. Daarmee bedoelen we dat de berekeningen gebeurd zijn met een zo goed mogelijke inschatting van de geluidverzwakkingsindex van de geveldelen op basis van hun samenstelling. Er werd geen gebruik gemaakt van meetresultaten uit de meetcampagnes. De overeenkomst tussen deze berekeningen en de metingen is dan ook een goede test voor de nauwkeurigheid van het
PGA - Deel 4: Toepassing meet- en rekenmethode – III. Berekeningen
4.12
rekenmodel in een ontwerpsituatie, waar geen gegevens over de uitvoeringskwaliteit noch meetresultaten van deelisolaties ter beschikking zijn. Sommige berekeningen werden na een eerste poging hernomen, naar aanleiding van een grote afwijking tussen de berekende en de gemeten waarde, en enkel indien een duidelijke reden voor de afwijking kon gevonden worden. In dat geval worden enkel de rekenresultaten van de tweede berekening getoond. In de bespreking worden deze gevallen apart aangegeven.
Vliegverkeer Tabel III.1 toont de meet- en rekenresultaten van de meetplaatsen vliegverkeer. +C
+Ctr
63
octaafbanden 125 250 500 1k
2k
4k
29 29 27
26 27 26
12 21
18 18 18
22 22 24
27 27 24
29 32 28
31 28 28
27 25
34 34
31 30
23
26 25
24 22
31 33
40 40
38 40
40 39
33 28
30 26
22
25 22
23 22
30 27
39 25
36 34
39 39
30 34
27 33
20
23 29
20 27
27 31
35 35
33 40
35 36
38 32
36 30
29
33 31
28 23
35 28
43 32
41 41
43 38
35 34
32 32
25
28 27
25 25
32 30
40 38
38 44
40 40
35 29
32 28
25
28 29
25 23
32 27
41 28
38 32
41 27
33 28
30 27
22
25 25
23 27
30 25
39 26
36 31
39 31
30 29
27 27
20
23 29
20 25
27 27
35 26
33 34
35 36
35 29
32 28
25
28 27
25 23
32 27
40 28
38 36
40 33
meetsituatie berekening / meting 1.1. Steenokkerzeel berekening meting met geluidbron (45°) meting met vliegtuiggeluid 2.1. Diegem I, slaapkamer 1 berekening meting met geluidbron (45°) 2.2. Diegem I, dressing berekening meting met geluidbron (45°) 2.3. Diegem I, badkamer berekening meting met geluidbron (45°) 2.4. Diegem I, bureau berekening meting met geluidbron (45°) 2.5. Diegem I, slaapkamer 2 berekening meting met geluidbron (45°) 3.1. Diegem II, dressing berekening meting met geluidbron (45°) 3.2. Diegem II, bureau berekening meting met geluidbron (45°) 3.3. Diegem II, badkamer berekening meting met geluidbron (45°) 3.4. Diegem II, slaapkamer berekening meting met geluidbron (45°)
DnT,w
PGA - Deel 4: Toepassing meet- en rekenmethode – III. Berekeningen
4.13
4.1. Diegem III, badkamer berekening 37 35 27 30 meting met geluidbron (45°) 33 32 33 31 4.2. Diegem III, kamer 1 berekening 35 33 25 29 meting met geluidbron (45°) 32 30 27 29 4.3. Diegem III, kamer 2 berekening 34 32 24 28 meting met geluidbron (45°) 28 27 21 25 4.4. Diegem III, zitkamer 2 berekening 35 33 25 29 meting met geluidbron (45°) 33 31 25 29 4.5. Diegem III, kamer 3 berekening 32 28 17 24 meting met geluidbron (45°) 30 28 22 26 5.1. Machelen, 1e verd. achter berekening 31 28 16 20 22 meting met geluidbron (45°) 29 27 16 17 23 meting met vliegtuiggeluid 32 31 19 23 24 5.2. Machelen, 1e verd. voor berekening 30 26 12 16 21 meting met geluidbron (45°) 23 23 17 21 21 meting met vliegtuiggeluid 28 27 20 23 23 Tabel III.1. Meet- en rekenresultaten van de meetplaatsen vliegverkeer.
34 29
38 32
41 44
44
32 29
36 30
38 37
38
31 27
35 26
37 32
37
32 33
36 31
38 36
37
32 27
36 28
38 37
40
28 28 32
34 32 35
38 32 33
33 29 30
27 23 26
31 24 30
35 23 29
32 23 30
octaafbanden 125 250 500 1k
2k
4k
Wegverkeer Tabel III.2 toont de meet- en rekenresultaten van de meetplaatsen wegverkeer. meetsituatie berekening / meting 6.1. Kapellen, living berekening meting met geluidbron (45°) 6.2. Kapellen, slaapkamer berekening meting met geluidbron (45°) 6.3. Kapellen, berging berekening meting met geluidbron (45°) 7.1. Winksele, living berekening meting met geluidbron (0°) meting met geluidbron (45°) meting met wegverkeersgeluid 7.2. Winksele, slaapkamer berekening meting met geluidbron (45°) meting met wegverkeersgeluid
DnT,w +C
+Ctr
63
37 35
35 32
31
29 25
27 23
35 33
45 40
43 42
41 41
33 36
31 33
27
25 26
23 24
31 37
41 43
39 42
37 42
31 37
30 33
26
24 27
22 25
30 34
40 42
38 44
36 41
38 39 37 38
33 34 34 35
28 31 24 30
28 32 33 31
25 31 27 29
33 38 35 37
43 33 34 36
46 44 42 42
41 49 48 45
39 40 37
34 36 34
12 16 16
24 26 25
27 32 30
36 39 37
46 40 36
48 42 39
43 44 40
PGA - Deel 4: Toepassing meet- en rekenmethode – III. Berekeningen
4.14
8.1. Betekom, woonkamer berekening 34 32 10 28 25 meting met geluidbron (45°) 28 28 19 24 24 meting met wegverkeersgeluid 30 29 19 25 24 8.2. Betekom, slaapkamer 3 berekening 35 32 26 29 25 meting met geluidbron (45°) 29 27 21 26 21 meting met wegverkeersgeluid 29 28 27 25 23 Tabel III.2. Meet- en rekenresultaten van de meetplaatsen wegverkeer.
32 27 30
36 33 33
38 27 28
30 21
32 25 29
40 36 34
38 31 29
40 32 31
2k
4k
33 34 32
33 33 32
39 39 38
35 39 39
49 43 47
56 50
49 41 44
48 48
Spoorverkeer Tabel III.3 toont de meet- en rekenresultaten van de meetplaatsen wegverkeer. octaafbanden DnT,w 63 125 250 500 1k +C +Ctr berekening / meting 9.1. Heverlee, living berekening 31 29 18 24 23 29 32 meting met geluidbron (0°) 29 25 21 22 19 28 25 meting met treingeluid 29 27 20 21 23 26 29 9.2. Heverlee, slaapkamer berekening 33 30 25 27 22 31 38 meting met geluidbron (45°) 33 30 25 24 24 30 32 meting met treingeluid 33 30 22 25 23 30 32 10.1. Lovenjoel, living berekening 44 39 28 28 33 42 46 meting met geluidbron (45°) 39 38 26 33 36 34 41 meting met treingeluid 43 39 25 29 36 40 42 10.2. Lovenjoel, linnenkamer berekening 41 36 20 25 29 38 45 meting met geluidbron (45°) 37 36 24 31 34 32 39 meting met treingeluid 39 36 29 32 34 33 38 Tabel III.3. Meet- en rekenresultaten van de meetplaatsen spoorverkeer.
meetsituatie
PGA - Deel 4: Toepassing meet- en rekenmethode – III. Berekeningen
4.15
Gestandardiseerd niveauverschil DnT (dB)
60
berekening meting, luidspreker meting, verkeersgeluid
50
40
30
20
10 63
125 250 500 1000 2000 4000 Frequentie (Hz, octaafbanden)
1.1. Steenokkerzeel (vliegverkeer) woonkamer meting: D2m,nT,W+C/Ctr = 29/27 berekening: D2m,nT,W+C/Ctr = 29/26 60
berekening meting, luidspreker
Gestandardiseerd niveauverschil DnT (dB)
Gestandardiseerd niveauverschil DnT (dB)
60
50
40
30
20
10
berekening meting, luidspreker
50
40
30
20
10 63
125 250 500 1000 2000 4000 Frequentie (Hz, octaafbanden)
2.1. Diegem I (vliegverkeer) slaapkamer 1 meting: D2m,nT,W+C/Ctr = 34/30 berekening: D2m,nT,W+C/Ctr = 34/31
63
125 250 500 1000 2000 4000 Frequentie (Hz, octaafbanden)
2.2 Diegem I (vliegverkeer) dressing meting: D2m,nT,W +C/Ctr = 28/26 berekening: D2m,nT,W +C/Ctr = 33/30
PGA - Deel 4: Toepassing meet- en rekenmethode – III. Berekeningen
4.16
50
40
30
20
10
berekening meting, luidspreker
50
40
30
20
10 63
125 250 500 1000 2000 4000 Frequentie (Hz, octaafbanden)
2.3 Diegem I (vliegverkeer) badkamer meting: D2m,nT,W+C/Ctr = 34/33 berekening: D2m,nT,W+C/Ctr = 30/27 60
Gestandardiseerd niveauverschil DnT (dB)
60
berekening meting, luidspreker
Gestandardiseerd niveauverschil DnT (dB)
Gestandardiseerd niveauverschil DnT (dB)
60
63
125 250 500 1000 2000 4000 Frequentie (Hz, octaafbanden)
2.4 Diegem I (vliegverkeer) bureau meting: D2m,nT,W +C/Ctr = 32/30 berekening: D2m,nT,W +C/Ctr = 38/36
berekening meting, luidspreker
50
40
30
20
10 63
125 250 500 1000 2000 4000 Frequentie (Hz, octaafbanden)
2.5 Diegem I (vliegverkeer) slaapkamer 2 meting: D2m,nT,W+C/Ctr = 34/32 berekening: D2m,nT,W+C/Ctr = 35/32
PGA - Deel 4: Toepassing meet- en rekenmethode – III. Berekeningen
4.17
60
berekening meting, luidspreker
Gestandardiseerd niveauverschil DnT (dB)
Gestandardiseerd niveauverschil DnT (dB)
60
50
40
30
20
10
50
40
30
20
10 63
125 250 500 1000 2000 4000 Frequentie (Hz, octaafbanden)
3.1. Diegem II (vliegverkeer) dressing meting: D2m,nT,W+C/Ctr = 29/28 berekening: D2m,nT,W+C/Ctr = 35/32 60
63
60
berekening meting, luidspreker
50
40
30
20
10
125 250 500 1000 2000 4000 Frequentie (Hz, octaafbanden)
3.2. Diegem II (vliegverkeer) bureau meting: D2m,nT,W +C/Ctr = 28/27 berekening: D2m,nT,W +C/Ctr = 33/30
Gestandardiseerd niveauverschil DnT (dB)
Gestandardiseerd niveauverschil DnT (dB)
berekening meting, luidspreker
berekening meting, luidspreker
50
40
30
20
10 63
125 250 500 1000 2000 4000 Frequentie (Hz, octaafbanden)
3.3. Diegem II (vliegverkeer) badkamer meting: D2m,nT,W+C/Ctr = 29/27 berekening: D2m,nT,W+C/Ctr = 30/27
63
125 250 500 1000 2000 4000 Frequentie (Hz, octaafbanden)
3.4. Diegem II (vliegverkeer) slaapkamer meting: D2m,nT,W +C/Ctr = 29/28 berekening: D2m,nT,W +C/Ctr = 35/32
PGA - Deel 4: Toepassing meet- en rekenmethode – III. Berekeningen
4.18
60
berekening meting, luidspreker
Gestandardiseerd niveauverschil DnT (dB)
Gestandardiseerd niveauverschil DnT (dB)
60
50
40
30
20
10
50
40
30
20
10 63
125 250 500 1000 2000 4000 Frequentie (Hz, octaafbanden)
4.1. Diegem III (vliegverkeer) badkamer meting: D2m,nT,W+C/Ctr = 33/32 berekening: D2m,nT,W+C/Ctr = 37/35 60
63
60
berekening meting, luidspreker
50
40
30
20
10
125 250 500 1000 2000 4000 Frequentie (Hz, octaafbanden)
4.2. Diegem III (vliegverkeer) kamer 1 meting: D2m,nT,W +C/Ctr = 32/30 berekening: D2m,nT,W +C/Ctr = 35/33
Gestandardiseerd niveauverschil DnT (dB)
Gestandardiseerd niveauverschil DnT (dB)
berekening meting, luidspreker
berekening meting, luidspreker
50
40
30
20
10 63
125 250 500 1000 2000 4000 Frequentie (Hz, octaafbanden)
4.3. Diegem III (vliegverkeer) kamer 2 meting: D2m,nT,W+C/Ctr = 28/27 berekening: D2m,nT,W+C/Ctr = 34/32
63
125 250 500 1000 2000 4000 Frequentie (Hz, octaafbanden)
4.4. Diegem III (vliegverkeer) zitkamer 2 meting: D2m,nT,W +C/Ctr = 33/31 berekening: D2m,nT,W +C/Ctr = 35/33
PGA - Deel 4: Toepassing meet- en rekenmethode – III. Berekeningen
4.19
Gestandardiseerd niveauverschil DnT (dB)
60
berekening meting, luidspreker
50
40
30
20
10 63
125 250 500 1000 2000 4000 Frequentie (Hz, octaafbanden)
4.5. Diegem III (vliegverkeer) kamer 3 meting: D2m,nT,W+C/Ctr = 30/28 berekening: D2m,nT,W+C/Ctr = 32/28 berekening meting, luidspreker meting, verkeersgeluid
50
40
30
20
10
60
Gestandardiseerd niveauverschil DnT (dB)
Gestandardiseerd niveauverschil DnT (dB)
60
berekening meting, luidspreker meting, verkeersgeluid
50
40
30
20
10 63
125 250 500 1000 2000 4000 Frequentie (Hz, octaafbanden)
5.1. Machelen (vliegverkeer) kamer 1e verdieping achteraan meting: D2m,nT,W+C/Ctr = 29/27 berekening: D2m,nT,W+C/Ctr = 32/28
63
125 250 500 1000 2000 4000 Frequentie (Hz, octaafbanden)
5.2. Machelen (vliegverkeer) kamer 1e verdieping vooraan meting: D2m,nT,W +C/Ctr = 28/27 berekening: D2m,nT,W +C/Ctr = 30/26
PGA - Deel 4: Toepassing meet- en rekenmethode – III. Berekeningen
4.20
60
berekening meting, luidspreker
Gestandardiseerd niveauverschil DnT (dB)
Gestandardiseerd niveauverschil DnT (dB)
60
50
40
30
20
10
50
40
30
20
10 125 250 500 1000 2000 4000 Frequentie (Hz, octaafbanden)
6.1. Kapellen living meting: D2m,nT,W+C/Ctr = 35/32 berekening: D2m,nT,W+C/Ctr = 37/35 60
berekening meting, luidspreker meting, verkeersgeluid
50
40
30
20
10
63
125 250 500 1000 2000 4000 Frequentie (Hz, octaafbanden)
6.2. Kapellen slaapkamer meting: D2m,nT,W +C/Ctr = 36/33 berekening: D2m,nT,W +C/Ctr = 33/31 60
Gestandardiseerd niveauverschil DnT (dB)
63
Gestandardiseerd niveauverschil DnT (dB)
berekening meting, luidspreker
berekening meting, luidspreker meting, verkeersgeluid
50
40
30
20
10 63
125 250 500 1000 2000 4000 Frequentie (Hz, octaafbanden)
7.1. Winksele living meting: D2m,nT,W+C/Ctr = 37/34 berekening: D2m,nT,W+C/Ctr = 38/33
63
125 250 500 1000 2000 4000 Frequentie (Hz, octaafbanden)
7.2. Winksele slaapkamer meting: D2m,nT,W +C/Ctr = 40/36 berekening: D2m,nT,W +C/Ctr = 39/34
PGA - Deel 4: Toepassing meet- en rekenmethode – III. Berekeningen
4.21
berekening meting, luidspreker meting, verkeersgeluid
50
40
30
20
60
Gestandardiseerd niveauverschil DnT (dB)
Gestandardiseerd niveauverschil DnT (dB)
60
10
50
40
30
20
10 125 250 500 1000 2000 4000 Frequentie (Hz, octaafbanden)
8.1. Betekom woonkamer meting: D2m,nT,W+C/Ctr = 28/28 berekening: D2m,nT,W+C/Ctr = 32/30 60
berekening meting, luidspreker meting, verkeersgeluid
50
40
30
20
10
63
125 250 500 1000 2000 4000 Frequentie (Hz, octaafbanden)
8.2. Betekom slaapkamer 3 meting: D2m,nT,W +C/Ctr = 29/27 berekening: D2m,nT,W +C/Ctr = 33/30 60
Gestandardiseerd niveauverschil DnT (dB)
63
Gestandardiseerd niveauverschil DnT (dB)
berekening meting, luidspreker meting, verkeersgeluid
berekening meting, luidspreker meting, verkeersgeluid
50
40
30
20
10 63
125 250 500 1000 2000 4000 Frequentie (Hz, octaafbanden)
9.1. Heverlee (spoorverkeer) woonkamer meting: D2m,nT,W+C/Ctr = 29/25 berekening: D2m,nT,W+C/Ctr = 31/29
63
125 250 500 1000 2000 4000 Frequentie (Hz, octaafbanden)
9.1. Heverlee (spoorverkeer) slaapkamer op de verdieping meting: D2m,nT,W +C/Ctr = 33/30 berekening: D2m,nT,W +C/Ctr = 33/30
PGA - Deel 4: Toepassing meet- en rekenmethode – III. Berekeningen
4.22
berekening meting, luidspreker meting, verkeersgeluid
50
40
30
20
10
berekening meting, luidspreker meting, verkeersgeluid
50
40
30
20
10 63
125 250 500 1000 2000 4000 Frequentie (Hz, octaafbanden)
10.1. Lovenjoel (spoorverkeer) leefruimte op de verdieping meting: D2m,nT,W+C/Ctr = 39/38 berekening: D2m,nT,W+C/Ctr = 44/39
III.3
60
Gestandardiseerd niveauverschil DnT (dB)
Gestandardiseerd niveauverschil DnT (dB)
60
63
125 250 500 1000 2000 4000 Frequentie (Hz, octaafbanden)
10.1. Lovenjoel (spoorverkeer) linnenkamer op de verdieping meting: D2m,nT,W +C/Ctr = 37/36 berekening: D2m,nT,W +C/Ctr = 41/36
Bespreking Overzicht van de afwijking (berekening-meting) De tabellen III.4-6 geven een overzicht van de fout op de berekening van de gewogen waarden DnT,w+C en DnT,w+Ctr. Een positieve fout betekent dat de berekening de geluidisolatie overschat. Vliegverkeer Tabel III.4 geeft de fout op de voorspelling van de gevelisolatie voor de meetplaatsen vliegverkeer. meetsituatie
fout op DnT,w + C fout op DnT,w + Ctr meetmethode -3 -2 -1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 -3 -2 -1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 1.1. Steenokkerzeel meting met geluidbron (45°) meting met vliegtuiggeluid 2.1. Diegem I, slaapkamer 1 meting met geluidbron (45°) 2.2. Diegem I, dressing meting met geluidbron (45°) 2.3. Diegem I, badkamer meting met geluidbron (45°) 2.4. Diegem I, bureau meting met geluidbron (45°) 2.5. Diegem I, slaapkamer 2 meting met geluidbron (45°)
PGA - Deel 4: Toepassing meet- en rekenmethode – III. Berekeningen
4.23
3.1. Diegem II, dressing meting met geluidbron (45°) 3.2. Diegem II, bureau meting met geluidbron (45°) 3.3. Diegem II, badkamer meting met geluidbron (45°) 3.4. Diegem II, slaapkamer meting met geluidbron (45°) 4.1. Diegem III, badkamer meting met geluidbron (45°) 4.2. Diegem III, slaapkamer 1 meting met geluidbron (45°) 4.3. Diegem III, slaapkamer 2 meting met geluidbron (45°) 4.4. Diegem III, zitkamer 2 meting met geluidbron (45°) 4.5. Diegem III,- slaapkamer 3 meting met geluidbron (45°) e 5.1. Machelen, 1 v. achter meting met geluidbron (45°) meting met vliegtuiggeluid 5.2. Machelen, 1e v. voor meting met geluidbron (45°) meting met vliegtuiggeluid Tabel III.4. afwijking tussen meet- en rekenresultaten voor de meetplaatsen vliegverkeer.
Wegverkeer Tabel III.5 geeft de fout op de voorspelling van de gevelisolatie voor de meetplaatsen wegverkeer. meetsituatie
fout op DnT,w + C fout op DnT,w + Ctr meetmethode -3 -2 -1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 -3 -2 -1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 6.1. Kapellen, living meting met geluidbron (45°) 6.2. Kapellen, slaapkamer meting met geluidbron (45°) 7.1. Winksele, living meting met geluidbron (0°) meting met geluidbron (45°) meting met wegverkeersgeluid 7.2. Winksele, slaapkamer meting met geluidbron (45°) meting met wegverkeersgeluid 8.1. Betekom, living meting met geluidbron (45°) meting met wegverkeersgeluid 8.2. Betekom, slaapkamer 3 meting met geluidbron (45°) meting met wegverkeersgeluid Tabel III.5. afwijking tussen meet- en rekenresultaten voor de meetplaatsen wegverkeer.
PGA - Deel 4: Toepassing meet- en rekenmethode – III. Berekeningen
4.24
Spoorverkeer Tabel III.6 geeft de fout op de voorspelling van de gevelisolatie voor de meetplaatsen spoorverkeer. fout op DnT,w + Ctr fout op DnT,w + C meetmethode -3 -2 -1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 -3 -2 -1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9.1. Heverlee, living meting met geluidbron (0°) meting met treingeluid 9.2. Heverlee, slaapkamer meting met geluidbron (45°) meting met treingeluid 10.1. Lovenjoel, living meting met geluidbron (45°) meting met treingeluid 10.2. Lovenjoel, dressing meting met geluidbron (45°) meting met treingeluid Tabel III.6. Awijking tussen meet- en rekenresultaten voor de meetplaatsen spoorverkeer.
meetsituatie
Besluiten De berekeningen gebeuren met wisselend succes. Aangezien er meestal tussen de meetmethoden met een luidspreker en met verkeersgeluid reeds een afwijking is, kan men nooit spreken van een exacte overeenkomst tussen een berekening en een meting. Uit de vergelijkingen blijkt dat een meting op basis van het werkelijke wegverkeer als geluidbron, vaak iets beter overeenstemt met de simulatie. Dit stemt overeen met de verwachtingen. Bij een meting met verkeersgeluid zijn de gevelvlakken steeds aan geluidinval uit verschillende richtingen blootgesteld, wat bij een meting met een vaste luidsprekerpositie niet het geval is. Geluidinval uit verschillende richtingen komt meer overeen met de aannamen van het rekenmodel, waarin bijna steeds geluidisolaties van geveldelen bij alzijdige geluidinval als invoergegevens gebruikt worden. Het lijkt vanzelfsprekend, maar om een bestaande situatie te voorspellen is het erg belangrijk over de juiste informatie van alle geveldelen te beschikken. Een voorbeeld hiervan is de simulatie van de gevelisolatie van de woning te Heverlee (spoorgeluid). In het tussentijdse rapport werd nog een onaanvaardbare afwijking tussen de meting en de berekening vastgesteld. De reden was een verkeerde aanname voor de beglazing in de dakramen. De werkelijke beglazing is een zeer zwakke 3/9/3 mm thermisch isolerende beglazing, een ongebruikelijke maat, maar in de tijd van de bouw van de woning gebruikelijk voor dakvensters. Verder is het vanzelfsprekend dat zowel de berekening als de meting nauwkeurig dienen uitgevoerd te worden. In de woning te Lovenjoel is de overeenkomst tussen de berekening en de meting met de luidsprekermethode niet goed. De reden hiervan is een (te laat opgemerkte) fout tijdens de meting, waarbij in de hoogste frequentiebanden onvoldoende zendniveau aanwezig was. De vergelijking met de meetresultaten bekomen met treingeluid toont een betere overeenkomst. De spectra van de gemeten geluidisolaties bevestigen deze verklaring. De berekening in dit geval is dus goed. Afgezien van deze fouten tonen de berekeningen dat een nauwkeurigheid van +/- 3 dB op de gewogen geluidisolatie haalbaar is. Het lijkt er op dat complexere situaties, bijvoorbeeld de slaapkamer van de woning te Winksele, even nauwkeurig voorspeld worden dan meer eenvoudige situaties, zoals de woning te Steenokkerzeel. Mogelijk worden bij een groot aantal overdrachtswegen de fouten op de bijdragen van individuele gevelelementen gemaskeerd. De overeenkomst tussen de berekening en meting in octaafbanden toont een grotere spreiding, waarbij +/- 5 dB niet ongewoon is. Om ook spectraal een betere overeenkomst te bekomen, zijn nog een aantal verbeteringen nodig. Zo moeten constructiedelen waarvan de
PGA - Deel 4: Toepassing meet- en rekenmethode – III. Berekeningen
4.25
geluidverzwakkingsindex een verloop met duidelijke inbreuken toont, door coïncidentie of resonantie, op voorhand goed geïdentificeerd worden. De berekening van de geluidisolatie van de living in de woning te Winksele toont bijvoorbeeld dat men de resonantie van de dubbele beglazing (250 Hz) wel degelijk in de berekeningen én in de metingen terugvindt. We stellen vast dat de berekening de meting hoogfrequent (2000-4000 Hz, soms al vanaf 1000 Hz) vaak overschrijdt. In de berekeningen werd geen rekening gehouden met kieren en kwaliteit van voegdichtingen in de ramen. We hebben hiervan afgezien omdat er op dit punt weinig ervaringsgegevens in Vlaanderen zijn. De praktijk toont aan dat bij vaste ramen of bij goed sluitende ramen met een (minstens) dubbele voegdichting de geluidoverdracht doorheen de voegen niet bepalend is tot isolatie van ongeveer D2m,nT,w + Ctr = 36-39 dB. Daarboven wordt het probleem kritisch, maar omdat men hoe dan ook rekening moet houden met geluidoverdracht door de raamprofielen, is bij nog hogere gevelisolaties het gebruik van dubbele ramen bijna noodzakelijk. Een uitgesproken onderschatting van de kierwerking bij schrijnwerk treedt op bij een aantal meetplaatsen met relatief oud, slecht sluitend houten schrijnwerk. De meetplaats Machelen illustreert dit duidelijk. De kamer op de eerste verdieping langs de voorzijde heeft slecht sluitend, origineel houten schrijnwerk. De afwijking tussen de berekende en de gemeten gevelisolatie bedraagt hoogfrequent 5-10 dB. De globale gevelisolatie wordt door de berekeningen ongeveer 5 dB overschat. In de kamer langs de achterzijde is een gedeelte van het oude schrijnwerk reeds vervangen door beter sluitende ramen, en de afwijkingen zijn minder groot. De globale gevelisolatie wordt nauwkeurig voorspeld. De lagere nauwkeurigheid in de hogere frequenties leidt er toe dat de gevelisolatie D2m,nT,w + C bijna steeds minder nauwkeurig voorspeld wordt dan de gevelisolatie D2m,nT,w + Ctr. Bijkomende transmissiewegen, die men niet onmiddellijk opmerkt, of omloopgeluid, dat niet expliciet in het rekenblad is opgenomen (men zou het wel kunnen als extra gevelvlak), zijn er soms de reden van dat de berekende gevelisolatie de meetwaarde wel sterk overschat. Vaarbeelden hiervan zijn Diegem I, dressing en bureau, Diegem II, dressing en slaapkamer, en Diegem III, badkamer en slaapkamer 2. Dit zijn woningen waar het omloopgeluid een belangrijke rol speelt. Meer details worden gegeven in hoofdstuk VII, met de gedetailleerde bespreking van een aantal rekenresultaten. Bij het berekenen van maatregelen is het belangrijk ofwel om het omloopgeluid mee in rekening te brengen, ofwel om de ruimte waarlangs het omloopgeluid komt, mee te nemen als 'leefruimte' en er de nodige maatregelen voor te berekenen. In enkele gevallen onderschat de berekening de geluidisolatie. Dit is bijvoorbeeld het geval voor Diegem I, slaapkamer, of voor Kapellen, slaapkamer. Kleine volumes van de ruimte, of kleine vensteroppervlaktes kunnen hiervoor een verklaring zijn.
