Winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten
Auteur:
C.A.M. Verschuren
ANR:
434101
Jaar:
2012
Masteropleiding:
Fiscaal Recht
Universiteit:
Universiteit van Tilburg
Scriptiebegeleider:
prof. dr. S.A. Stevens
Examencommissie:
prof. dr. J.A.G. van der Geld prof. dr. S.A. Stevens
Afstudeerdatum:
21 juni 2012
C.A.M. Verschuren Winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten
Voorwoord In 2009 ben ik na het afronden van mijn HBO-opleiding Fiscaal Recht en Economie aangevangen met mijn werkzaamheden op het gebied van de fiscale adviespraktijk. Mijn werkgever heeft mij de mogelijkheid geboden om in deeltijd aan de Universiteit van Tilburg door te studeren, om zo ook de masteropleiding Fiscaal Recht te behalen. Hiervan heb ik gretig gebruik gemaakt. Na verloop van bijna drie jaar ben ik er trots op, dat ik de opleiding binnen de nominale termijn kan gaan afronden en de ingevoerde langstudeerboete kan voorkomen. De masteropleiding Fiscaal Recht wordt afgesloten met het schrijven van een scriptie. Ik ben op zoek gegaan naar een voor mij uitdagend onderwerp, wat ik ook gevonden heb. Tijdens het schrijven van deze scriptie heb ik de nodige obstakels moeten overbruggen. Een scriptie schrijf ik namelijk niet ieder dag, de omvang van de werkzaamheden is aanzienlijk en het is gewoon allemaal best spannend. Gelukkig heb ik een enorm grote discipline en heb ik er alles aan gedaan om deze scriptie tot een goed einde te brengen. Bij het schrijven van deze scriptie heb ik veel steun van anderen gehad. Allereerst wil ik Michael van Gijlswijk bedanken voor zijn bijdrage aan het onderwerp van mijn scriptie en Glenn Snoeks voor het sparren over de alternatieven. Daarnaast wil ik mijn ouders en zus bedanken voor het (aanzienlijke) steuntje in de rug. Ook wil ik mijn vrienden bedanken, omdat zij geïnteresseerd waren hoe de voortgang van mijn scriptie verliep. Daarnaast ook om het juist niet te vragen. Voor de fijne begeleiding van mijn scriptie wil ik graag aan Stan Stevens een speciaal dankwoord richten: enorm bedankt! Op de laatste plaats, maar zeker niet de minste, wil ik mijn vriend Sebastiaan van der Hoest enorm bedanken voor zijn steun, maar zeker ook zijn geduld en bemoedigende woorden. Het schrijfproces van deze scriptie heeft me het nodige bloed, zweet en ook tranen gekost. Maar bovenal ben ik enorm tevreden!
Caren Verschuren 7 juni 2012
Deze scriptie is afgesloten op basis van de bekende wetgeving, jurisprudentie en literatuur op 2 mei 2012.
2
C.A.M. Verschuren Winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten
Inhoudsopgave Afkortingen ............................................................................................................ 5 1 Inleiding ............................................................................................................. 6 1.1 Aanleiding van het onderzoek van de scriptie ............................................................6 1.2 Probleemstelling ...............................................................................................7 1.3 Doelstelling van de scriptie ..................................................................................7 1.4 Verantwoording van de opzet van de scriptie ............................................................8 1.5 Afbakening van de scriptie ...................................................................................8 2 Verliesverrekening en het totaalwinstbegrip ............................................................... 9 2.1 Inleiding .........................................................................................................9 2.2 Winstbepaling ...................................................................................................9 2.2.1 Totaalwinst ................................................................................................9 2.2.2 Jaarwinst ................................................................................................. 10 2.2.3 Belastbaar bedrag....................................................................................... 10 2.3 Het begrip verlies en het doel van verliesverrekening ............................................... 10 2.4 Verliesverrekening en het totaalwinstbeginsel in de literatuur onderbouwd .................... 11 2.5 Termijnen van verliesverrekening en het totaalwinstbeginsel ...................................... 12 2.5.1 De termijnen vanaf 1995 .............................................................................. 12 2.5.2 Verliesverrekening vanaf 2007........................................................................ 12 2.6 Formele aspecten van verliesverrekening ............................................................... 14 2.6.1 Verliesverrekening door vermindering van de aanslag ........................................... 14 2.6.2 Beschikking verliesverrekening ....................................................................... 14 2.7 Reorganisatiefaciliteiten en verliesverrekening ....................................................... 14 2.8 Fiscale eenheid en verliesverrekening ................................................................... 15 2.8.1 Verliesverrekening .................................................................................... 15 2.8.2 Voorvoegingsverliezen ................................................................................. 15 2.8.3 Voeging in het boekjaar van een nieuw opgerichte dochtervennootschap ................... 16 2.9 Bedrijfsfusie en verliesverrekening ...................................................................... 16 2.10 Juridische splitsing en verliesverrekening ............................................................. 17 2.11 Juridische fusie en verliesverrekening ................................................................. 18 2.12 De handel in verlieslichamen ............................................................................. 19 2.12.1 De anti-misbruikmaatregel .......................................................................... 19 2.12.2 Is de invoering van art. 20a VPB terecht? ......................................................... 19 2.12.3 Art. 20a VPB combinatie met de reorganisatiefaciliteiten ..................................... 20 2.13 Tussenconclusie ............................................................................................. 21 3 Winstsplitsing...................................................................................................... 22 3.1 Inleiding ....................................................................................................... 22 3.2 Het begrip ‘winstsplitsing’, het doel van winstsplitsing en de relatie met het totaalwinstbeginsel .............................................................................................. 22 3.3 Winstsplitsing op zakelijke basis, het ‘at arms-lengthbeginsel’ .................................... 23 3.4 Fiscale eenheid en winstsplitsing ......................................................................... 24 3.4.1 Overdracht van een vermogensbestanddeel binnen een fiscale eenheid ..................... 24 3.4.2 Onderlinge rechtsverhoudingen ...................................................................... 25 3.4.3 Winstsplitsing bij ontvoeging ......................................................................... 26 3.4.4 Fiscale eenheid en winstsplitsing op zakelijke basis ............................................. 26 3.5 Bedrijfsfusie en winstsplitsing ............................................................................ 27 3.6 Juridische fusie en winstsplitsing ......................................................................... 28 3.7 Juridische splitsing en winstsplitsing .................................................................... 29 3.8 Vergelijking tussen de verschillende winstsplitsingsregels van de reorganisatiefaciliteiten .. 29 3.8.1 Toepassing winstsplitsing .............................................................................. 29 3.8.2 Overdracht vermogensbestanddeel .................................................................. 29 3.8.3 Onderlinge rechtsverhoudingen ...................................................................... 30 3.8.4 Inhoud standaardvoorwaarden ....................................................................... 30 3.9 De handel in verlieslichamen en winstsplitsing ........................................................ 30 3.10 Tussenconclusie ............................................................................................. 30
3
C.A.M. Verschuren Winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten
4 Toetsing van de huidige regels ................................................................................ 32 4.1 De zes kwaliteitseisen van de nota Zicht op Wetgeving .............................................. 32 4.2 Toetsingskader ............................................................................................... 32 4.2.1 Rechtmatigheid en verwerkelijking van rechtsbeginselen ....................................... 32 4.2.2 Onderlinge afstemming ................................................................................ 33 4.2.3 Eenvoud, duidelijkheid en toegankelijkheid ....................................................... 33 4.2.4 Subsidiariteit en evenredigheid ...................................................................... 33 4.2.5 Doeltreffendheid en doelmatigheid ................................................................. 34 4.2.6 Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid .............................................................. 34 4.3 Zijn de huidige regels rechtmatig en dragen ze bij aan de verwerkelijking van de rechtsbeginselen? ................................................................................................. 34 4.3.1 Gelijkheidsbeginsel ..................................................................................... 35 4.3.2 Rechtszekerheidbeginsel .............................................................................. 36 4.4 Stemmen de huidige regels onderling overeen? ........................................................ 36 4.5 Zijn de huidige regels eenvoudig, duidelijk en toegankelijkheid? .................................. 37 4.6 Voldoen de huidige regels aan de eisen van subsidiariteit en evenredigheid? ................... 38 4.7 Zijn de huidige regels doeltreffendheid en doelmatig? .............................................. 38 4.8 Zijn de huidige regels uit te voeren en te handhaven? ............................................... 39 4.9 Tussenconclusie .............................................................................................. 40 5 Alternatieven ...................................................................................................... 41 5.1 Benoeming alternatieven ................................................................................... 41 5.2 Aanpassen lacunes van de huidige regels ................................................................ 41 5.2.1 Algemeen ................................................................................................. 42 5.2.2 Fiscale eenheid .......................................................................................... 42 5.2.3 Andere reorganisatiefaciliteiten ..................................................................... 42 5.2.4 Eindoordeel ‘aanpassen lacunes van de huidige regels’ ......................................... 43 5.3 Afschaffen huidige winstsplitsingsregels ................................................................ 43 5.3.1 Fiscale eenheid .......................................................................................... 43 5.3.1.1 (Sub)alternatief systeem fiscale eenheid ........................................................ 44 5.3.2 Andere reorganisatiefaciliteiten ..................................................................... 44 5.3.3 Eindoordeel ‘afschaffen huidige winstsplitsingsregels’ .......................................... 44 5.4 Een meer objectgebonden benadering van verliesverrekening ...................................... 45 5.4.1 Fiscale eenheid .......................................................................................... 46 5.4.2 Andere reorganisatiefaciliteiten ..................................................................... 46 5.4.3 Eindoordeel ‘een meer objectgebonden benadering van verliesverrekening’ ............... 47 5.5 Tussenconclusie .............................................................................................. 47 6 Eindconclusie ...................................................................................................... 48 6.1 Inleiding ....................................................................................................... 48 6.2 Eindconclusie ................................................................................................. 48 6.2.1 Eindconclusie onderdeel 1 ............................................................................ 48 6.2.2 Eindconclusie onderdeel 2 ............................................................................ 49 Literatuurlijst ........................................................................................................ 50 Jurisprudentieregister ............................................................................................. 53 Bijlage 1 ............................................................................................................... 54 Fiscale eenheid .................................................................................................... 54 Bedrijfsfusie ....................................................................................................... 54 Juridische afsplitsing ............................................................................................ 55 Juridische fusie ................................................................................................... 55 Bijlage 2 ............................................................................................................... 56
4
C.A.M. Verschuren Winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten
Afkortingen Andere reorganisatiefaciliteiten
Bedrijfsfusie, juridische splitsing en juridische fusie
AWB
Algemene wet bestuursrecht
B.V.
Besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Besluit FE
Besluit fiscale eenheid 2003
IB
Wet inkomstenbelasting 2001
Kwaliteitseisen
Kwaliteitseisen van de nota Zicht op wetgeving, Kamerstukken II 1990/91, 22 008, nr. 2, p. 23
nr.
Nummer
OESO
OESO-modelverdrag – tekst 2010
p.
Pagina
Reorganisatiefaciliteiten
Fiscale eenheid, bedrijfsfusie, juridische splitsing en juridische fusie
VPB
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 – tekst 2012
VPB (oud)
Wet op de vennootschapsbelasting – tekst voor 2012
5
C.A.M. Verschuren Winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten
1 Inleiding In deze scriptie worden de winstsplitsingsregels in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten onderzocht. In dit hoofdstuk wordt de aanleiding van het onderzoek, de probleemstelling, de doelstelling en de verantwoording van de opzet van deze scriptie besproken. Tevens wordt de afbakening van het onderwerp toegelicht.
1.1 Aanleiding van het onderzoek van de scriptie In verband met het wijzigen van de VPB per 1 januari 2007, is de mogelijkheid tot het verrekenen van verliezen beperkt. Verliezen zijn slechts één jaar achterwaarts verrekenbaar en niet langer onbeperkt voorwaarts verrekenbaar, maar slechts met de volgende negen jaren. In de VPB is hiervoor een overgangsregeling opgenomen. Hierdoor zijn de verliezen welke zijn geleden vóór of in 2002, verrekenbaar tot en met 2011. In het geval de verliezen niet vóór of in 2011 worden verrekend, zijn de geleden verliezen niet langer verrekenbaar en gaan deze verloren. Dit wordt verliesverdamping genoemd. Vanaf 2012 verdampen de eerste verliezen in verband met het beperken van de verliesverrekeningstermijn. Ik ben op dit moment werkzaam in de fiscale adviespraktijk. Ik merk dat verschillende cliënten problemen hebben om verliezen te kunnen verrekenen, waardoor mogelijk verliezen gaan verdampen. Hierdoor worden er verschillende methoden ingezet om te voorkomen dat verliezen verloren gaan.1 De problematiek rondom verliesverrekening doet zich ook voor bij vennootschappen die (geruisloos) willen reorganiseren. Hierbij kan worden gedacht aan een reorganisatie door middel van het aangaan van een fiscale eenheid2, maar ook door juridisch te splitsen of door toepassing van een fusie (juridische fusie en bedrijfsfusie). Deze faciliteiten worden in deze scriptie in haar totaliteit reorganisatiefaciliteiten genoemd. Indien bijvoorbeeld vennootschappen geruisloos juridisch fuseren en de verkrijgende vennootschap beschikt over aanspraken op voorwaartse verliesverrekening (voorfusieverliezen), dient voor de verrekening van deze verliezen de winst van de verkrijgende vennootschap te worden gesplitst. Slechts toerekenbare winst aan de oorspronkelijke onderneming van de verkrijger komt voor verrekening van de voorfusieverliezen in aanmerking. In de praktijk merk ik op dat de noodzakelijke winstsplitsing ten behoeve van verliesverrekening in bepaalde gevallen lastig administratief bij de cliënt en ook bij de belastingdienst is te verwerken. Daarnaast heb ik opgemerkt dat resultaten van vennootschappen door fiscale advisering – binnen de grenzen van de wet – worden gestuurd. Ik zal hiervan een voorbeeld uit de praktijk geven. Voorbeeld 1: M B.V. en D B.V. vormen een fiscale eenheid. M B.V houdt daarnaast nog een 100% belang in K B.V. (lege vennootschap) D B.V. heeft voorvoegingsverliezen welke in 2012 verdampen indien deze niet worden verrekend. Daarnaast heeft D B.V. een vermogensbestanddeel (waarop een stille reserve rust) op haar balans geactiveerd. Het vermogensbestanddeel wordt in 2012 door D B.V. tegen een zakelijke prijs aan K B.V. verkocht (de koopsom wordt schuldig gebleven), waardoor de voorvoegingsverliezen van D B.V. verrekend kunnen worden met de verkoopwinst. Na deze overdracht wordt K B.V. in de fiscale eenheid opgenomen en komt het resultaat van K B.V. tot uitdrukking in het resultaat van de fiscale eenheid. Door deze overdracht zijn de voorvoegingsverliezen van D B.V. verrekend en is feitelijk dezelfde situatie ontstaan. De verliezen zijn echter ‘verjongd’.3 Gezien de huidige economische omstandigheden neemt mogelijk het aantal vennootschappen toe dat met aanspraken op voorwaartse verliesverrekening een beroep doet op één van de reorganisatiefaciliteiten. Derhalve wens ik meer inzicht te krijgen in de winstsplitsingsregels in het 1
Zie ook Post 2011, paragraaf 3.1. Met een fiscale eenheid wordt een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting bedoeld. 3 Zie ook Besluit Staatssecretaris van Financiën 16 februari 2011, nr. BLBK2012/8M, BNB 2012/98, paragraaf 2.3. 2
6
C.A.M. Verschuren Winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten
kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten en schrijf ik over dit onderwerp mijn scriptie.
1.2 Probleemstelling Voor het onderzoek naar de winstsplitsingsregels in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten, dient allereerst duidelijk te worden wat de bedoeling van de wetgever is geweest van de winstsplitsingsregels en de verliesverrekeningsregelingen en wat de beoogde interactie is tussen beide. Ook dient duidelijk te worden hoe de desbetreffende regels in haar algemeenheid zijn vormgegeven in de wet en hoe deze werken bij de reorganisatiefaciliteiten. Aangezien het totaalwinstbegrip bij dit onderwerp van groot belang is, wil ik onderzoeken of de regelingen passen binnen dit beginsel. Indien het voorgenoemde inzichtelijk is gemaakt, is het naar mijn mening wenselijk om te onderzoeken of dat de huidige regels voldoen aan de kwaliteitseisen welke aan wetgeving zijn gesteld. Daarnaast dient te worden onderzocht of er een beter alternatief bestaat voor de huidige regels. Op basis hiervan ben ik uitgekomen op de volgende probleemstelling, welke in twee onderdelen is uiteengevallen: 1 Wat is de ratio van de huidige regels met betrekking tot winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten in de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (fiscale eenheid, bedrijfsfusie, juridische splitsing en juridische fusie). Hoe werken deze regels en passen deze regels binnen het totaalwinstbeginsel? 2 Voldoen de huidige regels aan de zes kwaliteitseisen van de nota Zicht op wetgeving en bestaat er een beter alternatief? Op basis van de probleemstelling ben ik tot de volgende deelvragen van mijn scriptie gekomen. Wat is het doel van verliesverrekening in relatie met het totaalwinstbeginsel? Hoe zijn de verliesverrekeningsregelingen vormgegeven en hoe werken deze bij de reorganisatiefaciliteiten? Wat is het doel van winstsplitsing? Hoe werken de huidige winstsplitsingsregels bij de reorganisatiefaciliteiten? Voldoen de huidige regels aan de zes kwaliteitseisen van de nota Zicht op wetgeving?4 Bestaat er een alternatief dat beter aan deze kwaliteitseisen voldoet? De zes kwaliteitseisen van de nota Zicht op wetgeving zijn: 1. rechtmatigheid en verwerkelijking van rechtsbeginselen; 2. onderlinge afstemming; 3. eenvoud, duidelijkheid en toegankelijkheid; 4. subsidiariteit en evenredigheid; 5. doeltreffendheid en doelmatigheid; en 6. uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. Indien in deze scriptie wordt gesproken over kwaliteitseisen worden de zes kwaliteitseisen van de nota Zicht op wetgeving bedoeld.
1.3 Doelstelling van de scriptie Mijn literatuuronderzoek dient aan diverse doelstellingen te voldoen. Ik wens inzicht te krijgen in de werking van de huidige regels en de bedoeling hierachter van de wetgever. Dit dient tevens plaats te vinden om te kunnen voldoen aan het volgende doel van mijn scriptie. Namelijk het onderzoek of de huidige regels voldoen aan de kwaliteitseisen. Hierna kom ik toe aan mijn laatste doel. Ik wil onderzoeken of er een beter alternatief bestaat voor de huidige regels.
4
Kamerstukken II 1990/91, 22 008, nr. 2, p. 23.
7
C.A.M. Verschuren Winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten
1.4 Verantwoording van de opzet van de scriptie Zoals voorgaand beschreven ga ik in deze scriptie onderzoeken of de huidige regels betreffende winstsplitsing in het kader van verliesverrekening voldoen aan de kwaliteitseisen. Daarnaast onderzoek ik of er een beter alternatief voor de huidige regels bestaat. Om dit te kunnen onderzoeken zal ik in hoofdstuk 2 de verliesverrekeningsregelingen in relatie met het totaalwinstbeginsel uitwerken. In dit hoofdstuk wordt ook de werking van de verliesverrekeningsregelingen (van de reorganisatiefaciliteiten) toegelicht. In hoofdstuk 3 komt het doel en de werking van de winstsplitsingsregels van de reorganisatiefaciliteiten aan bod. Indien het voorgaande inzichtelijk is gemaakt, worden de huidige regels in hoofdstuk 4 getoetst aan de kwaliteitseisen. In dit hoofdstuk wordt gestart met de afbakening van het toetsingskader, waarna de toetsing van de huidige regels aan de hand van dit kader plaatsvindt. In hoofdstuk 5 onderzoek ik of er een alternatief voor de huidige regels bestaat welke beter voldoet aan de kwaliteitseisen. Mijn conclusie verwoord ik in hoofdstuk 6.
1.5 Afbakening van de scriptie Gezien de omvang van het onderwerp van deze scriptie is het van belang om het onderwerp duidelijk af te bakenen. Het is een omvangrijk en gecompliceerd onderwerp, wat als gevolg heeft dat niet alle onderdelen uitputtend behandeld kunnen worden. Sommige onderdelen worden derhalve slechts op hoofdniveau besproken. Mijn scriptie is gericht op de reorganisatiefaciliteiten. Zoals al eerder toegelicht bedoel ik met reorganisatiefaciliteiten de fiscale eenheid, bedrijfsfusie, juridische splitsing en juridische fusie tezamen. De bedrijfsfusie, juridische splitsing en juridische fusie benoem ik in mijn scriptie in haar totaliteit tot andere reorganisatiefaciliteiten. In deze scriptie wordt alleen de geruisloze variant van de andere reorganisatiefaciliteit besproken, de samenloop tussen de verschillende reorganisatiefaciliteiten wordt niet behandeld. Volledigheidshalve merk ik op dat in deze scriptie geen aandacht wordt besteed aan de gevolgen van de kwalificatie tot beleggingsinstelling of houdster- en financieringsvennootschap, de toepassing van de innovatiebox, de kwijtscheldingswinstvrijstelling en de liquidatie van een vennootschap. Daarnaast wordt met betrekking tot de andere reorganisatiefaciliteiten geen aandacht besteed aan de voorwaarden inzake het ontgaan of uitstellen van belastingheffing, het winstregime, de voorkoming van dubbele belasting, de objectvrijstelling, de verrekening van buitenlandse resultaten of bronbelasting, de omzetting van een vordering in aandelenkapitaal en de verzekering van een latere heffing. Ik beperk mijn literatuuronderzoek tot de regels in de VPB. Mijn scriptie zal zich richten op vennootschappen welke zijn gevestigd in Nederland. Internationale aspecten komen derhalve niet aan bod.
8
C.A.M. Verschuren Winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten
2 Verliesverrekening en het totaalwinstbegrip In dit hoofdstuk staat het deelonderwerp verliesverrekening centraal. Allereerst wordt toegelicht wat een verlies inhoudt en wat het doel is van verliesverrekening. Hierna volgt een beschouwing over de samenhang tussen verliesverrekening en het totaalwinstbeginsel. Tevens worden de formele aspecten, de wijze en de termijnen van verliesverrekening nader toegelicht. Aangezien het onderzoek van deze scriptie gericht is op de reorganisatiefaciliteiten, komen deze hierna op het gebied van verliesverrekening aan bod en daarnaast wordt de beperking van verliesverrekening op grond van art. 20a VPB kort besproken. Dit hoofdstuk wordt afgesloten met een tussenconclusie.
2.1 Inleiding Vennootschapsbelasting is een directe belasting, welke wordt geheven van belastingplichtigen. Deze belastingplichtigen worden omschreven in de VPB. 5 In deze scriptie zal ik uitgaan van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid als belastingplichtige, tevens B.V., vennootschap(pen) en belastingplichtige genoemd.6 Vennootschappen worden in de VPB belast naar het belastbare bedrag.7 Het belastbare bedrag volgt uit de winst en de belastbare winst. De winst kan worden bepaald aan de hand van een vermogensvergelijking. Eventuele onttrekkingen en stortingen hebben geen invloed op de winst, deze worden geëlimineerd. Om verliezen te kunnen verrekenen is de belastbare winst van belang.8
2.2 Winstbepaling In afdeling 2.2 van de VPB zijn de artikelen inzake de winstbepaling van vennootschappen opgenomen. Belangrijke onderdelen en afgeleiden van de winstbepaling zijn de totaalwinst, de jaarwinst en het belastbaar bedrag. 2.2.1 Totaalwinst De vennootschapsbelasting wordt geheven bij het subject, de vennootschap is belastingplichtig.9 De vennootschap wordt geacht haar onderneming (het object) te drijven met behulp van haar gehele vermogen.10 In art. 8 VPB is het winstbegrip omschreven. In dit artikel wordt verwezen naar verschillende artikelen in de IB. Voornamelijk zijn art. 3.8 en 3.25 IB van belang. Door de verwijzing zijn deze artikelen ook van toepassing op de VPB.11 In art. 3.8 IB is het totaalwinstbegrip omschreven. Op grond van dit artikel worden alle voordelen die een vennootschap uit haar onderneming verkrijgt tot de winst van de vennootschap gerekend. Derhalve worden de voordelen over de gehele levensduur van de vennootschap tot de winst van de vennootschap gerekend en zodoende ook belast. Deze toerekening wordt aangeduid met het begrip totaalwinst. In de VPB zijn inbreuken gemaakt op het totaalwinstbegrip. Er zijn bijvoorbeeld antimisbruikmaatregelen inzake rente12 opgenomen en daarnaast wordt er inbreuk gemaakt door de opname van art. 20, lid 4 tot en met 6 VPB13 en art. 20a VPB (zie paragraaf 2.12). Door deze bepalingen kunnen rentekosten niet aftrekbaar en verliezen beperkt of niet langer verrekenbaar zijn. Door deze inbreuken kan er meer dan de totaalwinst van een vennootschap worden belast.
5
Art. 2 en 3 VPB. Deze begrippen zal ik door elkaar gebruiken. 7 Art. 7, lid 1 VPB. 8 Het verschil tussen winst en belastbare winst wordt veroorzaakt door de aftrekbare giften, welke niet worden behandeld. 9 Art. 1 VPB j° art. 2, lid 1, sub a VPB. 10 Art. 2, lid 5 VPB, indien een lichaam is genoemd in art. 2, lid 1, onderdeel a t/m d VPB. 11 Het betreft een gesloten verwijzing. De niet genoemde artikelen uit de IB zijn derhalve niet van toepassing op de VPB. 12 Bijvoorbeeld art. 10a en 10d VPB. 13 Indien het resultaat van een vennootschap voor meer dan 90% bestaat uit houdster- of financieringswerkzaamheden, is het verlies van de vennootschap in beginsel slechts verrekenbaar indien er aan de werkzaamheden- en aan de saldotoets wordt voldaan. Werkzaamhedentoets: de werkzaamheden van het winstjaar dienen ook te bestaan uit meer dan 90% houdster- of financieringswerkzaamheden. De saldotoets ziet op het saldo van de fiscale boekwaarden van de vorderingen en schulden aan verbonden lichamen over het winstjaar. Dit saldo mag niet uitgaan boven het saldo van het verliesjaar. 6
9
C.A.M. Verschuren Winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten
2.2.2 Jaarwinst De belastingheffing over de totaalwinst van een vennootschap is bijzonder lastig, omdat vooraf niet vaststaat welke periode een vennootschap belastingplichtig is en wat de omvang van de voordelen van de vennootschap over haar totale levensduur bedraagt. Eigenlijk zou de vennootschap pas bij het einde van haar belastingplicht daadwerkelijk belast kunnen worden. Derhalve is ervoor gekozen om de totaalwinst in gedeelten te verdelen, waarbij wordt aangesloten bij het belasten van het boekjaar dan wel kalenderjaar.14 Dit wordt aangeduid met het begrip jaarwinst.15 De jaarwinst wordt bepaald volgens de regels van goed koopmansgebruik. De invulling van het begrip goed koopmansgebruik is voornamelijk tot stand gekomen in de jurisprudentie. Het is een dynamisch begrip, zodat het zich kan aanpassen aan maatschappelijke ontwikkelingen. Op grond van goed koopmansgebruik wordt bepaald wanneer opbrengsten of kosten dienen te worden verantwoord. Bij staking van de vennootschap dienen alle opbrengsten en kosten te zijn verantwoord, op dat moment vindt er een eindafrekening plaats van de nog niet verantwoorde kosten en opbrengsten.16 Goed koopmansgebruik is gebaseerd op een aantal beginselen, namelijk op onder andere het realiteits-, matching-, voorzichtigheids- en eenvoudsbeginsel. Deze beginselen zijn door AG Wattel in het verleden als volgt omschreven: “(…) dat baten en lasten in overeenstemming met de economische werkelijkheid moeten worden toegerekend aan het fiscale boekjaar waarop zij betrekking hebben (realiteitsbeginsel). Indien bepaalde lasten direct toerekenbaar zijn aan bepaalde opbrengsten, dan moeten die lasten ten laste van de winst worden gebracht in het jaar waarin die opbrengsten worden gerealiseerd (matchingbeginsel). Fiscaal goed koopmansgebruik houdt voorts in dat baten pas als winst worden verantwoord als zij gerealiseerd zijn, terwijl verliezen kunnen worden genomen indien aannemelijk is dat zij zich zullen realiseren (realisatie- en voorzichtigheidsbeginselen). Fiscaal goed koopmansgebruik houdt ten slotte in dat de winstbepaling praktisch geschiedt en is afgestemd op de omvang en de aard van de onderneming (eenvoudsbeginsel).”17 Daarnaast is goed koopmansgebruik tevens gebaseerd op het beginsel van balanscontinuïteit en de foutenleer.18 In de IB zijn inbreuken gemaakt op goed koopmansgebruik. Zoals de afschrijvingsbeperkingen van art. 3.30 en 3.30a IB. 2.2.3 Belastbaar bedrag Nadat de jaarwinst is bepaald, is het voor de vennootschap van belang om te bepalen wat het belastbaar bedrag bedraagt. Over het belastbaar bedrag wordt de verschuldigde vennootschapsbelasting berekend. Hiervoor zijn de te verrekenen verliezen van belang.
