PROGRAMMA POLITIE EN WETENSCHAP
Call 2014 OPROEP VOOR HET INDIENEN VAN ONDERZOEKSVOORSTELLEN in het kader van het programma politie en wetenschap
inhoudsopgave I . het pr og r a m m a p o l i t i e e n weten s c ha p 2
1. DOEL EN OPZET
2
2. OPZET ONDERZOEKSPROGRAMMERING 2 3. DE FORMULERING EN AANBESTEDING VAN HET ONDERZOEKSPROGRAMMA
3
II . DE CALL 2 0 1 4
4
1. CENTRALE THEMA
4
2. INSCHRIJVINGSPROCEDURE
6
a. Het opstellen van een onderzoeksvoorstel
6
b. Het indienen van een onderzoeksvoorstel c. Inschrijvingstermijn en adres
7 7
3. SELECTIE- EN BEOORDELINGSPROCEDURE
8
4. AANBESTEDINGSPROCEDURE
8
III . NADERE IN FORMATIE
9
1. Website
9
2. Belangrijke telefoonnummers
9
B I JLAGEn : FORMATS
a. Begrotingsformulier b. Standaard formulier
1
DEEL I. HET PROGRAMMA POLITIE EN WETENSCHAP 1. Doel en opzet
Het Onderzoeksprogramma Politie en Wetenschap wil een impuls geven aan de zoektocht naar praktijkgerichte kennis ter ondersteuning van het politievak en -onderwijs. Daarbij is zowel de politie zelf als haar omgeving onderwerp van onderzoek. Ook wil Politie en Wetenschap (P&W) een bijdrage leveren aan de wetenschappelijke kennis over de politie en de inrichting van de politiefunctie in een democratische rechtsstaat. De door P&W verworven kennis en inzichten zullen dan ook zoveel mogelijk dienstbaar moeten zijn aan het denken over, de inrichting van en het handelen door de politie. Er worden hoge eisen gesteld aan zowel de relevantie van onderzoeken als aan de overdracht van onderzoeksresultaten naar onderwijs en praktijk. Het uiteindelijke doel is dat nieuw ontwikkelde kennis zijn weg vindt in de politiepraktijk, het politiebeleid en de politieopleiding.
2. OPZET onderzoeksprogrammering Het onderzoeksprogramma van Politie en Wetenschap geeft in het algemeen een centraal thema voor de in te dienen onderzoeksvoorstellen evenals een aantal voorbeelden van onderzoeksvragen. U wordt uitgenodigd het centrale thema of de onderzoeksvragen nader inhoud te geven en uit te werken. Daarnaast biedt het onderzoeksprogramma expliciet ruimte voor eigen inbreng van onderzoekers. U kunt zelf ook andere thema’s en/of kennisvragen aandragen en daarover een voorstel indienen. De onderzoeksvragen kunnen vanuit twee hoofdlijnen worden vormgegeven:
A. Trends en ontwikkelingen in de samenleving en hun mogelijke consequenties voor politie en politiewerk Het vroegtijdig onderkennen en verkennen van relevante maatschappelijke ontwikkelingen. Het kan daarbij gaan om toekomstgerichte verkenningen, het systematisch in beeld brengen van ontwikkelingen in de directe taakomgeving van de politie of om specifieke problemen of ontwikkelingen op sociaaleconomisch, sociaalgeografisch, geopolitiek of technologisch gebied.
2
B. O ntwikkelingen in de politie- en veiligheidspraktijk Het doorlichten van de bestaande politiepraktijk en het evalueren van bestaande werkwijzen. Evalueren kan de politie helpen bij haar voortdurende zoektocht naar good practices. Het ontwikkelen van nieuwe werkwijzen en concepten in de politiepraktijk. Directe betrokkenheid van politie-eenheden, en eventueel partnerorganisaties, de Rijksoverheid of gemeenten, is daarbij essentieel.
