Programmabegroting
2014 2017
www.eindhoven.nl
Inhoudsopgave Introductie 1
Algemeen
1.1
Samenstelling bestuur
5
1.2
Bestuurlijke hoofdlijn
7
1.3
Financiële hoofdlijn
2
Paragrafen
2.1
Bedrijfsvoering
21
2.2
Weerstandsvermogen en risicobeheersing
26
2.3
Verbonden partijen
28
2.4
Onderhoud kapitaalgoederen
37
2.5
Grondbeleid
46
2.6
Lokale heffingen
52
2.7
Financiering
65
3
Raadsprogramma’s
RP 1
Inkomen
69
RP 2
Zorg en Welzijn
73
RP 3
Onderwijs en Jeugd
77
RP 4
Kunst, cultuur en sport
81
RP 5
Openbare Orde en Veiligheid
84
RP 6
Burger en Bestuur
89
RP 7
Organisatie en bedrijfsvoering
93
RP 8
Ruimtelijk
RP 9
Economische Ontwikkeling
16
96 104
1
2
Introductie De Programmabegroting voor de jaren 2014 - 2017 bouwt voort op het fundament dat we de afgelopen jaren hebben neergelegd. Het is nodig om de economische motor op gang te houden, om iedereen mee te laten doen en om innovatie aan te jagen. Wij blijven daarom inzetten op de combinatie van bezuinigen en investeren. Daarmee blijven we de baas over onze eigen (financiële) huishouding. Het sturen met normen houdt onze begroting wendbaar en veerkrachtig. En we creëren ruimte om te blijven investeren in onze ambities. Dat vraagt scherpte in de keuze van onze rol en onze prioriteiten. Dit hebben we uitgewerkt in deze begroting. In de kadernota sloten we het financieel saldo in 2014 af met een kleine marge van €0,5 miljoen positief. Inmiddels weten echter dat de algemene uitkering weer gekort gaat worden in de aangekondigde rijksbezuinigingen van 6 miljard. Ook moeten we het verwachte extra voordeel op BUIG (Bundeling van Uitkeringen Inkomensvoorziening aan Gemeenten) naar beneden bijstellen op grond van landelijke herverdeeleffecten en hogere bijstandsaantallen. Financiële voordelen voorzien we bij de WMO, de intensiveringen/investeringen en de rente. Ook de eigen organisatie draagt bij in de vorm van versobering van de arbeidsvoorwaarden. De begroting voor 2014 is structureel sluitend. Ook het fundament voor de jaren daarna is solide. Het is echter onvermijdelijk dat een nieuwe coalitie voor 2015 en verder ook weer nieuwe keuzes zal moeten maken.
3
4
Algemeen 1.1 Samenstelling bestuur Het college van burgemeester en wethouders is als volgt samengesteld en kent de volgende portefeuilleverdeling: De heer R. van Gijzel Burgemeester Integrale veiligheid, representatie, internationale acquisitie, externe betrekkingen en bestuursondersteuning
De heer ir. G.C.S.M. Depla (PvdA) Wethouder van financiën, dienstverlening en organisatie financiën, organisatie / personeel, dienstverlening, bedrijfsvoering / ICT, minder regels / goed geregeld en inkoop, toezicht en handhaving (beleid), project Spoorzone
De heer Y. Torunoglu (PvdA) Wethouder van wonen, wijken, ruimte en burgerparticipatie wonen, wijkvernieuwing, burgerparticipatie en wijkgericht werken, ruimtelijke ordening, stedelijke ontwikkeling (o.a. projecten Meerhoven, Strijp S, Stationsgebied) en vergunningverlening, dienstverlening en burgerzaken, juridische zaken (beroep en bezwaar), Stratumseind 2.0
De heer ir. J.B. Helms (VVD) Wethouder van mobiliteit, milieu, sport en evenementen mobiliteit, verkeer en vervoer, Eindhoven Airport, duurzaamheid en milieu, afvalstoffenbeleid, Toerisme en evenementen, Citymarketing, BrabantStad en GSB (coördinatie) en sport en recreatie, communicatie
Mevrouw drs. M.C.T.M. List-de Roos (VVD) Wethouder van economie, werk en beroepsonderwijs Economische zaken, Brainport / MKB / marktzaken, beroeps- en hoger onderwijs, arbeidsmarktbeleid, sociale zaken, re-integratie en sociale werkvoorziening, externe ICT, BOR en studentenstad
Mevrouw drs. M.-A. Schreurs (D66) Wethouder van innovatie, cultuur en openbare ruimte cultuur, design, innovatie, vastgoed en grondbedrijf, openbare ruimte (water, groen, licht inclusief onderhoud) cultureel erfgoed, monumenten en archeologie, project NRE
Mevrouw drs. H.T.M. Scholten (Groen Links) Wethouder van jeugd, welzijn en zorg welzijn / WMO, armoedebeleid, gezondheidszorg, jeugdbeleid, primair en voortgezet onderwijs/ voorschoolse educatie / Spil, diversiteit / inburgering en dierenaangelegenheden
Mevrouw drs. P.M. Pistor Gemeentesecretaris/Algemeen directeur
5
Algemeen
6
Algemeen 1.2 Bestuurlijke hoofdlijn Terugkijkend op vier jaar fris paars stellen we vast dat het een intensieve periode is geweest. We hebben fundamentele veranderingen doorgevoerd om de stad klaar te maken voor de toekomst. De wereld is aan het veranderen, ook de overheid. Samen werken aan morgen is niet voor niets de titel van ons coalitieakkoord. De opgaven van morgen liggen in de dynamiek tussen de overheid en samenleving. We zijn gestart in de eerste jaren van de financiële crisis. Stevige bezuinigingen hebben we opgevangen. Niet als kaasschaaf. Maar door fundamenteel anders te kijken naar onze rol en die van onze partners. Deze operatie was nodig om onze begroting duurzaam gezond te houden en om blijvend te investeren in onze stad. We zijn daarbij uitgegaan van de kracht van Eindhoven en haar inwoners, ondernemers en maatschappelijke organisaties. We zijn inmiddels een paar jaar verder. Volgens sommigen is de financiële crisis nog steeds gaande. Anderen verwachten dat het nooit meer wordt zoals het was en dat dit het nieuwe ‘normaal’ is. In onze regio draait het internationaal opererende bedrijfsleven in de voor onze Brainport cruciale high tech-sectoren relatief goed en maakt mooie winsten. Tegelijkertijd zien we dat veel van onze inwoners en onze bedrijven het zwaar hebben. Ondanks het sombere economisch klimaat zijn en blijven we optimistisch over de toekomst. Eindhoven heeft als centrumstad van de Brainportregio alles in huis om sterk door te groeien. Onze stad leunt op de inzet van mensen die elkaar weten te vinden, niet moeilijk doen en samen zaken mogelijk maken. Daar past een overheid bij die naast mensen staat, een overheid die weet wat er speelt en faciliteert waar nodig. Wij gaan nog steeds uit van een ongedeelde stad. Een stad waarin iedereen thuis is, kansen krijgt om mee te doen en verantwoordelijkheden heeft, maar niet aan je lot wordt overgelaten. Opgaven en uidagingen verbinden we telkens met onze ambitie: bouwen aan een toekomstbestendige stad waarin de basisbehoeften gezekerd zijn, de economie de motor is, innovatie het nieuwe denken en de financiën helder en op orde. Basisbehoeften gezekerd Wanneer je op een aantal gebieden fundamentele veranderingen van denken en werken wilt doorvoeren, is een krappe financiële situatie een belangrijke bondgenoot. Het dwingt om buiten de gebaande paden te treden. Een goed voorbeeld daarvan is WIJEindhoven. De ambitie om de zorg minder bureaucratisch te maken, professionals meer de ruimte te bieden en mensen meer in hun kracht te zetten en zo de zorg te bieden die nodig is, bestaat al lang. Net als de wens om de hulpverlening in de haarvaten van onze wijken minder verkokerd aan te pakken en versnippering tegen te gaan. De decentralisaties - gekoppeld aan de forse verlaging van de bijbehorende budgetten die van het rijk overkomen - hebben ons een krachtige impuls gegeven om het nu echt te gaan doen. Vertrouwen op eigen kracht en de kracht van informele netwerken gekoppeld aan generalistische eerstelijns hulpverlening als het niet anders kan, zorgt voor een fundamentele verandering van de verhoudingen. Het aanbod van zorg en welzijn is niet langer leidend. We versterken de sociale basisvoorzieningen en zorgen voor ontkokering van de professionele ondersteuning via de inzet van generalistische en wijkgerichte WIJEindhoven-teams. Het komende jaar staat in het teken van de verdere uitrol van WIJEindhoven. Eind 2014 heeft elke wijk een WIJEindhoven-team. Dit gaan we allemaal merken. Aangezien de meeste maatregelen, voordat deze baten genereren, tijd en investeringen nodig hebben voor implementatie en uitrol, bouwen een reserve sociaal domein op van 25 miljoen euro. Waarmee we in 2014 en 2015 transitiekosten en voorinvesteringen kunnen bekostigen en waarmee we er ook voor willen zorgen dat bij de invoering niemand tussen wal en schip raakt.
7
Algemeen De voorbereiding van de transitie Jeugdzorg zal in 2014 zijn eerste beslag gaan krijgen. Wij doen dit binnen de kaders van WIJEindhoven. Eerstelijns ondersteuning hoort in de WIJteams, de tweedelijns specialistische ondersteuning organiseren wij nauw in aansluiting op de WIJteams. Telkens maken wij in de keuzes betreffende de drie decentralisatie een integrale afweging. Bij de voorbereidingen op de transitie jeugdzorg, de transitie AWBZ begeleiding en verzorging, en de Participatiewet zoeken wij telkens naar koppelingen in beleid en uitvoering. Een zelfde soort ‘’bondgenootschap’’ tussen de behoefte aan fundamentele vernieuwing en wegvallende financiële middelen is de opmaat geweest in het proces van de ‘bibliotheek van de toekomst’. Rekening houdend met de belangrijke trends in de samenleving (waaronder digitalisering, verandering in leesgedrag, invloed van internet) én de op handen zijnde verschuiving van bibliotheektaken tussen rijksoverheid en de gemeenten, is de nieuwe en toekomstbestendige koers voor de bibliotheekfuncties uitgezet in balans met de financiële mogelijkheden. Gedragen door de ambities van onze stad als geheel. Rekening houdend met de nieuwe opvattingen over integrale samenwerking, het bevorderen van aansluiting (digital inclusion) en het uitsluiten van overlap. Omdat het rijk de verantwoordelijkheid neemt voor de ontwikkeling van de digitale bibliotheek kon de programmatische focus gelegd worden op het concept voor een Centrale Bibliotheek als inspirerende Kenniswerkplaats en op de realisatie van bibliotheekpunten op alle scholen in het primair onderwijs. Aansluitend op de VVE doelstellingen en bijna overal geïntegreerd in het SPILconcept. In beide programma’s is veel aandacht voor de ontwikkeling van mediawijsheid en digitale vaardigheden. Via het onderwijsprogramma is het bereik van jeugd, in tegenstelling tot vroeger, nagenoeg sluitend. Volwassenen en ouderen kunnen tevens gebruik blijven maken van het analoge boekenaanbod in de centrale vestiging en door middel van een haal- en brengservice van digitaal bestelde boeken. De wijk is zelf aan zet daar waar decentraal een behoefte aan uitleenfuncties blijft bestaan. De decentrale vestigingen worden gesloten maar de belangrijkste sociale functies zullen, conform de behoeften in de betreffende wijk, worden gecompenseerd op andere locaties. We zien een tekort aan curatief onderhoud van de openbare ruimte. Uit het onderhoudbudget openbare ruimte hevelen we daarom €0,5 miljoen over. Dat kan door een tweetal al ingezette bewegingen in het onderhoud van de openbare ruimte versnellen: van traditioneel naar natuurlijker groen beheer en spelen, en van grijs naar groen. Om de noodzakelijke groot onderhoudsprojecten van onze infrastructuur en civieltechnische kunstwerken te kunnen realiseren, worden deze de komende jaren expliciet benoemd in het MIP. Hiermee wordt ervoor gezorgd dat het onderhoud van de grote infrastructurele projecten tijdig meegewogen wordt in het MIP. In deze context is het ook het vermelden waard dat blijkt dat wij het goed doen op het gebied van burgerparticipatie en interactief beleid. Uit een recent (veld-)onderzoek van de Tilburgse School voor Politiek en Bestuur blijkt dat burgers positief en tevreden zijn over de manier waarop wij burgerparticipatie organiseren. De onderzoekers constateren dat burgerparticipatie definitief is gevestigd in Eindhoven. Zowel beleidsmatig (voorwaarden, verordening etc.) als qua uitvoering (training medewerkers, uitvoeringsprogramma’s etc.). Het onderzoek concludeert dat we inzetten op activering van bewoners, ondernemers en maatschappelijke instellingen, dat partijen elkaar weten te vinden en elkaar hebben
8
Algemeen gevonden en dat er constructief en serieus wordt samengewerkt. Deze manier van besturen zetten wij door. We betrekken burgers waar dit mogelijk en wenselijk is. We doen dit onder andere door middel van de buurtbudgetten, buurtcontracten en door burgers meer ruimte te geven door minder regels. We betrekken inwoners niet alleen bij visies, programma’s en projecten, maar willen ook meer verantwoordelijkheid richting Eindhovenaren en stellen ons daarbij faciliterend op. Economie de motor De economische ontwikkeling van (de regio) Eindhoven hangt samen met de wijze waarop we met onze partners samenwerken in allerhande strategische allianties en partnerships, zoals binnen Eindhoven365, Brainport Development en de campussamenwerking met Best, Veldhoven en Helmond (C4). In C4-verband werken we samen aan de versterking van de economische structuur in Zuidoost-Brabant. We hebben bijvoorbeeld een internationaliseringsstrategie opgesteld om op internationale schaal gezamenlijk succesvoller zijn bij het aantrekken van buitenlandse investeringen, bedrijven en kenniswerkers. De uitvoering wordt belegd bij het nog op te zetten internationaliseringsteam waaraan verschillende partijen gaan deelnemen; C4-gemeenten, Brainport Development, BOM. De strategie is gericht op de speerpuntsectoren en -thema’s en toegespitst op focuslanden waaronder China, India, Zuid Korea, Canada, Taiwan en Duitsland. Met regelmaat zijn er handelsmissies naar deze landen waaraan wij met het regionale bedrijfsleven deelnemen. Daarnaast hebben we stevig geïnvesteerd in het onderhouden en verbreden van relaties met partijen in het economische domein. Door deze contacten volgen we de actuele ontwikkelingen binnen het bedrijfsleven. Dit stelt ons in staat om in ons beleid en handelen steeds beter aan te sluiten bij de vraag uit de markt. De ontwikkeling van BIC, de werkgeversbenadering in het arbeidsmarktbeleid en de lancering van het 1-loket, waarbij we met de gemeenten in het stedelijk gebied zoeken naar de beste vestigingslocatie voor een bedrijf, zijn hiervan goede voorbeelden. De economische structuur van de regio is sterk. De rode draad in de regio is high tech. In de cross-overs tussen deze toepassingsdomeinen vindt innovatie maar ook banengroei plaats. Er is een tekort aan technisch geschoold personeel. Bedrijven komen kennis en kunde tekort om te groeien. Zodoende blijft ook de aan deze bedrijven gekoppelde banengroei (niet in de techniek, maar in de diensten, van schoonmaak tot advocatuur) achter. Techniek is een van de belangrijkste motoren van onze lokale en regionale economie. Daarom zetten we ons middels het Technologiepact Brainport samen met rijk, vakbonden, sectoren en andere betrokken partijen in voor stimulerende maatregelen als extra impuls om het tekort aan bètatechnisch talent sterk te verminderen. En daarmee het concurrerende vermogen van Nederland en specifiek Brainport Regio Eindhoven te behouden én te vergroten. Maar de totale werkgelegenheid in onze stad en regio zit natuurlijk niet alleen in technische beroepen en sectoren. Algemene trend is dat investeringen vanuit het bedrijfsleven teruglopen of uitgesteld worden, waardoor dit ofwel tot ontslag leidt (direct of indirect in de keten) ofwel tot het niet werven van personeel (terugloop in vacatures). Onze sterk exportgeoriënteerde regio wordt bovendien extra geraakt door de terugvallende wereldhandel en de sterke daling van de import in de eurozone. Dit heeft impact op de ontwikkeling van de personeelsterkte en investeringen. Een verdere stijging van werkloosheid lijkt
9
Algemeen vooralsnog onafwendbaar. Vooral jongeren en 45’ers die geen werk hebben of werk verliezen ondervinden problemen met het vinden van betaald werk. Dit heeft gevolgen voor de ontwikkeling van ons WWB-bestand en daarmee de ontwikkeling van ons BUIG-overschot. Desondanks houden wij de oorspronkelijke taakstelling van 7,5 miljoen euro overeind. We blijven sturen om de stijging van de het bijstandbestand en de werkeloosheid te bestrijden vanuit de overtuiging dat uitstroom naar werk goed is voor iedereen. In het gemeentelijk arbeidsmarktbeleid is de vraag van de ondernemer leidend. Samen met partners zetten we in op (elkaar aanvullende en versterkende) maatregelen: b De inzet van aanvullende arbeidsmarktinstrumenten vanuit het BUIG-overschot 2012, zoals de werkcheque voor jongeren tot 27 jaar, regelingen voor 45-plussers voor WW-gerechtigden, nietuitkeringsgerechtigde werkzoekenden, van werk-naar-werk- én instroomprojecten. Ook hebben we een lokaal investeringsfonds (LIFE) ingesteld, waarmee we MKB-ers, die werknemers hebben die het lastig op de arbeidsmarkt krijgen bij dreigende werkloosheid, een steuntje in de rug kunnen geven. b Intensiveringen en betere structurering van de werkgeversbenadering in samenwerking met onder meer UWV en Ergon. b Versterking aansluiting onderwijs - arbeidsmarkt (zoals techniekpact). b Komen tot een integraal plan voor aanpak van de jeugdwerkloosheid. b Verbeteringen in het Werkleerbedrijf. b Investeren in WIJEindhoven. Tenslotte maken we met grote werkgevers als Primark, Reggefiber en Post-nl afspraken over social return in de vorm van het aannemen van mensen met afstand tot de arbeidsmarkt. Innovatie het nieuwe denken In de afgelopen jaren hebben we vanuit onze ‘living lab’-benadering interessante experimenten gedaan en innovatie aangejaagd. Zowel inhoudelijk, bijvoorbeeld met pilots rondom innovatieve verlichting, experimenten op het gebied van slimme zorg en het verbeteren van de doorstroming van verkeer en ook in het nadenken over nieuwe vormen om maatschappelijke vragen aan te pakken. Platforms als de stichting Brainport en de corporatie Slimmer Leven 2020 gebruiken we om op basis van gelijkwaardigheid met maatschappelijke partners en bedrijfsleven te ontwikkelen en te innoveren. Innovatie op samenwerkingsvormen is in deze netwerksamenleving minstens zo belangrijk als technische of procesmatige innovatie. De komende jaren staan in het teken van de grootschalige uitrol. Bijvoorbeeld van het glasvezelnetwerk, dat Reggefiber – bij voldoende belangstelling – naar iedere woning aan het uitrollen is. Grootschalige innovatieve verlichting wordt mogelijk wanneer de openbare verlichting ‘ver-LED’t wordt. De Roadmap Stedelijke verlichting schetst - overigens niet alleen voor verlichtingstoepassingen - het wervend perspectief van wat mogelijk is met slimme datanetwerken. We gaan in 2014 de fase van openbare aanbesteding en uitvoering in. Rondom energie en duurzaamheid moet de komende jaren ook de slag gemaakt worden naar grootschalige proeftuinen, bijvoorbeeld het verduurzamen van hele wijken. Als centrumstad van de Slimste regio past het om een ‘smart city’ te zijn. In ieder geval ‘smart city’ in de traditionele betekenis van het woord. Een stad die slim omgaat met fysieke stromen (energie, verkeer, data)
10
Algemeen en daarbij optimaal gebruik maakt van de mogelijkheden van ICT en breedband. En daarnaast ook een stad die het in haar DNA verankerde design-denken optimaal inzet om ervoor te zorgen dat de ‘gebruiker’ van de stad (inwoner, bezoeker, werknemer, student, etc.) centraal staat. Een stad is pas echt ‘smart’ als je aan den lijve merkt dat je op een bijzondere plek bent. Dat is het perspectief dat past bij Eindhoven. Een andere fundamentele verandering hebben we in gang gezet op het gebied van cultuur. Een goed cultureel klimaat is een noodzakelijk randvoorwaarde voor het realiseren van onze Brainport-ambities. Tegelijkertijd dwingen krimpende budgetten ons tot het maken van keuzes. Deze hebben we gemarkeerd in de metavisie Cultuur. Wij zetten onze (schaarse) cultuurgelden in op innovatie, participatie en educatie omdat dit past bij het publieke belang. Design hebben wij ingezet als een speerpunt waar we ook veel in hebben geïnvesteerd. Design als instrument voor innovatie, als bedrijfstak voor economische ontwikkeling en ten behoeve van oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken. Design is onmiskenbaar van grote economische waarde voor Eindhoven en haar inwoners. Oorspronkelijk ingezet in de industrie om meer producten te verkopen. Inmiddels wordt design ingezet voor vernieuwende, soms radicale oplossingen van maatschappelijke vraagstukken, ook op de eigen taakvelden van de gemeente. Een aantal voorbeelden zijn: Designing Out Crime, het lichtdenken bij de aanpak van veiligheidsvraagstukken, The Perfect Schoolday, het T+huis, Challlenging de WMO, Design & Dementie. Belangrijk is om design verder te stimuleren, ook in onze eigen gemeentelijke organisatie. Juist in een tijd van grote bezuinigingen, waarin drastische transformatie of systeeminnovaties nodig zijn, kan design ertoe bijdragen dat we anders leren kijken, nieuwe samenwerking ontdekken en vernieuwende oplossingen ontwikkelen. Designers zijn van groot belang binnen de publieke sector, omdat zij kijken vanuit de menselijke maat, voor hun idee-genererend vermogen, vanwege de synthetiserende vaardigheden en het vermogen om het probleem en de oplossing tegelijkertijd te evolueren. Daarnaast moeten we design natuurlijk blijven koesteren vanuit de intrinsieke waarde, het culturele aspect. Design blijft tenslotte van groot belang voor ons designprofiel. We hebben in deze periode heel wat bereikt, zoals de positie van Eindhoven als designstad nationaal en internationaal, de samenwerking met en vestiging van nationale instituten als Het Nieuwe Instituut en CLICK/NL, groei van de designsector, meer samenwerking tussen de verschillende designspelers. En we hebben de designmiddelen als smeerolie in kunnen zetten bij het oplossen van maatschappelijke vraagstukken. We gaan design verankeren door het design-denken in de organisatie te laten landen. Vanuit deze gedachte vinden we - met alle opgaven die op ons afkomen - dat de intensivering design een stapje omlaag kan. Een voorstel hierover komt binnenkort naar de raad toe. Financiën helder en op orde Onder dit het motto hebben we de omslag gemaakt van een bedrijfsvoering in een context van overvloed naar een bedrijfsvoering in een context van schaarste. Onder andere door strakker te sturen op bijvoorbeeld liquiditeit, verminderen van reserves (‘potjes’), doelmatiger omgaan met subsidies om (nodeloze) frictiekosten te voorkomen en door nieuwe instrumenten te ontwikkelen, zoals het Meerjaren Investeringsprogramma en het Integraal Huisvestingsplan voor het onderwijs. Daarnaast hebben we het bestaande planning- & control-instrumentarium verder verbeterd, zoals de opzet van de begroting, de Turap,
11
Algemeen de manier waarop we met begrotingswijzigingen omgaan en het verder verbeteren van de Meerjarenprognose Grondbedrijf. Het wegwerken van ‘losse eindjes’ op een veelheid van dossiers hebben wij voortvarend ter hand genomen. Veel is opgeschoond en vereenvoudigd, waardoor transparantie is toegenomen en de kwaliteit van het financieel management is verbeterd. Met de aanstelling van een directeur Bedrijfsvoering en de doorontwikkeling van de functie van Concerncontroller hebben we de basis gelegd om in de veranderde financiële context niet alleen in control te komen, maar om door te groeien naar de top-5 gemeenten op het gebied van bedrijfsvoering. Op veel gebieden zijn we ingesleten patronen aan het veranderen. Bij inkoop staat, naast het realiseren van scherpere prijzen, innovatie, duurzaamheid en social return centraal. Van onze leveranciers verwachten we dat ze bijdragen aan onze samenleving. We accepteren geen bovenmatige beloningen meer van bestuurders van organisaties die van ons subsidie krijgen. Net zo min accepteren we het dat mensen gebruik maken van onze sociale zekerheid als ze daar geen recht op hebben of wanneer ze de daaruit voortvloeiende plichten verzaken. De resultaten van een striktere handhaving hierop hebben we de afgelopen jaren teruggezien. Maatschappelijke verantwoord ondernemen stimuleren we en we brengen actief partijen bij elkaar. Bij samenwerkingsverbanden kijken we kritisch naar toegevoegde waarde in verhouding tot de inzet die het ons vraagt. Een solide fundament, maar de beweging is nog niet af In lijn met ons coalitieakkoord hebben wij een strategie gevolgd van bezuinigingen en tegelijk investeren. Bezuinigingen op die gebieden waar het beter, minder of anders zou moeten. Investeren in de speerpunten die onze stad beter en sterker maken. De investeringsruimte hebben we gecreëerd door meer te bezuinigen dan strikt noodzakelijk op grond van verminderde rijksuitgaven. Aan het einde van onze periode hebben wij 76 miljoen structureel aan bezuinigingen doorgevoerd: ongeveer 10% van de gemeentelijke begroting. Dat heeft op een aantal gebieden beperkte negatieve effecten, die in sommige gevallen mensen direct raakt. Denk bijvoorbeeld aan het leerlingenvervoer, het ombouwen van de regeling voor gratis OV voor alle 12-‘ers en 65+’ers uit de hele regio tot een regeling voor mensen die er financieel echt mee geholpen zijn, de sluiting van een aantal sportaccommodaties en het kostendekkend maken van onze leges. Daarbij hebben we altijd oog gehad voor de maatschappelijke effecten. Armoedebeleid en WMO hebben we daarom bewust ontzien. Sterker nog: we hebben de inkomensgrenzen verhoogd van 110% naar 120% wettelijk minimum loon. En zelfs in deze tijd hebben we oog gehouden voor gemeentelijke (woon)lastenverlichting. De lokale lasten dalen in 2014. We blijven zo bij de goedkoopste steden behoren. Ook de gemeente zelf maakt op dit moment een verandering door. Primair gedreven door de fundamentele herijking van de rol en het functioneren van de gemeente. Wij geloven namelijk in de kracht van mensen en in een overheid die ruimte geeft waar het kan en een helpende hand uitsteekt waar het moet. Daarom werken we ‘van buiten naar binnen’ en streven we naar eigenaarschap van inwoners en bedrijven bij de stad. Dat vraagt een overheid die meer loslaat en overlaat. Zonder uiteraard het publieke belang uit het oog te verliezen. Onder de naam Route2014 hebben we die fundamentele herijking van de gemeentelijke organisatie ter hand genomen en we hebben dit gekoppeld aan een ambitieuze taakstelling. Nog los van de formatieve opgave om met ongeveer 400 fte te krimpen, is er een fundamentele verandering van de gemeentelijke manier van werken en bijbehorende organisatie aan de orde. Onder invloed van de
12
Algemeen decentralisaties in het sociaal domein in combinatie met de structurele terugloop van ruimtelijke projecten transformeert de gemeente naar een organisatie met een dominant sociaal takenpakket, waar het traditiegetrouw een dominant ruimtelijk takenpakket had. Na de overheveling van de rijksmiddelen van het sociaal domein zal dit ook zichtbaar worden in de begrotingen na 2014. Om hierop in te spelen hebben we grote transformatiebewegingen in het sociale en ruimtelijke domein in gang gezet. Dit vraagt om volharding van de ingezette aanpak en implementatie van de veranderingen in de komende jaren. De structurele terugloop van ruimtelijke projecten is door de economische situatie in de afgelopen jaren versneld. De organisatie van het ruimtelijk domein kent (personele) overmaat in verhouding tot het beschikbare werkaanbod. We merken dit ook aan dekkingsproblemen door wegvallen van leges en projectgelden. We werken toe naar een nieuwe ordening in het ruimtelijk domein. Faciliteren van initiatieven in de stad, minder regels en meer loslaten zijn daarbij belangrijke richtsnoeren. Dit zal de komende jaren zijn beslag krijgen. In algemene zin koppelen we deze beweging ook aan een verdere professionalisering en kwaliteitsverbetering van de gemeentelijke organisatie. Tegelijkertijd: waar gewerkt wordt, worden fouten gemaakt. En dat geldt zeker voor een stad die zich profileert als living lab en die innovatie hoog in het vaandel heeft staan. Onze toezegging om in meer dossiers een meer integralere benadering te kiezen, zien wij nadrukkelijk vertaling krijgen in de transformatie en de professionalisering van de organisatie. Een andere rol van de overheid vraagt ook een andere rol van de raad. Loslaten en vertrouwen op initiatieven uit de stad is ons grondbeginsel. Net als het besef dat er dingen mis kunnen gaan in de stad, die niet met een interventie vanuit het stadhuis ‘opgelost’ kunnen worden. Dit vraagt een gedeeld beeld over wat het publiek belang is en een scherp oog voor dat wat kwetsbaar is. De lopende raadsverkenning kan hierin zeer dienstbaar zijn. Duurzame stedelijke ontwikkeling en betaalbaarheid van voorzieningen Eindhoven kent in verhouding tot zijn inwoneraantal een rijk scala aan stedelijke voorzieningen. Bijvoorbeeld op het gebied van sport en cultuur, maar ook op het gebied van openbaar vervoer en groen. Voorzieningen die Eindhoven in belangrijke mate altijd zelf heeft kunnen financieren en in stand houden vanuit onze riante financiële positie. Voorzieningen die cruciaal zijn om Eindhoven nationaal en internationaal te profileren als een stad waarin het aangenaam wonen en werken is. Het duurzaam in stand houden van een kwalitatief hoogwaardig voorzieningenniveau wordt één van de grootste uitdagingen voor de komende jaren. De oplossing ligt niet in het vasthouden aan wat we hebben, maar met alle creativiteit kijken hoe we de betaalbaarheid van en het draagvlak voor onze voorzieningen kunnen verbeteren. Bijvoorbeeld door meer inwoners naar onze stad te trekken, door na te denken over nieuwe financieringsmodellen, door goed na te denken over de ruimtelijke structuren in onze stad of door te kijken naar slimme arrangementen in regionaal verband. We proberen hierbij ook te leren van andere (internationale) steden.
13
Algemeen Op zoek naar nieuwe verdienmodellen en nieuwe allianties Niet alleen Eindhoven moet op zoek naar nieuwe manieren om de welvaart overeind te houden. De economische situatie leert ons dat er nieuwe verdienmodellen voor Nederland nodig zijn om niet af te zakken naar de Europese en mondiale middenmoot. Aangezien we op de wereldmarkt niet kunnen concurreren op het gebied van arbeidskosten (massaproductie heeft Nederland al lang geleden verlaten) of grondstoffen, ligt de sleutel voor zulke nieuwe verdienmodellen op het gebied van kennis, innovatie en creativiteit. Thema’s waar onze regio bij uitstek in excelleert en mondiaal een positie heeft. De recente publicatie in Forbes Magazine (“Eindhoven most inventive city”, juli 2013) getuigd daarvan, net als de erkenning Slimste Regio die we eerder hebben gekregen. Met onze high tech-industrie, de universiteit en het in de afgelopen jaren sterk opgekomen design-, mediaen ICT-cluster hebben we veel te bieden. Hiervoor hebben we erkenning in de visies van het rijk. Het wordt de komende jaren essentieel dat het rijk dat beleid ook in daden omzet. Wij denken daarbij aan het in stand houden van cruciale ‘systeeminstituten’ als het Holstcentre, het ontwikkelen van nieuwe (top-)instituten, verbeteren van toegang van risicokapitaal en het voortvarend uitvoeren van het Techniekpact. Dat is goed voor ons bedrijfsleven en daarmee goed voor onze lokale economie: banen in de industrie en bij haar toeleveranciers, dienstverleners, horeca en detailhandel. In dit licht zullen we de komende jaren moeten werken aan het versterken van bestaande en nieuwe allianties. Op nationaal niveau moeten we blijvend inzetten op het partnerschap met het rijk en het investeren in de samenwerking met de regio’s rondom Amsterdam en Rotterdam-Den Haag. We zullen als een van de drie economische motoren van Nederland (de ‘E3’) onze verantwoordelijkheid nemen voor de broodnodige vernieuwing van de economische dynamiek in Nederland. Europa is daarbij een belangrijke bondgenoot. De Europa 2020-strategie zet de grote maatschappelijke vraagstukken centraal en zet in op de kracht van gespecialiseerde topregio’s. Om onze rol nationaal en internationaal goed te kunnen spelen, zullen er ook nieuwe stappen gezet moeten worden op het gebied van de bestuurlijke organisatie. Zowel op nationaal en provinciaal niveau, als in de regio. Wij vragen de provincie daarom de plus-taken in de regio te laten en conform het advies van de commissie Huijbregts uit te breiden door de middelen voor economie, ruimte, wonen en mobiliteit te decentraliseren naar de regio (eventueel via de centrumsteden Eindhoven en Helmond). De analyses van professor Tordoir (zoals “Intergemeentelijke samenhang in Zuidoost Brabant”) en van de Raad van de Leefomgeving (“Sturen op samenhang”) onderstrepen deze noodzaak. We willen samen met de provincie zoeken naar een innovatief bestuurlijk model vanuit het principe dat geen regio hetzelfde is en er ruimte moet zijn voor variëteit, differentiatie en samenwerking. We zijn ons er van bewust dat dit ook vraagt om krachtenbundeling in de regio en het versterken van de relaties met de omliggende gemeenten. Met de transformatie van het SRE naar de Metropoolregio Eindhoven, het nieuwe convenant in het stedelijk gebied en met de C4-samenwerking zijn alle ingrediënten daarvoor ruimschoots aanwezig. Een welwillende houding om tevens op het gebied van uitvoering of bedrijfsvoering samen te werken, kan deze onderlinge banden alleen maar versterken. Vooruitkijkend naar de komende jaren We constateren dat er heel veel is gebeurd, maar ook dat er nog veel te doen is. We hebben in onze collegeperiode veel in gang gezet, een goed fundament gelegd. We zijn dan ook trots op wat we bereikt
14
Algemeen hebben. Maar het is nog niet af. Inhoudelijk moeten er de komende jaren een aantal transities doorgezet en afgemaakt worden. Het gaat met name om de implementatie van WIJEindhoven in de hele stad en het absorberen van de decentralisaties van de taken op het gebied van jeugd, zorg en werk. Daarbij hoort ook de opbouw van een nieuwe organisatie om de eerstelijns ondersteuning in de wijken vorm te geven en de herstructurering van bestaande financieringsstromen van bestaande instellingen. Wij hebben het fundament gelegd, waarlangs de komende coalitie verder kan gaan. De financiële uitdaging blijft onverkort aanwezig de komende jaren. De opgave om de begroting de komende jaren gezond te houden is niet gering. Zoals al in de Kadernota aangekondigd ligt er ook voor de komende periode een forse opgave om de begroting structureel sluitend te maken en te houden. Met de gemeenteraadsverkiezingen in het vooruitzicht is het niet aan ons om hier invulling aan te geven, om over ons graf te regeren. De Rijksoverheid doet een groot financieel beslag op onze financiën door het decentraliseren van een groot aantal taken op het sociaal domein. We worden opnieuw geconfronteerd met kortingen op het gemeentefonds. Daarnaast komen er wellicht ook aanvullende rijksbezuinigingen (Prinsjesdag) die impact zullen hebben op gemeenten. Daarbovenop zullen de kwetsbare positie van het grondbedrijf en de consequenties van de lage bouwvolumes op de legesinkomsten en de dekking van de gemeentelijke overhead nog om stevige keuzes vragen. Er ligt een opdracht om een goede analyse te maken en te komen tot een doorbelastingsmethodiek die eenvoudig, transparant en toekomstproof is. De komende maanden zullen we gebruiken voor deze uitwerking zodat deze leidend kan zijn bij het opstellen van het nieuwe MPG.