2.3 Het begrip verlies en het doel van verliesverrekening Zoals is omschreven in subparagraaf 2.2.1 is het de bedoeling van de wetgever geweest om de totaalwinst van een vennootschap te belasten.19 Op basis van de jaarwinst wordt de totaalwinst verdeeld over de boekjaren van een vennootschap. De jaarwinst kan derhalve positief (winst) of negatief (verlies) zijn. In het geval de belastbare winst positief is, wordt voor de berekening van het belastbaar bedrag, de belastbare winst verminderd met de verrekenbare verliezen. Indien de belastbare winst negatief is, kan er geen verliesverrekening over dat jaar plaatsvinden. Het bedrag wordt aangemerkt als een verlies.20
14
Art. 7, lid 2 en 4 VPB. Art. 3.25 IB. 16 Art. 15d VPB. In bepaalde gevallen vindt deze afrekening niet plaats, omdat de onderneming wordt doorgeschoven naar de voortzetter/overnemer. Bijvoorbeeld bij de doorschuiving bij staking door overlijden (art. 3.62 IB) en doorschuiving naar ondernemers (art. 3.63 IB). Deze doorschuiffaciliteiten worden niet behandeld. 17 A-G Wattel 1 februari 2008, LJN: BA4260, overweging 4.1. 18 Balanscontinuïteit: de eindbalans van het voorgaande jaar dient aan te sluiten bij de beginbalans van het volgende jaar. Foutenleer: indien blijkt dat de balanswaardering onjuist is, dient deze fout gecorrigeerd te worden. Dit dient plaats te vinden in de desbetreffende jaren. Als dat niet mogelijk is, dient de fout gecorrigeerd te worden in het oudste openstaande jaar. 19 Kamerstukken II 1994/95, 23 962, nr. 3, p. 2, Handelingen I 2006/07, 30 572, nr. 8, p. 323 en Handelingen I 2009/10, 32 128-32 133, nr. 14, p. 489. 20 Art. 20, lid 1 VPB. 15
10
C.A.M. Verschuren Winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten
De mogelijkheid om verliezen te verrekenen volgt uit het systeem van de VPB. Een reden om verliesverrekening toe te staan is het opvangen van schommelingen in de resultaten van een vennootschap.21 Verliesverrekening leidt tot een verlaging van de vennootschapsbelastingdruk. Door verliesverrekening toe te staan wordt er naar mijn mening aangesloten bij een heffing van belasting naar draagkracht. De vennootschapsbelasting kent een (beperkt) progressief tarief.22 Indien verliezen kunnen worden verrekend, leidt dit tot een lager bedrag aan verschuldigde vennootschapsbelasting (eventueel een lager tarief) en daarnaast kan het leiden tot een teruggave van vennootschapsbelasting. Verliesverrekening brengt enkele voor- en nadelen met zich mee. Zoals reeds bovenbeschreven, kunnen schommelingen in het resultaat van een vennootschap worden opgevangen door verliesverrekening. Hierdoor kan een belastingplichtige, in tijden dat het minder voorspoedig gaat, beschikken over meer liquiditeiten of heeft een belastingplichtige een lagere vennootschapsbelastingdruk. Dit kan de economie ten goede komen, omdat vennootschappen hierdoor wellicht minder snel investeringen zullen uitstellen naar de toekomst. Een nadeel van verliesverrekening is dat verliesleidende vennootschappen in stand kunnen worden gehouden. Doordat de vennootschappen geen belasting hoeven te betalen, kunnen de vennootschappen mogelijk (langer) blijven bestaan. Voor de overheid kan verliesverrekening minder gunstig zijn. In tijden van crisis is de overheid juist gebaat bij belastinginkomsten. Indien door verliesverrekening juist teruggaven over voorgaande jaren plaats dienen te vinden, ontvangt de overheid minder inkomsten en brengt dit minder zekerheid over belastinginkomsten uit het verleden met zich mee.
2.4 Verliesverrekening en het totaalwinstbeginsel in de literatuur onderbouwd In de literatuur en in de parlementaire geschiedenis van de VPB is veel geschreven over de samenhang tussen het totaalwinstbeginsel en (de beperking van) verliesverrekening. Zo is Grapperhaus van mening dat het systeem van de VPB is gebaseerd op het totaalwinstbeginsel, waarbij de jaarwinst als een voorschot dient op de totaalwinst. Daarbij dienen de verliesverrekeningsmogelijkheden niet te worden beperkt. Ik citeer: “De conceptie van de totale winst vereist een zodanige verliescompensatie dat gedurende het gehele bestaan van de onderneming alle fiscale jaarwinsten met alle fiscale jaarverliezen kunnen worden gecompenseerd.”23 Hofstra is voor een beperkte termijn van verliesverrekening en zijn belangrijkste argument is hierbij het verjaringsbegrip.24 In 2006, bij de totstandkoming van de Wet werken aan winst, heeft Post het verband tussen verliesverrekening en totaalwinst onder de loep genomen. Post concludeert: “Het winstbegrip zoals wij heden ten dage kennen, is de laatste honderd jaar niet of nauwelijks gewijzigd. Hoewel er vanaf de introductie van een belasting naar winst niet altijd een mogelijkheid tot (onbeperkte) verliescompensatie heeft bestaan, zijn het totaalwinstbeginsel en verliescompensatie naar mijn mening onlosmakelijk met elkaar verbonden.”25 Uit de wetsgeschiedenis valt op te maken dat onder andere bij de totstandkoming van het belastingplan 2010 door de wetgever is stilgestaan bij het totaalwinstbeginsel: “Niet meer, maar ook niet minder dan de door een onderneming behaalde totaalwinst dient uiteindelijk in de heffing te worden betrokken. Hieruit vloeit voort dat het verloren gaan van verliesverrekeningsmogelijkheden zoveel mogelijk moet worden vermeden.” 26 Bellingwout is van mening dat er geen verband bestaat tussen verliesverrekening en het totaalwinstbeginsel. Deze mening is Bellingwout toegedaan door de beperkingen en fictieve bijtellingen in de VPB. Daarnaast is Bellingwout van mening dat de verliesverrekeningstermijnen in 21
Zie ook Bouwman 2009, paragraaf 12.1. Art. 22 VPB. Het tarief van de vennootschapsbelasting bedraagt 20% tot een bedrag van € 200.000 en daarboven 25%. Zie ook Stevens 2005, paragraaf 2.1. Anders: Van der Geld 2011 (2), p. 182. 23 Grapperhaus 1978, inleiding. 24 Hofstra 1979, paragraaf 6. Anders: De Mooij 1994, paragraaf 4. 25 Post 2006, paragraaf 7. 26 Handelingen I 2009/10, 32 128-32 133, nr. 14, p. 489. 22
11
C.A.M. Verschuren Winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten
het verleden zijn aangepast op basis van commerciële motieven en niet op basis van het totaalwinstbeginsel.27 Ik ben van mening dat het totaalwinstbeginsel ten grondslag ligt aan de belastingheffing van een vennootschap. Dit volgt naar mijn mening uit de wet, namelijk uit art. 8 VPB J° 3.8 IB. Doordat het naar mijn mening niet mogelijk is om vooraf de totaalwinst te bepalen, vind ik het correct om vennootschappen te belasten op basis van hun jaarwinst. Indien het ene jaar een winst wordt behaald, gevolgd door een verliesjaar, vind ik dat deze schommelingen opgevangen dienen te kunnen worden. Dit is naar mijn mening mogelijk door verliesverrekening. Een nadeel van verliesverrekening is naar mijn mening dat verliesleidende vennootschappen mogelijk langer in stand worden gehouden.
2.5 Termijnen van verliesverrekening en het totaalwinstbeginsel Verliezen worden op basis van bepaalde regels verrekend. Indien een vennootschap een verlies leidt dan wordt dit verlies eerst verrekend met het voorafgaande jaar (achterwaartse verliesverrekening of carry back), waarna het resterende verlies kan worden verrekend met de volgende jaren (voorwaartse verliesverrekening of carry forward).28 De verrekening vindt plaats in de volgorde dat de verliezen zijn geleden en de winsten zijn gerealiseerd. 29 Vanaf 1995 zijn de verliesverrekeningstermijnen als Achterwaartse verliesverrekening Vanaf 1995 Drie jaar Vanaf 2007 Één jaar
volgt: Voorwaartse verliesverrekening Onbeperkt Negen jaar
Overzicht 1: Overzicht verliesverrekeningstermijnen vanaf 1995
2.5.1 De termijnen vanaf 1995 Bij het wetsvoorstel van 1994 zijn de Nederlandse verliesverrekeningstermijnen afgezet tegen de gehanteerde termijnen van andere Europese landen. In 1995 zijn de verliesverrekeningstermijnen aangepast naar drie jaar achterwaartse verrekening en een onbeperkte voorwaartse verrekening.30 Na deze aanpassing waren de Nederlandse verliesverrekeningstermijnen uitgebreider dan die van andere omliggende landen.31 De aanpassing van een beperkte voorwaartse verliesverrekeningstermijn naar een onbeperkte voorwaartse verliesverrekeningstermijn is voornamelijk doorgevoerd voor de verbetering van het fiscale vestigingsklimaat van Nederland. Hierdoor werd verwacht dat meerdere vennootschappen zich in Nederland zouden vestigen en dit ten goede zou komen aan de werkgelegenheid. 32 De aangehaalde bezwaren van een onbeperkte verliesverrekening, zoals de budgettaire gevolgen, de gewenste aansluiting bij de termijnen van verjaring en de praktische bezwaren, waren volgens de Staatssecretaris te voorkomen.33 2.5.2 Verliesverrekening vanaf 2007 Door de Wet werken aan winst is de VPB op diverse punten aangepast, waaronder de termijnen van verliesverrekening. Een verlies is sindsdien niet langer drie, maar slechts één jaar achterwaarts verrekenbaar en is beperkt tot negen jaar voorwaartse verrekening. 34 Uit de overwegingen van de Staatssecretaris blijkt voornamelijk dat deze wijziging in het zicht van de tariefverlaging van de vennootschapsbelasting nodig was.35
27
Bellingwout 2005, paragraaf 2. Art. 20, lid 2 VPB. 29 Art. 20, lid 7 VPB. 30 Voor 1995 golden er andere termijnen. Deze termijnen zijn in deze scriptie niet onderzocht. 31 Kamerstukken II 1994/95, 23 962, nr. 3, p. 2 en 3 en Kamerstukken I 1994/95, 23 962, nr. 124b. 32 Kamerstukken II 1994/95, 23 962, nr. 3, p. 1. 33 Kamerstukken II 1994/95, 23 962, nr. 3, p. 2. 34 Verliezen welke geleden waren vóór of in 2002, waren verrekenbaar tot en met 2011. 35 Kamerstukken II 2005/06, 30 572, nr. 3, p. 23. 28
12
C.A.M. Verschuren Winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten
Bij de totstandkoming van de Wet werken aan winst is er kritiek geleverd op de beperking van de verliesverrekeningstermijn. Stevens is van mening dat de verliesverrekeningstermijnen niet hadden moeten worden beperkt. Ik citeer: “(…) dienen naar mijn mening de termijnen voor de verrekening van verliezen eerder te worden verruimd, dan te worden beperkt. De redenen zijn dat de beperking van de verliesverrekeningstermijn een inbreuk vormt op het draagkrachtbeginsel en risicovolle activiteiten ontmoedigd.”36 Reeds eerder blijkt dat Grapperhaus 37 voorstander is van onbeperkte verliesverrekening en vindt Stevens38 dat onbeperkte verliesverrekening zorgt voor de verbetering van het fiscale vestigingsklimaat. Aangezien ik van mening ben dat het totaalwinstbeginsel ten grondslag ligt aan de belastingheffing van een vennootschap, ben ik ook voorstander van onbeperkte (voorwaartse) verliesverrekening. Hierdoor wordt er in beginsel niet meer dan de totaalwinst van een vennootschap belast. 39 Indien verliezen niet verrekend kunnen worden door de beperking van de termijnen, leidt dit naar mijn mening tot een ongerechtvaardigde belastingheffing. 40 Aan de beperking van de verliesverrekeningstermijn liggen tevens budgettaire argumenten ten grondslag. Budgettaire argumenten mogen naar mijn mening geen invloed hebben op de uitvoering van het totaalwinstbeginsel. Hiervoor dient een andere oplossing te worden gezocht. Hiervoor kan bijvoorbeeld de hoogte van het vennootschapsbelastingtarief dienen. Een verschil in carry back en carry forward vind ik wel verdedigbaar, omdat naar mijn mening een verlies uit de toekomst geen grote invloed heeft op winsten uit het verleden. 41 Een verlies uit een eerder jaar heeft wel invloed op de toekomst. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de invloed op het investeringsgedrag van een vennootschap. Daarnaast vind ik het onnodig om verliesleidende vennootschappen te ‘financieren’ door ruime of onbeperkte carry backmogelijkheden. Indien een vennootschap verliesleidend is, hoeft dit naar mijn mening niet gestimuleerd te worden door de overheid. Volgens Kampschöer worden methoden tot het vermijden van verliesverdamping bij een beperking van de verliesverrekeningstermijn mogelijk weer door vennootschappen toegepast. Kampschöer verwacht dat dit gevolgen heeft voor de invulling van het jaarwinstbegrip. 42 Ik vind dat methoden om verliesverdamping te voorkomen, zoveel mogelijk zelf voorkomen moeten worden. Het leidt naar mijn mening tot kunstmatige constructies, enkel opgezet om verliesverdamping te voorkomen. Deze methoden kunnen mogelijk voorkomen worden door verliesverrekening niet in tijd te beperken. Bij besluit en bij wetswijziging is er over de jaren 2009 tot en met 2011 verruimde achterwaartse verliesverrekening mogelijk.43 Op verzoek van de belastingplichtige kan de termijn over die jaren worden aangepast naar drie jaar achterwaartse en zes jaar voorwaartse verliesverrekening. De keuze voor de verruimde achterwaartse verliesverrekening kan per jaar worden gemaakt. 44 Post vindt dat de tijdelijke verruiming van de achterwaartse verliesverrekeningstermijn slecht past binnen het totaalwinstbeginsel.45 Ik vind dat tijdelijke tegemoetkomingen zoveel mogelijk moeten worden voorkomen, indien er inbreuk wordt gemaakt op het totaalwinstbeginsel. Ik verwacht echter dat de wetgever er in de praktijk niet aan ontkomt om tijdens bijvoorbeeld een kredietcrisis, het bedrijfsleven tijdelijk tegemoet te komen. Dit dient echter zoveel mogelijk te worden beperkt.
36
Stevens 2005, paragraaf 2.3. Grapperhaus 1978 en Grapperhaus 1979. 38 Stevens 1995, paragraaf 9. Stevens heeft daarbij wel enkele kanttekeningen geplaatst, waaronder de mogelijke concurrentie binnen Europa. 39 Wanneer de (wettelijke) inbreuken op het totaalwinstbeginsel buiten beschouwing worden gelaten. 40 Zie ook Bouwman 2009, p. 787. 41 Zie ook Grapperhaus 1978, inleiding. 42 Kampschöer 2006, paragraaf 2.2, 2.4 en 5. 43 Art. 20, lid 10 en 11 VPB (oud). Aan de verruimde achterwaartse verliesverrekening is een maximum van € 10.000.000 per jaar gesteld. Zie ook Post 2010. 44 Kamerstukken II 2009/10, 32 128, nr. 10, p. 86. 45 Post 2010, paragraaf 3. 37
13
C.A.M. Verschuren Winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten
2.6 Formele aspecten van verliesverrekening Voor de rechtszekerheid van een vennootschap, zijn door de wetgever diverse bepalingen in de VPB opgenomen omtrent de vaststelling en de wijze van verrekening van een verlies. De belastingdienst stelt vanaf 1995 het verlies tegelijkertijd met het vaststellen van de aanslag over het jaar vast bij voor bezwaar vatbare beschikking.46 Het verlies wordt door de belastingdienst afzonderlijk op de aanslag vermeld. Hierdoor is naar mijn mening de rechtszekerheid van de belastingplichtige aanzienlijk verbeterd. Tegen een dergelijke beschikking kan bezwaar worden gemaakt. 47 Hierbij dient als uitgangspunt, dat het bezwaar tevens wordt aangemerkt als een bezwaar tegen de verliesbeschikking, indien uit het bezwaar redelijkerwijs kan worden opgemaakt dat het bezwaar tevens is gericht tegen deze beschikking.48 2.6.1 Verliesverrekening door vermindering van de aanslag Indien een belastingplichtige een winstverleden heeft, wordt het verlies eerst met het voorafgaande jaar verrekend. Tegelijkertijd met de vaststelling van de aanslag over het verliesjaar vindt de verrekening met de belastbare winst over het winstjaar plaats.49 Deze vermindering vindt plaats bij voor bezwaar vatbare beschikking. Er is een uitzondering gemaakt met betrekking tot de openstaande rechtsmiddelen tegen een dergelijke vermindering. De rechtsmiddelen zijn slechts van toepassing verklaard met betrekking tot beschikkingen op grond van art. 20 en 20a VPB. Hierdoor kan er bezwaar worden gemaakt tegen de verliesverrekening, maar niet tegen de eerder vastgestelde belastbare winst over het winstjaar zelf. 2.6.2 Beschikking verliesverrekening Indien, na verliesverrekening, het totale verlies niet verrekend is, wordt dit verlies doorgeschoven. Hierdoor zijn verliezen verrekenbaar met belastbare winsten over de volgende negen jaren na het verliesjaar. De verrekening van het verlies wordt bij voor bezwaar vatbare beschikking vastgesteld, waarbij het verrekende verlies afzonderlijk op de aanslag wordt vermeld.50 De mogelijkheid bestaat dat na verliesverrekening niet alle verliezen verrekend zijn. Het totaal van de verrekenbare verliezen wordt in dat geval afzonderlijk op de aanslag vermeld.51
2.7 Reorganisatiefaciliteiten en verliesverrekening In deze scriptie staan de reorganisatiefaciliteiten in het kader van verliesverrekening centraal. Toepassing van de geruisloze variant van de reorganisatiefaciliteiten door vennootschappen, kan gevolgen hebben voor de verliesverrekeningsregelingen. Hierbij moeten volgens Hofman en Borggreven een aantal beginselen niet uit het oog worden verloren. Één van die beginselen is dat het niet mogelijk moet zijn dat door een beroep op een reorganisatiefaciliteit ruimere mogelijkheden tot verrekening van voorvoegings- voorsplitsings- of voorfusieverliezen ontstaan. Ook verwijzen zij naar het beginsel, dat resultaten aan het subject gebonden zijn. Een winst- of verliesverleden blijft hierdoor in beginsel achter bij de overdrager.52 Bovengenoemde beginselen zijn van belang bij het in kaart brengen van de gevolgen van de reorganisatiefaciliteiten en mogelijkheden tot verliesverrekening. In bijlage 1 zijn de reorganisatiefaciliteiten kort toegelicht, waarbij tevens per reorganisatiefaciliteit een voorbeeldstructuur is weergegeven en is toegelicht. In bijlage 2 is een overzicht van de reorganisatiefaciliteiten in samenhang met de mogelijkheden tot verliesverrekening opgenomen.
46
Kamerstukken II 1994/95, 23 962, nr. 3, p. 1. Art. 20b, lid 1 VPB. Binnen 6 weken (art. 6:7 AWB). Brief Staatssecretaris van Financiën 9 februari 2005, nr. DGB2004/6890U, VN 2005/11.3, antwoord op vraag 5. 49 Art. 21, lid 1 VPB. 50 Art. 21a VPB. De rechtsmiddelen zijn alleen van toepassing verklaard met betrekking tot beschikkingen op grond van art. 20 en 20a VPB. De rechtsmiddelen staan slechts tegen het verrekende bedrag open, indien er geen belasting is verschuldigd. 51 Hiertegen kan geen formeel bezwaar worden gemaakt. 52 Hofman en Borggreven 2007, paragraaf 2. 47 48
14
C.A.M. Verschuren Winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten
2.8 Fiscale eenheid en verliesverrekening In deze paragraaf worden de verliesverrekeningsregelingen met betrekking tot de fiscale eenheid besproken. Volledigheidshalve geef ik een korte toelichting op de fiscale eenheid. Ingeval een moedermaatschappij ten minste 95% van de juridische en economische eigendom van de aandelen van haar dochtermaatschappij bezit en daarnaast beide vennootschappen voldoen aan de overige voorwaarden, kunnen beide vennootschappen gezamenlijk verzoeken tot het aangaan van een fiscale eenheid.53 Beide vennootschappen blijven bestaan. Als gevolg van het aangaan van een fiscale eenheid wordt het vermogen en het resultaat van de dochtervennootschap toegerekend aan de moedervennootschap. De belasting wordt geheven bij de moedervennootschap. 2.8.1 Verliesverrekening Er zijn enkele bijzondere regels van toepassing voor verliesverrekening bij een fiscale eenheid. Om deze regels toe te lichten, worden eerst enkele uitzonderingen besproken. Een fiscale eenheid kan bestaan uit vennootschappen met een verliesverleden, omdat de vennootschappen niet op hetzelfde tijdstip zijn opgericht en/of gelijk zijn gevoegd in een fiscale eenheid. Indien een vennootschap met een verliesverleden gevoegd wordt in een fiscale eenheid, wordt gesproken over voorvoegingsverliezen. Daarnaast kan een vennootschap op een later tijdstip dan het ontstaan van een fiscale eenheid worden opgericht en direct worden gevoegd in een reeds bestaande fiscale eenheid. In dit geval wordt gesproken over een voeging in het boekjaar van een nieuw opgerichte dochtervennootschap. Tevens kan een vennootschap worden ontvoegd uit de fiscale eenheid. Bijvoorbeeld omdat niet langer aan de voorwaarden voor de fiscale eenheid wordt voldaan of omdat beide vennootschappen daarom verzoeken.54 Indien van bovenbeschreven situaties geen sprake is, verloopt de verrekening van verliezen niet anders dan de wijze zoals is omschreven in paragraaf 2.5.2. Behoudens dat resultaten van de verschillende vennootschappen van de fiscale eenheid binnen het jaar met elkaar verrekend mogen worden. Dit wordt horizontale verliesverrekening genoemd. Indien hiervan geen sprake is, treden er bijzondere regelingen in werking.55 2.8.2 Voorvoegingsverliezen Indien een vennootschap van een fiscale eenheid beschikt over voorvoegingsverliezen, dan kunnen deze verliezen slechts verrekend worden met toerekenbare winsten aan deze vennootschap.56 De toerekenbare winst aan een vennootschap van een fiscale eenheid wordt bepaald aan de hand van de winstsplitsingsregels. Deze worden besproken in hoofdstuk 3. De verrekening van voorvoegingsverliezen wordt verticale verliesverrekening genoemd57, hieraan voorafgaand vindt horizontale verliesverrekening plaats. Voorbeeld 2: M B.V., D B.V. en K B.V. vormen vanaf 1 januari 2011 een fiscale eenheid. M B.V. is in 2007 opgericht en heeft tot en met 2010 enkel winsten behaald. Voor D B.V. geldt hetzelfde. K B.V. is in 2008 opgericht en heeft tot en met 2010 een verlies geleden van in totaal € 100.000. De toerekenbare resultaten over 2011 zijn als volgt: M B.V. € 500.000, D B.V. -€ 100.000 en K B.V. € 100.000. De belastbare winst van de fiscale eenheid bedraagt € 500.000. K B.V. beschikt over een voorvoegingsverlies. De toerekenbare winst aan K B.V. bedraagt € 100.000 en is gelijk aan de hoogte van de voorvoegingsverliezen. Hierdoor kunnen de voorvoegingsverliezen van K B.V. worden verrekend. Het belastbaar bedrag van de fiscale eenheid bedraagt derhalve € 400.000. In het geval K B.V. over 2011 een verlies had geleden of op basis van de winstsplitsingsregels geen toerekenbare winst had behaald, had het voorvoegingsverlies van K B.V. niet verrekend kunnen worden.
53
Art. 15 VPB. Art. 15, lid 6 VPB. 55 Art. 15ae, 15af, 15ah VPB en Besluit Staatssecretaris van Financiën 14 december 2010, nr. DGB2010/4620M, VN 2011/3.20. 56 Indien een reeds bestaande fiscale eenheid wordt uitgebreid of wordt opgenomen in een nieuwe fiscale eenheid, dan dient voor de verliesverrekening het resultaat te worden toegerekend aan de reeds bestaande fiscale eenheid. 57 Het betreft de verrekening van verliezen over het jaar heen. In haar algemeenheid wordt deze wijze van verrekening verticale verliesverrekening genoemd. 54
15
C.A.M. Verschuren Winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten
In art. 12 Besluit FE is de wijze van verwerking van de horizontale verliesverrekening binnen een fiscale eenheid vastgelegd. Op basis van dit artikel worden, indien een fiscale eenheid een winst behaald, de verliezen van vennootschappen voor zover mogelijk toegerekend aan toerekenbare winsten van vennootschappen welke niet beschikken over voorvoegingsverliezen. Het overige verlies wordt naar verhouding van de winst verdeeld over de overige vennootschappen. Vennootschappen welke na deze verrekening winst behalen en beschikken over voorvoegingsverliezen, kunnen deze na toepassing van horizontale verliesverrekening over het jaar heen verrekenen. Als gevolg hiervan kunnen voorvoegingsverliezen verrekend worden met zelfstandige resultaten van vennootschappen. Deze verrekening heeft invloed op het resultaat van de fiscale eenheid, zodat er minder vennootschapsbelasting hoeft te worden afgedragen. Een soortgelijke bepaling is in dit artikel opgenomen indien de fiscale eenheid een verlies behaald. 2.8.3 Voeging in het boekjaar van een nieuw opgerichte dochtervennootschap Indien een dochtervennootschap in de loop van het boekjaar wordt opgericht en direct wordt gevoegd in de fiscale eenheid, wordt het resultaat van de dochtermaatschappij toegerekend aan de fiscale eenheid. Indien echter een reeds opgerichte dochtermaatschappij in de loop van het boekjaar wordt gevoegd, wordt het gedeelte van het boekjaar voor de voeging, aangemerkt als zelfstandig boekjaar.58 Een eventueel verlies over dit boekjaar, wordt verrekend conform het beschrevene in subparagraaf 2.8.2. 2.8.4 Ontvoeging dochtervennootschap Een fiscale eenheid kan om diverse redenen worden beëindigd. Bijvoorbeeld omdat niet langer aan de vereisten van een fiscale eenheid wordt voldaan of omdat de vennootschappen hierom verzoeken. Het resultaat van de ontvoegde vennootschap over de periode van de fiscale eenheid, wordt toegerekend aan het resultaat van de fiscale eenheid. Na het verbreken van de fiscale eenheid ontstaat er een zelfstandige belastingplicht voor de ontvoegde vennootschap. Voorvoegingsverliezen gaan mee met de ontvoegde dochtervennootschap. Op verzoek van de vennootschappen kan het aan de ontvoegde vennootschap toe te rekenen verlies binnen de periode van de fiscale eenheid worden meegegeven aan de dochtervennootschap.59 De mee te geven verliezen worden bepaald op het moment van ontvoeging.60 Dit kan echter alleen voor het totaal van het verlies. Het winstverleden kan niet worden meegegeven. Ik vind de bovenbeschreven systematiek voor het meegeven van verliezen aan een dochtervennootschap terecht. De verliezen zijn feitelijk door de dochtervennootschap geleden. Indien ik als uitgangspunt neem dat iedere vennootschap van een fiscale eenheid een zelfstandige positie behoudt61, vind ik het terecht dat de toerekenbare verliezen na ontvoeging kunnen worden meegegeven aan de desbetreffende dochtervennootschap. Indien het gedeeltelijk meegeven van het verlies mogelijk zou zijn, zou dit naar mijn mening leiden tot meer willekeur. Als gevolg hiervan vind ik ook dat het winstverleden aan de dochtervennootschap moet kunnen worden meegegeven. Zoals voorgaand vermeld, is dit niet mogelijk op basis van de VPB.
