Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Afdeling Welzijn en Samenleving Koning Albert II-laan 35 bus 30 1030 BRUSSEL Tel. 02 553 33 30 - Fax 02 553 33 60
[email protected]
Informatiebrochure bij de subsidieaanvraag in het kader van de projectsubsidies lokale kinderarmoedebestrijding 2013
Inleiding Met de oproep voor lokale projecten kinderarmoedebestrijding wil de Vlaamse overheid bijdragen tot de oprichting en verderzetting van lokale initiatieven gericht op de aanpak van kinderarmoede. Meer bepaald wil de Vlaamse minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding lokale projecten ondersteunen die preventief en integraal inzetten op de bestrijding van armoede bij kinderen van nul tot drie jaar en hun gezinnen. Door hun dichte band met de burgers en door hun omvang spelen lokale initiatieven een belangrijke rol in de aanpak van kinderarmoede. De Vlaamse overheid is van mening dat, teneinde de kinderarmoede daadwerkelijk terug te dringen, er op alle beleidsniveaus moet ingezet worden op initiatieven gericht op de aanpak van kinderarmoede. De Vlaamse overheid wil lokale initiatieven de ruimte geven om hun eigen werking vorm te geven maar dit steeds vanuit een methodiek die inclusief en integraal is. Derhalve worden een aantal (rand)voorwaarden gekoppeld aan de ondersteuning. Belangrijk accent daarbij is samenwerking over domeinen, organisaties en gemeentegrenzen heen. Meer uitleg over deze voorwaarden vindt u in de rubriek Inhoudelijke prioriteiten. De oproep richt zich tot verenigingen zonder winstoogmerk en lokale overheidsinstellingen. In totaal wordt een budget van 1 miljoen euro vrijgemaakt voor deze projectoproep. Deze oproep beoogt in de eerste plaats nieuwe projecten.
1
Meer informatie en het aanvraagformulier vindt u op www.vlaanderen.be/armoede. U kunt ook contact opnemen met de Afdeling Welzijn en Samenleving van het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Koning Albert II-laan 35, bus 30, 1030 Brussel (tel. 02 553 33 30) of mailen naar
[email protected].
I. Wie kan een subsidie aanvragen? -
lokale besturen van het Vlaamse Gewest; verenigingen zonder winstoogmerk.
II. Duurtijd van de projecten Alle projecten dienen te starten tussen 1 september 2013 en 15 december 2013. De projecten hebben een looptijd van maximaal 36 maanden. Deze termijn is niet verlengbaar. III. Hoeveel subsidies kan je aanvragen? De maximale subsidie bedraagt 50.000 euro per project, ongeacht de looptijd.
IV. Welke zijn de inhoudelijke prioriteiten? Om in aanmerking te komen voor subsidiëring, moet een project de aanpak van kinderarmoede (nul tot drie jaar) beogen op een inclusieve en integrale manier, door samenwerking over domeinen en organisaties heen en met betrokkenheid van minstens een lokaal bestuur. Een preventieve en proactieve aanpak verdient de voorkeur op curatief werken. De problematiek van armoede bij etnisch-culturele minderheden verdient bijzondere aandacht, hoewel deze projectoproep zich niet tot deze doelgroep beperkt. Kinderarmoede (nul tot drie jaar) Het percentage geboorten dat in Vlaanderen en Brussel plaats vindt in een kansarm gezin is de laatste jaren opvallend gestegen. Als we kinderarmoede echt willen aanpakken, is het dus hoog tijd voor actie. De recente literatuur en het recent onderzoek rond kinderarmoede toont aan dat de periode tussen nul en drie jaar cruciaal is voor de ontwikkeling van intellectuele, emotionele en sociale vaardigheden van jonge kinderen en het doorbreken van de armoedespiraal. Achterstanden die voor de geboorte of in de eerste levensjaren ontstaan, zijn later niet meer in te halen. Kinderarmoede en de aanpak ervan kunnen echter niet los gezien worden van de armoedesituatie en de aanpak ervan bij de gezinnen waarin deze kinderen leven. We moeten dus niet alleen inzetten op toegankelijke diensten voor het jonge kind, maar ook 2