3. D e formulering en aanbesteding van het onderzoeksprogramma
De kern van het Onderzoeksprogramma Politie en Wetenschap bestaat uit een meerjarig onderzoeksprogramma dat jaarlijks wordt geactualiseerd. De actualisering komt tot stand via de Call, kortlopende verkenningen en vervolgonderzoek. Publieke aanbesteding via jaarlijkse Call van nieuw onderzoek Jaarlijks wordt in juni een openbare oproep gepubliceerd, de zogenaamde Call. Daarin worden kennisen onderzoeksinstellingen uitgenodigd om onderzoeksvoorstellen in te dienen. De Call is opgebouwd rond een centraal thema en een aantal nieuwe onderzoeksonderwerpen en -vragen. Daarnaast wordt expliciet ruimte geboden voor onderzoeksvoorstellen met een vrij onderzoeksthema. De inschrijving is gebonden aan een aantal procedures met betrekking tot onder meer het opstellen en indienen van voorstellen. Ingediende voorstellen en aanvragen worden onderworpen aan een selectieen beoordelingsprocedure onder supervisie van de Commissie Kennis en Onderzoek (CKO) van de Politieonderwijsraad. De Commissie Kennis en Onderzoek heeft deze taak vanaf 2014 overgenomen van de Programmacommissie Politie en Wetenschap, die is opgeheven. De CKO toetst en beoordeelt voorstellen en aanvragen en stelt op basis daarvan een voordracht op voor het jaarlijkse onderzoeksprogramma. Dat wordt begin december 2014 ter vaststelling voorgelegd aan het College van Bestuur (CvB) van de Politieacademie. Als het onderzoeksprogramma uiterlijk per 31 december 2014 is vastgesteld, wordt begin 2015 met de formele aanbesteding en uitvoering van (nieuwe) onderzoeksprojecten begonnen. Voor nieuw te starten onderzoek is jaarlijks ongeveer 1,6 miljoen euro beschikbaar. Over het algemeen worden 15 tot 20 onderzoeksvoorstellen gehonoreerd op basis van de Call. Het aantal ingediende voorstellen ligt de laatste jaren rond de 100 voorstellen. Naast de jaarlijkse Call is het mogelijk om tussentijds kortlopende verkenningen aan te besteden evenals vervolgonderzoek. Met vervolgonderzoek wordt voortgebouwd op resultaten en inzichten van lopend of afgesloten onderzoek dat in opdracht van het programma Politie en Wetenschap is uitgevoerd. Het voortbouwen kan bijvoorbeeld bestaan uit nadere verdieping van een reeds behandeld probleem, maar het kan ook gaan om de doorontwikkeling van veelbelovende concepten. Dit soort follow-up onderzoek zal veelal tussentijds worden aanbesteed, in principe via de weg van een gesloten, concurrerend offertetraject waarvoor twee of drie instellingen worden uitgenodigd. In uitzonderingsgevallen kan ook gekozen worden voor directe toewijzing, bijvoorbeeld aan de instelling die al eerder onderzoek heeft verricht en daarbij bijzondere expertise heeft opgebouwd.
3
DEEL II. DE CALL 2014 1. centrale thema: voor het voetlicht
Met het verschijnen van de Strategische Onderzoeksagenda Politie, vanaf 2015, breekt ook bij P&W een nieuw tijdperk aan voor de programmering van onderzoek. Waar de afgelopen jaren al in toenemende mate inbreng is geweest vanuit de politie, gaat vanaf volgend jaar de nieuwe Strategische Onderzoeksagenda Politie leidend worden. In deze laatste Call oude stijl vinden we het daarom een mooie gelegenheid om onder andere stil te staan bij een aantal thema’s dat de laatste jaren wat onderbelicht is gebleven. Voor het voetlicht ermee! Terugblikkend op de onderzoeken van de afgelopen jaren wordt bijvoorbeeld al snel duidelijk dat veel aandacht is gegaan naar gebiedsgebonden politiewerk en de centrale rol daarin van de wijkagent. Terecht wordt nu door wetenschappers gewezen op het feit dat wetenschappelijk onderzoek naar de opsporing onderbelicht is gebleven. Afgelopen tijd is men dan ook bezig met een inhaalslag. Niet alleen vanwege het wetenschappelijke gat in de markt, maar vooral ook omdat de politie hieraan zelf grote behoefte heeft. Meer aandacht voor kennis op het gebied van de opsporing past ook binnen het heersende maatschappelijke klimaat. Onderzoek naar nieuwe criminaliteitsvormen en effectiviteit van opsporingsmethoden hoort dus uiteraard thuis in