2.9 Bedrijfsfusie en verliesverrekening Door toepassing van een bedrijfsfusie kan de structuur van vennootschappen worden gereorganiseerd. In tegenstelling tot de fiscale eenheid, heeft de bedrijfsfusie ook civiele gevolgen. In het geval een vennootschap haar onderneming of een gedeelte van haar onderneming overdraagt tegen uitreiking van aandelen is er sprake van een bedrijfsfusie. Een bedrijfsfusie kan ruisend (direct afrekenen) of geruisloos (doorschuiven) plaatsvinden.62 In deze scriptie wordt alleen de geruisloze variant van de andere reorganisatiefaciliteit besproken. Indien de bedrijfsfusie ruisend plaatsvindt, kunnen de verliezen van de overdrager hoogstwaarschijnlijk verrekend worden met het resultaat als gevolg van de overdracht. De eventueel resterende verliezen blijven achter bij de
58
Art. 7, lid 4 VPB. Art. 15af, lid 1, sub b, lid 2 en 3 VPB. 60 HR 13 mei 2011, VN 2011/25.14. 61 Dochtervennootschappen blijven subjectief belastingplichtig na voeging in een fiscale eenheid. 62 Art. 14 VPB. 59
16
C.A.M. Verschuren Winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten
overdrager en de overnemer63 kan haar verliezen zonder voorwaarden verrekenen, tenzij deze anderszins zijn beperkt.64 In beginsel doen er derhalve geen problemen voor. Er kan een beroep op de bedrijfsfusie worden gedaan, indien aan de voorwaarden van art. 14 VPB wordt voldaan.65 Als gevolg hiervan hoeft de behaalde winst welke ontstaat door de bedrijfsfusie niet in aanmerking te worden genomen. De overnemer treedt in de plaats van de overdrager ten aanzien van alle vermogensbestanddelen die in het kader van de bedrijfsfusie zijn verkregen. Een belangrijke voorwaarde is dat de overnemer geen aanspraken heeft op voorwaartse verliesverrekening (voorfusieverliezen). Indien de overnemer wel beschikt over dergelijke aanspraken, kan de geruisloze bedrijfsfusie slechts plaatsvinden onder het stellen van nadere voorwaarden, de zogenoemde standaardvoorwaarden, zodat de behaalde winst toch buiten aanmerking wordt gelaten. Indien de overnemer aanspraken heeft op voorwaartse verliesverrekening, dient bij voorwaartse verliesverrekening, de winst te worden gesplitst (zie hiervoor paragraaf 3.5). Door de bedrijfsfusie wordt de overdrager niet ontbonden en blijft derhalve bestaan. De aanspraak op verliesverrekening blijft achter bij de overdrager.66 In enkele situaties kunnen de verliezen worden overgedragen aan de overnemer.67 Hierbij kan worden gedacht aan de situatie dat de overdrager ophoudt belastingplichtig te zijn voor de vennootschapsbelasting.68 Voor eventuele verliesverrekening dient de winst op basis van de winstsplitsingsregels te worden gesplitst en overgedragen verliezen kunnen slechts verrekend worden met toerekenbare winst aan de onderneming van de overdrager.69 Indien de overnemer een verlies achterwaarts kan verrekenen, zijn hiervoor geen voorwaarden gesteld.70 Hierdoor kan in beginsel een verlies in het jaar van de bedrijfsfusie, dat in principe toegerekend wordt aan de overdrager, worden verrekend met het winstverleden van de overnemer (voorfusiewinst). Als gevolg hiervan kunnen er mogelijk ruimere mogelijkheden tot verliesverrekening ontstaan, wat naar mijn mening in strijd is met de bedoeling van de wetgever. In de literatuur is dit ‘lek’ besproken.71 De wetgever heeft echter de regels niet aangepast. Wellicht verwacht de wetgever dat deze situatie zich niet vaak voordoet of de kans op misbruik gering is. Daarnaast zijn verliezen als gevolg van het aanpassen van de termijnen vanaf 2007 slechts één jaar achterwaarts verrekenbaar, wat de gevolgen van dit lek mogelijk beperkt.72
2.10 Juridische splitsing en verliesverrekening Vennootschappen kunnen ook juridisch gesplitst worden in het kader van een reorganisatie. Er kan onderscheid worden gemaakt in de gevallen dat de splitsende vennootschap ophoudt te bestaan (zuivere splitsing), dan wel blijft bestaan (juridische afsplitsing). Door een juridische splitsing draagt een vennootschap (een gedeelte van) haar vermogensbestanddelen over. De winst behaald in verband met de splitsing hoeft niet in aanmerking te worden genomen, indien aan de voorwaarden van art. 14a VPB wordt voldaan. De voorwaarde inzake de aanwezigheid van aanspraken op voorwaartse verliesverrekening is ingeval van een afsplitsing enkel gesteld aan de verkrijger.73 Indien er sprake is van een zuivere splitsing mogen de 63
Tevens verkrijger/verkrijgende vennootschap genoemd. Bijvoorbeeld op grond van art 20a VPB. Enkel de voorwaarde inzake de aanspraken op voorwaartse verliesverrekening wordt besproken. Als uitgangspunt hanteer ik dat aan de overige voorwaarden wordt voldaan. 66 Besluit Staatssecretaris van Financiën 29 september 2008, nr. CPP2008/1008M, VN 2008/52.18, paragraaf 6. 67 Besluit Staatssecretaris van Financiën 29 september 2008, nr. CPP2008/1008M, VN 2008/52.1, paragraaf 8. 68 Als gevolg van de overdracht van de onderneming van een stichting, vereniging of vaste inrichting van een buitenlands belastingplichtige. 69 Besluit Staatssecretaris van Financiën 29 september 2008, nr. CPP2008/1008M, VN 2008/52.1, paragraaf 8.2. Tevens wordt achterwaartse verliesverrekening (na winstsplitsing) met het winstverleden van de overdragende vennootschap op basis van dit besluit naar mijn mening mogelijk geacht. 70 Besluit Staatssecretaris van Financiën 29 september 2008, nr. CPP2008/1008M, VN 2008/52.18, paragraaf 6. 71 Hofman en Borggreven 2007, paragraaf 3.3 inzake de juridische fusie. Voor de bedrijfsfusie werkt de regeling hetzelfde uit, zodat naar mijn mening hetzelfde uitgangspunt kan worden ingenomen. 72 Door de keuze voor de verruimde achterwaartse verliesverrekening over 2009 tot en met 2011 zijn verliezen drie jaar achterwaarts verrekenbaar. 73 Tevens overnemer/overnemende vennootschap genoemd. 64 65
17
C.A.M. Verschuren Winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten
splitsende74 en de verkrijgende vennootschap niet beschikken over aanspraken op voorwaartse verliesverrekening. Indien er sprake is van aanspraken op voorwaartse verliesverrekening worden aan de juridische splitsing voorwaarden gesteld.75 Bij een juridische splitsing treedt de verkrijger in de plaats van de splitsende vennootschap voor al hetgeen wat in het kader van de splitsing is verkregen. Bij een afsplitsing houdt de splitsende vennootschap niet op te bestaan. De aanspraken op voorwaartse verliesverrekening blijven dan ook achter bij de afgesplitste vennootschap.76 Onder voorwaarden kunnen deze aanspraken worden overgedragen aan de verkrijgende vennootschap.77 Bij een zuivere splitsing houdt de splitsende vennootschap op te bestaan. Voor de zuivere splitsing zijn er geen standaardvoorwaarden opgesteld. Bouwman is van mening dat op grond van art. 14a, lid 3 de standaardvoorwaarden behorende bij de juridische afsplitsing ook van toepassing zijn op de zuivere splitsing.78 Ik deel de mening dat de standaardvoorwaarden behorende bij de juridische afsplitsing in beginsel gevolgd kunnen worden voor de zuivere splitsing.79 Bij de zuivere splitsing gaan de aanspraken op verliesverrekening op verzoek over op de verkrijger (voorsplitsingsverlies).80 Voor verliesverrekening dient de winst van de verkrijger te worden gesplitst en kan enkel worden verrekend met de toerekenbare winst aan de onderneming van de afsplitsende vennootschap.81 Indien de verkrijgende vennootschap aanspraken heeft op voorwaartse verliesverrekening, dient voor de verrekening hiervan, de winst te worden gesplitst. Met betrekking tot achterwaartse verliesverrekening met voorsplitsingwinst van de verkrijger zijn geen voorwaarden gesteld, hiervoor hoeft de winst derhalve niet te worden gesplitst.82 Voor een reactie hierop, verwijs ik terug naar paragraaf 2.9.
2.11 Juridische fusie en verliesverrekening Vennootschappen kunnen juridisch fuseren om hun reorganisatie te formaliseren.83 Bij een juridische fusie draagt de overdragende vennootschap haar vermogensbestanddelen over aan de verkrijgende vennootschap.84 De overdragende vennootschap houdt op te bestaan. De voorwaarde inzake de aanwezigheid van aanspraken op voorwaartse verliesverrekening, wordt gesteld aan beide vennootschappen. Door de juridische fusie houdt de verdwijnende vennootschap op te bestaan. De wetgever vond het onredelijk dat aanspraken op voorwaartse verliesverrekening hierdoor zouden verdwijnen. Derhalve heeft de wetgever het mogelijk gemaakt om aanspraken op voorwaartse verliesverrekening van de verdwijnende vennootschap over te dragen aan de verkrijgende vennootschap.85 Daarnaast is het tevens mogelijk om een nafusieverlies van de verkrijger, wat toegerekend kan worden aan de onderneming van de verdwijnende vennootschap, achterwaarts te verrekenen met voorfusiewinst van de verdwijnende vennootschap.86 Voor de toepassing van voorwaartse verliesverrekening bij de verkrijger dient de winst te worden gesplitst.87 Indien de verkrijger achterwaarts haar verliezen wenst te verrekenen zijn hieraan geen voorwaarden verbonden.88 Voor een reactie op dit punt, verwijs ik terug naar paragraaf 2.9.
74
Tevens overdrager/overdragende vennootschap genoemd. Art. 14a, lid 1-3 VPB en Besluit Staatssecretaris van Financiën 19 december 2000, CPP2000/2682, VN 2001/8.1. 76 Besluit Staatssecretaris van Financiën 19 december 2000, CPP2000/2682, VN 2001/8.1, paragraaf 3. 77 Besluit Staatssecretaris van Financiën 22 juni 2006, CPP2006/19M, BNB 2006/271. 78 Bouwman 2009, p. 548 en 549. 79 Op basis van berichten uit de praktijk worden de standaardvoorwaarden behorende bij de juridische fusie als uitgangspunt genomen. 80 Kamerstukken II 1997/98, 25 709, nr. 5, p. 9. 81 Zie ook Van Horzen 2010, paragraaf 10.2. 82 Besluit Staatssecretaris van Financiën 19 december 2000, CPP2000/2683, VN 2001/8.2, paragraaf 1.6. In het Besluit Staatssecretaris van Financiën 22 juni 2006, CPP2006/19M, BNB 2006/271, paragraaf 2 wordt achterwaartse verliesverrekening (na winstsplitsing) met de winst van de afgesplitste vennootschap naar mijn mening mogelijk geacht. 83 Art. 14b VPB. 84 Tevens overnemer/overnemende vennootschap genoemd. 85 Besluit Staatssecretaris van Financiën 19 december 2000, CPP2000/3148M, VN 2001/8.5. 86 Besluit Staatssecretaris van Financiën 19 december 2000, CPP2000/3149M, VN 2001/8.6. 87 Besluit Staatssecretaris van Financiën 19 december 2000, CPP2000/3131, VN 2001/8.3. 88 Besluit Staatssecretaris van Financiën 19 december 2000, CPP2000/3131, VN 2001/8.3, paragraaf 3. 75
18
C.A.M. Verschuren Winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten
2.12 De handel in verlieslichamen Door de wetgever is per 1 januari 2001 een anti-misbruikmaatregel inzake de handel in verlieslichamen opgenomen in art. 20a VPB. Een soortgelijke regeling was reeds opgenomen in art. 20, lid 5 VPB (oud).89 Door een beroep op de reorganisatiefaciliteiten verandert mogelijk de structuur van de vennootschappen. Indien het belang in een vennootschap voor 30% of meer is gewijzigd, zijn de geleden verliezen vanaf dat moment mogelijk niet langer verrekenbaar. Derhalve is deze antimisbruikmaatregel ook van belang voor de toepassing van de reorganisatiefaciliteiten. 2.12.1 De anti-misbruikmaatregel Indien het uiteindelijke belang in een vennootschap voor 30% of meer (belangrijke mate) is gewijzigd ten aanzien van het oudste openstaande verliesjaar, zijn de geleden verliezen vanaf dat moment in beginsel niet langer verrekenbaar. Het sanctiemoment is in 2011 aangepast naar het moment van de wijziging. Vóór die tijd werd aangesloten bij de aanvang van het jaar van de wijziging. Doordat het moment in een boekjaar kan plaatsvinden, moet in het jaar van de wijziging, het resultaat van de vennootschap worden gesplitst van vóór en na de wisseling. De anti-misbruikmaatregel wordt niet in alle gevallen toegepast. Indien bijvoorbeeld een natuurlijk persoon of rechtspersoon in het oudste verliesjaar reeds een belang van ten minste één derde bezit en tot uitbreiding van dit belang overgaat, wordt de verliesverrekening van de vennootschap niet beperkt.90 Ingeval het uiteindelijke belang in een vennootschap in belangrijke mate wordt gewijzigd, dienen voor de beoordeling van de beperking van art. 20a VPB twee toetsen te worden uitgevoerd, namelijk de beleggings- en inkrimpingstoets (werkzaamhedentoets). De verrekening van verliezen wordt niet beperkt indien in een jaar de bezittingen van een vennootschap voor ten minste negen maanden niet grotendeels (50% of meer) uit beleggingen 91 bestaan, de beleggingstoets, en: in verhouding tot het oudste verliesjaar de werkzaamheden van de vennootschap niet zijn afgenomen tot minder dan 30%;92 en het ook niet de bedoeling is deze inkrimping te laten plaatsvinden binnen drie jaar na de wijziging. Deze voorwaarden worden samen de inkrimpingstoets dan wel werkzaamhedentoets genoemd. Indien het belang in een vennootschap voor 30% of meer is gewijzigd en niet voldaan wordt aan de beleggingstoets en werkzaamhedentoets, zijn de voorwaarts verrekenbare verliezen vanaf dat moment niet langer verrekenbaar. Wanneer een vennootschap voldoet aan de beleggingstoets, maar niet aan de werkzaamhedentoets dan zijn de verliezen nog voorwaarts verrekenbaar met toerekenbare resultaten van werkzaamheden welke reeds uitgeoefend werden door de vennootschap voorafgaande aan de wijziging. 93 Tevens ziet art. 20a VPB op de beperking van achterwaartse verliesverrekening, tenzij de werkzaamheden van de vennootschap niet (voor 90% of meer) zijn gestaakt en aan de beleggingstoets wordt voldaan. 94 2.12.2 Is de invoering van art. 20a VPB terecht? Ik kan me voorstellen dat de wetgever het nodig heeft geacht om de handel in verlieslichamen tegen te gaan. Situaties waarin namelijk winstgevende activiteiten in een gekochte verlieslijdende vennootschap worden ingebracht, enkel om op dergelijke wijze de verliezen te kunnen verrekenen, leiden naar mijn mening tot misbruik. Indien er sprake is van misbruik, dient deze situatie zoveel mogelijk te worden tegengegaan. 89
In de oude regeling was de staking van een vennootschap van belang. Zie Spanjersberg en Rambhadjan 2001, paragraaf 2 en Stevens 2000, paragraaf 2.4. Indien een vennootschap voornamelijk belegde of handelde in beleggingsobjecten werden de verliezen niet beperkt op basis van de oude regeling. Bij de totstandkoming van art. 20a VPB vond de wetgever dat de mogelijkheid tot verliesverrekening tevens moest worden beperkt indien de werkzaamheden van een vennootschap af waren genomen, waardoor de verrekenbare verliezen niet langer in verhouding stonden tot de werkzaamheden van de vennootschap. Zie Kamerstukken II 2000/01, 27 209, nr. 7, p. 15. 90 Art. 20a, lid 2, sub b VPB. 91 Een toelichting op het begrip beleggingen wordt in deze scriptie niet gegeven. 92 Nieuwe werkzaamheden worden voor de inkrimpingstoets niet meegerekend (art. 20a, lid 5 VPB). 93 Art. 20a, lid 11 VPB. 94 Art. 20a, lid 9 VPB.
19
C.A.M. Verschuren Winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten
Art. 20a VPB maakt echter inbreuk op het totaalwinstbeginsel. Indien de mogelijkheden tot verliesverrekening van een vennootschap worden beperkt, bestaat de kans dat er meer dan de totaalwinst van een vennootschap wordt belast. De verliezen zijn in het verleden daadwerkelijk geleden en kunnen indien de verrekening van deze verliezen worden beperkt, niet langer verrekend worden. In de literatuur is art. 20a VPB becommentarieerd. Zo vindt Van Horzen dat art. 20a VPB een terechte inbreuk maakt op het totaalwinstbeginsel. Ik citeer: “Omdat de belastingheffing van een lichaam in het algemeen niet beïnvloed wordt door de vraag wie aandeelhouder of anderszins belanghebbende bij een lichaam is, behoort een wisseling in de aandeelhouders van of belanghebbende bij het lichaam in het algemeen ook geen gevolgen te hebben voor de fiscale positie van dat lichaam. Dit is echter anders indien de wijziging in aandeelhouders fiscaal geïndiceerd is in de zin dat de fiscale positie van het lichaam juist de reden is voor de belangenwijziging in het lichaam, een belangenwijziging die niet zou zijn opgetreden indien de fiscale positie van het lichaam een andere zou zijn geweest. In een dergelijk situatie staat het de wetgever vrij om een inbreuk te maken op de totaalwinst gedachte.”95 Brull vindt echter dat op basis van de wet en beginselen de handel tegen verliesvennootschappen niet kan worden tegengegaan. Ik citeer: “Iedere poging van belastingplichtigen om zonder de bepalingen voor de jaarwinst te schenden het ontstaan van oncompensabele verliezen te vermijden, moet in overeenstemming met de strekking van het totale fiscale winstbegrip worden aangemerkt en elke wetsinterpretatie, die hen daarbij de helpende hand biedt, als beginselrechterlijk juist.”96 Ik sluit me aan bij Van Horzen. Naar mijn mening dient een wisseling van de aandeelhouders geen invloed te hebben op de mogelijkheden tot het verrekenen van verliezen van een vennootschap. Indien de verliezen worden beperkt, wordt mogelijk de totaalwinst van een vennootschap niet belast. Indien er echter sprake is van misbruik, dient deze situatie zoveel mogelijk te worden tegengegaan en is een inbreuk op het totaalwinstbeginsel naar mijn mening terecht. 2.12.3 Art. 20a VPB combinatie met de reorganisatiefaciliteiten Door het toepassen van één van de andere reorganisatiefaciliteiten kan het uiteindelijke belang in een vennootschap met aanspraken op voorwaartse verliesverrekening wijzigen. Indien daarnaast niet aan de beleggings- en werkzaamhedentoets wordt voldaan zijn de verliezen niet langer verrekenbaar. Onder voorwaarden is het mogelijk om aanspraken op verliesverrekening over te dragen aan de verkrijgende vennootschap. Bij de zuivere splitsing is hierover in het verleden door de Staatssecretaris het volgende gezegd. Ik citeer: “Daarnaast zal (…) gewaakt worden voor effecten die vergelijkbaar zijn met de handel in verliezen. (…) Een splitsende vennootschap die haar onderneming heeft gestaakt, maar nog wel beleggingsactiviteiten verricht, dient daarom rekening te houden met het feit dat deze omstandigheid bij de splitsing overgaat op de verkrijgende rechtspersonen. De aan de verkrijgende rechtspersonen toegerekende verliezen dragen als het ware een «besmet» karakter. Wijziging van de aandeelhouders ten tijde van de splitsing (…) kan daardoor verliesverrekening in de weg staan.”97 De werkzaamhedentoets dient bij een fiscale eenheid te worden bekeken op het niveau van de fiscale eenheid.98 In art. 15ae VPB zijn bepalingen opgenomen inzake de samenloop tussen art. 20a VPB en de fiscale eenheid. Op basis van dit artikel worden voorvoegingsverliezen van dochtermaatschappijen niet meegenomen voor de beoordeling van het oudste verliesjaar. 99 Daarnaast is er een bepaling opgenomen inzake de toerekening van overgedragen werkzaamheden
95
Van Horzen 2010, p. 63. Brull 1962, inleiding. 97 Kamerstukken II 1997/98, 25 709, nr. 5, p. 10. 98 Besluit Staatssecretaris van Financiën 6 mei 2008, CPP2008/984M, BNB 2008/176, paragraaf 4.1 en HR 25 maart 2011, VN 2011/17.14. 99 Art. 15ae, lid 4 VPB. 96
20
C.A.M. Verschuren Winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten
tussen vennootschappen binnen een fiscale eenheid. Deze worden bij de overdragende vennootschap in aanmerking genomen.100
2.13 Tussenconclusie De heffing van vennootschapsbelasting is naar mijn mening gebaseerd op het totaalwinstbeginsel. Als gevolg hiervan worden alle voordelen van een belastingplichtige over de totale levensduur in de heffing betrokken. Het belasten van de totaalwinst is in jaarmoten verdeeld, zodat per boekjaar de winst, na verrekening van verliezen, wordt belast. Indien uit de belastbare winst een negatief bedrag volgt, wordt dit bedrag aangemerkt als een verlies. De belastingdienst stelt vanaf 1995 verliezen vast bij beschikking waartegen bezwaar kan worden gemaakt. Hierdoor is naar mijn mening de rechtszekerheid van de belastingplichtige aanzienlijk verbeterd. Vanaf 2007 zijn verliezen niet langer onbeperkt, maar slecht negen jaar voorwaarts en in plaats van drie jaar, slechts één jaar achterwaarts verrekenbaar. Indien de verliezen niet binnen deze termijn worden verrekend verdampen de verliezen. De verliezen kunnen namelijk niet langer worden verrekend. Naar mijn mening wordt hierdoor inbreuk gemaakt op het totaalwinstbeginsel. Vennootschappen kunnen reorganiseren door het aangaan van een fiscale eenheid. Daarnaast kan een reorganisatie plaatsvinden door een fusie (bedrijfsfusie en juridische fusie) of door juridisch te splitsen. Hierdoor wijzigt mogelijk de structuur van de vennootschappen en krijgen de vennootschappen mogelijk te maken met de anti-misbruikmaatregel van art. 20a VPB. Als gevolg hiervan kunnen verliezen niet langer verrekenbaar zijn, waardoor er inbreuk wordt gemaakt op het totaalwinstbeginsel. Indien er echter sprake is van misbruik, dient deze situatie zoveel mogelijk te worden tegengegaan en is een inbreuk op het totaalwinstbeginsel naar mijn mening terecht. Door een beroep op de andere reorganisatiefaciliteiten kunnen (alle) vermogensbestanddelen van een vennootschap worden overgedragen aan de verkrijgende vennootschap. Deze overgang vindt, indien aan de voorwaarden van de faciliteiten wordt voldaan, geruisloos plaats. Één van deze voorwaarden is dat er geen aanspraken aanwezig mogen zijn op voorwaartse verliesverrekening bij de verkrijgende vennootschap en in bepaalde gevallen ook bij de overdragende vennootschap. Indien er aanspraken op voorwaartse verliesverrekening aanwezig zijn, kan een beroep op de andere reorganisatiefaciliteiten slechts onder het stellen van nadere voorwaarden plaatsvinden. Daarnaast is het in bepaalde gevallen mogelijk om aanspraken op voorwaartse verliesverrekening van de overdragende vennootschap over te dragen aan de verkrijgende vennootschap. Voor de verrekening van voorvoegings-, voorfusie- of voorsplitsingsverliezen dient de winst van de fiscale eenheid of verkrijgende vennootschap te worden gesplitst. Bij de andere reorganisatiefaciliteiten is dit niet het geval bij achterwaartse verliesverrekening bij de verkrijgende vennootschap.
100
Art. 15ae, lid 5 VPB.
21
C.A.M. Verschuren Winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten
3 Winstsplitsing In hoofdstuk 2 heeft een uiteenzetting van het deelonderwerp verliesverrekening plaatsgevonden. In verschillende paragrafen werd al verwezen naar de winstsplitsingsregels. De winstsplitsingsregels van de reorganisatiefaciliteiten worden in dit hoofdstuk uiteengezet en er wordt een vergelijking gemaakt tussen de verschillende winstsplitsingsregels van de reorganisatiefaciliteiten. Er wordt aangevangen met een toelichting op het begrip winstsplitsing, het doel van winstsplitsing en de relatie tot het totaalwinstbeginsel en het ‘at arms-lengthbeginsel’. Dit hoofdstuk wordt afgesloten met een tussenconclusie.
3.1 Inleiding De wetgever heeft het mogelijk gemaakt om fiscaal gunstig te reorganiseren, namelijk door toepassing van de reorganisatiefaciliteiten. Aan de toepassing van deze faciliteiten heeft de wetgever enkele voorwaarden en beperkingen verbonden, waaronder aan de mogelijkheden om verliezen te kunnen verrekenen. Hiervoor dient de winst te worden gesplitst.