15
Algemeen 1.3 Financiële hoofdlijn De Programmabegroting 2014-2017 is gebaseerd op de uitgangspunten, randvoorwaarden en richtlijnen zoals door de raad vastgelegd op 25 juni 2013 in de Kadernota 2014-2017. In de kadernota sloten we 2014 af met een kleine behoedzaamheidsmarge van €0,5 miljoen positief. We hebben in de kadernota, naast het oplossen van enkele kleinere knelpunten, ruimte gemaakt om geen rente meer toe te rekenen aan niet in exploitatie genomen gronden. Ook hebben we de eerste stappen gezet om de opgave binnen het sociale domein op te vangen, onder meer door een reserve als achtervang op te bouwen. De ruimte binnen ons weerstandsvermogen hebben we gerelateerd aan de knelpunten op het gebied van frictiekosten eigen personeel, het grondbedrijf en de doorbelastingssystematiek projecten. Ontwikkeling financieel meerjarenbeeld In deze begroting nemen we daarnaast de onderstaande actuele inzichten mee: Algemene uitkering uit het Gemeentefonds Het meerjarenbeeld uit de meicirculaire valt iets negatiever uit dan bij de kadernota was ingeschat. De groei (ook wel het accres genoemd) is voor 2014 iets hoger, maar in de jaren daarna iets lager. De groei in 2014 wordt echter teniet gedaan door de aanpassing voor de landelijke ontwikkeling van de bijstandsaantallen en de landelijke ontwikkeling van de WOZ-waarden. Eindhoven ontwikkelt zich op deze twee terreinen niet conform het landelijk gemiddelde, wat een negatief effect heeft van per saldo -€0,8 miljoen voor 2014. Daarnaast heeft het Rijk aangekondigd extra te gaan bezuinigen. Welke invloed de voor 2014 door het kabinet aangekondigde extra bezuiniging van € 6 miljard heeft op het gemeentefonds is afhankelijk van de wijze van invullen van de bezuinigingen: worden de belastingen verhoogd (geen invloed op het gemeentefonds) of wordt er bezuinigd op de departementale uitgaven (wel invloed op het gemeentefonds)? De verwachting is dat er een korting rond de €300 miljoen op het gemeentefonds komt. Dit is slechts een indicatie. Grofweg krijgt Eindhoven 1/70e deel van het landelijk bedrag. In dit geval komt dat neer op -€4,3 miljoen. Samen met de eerder genoemde -€ 0,8 miljoen is dat -€ 5,1 miljoen in 2014. Arbeidsvoorwaarden Wij zijn onze ombuigingsoperatie gestart met werkgarantie voor ons personeel en een structurele ombuiging van 1 miljoen op de arbeidsvoorwaarden. Nu de financiële opgave voor de gemeente fors toeneemt vragen we de medewerkers opnieuw een bijdrage. De arbeidsvoorwaarden willen we moderniseren en tegelijkertijd 5 ton besparen. Dit doen we mede tegen de achtergrond van de werkgarantie. Over de invulling van dit bedrag starten we het overleg met personeelsvertegenwoordigers. Begroting ongewijzigd beleid Van jaar op jaar worden de begrotingsposten geactualiseerd. Standaard gaat het daarbij om de structurele doorwerking van begrotingswijzigingen, de kostenverdeling en de kapitaallasten. Daarnaast nemen we in deze begroting enkele specifieke posten mee:
16
Algemeen - Adviesbudgetten (€0,2 miljoen): Door het effectiever inzetten van onze eigen expertise vragen we minder extern advies. - Burgerzaken (-€0,3 miljoen): De inkomsten uit het verstrekken van reispapieren fluctueren jaarlijks. Voor 2014 voorzien we een lagere uitgifte. De kosten zijn echter voor een deel vast. Daarnaast heeft het Rijk een maximumtarief voor rijbewijzen vastgesteld. - Citymarketing en evenementen (-€0,25 miljoen vanaf 2015): Bij de transformatie naar Eindhoven365 zijn in 2012 verschillende bestaande knelpunten opgelost. Dit leidt er toe dat de laatste tranche van de oorspronkelijke bezuiniging niet meer op dit veld kan worden ingevuld. - ODZOB (-€0,2 miljoen): de overdracht van taken naar de nieuwe Omgevingsdienst ZuidoostBrabant (ODZOB) leidt tot niet gedekte kosten. - Dwangbevelkosten (€0,2 miljoen): verslechterd betaalgedrag leidt tot een meeropbrengst. BUIG In 2013 zien we een stijging in het aantal bijstandsuitkeringen. De verwachting is dat ons bestand nog altijd minder zal toenemen dan de landelijke trend, maar dat deze wel de landelijke trend zal naderen. Daarnaast zijn er herverdeeleffecten ten aanzien van het landelijke macrobudget, omdat de grootste voordeel- en nadeelgemeenten worden afgetopt. Als gevolg daarvan is het verwachte resultaat voor 2014 bijgesteld. We zetten alle zeilen bij om de oorspronkelijke ambitie van € 7,5 miljoen te blijven realiseren. De extra taakstellingen (2 x € 2,5 miljoen structureel) die later zijn toegevoegd, zijn echter te optimistisch gebleken. Deze draaien we terug. Intensiveringen, investeringen en rente In ons werkprogramma staat de combinatie tussen enerzijds bezuinigen en anderzijds investeren in de stad centraal. Vanuit dit oogpunt zijn we deze collegeperiode gestart met een intensivering op design van jaarlijks €1 miljoen. Design-denken is hierdoor inmiddels op veel plaatsen in onze organisatie verankerd. We gaan dus een nieuwe fase in, waarin we de intensiveringsmiddelen met €0,3 miljoen terugbrengen. Eind 2013 komen we hierover nog met een nadere uitwerking. Daarnaast heeft de besluitvorming over het MIP 2013 plaatsgevonden in 3 tranches, waardoor de realisatie in de tijd opschuift. Hierdoor zal ook het aantrekken van nieuwe leningen later plaatsvinden, en kan het rentebudget voor 2014 met €2 miljoen worden verlaagd. Ook kunnen we de intensivering mobiliteit / bereikbaarheid van €0,5 miljoen nog één jaar uitstellen. Maatwerk indexatie Met het oog op een prudent begrotingsbeleid hebben wij jaarlijks de beschikking over een volume voor het opvangen prijsstijgingen. Dit bedrag, groot €7 miljoen, komt overeen met een standaardindex van 2%. De werkelijke toepassing van de indexering vraagt jaarlijks om maatwerk. Per beleidsterrein wordt afgewogen of er sprake is van contractuele prijsstijgingen of bezuinigingen. Vanwege een stijging van de pensioenpremies is het nodig om de personeelskosten te indexeren. Ten aanzien van goederen/diensten en subsidies zien we echter een ruimte van €2,5 miljoen. WMO De voorbereidingen op de komende decentralisaties zijn in volle gang.
17
Algemeen De taken, impact en financiële gevolgen voor onze gemeente staan echter nog niet vast. Met de in gang gezette acties is al wel de instroom van het aantal klanten Hulp bij het huishouden (HbH) en het aantal gedeclareerde uren per klant beperkt. In 2013 kunnen we hierdoor een bedrag €2 miljoen extra toevoegen aan de reserve Sociaal Domein. Hoofddoel van deze reserve is dat bij overdracht zorg- en jeugdtaken naar gemeenten, mensen die tussen wal en schip raken, wel de zorg kunnen krijgen die nodig is. De begrote storting in 2014 kan met dit bedrag worden verminderd. Eenzelfde beeld wordt verwacht in 2014. Huidige prognoses laten, na aftrek van de voeding van de reserve, een voordeel zien van €1,6 miljoen. Dit valt vrij. Deze ontwikkelingen leiden tot het volgende financieel meerjarenbeeld: (x €1 miljoen; - = tekort)
2014
2015
2016
2017
0,5
-6,6
-11,9
-16,8
Algemene uitkering
-5,1
-5,1
-5,6
-6,9
Arbeidsvoorwaarden
0,5
0,0
0,0
0,0
Begroting ongewijzigd beleid
0,5
-0,4
-1,2
-0,3
-5,0
-5,0
-5,0
-5,0
Intensiveringen, investeringen en rente
2,8
0,3
0,3
0,3
Maatwerk indexatie
2,5
2,5
2,5
2,5
Sociaal Domein
3,6
0,0
0,0
0,0
Saldo Programmabegroting 2014-2017
0,3
-14,3
-20,9
-26,2
Eindstand Kadernota 2014-2017
BUIG
Een belangrijk uitgangspunt voor het provinciaal toezicht is een reëel sluitende begroting voor 2014. Dit houdt in dat de begroting in evenwicht is, waarbij de jaarlijks terugkerende lasten zijn gedekt door jaarlijks terugkerende baten. Het is uiteraard wel mogelijk om in de begroting in één of twee jaren een deel van de reserves in te zetten voor de eenmalige uitgaven waarvoor ze zijn bestemd. In de bijlagen (bijlage 2) is een overzicht opgenomen van incidentele baten en lasten. Dit overzicht kan gebruikt worden om te zien of we reserves ook voor een deel inzetten op de structurele uitgaven. Dit is niet het geval. Uit het overzicht blijkt dat het saldo van de incidentele baten en lasten met name bestaat uit de stortingen in de reserve Sociaal Domein. Wanneer we het incidentele saldo verrekenen met het totale saldo van de Programmabegroting, kunnen we concluderen dat onze structurele lasten in 2014 worden gedekt door structurele baten. Omdat dit een belangrijk gegeven is om te blijven monitoren, zullen wij ook in elke jaarrekening dit inzicht blijven geven. (x €1 miljoen; - = tekort)
2014
2015
2016
2017
Saldo Programmabegroting 2014-2017
0,3
-14,3
-20,9
-26,2
Af: Saldo incidentele baten en lasten
4,4
5,2
0,0
0,0
Saldo structurele baten en lasten
4,7
-9,1
-20,9
-26,2
18
Algemeen De begroting voor 2014 is structureel sluitend. Ook het fundament voor de jaren daarna is solide. Naast de realisatie van een ombuigingenpalet van €76 miljoen hebben we een buffer ingecalculeerd voor prijsstijgingen, die in de jaren 2015-2017 oploopt naar €21 miljoen. En we bouwen een reserve op van €25 miljoen voor de omvorming van het sociaal domein. Het is echter onvermijdelijk dat een nieuwe coalitie ook weer nieuwe keuzes zal moeten maken. Richting de gemeenteraadsverkiezingen van 2014 starten wij hierover de dialoog met de stad. Begrotingsbeeld 2014 De baten en lasten verdeeld naar raadsprogramma’s Het is de bedoeling van de gemeente Eindhoven om alle inkomsten in te zetten voor de stad en haar burgers, instellingen en bedrijven. Zo zet de gemeente €188 miljoen in om mensen weer aan het werk te helpen en een uitkering te verstrekken. Voor het ontwikkelen en beheren van de openbare ruimte is in 2014 €230 miljoen beschikbaar. De rest van de middelen besteedt de gemeente Eindhoven voor het grootste deel aan zorg en welzijn (€79 miljoen), onderwijs en jeugd (€69 miljoen), kunst, cultuur en sport (€66 miljoen) en openbare orde en veiligheid (€31 miljoen).
primair
Saldo herzien
2013
2014
2013
2013
2014
153.176
155.578
156.788
28.743
30.251
31.032
78.618
6.304
9.056
5.826
79.796
80.876
72.792
85.258
69.125
12.286
11.760
13.091
53.688
73.498
56.034
68.556
70.229
65.739
19.468
20.096
19.741
49.088
50.133
45.998
29.045
31.513
30.891
2.280
2.446
2.258
26.765
29.067
28.633
6 Burger en bestuur
37.966
39.119
39.987
5.389
5.389
4.935
32.577
33.730
35.052
Bedrijfsvoering en 7 organisatie
12.876
22.421
18.585
328.375
332.792
340.376
-315.499
-310.371
-321.791
250.954
263.719
230.006
171.273
186.037
154.780
79.681
77.682
75.226
8.447
8.539
8.642
2.967
2.759
2.714
5.480
5.780
5.928
21.812
33.464
32.718
62.131
106.559
61.972
-40.319
-73.095
-29.254
830.023 762.131 763.649
832.472
762.481
0
2.449V
350V
Omschrijving (x € 1.000)
1 Inkomen 2 Zorg en Welzijn Onderwijs en 3 Jeugd Kunst, cultuur en 4 sport Openbare orde en 5 veiligheid
8 Ruimtelijk Economische
9 ontwikkeling
Mutaties reserves Totaal
Uitgaven Inkomsten primair herzien primair primair herzien primair 2013
2013
2014
2013
181.919
185.829
187.820
86.100
89.932
65.974
763.649
De baten en lasten verdeeld naar categorieën Ruim de helft van de inkomsten ontvangt de gemeente van het Rijk. Voor een deel zijn de inkomsten van het Rijk vrij besteedbaar. Dit deel heet de algemene uitkering en bedraagt in 2014 €254 miljoen. Dit sluit aan bij de meicirculaire van het gemeentefonds en is dus nog exclusief de stelpost van -€4,3 miljoen (omdat deze nog niet vaststaat).
19
primair
Algemeen Daarnaast ontvangt de gemeente Eindhoven €181 miljoen van het Rijk voor specifieke doeleinden, zoals de bijstand. Van burgers en bedrijven ontvangt de gemeente in 2014 ruim €113 miljoen in de vorm van Onroerende Zaak Belasting, afvalstoffenheffing, rioolrechten en leges bouwvergunningen. Invulling van het bezuinigingstraject Route 2014 leidt tot reductie van personeel. De personeelslasten nemen echter niet evenredig af, omdat de pensioenpremies stijgen. Met het oog op de borging van de continuïteit van het primaire proces wordt het inhuurbudget voor 2014 voorlopig geraamd op €12 miljoen, exclusief de wijzigingen die in de loop van het jaar nog zullen plaatsvinden (zoals de inzet van het participatiebudget). Het uiteindelijke inhuurbudget zal naar verwachting uitkomen op zo’n € 23 miljoen. De kapitaallasten bedragen 10% van de totale begroting. Dit is gelijk aan de norm, die is vastgesteld in het kader van ‘sturen op normen’. Tenslotte ontrekken we per saldo €29 miljoen aan de reserves. Omschrijving
Inkomsten 2013
2013
Percentage 2014
2013
2013
2014
(Bedragen x € 1.000) Alg. Uitkering gemeentefonds
primair
herzien
primair
primair
herzien
primair
247.346
247.377
253.995
32
30
33
Overige rijksbijdragen
191.376
206.988
181.168
25
25
24
Belastingen en heffingen
111.152
112.004
113.242
15
13
15
Grondbedrijf
75.448
87.133
66.686
10
10
9
Overig
76.196
72.411
85.418
10
9
11
62.131
106.559
61.972
8
13
8
763.649
832.472
762.481
100
100
100
Onttrekkingen aan reserves Totaal Omschrijving (Bedragen x € 1.000) Personeelslasten
Uitgaven
Percentage
2013
2013
2014
2013
2013
2014
Primair
herzien
primair
primair
herzien
Primair
18
16
18
137.997
137.075
138.281
Inhuur van derden
12.734
21.842
11.813
2
3
2
Kapitaallasten (excl. GB)
76.772
74.682
74.120
10
9
10
260.608
278.531
274.125
34
34
36
Subsidies en overdrachten Grondbedrijf Overig Storting in reserves Totaal
78.356
86.077
71.723
10
10
9
175.370
198.352
159.351
23
24
21
21.812
33.464
32.718
3
4
4
763.649
830.023
762.131
100
100
100
20
2. Paragrafen 2.1 Bedrijfsvoering Inleiding Met betrekking tot de bedrijfsvoeringopgave, de organisatie de komende jaren te transformeren naar een moderne (slanke, flexibele en professionele) en financieel gezonde organisatie, zijn de volgende specifieke activiteiten gepland, hetzij in de zin van programma’s, hetzij vanuit de verschillende bedrijfsvoeringdisciplines (PIOFAH): b Programma Mobiliteit: dit programma is ondersteunend bedoeld aan de verandering die onder de noemer “Route 2014” in gang is gezet. Een forse krimp van de organisatie met ongeveer 400 fte, die hand in hand moet gaan met een kwalitatieve impuls, vraagt om een stevige inzet in mobiliteitsoplossingen. Kernopdracht van dit programma is om een nieuwe passende functie, binnen of buiten de gemeente, te vinden voor alle vaste medewerkers waarvan taken geheel of gedeeltelijk vervallen als gevolg van de bezuinigingen. Parallel stimuleert het programma ook dat breder in de organisatie medewerkers mobiliteit zien als een mogelijkheid om zich verder te ontwikkelen. Dit door vrijwillige mobiliteit te stimuleren en te faciliteren en hiermee ook talentontwikkeling een impuls te geven. Daarmee brengt het programma ook ‘smeerolie’ aan in de mobiliteitsbewegingen. Daarnaast anticipeert het programma op de lange termijn, zodat bij de verwachte krapte op de arbeidsmarkt de gemeente Eindhoven zich kan onderscheiden als werkgever die investeert in (loopbaan)ontwikkeling van medewerkers. De bestedingsmogelijkheid voor het bestaande mobiliteitsbudget wordt verruimd. Het kan ook ingezet worden voor de financiering van vertrekregelingen binnen de kaders van het sociaal statuut. b Programma’s Huisvesting(HV)/Het Nieuwe Werken (HNW): deze programma’s zijn ondersteunend bedoeld aan de ontwikkeling naar een professionele flexibele organisatie in de veranderende rol van de gemeente richting de stad en om zich voor te bereiden op verdere ontwikkelingen als decentralisatie van rijkstaken en (regionale) samenwerking. Het gaat hierbij om het realiseren van een nieuwe manier van werken in het primaire proces (ontwikkelingen sociaal domein en ruimtelijk domein), alsmede om het anders samenwerken met de stad (Wij-Eindhoven). Dit impliceert de invoering van een flexibel kantoorconcept, uitgaande van een flexfactor van 67%. In 2013 is hiermee een begin gemaakt en moet eind 2014 geëffectueerd zijn. Voor de invoering van HNW vindt er op allerlei gebied vanuit het bedrijfsvoeringdomein ondersteuning plaats, zoals het zorgdragen voor passende huisvesting, ICTvoorzieningen, digitalisering (te meten op basis van vermindering aantal prints en reductie papieren archief, met als streefwaarde maximaal 70 cm per persoon) en opleidingen en workshops voor gedrag, vaardigheden en cultuur. b Programma Duurzaamheid: vanuit dit programma wordt gewerkt aan een toekomstbestendige stad, waar de lucht, bodem en water schoon zijn, de natuur gezond is en het veilig is. Naast samenwerking met partijen, werkt de gemeente ook aan haar eigen duurzaamheid. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde The Natural Step (een wetenschappelijke methodiek om duurzaamheid vorm te geven). Concrete maatregelen hebben betrekking op het bij nieuw- en bestaande bouw inzetten op gebruik van milieubewuste materialen, (vermindering tot) neutraal energieverbruik (v.a. 2045) en toekomstbestendigheid, vermindering gebruik fossiele brandstoffen (gas en olie) door het stimuleren van fietsen en het gebruik van openbaar vervoer, elektrisch rijden, autodelen en andere vormen van
21
2. Paragrafen
b
duurzaam vervoer, en er wordt zoveel mogelijk duurzaam ingekocht (100% in 2015). Verschillende van deze maatregelen binnen de eigen organisatie vinden plaats op basis van een zogenaamde ISO 26.000 scan. Programma Slim Werken: hiermee moet een doelmatigheids- en kwaliteitsverbetering van de procesuitvoering van de gemeentelijke taken worden gerealiseerd. Dit gebeurt via herontwerp van processen, waarbij gelet wordt op zaken als voorkoming dubbel werk, vermindering overdrachtsmomenten, onnodige controles, mogelijkheden van digitalisering, afname werkdruk ed. Verder moet hierbij een permanente verbetercultuur geborgd worden (“lerende organisatie”). De reeds opgeleverde verbetervoorstellen bieden een mogelijke besparing van ruim 2,5 miljoen en is meegenomen in bezuinigingsopdracht (Route 2014). Implementatie van deze verbeteringen is nu aan de orde. Daarnaast vindt onderzoek plaats naar verdere mogelijkheden van procesverbetering.
Hieronder worden van de verschillende bedrijfsvoeringdisciplines de belangrijkste strategisch/tactische doelen en activiteiten genoemd, deels ook aanvullend en ondersteunend bedoeld aan bovengenoemde programma’s:
Op het gebied van financiën en control: b zorgdragen voor betere risicobeheersing: via vergroting risicobewustzijn in de organisatie, een betere risico-inventarisatie (risicoprofielen) en de integratie van risicomanagement in processen en projecten (zie onderstaand projectcontrol). Tevens is sprake van: o versterking risicogerichte aanpak van de verbijzonderde interne controle (VBIC) o deelname aan het veranderlab van de Vrije Universiteit, om in samenwerking met tien andere grote gemeenten te komen tot een verdere doorontwikkeling van risicomanagement bij gemeenten o een betere aanhechting van risicomanagement met de programmabegroting o het borgen van de sturing op risico’s bij verbonden partijen en gesubsidieerde instellingen b verbetering stuur- en beheersinformatie voor bestuur en management via: o een herinrichting van het cyclisch planning- en controlinstrumentarium en een betere onderlinge afstemming van de interne controlprocessen o de realisatie van een dashboard voor managementinformatie en de deelname aan landelijke benchmarks b verbetering projectcontrol door ten behoeve van: o beleidsprojecten (m.n. ruimtelijk domein) aanvullende beheersingsmaatregelen te nemen: via de (door)ontwikkeling en borging van allerlei maatregelen, zoals Handboek projectmanagement, projectvoortgangs- en evaluatierapportages, methodiek risicomanagement (Risman), urenregistratie en tarifering, selectie- en prioriteringsmethodiek (MKBA), projectbeheersingstool o bedrijfsvoeringsprojecten een strategisch planningsinstrument te ontwikkelen: via doorontwikkeling van de Nota bedrijfsvoering naar een integraal meerjarenplan bedrijfsvoering.
22
2. Paragrafen Op het gebied van personeel en organisatie: b bezuiniging personeelslasten (netto 12,5 mln.): via formatiereductie (van plusminus 2.000 fte naar 1.600 fte per 1 januari 2015) en gecontroleerde inhuur, waarmee geldt dat eerst getoetst wordt op mogelijkheden voor inzet eigen personeel (gemeentebreed) en daarnaast op de inpasbaarheid binnen de aanwezige formatie- c.q. budgetruimte. Daarbij wordt in het kader van het programma Mobiliteit gestuurd op Van-Werk-Naar-Werk trajecten (zo’n 200 medewerkers in 2014). Personeelskosten (bedragen x € 1.000)
Herziene
Primaire
Herziene
Primaire
begroting
begroting
begroting
begroting
2012
2013
2013
2014
(mei 2013)
Gemiddelde formatie
2.064,3
2063,2
2.037,6
2.022,0
Salariskosten eigen personeel
134.521
137.997
137.075
138.2811)
22.392
12.734
21.842
11.8132)
156.913
150.731
158.917
150.094
inhuur personeel Totaal personeelskosten
1)
De salariskosten eigen personeel stijgen ten opzichte van 2013. De voornaamste oorzaak hiervoor is de ABP-premie. Er is sprake van een stijging van de premies in 2014, daarnaast gaan we er vanuit dat een tijdelijke verhoging van de premies (een herstelopslag wegens de lage dekkingsgraad van ABP) ook in 2014 en verder gecontinueerd wordt. In bovenstaande gemiddelde formatie is al opgenomen dat op bepaalde beleidsvelden sprake is van een beperkte stijging in fte’s vanwege nieuwe taken dan wel een noodzakelijke kwaliteitsimpuls (bv extra capaciteit in Brussel ten behoeve van projectwerkzaamheden gericht op Europa). Daarnaast zal als gevolg van de uit te voeren Organisatie- en Formatieplannen (Route 2014) eind 2013 nog een aanzienlijke inkrimping van de formatie plaatsvinden. Deze inkrimping zal verwerkt worden in de 1e wijziging van de begroting 2014.
2)
De raming voor inhuur van € 11,8 miljoen is een voorlopig bedrag en is exclusief wijzigingen die in de loop van het jaar nog worden vastgesteld. Daarin wordt onder andere de nu nog niet voor inhuur voorzienbare inzet van het Participatiebudget verwerkt. Het uiteindelijke inhuurbudget zal naar verwachting uitkomen op zo’n € 23 miljoen. Een deel van dit bedrag is afkomstig van salarisbudget dat wordt omgezet in inhuurbudget, hierdoor wijzigt het totaalbedrag niet. De realisatie van het mobiliteitsprogramma kan tijdelijk leiden tot extra inhuur, vanwege het feit dat de op termijn af te bouwen werkzaamheden anderszins blijven liggen bij voortijdig vertrek van medewerkers, dan wel tot minder inhuur ten gevolge van het feit dat tijdelijke ‘klussen’ kunnen worden verricht door, vanuit Route 2014 doorgeleide medewerkers.
b
b
kwaliteit en flexibele inzet personeel via: o het aanbieden van opleidingstrajecten voor bestaand personeel en het aantrekken van jonge talenten o aanpassing verhouding vast en flexibel personeel, jobrotation en het creëren van meer generieke, in plaats specifieke functies. sociaal verantwoord ondernemerschap, via het realiseren van: o stageplaatsen (250) o werkervaringsplaatsen uitkeringsgerechtigden (10)
23
2. Paragrafen werkplekken mensen met arbeidsbeperking, onder andere via ERGON (quotum 5% ná vacaturestop) o werkplekken Beroepsbegeleidende Leerweg, BBL’ers (10) o werkplekken jongeren met startersbeurs (10) o behalen PSO-certificering (Prestatieladder Socialer Ondernemen) verbetering aantrekkelijkheid werkgeverschap door het HRM-instrumentarium te laten voldoen aan de criteria die passen bij de Top 5 overheidswerkgevers. Speciale aandacht gaat daarbij uit naar voor de visie op vrouwelijk leiderschap en de werk/privébalans. voortzetting Veilige Publieke taak, door middel van: opleidingen en trainingen, vergroting veiligheid (o.a. nieuwe camera's in Stadhuis) en aanscherping interne informatieverstrekking. terugdringing ziekteverzuim: maatregelen zijn in voorbereiding (uiterlijk 2017 bij de beste 25% gemeenten in dezelfde grootteklasse behoren). aanpassing werkcultuur: investeren in eigenaarschap in de organisatie (verantwoordelijkheid nemen, proactief handelen, elkaar aanspreken, betrokkenheid tonen ed.) verduurzaming woon-werkverkeer en zakelijke kilometers: via bevordering duurzame mobiliteit medewerkers (terugbrengen autogebruik binnen 2 jaar van 35% naar 30%). Flankerend hieraan wordt gekeken naar de zakelijke kilometers, waarbij maatregelen genomen geworden om met deelauto's het aantal dienstkilometers (thans circa 1.000.000 km per jaar) te reduceren. o
b
b b b b
Op het gebied van informatievoorziening en ict: b behoud stabiele (99,5% beschikbaarheid standaard ICT-voorzieningen tijdens kantooruren) en veilige systeemomgeving: via modernisering ICT landschap, doorontwikkelen toekomstvaste ICT architectuur en inrichten van leveranciersmanagement (Mede met het oog op volledige compliance wet- en regelgeving wordt 100% van de aanbevelingen/bevindingen uit externe audits met de prioriteit hoog binnen redelijke termijn geïmplementeerd) b verbetering digitale dienstverlening aan burgers en bedrijven: via de realisatie van en het aansluiten op (toekomstige) landelijk afgesproken en gestandaardiseerde ICT voorzieningen voor overheidsdienstverlening (INUP) (vanaf 2014 100% realisatie van de wettelijk verplichte voorzieningen) b betere facilitering samenwerking in ketens en netwerken binnen de stad, mobiele werkplekken, thuiswerkvoorzieningen en vergaderen op afstand: via de realisatie van moderne ICT voorzieningen voor flexibel en mobiel (samen)werken b betere facilitering besluitvorming en verantwoording management: via de realisatie van ICTvoorzieningen voor managementinformatie b borging informatiegebruik burgers en bedrijven binnen de toegestane (juridische) context en het structureel zorgdragen voor een acceptabele beveiliging tegen misbruik: via risico-inventarisatie, implementatie ICT-maatregelen en actieve monitoring.
24
2. Paragrafen Op het gebied van communicatie: zorgdragen dat breed in de organisatie ambtenaren in staat zijn verantwoord te participeren in digitale platforms, om zo te kunnen communiceren over de stad, beleid, besluiten en de dienstverlening van de gemeente: via het trainen in het gebruik van social media en het hiervoor aanbieden van tools en handleidingen.
Op het gebied van juridische zaken: zorgdragen voor een afname van de groei aan bezwaar- en beroepsprocedures en het voorkomen van het verbeuren van dwangsommen als gevolg van termijnoverschrijdingen: via het inzetten op mediation en tijdige afhandeling (streefwaarde is van 2400 naar 1200 bezwaarschriften in 2014)
Op het gebied van inkoop: b versterking verduurzaming: vanuit het “Manifest Professioneel Duurzaam Inkopen” worden gunningcriteria voor duurzaam inkopen (maximaal) opgenomen in het EMVI-systeem (Economisch Meest Voordelige Inschrijving) en wordt er uitgegaan van Total Cost of Ownership (TCO) (inclusief o.a afschrijving en onderhoudskosten). b versterking social return (re-integratie arbeidsmarkt): via het stellen van standaard contractvoorwaarden bij aanbestedingen en zonodig en mogelijk via maatwerk. Tevens wordt daarbij gelet op het beschikken over een PSO-certificaat (Prestatieladder Socialer Ondernemen). b versterking marktpositie en werkgelegenheid MKB-ondernemingen (minder dan 250 medewerkers): via het bevorderen van het doen van aankopen bij MKB-ondernemingen (streefwaarde minimaal 70% van alle aankopen)
25
2. Paragrafen 2.2
Weerstandsvermogen en risicobeheersing
Een gezonde financiële positie van de gemeente is een absolute voorwaarde voor haar slagkracht. Dat vergt niet alleen een sluitende begroting, maar óók voldoende weerstandscapaciteit in relatie tot de risico’s. Sturen met normen In de Kadernota 2014-2017 hebben wij vanuit het programma ‘Financiën helder en op orde’ het sturen met normen geïntroduceerd. Met het volgen van deze normen, separaat en in onderling verband, willen we (financiële) ontwikkelingen snel onderkennen en de sturingsmogelijkheden vergroten. Voor het sturen met normen zijn 4 domeinen gedefinieerd: flexibiliteit, weerbaarheid, stabiliteit en wettelijke kaders. Daarbij hebben we de volgende indicatoren vastgesteld: Indicator
Norm 2014
Verwachte stand
Waar te vinden in begroting
Kapitaallastennorm
10% van totale uitgaven
10%
1.3 Financiële hoofdlijn
Saldo incidentele baten en
Begroting structureel gedekt
€4,4 miljoen
1.3 Financiële hoofdlijn en
lasten
(saldo > 0)
Bijlage 2
Begrotingsuitputting
(via turap en jaarrekening)
Weerstandsvermogen
Minimaal €80 miljoen
€106 miljoen
2.2 Weerstandsvermogen
Vaste activa/(ev+leningen)
Minimaal 100%
>100%
Brutoschuld/inkomsten
(landelijke ontwikkeling VNG)
68%
Kasgeldlimiet
Maximaal -€65 miljoen
-€143 miljoen
2.7 Financiering
Renterisiconorm
Maximaal €120 miljoen
€48 miljoen
2.7 Financiering
EMU-saldo
Indicatief -€35 miljoen
-€78 miljoen
Bijlage 10
In 2014 moeten we (evenals voorgaande jaren) met name aandacht geven aan de kasgeldlimiet. Naar verwachting zullen we medio 2014 nieuwe langlopende leningen moeten aantrekken. Aanvullend is voor investeringen maatschappelijk nut afgesproken dat we hiervoor in principe niet lenen. Deze uitgaven worden in 2014 binnen de reguliere cashflow opgevangen (zie paragraaf financiering). De uitstroom van liquiditeiten wordt met name veroorzaakt door de geplande investeringen, wat mede tot uitdrukking komt in het EMU saldo. In de wet Houdbare overheidsfinanciën (wet Hof) is de tekortnorm voor de medeoverheden voor de komende jaren zodanig vastgesteld dat er ruimte blijft voor investeringen. Sancties zijn onderdeel van de wet, maar zullen gedurende deze kabinetsperiode niet worden toegepast. Voor de indicatoren ‘vaste activa/(eigen vermogen + lange leningen)’ en ‘brutoschuld/inkomsten’ is een eerste inschatting gemaakt, omdat in deze begroting nog niet van alle onderliggende gegevens een nieuwe prognose beschikbaar is.
26
2. Paragrafen Norm weerstandsvermogen In 2012 is een minimumnorm voor het eigen kapitaal vastgesteld van 10% van de jaarlijkse ‘vrij besteedbare’ inkomsten (de algemene uitkering + OZB-inkomsten) vermeerderd met het benodigd weerstandsvermogen voor het Grondbedrijf (vanuit het MPG). Deze norm is variabel en beweegt met de ontwikkelingen mee. Jaarlijks wordt de norm opnieuw vastgesteld aan de hand van de meest recente inzichten. Wanneer de resultaten van het Grondbedrijf verslechteren, stijgt de norm. Wanneer de resultaten verbeteren zal de norm zakken en kan eventueel een alternatieve inzet van het eigen kapitaal worden overwogen. Hierbij wordt een bandbreedte van €5 miljoen in acht genomen. Zo worden kleine aanpassingen voorkomen. De norm voor het weerstandsvermogen wordt jaarlijks bepaald bij het vaststellen van de begroting. Voor 2014 wordt de norm gebaseerd op de meest recente cijfers uit de doorrekening van het MPG in augustus 2013. Het benodigd eigen kapitaal wordt begroot op €80 miljoen, waarvan €27miljoen voor algemene risico’s (zie bijlage 7) en €53 miljoen voor het Grondbedrijf. Het positieve rekeningresultaat over 2012 is toegevoegd aan het weerstandsvermogen. Hierdoor ontstaat financiële ruimte ten opzichte van de minimumnorm. In de kadernota is aangegeven dat deze ruimte niet geheel vrij besteedbaar is, omdat we risico's zien ten aanzien van frictiekosten eigen personeel: als gevolg van de beoogde afbouw van personeel en de werkgarantie tot 1 januari 2017 zijn extra kosten te verwachten waarvoor in de begroting geen andere dekking is; grondbedrijf: als gevolg van de marktontwikkelingen liggen aanvulling van de reserve bouwgrondexploitaties en/of het afboeken van boekwaardes in de lijn der verwachting “ (in 2014 is voor aanvulling van de reserve reeds €3 miljoen ten laste gebracht van het weerstandsvermogen); doorbelasting van kosten aan projecten: onder meer vanwege de daling in het aantal projecten staat de doorbelasting van kosten aan projecten onder druk. Er ligt voor elk van deze onderwerpen een opdracht om een goede analyse te maken en te komen tot methodieken die eenvoudig, transparant en toekomstproof zijn, en de financiële effecten (en daarmee het beslag op het weerstandsvermogen) zo goed mogelijk worden beheerst. In schema: Algemene reserves (x € 1 miljoen)
Begroting 2014
Begroting 2013
Gemeentefonds (excl. WMO)
226
226
OZB-inkomsten
45
44
Risico’s algemeen (10% GF+OZB)
27
27
Risico’s Grondbedrijf (MPG)
53
58
Benodigd weerstandsvermogen
80
85
Beschikbaar weerstandsvermogen
106
85
27
2. Paragrafen 2.3
Verbonden partijen
Een verbonden partij is een rechtspersoon waarin de gemeente zowel bestuurlijk, als financieel een belang heeft. Onder bestuurlijk belang wordt verstaan een zetel in het bestuur of een stemrecht. Met een financieel belang wordt bedoeld dat de gemeente middelen beschikbaar stelt, die zij mogelijk kwijt is, in geval van faillissement van de verbonden partij. In praktijk is deelname in NV’s, BV’s, VOF’s, CV’s en Gemeenschappelijke Regelingen (per definitie) een verbonden partij. Ook stichtingen en (coöperatieve) verenigingen kunnen onder verbonden partijen vallen, indien de gemeente een zetel in het bestuur heeft en financiële risico’s loopt. Bovendien kan het zijn dat met de verbonden partij tevens een subsidierelatie bestaat. In dit verband kan bijvoorbeeld genoemd worden het Muziekgebouw en het Parktheater. Het deelnemingenbeleid van de gemeente Eindhoven wordt gevormd door de Nota Verantwoord Deelnemen en de Nota Verbonden Partijen. In beide nota’s is een bestuurlijk-juridisch, financieel en organisatorisch kader gegeven voor niet alleen de (privaatrechtelijke) deelnemingen, maar ook voor de (publiekrechtelijke) openbare lichamen, waaraan de gemeente bevoegdheden en taken heeft overgedragen. In praktijk is het deelnemingenbeleid op een aantal onderwerpen al aangescherpt, om meer grip op de verbonden partijen te krijgen. Gedacht kan worden aan een toetsing dat bezoldiging aan bestuurders van de verbonden partijen op grond van de Wet Normering Topinkomens (WNT) niet boven de premiernorm uitgaan en aandacht voor het bevorderen van “social return”. Met dit laatste wordt bedoeld dat door leveranciers van de verbonden partijen wordt bijdragen aan de inzetbaarheid van mensen, die wat verder van de arbeidsmarkt staan - bij voorkeur in Eindhoven. Als aandeelhouder sturen wij actief op invoering dan wel bewaking van maximering van topinkomens en vragen wij als aandeelhouder aandacht voor “social return”. In 2013 is de risicobeheersing bij de verbonden partijen onderzocht. Op grond van het onderzoek is geconcludeerd dat bij drie verbonden partijen de verhoogde gemeentelijke alertheid moet worden gehandhaafd, omdat er nog aandachtpunten aanwezig zijn, die in overleg met de verbonden partijen moeten worden opgepakt. Bij twee verbonden partijen (Muziekgebouw en Veiligheidsregio) wordt aandacht gevraagd voor de financiële positie. Bij één verbonden partij (Capital D) is sprake van een negatief Eigen Vermogen, hetgeen aandacht vraagt in verband met de continuïteit van deze verbonden partij. Uit het onderzoek risicobeheersing is tevens naar voren gekomen dat op dit moment geen concrete mogelijkheden zijn aangetroffen om als overheid terug te treden uit verbonden partijen en meer aan marktpartijen over te laten. Tot slot bestaat er nog een risico inzake de overdracht van taken naar Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant (ODZOB) Het risico betreft in hoofdzaak taakstellende bezuinigingen, formatie-afbouw en voldoende opdrachtvolume. Sturing op beperking van de risico’s door deze verbonden partij is van belang en zal nauwlettend gevolgd worden. Het bestuur wordt via een intern team van deskundigen voorzien van financieel, juridisch en beleidsinhoudelijk advies.