PGA - Deel 4: Toepassing meet- en rekenmethode – III. Berekeningen
4.26
LABORATORIUM AKOESTIEK EN THERMISCHE FYSICA LABORATORIUM BOUWFYSICA CELESTIJNENLAAN 200D 3001 LEUVEN
KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN
Eindverslag betreffende de onderzoeksopdracht vanwege het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap afdeling Algemeen Milieu en Natuurbeleid
Berekening en kostenraming van geluidsisolatie in de nieuw- en vernieuwbouw ten opzichte van buitenlawaai veroorzaakt door weg-, vlieg- en spoorverkeer DEEL 5 : UITWERKING EN KOSTPRIJSRAMING VAN ISOLATIEMAATREGELEN
Opdrachthouders: Laboratorium voor Akoestiek en Thermische Fysica, Katholieke Universiteit Leuven Prof.dr.ir. Gerrit Vermeir en Prof.dr. Jan Thoen In samenwerking met: Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor de Bouwnijverheid, Brussel ir. Bart Ingelaere Daidalos en Sound&Silence, Leuven ir. Paul Mees en ir. Luk Van Daele 31 mei 2003
Inhoudstafel INHOUDSTAFEL..................................................................................................................... 5.1 I
INLEIDING ....................................................................................................................... 5.4
II
MAATREGELEN.............................................................................................................. 5.5
II.1 Randaspecten met betrekking tot akoestisch optimale gevelgeluidwering bij nieuwbouw en renovatie...................................................................................................................................................... 5.5 Hoe goed dient de gevelgeluidwering te zijn? ........................................................................................ 5.5 Bescherming van de woning tegen het buitenlawaai - de zwakke plekken............................................ 5.5 Een correcte berekening van de geluidwering van de gevel is noodzakelijk ......................................... 5.5 Gevelgeluidwering en duurzaam bouwen... ............................................................................................ 5.7 II.2 Technische maatregelen en hun kostprijs................................................................................... 5.8 Geluidlekdicht maken .............................................................................................................................. 5.8 Vensters.................................................................................................................................................. 5.14 Ventilatievoorziening............................................................................................................................. 5.23 Vlakke daken.......................................................................................................................................... 5.31 Hellende daken....................................................................................................................................... 5.33 Afbraak en heropbouw van de dakkapel voor de middelste en hoogste geluidisolatieklasse.............. 5.48 Het verhogen van de geluidisolatie van lichte wanden (schrijnwerk,…) door voorzetwanden........... 5.48 III
KOSTPRIJSBEREKENING VAN EEN AKOESTISCHE SANERINGSSTUDIE.......... 5.49
III.1
Inleiding ................................................................................................................................ 5.49
III.2
De kostprijsbepaling: ontwikkeling van een rekenmodel ............................................... 5.49
III.3
De gehanteerde eenheidsprijzen......................................................................................... 5.50
III.4
Gevolgde werkwijze voor de akoestische renovatie van een bepaalde site ................... 5.51
III.5
Kostprijsberekeningen en architecturale bekommernissen ........................................... 5.52
III.6
Bijlage.................................................................................................................................... 5.52
IV UITWERKING VAN DE KOSTPRIJSRAMING VOOR DE RENOVATIE VAN DE VERSCHILLENDE GEVALSTUDIES.................................................................................... 5.53 IV.1 Gevalstudie 1 : Steenokkerzeel........................................................................................... 5.53 Bestaande situatie................................................................................................................................... 5.53 Isolatiemaatregelen ................................................................................................................................ 5.56 Nieuwbouw ............................................................................................................................................ 5.59 Conclusie................................................................................................................................................ 5.59 IV.2 Gevalstudie 2 : Diegem I ..................................................................................................... 5.60 Bestaande situatie................................................................................................................................... 5.60 Isolatiemaatregelen ................................................................................................................................ 5.68 Nieuwbouw ........................................................................................................................................... .5.76 Conclusie................................................................................................................................................ 5.78 Bijlagen .................................................................................................................................................. 5.79
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – Inhoudstafel
5.1
IV.3 Gevalstudie 3 : Diegem II.................................................................................................... 5.80 Bestaande situatie................................................................................................................................... 5.80 Isolatiemaatregelen ................................................................................................................................ 5.86 Nieuwbouw ............................................................................................................................................ 5.93 Conclusie................................................................................................................................................ 5.95 Bijlagen .................................................................................................................................................. 5.96 IV.4 Gevalstudie 4 : Diegem III .................................................................................................. 5.97 Bestaande situatie................................................................................................................................... 5.97 Isolatiemaatregelen .............................................................................................................................. 5.105 Nieuwbouw .......................................................................................................................................... 5.116 Conclusie.............................................................................................................................................. 5.118 Bijlagen ................................................................................................................................................ 5.119 IV.5 Gevalstudie 5 : Machelen .................................................................................................. 5.120 Inleiding ............................................................................................................................................... 5.120 Bestaande situatie................................................................................................................................. 5.120 Isolatiemaatregelen .............................................................................................................................. 5.131 Samenvatting van de kostprijzen voor kamer 1.1,1.2 en 2.3 .............................................................. 5.137 Kostprijs voor de gehele woning ......................................................................................................... 5.138 IV.6 Gevalstudie 6 : Kapellen ................................................................................................... 5.139 Bestaande situatie................................................................................................................................. 5.139 Isolatiemaatregelen .............................................................................................................................. 5.142 Nieuwbouw .......................................................................................................................................... 5.149 Conclusie.............................................................................................................................................. 5.149 Bijlagen ................................................................................................................................................ 5.150 IV.7 Gevalstudie 7 : Winksele................................................................................................... 5.151 Inleiding ............................................................................................................................................... 5.151 Bestaande situatie................................................................................................................................. 5.153 Isolatiemaatregelen .............................................................................................................................. 5.163 Bespreking............................................................................................................................................ 5.177 IV.8 Gevalstudie 8 : Betekom.................................................................................................... 5.178 Inleiding ............................................................................................................................................... 5.178 Bestaande situatie................................................................................................................................. 5.179 Isolatiemaatregelen .............................................................................................................................. 5.185 IV.9 Gevalstudie 9 : Heverlee.................................................................................................... 5.199 Inleiding ............................................................................................................................................... 5.199 Bestaande situatie................................................................................................................................. 5.200 Isolatiemaatregelen .............................................................................................................................. 5.204 IV.10 Gevalstudie 10 : Lovenjoel................................................................................................ 5.209 Inleiding ............................................................................................................................................... 5.209 Bestaande situatie................................................................................................................................. 5.211 Isolatiemaatregelen .............................................................................................................................. 5.224 Bespreking............................................................................................................................................ 5.236 V
BESLUIT ...................................................................................................................... 5.237
V.1
Algemeen..................................................................................................................................... 5.237
V.2
De prijsevolutie in functie van de geluidisolatie.................................................................... .5.238
V.3
Gemiddelde kostprijs per m² voor de verschillende sites...................................................... 5.239
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – Inhoudstafel
5.2
V.4
Globaal overzicht ....................................................................................................................... 5.242
V.5 Overzicht van de prijsevolutie bij de diverse sites voor de verschillende gevelisolatieniveaus voor een slaapkamer .............................................................................................................................. 5.244 V.6 Overzicht van de prijsevolutie bij de diverse sites voor de verschillende gevelisolatieniveaus voor de leefruimte .................................................................................................................................. 5.245
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – Inhoudstafel
5.3
I
Inleiding Dit boekdeel handelt over mogelijke akoestische gevelrenovatietechnieken en hun kostprijs. Een eerste deel geeft achtergrondinformatie over de mogelijke maatregelen. De algemene inleiding vestigt de aandacht op klassieke probleempunten en misverstanden. Akoestische lekdichtheid, duidelijk niet te verwarren met luchtdichtheid, vormt het eerste thema van mogelijke akoestische renovatiemaatregelen. Na een bespreking over de negatieve impact van een gebrekkige lekdichtheid komt aan bod hoe lekken teruggevonden en akoestisch gedicht kunnen worden. Lekdichtheid betreft niet noodzakelijk alleen kieren: ook omloopgeluid of duidelijk zwakke plekken zoals rolluikkasten, deuren, enz. kunnen een negatieve impact hebben op de gevelisolatie. Een tweede thema handelt over vensters. Eerst komt het verhaal over beglazingen aan bod met ondermeer wat uitleg over de technieken die de glasfabrikanten gebruiken om dubbele beglazingen akoestisch te verbeteren. Akoestische beglazingen kunnen ook thermisch geoptimaliseerd worden. Ramen worden bestudeerd, ze kunnen immers de geluidverzwakkingsindex van het venster beïnvloeden zodat deze niet noodzakelijk gelijk is aan die van het glas. Ook leiden de zwaardere akoestische beglazingen tot noodzakelijk dikkere en duurdere raamsecties. Woonruimten volledig lek- en luchtdicht maken, is goed voor de gevelisolatie maar leidt tot een slechte luchtkwaliteit en vochthuishouding. Ventilatie is een noodzaak volgens NBN D 50-001:1991. Een duurzame akoestische gevelrenovatie houdt dan ook rekening met dit aspect. De mogelijkheden om dit op een akoestisch correcte wijze ook bij hoge gevelisolaties toe te passen worden in dit hoofdstuk toegelicht. Platte en hellende daken kunnen belangrijke probleempunten vormen bij de gevelisolatie. Het samen gaan van een beperkte geluidverzwakkingsindex met een relatief belangrijk geveloppervlak ten opzichte van het volume van een ruimte zijn vrij nefast. Het gebruik van correct uitgevoerde dubbelwandige systemen op basis van gipskarton kan de geluidisolatie aanzienlijk opdrijven wanneer de nodige zorg besteed wordt aan de lekdichtheid van de dakconstructie in zijn aansluiting met de verticale wanden en/of andere gevelelementen. Lichte wanden en dakkapellen dienen ook aangepakt te worden door het gebruik van voorzetwanden. Voor dakkapellen ontbreekt veelal de plaats en dient de afbraak en een correcte akoestische heropbouw overwogen te worden. Een tweede luik van dit boekdeel stelt de problematiek van de kost van akoestische gevelrenovaties centraal. Een kostenberekeningsprogramma werd opgesteld, maar centraal staat de problematiek van de aangewende eenheidsprijzen. In een derde luik wordt de volledige oefening van gevelrenovatie en kostprijsberekening gemaakt op diverse sites onderhevig aan vlieg-, spoor- of wegverkeerslawaai. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het gevelisolatie berekeningsprogramma en kostberekeningen. De oefening gebeurt met het oog op het bekomen van gevelisolaties in stappen van 3 dB gaande van 30 dB tot 42 dB. Vervolgens wordt per site uitgewerkt welke maatregelen en kosten noodzakelijk zijn om tegemoet te komen aan de beleidsrichtlijnen voorgesteld in de andere boekdelen van dit onderzoeksverslag. De conclusies in het vierde luik tonen aan dat met een verbeterde lekdichtheid meestal een gevelisolatie van meer dan 30 dB bekomen wordt. Het invoeren van een ventilatie vormt dan de belangrijkste kost. Wanneer de vervanging van de beglazing noodzakelijk is, wordt best onmiddellijk de akoestisch meest performante beglazing gekozen die het bestaande raam kan dragen en omvatten. De meerkost tussen de verschillende beglazingen is al bij al beperkt voor deze maximale diktes. De gevelrenovatiekost loopt echter aanzienlijk op wanneer de beglazingen dusdanig zwaar en dik worden, dat ook de raamconstructies dienen vervangen te worden door speciale constructies met verbrede secties. Wanneer ook lichte dakconstructies of wanden aangepakt dienen te worden wordt het pas echt duur. Het kan nog erger wanneer het niet mogelijk is te saneren aan de binnenzijde en dus het ganse dak aangepakt moet worden. Architecturale aspecten laten niet altijd toe het goedkoopste systeem toe te passen. In de study cases werd een redelijke aanpak gevolgd waarbij het aanvaard werd dat niet zomaar meerdere, weinig discrete muurventilatieroosters in de gevel van een ruimte werden geplaatst. Ook het gebruik van dubbele vensters werd vermeden zolang het akoestisch niet absoluut noodzakelijk was. Het invoeren van een voorzetraam verandert inderdaad ingrijpend de architecturale ervaring van een gebouw en wordt niet altijd gemakkelijk aanvaard door de bewoner.
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – I. Inleiding
5.4
II
Maatregelen
II.1
Randaspecten met betrekking tot akoestisch optimale gevelgeluidwering bij nieuwbouw en renovatie Hoe goed dient de gevelgeluidwering te zijn? Eerst dient vastgelegd te worden hoe hoog de geluidisolatie dient te worden. De niveaureductie van een gevel zal minstens moeten voldoen aan de eisen opgelegd door de overheid en de aanbevelingen in de normalisatie. Deze eisen en aanbevelingen houden rekening met het aanwezige buitenlawaai en de functie van het te beschermen vertrek. Zo zal een living waar men TV kijkt minder eisen stellen dan een slaapkamer. Een economisch optimale akoestische aanpak houdt hiermee rekening, wat normaal leidt tot een gedifferentieerde aanpak voor de verschillende ruimten van het gebouw. In de hoofdstukken met betrekking tot de beleidsrichtlijnen en de literatuurstudie wordt hier uitgebreid op ingegaan. Voor meer doorgedreven comfortverlangens van de bewoner kan een hogere niveaureductie wellicht noodzakelijk zijn. De akoestische comfortervaring in de te beschermen ruimte zal hierbij des te groter zijn naarmate het verschil tussen het daar heersende, niet-herkenbare achtergrondgeluidniveau en het specifieke geluidniveau van de storende bron kleiner is. Natuurlijk is het resulterende geluidniveau van beide samen best ook niet te hoog. Omgekeerd dient ook rekening gehouden te worden met het feit dat een doorgedreven gevelgeluidwering aanleiding kan geven tot het ontstaan van nieuwe akoestische klachten. Het in het lokaal binnendringende buitenlawaai wordt zo zwak dat buur- en installatielawaai beter hoorbaar worden.
Bescherming van de woning tegen het buitenlawaai - de zwakke plekken Gevels bestaan meestal uit een samenstelling van massieve en lichte delen. In de aansluiting tussen beide en tussen de lichte delen onderling gaat het veelal fout: een gebrekkige akoestische lekdichtheid vormt de grootste belemmering om hoge performanties te bereiken. Bij de geluidwering tussen twee woningen komt dit probleem slechts uitzonderlijk voor, bijvoorbeeld ter hoogte van de aansluiting met het dak. Ook het gebruik van lichte dubbelwandige of meerlagige constructies, veel voorkomend in gevels, houdt gevaren in. Onder laboratoriumvoorwaarden kunnen deze wanden bij een akoestisch correct ontwerp hoge geluidverzwakkingsindices halen. In situ kunnen de te verwachten prestaties van dergelijke bouwelementen aanzienlijk verminderen. Dit kan het gevolg zijn van structurele contacten tussen de verschillende lagen door opbouwfouten of gewoon wegens de toepassing van te kleine oppervlakten van de wand waardoor de randcontacten verhoudingsgewijze te belangrijk worden. Een doorgedreven werfcontrole, opleiding en het stimuleren van een gespecialiseerde tak binnen de aannemerswereld kan tot een aanzienlijke verbetering leiden van de te bekomen akoestische prestaties. In geen geval mag akoestische lekdichtheid verward worden met luchtdichtheid wat geen voldoende voorwaarde is.
Een correcte berekening van de geluidwering van de gevel is noodzakelijk Architecten en aannemers hebben de neiging enkel naar de individuele productinformatie van de samenstellende bouwelementen te kijken (Tabel II.1). Veelal proberen ze een homogene keuze te maken voor de samenstellende delen door bouwelementen te nemen met een zogenaamd zelfde “isolatie”. Men denkt dan dat de uiteindelijke niveaureductie tussen buiten en binnen gelijk zal zijn aan deze waarde. Dit is echter slechts in uitzonderlijke gevallen zo. Zodra er kleine bouwelementen in de gevel verwerkt zijn - bijvoorbeeld ventilatieroosters - gaat het goed mis. De akoestische productkarakteristiek is voor dergelijke elementen immers
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – II. Maatregelen
5.5
wezenlijk anders dan deze voor grotere bouwelementen zoals beglazingen en massieve wanden. De bovenvermelde aanpak leidt dan tot het vergelijken van appels met citroenen...
Tabel II.1 Rw-waarden van bouwelementen in stijgende volgorde Met de productkarakteristieken van beglazingen dient ook opgelet te worden. Hoewel de geluidverzwakkingsindex R als logaritmische geluidvermogensverhouding oppervlakteonafhankelijk is, bestaat een probleem bij de proeven met beglazingen. De meeste bouwelementen worden opgemeten waarbij de testwandopbouw ongeveer 10 m² bedraagt. Bij beglazingen is dit om praktische redenen moeilijk en blijft de oppervlakte beperkt tot ca. 1,25 m x 1,50 m. Om redenen waarop we hier niet dieper kunnen ingaan, kan deze beperkte oppervlakte leiden tot een meetresultaat voor de geluidverzwakkingsindex R die tot 3 dB hoger kan liggen dan voor dezelfde beglazingen met een 2 x zo groot oppervlakte. Het is dus opletten geblazen voor gevels met grote glasoppervlakten: best wordt deze 3 dB vermindering van prestatie verrekend! Ook andere factoren gaan een rol spelen: zodra de verhouding V/S (V = volume, S = geveldeeloppervlak) aanzienlijk afwijkt van de waarde “3”, zal de niveaureductie behoorlijk afwijken van wat men verwacht door enkel rekening te houden met de gemiddelde productkarakteristiek van de bouwelementen! Voor een gewone balkvormige ruimte met één verticale gevel stelt deze verhouding de diepte van het lokaal voor. Bij typische, oude stadsherenhuizen hebben woonkamer en slaapkamer soms een gelijke gevelopbouw en geveloppervlakte. Bij blootstelling aan hetzelfde verkeerslawaai zal er meer lawaai zijn in de slaapkamer met kleiner volume dan in de woonkamer. Het is ook opletten geblazen bij slaapkamers waar het hellend dak een erg grote geveloppervlakte heeft in verhouding tot het volume van de te beschermen ruimte.
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – II. Maatregelen
5.6
Invoergegevens in de rekenmodellen zijn geluidverzwakkingsindices. Ze staan omgekeerd in relatie met het deel van het alzijdig op het bouwelement invallend geluidvermogen dat door het bouwelement wordt doorgelaten. In situ betreft het niet steeds een alzijdig invallend geluidvermogen. Het rekenmodel houdt rekening met specifiek lineaire geluidbronnen en puntbronnen met een invallend geluidvermogen onder een invalshoek van ca. 45°. Het is echter opletten geblazen voor vrij scherend invallend geluidvermogen. De geluidisolatie onder een dergelijke invalshoek kan drastisch kleiner zijn dan wat het rekenmodel zal voorspellen.
Gevelgeluidwering en duurzaam bouwen... Op zich is de aandacht voor de geluidwering van gevels een noodzakelijk aspect bij duurzaam bouwen. Het verhoogt het comfort en de bruikbare levensduur van het gebouw. Naast de verhoging van het akoestisch comfort zal een weldoordacht akoestisch ontwerp ook leiden tot een betere thermische isolatie. Dit geldt niet alleen voor nieuwbouw maar is ook bij de akoestische sanering van gevels het geval. Omgekeerd leidt een verhoging van de thermische isolatie niet noodzakelijk tot een verhoging van de geluidwering van gevels. De verhoogde aandacht voor de thermische isolatie in de laatste decennia, noodzaakte een steeds luchtdichter bouwen. Uiteindelijk kwam dit niet de luchtkwaliteit binnen het gebouw ten goede zodat het invoeren van een optimale luchtventilatie noodzakelijk werd. In de hierna besproken saneringsmaatregelen wordt hiermee rekening gehouden: ook bij akoestische saneringen van bestaande gevels wordt aan de ventilatie gedacht en worden oplossingen voorgesteld die ook de thermische isolatie van de schil van het gebouw verhogen.
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – II. Maatregelen
5.7
Technische maatregelen en hun kostprijs Geluidlekdicht maken Plaats van de lekken Veelal kan de gevelgeluidwering D2m,nT,Atr bij woningen boven de 30 dB gebracht worden door de lekdichtheid te verbeteren. Een gevel is doorgaans uit meer bouwelementen opgebouwd dan een gemene muur tussen woningen. De kans op een aanzienlijk verminderde geluidisolatie door lekken in de aansluitingen tussen de verschillende bouwelementen is dan ook veel groter. Onder lekken begrijpen we niet noodzakelijk kieren, ook luchtdichte voegen of aansluitingen kunnen een dermate zwakke geluidisolatie hebben dat ze als lekken bestempeld worden. Aandachtspunten zijn de aansluiting tussen vensters en metselwerk, tussen het hellend dak en het opgaand metselwerk, tussen dakvlakvensters en het dak enz. Opendraaiende delen zoals bij vensters en deuren zijn bijzonder gevoelig aan lekken: voegdichtingen zijn gebrekkig ontworpen, aan veroudering, aan kruip of krimp onderhevig of sluiten niet meer goed door een vervorming van het raam of de deur en vertonen aldus kieren. Schuiframen hebben dichtingen met borstelsystemen en zijn enkel winddicht. De lekken zijn inherent aan schuivende systemen en zijn slechts in beperkte mate akoestisch verbeterbaar. Bij oude vensters kan de voeg tussen het glas en de ramen lekken vertonen. Allerhande doorboringen van de gevel zoals brievenbussen, rolluikkasten, rookkanalen, verluchtingsbuizen en onvoldoende akoestisch gedempte ventilatieroosters vormen belangrijke akoestische lekken. Kieren en kierdetectie Het is belangrijk een inzicht te hebben in wat er gebeurt met de luchtgeluidisolatie wanneer kieren in de constructie aanwezig zijn. 40
35
Multiplex paneel, dikte 42 mm, oppervlaktegewicht 22kg/m2 -
30
idem maar met 1 mm open voeg over een lengte van 930 mm idem maar met 2 mm open voeg over een lengte van 930 mm
R [dB]
idem maar met 3 mm open voeg over een lengte van 930 mm idem maar met 4 mm open voeg over een lengte van 930 mm
25
idem maar met 5 mm open voeg over een lengte van 930 mm idem maar met 6 mm open voeg over een lengte van 930 mm idem maar met 7 mm open voeg over een lengte van 930 mm idem maar met 8 mm open voeg over een lengte van 930 mm
20
idem maar met 9 mm open voeg over een lengte van 930 mm idem maar met 10 mm open voeg over een lengte van 930 mm idem maar met 15 mm open voeg over een lengte van 930 mm
15
5000
4000
3150
2000
2500
1600
1250
800
1000
630
400
500
315
250
160
200
100
10
idem maar met 20 mm open voeg over een lengte van 930 mm
125
II.2
middenfrequenties 1/3 octaafbanden [Hz]
Figuur II.1 Geluidverzwakkingsindex van een multiplexpaneel (dikte 42 mm, oppervlaktemassa 22 kg/m²) met een kier van verschillende diktes. In Figuur II.1 wordt de evolutie van de gemeten geluidverzwakkingsindex weergegeven van een multiplexpaneel van 42 mm dikte met een oppervlaktemassa van 22 kg/m² gemonteerd in de standaard opening voor beglazingen. De dikke lijn stelt de geluidverzwakkingsindex voor van het massieve paneel. De eronder liggende lijn stelt de geluidverzwakkingsindex voor wanneer
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – II. Maatregelen
5.8
in het paneel een kier van 1 mm hoogte werd aangebracht. Bij de daaronder liggende meetcurves werd de kierhoogte telkens met 1 mm verhoogd. De grafiek toont duidelijk aan wat er gebeurt met de geluidverzwakkingsindex bij steeds bredere kieren. Zodra een kier ontstaat treedt een verzwakking van de geluidverzwakkingsindex op over het ganse spectrum. Bij een toenemende kierbreedte naar bvb. 2 mm kunnen we vooral een vermindering in het hoogfrequent gebied vaststellen. Bij nog toenemende kierbreedtes blijft deze vaststelling geldig maar gaat de nadrukkelijke vermindering van de geluidisolatie zich ook uitbreiden naar het middenfrequent gebied toe. Het is hier niet de bedoeling de geluidverzwakkingsindex van kieren te begroten1: het moet duidelijk zijn dat in deze context kieren gewoon dicht moeten worden gemaakt. Een gebrekkige kierdichtheid kan reeds met het gehoor vastgesteld worden: wanneer opmerkelijk “ijl klinkend” geluid waargenomen kan worden, moet in de eerste plaats gedacht worden aan een gebrekkige kierdichtheid eerder dan aan bijvoorbeeld een ondoordachte glaskeuze. Bij geluidmetingen zal een gebrekkige kierdichtheid zich manifesteren door een teleurstellende prestatie in het midden- en vooral hoogfrequent gebied in vergelijking met wat we zouden kunnen verwachten voor de constructie.
bron met ultrasoon geluid
Foto II.1 Detectie van kieren met behulp van ultrasoon geluid Lekken te wijten aan kieren kunnen gedetecteerd worden met behulp van een ultrasonenlekdetector (Foto II.1). Hierbij wordt aan de buitenzijde een krachtige ultrasonenbron geplaatst: het uitgezonden geluid heeft een frequentie van meer dan 30 000 Hz en dus een bijzonder kleine golflengte. Dit type geluid geraakt gemakkelijk door open kieren maar wordt bij de minste dichting goed tegengehouden. Alle materialen vertonen inderdaad een hoge luchtgeluidisolatie voor de zeer hoge frequenties. Ultrasoon geluid dat ergens doordringt geeft dus een goede aanduiding van een kleine opening op een bepaalde plaats. De preciese ligging van het lek kan teruggevonden worden met behulp van het detectietoestel. Dat bestaat uit een smalle koker waarin het eventueel hoogfrequent geluid naar binnentreedt. Het kokertje is verbonden aan een toestel dat het hoogfrequent geluid kan ontdekken. Naargelang meer ultrasoongeluid waargenomen wordt door het toestel, zendt het een krachtiger hoorbaar signaal uit. Door de constructie op die manier af te tasten kan vrij precies weergegeven worden waar de kier zich bevindt. Dit is een uiterst interessant hulpmiddel bij betwistingen omtrent raam- en deurconstructies. Indien een dergelijk toestel niet voorhanden is, kan naast de auditieve controle op de werf ook een visuele controle een goede indicatie geven van de kierdichtheid. Het gebruik van wat papier 1
Een meer theoretische berekening kan teruggevonden worden in de literatuur. Enkele referentieteksten: “The acoustic sealing of holes and slits in walls” – F.P. Mechel – Journal of Sound and Vibration (1986) / “Kierterm: de relatie tussen geluidwering en luchtdoorlatendheid” – Evenhuis, Groenendijk, Van Herpen, Bouwfysica, Vol 11 (2000).
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – II. Maatregelen
5.9
vormt een klassiek hulpmiddel bij de detectie van lekken bij deur- en raamconstructies: kan dit gemakkelijk in de kier geschoven, dan is de voegdichting onvoldoende. Saneringsmaatregelen ten aanzien van kieren Er dient duidelijk onderscheid gemaakt te worden tussen de dichtingen tussen opengaande delen en vaste delen. Tussen vaste delen worden veelal voegkitten of mastieken gebruikt. Er bestaan een groot aantal voegkitten met diverse chemische samenstellingen. Natuurlijk dient steeds rekening gehouden te worden met de materiaalvoorschriften van de voegkit. In het bijzonder de noodzaak elastisch te kunnen blijven om thermische vervormingen of andere bewegingen te kunnen ondervangen, vocht- en UV-bestendigheid, esthetica, de weerstand tegen insecten en vogels, enz. vormen hierbij noodzakelijke selectiecriteria. Voor de aanpassing van de kit naar vervormingen maakt men een onderscheid tussen 3 kitklassen: de kitklasse I bestaat uit in de massa verhardende materialen met slechts een geringe bewegingsmogelijkheid. De kitklassen II tot III worden de plastische kitten genoemd met maximaal toegelaten bewegingen van respectievelijk 3 % en 5 %. Deze groep bestaat uit olieharshoudende en bepaalde akrylaatkitten. De kitklassen IV, V en VI vormen de groep van elastische kitten met maximaal toegelaten bewegingen van 15 %, 25 % en 35 % (polyuretaan-, silicoon-, polysulfide en bepaalde akrylaatkitten). Het correct aanbrengen van de voegkit is een kunst op zich en is onderworpen aan diverse regels ondermeer voor wat de voegdiepte, voegbreedte, ondergrond, vervormingen, enz. betreft. Meer gedetailleerde informatie hieromtrent kan teruggevonden worden in de betreffende technische voorlichtingsnota’s van het WTCB1 en de materiaalvoorschriften van de fabrikanten. De akoestische maatregelen die genomen kunnen worden zijn functie van de kierbreedte. Dunne kieren laten zoals hoger gesteld vooral hoog- tot middenfrequent geluid door. Reeds relatief licht materiaal vertoont voldoende geluidisolatie om het lek te dichten. Naarmate de kier steeds breder wordt, gaat de verzwakking ook meer doorwegen naar de lager gelegen frequenties. De massawet vergt steeds zwaarder materiaal om een voldoende geluidverzwakkingsindex te hebben om de gaten te dichten. De regels van de samengestelde geluidisolatie gaan doorwegen. Zo kunnen kleine spleten tot ca. 10 mm breedte tussen niet opengaande bouwelementen behandeld worden met siliconen / elastofill. Bredere spleten vergen wat zwaarder materiaal. Olie-achtige stopverven zoals bvb. Perenator-mastiek vullen spleten tot 18 mm op.
Figuur II.2 Illmod zweldichtingen en hun afnemende efficiëntie bij te grote uitzetting. Bij het plaatsen van nieuwe elementen kunnen ook zweldichtingen gebruikt worden (Figuur II.2). Deze laatste zijn slechts efficiënt wanneer ze voldoende samengeperst blijven. Zo
1
TV-nota 107: Dichtingsmastieken voor gevels (WTCB) / TV-nota 124: Kitvoegen tussen gevelelementen (WTCB).
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – II. Maatregelen
5.10
is het verlies reeds aanzienlijk wanneer ze expanderen tot praktisch de helft van hun maximale mogelijke uitzettingsdikte. Nog grotere spleten dienen eerst met zwaarder materiaal opgevuld te worden waarna de verdere dichting eventueel afgewerkt kan worden met siliconen en stopverven. Hoe groter de opening, hoe hoger de massa van het gebruikte materiaal ter dichting dient te zijn. Afhankelijk van de situatie kan dit op diverse wijzen gebeuren, bijvoorbeeld met plank- of latmateriaal met hoge densiteit. Aansluitingen tussen daken en verticale wanden kunnen belangrijke geluidlekken vertonen; afdichten met gipskarton enz. kan noodzakelijk zijn. Openingen kunnen verder dichtgepleisterd worden, dicht gecementeerd of zelfs dicht gemetst. Een alternatief voor de wat bredere opening kan er in bestaan de opening eerst dicht te vullen met minerale wol en dan de beide zijden van de opening dicht te pleisteren of te metsen… Geluidlekken kunnen NIET opgelost worden met licht PU-schuim! Dit materiaal verzekert wel een voldoende luchtdichtheid voor de thermische isolatie maar is te licht om zelfs hoogfrequent voldoende akoestisch te isoleren.
Figuur II.3 Akoestisch ongunstige en akoestisch gunstige dichtingsprofielen van opengaande delen. Bij opengaande delen dienen de dichtingen voldoende dichtgedrukt te worden. Het gebruik van het juiste type profiel met een correcte dimensionering is beslissend om deze voorwaarden te vervullen1 (Figuur II.3). Bijvoorbeeld de zogenaamde dubbele lipprofielen lenen zich hiertoe uitstekend. Het gebruik van een ontdubbelde aanslag kan de situatie aanzienlijk verbeteren mits de profielen in beide aanslagen voldoende dichtgedrukt worden. Voor deuren is de voeg met de dorpel belangrijk (Figuur II.4). Mogelijke oplossingen zijn het laten dichtdraaien van de deur tegen een verhoogde dorpel waarbij een dichting toegedrukt wordt. Andere mogelijkheden zijn het gebruik van zogenaamde valdorpels of guillotine-systemen (bvb. Schall-ex) waarbij bij het dichtmaken van de deur een element tot op de dorpel gedrukt wordt.
1
Meer niet-akoestische, technische informatie kan teruggevonden worden in de TV-nota “Dichtingsprofielen: classificatie, opvatting en uitvoering”.
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – II. Maatregelen
5.11
Figuur II.4 Voorbeelden van kierdichtingen onder een deur (valdorpelsystemen, dubbele lipprofielen, enz.). Zoals eerder gesteld vormt een kierdichte en dus meestal ook luchtdichte constructie een probleem voor de luchtkwaliteit en de luchtvochtigheid binnen de ruimte. Ventileren wordt dan ook een noodzaak en dit kan opnieuw aanleiding geven tot een verminderde geluidwering van de gevel. Deze problematiek van gewilde lekken in de gevel wordt in een apart hoofdstuk behandeld. Andere geluidlekken: een niet-exhaustieve opsomming met voorstel tot akoestische saneringsmaatregelen ROLLUIKEN met hun rolluikkasten vormen meestal zwakke plekken in de geluidwering van een gevel. Alleen wanneer er geen doorboring van de gevel optreedt is dit niet het geval. Een dergelijke situatie treedt slechts op wanneer de volledige rolluikkast én rolluik samen ofwel volledig buiten, ofwel volledig binnen geplaatst worden. In deze uitzonderlijke gevallen kan het rolluik de geluidwering van de gevel extra verbeteren. Veel hangt af van de massa en lekdichtheid van het gebruikte rolluik alsook de spouwbreedte tussen rolluik en beglazing. In alle andere gevallen wordt het rolluik en zijn kast best volledig verwijderd en wordt de bestaande opening deskundig dichtgemaakt. Om toch het rolluik te behouden, kan de situatie enigszins verbeterd worden door het aanbrengen van absorptiemateriaal binnen de kast (Figuur II.5). Dit laatste is geen oplossing voor situaties waar D2m,nT,w +Ctr > 33 dB gevraagd wordt. Extra omkastingen van de rolluikkast kunnen de situatie verder verbeteren maar leiden meestal tot esthetische bezwaren bij de bewoner.
Figuur II.5 Mogelijke beperking van de geluidtransmissie doorheen de rolluikkast.
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – II. Maatregelen
5.12
BRIEVENBUSSEN: ook hier geldt bij voorkeur het dichtmaken van het lek waarbij naar een alternatief gezocht wordt (bvb. aanbrengen van de brievenbus op de gevel). Eventueel kan men de binnendeuren die uitgeven op de ruimte die de brievenbus bevat, akoestisch verbeteren. DOORVOEREN, SCHOUWEN…: dienen situatie per situatie bestudeerd te worden. OMLOOPGELUID VIA ANDERE RUIMTEN mag niet uit het oog verloren worden. Het gevaar bestaat inderdaad dat men enkel de geluidwering bestudeerd van het geveldeel dat de ruimte beschermt. Meestal hebben binnendeuren een kleine oppervlaktemassa en zijn ze allesbehalve lekdicht. Wanneer geluid doordringt in de buurruimte vormt de binnendeur dan slechts een zwakke bescherming. Twee alternatieven zijn dan mogelijk: ofwel betrekt men de naastliggende ruimte in de akoestische sanering wat veelal de meest aangewezen oplossing is, ofwel gaat men de binnendeuren akoestisch aanpakken. Ook omloopgeluid via verlaagde plafonds, verhoogde vloeren, enz. kan mogelijk problemen opleveren in het nieuwbouwproject of de akoestische sanering van een bestaande woning. Metingen kunnen dit uitwijzen maar in de eerste plaats is een visuele en auditieve grondige inspectie bij akoestische saneringen uiterst belangrijk.
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – II. Maatregelen
5.13
Vensters Inleiding: werking van de geluidisolatie De geluidverzwakkingsindex van een bouwelement wordt gedefinieerd als 10 maal de logaritme van de verhouding van het alzijdig invallend en het doorgelaten geluidvermogen op het bouwelement. Omdat het moeilijk is geluidvermogens te meten wordt de geluidverzwakkingsindex van bouwelementen bepaald in een speciale laboratoriumconstructie. Uit de relaties tussen geluidvermogen, absorptie, intensiteit en geluiddrukniveau binnen een dergelijke speciale constructie kan de definitieformule omgevormd worden tot een praktische meetformule waarbij enkel geluiddrukniveau- en nagalmtijdmetingen noodzakelijk zijn1. De geluidverzwakkingsindex is frequentieafhankelijk en wordt minstens opgemeten over het frequentiedomein tussen 100 Hz en 3150 Hz. De reproduceerbaarheid van meetresultaten neemt daarbij snel af beneden de 100 Hz2. Deze informatie kan ook samengevat worden door de zogenaamde één-getalsaanduiding Rw(C;Ctr). Een toenemende som van de Rw-waarde met de Ctr-aanpassingsterm wijst op een betere prestatie van bouwelementen ten aanzien van dominant laagfrequente lawaaibelasting3. De mate waarbij een bouwelement invallend geluidvermogen zal doorlaten, hangt enerzijds af van de mate waarin het bouwelement uiteindelijk aan de ontvangstzijde in trilling gebracht kan worden door het invallend geluid en anderzijds door de efficiëntie waarmee het aan ontvangstzijde trillende bouwelement deze trillingen kan omzetten in geluid. Dit laatste gebeurt op een aanzienlijk meer dan normale, efficiënte wijze vanaf de grensfrequentie wat resulteert in een terugval van de geluidisolatie: de coïncidentiedip. De ligging van de grensfrequentie hangt af van de oppervlaktemassa en buigstijfheid van het materiaal. Voor eenzelfde materiaal daalt de kritische frequentie met toenemende dikte. Wanneer men zelf op het materiaal tikt hoort men dominant het geluid dat overeenstemt met dit frequentiegebied. Naarmate het bouwelement een hogere oppervlaktemassa heeft zal het zich door de traagheidskrachten meer verzetten tegen het in beweging, meer bepaald het in trilling geraken. Om dezelfde reden zal het zich nog meer verzetten tegen een gedwongen, sneller ritme of frequentie van trillingen. De geluidisolatie wordt bijgevolg bepaald door de traagheidskrachten. Dit wordt de massawet genoemd: voor een vaste frequentie neemt de geluidverzwakkingsindex toe met de oppervlaktemassa, voor een bepaalde oppervlaktemassa stijgt de geluidverzwakkingsindex met de frequentie. Wanneer het bouwelement dubbelwandig is, is de trillingsdoorgave van de gedwongen in trilling gebrachte wand aan zendzijde naar de wand aan ontvangstzijde een bijkomende, beslissende factor. In het slechtste geval gebeurt dit structureel via harde koppelingen (kortsluiting), in een meer doordacht systeem is er een zachte koppeling waarbij de lucht-of tussenlaag werkt als een veer: er ontstaat een sterke trillingsdoorgave rond de massa-veer-massa-resonantie, waarna de geluidisolatie pijlsnel (zeker in vergelijking met de massawet) stijgt. De geluidverzwakkingsindex zou zo kunnen blijven toenemen in het m-v-m-model indien niet een andere transmissieweg belangrijk wordt: zeer hoogfrequent hebben de geluidgolven een dusdanig kleine golflengte in verhouding tot de spouwbreedte dat het dubbelwandig systeem er functioneert als een opeenvolging van ruimten en barrières. In dit drie-kamermodel wordt de geluidisolatie dan beperkt tot de som van de geluidisolaties gecorrigeerd met wat er met het geluid in de spouw (versterking/afzwakking als functie van de absorptie in de spouw) gebeurt. 4 Een akoestisch goed ontworpen dubbelwandig systeem probeert de m-v-m-resonantie ver
1
De meetprocedures worden beschreven in de NBN EN ISO 140-normen. Dit is een gevolg van de geringe modedichtheid en sterk afhankelijk van de interactie tussen eigenmoden van zendruimte, bouwelement en ontvangstruimte. Bouwdetails, cel- en testelementafmetingen gaan een grote rol spelen. Dit kan leiden tot sterk afwijkende resultaten tussen verschillende laboratoria. 3 De berekeningsprocedures en definities van één-getalsaanduidingen en aanpassingstermen worden weergegeven in de normen NBN EN ISO 717. 4 Basistips om tot een optimaal dubbelwandig akoestisch systeem te komen : 1° m-v-m-resonantie minstens 1.5 à 2 x lager dan de frequentie waarvoor het belangrijk wordt te isoleren 2° vermijd structurele koppelingen 3° breng indien 2
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – II. Maatregelen
5.14
beneden het frequentiegebied te krijgen waarvoor men een goede geluidisolatie probeert te bekomen. De geluidverzwakkingsindex van beglazingen Globaal dienen 3 aspecten beschouwd te worden: de geluidverzwakkingsindex van de beglazing zoals bepaald in het laboratorium, de invloed van de raamconstructie op deze performantie (geluidverzwakkingsindex van het venster) en de deelprestatie van dit venster in de uiteindelijke geluidwering van de gevel in situ (zie rekenmodel). Thermisch comfort is een belangrijke vereiste bij de meeste bouwprojecten. Het is dan ook niet meer aangewezen nog enkel glas te plaatsen. Dubbele beglazingen vertonen echter een bijzonder akoestisch probleem: de te dunne spouw maakt dat de ingesloten luchtlaag een te stijve veer vormt. Dit resulteert in een massa-veer-massaresonantie die hoog boven de 100 Hz uitkomt. De geluidverzwakkingsindex voor de lagere frequenties is dan ook aanzienlijk zwakker dan wat bekomen wordt voor even zware enkele beglazing (Figuur II.6). Vliegtuiglawaai en stadsverkeer zijn nu echter precies dominant in dit lage frequentiegebied. Ook de coïncidentiedippen kunnen roet in het eten gooien. Bij toenemende glasdiktes smelt de isolatiewinst door de massawet weg door de steeds meer naar het midden- en laagfrequent gebied opschuivende coïncidentiedippen van de glasplaten. Glasfabrikanten proberen via diverse manieren om de akoestische prestaties van hun producten op te drijven. Vrij snel krijgen de beglazingen daarbij om marketingredenen de term “akoestische beglazingen” opgekleefd. In de eerste plaats gebeurt dit door zwaardere deelbeglazingen te gebruiken. De geluidverzwakkingsindex stijgt hierdoor bij de meeste tertsbanden door een lichte verschuiving van de m-v-m-resonantie naar de lagere frequenties. Echter ook de coïncidentiedippen van de samenstellende glasbladen verschuiven hierdoor naar een steeds lager frequentiegebied wat lokaal een vermindering van de geluidverzwakkingsindex kan inhouden. 55
45
4-12-4 glas Rw(C;Ctr)=30 dB (-1;-4) 50
8 -12-4 glas Rw(C;Ctr)=36 dB (-2;-5)
40
45
40
R [dB]
R [dB]
35
30
35
30 25
20
4-12-4 glas Rw (C;Ctr) = 30 dB (-1;-4)
25
4 mm glas Rw(C;Ctr)=32 dB (-1;-2)
20
Figuur II.6 De geluidverzwakkingsindex van een enkelvoudige glasplaat van 4 mm vs. dubbel glas 4-12-4.