3.2 Het begrip ‘winstsplitsing’, het doel van winstsplitsing en de relatie met het totaalwinstbeginsel De wetgever vindt het onwenselijk dat vennootschappen, door gebruik te maken van de reorganisatiefaciliteiten, kunnen beschikken over ruimere mogelijkheden tot verrekening van voorvoegings- voorsplitsings- of voorfusieverliezen.101 Als gevolg hiervan heeft de wetgever winstsplitsing noodzakelijk geacht en heeft dit in de standaardvoorwaarden behorende bij de andere reorganisatiefaciliteiten vastgelegd.102 Voor de fiscale eenheid zijn de regels met betrekking tot winstsplitsing in de wet opgenomen103 en aanvullend in het besluit FE.104 Naar deze standaardvoorwaarden en het besluit FE wordt in dit en de volgende hoofdstukken meermalen terugverwezen. De specifieke winstsplitsingsregels van de reorganisatiefaciliteiten worden besproken in de paragrafen 3.4 tot en met 3.7. Indien vennootschappen een beroep doen op één van de andere reorganisatiefaciliteiten, zijn er beperkingen gesteld waaronder de faciliteit kan worden toegepast. Indien er aanspraken op voorwaartse verliesverrekening bestaan, kunnen de andere reorganisatiefaciliteiten slechts onder het stellen van voorwaarden worden toegepast.105 De fiscale eenheid kan bij aanwezigheid van aanspraken op voorwaartse verliesverrekening echter zonder voorwaarden worden aangegaan, daarbij zijn echter wel beperkingen gesteld aan de verrekening van voorvoegingsverliezen (en navoegingswinsten). Om voorvoegings-, voorsplitsings- en voorfusieverliezen te kunnen verrekenen dient de winst te worden gesplitst. Er wordt gehandeld alsof de reorganisatiefaciliteiten niet zijn toegepast, waardoor de behaalde resultaten worden toegerekend aan de oorspronkelijke ondernemingen of zelfstandige vennootschappen. Enkel toerekenbare winsten aan een onderneming of vennootschap komen in aanmerking voor verliesverrekening. Aangezien verliezen na verloop van negen jaar verdampen, hoeft na verdamping van de voorvoegings- voorsplitsings- en voorfusieverliezen de winst niet langer te worden gesplitst. 106 Winstsplitsing vindt enkel voor fiscale doeleinden plaats, namelijk voor de verrekening van verliezen. Civiel wordt de toepassing van de andere reorganisatiefaciliteiten gevolgd (de fiscale eenheid heeft alleen fiscale gevolgen). Voor de praktijk kan dit naar mijn mening lastig uitpakken, 101
Kamerstukken II 1997/98, 25 709, nr. 5, p. 9. Bedrijfsfusie: Besluit Staatssecretaris van Financiën 29 september 2008, nr. CPP2008/1008M, VN 2008/52.18, paragraaf 6, Juridische afsplitsing: Besluit Staatssecretaris van Financiën 19 december 2000, CPP2000/2682, VN 2001/8.1, paragraaf 3 en 5 en Juridische fusie: Besluit Staatssecretaris van Financiën 19 december 2000, CPP2000/3131, VN 2001/8.3, paragraaf 3 en 5. 103 Waaronder art. 15ae en 15ah VPB. 104 Besluit Staatssecretaris van Financiën 14 december 2010, nr. DGB2010/4620M, VN 2011/3.20. 105 Bij de zuivere splitsing en juridische fusie worden de beperkingen gesteld indien de overdrager of overnemer beschikken over aanspraken op voorwaartse verliesverrekening. Bij de bedrijfsfusie en juridische afsplitsing wordt enkel de beperking gesteld bij de aanwezigheid van aanspraken op voorwaartse verliesverrekening bij de overnemer. 106 In de standaardvoorwaarden behorende bij de juridische afsplitsing en juridische fusie wordt in beginsel een onbeperkte termijn van winstsplitsing voorgeschreven. 102
22
C.A.M. Verschuren Winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten
omdat juist door de toepassing van de reorganisatiefaciliteiten de resultaten worden samengevoegd en slechts voor de fiscaliteit de resultaten weer dienen te worden toegerekend aan de ondernemingen of vennootschappen. Hier zal in de praktijk niet altijd rekening mee worden gehouden. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een financiële administratie die niet op gesplitste resultaten is ingericht. De Staatssecretaris verwacht echter dat in de praktijk winstsplitsing kan worden toegepast.107 In de standaardvoorwaarden behorende bij de andere reorganisatiefaciliteiten wordt door de Staatssecretaris aangegeven dat de belastingdienst enige soepelheid in acht dient te nemen omtrent winstsplitsing.108 Hierdoor lijkt in ieder geval met de praktijk te zijn meegedacht. Daarbij merk ik op dat de belastingplichtige winstsplitsing dient toe te passen. De belastingdienst draagt de bewijslast voor afwijkingen van de toegepaste winstsplitsing. Vernoij en Huidink zijn van mening dat het voor de belastingplichtige al lastig is om de winst toe te rekenen, wat het voor de belastingdienst nog lastiger maakt om deze toerekening te betwisten.109 Deze mening deel ik. Daarnaast merk ik op dat de winst dient te worden gesplitst, indien er bij een beroep op de reorganisatiefaciliteiten aanspraken bestaan op voorwaartse verliesverrekening. Een ‘reguliere’ vennootschap met aanspraken op voorwaartse verliesverrekening kan ook nieuwe activiteiten inbrengen in haar onderneming. Indien deze activiteiten winstgevend zijn, dan hoeft voor het verrekenen van haar verliezen de winst niet te worden gesplitst. Dit verschil ten opzichte van de voorgeschreven winstsplitsingsregels met betrekking tot de reorganisatiefaciliteiten is naar mijn mening niet in alle gevallen terecht, aangezien mogelijk vergelijkbare situaties anders worden behandeld. Op basis van het totaalwinstbeginsel worden alle voordelen die zijn genoten door een vennootschap tot de winst van de vennootschap gerekend. Winstsplitsing vindt plaats om te voorkomen dat door een beroep op de reorganisatiefaciliteiten de mogelijkheden op verliesverrekening toenemen. Indien na winstsplitsing blijkt dat er geen toerekenbare winst is, kunnen de verliezen niet verrekend worden. Als gevolg van de beperkte voorwaartse verliesverrekeningstermijn kunnen verliezen mogelijk verdampen en kan er meer dan de totaalwinst worden belast. Door een beroep op de andere reorganisatiefaciliteiten kunnen vermogensbestanddelen worden overgedragen aan de verkrijgende vennootschap. Na toepassing van de reorganisatiefaciliteiten worden de voordelen van deze vermogensbestanddelen belast bij de verkrijgende vennootschap. Indien de overdrager blijft bestaan, blijven in beginsel de verliezen achter bij de overdragende vennootschap. De overgedragen vermogensbestanddelen en de daarmee behaalde verliezen worden derhalve aan verschillende subjecten toegerekend. Indien de verliezen van de overdrager niet verrekend kunnen worden, wordt er naar mijn mening mogelijk inbreuk gemaakt op het totaalwinstbeginsel. Dit wordt echter mogelijk ondervangen doordat onder bepaalde voorwaarden de verliezen van de overdrager op verzoek kunnen worden overgedragen aan de verkrijgende vennootschap en nadien verrekenbaar zijn met toerekenbare winsten aan de overgedragen onderneming. Hierdoor wordt echter het systeem van een subjectgebonden verliesverrekening losgelaten.
3.3 Winstsplitsing op zakelijke basis, het ‘at arms-lengthbeginsel’ Alvorens in te gaan op de specifieke winstsplitsingsregels van de reorganisatiefaciliteiten ga ik in op het ‘at arm’s-lengthbeginsel’ in samenhang met winstsplitsing. De heffing van vennootschapsbelasting is gebaseerd op het totaalwinstbeginsel. Onzakelijke transacties dienen op basis hiervan te worden gecorrigeerd. In art. 9 OESO zijn op internationaal niveau afspraken gemaakt over transacties tussen gelieerde lichamen, welke voor het Nederlandse fiscale recht vanaf 1 januari 2002 in art. 8b VPB zijn vastgelegd.110 Het gaat om het ‘at arm’s-lengthbeginsel’. Ondanks dat op grond van art. 8 VPB J° 3.8 IB hetzelfde doel wordt bereikt, zijn specifieke bepalingen inzake de correctie tot zakelijke grondslagen opgenomen in art. 8b VPB. 111 107
Kamerstukken II 1997/98, 25 709, nr. 5, p. 10. Bijvoorbeeld Besluit Staatssecretaris van Financiën 29 september 2008, nr. CPP2008/1008M, VN 2008/52.18, paragraaf 6. 109 Vernoij en Huidink 2006, p. 10. 110 Besluit Staatssecretaris van Financiën 30 maart 2001, IFZ2001/295M, BNB 2001/286. De Staatssecretaris was van mening dat het ‘at arm’s-lengthbeginsel reeds doorwerking had op het Nederlandse fiscale recht, maar heeft er voor gekozen om dit beginsel op te nemen in de wet. 111 Zie ook Bouwman 2009, p. 176 en Van der Geld 2011 (1), p. 73. 108
23
C.A.M. Verschuren Winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten
Op grond van art. 8b VPB dienen onzakelijke transacties tussen gelieerde lichamen naar zakelijke voorwaarden gecorrigeerd te worden die onafhankelijke partijen zouden zijn overeengekomen. Het ‘at arm’s-lengthbeginsel’ is ook van toepassing op winstsplitsing. Om tot een eventuele correctie te kunnen komen, dient er sprake te zijn van gelieerdheid. Gelieerdheid kan aanwezig zijn door de deelname in het kapitaal van een andere vennootschap of door deelname aan de leiding van of het toezicht op van een andere vennootschap. 112 Van gelieerdheid kan ook sprake zijn bij zusterverhoudingen. 113 De specifieke uitwerking van het ‘at arm’s-lengthbeginsel’ op de verschillende reorganisatiefaciliteiten wordt in de desbetreffende paragrafen toegelicht.
3.4 Fiscale eenheid en winstsplitsing Indien een vennootschap van een fiscale eenheid beschikt over voorvoegingsverliezen is de verliesverrekening beperkt op grond van art. 15ae, lid 1, sub a VPB. Om de voorvoegingsverliezen te kunnen verrekenen dient het resultaat van de fiscale eenheid op grond van art. 15ah VPB aan de verschillende vennootschappen te worden toegerekend.114 De winst dient te worden toegerekend alsof de vennootschappen geen deel uitmaken van de fiscale eenheid. De winst dient te worden gesplitst voor zover de winst bij de fiscale eenheid tot uitdrukking komt. 115 Onderlinge transacties binnen een fiscale eenheid worden tegen elkaar weggestreept en komen derhalve niet tot uitdrukking in de winst van de fiscale eenheid. De achterwaartse verliesverrekening is beperkt op grond van art. 15ae, lid 1, sub b VPB. Voor de achterwaartse verliesverrekening dient het verlies op dezelfde wijze te worden toegerekend. Een verlies is vanaf 2007 slechts één jaar achterwaarts verrekenbaar, waardoor winstsplitsing voor achterwaartse verliesverrekening alleen in het eerste jaar van de fiscale eenheid van belang is.116 Winstsplitsing van de fiscale eenheid is naar mijn mening wellicht makkelijker toepasbaar dan bij de andere reorganisatiefaciliteiten, omdat van elke vennootschap van een fiscale eenheid de afzonderlijke commerciële jaarstukken worden opgesteld en de resultaten reeds toegerekend zijn. De commerciële jaarstukken kunnen derhalve als hulpmiddel voor winstsplitsing gebruikt worden. De toerekening van de winst aan de verschillende vennootschappen is beperkt tot de winst die bij de fiscale eenheid tot uitdrukking komt.117 Hierop zijn enkele uitzonderingen gemaakt, zijnde: bij de overdracht van een vermogensbestanddeel binnen een fiscale eenheid; en bij onderlinge rechtsverhoudingen. 3.4.1 Overdracht van een vermogensbestanddeel binnen een fiscale eenheid Indien tussen twee vennootschappen (overdrager en overnemer) van een fiscale eenheid een vermogensbestanddeel wordt overgedragen heeft dit in beginsel fiscaal geen gevolgen, aangezien transacties tussen vennootschappen binnen een fiscale eenheid niet zichtbaar zijn. Voor winstsplitsing zijn hieromtrent echter bijzondere regels opgenomen in art. 15ah, lid 2 VPB. Op basis van deze regels dient bij de bepaling van de winst van de overnemer de afschrijvingslast te worden berekend op basis van de waarde in het economische verkeer.118 Deze last wordt bij de overnemer tot het resultaat gerekend. Het verschil tussen de afschrijvingslast van de overnemer en de afschrijvingslast welke tot uitdrukking komt bij de fiscale eenheid wordt tot het resultaat van de overdrager gerekend. Bij een latere verkoop wordt de gerealiseerde meerwaarde tot het moment van overdracht (met een correctie van de afschrijvingslast welke reeds bij de overdrager tot uitdrukking is gekomen) toegerekend aan de overdrager. Het restant wordt toegerekend aan de overnemer. Op basis hiervan wordt er niet meer dan het resultaat van de fiscale eenheid toegerekend, maar wordt het resultaat (de afschrijvingslast en gerealiseerde meerwaarde) toegerekend aan de desbetreffende vennootschappen. 112
Art. 8b, lid 1 VPB. Er dient voldoende zeggenschap te zijn om invloed uit te oefenen. Art. 8b, lid 2 VPB. Dit artikel is niet alleen van toepassing verklaard op de verrekening van voorvoegingsverliezen, maar ook op art. 15ab, lid 2 VPB en de vanaf 1 januari 2012 opgenomen renteaftrekbeperking inzake overnameschulden van art. 15ad VPB. Aan deze artikelen wordt in deze scriptie geen aandacht besteed. Tevens wordt geen aandacht besteed aan de specifieke winstbepalingen van art. 15ac VPB. 115 De winst van de fiscale eenheid zonder toepassing van de thin-cap regeling. 116 Door de keuze voor de verruimde achterwaartse verliesverrekening over 2009 tot en met 2011 zijn verliezen drie jaar achterwaarts verrekenbaar. 117 Kamerstukken II 2000/01, 26 854, nr. 7, p.18 en 19. 118 Kamerstukken II 2000/01, 26 854, nr. 7, p.19. 113 114
24
C.A.M. Verschuren Winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten
Als gevolg van deze methode dient enkel voor fiscale doeleinden een correctie op de afschrijvingslast en de gerealiseerde meerwaarde te worden bepaald. Dit leidt tot een lastenverzwaring voor de belastingplichtige. Het gaat namelijk om een fictieve toerekening, wat de winstsplitsing naar mijn mening bemoeilijkt. Hierdoor wordt naar mijn mening echter beter bij de realiteit aangesloten. Het zelfstandige resultaat kan naar mijn mening wel enigszins gestuurd worden, aangezien de toerekening van het resultaat over meerdere jaren plaats vindt. Indien er binnen een fiscale eenheid door een vennootschap (overdrager) een herinvesteringsreserve op grond van art. 3.54 IB is gevormd en er door een andere vennootschap (overnemer) in een bedrijfsmiddel wordt geïnvesteerd, wordt op grond van art. 15ah, lid 4 VPB geacht de investering door de overdrager te zijn gedaan, waarna het bedrijfsmiddel is overgedragen aan overnemer.119 Als gevolg van deze toerekening, wordt de herinvesteringsreserve aangewend. De reeds beschreven correcties vinden na de fictieve overdracht op gelijke wijze plaats. Op de toepassing van art. 15ae, lid 1, sub a VPB is een uitzondering opgenomen in art. 15ae, lid 2 VPB. Voorvoegingsverliezen kunnen op grond van dit lid niet worden verrekend, indien een vennootschap vermogensbestanddelen heeft verkregen van een andere vennootschap uit de fiscale eenheid, waaraan de resultaten op grond van art. 15ah, lid 2 VPB dienen te worden toegerekend en dit niet langer mogelijk is door ontvoeging van deze vennootschap. In art. 15ag VPB is eenzelfde beperking inzake de verrekening van voorvoegingsverliezen van de moedervennootschap opgenomen. Daarnaast is er in art. 15ai VPB een sanctiemaatregel opgenomen indien er binnen een fiscale eenheid vermogensbestanddelen met stille reserves, in de zes voorafgaande jaren aan de beëindiging van de fiscale eenheid ten aanzien van de overdrager of overnemer, zijn overgedragen. Op grond van dit artikel wordt het vermogensbestanddeel onmiddellijk voorafgaand aan de ontvoeging gewaardeerd tegen de waarde in het economische verkeer (en derhalve tot de winst gerekend van de desbetreffende vennootschappen).120 Hierdoor kunnen vermogensbestanddelen niet zondermeer worden overgedragen binnen een fiscale eenheid. 3.4.2 Onderlinge rechtsverhoudingen De tweede correctie op de zelfstandige winstberekening is de toerekening van resultaten op onderlinge rechtsverhoudingen. Hierbij kan gedacht worden aan rekening-courantverhoudingen en huurvergoedingen. Het resultaat van een onderlinge rekening-courantverhouding komt niet tot uitdrukking in het resultaat van de fiscale eenheid, omdat renteopbrengsten en -lasten tegen elkaar kunnen worden weggestreept.121 Voor de bepaling van het zelfstandige resultaat van de vennootschappen dient de renteopbrengst aan de schuldeiser te worden toegerekend voor zover de rentelast bij de schuldenaar tot uitdrukking komt. Indien er sprake is van een art. 10a VPB situatie, wordt voor de zelfstandige winstberekening de renteopbrengst slechts toegerekend voor zover de rentelast na correctie van art. 10a VPB bij de schuldenaar tot uitdrukking komt. Voorbeeld 3: X B.V. en Y B.V. vormen een fiscale eenheid en zijn een rekening-courantkrediet met elkaar aangegaan. De rentelast van X B.V. bedraagt € 50.000, de renteopbrengst van Y B.V. is gelijk aan dit bedrag. Het resultaat van de fiscale eenheid bedraagt € 100.000. Hiervan kan € 25.000 toegerekend worden aan X B.V. en € 75.000 aan Y B.V. In de winst van de fiscale eenheid komt het resultaat van de rekening-courantverhouding niet tot uitdrukking. Voor de bepaling van het zelfstandige resultaat op grond van art. 15ah, lid 3 VPB dient het resultaat op de rekeningcourantverhouding wel te worden meegenomen. Het zelfstandige resultaat van X B.V. bedraagt € 25.000 (verlies) en van Y B.V. € 125.000. Indien de rente bij X B.V. op grond van art. 10a VPB niet aftrekbaar zou zijn, vindt er geen toerekening van de renteopbrengst en –last plaats. 119
Kamerstukken II 2000/01, 26 854, nr. 8, p. 9. In art. 15ai, lid 2 VPB is een nuancering opgenomen op de waarde van het overgedragen vermogensbestanddeel welke tot de winst dient te worden gerekend. Er zijn ook uitzonderingen op de termijn gemaakt, bijvoorbeeld indien het passend is binnen de normale bedrijfsuitoefening of heeft plaatsgevonden middels een bedrijfsfusie en er drie kalenderjaren zijn verstreken. 121 Kamerstukken II 2000/01, 26 854, nr. 7, p. 20. 120
25
C.A.M. Verschuren Winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten
3.4.3 Winstsplitsing bij ontvoeging Indien een dochtervennootschap uit de fiscale eenheid wordt ontvoegd, dan volgen de voorvoegingsverliezen deze vennootschap. Deze verliezen zijn namelijk door de dochtervennootschap geleden en toerekenbaar aan dit subject.122 Zoals is beschreven in subparagraaf 2.8.4, kunnen op verzoek de verliezen welke zijn geleden binnen de periode van de fiscale eenheid welke aan de desbetreffende dochtervennootschap kunnen worden toegerekend, worden meegegeven.123 In art. 15ah VPB is geen verwijzing naar deze bepaling opgenomen, zodat de winstsplitsingsregels niet dwingend op de bepaling van het mee te geven verlies, hoeven te worden toegepast. Hieromtrent heeft de Hoge Raad geoordeeld. Ik citeer: “Uit artikel 15ah van de Wet volgt echter niet dat ook in enig ander jaar (…) dan het verliesjaar de zelfstandigheidsbenadering moet worden toegepast met voorbijgaan aan de horizontale verliesverrekening binnen de fiscale eenheid in dat jaar. De door het middel bepleite uitleg van de zelfstandigheidsbenadering zou ook niet stroken met de door de wetgever beoogde "praktische uitvoerbaarheid". Immers, in die uitleg zou niet alleen in een jaar waarin de fiscale eenheid een verlies heeft geleden, maar ook in opvolgende winstjaren artikel 15ah van de Wet moeten worden toegepast. (…) Op grond van het vorenstaande komt daarom op het aan belanghebbende toe te rekenen verlies alleen in mindering de winst van de fiscale eenheid (…) nadat horizontale verliesverrekening heeft plaatsgevonden.”124 Ik kan me vinden in dit oordeel, aangezien art. 15ah VPB niet dwingend is voorgeschreven voor de bepaling van het mee te geven verlies binnen de periode van de fiscale eenheid. Derhalve vind ik dat de belastingplichtige op een andere wijze aannemelijk kan maken wat de hoogte van het verlies bedraagt dat aan de dochtervennootschap kan worden toegerekend. Verliezen van de fiscale eenheid kunnen na ontvoeging worden verrekend met winst van de moedervennootschap. Het winstverleden van de fiscale eenheid blijft achter bij de moedervennootschap, zodat ook achterwaartse verliesverrekening kan plaatsvinden. 3.4.4 Fiscale eenheid en winstsplitsing op zakelijke basis Om het één en ander te verduidelijken vang ik aan met het geven van een voorbeeld. Voorbeeld 4: Indien een dochtervennootschap (productie vennootschap) een gerealiseerd product overdraagt tegen onzakelijke voorwaarden aan een andere dochtervennootschap (verkoop vennootschap), welke het product later aan een derde verkoopt, dan dienen deze voorwaarden gecorrigeerd te worden. Indien dit voorbeeld wordt uitgebreid met het feit dat de dochtervennootschappen deel uit maken van een fiscale eenheid verandert de situatie. Het resultaat van deze overdracht wordt fiscaal niet gezien, omdat het resultaat niet tot uitdrukking komt in het resultaat van de fiscale eenheid.125 Er is namelijk maar één belastingplichtige, onderlinge transacties worden niet gezien. In de literatuur is over winstsplitsing en het ‘at arm’s-lengthbeginsel’ onder andere door Thijssen en Bouwman geschreven. Zij zijn van mening dat de hiervoor beschreven overdracht binnen de fiscale eenheid niet wordt waargenomen. Een correctie op grond van het ‘at arm’s-lengthbeginsel’ hoeft derhalve op dat moment ook niet plaats te vinden. Indien het product verkocht wordt aan een derde (buiten de fiscale eenheid) komt het resultaat wel tot uitdrukking in het resultaat van de fiscale eenheid en dient de winst te worden gesplitst. Voor de winsttoerekening aan de desbetreffende vennootschappen is het ‘at arm’s-lengthbeginsel’ op dat moment wel van toepassing.126 De winstopslag met betrekking tot de overdracht van het gerealiseerde product van de productievennootschap aan de verkoopvennootschap dient derhalve aan de productievennootschap te worden toegerekend. Eenzelfde voorbeeld is door Bouwman gebruikt. 127 Methoden voor toerekening op zakelijke basis zijn vastgelegd in een besluit van de
122
Art. 15af, lid 1, sub a VPB. Art. 15af, lid 1, sub b en lid 2 VPB. 124 HR 13 mei 2011, VN 2011/25.14, rechtsoverweging 3.3.3.2. 125 Kamerstukken II 1999/00, 26 854, nr. 3, p. 17. Hierbij heeft de Staatssecretaris opgemerkt dat winstsplitsing in beginsel bij onderlinge transacties tegen marktprijzen niet hoeft te worden toegepast. 126 Artikelsgewijs commentaar Thijssen, paragraaf 5.2. 127 Bouwman 2009, p. 666 en 667. 123
26
C.A.M. Verschuren Winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten
Staatssecretaris.128 Ik kan mezelf in het bovenbeschrevene vinden, aangezien winstsplitsing is beperkt tot de winst die bij de fiscale eenheid tot uitdrukking komt en de overdracht binnen de fiscale eenheid niet wordt waargenomen. Hierbij kunnen naar mijn mening timingperikelen een rol spelen. De feitelijke toerekening van de winst kan mogelijk naar een ander jaar worden ‘uitgesteld’.
3.5 Bedrijfsfusie en winstsplitsing Bij een bedrijfsfusie wordt de gehele onderneming of een zelfstandig gedeelte van de onderneming van de overdrager overgedragen aan de overnemer. Indien de overnemer aanspraken heeft op voorwaartse verliesverrekening kan de geruisloze bedrijfsfusie slechts onder voorwaarden plaatsvinden. De winst van de overnemer dient in dat geval te worden gesplitst. De winst dient te worden gesplitst alsof de bedrijfsfusie niet heeft plaatsgevonden en is beperkt tot de winst die tot uitdrukking komt bij de overnemer. Het gedeelte van de winst dat betrekking heeft op de overgedragen onderneming, wordt aan die onderneming toegerekend. Daarnaast wordt het gedeelte van de winst dat betrekking heeft op de onderneming van de overnemer aan die onderneming toegerekend. Deze winst is verrekenbaar met voorwaarts verrekenbare verliezen van de overnemer, nadat horizontale verliesverrekening heeft plaatsgevonden. Zoals in paragraaf 2.9 is toegelicht, blijven aanspraken op voorwaartse verliesverrekening in beginsel achter bij de overdrager. Voor eventuele verliesverrekening dient de overdrager zelfstandig winst te behalen. Indien de verliezen echter worden overgedragen dient de winst voor verliesverrekening te worden gesplitst.129 Toerekenbare winst aan de overgedragen onderneming is verrekenbaar met de overgedragen verliezen. Volledigheidshalve merk ik op dat aan de achterwaartse verliesverrekening bij de overnemer geen voorwaarden zijn gesteld. Het resultaat hoeft in dat geval derhalve niet te worden gesplitst. Bij winstsplitsing dient de winst aan de oorspronkelijke ondernemingen te worden toegerekend. Een concrete toelichting op dit begrip ontbreekt in het bedrijfsfusiebesluit.130 De Staatssecretaris geeft aan dat dit ondernemingsbegrip geen statisch begrip is en dat nieuwe activiteiten in historisch perspectief dienen te worden geplaatst. Hij geeft tevens aan dat de belastingdienst met betrekking tot winstsplitsing een zekere soepelheid in acht dient te nemen.131 In de literatuur bestaan verschillende meningen over de toerekening van resultaten aan nieuwe activiteiten. Van de Streek is van mening dat nieuwe activiteiten altijd in samenhang kunnen worden gezien met óf de overgenomen onderneming, óf de oorspronkelijke onderneming van de overnemer, zodat er een toerekening kan plaatsvinden.132 Bouwman133 en Van der Burgt en De Vries134 achten echter de kans aanwezig dat resultaten van nieuwe activiteiten niet toegerekend kunnen worden aan één van de ondernemingen. Als gevolg hiervan kunnen volgens hen de verliezen mogelijk niet verrekend worden. Ik deel de mening van Van de Streek, aangezien ik verwacht dat er altijd wel een samenhang aangetoond kan worden. Daarnaast lijkt het mij onlogisch dat verliezen als gevolg van het eventueel niet toe kunnen rekenen van nieuwe activiteiten verloren zouden gaan. Door de overdracht van de gehele onderneming of een zelfstandig gedeelte van de onderneming van de overdrager, worden de ondernemingen van de overdrager en overnemer samengevoegd. Hierdoor komt er mogelijk een einde aan rechtsverhoudingen tussen de overdrager en overnemer. Dit is anders dan bij de fiscale eenheid, aangezien de vennootschappen bij een fiscale eenheid civiel blijven bestaan. In de toelichting op de standaardvoorwaarden is door de Staatssecretaris duidelijk gemaakt dat winstsplitsing ook toegepast dient te worden op teniet gegane rechtsverhoudingen in verband met de bedrijfsfusie.
128
Besluit Staatssecretaris van Financiën 30 maart 2001, IFZ2001/295M, BNB 2001/286. Methoden zijn: comparable uncontrolled price-methode, cost-plusmethode, resale minus-pricemethode, transactional-net-marginmethode en de winstsplitsingsmethode. De vennootschap is vrij is de keuze voor een methode, mits deze op basis van zakelijke voorwaarden tot stand komt. Deze methoden zijn in deze scriptie niet onderzocht. 129 Besluit Staatssecretaris van Financiën 29 september 2008, nr. CPP2008/1008M, VN 2008/52.18, paragraaf 8. 130 In de standaardvoorwaarden behorende bij de juridische fusie en juridische afsplitsing is dit begrip kort toegelicht. 131 Besluit Staatssecretaris van Financiën 29 september 2008, nr. CPP2008/1008M, VN 2008/52.18, paragraaf 6. 132 Artikelsgewijs commentaar Van de Streek (1). 133 Bouwman 2009, p. 504. 134 Van der Burgt en De Vries 2012, paragraaf 6.2.1.