op onder meer de levensomstandigheden van (aanstaande) jonge ouders en een aangepaste omgeving waar kinderen gelukkig kunnen opgroeien. Inzetten op (een combinatie van) verschillende actiethema’s is dan ook van groot belang voor de ontwikkeling van jonge kinderen. We denken onder meer aan: - kwaliteitsvolle gezinsondersteuning; - toegankelijkheid van welzijns- en gezondheidsvoorzieningen en inter- en intrasectorale samenwerking (opvang, gezondheidszorg,…); - deelname aan het kleuteronderwijs stimuleren; - een aangepaste leefomgeving in en om het huis en de buurt (huisvesting, ruimtelijke ontwikkeling,…); - het gezinsinkomen; - de opleiding en arbeidssituatie van de ouders. De ondersteunde projecten moeten focussen op de doelgroep van nul tot drie jaar en hun gezin, om zo de kinderen alle ontwikkelingskansen te geven en de armoedespiraal te doorbreken. Bovenstaande thema’s kunnen inspirerend zijn, maar zijn niet limitatief. Preventief en proactief werken Het is essentieel dat alle kinderen de kans krijgen zich van bij (en voor) de geboorte volwaardig te ontwikkelen. We moeten voorkomen dat kinderen in een armoedesituatie al van in het begin achterstand oplopen die ze later niet meer kunnen inhalen. Een curatief beleid, dat ongelijkheden en achterstanden probeert weg te werken, volstaat hierbij niet. Projecten die preventief werken zijn beter in staat de armoedespiraal te doorbreken. Preventie is echter vooral gericht op het vermijden of verminderen van risico’s. Er moet ook aandacht zijn voor de positieve elementen, die men moet trachten te versterken. Een integratie van beide processen vinden we in het proactief werken. Gekleurde armoede Uit het Jaarboek Armoede en Sociale Uitsluiting 2012 bleek dat armoede erg gekleurd is. Het armoederisico van mensen van etnisch-culturele minderheden is in Vlaanderen heel wat hoger zowel wat betreft de volwassenen maar zeker ook voor de kinderen uit deze gezinnen. Kind en Gezin wijst in dit verband er op dat 71,2% van alle kinderen met een moeder die geboren is buiten de EU, een verhoogd armoederisico kent. Het (ook) bereiken van deze kinderen en gezinnen is dus noodzakelijk in de strijd tegen kinderarmoede. Projecten die hierop inzetten, worden dan ook in het bijzonder gestimuleerd zich in te schrijven op deze projectoproep. Dit is echter geen verplicht criterium waaraan elk project moet voldoen. Samenwerking over domeinen en organisaties heen Een inclusief en integraal beleid werkt niet vanuit hokjes. Het lokale niveau is uitermate geschikt om samenwerking te realiseren, over domeinen en organisaties heen. Het 3
samenbrengen van alle relevante actoren draagt bij tot een integrale projectrealisatie. Uit de rondetafel kinderarmoede, die plaatsvond op 24 maart 2011, bleek duidelijk dat samenwerking tussen voorzieningen met een vertaling naar het concrete cliëntniveau tot goede resultaten kan leiden. Ook het werken aan problemen die zich vaak op verschillende levensdomeinen tegelijk stellen, is aan te bevelen. Samenwerking met andere actoren is een noodzaak bij de uitvoering van een goed project. Het verdient echter aanbeveling ook het uitdenken en uitwerken van het project vanuit een samenwerking tussen verschillende organisaties te doen. Participatie van gezinnen in armoede De participatie van de gezinnen in armoede zelf verdient bijzondere aandacht. Deze kan gerealiseerd worden rechtsreeks via de mensen zelf, maar ook via hun verenigingen of via opgeleide ervaringsdeskundigen in de armoede en sociale uitsluiting. Ook participatie van kinderen en gezinnen in armoede is een noodzaak bij de uitvoering van een goed project. Hen al bij het uitdenken en uitwerken van de projectaanvraag betrekken, kan het project een meerwaarde geven van bij de start. Betrokkenheid lokale besturen Lokale actoren hebben een erg belangrijke positie in een inclusief en integraal armoedebestrijdingsbeleid. Zij staan het dichtst bij de mensen zelf. De lokale besturen kunnen de regierol opnemen van alle acties ter bestrijding van armoede op hun grondgebied. Dit wordt ook erkend in het witboek interne staatshervorming. Daarin is opgenomen dat de Vlaamse Regering het lokaal armoedebestrijdingsbeleid wil versterken als wezenlijk element van een alomvattende armoedeaanpak in Vlaanderen. Bij de ingediende projecten wordt betrokkenheid verwacht van minstens een lokaal bestuur (gemeente of OCMW). Dit is uiteraard zo als het lokaal bestuur zelf initiatiefnemer is van het project. Als een vzw het project indient, moet er een minimale inhoudelijke en/of praktische betrokkenheid zijn van een lokaal bestuur. Gezamenlijke betrokkenheid van gemeente en OCMW of intergemeentelijke samenwerking kan een meerwaarde zijn. Gezien de specifieke Brusselse realiteit wordt voor Brusselse projecten betrokkenheid van de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) ook in aanmerking genomen voor dit criterium. Uiteraard blijft ook betrokkenheid van een Brussels lokaal bestuur mogelijk. Lokale besturen in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest kunnen evenwel niet als initiatiefnemer voor een project inschrijven op deze projectoproep.