5k
4k
3,15k
2k
2,5k
1,6k
1k
1,25k
800
630
500
400
315
250
200
160
125
5k
4k
3,15k
2k
2,5k
1,6k
1k
1,25k
800
630
500
400
315
250
200
160
125
100
f [Hz]
100
15
15
f [Hz]
Figuur II.7 De keuze van dissymmetrische beglazingen laat toe de coïncidentiedip te beperken.
Men probeert deze terugval tegen te gaan door eerst verschillende glasdiktes te kiezen (Figuur II.7). De coïncidentiedippen vallen dan niet op dezelfde plaats in het frequentiedomein wat tot een zekere compensatie leidt: waar de dikste beglazing eerst zijn “inzinking” krijgt is de dunnere beglazing nog niet “verzwakt” en omgekeerd... Door het gebruik van giethars en
mogelijk akoestisch absorberend materiaal in de spouw 4° beperk de coïncidentiedippen door het effect uit te smeren, gebruik bij wanden uit hetzelfde materiaal verschillende diktes 5° vermijd lekken.
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – II. Maatregelen
5.15
akoestische verbeterd PVB1 kan de terugval in de coïncidentiezones nog verder ingeperkt worden. Dit zijn echter aanzienlijk duurdere beglazingen. De interne demping verhoogt en de coïncidentiedip van het gelaagde glas vermindert aanzienlijk. Bij bepaalde glasfabrikanten is de elastische koppeling tussen de samenstellende glasplaten dusdanig soepel dat dit zelfs leidt tot een verschuiving van de nauwelijks zichtbare coïncidentiedip naar de hogere frequenties. Niet de coïncidentiedip van het totale samengestelde glas treedt dan op maar wel de coïncidentiedippen van de samenstellende glasplaten van het gelaagde glas. Het gebruik van akoestisch gelaagde beglazingen laat dus toe beglazingen te verzwaren en dus ook midden- en laagfrequent winst te boeken zonder dat dit tot een afstraffing leidt door verschuivende coïncidentieputten. De elastische tussenlaag zorgt ook nog nog voor een kleine meerwinst over het ganse spectrum als gevolg van de wat moeilijkere trillingsdoorgave door de verschillende media (glas –elastische laag-glas) met verschillende impedanties. Zowel giethars als PVB(A) leiden tot vergelijkbare resultaten. PVB(A) heeft echter het voordeel dat beglazingen van groter formaat aangemaakt kunnen worden.
50
50
45
45
40
40
35
35
R [dB]
30
30
25
25
20
8 mm enkel glas Rw(C;Ctr)= 35 dB (-1;-3)
20
4-6G-4 Rw(C;Ctr)= 32dB (-3;-5)
44.2 PVB Rw(C;Ctr)= 35 dB (0;-2) 4/1.6GH/4 Rw(C;Ctr)= 38 dB (0;-2)
4-12-4 Rw(C;Ctr)= 31 dB (0;-2)
Figuur II.8 De invloed van SF6 op de geluidverzwakkingsindex.
5k
4k
3,15k
2k
2,5k
1,6k
1k
1,25k
800
630
500
400
315
200
160
125
5k
4k
3,15k
2k
2,5k
1,6k
1k
1,25k
800
630
500
400
315
250
200
160
125
100
f [Hz]
100
15
15
250
R [dB]
Er is relatief weinig bekend over de invloed van de veroudering op de akoestische prestaties van akoestische gelaagde beglazingen. Metingen2 rond de luchthaven van Schiphol, waar met giethars gelaagde beglazingen gebruikt werden bij bepaalde projecten, blijken een niet onbelangrijke vermindering van de akoestische prestaties aan te tonen. De verklaring zou liggen in het uitharden van het giethars in de tijd. Er is geen informatie bekend over het verouderingsgedrag van PVB(A). Wel blijkt uit metingen in het laboratorium dat de kwaliteit van het gebruikte PVB(A) bij bepaalde glasfabrikanten kan fluctueren. Eenzelfde type beglazing uit een ander productielot blijkt tot niet-onbelangrijke verschillen in meetresultaten te leiden (WTCB). De opgegeven geluidverzwakkingsindices door de glasfabrikanten worden best met een zekere veiligheidsmarge gebruikt. De akoestische performantie van gelaagde beglazingen is sterk onderhevig aan de temperatuursinvloed. Het is dan ook aan te raden om de gelaagde beglazing aan de binnenzijde te steken om een door het jaar heen meer gelijkmatige akoestische prestatie te bekomen. Dubbele beglazingen samengesteld uit twee gelaagde beglazingen zullen dus meestal tot een slechtere gevelgeluidwering leiden in de winter dan in de zomer.
f [Hz]
Figuur II.9 Vergelijking 8 mm glas met inbraakvertragende beglazingen (PVB) en akoestisch giethars (analoge prestaties met verbeterd PVB).
1
Meer en meer door fabrikanten aangeduid als « PVB(A) » om de verwarring te vermijden met inbraakvertragende beglazingen waar een ander type PVB gebruikt wordt dat niet tot even gunstige akoestische resultaten leidt. 2 Metingen studiebureau PEUTZ
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – II. Maatregelen
5.16
Het gebruik van speciale “akoestische” gassen (bijvoorbeeld SF6) in de spouw kan tot een verbetering leiden in het midden- en hoogfrequent gebied en tot een kleine vermindering in het laagfrequent gebied rond de m-v-m-resonantie (Figuur II.8). De verklaring hiervoor is bijzonder complex en heeft ondermeer te maken met de slechte spooraanpassing van het geluid tussen de glasplaten en het gas (geluidsnelheid in het gas is verschillend van de luchtgeluidsnelheid wat ondermeer tot verschillende kritische frequenties leidt). Deze technologie kende haar commercieel hoogtepunt toen glasproducten slechts door hun Rw-waarde werden gekarakterizeerd, dus zonder de spectrum aanpassingstermen C en Ctr . De Ctr-aanpassingsterm blijkt zeer negatieve getallen op te leveren bij gebruik van SF6. Ook ecologische bekommernissen meer bepaald met betrekking tot het zogenaamde serre-effect, maakt dat deze technologie binnenkort niet meer zal worden toegepast. Het vermeerderen van de spouwafstand tussen de beglazingen kan slechts in beperkte mate gebeuren. Het blijkt mechanisch uitzonderlijk moeilijk om spouwbreedtes van meer dan 24 mm te realiseren. Dergelijke brede spouwconstructies vergen ook speciale raamconstructies. Hoe breder de spouw hoe groter ook de visuele vervorming vooral bij gereflecteerd licht. Bij wisselende atmosferische druk vervormen de beglazingen (concaaf of convex) wat esthetische bezwaren met zich meebrengt. De akoestische invloed bij het verhogen van de spouwafstand van 10 mm tot 20 mm blijkt al bij al beperkt. De structurele transmissie tussen de beide spouwbladen speelt een rol. De koppelingsprofielen (“intercalairs” / “spacers”) bij de samenstellers van dubbele beglazingen zijn nagenoeg identiek. Voor het metalen onderdeel blijkt aluminium iets beter te scoren dan staal. De mogelijke verbetering is echter kleiner dan 1 dB (meetfoutmarge) en kan alleen als statistische tendens gedetecteerd worden bij een zeer groot aantal vergelijkende metingen1. Mogelijke nieuwe ontwikkelingen liggen in het gebruik van verbrede koppelingsprofielen waarbij het bredere contactvlak met de beglazing tot een verhoogde demping zou moeten leiden. Over “schuimen” als koppelingsprofielen kon geen akoestische informatie teruggevonden worden. Deze toepassing leidt tot thermische verbeteringen maar blijft door diverse mechanische problemen marginaal (<1%) op de markt. Thermische verbeteringen zoals het toevoegen van een reflecterende film, of het gedeeltelijk toevoegen van Argon hebben geen invloed op de geluidverzwakkingsindex. De oppervlakte-invloed op de geluidverzwakkingsindex van beglazingen werd in het inleidende verhaal reeds vermeld als een mogelijk risico in berekening van de geluidwering van gevels. Wanden worden getest met oppervlaktes van meer dan 10 m². Dit vormt geen probleem omdat deze in het laboratorium uit kleinere deeleenheden zoals blokken opgebouwd kunnen worden. Beglazingen dienen echter in één stuk geleverd te worden. Dergelijke oppervlakken in beglazingen zijn moeilijk te behandelen in een akoestisch laboratorium omdat deze in 1 stuk geleverd dienen te worden. Om die reden werd een standaardopening voorzien voor beglazingen met een veel kleiner oppervlak waarin beglazingen met afmetingen van 1,23 m breed x 1,48 m hoog in passen. In de EN ISO 140-3:1995 kan men echter de volgende tekst terugvinden: “Het is weinig waarschijnlijk dat testmonsters (in het bijzonder beglazingen) waarvan de oppervlakteverhoudingen 2:1 zijn, verschillen groter dan 3 dB voor de geluidverzwakkingsindex vertonen. Een groter oppervlakte dan datgene dat getest werd geeft over het algemeen een lagere geluidisolatie. Exacte en betrouwbare geluidverzwakkingsindices kunnen slechts bekomen worden door laboratoriummetingen met de eigenlijke afmetingen. Metingen op vierkante testmonsters kunnen een lagere akoestische isolatie opleveren dan bij rechthoekige testmonsters met hetzelfde oppervlak.” (eigen vrije vertaling).
De verklaring hiervoor ligt in de geluidafstraling van eindige elementen. Het hoger besproken model is gebaseerd op een theoretisch concept van oneindig grote bouwelementen. De geluidtransmissie gebeurt er enkel door de gedwongen buiggolven die ontstaan in het spoor van de invallende geluidgolven. Bij eindige elementen wekken de gedwongen buiggolven na botsing tegen de randen vrije buiggolven op met een voortplantingssnelheid die afhankelijk is van de frequentie. Deze geluidgolven botsen opnieuw tegen de randen en invallende en gereflecteerde geluidgolven zullen interfereren. Voor specifieke frequenties afhankelijk van de plaatafmeting zal een golf na een aantal reflecties terug aankomen in fase in zijn startpunt. Er ontstaan resonanties, zogenaamde staande golven die het oppervlak verdelen in een reeks nullijnen. De vlakjes tussen de nullijnen bewegen hierbij afwisselend in een andere richting. 1
Marc Rehfeld, Saint-Gobain.
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – II. Maatregelen
5.17
Vanaf de grensfrequentie kunnen deze vlakjes geluid afstralen. De geluidafstraling van zo’n systeem wordt bestudeerd door het begrip quadrupool als geluidafstralende bron. Een quadrupool omvat 4 geluidafstralende vakjes. Men kan analytisch aantonen dat de geluidafstraling van een quadrupool door vereffening kleiner is dan dat van een dipool dat op zich kleiner is dan een monopool. Aan de randen van de glasplaat is de vereffening volgens quadrupolen niet meer mogelijk en wordt de geluidafstraling gekarakterizeerd door dipolen (randen) of zelfs monopolen (hoeken). De geluidafstraling langs de randen is dus krachtiger. Onder de grensfrequentie is dit fenomeen niet mogelijk. De geluidafstraling gebeurt er enkel door de gedwongen buiggolven. Alles samen genomen houdt dit echter in dat de geluidafstraling door een element toeneemt met de omtrek. De afwijking van de geluidverzwakkingsindex van vensters t.o.v. de gebruikte beglazingen: invloed van de raamconstructie We kunnen ons afvragen in hoeverre de geluidverzwakkingsindex van het venster zal afwijken van deze van de gebruikte beglazingen. De raamconstructie vormt enerzijds een deeloppervlak van de dagopening waardoor geluid heen kan dringen (samengestelde geluidisolatie), anderzijds kan de constructie een invloed hebben op het trillingsgedrag van de beglazing. Veronderstellen we hieronder eerst dat de raamconstructie volledig lekdicht is. Klassiek gebruikte houten profielen van tropisch hardhout en met een normale dikte van ca. 56 mm hebben typisch een geluidverzwakkingsindex van ca. Rw = 45 dB, afhankelijk van de densiteit van het hout. Ook de klassieke aluminiumprofielen met thermische ontkoppeling halen nagenoeg een gelijkwaardige geluidverzwakkingsindex. Bij PVC-profielen is dat niet het geval tenzij inwendige staalprofielen binnen het PVC-profiel gebruikt worden. Bij vensters zonder fijnmazige onderverdelingen, waar de raamconstructies dus enkel uit dikke profielen bestaan, kan gesteld worden dat de raamconstructie geen invloed heeft op de geluidverzwakkingsindex van het venster wanneer beglazingen gebruikt worden met een Rw-waarde kleiner dan 35 dB. Enig voorbehoud dient gemaakt te worden bij vensterconstructies waar het raamaandeel meer dan 30% van de dagopening inneemt. Wanneer beglazingen gebruikt worden met een Rw-waarde hoger dan 35 dB maar kleiner dan 42 dB, dienen zwaardere profielsecties gebruikt te worden om tot gelijkaardige conclusies te komen. Deze zwaardere profielsecties zijn trouwens eveneens noodzakelijk om de zwaardere beglazingen te kunnen omvatten en dragen. De tropische hardhouten profielen dienen hierbij minstens 70 mm dik te zijn. De invloed van de raamconstructies op de globale geluidverzwakkingsindex van het venster is te verwaarlozen naar de ondergrens toe maar wordt riskanter wanneer Rw-waarden boven de 40 dB nagestreefd worden. Het relatieve oppervlakteaandeel raam ten opzichte van het venster wordt kritischer naast algemene bekommernissen van verhoogde lekdichtheid. Wanneer vensterconcepten met een Rw-waarde hoger dan 42 dB worden nagestreefd, dienen best eerst laboratoriumtesten uitgevoerd of opgevraagd te worden. Indien architecturale en esthetische bekommernissen het toelaten, pleiten we ook eerder voor voorzetvensters of dubbele vensters wanneer dergelijke waarden nagestreefd worden. Bij voorzetvensters en dubbele vensters (Figuur II.10) kan het nadeel van de te kleine spouw weggewerkt worden. De grote spouwbreedtes zorgen voor m-v-m-resonanties die aanzienlijk lager kunnen liggen dan 100 Hz. Wanneer ook de staande golfvorming tegen de dagopening wat onderdrukt wordt, bijvoorbeeld door plaatsing van geluidabsorberende materiaal tegen de dagkant, zijn erg hoge geluidverzwakkingsindices mogelijk met Rw+Ctr-waarden hoger dan 50 dB.
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – II. Maatregelen
5.18
Figuur II.10: Voorzetvensters en dubbele vensters. Uiteraard dienen de raamconstructies lekdicht te zijn. Voegdichtingen kunnen van een slechte kwaliteit zijn of verkeerd geplaatst. Het raam zelf kan vervormen, bijvoorbeeld door de werking van het materiaal, vermoeiing of onder windbelasting. Ook het dichtdrukken van het opendraaiende deel tegen het vast kader moet voldoende hard gebeuren door een voldoende aantal sluitingspunten. Dit is in het bijzonder belangrijk bij aluminium ramen. Aluminium profielen hebben een geringere buigstijfheid dan bvb. staal. Onder zelfs geringe windbelasting kan het profiel uitbuigen en naast akoestische problemen zelfs aanleiding geven tot een gebrekkige winddichting en fluittonen. Samenvattende tabel: TYPE VENSTER
R
INVLOED RAAM
Vb. waarden:
Invloed van de raamconstructie (geluidverzwakkingsindex venster vs. beglazing):
Vensters met enkele beglazingen: Goede prestaties ten aanzien van laagfrequent lawaai in verhouding tot de geluidverzwakkingsindex voor midden- en hoogfrequent geluid. De geluidverzwakkingsindex neemt globaal toe met de dikte van het glas en volgt de massawet. Een niet-onbelangrijke terugval in de geluidisolatie gebeurt rond de kritische frequentie. Vensters met gewone thermische beglazingen: Zwakke prestaties in het laag- tot middenfrequent gebied vanwege de massa-veermassa-resonantie (typisch tussen 160 en 315 Hz).
4mm: Rw(C;Ctr)=32(-1;-2) 6mm: Rw(C;Ctr)=34(-1;-2) 8mm: Rw(C;Ctr)=35(-1;-3)
Prestaties globaal
Geen invloed mits: •
Voldoende luchtdichtheid;
•
Totaal oppervlakte-aandeel ramen tov de dagopening kleiner dan 30%
Rw+C<35 dB, Rw+Ctr<33 dB Vb. waarden Rw(C;Ctr): 4-12-4: 30(-1;-4), 6-15-4: 35(-2;-4)
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – II. Maatregelen
5.19
Vensters met akoestische beglazingen Door het gebruik van akoestische beglazingen wordt vooral winst geboekt in het midden – en hoogfrequent gebied. Dit gebeurt door de volgende technische middelen: Verhogen van de geluidisolatie door het gebruik van speciale akoestische gasvullingen (bvb. SF6,...) •
Hoewel belangrijke winsten mogelijk zijn midden – en hoogfrequent biedt deze techniek echter het nadeel dat de prestaties laagfrequent iets zwakker worden.
•
Deze technologie verdwijnt op korte termijn vanwege de nadelige ecologische effecten. Beperken van de verliezen in de coïncidentiezone
•
Door verschillende diktes te kiezen van de samenstellende beglazing wordt de terugval van de geluidverzwakkingsindex in (de weliswaar breder uitgesmeerde) coïncidentiezone door het compenserend effect beperkt.
•
Bij het gebruik van gelaagde beglazing met giethars en akoestisch PVB(A) wordt de coïncidentiedip van het gelaagde glas sterk gedempt en soms (bij bepaalde fabrikanten) opgeschoven naar hogere frequenties (overeenstemmend met de grensfrequentie voor de in de lamellering gebruikte glasbladen). Het is hierbij aan te raden de gelaagde beglazing steeds aan de binnenzijde te plaatsen indien enkel akoestische redenen van tel zijn. Bij een lagere temperatuur neemt R immers af als gevolg van de stijver wordende PVB(A)).
Prestaties afhankelijk van de samenstelling (zie tabellen hierna).
Praktisch blijft Rw + Ctr meestal kleiner dan 40 dB, voor klassiekere glasdiktes zelfs kleiner dan 37 dB. De Rw en de Rw+C-waarden kunnen echter erg hoog worden!
Voorzie een extra veiligheidsmarge van 2 dB voor glasoppervlakten die aanzienlijk (minstens 2x) groter zijn dan de oppervlakten getest in het laboratorium (1.25m x 1.50 m)!
Voor Rw-waarden < 42 dB: Zelfde voorwaarden als hierboven met zeer hoge eisen aan luchtdichtheid voor alle en in het bijzonder opendraaiende delen. PVC-profielen dienen versterkingen (=verzwaringen) te hebben met metalen profielen. Naarmate de Rw-waarde toeneemt: zwaardere houtsoorten en profielsecties zijn noodzakelijk. Dit niet alleen om een verhoogde geluidisolatie te bekomen, maar evenzeer om stabiliteitsredenen.
Voor Rw-waarden > 42 dB is de invloed van de raamconstructie op de geluidverzwakkinsindex van het venster minder goed bekend. Zwaardere profielen (gewicht en sectie) dringen zich op.
Ontdubbelde vensters Dé oplossing om tot hoogwaardige geluidisolaties te komen. Diverse mogelijkheden (Verbundfenstern, gewoon ontdubbeld venster,...) halen alle hoge prestaties zowel laagals hoogfrequent. Het laagfrequente probleem bij de dubbele beglazingen wordt hier vermeden door de grote spouwafstand tussen de beide vensters. Prestaties nemen toe naarmate de geluidisolatie van de samenstellende vensters toeneemt; naarmate de spouwbreedte (liefst een stuk groter dan 6 cm) toeneemt en bij het aanbrengen van akoestische absorptie tegen de dagopening in de spouw.
Rw + C en Rw + Ctr kunnen zelfs veel groter worden dan 50 dB!
Tabel II.2. Overzicht akoestische prestaties van vensters. In hoofdstuk VII van deel 1 (Literatuur) en in de rekenbladen kan een overzicht gevonden worden van akoestische prestaties voor diverse beglazingen. Maatregelen 1. Het bestaande raam is bouwtechnisch in orde, neemt minder dan 30% van de oppervlakte in van de dagopening en de noodzakelijk te realiseren geluidisolatie van het venster is Rw+Ctr < 33 dB: Kies de beglazing in functie van de gevraagde Rw+Ctr (berekening) uit de catalogus van de glasfabrikanten. Voorzie een extra veiligheidsmarge van 2 dB voor glasoppervlakten die aanzienlijk (minstens 2x) groter zijn dan de oppervlakten getest in het laboratorium (1,25 m x 1,50 m). Vervang bij opendraaiende delen alle dichtingen door kwaliteitsvolle open lipprofielen
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – II. Maatregelen
5.20
en controleer of er voldoende sluitingspunten zijn en of deze het opendraaiende deel voldoende tegen het vaste deel aandrukken. 2. Het bestaande raam is bouwtechnisch in orde, neemt minder dan 30% van de oppervlakte in van de dagopening en de noodzakelijk te realiseren geluidisolatie van het venster is Rw+Ctr > 33 dB terwijl dubbele vensters niet gewenst zijn: Het raam zal vervangen moeten worden. Het is niet zozeer de transmissie doorheen het raam dat het probleem vormt maar wel mechanische eisen: de noodzakelijk glasdikten en overeenkomstig gewicht zullen niet meer toelaten het bestaande raam te gebruiken. 3. Het bestaande raam is bouwtechnisch in orde en de noodzakelijk te realiseren geluidisolatie van het venster is Rw+Ctr > 33 dB terwijl dubbele vensters kunnen: De realisatie van een dubbel venster is aangewezen. Dit kan door het bestaande venster te behouden en een nieuw venster op een geschikte spouwafstand te realiseren, ofwel aan de buitenzijde ofwel aan de binnenzijde van de te beschermen ruimte. Indien de doelstelling een zo hoog mogelijke luchtgeluidisolatie is, zal het duidelijk zijn dat zowel bij nieuwbouw als bij renovaties best gekozen wordt voor ontdubbelde vensters indien dit noch financieel, noch esthetisch een probleem vormt. Bij dubbele vensters wordt best voor het buitenvenster een dubbele beglazing gebruikt met hoge thermische performantie opdat geen condensvorming zou optreden. De beglazing van het binnenvenster kan dan uit gewoon of gelamelleerd (PVB(A) of giethars) enkel glas bestaan. Er bestaan oplossingen met voorzetramen aan de buitenzijde én andere aan de binnenzijde. We mogen niet uit het oog verliezen dat de beide vensters gereinigd moeten kunnen worden. Toegang tot de spouw is dus noodzakelijk via minstens één opendraaiend of relatief gemakkelijk demonteerbaar venster. Het gebruik van dubbele vensters zal ook een verhoging opleveren van de thermische isolatie. De mate waarin dit gebeurt hangt af van de thermische isolatie van de bestaande beglazingen. De lichtdoorlaatbaarheid zal in beperkte mate verminderen (een beperkte invloed door de extra beglazing, een beperkte invloed door de afscherming van de tweede raamconstructie). In alle andere gevallen zal een nieuw raamkader noodzakelijk zijn met de gepaste beglazing. Voor hogere gevraagde geluidisolaties zullen de klassieke houten raamprofielen (breedte 58 m) onvoldoende zijn en zullen bredere secties noodzakelijk zijn. Algemeen kan gesteld worden dat voor beglazingen met Rw+Ctr > 36 dB best raamconstructies gebruik worden die in een akoestisch laboratorium getest werden. 4. De akoestische renovatie van dakvlakvensters: Wanneer voor Rw+Ctr een eis gesteld wordt kleiner dan 33 dB kan een mogelijke verbetering er in bestaan de beglazing te vervangen. Tevens dient de dichting rond het dakvlakraam met het dak bekeken en verbeterd te worden. Voor dakvlakvensters wordt het erg moeilijk om geluidisolaties Rw+Ctr > 33 B te realiseren. Lekken in de aansluiting met het dak worden problematisch. Naast de vervanging van de beglazing door een geschikt type beglazing kan men ook proberen een voorzetraam te realiseren op het opendraaiende deel van het dakvlakvenster. Optische vervormingen en een te hoge belasting van het sluit- en hangwerk maken dat dit geen echt afdoende oplossing is. Het is dan ook beter uit te kijken naar alternatieve lichttoetredingen en het bestaande dakvlakvenster te verwijderen. Hierbij dient op een akoestisch oordeelkundige wijze het dak opnieuw dichtgemaakt te worden (zie hellende daken). Vervolgens kan men een nieuw dakvlakvenster realiseren (eventueel herbruik) in de dakhelling die beschut is ten aanzien van het verkeerslawaai (geen oplossing voor vliegtuigverkeer). Een nog beter alternatief is een venster in de buitenwanden te steken. Dit heeft architecturale gevolgen en noodzaakt ondermeer een bouwaanvraag. 5. De akoestische renovatie van dakkoepels en lichtstraten: De Rw+Ctr-waarde van dergelijke koepels blijft erg beperkt (< 23 dB). Het aanbrengen van een gelaagde glasplaat (bvb. 44.2 PVB – Rw+Ctr = 35 dB) onder de koepel (zodat een bijzonder grote spouwbreedte ontstaat) geeft aanleiding tot Rw+Ctr-waarden voor het geheel > 40 dB. Idealiter wordt een absorberende wandbekleding geplaatst tegen de dagopening in de spouw tussen koepel en nieuw aangebrachte glasplaat. Deze werkzaamheden vergen het aanbrengen van een houten kader die voldoende lekdicht gemonteerd wordt tegen de bestaande
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – II. Maatregelen
5.21
dagopening. Het geheel zal slechts voldoen aan de akoestische verwachtingen indien ook de structuur van de dagopening de prestaties niet negatief beïnvloedt.
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – II. Maatregelen
5.22
Ventilatievoorziening Duurzaam bouwen: de noodzaak tot ventileren Om de aanwezige schadelijke stoffen, vocht en geuren in de binnenlucht af te voeren of te verdunnen, is ventileren met verse lucht noodzakelijk. Bijgevolg zal de kans op condensatie en schimmelvorming gevoelig afnemen en wordt ook voldoende luchttoevoer voor bewoners en verbrandingstoestellen gegarandeerd. Bovendien komt een afdoende ventilatie ook ten goede aan de binnenluchtkwaliteit waardoor komfortklachten tot zelfs ernstige gezondheidsrisico’s tot een minimum beperkt kunnen worden. Om deze afdoende ventilatie te realiseren zijn er echter specifieke technische voorzieningen nodig. Het eenvoudigweg openen van ramen of deuren veroorzaakt immers een aantal problemen, zoals een onvoldoende bescherming tegen inbraak en weersomstandigheden, tochtproblemen, sterke afkoeling, verhoogde energiekost en onaanvaardbare toetreding van het buitenlawaai. Voorschriften betreffende “Ventilatievoorzieningen in woongebouwen” die in België van kracht zijn, liggen vervat in de NBN D 50-001. Deze normerende tekst verschaft richtlijnen om problemen ten gevolge van een gebrekkige ventilatie te voorkomen door de eisen voor de nodige ventilatievoorzieningen in woongebouwen of gedeelten van gebouwen met een woon- of verblijffunctie vast te leggen. Het is de opdracht van de ontwerper-uitvoerder om deze voorzieningen aan te brengen en de vrijheid van de bewoner om ze te gebruiken. Een evenwichtige ventilatiestrategie wordt vooropgesteld onder de vorm van twee uitgangspunten. Ten eerste dient de gebouwenschil luchtdicht afgewerkt te worden. Dit vereist een goed ontwerp en dito uitvoering van bouwdetails om zowel een basisventilatie als een intensieve ventilatie mogelijk te maken. Een tweede uitgangspunt vormt het voorzien van een gecontroleerde ventilatie, waaronder een regeling naar behoefte en een vastgelegde zin van de ventilatiestromingen verstaan wordt. De NBN D 50-001 voorziet richtlijnen om de nodige ventilatie in drie categorieën te realiseren: •
Basisventilatie. Dit is de ventilatie onder normale omstandigheden waarbij de luchtkwaliteit en het vochtgehalte onder controle worden gehouden door middel van beperkte luchtdebieten.
•
Intensieve ventilatie. Deze vorm van ventileren dringt zich op onder ongewone omstandigheden (piekvervuiling) en vereist een groter debiet.
•
Ventilatie van speciale ruimten. Ruimten zoals garages, kelders, zolders, bergingen en gemeenschappelijke gangen behoeven aparte ventilatievoorzieningen, los van de basisventilatie.
Wat de basisventilatie betreft, wordt volgend ventilatieprincipe gehanteerd. Toevoer van verse lucht vindt plaats in de “droge ruimten”, te weten de woonkamers, slaapkamers, studeer-, speel- en hobbyruimten. Doorstroming van de toegevoerde lucht naar de omliggende vertrekken gebeurt rechtstreeks via openingen rond binnendeuren en in tussenwanden alsook onrechtstreeks via “circulatieruimten” zoals de gang, de hall en het trappenhuis binnen eenzelfde wooneenheid. Afvoer van vervuilde lucht geschiedt via de “natte ruimten”, met name de ruimten waar de grootste ‘vervuiling’ optreedt zoals de keuken, de badkamer, de WC en de wasruimte. Zowel de toevoer van verse lucht als de afvoer van vervuilde lucht kan op natuurlijke wijze via manueel of automatisch regelbare toe- en/of afvoeropeningen verlopen alsook op gedwongen of mechanische wijze via een ventilator, een leidingennet en toe- en/of afvoermonden. Dit gegeven leidt tot een indeling in vier vereenvoudigde systemen A, B, C en D (Tabel II.3).