27
C.A.M. Verschuren Winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten
Ik citeer: “Bij elke voorwaartse verliesverrekening over het overgangstijdstip heen moet door de overnemer winstsplitsing worden toegepast. Dit geldt ook ten aanzien van rechtsverhoudingen die door de bedrijfsfusie teniet zijn gegaan.” 135 Resultaten welke zien op teniet gegane rechtsverhoudingen, zoals een verhuursituatie tussen de overdrager en overnemer, dienen te worden toegerekend aan de desbetreffende ondernemingen. Op basis van de winstsplitsingsregels dienen de huuropbrengsten aan de onderneming van de voormalig verhuurder en de huurkosten aan de onderneming van de voormalig huurder te worden toegerekend. Deze resultaten dienen zakelijk, ‘at arm’s-length’ te zijn volgens Van de Streek.136 In de standaardvoorwaarden behorende bij de bedrijfsfusie ontbreekt een toelichting op de wijze van toerekening van stille reserves in overgedragen vermogensbestanddelen. Voor de fiscale eenheid zijn voor deze toerekening wel regels voorgeschreven.137 De realisatie van stille reserves vindt plaats op het moment dat het vermogensbestanddeel aan een derde vervreemd wordt. Op het vervreemdingsmoment dient de winst te worden toegerekend. Aangezien voor winstsplitsing wordt gedaan alsof de bedrijfsfusie niet heeft plaatsgevonden, kan gesteld worden dat de winst dient te worden toegerekend aan de overgedragen onderneming. Dit lijkt mij echter niet passen binnen de winstsplitsingsregels. Ik ben namelijk van mening dat de winst dient te worden toegerekend aan de onderneming die de meerwaarde heeft gerealiseerd. Voor de fictieve winstsplitsing bij de overdracht van vermogensbestanddelen lijkt het mij wenselijk om in de standaardvoorwaarden behorende bij de bedrijfsfusie de (aangepaste) tekst van art. 15ah, lid 2 VPB op te nemen.
3.6 Juridische fusie en winstsplitsing Winstsplitsing bij de juridische fusie is grotendeels vergelijkbaar met winstsplitsing bij de bedrijfsfusie. De winst dient vanaf het fusietijdstip te worden toegerekend aan de ondernemingen zoals deze voor de fusie werden gedreven. De winst kan volgens de Staatssecretaris gesplitst worden op basis van filiaalboekhoudingen of budgetten. 138 Een korte toelichting op het oorspronkelijke ondernemingsbegrip is, in tegenstelling tot de standaardvoorwaarden behorende bij de bedrijfsfusie, wel in de standaardvoorwaarden behorende bij de juridische fusie opgenomen. Deze is als volgt verwoord: “(…) die is toe te rekenen aan de vermogensbestanddelen met de daarbij eventueel behorende activiteiten welke de verliezen in het verleden hebben veroorzaakt.” 139 In tegenstelling tot de bedrijfsfusie, houdt de overdragende vennootschap bij de juridische fusie op te bestaan. Hierdoor zouden bij een juridische fusie de verliezen van de verdwijnende vennootschap verloren gaan. Dit heeft de wetgever niet wenselijk geacht. Op verzoek kunnen de voorwaarts verrekenbare verliezen van de verdwijnende vennootschap worden meegegeven aan de verkrijgende vennootschap en zijn deze verliezen verrekenbaar met toerekenbare winsten aan de onderneming van de verdwijnende vennootschap. 140 Indien de verkrijgende vennootschap een verlies achterwaarts wenst te verrekenen met voorfusiewinst, hoeft het resultaat niet te worden gesplitst. Verrekening met het winstverleden van de verdwijnende vennootschap is onder voorwaarden mogelijk, hiervoor dient de winst wel te worden gesplitst.141 Uit de literatuur blijkt dat Hofman en Borggreven graag zouden zien dat fictieve winstsplitsing van rechtstreeks teniet gegane rechtsverhoudingen als gevolg van de juridische fusie niet hoeft plaats te 135
Besluit Staatssecretaris van Financiën 29 september 2008, nr. CPP2008/1008M, VN 2008/52.18, paragraaf 6. Artikelsgewijs commentaar Van de Streek (2). De toelichting ziet op de juridische fusie, maar kan naar mijn mening worden doorgetrokken naar de bedrijfsfusie, aangezien deze situaties vergelijkbaar zijn. 137 Art. 15ae, lid 2, 15ag en 15ah, lid 2 VPB. 138 Besluit Staatssecretaris van Financiën 19 december 2000, CPP2000/3131, VN 2001/8.3, paragraaf 3. 139 Besluit Staatssecretaris van Financiën 19 december 2000, CPP2000/3131, VN 2001/8.3, paragraaf 5. 140 Besluit Staatssecretaris van Financiën 19 december 2000, CPP2000/3148M, VN 2001/8.5. 141 Besluit Staatssecretaris van Financiën 19 december 2000, CPP2000/3149M, VN 2001/8.6. 136
28
C.A.M. Verschuren Winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten
vinden. Zij vinden dit namelijk onnodige complicaties met zich meebrengen. 142 Op het eerste gezicht lijkt mij deze fictieve toerekening ook onnodig gecompliceerd, omdat deze onderlinge verhoudingen niet langer bestaan. Door de fictieve toerekening wordt er naar mijn mening echter correct aangesloten bij de situatie alsof de fusie niet heeft plaatsgevonden en heeft deze toerekening een zodanige impact op het zelfstandige resultaat dat deze toerekening niet genegeerd kan worden. Hierdoor is de fictieve toerekening naar mijn mening complex doch rechtvaardig.
3.7 Juridische splitsing en winstsplitsing Voor de winstsplitsingsregels inzake de juridische afsplitsing kan worden verwezen naar de regels voor de bedrijfsfusie en inzake zuivere splitsing naar de regels voor de juridische fusie. In de toelichting op de standaardvoorwaarden behorende bij de juridische afsplitsing is eenzelfde toelichting op het oorspronkelijke ondernemingsbegrip opgenomen als bij de juridische fusie.143 Op grond van het besluit van de Staatssecretaris kunnen op verzoek voorwaarts verrekenbare verliezen van de afsplitsende vennootschap onder voorwaarden worden meegegeven.144 Voor de verrekening van deze verliezen dient de winst te worden gesplitst. Voor de nadere toelichting van de winstsplitsingsregels verwijs ik terug naar de twee voorgaande paragrafen.
3.8 Vergelijking tussen de verschillende winstsplitsingsregels van de reorganisatiefaciliteiten Aangezien de keuze voor een bepaalde reorganisatiefaciliteit afhankelijk is van de feitelijke en gewenste situatie, verschilt de keuze voor één van de reorganisatiefaciliteiten per situatie. Zo dient voor een fiscale eenheid de moedervennootschap ten minste 95% van de aandelen van de dochtervennootschap te bezitten. Bij een bedrijfsfusie moet het gaan om de overdracht van een gehele onderneming of een zelfstandig gedeelte van een onderneming, waarvan geen sprake hoeft te zijn bij een beroep op de juridische afsplitsing. De juridische fusie gaat nog verder, aangezien bij een beroep op deze faciliteit het gehele vermogen overgedragen dient te worden. Enkele verschillen tussen de reorganisatiefaciliteiten op het gebied van winstsplitsing worden hieronder weergegeven. 3.8.1 Toepassing winstsplitsing Bij alle reorganisatiefaciliteiten dient met betrekking tot de verrekening van voorvoegings-, voorfusie- en voorsplitsingsverliezen winstsplitsing toegepast te worden. Indien er echter sprake is van nafusie- of nasplitsingsverliezen bij de verkrijgende vennootschap, kunnen deze verliezen in tegenstelling tot de verrekening van navoegingsverliezen, zonder winstsplitsing verrekend worden met voorfusie- en voorsplitsingswinst van de verkrijgende vennootschap. 3.8.2 Overdracht vermogensbestanddeel Indien een vermogensbestanddeel wordt overgedragen binnen een fiscale eenheid, wordt op grond van art. 15ah, lid 2 VPB gehandeld alsof deze overdracht ‘ruisend’ heeft plaatsgevonden.145 De meerwaarde wordt (uiteindelijk) toegerekend aan de vennootschap welke deze meerwaarde gerealiseerd heeft. Bij de andere reorganisatiefaciliteiten wordt voor de winstsplitsing gedaan alsof de fusie of splitsing niet heeft plaatsgevonden. Hierdoor wordt mogelijk gehandeld alsof het vermogensbestanddeel niet is overgedragen. De door de verkrijger gerealiseerde meerwaarde kan na toepassing van de reorganisatiefaciliteit mogelijk niet worden verrekend met voorfusie- of voorsplitsingsverliezen van de verkrijger. Zoals ik in paragraaf 3.5 reeds heb toegelicht is naar mijn mening een wijziging met betrekking tot dit punt gewenst. Naar mijn mening dienen de standaardvoorwaarden behorende bij de andere reorganisatiefaciliteiten te worden aangevuld met de (aangepaste) tekst van art. 15ah, lid 2 VPB. Derhalve is duidelijk op welke wijze de toerekening van resultaten van overgedragen 142
Hofman en Borggreven 2007, paragraaf 5. Besluit Staatssecretaris van Financiën 19 december 2000, CPP2000/2682, VN 2001/8.1, paragraaf 5. 144 Besluit Staatssecretaris van Financiën 22 juni 2006, CPP2006/19M, BNB 2006/271. Voor de zuivere splitsing zie Kamerstukken II 1997/98, 25 709, nr. 5, p. 9. 145 Zie ook Dolfin 2004, paragraaf 7.3.2. 143
29
C.A.M. Verschuren Winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten
vermogensbestanddelen dient plaats te vinden en worden de resultaten naar mijn mening toegerekend aan de ondernemingen die de meerwaarden hebben gerealiseerd. Tevens wordt hierdoor meer harmonisatie van de winstsplitsingsregels bereikt. 3.8.3 Onderlinge rechtsverhoudingen Winstsplitsing dient te worden toegepast voor zover de winst bij een fiscale eenheid of verkrijger tot uitdrukking komt. In art. 15ah, lid 3 VPB en in de standaardvoorwaarden behorende bij de andere reorganisatiefaciliteiten zijn hierop uitzonderingen gemaakt. Bij de fiscale eenheid wordt, indien sprake is van een art. 10a VPB situatie, de renteopbrengst (voor zover) genegeerd voor de zelfstandige winstberekening. Op basis van de standaardvoorwaarden behorende bij de andere reorganisatiefaciliteiten dienen teniet gegane onderlinge rechtsverhoudingen te worden meegenomen voor de zelfstandige winstberekening. De gevolgen van een art. 10a VPB situatie is in deze standaardvoorwaarden niet opgenomen. Hofman en Borggreven zijn van mening dat mogelijk geen rekening hoeft te worden gehouden met art. 10a VPB, aangezien een dergelijke bepaling in de standaardvoorwaarden niet is opgenomen. Dit is volgens hun niet de bedoeling van de wetgever geweest.146 Mijn inziens zou het aanbeveling verdienen om de gevolgen van een art. 10a VPB situatie expliciet op te nemen in de standaardvoorwaarden behorende bij de andere reorganisatiefaciliteiten (conform de fiscale eenheid). 3.8.4 Inhoud standaardvoorwaarden Een korte toelichting van het oorspronkelijk ondernemingsbegrip is, in tegenstelling tot de standaardvoorwaarden behorende bij de bedrijfsfusie, wel in de standaardvoorwaarden behorende bij de juridische fusie en juridische afsplitsing opgenomen. Daarnaast worden, in tegenstelling tot de standaardvoorwaarden behorende bij de bedrijfsfusie, in de standaardvoorwaarden behorende bij de juridische fusie en juridische afsplitsing voorbeelden van een onderbouwing van winstsplitsing gegeven (op basis van filiaalboekhoudingen of budgetten).
3.9 De handel in verlieslichamen en winstsplitsing Indien er sprake is van een beperking van verliesverrekening op grond van art. 20a VPB, hoeft de winst niet te worden gesplitst. Als gevolg hiervan zijn namelijk de voorwaarts verrekenbare verliezen tot het moment van de wijziging van het uiteindelijke belang niet langer verrekenbaar. Op deze hoofdregel is een uitzondering gemaakt. Indien aan de beleggingstoets, maar niet aan de werkzaamhedentoets is voldaan, kunnen op verzoek van de belastingplichtige de verliezen worden verrekend met de winst welke aan de werkzaamheden is toe te rekenen die reeds aanwezig waren op het moment voorafgaand aan de wijziging van het uiteindelijke belang.147 Op basis hiervan dient ‘winstsplitsing’ in samenloop met art. 20a VPB in bepaalde gevallen toegepast te worden.
3.10 Tussenconclusie In dit hoofdstuk zijn de winstsplitsingsregels uiteengezet. Winstsplitsing vindt slechts voor fiscale doeleinden plaats, namelijk voor verliesverrekening. De winstsplitsingsregels houden in beginsel in dat indien vennootschappen na het toepassen van één van de reorganisatiefaciliteiten (voorvoegings-, voorfusie- of voorsplitsings)verliezen wensen te verrekenen, de winst dient te worden gesplitst, om ruimere mogelijkheden op verliesverrekening te voorkomen. Bij winstsplitsing dient ook rekening te worden gehouden met het ‘at arms-lengthbeginsel’. Indien na winstsplitsing blijkt dat er aan de onderneming of vennootschap geen winst kan worden toegerekend, kunnen de verliezen niet verrekend worden. Als gevolg hiervan kunnen verliezen verdampen en kan er mogelijk meer dan de totaalwinst van een vennootschap worden belast. Indien na een beroep op de bedrijfsfusie of juridische afsplitsing, de verliezen bij de overdrager achter blijven en deze niet verrekend kunnen worden, wordt mogelijk meer dan de totaalwinst belast.
146
Hofman en Borggreven 2007, paragraaf 4.1. Zie ook Spanjersberg en Rambhadjan 2003, paragraaf 6. Zij zijn van mening dat voor de verliesverrekening op grond van art. 20a, lid 11 VPB de aard van de werkzaamheden van belang is. Een wijziging van de aard van de werkzaamheden kan er volgens hen toe leiden dat verliezen niet langer verrekenbaar zijn. Zij zijn van mening dat over de aard van de werkzaamheden in de totstandkoming van art. 20a niet gesproken is, maar alleen het totaal van de werkzaamheden. 147
30
C.A.M. Verschuren Winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten
Voor de fiscale eenheid zijn de winstsplitsingsregels in de wet en in het besluit FE opgenomen. Voor de achterwaartse en voorwaartse verrekening van (voorvoegings)verliezen zijn regels opgesteld. Op basis hiervan dient de winst te worden toegerekend alsof de vennootschappen zelfstandig belastingplichtig zijn gebleven en is winstsplitsing beperkt tot de winst die bij de fiscale eenheid tot uitdrukking komt. Daarbij zijn aanvullend nog regels opgenomen met betrekking tot de overdracht van vermogensbestanddelen en het resultaat op onderlinge rechtsverhoudingen. Daarnaast zijn er specifieke regels opgesteld voor de situatie dat een vennootschap wordt ontvoegd. Bij de andere reorganisatiefaciliteiten is na toepassing van winstsplitsing, de toerekenbare winst aan de onderneming van de verkrijgende vennootschap, verrekenbaar met voorsplitsings- of voorfusieverliezen van de verkrijger. Indien na het toepassen van de andere reorganisatiefaciliteiten door de verkrijgende vennootschap een verlies wordt behaald, kan dit verlies zonder winstsplitsing met voorsplitsings- of voorfusiewinst van de verkrijgende vennootschap worden verrekend. Onder voorwaarden kunnen voorwaarts verrekenbare verliezen van de overdragende vennootschap worden overgedragen aan de verkrijger en worden verrekend met toerekenbare winsten aan de overgedragen onderneming. Deze voorwaarden zijn door de Staatssecretaris in diverse besluiten vastgelegd. De winstsplitsingsregels van de reorganisatiefaciliteiten stemmen niet geheel overeen. Enkele verschillen zijn: de situaties dat winstsplitsing dient te worden toegepast; bij toerekening van resultaten van overgedragen vermogensbestanddelen; bij toerekening van resultaten op onderlinge rechtsverhoudingen; en bij de inhoud van de standaardvoorwaarden behorende bij de andere reorganisatiefaciliteiten omtrent de toelichting van het oorspronkelijke ondernemingsbegrip en de onderbouwing van winstsplitsing.
31
C.A.M. Verschuren Winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten
4 Toetsing van de huidige regels In de hoofdstukken 2 en 3 is het theoretisch kader van deze scriptie geschetst. In dit hoofdstuk worden de huidige regels zoals deze in hoofdstuk 2 en 3 zijn besproken, getoetst aan een toetsingskader. Dit hoofdstuk vangt aan met de uiteenzetting van dit toetsingskader en wordt afgesloten met een tussenconclusie.
4.1 De zes kwaliteitseisen van de nota Zicht op Wetgeving Zoals reeds in paragraaf 1.2 is omschreven, toets ik het theoretisch kader aan de kwaliteitseisen. In het proefschrift van Hoogeveen is de kwaliteit van de fiscale bedrijfsopvolgingswetgeving mede aan de hand van deze eisen onderzocht.148 De eisen zijn: 1. rechtmatigheid en verwerkelijking van rechtsbeginselen; 2. onderlinge afstemming; 3. eenvoud, duidelijkheid en toegankelijkheid; 4. subsidiariteit en evenredigheid; 5. doeltreffendheid en doelmatigheid; en 6. uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. Hoogeveen merkt in haar proefschrift op dat er geen vaste rangorde tussen de kwaliteitseisen bestaat en dat er in bepaalde gevallen ook spanning of overlapping tussen de kwaliteitseisen aanwezig kan zijn.149 Op basis van de kwaliteitseisen kan worden getoetst wat de kwaliteit van wetgeving is. Ik citeer: “Deze eisen zijn steeds op tenminste twee niveaus van belang. Eerst voor de vraag of wetgeving wel noodzakelijk is en vervolgens bij het bepalen van de inhoud van de eventuele wet. Tenslotte zijn de kwaliteitseisen eveneens van belang bij het achteraf evalueren van de wet.”150 Het laatst genoemde niveau pas ik toe op de huidige regels inzake winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten.
4.2 Toetsingskader Op basis van de kwaliteitseisen kan het toetsingskader van deze scriptie worden geschetst. De onderdelen van het toetsingskader worden achtereenvolgens per subparagraaf besproken, waarna per paragraaf een toetsing van het theoretisch kader aan de onderdelen van het toetsingskader plaatsvindt. 4.2.1 Rechtmatigheid en verwerkelijking van rechtsbeginselen Ik citeer uit het proefschrift van Hoogeveen: “Wetten dienen in overeenstemming te zijn met het recht en gericht te zijn op de verwezenlijking van rechtsbeginselen.” 151 De huidige regels inzake winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten zijn opgenomen in de VPB, het besluit FE en de standaardvoorwaarden behorende bij de andere reorganisatiefaciliteiten en dienen binnen het doel en de structuur van de wet te passen. Voor de heffing van vennootschapsbelasting wordt aangesloten bij de belastingplichtige, het subject oftewel de vennootschap wordt belast voor haar totaalwinst. De VPB kent een subjectgebonden systeem van verliesverrekening. Dit systeem wordt in bepaalde gevallen niet langer toegepast, aangezien verliezen in bepaalde situaties kunnen worden ‘overgedragen’.152
148
Hoogeveen 2011. Hoogeveen 2011, paragraaf 1.3.3.4. Zie ook Kamerstukken II 1990/91, 22 008, nr. 2, p. 23. 150 Kamerstukken II 1990/91, 22 008, nr. 2, p. 23. 151 Hoogeveen 2011, paragraaf 2.2.1. 152 Dit doet zich met name voor bij de juridische fusie. 149
32
C.A.M. Verschuren Winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten
Voor de beoordeling van de rechtmatigheid van de huidige regels spelen naar mijn mening onder andere de volgende beginselen een belangrijke rol: het rechtsgelijkheidsbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel. Een gelijke behandeling van belastingplichtigen dient niet uit het oog te worden verloren. Gelijke gevallen dienen gelijk te worden behandeld en ongelijke gevallen dienen te worden behandeld naar mate van hun ongelijkheid. Tevens speelt rechtszekerheid een belangrijke rol bij de beoordeling van de huidige regels. De belastingplichtige dient te weten waar hij aan toe is, wat zijn rechten en plichten zijn en of deze worden gehandhaafd. Naar aanleiding hiervan kunnen de huidige regels worden getoetst of dat deze rechtmatig zijn. 4.2.2 Onderlinge afstemming Onderlinge afstemming van wetten is volgens de wetgever noodzakelijk. 153 Indien dit wordt doorgetrokken naar de huidige regels inzake winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten dienen de regels voor zover mogelijk onderling op elkaar te zijn afgestemd. De regels zien namelijk naar mijn mening op hetzelfde beleidsterrein en op soortgelijke situaties en dienen derhalve zoveel mogelijk geharmoniseerd te zijn. Ik citeer: “In gevallen waarin soortgelijke onderwerpen worden geregeld, wordt zoveel mogelijk gestreefd naar harmonisatie van regelgeving.”154 Op basis van het hierboven beschrevene kan worden getoetst of dat de huidige regels onderling op elkaar zijn afgestemd. 4.2.3 Eenvoud, duidelijkheid en toegankelijkheid Om regels toe te kunnen passen dienen deze eenvoudig, duidelijk en toegankelijk te zijn en dit is door de wetgever als volgt omschreven, ik citeer: “Degene die met de regels worden geconfronteerd, de burgers, en degenen die de regels moeten toepassen, bestuur en rechter, moeten duidelijk voor ogen hebben wat de wetgever wil en bedoelt en wat zij zelf mogen doen en nalaten. Dit stelt hoge eisen aan de formulering van de wettelijke bepaling en aan de structuur en vormgeving van de wet.” 155 Hierbij kan worden gedacht aan een beknopte formulering van de regels 156, waarbij onduidelijke bewoordingen worden vermeden157 en dezelfde begrippen hetzelfde worden omschreven.158 Of de huidige regels voldoende eenvoudig, duidelijk en toegankelijk zijn kan naar aanleiding van het hierboven beschrevene worden beoordeeld. 4.2.4 Subsidiariteit en evenredigheid Voorafgaand aan de totstandkoming van bepaalde regels dient bekeken te worden of dat deze regels noodzakelijk zijn en op welke wijze de regels door de wetgever dienen te worden opgesteld.159 Ik citeer: “Een andere fundamentele eis bij elk overheidsoptreden is dat de overheid niet nodeloos vergaand ingrijpt in de samenleving. De overheid moet waar mogelijk ruimte laten voor het zelfstandige en creatieve vermogen van burgers en maatschappelijke organisaties. Zij mag wel randvoorwaarden scheppen, minimale eisen stellen en maatschappelijk processen ondersteunen door het verzekeren van institutionele en materiële voorwaarden en zij moet waken tegen ongewenste en ontoereikende resultaten.”160 “Dit veronderstelt een overheid die waar dat mogelijk is, in plaats van eenzijdig en direct in te grijpen, meer indirect en interactief met de samenleving haar beleid realiseert. In het bijzonder bij de beleidsinstrumentele wetgeving verdient dit alle aandacht.” 161
153
Zie Kamerstukken II 1990/91, 22 008, nr. 2, p. 29. Aanwijzingen voor de regelgeving, aanwijzing 47. 155 Kamerstukken II 1990/91, 22 008, nr. 2, p. 30. 156 Aanwijzingen voor de regelgeving, aanwijzing 52. 157 Aanwijzingen voor de regelgeving, aanwijzing 54. 158 Aanwijzingen voor de regelgeving, aanwijzing 58. 159 Aanwijzingen voor de regelgeving, aanwijzing 6. 160 Hoogeveen 2011, paragraaf 2.2.4. 161 Kamerstukken II 1990/91, 22 008, nr. 2, p. 26. 154
33
C.A.M. Verschuren Winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten
Of de huidige regels voldoen aan de eis van subsidiariteit en evenredigheid kan naar aanleiding hiervan worden beoordeeld. 4.2.5 Doeltreffendheid en doelmatigheid Regels worden opgesteld met een bepaald doel. De regels dienen derhalve ook uit te werken zoals dat is bedoeld.162 Van doelmatige regels kan worden gesproken indien, ik citeer: “(…) dat er geen wanverhouding mag bestaan tussen de baten en de lasten die uit de wetgeving voorvloeien, oftewel de maatregel moet proportioneel doelmatig (efficiënt) zijn. (…) Om de doeltreffendheid en doelmatigheid van de wetgeving te kunnen beoordelen, moeten aan de wetgeving ten grondslag liggende doelstellingen zo helder en volledig mogelijk worden geformuleerd;”163 Als uitgangspunt van winstsplitsing dient te worden genomen, dat door gebruik te maken van de reorganisatiefaciliteiten geen ruimere mogelijkheden tot verliesverrekening ontstaan. Zo wordt voorkomen dat voorfusie-, voorsplitsings- en voorvoegingsverliezen van de verkrijger dan wel moedervennootschap worden verrekend met toerekenbare winsten aan de overgedragen onderneming dan wel gevoegde vennootschap. Voor verliesverrekening dient derhalve de winst te worden gesplitst. Bij de toepassing van de reorganisatiefaciliteiten dient volgens de wetgever de handel in verliezen niet uit het oog te worden verloren om misbruiksituaties tegen te gaan.164 Indien wordt voldaan aan dit doel en de regels doelmatig zijn, dan is voldaan aan deze eis. 4.2.6 Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid Als laatste kwaliteitseis wordt de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van de wetgeving genoemd.165 De huidige regels dienen in eerste instantie door de vennootschap uitgevoerd te kunnen worden. Daarnaast dienen de regels door de belastingdienst gehandhaafd te worden. Ik citeer: “Handhaafbaarheid betreft de mogelijkheid de naleving van wettelijke regels af te dwingen, zowel met behulp van juridische reacties op niet-naleving, als met het treffen van feitelijke maatregelen. Daarbij zijn ook de capaciteit en de deskundigheid van het uitvoerend apparaat en de samenwerking tussen uitvoerende organisaties bijzonder belangrijke factoren.”166 De uitvoering en handhaafbaarheid van de huidige regels dienen tevens gepaard te gaan met de beperking van lasten van het bedrijfsleven en de overheid.167 Op basis van het hierboven beschrevene kan worden getoetst of dat de huidige regels uitvoerbaar en handhaafbaar zijn.