V. Hoe verloopt de procedure? De procedure bestaat beoordelingsanalyse.
uit
twee
fasen:
de
ontvankelijkheidsanalyse
en
de
4
1. Ontvankelijkheidsanalyse Uw subsidieaanvraag is ontvankelijk: 1) als u volgende bijlagen bij het aanvraagformulier voegt: - voor een vzw: het inhoudelijk jaarverslag 2012; een goedgekeurde jaarrekening 2012. Die jaarrekening moet opgesteld zijn in de vorm die gebruikelijk is bij het type boekhouding dat u voert. Opmerking! Deze informatie is niet vereist voor organisaties die erkend en gesubsidieerd worden door de Vlaamse overheid, bv. verenigingen waar armen het woord nemen, CAW’s of instituten voor samenlevingsopbouw. - voor lokale besturen: Het jaarverslag 2012 van de dienst of afdeling die verantwoordelijk is voor de uitvoering van het project. 2) als u het volledig ingevulde aanvraagformulier en de begroting ondertekend en met de gevraagde bijlagen, uiterlijk op 26 april 2013 opstuurt naar de Afdeling Welzijn en Samenleving van het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Koning Albert IIlaan 35, bus 30, 1030 Brussel. De datum van de poststempel geldt als bewijs. 3) als u het aanvraagformulier en de begroting uiterlijk op 26 april 2013 ook elektronisch verzendt naar
[email protected]. Als de subsidieaanvraag na de ontvankelijkheidstoets onvolledig blijkt of als ze verstuurd is na 26 april 2013, wordt de aanvraag onontvankelijk verklaard en wordt ze inhoudelijk niet beoordeeld.
2. Beoordelingsanalyse Zodra het project ontvankelijk is verklaard, start de beoordelingsanalyse. In een eerste beoordelingsfase wordt nagegaan of het project beantwoordt aan de inhoudelijke prioriteiten van deze projectoproep. U kunt geen subsidiëring aanvragen voor: - de reguliere werking van uw organisatie; - projecten waarvan de voornaamste doelgroep niet bestaat uit kinderen of hun gezinnen in armoede; - studies en wetenschappelijk onderzoek; - projecten van vzw’s zonder betrokkenheid van een lokaal bestuur (gemeente, OCMW of VGC).
5
In een tweede beoordelingsfase worden projectaanvragen beoordeeld op basis van de volgende criteria: -
de focus en resultaten passen binnen de inhoudelijke prioriteiten; er wordt samengewerkt over domeinen en organisaties heen; er is bij de uitwerking en uitvoering van het project aandacht voor de participatie van gezinnen in armoede; er is een proportionele verhouding tussen de middelen en de beoogde resultaten van het project (redelijkheid van het gevraagde budget, kosten-batenanalyse); de resultaten van het project kunnen op ruimere schaal worden toegepast.