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – II. Maatregelen
5.23
AFVOER
TOEVOER natuurlijk mechanisch natuurlijk A B mechanisch C D Tabel II.3 : Indeling ventilatiesystemen. Hierbij wordt de realisatie van een quasi-permanente luchtstroom nagestreefd met een nominaal debiet qn (in dm³) gelijk aan de vloeroppervlakte van het vertrek in kwestie in m² (Formule II.1). [II.1]
qn= oppervlakte [m²] x 1 dm³/s
Bij natuurlijke toevoer en/of afvoer dient aan deze eis te worden voldaan bij een opgelegd drukverschil van 2 Pa over de ventilatieopening. Deze eis is geldig voor alle woonvertrekken met uitzondering van de WC waar een richtwaarde van 7 dm³/s wordt vooropgesteld. Naast richtwaarden vermeldt de norm ook grenswaarden voor het nominaal ventilatiedebiet en dit per kamertype, zowel voor aanvoer, doorstroming als voor afvoer. (Tabel II.4) RUIMTE Voor alle woonruimten TOEVOER: Woonkamer, slaapkamer, studeerkamer, speelkamer, hobbykamer,... AFVOER: Keuken, badkamer, wasplaats,... DOORSTROMING of TOEVOER: Gangen, dagen nachthal, trappenhuis Grenswaarden per kamer TOEVOER: Woonkamer Slaap-, studeer-, hobbykamers AFVOER: Gesloten keuken, badkamer,... Open keuken WC
NOMINAAL VENTILATIEDEBIET 1 dm³/s per m² vloeroppervlakte
Min. 21 dm³/s, mag beperkt tot 10 dm³/s /persoon Min. 7 dm³/s, mag beperkt tot 10 dm³/s /persoon Min. 14 dm³/s, mag beperkt tot 21 dm³/s Minimum 21 dm³/s 7 dm³/s
Tabel II.4 Nominaal ventilatiedebiet volgens NBN D 50-001. De doorstroomopeningen worden aangebracht in binnenwanden of binnendeuren onder de vorm van een niet-afsluitbaar rooster met een nominaal debiet van 7 dm³/s bij een drukverschil van 2 Pa of een spleet van 70 cm² onder en rondom deuren. Wat de keuken betreft, gelden respectievelijk de waarden 14 dm³/s en 140 cm². In geval van tijdelijk hoge bezetting, oververwarming of hoge produktie van geuren en vocht volstaat de basisventilatie niet en is een intensieve ventilatie via opengaande ramen of deuren in buitenwanden noodzakelijk in elke kamer. De eis die gesteld wordt aan de netto-oppervlakte van het opengaande deel bedraagt 6,4% van de vloeroppervlakte in geval de opengaande ramen en/of deuren zich in slechts één buitenwand bevinden. Indien de opengaande ramen en/of deuren zijn aangebracht in twee verschillende buitenwanden wordt de eis gereduceerd tot 3,2% van de vloeroppervlakte. De ventilatie van speciale ruimten gebeurt onafhankelijk van de basisventilatie. NBN D 50-001 voorziet hieromtrent een aantal specifieke voorschriften naargelang het gebruik van de ruimte. Zo dient een berging over minstens 2 doorstroomopeningen van minimum 150 cm² te beschikken indien de vloeroppervlakte meer dan 1,5 m² bedraagt en het volume meer dan 3 m³. Hierbij dient de onderste doorstroomopening (toevoer) aangebracht te worden op een maximale hoogte van 20 cm boven het vloeroppervlak, de bovenste (afvoer) op minimaal 1,80 m. Indien een rechtstreeks afvoerkanaal naar buiten is voorzien, volstaat enkel de onderste doorstroomopening. Voor een garage met vloeroppervlakte kleiner dan 40 m² wordt aanbevolen de verluchtingsopeningen in contact met de buitenlucht aan te brengen op een maximale hoogte van 40 cm, verdeeld over de verschillende buitenwanden. Hierbij dient de totale vrije oppervlakte van de openingen minstens 0,2% van de vloeroppervlakte te bedragen. Indien de garage over een vloeroppervlakte van meer dan 40 m² beschikt, is mechanische afzuiging noodzakelijk. Wat kelders en zolders betreft zijn kleine raampjes toegelaten als ventilatiedevies, mits de vrije sectie minstens 140 cm² bedraagt. Ventilatieroosters met een
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – II. Maatregelen
5.24
totaal debiet van 50 m³/h bij een drukverschil van 2 Pa zijn eveneens toepasbaar. In gemeenschappelijke gangen of een trapzaal zijn mechanische afzuigsystemen niet toegelaten. Deuren die toegang tot deze ruimten verlenen, dienen brandwerend en voldoende luchtdicht uitgevoerd te worden. Een lekdebiet van maximaal 14 dm³/s bij een drukverschil van 50 Pa is toegestaan. De natuurlijke toevoer- en afvoeropeningen zijn regelbaar en moeten aangebracht worden in een buitenwand, tenzij ze aansluiten op een horizontale koker met een minimale vrije doorsnede (in m²) gelijk aan 1,4 maal het volume van de ruimte (in m³), die uitmondt in de buitenlucht. De toevoer geschiedt via de openingen onderaan, de afvoer bovenaan. Samen staan ze in voor een totaal debiet (in m³/s) van 0,14 maal het volume van de ruimte (in m³) bij een drukverschil van 2 Pa.
Figuur II.11 Ventilatie type C (Tabel II.3): combinatie mechanisch afzuigsysteem en natuurlijke toevoer via ventilatieroosters.
Figuur II.12 Mechanisch toevoersysteem met hoge Dn,e,w-waarde: Dn,e,w(C;Ctr)= 50 (2;-5) dB (Innosource Sonair S+/m).
Het voorwerp van deze tekst “ventilatieroosters” in acht genomen, concentreren we ons verder op de regelbare toevoeropeningen (RTO) voor natuurlijke ventilatie. Ventilatieroosters, ingebouwd in vensters of muren, garanderen immers de toevoer van verse buitenlucht maar bieden daarentegen geen garantie betreffende luchtafvoer. Ze worden eveneens aangewend voor de dwarsventilatie van speciale ruimtes zoals zolders en kelders (zie boven). Ventilatieroosters –of RTO’s in het algemeen- worden enkel aangebracht in “droge ruimten” (zie boven), zijn niet noodzakelijk in “circulatieruimten” van eengezinswoningen en worden soms aangewend als bijkomende toevoeropening in “vochtige” ruimten om te grote onderdrukken te voorkomen. Wat de basisventilatie betreft, dienen de RTO’s een nominaal debiet qn te verschaffen (zie terug). Het maximaal toegelaten debiet bedraagt 2qn. Voor de dimensionering van de RTO’s kan men beroep doen op volgende vuistregel: Bij een drukverschil van 2 Pa & opening van 10 cm²
Debiet doorheen opening 1dm³/s (dus: gemiddelde luchtsnelheid 1m/s) De norm stelt een aantal bijkomende voorwaarden betreffende de RTO’s. Zo moeten de natuurlijke of vrije toevoeropeningen afsluitbaar en regelbaar zijn. De manueel regelbare toevoerroosters of klapraampjes moeten ofwel beschikken over minstens 5 standen, ofwel voorzien zijn van een regeling die continu verloopt tussen de open en de gesloten toestand. Bij de zelfregelende roosters wordt de doorlaatsectie automatisch aangepast aan het drukverschil, de temperatuur, de relatieve vochtigheid, enz. De doorlaatsectie mag maximaal 2 maal de vereiste sectie bedragen. Bovendien mag de toevoeropening geen tochthinder noch een verhoging van het risico op inbraak veroorzaken en wordt het bij voorkeur op een hoogte van
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – II. Maatregelen
5.25
1,80 m ingebouwd. Indien niet aan deze laatste eis voldaan kan worden, dient de plaatsing te gebeuren met het oog op een zo snel mogelijke vermenging met de warme lucht vanwege de verwarmingslichamen. Andere prestatie-eisen die vooropgesteld worden in de NBN D 50-001 zijn eisen met betrekking tot het maximaal toegelaten lekdebiet, de akoestische kwaliteit, de thermische kwaltiteit, de waterdichtheid, de constructieve veiligheid, sterkte en stijfheid, de wering tegen insekten e.d., het onderhoudsgemak, de montage- en onderhoudsvoorschriften, de netheid bij ingebruikname, de materiaal-karakteristieken, de geometrische kenmerken, de geluidproduktie, de bedieningsmogelijkheden en de duurzaamheid van de bediening van de natuurlijke toevoeropeningen. De concrete uitwerking van deze eisen alsook een uitgebreide behandeling van bovenvernoemde voorschriften is na te lezen in de volledige tekst van de NBN D 50-001, TV 192, TV 203, Digest nr. 5, 6 en 7 van 1999 (WTCB). Plaatsing van de ventilatieroosters De prestaties van ventilatievoorzieningen, zowel wat luchtverversing als geluiddemping betreft, worden in zekere mate beïnvloed door de plaatsingswijze van de toevoer- en afvoeropeningen. Een oordeelkundige plaatsing van deze ventilatie-openingen kan op vier verschillende niveaus bekeken worden, met name de keuze van het gevelvlak, de positionering in het gevelvlak, de inbouwwijze in de spouwmuurconstructie en de positionering in het vlak van de binnenmuur. De keuze van het gevelvlak waarlangs geventileerd zal worden, hangt af van de interne organisatie van het (woon)gebouw en het gehanteerde ventilatieschema. Zo zullen de regelbare toe- / afvoeropeningen aangebracht worden in de gevels die droge/natte ruimten begrenzen. Vergeet hierbij niet dat ieder gevelvlak over een andere oriëntatie beschikt en desgevallend in mindere of meerdere mate is blootgesteld aan regen en wind. De oriëntatie van het terrein speelt dus ook uit ventilatieoogpunt een belangrijke rol bij de inplanting en indeling van het gebouw. Eenmaal de ‘ventilatiegevels’ vastgelegd, dient ook -in de mate van het mogelijke- een oordeelkundige keuze gemaakt te worden wat de positionering van de RTO’s en de RAO’s in het gevelvlak zelf betreft. In de nabijheid van hoeken of randen manifesteren zich overdrukzones onder invloed van luchtverplaatsingen. Dit kan de goede werking van de ventilatievoorzieningen in het gedrang brengen. Bovendien zal het geluiddrukniveau aan gevelranden (tweevlakshoeken) en gevelhoeken (drievlakshoeken) met respectievelijk 3 dB en 6 dB toenemen onder invloed van bijkomende reflecties. Voornamelijk hinder vanwege laagfrequent geluid doet zich onder invloed van deze bijkomende reflecties voor. Ook de hoogte speelt uiteraard een rol in de beïnvloeding van luchtdruk en lawaaibelasting. Zo nemen de overdrukzones toe met de hoogte en neemt de geluidbelasting over het algemeen af met de hoogte. Bovendien kan er extra geluidoverdracht optreden door rechtstreekse instraling wanneer de elevatiehoek van het gebouw meer dan 15° bedraagt. Wat de positionering van de ventilatieopeningen ten opzichte van het buitenspouwblad betreft, kan een vergelijkend schema opgesteld worden, waarbij de invloed van de inbouwwijze van een verluchter uitgerust met demper op de geluidreductie Dn,e en de ventilatiecapaciteit qv onderzocht wordt. Mogelijke invloedsparameters zijn de inbouwdiepte- en hoogte, de vormgeving van de toegangsweg (lengte, met of zonder knik,...) en het type van verluchter. Volgende inbouwwijzen kunnen bijgevolg getoetst worden op geluidreductie en ventilatiecapaciteit: -
A: boven een kozijn (zonder toegangsweg)
-
B: achter een spleet (met horizontale toegangsweg)
-
C: diep boven een kozijn (met vertikale toegangsweg)
-
D: diep achter spleet (met geknikte toegangsweg: horizontaal en vertikaal stuk)
De beste resultaten worden verkregen met plaatsing van de verluchter achter een spleet (B): hier wordt een evenwichtig compromis van de tegenstrijdige grootheden Dn,e en qv nagestreefd, waarbij zowel de luchtverversing als de geluiddemping aanvaardbaar blijven. De vormgeving
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – II. Maatregelen
5.26
van de toegangsweg blijkt meer invloed te hebben dan de positionering in de diepte (vergelijk B en C). Een toegangsweg vermindert echter de ventilatiecapaciteit met 10 %. Om deze nefaste invloed te compenseren kan de oppervlakte van het rooster met 10 % uitgebreid worden waardoor evenwel de geluidreductie met 0,5 dB(A) afneemt. Tenslotte kan ook de positionering van de toevoer- en afvoeropeningen in het vlak van de binnenmuur bekeken worden. Zo zal ook hier de nabijheid van harde oppervlakken een invloed hebben op het waargenomen geluiddrukniveau, uitgedrukt door de directiviteit Q. Wordt het rooster geplaatst in een vlakke muur, dan zal het geluid zich verspreiden over een halve bol (Q = 2). Dit resulteert in een toename van het geluiddrukniveau met 3 dB. Waar twee harde oppervlakken samenkomen (tweevlakshoek) zal het geluid zich verdelen over een kwartbol (Q = 4), hierdoor zal het geluiddrukniveau met 6 dB toenemen. Een supplementair geluiddrukniveau van 9 dB wordt veroorzaakt door de plaatsing van het rooster in de nabijheid van een drievlakshoek (Q = 8). Naarmate de oppervlakte van het rooster toeneemt, zullen er meer reflecties optreden door het groter aantal raakvlakken, met hogere geluiddrukken tot gevolg. Bovendien spreidt de geluiddruk bij grote roosters zich niet gelijkmatig uit over een halve/vierde/achtste sfeer, maar is ze groter recht voor het rooster. Bij nog grotere roosters (A > 0,2 m²) blijft de directiviteit ongeveer constant over een hoek van 45°. Om tochthinder vanwege de geconcentreerde ventilatielucht te voorkomen, is het van belang een minimale hoogte van 1,80 m boven de vloer te respecteren. Indeling ventilatieroosters De keuze in ventilatieroosters en bijhorende ventilatievoorzieningen is vrijwel onbeperkt. Een indeling van de verschillende geluidgedempte ventilatie-voorzieningen dringt zich bijgevolg op. Een fundamentele indeling is wellicht -gezien de opzet van deze tekst- deze volgens het werkzame dempingsprincipe. We onderscheiden alvast twee grote groepen van gedempte ventilatievoorzieningen of suskasten, deze met een actieve werking en deze met een passieve werking. De actieve werking steunt op het principe van destructieve interferentie waarbij het ongewenste geluid wordt ’geneutraliseerd’ door superpositie van een identiek antifase geluid. Deze techniek vereist permanente detectie en emissie van geluidgolven, gestuurd door de nodige electronica. Bijgevolg is actieve geluidcontrole een zeer dure aangelegenheid gezien de hoge werkingskosten en initiële kosten. Echter, waar andere dempingsmechanismen werkzaam zijn in de midden– en hoge frequentiezones, dempen ventilatiesystemen met actieve geluidcontrole 1 ook laagfrequent geluid . Dit gegeven kan van doorslaggevende aard zijn voor toepassingen in een omgeving zwaar belast met laag frequent lawaai afkomstig van grote dieselmotoren (treinen, schepen, energiecentrales, vliegtuigen,...). Bovendien is dit systeem vrij effectief voor de afzwakking van zuivere tonen met constante frequentie, al worden deze normaal gezien niet waargenomen als omgevingslawaai.
Figuur II.13 Actieve ventilatiedemper.
1
Onder laagfrequent geluid wordt lawaai met aanzienlijke akoestische energie in het frequentiegebied onder de 160 Hz verstaan.
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – II. Maatregelen
5.27
Passieve dempingssystemen daarentegen regelen zichzelf eenmaal de dempingsvoorzieningen zijn aangebracht. Dit betekent een kostenbesparing in vergelijking met de actieve dempingssystemen. Passieve dempingsmechanismen kunnen verder onderverdeeld worden in systemen met een dissipatieve of een reactieve werking.
Foto II.2 Akoestisch gedempte ventilatieroosters. Dempers met een dissipatieve werking spelen in op het absorptiefenomeen vanwege een verhoogde luchtstromingsweerstand. Hiertoe dienen poreuze materialen of voldoende samengedrukte, opencellige kunststofschuimen aangewend te worden. In het contact dat ontstaat tussen de ventilatielucht en het absorberend materiaal, wordt geluidenergie omgezet in warmte en mechanische energie (trilling vezels absorptiemateriaal). Bovendien kan de contactoppervlakte en de contactduur opgedreven worden door in te spelen op de breedte en de vorm van de doorlaatopening met een efficiëntere absorptie tot gevolg. Zo wordt in een kant en klare inbouwsuskast een bochtig parcours gecombineerd met geluidabsorberende materialen. Het spreekt voor zich dat de suskast op zich over een voldoende hoge akoestische isolatiewaarde dient te beschikken, zoniet heeft haar geluiddempend vermogen geen enkel nut. Algemeen kan het geluidabsorberend materiaal aangebracht worden tegen de wanden van het ventilatiekanaal. In dit geval is het mogelijk de contactoppervlakte te vergroten door de sectie te verdelen met behulp van absorberende tussenschotten. Een rechthoekige sectie biedt, gezien haar grotere omtrek, ook meer demping dan een circulaire. Haar geringe stijfheid kan daarentegen extra geluidafstraling veroorzaken. Bij grotere kanaalsecties kunnen, met het oog op het vergroten van de contactoppervlakte, extra obstakels uit absorberend materiaal aangebracht worden. Zowel het verdelen van de sectie als het aanbrengen van extra obstakels veroorzaakt een sectiewijziging die leidt tot grote energieverliezen. Het ventilatievermogen mag hierdoor niet al te zeer in het gedrang komen. Er moet bijgevolg een compromis tussen dempingsvermogen en drukverlies tot stand komen door een oordeelkundige keuze van de belangrijkste invloedsparameters: de geometrie, het absorberend vermogen van de aangewende materialen en de lengte van de demper. Wat de gebruikte materialen betreft, dient echter niet enkel het absorberend vermogen in acht genomen te worden, maar tevens de brandweerstand, weerstand tegen ontrafelen, porositeit, rugositeit, kostprijs, enz. Een absorptiemateriaal dat volgens deze criteria goed scoort, is minerale wol. Het wordt in de praktijk dan ook onder allerlei vormen veelvuldig toegepast.
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – II. Maatregelen
5.28
Foto II.3 Esthetische wegwerking ventilatieroosters achter het buitenspouwblad, doorsnede en binnenzicht. Het grootste voordeel van een hoofdzakelijk dissipatieve demping ligt in de breedbandige geluidreductie en de gegarandeerde demping van minstens 25 dB.
Figuur II.14: Muur- en dakventilatieroosters gebruikt bij akoestische renovatie. Rechtsonder: de monumenten-ventilatierooster waarbij het rooster weggewerkt kan worden in het buitengevelblad. De reactieve werking berust op het creëren van voldoende “impedantie mismatches” of hindernissen zoals abrupte sectiewijzigingen of discontinuïteiten in het ventilatiekanaal waardoor akoestische energie gedeeltelijk heen en weer- of teruggekaatst wordt. De geometrische vormgeving van het ventilatiekanaal speelt dus een belangrijke rol en vertaalt zich meestal in plaatselijke sectievernauwingen of –verbredingen. Bij wijziging van de doorlaatopening heeft er immers een impedantieovergang plaats die naargelang de omvang van deze overgang, reflecties van akoestische energie in de hand werkt. De grootte van de ingangsdiameter bij een plaatselijke verbreding van het kanaal is hierbij een belangrijke parameter en bepaalt de omvang van deze geluidverzwakking. De lengte van de lokale sectieverbreding bepaalt de frequentie van het geluid dat gedempt wordt:
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – II. Maatregelen
5.29
Le =
λn 4(2n + 1)
[II.2]
waarin:
Le
λn n
lengte van de demper golflengte van geluid dat gedempt wordt = 0,1,2,3,…
Bijgevolg volstaat een demper (lokale verbreding) waarvan de lengte maximaal de golflengte van de te dempen grondtoon bedraagt (Formule II.2). Dit dempingsmechanisme is voornamelijk werkzaam beneden de 500 Hz. Een reactieve demper garandeert een doeltreffende absorptie van akoestische energie in combinatie met slechts een kleine hoeveelheid absorberend materiaal. Bovendien doet men bij een hoofdzakelijk dissipatieve geluiddemping dikwijls beroep op het reactieve dempingsmechanisme om uitgesproken frequenties te verzwakken. Een bijzondere soort van reactieve dempers zijn de resonatoren zoals kwartgolfresonatoren en Helmholtzresonatoren. Beide systemen doen beroep op resonantieholten die fungeren als akoestische filters. In principe maken de reeds besproken reactieve dempers ook gebruik van resonantieholten maar, in tegenstelling tot de “resonatoren”, mét luchtdoorstroming. Zo wordt de resonantieholte bij een Helmholtzresonator zijlings verbonden met het doorstroomkanaal via een aantal smalle buisjes. Er stroomt met andere woorden geen ventilatielucht doorheen de resonantieholte (analoog bij de kwartgolfresonatoren). Het is in feite de lucht in de vernauwing (buisjes) die resoneert op het achterliggende veerkussen (de lucht in de resonantieholte). Tijdens deze energierijke beweging zorgt het aangebrachte absorptiemateriaal in de buisjes ervoor dat, onder invloed van de luchtwrijving, akoestische energie gedissipeerd wordt. Deze energiedissipatie vindt plaats bij de resonantiefrequentie, bepaald door de sectie S en de lengte L van de buisjes en het volume V van de resonantieholte (Formule II.3)
ω0 = c
S V (l + 2∆l )
[II.3]
Zoals blijkt uit de bovenstaande beschrijving van het werkingsprincipe, kan een reactieve werking nooit los gezien worden van een aanvullende dissipatieve werking, waardoor het werkingsgebied gevoelig uitgebreid wordt. Om tenslotte lawaaihinder vanwege de luchtstroming zelf te voorkomen, dient de snelheid in de kanalen beperkt te blijven tot 15 m/s. Opletten met de karakteriserende grootheid Dn,e,w! Belangrijk is de grootheid waarmee de ventilatieroosters akoestisch gekarakteriseerd worden. Zeer grote, industriële ventilatieroosters en suskasten (akoestisch sterk gedempte ventilatieroosters) kunnen een oppervlakte van meer dan 1 m² hebben. Hun akoestische karakterisatie verloopt op dezelfde manier als de meeste bouwelementen en wordt weergegeven door de grootheid Rw(C;Ctr). Kleinere ventilatieroosters (bvb. gebruikt in de woningbouw) hebben een oppervlakte dat kleiner is dan 1 m². De correcte aanduiding voor bouwelementen kleiner dan 1 m² gebeurt door de grootheid Dn,e,w (C;Ctr) en levert een nogal rooskleurig beeld op van de akoestische prestatie wanneer men gewoon is te denken in de traditionele grootheid Rw die voor andere bouwelementen wordt gebruikt. Het verschil tussen beide grootheden bedraagt: Dn,e – R = 10.log(10)-10.log(S). S is hierbij meestal een stuk kleiner dan 1 m² zodat het verschil tussen beide grootheden aanzienlijk meer dan 10 dB bedraagt! Men mag dus niet zomaar redeneren in termen van gelijkwaardige bouwelementen: een beglazing van 35 dB en een ventilatierooster kiezen van 35 dB levert geen homogeen geheel op omdat de vermelde getalswaarden andere grootheden betreffen … Een correcte gevelberekening volgens EN ISO 12354-3:2000 is dus noodzakelijk!
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – II. Maatregelen
5.30
Vlakke daken Inleiding Bij vlakke daken uit steenachtig materiaal (betonplaat, welfsels, baksteenpotten met druklaag,..) is de geluidverzwakkingsindex van het dak functie van de massawet en dus vrij aanzienlijk. Rw+Ctr-waarden van aanzienlijk meer dan 40 dB mogen verwacht worden. Wel is het oppassen geblazen voor halfzware dakconstructies (bvb. uit prefabplaten uit cellenbeton). De gewogen geluidverzwakkingsindex blijkt slechts iets hoger dan 40 dB. Bij een geringe hoogte van het er onder gelegen vertrek kan de geluidwering te zwak worden (rekening houdende met de term 10.log(V/3S)! Bij lichte dakconstructies kan een probleem optreden voor hoger gevraagde geluidweringen. De gewogen geluidverzwakkingsindex van dergelijke constructies is sterk afhankelijk van de opbouw van het dak. Bij nieuwbouw kan dit optimaal ontworpen worden, maar bij een bestaande toestand zal sanering veelal noodzakelijk zijn. Sanering langs de binnenzijde Door het aanbrengen van een nieuw verlaagd plafond probeert men een akoestisch ideale dubbelwandige constructie op te bouwen. In de eerste plaats dient het bestaande dak op evidente geluidlekken onderzocht te worden. Indien deze aanwezig zijn, dient eerst hieraan geremedieerd te worden opdat het drie-kamer-model voor de geluidtransmissie niet dominant zou worden. Bouwvoorschriften voor het aanbrengen van het verlaagde plafond (Figuur II.15 en Tabel II.5): Aanbrengen van een verlaagd plafond bestaande uit 2 x 12,5 mm gipskarton, geschrankt bevestigd op een onafhankelijk dragend metalstud regelwerk uit C- en U-profielen dragend van muur tot muur. De te respecteren spouwhoogte tussen het bestaande afgewerkte plafond (dat niet afgebroken wordt!) en het nieuwe plafond bedraagt minstens 10 cm en wordt volledig gevuld met minerale wol, densiteit onbelangrijk, dampscherm voorzien aan de warme zijde!
Figuur II.15 Sanering van een plat dak langs de binnenzijde.
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – II. Maatregelen
5.31
Tabel II.5 Gegevens van een fabrikant i.v.m. maximale overspanningen met de licht metalen profielen. De andere gipskartonfabrikanten (Knauf, Placoplâtre,…) hebben vrij analoge gegevens. Sanering langs de buitenzijde 1) Beperkte draagkracht van het bestaande dak: Deze actie kan natuurlijk niet beperkt worden tot enkel het dak van de slaapkamer. Afhankelijk van de overspanning kunnen diverse acties overwogen worden. Traditioneel gebeurt dit met behulp van een nieuwe, houten draagstructuur (dragend van muur tot muur) met beplating waarop de waterdichtheidslaag wordt aangebracht. In de vide tussen het oude en het nieuwe dak wordt minerale wol aangebracht (minstens 10 cm, densiteit onbelangrijk). Een dergelijke actie is natuurlijk duur! Een alternatief kan er in bestaan metalen sandwichplaten te gebruiken. waterkerende laag vezelcementplaten (3 x 15 mm - 1600 kg/m³) houten gording minerale wol houten balk lokale trillingsdempende ondersteuning dampscherm: bestaande roofing bestaande constructie
waterkerende laag houten balk lattenwerk minerale wol bekledingsplaat
Figuur II.16 Sanering van plat dak aan de buitenzijde. 2) Grote draagkracht van het bestaande dak gecombineerd met de noodzaak van een nieuwe waterdichting: Op het bestaande dak wordt eerst een laag minerale wol contactgeluidisolatie aangebracht. Daar bovenop worden zwaluwstaartplaten aangebracht die gevuld worden met een microbetonlaag (beton met een zeer fijne granulometrie) van ca. 5 cm en afgewerkt met een nieuwe waterdichting. Dit betekent een extra belasting van het dak met ca. 130 kg/m². Uiteraard moet het dak én deze meerlast én de klassieke dakbelasting (wind, sneeuw, water) kunnen dragen. Een alternatief kan er in bestaan een voldoende dikke laag ballast en een nieuwe waterdichting aan te brengen.
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – II. Maatregelen
5.32
Hellende daken Inleiding Tientallen jaren geleden was de verdieping onder het hellend dak een zolder. Hoewel het hellende dak slechts een geringe luchtgeluidisolatie had, vormde de zolder een akoestisch goede bufferruimte voor de geluidtransmissie naar de onder de zoldervloer gelegen slaapkamers. De geluidisolatie van het geheel wordt aldus in hoofdzaak bepaald door het driekamermodel, m.a.w. met een vrij hoge geluidisolatie. Toen was er overigens ook aanzienlijk minder buitenlawaai. Nu is de situatie drastisch veranderd: niet alleen bevinden de slaapkamers – de akoestisch meest gevoelige ruimtes – zich direct onder de hellende daken, ook het buitenlawaai is aanzienlijk toegenomen. Hoewel het eigenlijk niet kan, wordt de geluidwering van een ruimte wel eens vergeleken met de geluidverzwakkingsindex van een onderdeel van zijn gevel. Erg belangrijk is dat deze getalwaarde voor ruimtes onder een hellend dak (sterk) lager kan liggen dan de geluidverzwakkingsindex van het dak. Een eerste evidente reden is de moeilijk te realiseren lekdichtheid in de aansluiting tussen de verschillende geveldelen (zeker met de verticale wanden). Dit is niet de enige reden: men mag niet uit het oog verliezen dat de verhouding tussen het aan lawaai blootgestelde oppervlak van de gevel en de te beschermen binnenruimte erg nadelig is (veel nadeliger dan voor ruimten die niet onder het dak gelegen zijn). De term 10.log(V/3S) (in de relatie tussen de prestatie van het bouwelement en de geluidwering van de ruimte in EN ISO 12354-3:2000) zal sterk negatief worden! Immers: Door elke m² van de gevel (bvb. het hellende dak) dringt een bepaald geluidvermogen heen (= intensiteit). Hoe groter dit invallend geluidvermogen (intensiteit x aantal m²) voor een vast volume, hoe groter het geluiddrukniveau binnen. (Wat plastischer uitgelegd: stel elke m² voor als een kleine luidspreker die geluid afstraalt met een vast vermogen. Voor een bepaald vast volume, zal het totale geluiddrukniveau binnen toenemen met het aantal luidsprekertjes…) Belangrijke parameters Een uitvoerig vergelijkend akoestisch onderzoek (onderzoeksprogramma WTCB-KUL-CEDIA in 1995) toonde duidelijk aan dat de aard van de dakbedekking (betonnen dakpannen, gebakken aarde, kunst- of natuurleien….) slechts een kleine invloed had. Hooguit enkele dB (< 4 dB) konden voor een zelfde basisdak met verschillende dakbedekking vastgesteld worden. Voor traditionele daken en daken opgebouwd uit geprefabriceerde spantjes zijn de belangrijkste parameters die een invloed hebben op de geluidverzwakkingsindex van het dak: • •
•
De geluidlekdichtheid van het dak in zijn aansluiting met de geveldelen, binnenwanden en doorboringen (dakvlakvensters, schouwen, ventilatie,…); De aard van het onderdak (hiermee bedoelen we laatste neerslagbescherming onder de tengels): wanneer deze uit een folie bestaat blijkt de geluidwering terug te lopen, een onderdak uit plaatmateriaal met oppervlaktemassa ≥ 4 kg/m² (bvb. menuiserite) blijkt tot opvallend betere resultaten te leiden; De onderafwerking (hiermee bedoelen we het vanuit de slaapkamer zichtbare deel van het dak) is belangrijk, in het bijzonder zijn geluidlekdichtheid, zijn oppervlaktemassa en vooral de ontkoppeling met de rest van de bovenbouw van het dak.
Voor dakconstructies opgebouwd uit dakpanelen (enkel- of dubbelschalig) zijn de belangrijkste parameters de geluidverzwakkingsindex van het dakpaneel en het bestaan van een eventuele extra zichtbare onderafwerking. De geluidwering van de zogenaamde LICHTE, zelfdragende dakpanelen, (een draagstructuur uit dunne houten balkjes, een meestal dunne onderafwerking en een vulling met thermische isolatie) blijken zeer zwak te scoren, vooral de panelen met dunne onderafwerking en een stijve geslotencellige thermische isolatie halen een bedroevend slechte geluidisolatie. Dit is niet alleen nefast voor de geluidwering ten aanzien van het buitenlawaai, ook in stille gebieden kan het problemen scheppen door een te beperkte privacy: gesprekken, enz. binnen worden buiten hoorbaar, soms zelfs verstaanbaar! Het is akoestisch
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – II. Maatregelen
5.33
riskant dergelijke panelen te gebruiken indien geen extra verlaagd plafond voorzien wordt. De geluidwering van de zogenaamde ZWARE, zelfdragende kofferpanelen scoort beduidend beter tot matig beter dan het traditionele dak. Dergelijke kofferpanelen bestaan uit een houten balkstructuur waarop onderaan een zwaardere, houtachtige plaat bevestigd is. De thermische vulling kan uit PUR, EPS of minerale wol bestaan. De akoestische prestaties voor een dak – alle andere parameters gelijk- is het best met minerale wol als thermische vulling. De geluidwering van klassieke, niet-akoestisch bestudeerde dakconstructies In de Tabel II.6 worden enkele dakconstructies symbolisch voorgesteld. Om wat plaats te winnen in de uiteindelijk tabel werden de hellende daken hier horizontaal voorgesteld. Alle resultaten worden vergeleken met de prestatie van het basisdak. OPGELET: zoals reeds een paar keer gesteld werd, betreft het hier laboratoriumresultaten. De opbouw in het laboratorium was nagenoeg perfect lekdicht aan de randen. Een dergelijke perfecte uitvoering lijkt in situ weinig waarschijnlijk. De hiernavolgende resultaten dienen voor de geluidverzwakkingsindex dan ook als een mogelijke bovengrens gelezen te worden. Eerder dan de absolute waarde dient de relatieve prestatie van de ene constructie tot de andere bekeken te worden. VOORSTELLING met weglating vulling
VULLING SPOUW
de meetgegevens hieronder hebben alle betrekking op een traditioneel dak met een onderdak bestaande uit menuiserite platen en Eternit kunstleien als dakbedekking. De gordingen bestaan uit kepers 18 cm x 5 cm. De kepers bestaan uit balkjes van 85 mm hoog. Het basisdak heeft geen thermische isolatie noch onderafwerking.
FIGUUR 1 BASISDAK:
c
d
d e a
f a
k
Deze meetgegevens hiernaast en hieronder zijn echter overdraagbaar voor elke willekeurige dakbedekking die draagt op panlatten, die vervolgens dragen op tengels en waaronder een onderdakplaat van minstens 4 kg/m² is bevestigd.
overspanning is o.a. functie v/d belasting
fig. a1
Rw = x dB
VOORSTELLING met weglating isolatie
met isolatie
d e a
f
50
p k
wanneer hieronder 5 cm minerale wol wordt aangebracht met dampscherm kan een verbetering van 2 dB vastgesteld worden. Hier wordt duidelijk geïllustreerd dat dergelijke thermische isolatie niet gelijk is aan akoestische isolatie.