de jaarlijkse Call van P&W. Toch willen wij hier ook een lans breken voor kennisontwikkeling op het gebied van iets minder op de voorgrond tredende – maar zeer belangrijke – taken van de politie, zoals de noodhulp. Is het terecht dat hiervoor weinig aandacht is, of zijn er ongemerkt toch belangrijke veranderingen geweest in deze kerntaak? En hoe gaat het met het nieuwe fenomeen dierenpolitie? Er zijn inmiddels enkele honderden animal cops opgeleid en aan het werk en dat maakt nieuwsgierig naar de ervaringen en opbrengsten. Rekening houdend met de behoefte op het gebied van onderzoek, die de afgelopen maanden bij de nationale politie, Politieacademie en vertegenwoordigers uit de wetenschap is geïnventariseerd, vallen ons enkele thema’s op. Er lijkt ten eerste een brede consensus over de wens om veel gerichter na te denken over de gewenste identiteit van de politie, nu en in de toekomst. Dit komt mede voort uit de gepercipieerde nadruk die er momenteel ligt op repressie, waarbij handhavingstaken steeds vaker lijken te worden overgenomen door anderen dan de politie. Denk hier aan het groeiend aantal gemeentelijke toezichthouders en de uitdijende private sector. Is dit een goede ontwikkeling, die bij deze tijd hoort, of schuilen hierin ook sluimerende gevaren? Wat zijn de gevolgen op de langere termijn als de politie zich bijvoorbeeld meer en meer terugtrekt uit verkeershandhaving en niet meer optreedt bij overlast? De vraag is ook in hoeverre de komst van de nationale politie dit proces beïnvloedt. Heeft de politie van de toekomst nog een lokale identiteit? Heeft de lokale gezagsdriehoek daar nog invloed op? En de burger, die mondiger is geworden en zichzelf meer en meer als partner van de politie ziet? Twitter maakt communicatie met de wijkagent laagdrempelig. Maar wat kan die wijkagent nog met die lokale input? En wat voor politie wil je zijn in moeilijke buurten en voor groepen binnen de samenleving die niet meedoen aan die burgerparticipatie? Hoe voorkom je dat je daarmee de aansluiting verliest? De aandacht voor de (gewenste en verwachte) identiteit van de politie wordt in deze Call niet zozeer als een apart thema benoemd, maar loopt als een rode draad door de genoemde onderzoeksvragen. Een andere ontwikkeling, die zowel door de politie als door wetenschappers wordt genoemd, is het ondermijnende effect van sommige vormen van criminaliteit, niet alleen van cybercrime maar ook van bijvoorbeeld corruptie van ambtenaren, wietteelt en mogelijk corrumperende vormen van milieucriminaliteit.
4
Tot slot is het belangrijk dat de politie open blijft staan voor nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op politiewerk en dat wetenschappelijk onderzoek bijdraagt aan deze externe oriëntatie. Daarom worden hieronder enkele thema’s voor het voetlicht gebracht die kunnen leiden tot vruchtbare onderzoeksvoorstellen. Nadrukkelijk wijzen wij echter op de ruimte die de Call biedt voor het indienen van voorstellen in het Vrije Thema. 1. Lokaal en contextafhankelijk optreden politie Juist met de komst van de nationale politie is het van belang ook aandacht te blijven houden voor lokaal en contextafhankelijk optreden van de politie en meer in het algemeen voor de lokale maatschappelijke en bestuurlijke inbedding. Met name de ‘moeilijke’ buurten met complexe problemen vragen om lokaal gepast optreden van de politie. Hoe zorg je voor acceptatie van politieoptreden in deze buurten? Hoe houd je als politie legitimiteit? Heeft de politie voldoende handelingsopties naast het terugtrekken uit deze buurten of juist hard optreden, en hoe zien deze eruit? Welke risico’s zijn er dat incidenten in dergelijke buurten uitgroeien tot volksopstanden, of is alleen al de gedachte daaraan overdreven? 