28
2. Paragrafen Op grond van artikel 15 van het gewijzigd Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) d.d. 25 juni 2013 wordt onderstaande informatie omtrent verbonden partijen nader uiteengezet. Financiele positie verbonden partijen (peildatum 1 januari 2013, bedragen in hele euro's)
Naam Verbonden partij
Flight Forum B.V. Flight Forum C.V. Eindhoven Airport N.V. Breedband Regio Eindhoven B.V. Park Strijp S B.V. Park Strijp S C.V. Parktheater Eindhoven N.V. Muziekgebouw Eindhoven N.V. Twice Eindhoven B.V. Brainport Development N.V. Meerhoven Meerrijk B.V. Enexis Holding N.V. (Essent) Attero Holding N.V. BNG N.V. GR Ergon GR SRE GR GGD Brabant Zuidoost GR Veiligheidsregio Zuidoost GR CURE Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant (ODZOB) CV Brainport Design (Capital D)
Resultaat 2012 € € € € € € € € € € € € € € € € € € € €
5.139513.794 6.761.049 164.000 15.384 0 236.178 325.146285.785 384.036234.745.522 8.092.000 332.000.000 1.351.000 2.791.929 175.5541.351.164 135.266 665.404-
Vreemd Vermogen ultimo 2012 € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € €
Eigen Vermogen ultimo 2012
54.414 € 5.011.200 € 33.921.678 € 471.504 € 119.878 € 24.166.266 € 3.994.114 € 3.605.878 € 14.363.469 € 1.921.001 € € 5.090.386.910 € 500.834.000 € 139.476.000.000 € 7.248.000 € 228.772.598 € 14.686.161 € 14.028.474 € 7.522.400 € € 2.191.810 €
18.151 10.005.665 44.500.430 4.048.097 81.898 2.000.000 2.640.091 114.390 3.881.533 3.699.773 3.661.766.507 273.492.000 2.752.000.000 6.067.000 15.022.904 1.395.452 4.030.404 192.722 1.088.159-
Aandeel gem. Ehv. % bedrag 50% 50,9% 24,5% 30,7% 50% 50% 100% 100% 20% 15,2% 100% 0,015% 0,015% 0,3% 75% 30,2% 13,89% 28% 75% 6% -
€ 9.076 € 5.092.883 € 10.902.605 € 1.242.766 € 40.949 € 1.000.000 € 2.640.091 € 114.390 € 776.307 € 562.365 € € 549.265 € 41.024 € 8.256.000 € 4.550.250 € 4.536.917 € 193.828 € 1.128.513 € 144.542 € -
De doelstellingen en de belangrijkste ontwikkelingen van de verbonden partijen worden onderstaand toegelicht. 1. Flight Forum BV / CV te Eindhoven Gemeente Eindhoven en Schiphol Real Estate participeren samen in Flight Forum BV. Flight Forum BV is beherend vennoot in de CV Flight Forum. Flight Forum CV is een samenwerkingsverband tussen de gemeente Eindhoven en Schiphol Real Estate met als doelstelling een hoogwaardig bedrijventerrein te realiseren bij Eindhoven Airport. De verwachting was dat alle gronden van Flight Forum zouden zijn verkocht en dat de Flight Forum CV kon worden opgeheven. Vanwege de recessie loopt de verkoop van de gronden achter bij deze verwachting. Besloten is om de CV in stand te houden maar in afgeslankte vorm. Schiphol Real Estate trekt zich terug qua werkzaamheden maar blijft het risico mee dragen tot de markt beter is om de CV op te heffen. De oprichting van Parkmanagement Flight Forum is ingang gezet. Deze organisatie zal verantwoordelijk worden voor het beheer en onderhoud van de openbaren ruimte, alsmede voor het financieel management, nodig voor het basis- en het plusonderhoud op het businesspark Flight Forum.
29
2. Paragrafen 2. Eindhoven Airport NV te Eindhoven Eindhoven Airport wil als internationale luchthaven een bijdrage leveren aan het vergroten van de bereikbaarheid van de omliggende regio door het winstgevend en duurzaam exploiteren van een luchthaven die vooral zakelijke reizigers direct of indirect toegang geeft tot bestemmingen over de gehele wereld. Eindhoven Airport mag in de komende jaren gaan groeien (kabinetsbesluit 14 december 2010 op basis van het Aldersadvies van 21 juni 2010). Het aantal vliegbewegingen (vertrek of aankomst) mag in de komende jaren worden uitgebreid in twee stappen. Tot 2015 mag de luchthaven ca. 10.000 extra vliegbewegingen per jaar toestaan. Daarna komen er nog eens ca. 15.000 vliegbewegingen bij. De luchthaven moet daarvoor wel een stevig pakket aan maatregelen nemen voor de beperking van hinder en de verduurzaming van de luchthaven. Ook zal de luchthaven landzijdig goed moeten worden ontsloten. De nieuwe terminal, met daarin geïntegreerd een hotel, is twee keer zo groot is geworden. De uitbreiding bestaat uit een nieuwe voorzone van 2.000 m2 met extra retail- en horecafaciliteiten op de begane grond, 2.700 m2 extra ruimte voor de aankomsthal en 2.700 m2 kantoorruimte op de bovenverdieping. Het hotel biedt over acht verdiepingen plaats aan 120 kamers, een bar, ontbijtruimte en fitnessvoorzieningen. Restaurant en vergaderruimtes worden in het terminalgebouw aangeboden. Met de uitbreiding van de terminal en het hotel kan Eindhoven Airport tot 2020 de passagiersgroei te faciliteren. Wordt de groei gefaciliteerd overeenkomstig het kabinetsbesluit, dan is de verwachting dat het aantal passagiers dan rond de vijf miljoen zal liggen. 3. Breedband Regio Eindhoven BV (BRE) te Eindhoven De samenwerking van 23 organisaties, waaronder de gemeente Eindhoven ten aanzien van de inkoop en eigen gebruik van glasvezel in ondergebracht in de BRE. Hoewel BRE op zichzelf goed functioneert, is gegeven alle ontwikkelingen een herijking van de strategie (inbegrepen de governancestructuur) op zijn plaats, waarbij nadrukkelijk gekeken zal worden naar de dynamiek tussen de (founding) aandeelhouders op het gebied van infrastructurele groei en (maatschappelijke) benutting. Hiervoor zal in 2013 de dialoog met de aandeelhouders worden aangegaan. Eindhoven wordt conform de afspraken in de samenwerkingsovereenkomst met Reggefiber via het FttHnetwerk ontsloten. Het netwerk biedt in principe veel mogelijkheden voor onze economische en maatschappelijke ambities. De benutting van het netwerk blijft achter als gevolg van o.a. marketing, minimale concurrentie, hoge toegangsdrempels en ontbrekende netwerkdiensten t.b.v. maatschappelijke benutting. De gemeente Eindhoven wil daarom komen met een initiatief gericht op de aanpak van bovenstaande uitdaging om via het BRE-netwerk de wijkcentrales van het Reggefiber-netwerk te ontsluiten via de EFX. Dit initiatief vereist medewerking en toezegging vanuit de Algemene Vergadering van Aandeelhouders.
30
2. Paragrafen 4. Park Strijp BV / CV te Eindhoven Doel is het bestuurlijk belang bij de ontwikkeling van het Masterplan Strijp veilig te stellen; Park Strijp Beheer BV is de beherend vennoot van Park Strijp CV. De vennootschap Park Strijp CV heeft als doel de verwerving, (her-)ontwikkeling, exploitatie en vervreemding van registergoederen gelegen in plangebied Strijp S. Middels Park Strijp Beheer B.V. is het bestuurlijk belang van de gemeente gewaarborgd. De ambitie om van Strijp-S een kwalitatief aantrekkelijk en bruisend hoogstedelijk gebied te maken, begint steeds meer vorm te krijgen. De industriële bedrijvigheid is nagenoeg weggetrokken, en die ruimte wordt verder ingenomen door nieuwe gebruikers; cultuuruitingen, innovaties, bedrijfjes, evenementen en de eerste bewoners. Om te bewerkstelligen dat de feitelijke opstalontwikkeling op gang blijft, wordt veel energie gestopt in continue marktverkenning en acquisitie, en wordt gestudeerd op onderwerpen als flexibilisering van programma/planning/regelgeving, op het benutten van kansen van de tijdelijkheid in de transformatieopgave, etc. Met het in het leven roepen van Fond-S (financiële stimulans voor gewenste functies), en de oprichting van Mobility-S (innovatief parkeer- en mobiliteitsprogramma) wordt het voor opstalontwikkelaars iets eenvoudiger om te blijven realiseren. De oplevering van het getransformeerde NatLab betekent weer een belangrijke stap in de realisatie van (het voortleven van) de multimedia op Strijp-S. Het NatLab-concept zal in 2014 worden uitgebouwd; in letterlijke zin door de bouwstart van het St.Lucas. Ook de verbreding van het STRP-festival (i.c. -Biënnale) en GLOW-S zal zich in 2014 voortzetten. Tevens wordt 2014 het jaar van de waarheid voor de haalbaarheid van VOLT, en zal eind 2013/begin 2014 een standpunt worden ingenomen over een vervolg op de haalbaarheidsstudie voor het Poëme Electronique. Eind 2013/begin 2014 worden weer diverse infrastructurele projecten in de openbare ruimte voltooid; Kastanjelaan deel B, de verlengde Torenallee, het P-terrein bij de oude Essent-centrale, en de leidingstraat achter de Hoge Rug zijn hier voorbeelden van. Verder zal in 2014 het Veemgebouw worden opgeleverd, wordt het definitief ontwerp van de woningbouwplannen voor de bouwvelden F, G en Q afgerond, en wordt de bouwstart van het Chinees Paviljoen verwacht. 5. Parktheater Eindhoven NV te Eindhoven Doelstelling is het verzorgen van een veelzijdig theateraanbod met een hoge mate van toegankelijkheid voor alle geledingen van de bevolking door het in eigen beheer exploiteren van voorstellingen op het gebied van podiumkunsten, en het samen met het bedrijfsleven organiseren van voorstellingen door verhuring en het uitoefenen van activiteiten, die in de meest ruime zin genomen daarmee in verband staan. De hogere huur van het gebouw in 2013 en 2014 dient binnen de exploitatie van het Parktheater opgevangen te worden. In 2014 neemt de gemeente een besluit over compensatie vanaf 1 januari 2015 voor de extra huurkosten tegen de achtergrond van de financiële situatie van de gemeente op dat moment. Verder wordt het Parktheater tot 2015 geen bezuiniging opgelegd binnen de context van het huidige op 10 december 2010 gepresenteerde bezuinigingspalet.
31
2. Paragrafen 6. Muziekgebouw Eindhoven NV te Eindhoven Doelstelling van het Muziekgebouw is het bieden van een hoogwaardig en pluriform muziekaanbod en het bieden van huisvesting aan het voormalig Brabants Orkest (inmiddels Philharmonie zuidnederland). De exploitatie van het Muziekgebouw is onder druk komen te staan door de recessie. In samenwerking met de gemeente is het Muziekgebouw scenario’s (incl. businesscase energiebesparende maatregelen) aan het uitwerken om te komen tot een (meerjaren) sluitende begroting. De financiële positie van het Muziekgebouw (weerstandsvermogen) biedt onvoldoende mogelijkheden om voor langere tijd exploitatietekorten te kunnen opvangen. 7. Twice Eindhoven BV te Eindhoven Doel is het versterken van de sociaal-economische structuur in de regio Eindhoven en het stimuleren van de werkgelegenheid. Het oorspronkelijke Twinning concept, vooral gefocust op ICT, is inmiddels verbreed naar biotechnologie, embedded software, medische technologie, ICT-kennis-leveranciers en hoogwaardige diensten-aanbieders. Het gaat daarbij om het bieden van hoogwaardige en betaalbare bedrijfshuisvesting (Twinning Centrum), financiering en netwerken, met als doel nieuwe bedrijvigheid/starters en doorstarters in de hoogwaardig technologische sectoren te stimuleren. Onder Twice vallen de centra Twinning, Beta 1 en 2 en Catalyst. De directievoering voor deze thematische bedrijvencentra wordt door Brainport Development verricht. 8. Brainport Development NV te Eindhoven Per 1 januari 2010 zijn NV REDE, Economische Ontwikkelingsmaatschappij Regio Eindhoven en Brainport Operations BV, de uitvoeringsorganisatie van Stichting Brainport, gefuseerd. Gezamenlijk vormen ze ‘Brainport Development', een ontwikkelingsmaatschappij nieuwe stijl. Brainport Development richt zich op het versterken van de economische structuur van de toptechnologieregio Brainport, belangrijke economische pijler van de Nederlandse economie. In 2012 heeft besluitvorming plaatsgevonden over de meerjaren financiering Brainport Development 2013 t/m 2016. Hiermee is invulling gegeven aan de tweeledige opdracht van de raad om de financiering van Brainport Development NV met een langere looptijd aan te gaan en met meer nadruk op projecten. Aangezien de gestelde ambities in de triple helix onverminderd hoog zijn in een tijd dat de overheidsfinanciën onder druk staan, wordt gestreefd naar een hogere bijdrage van de andere partners (bedrijfsleven en kennisinstellingen). 9. Meerhoven Meerrijk BV te Eindhoven Als onderdeel van het Stimuleringsplan Economische Herstel (mei 2009) heeft de gemeente Eindhoven voor het project Meerrijk een achtervang constructie opgezet. Mede hierdoor kon dit project, ondanks de crisis, in uitvoering worden gebracht, met de nodige positieve effecten voor de regionale werkgelegenheid in de bouw tot gevolg. Voor het project Meerrijk betekende dit dat de hoogstnoodzakelijke winkelvoorzieningen en het gezondheidscentrum van start konden gaan. Hierbij heeft de gemeente maximaal gebruik gemaakt van de financiële ondersteuningsmaatregelen van de Provincie en het Rijk, alsmede sturingsinstrumenten die we als gemeente zelf tot de beschikking hebben.
32
2. Paragrafen In het geval van Meerrijk betreft het een garantie op de afname van maximaal 70 niet-verkochte woningen, die overgenomen zijn van ASR vastgoedontwikkeling. De 70 woningen zijn reeds eigendom van Meerhoven Meerrijk BV. Uitgangspunt is om alle woningen zo spoedig mogelijk tegen acceptabele prijs te verkopen. Vanwege de huidige marktsituatie zal verkoop op korte termijn niet slagen en zal mogelijk overgegaan worden tot tijdelijke verhuur van de woningen. Verkoop van de woningen zal echter altijd de voorrang krijgen. 10. Enexis Holding NV te Groningen Enexis is een onafhankelijk netbeheerder en zorgt voor de aanleg, onderhoud, beheer en ontwikkeling van de transport- en distributienetten. zodat een veilige en ononderbroken distributie van gas en elektriciteit door de energieleveranciers kan plaatsvinden. Energievoorziening is een basisbehoefte voor burgers en bedrijven en daarmee een groot maatschappelijk en publiek belang. Burgers en bedrijven moeten er zeker van kunnen zijn dat energie altijd beschikbaar is. 11. Attero Holding NV te Arnhem Attero verzorgt een grootschalige verwerking van huishoudelijk restafval, organisch afval, bedrijfsafval en mineraal afval. 12. Bank Nederlandse Gemeenten NV te Den Haag BNG is de bank van en voor overheden en instellingen voor het maatschappelijk belang. BNG is expert in het financieren van publieke voorzieningen. Met gespecialiseerde financiële dienstverlening draagt BNG bij aan het zo laag mogelijk houden van de kosten van maatschappelijke voorzieningen voor de burger. Daarmee is de bank essentieel voor de publieke taak. De activiteiten van de BVG richten zich op het aantrekken en uitzetten gelden, verlenen kredieten en garanties, betalingsverkeer, valutatransacties, effecten en andere vermogensbestanddelen. 13. GR Werkvoorziening Regio Eindhoven (Ergon) te Eindhoven De uitvoering van de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW) in de vorm van een gemeenschappelijke regeling. Ergon is de uitvoeringsorganisatie. De gemeenten Eindhoven, Heeze-Leende, Valkenswaard, Veldhoven en Waalre zijn de verbonden partijen in deze Gemeenschappelijke Regeling. Met de gemeente Geldrop-Mierlo bestaat sinds 1 januari 2007 een inkooprelatie. Het kabinet wil dat alle mensen als volwaardig burger kunnen participeren aan de samenleving, bij voorkeur via een reguliere baan. De Participatiewet zal het wettelijke kader bevatten om mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen. Uitgangspunt blijft - ook na het sociaal akkoord - dat bestaande regelingen voor mensen met arbeidsvermogen die zijn aangewezen op ondersteuning, op te nemen in één regeling. De beoogde inwerkingtreding van de Participatiewet is 1 januari 2015. De regiogemeenten hebben destijds besloten om de voorbereiding op de stelselwijzigingen sociale zekerheid en de Participatiewet gezamenlijk op te pakken. Gelijktijdig hebben er een aantal bestuursbijeenkomsten van de portefeuillehouders SZ van de Ergon-gemeenten plaatsgevonden om te bezien of er draagvlak is om te komen tot een gezamenlijk scenario van de transitie in de sociale zekerheid. Los hiervan heeft Ergon een herstructureringsplan 2012-2015 vastgesteld om de bezuinigingen op de WSW op te vangen.
33
2. Paragrafen 14. GR Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE) te Eindhoven (Nieuw per 1 januari 2014: Metropoolregio Eindhoven) Op 26 juni 2013 heeft de Regioraad ingestemd met de transformatie van het SRE. Dit betekent dat vanaf 1 januari 2014 het SRE opgevolgd wordt door de Metropoolregio Eindhoven. Deze vernieuwde samenwerking is geënt op een gedeelde agenda, een gedeeld belang en gedeeld besef dat wij allen gebaat zijn bij een sterke (Brainport-)regio Eindhoven. We gaan werken met flexibele samenwerkingsvormen, die gedreven zijn vanuit de inhoud. En die het belang van de bewoners en bedrijven in de regio centraal stellen, ongeacht gemeentegrenzen. We willen daarbij als regio kracht maken en naar buiten toe als een eenheid optreden. We leggen onze focus en gaan daarbij vergaande samenwerken op het terrein van economie en arbeidsmarkt, bereikbaarheid en gemeentegrens overstijgende ruimtelijke vraagstukken. Ook de governance-structuur verandert, het centrale overleg wordt het Regionaal Platform. Het betreft het overleg van de 21 colleges om gezamenlijk strategie, koers en agenda te bepalen. Per opgave krijgt een bestuurder het mandaat om ‘te handelen’. Dat geldt zowel voor het vertegenwoordigen van de regio op de bovenregionale schaalniveaus, als voor het realiseren van de regionale opgaven. Regionale bevoegdheden leggen we neer bij de Metropoolregio Eindhoven (autoriteit). De nieuwe ambtelijke organisatie krijgt de naam Servicebureau Metropoolregio Eindhoven. Gemeenteraden nemen in de nieuwe regionale samenwerking een essentiële positie in. Intergemeentelijke samenwerking is noodzakelijk vanuit het besef dat de inwoners van de gemeente alleen goed bediend worden als hun ‘daily urban system’ werkt en op orde is. Elke gemeente is zelf verantwoordelijk om hiervoor de meest optimale coalities te sluiten. Voor de gezamenlijke regionale opgaven wordt de Regionale Agenda opgesteld, waarin de visie op de toekomst van de regio is vastgelegd en de doelen en acties zijn gespecificeerd. Jaarlijks wordt de Regionale Agenda (en begroting) geactualiseerd en via de gemeenteraden vastgesteld. het regionale programma. Twee maal per jaar worden alle raadsleden uitgenodigd voor een ‘regioavond’. Hierin staat de ontwikkeling van de regio centraal. Het programma voor de komende periode wordt bepaald en de opbrengsten van de afgelopen periode met elkaar gedeeld. Deze transformatie gaat gepaard met een verlaging van de inwonersbijdrage aan de SRE. Deze middelen zullen wij beschikbaar houden voor regionale samenwerking, door verschuiving naar meer subregionale samenwerking. De samenwerking met de campusgemeenten (economische topagenda) is perspectiefrijk en ook de vernieuwde samenwerking in het stedelijke gebied op beleidsvorming en –uitvoering (nog gericht op de thema’s wonen en werken) vraagt onze blijvende inzet. Daarnaast ontstaat er onder invloed van de voorgenomen decentralisaties in het sociaal domein en de rijksbezuinigingen een grotere noodzaak tot samenwerking in de regio. Eindhoven staat hier welwillend in, wanneer omliggende gemeenten een beroep op ons doen. Het voornemen van het kabinet is om de WGR+ af te schaffen en daarmee ook de wettelijke taken van het SRE op het terrein van verkeer en vervoer te beëindigen. Naar verwachting zal de nieuwe wet per 1 januari 2015 ingaan. In principe gaat de BDU Verkeer en Vervoer dan over naar de provincie Noord-Brabant. Meermalen hebben de 21 gemeenten uitgesproken dat zij dit een ongewenste ontwikkeling vinden. De doorontwikkeling van onze toptechnologieregio vraagt om optimale bereikbaarheid. Om de kracht van de regio te versterken, pleit de regio er voor dat bevoegdheden op het terrein van mobiliteit (blijvend) via de centrumsteden wordt gedelegeerd aan de regio.
34
2. Paragrafen 15. GR GGD Brabant Zuidoost te Eindhoven Onder regie van de gemeenten in de regio Brabant Zuidoost streeft de GGD BZO actief naar gezondheidswinst van alle inwoners door de gemeenten op alle aspecten van de openbare gezondheidszorg te adviseren en te ondersteunen. De nieuwe hoofdvestiging voor de GGD BZO in Eindhoven (Witte Dame) is gerealiseerd. Naast de financiering van de gemeenschappelijke taken middels een inwonersbijdrage neemt de gemeente Eindhoven bij de GGDBZO contract taken af in de vorm van een BCF subsidie. In 2013 heeft het college besloten een aanzienlijk pakket van deze contract taken niet meer af te nemen. Om deze reden ontstaan frictiekosten. Gezien het feit dat de GGDBZO een gemeenschappelijke regeling is waar de gemeente Eindhoven onderdeel van uitmaakt wordt op dit moment onderzocht op welke wijze met de ontstane frictiekosten moet worden omgegaan. 16. GR Veiligheidsregio Brabant Zuidoost te Eindhoven In de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Brabant Zuidoost (VRBZO) zijn de Regionale Ambulancevoorziening / Meldkamer Ambulancezorg ( RAV/MKA), het Bureau Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (GHOR) en de Regionale Brandweer ondergebracht. De gemeentebesturen van Eindhoven en Helmond hebben besloten om de brandweertaak te laten uitvoeren door de Veiligheidsregio. In 2014 en 2015 gaat extra aandacht uit naar de volledige (en verplichte) regionalisering van de brandweerzorgtaken. Per 1 januari 2014 worden ook voor de overige gemeenten de brandweertaken op regionaal niveau uitgevoerd. Om dit te realiseren wordt een visie op brandweerzorg, een vertaling naar spreidingsplannen en een passende begroting ontwikkeld. Dit vraagt om afstemming tussen de 21 deelnemende gemeenten. 17. GR Centrum Uitvoering Reinigingstaken Eindhoven en omgeving (CURE) te Eindhoven Doelstelling is een efficiënte uitvoering van de afvalinzameling die bij wet aan de gemeente is opgedragen. De gemeente zorgt voor waarborging van de continuïteit van de uitvoering van de gemeentelijke afvalinzamelingstaken waarbij de gemeente voldoende mogelijkheden heeft om het uitvoeringsbeleid van het openbaar lichaam te beïnvloeden (kwaliteit) en bovendien de mogelijkheid heeft om de uitvoering van haar reinigingstaken verder over te dragen. De GR CURE loopt tot en met 2013. De afvalinzameltaken in de gemeenten Eindhoven, Geldrop-Mierlo en Valkenswaard worden per 1 januari 2014 uitgevoerd door een nieuwe organisatie. De drie gemeenten hebben besloten dat ze daarvoor een nieuwe gemeenschappelijke regeling oprichten. De gemeenten willen binnen deze nieuwe regeling de afstand verkleinen tussen regie en uitvoering. Ook verwachten zij meer flexibiliteit bij aanpassingen van beleid en het takenpakket. Daartoe zijn afvalbeheertaken die nu door de gemeenten worden uitgevoerd, overgedragen en in een staf ondergebracht. In de nieuwe gemeenschappelijke regeling maakt de private partij (RRD BV) geen onderdeel meer uit van het bestuur.
35
2. Paragrafen 18. Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant (ODZOB) te Eindhoven De Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant (ODZOB) is een Openbaar Lichaam op basis van de Gemeenschappelijke Regeling (GR), gevormd door 21 gemeenten en de provincie Noord-Brabant. De Omgevingsdienst draagt zorg voor het inrichten en handhaven van een maatschappelijk gewenste en door de lokale overheden aangegeven fysieke leefomgeving in Zuidoost-Brabant. De Omgevingsdienst voert vanaf 1 juni 2013 taken uit op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH)op het taakveld milieu. Sturing op beperking van de risico’s door deze verbonden partij is van belang en zal nauwlettend gevolgd worden. Het risico betreft in hoofdzaak taakstellende bezuinigingen, formatie-afbouw en voldoende opdrachtvolume. 19. Coöperatieve Vereniging Brainport Design (Capital D) te Eindhoven Capital D is opgericht om de designkracht in de stad en regio te bundelen, om de design- en technologiegemeenschap in de Brainportregio naar een hoger plan te tillen (van nationaal leidend naar de Europese top). Capital D kampt met aanloopverliezen, onder andere vanwege onvoldoende basisfinanciering voor overhead, waardoor een aanzienlijk negatief Eigen Vermogen is ontstaan. In samenwerking met de belangrijkste stakeholders (founding fathers en de provincie) wordt onderzocht op welke wijze een gezonde doorstart kan worden gemaakt waarbij ingezet wordt op kapitalisatie van de Intellectual Property rechten.
36
2. Paragrafen 2.4 Onderhoud kapitaalgoederen Algemeen De kapitaalgoederen waar wij het hier over hebben zijn onder andere wegen, openbaar groen, riolering en gebouwen. Veel meldingen van burgers hebben betrekking op onderhoud van kapitaalgoederen. De burger spreekt raadsleden aan op loszittende stoeptegels, gaten in de weg, slecht onderhouden schoolgebouwen e.d. De paragraaf onderhoud kapitaalgoederen geeft via een dwarsdoorsnede van de begroting inzicht in de mate van onderhoud en de financiële lasten die daarmee gepaard gaan. Met onderhoud van kapitaalgoederen is een substantieel deel van de begroting gemoeid. Een helder en volledig overzicht is daarom van belang voor een goed inzicht in de financiële positie. Onderhoud openbare ruimte De gemeente heeft de verantwoordelijkheid voor het beheer van de openbare ruimte. Deze openbare ruimte bestaat uit een aantal kapitaalgoederen: b Wegen, openbare verlichting en kunstwerken (programmaonderdeel 8.2); b Groen (programmaonderdeel 8.3); b Water inclusief Riolering (programmaonderdeel 8.4). Het onderhouden van kapitaalgoederen waarborgt de continuïteit van de voorzieningen. Het onderhoud is onderverdeeld in: b Cyclisch jaarlijks onderhoud: dagelijks of cosmetisch onderhoud, zoals papierprikken, onkruidbestrijding, straatvegen en snoeien; b Curatief onderhoud: naar aanleiding van meldingen. De drie O’s: onvoorzien, onvermijdbaar, onuitstelbaar, zijn hier van toepassing. Noodzakelijk voor permanente gebruikskwaliteit Openbare Ruimte; b Groot onderhoud zoals renovatie beplantingen en bomen, opnieuw bestraten en asfaltrenovaties. In 2006 is de Visie Openbare Ruimte vastgesteld. Hierin is de ambitie opgenomen om de basiskwaliteit in de openbare ruimte op het gebied van onderhoud voor alle wijken te behalen. Samen met het handboek Openbare Ruimte (2010), het Basisboek Openbare Ruimte (2013) en de Kwaliteitscatalogus Onderhoud Openbare Ruimte zorgt dit voor een bestuurlijk vastgesteld ambitieniveau voor het onderhoud van de stad. Daarnaast is in 2011 het nieuwe gemeentelijk rioleringsplan door de Raad vastgesteld. Hiermee is over de volle breedte van de te beheren voorzieningen de ambitie op het gebied van water beleidsmatig en bestuurlijk ingevuld. Waar tot 2006 de inputbenadering vooral richtinggevend is geweest voor het Beheer Openbare Ruimte – dat wil zeggen dat de taakstellende budgetten bepalend waren voor het kwaliteitsniveau – is momenteel de kwaliteitscatalogus voor het onderhoud van de stad richtinggevend. De kwaliteitscatalogus voor het onderhoud van de stad gaat uit van een viertal kwaliteitsniveaus (hoog, basis, laag en zeer laag) en twee kwaliteitskenmerken (schoon/netjes en heel/veilig). Met de Visie Openbare Ruimte is bepaald welk kwaliteitsniveau voor Eindhoven geldt (basiskwaliteit voor ca. 98% van de stad). Uit onderzoeken en technische inspecties blijkt hoe het onderhoud van de stad op verschillende onderdelen scoort (zie ook de programmaonderdelen 8.2 en 8.3). De technische kwaliteit vormt het belangrijkste afwegingscriterium, daarnaast is er ook aandacht voor de inbreng van bewoners bij het onderhouden van de openbare ruimte.
37
2. Paragrafen Ontwikkeling De te onderhouden hoeveelheid openbare ruimte is de afgelopen jaren netto toegenomen. De kosten van het onderhoud zijn door de prijsindexering eveneens gestegen. Beoogd is om deze kostenstijgingen op te vangen door de onderhoudsbudgetten te corrigeren met een budgetindexering (inflatiecorrectie) en accres (voor de areaaluitbreiding). De stijging van de kosten en de budgetten loopt echter niet gelijk op. Er is de afgelopen vier jaar gemiddeld 3% per jaar verschil tussen kosten- en budgetstijging. Het gaat daarbij om de kosten voor het dagelijks onderhoud (zoals vegen, reiniging, snoeien) en het groot onderhoud (zoals herstraten, groenrenovaties), in zowel de raadsprogramma’s 8.2 openbare ruimte als 8.3 groen- en recreatievoorzieningen, met een totaalbudget van circa € 33 miljoen. Dit leidt tot structurele knelpunten, op korte termijn in het dagelijks onderhoud en op langere termijn in het groot onderhoud. Dit laatste genereert ook extra kosten door (curatieve) schade. De huidige berekeningsystematiek is niet toekomstbestendig. Er is onvoldoende budget voor onderhoud van nieuwe gebieden, zoals het park Meerland. De komende jaren wordt verkend hoe meer stabiliteit kan worden gebracht in de middelen die we beschikbaar hebben voor onderhoud en beheer in relatie tot de lastendruk. In 2012 zijn de niet door de systematiek gedekte meerkosten eenmalig met gecompenseerd met € 400.000. Vanaf 2014 gebeurt dit structureel. De afgelopen jaren hebben we een overschrijding geconstateerd van de curatieve lasten in de openbare ruimte. Daarom verhogen we het budget hiervoor met € 500.000,-. Dit dekken we door het onderhoudsbudget openbare ruimte met een bedrag van € 500.000,- te reduceren. Dat kan doordat we een tweetal al ingezette bewegingen in het onderhoud van de openbare ruimte versnellen: van traditioneel naar natuurlijker groen beheer en spelen, en van grijs naar groen. Om de noodzakelijke groot onderhoudsprojecten van onze infrastructuur en civieltechnische kunstwerken te kunnen realiseren, worden deze de komende jaren expliciet benoemd in het MIP. Hiermee kan worden voorkomen dat de onderhoudsachterstanden verder oplopen. Wegen (inclusief kunstwerken, viaducten, bruggen en tunnels) Om de wegen van de Gemeente Eindhoven te onderhouden en daarmee duurzaam in stand te houden is het van belang inzicht te krijgen in de investering in relatie tot het jaarlijkse onderhoudsbudget. Hieruit is globaal af te lezen in welk tempo wij de wegen onderhouden. Voor wegen ziet deze relatie er zeer globaal als volgt uit: Kapitaalgoederen Elementenverharding Asfaltverharding Halfverharding Totaal Afgerond jaarlijks budget voor instandhouding verhardingen excl. andere programma’s zoals verkeer en water: Totaal
Areaal Investeringskosten/m2 Totale investering 8.645.000 m2 € 75,- (indicatie) € 648.375.000,4.134.000 m2 € 93,- (indicatie) € 384.462.000,255.280 m2 € 30,- (indicatie) € 7.658.400,€ 1.040.495.400,-
€6.000.000,-
38
2. Paragrafen De gemiddelde levensduur van een weg bedraagt 30 jaar. De gemiddelde vervangingswaarde bedraagt daarmee € 34.7 miljoen. Hieruit blijkt dat slechts ongeveer (€ 6 mln van € 34,7 mln) 17% van de stad jaarlijks aangepakt kan worden met het taakstellende onderhoudsbudget. Hierbij dient opgemerkt te worden dat naast de onderhoudsmiddelen, de openbare ruimte ook wordt verbeterd door het uitvoeren van investeringsprojecten. Door de crisis en de toenemende bezuinigingen neemt het aantal investeringsprojecten in de openbare ruimte af. De totale vervangingswaarde van de openbare verlichting bedraagt € 29 miljoen. Rekening houdend met een gemiddelde levenduur van masten van 40 jaar en armaturen van 20 jaar, bedraagt de jaarlijkse vervangingswaarde € 1.075.119,-. De beschikbare middelen voor vervangingen en renovaties bedragen € 450.000,--. Hiermee kan 41,8% van het totaal aantal lichtmasten aangepakt worden. In 2014 wordt de verlichting van de gemeente in het kader van de Roadmap Stedelijke Verlichting innovatief aanbesteed. Dit moet leiden tot organisatie van de openbare verlichting met een gesloten verdienmodel. Civieltechnische kunstwerken We hebben in totaal 232 kunstwerken in beheer. De onderhoudskosten (exclusief vervanging bedragen t/m 2023 € 23 miljoen euro. De vervangingskosten van deze bruggen en viaducten varieert van enkelen duizenden euro’s voor een houten bruggetje tot meer dan 10 miljoen euro voor bv de Hovering. Ook de levensduur van de civieltechnische kunstwerken varieert enorm: van 10/15 jaar voor een houten brug tot 80/100 jaar voor een betonnen viaduct. Op basis van de technische levensduur zouden tot en met 2020 22 kunstwerken vervangen moeten worden. Omdat dit een theoretische levensduur is, worden extra onderzoeken uitgevoerd om de noodzaak van vervanging of het treffen van maatregelen inzichtelijk te maken. Het huidige jaarlijkse budget voor groot onderhoud en vervanging van civieltechnische kunstwerken bedraagt € 650.000,--. Op basis van de huidige gegevens kan geconcludeerd worden dat er vanaf 2018 extra middelen nodig zijn voor vervanging van kunstwerken (op basis van laatste gegevens € 4.000.000,--). Bij bruggen en viaducten die ouder zijn dan 20 jaar bestaat het risico dat de constructie niet meer voldoet aan de huidige verkeersintensiteiten. Met visuele inspecties kan niet in beeld worden gebracht of de constructie voldoende is. Door middel van risico-analyses wordt nader onderzocht of maatregelen noodzakelijk zijn. Uit de huidige risico-analyses (17) dat 4 viaducten voor 2018 vervangen moeten worden. De brug Beemdstraat en fietsbrug ’t Werdje zijn reeds geprogrammeerd. Voor vervanging van de bruggen Wolvendijk en Karel de Grotelaan zijn nog geen middelen beschikbaar (€ 1,75 en € 2,25 miljoen). 11 houten (loop)bruggen die op basis van hun levensduur vervangen moeten worden kunnen in de onderhoudsprogramma’s meegenomen worden. Indien de bruggen niet tijdig worden vervangen, zullen de wegen afgesloten moeten worden om de situatie veilig te houden. In 2013 en 2014 worden weer (2x) 10 viaducten geanalyseerd. Eind 2014 zijn de risico’s van die kunstwerken inzichtelijk en is duidelijk of en zo ja welke maatregelen getroffen moeten worden. Op dit moment lopen we geen acuut risico.