Bij de definitieve selectie van de projecten zal rekening gehouden worden met een regionale spreiding over de Vlaamse provincies en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Hierbij zal er evenwel meer gewicht geschonken worden aan die gebieden en gemeenten waar kansarmoede en meer specifiek kinderarmoede (cfr. aantal geboorten in kansarme gezinnen) hoger is dan in andere gebieden en gemeenten. Aangezien deze projectoproep vooral nieuwe projecten beoogt, zal ook dit in de beslissing worden meegenomen. VI. Duiding bij beoordelingscriteria en de begroting 1. Beoordelingscriteria -
Focus en resultaten ten opzichte van de inhoudelijke prioriteiten De projecten moeten zich richten naar kinderen in armoede van nul tot drie jaar of hun gezin. De resultaten die met het project beoogd worden, moeten gelinkt zijn aan de inhoudelijke prioriteiten.
-
Mate van samenwerking over domeinen en organisaties heen Wordt er samengewerkt met alle relevante actoren? Wordt de problematiek integraal aangepakt? In welke projectfase worden andere organisaties betrokken: in de uitvoering, of al van bij het uitdenken en uitwerken van de projectaanvraag?
-
Mate van participatie van gezinnen in armoede Hoe worden gezinnen en kinderen in armoede betrokken bij het project? In welke projectfase worden zij betrokken: in de uitvoering, of al van bij het uitdenken en uitwerken van de projectaanvraag?
-
Proportionele verhouding tussen de middelen en de beoogde resultaten van het project Bij dit criterium wordt nagegaan of de gevraagde middelen in verhouding zijn met de beoogde resultaten.
-
De resultaten van het project kunnen op ruimere schaal worden toegepast De resultaten van het project overstijgen enkel de eigen werking van de organisatie. Indien het project succesvol is, zijn de resultaten implementeerbaar op andere plaatsen, in andere organisaties of beleidsdomeinen. 6
2. Begroting In het document “Begroting lokale projecten kinderarmoedebestrijding 2013” geeft u een duidelijke, gedetailleerde en verantwoorde begrotingsraming van opbrengsten en kosten die betrekking hebben op de realisatie van het ingediende project. Enkele aandachtspunten: -
Indien u voor dit project personeel aanwerft, kunnen algemene kosten zoals huur, telefoonkosten… aan het project worden toegerekend aan de hand van een verdeelsleutel per voltijds equivalent personeel (bij voorkeur) of per vierkante meter (indien onmogelijk per VTE). Voorbeelden In vzw X werken vijf mensen. Er wordt een bijkomende projectmedewerker aangeworven voor één jaar. De jaarlijkse telefoonrekening bedraagt 600 euro. ►Aan het project mogen 100 euro telefoonkosten worden toegerekend. 600 / 6 = 100 (vijf vaste medewerkers + één projectmedewerker, volledig jaar). Vzw X huurt 200 vierkante meter kantoorruimte. Dit kost jaarlijks 10.000 euro. De projectmedewerker werkt een half jaar en heeft een eigen bureau van 20 vierkante meter. ►Aan het project mogen 500 euro huurkosten worden toegerekend 10.000 / 10 / 2 = 500 (aandeel kantoor in totale oppervlakte is één tiende, half jaar)
-
Afschrijvingen mogen worden ingebracht voor de looptijd van het project. Voorbeeld Vzw X koopt een computer van 600 euro voor de uitvoering van het project. Deze computer wordt op drie jaar afgeschreven. Het project loopt één jaar. ►Aan het project mogen 200 euro afschrijvingskosten worden toegerekend 600 / 3 = 200 (aankoopprijs gedeeld door termijn van de afschrijving)
VII. Indiendatum Projecten kunnen ingediend worden tot en met 26 april 2013 (datum poststempel geldt als bewijs). De minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding deelt eind juni haar beslissing mee in verband met het al dan niet verlenen van subsidies aan de ingediende projecten.
7
U vindt het aanvraagformulier en de informatiebrochure op: www.vlaanderen.be/armoede Voor meer informatie kunt u contact opnemen met: Vlaamse overheid Departement Welzijn,Volksgezondheid en Gezin Afdeling Welzijn en Samenleving Koning Albert II-laan 35, bus 30, 1030 Brussel Fax: 02 553 33 60 Frank Van den Branden Tel.: 02 553 32 24 Koen Devroey Tel.: 02 553 32 76 E-mailadres:
[email protected]
8