2. Burger s en politiewerk Een blijvend relevant thema is de relatie tussen politie en burger. Daarbij is de burger zeker niet alleen slachtoffer of dader, maar steeds meer ook partner in veiligheid. Deze maatschappelijke ontwikkeling, waarbij men spreekt over participatiemaatschappij, horizontale samenleving en publiek-publieke samenwerking, kan niet anders dan gevolgen hebben voor het werk van de politie. Burgers willen meehelpen en doen dat ook, soms ongevraagd. Sociale media bieden daartoe steeds meer mogelijkheden. Zie bijvoorbeeld de dynamiek die zichtbaar is in de communicatie van de wijkagent met burgers. Wat betekent dit voor lokale samenwerkingsrelaties en is de politie voldoende ingesteld op deze relatie met de burger? Is bijvoorbeeld de vrijwillige politie een goede manier om de betrokkenheid van burgers te vergroten? Past het in de huidige tijdgeest? 3. Ontwikkelingen in cr iminaliteit en andere maatschappelijke ontwikkelingen De politie heeft behoefte aan onderzoek naar de effectiviteit van haar optreden, om zo haar werk te verbeteren (zie ook 4). Daarnaast is het blijvend belangrijk om nieuwe ontwikkelingen in de samenleving en in criminaliteit te blijven volgen en te vertalen naar hun invloed op politiewerk. Daarbinnen vragen wij specifiek extra aandacht voor de gevolgen van zware milieucriminaliteit en voor de sluimerende gevaren van ondermijning. De laatste jaren is er een toenemende zorg ontstaan over de ondermijnende effecten van georganiseerde criminaliteit en bijvoorbeeld de opkomst van cybercrime, op de maatschappij. Hoe zijn signalen van ondermijnende criminaliteit te herkennen? Wat merkt men hiervan lokaal, wat is de schaal en impact van ondermijning op de wijken? Bij ondermijnende criminaliteit wordt ook aandacht gevraagd voor faciliterende bedrijfstakken rond misdaadondernemers, zoals smokkellogistiek, witwassers en afscherming (denk bijvoorbeeld aan spyshops) en voor de sociale en economische inbedding van criminaliteit bij bijvoorbeeld hennepteelt. Ondermijning in de vorm van corruptie en intimidatie van ambtenaren kan leiden tot een risico op ontwrichting van het openbaar bestuur. Wat zijn de gevolgen van milieucriminaliteit? Worden de mogelijk ondermijnende effecten hiervan voldoende onderkend? Hoe kan de politie beter gebruik maken van informatie over
5
milieucriminaliteit? Welke informatiebronnen zijn daarvoor beschikbaar? Wat betekent dit voor het interventierepertoire? Zoals een effectieve mix van strafrechtelijke en bestuurlijke interventies. Hierbij kan ook gekeken worden naar het meer inzetten van nieuwe technieken zoals sensing en ANPR in combinatie met fysieke handhaving. Daarnaast wordt aandacht gevraagd voor de aanpak van financieel-economische criminaliteit (Finec). 4. Het politievak, opspor ing en andere taken Het lijkt alsof de aandacht in wetenschappelijk onderzoek bij de uitvoering van het politievak vooral van de wijkagent verschuift naar de opsporing. Terecht komt hiervoor steeds meer aandacht en u wordt uitgenodigd voorstellen in te dienen naar de effectiviteit van opsporingsmethoden. Toch bestaat een belangrijk deel van het werk van de politie ook uit het afhandelen van al dan niet spoedeisende meldingen, de incidentafhandeling. Als hiervoor al aandacht is, dan is dat vooral in het kader van het informatiegestuurd werken (bijv. de briefing en de introductie van de RTIC’s). Is het terecht dat deze taak relatief weinig aandacht krijgt in onderzoek, of hebben er ongemerkt toch belangrijke wijzigingen plaatsgevonden in de afhandeling van meldingen? In hoeverre klopt het bijvoorbeeld dat het in landelijke gebieden steeds moeilijker wordt om zichtbaar en beschikbaar te zijn? Of dat politiemensen in de noodhulp steeds minder tijd hebben voor een praatje met burgers? Daarnaast kunnen aandachtsgebieden bij de politie worden onderscheiden die na verloop van tijd weer lijken te verdwijnen. Hoe kan dit verklaard worden? Hoe gaat het in dat verband bijvoorbeeld met de dierenpolitie? Men is nu enkele jaren aan het werk en de introductie leidde tot veel discussie over de noodzaak van deze specialisatie. Is dat, na ongeveer drie jaar terugkijkend, terecht geweest, of is er wel degelijk reden om hierop te investeren? Waarom lijkt de aandacht voor dit onderwerp weer weg te ebben? 5. Vr ij Thema U kunt ook een onderzoeksvoorstel indienen binnen het Vrije Thema.