39
2. Paragrafen Achterstanden Uit technische inspecties (uitgevoerd door gespecialiseerde instanties) dat er sprake is van achterstanden op het gebied van verharding en verlichting: de achterstanden op het gebied van verharding bedragen 29,5% (cijfers 2010, medio 2013 zijn nieuwe cijfers beschikbaar). De achterstanden op het gebied van openbare verlichting (armaturen) bedragen 24%. De achterstanden op het gebied van civieltechnische kunstwerken zijn inmiddels ingelopen. De budgetten zijn echter niet toereikend om achterstanden in de toekomst te voorkomen. De achterstanden worden onder andere veroorzaakt doordat in de jaren 70 veel infrastructurele voorzieningen zijn aangelegd. Deze wegen zijn nu toe aan vervanging. Daarnaast zijn de kosten voor het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden aanzienlijk verhoogd. De positieve trend de afgelopen jaren werd veroorzaakt door de NRE middelen (25 miljoen euro) die van 2006 t/m 2010 beschikbaar zijn gesteld. Het extra onderhoudsbudget dat vanaf 2007 (2,5 miljoen vanaf 2008) beschikbaar is gesteld, is inmiddels door bezuinigingen teruggelopen naar € 1.119.000,-. Door bij groot onderhoud kritisch te kijken of de betreffende voorzieningen nog nodig zijn, integraal te programmeren, sober te ontwerpen en door zoveel mogelijk te ontharden wordt getracht de onderhoudskosten in de toekomst zo veel mogelijk te beperken. Water Onderhoud Water (inclusief riolering en oeverbescherming) Kerncijfers en overige gegevens riool rioolkolken gemalen oppervlaktewater
1.238 km 81.270 stuks 148 stuks 57 km
Voor het onderhoud van de kapitaalgoederen ‘water’ is het volgende kaderstellend: b Europese Kaderrichtlijn Water b (Nationaal) Bestuursakkoord Water b Wet milieubeheer, Waterwet en Gemeentewet. De gemeente heeft een wettelijke zorgplicht voor de inzameling en het transport van afvalwater en voor het (overtollig) hemel- en grondwater. b Gemeentelijk rioleringsplan (GRP) 2011-2014. Voor de (ondergrondse) voorzieningen die voor water zijn aangelegd voorziet het GRP in het duurzaam in standhouden ervan b Het Convenant Waterplan dat begin 2006 door de vier waterpartners is ondertekend benoemt voor de oppervlaktewateren de uitgangspunten voor inrichting, beheer en onderhoud; b Het meerjarenprogramma baggeren (2006-2015) geeft een tienjarenplan voor de sanering van de waterbodems van alle stadswateren; b Plannen voor herinrichting en onderhoud van de beide kanalen (Eindhovens kanaal en Beatrixkanaal) raadsbesluit voor de (her)ontwikkeling van het Beatrixkanaal; b Activiteiten afstemmen op wijkvernieuwing, herbestraten, overig onderhoud (‘integraal programmeren’)
40
2. Paragrafen Kosten onderhoud in 2014 Het GRP legt een duidelijk accent op een gestructureerd beheer en onderhoud en bijbehorende exploitatielasten. Zo is er een intensivering van het reiniging- en inspectieprogramma, waarbij iedere 10 jaar het gehele stelsel aan bod komt. Alle overige elementen van onderhoud (zoals kolken, lijnafwatering, overstorten, gemalen, bergingskelders, zinkers) zijn opgenomen in het meerjarig onderhoudsprogramma. Hierin zijn frequentie en wijze van onderhoud vastgelegd. Dit borgt de instandhouding van deze voorzieningen. Voor onderhoud van kapitaalgoederen (riolering, gemalen oppervlaktewater) is in de begroting 2014 een bedrag van € 4.851.000,-- opgenomen. Dit zijn de kosten voor exploitatie onderhoud inclusief de personele lasten en exclusief de kapitaallasten, afdracht BCF en mutatie voorziening. Voor de dekking van de kosten zijn de begrote exploitatielasten in het GRP doorgerekend. Hier is een bijbehorend dekkingsplan vastgelegd. Vervolgens is de rioolheffing voor de periode 2011-2014 bepaald. Nadere toelichting over het onderhoud Het onderhoud kan onderverdeeld worden in: b cyclisch jaarlijks onderhoud: kolken reinigen rioolgemalen reinigen; periodiek reinigen en onderhouden oppervlaktewater; b curatief onderhoud: naar aanleiding van klachten. Noodzakelijk voor goed laten functioneren van het rioolsysteem en het oppervlaktewatersysteem; Onderhoudsachterstanden Er is geen achterstand. Uitvoering projecten ter verbetering van kapitaalgoederen Conform het GRP 2011-2014 worden vervangings- en verbeteringsinvesteringen uitgevoerd. De grondwateronttrekkingen Vredeoord en Aalsterweg worden in samenwerking met de waterpartners in stand gehouden en er wordt gewerkt aan een verdere optimalisatie van de (toekomstige) inrichting van de grondwateronttrekking Aalsterweg / Genneperparken. In het raadsprogramma Ruimtelijk en collegeproduct Water is dit nader omschreven. Het project opwaardering Beatrixkanaal wordt in 2014 afgerond. Voor de dekking van deze investeringen zijn de begrote investeringen langjarig in het GRP doorgerekend. Hier is een bijbehorend dekkingsplan vastgelegd. Vervolgens is de rioolheffing voor de periode 2011-2014 bepaald. Specifiek voor riolering: GRP 2011- 2014, investeringen en exploitatie Kengetallen/Prestatie-indicatoren met streefwaarden
Begroot 2014
1. Investeringen
€ 16,5 miljoen
Rioolvervanging en –verbetering
8.576 m
2. Exploitatie
€ 4.731.000
Inspectie en reiniging riolen
125 km
Reiniging kolken
162.500 st
Reiniging en inspectie rioolgemalen
480 st
41
2. Paragrafen Actualisatie kostendekkingsplan Gemeentelijk Rioleringsplan 2014 Om inzicht in de tariefontwikkeling van de rioolheffing te verkrijgen, dient jaarlijks het kostendekkingsplan te worden geactualiseerd. Hiermee kunnen schoksgewijze aanpassingen van het tarief worden voorkomen. In het GRP 2011-2014 zijn strategische langjarige prognoses gemaakt voor vervangingsinvesteringen en verbetermaatregelen. In de langjarige prognose is een zo reëel mogelijke planning aangehouden, echter op voorhand kan niet exact worden bepaald hoe het realisatietraject verloopt. Factoren die van wezenlijke invloed zijn op de planning betreffen onder andere: afhankelijkheid van de voortgang van stedelijke ontwikkelingen / andere projecten, wettelijke procedures, samenspraak, inspraak, marktwerking in de aannemerij en personele capaciteit. Het kostendekkingsplan is geactualiseerd. De actualisatie van het kostendekkingsplan zorgt voor een wijziging van het saldo van de voorziening vervangen riolen ultimo 2014. De wijzigingen staan in onderstaande tabel Onderwerp Jaarrekening 2012
Bedrag + 4.334.088
Effect 2014 van de indexering rioolheffing met 2% en actualisatie aantal heffingseenheden per 1-1-2013 Effect 2013-2014 aanpassing investeringsplanning 2013-2014 (doorschuiven van investeringen naar 2015 e.v. mede i.v.m. de MKBA)
+
441.454
+
5.515.829
Effect 2014 actualisatie van de exploitatie kosten per 1-1-2014
-
89.562
Totaal
Opmerkingen Dit betreft een lager investeringsvolume voor projecten. Dit door personele capaciteit, afstemming met omgeving en door de Maatschappelijke Kosten Baten Analyse (MKBA). Dit voordeel is voor de periode van 2015 en verder structureel per jaar. Tegenover het voordeel van de aanpassing investeringsplanning 20132014 (doorschuiven van investeringen naar 2015 e.v.) staat eenzelfde bedrag aan nadeel in de periode 2015 en verder. Dit betreft de indexering van de exploitatie en de personele lasten alsmede de bijgestelde prognose (op basis van huidige opbrengsten) voor de havengelden
€ 10.201.809
Op grond van de huidige inzichten wordt voor het saldo van de voorziening vervanging riolen ultimo 2014 een toename geprognosticeerd ter grootte van €10.201.809 ten opzichte van de actualisatie voor 2013. (van € 7.907.343 naar 18.201.152) Bovenstaande actualisatie is zowel financieel als inhoudelijk al verwerkt in de primaire begroting 2014 en de verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2014. Een toelichting op de ontwikkeling van de tarieven staat in de paragraaf lokale heffingen.
42
2. Paragrafen Ontwikkelingen In 2014 wordt het GRP 2015-2018 ter vaststelling aan de gemeenteraad aangeboden. Hiermee wordt de meerjarenplanning geactualiseerd en een kostendekkingsberekening uitgevoerd. Dit om te bezien in hoeverre de rioolheffing toereikend is. Groen en recreatie Onderhoud groen en recreatievoorzieningen Kerncijfers en overige gegevens Aantal stedelijke straat en parkbomen Aantal bomen buitengebied Oppervlakte stedelijk groen Oppervlakte buitengebied Kinderboerderij Speelplekken
91.000 stuks 11.000 stuks 960 ha. 380 ha. 1 stuk 730
Voor het onderhoud van de kapitaalgoederen ‘groen en recreatie’ is het volgende kaderstellend: b Wettelijke eisen op het gebied van veiligheid voor groen en speelvoorzieningen (gemeente heeft als eigenaar de zorgplicht) b Flora- en fauna wet (gemeente heeft als eigenaar de plicht om zorgvuldig te handelen ten aanzien van beschermde plant- en diersoorten). b Nationaal, provinciaal natuurbeleid, met name de in het streekplan uitgewerkte ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszones b Groenbeleidsplan (gemeente, 2001) b Nota Niet kappen tenzij (gemeente, 2007) b Bomenbeleidsplan (gemeente, 2008) Kosten onderhoud in 2014 Begrote cyclische onderhoudskosten, groot onderhoud/investeringen en curatief onderhoud liggen jaarlijks rond de 13,5 miljoen. Nadere toelichting over het onderhoud Het onderhoud kan onderverdeeld worden in: b Cyclisch jaarlijks onderhoud Technische instandhouding als maaien, snoeien en 1 op 1 vervanging van bomen en speeltoestellen b Cyclisch meerjaarlijks onderhoud (zoals snoeien van bomen, bosplantsoen etc). b Exploitatie kinderboerderij (instandhouding gebouw en veestapel).. b Groot onderhoud/ investeringsprojecten worden op programmatische wijze gedaan in samenhang met andere programma’s binnen de gemeente (integraal programmeren). b Curatief onderhoud: Onvoorziene schades, plagen in groen etc.
43
2. Paragrafen Onderhoudsachterstanden Op veel bomen dreigt ten aanzien van (met name ondergrondse) groeiplaatsruimte achterstand te ontstaan, waardoor de groendoelstellingen in gevaar komen. Enerzijds komt dit doordat de bomen groter worden en eenvoudig weg meer ruimte nodig hebben, maar anderzijds komt dit meer nog door de toenemende ondergrondse dynamiek en ruimtevraag van niet-groene voorzieningen, met name op drukkere plaatsen zoals de binnenstad, en langs de radialen. (onder meer door kabels en leidingen, ondergrondse vuilopslag, wegfunderingen, ect.) Uitvoering projecten ter verbetering van kapitaalgoederen Een inhaalslag op onderhoudsachterstanden is opgestart in de periode 2009-2012 met behulp van de inzet van aanvullende incidentele middelen voor investeringsprojecten (waarbij direct ook het achterstallig onderhoud wordt aangepakt). De uitvoering loopt door tot en met 2015. Voor nieuwe investeringsprojecten zijn vooralsnog zeer beperkt middelen beschikbaar. Ontwikkelingen In het kader van de bezuinigingen: b Met ingang van 2013 is in het programma groen jaarlijks bedrag €1,8 miljoen minder beschikbaar in verhouding tot de (toenemende) taken die worden gedaan. (waarvan 1,3 miljoen incidenteel beschikbaar was gesteld voor achtereenvolgens vier jaar). Dit is hoofdzakelijk opgevangen door de investeringsgelden te beperken en deels door het niet meer onderhouden van plantenbakken in winkelcentra en door meer ecologisch graslandbeheer (minder intensief maaien gazons en frequentie terugbrengen). Ook wordt het totaalareaal speelvoorzieningen niet meer uitgebreid en waar mogelijk aangestuurd op krimp. De voorgenomen bezuiniging van € 0,4 miljoen op Groen en Openbare Ruimte is teruggedraaid. Besloten is om dit bedrag structureel in te zetten in het groenprogramma. De afgelopen jaren hebben we een overschrijding geconstateerd van de curatieve lasten in de openbare ruimte. Daarom verhogen we het budget hiervoor met € 500.000,-. Dit dekken we door het onderhoudsbudget openbare ruimte met een bedrag van € 500.000,- te reduceren. Dat kan doordat we een tweetal al ingezette bewegingen in het onderhoud van de openbare ruimte versnellen: van traditioneel naar natuurlijker groen beheer en spelen, en van grijs naar groen. Om de noodzakelijke groot onderhoudsprojecten van onze infrastructuur en civieltechnische kunstwerken te kunnen realiseren, worden deze de komende jaren expliciet benoemd in het MIP. Hiermee kan worden voorkomen dat de onderhoudsachterstanden verder oplopen. Daarnaast krijgt de verdere versterking van het groen in de stad, op twee manieren concrete invulling: b Jaarlijks wordt (vanaf 2014) een bedrag van ca € 400.000,- aanvullend geïnvesteerd in groenprojecten, gefinancierd vanuit het MIP. b
De versterking van het groen bij verkeersprojecten (met name de aanleg en renovatie van fietspaden en de aanleg van grote infrastructuur zoals de HOV) wordt dwingender: vanaf het begin van deze
44
2. Paragrafen verkeersprojecten wordt de versterking van de groenkwaliteit als uitgangspunt opgenomen. Bij het uiteindelijk ontwerp wordt hierop ook getoetst en inzichtelijk gemaakt op welke wijze de groenkwaliteit duurzaam wordt vergroot. In kadernota 2014 is de prioritering voor nieuwe investeringsinitiatieven bepaald in het verlengde van de collegeprioriteiten in de vorm van de thema’s onderwijs, HOV en integrale wijkvernieuwing. Voor de volgende jaren, te beginnen bij het nieuwe MIP 2014 is deze prioritering verruimd met de thema’s (regionale) bereikbaarheid, groen en de gebiedsontwikkeling Strijp S. Omdat het beschikbare budget taakstellend is worden in 2014 de eerder gemaakte keuzes verder uitgewerkt: b Zeer beperkt nieuwe investeringsprojecten beginnen. b Waar mogelijk investeringsprojecten gericht uitvoeren om de jaarlijkse onderhoudskosten te verlagen (het omzetten van bestrating in groen en het omzetten van opgaande beplanting in gras) b Alleen de meest urgente inboet van beplanting en bomen uitvoeren. b In veel gevallen speeltoestellen niet vernieuwen als deze aan vervanging toe zijn, maar levensduur verlengen en indien economisch niet meer rendabel, in samenspraak met bewoners overgaan tot verwijderen en niet meer terugplaatsen. Waar in overleg met bewoners wenselijk zal de beweging richting natuurlijk spelen doorgezet worden.
45
2. Paragrafen 2.5
Grondbeleid
De uitdagingen zijn ook in het ruimtelijke domein fors. Sinds de banken-, vastgoed- en economische crisis is het financiële klimaat ingrijpend veranderd. Maar niet alleen het financiële klimaat is veranderd. De veranderingen in het vertrouwen in de overheid en de relatie van de overheid met de buitenwereld zijn in dezelfde orde van grootte. De oplossingen die de gemeente heeft op de problemen van gisteren passen niet meer op de vragen van vandaag, laat staan op de uitdagingen van morgen. Klassieke rolopvatting of traditionele verhoudingen hebben hun kracht verloren. Dat geldt voor het hele ruimtelijke domein, en zeker ook voor het grondbedrijf. Tot 2008 stegen de onroerend goedprijzen, en grondexploitaties kenden daardoor weinig tot geen risico’s. Sterker nog: naast de hoge bouwproductie droegen grondexploitaties ook financieel bij aan de gemeentebegroting. In 2008 legde de financiële crisis echter de vastgoedmarkt stil. Tussen 2008 en 2010 reageerde de gemeente Eindhoven daarop door, net als de rest van Nederland en gesteund door rijksstimuleringsmaatregelen, extra strategische verwervingen en garantstellingen, om de terugval in bouwproductie te beperken. Door de extra investeringen hoopte de overheid de gevolgen van de crisis te beperken. Omdat in 2010 duidelijk was, dat de crises aan bleven houden heeft dit college diverse maatregelen getroffen om een trendbreuk in gang te zetten en het aanbod van woningen, kantoren en bedrijventerreinen meer in balans te brengen met de vraag. We werken niet meer mee aan ruimtelijke initiatieven die niet in ons beleid passen, en strijdig zijn met onze prioritering. Zodoende hebben we het overaanbod op de woningen-, kantoren- en bedrijvenmarkt kunnen reduceren, zodat vraag en aanbod daar waar we kunnen meer met elkaar in evenwicht zijn gebracht. We hebben onze verwachte opbrengstenstijging sinds 2009 op 0% gesteld. Dit heeft ertoe geleid dat verwachte winstprognoses van nog lopende projecten sterk zijn verminderd en dat van een aantal lopende grondexploitaties zichtbaar werd dat ze verliesgevend zullen eindigen. Deze verwachte verliezen zijn inmiddels al genomen (eind 2012 in totaal circa € 41,7 miljoen). Maar dit blijkt niet genoeg, zeker niet nu het einde van de crisis nog niet is bereikt. Diverse gemeentelijke grondbedrijven zijn daardoor al in (financieel) zwaar weer beland, en hebben geen andere keuze meer dan saneren. Het financiële effect van de laagconjunctuur is dat de inkomsten in de grondexploitatie fors teruglopen. Voor ons geldt daarbij nog eens specifiek dat toekomstige ontwikkelingen vooral binnenstedelijk zullen zijn, met bijkomende hogere kosten voor verwerving en bouwrijp- en woonrijp maken waardoor het financieel rendement extra onder druk staat. Om inzicht te krijgen in de omstandigheden in Eindhoven is daarom een extern adviesbureau gevraagd een analyse te maken van de waardering van en de sturing op het grondbedrijf. Expliciete vraag daarbij was of de uitgangspunten in de meerjarenprognose grondbedrijf voldoende onderbouwd zijn in relatie tot de huidige marktomstandigheden om in control te zijn. Waar we voorheen een actieve rol innamen in grond- en investeringspolitiek gaan we nu meer op zoek naar partners. Die andere rol willen en moeten we nemen, ook omdat de financiële mogelijkheden nu en in de nabije toekomst geringer zijn we tot nu toe gewend zijn. Een rol zoals we die nu in pilots als het NRE-terrein en Mariënhage met de stad aan het ontdekken zijn. Waar we de zaken echt anders aanpakken, en verbinden
46
met onze partners om ruimtelijke ontwikkeling mogelijk te maken. De grote gebiedsontwikkelingen, gebaseerd op een blauwdruk gemaakt door de gemeente, hebben daarnaast plaats gemaakt voor kleinere, kleinschalige initiatieven, waarbij de eindgebruikers nadrukkelijk in beeld zijn of aan het roer zijn. Particulier opdrachtgeverschap, of collectief opdrachtgeverschap nemen de rol over van de projectontwikkelaar, zoals bij Meerhoven en Blixembosch. De financieringsmodellen zoals we die voorheen kenden werken niet meer. Banken en financiers hebben zich massaal uit de vastgoed- en bouwmarkt teruggetrokken. Dat vraagt om een andere rol van de overheid. Een rol waarbij we vooral verbinden, faciliteren, en waarbij we partners in ons netwerk nader tot elkaar brengen. De houding die daarbij past is er een die uitgaat van vertrouwen, en van het lef hebben om ook los te laten. Waarbij we liever kiezen dan schaven, omdat Eindhoven dat verdient. En waarbij we voor de opgave staan om vooral de bestaande stad te transformeren en in te zetten op hergebruik, en niet meer op de grote nieuwbouwontwikkelingen. Die opgave legitimeert niet langer dat de gemeente op grote schaal actief in grond of vastgoed investeert. De gemeente neemt geen risico’s meer, zonder dat de eindgebruikers er zich met voorinvesteringen eveneens aan hebben gecommitteerd. De ontwikkelingen in markt en maatschappij, en de analyse van het externe adviesbureau tonen aan dat verdere verbeteringen nodig zijn. Dit betekent iets voor zowel de gemeentelijke organisatie als voor de wijze waarop zij opereert. De verbetermaatregelen zijn te herleiden tot 3 wijzigingen: 1) We werken op een andere manier Met de inrichting van een nieuw ruimtelijk domein komen we tegemoet aan de behoeftes van de stad. We verschuiven in onze rol van aanbod naar vraag. Wat vraagt de stad? En wat mag die stad dan van ons verlangen? We vormen coalities, en faciliteren de stad om te doen waar zij goed in is. We verleggen onze blik, en denken meer van buiten naar binnen, waarbij we nadrukkelijk ons netwerk in staat stellen te bouwen aan Eindhoven. We versterken de beheersing in onze projecten, maar laten los in onze regels en onze regisserende rol. Van investeren en regisseren naar faciliteren en stimuleren. 2) We verfijnen onze meerjarenprognose grondbedrijf We onderschrijven een groot deel van de conclusies en aanbevelingen van het extern adviesbureau. We onderzoeken op basis van de aanbevelingen hoe we in het MPG 2014 de rente- en apparaatskosten, de grondprijzen en de overprogrammering opnemen, 3) Toekomstige reductie van formatie De gemeentelijke organisatie verwerkt nu de bezuinigingen op de formatie die we bij Route 2014 hebben afgesproken. Daarna volgt de inrichting van het nieuwe ruimtelijke domein, waarbij we op basis van synergie en efficiëntie kansen zien om met minder mensen het werk te verrichten. Maar ook de verschuiving van grote gebiedsontwikkelingen naar transformatie van de bestaande stad leidt ertoe, dat we in het nieuwe ruimtelijke domein met minder mensen toekunnen. Daarnaast voorzien we nu, dat de dip in zowel kantoren als winkels structureel van aard is, onder invloed van maatschappelijke ontwikkelingen, Wanneer de projectenportefeuille dan ook nog verder afneemt zal dit invloed hebben op de omvang van de formatie, waarbij niet is uit te sluiten dat dit wederom personele consequenties heeft.
47
2. Paragrafen
Deze maatregelen hebben uiteraard ook financiële consequenties. Daarvoor zijn al een aantal maatregelen genomen of in voorbereiding. De structurele afspraken daarover verwerken we, in goede afstemming met de raad, in de Kadernota 2015-2018. Financiële positie grondbedrijf Voor de financiële positie van het grondbedrijf is relevant de benodigde weerstandscapaciteit om risico’s uit de grondexploitaties op te kunnen vangen en de beschikbare weerstandscapaciteit die in hoofdzaak wordt bepaald door de stand van de Reserve Bouwgrondexploitaties. Benodigde Weerstandscapaciteit: Het weerstandsvermogen 1 geeft de relatie aan tussen de risico’s waar geen maatregelen voor zijn getroffen en de weerstandscapaciteit die de gemeente heeft om de (eventueel) bijkomende niet begrote kosten op te kunnen vangen. Het betreft risico’s die nog niet voorzien zijn in projecten en dus niet financieel vertaald zijn in de planexploitaties. Deze risico’s dienen minimaal afgedekt te zijn in de totaal aanwezige weerstandscapaciteit van de gemeente. Dit betreft dan een achtervang voor het geval deze gecalculeerde (niet voorziene) risico’s daadwerkelijk optreden. Tabel 2.7 Benodigde weerstandscapaciteit
De benodigde weerstandscapaciteit wordt als volgt bepaald Benodigde weerstandscapaciteit lopende projecten: 50% van de marktrisico's van lopende projecten 100% van projectrisico's minus reeds gereserveerd in post onvoorzien
Basis risico scenario Ondergrens
Worst case risico scenario Bovengrens
Benodigde weerstandsca pacteit
€ 21.100.000 € 41.600.000 € 31.350.000 € 26.000.000 € 26.000.000 € 26.000.000 -€ 8.700.000 € 48.650.000 € 4.800.000
Benodigde weerstandscapaciteit voorraadprojecten: Totaal benodigde weerstandscapaciteit
€ 53.500.000
In vergelijking tot het MPG 2013 is de benodigde weerstandscapaciteit verhoogd met € 2,0 mln. Deze wordt veroorzaakt door de risicoparagraaf van Tongelresche Akkers en die van de exploitatie uitbreiding Woonwagenlokaties. Beschikbare weerstandscapaciteit: De reserve bouwgrondexploitaties. Deze reserve is bedoeld om verwachte en onverwachte tegenvallers uit de bouwgrondexploitatie op te vangen (de beschikbare weerstandscapaciteit) en dient als een soort brandgang tussen het grondbedrijf en de gemeentelijke financiën. Met behulp van de informatie uit het MPG wordt een inschatting gemaakt over het verloop van de Reserve Bouwgrondexploitaties. Zoals eerder vermeld bedraagt deze reserve ultimo 2012 € 0,1 miljoen.
1
Definitie uit artikel 11 BBV.
48
De Reserve Bouwgrondexploitaties (zie de hiernavolgende tabel) muteert jaarlijks op basis van veranderingen in het beheerresultaat (Collegeproduct 8.7.4.). Dit bestaat uit de volgende drie componenten. 1. Mutaties verliesvoorzieningen: op basis van de herijking van de planexploitaties worden de nadelige exploitaties in beeld gebracht. De wijzigingen (positief dan wel negatief) ten opzichte van het vorige jaar worden verantwoord in de verliesvoorziening; 2. De resultaten (positief dan wel negatief) van de afgesloten planexploitaties en voorraadprojecten; 3. Het beheerresultaat van collegeproduct 8.7.4 “overig”, bestaande uit onder andere plangerelateerde opbrengsten en kosten van bebouwde & onbebouwde eigendommen en niet projectgebonden apparaatskosten. Daarnaast is het in bepaalde gevallen mogelijk dat een rechtstreekse mutatie plaatsvindt van of naar de algemene middelen. Indien de Reserve Bouwgrondexploitaties in enig jaar negatief wordt, dan dient deze te worden aangevuld. Voor de Reserve Bouwgrondexploitaties wordt een doorkijk gegeven naar de toekomst. Onderstaande tabel geeft de impact op de Reserve Bouwgrondexploitaties weer tot 2021. Daarin is al meegenomen dat indien een negatieve reserve wordt verwacht een dotatie plaatsvindt vanuit algemene middelen. De scope van de tabel is tot 2021. Na 2021 worden er namelijk nauwelijks (tot 2032) projecten afgesloten hetgeen ertoe leidt dat het saldo verloop Reserve Bouwgrondexploitaties vanaf 2021 fors zal dalen en negatief zal worden, tenzij er nieuwe (winstgevende) planexploitaties worden opgestart die in 2021 of later worden afgesloten. Onderstaande tabel laat het verloop van de exploitatiereserve zien gebaseerd op de eerste update van het MPG 2013. Impact op Reserve Bouwgrondexploitaties in € mln. Toevoegingen
2013 2014
2015
2016 2017 2018 2019 2020 2021 2021
Af te sluiten planexploitaties Reeds afgesloten planexploitaties Voorziening Nadelige Resultaten Grondexploitaties Dotatie vanuit algemene middelen
4,4
0,4
2,5
5,8
11,6
19,3
0,0
6,6
5,5
5,5
1,7
6,9
4,4
1,1
Totaal der toevoegingen
6,1
7,3
6,9
6,9
11,6
19,3
0,0
6,6
5,5
5,5
4,6 1,6
4,0
4,0
4,0
4,0
4,0
4,0
4,0
4,0
4,0
2,0 1,0 0,3 0,0
2,1 0,5 0,3 0,0
2,2 0,5 0,3 0,0
2,3 0,5 0,3 0,0
2,4 0,5 0,3 0,0
2,5 0,5 0,3 0,0
2,6 0,5 0,3 0,0
2,7 0,5 0,3 0,0
2,8 0,5 0,3 0,0
Onttrekkingen Af te sluiten planexploitaties Reeds afgesloten planexploitaties Beheerresultaat Voorziening nadelige resultaten grondexploitaties Rente op voorziening nadelige resultaten grondexploitaties Rente op Strategische verwervingen Afboeken voorbereidingskredieten Onvoorzien Totaal der onttrekkingen
6,2
7,3
6,9
7,0
7,1
7,2
7,3
7,4
7,5
7,6
Eindsaldo voorgaande jaar Totaal der toevoegingen Totaal der onttrekkingen
0,1 6,1 6,2 0,0
0,0 7,3 7,3 0,0
0,0 6,9 6,9 0,0
0,0 6,9 7,0 0,0
0,0 11,6 7,1 4,5
4,5 19,3 7,2 16,6
16,6 0,0 7,3 9,3
9,3 6,6 7,4 8,5
8,5 5,5 7,5 6,6
6,6 5,5 7,6 4,5
Saldo verloop exploitatiereserve MPG 2013
49
2. Paragrafen Uit dit overzicht blijkt dat met de huidige inzichten en ramingen al enkele malen een dotatie uit de algemene middelen nodig is om de reserve Bouwgrond-exploitaties niet in een negatieve stand te doen belanden. In dit overzicht wordt alleen maar rekening gehouden met kosten, opbrengsten en winstramingen van af te sluiten projecten, die nu al in exploitaties zijn opgenomen. Er wordt dus geen rekening gehouden met extra kosten en/of lagere opbrengsten door verder optredende risico’s die genoemd zijn in het weerstandsvermogen (zie ook paragraaf 2.4.5). Gezien de omvang en aard van het benodigde weerstandsvermogen en de voortdurende vastgoedcrisis is het echter aannemelijk dat in de komende jaren nog vaker risico’s uit het weerstandsvermogen geëffectueerd zullen worden. Daar waar dat bijstelling in kosten en opbrengsten van nu al verliesgevend geprognosticeerde projecten betreft, zal dat leiden tot extra benodigde verliesvoorzieningen, die daarmee de prognose uit bovenstaande tabel direct verder onder druk zetten. Prospectie bouwgrondexploitaties In het update MPG 2013 is een prospectie opgenomen van de diverse bouwgrondexploitaties: Om een goede analyse van de resultaten van de planexploitaties te laten zien is wederom gekozen voor de groepsindeling in projecten. Deze indeling maakt het mogelijk om op verschillende niveaus analyses te kunnen maken over het gevoerde en te voeren grondbeleid en de lopende planexploitaties. Daardoor kunnen zowel op planexploitatie- als op totaalniveau strategische keuzes en bijsturingsacties transparanter met het bestuur worden besproken en ter besluitvorming worden voorgelegd. Iedere planexploitatie vergt continue monitoring wat het mogelijk maakt om proactief bij te sturen. Het creatief inhoudelijk bijstellen van geplande ontwikkelingen en de fasering daarvan dient ervoor te zorgen dat het eindresultaat positiever dan wel minder negatief wordt. Wel dient hier uiteraard met bestaande afspraken rekening te worden gehouden. De projecten zijn verdeeld op basis van importantie voor de stad en het individuele risicoprofiel: b Groep 1 betreft planexploitaties met een hoge importantie en een hoog risicoprofiel. Hiertoe behoren de planexploitaties Meerhoven, Tongelresche Akkers, Blixembosch Noordoost en het Stationsdistrict. b De planexploitaties in Groep 2 zijn belangrijk voor de stad, maar brengen géén hoge risico’s met zich mee. De focus zou bij deze planexploitaties moeten liggen in het behouden van een laag risico en het bereiken van het resultaat. Meestal hebben de lage risico’s te maken met afspraken die zijn gemaakt, dan wel met de fase waarin een planexploitatie zich bevindt. b Groep 3 betreft de planexploitaties met een lage importantie en een hoog risicoprofiel. b De laatste Groep 4 zijn planexploitaties met een lage importantie, maar tegelijkertijd ook een laag risicoprofiel. Het voornaamste aandachtspunt bij deze planexploitaties is het sturen op het resultaat.
50
In onderstaande tabel wordt per groep en op totaalniveau aangegeven wat de saldo’s van de projecten zijn welke voortkomen uit het update MPG 2013 inclusief de afgesloten en geopende exploitaties uit 2013 op zowel netto contante waarde (NCW) als Eindwaarde (EW) 2 .
Groep 1 Groep 2 Groep 3 Groep 4 Totaal
2
Aantal planexploitaties Update MPG 2013 4 3 4 32 43
Saldo EW update MPG 2013 (€) -11.300.000 900.000 10.300.000 34.900.000 34.800.000
Saldo NCW update MPG 2013 (€) -9.900.000 800.000 8.200.000 28.300.000 27.400.000
Saldo’s worden zowel op netto contante waarde (NCW) als op eindwaarde (EW) gepresenteerd. Het verschil tussen deze berekeningwijzen wordt verklaard door het feit dat geld dat in de toekomst wordt ontvangen of betaald, een andere waarde heeft dan geld dat direct wordt ontvangen of betaald. De ontvanger of betaler mist immers rente over het geld. Het bedrag wordt daarom contant gemaakt, dat wil zeggen afgewaardeerd met toepassing van een rentefactor.
51
2. Paragrafen 2.6 Lokale heffingen Algemeen De lokale heffingen zijn een integraal onderdeel van het gemeentelijk beleid. Ze raken de burgers, bedrijven en instellingen heel direct in hun portemonnee. Gemeentelijke heffingen staan dan ook sterk in de politieke belangstelling. Jaarlijks worden de belastingverordeningen en de daarbij behorende tarieven vastgesteld. De raad heeft als bevoegd bestuursorgaan besloten dat de verordeningen en tarieven gelijktijdig met de begroting worden vastgesteld. In deze paragraaf wordt daarom een overzicht gegeven van de voorgestane wijzigingen met betrekking tot de gemeentelijke heffingen die van invloed zijn op de begroting 2014. Hoe hoog is de lokale belastingdruk? Hoe ziet het kwijtscheldingsbeleid eruit? Geraamde inkomsten (bedragen x €1.000)
Primaire
Herziene
Primaire
begroting
begroting
begroting
2013
mei 2013
2014
De inkomstenraming voor het totaal aan lokale belastingen bedraagt:
111.152
112.004
113.242
Specificatie: Onroerende zaakbelastingen
44.300
44.300
45.186
Precariobelasting Hondenbelasting Toeristenbelasting Standplaatsgeld autobussen
805 932 1.420 12
805 932 1.600 12
821 951 1.857 12
Kanaalrechten Parkeerbelastingen Leges Afvalstoffenheffing en reinigingsrechten
44 8.777 12.043 24.178
44 8.868 12.635 24.167
36 8.557 12.239 24.391
Rioolrechten Begraafplaatsrechten Marktgelden Reclamebelasting
16.689 707 647 598
16.689 707 647 598
17.189 746 659 598
Beleid en tariefstelling Met de vaststelling van de Kadernota 2014-2017 is ervan uitgegaan dat er bij de inkomsten geen andere dan autonome tariefsverhogingen zullen plaatsvinden. Als zodanig is sprake van een gemiddelde verhoging van 2% (de algemene prijsindex). De aanpassingen in de onderstaande verordeningen behoeven nadere toelichting.
52
2. Paragrafen
Onroerende zaakbelastingen Bij de onroerende-zaakbelastingen is de herwaardering ingevolge de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) van belang. Deze WOZ-waarde wordt jaarlijks vastgesteld. Voor belastingjaar 2014 gaat het daarbij om de waarde naar peildatum 1 januari 2013. De uitkomsten van deze herwaardering zijn mede bepalend voor de tarieven onroerende-zaakbelastingen voor 2014. Uitgangspunt voor de bepaling van de tarieven is dat de aanslag onroerende-zaakbelastingen (waarde x tarieven) jaarlijks niet meer stijgen dan het inflatiepercentage. Voor 2014 is dit bepaald op 2%. Omdat de gerealiseerde opbrengsten onroerende-zaakbelastingen niet-woningen in 2013 lager zijn dan de begrote opbrengsten 2013 is in 2014 een correctie noodzakelijk. Als gevolg hiervan stijgen de aanslagen onroerende-zaakbelastingen niet-woningen (gemiddeld) met ca. 5%. De in deze paragraaf opgenomen tarieven onroerende-zaakbelastingen zijn de tarieven op basis van de thans beschikbare kennis. De definitieve tarieven worden in december 2013 door de raad vastgesteld. Precariobelasting Om geen onduidelijkheid te laten bestaan is in hoofdstuk 5 van de tarieventabel bij luifels, overkappingen, zonneschermen en dergelijke de toevoeging gedaan dat alleen precariobelasting wordt geheven indien het voorwerp onderdeel is van een pand dat niet uitsluitend als woning in gebruik is. De rechtvaardiging voor dit onderscheid ligt in het verschil in profijt. Naast het eigenlijke gebruiksnut van de onroerende zaak, wordt bij bedrijfspanden ook commercieel profijt getrokken door de gebruiker van het pand met voorwerp boven gemeentegrond. Bovendien gelden doelmatigheidsredenen om bij woningen geen aanslag op te leggen. Hondenbelasting Met betrekking tot hondenbelasting is er een risico. In 2013 is door de Gemeente Sittard-Geleen (ondersteund door de VNG) cassatie ingesteld bij de Hoge Raad tegen een uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch waarin is aangegeven dat hondenbelasting een bestemmingsheffing is. De opbrengst van de hondenbelasting dient in dat geval besteed te worden aan hondenbeleid. Mocht de uitspraak door de Hoge Raad gehandhaafd blijven dan is dit van invloed op het vast te stellen tarief voor 2014. De conclusie van de Advocaat-Generaal is dat de uitspraak teruggedraaid zou moeten worden. Zijn conclusie wordt over het algemeen gevolgd. De uitspraak van de Hoge Raad wordt op zijn vroegst verwacht in het najaar van 2013. Vooralsnog wordt uitgegaan van een tariefsstijging conform de algemene prijsindex. Toeristenbelasting Indexering van het tarief is niet aan de orde. Wel wordt een deel van de (tot dusver niet begrote) meeropbrengsten met ingang van 2014 rechtstreeks gekoppeld aan de subsidiebijdrage aan Eindhoven365. Dit past binnen de afspraken die zijn gemaakt met de branche. Het begrote bedrag aan opbrengsten stijgt hierdoor met €257.000. Parkeerbelastingen Het verschil in begrote inkomsten tussen 2013 en 2014 is als volgt te verklaren: b In 2013 was er een verlaging van de parkeerinkomsten met € 1,1 miljoen (mobiliteitsfonds);
53
2. Paragrafen b b
In 2014 worden de inkomsten met € 1,6 miljoen verlaagd (MIP); Enkele kleine begrotingswijzigingen in het afgelopen jaar (o.a. uitbreiding in wat woonstraten en indexering van de vergunningen, naheffingsaanslagen).