FIGUUR 2:
c
d
overspanning is o.a. functie v/d belasting
fig. a2
Rw = x + 2 dB
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – II. Maatregelen
5.34
VOORSTELLING met weglating vulling d
FIGUUR 3: afwerking
d e a
f
50
a
n
VULLING SPOUW
c
k
p
v
n
houten beplanking met pen en groef
overspanning is o.a. functie v/d belasting
fig. a3
Rw = x + 9 dB
VOORSTELLING met weglating vulling
VULLING SPOUW
FIGUUR 4: onderafwerking met behulp van gipskartonplaten bevestigd op dezelfde tegenlatten. Dezelfde opmerkingen gelden als hierboven: het goede resultaat is het gevolg van een correcte uitvoering (bevestiging op de tegenlatten, optimale lekdichtheid). Dit is dus hetzelfde resultaat als met de houten bebording. In de praktijk is de kans dat de houten bebording een even goed resultaat haalt als de gipskartonplaat kleiner daar het veel moeilijker blijkt de lekdichtheid te verzekeren.
c
d
d e f
a
a
p
k
h
gipskartonplaat
met houten bebordingen (“planchetten”) bevestigd op tegenlatten (zo moet het bij correcte uitvoeringen, dit gebeurt echter in de praktijk niet altijd en dat zal akoestisch de prestatie zeker verminderen). In de spouw is 5 cm minerale wol aangebracht met dampscherm. Belangrijk zijn de uitvoeringsdetails: de bebording haakt in elkaar met pen- en groefverbinding; hoeklatjes werden aangebracht tegen de kepers en gevels. Dit alles leidt tot een hoge lekdichtheid en het vrij goede resultaat van een verbetering met 9 dB ten aanzien van het basisdak. In deze optimale uitvoering betekent dit dat voor het menselijk gehoor slechts half zo veel geluid waarneembaar wordt voor een identieke geluidbelasting als met het basisdak (energetisch is dat een verdere reductie met een factor 10)!
overspanning is o.a. functie v/d belasting
fig. a4
Rw = x + 9 dB
VOORSTELLING met weglating vulling d
d e a
f a
k
VULLING SPOUW
c
50
p
s
kartonplaat (drager) waarop 1 cm manueel bepleisterd wordt
FIGUUR 5: oplossing op basis van pleisterdrager (karton, draadnet) en bepleistering. In de praktijk leidt dit tot een hogere oppervlaktemassa dan de twee vorige oplossingen. Dit samen met de zeer goede lekdichtheid (oppassen in de aansluitingen met de randen) leidt tot nog betere resultaten: 14 dB beter dan het basisdak!
overspanning is o.a. functie v/d belasting
fig. a5
Rw = x + 14 dB Tabel II.6 : De geluidwering van klassieke, niet-akoestisch bestudeerde dakconstructies. Naar een akoestische optimalisatie van het hellend dak: basisregels Het mechanisme van de werking van de luchtgeluidisolatie steunt op oppervlaktemassa’s (massawet) en de werking van dubbelwandige constructies (massa-veer-massatransmissie, drie-kamermodel,…). De massa verhogen bij hellende daken is slechts beperkt mogelijk vanwege de draagkracht van een dergelijke constructie. Wel kan door het toepassen van optimale, dubbelwandige constructies aanzienlijk betere resultaten bekomen worden. Bij NIEUWBOUW bestaat de eerste
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – II. Maatregelen
5.35
“wand” uit de dakbedekking én de onderdakplaten, de tweede wand wordt door de onderafwerking gevormd, dus door wat zichtbaar is vanuit de ruimte onder het dak. Om tot een optimale, dubbelwandige constructie te komen dienen de 5 vuistregels van een goede, dubbelwandige constructie gerespecteerd te worden: 1) Geen hard contact tussen beide wanden: hoe de ontkoppeling tussen beide wanden opgelost wordt, wordt hieronder toegelicht; 2) Een voldoende spouw tussen beide wanden (minstens 10 cm voor dergelijke lichte wanden); 3) Poreuze absorptie in de spouw: dit kan gerealiseerd worden door een goede keuze van de thermische isolatie van het dak. Geschikte voorbeelden zijn glas- of rotswol, isolatiemateriaal op basis van cellulose, enz. ...); 4) Een goede geluidlekdichtheid: geluidlekken in één van de beide wanden veroorzaken een drastische afname van de geluidisolatie vanaf de middenfrequenties (afhankelijk van de grootte van de openingen) door het driekamermodel. Dit verklaart ook het pleidooi voor het gebruik van onderdakplaten i.p.v. de veelgebruikte folies. Deze platen met hun minimale oppervlaktemassa van 4 kg/m² leveren een voldoende dichting van de middenfrequente lekken opdat de luchtgeluidisolatie niet teveel terugvalt. Ook andere geluidlekken kunnen tot een drastische terugval in de geluidisolatie leiden. In een speciaal hoofdstuk wordt aandacht geschonken aan de geluidlekproblemen nabij de aansluitingen met de verticale wanden (gevels maar ook binnenmuren); 5) Over de coïncidentiedips dient men zich geen zorgen te maken: beide deelwanden van het systeem zijn vrij buigslap zodat deze dips zich hoogfrequent bevinden. Bij AKOESTISCHE RENOVATIE kan men best het bestaande dak met zijn onderafwerking als WAND 1 nemen, WAND 2 wordt dan een nieuwe, ontkoppelde onderafwerking. Het geheel wordt dan dusdanig uitgevoerd opdat voldaan wordt aan de regels van het goede vakmanschap voor de opbouw van een goede, dubbelwandige constructie. Naar een akoestische optimalisatie van het hellend dak: mogelijke prestatieverbeteringen in functie van diverse parameters: NIEUWBOUW “uitstekende” oplossing: (wanneer grote overspanningen, binnenhoogte en esthetiek geen probleem vormen).
85
50 50
De ontkoppeling is in deze situatie totaal: de licht metalen profielen overspannen de kamer van verticale wand naar verticale wand. De U-profielen (ook wel horizontale profielen genoemd) worden bevestigd op de verticale wanden. In de U-profielen worden de zogenaamde C-profielen geschoven (ook wel verticale profielen genoemd). Overspanningen tot 4 m en meer zijn mogelijk (zie catalogus gipskartonfabrikanten).
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – II. Maatregelen
5.36
“zeer goede” oplossing: (wanneer grote overspanningen, binnenhoogte en esthetiek geen probleem vormen).
Deze oplossing kan nog als zeer goed beschouwd worden, maar de kans op uitvoeringsfouten is groter. De oplossing is toepasbaar bij te grote overspanningen. De U-profielen worden bevestigd op de gordingen, opnieuw worden de C-profielen erin geschoven. De montage van de U-profielen is dusdanig dat de gipskartonplaat (bevestigd aan de Uen C-profielen) net niet de gording onderaan raakt.
85
25 0 45
50 50
Een andere oplossing bij te grote overspanning kan erin bestaan een extra draagbalk te steken (tussen bvb. de andere gordingen, maar dusdanig dat deze de bovendakconstructie niet raakt). Het licht metalen profielregelwerk kan dan opgebouwd worden tussen de nieuwe draagbalk en de verticale wanden. De oplossing is theoretisch beter omdat er geen contacten bestaan tussen beide wanden. Ze kan dus eveneens als “uitstekend” bestempeld worden. “Goede” oplossing (wanneer grote overspanningen, binnenhoogte (te weinig hoogte om onder de gordingen te werken) en esthetiek (liever gordingen zichtbaar) een probleem vormen. 85 15 45
15 0
50 50 50
In de oplossing hiernaast wordt gewerkt tussen de gordingen. Deze oplossing kan slechts als “goed” bestempeld worden (in vergelijking met de termen “zeer goed” en “uitstekend” hierboven), doordat diverse problemen en transmissies kunnen optreden. De ontkoppeling met het bovendak is niet optimaal (lijncontacten om de 1,20 m). De kans op lekken in de voeg met de gording is zeer reëel: hout als levend materiaal gaat werken en veroorzaakt een voeg tussen gording en gipskartonplaat. Een betere oplossing kan erin bestaan de U-profielen opnieuw tegen de verticale wanden te monteren en de C-profielen te laten overspannen van wand tot wand tussen de kepers. Ook deze oplossing vertoont het probleem met lekken in de aansluiting van de gipskartonplaten met de gordingen. Ook oplossingen met plafondprofielen bevestigd aan de kepers leiden tot min of meer dezelfde resultaten.
In de overzichtstabel (Tabel II.7) verder staan een groot aantal variaties op o.a. bovenstaande dakconstructies en hun isolatieprestaties vermeld. De eerste rij geeft de traditionele oplossingen weer, rij 2 geeft oplossingen waarbij gewerkt wordt tussen de gordingen, rij 3 geeft oplossingen waarbij gewerkt wordt onder de gordingen. De tabel laat een aantal interessante besluiten toe:
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – II. Maatregelen
5.37
⇒ Vergelijken we oplossing a4 met b2: met ongeveer hetzelfde materiaalgebruik (5 cm minerale wol, 1 gipskartonplaat) wordt door de verbeterde ontkoppeling zowat 12 dB gewonnen. ⇒ Figuren b1 tot b4 laten toe de invloed van de vulling van de spouw met akoestisch absorberende thermische isolatie te begrijpen. In deze testen werd minerale wol gebruikt. Het inbrengen van 5 cm minerale wol in een lege spouw laat toe 7 dB te winnen. Per extra 5 cm wordt zowat 2 à 3 dB gewonnen. Voor een traditionele, thermische isolatie van 15 cm minerale wol wordt een isolatie tot 11 dB hoger gevonden dan met een lege spouw (tot 25 dB meer dan het basisdak). De winst van 7 dB van de lege spouw naar de met 5 cm minerale wol gevulde spouw kan verklaard worden als 5 dB bijdrage te wijten aan de onderdrukking van de staande golven binnen de spouw, zo’n 2 dB als de isolatie van de minerale wol (zie ook figuur a2). ⇒ Figuren b5 en b6 stellen zowat dezelfde constructie voor, enkel de keuze van de thermische isolatie is verschillend. In b6 werd de minerale wol vervangen door het geslotencellig EPS. De akoestische verschillen zijn drastisch: de geluidisolatie valt terug met ca. 10 dB! Erg hoge luchtgeluidisolaties zijn dus mogelijk. Enkele belangrijke bemerkingen dienen hier echter gemaakt te worden. De prestaties gelden voor het laboratorium en dat geeft twee belangrijke verschillen met de praktijksituatie: Ten eerste kon de verzorgde opbouw in het laboratorium een perfecte lekdichtheid garanderen langs de randen. Ten tweede geldt bij de laboratoriumsituatie een geluidtransmissie tussen twee diffuse ruimten. Hierboven werd gesteld dat de geluidisolatie bij gericht en vooral scherend geluid aanzienlijk lager kan zijn dan wat de absolute cijfers in het laboratorium zouden stellen. De verbeteringstendensen tussen de diverse constructies zullen echter wel gelden. Hoger werd dit ook gebruikt ter verdediging van de voorstelling met verbeteringscijfers ten aanzien van het basisdak.
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – II. Maatregelen
5.38
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – II. Maatregelen
5.39
Tabel II.7 Overzicht van dakconstructies met hun isolatiewaarde ten opzichte van het basisdak.
afwerking ONDER gordingen
afwerking TUSSEN gordingen
TRADITIONEEL
De geluidisolatie van hellende daken opgebouwd uit dakpanelen Erg veel hangt af van het gewicht van de onderafwerking van de dakpanelen en van de aard van de thermische isolatie. Wanneer dit uit een dunne afwerking (een paar mm) bestaat, gecombineerd met een stijve thermische isolatie, dan blijkt de geluidverzwakkingsindex zeer beperkt. Door het orthotrope karakter van de panelen (een zeer grote buigstijfheid in de draagrichting, een bijzonder zwakke buigstijfheid in de richting daar loodrecht op) ontstaat een groot coïncidentieplateau. Gecombineerd met het lichte gewicht (massawet), geeft dit alles een bedroevend resultaat voor de geluidwering in situ. De geluidverzwakkingsindex zal echter toenemen bij een onderafwerking op basis van zware platen (bvb. een plaat van 18 mm) en wordt nog beter wanneer minerale wol als thermische isolatie gebruikt wordt. De geluidwering in situ van dergelijke constructies is zelfs iets beter dan traditionele dakconstructies. Naar een akoestische optimale RENOVATIE van het hellend dak: Bij renovaties langs de onderzijde kan best het bestaande dak als wand 1 genomen worden. Figuur II.17 geeft de renovatie weer van een dergelijk dak:
Figuur II.17 Renovatie van hellend dak aan de binnenzijde Bij afwerkingen aan de binnenzijde kan ofwel het hoogteverlies en/of het breedteverlies leiden tot een niet-aanvaardbare situatie. Er bestaat dan geen andere mogelijkheid dan aan de bovenzijde te werken. Een dergelijke oplossing vergt eerst het verwijderen van de dakbedekking, vervolgens het aanbrengen van een nieuwe, 2de wand die trillingsontkoppeld is van het bestaande dak door een mat (Figuur II.18). Bovenop de nieuwe wand dienen opnieuw tengels, pannelatten en de dakbedekking te worden aangebracht. Een dergelijke oplossing is natuurlijk een aanzienlijke investering: niet allen is ze arbeidsintensief, ze vergt ook de aanpak van het totale dak! Een alternatieve oplossing kan er in bestaan boven op de bestaande kepers, nieuwe kepers aan te brengen dwars op de bestaande kepers, zodat de beide lagen kepers slechts een puntkoppeling met elkaar gemeen hebben. De holte tussen de kepers wordt opgevuld met minerale wol. Boven op de nieuwe laag kepers wordt een zware, waterbestendige plaat (WBP, vezelcementplaat , ca. 10 kg/m²) aangebracht, waarboven tenslotte de klassieke afwerking van tengels, pannelatten enz. Voor dit toe te passen dient onderzocht of iets dergelijks kan rekening houdende met stabilteitseisen en/of andere bouwfysische bekommernissen.
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – II. Maatregelen
5.40
Figuur II.18 Renovatie van hellend dak aan de buitenzijde. De geluidwering van ruimten onder hellende daken (in situ) Er kan niet genoeg nadruk gelegd worden op het belang van de geluidlekdichtheid van het dak. In het bijzonder in aansluitingen met de gevels en dakvlakvensters kan dit cruciaal zijn om de verhoogde akoestische isolatie te bekomen die hiervoor besproken werd. Ten aanzien van de gevels zijn er twee types aansluitingen mogelijk: enerzijds in het laagste punt van het dak, anderzijds in de aansluiting met de puntgevel.
Figuur II.19 Aansluiting van de dakconstructie met de gevels In het raakvlak met de laagste gevel kan een belangrijk lek optreden op de plaats waar de pijl op de linkerfiguur van figuur II.19 getekend is. De oplossing tegen deze geluidtransmissie werd reeds op de figuur getekend. Veelal vindt men in publicaties de raad om de spouwisolatie van de gevel door te trekken naar de isolatie in het dak. Het gevelmetselwerk wordt wel doorgetrokken tot boven een afwerking van het uitstekende dak, of tot een dakgoot, maar meestal is dit allesbehalve geluiddicht. Geluid kan dan verder doordringen in de openingen tussen muurplaat en onderdakplaat om tenslotte enkel een gipskartonplaat te vinden als barrière ten aanzien van de binnenruimte. De bekomen geluidisolatie zal dan ook erg zwak zijn. De oplossing tegen dit type van geluidtransmissie bestaat erin een plank of plaat verticaal vast te hechten tegen de buitenzijde van de muurplaat (Figuur II.19, deze plaat bevindt zich net ter hoogte van de punt van de pijl in de linkerfiguur). Aldus wordt de geluidtransmissie verhinderd door een dubbele barrière: eenmaal door de nieuw aangebrachte plaat en een tweede maal
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – II. Maatregelen
5.41
door een gipskartonplaat. Wanneer de zaak vrij lekdicht (afkitten) is uitgevoerd kunnen zeer hoge geluidisolaties bekomen worden. In het raakvlak met de opgaande puntgevel worden de kepers best tegen de opgaande gevel geplaatst zodat er slechts een kleine voeg rest tussen de keper en het metselwerk. Deze wordt vervolgens dicht gekit.
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – II. Maatregelen
5.42
Geluidverzwakkingsindices van hellende daken Traditionele dakconstructies
Figuur II.20 Geluidverzwakkingsindices van traditionele dakconstructies
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – II. Maatregelen
5.43
Dakconstructies met onderafwerking dubbele gipskartonplaat, invloed spouwhoogte en spouwvulling
Figuur II.21 Geluikverzwakkingsindives van dakconstructies met onderafwerking dubbele gipskartonplaat, invloed spouwhoogte en spouwvulling.
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – II. Maatregelen
5.44
Invloed spouwvulling
Figuur II.22 Invloed van de spouwvulling op de geluidverzwakkingsindices van hellende daken.
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – II. Maatregelen
5.45
Dakconstructies met spouwbreedte 250 mm
Figuur II.23 Geluidverzwakkingsindeces van hellende daken met een spouwbreedte van 250 mm.
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – II. Maatregelen
5.46
Akoestische renovatie van bestaande dakconstructies
Figuur II.24 Akoestische renovatie van bestaande dakconstructies.
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – II. Maatregelen
5.47
Afbraak en heropbouw van de dakkapel voor de middelste en hoogste geluidisolatieklasse Wegens gebrek aan plaats voor voorzetwanden en de noodzaak tot het vervangen van het venster, zal het noodzakelijk zijn de dakkapel af te breken en weer op akoestisch goede wijze op te bouwen. Dit vergt een aanzienlijke kost.
Het verhogen van de geluidisolatie van lichte wanden (schrijnwerk,…) door voorzetwanden Dit type actie stemt overeen met identieke acties als voor daken maar dan in het verticaal vlak: opbouw van metalstudregelwerk van U en C-profielen met bevestiging van 2x12,5 mm gipskarton (met platen van 9,5 mm komt het duurder uit wegens noodzakelijk geringere afstand van de studs) en een volledige spouwvulling met minerale wol in de spouw die minstens 7 cm breed is. Er wordt een dampscherm voorzien aan de warme zijde.
Figuur II.25 Voorzetwand opgebouwd uit een metalstudregelwerk en gipskartonplaten met minerale wol in de spouw.
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – II. Maatregelen
5.48
III
Kostprijsberekening van een akoestische saneringsstudie
III.1
Inleiding In dit hoofdstuk wordt onderzocht hoe de gevelisolatie verbeterd kan worden om een bepaalde streefwaarde te bereiken en hoeveel dit uiteindelijk kost. In deze oefening wordt voor de verschillende sites geprobeerd om systematisch de gevelisolatie van een leef- en een slaapkamer op te drijven in stappen van 3 dB gaande van 30 dB tot 42 dB. Telkens wordt hiervan de kost begroot en verder ook uitgedrukt in een kostprijs per m² voor de slaap- en leefruimte. Dezelfde oefening, maar voor een ander saneringsobjectief, gebeurt opnieuw voor alle ruimten van de woning. Ditmaal wordt onderzocht welke maatregelen genomen dienen te worden om te voldoen aan de voorgestelde beleidsrichtlijnen voor de werkelijk gemeten belasting van de site.
III.2
De kostprijsbepaling: ontwikkeling van een rekenmodel In het vorige hoofdstuk werd uitgebreid besproken welke akoestische maatregelen mogelijk zijn. Een groot probleem blijft de kostprijsbepaling. Dit is reeds problematisch voor nieuwbouw, maar wordt door alle architecten als een nog moeilijker oefening voor vernieuwbouw beschouwd. Tijdens het onderzoek werd een Excel-werkboek/template ter berekening van de totale kost van een renovatie voor een woning ontwikkeld. Voor de diverse maatregelen dienen per ruimte, hoeveelheden (meetstaat) voor de verschillende artikelen ingevuld te worden die vervolgens aan eenheidsprijzen gekoppeld worden. Het model probeert alle mogelijke maatregelen reeds aan te geven, wat een ondersteuning is voor de gebruiker om geen bepaalde zaken te vergeten te begroten. Extra niet-voorziene maatregelen kunnen op een eenvoudige wijze toegevoegd worden. Een werkblad vat tenslotte alle kosten samen voor de verschillende te renoveren ruimten. Dit rekenblad is beschikbaar op de CD met benaming “kostenraming.xlt”.
Figuur III.1 Een onderdeel van de meetstaat uit de kostprijsberekeningstemplate.
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – III. Kostprijzen
5.49
III.3
De gehanteerde eenheidsprijzen In het rekenmodel worden “default”-eenheidsprijzen voorgesteld. Het is uitermate moeilijk om de kostprijs van een bepaalde maatregel per hoeveelheid te begroten voor een niet bekende site. De bron van informatie voor deze eenheidsprijzen komt hoofdzakelijk uit de “ASPEN-index – Gebouwen voor bewoning “ (April 2001). De prijzen werden wel aangepast aan de bouwindex. Deze dikke boeken vol eenheidsprijzen worden opgesteld door het gelijknamige studiebureau dat zich in deze activiteit gespecialiseerd heeft. Andere bronnen zijn de website “LIVIOS” (die zelf terug refereert naar Aspen) en de prijzen vermeld in publicaties van het UPA. Verder werden enkele architecten en firma’s gecontacteerd (o.a. voor de kostprijsbepaling van de ventilatiesystemen). Best worden echter recente eenheidsprijzen gebruikt uit prijsoffertes voor specifieke akoestische renovaties. Aannemers zijn niet vertrouwd met akoestische werken en beschouwen dit als een bijkomend risico, wat ze ook inrekenen in hun prijsbepaling. Eveneens wordt best teruggegrepen naar de ASPEN-index zelf voor een correcte evaluatie van de eenheidsprijs voor een specifieke site: er bestaan namelijk een zeer groot aantal variaties in prijs voor bepaalde artikelen naargelang kwaliteit, aard van het materiaal of omvang der werken. Ter illustratie: Zo telt de ASPEN-index tientallen bladzijden met prijzen voor ramen met traditionele beglazing afhankelijk van afmetingen, openingswijze en materiaal… De prijzen schommelen daarbij van ca. 300 Euro tot meer dan 700 Euro voor ramen met een klassieke profieldikte van 58 mm. Er staan geen prijzen vermeld voor de abnormale profieldiktes voor zware akoestische beglazingen. Inlichtingen bij de dienst hout van het WTCB en bij enkele schrijnwerkers leren dat deze kostprijs aanzienlijk duurder kan zijn. De voorgestelde eenheidsprijzen door het berekeningsprogramma hanteren een gemiddelde prijs van 550 €/m² voor de vervanging van een bestaande raamconstructie (afbraak en verwijdering bestaande raamconstructie, plaatsing van een nieuw raam zonder beglazing maar met afwerking en herstel van mogelijke schade) door een nieuwe raamconstructie met traditionele profielsecties en een gemiddelde prijs van 750 € voor niet-traditionele profielsecties. Deze prijzen houden rekening met het feit dat de afmetingen maatwerk vragen en geen standaardvensters geplaatst kunnen worden en werden voorgelegd aan enkele architecten die ze als een goede inschatting beschouwden. Bovenop deze prijs komt nog de kost voor het glas.
Figuur III.2 Uittreksel uit de lijst met eenheidsprijzen met vermelding bron gegevens.
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – III. Kostprijzen
5.50
Het zal ook duidelijk zijn dat de prijsvorming sterk bepaald wordt door de grootte van het uit te voeren werk. Een aannemer die ter plaatse moet komen voor enkele kleinere werkzaamheden zal veel hogere eenheidsprijzen hanteren dan bij een grootschalige renovatie van tientallen woningen. Het gebruik van de default-waarden kan dus slechts een eerste raming opleveren. Erg onduidelijk is de kost voor de architectuur, de veiligheidscoördinatie en de akoestische studie. Traditioneel wordt binnen deze gebieden een percentage gevraagd op de kostprijs der werken. Deze regel kan echter moeilijk toegepast worden bij werken die minder bedragen dan een paar tienduizend Euro omdat de gevraagde inspanningen niet gedekt zullen worden door het te kleine bedrag die het traditionele percentage zou opleveren. Opnieuw hangt erg veel af van het feit of slechts een individuele woning wordt aangepakt of indien meerdere projecten behandeld worden. Er zijn ook geen prijzen bekend voor de verzekeringskosten. Een telefoontje naar verzekeringsmaatschappijen leert dat ze het risico met betrekking tot akoestische gevelisolatie nog niet kunnen inschatten. Een maatschappij verwees naar de klassieke algemene dekking, maar het lijkt weinig waarschijnlijk dat geen extra verzekeringskost zal aangerekend worden buiten de klassieke verzekering van bouwwerken. Tenslotte zijn er ook steeds de zogenaamde werfinstallatiekosten. Ook dit zal sterk afhangen van de omvang van het werk. Het is erg onduidelijk hoeveel dit zal zijn voor een akoestische sanering waar veel afhangt van de bereikbaarheid (stellingen noodzakelijk?) en omvang der werken. In de berekening voor de kost van de akoestische renovatie voor de diverse sites worden deze posten niet meegerekend. Alle gehanteerde prijzen zijn exclusief BTW. De berekende kosten dienen dus als een grootteorde beschouwd te worden waarbij vooral de evolutie in kostprijs tussen de verschillende isolatiestappen als meest interessante informatie naar voor komt. Het moet duidelijk zijn dat de betrokken onderzoekspartners deze prijzen niet als op te leggen prijzen bekijken en enkel als vrijblijvende informatie opgeven. Het is de echte markt die de prijsvorming bepaald en natuurlijk niet het wetenschappelijk onderzoek die geïnteresseerd is in ruwe grootteordes van kostprijsevoluties bij de aanwending van bepaalde technieken.
III.4
Gevolgde werkwijze voor de akoestische renovatie van een bepaalde site Een eerste stap houdt een grondige analyse van de bestaande toestand in. Ter plaatse worden akoestische metingen uitgevoerd die toelaten de gevelisolatie te bepalen. Dit levert de grootheid Dls,2m,nT,w + Ctr of Dtr,2m,nT,w + Ctr op. Tijdens de metingen gebeurt ook een grondig bezoek aan de woning waarbij visueel en auditief nagegaan wordt wat de zwakke plekken zijn in de gevelisolatie. Bij de opendraaiende delen van vensters en deuren wordt nagegaan wat de lekdichtheid is (eventueel met de ultrasonendetector), welke voegen gebruikt zijn en of ze aan vervanging toe zijn. Ook de lekdichtheid tussen de verschillende bouwdelen wordt nagegaan. Omloopgeluid kan de gevelisolatie van een bepaalde ruimte sterk beïnvloeden en moet ontdekt worden tijdens de inspectie. In meerdere opgemeten sites waren dit de bepalende factoren. In Diegem werd omloopgeluid via een lichtkoepel boven de nachthal en door de voordeur via de inkomhal vastgesteld. In Heverlee bleek het omloopgeluid via de open haard de zwakste schakel te zijn… Fotomateriaal is een interessant hulpmiddel om de dingen te helpen inventariseren. Het berekenen van de bestaande site met behulp van het hoger besproken rekenmodel is een ander belangrijk hulpmiddel. Dit vergt echter nauwkeurige invoergegevens (vloeren, beglazingen, raamprofielen, dakconstructies, ventilatieroosters, enz. …) die ter plaatse verzameld moeten worden. In de berekening van de sanering van de diverse sites worden deze invoergegevens opgegeven. Wanneer de woning met het rekenprogramma gemodelliseerd is, kan de berekende gevelisolatie geconfronteerd worden met de meetresultaten. Het model berekent wat mogelijk is met de bestaande gevelelementen bij een correcte lekdichte uitvoering zonder omloopgeluid. De confrontatie tussen reken- en meetresultaten leert dan ook hoe groot de inspanningen dienen te zijn om de lekdichtheid te verbeteren en/of het omloopgeluid te verwijderen. Wanneer de woning akoestisch gerenoveerd wordt, zullen de gerenoveerde delen ook moeten voldoen aan de recentste bouwvereisten. Ook met aspecten als duurzaam bouwen dient rekening gehouden te worden. Zo dient ventilatie voorzien te worden en moet de thermische isolatie geoptimaliseerd te worden. In de praktijk heeft enkel de ventilatie een impact op de akoestische gevelisolatie. De thermische isolatie zal meestal toenemen met een verhoogde
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – III. Kostprijzen
5.51
akoestische isolatie door bvb. de verbeterde luchtdichtheid. Ook bij akoestische beglazingen zal het gebruik van bijmengingen in de spouw met Argon bijvoorbeeld of het aanwenden van een extra reflectiefilm tussen de beglazingen slechts een verwaarloosbaar effect hebben. In de berekeningen voor de verschillende sites werd rekening gehouden met de noodzaak ventilatie in te voeren die voldoet aan de Belgische norm terzake omdat deze een belangrijke akoestische impact heeft. De thermische isolatie en de algemene energieprestatie van de woning werd niet getoetst aan de nog niet bestaande EPR-reglementering omdat deze akoestisch gezien minder impact heeft. Dit zou ons trouwens iets te ver afleiden van de eigen doelstellingen. Een langdurige meetcampagne of een beleidsbeslissing legt de saneringsobjectieven vast. Met behulp van het rekenmodel en de eraan gekoppelde databank van gevelelementen kunnen diverse maatregelen uitgeprobeerd worden. Vervolgens kunnen de diverse oplossingen op kostprijs begroot worden met het hoger besproken kostprijsprogramma en op een combinatie van kostprijs, efficiëntie en architecturale bekommernissen geselecteerd worden. Een “workbook” gebaseerd op de template “kostenraming.xlt” wordt geopend. De verschillende ruimten, voorgesteld op het werkblad krijgen de benaming van de ruimten uit het project. Per ruimte worden de saneringsmaatregelen verrekend in de meetstaat. Indien correctere prijzen bekend zijn uit recente offertes voor gelijkaardig werk, worden deze ingevuld. Anderzijds kan met de nodige kritische geest de defaultwaarde gebruikt worden. Wanneer dit voor alle ruimten gebeurd is, geeft het werkblad “TOTAAL” de totale kost voor de verschillende saneringsrubrieken voor alle ruimten samen. Op dit werkblad dient echter ook nog de kost voor de akoestische studie, architecturaal werk, de verzekeringskost en de globale installatiekost van de werf verrekend te worden.
III.5
Kostprijsberekeningen en architecturale bekommernissen Bepaalde akoestische maatregelen hebben belangrijke gevolgen voor architectuur en esthetiek van het gebouw. Zo kan het bijvoorbeeld goedkoper zijn om zeer grote glaspartijen te verkleinen en te vervangen door metselwerk. Maar dit kan te ver gaan voor de bewoners. Ook met ventilatiesystemen merken we in de renovaties van de sites dat bepaalde keuzes esthetisch moeilijk kunnen. Vooral grotere woonkamers vergen een behoorlijk ventilatiedebiet wat bijvoorbeeld meerdere muurdempers noodzaakt in de gevel. Deze zaken zijn nu eenmaal niet erg discreet. Vrij snel zijn dan ook alternatieve systemen interessant zoals bvb. een ventilatiekastje dat een vrij groot ventilatiedebiet combineert met goede akoestische prestaties en slechts een discrete aanwezigheid in de gevel. Het nadeel is dan weer het electriciteitsverbruik, de noodzaak de electriciteitsbekabeling aan te leggen en de aanwezigheid van het kastje binnen. Dus niet enkel economische bekommernissen zijn doorslaggevend voor een bepaalde keuze. Redelijkheid in saneringsvoorstellen zijn ons inziens noodzakelijk. Een ander praktisch voorbeeld is de akoestische sanering van vensters. Bij iets hogere gevelisolaties (>33 dB) wordt het vrij snel noodzakelijk ofwel akoestische beglazingen te gebruiken ofwel over te stappen op een voorzetraam. Het voordeel van akoestische beglazingen ligt in het behoud van het traditioneel uitzicht van de woning. Het noodzaakt echter meestal de vervanging van de raamconstructies omdat de glasdikte te groot en te zwaar wordt voor een traditionele profielbreedte. Dit is zeker het geval voor beglazingen met een dikte van meer dan 28 mm. De kostprijs van het speciale raam en de akoestische beglazingen wordt dan ook een stuk duurder dan het gebruik van een eenvoudig raam met een beglazing 44.2 met verbeterd PVB… Toch zal het dubbel venster – ondanks de betere akoestische prestatie weerstand oproepen bij de bewoner vanwege de praktische en esthetische aspecten. Het gebruik van dubbele vensters werd dan ook in de studie pas als laatste oplossing (wanneer het akoestisch nauwelijks anders kan) gebruikt.
III.6
Bijlage Rekenprogramma “kostenraming.xlt” onder elektronische versie beschikbaar op de CD-rom.
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – III. Kostprijzen
5.52
V V.1
Besluit Algemeen De berekeningen tonen aan dat met een verbeterde lekdichtheid meestal een gevelisolatie van meer dan 30 dB bekomen wordt. Het invoeren van een ventilatiesysteem vormt dan de belangrijkste kost. Deze kost neemt door de beperkte ventilatiedebieten van de meeste systemen toe wanneer de leefoppervlakken groter dan 20 m² worden. De verhouding volume versus geveloppervlakte van de te beschermen ruimte speelt een belangrijke rol in de renovatiekost. Bij grotere waarden van deze verhouding kunnen hogere gevelisolaties bekomen worden met geringere maatregelen. Wanneer de vervanging van de beglazing noodzakelijk is, wordt best onmiddellijk de akoestisch meest performante beglazing gekozen die het bestaande raam kan dragen en omvatten. De meerkost tussen de verschillende beglazingen is al bij al beperkt voor deze maximale diktes. De gevelrenovatiekost loopt echter aanzienlijk op wanneer de beglazingen dusdanig zwaar en dik worden dat ook de raamconstructies dienen vervangen te worden door speciale constructies met verbrede secties. Deze kost loopt op met ca. 750 € per m². Tussen de verschillende studies kunnen een deel van prijsverschillen verklaard worden door de maximale glasdikte die bestaande ramen nog kunnen omvatten. Samen met de gevel/volumeverhouding bepaalt dit feit of de plotse belangrijke meerkost gebeurt bij gevelisolaties van 33 dB of 36 dB. Uitzondering is de site Machelen waar bij de renovatie tot 30 dB de vensters reeds volledig vervangen dienen te worden. Wanneer ook lichte dakconstructies of wanden aangepakt dienen te worden wordt het pas echt duur. Het kan echter nog erger wanneer het niet mogelijk is te saneren aan de binnenzijde en dus het ganse dak aangepakt moet worden. Flankerende geluidtransmissie blijkt slechts in uitzonderlijke gevallen een beperkende rol te spelen in de bekomen gevelisolatie en dit slechts bij de hoogste gevelisolatie-eis van 42 dB. Slechts bij kleinere volumes omgeven door drie gevelvlakken bleek het noodzakelijk te worden de flankerende geluidtransmissie in te perken door het gebruik van voorzetwanden (geval Diegem, Sint-Katharinastraat 25). Architecturale aspecten laten niet altijd toe het goedkoopste systeem toe te passen. In de study cases werd een redelijke aanpak gevolgd waarbij het aanvaard werd dat niet zomaar meerdere, weinig discrete muurventilatieroosters in de gevel van een ruimte werden geplaatst. Ook het gebruik van dubbele vensters werd vermeden zolang het akoestisch niet absoluut noodzakelijk was. Het invoeren van een voorzetraam verandert inderdaad ingrijpende de architecturale ervaring van een gebouw en wordt niet altijd gemakkelijk aanvaard door de bewoner. Financieel en akoestisch (minder gevoelig aan een gebrekkige lekdichtheid) is het interessanter een voorzetraam uit enkel akoestisch glas te plaatsen aan de binnenzijde met behoud van het bestaande venster eerder dan het gebruik van zware akoestische beglazingen met een raamconstructie met verbrede profielsectie. Op de volgende bladzijden kan een samenvatting van de kostprijsberekeningen en –evoluties in grafische voorstellingen teruggevonden worden. In een eerste reeks van grafieken wordt per site de evolutie van de totale akoestische renovatiekost weergegeven voor een stijgende gevelisolatie in stappen van 3 dB van 30 dB tot en met 42 dB. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de slaap- en leefvertrekken. In een volgend punt gebeurt hetzelfde maar nu voor een kostprijs per m². Na deze grafieken volgen twee grote tabellen waarbij uitgevoerde maatregelen en renovatiekost samengevat worden voor de slaap- en leefvertrekken. Tot slot een serie grafieken die de kosten voor de verschillende sites en dit voor de gevelisolatie van 30 dB, 33 dB, 36 dB, 39 dB en 42 dB.