2. Inschrijvingsprocedure
a. Het opstellen van een onderzoeksvoor stel Inhoud van een voor stel (maximaal 15 pag ina’s exclusief bijlagen) Aangezien het onderzoeksvoorstel dient te leiden tot een Nederlandstalig eindrapport, moeten voorstellen in het Nederlands worden ingediend. Voorstellen voor onderzoeksprojecten dienen achtereenvolgens informatie te bevatten over: • titel van het project • doel en vraagstelling van het project • praktijkrelevantie van het onderzoek en te verwachten resultaten • te gebruiken methoden en (analyse)technieken
6
• organisatie en uitvoering • fasering, doorlooptijd en budgettering (met gebruikmaking van format a) Er zal scherp gelet worden op de redelijkheid van uurtarieven en het totale gevraagde budget. • relevante werkervaring en kwalificaties van de belangrijkste uitvoerders van het onderzoek, alsmede een kort c.v. van de onderzoeksinstelling die het onderzoek uitvoert dan wel superviseert • indien van toepassing: welk consortium van collegainstituties het onderzoek uitvoert, welke institutie welk deel van het onderzoek uitvoert en wie eindverantwoordelijk is voor het onderzoek.
Aanvragen voor co-financier ing van projecten dienen daarenboven infor matie te bevatten over : • aandeel in totaal kosten waarvoor financiering wordt aangevraagd • redengeving over waarom van co-financiering: b.v. voorwaardelijke opdrachtverlening of financiering andere opdrachtgevers, uitbreiding of aanpassing van onderzoeksopzet of -vraagstelling • namen en adressen van andere opdrachtgevers, alsmede hun aandeel in de kosten • indien van toepassing: nadere omschrijving van wijziging of aanpassing onderzoek(sopzet) onder conditie van co-financiering • indien van toepassing: bijzondere eisen of (publicatie)voorwaarden gesteld door andere (initiële) opdrachtgever(s). For mat(s) en str uctuur van het voor stel Voor het opstellen van een voorstel is een tweetal standaardformulieren (formats) beschikbaar: a. het begrotingsformulier: een voorgestructureerde weergave van de fasering van het onderzoek (in opeenvolgende stappen) in samenhang met doorlooptijd, budgettering en (eind- en tussen-) producten; dit formulier dient verplicht als bijlage aan het voorstel te worden toegevoegd; b. het algemene voorbeeldformulier: een format waarop de voor een voorstel benodigde informatie kan worden ingevuld; NB: het gebruik is facultatief: in principe staat het indieners vrij om hun voorstel in een eigen opmaak vorm te geven, mits alle gevraagde informatie wordt gegeven.
Zowel het algemene voorbeeldformulier als het verplichte begrotingsformulier is als aanhangsel bij deze Call opgenomen. b. H et indienen van een onderzoeksvoor stel Inschr ijvingsprocedure De inschrijving behelst het indienen binnen de daarvoor gestelde termijn (zie hierna) van een voorstel voor (cofinanciering van) een onderzoeksproject, conform de vorm- en inhoudseisen zoals hiervoor beschreven. Per onderzoeksinstelling mogen maximaal 3 voorstellen worden ingediend. Bij het indienen van meer dan 3 voorstellen worden alleen de eerste 3 ontvangen voorstellen meegenomen in de beoordeling. NB: Dit is inclusief onderzoeksvoorstellen die zijn ingediend in samenwerkingsverbanden. NB: Voorstellen dienen uitsluitend per e-mail te worden aangeleverd. c . Inschr ijvingster mijn en adres De inschrijving van de Call 2014 sluit op 7 september 2014 om 16.00 uur. Dat wil zeggen dat voorstellen uiterlijk op dat tijdstip per e-mail moeten zijn aangeleverd bij het Programmabureau Politie en Wetenschap. Voorstellen dienen te worden gemaild naar:
[email protected] U ontvangt zo spoedig mogelijk per e-mail een bevestiging van ontvangst van uw onderzoeksvoorstel(len).