4.3 Zijn de huidige regels rechtmatig en dragen ze bij aan de verwerkelijking van de rechtsbeginselen? Voor de heffing van vennootschapsbelasting wordt aangesloten bij het subject, de vennootschap is belastingplichtig en dient voor haar totaalwinst te worden belast. Met betrekking tot de termijnen van verliesverrekening merk ik op dat een onbeperkte (voorwaartse) verliesverrekeningstermijn naar mijn mening bijdraagt aan een gerechtvaardigde belastingheffing, aangezien hierdoor in beginsel de totaalwinst wordt belast. Indien een subject verliezen heeft geleden, zijn deze aan het subject toerekenbaar en in beginsel niet overdraagbaar. Hierop wordt inbreuk gemaakt door de toepassing van de reorganisatiefaciliteiten. Bij de fiscale eenheid wordt volgens Geesink de subjectgebonden verliesverrekening losgelaten 168, welke mening ik deel. Na het aangaan van een fiscale eenheid blijven de vennootschappen civiel bestaan. De heffing van vennootschapsbelasting vindt na het aangaan van de fiscale eenheid plaats 162
Aanwijzingen voor de regelgeving, aanwijzing 9. Hoogeveen 2011, paragraaf 2.2.5. 164 Kamerstukken II 1997/98, 25 709, nr. 5, p. 10. 165 Aanwijzingen voor de regelgeving, aantekening 11. 166 Kamerstukken II 1990/91, 22 008, nr. 2, p. 27. 167 Aanwijzingen voor de regelgeving, aantekening 13 en 14. 168 Geesink 2005, paragraaf 3.2. 163
34
C.A.M. Verschuren Winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten
op het niveau van de moedervennootschap.169 Het vermogen en resultaat van de dochtervennootschappen worden aan de moedervennootschap toegerekend. Voorvoegingsverliezen van dochtervennootschappen kunnen slechts verrekend worden met winsten welke toerekenbaar zijn aan de desbetreffende dochtervennootschap. De verrekening van dit verlies komt tot uitdrukking in het belastbaar bedrag van de moedervennootschap. Bij het verbreken van de fiscale eenheid kunnen op verzoek toerekenbare navoegingsverliezen worden meegegeven aan de desbetreffende dochtervennootschap. Gedurende de periode van de fiscale eenheid zijn deze verliezen echter in het resultaat van de moedervennootschap tot uitdrukking gekomen. Deze verliezen staan op ‘naam’ van de moedervennootschap, waardoor de subjectgebonden verliesverrekening naar mijn mening in dit geval wederom wordt losgelaten. Deze systematiek wordt niet gevolgd voor het meegeven van het winstverleden aan een dochtervennootschap.170 Dit blijft achter bij de moedervennootschap. Op dergelijke wijze wordt naar mijn mening de subjectgebonden verliesverrekening niet consequent toegepast. Zoals blijkt uit subparagraaf 2.8.4 vind ik het wenselijk om de lijn van art. 15af, lid 1, sub b j° lid 2 VPB door te trekken naar het toerekenbare winstverleden van een dochtervennootschap.171 Bij de andere reorganisatiefaciliteiten wordt in beginsel een subjectgebonden verliesverrekening toegepast, de verrekenbare verliezen blijven achter bij de overdrager. Voornamelijk bij de juridische fusie heeft de wetgever het wenselijk geacht om verliezen over te kunnen dragen aan de verkrijgende vennootschap. Hierdoor wordt de subjectgebonden verliesverrekening nogmaals losgelaten.172 Deze inbreuk is naar mijn mening wenselijk, aangezien anders de verliezen verloren zouden gaan.173 Tevens wordt er inbreuk gemaakt op de subjectgebonden verliesverrekening bij achterwaartse verliesverrekening bij een juridische fusie. Na toepassing van winstsplitsing is het namelijk mogelijk om verliezen van de verkrijgende vennootschap, welke toegerekend kunnen worden aan de onderneming van de verdwijnende vennootschap, te verrekenen met het winstverleden van de verdwijnende vennootschap. De winstsplitsingsregels van de reorganisatiefaciliteiten passen naar mijn mening beter in een meer objectieve benadering van verliesverrekening. De winst dient namelijk te worden toegerekend aan de oorspronkelijke ondernemingen. Het subjectieve karakter van de VPB wordt hierdoor naar mijn mening enigszins losgelaten met betrekking tot de winstsplitsingsregels. 4.3.1 Gelijkheidsbeginsel De voorwaarden van de reorganisatiefaciliteiten zijn vastgelegd in de VPB, het besluit FE en de standaardvoorwaarden behorende bij de andere reorganisatiefaciliteiten. Op basis hiervan zijn de voorwaarden vastgelegd wanneer een beroep op de reorganisatiefaciliteiten mogelijk is en hoe deze toegepast dienen te worden. Deze voorwaarden zijn voor iedere vennootschap gelijk. Afhankelijk van de feiten en omstandigheden waarin een vennootschap verkeerd is een beroep op de reorganisatiefaciliteiten al dan niet onder het stellen van voorwaarden mogelijk. Mogelijke willekeur en verschil in behandeling worden naar mijn mening veroorzaakt doordat voor de winstsplitsingsregels in bepaalde gevallen mag worden aangesloten bij forfaitaire verdeelsleutels, bijvoorbeeld indien winstsplitsing niet of slecht mogelijk is. Aangezien het voorbeschrevene juist mogelijk is gemaakt om winstsplitsing toe te kunnen passen en aan de belastingdienst de verplichting is opgelegd om enige soepelheid bij winstsplitsing in acht te nemen, is dit naar mijn mening wenselijk voor de praktijk. Hierdoor is in dergelijke situaties deze wijze van winstsplitsing toch gerechtvaardigd. Bij de toerekening van resultaten van nieuwe activiteiten wordt er naar mijn mening mogelijk aan het gelijkheidsbeginsel voorbij gegaan. Zoals reeds in paragraaf 3.2 is toegelicht, hoeft een ‘reguliere’ vennootschap met aanspraken op voorwaartse verliesverrekening haar winst na de inbreng van nieuwe activiteiten voor de verrekening van verliezen niet te splitsen. Indien er sprake is van nieuwe activiteiten na toepassing van de andere reorganisatiefaciliteiten dient toerekening 169
De dochtervennootschappen blijven echter subjectief belastingplichtig. Volledigheidhalve merk ik op dat het resultaat van de dochtervennootschap tot uitdrukking is gekomen in het resultaat van de fiscale eenheid, de moedervennootschap heeft de vennootschapsbelasting afgedragen. 171 Zie ook Van der Geld 2003, p. 447 en Geesink 2005, paragraaf 4.2. 172 Geesink 2005, paragraaf 3.2. Bij de bedrijfsfusie en juridische afsplitsing kunnen aanspraken op verliesverrekening onder voorwaarden worden overgedragen. 173 Zie ook de toelichting van Hofman en Borggreven 2007, paragraaf 3.4, inzake de bedrijfsfusie en juridische afsplitsing. 170
35
C.A.M. Verschuren Winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten
van deze activiteiten wel plaats te vinden. Hierdoor worden naar mijn mening mogelijk vergelijkbare situaties anders behandeld. 4.3.2 Rechtszekerheidbeginsel Vanaf 1995 stelt de belastingdienst verliezen bij beschikking vast en kan door de belastingplichtige tegen deze beschikkingen bezwaar worden gemaakt. Hierdoor is de rechtszekerheid van een belastingplichtige naar mijn mening toegenomen. De voorwaarden waaronder de reorganisatiefaciliteiten mogelijk zijn en uitgevoerd dienen te worden zijn schriftelijk vastgelegd. Ook dit draagt naar mijn mening bij aan de rechtszekerheid van een belastingplichtige. Om de rechtszekerheid van een belastingplichtige te vergroten kunnen er wellicht, indien winstsplitsing niet of slecht mogelijk is, vooraf met de belastingdienst afspraken worden gemaakt inzake de uitvoering van de winstsplitsingsregels. Dit komt de handhaving van de winstsplitsingsregels ten goede. Dit staat echter mogelijk op gespannen voet met het gelijkheidsbeginsel en de doelmatigheidseis door de toename van de uitvoeringskosten.
4.4 Stemmen de huidige regels onderling overeen? De winstsplitsingsregels in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten zijn vergelijkbaar met elkaar en zien op één beleidsterrein. Hierdoor dienen de regels naar mijn mening voor zover als mogelijk geharmoniseerd te zijn. Daarbij dient niet uit het oog te worden verloren dat de reorganisatiefaciliteiten niet gelijk aan elkaar zijn en dat de reorganisatiefaciliteiten verschillende uitwerkingen hebben. Zo blijven na het aangaan van een fiscale eenheid (alleen fiscale gevolgen) of door toepassing van een bedrijfsfusie en juridische afsplitsing de vennootschappen bestaan. Bij de zuivere splitsing en juridische fusie gaat dit niet op voor de overdragende vennootschap. Voor toepassing van een zuivere splitsing zijn geen standaardvoorwaarden opgesteld. Mijn inziens is het wenselijk om deze wel op te stellen, dit komt ook de rechtszekerheid ten goede. Als uitgangspunt kunnen hierbij naar mijn mening de standaardvoorwaarden behorende bij de juridische fusie dienen, aangezien in beide gevallen de overdragende vennootschap ophoudt te bestaan.174 Op vele punten zijn de winstsplitsingsregels van de reorganisatiefaciliteiten vergelijkbaar. Zo dient er bij de fiscale eenheid te worden gehandeld alsof de vennootschappen geen deel uitmaken van de fiscale eenheid. Bij de andere reorganisatiefaciliteiten wordt gedaan alsof de fusie of splitsing niet heeft plaatsgevonden. De winst dient aan de vennootschappen of oorspronkelijke ondernemingen te worden toegerekend voor zover deze bij de fiscale eenheid of verkrijgende vennootschap tot uitdrukking komt. Hierop dienen nog enkele correcties plaats te vinden. Deze correcties veroorzaken voornamelijk de reeds in paragraaf 3.8 toegelichte verschillen. Hier volsta ik met een korte toelichting op deze verschillen. De fictieve correctie inzake de overdracht van vermogensbestanddelen met stille reserves, is voor de fiscale eenheid opgenomen in art. 15ah, lid 2 VPB. Met betrekking tot de andere reorganisatiefaciliteiten is hierover niets in de standaardvoorwaarden vastgelegd. Hierdoor acht ik het voor de harmonisatie van de regels wenselijk dat de (aangepaste) tekst van art. 15ah, lid 2 VPB wordt opgenomen in de standaardvoorwaarden. Daarnaast is er in de standaardvoorwaarden niet vastgelegd omtrent correcties op grond van art. 10a VPB. Mijn inziens is het wenselijk dat de uitwerking van art. 10a VPB conform de fiscale eenheid in de standaardvoorwaarden wordt vastgelegd.175 Daarnaast bestaat er een verschil met betrekking tot de situaties waarin de winstsplitsingsregels moeten worden toegepast. Bij de fiscale eenheid dienen deze zowel bij voorwaartse als bij achterwaartse verrekening van (voorvoegings)verliezen te worden toegepast. Bij de andere reorganisatiefaciliteiten dient winstsplitsing bij de verkrijgende vennootschap in beginsel slechts bij voorwaartse verrekening van voorfusie- of voorsplitsingsverliezen te worden toegepast. Het toepassingsbereik loopt derhalve op dit punt uiteen. Dit is wellicht gerechtvaardigd omdat winstsplitsing bij een fiscale eenheid makkelijker toepasbaar is, aangezien er van de afzonderlijke vennootschappen jaarrekeningen worden opgesteld. Daarnaast zal er wellicht niet worden gevreesd 174 175
Op basis van berichten uit de praktijk worden deze standaardvoorwaarden reeds als uitgangspunt genomen. Zie ook Hofman en Borggreven 2007, paragraaf 4.1.
36
C.A.M. Verschuren Winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten
voor misbruik.176 Voor de harmonisatie van de winstsplitsingsregels met betrekking tot de reorganisatiefaciliteiten dient mijn inziens ook bij achterwaartse verliesverrekening bij de andere reorganisatiefaciliteiten winstsplitsing te worden toegepast. De standaardvoorwaarden behorende bij de andere reorganisatiefaciliteiten kennen onderling enkele verschillen, zoals de toelichting van het oorspronkelijk ondernemingsbegrip. Daarnaast zijn niet in alle standaardvoorwaarden voorbeelden van de onderbouwing van winstsplitsing opgenomen. Ik vind het wenselijk dat de standaardvoorwaarden meer op elkaar worden afgestemd. Ik stel daarom voor om een (korte) toelichting op het oorspronkelijk ondernemingsbegrip op basis van het besluit inzake de juridische afsplitsing op te nemen in de standaardvoorwaarden behorende bij de bedrijfsfusie. Ik citeer: “(…) die is toe te rekenen aan de vermogensbestanddelen met de daarbij eventueel behorende activiteiten die de verliezen in het verleden hebben veroorzaakt.” 177 Daarnaast is het mijn inziens wenselijk om de aanwezige goedkeurende besluiten inzake de overdracht van voorwaarts verrekenbare verliezen en achterwaartse verliesverrekening in de standaardvoorwaarden per reorganisatiefaciliteit vast te leggen.178 Dit komt ook de eenvoud ten goede.
4.5 Zijn de huidige regels eenvoudig, duidelijk en toegankelijkheid? Om regels correct toe te kunnen passen, dienen regels begrijpbaar en derhalve niet ingewikkeld te zijn. De wetgever heeft deze doelstelling aan zichzelf opgelegd, ik citeer: “Gestreefd wordt naar duidelijkheid en eenvoud van regelingen en naar een bestendig karakter daarvan.”179 De huidige regels dienen derhalve door de belastingplichtige en de belastingdienst te kunnen worden toegepast, waarbij duidelijk is wat de bedoeling van de wetgever van de regels is geweest. Dit komt ook de rechtszekerheid ten goede. Bij de totstandkoming van de winstsplitsingsregels zijn door het parlement vragen gesteld of winstsplitsing niet achterwege kon worden gelaten.180 De Staatssecretaris heeft hierop gereageerd dat dit mogelijk tot gevolg heeft dat er handel in verliezen ontstaat181 en daarnaast verwacht hij dat de praktijk winstsplitsing kan toepassen.182 De bevindingen uit het rapport van de commissie met betrekking tot de fiscale eenheid staan hier haaks op, ik citeer: “Met name de gecompliceerdheid van de regeling is voor de praktijk belastend. De afzonderlijke winstberekeningen moeten immers veelal uitsluitend om fiscale redenen plaatsvinden. Wij hebben voorts de indruk dat de uitvoering van de desbetreffende voorwaarden gebrekkig verloopt.”183 Mijn inziens getuigen de huidige regels niet van eenvoud. Dit komt voornamelijk door de ficties die in de VPB en in de standaardvoorwaarden behorende bij andere reorganisatiefaciliteiten zijn opgenomen. Art. 15ah, lid 2 VPB en de toerekening van resultaten op teniet gegane rechtsverhoudingen bij de andere reorganisatiefaciliteiten zijn hier twee voorbeelden van. Het laatste voorbeeld is naar de mening van Hofman en Borggreven een complicerende factor voor de winstsplitsingsregels.184 Deze mening deel ik, aangezien voor de winstsplitsingsregels rekening dient te worden gehouden met rechtsverhoudingen die niet langer bestaan. Indien echter geen rekening wordt gehouden met deze toerekening, kunnen er mogelijk ruimere mogelijkheden op verliesverrekening ontstaan. De belastingdienst dient voor het toepassen van winstsplitsing in de praktijk enige soepelheid in 176
Zie Hofman en Borggreven 2007, paragraaf 3.3 inzake het commentaar omtrent de juridische fusie. Besluit Staatssecretaris van Financiën 19 december 2000, CPP2000/2682, VN 2001/8.1, paragraaf 5. Dit is conform de bepaling welke is opgenomen in de standaardvoorwaarden behorende bij de juridische fusie. 178 Zie Besluit Staatssecretaris van Financiën 29 september 2008, nr. CPP2008/1008M, VN 2008/52.18, paragraaf 8. 179 Aanwijzingen voor de regelgeving, aanwijzing 10. 180 Bijvoorbeeld Kamerstukken I 1997/98, 25 709, nr. 315b, p. 1 en 2 en Kamerstukken II 1997/98, 25 709, nr. 5, p. 9 en 10. Zie ook Artikelsgewijs commentaar Van de Streek (2). 181 Kamerstukken II 1997/98, 25 709, nr. 8, p. 4. 182 Kamerstukken II 1997/98, 25 709, nr. 5, p. 10. 183 Rapport van de commissie 1995, p. 65. Anders: Van der Geld 2011 (1), p. 247. 184 Zie Hofman en Borggreven 2007, paragraaf 5. 177
37
C.A.M. Verschuren Winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten
acht te nemen. Een mogelijke praktische oplossing voor de mogelijk moeilijk toepasbare regels is hierdoor naar mijn mening door de wetgever gegeven. Eenvoudige en duidelijke regels zijn gebaat bij een beknopte formulering, het gebruiken van dezelfde begrippen en duidelijke bewoordingen. Aangezien de huidige regels toegepast dienen te worden in alle situaties waarin een beroep op de desbetreffende reorganisatiefaciliteit mogelijk is, kunnen de regels naar mijn mening slechts in haar algemeenheid worden omschreven. In de bijlagen bij de standaardvoorwaarden behorende bij de andere reorganisatiefaciliteiten is naar mijn mening eenvoudig en duidelijk omschreven welke stappen dienen te worden genomen om verliezen te kunnen verrekenen.185 Ik vind het echter wenselijk om de inhoud en de uitwerking van ‘nieuwe activiteiten’ nader in de standaardvoorwaarden behorende bij de andere reorganisatiefaciliteiten vast te leggen. Van der Burgt en De Vries wijzen in een artikel van hun hand naar het begrip van eenvoud.186 Zij nemen in hun artikel in overweging om, na toepassing van de juridische fusie, de resultaten van nieuwe activiteiten naar eigen keuze van de vennootschap toe te rekenen aan de desbetreffende ondernemingen.
4.6 Voldoen de huidige regels aan de eisen van subsidiariteit en evenredigheid? De winstsplitsingsregels zijn in de VPB en aanvullend in het besluit FE en de standaardvoorwaarden behorende bij de andere reorganisatiefaciliteiten vastgelegd. Op dergelijke wijze zijn de faciliteiten en is de uitwerking van de winstsplitsingsregels op hoofdniveau middels een wet, de VPB, vastgelegd. Daarnaast is een toelichting op en de concrete uitwerking van de winstsplitsingsregels door de Staatssecretaris middels besluiten vastgelegd. Naar mijn mening heeft de wetgever de voorwaarden en de uitwerking van de winstsplitsingsregels in beginsel correct vastgelegd. Voor een verdere beoordeling van de eis van evenredigheid dient naar mijn mening de afweging te worden gemaakt tussen de aanwezigheid van een gedetailleerde, duidelijke invulling van de winstsplitsingsregels of het opstellen van algemene regels waarbij de feitelijke invulling plaatsvindt door de praktijk. De overheid dient namelijk op basis van de evenredigheidseis niet te ver in te grijpen in dit proces. Hierdoor dienen de regels naar mijn mening voldoende duidelijk en de lasten voor de belastingplichtige en voor de belastingdienst proportioneel te zijn. Zoals omschreven in paragraaf 4.5 zijn naar mijn mening enkele begrippen niet volkomen duidelijk en is de uitwerking van bepaalde ficties complex, zodat voor de belastingplichtige de winstsplitsingsregels mogelijk lastig uit te voeren zijn. Hierdoor staan de gevolgen (het niet correct kunnen toepassen van de winstsplitsingsregels of een onproportionele lastenverzwaring) mogelijk niet geheel in verhouding tot het doel van winstsplitsing, namelijk de mogelijkheid om verliezen te verrekenen. Hierdoor is er naar mijn mening in dergelijke situaties niet voldaan aan de eis van evenredigheid.187
4.7 Zijn de huidige regels doeltreffendheid en doelmatig? Op grond van de winstsplitsingsregels wordt de winst aan de verschillende ondernemingen of vennootschappen toegerekend om verliezen te kunnen verrekenen. Naar mijn mening zijn de regels derhalve doeltreffend, aangezien voorkomen wordt dat er door een beroep op de reorganisatiefaciliteiten ruimere mogelijkheden op verliesverrekening ontstaan. Hierbij plaats ik echter een aantal kanttekeningen. Bij de winstsplitsingsregels van de andere reorganisatiefaciliteiten zijn de huidige regels niet voorgeschreven voor achterwaartse verliesverrekening bij de verkrijgende vennootschap. Hierdoor kunnen er naar mijn mening mogelijk ruimere mogelijkheden tot verliesverrekening ontstaan, aangezien een verlies van de verkrijger, dat toerekenbaar is aan de onderneming van de overdrager, kan worden verrekend met een voorfusie- of voorsplitsingswinst van de verkrijgende vennootschap. Zoals reeds in paragraaf 2.9 is toegelicht, zijn de gevolgen van dit ‘lek’ wellicht beperkt, echter zijn deze wel aanwezig. Hierdoor wordt het doel van de winstsplitsingsregels mogelijk niet volledig 185
Bijvoorbeeld bij het Besluit Staatssecretaris van Financiën 19 december 2000, CPP2000/2682, VN 2001/8.1, bijlage verrekening van verliezen, buitenlandse resultaten en bronbelasting. 186 Van der Burgt en De Vries 2012, paragraaf 6.2.1. 187 Hierbij dient te worden opgemerkt dat de belastingdienst in de praktijk enige soepelheid in acht dient te nemen voor het toepassen van winstsplitsing.
38
C.A.M. Verschuren Winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten
bereikt en dienen de regels naar mijn mening op dit punt te worden aangepast. De fictieve toerekening op grond van art. 15ah, lid 2 VPB en de toerekening van resultaten op teniet gegane rechtsverhoudingen bij de andere reorganisatiefaciliteiten, dragen naar mijn mening bij aan de doeltreffendheid van de huidige regels. Doordat rekening wordt gehouden met de toerekening van resultaten op grond van deze regels, wordt naar mijn mening aangesloten bij de onderneming welke voor de toepassing van de reorganisatiefaciliteit werd gedreven. De eis van doeltreffendheid en eenvoud staan derhalve naar mijn mening op gespannen voet met elkaar. Indien na het toepassen van de reorganisatiefaciliteiten aan de voorwaarden van art. 20a VPB is voldaan, zijn de verliezen niet langer verrekenbaar.188 Wanneer bij de andere reorganisatiefaciliteiten voorwaartse verliezen van de overdrager worden overgedragen aan de overnemer zijn hieraan voorwaarden verbonden.189 Naar mijn mening wordt de handel in verliezen hiernaast tegengegaan door de toepassing van de winstsplitsingsregels.190 Om verliezen te kunnen verrekenen, dient er toerekenbare winst aan de vennootschap of onderneming aanwezig te zijn. Als gevolg hiervan zal er derhalve naar mijn mening geen handel in verliezen plaatsvinden. 191 De huidige regels inzake winstsplitsing dienen tevens proportioneel te zijn. De baten en lasten als gevolg van de regels dienen in verhouding tot elkaar te staan.192 De kosten en inspanningen van de vennootschap en de belastingdienst, dienen in verhouding te staan tot het te bereiken doel, namelijk de mogelijk om verliezen te kunnen verrekenen. De belastingplichtige dient derhalve met een beperkte administratieve last de winstsplitsingsregels toe te kunnen passen. In paragraaf 4.6 heb ik reeds toegelicht dat de complexiteit van de winstsplitsingsregels mogelijk leidt tot een onproportionele last voor de vennootschap. Daarnaast dient de belastingdienst met een beperkte administratieve last het standpunt van de vennootschap te kunnen controleren en te administreren.193 De bewijslast voor een afwijking op het standpunt van de belastingplichtige ligt bij de belastingdienst. Mede gezien de complexiteit van de regels, staan mogelijk de baten en lasten hiervan volgens mij niet in verhouding tot elkaar.
4.8 Zijn de huidige regels uit te voeren en te handhaven? De huidige regels dienen door de belastingplichtige uit te kunnen worden gevoerd en door de belastingdienst gehandhaafd te worden. Zoals reeds is beschreven in paragraaf 4.5 zijn er vraagtekens geplaatst bij de uitvoerbaarheid van de winstsplitsingsregels. In de standaardvoorwaarden behorende bij de juridische afsplitsing en bij de juridische fusie zijn voorbeelden gegeven voor de toepassing van winstsplitsing. Zo kan er aansluiting worden gezocht bij filiaalboekhoudingen of budgetten. Daarbij merk ik op dat de toerekening van resultaten aan ondernemingen welke nauw met elkaar verbonden zijn wellicht lastig is uit te voeren. Van de Streek is van mening dat het toerekenen van het resultaat op teniet gegane rechtsverhoudingen niet of nauwelijks uit te voeren is.194 Ik vind deze fictieve toerekening ook onnodig complex, aangezien de rechtsverhoudingen niet langer bestaan. De resultaten op teniet gegane rechtsverhoudingen hebben naar mijn mening echter wel een zodanige invloed op de zelfstandige winstberekening, waardoor ik vind dat deze resultaten wel dienen te worden toegerekend. Dit ter voorkoming van het ontstaan van ruimere mogelijkheden op verliesverrekening. De belastingdienst dient de uitvoering van de winstsplitsingsregels door de belastingplichtige te controleren en te handhaven. Zowel voor de belastingplichtige als voor de belastingdienst dienen de 188
Kamerstukken II 1997/98, 25 709, nr. 5, p. 10. De feitelijke bewoording hiervan is niet gesteld in het Besluit Staatssecretaris van Financiën 22 juni 2006, CPP2006/19M, BNB 2006/271 (juridische afsplitsing). Naar mijn mening wordt echter hetzelfde doel bereikt. 190 Zie ook Hofman en Borggreven 2007, paragraaf 4.3. 191 Voor de verkrijger is bij achterwaartse verliesverrekening bij de andere reorganisatiefaciliteiten geen winstsplitsing voorgeschreven. Of dat art. 20a VPB in haar algemeenheid een doeltreffende bepaling is, wordt in deze scriptie niet behandeld. Ik volsta met betrekking tot dit punt met mijn standpunt dat misbruiksituaties zoveel mogelijk moeten worden voorkomen. 192 De proportionaliteit is reeds aan bod gekomen bij de evenredigheidseis in paragraaf 4.6. Deze eisen overlappen elkaar dan ook naar mijn mening. 193 Zie ook Vernoij en Huidink 2006, p. 10. 194 Artikelsgewijs commentaar Van de Streek (2) met betrekking tot de juridische fusie. Naar mijn mening kan dit worden doorgetrokken naar de andere reorganisatiefaciliteiten aangezien de situaties vergelijkbaar zijn. 189
39
C.A.M. Verschuren Winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten
winstsplitsingsregels voldoende duidelijk te zijn en dienen de uitvoeringskosten beperkt te blijven.195 Zoals ik reeds in paragraaf 3.2 heb toegelicht zijn Vernoij en Huidink van mening dat de handhaving van de winstsplitsingsregels voor de belastingdienst lastig is.196 De wetgever heeft naar mijn mening stil gestaan bij de uitvoeringstechnische aspecten. De Staatssecretaris geeft in de standaardvoorwaarden bij de andere reorganisatiefaciliteiten aan de belastingdienst de opdracht bij winstsplitsing enige soepelheid in acht te nemen. Dit komt naar mijn mening de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid ten goede. De Staatssecretaris verwacht dat winstsplitsing toegepast kan worden aan de hand van de financiële administratie van een vennootschap.197 In tegenstelling tot de fiscale eenheid, waar voor iedere vennootschap in beginsel de commerciële jaarstukken worden opgesteld, kan dit in de praktijk bij de andere reorganisatiefaciliteiten problemen met zich meebrengen. De financiële administratie van een vennootschap zou naar mijn mening hierop moeten worden ingericht. Mogelijk levert dit een aanzienlijke lastenverzwaring voor de vennootschap op.