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – V. Besluit
5.237
De prijsevolutie in functie van de geluidisolatie Steenokkerzeel De prijs in functie van de isolatie
Diegem 25 De prijs in functie van de isolatie
16 000 €
7 000 €
14 000 €
6 000 €
12 000 €
5 000 € 4 000 €
Prijs
Prijs
10 000 € 8 000 € 6 000 €
3 000 € 2 000 €
4 000 €
1 000 €
2 000 € 0€
0€
30
33
36
39
42
30
33
36
D2m,nT,W + Ctr Leefruimten
39
42
D2m,nT,W + Ctr
Nachtruimten
Leefruimten
Figuur V.1 Prijs in functie van de gevelisolatie voor de site steenokkerzeel
Nachtruimten
Figuur V.2 Prijs in functie van de gevelisolatie voor de site Diegem I
Diegem 27 De prijs in functie van de isolatie
Diegem 23 De prijs in functie van de isolatie
4 500 €
3 500 €
4 000 €
3 000 €
3 500 € 2 500 € 2 000 €
2 500 €
Prijs
Prijs
3 000 €
2 000 €
1 500 €
1 500 € 1 000 €
1 000 € 500 €
500 € 0€
0€
30
33
36
39
42
30
33
36
D2m,nT,W + Ctr Leefruimten
39
42
D2m,nT,W + Ctr Leefruimten
Nachtruimten
Nachtruimten
Figuur V.3 Prijs in functie van de gevelisolatie voor de site Diegem II
Figuur V.4 Prijs in functie van de gevelisolatie voor de site Diegem III
Machelen De prijs in functie van de isolatie
Kapellen De prijs in functie van de isolatie 8 000 €
10 000 € 9 000 €
7 000 €
8 000 €
6 000 €
7 000 €
5 000 € Prijs
6 000 €
Prijs
V.2
5 000 € 4 000 €
4 000 € 3 000 €
3 000 €
2 000 €
2 000 €
1 000 €
1 000 €
0€
0€ 30
33
36
39
42
D2m,nT,W + Ctr Leefruimten
Nachtruimten
Figuur V.5 Prijs in functie van de gevelisolatie voor de site Machelen
30
33
36
39
42
D2m,nT,W + Ctr Leefruimten
Nachtruimten
Figuur V.6 Prijs in functie van de gevelisolatie voor de site Kapellen
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – V. Besluit
5.238
Betekom De prijs in functie van de isolatie
8 000 €
16 000 €
7 000 €
14 000 €
6 000 €
12 000 €
5 000 €
10 000 € Prijs
Prijs
Winksele De prijs in functie van de isolatie
4 000 €
8 000 €
3 000 €
6 000 €
2 000 €
4 000 €
1 000 €
2 000 €
0€
0€ 30
33
36
39
42
30
33
36
D2m,nT,W + Ctr Leefruimten
39
42
D2m,nT,W + Ctr
Nachtruimten
Leefruimten
Figuur V.7 Prijs in functie van de gevelisolatie voor de site Winksele
Nachtruimten
Figuur V.8 Prijs in functie van de gevelisolatie voor de site Betekom
Heverlee De prijs in functie van de isolatie
Lovenjoel De prijs in functie van de isolatie
2 500 €
4 000 € 3 500 €
2 000 € 3 000 € 2 500 € Prijs
Prijs
1 500 €
1 000 €
2 000 € 1 500 € 1 000 €
500 €
500 € 0€
0€ 30
33
36
39
30
42
33
36
Leefruimten
Leefruimten
Nachtruimten
Figuur V.9 Prijs in functie van de gevelisolatie voor de site Heverlee
42
Nachtruimten
Figuur V.10 Prijs in functie van de gevelisolatie voor de site Lovenjoel
Gemiddelde kostprijs per m² voor de verschillende sites Diegem 25 De gemiddelde prijs per m² in functie van de isolatie
Steenokkerzeel De gemiddelde prijs per m² in functie van de isolatie 1 400 €/m²
450 €/m²
1 200 €/m²
400 €/m²
1 000 €/m²
350 €/m² 300 €/m²
800 €/m²
Prijs/m²
Prijs/m²
V.3
39
D2m,nT,W + Ctr
D2m,nT,W + Ctr
600 €/m²
250 €/m² 200 €/m² 150 €/m²
400 €/m²
100 €/m² 200 €/m²
50 €/m² 0 €/m²
0 €/m² 30
33
36
39
42
D2m,nT,W + Ctr Leefruimten
Nachtruimten
Figuur V.11 Prijs per m² in functie van de gevelisolatie voor de site steenokkerzeel
30
33
36
39
42
D2m,nT,W + Ctr Leefruimten
Nachtruimten
Figuur V.12 Prijs per m² in functie van de gevelisolatie voor de site Diegem I
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – V. Besluit
5.239
Diegem 23 De gemiddelde prijs per m² in functie van de isolatie
Diegem 27 De gemiddelde prijs per m² in functie van de isolatie
200 €/m² 300 €/m²
180 €/m² 160 €/m²
250 €/m²
140 €/m²
Prijs/m²
Prijs/m²
200 €/m² 150 €/m²
120 €/m² 100 €/m² 80 €/m² 60 €/m²
100 €/m²
40 €/m² 50 €/m²
20 €/m² 0 €/m²
0 €/m² 30
33
36
39
30
42
33
36
Leefruimten
Leefruimten
Nachtruimten
Figuur V.13 Prijs per m² in functie van de gevelisolatie voor de site Diegem II
Nachtruimten
Kapellen De gemiddelde prijs per m² in functie van de isolatie
450 €/m²
500 €/m²
400 €/m²
450 €/m² 400 €/m²
350 €/m²
350 €/m²
300 €/m²
300 €/m²
250 €/m²
Prijs/m²
Prijs/m²
42
Figuur V.14 Prijs per m² in functie van de gevelisolatie voor de site Diegem IIl
Machelen De prijs in functie van de isolatie
200 €/m² 150 €/m²
250 €/m² 200 €/m² 150 €/m²
100 €/m²
100 €/m²
50 €/m²
50 €/m² 0 €/m²
0 €/m² 30
33
36
39
30
42
33
Leefruimten
36
39
42
D2m,nT,W + Ctr
D2m,nT,W + Ctr
Leefruimten
Nachtruimten
Figuur V.15 Prijs per m² in functie van de gevelisolatie voor de site Machelen
Nachtruimten
Figuur V.16 Prijs per m² in functie van de gevelisolatie voor de site Kapellen Betekom De gemiddelde prijs per m² in functie van de isolatie
Winksele De gemiddelde prijs per m² in functie van de isolatie 450 €/m²
400 €/m²
400 €/m²
350 €/m²
350 €/m²
300 €/m²
300 €/m²
250 €/m²
250 €/m²
Prijs/m²
Prijs/m²
39
D2m,nT,W + Ctr
D2m,nT,W + Ctr
200 €/m² 150 €/m²
200 €/m² 150 €/m² 100 €/m²
100 €/m²
50 €/m²
50 €/m² 0 €/m²
0 €/m²
30
33
36
39
42
D2m,nT,W + Ctr Leefruimten
Nachtruimten
Figuur V.17 Prijs per m² in functie van de gevelisolatie voor de site Winksele
30
33
36
39
42
D2m,nT,W + Ctr Leefruimten
Nachtruimten
Figuur V.18 Prijs per m² in functie van de gevelisolatie voor de site Betekom
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – V. Besluit
5.240
Lovenjoel De prijs in functie van de isolatie
250 €/m²
120 €/m²
200 €/m²
100 €/m² 80 €/m²
150 €/m² Prijs/m²
Prijs/m²
Heverlee De gemiddelde prijs per m² in functie van de isolatie
100 €/m²
60 €/m² 40 €/m²
50 €/m²
20 €/m²
0 €/m²
0 €/m²
30
33
36
39
42
D2m,nT,W + Ctr Leefruimten
Nachtruimten
Figuur V.19 Prijs per m² in functie van de gevelisolatie voor de site Heverlee
30
33
36
39
42
D2m,nT,W + Ctr Leefruimten
Nachtruimten
Figuur V.20 Prijs per m² in functie van de gevelisolatie voor de site Lovenjoel
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – V. Besluit
5.241
Geval
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – V. Besluit D2m,nT,w C/C 30 33 36 39 42 30 33 36 39 42 30 33 36 39 42 30 33 36 39 42 30 33 36 39 42 30 33 36 39 42 30 33 36 39 42 30 33 36 39 42 30 33 36 39 42 30 33 36 39 42 31 33 36 39 42
35 35 39 39 42 35 35 39 39 42 32 34 37 41 42 32 34 37 41 42 34 34 37 40 43 33 34 36 39 41 30 33 36 39 42 31 33
D2m,nT,w C/C 30-31 32-33 35
30.2 m² 30.2 m² 30.2 m² 30.2 m² 30.2 m²
Oppervlakte [m²] 20.9 m² 20.9 m² 20.9 m² 20.9 m² 20.9 m² 30.8 m² 30.8 m² 30.8 m² 30.8 m² 30.8 m² 30.8 m² 30.8 m² 30.8 m² 30.8 m² 30.8 m² 17.6 m² 17.6 m² 17.6 m² 17.6 m² 17.6 m² 23.2 m² 23.2 m² 23.2 m² 23.2 m² 23.2 m² 28.6 m² 28.6 m² 28.6 m² 28.6 m² 28.6 m² 41.6 m² 41.6 m² 41.6 m² 41.6 m² 41.6 m² 38.3 m² 38.3 m² 38.3 m² 38.3 m² 38.3 m² 28.5 m² 28.5 m²
330 € 726 € 1 936 € 2 968 € 3 338 €
601 € 601 € 887 € 887 € 2 667 € 601 € 601 € 887 € 887 € 2 667 € 430 € 1 942 € 1 990 € 2 946 € 3 110 € 5 609 € 5 817 € 7 955 € 8 307 € 8 722 € 871 € 871 € 5 031 € 6 695 € 7 035 € 800 € 800 € 1 350 € 2 180 € 4 030 € 1 183 € 2 333 € 9 940 € 13 344 € 10 858 € 1 250 € 2 050 €
Prijs [€] 777 € 777 € 4 178 €
11 €/m² 24 €/m² 64 €/m² 98 €/m² 111 €/m²
1m 1m+1.2m 1m+1.2m 1.2m 1.2m
1 1
Ventilatie muur- ventilatiePrijs/m² Lekdicht- vensterheid rooster rooster kastje [€/m²] 37 €/m² x x 37 €/m² x x 200 €/m² x 0 €/m² 0 €/m² 20 €/m² x 1 20 €/m² x 1 29 €/m² x 1 29 €/m² x 1 87 €/m² 1 20 €/m² x 1 20 €/m² x 1 29 €/m² x 1 29 €/m² x 1 87 €/m² 1 24 €/m² x 1 110 €/m² 1 113 €/m² 1 167 €/m² 1 177 €/m² 1 249 €/m² 1 259 €/m² 1 354 €/m² 1 369 €/m² 1 388 €/m² 1 31 €/m² x 1 31 €/m² x 1 176 €/m² x 1 235 €/m² x 1 246 €/m² x 1 19 €/m² 2 19 €/m² 2 32 €/m² 2 52 €/m² 2 97 €/m² 1 31 €/m² x 2 61 €/m² x 2 260 €/m² 2 348 €/m² 2 283 €/m² 1 bestaande ventilatieroosters 44 €/m² bestaande ventilatieroosters 72 €/m²
x x x
x
x x x x x
x x
x x x
x x x x
x x x
x x x
x x x
x x x
x x x
x x x x
x x x
x
x
x
x
x
x
Vensters: vervanging dubbel raam venster
glas x x x
Tabel V.1 Overzicht kostprijs per isolatieniveau voor de diverse sites (DALOKALEN)
10. Lovenjoel (leefruimte op de verdieping)
9. Heverlee (woonkamer)
8. Betekom (woonkamer)
7. Winksele (leefruimte gelijkvloers)
6. Kapellen (woonkamer)
5. Machelen
4. Diegem III (zitkamer)
3. Diegem II (woonkamer)
2. Diegem I (bureau/woonkamer)
1. Steenokkerzeel (woonkamer en keuken)
DAGLOKALEN
x x x
Verbetering daken en wanden hellend verticale dak plat dak wand
De bestaande ramen laten toe beglazingen tot 38 mm te dragen, wat een aanzienlijke besparing betekent.
Het omloopgeluid via de open haard wordt weggewerkt door de inbouw van een cassettehaard
Bij eis isolatie tot 42 dB is de vervanging v/d binnendeur noodzakelijk.De architecturale ingrepen verklaren de goedkopere prijs dan bij 39 dB.
Een nieuw binnenvoorzetraam met beglazing bvb. 44.2 PVB(A) is goedkoper dan een nieuwe akoestische beglazing en performant raam of een volledig nieuw dubbel venster.
Een extra kost is het verbeteren v/d lekdichtheid voordeur noodzakelijk om omloopgeluid te vermijden. Een nieuw binnenvoorzetraam met beglazing bvb. 44.2 PVB(A) is goedkoper dan een nieuwe akoestische beglazing met performant raam.
gebruik muurdempers; Een goedkopere oplossing is mogelijk door een nieuw voorzetraam ipv een volledig nieuw dubbel venster
lekdicht te maken (omloopgeluid). Een nieuw binnenvoorzetraam met beglazing bvb. 44.2 PVB(A) is goedkoper dan een nieuwe akoestische beglazing met performant raam.
lekdicht te maken (omloopgeluid). Een nieuw binnenvoorzetraam met beglazing bvb. 44.2 PVB(A) is goedkoper dan een nieuwe akoestische beglazing met performant raam. Mechanisch ventilatiekastje noodzakelijk voor benodigd debiet en
Een nieuw binnenvoorzetraam met beglazing bvb. 44.2 PVB(A) is goedkoper dan een nieuwe akoestische beglazing met performant raam. Mechanisch ventilatiekastje noodzakelijk voor benodigd debiet en
Opmerking
V.4 Globaal overzicht
5.242
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – V. Besluit
5.243
Geval
D2m,nT,w C/C 30 33 36 39 42 30 33 36 39 42 30 33 36 39 42 30 33 36 39 42 30 33 36 39 42 30 33 36 39 42 30 33 36 39 42 30 33 36 39 42 30 33 36 39 42 30 33 36 39 42
D2m,nT,w C/C 31 33 36 39 42 31 33 36 39 42 32 34 37 39 42 32 33 36 39 42 30 33 36 39 42 30 33 36 39 42 30 33 36 39 42 30 33 36 39 42 30 33 36 39 42 33 33 36 39 42 Oppervlakte [m²] 11.2 m² 11.2 m² 11.2 m² 11.2 m² 11.2 m² 16.1 m² 16.1 m² 16.1 m² 16.1 m² 16.1 m² 17.4 m² 17.4 m² 17.4 m² 17.4 m² 17.4 m² 15.8 m² 15.8 m² 15.8 m² 15.8 m² 15.8 m² 20.6 m² 20.6 m² 20.6 m² 20.6 m² 20.6 m² 14.8 m² 14.8 m² 14.8 m² 14.8 m² 14.8 m² 18.5 m² 18.5 m² 18.5 m² 18.5 m² 18.5 m² 16.2 m² 16.2 m² 16.2 m² 16.2 m² 16.2 m² 9.0 m² 9.0 m² 9.0 m² 9.0 m² 9.0 m² 11.2 m² 11.2 m² 11.2 m² 11.2 m² 11.2 m²
Prijs [€] 584 € 2 401 € 2 585 € 14 132 € 14 162 € 534 € 1 424 € 3 740 € 4 277 € 6 633 € 554 € 1 444 € 3 740 € 4 277 € 4 257 € 490 € 510 € 1 785 € 2 499 € 1 510 € 4 700 € 5 740 € 6 380 € 6 230 € 8 350 € 664 € 1 244 € 5 942 € 6 244 € 6 598 € 400 € 1 000 € 1 400 € 3 200 € 7 360 € 553 € 928 € 3 673 € 4 825 € 3 813 € 113 € 150 € 1 793 € 1 927 € 1 957 € 390 € 390 € 490 € 590 € 635 €
Ventilatie muur- ventilatiePrijs/m² Lekdicht- venster[€/m²] heid rooster rooster kastje 52 €/m² x x 214 €/m² x x 231 €/m² x 1 262 €/m² x 1 264 €/m² x 33 €/m² x 1 88 €/m² 1 232 €/m² 1 266 €/m² 1 412 €/m² 1 32 €/m² x 1 83 €/m² x 1 215 €/m² 1 246 €/m² 1 245 €/m² 1 31 €/m² x 1 32 €/m² x 1 113 €/m² 1 158 €/m² 1 96 €/m² 1 228 €/m² 1 278 €/m² 1 310 €/m² 1 302 €/m² 1 1 405 €/m² 1 45 €/m² x 1 84 €/m² x 1 401 €/m² 1 422 €/m² 1 446 €/m² 1 22 €/m² 1 54 €/m² 2 76 €/m² 2 173 €/m² x 2 398 €/m² 2+ 34 €/m² x 1 57 €/m² x 1 227 €/m² 1 298 €/m² 1 235 €/m² 1 13 €/m² bestaande ventilatieroosters 17 €/m² bestaande ventilatieroosters 199 €/m² 1 214 €/m² 1 217 €/m² 1 35 €/m² 1m 35 €/m² 1m 44 €/m² 1m 53 €/m² 1m 57 €/m² 1 x x x
x x x
x x x
x x x
x x x
x x x
x x
x x x
x x
x
x x
x
x x
x x x
x x
x x
x
x
x x
x
x
x
x
x
x x
x x x
Vensters: vervanging dubbel raam venster
glas x x
x x
x x x x x
x
x x
x x
x
Verbetering daken en wanden hellend verticale dak plat dak wand
Tabel V.2 Overzicht kostprijs per isolatieniveau voor de diverse sites (NACHTLOKALEN)
10. Lovenjoel (leefruimte op de verdieping)
9. Heverlee (slaapkamer)
8. Betekom (slaapkamer)
7. Winksele (slaapkamer verdieping)
6. Kapellen (slaapkamer)
5. Machelen
4. Diegem III (slaapkamer)
3. Diegem II (slaapkamer)
2. Diegem I (slaapkamer)
1. Steenokkerzeel (slaapkamer)
NACHTLOKALEN
De bestaande ramen laten toe beglazingen tot 38 mm te dragen, wat een aanzienlijke besparing betekent.
Een nieuw binnenvoorzetraam met beglazing bvb. 44.2 PVB(A) is goedkoper dan een nieuwe akoestische beglazing en performant raam of een volledig nieuw dubbel venster.
Een nieuw binnenvoorzetraam met beglazing bvb. 44.2 PVB(A) is goedkoper dan een nieuwe akoestische beglazing en performant raam of een volledig nieuw dubbel venster.
bestaande beplating wegnemen
gebruik muurdempers; S30
Een nieuw binnenvoorzetraam met beglazing bvb. 44.2 PVB(A) is goedkoper dan een nieuwe akoestische beglazing en performant raam of een volledig nieuw dubbel venster.
Extra kost om omloopgeluid via lichtkoepel nachthal weg te werken. Een nieuw binnenvoorzetraam met beglazing bvb. 44.2 PVB(A) is goedkoper dan een nieuwe akoestische beglazing en performant raam of een volledig nieuw dubbel venster.
Extra kost om omloopgeluid via lichtkoepel nachthal weg te werken. Een nieuw binnenvoorzetraam met beglazing bvb. 44.2 PVB(A) is goedkoper dan een nieuwe akoestische beglazing en performant raam of een volledig nieuw dubbel venster.
extra kosten door herstellingswerken
Opmerking
Overzicht van de prijsevolutie bij de diverse sites voor de verschillende gevelisolatieniveaus voor een slaapkamer
Figuur V.21 De kostprijs voor de renovatie van een slaapkamer tot 30 dB
Machelen
Lovenjoel
Diegem II
Diegem I
Diegem III
Kapellen
Heverlee
Betekom
Steenokkerzeel
Machelen
Lovenjoel
0€
Diegem II
1 000 €
0€
Diegem I
2 000 €
1 000 €
Diegem III
3 000 €
2 000 €
Kapellen
3 000 €
Heverlee
4 000 €
Betekom
5 000 €
4 000 €
Winksele
6 000 €
5 000 €
Steenokkerzeel
6 000 €
Winksele
Prijs van de renovatie van de slaapkamer tot een gevelisolatie D2m,nT,W+Ctr = 33 dB
Prijs van de renovatie van de slaapkamer tot een gevelisolatie D2m,nT,W+Ctr = 30 dB
Figuur V.22 De kostprijs voor de renovatie van een slaapkamer tot 33 dB
Prijs van de renovatie van de slaapkamer tot een gevelisolatie D2m,nT,W+Ctr = 36 dB
Prijs van de renovatie van de slaapkamer tot een gevelisolatie D2m,nT,W+Ctr = 39 dB
Figuur V.23 De kostprijs voor de renovatie van een slaapkamer tot 36 dB
Machelen
Lovenjoel
Machelen
Lovenjoel
Diegem II
Diegem I
Diegem III
Kapellen
Heverlee
Betekom
Winksele
Steenokkerzeel
0€
Diegem II
1 000 €
Diegem I
2 000 €
Diegem III
3 000 €
Kapellen
4 000 €
Heverlee
5 000 €
Betekom
6 000 €
Winksele
7 000 €
Steenokkerzeel
16 000 € 15 000 € 14 000 € 13 000 € 12 000 € 11 000 € 10 000 € 9 000 € 8 000 € 7 000 € 6 000 € 5 000 € 4 000 € 3 000 € 2 000 € 1 000 € 0€
8 000 €
Figuur V.24 De kostprijs voor de renovatie van een slaapkamer tot 39 dB
Prijs van de renovatie van de slaapkamer tot een gevelisolatie D2m,nT,W+Ctr = 42 dB
Machelen
Lovenjoel
Diegem II
Diegem I
Diegem III
Kapellen
Heverlee
Betekom
Winksele
16 000 € 15 000 € 14 000 € 13 000 € 12 000 € 11 000 € 10 000 € 9 000 € 8 000 € 7 000 € 6 000 € 5 000 € 4 000 € 3 000 € 2 000 € 1 000 € 0€
Steenokkerzeel
V.5
Figuur V.25 De kostprijs voor de renovatie van een slaapkamer tot 42 dB
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – V. Besluit
5.244
Overzicht van de prijsevolutie bij de diverse sites voor de verschillende gevelisolatieniveaus voor de leefruimte Prijs van de renovatie van de woonkamer tot een gevelisolatie D2m,nT,W+Ctr = 30 dB
Prijs van de renovatie van de woonkamer tot een gevelisolatie D2m,nT,W+Ctr = 33 dB
6 000 €
6 000 €
5 000 €
5 000 €
4 000 €
4 000 €
3 000 €
3 000 €
2 000 €
2 000 €
1 000 €
1 000 €
Figuur V.26 De kostprijs voor de renovatie van de volledige woning tot 30 dB
Machelen
Lovenjoel
Diegem II
Diegem I
Diegem III
Kapellen
Heverlee
Betekom
Winksele
0€
Steenokkerzeel
Machelen
Lovenjoel
Diegem II
Diegem I
Diegem III
Kapellen
Heverlee
Betekom
Winksele
Steenokkerzeel
0€
Figuur V.27 De kostprijs voor de renovatie van de volledige woning tot 33 dB Prijs van de renovatie van de woonkamer tot een gevelisolatie D2m,nT,W+Ctr = 39 dB
Prijs van de renovatie van de woonkamer tot een gevelisolatie D2m,nT,W+Ctr = 36 dB 12 000 €
14 000 €
11 000 €
13 000 € 12 000 €
10 000 €
11 000 €
9 000 €
10 000 €
8 000 €
9 000 €
7 000 €
8 000 €
6 000 €
7 000 €
5 000 €
6 000 € 5 000 €
4 000 €
4 000 €
3 000 €
3 000 €
2 000 €
Figuur V.28 De kostprijs voor de renovatie van de volledige woning tot 36 dB
Machelen
Lovenjoel
Diegem II
Diegem I
Diegem III
Kapellen
Heverlee
Betekom
Steenokkerzeel
Machelen
Lovenjoel
Diegem II
Diegem I
Diegem III
Kapellen
Heverlee
Betekom
Winksele
0€
Steenokkerzeel
1 000 €
0€
Winksele
2 000 €
1 000 €
Figuur V.29 De kostprijs voor de renovatie van de volledige woning tot 39 dB
Prijs van de renovatie van de woonkamer tot een gevelisolatie D2m,nT,W+Ctr =42 dB 14 000 € 13 000 € 12 000 € 11 000 € 10 000 € 9 000 € 8 000 € 7 000 € 6 000 € 5 000 € 4 000 € 3 000 € 2 000 € 1 000 €
Machelen
Lovenjoel
Diegem II
Diegem I
Diegem III
Kapellen
Heverlee
Betekom
Winksele
0€
Steenokkerzeel
V.6
Figuur V.30 De kostprijs voor de renovatie van de volledige woning tot 42 dB
Deel 5 : Uitwerking en kostprijsraming van isolatiemaatregelen – V. Besluit
5.245
LABORATORIUM AKOESTIEK EN THERMISCHE FYSICA LABORATORIUM BOUWFYSICA CELESTIJNENLAAN 200D 3001 LEUVEN
KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN
Eindverslag betreffende de onderzoeksopdracht vanwege het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap afdeling Algemeen Milieu en Natuurbeleid
Berekening en kostenraming van geluidsisolatie in de nieuw- en vernieuwbouw ten opzichte van buitenlawaai veroorzaakt door weg-, vlieg- en spoorverkeer DEEL 6 : BELEIDSVOORSTELLEN
31 mei 2003
LABORATORIUM AKOESTIEK EN THERMISCHE FYSICA LABORATORIUM BOUWFYSICA CELESTIJNENLAAN 200D 3001 LEUVEN
KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN
Eindverslag betreffende de onderzoeksopdracht vanwege het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap afdeling Algemeen Milieu en Natuurbeleid
Berekening en kostenraming van geluidsisolatie in de nieuw- en vernieuwbouw ten opzichte van buitenlawaai veroorzaakt door weg-, vlieg- en spoorverkeer DEEL 6 : BELEIDSVOORSTELLEN
Opdrachthouders: Laboratorium voor Akoestiek en Thermische Fysica, Katholieke Universiteit Leuven Prof.dr.ir. Gerrit Vermeir en Prof.dr. Jan Thoen In samenwerking met: Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor de Bouwnijverheid, Brussel ir. Bart Ingelaere Daidalos en Sound&Silence, Leuven ir. Paul Mees en ir. Luk Van Daele
31 mei 2003
Inhoudstafel INHOUDSTAFEL ....................................................................................................................... 6.1 I
GROOTHEDEN GEVELBELASTING ................................................................................ 6.3
I.1
Lawaaibelasting van daglokalen................................................................................................ 6.3
I.2
Lawaaibelasting van nachtlokalen ............................................................................................ 6.3
II
VEREISTE GEVELISOLATIE ............................................................................................ 6.4
II.1
Daglokalen ................................................................................................................................... 6.4
II.2
Nachtlokalen................................................................................................................................ 6.4
III
TOEPASSINGEN BELEID OP GEVALSTUDIES .......................................................... 6.5
III.1 Luchtverkeerslawaai........................................................................................................... 6.5 Machelen, Zaventemsesteenweg........................................................................................................... 6.5 Steenokkerzeel, Lemmensstraat............................................................................................................ 6.8 Diegem, Sint-Katarinastraat.................................................................................................................. 6.9 Diegem, Calenbergstraat (meting buiten PGA) .................................................................................. 6.10 Haren, Ganzeweidestraat (meting buiten PGA).................................................................................. 6.11 Samenvatting luchtverkeerslawaai...................................................................................................... 6.13 III.2 Spoorverkeerslawaai......................................................................................................... 6.14 Heverlee, Beeklaan ............................................................................................................................. 6.14 Lovenjoel, Pakeshof............................................................................................................................ 6.16 Lovenjoel, Rijsmortelstraat (meting buiten PGA) .............................................................................. 6.17 Samenvatting spoorverkeerslawaai..................................................................................................... 6.19 III.3 Wegverkeerslawaai ........................................................................................................... 6.20 Winksele, Brusselsesteenweg ............................................................................................................. 6.20 Betekom, Steijenhoflaan..................................................................................................................... 6.20 Antwerpen, Ring R1 (meting buiten PGA)......................................................................................... 6.21 Antwerpen, Italiëlei (meting buiten PGA).......................................................................................... 6.21 Samenvatting wegverkeerslawaai ....................................................................................................... 6.22 IV
BIJLAGEN: VOORBEELDEN VAN OPNAMEN VAN HET BUITENGELUID (24H)... 6.23
IV.1 Luchtverkeerslawaai......................................................................................................... 6.23 Machelen, Zaventemsesteenweg......................................................................................................... 6.23 Steenokkerzeel, Lemmensstraat.......................................................................................................... 6.36 Diegem, Sint-Katarinastraat................................................................................................................ 6.43 Diegem, Calenbergstraat (meting buiten PGA) .................................................................................. 6.50 Diegem, Ganzeweidestraat (meting buiten PGA)............................................................................... 6.56 IV.2 Spoorverkeerslawaai......................................................................................................... 6.62 Heverlee, Beeklaan ............................................................................................................................. 6.62 Lovenjoel, Pakeshof........................................................................................................................... .6.74 Lovenjoel, Rijsmortelstraat (meting buiten PGA) .............................................................................. 6.80 IV.3
Wegverkeerslawaai ........................................................................................................... 6.87
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – Inhoudstafel
6.1
Winksele, Brusselsesteenweg ............................................................................................................. 6.87 Betekom, Steijenhoflaan..................................................................................................................... 6.93 Antwerpen Ring R1 (meting buiten PGA)........................................................................................ 6.100 Antwerpen, Italiëlei ( meting buiten PGA)....................................................................................... 6.106 REFERENTIES ...................................................................................................................... 6.112
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – Inhoudstafel
6.2
I
Grootheden gevelbelasting
I.1
Lawaaibelasting van daglokalen Met het oog op de evaluatie van de gevelbelasting en voor de berekening van de vereiste gevelisolatie van daglokalen wordt voor de drie verschillende soorten verkeersmodi (spoorverkeer, wegverkeer en luchtverkeer) de belastingsindicator Lin,daglokaal voorgesteld. Deze is gebaseerd op de gevelbelasting gedurende de dag- en avondperiode, en is als volgt gedefinieerd:
Lin , daglokaal
Lday Levening + 5 1 10 = 10 log 12*10 + 4*10 10 16
[I.1]
waarbij Lday en Levening de grootheden zijn zoals vastgelegd in de Europese richtlijn 2002/49/EC [Europese Gemeenschappen, 2002]. Bij ontstentenis van de kennis van de grootheden Lday en/of Levening kan Ldaglokaal berekend worden op basis van de grootheden Lden en Lnight die vastgelegd zijn in de Europese richtlijn en waarvoor krachtens deze richtlijn geluidkaarten dienen opgesteld te worden. Lnight +10 Lden 1 Lin ,daglokaal = 10 log 24*10 10 − 8*10 10 16
I.2
[I.2]
Lawaaibelasting van nachtlokalen Met het oog op de evaluatie van de gevelbelasting en voor de berekening van de vereiste gevelisolatie van nachtlokalen wordt voor wegverkeersites één indicator Lin,nachtlokaal gebruikt. Deze grootheid stemt volledig overeen met de grootheid Lnight van de Europese richtlijn 2002/49/EC [Europese Gemeenschappen, 2002]. Voor spoor- en vliegverkeersites moet wel ook rekening gehouden worden met de uitschieters bij doorrit van een trein of bij de overvlucht van een vliegtuig. Het maximale geluiddrukniveau van een gebeurtenis wordt daarbij gedefinieerd als de maximale waarde van het invallende equivalente A-gewogen geluiddrukniveau bepaald in opeenvolgende intervallen van 1 seconde tijdens deze gebeurtenissen (LAeq,1s). Lin,nachtlokaal,Xx is het geluiddrukniveau (LAeq,1s) dat gemiddeld over de nachten van een jaar, in de periode van 23 h ’s avonds tot 7 h ’s morgens, X maal (Xx) door het maximale geluiddrukniveau van de afzonderlijke gebeurtenissen overschreden wordt.
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – I. Grootheden gevelbelasting
6.3
II
Vereiste gevelisolatie De gevelisolatie moet zodanig zijn dat de toelaatbare referentiewaarde binnen niet overschreden wordt. De één-getalsaanduiding van de gevelisolatie D2m,nT,w+Ctr of D2m,nT,w+C (1), moet daarom voldoen aan de volgende voorwaarden.