Tarieven Automaten De tarieven voor betaald parkeren bij parkeerapparatuur worden niet geïndexeerd. In het centrum was op diverse locaties een parkeerduur beperking van 60 en 120 minuten, dit wordt opgeheven omdat de tarieven op die plekken al vrij hoog zijn, waardoor langparkeerders geen gebruik zullen maken van deze plekken. Parkeervergunningen op parkeerterreinen: Een aantal parkeerterreinen (Tramstraat, Rungraaf, Deken van Somerenstraat, ’t Eindje) in de binnenstad worden grotendeels in gebruik genomen door ongeveer 100 bewoners die een bewonersvergunning hebben van € 3,65 per maand. Voorgesteld wordt om deze vergunningen te verhogen naar € 21,- per maand. Bewoners die een vergunning hebben op deze terreinen en niet bereid zijn € 21,- per maand te betalen, krijgen de mogelijkheid om een vergunning aan te vragen op een ander terrein voor € 3,65 per maand, namelijk terrein Vonderweg, Vogelzang, Bomansplaats en Prof. Dr. Dorgelolaan. Overige vergunningen: b Het tarief voor vergunningen met plaatsgarantie worden verhoogd van € 21,- naar € 25,- per maand voor de eerste vergunning en van €42,- naar € 50,- per maand voor de tweede vergunning. b Het tarief voor een bedrijfsvergunning wordt verhoogd van € 16,75 naar € 25,- per maand. b Het aantal bedrijfsvergunningen wordt per bedrijf verlaagd van 1 vergunning per 20 werknemers (FTE) naar 1 vergunning per 10 werknemers (FTE) b Het tarief voor een bezoekerspas wordt verhoogd van € 5,50 naar € 7,50. Naheffingsaanslag Voor wat betreft de naheffingsaanslagen parkeerbelasting wordt voorgesteld het landelijk maximaal vastgestelde tarief (€58,-) voor 2014 te hanteren. Leges Algemeen uitgangspunt bij legesheffing is een zoveel mogelijk kostendekkend tarief. Dit is in het coalitieakkoord 2010-2014 aldus verwoord: “het college streeft naar optimale kostendekkendheid van de gemeentelijke heffingen, met oog voor de maatschappelijke effecten van de tariefstelling.” Hiervoor zijn de afgelopen jaren onderzoeken naar de kosten van dienstverlening gedaan, hetgeen wij als basisvoorwaarde beschouwen voor een eventuele tariefsverhoging. Het optimaliseren van de legestarieven schept immers de dure plicht om de kosten zoveel mogelijk te drukken. Burgerzaken Huwelijken In 2013 zijn de tarieven voor huwelijken op andere locaties dan het stadhuis verhoogd.
54
2. Paragrafen Om optimale duidelijkheid te verschaffen is in de tarieventabel een artikel toegevoegd, waarin is vermeld dat de leges voor huwelijken in een ‘bijzonder huis’ niet verhoogd worden. Een bijzonder huis (bijvoorbeeld een ziekenhuis, waar het huwelijk voltrokken kan worden indien men niet in staat is om naar het stadhuis te komen (artikel 1:64 BW)) wordt dus niet als een externe locatie beschouwd. Reisdocumenten Evenals in 2013 zijn de van Rijkswege vastgestelde tarieven voor paspoorten en dergelijke nog niet bekend. Zodra de landelijke tarieven bekend worden, kan het college zelf de tarieventabel aanpassen. Hiertoe is in 2011 jaar de legesverordening gewijzigd (art. 10). Rijbewijs Op 6 september heeft de ministerraad besloten het maximumtarief voor 2014 op €38,48 vast te stellen. Tenzij de Raad van State dit afkeurt, geldt dit maximumtarief per 1 januari 2014. De prijs van een rijbewijs wordt daardoor €7,52 lager dan oorspronkelijk is voorgesteld. Conform de leges voor reispapieren worden deze van rijkswege bepaalde tarieven in het najaar door het college vastgesteld. Het eerder voorgestelde tarief van €46,- wordt daarom uit het raadsvoorstel geschrapt. Overige producten burgerzaken Teneinde de burger te stimuleren om meer via het digitale kanaal aan te vragen, zijn vorig jaar voor enkele producten (uittreksels uit de Gemeentelijke Basisadministratie) de tarieven gedifferentieerd (één voor digitale aanvragen en één voor niet-digitale aanvragen die €2,50 hoger zijn). In aansluiting hierop wordt dit ook voor de aanvragen van de stadspas ingevoerd (€5,- en 7,50). Vergunningen In 2010 hebben we als gevolg van de economische crisis een dip gehad (terugloop in grote bouwtrajecten) met als resultaat dat de legesinkomsten achter bleven. Om deze dip op te vangen en om invulling te geven aan de ambities en uitgangspunten uit het coalitieakkoord zijn vanaf 2011 e.v. maatregelen getroffen. Maatregelen die hebben geleid tot verlaging van kosten en verhoging van inkomsten/stijging van tarieven met als resultaat dat de meeste vergunninggroepen in Eindhoven 100% kostendekkend zijn. De gehanteerde uitgangspunten voor 2014 zijn volgend op deze maatregelen omdat de eind 2011 ingeslagen weg geen doorlopende weg is. Na het treffen van diverse maatregelen is de conclusie getrokken dat het vooral bij de bouwvergunningen (omgevingsvergunning) en kleine APV-vergunningen maatschappelijk niet verantwoord is om op productniveau toe te werken naar 100% kostendekkende tarieven. Om deze reden zijn onze tarieven voor de grote bouwwerken nog steeds meer (wel minder dan voorheen) dan 100% kostendekkend om zo de kosten voor de kleine bouwwerken op te vangen. Dezelfde systematiek is in 2013 toegepast bij de APV-vergunningen waarbij de “commerciële” activiteiten (zondagsopenstelling detailhandel, grote bouwplaatsen) de kosten van de kleine APV-vergunningen opvangen. Ten aanzien van de bouw is het risico dat de inkomsten achterblijven als de grote bouwwerken stagneren niet weggenomen. De traditionele aanpak biedt maatschappelijk gezien onvoldoende mogelijkheden om dit
55
2. Paragrafen risico volledig weg te nemen. Om deze reden is gezocht naar een volledig andere aanpak. Die is gevonden binnen de ombuiging naar de nieuwe rol van de overheid waarbij we aanvragers meer verantwoordelijkheid geven binnen het vergunningenproces. Naast de ombuiging naar de nieuwe rol zien we in 2013 een tweede dip. We verwachten voor 2014 een forse structurele afname van de vergunningaanvragen. Rekening houdend met de veranderende rol en de verwachtte terugloop in het aantal aanvragen worden o.a. de volgende maatregelen getroffen: b voortzetting van het project “Geen regels, tenzij …” waarbij uw gemeenteraad bij uw beleidsafwegingen rondom de lokale toetsingscriteria op welstand, parkeren, leefbaarheid e.d. tevens het kostenaspect voor de aanvragers kunt meenemen. b uitbreiding van het aantal soorten flitsvergunningen bij bouwwerken tot € 50.000 inclusief invoering servicecontract voor aanvragers b het verlagen van het toetsniveau voor bouwwerken van € 5.000 - € 100.000 b stimuleren van de veranderende verantwoordelijkheidsverdeling en toename van de kwaliteit van de ingediende aanvragen door uit te gaan van het principe “vrager betaalt”. Invoering van de volgende nieuwe diensten: a. opvragen en beoordelen van aanvullende gegevens ingeval van een onvolledige aanvraag b. toeslag voor niet digitaal ingediende aanvragen c. aanvullende adviezen indien deze nodig zijn bij flitsvergunningen (omgevingsvergunning) d. het in behandeling nemen van wijzigingen van een bouwplan na indienen van de aanvraag en/of na start van de bouw (omgevingsvergunning) e. Verlenging” van omgevingsvergunningen indien bouw later start dan 26 weken na besluit op aanvraag (omgevingsvergunning) f. vooroverleg bij horeca-, APV- en huisvestingsvergunningen (gelijk aan werkwijze bij omgevingsvergunning) De hoogte van de legestarieven is gekoppeld aan de kosten die voor de dienst worden gemaakt. Om binnen enkele maanden grote fluctuaties in de hoogte van de tarieven te voorkomen, wordt voorgesteld nu een tariefsstijging van 3% als uitgangspunt te nemen. Afwijkingen ten aanzien van de tariefsstijging van 3% en belangrijke ontwikkelingen worden hierna bij de afzonderlijke diensten toegelicht. Na de bijstelling van de kosten in 2014 kan inzicht worden gegeven in de werkelijke mate van kostendekkendheid. Op basis daarvan zal worden beoordeeld of de nu vastgestelde tarieven nog rechtmatig zijn of dat er nieuwe tarieven voor 2014 aan u moeten worden voorgelegd. Gehandicaptenparkeerkaart Ten aanzien van het vergunningenproces worden verbeteringen doorgevoerd in de communicatie op de website en te verstrekken formulieren zodat het voor aanvragers vooraf duidelijk is wanneer men wel/niet in aanmerking komt voor een kaart. Zo wordt zoveel mogelijk voorkomen dat burgers een aanvraag indienen,
56
2. Paragrafen daarvoor leges moeten betalen (men betaalt leges voor het in behandeling nemen van een aanvraag) en vervolgens worden geconfronteerd met een weigering. Voor 2013 bedraagt het tarief voor een gehandicaptenparkeerkaart € 108,75. Dit tarief kan voor 2014 ongewijzigd blijven. Indien een aanvraag wordt geweigerd vervallen de kosten voor de Europese kaart (€ 36,50) maar stijgt de personele inzet voor de aanvullende nazorg richting de aanvrager. De besparing op de kaart valt weg tegen de extra personele kosten voor de nazorg. Winkeltijdenwet In 2013 is het tarief voor de ontheffing winkeltijdenwet 400% kostendekkend. Met de meerinkomsten vanuit deze commerciële activiteit worden de kosten voor diverse kleine APV-vergunningen gedekt. Door het besluit van de raad om de koopzondagen voor de detailhandel vrij te geven vervallen deze legesinkomsten waardoor een inkomstenderving optreedt. Omgevingsvergunning Als koploper in Nederland werkt Eindhoven sinds 2012 met het project Private kwaliteitsborging van de bouwtechnische toets toe naar een andere rol van de overheid; een overheid die faciliteert, en zich beperkt tot het strikt noodzakelijke en gevraagde. Voor deze nieuwe rol en verantwoordelijkheidsverdeling is aanpassing van de wet- en regelgeving noodzakelijk omdat nu de verantwoordelijkheid voor de integrale toetsing op een vergunningaanvraag nog volledig ligt bij het bevoegd gezag. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties geeft aan dat in 2015 de gewijzigde wet volgens de huidige planning in werking zal treden. Bij aanvragen om omgevingsvergunning voor het bouwen dient een integrale toetsing plaats te vinden aan alle toetsingscriteria in het Bouwbesluit en lokale regelgeving (bouwverordening, bestemmingsplan, welstandsnota). Nu vindt de toetsing plaats door de overheid, in de toekomst kunnen marktpartijen dat ook voor het Bouwbesluit doen. Op basis van de opgedane ervaringen bij de uitgevoerde pilots in Eindhoven en andere steden blijkt dat de kwaliteit niet verslechtert als gevolg van de nieuwe rolverdeling mits wordt uitgegaan van een gelijk toetsniveau. Om het toetsniveau bij de marktpartijen te borgen ontwikkelt de markt nu een erkenningsregeling (TIS Bouwbesluit). Zodra de erkenningsregeling toepasbaar is zal de nieuwe werkwijze worden geïmplementeerd. Nadrukkelijk wordt “toepasbaar” gebruikt omdat verwacht wordt dat een door de Raad van Accreditatie erkende regeling langer op zich laat wachten. De regeling is toepasbaar indien de regeling op landelijk niveau inhoudelijk akkoord is bevonden. Op basis van de geschetste ontwikkelingen is het nu te vroeg voor de besluitvorming met betrekking tot het structureel op grote schaal aanbieden van de private kwaliteitsborging. Tot die tijd stimuleren we de markt door mee te werken aan pilot projecten door bijvoorbeeld korting te geven op de leges en niet te toetsen aan constructieve veiligheid, brandveiligheid, gezondheid en energiezuinigheid. Deze verantwoordelijkheid wordt dan informeel bij de markt gelegd. Elke pilot zal ter besluitvorming aan het college worden voorgelegd.
57
2. Paragrafen Flitsvergunningen Het aantal soorten flitsvergunningen wordt uitgebreid (nu tot € 5.000) voor de bouwwerken tot € 50.000. Het flitsen betekent dat een aanvraag op dezelfde onderdelen wordt getoetst maar het toetsingproces is zodanig ingeregeld dat de volledige toetsing en advisering op één dag dan wel in een korte periode kan gebeuren. Dit is mogelijk bij minder complexe aanvragen waarbij het initiatief voldoet aan de toetsingskaders of, wanneer het hieraan niet voldoet, slechts een eenvoudige afweging nodig is om tot een positief besluit te komen. Aanvragen die hiervoor in aanmerking komen zijn die, die volledig en juist zijn ingevuld. Op dit moment bestaat de dienstverlening voor deze categorie voor een groot deel uit het verlenen van service aan aanvragers die een onvolledige aanvraag indienen. Met de uitbreiding van de flitsvergunningen worden de aanvragers die zorgen voor de juiste kwaliteit beloond. Het starttarief wordt relatief laag gehouden. Aanvragers kunnen voor indiening tegen betaling op basis van werkelijke uren bij ons, maar ook bij adviseurs, studenten en/of deskundigen in een privénetwerk, terecht voor extra service. Indien toch een onvolledige aanvraag wordt ingediend dan wordt de betreffende aanvrager extra leges in rekening gebracht voor het opvragen en beoordelen van aanvullende gegevens. De dienstverlening wordt beïnvloed door deze nieuwe werkwijze. Dat komt doordat deze werkwijze de rolverdeling tussen gemeente en vergunningaanvrager en betrokkenen verandert. Waar eerst de gemeente een grotere rol pakte in het zorgen voor een goede en volledige vergunning wordt deze verantwoordelijkheid mede door de veel beperktere capaciteit meer bij de aanvrager neergelegd. Bij de flitsvergunning treden meerkosten op als er een eenvoudige afweging nodig is. Het gaat dan om lokale toetsen (groen, parkeren, bestemmingsplan e.d.) waarbij het project “Geen regels, tenzij…” uw gemeenteraad de mogelijkheid biedt om deze noodzakelijke afwegingen af te bouwen. Nieuwe diensten De economische situatie laat meer dan voorheen het effect zien dat tijdens het vergunningproces, in de voorbereiding tot de bouw en tijdens de bouw, bouwplannen worden bijgesteld en dat de bouw pas laat start nadat de vergunning is verleend. Bij de wijzigingen kan het gaan om kleine aanpassingen maar steeds meer zien we dat de wijzigingen zodanig zijn dat dit een uitgebreide toetsing of controle van nieuwe berekeningen vraagt. Tot op heden hebben we deze wijzigingen kosteloos beoordeeld en verwerkt. Maar gezien de groei in aantal en gevraagde capaciteit wordt voorgesteld voor deze diensten leges in rekening te brengen. Zodra een vergunning is verleend moet conform de wet de bouw binnen 26 weken zijn gestart. Om aanvragers tegemoet te komen geven wij jaarlijks de mogelijkheid om de vergunning te “verlengen”. Verlenging van deze periode kan, maar zal voor de aanvrager kosten met zich meebrengen. Digitale aanvragen Om het digitaal indienen van aanvragen te stimuleren wordt een toeslag voorgesteld bij indiening van een papieren aanvraag (met name scannen van tekeningen). Producten waar de dienstverlening terug gaat of de kosten dalen kennen een verlaging van het tarief. Om de stijging van tarieven bij de kleine bouwwerken (bouwwerken van € 5.000 tot € 100.000) beperkt te houden wordt bij deze vergunningen het toetsniveau verlaagd. Concreet betekent dit dat de berekeningen inzake
58
2. Paragrafen constructieve veiligheid minder diepgaand worden gecontroleerd en de inspectiefrequentie tijdens de bouw als volgt wordt verlaagd: bouwwerken van € 5.000 tot € 50.000 van gemiddeld 2/2,5x naar 1x per vergunning bouwwerken van € 50.000 tot € 100.000 van gemiddeld 4x naar 3x per vergunning De tarieven voor het planologisch gebruik (wijziging bestemmingsplan) stijgen voor de grote commerciële projecten doordat door voortschrijdend inzicht kosten specifieker kunnen worden toegerekend. Om deze reden daalt de toeslag op vrijstelling planologisch. Net als bij de omgevingsvergunning wordt de aanvrager gestimuleerd om te zorgen dat een juiste aanvraag wordt ingediend. Indien een onvolledige aanvraag wordt ingediend dan wordt de betreffende aanvrager extra leges in rekening gebracht voor het opvragen en beoordelen van aanvullende gegevens. Bij de horecavergunningen kennen we nu een soortgelijke maar omgekeerde stimulans. Daar ontvangt een aanvrager korting bij het indienen van een juiste aanvraag. In de afgelopen 1,5 jaar hebben aanvragers hier sporadisch gebruik van kunnen maken. Voor alle vergunningproducten wordt dezelfde werkwijze gehanteerd zodat deze kortingsregeling wordt afgeschaft. Standplaatsvergunning In het afgelopen jaar is geconstateerd dat het tarief voor de ééndaagse activiteiten met een maatschappelijk doel hoog wordt geacht. Vanuit maatschappelijk belang wordt een categorie standplaatsvergunning 1 dag met maatschappelijk doel ingevoerd. Met de aangepaste tariefopbouw is rekening gehouden met maatschappelijke belangen. De vergunninghouders die activiteiten uitvoeren vanuit een commercieel belang betalen meer dan indien de activiteit een maatschappelijk doel betreft. b Standplaatsvergunning commercieel (maximaal 1 dag, € 245) b Standplaatsvergunning met maatschappelijk doel (maximaal 1 dag, € 123) b Standplaatsvergunning commercieel (meerdaagse, € 871) b Standplaatsvergunning met maatschappelijk doel (meerdaagse, € 218) Een voorbeeld: indien een scouting meerdere dagen kerstbomen verkoopt dan gaat het om een activiteit met een maatschappelijk doel. Indien een bewoner in een woonwijk voor eigen belang kerstbomen verkoopt dan gaat het om een commerciële activiteit. Horecavergunningen In 2012 zijn diverse structurele maatregelen getroffen die in dat jaar hebben bijgedragen aan de tariefsverlagingen van de horecatarieven. Het gaat dan om de volgende maatregelen: b in goed overleg met de Koninklijke Horeca Nederland (KHN) en de Stichting Horeca Eindhoven (SHE) terugbrengen van toezichtstaken b invoering ondernemingsdossier; het ondernemingsdossier is een initiatief van het ministerie van Economische zaken en is van, voor en door de ondernemers. Ondernemers kunnen veel tijdwinst besparen door op een centrale digitale plaats éénmalig de bedrijfsgegevens in te voeren. Overheidsinstanties, zoals de gemeente, kunnen dan deze informatie gebruiken bij gevraagde diensten, in dit geval voor een vergunning
59
2. Paragrafen b b b
afschaffen terrasvergunning en exploitatievergunning voor de natte horeca schrappen van bestemmingsplantoets bij horecavergunningen landelijke wijziging waarbij de vergunningplicht voor de wijziging van een leidinggevende is omgezet naar een meldingsplicht
Zoals eerder aangegeven worden in 2014 ondernemers gestimuleerd om volledige aanvragen in te dienen. Net als bij de meeste andere vergunningen stijgen de horecatarieven met 3%. Huisvestingsvergunningen Het aantal aanvragen is de laatste jaren fors terug gelopen. De personele omvang is tot een minimale omvang gekrompen, echter een aantal vaste kosten ademt niet mee. Hierdoor stijgen de kosten per product met 53% bij 100% kostendekkendheid. Voorgesteld wordt om de tariefsstijging te beperken tot 15%. Afvalstoffenheffing en reinigingsrechten De opbrengsten van de afvalstoffenheffing mogen de kosten niet overschrijden. De kosten van de afvalstoffenheffing 2014 zijn enerzijds geactualiseerd op basis van de begrote investeringen, de vastgestelde begroting 2014 van Cure 1 (inzamelkosten), de aanbestede contracten voor de verwerking van afvalstromen (papier, glas, metalen, hout etc.) en anderzijds gebaseerd op de geïndexeerde gemeentelijk kostenposten. De tarieven afvalstoffenheffing bestaan uit twee componenten. Een vaste kostendeel en een variabele kostendeel. Er wordt bij het bepalen van de tarieven onderscheid gemaakt in eenpersoonshuishoudens, tweepersoonshuishoudens, driepersoonshuishoudens en meerpersoonshuishoudens. Hierbij betaalt elk huishouden 1x het vaste kostendeel. Het variabele kostendeel wordt naar rato van de grootte van het huishouden bij het vaste kostendeel opgeteld. De grootte van een meerpersoonshuishouden is het gemiddelde van de grootte van alle huishoudens met vier of meer personen. Achterliggende reden om deze tariefstructuur te hanteren is : “de vervuiler betaalt”. Daarnaast is er een reserve zorgplicht afvalstoffenheffing&reinigingsrecht. Deze is bedoeld om schommelingen in de tarieven over de jaren te dempen. De stand van de reserve is op 1 januari 2013 €5.403.630. De reserve is bij het instellen gemaximeerd op € 5 miljoen. We verwachten een daling van de kosten met bijna € 2 miljoen ten opzichte van vorig jaar. Daarnaast stellen we voor om € 2 miljoen (vorig jaar € 1,5 miljoen) uit de reserve in te zetten op de vaste kosten.
1
Betreft de begroting van Cure die nog niet is aangepast op de nieuwe organisatie-inrichting. Op 25-06-2013 heeft uw college een
besluit genomen op welke wijze u wilt omgaan met de overgang van activa, personeel en (verwerkings)contracten. Cure heeft deze besluiten van de gemeente Eindhoven, Valkenswaard en Geldrop-Mierlo ontvangen en zal in het najaar van 2013 met een daarop aangepaste begroting komen. Dit leidt niet tot een risico van rechtmatigheid ( indien de gerealiseerde opbrengsten hoger liggen dan de gerealiseerde kosten worden deze gestort in de reserve en kunnen zij via de reserve verrekend worden in een volgende tariefstelling).
60
2. Paragrafen Het vaste kostendeel komt daarmee op €131,01 per huishouden. Het variabele kostendeel bedraagt €36,54 voor een eenpersoonshuishouden, €73,08 voor een tweepersoonshuishouden, €109,62 voor een driepersoonshuishouden en €164,17 voor een meerpersoonshuishouden. De tarieven worden op hele euro’s afgerond. Aldus stellen we voor om de tarieven van de huishoudens voor 2014 op basis van de rechtmatige toerekening van kosten en opbrengsten vast te stellen op: 2013
2014
Eenpersoonshuishouden
€189
€168
Tweepersoonshuishouden
€226
€204
Driepersoonshuishouden
€263
€241
Meerpersoonshuishouden
€314
€295
Voor wat betreft de reinigingsrechten worden de tarieven exclusief omzetbelasting aangegeven; dit omdat het om bedrijfsafval gaat. Het tarief voor het ophalen van bedrijfsafval is maximaal kostendekkend. Dit is gebaseerd op de kosten en opbrengsten die verband houden met het ophalen van het bedrijfsafval (in de route voor huishoudelijk afval). Omdat de kosten zijn gedaald, wordt voorgesteld om het tarief in 2014 vast te stellen op € 262,(exclusief BTW). De tarieven voor het achterlaten van bedrijfsafval op milieustraten worden jaarlijks berekend op basis van de kosten van verwerking. Deze worden dan ook niet geïndexeerd. Rioolheffing In het Gemeentelijk Rioleringsplan 2011-2014 (GRP) is besloten de rioolheffing in de periode 2011-2014 niet te verhogen, behoudens indexering. Jaarlijks wordt het kostendekkingsplan geactualiseerd waarbij tevens aandacht wordt gegeven aan de tariefontwikkeling op langere termijn. Uit de actualisatie voor 2014 wordt voor het saldo van de voorziening vervanging riolen ultimo 2014 een toename geprognosticeerd. Als gevolg hiervan vindt, behoudens indexering, geen verhoging van het tarief voor 2014 plaats. Begraafplaatsrechten Om de tarieven kostendekkend te maken is een tariefstijging nodig van 3%. Markten De tarieven voor de markten zijn de afgelopen jaren bewust ontzien. Om de tarieven kostendekkend te maken is een tariefstijging nodig van 8%. In vergelijking met vergelijkbare gemeenten in het land zijn de voorgestelde tarieven niet hoog. Binnen de structurele afstemming met de marktadviescommissie (vertegenwoordigers van de marktkooplieden) wordt de dialoog gestart of kosten kunnen worden bespaard indien de marktkooplieden meer eigen verantwoordelijkheid nemen. Bij kostenverlaging kan de tariefstijging beperkt blijven. Reclamebelasting Per 01-01-2011 is in de binnenstad van Eindhoven reclamebelasting ingevoerd. De pilot heeft een looptijd van vier jaar. Voor 2014 worden geen aanpassingen in de Verordening op de heffing en invordering van
61
2. Paragrafen reclamebelasting centrumgebied doorgevoerd. Het tarief wordt ten opzichte van 2013 dan ook niet geïndexeerd. In 2013 is een 2e gebied voor de heffing van reclamebelasting ingevoerd (Kruisstraat-Woenselse Markt). Op verzoek van de ondernemers worden in dit geval de tarieven anders bepaald dan in het centrumgebied. De basis blijft dat men reclame moet voeren en dat er een minimum- en maximumtarief geldt (€250,- tot en met €700,-). In tegenstelling tot de reclamebelasting in het centrumgebied zit de differentiatie echter niet in het aantal m2 reclame, maar in de WOZ-waarde van het pand. Vergelijking overige gemeenten Net als in 2012 betalen Eindhovenaren in 2013, in vergelijking met 34 andere grote gemeenten, minder dan gemiddeld aan woonlasten (onroerende-zaakbelastingen, rioolheffing en reinigingsheffing). Dit is te lezen in het rapport Kerngegevens belastingen grote gemeenten 2013 van het Centrum voor Onderzoek van de Economie van Lagere overheden (COELO). Van de 35 deelnemende gemeenten zijn er 3 met lagere gemiddelde woonlasten. In de grote gemeenten wordt gemiddeld €673,- betaald. Dit is in Eindhoven €592,-. Op basis van dezelfde uitgangspunten als het COELO rapport 2013 hebben wij deze berekening voor 2014 gemaakt. Hierbij komen wij tot een daling van 2,71% op de totale woonlasten driepersoonshuishouden voor 2014. Totaal lokale lasten driepersoonshuishouden OZB Afvalstoffenheffing Rioolheffing Totaal Afname woonlast procentueel
2
2013 €168,61 2 €263,00 €145,00 €576,61
2014 €171,99 €241,00 €148,00 €560,99 2,71%
Dit bedrag is gebaseerd op de (concept) tariefberekening OZB. Bedrag zoals opgenomen in het COELO rapport wijkt hiervan af.
Uitgangspunt voor wat betreft OZB eigendom woningen 2014 is (gemiddelde) stijging op aanslagniveau van 2%.
62
2. Paragrafen Lokale belastingdruk De tarieven van de belastingsoorten waarmee nagenoeg alle huishoudens en bedrijven van doen hebben kunnen in het kort als volgt worden weergegeven. 2012
2013
2014 3
0,07727%
0,08254%
0,09147%
0,13152% 0,16449%
0,14059% 0,17634%
0,15936% 0,19992%
Rioolheffing Eigenaar Gebruiker (per 500m3)
€142,-€197,--
€145,-€201,--
€148,-€205,--
Afvalstoffenheffing Eenpersoonshuishouden Tweepersoonshuishouden Driepersoonshuishouden Vierpersoonshuishouden
€183,-€223,-€263,-€327,--
€189,-€226,-€263,-€314,--
€168,-€204,-€241,-€295,--
€391,-- (incl BTW)
€405,35 (incl BTW)
€262,-- (excl. BTW)
Onroerende zaakbelastingen* Woningen: Eigenaar (% van de WOZ-waarde) Niet-woningen: Gebruiker (% van de WOZ-waarde) Eigenaar (% van de WOZ-waarde)
Reinigingsrechten Reinigingsrecht ophalen bedrijfspanden
* De weergegeven tarieven OZB 2013 betreffen de vastgestelde tarieven 2013.
Kwijtscheldingsbeleid Voor 2014 wordt voorgesteld een verordening kwijtschelding gemeentelijke belastingen vast te stellen. De voorwaarden waarbinnen de gemeente kwijtschelding van belastingen en heffingen kan verlenen zijn geregeld in de Invorderingswet 1990. De beleidsmatige regeling is beschreven in de Leidraad Invordering Gemeente Eindhoven. Kwijtschelding is in de gemeente Eindhoven mogelijk voor de volgende heffingen: afvalstoffenheffing, rioolheffing, onroerende-zaakbelasting (eigendom) woningen, hondenbelasting en begraafplaatsrechten. De overige gemeentelijke belastingen en/of heffingen komen niet voor kwijtschelding in aanmerking.
3
De tarieven zijn voorlopige tarieven. Met het vaststellen van de verordeningen gemeentelijke belastingen en rechten 2014 worden de
definitieve tarieven vastgesteld. Deze verordening wordt gelijktijdig met de begroting aan de gemeenteraad ter vaststelling voorgelegd. De tarieven onroerende-zaakbelastingen worden in december voor definitieve vaststelling aangeboden.
63
2. Paragrafen Er wordt geen kwijtschelding verleend indien: - er voldoende betalingscapaciteit is om de aanslag te kunnen voldoen - er sprake is van vermogen; dit kan zijn overwaarde van de eigen woning, in het bezit zijn van een auto of saldo bankrekening/spaarpolis waarvan de waarde/het saldo hoger is dan de gestelde norm - er sprake is van verwijtbaar gedrag De betalingscapaciteit wordt bepaald door berekening van het netto besteedbare inkomen waarvan de kosten van bestaan worden afgetrokken. Als kwijtscheldingsnorm hanteert de gemeente Eindhoven de maximaal toegestane norm van 100% van de bijstandsnorm + netto ziektekosten + netto huurkosten. Is de aldus vastgestelde betalingscapaciteit positief, dan mag 80% hiervan voor de belastingbetaling worden opgeëist. De rest kan worden kwijtgescholden. Naar aanleiding van het initiatiefvoorstel ‘Kwijtschelding gemeentelijke belastingen voor ondernemers’ is een kwijtscheldingsregeling ingevoerd voor ondernemers die gebruik maken van de Bbz-regeling (Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004). Onderzocht wordt of de regeling kan worden gecontinueerd en/of uitgebreid. Inzet is om uitvoeringskosten te verlagen. Als dat lukt wordt de werkingssfeer uitgebreid naar alle zzp-ers. In de verordening begraafplaatsrechten en de verordening kwijtschelding wordt voorgesteld om voor het reserveren van een graf geen kwijtschelding meer te verlenen. Voor wat betreft de kwijtscheldingsregeling hondenbelasting wordt voorgesteld deze te beperken tot de eerste hond. Uit sociaal-maatschappelijk oogpunt vinden we dat het ook voor mensen met een inkomen op of rond bijstandsniveau mogelijk moet zijn om een hond te kunnen houden. Wij vinden het echter niet nodig om huishoudens die meer honden hebben volledig kwijtschelding te verlenen. Zij gaan daarom vanaf 2014 hondenbelasting betalen, waarbij dus nog slechts het tarief voor de eerste hond kan worden kwijtgescholden.
64
2. Paragrafen 2.7
Financiering
Algemeen Deze paragraaf informeert de raad over het treasurybeleid en het risicobeheer van de financieringsportefeuille. De kaders hiervoor zijn vastgelegd in de wet Financiering Decentrale Overheden (Fido). Het belangrijkste uitgangspunt van deze wet is het beheersen van de (mogelijk) uit de treasuryfunctie voortvloeiende risico’s. Het wettelijk kader is verder uitgewerkt in het treasurystatuut van de gemeente Eindhoven. Hierin staan de doelstellingen, verantwoordelijkheden, bevoegdheden en de administratieve organisatie rond het beheer van liquiditeiten van de gemeente op korte en lange termijn. Liquiditeiten ontwikkeling en opgenomen lang- en kortlopende leningen De gemeente Eindhoven werkt vanuit totaalfinanciering. Kenmerk van totaalfinanciering is dat de (tijdelijke of structurele) tegoeden dan wel schulden van sectoren niet separaat maar gebundeld worden aangehouden bij commerciële banken. Dit bundelen van middelen leidt er toe dat alle tijdelijke of structurele kastekorten of -overschotten gesaldeerd worden voordat de gemeente zich op de geld- of kapitaalmarkt begeeft. Uit de liquiditeitenprognose blijkt dat de netto-kasuitstroom in 2014 voornamelijk wordt bepaald door de hoogte van de investeringen. De verwachte uitstroom in 2014 bedraagt € 78 miljoen Liquiditeitsprognose 2014 Inkomsten exploitatie Uitgaven exploitatie Subtotaal: kasstroom exploitatie Financiële kasstroom Investeringskasstroom: Investeringen maatschappelijk nut Investeringen economisch nut Investeringen grondexploitaties (netto) Totaal netto kasstroom (-/- betekent lenen)
Bedragen x € 1 miljoen 623,4 - 570,3 53,1 -3,5 -40,3 -101,43 +13,9 -/- 78,2
De liquiditeitsprognose is opgemaakt aan de hand van de voorliggende begroting 2014, inclusief het Meerjaren investeringsprogramma (MIP) 2014 – 2017. De laatste stand van zaken met betrekking tot de geplande investeringen 2013 zijn ook verwerkt in liquiditeitsprognose. Het totale kasstroomoverschot vóór investeringen is in 2014 € 53 miljoen. De totale kasstroom voor investeringen maatschappelijk nut 2014 is € 40 miljoen. De investeringen in Maatschappelijk nut hoeven voor het MIP 2014 niet te leiden tot een besluit te temporiseren of te stoppen. De planning van de investeringen wordt voortdurend gemonitord en leidt tot actualisering van de liquiditeitsprognose.