7
3. Selectie en beoordelingsprocedure
De procedure Alleen voorstellen die voldoen aan de hiervoor geformuleerde toelatingscriteria met betrekking tot het opstellen en indienen van voorstellen, worden ontvankelijk verklaard. Ontvankelijke voorstellen worden vervolgens onderworpen aan een selectie- en beoordelingsprocedure onder supervisie van de Commissie Kennis en Onderzoek (CKO). Ontvankelijke voorstellen worden getoetst aan de hieronder vermelde criteria. De selectie van binnengekomen onderzoeksvoorstellen wordt gemaakt via een dubbele beoordeling door medewerkers van het Programmabureau Politie en Wetenschap. Indien wenselijk, worden onderzoeksvoorstellen bovendien nog voorgelegd aan externe deskundigen. De resultaten van deze beoordelingen worden voorgelegd aan de CKO. Afhankelijk van de uitkomst van deze procedures wordt een selectie gemaakt voor de voordracht aan het College van Bestuur van de Politieacademie. De beoordelingsprocedure kan inhouden dat indieners wordt gevraagd hun voorstel mondeling te komen toelichten. Daarnaast kunnen indieners van voorstellen desgevraagd nadere toelichting ontvangen op de Call 2014. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de in deze Call vermelde telefoonnummers (zie III.2) of het e-mailadres
[email protected].
Beoordelingscr iter ia De CKO toetst en beoordeelt voorstellen op onder meer: • wetenschappelijke kwaliteit • praktijkrelevantie • helderheid van probleem- en vraagstelling en te onderscheiden onderzoeksstappen • aansluiting tussen doel- en vraagstelling en te hanteren methoden en technieken • doorlooptijd en kosten (waaronder uurtarief) in relatie tot verwachte opbrengsten en resultaten. Hoeveel voorstellen zullen worden gekozen, hangt deels af van het aantal en de kwaliteit van de voorstellen, maar zeker ook van het beschikbare budget. Onderzoeksvoorstellen zullen met elkaar concurreren en alleen de beste voorstellen worden gehonoreerd. Beoordelingster mijn Indieners van voorstellen ontvangen uiterlijk 19 september 2014 bericht per mail of hun voorstel ontvankelijk is verklaard en in de beoordelingsprocedure wordt meegenomen. Op 30 november 2014 zal schriftelijk bekend worden gemaakt welke voorstellen zijn verkozen en deel uitmaken van het onderzoeksprogramma 2015 dat aan het CvB van de Politieacademie ter vaststelling zal worden aangeboden.
4. Aanbestedingsprocedure
Als het geactualiseerde onderzoeksprogramma 2015 op voordracht van de CKO door het CvB is vastgesteld, kan met de aanbesteding van onderzoeksprojecten worden begonnen. Dat zal in principe niet eerder zijn dan 1 januari 2015.
8
De aanbesteding van projecten zal in hoofdzaak bestaan uit het opstellen en ondertekenen van onderzoekscontracten en mogelijk, in overleg met de onderzoekers, het instellen van een begeleidingscommissie die de uitvoering van een onderzoeksproject verder zal bewaken en begeleiden.
Deel III. Nadere informatie
1. Website
2. Belangrijke telefoonnummers
Het Programma Politie en Wetenschap beschikt over een eigen website: www.politieenwetenschap.nl.
Nadere informatie over deze Call kan telefonisch worden ingewonnen: 06-132 161 68 Annemieke Venderbosch, Programmadirecteur 055-539 72 16 Monique van Nieuwenburg, Bureau Politie & Wetenschap
De Call 2014 staat integraal op de site en kan worden gedownload. Het e-mail adres voor het elektronisch toezenden van onderzoeksvoorstellen is:
[email protected].
9
BIJLAGE IIformats FORMATS bijlage: FORMATS PROGRAMMA POLITIE EN WETENSCHAP a gR rO o t nG gS sF fO oR rM mU uL l Ii E eR r A .. b Be EG T Ii N
ONDERZOEK STAP/FASE
TOTALEN
10
OMSCHRIJVING DOEL/ACTIE
PERSONELE INZET IN MENSUREN
TOTAAL PERSONELE INZET IN MENSDAGEN
KOSTEN IN EURO
KOSTEN
DOORLOOPTIJD IN MAANDEN
DOORLOOPTIJD
TUSSEN- EN EINDPRODUCT(EN)
b. S sT tA aN nD dA aA aR rD d Ff O oR rM mU u Ll Ii Ee R r B
1. TITEL VAN HET ONDERZOEK ONDERZOEKSTHEMA
2. DOEL EN VRAAGSTELLING VAN HET ONDERZOEK
3. PRAKTIJKRELEVANTIE VAN HET ONDERZOEK
4. METHODEN EN TECHNIEK
5. OPZET EN ORGANISATIE VAN HET ONDERZOEK
6. DOORLOOPTIJD EN KOSTEN
7. TUSSEN- EN EINDPRODUCTEN