II.1
Daglokalen
wegverkeer spoorverkeer luchtverkeer
D2m,nT,w + Ctr – 3 (1) (2) of D2m,nT,w + C – 3 (1) (2) ≥ Lin,daglokaal – 36 Lin,daglokaal – 36 Lin,daglokaal – 34
Tabel II.1 Vereiste gevelisolatie voor daglokalen in functie van de gevelbelasting en type verkeersbron. (1) (2)
II.2
C geldt voor weg- en spoorverkeer met snelheden > 80 km/h. Ctr geldt voor weg- en spoorverkeer met snelheden ≤ 80 km/h en voor luchtverkeer. De waarde 3 geldt in de regel voor vlakke gevels, voor afwijkende situaties kan de waarde verschillen.
Nachtlokalen D2m,nT,w + Ctr – 3 (1) (2) of D2m,nT,w + C – 3 (1) (2) ≥ wegverkeer Lin,nachtlokaal – 30 spoorverkeer Lin,nachtlokaal – 30 Lin,nachtlokaal,5x – 45 luchtverkeer Lin,nachtlokaal – 26 Lin,nachtlokaal,10x – 45 Lin,nachtlokaal,5x – 50 Tabel II.2 Vereiste gevelisolatie voor nachtlokalen in functie van de gevelbelasting en type verkeersbron. (1) (2)
C geldt voor weg- en spoorverkeer met snelheden > 80 km/h. Ctr geldt voor weg- en spoorverkeer met snelheden ≤ 80 km/h en voor luchtverkeer. De waarde 3 geldt in de regel voor vlakke gevels, voor afwijkende situaties kan de waarde verschillen.
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – II. Vereiste gevelisolatie
6.4
III
Toepassingen beleid op gevalstudies De beleidsvoorstellen geformuleerd onder hoofdstuk II worden toegepast voor de verschillende meetsites van dit project en voor een aantal sites die buiten dit project bestudeerd werden. Uitgaande van de metingen worden de indicatoren voor de aanduiding van de gevelbelasting afgeleid (Lin,daglokaal, Lin,nachtlokaal en Lin,nachtlokaal,Xx). Op basis van deze indicatoren wordt de vereiste gevelisolatie voor een dag- of nachtlokaal berekend. Onder hoofdstuk IV wordt als toelichting voor de verschillende meetsites een typerend voorbeeld van het verloop van het buitenlawaai LAeq,1s grafisch weergegeven (telkens een opname van 24h).
Luchtverkeerslawaai Machelen, Zaventemsesteenweg Achtergevel grootheid Lday Levening Lin,daglokaal gevelbelasting (vrije veld) 68 dB 67 dB 69 dB Tabel III.1 Gevelbelasting op de achtergevel van de woning.
Lin,nachtlokaal 62 dB
Lden 71 dB
Figuur III.1 toont de cumulatieve verdeling van de maximale geluidrukniveaus van de nachtvluchten (23u00 – 7u00) over de gehele meetcampagne. Gedurende deze periode werden per nacht gemiddeld 22 overvluchten geregistreerd.
100 90 80 Cumulatieve verdeling [%]
III.1
70 60 50 40 30 20 10 0 70
75
80 85 90 A-gewogen geluiddrukniveau
95
100
Figuur III.1 Cumulatieve verdeling van de maximale geluidniveaus van het invallende geluidveld tijdens overvluchten ‘s nachts. Op basis van deze cumulatieve verdeling tijdens de nachtperiode kan worden afgeleid: PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – III. Toepassing beleid op gevalstudies
6.5
45% 23% 10%
van de overvluchten, van de overvluchten, van de overvluchten,
10 5 2
op 22, overschrijdt een geluidniveau van op 22, overschrijdt een geluidniveau van op 22, overschrijdt een geluidniveau van
83 dB 86 dB 89 dB
Uit deze analyse kunnen de indicatoren Lin,nachtlokaal,5x en Lin,nachtlokaal,10x worden afgeleid (Tabel III.2). grootheid Lin,nachtlokaal,5x gevelbelasting (vrije veld) 86 dB Tabel III.2 Gevelbelastingsindicatoren Lin,nachtlokaal,5x en Lin,nachtlokaal,10x.
Lin,nachtlokaal,10x 83 dB
De vereiste gevelisolatie voor een daglokaal en/of nachtlokaal gelegen aan de achtergevel van deze woning is samengevat in Tabel III.3. daglokaal D2m,nT,w + Ctr vereiste gevelisolatie op basis van Lin,daglokaal ≥ 38 dB nachtlokaal D2m,nT,w + Ctr vereiste gevelisolatie op basis van Lin,nachtlokaal ≥ 39 dB vereiste gevelisolatie op basis van Lin,nachtlokaal,5x ≥ 39 dB vereiste gevelisolatie op basis van Lin,nachtlokaal,10x ≥ 41 dB Tabel III.3 Minimale geluidisolatie D2m,nT,w + Ctr van de gevel naar dag- en nachtlokalen, voor luchtverkeersgeluid. Zijgevel grootheid Lday Levening gevelbelasting (vrije veld) 70 dB 67 dB Tabel III.4 Gevelbelasting op de zijgevel van de woning.
Lin,daglokaal 71 dB
Lin,nachtlokaal 61 dB
Lden 71 dB
Figuur III.2 toont de cumulatieve verdeling van de maximale geluidrukniveaus van de nachtvluchten (23u00 – 7u00) over de gehele meetcampagne. Gedurende deze periode werden per nacht gemiddeld 26 overvluchten geregistreerd.
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – III. Toepassing beleid op gevalstudies
6.6
100 90
Cumulatieve verdeling [%]
80 70 60 50 40 30 20 10 0 70
75
80 85 90 A-gewogen geluiddrukniveau
95
100
Figuur III.2 Cumulatieve verdeling van de maximale geluidniveaus van het invallende geluidveld tijdens overvluchten ‘s nachts. Op basis van deze cumulatieve verdeling tijdens de nachtperiode kan worden afgeleid: 38% 19% 10%
van de overvluchten, van de overvluchten, van de overvluchten,
10 5 2
op 26, overschrijdt een geluidniveau van op 26, overschrijdt een geluidniveau van op 26, overschrijdt een geluidniveau van
82 dB 85 dB 87 dB
Uit deze analyse kunnen de indicatoren Lin,nachtlokaal,5x en Lin,nachtlokaal,10x worden afgeleid (Tabel III.5). grootheid Lin,nachtlokaal,5x gevelbelasting (vrije veld) 85 dB Tabel III.5 Gevelbelastingsindicatoren Lin,nachtlokaal,5x en Lin,nachtlokaal,10x.
Lin,nachtlokaal,10x 82 dB
De vereiste gevelisolatie voor een daglokaal en/of nachtlokaal gelegen aan de zijgevel van deze woning is samengevat in Tabel III.6. daglokaal D2m,nT,w + Ctr vereiste gevelisolatie op basis van Lin,daglokaal ≥ 40 dB nachtlokaal D2m,nT,w + Ctr vereiste gevelisolatie op basis van Lin,nachtlokaal ≥ 38 dB vereiste gevelisolatie op basis van Lin,nachtlokaal,5x ≥ 38 dB vereiste gevelisolatie op basis van Lin,nachtlokaal,10x ≥ 40 dB Tabel III.6 Minimale geluidisolatie D2m,nT,w + Ctr van de gevel naar dag- en nachtlokalen, voor luchtverkeersgeluid.
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – III. Toepassing beleid op gevalstudies
6.7
Steenokkerzeel, Lemmensstraat grootheid Lday Levening Lin,daglokaal gevelbelasting (vrije veld) 58 dB 56 dB 59 dB Tabel III.7 Gevelbelasting op de achtergevel van de woning.
Lin,nachtlokaal 58 dB
Lden 64 dB
Figuur III.3 toont de cumulatieve verdeling van de maximale geluidrukniveaus van de nachtvluchten (23u00 – 7u00) over de gehele meetcampagne. Gedurende deze periode werden per nacht gemiddeld 90 gebeurtenissen geregistreerd. 100 90
Cumulatieve verdeling [%]
80 70 60 50 40 30 20 10 0 60
65
70 75 80 A-gewogen geluiddrukniveau
85
90
Figuur III.3 Cumulatieve verdeling van de maximale geluidniveaus van het invallende geluidveld tijdens overvluchten ‘s nachts. Op basis van deze cumulatieve verdeling tijdens de nachtperiode kan worden afgeleid: 11% 6%
van de overvluchten, van de overvluchten,
10 5
op 90, overschrijdt een geluidniveau van op 90, overschrijdt een geluidniveau van
77 dB 78 dB
Uit deze analyse kunnen de indicatoren Lin,nachtlokaal,5x en Lin,nachtlokaal,10x worden afgeleid (Tabel III.8). grootheid Lin,nachtlokaal,5x gevelbelasting (vrije veld) 78 dB Tabel III.8 Gevelbelastingsindicatoren Lin,nachtlokaal,5x en Lin,nachtlokaal,10x.
Lin,nachtlokaal,10x 77 dB
De vereiste gevelisolatie voor een daglokaal en/of nachtlokaal is samengevat in Tabel III.9.
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – III. Toepassing beleid op gevalstudies
6.8
daglokaal D2m,nT,w + Ctr vereiste gevelisolatie op basis van Lin,daglokaal ≥ 28 dB nachtlokaal D2m,nT,w + Ctr vereiste gevelisolatie op basis van Lin,nachtlokaal ≥ 35 dB vereiste gevelisolatie op basis van Lin,nachtlokaal,5x ≥ 31 dB vereiste gevelisolatie op basis van Lin,nachtlokaal,10x ≥ 35 dB Tabel III.9 Minimale geluidisolatie D2m,nT,w + Ctr van de gevel naar dag- en nachtlokalen, voor luchtverkeersgeluid.
Diegem, Sint-Katarinastraat grootheid Lday Levening Lin,daglokaal gevelbelasting (vrije veld) 66 dB 65 dB 67 dB Tabel III.10 Gevelbelasting op de achtergevel van de woning.
Lin,nachtlokaal 61 dB
Lden 69 dB
Figuur III.4 toont de cumulatieve verdeling van de maximale geluidrukniveaus van de nachtvluchten (23u00 – 7u00) over de gehele meetcampagne. Gedurende deze periode werden per nacht gemiddeld 32 overvluchten geregistreerd. 100 90
Cumulatieve verdeling [%]
80 70 60 50 40 30 20 10 0 60
65
70 75 80 A-gewogen geluiddrukniveau
85
90
Figuur III.4 Cumulatieve verdeling van de maximale geluidniveaus van het invallende geluidveld tijdens overvluchten ‘s nachts. Op basis van deze cumulatieve verdeling tijdens de nachtperiode kan worden afgeleid: 31% 16%
van de overvluchten, van de overvluchten,
10 5
op 32, overschrijdt een geluidniveau van op 32, overschrijdt een geluidniveau van
83 dB 85 dB
Uit deze analyse kunnen de indicatoren Lin,nachtlokaal,5x en Lin,nachtlokaal,10x worden afgeleid (Tabel III.11).
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – III. Toepassing beleid op gevalstudies
6.9
grootheid Lin,nachtlokaal,5x gevelbelasting (vrije veld) 85 dB Tabel III.11 Gevelbelastingsindicatoren Lin,nachtlokaal,5x en Lin,nachtlokaal,10x.
Lin,nachtlokaal,10x 83 dB
De vereiste gevelisolatie voor een daglokaal en/of nachtlokaal is samengevat in Tabel III.12. daglokaal D2m,nT,w + Ctr vereiste gevelisolatie op basis van Lin,daglokaal ≥ 36 dB nachtlokaal D2m,nT,w + Ctr vereiste gevelisolatie op basis van Lin,nachtlokaal ≥ 38 dB vereiste gevelisolatie op basis van Lin,nachtlokaal,5x ≥ 38 dB vereiste gevelisolatie op basis van Lin,nachtlokaal,10x ≥ 41 dB Tabel III.12 Minimale geluidisolatie D2m,nT,w + Ctr van de gevel naar dag- en nachtlokalen, voor luchtverkeersgeluid.
Diegem, Calenbergstraat (meting buiten PGA) grootheid gevelbelasting (vrije veld) Tabel III.13 Gevelbelasting.
Lday 66 dB
Levening 66 dB
Lin,daglokaal 68 dB
Lin,nachtlokaal 60 dB
Lden 69 dB
Figuur III.5 toont de cumulatieve verdeling van de maximale geluidrukniveaus van de nachtvluchten (23u00 – 7u00) over de gehele meetcampagne. Gedurende deze periode werden per nacht gemiddeld 20 overvluchten geregistreerd. 100 90
Cumulatieve verdeling [%]
80 70 60 LAeq,1" (maximum over 1 s) LAeq,5" (maximum over 5 s) LAeq,10" (maximum over 10 s)
50 40 30 20 10 0 70
75
80 85 90 A-gewogen geluiddrukniveau
95
100
Figuur III.5 Cumulatieve verdeling van de maximale geluidniveaus van het invallende geluidveld tijdens overvluchten ‘s nachts. Op basis van deze cumulatieve verdeling tijdens de nachtperiode kan worden afgeleid:
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – III. Toepassing beleid op gevalstudies
6.10
50% 25% 10%
van de overvluchten, van de overvluchten, van de overvluchten,
10 5 2
op 20, overschrijdt een geluidniveau van op 20, overschrijdt een geluidniveau van op 20, overschrijdt een geluidniveau van
80 dB 84 dB 86 dB
Uit deze analyse kunnen de indicatoren Lin,nachtlokaal,5x en Lin,nachtlokaal,10x worden afgeleid (Tabel III.14). grootheid Lin,nachtlokaal,5x gevelbelasting (vrije veld) 84 dB Tabel III.14 Gevelbelastingsindicatoren Lin,nachtlokaal,5x en Lin,nachtlokaal,10x.
Lin,nachtlokaal,10x 80 dB
De vereiste gevelisolatie voor een daglokaal en/of nachtlokaal is samengevat in Tabel III.15 daglokaal D2m,nT,w + Ctr vereiste gevelisolatie op basis van Lin,daglokaal ≥ 37 dB nachtlokaal D2m,nT,w + Ctr vereiste gevelisolatie op basis van Lin,nachtlokaal ≥ 37 dB vereiste gevelisolatie op basis van Lin,nachtlokaal,5x ≥ 37 dB vereiste gevelisolatie op basis van Lin,nachtlokaal,10x ≥ 38 dB Tabel III.15 Minimale geluidisolatie D2m,nT,w + Ctr van de gevel naar dag- en nachtlokalen, voor luchtverkeersgeluid.
Haren, Ganzeweidestraat (meting buiten PGA) grootheid gevelbelasting (vrije veld) Tabel III.16 Gevelbelasting.
Lday 65 dB
Levening 65 dB
Lin,daglokaal 67 dB
Lin,nachtlokaal 63 dB
Lden 70 dB
Figuur III.6 toont de cumulatieve verdeling van de maximale geluidrukniveaus van de nachtvluchten (23u00 – 7u00) over de gehele meetcampagne. Gedurende deze periode werden per nacht gemiddeld 20 overvluchten geregistreerd.
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – III. Toepassing beleid op gevalstudies
6.11
100 90
Cumulatieve verdeling [%]
80 70 60 50
LAeq,1" (maximum over 1 s) LAeq,5" (maximum over 5 s) LAeq,10" (maximum over 10 s)
40 30 20 10 0 70
75
80 85 90 A-gewogen geluiddrukniveau
95
100
Figuur III.6 Cumulatieve verdeling van de maximale geluidniveaus van het invallende geluidveld tijdens overvluchten ‘s nachts. Op basis van deze cumulatieve verdeling tijdens de nachtperiode kan worden afgeleid: 60% 30% 10%
van de overvluchten, van de overvluchten, van de overvluchten,
10 5 2
op 20, overschrijdt een geluidniveau van op 20, overschrijdt een geluidniveau van op 20, overschrijdt een geluidniveau van
79 dB 82 dB 88 dB
Uit deze analyse kunnen de indicatoren Lin,nachtlokaal,5x en Lin,nachtlokaal,10x worden afgeleid (Tabel III.17). grootheid Lin,nachtlokaal,5x gevelbelasting (vrije veld) 82 dB Tabel III.17 Gevelbelastingsindicatoren Lin,nachtlokaal,5x en Lin,nachtlokaal,10x.
Lin,nachtlokaal,10x 79 dB
De vereiste gevelisolatie voor een daglokaal en/of nachtlokaal is samengevat in Tabel III.18. daglokaal D2m,nT,w + Ctr vereiste gevelisolatie op basis van Lin,daglokaal ≥ 36 dB nachtlokaal D2m,nT,w + Ctr vereiste gevelisolatie op basis van Lin,nachtlokaal ≥ 40 dB vereiste gevelisolatie op basis van Lin,nachtlokaal,5x ≥ 35 dB vereiste gevelisolatie op basis van Lin,nachtlokaal,10x ≥ 37 dB Tabel III.18 Minimale geluidisolatie D2m,nT,w + Ctr van de gevel naar dag- en nachtlokalen, voor luchtverkeersgeluid.
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – III. Toepassing beleid op gevalstudies
6.12
Samenvatting luchtverkeerslawaai gevelbelasting vereiste gevelisolatie daglokaal Machelen, Zaventemsesteenweg, achtergevel Lin,daglokaal 69 dB D2m,nT,w + Ctr ≥ 38 dB nachtlokaal Machelen, Zaventemsesteenweg, achtergevel Lin,nachtlokaal 62 dB D2m,nT,w + Ctr ≥ 39 dB Lin,nachtlokaal,5x 86 dB D2m,nT,w + Ctr ≥ 39 dB Lin,nachtlokaal,10x 83 dB D2m,nT,w + Ctr ≥ 41 dB daglokaal Machelen, Zaventemsesteenweg, zijgevel Lin,daglokaal 71 dB D2m,nT,w + Ctr ≥ 40 dB nachtlokaal Machelen, Zaventemsesteenweg, zijgevel Lin,nachtlokaal 61 dB D2m,nT,w + Ctr ≥ 38 dB Lin,nachtlokaal,5x 85 dB D2m,nT,w + Ctr ≥ 38 dB Lin,nachtlokaal,10x 82 dB D2m,nT,w + Ctr ≥ 40 dB daglokaal Steenokkerzeel, Lemmensstraat Lin,daglokaal 59 dB D2m,nT,w + Ctr ≥ 28 dB nachtlokaal Steenokkerzeel, Lemmensstraat Lin,nachtlokaal 58 dB D2m,nT,w + Ctr ≥ 35 dB Lin,nachtlokaal,5 78 dB D2m,nT,w + Ctr ≥ 31 dB Lin,nachtlokaal,10 77 dB D2m,nT,w + Ctr ≥ 35 dB daglokaal Diegem, Sint-Katarinastraat Lin,daglokaal 67 dB D2m,nT,w + Ctr ≥ 36 dB nachtlokaal Diegem Sint-Katarinastraat Lin,nachtlokaal 61 dB D2m,nT,w + Ctr ≥ 38 dB Lin,nachtlokaal,5 85 dB D2m,nT,w + Ctr ≥ 38 dB Lin,nachtlokaal,10 83 dB D2m,nT,w + Ctr ≥ 41 dB daglokaal Diegem, Calenbergstraat (meting buiten PGA) Lin,daglokaal 68 dB D2m,nT,w + Ctr ≥ 37 dB nachtlokaal Diegem, Calenbergstraat (meting buiten PGA) Lin,nachtlokaal 60 dB D2m,nT,w + Ctr ≥ 37 dB Lin,nachtlokaal,5 84 dB D2m,nT,w + Ctr ≥ 37 dB Lin,nachtlokaal,10 80 dB D2m,nT,w + Ctr ≥ 38 dB daglokaal Haren, Ganzeweidestraat (meting buiten PGA) Lin,daglokaal 67 dB D2m,nT,w + Ctr ≥ 36 dB nachtlokaal Haren, Ganzeweidestraat (meting buiten PGA) Lin,nachtlokaal 63 dB D2m,nT,w + Ctr ≥ 40 dB Lin,nachtlokaal,5 82 dB D2m,nT,w + Ctr ≥ 35 dB Lin,nachtlokaal,10 79 dB D2m,nT,w + Ctr ≥ 37 dB Tabel III.19 Toepassing van de beleidsvoorstellen op de luchtverkeersites.
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – III. Toepassing beleid op gevalstudies
6.13
Spoorverkeerslawaai Heverlee, Beeklaan Voorgevel Levening Lin,daglokaal grootheid Lday gevelbelasting (vrije veld) 55 dB 55 dB 57 dB Tabel III.20 Gevelbelasting op de voorgevel van de woning.
Lin,nachtlokaal 53 dB
Lden 60 dB
Figuur III.7 toont de cumulatieve verdeling van de maximale geluidrukniveaus van de doorritten gedurende de nachtperiode (23u00 – 7u00) over de gehele meetcampagne. Gedurende deze periode werden per nacht gemiddeld 18 doorritten geregistreerd. 100 90 80 Cumulatieve verdeling [%]
III.2
70 60 50 40 30 nacht 20 10 0 60
65
70 75 80 A-gewogen geluiddrukniveau
85
90
Figuur III.7 Cumulatieve verdeling van de maximale geluidniveaus van het invallende geluidveld tijdens doorritten ‘s nachts. Op basis van deze cumulatieve verdeling tijdens de nachtperiode kan worden afgeleid: 56% 28% 10%
van de doorritten, van de doorritten, van de doorritten,
10 5 2
op 18, overschrijdt een geluidniveau van op 18, overschrijdt een geluidniveau van op 18, overschrijdt een geluidniveau van
68 dB 71 dB 76 dB
Uit deze analyse kan de indicator Lin,nachtlokaal,5x afgeleid worden (Tabel III.21). grootheid gevelbelasting (vrije veld) Tabel III.21 Gevelbelastingsindicator Lin,nachtlokaal,5x.
Lin,nachtlokaal,5x 71 dB
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – III. Toepassing beleid op gevalstudies
6.14
De vereiste gevelisolatie voor een daglokaal en/of nachtlokaal is samengevat in Tabel III.22. daglokaal D2m,nT,w + Ctr vereiste gevelisolatie op basis van Lin,daglokaal ≥ 24 dB nachtlokaal D2m,nT,w + Ctr vereiste gevelisolatie op basis van Lin,nachtlokaal ≥ 26 dB vereiste gevelisolatie op basis van Lin,nachtlokaal,5x ≥ 29 dB Tabel III.22 Minimale geluidisolatie D2m,nT,w+Ctr van de gevel naar dag- en nachtlokalen, voor spoorverkeersgeluid. Achtergevel Levening Lin,daglokaal grootheid Lday gevelbelasting (vrije veld) 49 dB 51 dB 52 dB Tabel III.23 Gevelbelasting op de achtergevel van de woning.
Lin,nachtlokaal 50 dB
Lden 57 dB
Figuur III.8 toont de cumulatieve verdeling van de maximale geluidrukniveaus van de doorritten gedurende de nachtperiode (23u00 – 7u00) over de gehele meetcampagne. Gedurende deze periode werden per nacht gemiddeld 17 doorritten geregistreerd. 100 90
Cumulatieve verdeling [%]
80 70 60 dag avond nacht
50 40 30 20 10 0 60
65
70 75 80 A-gewogen geluiddrukniveau
85
90
Figuur III.8 Cumulatieve verdeling van de maximale geluidniveaus van het invallende geluidveld tijdens doorritten ‘s nachts. Op basis van deze cumulatieve verdeling tijdens de nachtperiode kan worden afgeleid: 60% 30% 10%
van de doorritten, van de doorritten, van de doorritten,
10 5 2
op 17, overschrijdt een geluidniveau van op 17, overschrijdt een geluidniveau van op 17, overschrijdt een geluidniveau van
65 dB 68 dB 75 dB
Uit deze analyse kan de indicator Lin,nachtlokaal,5x afgeleid worden (Tabel III.24). PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – III. Toepassing beleid op gevalstudies
6.15
grootheid gevelbelasting (vrije veld) Tabel III.24 Gevelbelastingsindicator Lin,nachtlokaal,5x
Lin,nachtlokaal,5x 68 dB
De vereiste gevelisolatie voor een daglokaal en/of nachtlokaal is samengevat in Tabel III.25. daglokaal D2m,nT,w + Ctr vereiste gevelisolatie op basis van Lin,daglokaal ≥ 19 dB nachtlokaal D2m,nT,w + Ctr vereiste gevelisolatie op basis van Lin,nachtlokaal ≥ 23 dB vereiste gevelisolatie op basis van Lin,nachtlokaal,5x ≥ 26 dB Tabel III.25 Minimale geluidisolatie D2m,nT,w+Ctr van de gevel naar dag- en nachtlokalen, voor spoorverkeersgeluid.
Lovenjoel, Pakeshof grootheid gevelbelasting (vrije veld) Tabel III.26 Gevelbelasting
Lday 67 dB
Levening 65 dB
Lin,daglokaal 68 dB
Lin,nachtlokaal 62 dB
Lden 70 dB
Figuur III.9 toont de cumulatieve verdeling van de maximale geluidrukniveaus van de doorritten gedurende de nachtperiode (23u00 – 7u00) over de gehele meetcampagne. Gedurende deze periode werden per nacht gemiddeld 23 doorritten geregistreerd. 100 90
Cumulatieve verdeling [%]
80 70 60 50 40 30 20
dag avond nacht
10 0 70
75
80 85 90 A-gewogen geluiddrukniveau
95
100
Figuur III.9 Cumulatieve verdeling van de maximale geluidniveaus van het invallende geluidveld tijdens doorritten ‘s nachts. Op basis van deze cumulatieve verdeling tijdens de nachtperiode kan worden afgeleid:
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – III. Toepassing beleid op gevalstudies
6.16
43% 22% 10%
van de doorritten, van de doorritten, van de doorritten,
10 5 2
op 23, overschrijdt een geluidniveau van op 23, overschrijdt een geluidniveau van op 23, overschrijdt een geluidniveau van
84 dB 86 dB 88 dB
Uit deze analyse kan de indicator Lin,nachtlokaal,5x afgeleid worden (Tabel III.27). grootheid gevelbelasting (vrije veld) Tabel III.27 Gevelbelastingsindicator Lin,nachtlokaal,5x.
Lin,nachtlokaal,5x 86 dB
De vereiste gevelisolatie voor een daglokaal en/of nachtlokaal is samengevat in Tabel III.28. daglokaal D2m,nT,w + C vereiste gevelisolatie op basis van Lin,daglokaal ≥ 35 dB nachtlokaal D2m,nT,w + C vereiste gevelisolatie op basis van Lin,nachtlokaal ≥ 35 dB vereiste gevelisolatie op basis van Lin,nachtlokaal,5x ≥ 44 dB Tabel III.28 Minimale geluidisolatie D2m,nT,w+C van de gevel naar dag- en nachtlokalen, voor spoorverkeersgeluid.
Lovenjoel, Rijsmortelstraat (meting buiten PGA) Dit is een meetpunt vlakbij de spoorlijn Leuven-Welkenraedt, een extreme situatie. grootheid gevelbelasting (vrije veld) Tabel III.29 Gevelbelasting.
Lday 74 dB
Levening 73 dB
Lin,daglokaal 75 dB
Lin,nachtlokaal 67 dB
Lden 76 dB
Figuur III.10 toont de cumulatieve verdeling van de maximale geluidrukniveaus van de doorritten gedurende de nachtperiode (23u00 – 7u00) over de gehele meetcampagne. Gedurende deze periode werden per nacht gemiddeld 18 doorritten geregistreerd.
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – III. Toepassing beleid op gevalstudies
6.17
100 90
Cumulatieve verdeling [%]
80 70 60 50 40 30 20 dag avond nacht
10 0 70
75
80 85 90 A-gewogen geluiddrukniveau
95
100
Figuur III.10 Cumulatieve verdeling van de maximale geluidniveaus van het invallende geluidveld tijdens doorritten ‘s nachts. Op basis van deze cumulatieve verdeling tijdens de nachtperiode kan worden afgeleid: 56% 28% 10%
van de doorritten, van de doorritten, van de doorritten,
10 5 2
op 18, overschrijdt een geluidniveau van op 18, overschrijdt een geluidniveau van op 18, overschrijdt een geluidniveau van
91 dB 94 dB 96 dB
Uit deze analyse kan de indicator Lin,nachtlokaal,5x afgeleid worden (Tabel III.30). grootheid gevelbelasting (vrije veld) Tabel III.30 Gevelbelastingsindicator Lin,nachtlokaal,5x
Lin,nachtlokaal,5x 94 dB
De vereiste gevelisolatie voor een daglokaal en/of nachtlokaal is samengevat in Tabel III.31. Daglokaal D2m,nT,w + C vereiste gevelisolatie op basis van Lin,daglokaal ≥ 42 dB Nachtlokaal D2m,nT,w + C vereiste gevelisolatie op basis van Lin,nachtlokaal ≥ 40 dB vereiste gevelisolatie op basis van Lin,nachtlokaal,5x ≥ 52 dB Tabel III.31 Minimale geluidisolatie D2m,nT,w+C van de gevel naar dag- en nachtlokalen, voor spoorverkeersgeluid
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – III. Toepassing beleid op gevalstudies
6.18
Samenvatting spoorverkeerslawaai gevelbelasting vereiste gevelisolatie daglokaal Heverlee, beeklaan (voorgevel) Lin,daglokaal 57 dB D2m,nT,w + Ctr ≥ 24 dB nachtlokaal Heverlee, beeklaan (voorgevel) Lin,nachtlokaal 53 dB D2m,nT,w + Ctr ≥ 26 dB Lin,nachtlokaal,5 71 dB D2m,nT,w + Ctr ≥ 29 dB daglokaal Heverlee, beeklaan (achtergevel) Lin,daglokaal 52 dB D2m,nT,w + Ctr ≥ 19 dB nachtlokaal Heverlee, beeklaan (achtergevel) Lin,nachtlokaal 50 dB D2m,nT,w + Ctr ≥ 23 dB Lin,nachtlokaal,5 69 dB D2m,nT,w + Ctr ≥ 26 dB daglokaal Lovenjoel, Pakeshof Lin,daglokaal 68 dB D2m,nT,w + C ≥ 35 dB nachtlokaal Lovenjoel, Pakeshof Lin,nachtlokaal 62 dB D2m,nT,w + C ≥ 35 dB Lin,nachtlokaal,5 86 dB D2m,nT,w + C ≥ 44 dB daglokaal Lovenjoel, Rijsmortelstraat (meting buiten PGA) Lin,daglokaal 75 dB D2m,nT,w + C ≥ 42 dB nachtlokaal Lovenjoel, Rijsmortelstraat (meting buiten PGA) Lin,nachtlokaal 67 dB D2m,nT,w + C ≥ 40 dB Lin,nachtlokaal,5 94 dB D2m,nT,w + C ≥ 52 dB Tabel III.32 Toepassing van de beleidsvoorstellen op de spoorverkeersites.
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – III. Toepassing beleid op gevalstudies
6.19
III.3
Wegverkeerslawaai Winksele, Brusselsesteenweg grootheid Lday Levening Lin,daglokaal gevelbelasting (vrije veld) 67 dB 66 dB 68 dB Tabel III.33 Gevelbelasting op de voorgevel van de woning.
Lin,nachtlokaal 61 dB
Lden 69 dB
De vereiste gevelisolatie voor een daglokaal en/of nachtlokaal is samengevat in Tabel III.34. daglokaal D2m,nT,w + Ctr vereiste gevelisolatie op basis van Lin,daglokaal ≥ 35 dB nachtlokaal D2m,nT,w + Ctr vereiste gevelisolatie op basis van Lin,nachtlokaal ≥ 34 dB Tabel III.34 Minimale geluidisolatie D2m,nT,w + Ctr van de gevel naar dag- en nachtlokalen, voor wegverkeersgeluid.
Betekom, Steijenhoflaan zijgevel grootheid Lday Levening Lin,daglokaal gevelbelasting (vrije veld) 68 dB 67 dB 70 dB Tabel III.35 Gevelbelasting op de zijgevel van de woning.
Lin,nachtlokaal 62 dB
Lden 70 dB
De vereiste gevelisolatie voor een daglokaal en/of nachtlokaal is samengevat in Tabel III.36. daglokaal D2m,nT,w + Ctr vereiste gevelisolatie op basis van Lin,daglokaal ≥ 37dB nachtlokaal D2m,nT,w + Ctr vereiste gevelisolatie op basis van Lin,nachtlokaal ≥ 35 dB Tabel III.36 Minimale geluidisolatie D2m,nT,w + Ctr van de gevel naar dag- en nachtlokalen, voor wegverkeersgeluid. voorgevel grootheid Lday Levening Lin,daglokaal gevelbelasting (vrije veld) 63 dB 61 dB 64 dB Tabel III.37 Gevelbelasting op de voorgevel van de woning.
Lin,nachtlokaal 56 dB
Lden 65 dB
De vereiste gevelisolatie voor een daglokaal en/of nachtlokaal is samengevat in Tabel III.38. daglokaal D2m,nT,w + Ctr vereiste gevelisolatie op basis van Lin,daglokaal ≥ 31 dB nachtlokaal D2m,nT,w + Ctr vereiste gevelisolatie op basis van Lin,nachtlokaal ≥ 29 dB Tabel III.38 Minimale geluidisolatie D2m,nT,w + Ctr van de gevel naar dag- en nachtlokalen, voor wegverkeersgeluid.
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – III. Toepassing beleid op gevalstudies
6.20
Antwerpen, Ring R1 (meting buiten PGA) grootheid gevelbelasting (vrije veld) Tabel III.39 Gevelbelasting
Lday 78 dB
Levening 78 dB
Lin,daglokaal 80 dB
Lin,nachtlokaal 74 dB
Lden 82 dB
De vereiste gevelisolatie voor een daglokaal en/of nachtlokaal is samengevat in Tabel III.40. daglokaal D2m,nT,w + C vereiste gevelisolatie op basis van Lin,daglokaal ≥ 47 dB nachtlokaal D2m,nT,w + C vereiste gevelisolatie op basis van Lin,nachtlokaal ≥ 47 dB Tabel III.40 Minimale geluidisolatie D2m,nT,w + C van de gevel naar dag- en nachtlokalen, voor wegverkeersgeluid.