65
2. Paragrafen De wet beoogt het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. De wet kent een onderscheid tussen regels voor korte en voor lange financiering. Via de kasgeldlimiet stelt de wet stelt een grens aan het bedrag dat maximaal met kort geld mag worden gefinancierd. Deze wordt berekend als een percentage van het begrotingstotaal (8,5%). De gemiddelde netto-vlottende schuld per kwartaal mag de kasgeldlimiet niet overschrijden. De wet bepaalt tevens dat de gemeente aanvullende maatregelen moet nemen wanneer de kasgeldlimiet in 3 achtereenvolgende kwartalen wordt overschreden. De kasgeldlimiet is voor 2014 begroot op €65 miljoen. De renterisiconorm dwingt af dat openbare lichamen tot een dusdanige opbouw van de leningenportefeuille komen, dat tegenvallers als gevolg van renteaanpassing en herfinanciering in voldoende mate worden beperkt. Het renterisico mag jaarlijks maximaal 20% zijn van het begrotingstotaal. De renterisiconorm op basis van de Wet fido wordt voor 2014 begroot op €152 miljoen (20% van het begrotingstotaal). In 2014 overschrijden de wijzigingen in de rentepercentages op langlopende leningen en uitzettingen de renterisiconorm niet. Het totaal aan aflossingen in 2014 bedraagt ca. €48 miljoen; er zijn geen renteherzieningen De gemeente Eindhoven heeft medio 2013 voor een totaalbedrag van ca. €340 miljoen aan langlopende geldleningen opgenomen, waarvan €43 miljoen is doorgeleend aan Eindhovense woningbouwcorporaties. In 2013 zijn nog geen nieuwe lange leningen aangetrokken, omdat de netto liquiditeitsbehoefte voor exploitatie-uitgaven, investeringen en aflossingen van leningen lager is dan verwacht en vooralsnog gefinancierd kon worden met kortlopende leningen. De kasgeldlimiet zal naar verwachting in het vierde kwartaal van 2013 overschreden worden. Binnen drie kwartalen moet de overschrijding opgeheven zijn door kasgeldleningen om te zetten in langlopende leningen. De verwachting is dat er in het laatst kwartaal van 2013 en geheel 2014 maximaal €80 miljoen aan langlopende leningen afgesloten zal worden, inclusief de geplande investeringen 2014. De hiermee gepaard gaande rentekosten zijn structureel begroot. Voor het treasurybeheer is de ontwikkeling van de rente vanzelfsprekend erg belangrijk. Zowel de korte rente op kasgeldleningen als de lange rente zijn nog steeds erg laag. Echter bij de lange rente is wel een stijgende trend te zien. Gezien de zeer lage rente op kortlopende geldleningen zal de kasgeldlimiet zo goed mogelijk worden benut, tenzij de lange rente verder lijkt te stijgen. In dat geval is het gunstiger om eerder lang geld aan te trekken om zo een rentevoordeel voor meerdere jaren te behalen. De rentedruk (de te betalen rente als percentage van de totale uitgaven) komt ultimo 2014 naar verwachting uit op 0,9%. De met de financiering van investeringen in economische nut en grondexploitaties samenhangende rentelasten worden doorberekend aan de gemeentelijke sectoren. Over het kapitaalbeslag wordt aan de interne sectoren een vooraf gecalculeerd rentepercentage (omslagrente) in rekening gebracht. Dit percentage is een mix van de kosten voor eigen vermogen, aangetrokken langlopende geldleningen en een deel van de kosten voor kortlopende middelen. De renteresultaten komen rechtstreeks in de exploitatie tot uitdrukking. Voor 2013 zijn de omslagrente en de berekende rente
66
2. Paragrafen voor reserves en voorzieningen ongewijzigd, namelijk respectievelijk 4,5% en 4,0%. Uitzondering hierop vormen, net als in 2013, de verliesgevende planexploitaties binnen het grondbedrijf, waarvoor een rentepercentage van 1,5% wordt gehanteerd. In een commissienotitie inzake financiën helder en op orde, onderdeel investeringen maatschappelijk nut is een aantal basisuitgangspunten geformuleerd ten aanzien van budgetten voor investeringen. Indien de basisuitgangspunten worden gevolgd, dan is het maximaal te lenen bedrag het totaal aan investeringen voor economisch nut en grondexploitaties, omdat hier rentedekking voor is. Basisuitgangspunt voor het maximaal te besteden bedrag voor investeringen in maatschappelijk nut is de positieve saldo op de liquiditeitsprognose exclusief investeringen. Versterkte leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak De wet schrijft voor dat het verstrekken van leningen evenals het verlenen van garanties alleen is toegestaan voor de uitoefening van de publieke taak. Begin 2014 heeft de gemeente voor een bedrag van ca. €81 miljoen aan leningen versterkt aan derden. Van de €43 miljoen leningen aan Eindhovense woningbouwcorporaties, is €29 miljoen afgesloten met zogenaamde WSW garantie; in geval de tegenpartij in gebreke blijft, kan de gemeente haar lening via het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) terug krijgen. Begin 2014 is voor een bedrag van ca. €42 miljoen aan leningen direct gegarandeerd door de gemeente aan instellingen, die actief zijn op het gebied van gezondheidszorg, welzijn, sport en cultuur. De garanties zijn deels verstrekt met hypothecaire zekerheid. B&W is terughoudend in het verstrekken van nieuwe garanties of leningen. In geval van materiële bedragen wordt vooraf advies ingewonnen van de raad. Verloop huidige portefeuille (x €1 miljoen)
2013
2014
2015
2016
2017
Totaal verstrekte leningen
81
76
71
68
66
Totaal verstrekte garanties
42
35
32
30
23
Ultimo jaar
Bij de stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) bekleedt de gemeente een achtervangpositie. Hierdoor staat de gemeente samen met het Rijk eind 2013 indirect borg voor de langlopende leningen die onder directe borging van het WSW aan woningcorporaties zijn verstrekt (ca. €1,2 miljard). Momenteel zijn er geen signalen dat deze achtervangpositie wordt aangesproken, maar dat kunnen we natuurlijk niet uitsluiten. Op de uitstaande leningen en garanties loopt de gemeente kredietrisico. Voor dit doel wordt de voorziening algemene risico’s garanties en geldleningen aangehouden. Over een deel van de lopende leningen en garanties wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht bij de geldnemer die wordt gestort in deze voorziening. Indien de gemeente wordt aangesproken op haar garantie, of een lening niet wordt afgelost, komt dit verlies ten laste van deze voorziening. Om de hoogte van de voorziening te bepalen wordt om een relatie gelegd met het risico van de uitstaande leningen en garanties. Jaarlijks wordt de financiële positie van de geldnemers individueel
67
2. Paragrafen beoordeeld. De solvabiliteit van de geldnemer in combinatie met de (hypothecaire) zekerheden voor de gemeente bepaalt de noodzakelijke buffer in de voorziening. De hoogte van de voorziening (ruim € 3,5 miljoen) worden voldoende geacht voor het afdekken van de risico's. Beleggingsportefeuille In de wet is bepaald dat uitzettingen anders dan voor de publieke taak en het gebruik van derivaten een prudent karakter moeten hebben en niet gericht mogen zijn op het genereren van inkomsten door het lopen van overmatig risico. De beleggingsportefeuille, gekocht met middelen uit de verkoop van de NRE, is daarom opgebouwd uit garantieproducten. Deze bestaan voor een groot deel uit obligaties (90%), maar een klein deel van de inleg (10%) is belegd in aandelengerelateerde producten. Bij een garantieproduct wordt aan het einde van de looptijd tenminste de inleg terugontvangen. Per 1 januari 2014 bestaat de beleggingsportefeuille uit drie garantieproducten, waarvan er twee in 2014 vrijvallen voor totaal ca. € 38 miljoen. Deze producten zijn uitbesteed aan een vermogensbeheerder en kennen een minimumrendement van 2%. Het derde product valt vrij in 2016. Het kredietrisico volgen we onder meer aan de hand van ‘ratings’, een maatstaf voor kredietwaardigheid. Vanuit ons treasurystatuut is voor de kredietwaardigheid van tegenpartijen de status ‘AA’ minimaal vereist. In de afgelopen jaren zijn de ratings van banken gedaald. Bij de producten die in 2014 vrijvallen, met daarin een obligatie van de Britse banken HBOS en Barclays, zijn de ratings onder de norm gezakt. De garantieproducten zijn maatwerk en daardoor slecht verkoopbaar (en vanwege de bankencrisis alleen met verlies). Gezien de beperkte looptijd van de beleggingen en de toegezegde steun van de Britse regering in geval van problemen, lijkt het risico beperkt. Het kabinet heeft besloten dat uiterlijk eind 2013 verplicht schatkistbankieren wordt ingevoerd voor o.a. gemeenten en provincies. Het besluit is genomen onder voorbehoud van parlementaire goedkeuring. Alle (structurele en incidentele) tegoeden moeten verplicht worden aanhouden bij de Nederlandse Staat tegen een minimale rentevergoeding. Dagelijks moet het saldo boven de limiet (ca € 4 miljoen voor Eindhoven) bij de Staat worden afgestort. Nieuwe beleggingen zijn niet meer mogelijk, maar oude beleggingen mogen wel aangehouden worden tot de einddatum. Aangezien Eindhoven geen structurele tegoeden heeft (vrijvallende beleggingen worden ingezet voor de aflossing van kasgeldleningen), zijn de renteconsequenties beperkt. Ambtelijk leidt schatkistbankieren tot meer werkzaamheden. Om te voorkomen dat er onnodig kasgeld wordt geleend, is een exacte liquiditeitenplanning op dagbasis noodzakelijk. Met name de inkomstenkant (belastingen, incidentele subsidies) is moeilijk per dag voorspelbaar. Het aantrekken van kasgeld zal een dagelijkse activiteit worden evenals de overboekingen naar en van de Staat. Gaandeweg 2014 moet blijken of het lukt om binnen de bandbreedte te blijven met het overtollige saldo.
68
Raadsprogramma 1: Portefeuille: Commissie:
Inkomen Jeugd, welzijn en zorg Economie en werk Maatschappij en cultuur Economie en Mobiliteit
Sector:
Zorg & Inkomen Werk
Wat willen we bereiken? Er bestaat een algemeen besef (zowel landelijk als gemeentelijk)dat binnen het sociaal domein een fundamentele herstructurering onafwendbaar is. Dit zowel ten behoeve van een kwaliteitsverbetering van de ondersteuning aan onze inwoners, als vanuit een noodzaak tot beheersing van enorme kostenstijgingen. Belangrijke uitgangspunten in de herstructurering van het sociaal domein zijn: b investeren in de sociale basisvoorzieningen waar iedere Eindhovenaar gebruik van maakt of kan maken; b investeren in de ontwikkeling van eigen kracht van en samenkracht tussen inwoners; b inzetten van generalistische WIJteams, die vanuit een ontkokerde uitvoeringspraktijk de integrale ondersteuning op zich nemen en als buffer fungeren naar de (meer specialistische en vaak duurdere) tweedelijn; b benadering van onze inwoners als ‘complete mensen’ (integrale benadering). Het raadsprogramma Inkomen is een van de drie raadsprogramma’s op het gemeentelijk sociaal domein. Het sociaal domein omvat de raadsprogramma’s Inkomen, Zorg & Welzijn en Onderwijs & Jeugd en kent logische dwarsverbanden naar programma’s op de terreinen veiligheid, wonen, economie, cultuur, sport en naar thema’s binnen het ruimtelijk programma. Zo wordt in het ruimtelijk domein gekeken hoe ruimtelijke inzet kan bijdragen aan het behalen van sociale doelstellingen. WIJeindhoven als overkoepelende visie Zoals benoemd in de bestuurlijke hoofdlijn is de systeeminnovatie WIJeindhoven ingezet om de transformatie sociaal domein te realiseren. Hierbij staan de integrale benadering, maatwerk en eigen kracht en samenkracht centraal. Met WIJeindhoven is deze omslag volop in gang gezet, maar we zijn er nu nog niet. Er is sprake van een groeimodel. We bevinden ons momenteel in een overgangsperiode. In 2014 staat de inrichting van de WIJeindhoventeams centraal. Eind 2014 zal de gehele stad zijn voorzien van deze teams. De teams zullen in de jaren daarna nog doorontwikkelen tot dat ze op volledige sterkte zijn. Daarbij gaat het zowel om de personele capaciteit als om de ontwikkeling tot generalist. Gewenste maatschappelijke effecten b Het minimaal gelijk blijven van zelfredzaamheid door zoveel mogelijk mensen zo duurzaam mogelijk te laten re-integreren in het reguliere arbeidsproces, dan wel via sociale activering (participatieladder) op weg te helpen naar betaald werk. Een positief effect van deze inzet is dat inkomensondersteuning niet of in mindere mate aan de orde hoeft te zijn; b Waar inkomensondersteuning wel aan de orde is, willen we dat inwoners met zo min mogelijk bureaucratische professionele verkokering van doen hebben en conform de professionele standaarden van dienstverlening worden ondersteund; b We willen het aantal inwoners in een financieel problematische situatie terug brengen, onder meer door proactief en gericht inwoners aan te spreken en op basis van individueel maatwerk te voorkomen dat er (structurele) schuldenproblematiek ontstaat die zelfredzaamheid in de weg staat; b Voorgaande draagt bij aan een verhoging van de leefbaarheid in wijken en buurten (vanuit de gemeente mede mogelijk maken van ‘samenkracht’).
69
Raadsprogramma 1: Portefeuille: Commissie:
Inkomen Jeugd, welzijn en zorg Economie en werk Maatschappij en cultuur Economie en Mobiliteit
Sector:
Zorg & Inkomen Werk
Belangrijke ontwikkelingen waar het raadsprogramma Inkomen mee te maken heeft: b Voorbereiding Participatiewet waarbij in essentie wordt gestuurd op zoveel mogelijk mensen aan het (betaald) werk, eventueel met inzet van (gemeentelijke) stimuleringsinstrumenten; b De samenhang bewaken tussen de Participatiewet en de transities AWBZ en Jeugdzorg (integrale benadering); b WIJeindhoven wordt na de start in twee gebieden in Eindhoven (najaar 2012) verder geïmplementeerd in de stad door middel van inzet van generalistische WIJteams; b Het collectieve deel van sociaal domein wordt verstevigd met daarbij in het bijzonder aandacht voor versterking van de sociale basisstructuur, versterking van vrijwillige inzet in de stad en het stimuleren van social return bijvoorbeeld door de inzet van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt bij organisaties en instellingen die (mede) door de gemeente worden gefinancierd. Co-productie met burgers wordt hierbij ingezet. Eveneens wordt in dit kader maatschappelijk aanbesteden verder doorgevoerd. Genoemde ontwikkelingen geven de gemeente Eindhoven handvatten om een integrale benadering en maatwerk voorop te stellen in de ondersteuning van inwoners in periodes dat zij kwetsbaar zijn. Deze integraal in te zetten handvatten liggen in het raadsprogramma Inkomen bij (betaald) werk en ondersteuning van inkomen. We investeren op het terrein van arbeid en inkomen dan ook zodanig in coalities en netwerkopbouw met de reguliere arbeidsmarkt, dat meer mensen met afstand tot die arbeidsmarkt weer in het reguliere werkproces komen. Er worden maatwerkgesprekken gevoerd met mensen die buiten het arbeidsproces staan, waarin gestuurd wordt op mogelijkheden en talenten in plaats van beperkingen. Degenen waarvoor regulier werk (nog) te hoog gegrepen is, kunnen in het kader van sociale activering op zinvolle wijze participeren in de maatschappij. En daar waar - al dan niet door schulden - mensen onder het sociaal minimum zakken of waar omstandigheden dit tijdelijk noodzakelijk maken, kunnen inkomensondersteunende maatregelen worden ingezet. Ook deze zijn gekoppeld aan maatwerkgesprekken die inzetten op het zo snel en duurzaam mogelijk versterken van de eigen regie op inkomen. Effectindicatoren: Gezien de transformatie van het sociaal domein is er sprake van nieuwe effectindicatoren. De meting van deze indicatoren zal in het komende jaar verder worden aangescherpt. Daarbij maken we gebruik van de participatieladder, de maatschappelijke kosten baten analyse (MKBA) WIJeindhoven en de zelfredzaamheidsmatrix. Op basis van deze aanscherping zal in de toekomst een betere inschatting gegeven kunnen worden van de ontwikkeling van deze effectindicatoren. Er is sprake van grote veranderingen in het sociaal domein waarbij –o.a. vanuit de MKBA- blijkt dat de kosten voor de baat uitgaan. Daarnaast is er sprake van een groeimodel waarbij, zoals hierboven benoemd, voorjaar 2015 de gehele stad is voorzien van WIJeindhoventeams. Als gevolg van deze twee feiten verwachten we onderstaande ontwikkeling op de effectindicatoren. In antwoord op de motie over de formulering van streefcijfers baanvinders (JRRM04) is als verwachting geformuleerd: b Voor 2013 verwachten wij ongeveer 500 -600 bijstandsgerechtigden (volledig) naar betaald werk te kunnen laten uitstromen; en daarnaast verwachten we ongeveer 500 bijstandsgerechtigden parttime (met gedeeltelijk behoud van uitkering) naar werk te geleiden. b Voor 2014 verwachten we dat we ongeveer 600-700 bijstandsgerechtigden (volledig) naar betaald werk kunnen laten uitstromen, en daarnaast ongeveer 500 parttime.
70
Raadsprogramma 1: Portefeuille: Commissie:
Inkomen Jeugd, welzijn en zorg Economie en werk Maatschappij en cultuur Economie en Mobiliteit
Sector:
Zorg & Inkomen Werk
Rekening
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
2012
2013
2014
2015
2016
2017
86%
86%
86%
86%
87%
% van Eindhovenaren dat zelfredzaam is blijft minimaal gelijk * Een bestandsontwikkeling van bijstandsgerechtigden die beter is dan het
EHV + 1,8%
Afhankelijk van vastgesteld landelijk gemiddelde
NL + 3,4%
landelijke gemiddelde** % van Eindhovenaren met een laag inkomen dat
9%
8%
8%
8%
7%
7%
5.9
5.9
5.9
5.9
5,9
niet meedoet *** De schaalscore sociale cohesie **** *
MKBA-monitor; gelet op economische ontwikkelingen streven we naar behoud van genoemd percentage
**
Bron landelijk gemiddelde: CBS/benchmark; eigen bestandsontwikkeling wordt maandelijks gemonitord
*** Bron: Inwonersenquête **** Bron: Buurtthermometer; Enquête bewoners over hoe zij hun eigen woonomgeving beleven (saamhorigheid, thuis voelen, elkaar kennen); score op schaal 0 tot 10
Ontwikkelingen De gemeente Eindhoven heeft zich met ingang van 2011 een extra ambitie opgelegd ten opzichte van de realisatie van het operationeel resultaat. Deze ambitie komt op 7,5 miljoen euro uitgaande van de situatie van 2011 en op basis van ongewijzigde omstandigheden. We hebben – tegen de landelijke trend in – de afgelopen jaren een daling gekend van het aantal bijstandsgerechtigden. Daarom hebben we bij de kadernota 2013-2016 deze oorspronkelijke taakstelling verhoogd met 2,5 miljoen euro en bij de begroting 2013-2016 daarbovenop nog een extra verhoging van 2,5 miljoen euro doorgevoerd. We vonden dat verantwoord op dat moment, maar waren tegelijkertijd terughoudend met het structureel inzetten van deze meevallers. We plaatsen de kanttekening dat hier een afhankelijkheid speelt van de landelijke ontwikkelingen en dat we deze ontwikkelingen nauwgezet zouden moeten volgen in het cyclisch proces, waardoor bijsturing mogelijk is indien nodig. Jaarlijks maken we opnieuw de afweging of dat deze extra vrijval van rijksmiddelen naar de algemene middelen verantwoord is en blijft. In de kadernota hebben we al aangegeven dat de oorspronkelijke inhoudelijke ambitie om de bijstandsafhankelijkheid met 10% te verminderen in het huidig economisch klimaat niet vol te houden is. Daarnaast zien we nu herverdeeleffecten in het landelijke macrobudget, omdat de grootste voordeel- en nadeelgemeenten worden afgetopt. Dit samen met de ontwikkeling van het bestand maakt dat we vanaf 2014 de verhoging van de taakstelling in 2013 terug moeten draaien. Daarmee blijft de oorspronkelijke taakstelling van 7,5 miljoen euro staan. Door een gerichte inzet van het P-budget willen wij een extra uitstroom uit de bijstand realiseren. Hierbij richten wij ons met name op de groep jongeren en 45-plus. Het plan van aanpak Jeugdwerkloosheid zal de aandacht voor de groep jongeren hierin versterken. Verder zal een nadere analyse van het WWB-bestand bij moeten dragen aan een grotere uitstroom.
71
Raadsprogramma 1: Portefeuille: Commissie:
Inkomen Jeugd, welzijn en zorg Economie en werk Maatschappij en cultuur Economie en Mobiliteit
Sector:
Zorg & Inkomen Werk
Wat doen we daarvoor? Beleidswijziging De gemeenteraad heeft het kader van de transformatie op het sociaal domein bestuurlijk verankerd in het raadsdossier ‘Systeeminnovatie sociaal beleid; de transformatie WIJeindhoven’. Voor het raadsprogramma Inkomen betekent dit dat onderstaand bestaand beleid niet verkokerd wordt uitgevoerd, maar vanuit de integrale visie ‘WIJeindhoven’ ondergebracht in de ontwikkeling ‘Sociaal domein’.
Bestaand beleid b Arbeidsmarktbenadering b Inzet participatie en re-integratie activiteiten b Bijzondere bijstand b Wet Werk en Bijstand; Wet Investeren in Jongeren b Besluit bijstandverlening zelfstandigen, en Besluit Adreslozen b Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers b Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen b Schulddienstverlening b Minimaregelingen Prestaties Ontkokerd en gericht op begeleiding naar (het verkrijgen van) eigen kracht van inwoners inzetten van: b Arbeidsmarktbenadering b Participatie en re-integratie activiteiten b Schuldhulpverlening b Bijzondere Bijstand b Diverse inkomensondersteunende regelingen
Wat mag het kosten? (Bedragen x € 1.000) Totaal (netto)investering Exploitatie: - Exploitatielasten - Exploitatiebaten
Rekening
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
2012
2013
2014
2015
2016
2017
23-
-
-
-
-
-
175.214 160.735
181.919 153.176
187.820 156.788
193.652 163.340
198.158 165.455
196.983 164.722
31.032
30.312
32.703
32.261
1.975-
-
-
28.337
32.703
32.261
Totaal saldo van baten en lasten
14.479
28.743
Totaal toevoegingen en onttrekkingen reserves
10.006
-
Resultaat
24.485
28.743
72
3.47527.557
Raadsprogramma 2:
Zorg en Welzijn
Portefeuille:
Jeugd, welzijn en zorg
Commissie:
Maatschappij en cultuur
Sector:
Mens & Maatschappij Werk Zorg & Inkomen
Wat willen we bereiken? Er bestaat een algemeen besef (zowel landelijk als gemeentelijk) dat binnen het sociaal domein een fundamentele herstructurering onafwendbaar is. Dit zowel ten behoeve van een kwaliteitsverbetering van de ondersteuning aan onze inwoners, als vanuit een noodzaak tot beheersing van enorme kostenstijgingen. Belangrijke uitgangspunten in de herstructurering van het sociaal domein zijn: b Investeren in de sociale basisvoorzieningen waar iedere Eindhovenaar gebruik van maakt of kan maken; b Investeren in de ontwikkeling van eigen kracht van en samenkracht tussen inwoners; b Inzetten van generalistische WIJteams, die vanuit een ontkokerde uitvoeringspraktijk de integrale ondersteuning op zich nemen en als buffer fungeren naar de (meer specialistische en vaak duurdere) tweedelijn; b Benadering van onze inwoners als ‘complete mensen’ (integrale benadering). Het raadsprogramma Zorg en Welzijn is een van de drie raadsprogramma’s op het gemeentelijk sociaal domein. Het sociaal domein omvat de raadsprogramma’s Inkomen, Zorg & Welzijn en Onderwijs & Jeugd en kent logische dwarsverbanden naar programma’s op de terreinen veiligheid, wonen, economie, cultuur, sport en naar thema’s binnen het ruimtelijk programma. Zo wordt in het ruimtelijk domein gekeken hoe ruimtelijke inzet kan bijdragen aan het behalen van sociale doelstellingen. WIJeindhoven als overkoepelende visie Zoals benoemd in de bestuurlijke hoofdlijn is de systeeminnovatie WIJeindhoven ingezet om de transformatie sociaal domein te realiseren. Hierbij staan de integrale benadering, maatwerk en eigen kracht en samenkracht centraal. Met WIJeindhoven is deze omslag volop in gang gezet, maar we zijn er nu nog niet. Er is sprake van een groeimodel. We bevinden ons momenteel in een overgangsperiode. In 2014 staat de inrichting van de WIJeindhoventeams centraal. Eind 2014 zal de gehele stad zijn voorzien van deze teams. De teams zullen in de jaren daarna nog doorontwikkelen tot dat ze op volledige sterkte zijn. Daarbij gaat het zowel om de personele capaciteit als om de ontwikkeling tot generalist. Gewenste maatschappelijke effecten b Het minimaal gelijk blijven van zelfredzaamheid door zoveel mogelijk mensen zo duurzaam mogelijk te laten deelnemen aan de samenleving; b Waar ondersteuning op het gebied van zorg of welzijn wel aan de orde is, willen we maatwerk leveren en zorgen dat inwoners met zo min mogelijk bureaucratische professionele verkokering van doen hebben en conform de professionele standaarden van dienstverlening worden ondersteund. Het uitgangspunt is hierbij dat de ondersteuning tijdelijk is en mensen zoveel mogelijk zelf regie houden over hun eigen leven; b We streven een aantrekkelijke leefomgeving na door het stimuleren van ‘samenkracht’ (waaronder mantelzorg en vrijwilligerswerk) en het verminderen van overlast. Belangrijke ontwikkelingen waar het raadsprogramma Zorg en Welzijn mee te maken heeft: b Voorbereiding van de transitie AWBZ begeleiding en verzorging en waar mogelijk borging van deze taken in het reguliere van de sociale basisstructuur;
73
Raadsprogramma 2:
Zorg en Welzijn
Portefeuille:
Jeugd, welzijn en zorg
Commissie:
Maatschappij en cultuur
b b b
b
b
Sector:
Mens & Maatschappij Werk Zorg & Inkomen
De samenhang bezien tussen de transitie AWBZ en de transities Jeugdzorg en Participatiewet (integrale benadering); WIJeindhoven wordt na de start in twee gebieden in Eindhoven (najaar 2012) verder geïmplementeerd in de stad door middel van inzet van generalistische WIJteams; Ervaring leert dat het beëindigen van langdurige gesubsidieerde activiteiten bij partners in de stad leidt tot (substantiële) verzoeken tot bijdrage in frictiekosten bij de betreffende partners. Instellingen worden aangesproken op hun eigen verantwoordelijkheid. Met ingang van 2014 worden voor het totaal van het financiële kader voor het offertetraject sociaal domein ieder jaar oplopende bezuinigingen doorgevoerd van respectievelijk 5%, 10%, 15% tot 25% in 2017; Het collectieve deel van sociaal domein wordt verstevigd met daarbij in het bijzonder aandacht voor versterking van de sociale basisstructuur, versterking van vrijwillige inzet in de stad en bijvoorbeeld het stimuleren van een stevigere samenwerking tussen informele en formele zorg. Coproductie met burgers wordt hierbij ingezet. Eveneens wordt in dit kader maatschappelijk aanbesteden verder doorgevoerd; In 2013 is, cf. kadernota, een reserve sociaal domein gevormd waarmee in 2014 en 2015 transitiekosten en voorinvesteringen bekostigd kunnen worden. De reserve wordt aangelegd voor een periode van 2 jaar (2014 en 2015) en bedraagt €25 miljoen. De stortingen zullen plaatsvinden in 2013 (€12 miljoen), 2014 (€6.5 miljoen) en 2015 (€6.5 miljoen). Via een begrotingswijziging in 2013 vindt een vervroegde storting plaats van €2 miljoen vanuit het WMO overschot . Hierdoor ontstaat in 2014 een begrotingsoverschot dat voor andere doeleinden gebruikt kan worden.
Deze ontwikkelingen geven handvatten om een integrale benadering en maatwerk voorop te stellen in de ondersteuning van inwoners in periodes dat zij kwetsbaar zijn. Deze integraal in te zetten handvatten liggen vanuit het raadsprogramma Zorg en Welzijn op het terrein van welzijn (inclusief lokaal gezondheidsbeleid), van ondersteuning mantelzorg en vrijwilligerswerk (Verbindende Kracht) en op dat van de maatschappelijke zorg. Hierbij is het streven -ook ten aanzien van inwoners die extra kwetsbaar lijken (bijvoorbeeld dak- en thuislozen)- om zo duurzaam mogelijk zelfredzaamheid te bevorderen.
Effectindicatoren: Gezien de transformatie van het sociaal domein is er sprake van nieuwe effectindicatoren. De meting van deze indicatoren zal in het komende jaar verder worden aangescherpt. Daarbij maken we gebruik van de participatieladder, de maatschappelijke kosten baten analyse (MKBA) WIJeindhoven en de zelfredzaamheidsmatrix. Op basis van deze aanscherping zal in de toekomst een betere inschatting gegeven kunnen worden van de ontwikkeling van deze effectindicatoren. Er is sprake van grote veranderingen in het sociaal domein waarbij –o.a. vanuit de MKBA- blijkt dat de kosten voor de baat uitgaan. Daarnaast is er sprake van een groeimodel waarbij, zoals hierboven benoemd, eind 2014 de gehele stad is voorzien van WIJeindhoventeams. Als gevolg van deze twee feiten verwachten we onderstaande ontwikkeling op de effectindicatoren.
74
Raadsprogramma 2:
Zorg en Welzijn
Portefeuille:
Jeugd, welzijn en zorg
Commissie:
Maatschappij en cultuur
Sector:
Rekening Begroting 2012 % van Eindhovenaren dat zelfredzaam is blijft
Mens & Maatschappij Werk Zorg & Inkomen
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
2013
2014
2015
2016
2017
86%
86%
86%
86%
87%
5.9
5.9
5.9
5.9
5,9
minimaal gelijk * De schaalscore sociale cohesie **
* MKBA-monitor; gelet op economische ontwikkelingen streven we naar behoud van genoemd percentage ** Bron: Buurtthermometer; Enquête bewoners over hoe zij hun eigen woonomgeving beleven (saamhorigheid, thuis voelen, elkaar kennen); score op schaal 0 tot 10
Wat doen we daarvoor? Beleidswijzigingen De gemeenteraad heeft het kader van de transformatie op het sociaal domein bestuurlijk verankerd in het raadsdossier ‘Systeeminnovatie sociaal beleid; de transformatie WIJeindhoven’. Voor het raadsprogramma Zorg & Welzijn betekent dit dat onderstaand bestaand beleid niet verkokerd wordt uitgevoerd, maar vanuit de integrale visie ‘WIJeindhoven’ . Bestaand beleid In 2012-2013 is een start gemaakt met het inrichten van generalistische teams in de eerstelijn en wordt zoveel mogelijk ondersteuning geboden vanuit deze eerstelijn (hetgeen onder meer wil zeggen dat de professionele verkokering in het ‘traditionele welzijnsbeleid’ in toenemende mate wordt doorbroken). Door middel van maatschappelijk aanbesteden is er ook in het collectieve deel een start gemaakt met op eigentijdse wijze invulling geven aan burgerparticipatie door inwoners zelf te laten bepalen op welke wijze er door professionals een bijdrage wordt geleverd aan een aantrekkelijke leefomgeving. Van belang is daarnaast het stimuleren en wegnemen van bureaucratische hindernissen bij het leveren van een bijdrage aan de zelfredzaamheid van individuen en aan de sociale kant van de samenleving door inwoners zelf. Voor de maatschappelijke opvang is het programma Stedelijk Kompas 2011-2015 van kracht. De recent besproken nota ‘´lokaal gezondheidsbeleid 2013-2016, Ruimte voor gezondheid’ (juni 2013) geeft richting aan het Eindhovense gezondheidsbeleid waarbij het niet alleen gaat over gedrag en leefstijl, maar ook over leefomstandigheden en mogelijkheden tot actieve deelname aan de maatschappij. Vanuit Slimmer Leven is een stevige start gemaakt met innovatie in de zorg en wordt geïnvesteerd op inzet van gebruiksvriendelijke technologie o.a. om bij te dragen aan zo lang en plezierig mogelijk thuis kunnen wonen. Ook breder wordt gezocht naar mogelijkheden om innovatieve technologieën in te zetten voor maatschappelijke doelen.
75
Raadsprogramma 2:
Zorg en Welzijn
Portefeuille:
Jeugd, welzijn en zorg
Sector:
Commissie:
Maatschappij en cultuur
Mens & Maatschappij Werk Zorg & Inkomen
Prestaties Afname laaggeletterdheid Aanbieden educatietrajecten Ondersteuning aan mantelzorgers Ondersteunen vrijwilligersorganisaties Hulp bij het huishouden (in natura) Verstrekken van woon- en mobiliteit voorzieningen Verbeteren leefsituatie dak- en thuislozen
Wat mag het kosten? (Bedragen x € 1.000) Totaal (netto)investering Exploitatie: - Exploitatielasten - Exploitatiebaten Totaal saldo van baten en lasten Totaal toevoegingen en onttrekkingen reserves Resultaat
Rekening
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
2012
2013
2014
2015
2016
2017
-
-
-
-
-
-
78.002 11.381
86.100 6.304
78.618 5.826
76.460 5.782
79.615 5.756
79.160 5.756
66.621
79.796
72.792
70.678
73.859
73.404
3.188
6.500
-
-
75.980
77.178
73.859
73.404
4.038
941-
70.659
78.855
76
Raadsprogramma 3: Portefeuille: Commissie:
Onderwijs en Jeugd Jeugd, welzijn en zorg Innovatie, design, cultuur en openbare ruimte Maatschappij en cultuur Ruimte en vastgoed
Sector:
Mens & Maatschappij Grond & Vastgoed
Wat willen we bereiken? Er bestaat een algemeen besef (zowel landelijk als gemeentelijk) dat binnen het sociaal domein een fundamentele herstructurering onafwendbaar is. Dit zowel ten behoeve van een kwaliteitsverbetering van de ondersteuning aan onze inwoners, als vanuit een noodzaak tot beheersing van enorme kostenstijgingen. Belangrijke uitgangspunten in de herstructurering van het sociaal domein zijn: - investeren in de sociale basisvoorzieningen waar iedere Eindhovenaar gebruik van maakt en/ of kan maken; - investeren in de ontwikkeling van eigen kracht en van samenkracht in de maatschappij; - het organiseren van generalistische WIJteams die vanuit een geïntegreerde uitvoeringspraktijk de ondersteuning op zich nemen en als inkoper fungeren naar de (meer specialistische en vaak duurdere) tweedelijn. - benadering van onze inwoners als ‘complete mensen’ (integrale benadering) Met de systeeminnovatie WIJeindhoven is deze omslag volop in gang gezet, maar we zijn er nog niet. Er is sprake van een groeimodel. Het raadsprogramma Onderwijs en Jeugd is een van de drie raadsprogramma’s op het gemeentelijk sociaal domein. Het sociaal domein omvat de raadsprogramma’s inkomen, zorg & welzijn en onderwijs & jeugd, en kent logische dwarsverbanden naar programma’s op de terreinen veiligheid, wonen, economie, cultuur, sport en naar thema’s binnen het ruimtelijk programma. Zo wordt in het ruimtelijk domein gekeken hoe ruimtelijke inzet kan bijdragen aan het behalen van sociale doelstellingen. WIJeindhoven als overkoepelende visie Zoals benoemd in de bestuurlijke hoofdlijn is de systeeminnovatie WIJeindhoven ingezet om de transformatie sociaal domein te realiseren. Hierbij staan de integrale benadering, maatwerk en eigen kracht en samenkracht centraal. Met WIJeindhoven is deze omslag volop in gang gezet, maar we zijn er nu nog niet. Er is sprake van een groeimodel. We bevinden ons momenteel in een overgangsperiode. In 2014 staat de inrichting van de WIJeindhoventeams centraal. Eind 2014 zal de gehele stad zijn voorzien van deze teams. De teams zullen in de jaren daarna nog doorontwikkelen tot dat ze op volledige sterkte zijn. Daarbij gaat het zowel om de personele capaciteit als om de ontwikkeling tot generalist. Gewenste maatschappelijke effecten b Het minimaal gelijk blijven van zelfredzaamheid doordat gezinnen met jeugdigen, en/of jeugdigen zelf, zich zoveel mogelijk duurzaam ontwikkelen zonder interventies van professionals en hulp van de overheid of speciale voorzieningen; b Wanneer er wel ondersteuning nodig is in het leven van gezinnen met jeugdigen, en/of voor jeugdigen zelf, dan is er sprake van een maatwerkaanpak waarbij de gehele omgeving wordt meegenomen. Zij hebben daarbij zo min mogelijk met bureaucratische professionele verkokering van doen en worden conform de professionele standaarden van dienstverlening ondersteund. Het uitgangspunt is dat de ondersteuning tijdelijk is en mensen zoveel mogelijk zelf regie houden over hun eigen leven; b Een aantrekkelijke leefomgeving voor jeugdigen, waarbinnen ook de jeugdigen van Eindhoven een bijdrage leveren aan de ‘samenkracht’ in de stad en zo min mogelijk overlast veroorzaken.
77
Raadsprogramma 3: Portefeuille: Commissie:
Onderwijs en Jeugd Jeugd, welzijn en zorg Innovatie, design, cultuur en openbare ruimte Maatschappij en cultuur Ruimte en vastgoed
Sector:
Mens & Maatschappij Grond & Vastgoed
Belangrijke ontwikkelingen waar het raadsprogramma Onderwijs en Jeugd mee te maken heeft : - Voorbereiding transitie Jeugdzorg volgens de kaders van WIJeindhoven (eerstelijns ondersteuning in de WIJteams, tweedelijns specialistische ondersteuning organiseren op aansluiting op de WIJteams); - De samenhang met de ontwikkeling naar Passend Onderwijs; - De overlap met de voorbereiding transitie AWBZ begeleiding en verzorging en met de voorbereiding Participatiewet (integrale benadering); - WIJeindhoven wordt na de start in twee gebieden in Eindhoven(najaar 2012) verder geïmplementeerd in de stad door middel van de inzet van generalistische WIJteams; - Ervaring leert dat het beëindigen van langdurige gesubsidieerde activiteiten bij partners in de stad leidt tot (substantiële) verzoeken tot bijdrage in frictiekosten bij de betreffende partners. Instellingen worden aangesproken op hun eigen verantwoordelijkheid. Met ingang van 2014 worden voor het totaal van het financiële kader voor het offertetraject sociaal domein ieder jaar oplopende bezuinigingen doorgevoerd van respectievelijk 5%, 10%, 15% tot 25% in 2017; - Door middel van co-productie met burgers het collectieve deel van sociaal beleid verstevigen, met daarbij in het bijzonder aandacht voor versterking van de sociale basisstructuur (bijv de relatie met basisonderwijs en kinderopvang) en versterking van vrijwillige inzet in de stad (bijv bij sportactiviteiten voor jeugdigen en vrijwillig kinder- en jongerenwerk). Eveneens wordt in dit kader maatschappelijk aanbesteden verder doorgevoerd; - De uitwerking van het Techniekpact waarmee in samenwerking met andere overheden, het bedrijfsleven en het onderwijs jongeren worden gestimuleerd te kiezen voor techniekonderwijs en een baan in deze sector. Deze ontwikkelingen geven ons als gemeente de handvatten om een integrale benadering en maatwerk voorop te stellen in de ondersteuning van huishoudens met jeugdigen en/of jeugdigen zelf in een kwetsbare periode in hun leven. Daarvoor investeren we in een veilige omgeving om op te groeien (zowel sociaal, als fysiek) waarin de jeugd van onze stad zich kan ontwikkelen tot zelfredzame inwoners. Ook zetten we in op goede en voldoende huisvesting voor onderwijs en spilcentra. We zorgen voor de uitvoering van onze wettelijke verantwoordelijkheid van leerlingenvervoer. Daarnaast is onze inzet gericht op het voorkomen en signaleren van, en ingrijpen bij (dreigende) ontwikkelingsachterstanden en onveilige situaties in het gezin of de omgeving van het kind. De inzet is daarbij telkens gericht op het versterken van de eigen kracht van de jongere en het gezin, waardoor ze werken naar duurzame zelfredzaamheid. Zelfredzaamheid uit zich daarbij in het behalen van een startkwalificatie, deelname aan onderwijs en/of arbeid en een zinvolle vrije tijdsbesteding, ook in de openbare ruimte. Effectindicatoren: Gezien de transformatie van het sociaal domein is er sprake van nieuwe effectindicatoren. De meting van deze indicatoren zal in het komende jaar verder worden aangescherpt. Daarbij maken we gebruik van de participatieladder, de maatschappelijke kosten baten analyse (MKBA) WIJeindhoven en de zelfredzaamheidsmatrix. Op basis van deze aanscherping zal in de toekomst een betere inschatting gegeven kunnen worden van de ontwikkeling van deze effectindicatoren. Er is sprake van grote veranderingen in het sociaal domein waarbij –o.a. vanuit de MKBA- blijkt dat de kosten voor de baat uitgaan. Daarnaast is er sprake van een groeimodel waarbij, zoals hierboven benoemd, eind 2014 de gehele stad is voorzien van WIJeindhoventeams. Als gevolg van deze twee feiten verwachten we onderstaande ontwikkeling op de effectindicatoren.