4.9 Tussenconclusie In dit hoofdstuk is het theoretisch kader getoetst aan de kwaliteitseisen, zijnde: 1. rechtmatigheid en verwerkelijking van rechtsbeginselen; 2. onderlinge afstemming; 3. eenvoud, duidelijkheid en toegankelijkheid; 4. subsidiariteit en evenredigheid; 5. doeltreffendheid en doelmatigheid; en 6. uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. Globaal gezien voldoen de huidige regels inzake winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten naar mijn mening aan de kwaliteitseisen. Bij elke kwaliteitseis heb ik echter diverse opmerkingen en kanttekeningen geplaatst. Uit de beoordeling van de kwaliteitseisen blijkt dat voornamelijk de eisen van doeltreffendheid, eenvoud en de uitvoerbaarheid van de winstsplitsingsregels op gespannen voet met elkaar staan, zodat er een afweging tussen bepaalde kwaliteitseisen dient te worden gemaakt. De volgende conclusies heb ik getrokken:198 niet in alle gevallen wordt een subjectgebonden verliesverrekening (consequent) toegepast; een onbeperkte (voorwaartse) verliesverrekeningstermijn leidt tot een gerechtvaardigde belastingheffing; de rechtszekerheid van de belastingplichtige is in de loop der tijd aanzienlijk verbeterd, aangezien de verliezen bij voor bezwaar vatbare beschikking worden vastgesteld; de huidige regels inzake winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten zijn vergelijkbaar, maar het is naar mijn mening wenselijk dat deze regels meer op elkaar worden afgestemd; door de fictieve winsttoerekening (art. 15ah, lid 2 VPB en het toerekenen van resultaten op teniet gegane rechtsverhoudingen) wordt naar mijn mening minder goed voldaan aan de eisen van eenvoud en uitvoerbaarheid. Beide kwaliteitseisen staan derhalve behoorlijk onder druk; het doel van de winstsplitsingsregels, zijnde het voorkomen van het ontstaan van ruimere mogelijkheden op verliesverrekening, wordt mogelijk niet (volledig) behaald, omdat winstsplitsing niet hoeft te worden toegepast voor achterwaartse verliesverrekening bij de verkrijger bij de andere reorganisatiefaciliteiten; en de winstsplitsingsregels zijn in bepaalde gevallen minder goed uitvoerbaar. In de praktijk wordt dit mogelijk ondervangen, aangezien de belastingdienst enige soepelheid in acht dient te nemen bij de uitvoering van de winstsplitsingsregels.
195
Circulaires Aanwijzingen voor de regelgeving, aanwijzing 13 en 14. Vernoij en Huidink 2006, p. 10. 197 Besluit Staatssecretaris van Financiën 19 december 2000, CPP2000/2682, VN 2001/8.1, paragraaf 3 en Besluit Staatssecretaris van Financiën 19 december 2000, CPP2000/3131, VN 2001/8.3, paragraaf 3. 198 Deze opmerkingen zijn niet compleet weergegeven. Ik beperk me tot het geven van mijn belangrijkste opmerkingen. 196
40
C.A.M. Verschuren Winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten
5 Alternatieven In het vorige hoofdstuk zijn de huidige regels inzake winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten getoetst aan de kwaliteitseisen. In dit hoofdstuk worden drie alternatieven voor de huidige regels inzake winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten onderzocht. Dit hoofdstuk wordt afgesloten met een tussenconclusie.
5.1 Benoeming alternatieven Uit hoofdstuk 4 is op te maken dat de huidige regels naar mijn mening globaal gezien voldoen aan de kwaliteitseisen. Bij elke kwaliteitseis heb ik echter diverse opmerkingen en kanttekeningen geplaatst. Naar aanleiding van deze opmerkingen moeten naar mijn mening de huidige regels deels worden aangepast. Dit benoem ik tot het eerste alternatief: ‘aanpassen lacunes van de huidige regels’. Het ‘afschaffen van de huidige winstsplitsingsregels’ behandel ik als tweede alternatief. Het derde alternatief dat ik onderzoek is ‘een meer objectgebonden benadering van verliesverrekening’. De drie alternatieven worden in de volgende paragrafen toegelicht, waarna een globale toetsing van het desbetreffende alternatief aan de kwaliteitseisen plaatsvindt. Per paragraaf wordt afgesloten met een eindoordeel of het alternatief beter dan de huidige regels voldoet aan de kwaliteitseisen.
5.2 Aanpassen lacunes van de huidige regels Naar aanleiding van de opmerkingen en kanttekeningen bij de kwaliteitseisen uit hoofdstuk 4, moeten naar mijn mening de huidige regels in ieder geval op de volgende punten worden aangepast:
Algemeen Fiscale eenheid
Andere reorganisatiefaciliteiten
Aanpassingen: opnemen van een onbeperkte termijn van voorwaartse verliesverrekening in art. 20, lid 2 VPB opnemen in art. 15af, lid 1, sub c en lid 2 VPB dat het toerekenbare winstverleden van een dochtervennootschap op verzoek aan de desbetreffende dochtervennootschap kan worden meegegeven; jaarlijkse vaststelling van voorvoegingsverliezen bij voor bezwaar vatbare beschikking toepassing winstsplitsing bij de verkrijger ingeval van achterwaartse verliesverrekening; (aangepaste) tekst van art. 15ah, lid 2 VPB inzake de overdracht van vermogensbestanddelen dient in de standaardvoorwaarden te worden opgenomen;199 in de standaardvoorwaarden opnemen dat resultaten op teniet gegane rechtsverhoudingen dienen te worden gesplitst voor zover tegenover een opbrengst een last zou staan (vastlegging invloed art. 10a VPB); harmonisatie van de standaardvoorwaarden, waarbij de standaardvoorwaarden en goedkeurende besluiten per reorganisatiefaciliteit in één besluit worden verwerkt; resultaten van nieuwe activiteiten mogen naar eigen keuze door de verkrijger worden toegerekend aan de verschillende ondernemingen; voor zuivere splitsing: opstellen standaardvoorwaarden
Overzicht 2: Overzicht aanpassingen lacunes van de huidige regels
Mijn inziens staan voornamelijk de eisen van doeltreffendheid, eenvoud en uitvoerbaarheid op gespannen voet met elkaar. Om het overzicht tot stand te laten komen heb ik bepaalde afwegingen gemaakt tussen deze eisen. Voor een toelichting op de wijzigingen verwijs ik terug naar de paragrafen 4.3 tot en met 4.8. 199
Uiteraard dient de tekst te worden aangepast op de andere reorganisatiefaciliteiten, aangezien de fiscale eenheid in de tekst van art. 15ah, lid 2 VPB specifiek wordt benoemd.
41
C.A.M. Verschuren Winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten
5.2.1 Algemeen Door de invoering van een onbeperkte termijn van voorwaartse verliesverrekening kunnen verliezen niet langer verdampen. Als gevolg hiervan wordt beter aangesloten bij het belasten van de totaalwinst van een vennootschap. Dit leidt naar mijn mening tot een rechtvaardigere belastingheffing. 5.2.2 Fiscale eenheid Mijn inziens is het wenselijk om het mogelijk te maken dat het toerekenbare winstverleden bij ontvoeging kan worden meegegeven aan de desbetreffende dochtervennootschap. Als gevolg hiervan wordt het meegeven van het toerekenbare winst- en verliesverleden van dochtervennootschappen gelijk behandeld.200 Hiernaast acht ik het voor de verbetering van de rechtszekerheid van een belastingplichtige wenselijk, dat jaarlijks de voorvoegingsverliezen per gevoegde dochtervennootschap bij beschikking worden vastgesteld. Op dit moment worden deze verliezen namelijk niet vermeld op de definitieve aanslag voor de vennootschapsbelasting van de moedervennootschap. Deze verliezen worden extracomptabel geadministreerd. Door deze aanpassing is de verrekening (en derhalve het verloop) van de voorvoegingsverliezen voor de belastingplichtige en de belastingdienst naar mijn mening beter vastgelegd en zodoende ook beter uitvoerbaar en handhaafbaar. Een nadeel hiervan is dat de administratieve lasten van de belastingdienst worden verhoogd. Dit nadeel weegt volgens mij niet op tegen de verbetering van de rechtszekerheid. 5.2.3 Andere reorganisatiefaciliteiten Door winstsplitsing ook voor te schrijven voor achterwaartse verliesverrekening bij de verkrijger, wordt het mogelijke ‘lek’ dat in paragraaf 2.9 beschreven is voorkomen. Dit sluit ook beter aan bij de regels van de fiscale eenheid. Ik besef dat hierdoor in meer gevallen winstsplitsing dient plaats te vinden, wat gevolgen heeft voor de uitvoerbaarheid. Op dergelijke wijze wordt echter voorkomen dat er ruimere mogelijkheden op verliesverrekening ontstaan, zodat er beter wordt aangesloten bij de doeltreffendheid van de winstsplitsingsregels. Een belangrijke onduidelijkheid met betrekking tot de winstsplitsingsregels bestaat op dit moment ten aanzien van de toerekening van resultaten van nieuwe activiteiten. Van der Burgt en De Vries hebben een vrije toerekening van deze resultaten voorgesteld.201 Naar hun en ook naar mijn mening is dit niet in strijd met de ratio van de winstsplitsingsregels, aangezien winsten en verliezen van de overdrager en verkrijger niet met elkaar verrekend worden. Het betreft namelijk resultaten van nieuwe activiteiten. Deze uitwerking sluit daarnaast ook beter aan bij de inbreng van nieuwe activiteiten bij een ‘reguliere’ vennootschap met aanspraken op verliesverrekening. Hierdoor ontstaat er op dit gebied meer gelijkheid in behandeling. Op dit moment zijn er geen standaardvoorwaarden behorende bij de zuivere splitsing opgesteld. Het is naar mijn mening wenselijk dat deze opgesteld worden. Dit bevordert niet alleen de uitvoerbaarheid, maar ook de rechtszekerheid. Als uitgangspunt zouden hierbij de standaardvoorwaarden behorend bij de juridische fusie gehanteerd kunnen worden, aangezien in beide gevallen de overdragende vennootschap ophoudt te bestaan. In deze standaardvoorwaarden dient in ieder geval opgenomen te worden, dat: op gezamenlijk verzoek de toerekenbare voorsplitsingsverliezen van de overdragende vennootschap kunnen worden overgedragen aan de verkrijger; voor achterwaartse en voorwaartse verrekening van (voorsplitsings)verliezen de winst dient te worden gesplitst, waarbij slechts toerekenbare winst (of verliezen) aan de desbetreffende onderneming voor verliesverrekening in aanmerking komt; en op gezamenlijk verzoek het toerekenbare nasplitsingsverlies achterwaarts verrekenbaar is met voorsplitsingswinst van de splitsende vennootschap. Voor de concrete invulling van winstsplitsing en de verrekening van verliezen kan de tekst van voorwaarde twee van de standaardvoorwaarden behorende bij de juridische fusie worden opgenomen202, aangevuld met de in paragraaf 5.2 genoemde aanpassingen.
200
Zie ook Geesink 2005, paragraaf 6. Van der Burgt en De Vries 2012, paragraaf 6.2.1. 202 Besluit Staatssecretaris van Financiën 19 december 2000, CPP2000/3131, VN 2001/8.3, paragraaf 5. 201
42
C.A.M. Verschuren Winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten
Naast de genoemde wijzigingen wil ik benadrukken dat ik het ten zeerste prijs dat de belastingdienst bij de winstsplitsingsregels enige soepelheid in acht dient te nemen. Hierdoor wordt naar mijn mening een brug geslagen tussen de ‘theoretische’ regels en de daadwerkelijke praktische uitvoerbaarheid. De concrete invulling van het begrip ‘soepelheid’ is afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het geval. 5.2.4 Eindoordeel ‘aanpassen lacunes van de huidige regels’ Door de aanpassingen van de huidige regels inzake winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten wordt naar mijn mening beter voldaan aan de gestelde kwaliteitseisen, met name aan de eisen van doeltreffendheid, rechtmatigheid en onderlinge afstemming. Deze verbeteringen overstijgen mijn inziens de nadelige gevolgen van de aanpassingen met betrekking tot de eisen van uitvoerbaarheid en doelmatigheid.
5.3 Afschaffen huidige winstsplitsingsregels Indien de huidige regelingen van de reorganisatiefaciliteiten volledig in stand worden gelaten, waarbij enkel de winstsplitsingsregels in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten niet langer zijn voorgeschreven, brengt dit naar mijn mening in ieder geval de volgende gevolgen met zich mee: voorfusie-, voorsplitsings- of voorvoegingsverliezen van de verkrijgende vennootschap, moedervennootschap of dochtervennootschap203 zijn verrekenbaar met nafusie-, nasplitsings- of navoegingswinsten; achterwaarts verrekenbare verliezen (nasplitsings-, nafusie- of navoegingsverliezen) van de verkrijgende vennootschap204 of fiscale eenheid zijn verrekenbaar met het winstverleden van de verkrijgende vennootschap, moedervennootschap of dochtervennootschap;205 indien op basis van de goedkeurende besluiten voorwaarts verrekenbare verliezen van de overdrager worden overgedragen aan de verkrijger en zonder voorwaarden kunnen worden verrekend met resultaten van de verkrijger, ontstaan er ruimere mogelijkheden op verliesverrekening;206 eenzelfde uitwerking heeft de achterwaartse verliesverrekening van de verkrijgende vennootschap met het winstverleden van de overdrager. Als gevolg van het afschaffen van de huidige regels wordt aan de reorganisatiefaciliteiten terugwerkende kracht verleend en de handel in verliezen neemt mogelijk toe. De wetgever heeft gesteld dat er door een beroep op de reorganisatiefaciliteiten geen ruimere mogelijkheden op verliesverrekening mogen ontstaan. De verplichting voor het toepassen van de winstsplitsingsregels bij een fusie of splitsing is als volgt verwoord: “In het licht van het voorgaande beantwoord ik de vraag (…) of winstsplitsing bij de verkrijgende rechtspersoon niet achterwege kan blijven, omdat fiscale begeleiding alleen mogelijk is als de fusie of de splitsing in overwegende mate is ingegeven door zakelijke overwegingen, ontkennend. Een zakelijke achtergrond van een fusie of splitsing vormt geen rechtvaardiging voor het verrekenen van verliezen van de verdwijnende rechtspersoon met winsten uit heel andere activiteiten van de verkrijgende rechtspersoon.”207 5.3.1 Fiscale eenheid De huidige winstsplitsingsregels zijn voornamelijk in art. 15ae en 15ah VPB vastgelegd. Indien de winstsplitsingsregels worden geschrapt, ontstaan er ruimere mogelijkheden op verliesverrekening. Voorvoegingsverliezen van de moedervennootschap kunnen bijvoorbeeld worden verrekend met het totale resultaat van de fiscale eenheid. Dit resultaat hoeft vanwege van het afschaffen van de winstsplitsingsregels niet langer te worden gesplitst en toerekenbaar te zijn aan de desbetreffende 203
Uitgangspunt hierbij is dat voorvoegingsverliezen verrekenbaar zijn met het resultaat van de fiscale eenheid, waarbij winstsplitsing op grond van art. 15ae, lid 1, sub a VPB niet langer hoeft plaats te vinden. 204 Op basis van de standaardvoorwaarden behorende bij de andere reorganisatiefaciliteiten is dit reeds mogelijk. 205 Uitgangspunt hierbij is dat navoegingsverliezen verrekenbaar zijn met het resultaat van de desbetreffende vennootschap, waarbij winstsplitsing op grond van art. 15ae, lid 1, sub b VPB niet langer hoeft plaats te vinden. 206 Dit speelt voornamelijk bij de juridische fusie. Mogelijk wordt dit ondervangen doordat bijvoorbeeld in het besluit van de juridische fusie, Besluit Staatssecretaris van Financiën 19 december 2000, CPP2000/3148M, VN 2001/8.5, de handel in verliezen wordt beperkt. 207 Kamerstukken II 1997/98, 25 709, nr. 5, p. 9 en 10.
43
C.A.M. Verschuren Winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten
vennootschap. Bij achterwaartse verliesverrekening van de fiscale eenheid brengt dit hetzelfde resultaat met zich mee. Uiteraard worden de regels eenvoudiger toepasbaar, omdat winstsplitsing niet langer nodig is. Het afschaffen van de winstsplitsingsregels leidt naar mijn mening tot een dermate ongerechtvaardigde belastingheffing gezien de ratio van de winstsplitsingsregels. De mogelijkheden op verliesverrekening worden namelijk aanzienlijk verruimd. 5.3.1.1 (Sub)alternatief systeem fiscale eenheid In het rapport van de commissie met betrekking tot de fiscale eenheid is in het verleden een voorstel gedaan voor een alternatief systeem voor verliesverrekening van de fiscale eenheid.208 In dit alternatieve systeem stelt de commissie geen beperkingen aan de verliesverrekening van voorvoegingsverliezen, indien aan de voorwaarden van een fiscale eenheid wordt voldaan, maar deze niet tot stand komt.209 Derhalve is het uitgangspunt van dit alternatief dat de winst niet langer hoeft te worden gesplitst en zodoende wordt uitgegaan van de afschaffing van de winstsplitsingsregels. Het aangaan van een fiscale eenheid is een bewuste keuze van vennootschappen. Indien niet expliciet een keuze voor het aangaan van een fiscale eenheid gemaakt hoeft te worden, leidt dit naar mijn mening tot meer willekeur. Daarnaast leidt dit systeem mogelijk tot ruimere verliesverrekeningsmogelijkheden.210 Vooropgesteld dient te worden dat op basis van dit alternatieve systeem alle voorvoegingsverliezen onbeperkt verrekend kunnen worden met resultaten van de fiscale eenheid, nadat deze tot stand is gekomen. In de huidige situatie is verliesverrekening voor voorvoegingsverliezen enkel mogelijk met toerekenbare resultaten aan de desbetreffende vennootschap. Dit alternatieve systeem leidt echter tot een zéér eenvoudig en beter uit te voeren en handhaafbaar systeem inzake verliesverrekening bij de fiscale eenheid. Zodoende staan de eisen van doeltreffendheid en eenvoud (wederom) op gespannen voet met elkaar. Gezien de subjectgebonden verliesverrekening die de VPB in beginsel kent, de feitelijke verlening van terugwerkende kracht aan de fiscale eenheid en de tekortkoming aan de eis van doeltreffendheid van de winstsplitsingsregels, vind ik dit alternatieve systeem niet volledig passen binnen de VPB. 5.3.2 Andere reorganisatiefaciliteiten Door de wetgever is een beroep op de andere reorganisatiefaciliteiten bij de aanwezigheid van voorwaarts verrekenbare aanspraken op verliesverrekening onder voorwaarden mogelijk gemaakt. Hiervoor dient de winst te worden gesplitst. Indien de winstsplitsingsregels worden afgeschaft ontstaan er, zoals reeds beschreven bij de fiscale eenheid, naar mijn mening aanzienlijk ruimere mogelijkheden op verliesverrekening. Voorfusie- of voorsplitsingsverliezen van de verkrijger zijn namelijk, zonder het toepassen van winstsplitsing, verrekenbaar met nafusie- of nasplitsingswinsten. Hierdoor wordt naar mijn mening aan de eis van doeltreffendheid voorbij gegaan. Als gevolg van het afschaffen van de winstsplitsingsregels neemt mogelijk de handel in verliezen toe.211 5.3.3 Eindoordeel ‘afschaffen huidige winstsplitsingsregels’ Het afschaffen van de winstsplitsingsregels leidt naar mijn mening tot meer eenvoud en komt de uitvoerbaarheid van de vennootschap en de handhaving door de belastingdienst ten goede. Daarbij wordt echter met name aan de eis van doeltreffendheid van de winstsplitsingsregels te ver voorbij gegaan. Door het afschaffen van de huidige winstsplitsingsregels wordt derhalve naar mijn mening niet (beter) aan alle kwaliteitseisen voldaan.
208
Rapport van de commissie 1995, paragraaf 5.7. Ik plaats dit systeem in de huidige wetgeving als alternatief voor de huidige winstsplitsingsregels. 209 De commissie stelt daarnaast een alternatief systeem voor indien niet aan de voorwaarden van de fiscale eenheid wordt voldaan. Aan dit alternatief worden wel beperkingen gesteld. Dit alternatief wordt in deze scriptie niet toegelicht. 210 De commissie had voornamelijk als doelstelling de ontwikkeling van een eenvoudiger systeem. 211 De verliesverrekening kan reeds beperkt zijn op grond van art. 20a VPB.
44
C.A.M. Verschuren Winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten
5.4 Een meer objectgebonden benadering van verliesverrekening De heffing van vennootschapsbelasting kent een subjectieve grondslag. De belasting wordt geheven bij het subject oftewel de vennootschap, waarbij de verliezen toerekenbaar zijn aan het subject. De winstsplitsingsregels kennen echter een meer objectgebonden benadering, aangezien deze aansluiten bij de oorspronkelijke onderneming. Volgens Geesink is het wenselijk dat een meer objectgebonden benadering van verliesverrekening wordt toegepast indien de belastingplicht van een vennootschap wordt beëindigd. Ik citeer: “Deze meer objectgebonden benadering komt overeen met de strekking van de wet (waarop de ratio van de verliesverrekening mede is gebaseerd) om gedurende de gehele bestaansperiode van de onderneming niet meer winst in de heffing te betrekken dat overeenkomt met de totale winst uit de onderneming.”212 In art. 15af VPB en in de goedkeurende besluiten inzake de overdracht van aanspraken op voorwaartse verliesverrekening wordt reeds een meer objectgebonden benadering toegepast. Zo is het onder voorwaarden bij de bedrijfsfusie, juridische splitsing en juridische fusie mogelijk om verrekenbare verliezen van de overdrager over te dragen aan de verkrijger. Daarnaast kan bij ontvoeging van een dochtervennootschap op verzoek het toerekenbare verlies aan de dochtervennootschap worden meegegeven.213 Voor dit alternatief dient voorop te worden gesteld dat de heffing van vennootschapsbelasting ongewijzigd blijft en plaatsvindt bij de belastingplichtige oftewel vennootschap. De verliezen zijn echter niet subjectgebonden, maar volgen het object: de onderneming/vermogensbestanddelen (van de vennootschap). Indien met betrekking tot de huidige regels inzake winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten een meer objectgebonden benadering van verliesverrekening wordt toegepast, dienen naar mijn mening in ieder geval de volgende uitgangspunten en wijzigingen in acht te worden genomen: Algemeen Fiscale eenheid
Andere reorganisatie-
Uitgangspunten/wijzigingen: opnemen van een onbeperkte termijn van voorwaartse verliesverrekening in art. 20, lid 2 VPB de geleden verliezen voor het aangaan van een fiscale eenheid volgen de desbetreffende onderneming welke deze geleden heeft;214 deze verliezen worden bij beschikking vastgesteld en overgedragen aan de belastingplichtige, zijnde de moedervennootschap van de fiscale eenheid, onder de voorwaarde dat dit verlies slechts verrekend kan worden met: toerekenbare resultaten aan de desbetreffende onderneming welke deze verliezen geleden heeft;215 na het aangaan van de fiscale eenheid ontstaat er ‘overkoepelende onderneming’: de ondernemingen van de vennootschappen van de fiscale eenheid tezamen; de belastingdienst stelt naar aanleiding van de ingediende aangifte vennootschapsbelasting een beschikking vast, waarin de verrekende verliezen en de voorwaarts verrekenbare verliezen worden vastgesteld, toegerekend aan de desbetreffende ondernemingen; bij ontvoeging van een dochtervennootschap uit de fiscale eenheid volgen de toerekenbare resultaten aan de onderneming van de dochtervennootschap (nog te verrekenen verliezen en winsten) deze onderneming; indien de desbetreffende onderneming ophoudt te bestaan gaan de verliezen verloren de geleden verliezen voor het aangaan van de faciliteit volgen de desbetreffende onderneming welke deze geleden heeft;216
212
Geesink 2005, paragraaf 3.2. Op grond van art. 15af, lid 1, sub b en lid 2 VPB. 214 Uitgangspunt hierbij is dat iedere vennootschap in beginsel één onderneming drijft. 215 Voor de toerekening kan worden aangesloten bij de huidige winstsplitsingsregels aangevuld met de wijzigingen van paragraaf 5.2. Daarbij heb ik als uitgangspunt ingenomen dat resultaten op onderlinge transacties ook dienen te worden toegerekend aan de desbetreffende ondernemingen. 216 Zie ook Hofman en Borggreven 2007, paragraaf 5. Het beschreven alternatief gaat verder dan de voorgestelde wijziging van de schrijvers. 213
45
C.A.M. Verschuren Winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten
faciliteiten
deze verliezen worden bij beschikking vastgesteld en overgedragen aan de belastingplichtige, zijnde de verkrijgende vennootschap, onder de voorwaarde dat dit verlies slechts verrekend kan worden met: toerekenbare resultaten217 aan de desbetreffende onderneming welke deze verliezen geleden heeft; na het aangaan van de faciliteit ontstaat er een ‘overkoepelende onderneming’ in de verkrijgende vennootschap; de belastingdienst stelt naar aanleiding van de ingediende aangifte vennootschapsbelasting een beschikking vast, hierin worden de verrekende verliezen en de voorwaarts verrekenbare verliezen vastgesteld, toegerekend aan de desbetreffende ondernemingen; indien de desbetreffende onderneming ophoudt te bestaan gaan de verliezen verloren
Overzicht 3: Overzicht aanpassingen bij een meer objectgebonden benadering van verliesverrekening
5.4.1 Fiscale eenheid De binnenjaarse verliesverrekening wordt niet gewijzigd (verrekening van resultaten binnen de ‘overkoepelende onderneming’). Wanneer er aanspraken op voorvoegingsverliezen bestaan, zijn deze verliezen slechts verrekenbaar met toerekenbare resultaten aan de desbetreffende onderneming van de vennootschap welke deze heeft geleden. Hierdoor ontstaan er op ‘ondernemingsniveau’ geen ruimere mogelijkheden om verliezen te verrekenen en wordt aan de eis van doeltreffendheid voldaan. Indien een dochtervennootschap wordt ontvoegd uit de fiscale eenheid kan het verlies- en winstverleden op verzoek worden meegegeven. Aangezien op basis van de huidige termijnen van verliesverrekening een verlies één jaar achterwaarts verrekenbaar is, dient voor het meegeven van het winstverleden het resultaat van de fiscale eenheid over het laatste jaar van de fiscale eenheid te worden gesplitst. De belastingdienst dient de overgedragen verliezen, de verrekende verliezen en de voorwaarts verrekenbare verliezen per onderneming vast te stellen. Op dergelijke wijze neemt de rechtszekerheid van de belastingplichtige toe. Er kleven naar mijn mening echter een aantal grote nadelen aan dit alternatieve systeem voor verliesverrekening. Bij dit alternatieve systeem blijft de vennootschap belastingplichtig en wordt zodoende aangesloten bij het subject voor de belastingheffing. Een subjectgebonden benadering van verliesverrekening wordt echter losgelaten. De toerekenbare verliezen kunnen namelijk worden overgedragen aan de moedervennootschap van de fiscale eenheid. Als gevolg hiervan wordt er een volledig objectgebonden benadering van verliesverrekening binnen een subjectief belastingsysteem toegepast. Dit brengt naar mijn mening de rechtmatigheid van dit alternatief in gevaar. Daarnaast dient het resultaat op ondernemingsniveau te worden bepaald. Het toerekenen van resultaten aan de verschillende ondernemingen is niet in alle gevallen mogelijk, aangezien deze nauw met elkaar verbonden zijn en in elkaar overlopen. Tevens worden onderlinge resultaten binnen een fiscale eenheid bij de bepaling van het resultaat op ondernemingsniveau zichtbaar. Deze toerekening vindt slechts plaats voor fiscale doeleinden, namelijk voor verrekening van de verliezen. Op basis van het voorgestelde systeem dient de belastingdienst meer beschikkingen vast te stellen. Dit leidt enerzijds tot meer rechtszekerheid, maar anderzijds worden de administratieve lasten verhoogd. 5.4.2 Andere reorganisatiefaciliteiten Reeds eerder in de literatuur hebben Hofman en Borggreven218 en ook Essers en Zadelhoff een meer objectgebonden benadering bepleit, ik citeer: “Het achterblijven van de verliezen bij de afsplitsende vennootschap in geval van afsplitsing is te verdedigen vanuit de gedachte dat de vennootschapsbelasting een belasting van vennootschappen is. Naarmate echter meer het karakter van de vennootschapsbelasting als
217
Voor de toerekening kan worden aangesloten bij de huidige winstsplitsingsregels, bij voorkeur aangevuld met de wijzigingen van paragraaf 5.2. 218 Hofman en Borggreven 2007, paragraaf 5.