Antwerpen, Italiëlei (meting buiten PGA) grootheid gevelbelasting (vrije veld) Tabel III.41 Gevelbelasting.
Lday 73 dB
Levening 71 dB
Lin,daglokaal 74 dB
Lin,nachtlokaal 67 dB
Lden 75 dB
De vereiste gevelisolatie voor een daglokaal en/of nachtlokaal is samengevat in Tabel III.42. daglokaal D2m,nT,w + Ctr vereiste gevelisolatie op basis van Lin,daglokaal ≥ 41 dB nachtlokaal D2m,nT,w + Ctr vereiste gevelisolatie op basis van Lin,nachtlokaal ≥ 40 dB Tabel III.42 Minimale geluidisolatie D2m,nT,w + Ctr van de gevel naar dag- en nachtlokalen, voor wegverkeersgeluid.
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – III. Toepassing beleid op gevalstudies
6.21
Samenvatting wegverkeerslawaai gevelbelasting vereiste gevelisolatie daglokaal Winksele, Brusselsesteenweg Lin,daglokaal 68 dB D2m,nT,w + Ctr ≥ 35 dB nachtlokaal Winksele, Brusselsesteenweg Lin,nachtlokaal 61 dB D2m,nT,w + Ctr ≥ 34 dB daglokaal Betekom, Steijenhoflaan, zijgevel Lin,daglokaal 70 dB D2m,nT,w + Ctr ≥ 37 dB nachtlokaal Betekom, Steijenhoflaan,zijgevel Lin,nachtlokaal 62 dB D2m,nT,w + Ctr ≥ 35 dB daglokaal Betekom, Steijenhoflaan, voorgevel Lin,daglokaal 64 dB D2m,nT,w + Ctr ≥ 31 dB nachtlokaal Betekom, Steijenhoflaan,voorgevel Lin,nachtlokaal 56 dB D2m,nT,w + Ctr ≥ 29 dB daglokaal Antwerpen, Ring R1 (meting buiten PGA) Lin,daglokaal 80 dB D2m,nT,w + C ≥ 47 dB nachtlokaal Antwerpen, Ring R1 (meting buiten PGA) Lin,nachtlokaal 74 dB D2m,nT,w + C ≥ 47 dB daglokaal Antwerpen, Italiëlei (meting buiten PGA) Lin,daglokaal 74 dB D2m,nT,w + Ctr ≥ 41 dB nachtlokaal Antwerpen, Italiëlei (meting buiten PGA) Lin,nachtlokaal 67 dB D2m,nT,w + Ctr ≥ 40 dB Tabel III.43 Toepassing van de beleidsvoorstellen op de wegverkeersites.
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – III. Toepassing beleid op gevalstudies
6.22
IV
Bijlagen: voorbeelden van opnamen van het buitengeluid (24h)
IV.1
Luchtverkeerslawaai Machelen, Zaventemsesteenweg Achtergevel
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
100
do 30/01/2003 00h-01h
90
buiten binnen
80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
100
55
60
do 30/01/2003 01h-02h
90
buiten binnen
80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
100
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
50
50
55
60
do 30/01/2003 02h-03h
90
buiten binnen
80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage: voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.23
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
100
do 30/01/2003 03h-04h
90
buiten binnen
80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
100
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
55
60
do 30/01/2003 04h-05h
90
buiten binnen
80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
100
50
55
60
do 30/01/2003 05h-06h
90
buiten binnen
80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
100
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
50
50
55
60
do 30/01/2003 06h-07h
90
buiten binnen
80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.24
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
100
di 21/01/2003 07h-08h
90
buiten binnen
80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
100
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
55
60
do 30/01/2003 08h-09h
90
buiten binnen
80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
100
50
55
60
do 30/01/2003 09h-10h
90
buiten binnen
80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
100
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
50
50
55
60
do 30/01/2003 10h-11h
90
buiten binnen
80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.25
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
100
do 30/01/2003 11h-12h
90
buiten binnen
80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
100
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
55
60
do 30/01/2003 12h-13h
90
buiten binnen
80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
100
50
55
60
do 30/01/2003 13h-14h
90
buiten binnen
80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
100
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
50
50
55
60
do 30/01/2003 14h-15h
90
buiten binnen
80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.26
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
100
do 30/01/2003 15h-16h
90
buiten binnen
80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
100
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
55
60
do 30/01/2003 16h-17h
90
buiten binnen
80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
100
50
55
60
do 30/01/2003 17h-18h
90
buiten binnen
80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
100
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
50
50
55
60
do 30/01/2003 18h-19h
90
buiten binnen
80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.27
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
100
do 30/01/2003 19h-20h
90
buiten binnen
80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
100
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
55
60
do 30/01/2003 20h-21h
90
buiten binnen
80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
100
50
55
60
do 30/01/2003 21h-22h
90
buiten binnen
80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
100
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
50
50
55
60
do 30/01/2003 22h-23h
90
buiten binnen
80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.28
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
100
do 30/01/2003 23h-24h
90
buiten binnen
80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
50
55
60
Zijgevel
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
100
do 27/02/2003 00h-01h
90
zijgevel achtergevel
80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
100
55
60
do 27/02/2003 01h-02h
90
zijgevel achtergevel
80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
100
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
50
50
55
60
do 27/02/2003 02h-03h
90
zijgevel achtergevel
80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.29
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
100
do 27/02/2003 03h-04h
90
zijgevel achtergevel
80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
100
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
55
60
do 27/02/2003 04h-05h
90
zijgevel achtergevel
80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
100
50
55
60
do 27/02/2003 05h-06h
90
zijgevel achtergevel
80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
100
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
50
50
55
60
do 27/02/2003 06h-07h
90
zijgevel achtergevel
80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.30
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
100
do 27/02/2003 07h-08h
90
zijgevel achtergevel
80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
100
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
55
60
do 27/02/2003 08h-09h
90
zijgevel achtergevel
80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
100
50
55
60
do 27/02/2003 09h-10h
90
zijgevel achtergevel
80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
100
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
50
50
55
60
do 27/02/2003 10h-11h
90
zijgevel achtergevel
80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.31
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
100
do 27/02/2003 11h-12h
90
zijgevel achtergevel
80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
100
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
55
60
do 27/02/2003 12h-13h
90
zijgevel achtergevel
80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
100
50
55
60
do 27/02/2003 13h-14h
90
zijgevel achtergevel
80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
100
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
50
50
55
60
do 27/02/2003 14h-15h
90
zijgevel achtergevel
80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.32
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
100
do 27/02/2003 15h-16h
90
zijgevel achtergevel
80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
100
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
55
60
do 27/02/2003 16h-17h
90
zijgevel achtergevel
80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
100
50
55
60
do 27/02/2003 17h-18h
90
zijgevel achtergevel
80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
100
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
50
50
55
60
do 27/02/2003 18h-19h
90
zijgevel achtergevel
80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.33
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
100
do 27/02/2003 19h-20h
90
zijgevel achtergevel
80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
100
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
55
60
do 27/02/2003 20h-21h
90
zijgevel achtergevel
80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
100
50
55
60
do 27/02/2003 21h-22h
90
zijgevel achtergevel
80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
100
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
50
50
55
60
do 27/02/2003 22h-23h
90
zijgevel achtergevel
80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.34
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
100
do 27/02/2003 23h-24h
90
zijgevel achtergevel
80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.35
Steenokkerzeel, Lemmensstraat
ma 29/04/02 0h-1h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid
binnenniveau
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
55
60
55
60
Tijd [minuten] ma 29/04/02 1h-2h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid
binnenniveau
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
Tijd [minuten] ma 29/04/02 2h-3h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid
binnenniveau
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
Tijd [minuten]
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
6.36
ma 29/04/02 3h-4h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid
binnenniveau
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
55
60
55
60
55
60
Tijd [minuten] ma 29/04/02 4h-5h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid
binnenniveau
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
Tijd [minuten] ma 29/04/02 5h-6h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid
binnenniveau
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
Tijd [minuten] ma 29/04/02 6h-7h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid
binnenniveau
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
Tijd [minuten]
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
6.37
ma 29/04/02 7h-8h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid
binnenniveau
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
55
60
55
60
Tijd [minuten] ma 29/04/02 8h-9h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid
binnenniveau
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
Tijd [minuten] ma 29/04/02 9h-10h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid
binnenniveau
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
Tijd [minuten] ma 29/04/02 10h-11h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid
binnenniveau
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten]
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
6.38
ma 29/04/02 11h-12h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid
binnenniveau
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten] ma 29/04/02 12h-13h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid
binnenniveau
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten] ma 29/04/02 13h-14h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid
binnenniveau
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten] ma 29/04/02 14h-15h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid
binnenniveau
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten]
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
6.39
ma 29/04/02 15h-16h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid
binnenniveau
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten] ma 29/04/02 16h-17h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid
binnenniveau
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten] ma 29/04/02 17h-18h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid
binnenniveau
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten] ma 29/04/02 18h-19h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid
binnenniveau
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten]
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
6.40
ma 29/04/02 19h-20h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid
binnenniveau
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten] ma 29/04/02 20h-21h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid
binnenniveau
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten] ma 29/04/02 21h-22h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid
binnenniveau
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten] ma 29/04/02 22h-23h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid
binnenniveau
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten]
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
6.41
ma 29/04/02 23h-24h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid
binnenniveau
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten]
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
6.42
Diegem, Sint-Katarinastraat
vr 21/06/02 00h-01h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid achtergevel
binnenniveau
90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten]
vr 21/06/02 01h-02h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid achtergevel
binnenniveau
90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten] vr 21/06/02 02h-03h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid achtergevel
binnenniveau
90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten]
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
6.43
vr 21/06/02 03h-04h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid achtergevel
binnenniveau
90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten] vr 21/06/02 04h-05h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid achtergevel
binnenniveau
90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten] vr 21/06/02 05h-06h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid achtergevel
binnenniveau
90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten] vr 21/06/02 06h-07h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid achtergevel
binnenniveau
90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten]
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
6.44
vr 21/06/02 07h-08h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid achtergevel
binnenniveau
90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten] vr 21/06/02 08h-09h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid achtergevel
binnenniveau
90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten] vr 21/06/02 09h-10h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid achtergevel
binnenniveau
90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten] vr 21/06/02 10h-11h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid achtergevel
binnenniveau
90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten]
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
6.45
vr 21/06/02 11h-12h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid achtergevel
binnenniveau
90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten] vr 21/06/02 12h-13h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid achtergevel
binnenniveau
90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten] vr 21/06/02 13h-14h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid achtergevel
binnenniveau
90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten] vr 21/06/02 14h-15h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid achtergevel
binnenniveau
90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten]
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
6.46
vr 21/06/02 15h-16h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid achtergevel
binnenniveau
90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten] vr 21/06/02 16h-17h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid achtergevel
binnenniveau
90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten] vr 21/06/02 17h-18h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid achtergevel
binnenniveau
90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten] vr 21/06/02 18h-19h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid achtergevel
binnenniveau
90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten]
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
6.47
vr 21/06/02 19h-20h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid achtergevel
binnenniveau
90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten] vr 21/06/02 20h-21h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid achtergevel
binnenniveau
90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten] vr 21/06/02 21h-22h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid achtergevel
binnenniveau
90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten] vr 21/06/02 22h-23h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid achtergevel
binnenniveau
90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten]
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
6.48
vr 21/06/02 23h-24h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid achtergevel
binnenniveau
90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten]
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
6.49
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
Diegem, Calenbergstraat (meting buiten PGA) 90
donderdag 19/12/2002 00h-01h
80 70 60 50 40
0
5
10
15
20
25
30 35 Tijd (minuten)
40
90
45
50
55
60
donderdag 19/12/2002 01h-02h
80 70 60 50 40
0
5
10
15
20
25
30 35 Tijd (minuten)
40
90
45
50
55
60
donderdag 19/12/2002 02h-03h
80 70 60 50 40
0
5
10
15
20
25
30 35 Tijd (minuten)
40
90
45
50
55
60
donderdag 19/12/2002 03h-04h
80 70 60 50 40
0
5
10
15
20
25
30 35 Tijd (minuten)
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.50
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
90
donderdag 19/12/2002 04h-05h
80 70 60 50 40
0
5
10
15
20
25
30 35 Tijd (minuten)
40
90
45
50
55
60
donderdag 19/12/2002 05h-06h
80 70 60 50 40
0
5
10
15
20
25
30 35 Tijd (minuten)
40
90
45
50
55
60
donderdag 19/12/2002 06h-07h
80 70 60 50 40
0
5
10
15
20
25
30 35 Tijd (minuten)
40
90
45
50
55
60
donderdag 19/12/2002 07h-08h
80 70 60 50 40
0
5
10
15
20
25
30 35 Tijd (minuten)
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.51
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
90
donderdag 19/12/2002 08h-09h
80 70 60 50 40
0
5
10
15
20
25
30 35 Tijd (minuten)
40
90
45
50
55
60
donderdag 19/12/2002 09h-10h
80 70 60 50 40
0
5
10
15
20
25
30 35 Tijd (minuten)
40
90
45
50
55
60
donderdag 19/12/2002 10h-11h
80 70 60 50 40
0
5
10
15
20
25
30 35 Tijd (minuten)
40
90
45
50
55
60
donderdag 19/12/2002 11h-12h
80 70 60 50 40
0
5
10
15
20
25
30 35 Tijd (minuten)
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.52
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
90
donderdag 19/12/2002 12h-13h
80 70 60 50 40
0
5
10
15
20
25
30 35 Tijd (minuten)
40
90
45
50
55
60
donderdag 19/12/2002 13h-14h
80 70 60 50 40
0
5
10
15
20
25
30 35 Tijd (minuten)
40
90
45
50
55
60
donderdag 19/12/2002 14h-15h
80 70 60 50 40
0
5
10
15
20
25
30 35 Tijd (minuten)
40
90
45
50
55
60
donderdag 19/12/2002 15h-16h
80 70 60 50 40
0
5
10
15
20
25
30 35 Tijd (minuten)
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.53
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
90
donderdag 19/12/2002 16h-17h
80 70 60 50 40
0
5
10
15
20
25
30 35 Tijd (minuten)
40
90
45
50
55
60
donderdag 19/12/2002 17h-18h
80 70 60 50 40
0
5
10
15
20
25
30 35 Tijd (minuten)
40
90
45
50
55
60
donderdag 19/12/2002 18h-19h
80 70 60 50 40
0
5
10
15
20
25
30 35 Tijd (minuten)
40
90
45
50
55
60
donderdag 19/12/2002 19h-20h
80 70 60 50 40
0
5
10
15
20
25
30 35 Tijd (minuten)
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.54
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
90
donderdag 19/12/2002 20h-21h
80 70 60 50 40
0
5
10
15
20
25
30 35 Tijd (minuten)
40
90
45
50
55
60
donderdag 19/12/2002 21h-22h
80 70 60 50 40
0
5
10
15
20
25
30 35 Tijd (minuten)
40
90
45
50
55
60
donderdag 19/12/2002 22h-23h
80 70 60 50 40
0
5
10
15
20
25
30 35 Tijd (minuten)
40
90
45
50
55
60
donderdag 19/12/2002 23h-24h
80 70 60 50 40
0
5
10
15
20
25
30 35 Tijd (minuten)
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.55
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
Diegem, Ganzeweidestraat (meting buiten PGA) 75
zon 17/03/2002 00h-01h
70
voor achter
65 60 55 50 45 40 35 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
75
50
55
60
zon 17/03/2002 01h-02h
70
voor achter
65 60 55 50 45 40 35 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
75
50
55
60
zon 17/03/2002 02h-03h
70
voor achter
65 60 55 50 45 40 35 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
75
50
55
60
zon 17/03/2002 03h-04h
70
voor achter
65 60 55 50 45 40 35 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.56
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
75
zon 17/03/2002 04h-05h
70
voor achter
65 60 55 50 45 40 35 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
75
50
55
60
zon 17/03/2002 05h-06h
70
voor achter
65 60 55 50 45 40 35 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
75
50
55
60
zon 17/03/2002 06h-07h
70
voor achter
65 60 55 50 45 40 35 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
75
50
55
60
zon 17/03/2002 07h-08h
70
voor achter
65 60 55 50 45 40 35 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.57
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
75
zon 17/03/2002 08h-09h
70
voor achter
65 60 55 50 45 40 35 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
75
50
55
60
zon 17/03/2002 09h-10h
70
voor achter
65 60 55 50 45 40 35 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
80
50
55
60
zon 17/03/2002 10h-11h
75
voor achter
70 65 60 55 50 45 40 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
80
50
55
60
zon 17/03/2002 11h-12h
75
voor achter
70 65 60 55 50 45 40 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.58
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
80
zon 17/03/2002 12h-13h
75
voor achter
70 65 60 55 50 45 40 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
80
50
55
60
zon 17/03/2002 13h-14h
75
voor achter
70 65 60 55 50 45 40 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
80
50
55
60
zon 17/03/2002 14h-15h
75
voor achter
70 65 60 55 50 45 40 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
80
50
55
60
zon 17/03/2002 15h-16h
75
voor achter
70 65 60 55 50 45 40 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.59
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
80
zon 17/03/2002 16h-17h
75
voor achter
70 65 60 55 50 45 40 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
80
50
55
60
zon 17/03/2002 17h-18h
75
voor achter
70 65 60 55 50 45 40 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
80
50
55
60
zon 17/03/2002 18h-19h
75
voor achter
70 65 60 55 50 45 40 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
80
50
55
60
zon 17/03/2002 19h-20h
75
voor achter
70 65 60 55 50 45 40 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.60
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
80
zon 17/03/2002 20h-21h
75
voor achter
70 65 60 55 50 45 40 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
80
50
55
60
zon 17/03/2002 21h-22h
75
voor achter
70 65 60 55 50 45 40 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
80
50
55
60
zon 17/03/2002 22h-23h
75
voor achter
70 65 60 55 50 45 40 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
80
50
55
60
zon 17/03/2002 23h-24h
75
voor achter
70 65 60 55 50 45 40 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.61
Spoorverkeerslawaai Heverlee, Beeklaan
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
Achtergevel
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
IV.2
90
do 27/12/2001 00h-01h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
do 27/12/2001 01h-02h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
do 27/12/2001 02h-03h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
do 27/12/2001 03h-04h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.62
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
90
do 27/12/2001 04h-05h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
do 27/12/2001 05h-06h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
do 27/12/2001 06h-07h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
do 27/12/2001 07h-08h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.63
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
90
do 27/12/2001 08h-09h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
do 27/12/2001 09h-10h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
do 27/12/2001 10h-11h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
do 27/12/2001 11h-12h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.64
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
90
do 27/12/2001 12h-13h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
do 27/12/2001 13h-14h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
do 27/12/2001 14h-15h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
do 27/12/2001 15h-16h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.65
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
90
do 27/12/2001 16h-17h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
do 27/12/2001 17h-18h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
do 27/12/2001 18h-19h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
do 27/12/2001 19h-20h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.66
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
90
do 27/12/2001 20h-21h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
do 27/12/2001 21h-22h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
do 27/12/2001 22h-23h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
do 27/12/2001 23h-24h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.67
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
Voorgevel 90
w oe 02/01/2002 00h-01h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
w oe 02/01/2002 01h-02h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
w oe 02/01/2002 02h-03h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
w oe 02/01/2002 03h-04h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.68
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
90
w oe 02/01/2002 04h-05h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
w oe 02/01/2002 05h-06h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
w oe 02/01/2002 06h-07h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
w oe 02/01/2002 07h-08h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.69
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
90
w oe 02/01/2002 08h-09h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
w oe 02/01/2002 09h-10h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
w oe 02/01/2002 10h-11h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
w oe 02/01/2002 11h-12h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.70
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
90
w oe 02/01/2002 12h-13h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
w oe 02/01/2002 13h-14h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
w oe 02/01/2002 14h-15h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
w oe 02/01/2002 15h-16h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.71
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
90
w oe 02/01/2002 16h-17h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
w oe 02/01/2002 17h-18h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
w oe 02/01/2002 18h-19h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
w oe 02/01/2002 19h-20h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.72
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
90
w oe 02/01/2002 20h-21h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
w oe 02/01/2002 21h-22h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
w oe 02/01/2002 22h-23h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
w oe 02/01/2002 23h-24h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.73
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
Lovenjoel, Pakeshof 90
w oe 01/05/2002 00h-01h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
w oe 01/05/2002 01h-02h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
w oe 01/05/2002 02h-03h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
w oe 01/05/2002 03h-04h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.74
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
90
w oe 01/05/2002 04h-05h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
w oe 01/05/2002 05h-06h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
w oe 01/05/2002 06h-07h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
w oe 01/05/2002 07h-08h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.75
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
90
w oe 01/05/2002 08h-09h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
w oe 01/05/2002 09h-10h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
w oe 01/05/2002 10h-11h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
w oe 01/05/2002 11h-12h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.76
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
90
w oe 01/05/2002 12h-13h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
w oe 01/05/2002 13h-14h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
w oe 01/05/2002 14h-15h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
w oe 01/05/2002 15h-16h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.77
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
90
w oe 01/05/2002 16h-17h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
w oe 01/05/2002 17h-18h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
w oe 01/05/2002 18h-19h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
w oe 01/05/2002 19h-20h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.78
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
90
w oe 01/05/2002 20h-21h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
w oe 01/05/2002 21h-22h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
w oe 01/05/2002 22h-23h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
w oe 01/05/2002 23h-24h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.79
Lovenjoel, Rijsmortelstraat (meting buiten PGA) 110
Maandag 25 mei 1998 - 00u-01u
Lp [1", dB(A)]
100 90 80 70 60 50 40 30
0
110
10
15
20
25 30 35 Tijd [seconden]
40
45
50
55
60
25 30 35 Tijd [seconden]
40
45
50
55
60
25 30 35 Tijd [seconden]
40
45
50
55
60
Maandag 25 mei 1998 - 01u-02u
100 Lp [1", dB(A)]
5
90 80 70 60 50 40 30
0
110
10
15
20
Maandag 25 mei 1998 - 02u-03u
100 Lp [1", dB(A)]
5
90 80 70 60 50 40 30
0
5
10
15
20
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
6.80
110
Maandag 25 mei 1998 - 03u-04u
Lp [1", dB(A)]
100 90 80 70 60 50 40 30
0
110
10
15
20
25 30 35 Tijd [seconden]
40
45
50
55
60
25 30 35 Tijd [seconden]
40
45
50
55
60
25 30 35 Tijd [seconden]
40
45
50
55
60
25 30 35 Tijd [seconden]
40
45
50
55
60
Maandag 25 mei 1998 - 04u-05u
100 Lp [1", dB(A)]
5
90 80 70 60 50 40 30
0
110
10
15
20
Maandag 25 mei 1998 - 05u-06u
100 Lp [1", dB(A)]
5
90 80 70 60 50 40 30
0
110
10
15
20
Zondag 24 mei 1998 - 06u-07u
100 Lp [1", dB(A)]
5
90 80 70 60 50 40 30
0
5
10
15
20
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
6.81
110
Maandag 25 mei 1998 - 07u-08u
Lp [1", dB(A)]
100 90 80 70 60 50 40 30
0
110
10
15
20
25 30 35 Tijd [seconden]
40
45
50
55
60
25 30 35 Tijd [seconden]
40
45
50
55
60
25 30 35 Tijd [seconden]
40
45
50
55
60
25 30 35 Tijd [seconden]
40
45
50
55
60
Maandag 25 mei 1998 - 08u-09u
100 Lp [1", dB(A)]
5
90 80 70 60 50 40 30
0
110
10
15
20
Maandag 25 mei 1998 - 09u-10u
100 Lp [1", dB(A)]
5
90 80 70 60 50 40 30
0
110
10
15
20
Maandag 25 mei 1998 - 10u-11u
100 Lp [1", dB(A)]
5
90 80 70 60 50 40 30
0
5
10
15
20
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
6.82
110
Maandag 25 mei 1998 - 11u-12u
Lp [1", dB(A)]
100 90 80 70 60 50 40 30
0
110
10
15
20
25 30 35 Tijd [seconden]
40
45
50
55
60
25 30 35 Tijd [seconden]
40
45
50
55
60
25 30 35 Tijd [seconden]
40
45
50
55
60
25 30 35 Tijd [seconden]
40
45
50
55
60
Maandag 25 mei 1998 - 12u-13u
100 Lp [1", dB(A)]
5
90 80 70 60 50 40 30
0
110
10
15
20
Maandag 25 mei 1998 - 13u-14u
100 Lp [1", dB(A)]
5
90 80 70 60 50 40 30
0
110
10
15
20
Maandag 25 mei 1998 - 14u-15u
100 Lp [1", dB(A)]
5
90 80 70 60 50 40 30
0
5
10
15
20
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
6.83
110
Maandag 25 mei 1998 - 15u-16u
Lp [1", dB(A)]
100 90 80 70 60 50 40 30
0
110
10
15
20
25 30 35 Tijd [seconden]
40
45
50
55
60
25 30 35 Tijd [seconden]
40
45
50
55
60
25 30 35 Tijd [seconden]
40
45
50
55
60
25 30 35 Tijd [seconden]
40
45
50
55
60
Maandag 25 mei 1998 - 16u-17u
100 Lp [1", dB(A)]
5
90 80 70 60 50 40 30
0
110
10
15
20
Maandag 25 mei 1998 - 17u-18u
100 Lp [1", dB(A)]
5
90 80 70 60 50 40 30
0
110
10
15
20
Maandag 25 mei 1998 - 18u-19u
100 Lp [1", dB(A)]
5
90 80 70 60 50 40 30
0
5
10
15
20
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
6.84
110
Maandag 25 mei 1998 - 19u-20u
Lp [1", dB(A)]
100 90 80 70 60 50 40 30
0
110
10
15
20
25 30 35 Tijd [seconden]
40
45
50
55
60
25 30 35 Tijd [seconden]
40
45
50
55
60
25 30 35 Tijd [seconden]
40
45
50
55
60
25 30 35 Tijd [seconden]
40
45
50
55
60
Maandag 25 mei 1998 - 20u-21u
100 Lp [1", dB(A)]
5
90 80 70 60 50 40 30
0
110
10
15
20
Maandag 25 mei 1998 - 21u-22u
100 Lp [1", dB(A)]
5
90 80 70 60 50 40 30
0
110
10
15
20
Maandag 25 mei 1998 - 22u-23u
100 Lp [1", dB(A)]
5
90 80 70 60 50 40 30
0
5
10
15
20
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
6.85
110
Maandag 25 mei 1998 - 23u-24u
Lp [1", dB(A)]
100 90 80 70 60 50 40 30
0
5
10
15
20
25 30 35 Tijd [seconden]
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.86
Wegverkeerslawaai
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
Winksele, Brusselsesteenweg
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
IV.3
90
ma 21/01/2002 00h-01h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
ma 21/01/2002 01h-02h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
ma 21/01/2002 02h-03h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
ma 21/01/2002 03h-04h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.87
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
90
ma 21/01/2002 04h-05h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
ma 21/01/2002 05h-06h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
ma 21/01/2002 06h-07h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
ma 21/01/2002 07h-08h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.88
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
90
ma 21/01/2002 08h-09h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
ma 21/01/2002 09h-10h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
ma 21/01/2002 10h-11h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
ma 21/01/2002 11h-12h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.89
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
90
ma 21/01/2002 12h-13h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
ma 21/01/2002 13h-14h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
ma 21/01/2002 14h-15h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
ma 21/01/2002 15h-16h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.90
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
90
ma 21/01/2002 16h-17h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
ma 21/01/2002 17h-18h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
ma 21/01/2002 18h-19h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
ma 21/01/2002 19h-20h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.91
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)] Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
90
ma 21/01/2002 20h-21h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
ma 21/01/2002 21h-22h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
ma 21/01/2002 22h-23h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
90
50
55
60
ma 21/01/2002 23h-24h
80
buiten binnen
70 60 50 40 30 20 10 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.92
Betekom, Steijenhoflaan
woe 30/10/02 0h-1h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid zijgevel
invallend geluid voorgevel
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten] woe 30/10/02 1h-2h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid zijgevel
invallend geluid voorgevel
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten] woe 30/10/02 2h-3h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid zijgevel
invallend geluid voorgevel
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten]
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
6.93
woe 30/10/02 3h-4h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid zijgevel
invallend geluid voorgevel
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten] woe 30/10/02 4h-5h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid zijgevel
invallend geluid voorgevel
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten] woe 30/10/02 5h-6h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid zijgevel
invallend geluid voorgevel
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten] woe 30/10/02 6h-7h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid zijgevel
invallend geluid voorgevel
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten]
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
6.94
woe 30/10/02 7h-8h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid zijgevel
invallend geluid voorgevel
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten] woe 30/10/02 8h-9h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid zijgevel
invallend geluid voorgevel
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten] woe 30/10/02 9h-10h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid zijgevel
invallend geluid voorgevel
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten] woe 30/10/02 10h-11h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid zijgevel
invallend geluid voorgevel
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten]
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
6.95
woe 30/10/02 11h-12h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid zijgevel
invallend geluid voorgevel
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten] woe 30/10/02 12h-13h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid zijgevel
invallend geluid voorgevel
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten] woe 30/10/02 13h-14h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid zijgevel
invallend geluid voorgevel
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten] woe 30/10/02 14h-15h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid zijgevel
invallend geluid voorgevel
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten]
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
6.96
woe 30/10/02 15h-16h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid zijgevel
invallend geluid voorgevel
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten] woe 30/10/02 16h-17h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid zijgevel
invallend geluid voorgevel
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten] woe 30/10/02 17h-18h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid zijgevel
invallend geluid voorgevel
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten] woe 30/10/02 18h-19h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid zijgevel
invallend geluid voorgevel
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten]
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
6.97
woe 30/10/02 19h-20h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid zijgevel
invallend geluid voorgevel
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten] woe 30/10/02 20h-21h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid zijgevel
invallend geluid voorgevel
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten] woe 30/10/02 21h-22h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid zijgevel
invallend geluid voorgevel
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten] woe 30/10/02 22h-23h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid zijgevel
invallend geluid voorgevel
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten]
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
6.98
woe 30/10/02 23h-24h
Geluiddrukniveau LAeq,1s [dB]
100
invallend geluid zijgevel
invallend geluid voorgevel
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
Tijd [minuten]
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
6.99
Antwerpen Ring R1 (meting buiten PGA) Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
100
vr 04/05/2001 00h-01h
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
100
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
55
60
vr 04/05/2001 01h-02h
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
100
50
55
60
vr 04/05/2001 02h-03h
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
100
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
50
50
55
60
vr 04/05/2001 03h-04h
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.100
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
100
vr 04/05/2001 04h-05h
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
100
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
55
60
vr 04/05/2001 05h-06h
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
100
50
55
60
vr 04/05/2001 06h-07h
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
100
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
50
50
55
60
vr 04/05/2001 07h-08h
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.101
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
100
vr 04/05/2001 08h-09h
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
100
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
55
60
vr 04/05/2001 09h-10h
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
100
50
55
60
vr 04/05/2001 10h-11h
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
100
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
50
50
55
60
vr 04/05/2001 11h-12h
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.102
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
100
vr 04/05/2001 12h-13h
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
100
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
55
60
vr 04/05/2001 13h-14h
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
100
50
55
60
vr 04/05/2001 14h-15h
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
100
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
50
50
55
60
vr 04/05/2001 15h-16h
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.103
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
100
vr 04/05/2001 16h-17h
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
100
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
55
60
vr 04/05/2001 17h-18h
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
100
50
55
60
vr 04/05/2001 18h-19h
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
100
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
50
50
55
60
vr 04/05/2001 19h-20h
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.104
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
100
vr 04/05/2001 20h-21h
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
100
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
55
60
vr 04/05/2001 21h-22h
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
100
50
55
60
vr 04/05/2001 22h-23h
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
100
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
50
50
55
60
vr 04/05/2001 23h-24h
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.105
Antwerpen, Italiëlei ( meting buiten PGA) Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
100
w oe 19/11/1998 00h-01h
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
100
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
55
60
w oe 19/11/1998 01h-02h
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
100
50
55
60
w oe 19/11/1998 02h-03h
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
100
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
50
50
55
60
w oe 19/11/1998 03h-04h
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.106
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
100
w oe 19/11/1998 04h-05h
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
100
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
55
60
w oe 19/11/1998 05h-06h
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
100
50
55
60
w oe 19/11/1998 06h-07h
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
100
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
50
50
55
60
w oe 19/11/1998 07h-08h
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.107
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
100
w oe 19/11/1998 08h-09h
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
100
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
55
60
w oe 19/11/1998 09h-10h
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
100
50
55
60
w oe 19/11/1998 10h-11h
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
100
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
50
50
55
60
w oe 19/11/1998 11h-12h
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.108
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
100
w oe 19/11/1998 12h-13h
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
100
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
55
60
w oe 19/11/1998 13h-14h
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
100
50
55
60
w oe 19/11/1998 14h-15h
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
100
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
50
50
55
60
w oe 19/11/1998 15h-16h
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.109
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
100
w oe 19/11/1998 16h-17h
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
100
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
55
60
w oe 19/11/1998 17h-18h
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
100
50
55
60
w oe 19/11/1998 18h-19h
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
100
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
50
50
55
60
w oe 19/11/1998 19h-20h
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.110
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
100
w oe 19/11/1998 20h-21h
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
100
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
55
60
w oe 19/11/1998 21h-22h
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
100
50
55
60
w oe 19/11/1998 22h-23h
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
100
Geluiddrukniveau [Leq 1", dB(A)]
50
50
55
60
w oe 19/11/1998 23h-24h
90 80 70 60 50 40 30 20 0
5
10
15
20
25
30
Tijd (minuten)
35
40
45
50
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – IV. Bijlage : Voorbeelden opname buitengeluid
55
60
6.111
REFERENTIES Europese Gemeenschappen, Richtlijn 2002/49/EC van het Europees Parlement en de Raad van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai, Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen, L 189/12 – L 189/25, 18-7-2002
PGA – Deel 6 : Beleidsvoorstellen – Referenties
6.112