78
Raadsprogramma 3: Portefeuille: Commissie:
Onderwijs en Jeugd Jeugd, welzijn en zorg Innovatie, design, cultuur en openbare ruimte Maatschappij en cultuur Ruimte en vastgoed
Sector:
Mens & Maatschappij Grond & Vastgoed
Rekening
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
2012
2013
2014
2015
2016
2017
11,5 %
-
-
-
Daling van het aantal jeugdigen (0-18) met een jeugdbeschermingsmaatregel (OTS of voogdijmaatregel)* Afname % voortijdig schoolverlaters per onderwijssoort en niveau
Niet gemonitord
Afname van vsv volgens richtlijnen van OCW voor VO en MBO
in 2012
% van Eindhovenaren dat zelfredzaam is
86%
86%
86%
86%
87%
5.9
5.9
5.9
5.9
5,9
30%
35%
40%
45%
blijft minimaal gelijk ** De schaalscore sociale cohesie *** Afname aantal meldingen van overlast
-
door jeugd t.o.v. peiljaar 2010 (1875) **** Bron*: Jeugdbalans (provincie); gelet op decentralisatie Jeugdzorg en uitwerking daarvan, zijn streefwaarden nog niet te noemen Bron **: MKBA-monitor; gelet op economische ontwikkelingen streven we naar behoud van genoemd percentage Bron***: Buurtthermometer; Enquête bewoners over hoe zij hun eigen woonomgeving beleven (saamhorigheid, thuis voelen, elkaar kennen); score op schaal 0 tot 10 Bron****: buurtthermometer
Wat doen we daarvoor? Bestaand beleid b Doorontwikkeling van Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) via harmonisatie van kinderopvang en peuterspeelzaalwerk b In samenwerking met het onderwijs vormgeven aan de wet Passend Onderwijs b Inzet op vroegtijdig schoolverlaten door het voorkomen van schoolverzuim en het stimuleren van talentontwikkeling b Herijking van Lokale Educatieve Agenda b Vrijwillig kinderwerk stimuleren (Nota Kinderwerk) b Nota Jongerenwerk b Beleidskader Jeugd en Veiligheid b Heroriëntatie van het Centrum voor Jeugd en Gezin Beleidswijzigingen De gemeenteraad heeft het kader van de transformatie in het sociaal domein bestuurlijk verankerd in het raadsdossier ‘Systeeminnovatie sociaal beleid; de transformatie WIJeindhoven’. Voor het raadsprogramma Onderwijs en Jeugd betekent dit dat het bestaand beleid niet verkokerd wordt uitgevoerd, maar vanuit de integrale visie ‘WIJeindhoven’. Dat betekent dat de ontwikkelingen van jeugd en jongeren zal worden bekeken in de brede context van de huishoudens waarin zij leven.
79
Raadsprogramma 3: Portefeuille: Commissie:
Onderwijs en Jeugd Jeugd, welzijn en zorg Innovatie, design, cultuur en openbare ruimte Maatschappij en cultuur Ruimte en vastgoed
Sector:
Mens & Maatschappij Grond & Vastgoed
Prestaties Aanbieden van opvoedondersteuning in groepsverband aan ouders; Kadergroepen jongerenwerk; Aanbieden van trajectbegeleiding aan VSV-ers; Aanbieden VVE-programma’s aan kinderen, die dit nodig hebben.
Wat mag het kosten? (Bedragen x € 1.000) Totaal (netto)investering Exploitatie: - Exploitatielasten - Exploitatiebaten Totaal saldo van baten en lasten Totaal toevoegingen en onttrekkingen reserves Resultaat
Rekening
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
2012
2013
2014
2015
2016
2017
6.180
37.050
17.395
11.270
170
170
71.960 21.001
65.974 12.286
69.125 13.091
52.553 5.337
52.837 5.325
52.765 5.325
50.959
53.688
56.034
47.216
47.512
47.440
327
776
776
47.543
48.288
48.216
5.452-
2.485-
45.507
51.203
80
4.45651.578
Raadsprogramma 4:
Kunst, Cultuur, Design en Sport
Portefeuille:
Mobiliteit milieu, sport en evenementen Innovatie, design, cultuur en openbare ruimte
Commissie:
Maatschappij en cultuur
Sector:
Sport & Bewegen Van Abbemuseum Strategie Economie & Cultuur
Wat willen we bereiken? Brainport 2020als overkoepelende strategie Het strategisch kader voor de regio Brainport met Eindhoven als centrumstad is de verdere ontwikkeling van de regio/stad als kenniseconomie zoals beschreven in Brainport 2020. Het programma Kunst, Cultuur, Design en Sport faciliteert om Eindhoven te behouden en te versterken als aantrekkelijke stad om te wonen, werken, recreëren, of te bezoeken. Het programma wil de intrinsieke kwaliteit van de stad in haar voorzieningenstructuur verbinden met de ambities uit Brainport 2020. Brainport 2020 richt op aan de ene kant de economische factoren zoals inzetten op speerpunt sectoren etc. (raadsprogramma 9) en aan de andere kant op factoren die het woon-, leef-, en verblijfs/vestigingsklimaat bevorderen, waarbij het gaat om zaken als design, sport en kunst en cultuur (raadsprogramma 4). Beiden van essentieel belang om de ambitie van Eindhoven waar te maken. Centrale opgave Eindhoven moet aantrekkelijk zijn om er te komen, te werken, te verblijven en te wonen. Dat wordt voor een belangrijk deel bepaald door de aantrekkelijkheid van de voorzieningenstructuur in de stad. Het gaat daarbij om factoren als cultuur, sport, vrije tijd, (design)evenementen, groen en woonomgeving, naast economische functies zoals winkels, horeca en hotels. Deze factoren bepalen in sterke mate de leefbaarheid en aantrekkelijkheid van de stad. Een sterk designprofiel en een grote designgemeenschap dragen daarnaast bij aan de economische kracht van de stad en de aantrekkelijkheid van de stad voor (talentvolle) designers / kenniswerkers alsmede voor de grote ondernemingen die van dit soort kenniswerkers afhankelijk zijn. Doelstellingen Het inzetten van sport, design en kunst en cultuur om Eindhoven voor particulieren en bedrijven aantrekkelijk te maken om er te wonen, te leven, te verblijven en/of te vestigen. Daarnaast leveren deze voorzieningen, in samenhang met andere domeinen (veiligheid, openbare ruimte, zorg, gezondheid, educatie, ...), een bijdrage aan de leefbaarheid van de stad. Ontwikkelingen Op het gebied van kunst en cultuur staan de bijdragen (vooral financieel) vanuit de overheden steeds meer onder druk. Ook middelen van andere geldschieters zijn steeds beperkter beschikbaar. Cultureel ondernemerschap wordt een voorwaarde. Meer vraaggericht te gaan werken en aansluiten bij de dynamiek van de stad biedt ook kansen. Dit zou niet ten kosten moeten gaan van de intrinsieke kwaliteit van de activiteiten. Samenwerking en verbinding (cross-overs) worden ook gestimuleerd vanuit de overheid, voor zichzelf ziet de overheid steeds meer de rol van partner. Een landelijke trend is de wens kunst en cultuur meer te verbinden met andere maatschappelijke- en economische domeinen. De gevolgen van reeds ingevulde bezuinigingen zijn voelbaar in de sportsector. Dit uit zich bijvoorbeeld door een druk op de exploitatie, terugloop bezoekersaantallen en een terugloop van de sportparticipatie.
81
Raadsprogramma 4:
Kunst, Cultuur, Design en Sport
Portefeuille:
Mobiliteit milieu, sport en evenementen Innovatie, design, cultuur en openbare ruimte
Commissie:
Maatschappij en cultuur
Sector:
Sport & Bewegen Van Abbemuseum Strategie Economie & Cultuur
Effect-indicatoren: Rekening
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
2012
2013
2014
2015
2016
2017
Aantrekkelijkheid: Tevredenheidcijfer Sport Tevredenheidcijfer Kunst en cultuur
7
7
7
7
7,5
7,5
7,5
7,5
7,5
Sportparticipatie
66%
70%
70%
70%
70%
70%
Cultuurparticipatie
65%
65%
65%
65%
65%
65%
Leefbaarheid:
Wat doen we daarvoor? Er is een breed en pluriform aanbod aan culturele activiteiten, waarbij stad, instellingen en gemeente ieder een eigen verantwoordelijkheid hebben. Daarbij zet de gemeente vooral in op educatie, participatie en innovatie. Het Van Abbemuseum heeft hierin een eigenstandige positie. We bieden een kwalitatief hoogwaardige sportinfrastructuur. Er is sprake van een evenredige spreiding van velden en hallen over de stad en inwoners kunnen op wijkniveau diverse sporten beoefenen. Verenigingen en commerciële sportaanbieders vullen het gemeentelijk aanbod aan en verruimen het aanbod van sport- en recreatie mogelijkheden voor de Eindhovenaar. Daarnaast bevorderen we de sportdeelname en positioneren we Eindhoven voor de organisatie van (grote) sportevenementen. We zetten in op design(thinking) om een impuls te geven aan de innovatieve en economische ontwikkeling van Eindhoven en bij de ontwikkeling van mensgerichte innovatieve oplossingen voor sociaal maatschappelijke vraagstukken. Prestaties Kunst en Cultuur: Inzet op culturele activiteiten met vanuit de Metavisie en Flex-city specifieke aandacht voor innovatieve activiteiten. Cultuur educatie op scholen en het stimuleren van bewoners om deel te nemen aan kunst en cultuur activiteiten Van Abbemuseum Het Van Abbemuseum als een van de meest vooraanstaande musea voor moderne en hedendaagse kunst in Nederland is een internationaal erkend topinstituut. Het museum schakelt tussen lokale betrokkenheid en internationale ambitie en draagt daardoor bij aan zowel een aantrekkelijk leefklimaat als ook aan een brede internationale toppositionering van Eindhoven. Maatschappelijke betrokkenheid, burgerparticipatie en educatie zijn centrale pijlers van het museumbeleid. Sport Het bevorderen van sportdeelname met aandacht voor specifieke deelname volwassenen, jeugd (niet westerse) allochtonen, geografische gebieden (IWV).
82
Raadsprogramma 4:
Kunst, Cultuur, Design en Sport
Portefeuille:
Mobiliteit milieu, sport en evenementen Innovatie, design, cultuur en openbare ruimte
Commissie:
Maatschappij en cultuur
Sector:
Sport & Bewegen Van Abbemuseum Strategie Economie & Cultuur
Design Het stimuleren van cocreatie met de eindgebruiker om producten en (maatschappelijke) diensten te ontwikkelen (waaraan echt behoefte is). Het stimuleren van innovatieve oplossingen op 'eigen' taakvelden (veiligheid, zorg en gezondheid, educatie, sociale cohesie).
Wat mag het kosten? (Bedragen x € 1.000) Totaal (netto)investering Exploitatie: - Exploitatielasten - Exploitatiebaten Totaal saldo van baten en lasten Totaal toevoegingen en onttrekkingen reserves Resultaat
Rekening
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
2012
2013
2014
2015
2016
2017
3.217
1.715
9.139
2.983
4.320
3.051
72.968 21.607
68.556 19.468
65.739 19.741
64.223 19.734
64.087 19.863
63.253 19.763
51.361
49.088
45.998
44.489
44.224
43.490
515-
515-
252-
43.974
43.709
43.238
1.257-
973-
50.104
48.115
83
51545.483
Raadsprogramma 5:
Openbare Orde en Veiligheid
Portefeuille:
Burgemeester
Commissie:
Financiën en Bestuur
Sector:
Veiligheid en bestuur Vergunning, Toezicht en Handhaving
Wat willen we bereiken? Visie op integrale veiligheid Bij het raadsprogramma Openbare orde en Veiligheid leggen wij de nadruk op het integraal samenwerken. Immers ‘veiligheid maak je samen’. Hiermee geven wij invulling aan het coalitieakkoord 2010-2014; ‘Werken aan morgen’. Als gemeente rekenen wij veiligheid tot onze topprioriteit. Wij zien veiligheid als een primaire levensbehoefte. We willen asociaal gedrag en criminaliteit zoveel mogelijk in de kiem smoren, preventief en waar nodig repressief. Scholing, werkgelegenheid en goede zorgvoorzieningen zijn daarbij zeer behulpzaam. Daarnaast kunnen we als geen ander de sociale cohesie bevorderen. Het stimuleren en begeleiden van samenwerkingsverbanden is onze expertise en verantwoordelijkheid. De aanpak van veiligheid kan alleen maar tot stand komen in een goede samenwerking met ondernemers, woningcorporaties, zorg- en welzijnsinstellingen, politie, belastingdienst, justitie en bewoners. Het integrale veiligheidsbeleid van de gemeente Eindhoven werkt vanuit een visie op veiligheid. Deze visie richt zich op de wijze waarop: wij criminaliteit aanpakken, integraal samenwerken, informatiegestuurd werken, bestuurlijke interventies inzetten, technische innovatie toepassen, en Europa betrekken. Aanpak; Overlast en criminaliteit bestaan bij de aanwezigheid van een gemotiveerde dader, een aantrekkelijk doelwit en een gelegenheid. Als gemeente Eindhoven hebben wij oog voor alle drie factoren. Daarnaast kiezen wij voor actieve participatie en verbinding tussen bewoners, ondernemers en professionals en zeker niet voor het isoleren of uitsluiten van groepen mensen. Daarin zit juist de ware veiligheid; de mate waarin je bereid en in staat bent om af te stemmen met je omgeving, tot een goede verstandhouding en afspraken te komen en zodoende zorg te dragen voor je eigen veiligheid. Integraal Samenwerken; Een effectieve overheid is in staat tot het geïntegreerd inzetten van al haar bestuurlijke, strafrechtelijke, fiscale en privaatrechtelijke instrumenten. De geïntegreerde aanpak is daarom uitgangspunt bij de aanpak van veiligheidsproblemen en wordt toegepast op basis van het principe ‘Integraal, tenzij…’ De benodigde samenwerking wordt zowel ‘intern’ als ‘extern’ gerealiseerd. Intern gaat het om samenwerkingen met diverse sectoren. Externe partners zijn onder andere politie, justitie, zorg-en welzijnsinstellingen, woningcorporaties, bewoners en ondernemers. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de volgende samenwerkingsverbanden: Veiligheidsregio, RCF - Kenniscentrum Handhaving, Veiligheidshuis, Regionaal informatie en expertisecentrum, Taskforce B5, DITSS. Bestuurlijke weerbaarheid; Georganiseerde criminaliteit kan niet aangepakt worden door enkel gebruik te maken van het strafrecht. Op bepaalde momenten heeft het lokaal bestuur meer slagkracht nodig om barrières op te werpen en criminele activiteiten onmogelijk te maken. Met de bestuurlijke aanpak leveren we als gemeente een bijdrage aan de bestrijding van georganiseerde criminaliteit.
84
Raadsprogramma 5:
Openbare Orde en Veiligheid
Portefeuille:
Burgemeester
Commissie:
Financiën en Bestuur
Sector:
Veiligheid en bestuur Vergunning, Toezicht en Handhaving
Informatiegestuurd werken aan veiligheid; Met behulp van het cluster Intelligence werken wij informatiegestuurd aan veiligheid. Met deze manier van werken worden gebeurtenissen, signalen en trends op wijk-, buurt- en mogelijk zelfs op straatniveau in kaart gebracht. Deze informatie gebruiken we om gericht maatregelen te nemen en onze mensen en middelen in te zetten. Niet alleen om de objectieve veiligheid te verbeteren, maar juist ook om de veiligheidsbeleving van onze inwoners positief te beïnvloeden. (Technische) innovatie; De gemeente Eindhoven staat bekend om techniek, licht, design en innovatie. Brainport Regio Eindhoven werd bovendien in 2011 uitgeroepen tot de slimste regio ter wereld. Op het gebied van veiligheid komen deze werelden en mogelijkheden samen in het Dutch Institute for Technology, Safety & Security (DITSS). Deze kennis en kunde uit onze regio zal worden benut bij het behandelen van veiligheidsvraagstukken. Daar waar technologische ontwikkelingen een oplossing bieden zal er gebruik gemaakt worden van de aanwezige samenwerkingsverbanden binnen onze regio. Europa; De komende jaren willen we als gemeente nadrukkelijk aansluiten bij Europese initiatieven om criminaliteit aan te pakken en veiligheid te vergroten. Het gaat hierbij om samenwerkingsverbanden waarbij kennisuitwisseling centraal staat en samenwerkingsverbanden waarbij wij onze gemeente beschikbaar stellen als ‘levend laboratorium’. Prioriteiten 2014-2017 Het beleidskader Integrale Veiligheid wordt iedere 4 jaar door de Raad vastgesteld. Bij het bepalen van de prioriteiten, doelstellingen en maatregelen wordt nadrukkelijk samengewerkt met in- en externe partners, de Raad, bewoners en ondernemers. De benoemde prioriteiten voor de periode 2014-2017 zijn; high impact crimes (woninginbraken, overvallen, straatroof), overlast (woonoverlast, drank- en drugoverlast), risicojeugd, uitgaansgeweld en georganiseerde criminaliteit (hennepteelt, mensenhandel). Naast de hierboven geprioriteerde aandachtsgebieden besteedt de gemeente ook aandacht aan de volgende thema’s; fysieke kwaliteit leefomgeving, schoolveiligheid, verkeerveiligheid, rampenbestrijding en crisisbeheersing, brandveiligheid en externe veiligheid . Veiligheidsregio Het samenwerkingsverband veiligheidsregio richt zich specifiek op het beperken van crisissituaties, branden en ongevallen en de rampenbestrijding. De veiligheidsregio stelt zich als doel: 1. Snel en adequaat reageren in geval van brand, ongevallen en dreigende gevallen van natuurgeweld. 2. Optimale/ multidisciplinaire voorbereiding op crisis en rampsituaties en optimale coördinatie bij daadwerkelijk optreden van een crisis. 3. Het uitvoeren van activiteiten in het kader van ‘schoon, heel en veilig’ (buiten aan brand en hulverlening gerelateerde uren).
85
Raadsprogramma 5:
Openbare Orde en Veiligheid
Portefeuille:
Burgemeester
Sector:
Commissie:
Financiën en Bestuur
Veiligheid en bestuur Vergunning, Toezicht en Handhaving
Doelstelling Door middel van informatiegestuurd werken zorgen wij ervoor dat wij op het juiste moment, de juiste plaats en met gerichte inzet van mensen en middelen de veiligheid en leefbaarheid van buurten en binnenstad verbeteren. De instrumenten die daarbij worden gebruikt zijn onder andere voorlichting, training, publiekprivate samenwerking, vergunningverlening, toezicht en handhaving en bestuursrechtelijke interventies. Voor de periode 2014-2017 zijn de volgende vier algemene doelstellingen geformuleerd: b b b b
Toename zelfredzaamheid inwoners Eindhoven Toename veiligheidsgevoelens Verbeteren objectieve veiligheid Tegen gaan ondermijning samenleving
Door ons ten doel te stellen dat de zelfredzaamheid van de inwoners vergroot moet worden sluiten we aan bij WIJEindhoven, de visie op basis waarvan het nieuwe sociaal domein gestoeld is. Door te investeren in de sociale basisinfrastructuur, de eigen kracht en samenkracht en de ontkokering in de professionele ondersteuning worden de inwoners van onze stad beter in staat gesteld zelf (langer) regie te houden over hun eigen leven. Per prioriteit zijn er zowel voor de periode 2014-2015 als voor 2017 doelstellingen opgesteld. Deze kunnen echter niet allemaal geoperationaliseerd worden met kwantitatieve prestatie-indicatoren. Daar waar er sprake is van een kwantitatieve prestatie-indicator is deze opgenomen in onderstaande tabel: Effectindicatoren
Veiligheidsgevoelens: rapportcijfer Veiligheid
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
2014
2015
2016
2017
Minimaal 7
Minimaal 7
Minimaal 7
Minimaal 7
Minimaal 100
Minimaal 100
Minimaal 100
Minimaal 100
Tussen 100,5 en
Tussen 100,5 en
Tussen 100,5 en 101
Tussen 100,5 en
uit veiligheidsmonitor Veiligheidsgevoelens: belevingsindex uit veiligheidsmonitor Objectieve veiligheid: veiligheidsindex uit veiligheidsmonitor
101
Woninginbraak: Toename deelnemers
101
101
12,5%
25%
Burgernet & buurtpreventieteams t.o.v. 20131 Woninginbraak: Aantal deelnemers
5.000
10.000
15.000
20.000
maximaal 17,5
maximaal 17,5
maximaal 17,5
maximaal 17,5
Buurtinformatienetwerk (BIN) Woninginbraak: Behoud aantal deelnemers buurtinformatie-avonden t.o.v. aantal deelnemers 20132 Woninginbraak: Slachtofferkans per 1000 1
Totaal aantal deelnemers 2013 wordt begin 2014 vastgesteld
2
Totaal aantal deelnemers 2013 wordt begin 2014 vastgesteld
86
Raadsprogramma 5:
Openbare Orde en Veiligheid
Portefeuille:
Burgemeester
Commissie:
Financiën en Bestuur
Sector:
Veiligheid en bestuur Vergunning, Toezicht en Handhaving
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
2014
2015
2016
2017
woningen Woninginbraak: Percentage pogingen
25%
27%
woninginbraken3 Overvallen: Maximum aantal overvallen
50
40
Straatroven: Maximum aantal straatroven
200
180
Risicojeugd: Maximum aantal meldingen
1.200
1.100
900
850
Risicojeugd: Percentage inwoners dat veel overlast ondervindt van rondhangende jongeren
≤ 6,9 %
≤ 6,9 %
Risicojeugd: Percentage inwoners dat zich
≤ 12,0 %
≤ 12,0 %
15%
25%
overlast jeugd Risicojeugd: Maximum aantal incidenten met jeugdige verdachten
vaak onveilig voelt nabij rondhangende jongeren Veilig Uitgaan: Toename aantal deelnemende ouders ‘Uit met Ouders’ t.o.v. 2013
4
Veilig Uitgaan: Toename aantal
+20
+5
horecagelegenheden dat deelneemt aan het systeem van collectieve horecaontzeggingen Veilig Uitgaan: Afname aantal aangiften uitgaansgeweld t.o.v. periode 2010-2013
2,5%
5%
≤ 5,2 %
≤ 4,6%
5
Veilig Uitgaan: Percentage inwoners dat zich vaak onveilig voelt rondom uitgaansgelegenheden
Evenementen; Wij willen het imago en de positie als bruisende evenementenstad behouden en versterken. De focus van de gemeente ligt hierbij op openbare orde en veiligheid en vergunningverlening. Het ordelijk en veilig verlopen van evenementen staat voorop. Het komend jaar verwachten we dezelfde aantal vergunningen af te geven als voorgaande jaren te weten: A: 192; (laag risico evenement waarbij sprake is van beperkte impact op omgeving) B: 20: (gemiddeld risico evenement waarbij sprake is van grote impact op directe omgeving en/of gevolgen voor verkeer). C: 1; (hoog risico evenement waarbij sprake is van grote impact op stad en/of regionale gevolgen voor verkeer)
3
Betreft niet geslaagde inbraken t.o.v. wel geslaagde
4
Totaal aantal deelnemende ouders 2013 wordt begin 2014 bepaald
5
Gemiddelde aantal aangiften periode 2010-2013 wordt begin 2014 bepaald
87
Raadsprogramma 5:
Openbare Orde en Veiligheid
Portefeuille:
Burgemeester
Commissie:
Financiën en Bestuur
Sector:
Veiligheid en bestuur Vergunning, Toezicht en Handhaving
Ontwikkelingen Verdere professionalisering van de verschillende samenwerkingsverbanden. Dit willen wij bewerkstelligen middels het principe van goed opdrachtgever- opdrachtnemerschap. Hiermee kunnen wij goede regie voeren op de samenwerkingsverbanden.
Wat mag het kosten? (Bedragen x € 1.000) Totaal (netto)investering Exploitatie: - Exploitatielasten - Exploitatiebaten Totaal saldo van baten en lasten Totaal toevoegingen en onttrekkingen reserves Resultaat
Rekening
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
2012
2013
2014
2015
2016
2017
-
81
130
147
164
-
27.943 1.789
29.045 2.280
30.891 2.258
30.626 2.258
30.477 2.258
30.385 2.258
26.154
26.765
28.633
28.368
28.219
28.127
-
-
-
28.368
28.219
28.127
751-
546-
25.403
26.219
88
37528.258
Raadsprogramma 6:
Burger en Bestuur
Portefeuille:
Burgemeester
Commissie:
Financiën en Bestuur
Sector:
Veiligheid & Bestuur Strategie Gebiedsontwikkeling Publiekscontacten Vergunning, toezicht en handhaving
Wat willen we bereiken? Visie op Burger en Bestuur De gemeente en de inwoners zijn in staat om een krachtige lokale gemeenschap te vormen, waarin burgers, bestuurders, bedrijven en ambtenaren samen werken aan de oplossing van maatschappelijke vraagstukken. Hiervoor moet de gemeente weten wat er in de samenleving speelt en burgers faciliteren om zelf initiatief te kunnen nemen. Van inwoners wordt verwacht dat zij zich actief opstellen en verantwoordelijkheid nemen voor de problemen in hun leefomgeving. Communicatie is de basis voor een productieve relatie tussen burger en bestuur. Doelstelling Het programma beoogt het goed functioneren van de bestuursorganen en bevordert het contact tussen burger en bestuur, evenals het actief informeren en het betrekken van burgers, ondernemers en bezoekers. Het programma bevordert de kwaliteit van de dienstverlening. De kwaliteit van de dienstverlening is een belangrijk ‘communicatiemiddel’ om het imago te versterken. Doelstelling van het onderdeel bestuurlijke samenwerking is de adequate en proactieve beleidsinhoudelijke ondersteuning aan het College van Burgemeester en Wethouders en haar afzonderlijke leden, de gemeentesecretaris en de Directieraad in het strategisch opbouwen en onderhouden van relevante externe relaties en het ontwikkelen en vormgeven van samenwerkingsrelaties. Dit alles ten behoeve van het extern behartigen van de belangen van de stad Eindhoven. Kern van dit onderdeel is de inhoudelijke advisering en ondersteuning van het College van B&W en de afzonderlijke leden, de gemeentesecretaris en de Directieraad ten aanzien van externe (bestuurlijke) samenwerkingsrelaties. Zowel voor wat betreft de ontwikkeling van instrumentarium voor het strategisch management van externe bestuurlijke relaties, alsmede verticale coördinatie van relevant beleid en horizontale afstemming hiervan. Het gaat hierbij om bestuurlijke samenwerking op verschillende niveaus: b b b b b
Lokaal (strategische samenwerkingspartners in de stad); Regionaal (SRE, Campusgemeenten, gemeenten in het stedelijk gebied Eindhoven); Provinciaal (Provincie, B5/BrabantStad); Nationaal (Rijk, E3, Stedennetwerk G32, VNG); Internationaal (vooral EU; economische relaties worden in het programmaonderdeel Economische Ontwikkeling beschreven).
Op de verschillende niveaus zien we een aantal belangrijke ontwikkelingen voor 2014: Lokaal niveau: 1) Verder versterken van het stedelijk strategisch beleid, waarbij nadrukkelijk gewerkt wordt vanuit een veranderende overheidsrol. Werken op basis van vertrouwen, mensen en organisaties in hun kracht zetten en dingen mogelijk maken zijn daarbij uitgangspunten. 2) Waar nodig en van toepassing het organiseren en faciliteren van de uitvoering van strategisch beleid in nauwe samenwerking met andere publieke en private stakeholders van de stad. 3) Verdere versterking en professionaliseren van het externe relatiemanagement door het implementeren van de public affairs-aanpak.
89
Raadsprogramma 6:
Burger en Bestuur
Portefeuille:
Burgemeester
Commissie:
Financiën en Bestuur
Sector:
Veiligheid & Bestuur Strategie Gebiedsontwikkeling Publiekscontacten Vergunning, toezicht en handhaving
Regionaal niveau: 1) Eindhoven is de centrumstad binnen de vernieuwde samenwerking binnen de Metropoolregio Eindhoven (MRE): de vernieuwde regionale samenwerking die in 2014 zijn eerste jaar ingaat. Dit betekent ook een versterking van de subregionale samenwerking op onderwerpen die eerst op het niveau van de 21 gemeenten uitgevoerd werden. 2) Invulling geven aan de afspraken in het vernieuwde samenwerkingsconvenant Stedelijk Gebied Eindhoven. 3) Realiseren van de ambities in het actieprogramma van de Campusgemeenten. Provinciaal niveau:1) In samenwerking met de provincie werken aan de versterking van de positie van Zuidoost-Brabant in het algemeen en Eindhoven in het bijzonder om haar rol te kunnen spelen op het nationale speelveld (zie ook volgende punt) op basis van de aanbevelingen van de adviescommissie Krachtig Bestuur. 2) In samenwerking met de provincie en de overige Brabantse steden uitvoering geven aan de samenwerking in BrabantStad; Nationaal niveau: 1) Gezamenlijk met het rijk (interdepartementaal) voortvarend uitvoering blijven geven aan de opgaven (ruimtelijk, economisch en sociaal-maatschappelijk) die voortvloeien uit het uitvoeringsprogramma Brainport 2020 in samenwerking met de overige Zuidoost-Nederlandse triple-helix samenwerkingen. 2) Verder intensiveren van de E3 samenwerking met de mainports/metropoolregio’s Amsterdam (Noordvleugel) en Rotterdam (Den Haag / Zuid-vleugel) en de samenwerking rondom de kennisas A2. Internationaal niveau: 1) Versterken en ondersteunen van de samenwerking Eindhoven-Leuven-Aken; 2) Optimaal gebruik maken van de binnen de nieuwe Europese begrotingsperiode (2014 – 2020) beschikbaar gekomen middelen (nieuwe periode Structuurfondsen, Interreg en Horizon 2020); 3) Door versterking van de inzet in kantoor Brussel verder verdiepen en verbreden internationale relaties (m.n. Europese Commissie, Europese steden) gericht op beleidsbeïnvloeding en projectontwikkelingen.4) In samenwerking met Brainport Development doorontwikkelen van de samenwerking met de ‘Big Ten’: de meest relevante steden/regio’s voor internationale kenniswerkers en toptalent. In 2014 krijgt dit onder andere concreet vorm door de invulling van de samenwerking met Waterloo en Taipei. Mondiale bewustwording kent 2 hoofddoelstellingen: 1. Mondiale bewustwording: Stimuleren van mondiale bewustwording door het organiseren van voorlichtingsactiviteiten in Eindhoven op een zodanige wijze dat burgers, bedrijven en instellingen bereid zijn zelf ook een bijdrage te leveren aan een eerlijke handel en duurzame productie (fair trade), milleniumdoelstellingen en de verbetering van de omstandigheden van bewoners in de contactsteden. 2. Internationale samenwerking: Eindhovense organisaties mogelijkheden bieden om projecten in en met de steden te realiseren, waardoor voor de inwoners van de stad de omstandigheden verbeteren. In 2014 moet de herijking van het beleid beklijven waarbij de volgende ontwikkelingen zijn voorzien: Lokaal niveau b implementeren van het uitvoeringsprogramma Mondiale Bewustwording, waarbij nadrukkelijk wordt gewerkt vanuit een andere overheidsrol. Werken op basis van vertrouwen, mensen en
90
Raadsprogramma 6:
Burger en Bestuur
Portefeuille:
Burgemeester
Commissie:
Financiën en Bestuur
b
Sector:
Veiligheid & Bestuur Strategie Gebiedsontwikkeling Publiekscontacten Vergunning, toezicht en handhaving
organisaties in hun kracht zetten en dingen mogelijk maken zijn daarbij uitgangspunten waar nodig en van toepassing stimuleren en faciliteren van samenwerking tussen stakeholders in de stad (horizontaal) die uitvoering geven aan de opgaven die voortvloeien
Regionaal/nationaal/internationaal Waar nodig en van toepassing stimuleren en faciliteren van samenwerking tussen stakeholders in de stad en op regionaal/nationaal en internationaal niveau om doelen en middelen combinaties te realiseren. Als gemeente werken we zèlf ihkv het herijking van het beleid samen met 1 contactstad nl. Chinandega Hiervoor voeren we gezamenlijk projecten uit op het gebied gezondheidszorg en economische ontwikkeling, mede gericht op deskundigheidsbevordering van het ambtelijk apparaat Overige ontwikkelingen binnen het programma b De verdeling van de taken tussen raad, college en burgemeester tekent zich verder af. De kaderstellende en met name de controlerende taak van de raad ontwikkelt zich; b Toenemende individualisering is aanleiding tot een nieuwe zoektocht naar legitimatie en draagvlak. Dat vereist een actieve rol van het bestuur; b De behoefte van burgers en de nadrukkelijke bestuurlijke wens (coalitieakkoord) om meer zeggenschap en beslissingsbevoegdheid te krijgen bij de ontwikkelingen en uitvoering van beleid. Op basis van het programma burgerparticipatie focussen we op een viertal thema’s , te weten: samenspraak verbeteren , zeggenschap uitbreiden, actief burgerschap stimuleren en gemeentelijke participatie bij burgerinitiatieven. b Een ondernemende overheid heeft steeds meer behoefte aan risicomanagement, waarbij niet alleen inzicht wordt gegeven in de mogelijke risico’s maar ook mogelijkheden voor beheer en beperking daarvan en waarbij alternatieven worden aangedragen.
Publieke dienstverlening Wij gaan uit van een betaalbare, betrouwbare en professionele gemeentelijke dienstverlening. Het beleid moet leiden tot meer gemak, snellere en goedkopere dienstverlening voor burgers door meer gebruik van digitale dienstverlening, betrouwbare informatie in duidelijke taal, één aanspreekpunt, geen overbodige vragen, regels en procedures en 24x7 uur toegankelijk zijn voor informatie en diensten. Wij zullen meer en meer innovatieve communicatiemiddelen zoals websites, mobiele applicaties en sociale media toepassen. We gaan daarbij uit van meer zelfredzaamheid van de burger. Veilig elektronische gegevensverkeer is een basisvoorwaarde voor de continuïteit en het verder ontwikkelen van de digitale dienstverlening.
91
Raadsprogramma 6:
Burger en Bestuur
Portefeuille:
Burgemeester
Commissie:
Financiën en Bestuur
Sector:
Veiligheid & Bestuur Strategie Gebiedsontwikkeling Publiekscontacten Vergunning, toezicht en handhaving
Effectindicatoren: Begroting
Begroting
Begroting
2015
2016
2017
7
7
7
7
-
7
7
7
7
Rekening
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
2012
2013
2014
2015
2016
2017
-
-
35%
40%
50%
50%
Aantal gegronde klachten
-
-
9
9
9
9
Afhandeltijd klachten (cfm
-
-
90%
90%
90%
90%
Klanttevredenheid Klanttevredenheid digitale dienstverlening
Rekening
Begroting
2012
2013
7,4
7
-
Begroting 2014
Prestatie-indicatoren
% digitale dienstverlening
1
hoofdstuk 9 Awb)
Wat mag het kosten? Rekening
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
(Bedragen x € 1.000)
2012
2013
2014
2015
2016
2017
Totaal (netto)investering
197
200
200
319
200
300
41.684 6.785
37.966 5.389
39.987 4.935
38.211 4.770
38.223 4.770
36.865 4.770
34.899
32.577
35.052
33.441
33.453
32.095
Exploitatie: - Exploitatielasten - Exploitatiebaten Totaal saldo van baten en lasten Totaal toevoegingen en onttrekkingen reserves Resultaat
1
97533.924
3.238
3.572
4.848
4.891
4.891
35.815
38.624
38.289
38.344
36.986
Betreft % digitale aanvragen t.o.v. totaal aantal aanvragen van producten die digitaal aangevraagd kunnen worden.
92
Raadsprogramma 7:
Organisatie en Bedrijfsvoering
Portefeuille:
Financiën, dienstverlening en organisatie
Commissie:
Financien en beheer
Sector:
Control, Communicatie, Personeel & Organisatie, Informatisering en Beheer, Facilitaire en Administratieve Ondersteuning, Publiekscontacten, Veiligheid en Bestuur.