46
C.A.M. Verschuren Winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten
ondernemingsbelasting wordt benadrukt, kan het achterblijven van de verliezen alleen in geval van misbruiksituaties worden verdedigd.”219 Indien een meer objectgebonden benadering van verliesverrekening wordt toegepast, volgen de verliezen van de overdrager de overgedragen onderneming (of vermogensbestanddelen) die deze gerealiseerd heeft. Deze verliezen zijn slechts verrekenbaar indien de desbetreffende onderneming winst behaald. De voorgestelde wijzigingen leiden tot meer harmonisatie van de huidige regels inzake winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten. De genoemde nadelen in paragraaf 5.4.1 gelden echter ook voor de andere reorganisatiefaciliteiten. 5.4.3 Eindoordeel ‘een meer objectgebonden benadering van verliesverrekening’ Door een meer objectgebonden benadering van verliesverrekening toe te passen, wordt naar mijn mening voldaan aan de eis van doeltreffendheid. Er kleven echter grote nadelen aan dit alternatief. Ik verwacht met name dat dit alternatief niet voldoet aan de eis van rechtmatigheid. Daarnaast wordt mogelijk niet beter voldaan aan de eisen van uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid, waardoor dit alternatief naar mijn mening niet beter dan de huidige regels voldoet aan de kwaliteitseisen.
5.5 Tussenconclusie In dit hoofdstuk zijn drie alternatieven voor de huidige regels inzake winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten getoetst aan de kwaliteitseisen. Een overzicht van de mogelijke verbeteringen en tekortkomingen met betrekking tot de kwaliteiteisen van deze alternatieven wordt hieronder weergegeven: Aanpassen lacunes van de huidige regels
Afschaffen winstsplitsingsregels
Een meer objectgebonden benadering van verliesverrekening
Verbeteringen: rechtmatigheid en verwerkelijking van rechtsbeginselen; onderlinge afstemming; eenvoud, duidelijkheid en toegankelijkheid; subsidiariteit; doeltreffendheid; uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid onderlinge afstemming; eenvoud, duidelijkheid en toegankelijkheid; uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid onderlinge afstemming; doeltreffendheid
Tekortkomingen: eenvoud, duidelijkheid en toegankelijkheid; doelmatigheid; uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid
rechtmatigheid en verwerkelijking van rechtsbeginselen; doeltreffendheid
rechtmatigheid en verwerkelijking van rechtsbeginselen; eenvoud, duidelijkheid en toegankelijkheid; uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid
Overzicht 4: Overzicht verbeteringen en tekortkomingen met betrekking tot de kwaliteitseisen van de alternatieven
Zoals uit bovenstaand overzicht valt op te maken, wordt met betrekking tot de alternatieven niet aan alle kwaliteitseisen voldaan. Bepaalde eisen staan namelijk op gespannen voet met elkaar. Het eerste alternatief: ‘aanpassen lacunes van de huidige regels’ kan naar mijn mening tot beste alternatief worden bestempeld. Dit alternatief voldoet naar mijn mening beter dan de huidige regels en de andere alternatieven aan de kwaliteitseisen, met name aan de eisen van doeltreffendheid, rechtmatigheid en onderlinge afstemming. Deze verbeteringen overstijgen mijn inziens de nadelige gevolgen van de aangepaste regels met betrekking tot de eisen van uitvoerbaarheid en doelmatigheid. 219
Essers en Zadelhoff 1998, paragraaf 6.
47
C.A.M. Verschuren Winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten
6 Eindconclusie 6.1 Inleiding In de hoofdstukken 2 en 3 is het theoretisch kader van de huidige regels inzake winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten geschetst. In hoofdstuk 4 heeft een toetsing van de huidige regels aan de kwaliteitseisen plaatsgevonden, waarna in hoofdstuk 5 drie alternatieven voor de huidige regels zijn getoetst aan de kwaliteitseisen. Op basis hiervan ben ik tot de onderstaande eindconclusie gekomen.
6.2 Eindconclusie Om tot een correcte eindconclusie te komen dient de probleemstelling van deze scriptie beantwoord te worden. Mijn probleemstelling is in twee onderdelen uiteen gevallen, zijnde: 1 Wat is de ratio van de huidige regels met betrekking tot winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten in de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (fiscale eenheid, bedrijfsfusie, juridische splitsing en juridische fusie). Hoe werken deze regels en passen deze regels binnen het totaalwinstbeginsel? 2 Voldoen de huidige regels aan de zes kwaliteitseisen van de nota Zicht op wetgeving en bestaat er een beter alternatief? 6.2.1 Eindconclusie onderdeel 1 Indien aan de voorwaarden van de reorganisatiefaciliteiten wordt voldaan, is een beroep op de desbetreffende faciliteit mogelijk. Indien er aanspraken op voorwaartse verliesverrekening aanwezig zijn, worden er bij de andere reorganisatiefaciliteiten nadere voorwaarden gesteld.220 De wetgever wil voorkomen dat er door een beroep op een reorganisatiefaciliteit ruimere mogelijkheden op verrekening van voorvoegings-, voorsplitsings- of voorfusieverliezen ontstaan. Om dit te voorkomen heeft de wetgever winstsplitsing voorgeschreven. Enkel toerekenbare winst aan de desbetreffende vennootschap of onderneming komt in aanmerking voor verliesverrekening. Als gevolg van winstsplitsing dient de winst te worden gesplitst voor zover de winst bij de fiscale eenheid of verkrijgende vennootschap tot uitdrukking komt. Nadien dienen er nog enkele fictieve correcties plaats te vinden. De regels van de fiscale eenheid en de andere reorganisatiefaciliteiten stemmen met betrekking tot winstsplitsing op veel punten overeen, maar kennen ook enkele verschillen, deze zijn onder andere: de situaties dat winstsplitsing dient te worden toegepast; bij toerekening van resultaten van overgedragen vermogensbestanddelen; bij toerekening van resultaten op onderlinge rechtsverhoudingen; en bij de inhoud van de standaardvoorwaarden behorende bij de andere reorganisatiefaciliteiten omtrent de toelichting van het oorspronkelijke ondernemingsbegrip en de onderbouwing van winstsplitsing. De heffing van vennootschapsbelasting vindt plaats bij het subject, de vennootschap wordt belast. Op grond van het totaalwinstbeginsel worden alle voordelen die een vennootschap uit haar onderneming verkrijgt tot de winst van de vennootschap gerekend. Indien een subject verliezen leidt, zijn deze aan het subject toerekenbaar en in beginsel niet overdraagbaar. Hierop wordt door de andere reorganisatiefaciliteiten inbreuk gemaakt, aangezien onder voorwaarden voorwaarts verrekenbare verliezen van de overdrager op verzoek kunnen worden overgedragen aan de verkrijger. Daarnaast kan bij ontvoeging van een dochtervennootschap uit een fiscale eenheid op verzoek het toerekenbare verlies aan de dochtervennootschap mee worden gegeven. Op dit moment kent de vennootschapsbelasting een beperkte termijn van verliesverrekening. Namelijk één jaar achterwaartse en negen jaar voorwaartse verliesverrekening. Indien een verlies na verloop van negen jaar derhalve niet verrekend kan worden, verdampt dit verlies. Hierdoor kan 220
Bij de zuivere splitsing en juridische fusie worden de beperkingen gesteld indien de overdrager of overnemer aanspraken heeft op voorwaartse verliesverrekening. Bij de bedrijfsfusie en juridische afsplitsing wordt enkel de beperking gesteld bij de aanwezigheid van aanspraken op voorwaartse verliesverrekening bij de overnemer. Met betrekking tot de fiscale eenheid worden algemene beperkingen gesteld aan de voorwaartse en achterwaartse verliesverrekening.
48
C.A.M. Verschuren Winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten
meer dan de totaalwinst van een vennootschap worden belast. Indien na winstsplitsing blijkt dat er aan de vennootschap of onderneming die haar verliezen wenst te verrekenen, geen winsten kunnen worden toegerekend, kunnen de verliezen niet verrekend worden. Als gevolg hiervan kunnen ook in deze situatie verliezen verdampen en tot gevolg hebben dat er meer dan de totaalwinst wordt belast. 6.2.2 Eindconclusie onderdeel 2 De huidige regels heb ik getoetst aan de kwaliteitseisen van het toetsingskader, zijnde: 1. rechtmatigheid en verwerkelijking van rechtsbeginselen; 2. onderlinge afstemming; 3. eenvoud, duidelijkheid en toegankelijkheid; 4. subsidiariteit en evenredigheid; 5. doeltreffendheid en doelmatigheid; en 6. uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. Op basis hiervan ben ik tot de conclusie gekomen dat de huidige regels globaal gezien aan de kwaliteitseisen voldoen. Bij elke kwaliteiteis heb ik echter diverse opmerkingen en kanttekeningen geplaatst. De volgende conclusies heb ik getrokken: niet in alle gevallen wordt een subjectgebonden verliesverrekening (consequent) toegepast; een onbeperkte (voorwaartse) verliesverrekeningstermijn leidt tot een gerechtvaardigde belastingheffing; de rechtszekerheid van de belastingplichtige is in de loop der tijd aanzienlijk verbeterd, aangezien de verliezen bij voor bezwaar vatbare beschikking worden vastgesteld; de huidige regels inzake winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten zijn vergelijkbaar, maar het is naar mijn mening wenselijk dat deze regels meer op elkaar worden afgestemd; door de fictieve winsttoerekening (art. 15ah, lid 2 VPB en het toerekenen van resultaten op teniet gegane rechtsverhoudingen) wordt naar mijn mening minder goed voldaan aan de eisen van eenvoud en uitvoerbaarheid. Beide kwaliteitseisen staan derhalve behoorlijk onder druk; het doel van de winstsplitsingsregels, zijnde het voorkomen van het ontstaan van ruimere mogelijkheden op verliesverrekening, wordt mogelijk niet (volledig) behaald, omdat winstsplitsing niet hoeft te worden toegepast voor achterwaartse verliesverrekening bij de verkrijger bij de andere reorganisatiefaciliteiten; en de winstsplitsingsregels zijn in bepaalde gevallen minder goed uitvoerbaar. In de praktijk wordt dit mogelijk ondervangen, aangezien de belastingdienst enige soepelheid in acht dient te nemen bij de uitvoering van de winstsplitsingsregels. Naar aanleiding van bovengenoemde conclusies heb ik drie alternatieven voor de huidige regels getoetst aan de kwaliteitseisen. De alternatieven zijn: aanpassen lacunes van de huidige regels; afschaffen winstsplitsingsregels; en een meer objectgebonden benadering van verliesverrekening. Op basis van de toetsing van de alternatieven aan de kwaliteitseisen ben ik tot de conclusie gekomen dat het eerste alternatief het beste aan de kwaliteitseisen voldoet, beter dan de huidige regels hieraan voldoen, met name aan de eisen van doeltreffendheid, rechtmatigheid en onderlinge afstemming. Daarbij dient niet uit het oog te worden verloren dat bepaalde eisen op gespannen voet met elkaar staan en dat er derhalve een afweging tussen bepaalde kwaliteitseisen dient te worden gemaakt. Dit betreft voornamelijk de eisen van doeltreffendheid, eenvoud en uitvoerbaarheid.
49
C.A.M. Verschuren Winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten
Literatuurlijst Tijdschriften: Bellingwout 2005 J.W. Bellingwout, ‘Een win-win alternatief voor verliescompensatie’, WFR 2005/1518. Brull 1962 D. Brull, ‘De fiscus en de lege NV’, WFR 1962/245. De Mooij 1994 P.J.M. de Mooij, ‘De verrekening van verliezen, te beperkt of terecht beperkt?’, WFR 1994/261. Dolfin 2004 R.E.J. Dolfin, ‘Het faciliëren van een interne reorganisatie in de vennootschapsbelasting’, TFO 2004/115. Essers en Zadelhoff 1998 P.H.J. Essers en J.W.H. van Zadelhoff, ‘Fiscale begeleiding van splitsing van vennootschappen’, TFO 1998/21. Geesink 2005 A.G. Geesink, ‘Carry back na zuivere juridische splitsing fiscale-eenheidsmoeder’, WFR 2005/1186. Grapperhaus 1979 F.H.M. Grapperhaus, ‘Onbeperkte voorwaartse verliescompensatie een eis van rechtvaardigheid’, WFR 1979/669. Grapperhaus 1978 F.H.M. Grapperhaus, ‘In de tijd beperkte verliescompensatie is uit de tijd’, WFR 1978/1073. Heithuis 2005 E.J.W. Heithuis, De bijzondere bepaling tegen de handel in verlieslichamen (art. 20a Wet VPB 1969): vereenvoudiging dringend gewenst!’, WFR 2005/1532. Hofman en Borggreven 2007 A.W. Hofman en M.M. Borggreven, ‘Fiscaal gefacilieerde reorganisatie en verliesverrekening’, WFR 2007/311. Hofstra 1979 H.J. Hofstra, ‘Verrekening van positieve en negatieve inkomens en winsten in de tijd’, WFR 1979/277. Kampschöer 2006 G.W.J.M. Kampschöer, ‘De beperking van de verliesverrekeningstermijn’, WFR 2006/785. Post 2011 D.R. Post, ‘Verliesverjonging: meer dan een cosmetische ingreep’, FBN 2011 nr. 66. Post 2010 D.R. Post, ‘Het Belastingplan 2010 en achterwaartse verliesverrekening: over liquiditeiten en lazuruswinsten’, WFR 2010/13. Post 2006 D.R. Post, ‘Verliescompensatie en totaalwinst: meer dan een mythe?’, WFR 2006/433. Stevens 2005 S.A. Stevens, ‘Naar een evenwichtige behandeling van verliezen’, WFR 2005/1503.
50
C.A.M. Verschuren Winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten
Stevens 2000 L.G.M. Stevens, ‘Wat is ongewenste handelen in verliesverrekening’, WFR 2000/1215. Stevens 1995 L.G.M. Stevens, ‘Omgaan met verliezen’, WFR 1995/956. Spanjersberg en Rambhadjan 2003 C. Spanjesberg en A.P.J.D. Rambhadjan, ‘Verliescompensatie: een tussenbalans’, WFR 2003/1943. Spanjersberg en Rambhadjan 2001 C. Spanjersberg en A.P.J.D. Rambhadjan, ‘De nieuwe verliescompensatie: een toetsing van nieuwe toetsen’, WFR 2001/738. Van der Burgt en De Vries 2012 G.C. van der Burgt en R.J. de Vries, ‘Fusies, splitsingen en de verrekening van (voorfusie)verliezen: voorstellen voor het wegnemen van enkele onduidelijkheden en knelpunten’, WFR 2012/356. Van der Geld 2003 J.A.G. van der Geld, ‘Elk nadeel hep zijn voordeel’, WFR 2003/447. Boeken: Bouwman 2009 J.N. Bouwman, Wegwijs in de Vennootschapsbelasting, Amersfoort: Sdu Fiscale en Financiële Uitgevers 2009. Hoogeveen 2011 M.J. Hoogeveen, De kwaliteit van de fiscale bedrijfsopvolgingswetgeving, Amersfoort: Sdu Fiscale en Financiële Uitgevers 2011. Van der Geld 2011 (1) J.A.G. van der Geld, Hoofdzaken vennootschapsbelasting, Deventer: FED Fiscale Brochures 2011. Van der Geld 2011 (2) J.A.G. van der Geld, De deelnemingsvrijstelling (Fiscale Monografieën 20), Deventer: Kluwer 2011. Van Horzen 2010 F. van Horzen, Verliesverrekening in de vennootschapsbelasting, Deventer: FED Fiscale Brochures 2010. Vernoij en Huidink 2006 G.T. Vernoij en J.H. Huidink, Winstsplitsing, Deventer: FED Fiscale Brochures 2006. Parlementaire stukken: Kamerstukken II 2009/10, 32 128, nr. 10. Kamerstukken II 2005/06, 30 572, nr. 3. Kamerstukken II 2000/01, 27 209, nr. 7. Kamerstukken II 2000/01, 27 209, nr. 6. Kamerstukken II 2000/01, 26 854, nr. 8. Kamerstukken II 2000/01, 26 854, nr. 7. Kamerstukken II 1999/00, 26 854, nr. 3. Kamerstukken I 1997/98, 25 709, nr. 315b. Kamerstukken II 1997/98, 25 709, nr. 8. Kamerstukken II 1997/98, 25 709, nr. 5. Kamerstukken I 1994/95, 23 962, nr. 124b. Kamerstukken II 1994/95, 23 962, nr. 3. Kamerstukken II 1990/91, 22 008, nr. 2.
51
C.A.M. Verschuren Winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten
Overige: Circulaires Aanwijzingen voor de regelgeving Circulaire Minister-president 18 november 1992, Aanwijzingen voor de regelgeving (doorlopende tekst tot en met 7e wijziging, Stcrt. 2005, 87). Rapporten Rapport van de commissie 1995 Geschriften van de Vereniging van Belastingwetenschap, Fiscale eenheid Vpb, Rapport ter bestudering van de belastingheffing van concerns volgens artikel 15 Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (nummer 199), Deventer: Kluwer 1995. Handelingen Handelingen I 2009/10, 32 128-32 133, nr. 14. Handelingen I 2006/07, 30 572, nr. 8. Besluiten Besluit Staatssecretaris Besluit Staatssecretaris Besluit Staatssecretaris Besluit Staatssecretaris Besluit Staatssecretaris Besluit Staatssecretaris Besluit Staatssecretaris Besluit Staatssecretaris Besluit Staatssecretaris Besluit Staatssecretaris Besluit Staatssecretaris
van Financiën 16 februari 2011, nr. BLBK2012/8M, BNB 2012/98. van Financiën 14 december 2010, nr. DGB2010/4620M, VN 2011/3.20. van Financiën 29 september 2008, nr. CPP2008/1008M, VN 2008/52.18. van Financiën 6 mei 2008, CPP2008/984M, BNB 2008/176. van Financiën 22 juni 2006, CPP2006/19M, BNB 2006/271. van Financiën 30 maart 2001, IFZ2001/295M, BNB 2001/286. van Financiën 19 december 2000, CPP2000/3149M, VN 2001/8.6. van Financiën 19 december 2000, CPP2000/3148M, VN 2001/8.5. van Financiën 19 december 2000, CPP2000/3131, VN 2001/8.3. van Financiën 19 december 2000, CPP2000/2683, VN 2001/8.2. van Financiën 19 december 2000, CPP2000/2682, VN 2001/8.1.
Brieven Brief Staatssecretaris van Financiën 9 februari 2005, nr. DGB2004/6890U, VN 2005/11.3. Artikelsgewijs commentaar Artikelsgewijs commentaar Van de Streek (1) J.L. van de Streek, Cursus Belastingrecht, Vpb.2.5.2.B.c2.I, www.kluwer.nl (18 februari 2012). Artikelsgewijs commentaar Van de Streek (2) J.L. van de Streek, Cursus Belastingrecht, Vpb.2.7.0.D.e5.III, www.kluwer.nl (18 februari 2012). Artikelsgewijs commentaar Thijssen J.B. Thijssen, Deel Vennootschapsbelasting, commentaar op art. 15ah Wet op de vennootschapsbelasting 1969, www.ndfr.nl (18 februari 2012).
52
C.A.M. Verschuren Winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten
Jurisprudentieregister Hoge Raad der Nederland: HR 13 mei 2011, VN 2011/25.14. HR 25 maart 2011, VN 2011/17.14. Conclusies Advocaat-generaal: A-G Wattel 1 februari 2008, LJN: BA4260.
53
C.A.M. Verschuren Winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten
Bijlage 1 Fiscale eenheid Een voorbeeld van een structuur vóór en na het aangaan van een fiscale eenheid ziet er als volgt uit:221 Situatieschets vooraf:
Situatieschets nadien:
M B.V.
M B.V.
D B.V.
D B.V.
Figuur 1: Voorbeeld structuur vóór fiscale eenheid
Figuur 2: Voorbeeld structuur na fiscale eenheid
Toelichting: Beide vennootschappen blijven na het vormen van de fiscale eenheid bestaan. Voor het aangaan van de fiscale eenheid zijn beide vennootschappen zelfstandig belastingplichtig, het resultaat van de dochtervennootschap valt bij de moedervennootschap onder de deelnemingsvrijstelling en onderlinge transacties zijn zichtbaar. Na het vormen van de fiscale eenheid wordt de belasting geheven bij de moedervennootschap, het vermogen en het resultaat van de dochtervennootschap wordt toegerekend aan de moedervennootschap, de resultaten van de vennootschappen worden onderling verrekend en onderlinge transacties zijn niet langer zichtbaar. Indien één van de vennootschappen voorvoegingsverliezen heeft geleden, dient voor de verrekening van deze verliezen de winst van de fiscale eenheid te worden gesplitst. Voorbeeld 5: M B.V. en D B.V. zijn met ingang van 1 januari 2011 opgericht en zijn een fiscale eenheid aangegaan. M B.V. realiseert een verlies van € 1.000.000 en D B.V. heeft een winst behaald van € 500.000. Het resultaat van de fiscale eenheid bedraagt -€ 500.000. De verschuldigde vennootschapsbelasting hierover bedraagt € 0. Indien er geen fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting was aangegaan tussen M B.V. en D B.V. bedraagt het resultaat van M B.V. -€ 1.000.000 en van D B.V. € 500.000. De verschuldigde vennootschapsbelasting hierover bedraagt voor M B.V. € 0 en voor D B.V. € 115.000.
Bedrijfsfusie Een voorbeeldstructuur vóór en na toepassing van een bedrijfsfusie ziet er als volgt uit: Situatieschets vooraf:
Situatieschets nadien:
X
Y
X
X B.V.
Y B.V.
X B.V.
Y
Y B.V. Figuur 3: Voorbeeld structuur vóór bedrijfsfusie
Figuur 4: Voorbeeld structuur na bedrijfsfusie
221
Indien aan de voorwaarden voor de fiscale eenheid wordt voldaan, kan een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting met meerdere vennootschappen worden gevormd.
54
C.A.M. Verschuren Winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten
Toelichting: X B.V. heeft een zelfstandig gedeelte van haar onderneming overgedragen aan Y B.V. tegen uitreiking van aandelen. Als gevolg van een beroep op art. 14, lid 1 en 2 treedt Y B.V. in de plaats van de X B.V. ten aanzien van alle vermogensbestanddelen die in het kader van de bedrijfsfusie zijn verkregen. Aangezien Y B.V. beschikt over aanspraken op voorwaartse verliesverrekening dient de winst van Y B.V. te worden gesplitst om deze verliezen te kunnen verrekenen.
Juridische afsplitsing Een voorbeeldstructuur vóór en na toepassing van een juridische afsplitsing ziet er als volgt uit: Situatieschets vooraf: X Y
Situatieschets nadien: X Y
Z B.V.
Z B.V.
Figuur 5: Voorbeeld structuur vóór afsplitsing
X
Y
Y B.V.
Figuur 6: Voorbeeld structuur na afsplitsing
Toelichting: Als gevolg van de afsplitsing houdt Z B.V. niet op te bestaan en zijn de overgedragen vermogensbestanddelen van Z B.V. onder algemene titel overgegaan op Y B.V. Deze vennootschap treedt in plaats van Z B.V. ten aanzien van de vermogensbestanddelen die in het kader van de afsplitsing zijn verkregen. Y B.V. beschikt over voorwaarts verrekenbare verliezen. Om deze verliezen te kunnen verrekenen, dient te winst van Y B.V. te worden gesplitst.
Juridische fusie Een voorbeeldstructuur vóór en na toepassing van een juridische fusie ziet er als volgt uit: Situatieschets vooraf:
Situatieschets nadien:
X
Y
X B.V.
Y B.V.
Figuur 7: Voorbeeld structuur vóór juridische fusie
X
Y
Y B.V. Figuur 8: Voorbeeld structuur na juridische fusie
Toelichting: X B.V. heeft op grond van art. 14b, lid 1 tot en met 3 VPB haar vermogensbestanddelen overgedragen aan Y B.V. Als gevolg hiervan houdt X B.V. op winst te genieten. Op verzoek zijn de voorfusieverliezen van X B.V. overgedragen aan Y B.V. Om deze verliezen te kunnen verrekenen dient de winst van Y B.V. te worden gesplitst.
55
C.A.M. Verschuren Winstsplitsing in het kader van verliesverrekening bij de reorganisatiefaciliteiten
Bijlage 2 Overzicht reorganisatiefaciliteiten en verliesverrekening Ruisend Bedrijfsfusie
Overdrager Achterwaarts
Voorwaarts
Geruisloos Overnemer
Achterwaarts
Voorwaarts
Overdrager Achterwaarts
Voorwaarts
Overnemer Achterwaarts
Voorwaarts
Niet relevant of er verliezen
Geen compensabele
aanwezig zijn
verliezen (svw 2)
CPP2008/1008M, VN 2008/52.18 Paragraaf 8: overdracht verliezen bij einde belastingplicht Bij overdracht: winstsplitsing, ook voor achterwaartse verrekening Verliezen blijven achter Verliezen kunnen worden overgedragen aan overnemer bij einde belastingplicht. CPP2008/1008M Verliezen blijven achter
Art. 20 VPB
Art. 20 VPB
Art. 20 VPB
Art. 20 VPB
Winstsplitsing.
Winstsplising
CPP2008/1008M Juridische splitsing
Afsplitsing Afsplitser Achterwaarts
Voorwaarts
Verkrijger Achterwaarts
Voorwaarts
Afsplitser Achterwaarts
Verkrijger
Voorwaarts
Achterwaarts
Voorwaarts
Niet relevant of er verliezen
Geen compensabele
aanwezig zijn
verliezen (svw 2)
CPP2000/2682, VN 2001/8.1 en CPP2000/2683, VN 2001/8.2 CPP2006/19M, BNB 2006/271 Overdracht verliezen bij einde belastingplicht Bij overdracht: winstplitsing, ook voor achterwaartse verrekening Verliezen blijven achter Verliezen kunnen worden overgedragen aan overnemer bij einde belastingplicht CPP2006/19M Verliezen blijven achter
Art. 20 VPB
Art. 20 VPB
Art. 20 VPB
Art. 20 VPB
Winstsplitsing
Winstsplising
CPP2000/2683 Zuivere splitsing Splitser Achterwaarts
Voorwaarts
Verkrijger Achterwaarts
Voorwaarts
Splitser Achterwaarts
Verkrijger
Voorwaarts
Achterwaarts
Voorwaarts
Geen compensabele
Geen compensabele
verliezen (svw 2)
verliezen (svw 2)
Geen besluit (zie afsplitsing) Op verzoek doorschuiving naar overnemer Verliezen gaan verloren Juridische fusie
Verdwijner Achterwaarts
Voorwaarts
Art. 20 VPB
Art. 20 VPB
Winstsplitsing
Verkrijger Achterwaarts
Voorwaarts
Verdwijner Achterwaarts
Voorwaarts
Winstsplising Verkrijger
Achterwaarts
Voorwaarts
Geen compensabele
Geen compensabele
verliezen (svw 2)
verliezen (svw 2)
CPP2000/3131M, VN 2001/8.3 en CPP2000/3148M, VN 2001/8.5 CPP2000/3149M, VN 2001/8.6 Bij overdracht: winstsplitsing, ook voor achterwaartse verrekening Op verzoek doorschuiving verliezen naar overnemer. CPP2000/3148M Verliezen gaan verloren
Art. 20 VPB
Art. 20 VPB
Winstsplitsing
Winstsplising
CPP2000/3131M Fiscale eenheid
Moeder Achterwaarts
Dochter
Voorwaarts
Achterwaarts
Voorwaarts
DGB2010/4620M, VN 2011/3.20 1) Horizontale verliesverrekening, art. 12 Besluit FE 2) Verticale verliesverrekening Winstsplitsing
Winstsplitsing
Winstsplitsing
Winstsplitsing
Overzicht 5: Overzicht reorganisatiefaciliteiten en mogelijkheden tot verliesverrekening
56