Wat willen we bereiken? Het BBV schrijft op het gebied van organisatie en bedrijfsvoering een zevental paragrafen verplicht voor: weerstandsvermogen, verbonden partijen, onderhoud kapitaalgoederen, lokale heffingen, bedrijfsvoering, financiering en grondbeleid. In deze paragrafen worden onderwerpen behandeld, die van belang zijn voor het inzicht in de financiële positie. De paragrafen bevatten de beleidsuitgangspunten van beheersmatige activiteiten. Overeenkomst tussen deze paragrafen is enerzijds dat ze dwarsdoorsneden van de begroting of jaarrekening geven, anderzijds dat het onderwerpen betreft waaraan politieke of financiële risico’s verbonden zijn. De gemeentelijke organisatie staat momenteel voor een grote uitdaging, om met de bedrijfsvoering te kunnen blijven voldoen aan algemene (o.b.v “goed bestuur”) en wettelijke eisen van rechtmatigheid, zuinigheid, doelmatigheid en doeltreffendheid. Er is namelijk sprake van sterk gewijzigde en voortdurend veranderende omstandigheden op bestuurlijk-maatschappelijk en economische gebied. Dit stelt hoge eisen aan het verander- en verbetervermogen van de organisatie. De bedrijfsvoering staat voor de opgave de organisatie de komende jaren te transformeren naar een moderne (slanke, flexibele en professionele) en financieel gezonde organisatie. Om hieraan sturing te geven is een plan van aanpak voor het bedrijfsvoeringdomein, almede een strategisch plan “organisatie van de toekomst” in voorbereiding. Hierin staan acties ten aanzien van cultuur en competenties, gedrag en ontwikkeling, verbetering van kwaliteit en (risico)beheersing, samenwerking en verbinding binnen en buiten de eigen organisatie. Dit plan sluit nauw aan bij de eerder vastgestelde organisatie- en HRM visie “Weet Wat Werkt” en de realisatie van Route 2014 (bezuiniging), alsmede bij verschillende al eerder in gang gezette strategische programma’s. Effectindicatoren: De realisatie van de bedrijfsvoeringsdoelstellingen komt tot uitdrukking in: b Bezuinigingsdruk b Percentage overhead b Mate van mobiliteit (kwantitatief en kwalitatief) b Aantrekkelijkheid werkgeverschap (‘beste werkgever’) b Kwaliteit beheersing bedrijfsvoering b Medewerkers- en klanttevredenheid b Sociaal ondernemerschap b Duurzaamheid verkeersmobiliteit werknemers
Wat doen we daarvoor? Prestaties De financiële prestaties (baten en lasten), gerelateerd aan de volgens de BBV verplichte paragrafen (hoofdstuk 2) en de daarmee verbonden beheersmatige activiteiten, betreffen met name : b Kosten Interne ondersteuning (bedrijfsvoering) b Algemene uitkering uit het Gemeentefonds
93
Raadsprogramma 7:
Organisatie en Bedrijfsvoering
Portefeuille:
Financiën, dienstverlening en organisatie
Commissie:
Financien en beheer
Sector:
Control, Communicatie, Personeel & Organisatie, Informatisering en Beheer, Facilitaire en Administratieve Ondersteuning, Publiekscontacten, Veiligheid en Bestuur.
Renteresultaten Gemeentelijk vastgoed Gemeentelijke belastingen, waaronder OZB Dividenden/winstuitkeringen Verbonden partijen
b b b b
Voor een nadere (inhoudelijke) toelichting hierop wordt verwezen naar de paragrafen in hoofdstuk 2. Prestatie-indicatoren: Rekening
Begroting Begroting Begroting
2012 Bezuinigingsdruk met als doel Financiën op orde
2013
2014
2015
Begroting Begroting 2016
2017
:
1)
Totale bezuinigingsdoelstelling
41,0
62,5
70,2
76,0
76,0
76,0
Waarvan reeds gerealiseerd 2)
41,0
60,5
60,5
60,5
60,5
60,5
0,0
2,0
9,7
15,5
15,5
15,5
31,8¹
31,82
31,6²
31,6²
31,6²
Nog in te vullen conform maatregelen in werkprogramma
2)
1)
bedragen zijn inclusief bezuiniging participatiebudget (8 milj.)
2)
dit betreft een tussenstand, definitieve realisatie en toelichting bij jaarrekening 2013
Overhead met als doel een efficiënte organisatie Percentage t.o.v. totale formatie
34,9
Gemiddelde 100+ groep
33,2
33,2
33,2
33,2
33,2
33,2
Gemiddelde beste 25% van de 100+ groep
31,6
31,6
31,6
31,6
31,6
31,6
63,4
56,3
49,3
42,2
Papierverbruik (x 1.000 kilo)
3
1)
geldt voor Eindhoven als uitkomst bij deelname landelijke benchmark 100+ groep
2)
geldt ná Route 2014 als streefwaarde om minimaal bij de beste 25% 100+ groep te horen
3)
te meten op basis van vermindering aantal prints en reductie papieren archief, met als streefwaarde maximaal 70 cm per persoon. Dit
betekent een vermindering van het huidige totale papiervolume van 70 kiloton met 10% per jaar tot en met 2018 (streefwaarde is 35 kiloton)
Mobiliteit met als doel klaar voor de toekomst Doorstroom 1) Instroom
Niet beschikbaar
pm
pm
pm
pm
Pm
51 fte
21 fte
21 fte
21 fte
21 fte
41 fte
-120 fte
-95 fte
-110 fte
-115 fte
-95 fte
-41 fte
-69 fte
-74 fte
-89 fte
-94 fte
-74 fte
0 fte
2)
Uitstroom
3)
Saldo uitstroom – instroom 4) 1)
In 2012 voorzag het personeelsinformatiesysteem nog niet in de vastlegging van doorstroomgegevens; dit is met ingang van 2013 wel
mogelijk. Voor 2013 e.v. zijn geen doorstroomcijfers geprognosticeerd, omdat nog niet alle definitieve Organisatie en Formatieplannen en de daarvan afgeleide Plaatsingsplannen bekend zijn. Bovendien hebben doorstroomcijfers geen directe invloed op het saldo. 2)
De geprognosticeerde instroom, die ruimte biedt voor de gewenste kwaliteitsimpuls, is gebaseerd op de geraamde uitstroom en de daarbij
geldende bezuinigingsdoelstellingen (=400fte). Vanaf 2017 wordt uitgegaan van het op peil houden van het op dat moment, na Route 2014, gerealiseerde formatieomvang (1600 fte). Op basis hiervan mag instroom gelijk gesteld worden aan uitstroom. 3)
De uitstroomcijfers zijn bepaald aan de hand van de verwachte uitstroom op basis van leeftijd (pensioen), beëindiging van tijdelijke
dienstverbanden en extrapolatie van de overige uitstroomcijfers. Voor 2017 zijn enkel de uitstroomgegevens gerelateerd aan de categorie pensioenleeftijd. Het opnemen van overige uitstroomcijfers is i.v.m. de onzekerheid t.a.v. het verloop van de formatiereductie in deze fase te
94
Raadsprogramma 7:
Organisatie en Bedrijfsvoering
Portefeuille:
Financiën, dienstverlening en organisatie
Commissie:
Financien en beheer
Sector:
Control, Communicatie, Personeel & Organisatie, Informatisering en Beheer, Facilitaire en Administratieve Ondersteuning, Publiekscontacten, Veiligheid en Bestuur.
speculatief. Zodra meer duidelijkheid ontstaat over het verloop van de bezuinigingsoperatie zal bijstelling plaats moeten vinden. 4)
De optelling van de resultaten over de periode 2012 t/m 2016 komt overeen met de doelstelling van Route 2014, n.l. in totaal 400 fte te
verminderen. Voor het saldo vanaf 2017 zie onder 2) en 3).
Wat mag het kosten? (Bedragen x € 1.000) Totaal (netto)investering Exploitatie: - Exploitatielasten - Exploitatiebaten Totaal saldo van baten en lasten Totaal toevoegingen en onttrekkingen reserves Resultaat
Rekening
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
2012
2013
2014
2015
2016
2017
5.017
8.201
2.220
58
22
22
28.678 338.938
12.876 328.375
18.585 340.376
18.205 319.695
20.807 319.594
26.091 317.509
310.260-
315.499-
321.791-
301.490-
298.787-
291.418-
18.582-
9.394-
5.469-
2.916-
5-
5-
328.842-
324.893-
327.260-
304.406-
298.792-
291.423-
95
Raadsprogramma 8: Portefeuille: Commissie:
Ruimtelijk Wonen, wijken, ruimte en burgerparticipatie Innovatie, design, cultuur en openbare ruimte Mobiliteit, milieu, sport en evenementen Ruimte en Vastgoed Economie en Mobiliteit
Sector:
Gebiedsontwikkeling Openbare Ruimte, Verkeer & Milieu
Wat willen we bereiken? Algemeen Het programma Ruimtelijk faciliteert om Eindhoven te behouden en te versterken als aantrekkelijke stad om te wonen, werken, recreëren, of te bezoeken. Het programma maakt de sociaal-maatschappelijke en economische ontwikkelingen in de stad voor de doorontwikkeling van Brainport fysiek-ruimtelijk mogelijk. Daarvoor willen we de ruimtelijke inrichting (wonen, ruimtelijke ordening), de bereikbaarheid (verkeer en vervoer) en de openbare ruimte (inclusief groen en recreatievoorzieningen en water) in de stad op een duurzame manier (uitgangspunten vanuit milieubeheer en duurzaamheid) borgen. Dit doen we op drie manieren: b Eén samenhangend ruimtelijk programma, door verbinding tussen ruimtelijke inrichting, openbare ruimte en duurzaamheid, én door de verbinding met (majeure) gebiedsprogramma’s zoals Meerhoven, Spoorzone en Eindhoven Noord-West. b Samen met en ten dienste van andere programma’s. Zo draagt onderwijshuisvesting vanuit het programma Ruimtelijk bij aan de doelstellingen voor het programma onderwijs en jeugd, en is er een sterke relatie tussen de openbare ruimte en het programma openbare orde en veiligheid voor de leefbaarheid en veiligheid in de stad. b Samen met en ten dienste van onze partners: bewoners, woningbouwcorporaties, kennisinstellingen, andere overheden en bedrijven. Wat willen we bereiken? I Ruimtelijke inrichting a. Een (regionaal) evenwicht tussen vraag naar en aanbod van woningen, en een verbetering van de woonen leefsituatie in de actiegebieden. b. Het beschikbare (publiek- en privaatrechtelijke) instrumentarium voor de ruimtelijke ordening (zoals bestemmingsplannen) slagvaardig en klantvriendelijk toepassen, in het belang van de aantrekkelijkheid van de stad. c. Erfgoed: van Eindhoven een stad maken die zich laat begrijpen in haar unieke karakteristiek met een historische gelaagdheid en verscheidenheid, met verschillende gezichten en verhalen, die samen de Eindhovense identiteit bepalen. II Bereikbaarheid a. Een betere bereikbaarheid van de stad. b. Meer lopen (+10%, van 13 naar 14%), fietsen (+10%, van 40 naar 44%) en gebruik van het openbaar vervoer (+ 50%, van 5 naar 7%) en minder autogebruik (-9%, van 42 naar 38%) (in de periode 20122025), met minder gemotoriseerd verkeer binnen de Ring (15% in 2015). c. Een grotere verkeersveiligheid, door minder ernstige verkeersgewonden ( 10% minder dan de twee voorgaande jaren) III Openbare ruimte a. het zorgen voor een duurzame openbare ruimte die in alle wijken voldoet aan de basiskwaliteit (de openbare ruimte moet schoon, heel en veilig zijn). b. Het ontwikkelen en in stand houden van openbaar groen, straatbomen, openbare recreatieve voorzieningen, natuur, landschap, relaties met het buitengebied en het tijdelijk beheer van
96
Raadsprogramma 8: Portefeuille: Commissie:
c.
Ruimtelijk Wonen, wijken, ruimte en burgerparticipatie Innovatie, design, cultuur en openbare ruimte Mobiliteit, milieu, sport en evenementen Ruimte en Vastgoed Economie en Mobiliteit
Sector:
Gebiedsontwikkeling Openbare Ruimte, Verkeer & Milieu
landbouwgronden en braakliggende terreinen. Het beheer en de inrichting van het stedelijk watersysteem beschermt de volksgezondheid en het milieu en draagt bij aan een goede leefomgeving.
IV Milieu en duurzaamheid a. Een schone, veilige en gezonde fysieke leefomgeving door hergebruik van afval, een schone(re) bodem en grondwater, een stille(re) omgeving, schone(re) lucht en minder en beheerste risico’s va gevaarlijke stoffen en straling. Hierbij zorgen we dat we op innovatieve en duurzame wijze bijdragen aan gewenste ruimtelijk-economische ruimtelijke ontwikkeling van de stad. b. Meer gebruik van duurzame energie, die waar (financieel en technisch) mogelijk in de stad zelf opgewekt wordt en gebouwen in Eindhoven die zoveel mogelijk energieneutraal zijn en gemaakt van hernieuwbare en herbruikbare materialen. c. Stimuleren dat bedrijven in Eindhoven duurzaam ondernemen, waarbij de eigen organisatie het goede voorbeeld geeft. d. Duurzaamheid is verankerd in de stad. Onze partners werken samen met de gemeente aan duurzaamheid en burgers weten wat duurzaamheid is en wat zij zelf kunnen doen. Ook hierbij geeft de eigen organisatie het goede voorbeeld.
Effect-indicatoren: Rekening
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
2012
2013
2014
2015
2016
2017
1600/1431
757/557
757/557
-/400
-/400
13%-87%
13%-87%
n.t.b.
n.v.t.
> 75%
> 75%
> 75%
> 75%
n.v.t.
1,05
≥1
≥1
≥1
I Ruimtelijke Inrichting A1Woningbouwproductie ( bruto/netto)1 A2 Verhouding sociaal en vrije sector A3 % actiegebieden met hogere score buurthermometer t.o.v. voorgaande jaar A4 Verhouding kernvoorraad en doelgroep van beleid2
-/400
> 75% ≥1
II Bereikbaarheid A1Rapportcijfer bereikbaarheid centrum per auto
6,2
≥ 6,0
≥ 6,0
≥ 6,0
≥ 6,0
≥ 6,0
A2 Rapportcijfer bereikbaarheid centrum per fiets
7,9
≥ 7,0
≥ 7,0
≥ 7,0
≥ 7,0
≥ 7,0
A3 Rapportcijfer bereikbaarheid centrum per bus
7,5
≥ 7,0
≥ 7,0
≥ 7,0
≥ 7,0
≥ 7,0
B1 % te voet in de modal split
NTB
B2 % auto in de modal split
48%
46%
46%
45%
45%
B3 % fiets in de modal split
46%
45%
45%
45%
45%
B4 % openbaar ververvoer in de modal split
6%
9%
9%
10%
10%
C1 Aantal verkeersslachtoffers3
Nnb
nnb
nnb
nnb
nnb
nnb
C2 % Dat zich wel eens onveilig voelt in het verkeer
31%
≤ 39%
≤ 38%
≤ 37%
≤ 36%
≤ 35%
III Openbare ruimte
97
Raadsprogramma 8: Portefeuille: Commissie:
Ruimtelijk Wonen, wijken, ruimte en burgerparticipatie Innovatie, design, cultuur en openbare ruimte Mobiliteit, milieu, sport en evenementen Ruimte en Vastgoed Economie en Mobiliteit
Sector:
Gebiedsontwikkeling Openbare Ruimte, Verkeer & Milieu
Rekening
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
2012
2013
2014
2015
2016
2017
A1 Onderhoud: % Eindhovenaren (zeer) tevreden
72%
65%
68%
70%
70%
70%
A2 Onderhoud: rapportcijfer schoon en netjes
6,6
6,5
6,7
7
7
7
A3 Onderhoud: rapportcijfer: heel en veilig
6,7
6,5
6,5
6,6
6,6
6,6
A4 Inrichting: % Eindhovenaren (zeer) tevreden
75%
65%
67%
70%
70%
70%
87%
70%
70%
70%
70%
72%
70%
70%
70%
70%
+/-
+/-
+/-
+/-
+/-
≥ 70%
≥ 70%
≥ 70%
≥70%
B1 % tevreden over inrichting en onderhoud van het groen in de woonomgeving B2. % inwoners dat jaarlijks een van de grote stadsparken bezoekt B3 Biodiversiteit soortgroepen blijft gemiddeld gelijk (+/-), neemt toe (+/++) of af(-/--)4 C1 % inwoners tevreden over regenwater afvoer / functioneren riolering C2 % inwoners tevreden over de inrichting / resp. de
66%
≥70%
88%/86%
≥80%
≥ 80%
≥ 80%
≥ 80%
≥ 80%
2
1
0
0
0
0
kwaliteit van het oppervlaktewater C3 Aantal resterende gebieden met maatregelen tegen grondwateroverlast III Milieu en duurzaamheid A1 Afval: % nuttig hergebruik (SW>90%) A2 % tevreden over afvalinzameling (SW >80%)
-
40
40
40
40
50
90
90
90
90
90
90
-
-
-
-
-
-
-
1,41
1,70
2,00
2,30
3,00
-
17,7
17,5
17,3
17,1
16,9
1.87 (D)
-
< 1.87
< 1.87
< 1.87
< 1.87
-
-
50
75
90
95
A3 % woningen en kwetsbare functies met onvoldoende gezondheidssituatie door bodem, geluid, lucht, risico’s (SW<10%) A4 % inwoners met hinder/zorgen/ ontevredenheid over bodem, geluid, lucht of risicobronnen (SW<25%) A5 % inwoners met hinder/zorgen/ ontevredenheid over kwaliteit van bodem, geluid, lucht en risicobronnen( 2 of meer; SW<20%)5 B1Eindhovense Stedelijke Energieneutraliteits-Index B2Hoeveelheid gebruikte energie in Eindhoven in PJ/jaar B3 Gemiddeld energielabel van de bestaande woningen D % inwoners tevreden over informatie over duurzaamheid 1.
Woningbouwproductie t/m 2014 gebaseerd op het Programma Wonen 2010-2015. De verdeling over de jaarschijven is een theoretische verdeling van het totaal programma voor de periode over de jaarschijven. Voor de periode 2015 t/m 2012 zijn de aantallen gebaseerd op het Regionaal Woninbouwprogramma. Daarin is alleen de netto toevoeging bepaald.
2.
De kernvoorraad zijn alle huurwoningen tot de liberalisatiegrens (€ 681 p/m; prijspeil 2013). De doelgroep van beleid zijn huishoudens met een huishoudinkomen tot max. € 34.229 (prijspeil 2013)
98
Raadsprogramma 8: Portefeuille: Commissie:
3.
Ruimtelijk Wonen, wijken, ruimte en burgerparticipatie Innovatie, design, cultuur en openbare ruimte Mobiliteit, milieu, sport en evenementen Ruimte en Vastgoed Economie en Mobiliteit
Sector:
Gebiedsontwikkeling Openbare Ruimte, Verkeer & Milieu
Vanaf 2010 is het aantal verkeersslachtoffers slecht geregistreerd, o.a. door automatiseringsproblemen bij de politie. In 2010 zijn er in Eindhoven 67 verkeersslachtoffers geregistreerd en in 2011 waren dat er 23. Vanaf 2010 is het aantal verkeersslachtoffers slecht geregistreerd, o.a. door automatiseringsproblemen bij de politie. In 2010 zijn er in Eindhoven 67 verkeersslachtoffers geregistreerd en in 2011 waren dat er 23. Deze cijfers lijken niet betrouwbaar en zijn daarom niet opgenomen in de tabel met effectindicatoren
4.
De resultaten van de natuurmonitor zijn in 2014 stadsbreed voor de eerste keer beschikbaar (na 4 jaar meten)
5.
De meetresultaten van de indicatoren milieu A3,A4,A5 komen in 2014 beschikbaar
Wat doen we daarvoor? I Ruimtelijke inrichting a. Woningbouw b Opstellen van een nieuwe woonvisie (2014) b Werken aan beter op de vraag en financiële draagkracht van de eindgebruiker afgestemde woningen, bijvoorbeeld door nieuwbouw en het stimuleren van zelfbouw b Verduurzamen van de bestaande voorraad, door het maken van afspraken met corporaties en stimuleren van particulieren b Stimuleren van een optimaal gebruik van leegstaand vastgoed b Werken aan een transparante woonruimteverdeling, bijvoorbeeld door het uitvoeren van de regionale afspraken b Verbeteren van de huisvesting van diverse doelgroepen, zoals studenten, kenniswerkers en arbeidsmigranten b Afronden van de opgave wijkvernieuwing (IWV/Krachtwijken) b Aanwijzen van de actiegebieden 2015-2018 b Bijdragen aan het verminderen woonoverlast b. Inzet van instrumentarium De rol van de gemeente verandert de komende jaren van inititiëren naar programmeren en faciliteren van ruimtelijke ontwikkeling. De gemeente beschikt over wettelijke instrumenten (bestemmingsplannen, vergunningen) om uitvoering te geven aan een goede ruimtelijke ordening. Daarnaast voeren we een evenwichtig grondbeleid middels anterieure overeenkomsten en exploitatieprojecten. De komende periode staat op de agenda: b Programmering en afstemming: van initiëren naar programmeren; b Faciliteren van de transformatie van (leegstaande) kantoren, erfgoed en maatschappelijk vastgoed; b Actueel houden van het instrumentarium: uitrol van het traject minder regels, flexibele vergunningverlening; c. Adequaat beheer van erfgoed: b De historische identiteit van het gebied wordt ingezet als inspiratie voor ruimtelijke ontwikkelingen. b Samen met partijen in de stad zoeken we naar hergebruik en herbestemming van monumenten, die hun functie verliezen en lokaties met cultuurhistorische waarde (o.a. NRE terrein, Mariënhage c.a. , kerken) b In de relatie met gesubsidieerde instellingen sturen we op efficiencywinst, samenwerking en afstemming in collectiebeheer met de focus op de gemeenschappelijke doelstelling om de historische ontwikkeling van de stad beter beleefbaar te maken. II Bereikbaarheid a. Bij de ambities van Brainport als Europese toptechnologie regio hoort een sterke internationale
99
Raadsprogramma 8: Portefeuille: Commissie:
b.
Ruimtelijk Wonen, wijken, ruimte en burgerparticipatie Innovatie, design, cultuur en openbare ruimte Mobiliteit, milieu, sport en evenementen Ruimte en Vastgoed Economie en Mobiliteit
Sector:
Gebiedsontwikkeling Openbare Ruimte, Verkeer & Milieu
vervoersbehoefte, via de lucht, het spoor en de weg. De groei van Eindhoven Airport én de ontwikkeling van Brainport Innovatie Campus en Meerhoven kan alleen worden gerealiseerd als een duurzame (landzijdige) bereikbaarheid gewaarborgd is. Het verder uit te werken Bereikbaarheidsplan Eindhoven Noordwest vormt een integraal pakket van maatregelen dat hiervoor moeten zorgen. Daarnaast blijft aanhaking op het Europese hogesnelheidsnetwerk via rechtstreekse intercityverbindingen met Duitsland en België blijft van groot belang net als de uitvoering van het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer voor 2020. Wat betreft de weg gaat het om ontwikkelingen op het Rijks- (A2, A58 en A67) en regionale wegennet (Noordoostcorridor (Grote Ruit) en N69). Vanaf 2014 wordt verder uitvoering gegeven aan de ambities uit Eindhoven op Weg. Het duurzaam verbinden van mensen en locaties is belangrijk voor onze stedelijke ambities. Hierbij geldt ‘slow motion – fast forward’ als uitgangspunt. Slow motion betekent voorrang aan het langzaam verkeer waar het kan. Fast forward staat voor snel waar het moet. Dit is al gerealiseerd op de Randweg, en kan ook op de Ring worden toegepast. Waar mogelijk worden de historische radialen primair geschikt gemaakt voor fietser en voetganger en secundair voor de auto. De nieuwe radialen worden nog meer gebruikt door auto en HOV, gecombineerd met groen. Het fijnmazige netwerk voor de voetganger wordt uitgebreid buiten de Binnenring waardoor de binnenstad wordt vergroot. Dit in combinatie met een goede autobereikbaarheid van parkeergarages.. De voetganger heeft een volwaardige rol in het mobiliteitsbeleid. Ook is het fietsnetwerk, samen met de historische radialen, naar een hoger niveau getild. De groei van het autoverkeer moet zoveel mogelijk op een duurzame manier opgevangen worden en de ontwikkeling van het HOV-netwerk wordt doorgezet. De sturing op (zoals het toepassen van dynamisch verkeersmanagement) en innovatie van de mobiliteitsopgave krijgt meer aandacht door onder andere de samenwerking met kennispartners
III Openbare ruimte a. Duurzame openbare ruimte b De openbare ruimte zo inrichten en onderhouden dat ze past bij het predikaat Brainport: de openbare ruimte moet voldoen aan de basiskwaliteit voor inrichting en onderhoud (schoon, heel en veilig), iedereen moet mee kunnen doen, mensen moeten zich thuis voelen en bedrijven moeten zich willen vestigen. Kortom: zorgen voor een leefbare stad b Zorgen dat de openbare ruimte betaalbaar blijft door integraal te programmeren, sober en doelmatig inrichten, zoeken naar mogelijkheden van sponsoring, adoptie en zoeken naar slimme manieren van onderhoud. b Eindhoven innovatief doorontwikkelen o.a. door het toepassing van nieuwe lichttechnieken, duurzaamheid, living lab, kennisdeling met rest van de wereld, etc. b De afgelopen jaren hebben we een overschrijding geconstateerd van de curatieve lasten in de openbare ruimte. Daarom verhogen we het budget hiervoor met € 500.000,-. Dit dekken we door het onderhoudsbudget openbare ruimte met een bedrag van € 500.000,- te reduceren. Dat kan doordat we een tweetal al ingezette bewegingen in het onderhoud van de openbare ruimte versnellen: van traditioneel naar natuurlijker groen beheer en spelen, en van grijs naar groen. b Om de noodzakelijke groot onderhoudsprojecten van onze infrastructuur en civieltechnische kunstwerken te kunnen realiseren, worden deze de komende jaren expliciet benoemd in het MIP. Hiermee kan worden voorkomen dat de onderhoudsachterstanden verder oplopen. b. Ontwikkeling en instandhouding groen b Hoogwaardige groenstructuur: Handhaven, versterken en ondersteunen van de ruimtelijke structuur
100
Raadsprogramma 8: Portefeuille: Commissie:
b
b
b
b
c.
Ruimtelijk Wonen, wijken, ruimte en burgerparticipatie Innovatie, design, cultuur en openbare ruimte Mobiliteit, milieu, sport en evenementen Ruimte en Vastgoed Economie en Mobiliteit
Sector:
Gebiedsontwikkeling Openbare Ruimte, Verkeer & Milieu
en de aantrekkelijkheid van de stad. Van de ligging in het Brabants landschap, de relaties met de regio, de drie groene wiggen op stedelijk niveau, de structuur van wijkparken en buurtparken, tot de lanen en het fijnmazige groen op pleinen en in de straten. Door het doen van gerichte investeringen en het uitvoeren van cyclisch beheer, curatief beheer en groot onderhoud.. Gebruiksfunctie van groen en recreatievoorzieningen: Het bieden van mogelijkheden tot spelen, wandelen, bewegen ontspannen en ontmoeten in het groen. Van kleinschalige voorzieningen nabij de woon-, school- en werkomgeving tot ruimere voorzieningen per buurt, stadsdeel, als ook voor de stad en regio als geheel. Natuur in groenstructuur: Het handhaven en versterken van de natuurwaarden uitgaande van de stedelijke context door het doen van gerichte investeringen en het uitvoeren van op de lokale natuurpotenties afgestemd beheer. Groene samenwerking, educatie en communicatie Het samenwerking met, en het betrekken van anderen, zoals mede -overheden, bedrijven, burgers en belangengroepen versterkt de effectiviteit en draagvlak van het groenprogramma Daarnaast krijgt de verdere versterking van het groen in de stad, op twee manieren concrete invulling: o Jaarlijks wordt (vanaf 2014) een bedrag van ca € 400.000,- aanvullend geïnvesteerd in groenprojecten, gefinancierd vanuit het MIP. o De versterking van groen bij verkeersprojecten (met name de aanleg en renovatie van fietspaden en de aanleg van grote infrastructuur zoals de HOV) wordt dwingender: vanaf het begin van deze verkeersprojecten wordt de versterking van de groenkwaliteit als uitgangspunt opgenomen. Bij het uiteindelijk ontwerp wordt hierop ook getoetst en inzichtelijk gemaakt op welke wijze de groenkwaliteit duurzaam wordt vergroot.
Inrichting en beheer van een duurzaam stedelijk watersysteem Er is een meerjarig programma vastgesteld, waarin de activiteiten die volgen uit het Gemeentelijk Rioleringsplan 2011-2014 en het baggerplan zijn opgenomen. In het GRP zijn vrijwel alle wateractiviteiten ondergebracht en van een dekkingsplan voorzien. Het betreft de volgende activiteiten: b Beheren, onderhouden en zo nodig vervangen van het rioolstelsel; b Verminderen van water-op-straat en het verbeteren van de oppervlaktewaterkwaliteit door het afkoppelen van verhard oppervlak en het verminderen van de werking van de riooloverstorten; b Vergroten, versterken van de belevingswaarde door het zichtbaar maken van water, o.a. door de aanleg van waterstructuren die tevens dienen voor opvang en afvoer van regenwater; b Aanpak van grondwateroverlastgebieden en inzet van grondwateronttrekkingen, het duurzaam in stand houden van de drinkwaterwinning aan de Aalsterweg en de winning Vredeoord; b Optimalisatie van beheer, onderhoud en inrichting van oppervlaktewateren, bijvoorbeeld door het saneren van de waterbodems; Daarnaast is het een randvoorwaarde om de rioolheffing tot 2015 niet te laten stijgen behoudens indexering. Dit conform het raadsbesluit van 30 november 2010 over het Gemeentelijk rioleringsplan 2011-2014. In 2014 wordt het GRP 2015-2018 ter vaststelling aan de gemeenteraad aangeboden.
IV Milieu en duurzaamheid a. Het beperken van de belasting van de leefomgeving en van het milieu b Het inzamelen en laten verwerken c.q. hergebruiken van huishoudelijk (en kleinschalig bedrijfs)afval, vanaf 2014 via een nieuwe (CURE)organisatie.
101
Raadsprogramma 8: Portefeuille: Commissie:
Ruimtelijk Wonen, wijken, ruimte en burgerparticipatie Innovatie, design, cultuur en openbare ruimte Mobiliteit, milieu, sport en evenementen Ruimte en Vastgoed Economie en Mobiliteit
Sector:
Gebiedsontwikkeling Openbare Ruimte, Verkeer & Milieu
Het onderzoeken, saneren, monitoren en inzichtelijk maken van de kwaliteit van de leefomgeving en daaraan verbonden gezondheidseffecten en de beleving van burgers ten aanzien van de kwaliteit van de leefomgeving b Het in medebewind van het rijk uitvoeren van wettelijke milieutaken en rijkssaneringsprogramma’s ten aanzien van Bodem, Geluid, Lucht, Risico’s b Het oplossen van lokale milieuknelpunten b Het verantwoorden aan rijk en EU van milieukwaliteit in de stad b Het bijdragen aan het realiseren van gemeentelijke ambities ten aanzien van gewenste (ruimtelijke/economische) ontwikkelingen, verkeer en mobiliteit, gezondheid en duurzaamheid zoals ten aanzien van Werkprogramma Alderstafel Eindhoven ten aanzien van Leefbaarheid en hinderbeperkende maatregelen, de ontwikkeling van Eindhoven Noord-west/BIC en van Spoorzone/Strijp S Duurzame energie , duurzaam ondernemen stimuleren en samen werken aan duurzaamheid b Bij het aanjagen en faciliteren van energieprojecten ligt de nadruk op zonne-energie bij particulieren b De gemeentelijke energiemanager zorgt voor een besparing op de gemeentelijke energierekening b De inkoop van energie en gas wordt vergroend b De zakelijke autokilometers van de gemeente worden verduurzaamd o.a. door aanschaf elektrische voertuigen b Het gebruik van elektrische voertuigen wordt aangejaagd door o.a. meer laadpalen b In het integraal huisvestingsplan scholen wordt duurzaamheid goed geborgd b Ons eigen mvo beleid - het keurmerk wordt ook in 2014 weer uitgereikt b Het digitale netwerk co-do wordt verder verbeterd om MKBers te helpen bij verduurzaming van hun bedrijf wordt verbeterd door uitvoering van de ISO 26.000 adviezen b partners in de stad stimuleren meer met duurzaamheid te werken b op wijkniveau wordt met woningbouwcorporaties en partners duurzaamheid in de wijken vorm gegeven b per sector eigen medewerkers trainen in wat duurzaamheid in hun eigen werkzaamheden inhoudt b duurzaamheid verankeren in procesdocumenten b communiceren over succesvolle projecten op het gebied van duurzaamheid in de stad b
b.
Daarbij wordt vanuit de vier bovenstaande onderdelen (ruimtelijke inrichting, bereikbaarheid, openbare ruimte en milieu en duurzaamheid) invulling gegeven aan de drie majeure gebiedsontwikkelingen: a. Eindhoven Noordwest: Doorontwikkeling van de noordwestelijke zone van de stad met onder meer de Brainport Innovatie Campus, het Groene Raamwerk, de bereikbaarheidsopgave en de doorontwikkeling van Eindhoven Airport e.o. Daarnaast is het MIRT onderzoek 2020 – 2040 gestart. b. Spoorzone : De realisatie van de OV-knoop en het project Lichthoven zijn de komende jaren prioritair in het Stationsdistrict. Strijp S wordt doorontwikkeld met accent op wonen, werken en cultuur. Wel zijn de effecten van de crisis merkbaar, maar middels fasering en herprogrammering blijft de gebiedsontwikkeling voortgaan. c. Meerhoven: In deze VINEX-locatie worden woningen, industrie en een park ontwikkeld. In totaal staan nog ca. 1.600 nieuw te bouwen woningen gepland. In 2014 richten we ons vooral op Waterrijk en Landhof. De gebiedsontwikkeling wordt afgestemd op de vragen uit de markt en eindgebruikers
102
Raadsprogramma 8: Portefeuille: Commissie:
Ruimtelijk Wonen, wijken, ruimte en burgerparticipatie Innovatie, design, cultuur en openbare ruimte Mobiliteit, milieu, sport en evenementen Ruimte en Vastgoed Economie en Mobiliteit
Sector:
Gebiedsontwikkeling Openbare Ruimte, Verkeer & Milieu
Wat mag het kosten? (Bedragen x € 1.000) Totaal (netto)investering Exploitatie: - Exploitatielasten - Exploitatiebaten
Rekening
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
2012
2013
2014
2015
2016
2017
485-
872
730
2.377
500
230.006 154.780
223.983 160.119
204.988 153.618
200.163 157.779
3.296 234.778 166.107
250.954 171.273
Totaal saldo van baten en lasten
68.671
79.681
75.226
63.864
51.370
42.384
Totaal toevoegingen en onttrekkingen reserves
16.811-
29.118-
21.335-
14.818-
2.858-
5.997
Resultaat
51.860
50.563
53.891
49.046
48.512
48.381
103
Raadsprogramma 9:
Economische Ontwikkeling
Portefeuille:
Economie, werk en onderwijs Mobiliteit, Milieu, Sport en Evenementen
Commissie:
Economie en Mobiliteit
Sector:
Economie & Cultuur Vergunningen, toezicht en handhaving Strategie
Wat willen we bereiken? Brainport 2020 als overkoepelende strategie Het strategisch kader voor de regio Brainport met Eindhoven als centrumstad is de verdere ontwikkeling van de regio/stad als kenniseconomie zoals beschreven in Brainport 2020. Dit is een economisch ontwikkelingsprogramma dat zich aan de ene kant richt op economische factoren zoals inzetten op speerpunt sectoren, arbeidsmarkt etc. en aan de andere kant de meer vestigingsklimaat bevorderende factoren waarbij het gaat om design, kunst en cultuur, sport (raadsprogramma 4) en de inzet op het expat center, maar ook evenementen en het brede veld van city marketing. Deze samenhang van factoren maakt dat we een aantrekkelijk stad zijn voor zowel bestaande als nieuwe bedrijven, werknemers, studenten en bewoners. De inzet op zowel de 'harde' economische als de ‘zachtere’ vestigingsklimaat bevorderende factoren zorgen voor een economische impuls. Centrale opgave De centrale opgave is het streven naar een minder conjunctuurgevoelige economische groei waarbij de leefbaarheid van de stad behouden blijft en versterkt wordt en een zo groot mogelijk deel van de beroepsbevolking ingeschakeld wordt. Dit willen we bereiken door in te zetten op een “transitie van industriële mainport naar toptechnologie- en designregio”. Daardoor zetten we vol in op economie bevorderende instrumenten zoals citymarketing, internationalisering, accountmanagement, etc om aan de voorkant bedrijvigheid te stimuleren en aan te trekken waardoor de vraag naar werkgelegenheid toeneemt. Dit geldt voor de topsectoren (Brainport) maar natuurlijk ook voor het Midden- en Klein Bedrijf. We zetten in op werkgelegenheid voor iedereen en we gaan meer strategisch om met de beschikbare ruimte (transformatie, invullen leegstand, etc.) Doelstellingen b Een top 3 positie van de toptechnologische Europese regio’s en top 10 mondiaal (Brainport 2020). Innovatie is de motor voor duurzame economische en maatschappelijke ontwikkeling waarmee de regio kan excelleren als Europese toptechnologie (kennis-)regio. b Diversificatie van de economische structuur: transformatie van een regio met een overwegend dominante maakindustrie naar een internationaal georiënteerde kennisregio. b Toename van werkgelegenheid Ontwikkelingen De prognoses over de economische groei voor 2014 zijn niet eenduidig. Er wordt zowel van een licht herstel als van een negatiever scenario gesproken. De bedrijvigheid in Eindhoven en de regio Zuidoost Brabant is export georiënteerd en afhankelijk van de wereldhandel die weer aan moet gaan trekken. Als dit doorzet dan zal de regionale economie daarvan profiteren. Eindhoven staat steeds meer in de belangstelling in het buitenland. De verkiezing ‘slimste regio van de wereld’, de inzet op de ontvangst van vele ambassadeurs vorig jaar en de toetreding van de burgemeester tot de Dutch Trade Board zorgt voor veel internationale spin off. Deze belangstelling moet verder uitgebouwd en benut worden, daarom wordt ingezet, in nauwe samenwerking met de Campusgemeenten en Brainport Development op een goede internationaliseringsstrategie- en agenda als uitwerking van het convenant campussen, waarbij de acquisitie van bedrijven centraal staat.
104
Raadsprogramma 9:
Economische Ontwikkeling
Portefeuille:
Economie, werk en onderwijs Mobiliteit, Milieu, Sport en Evenementen
Commissie:
Economie en Mobiliteit
Sector:
Economie & Cultuur Vergunningen, toezicht en handhaving Strategie
Effect-indicatoren: Rekening
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
2012
2013
2014
2015
2016
2017
-1,2%/1%
1,5%
2,0%
2,5%
Economische groei regio ZO Brabant
- 1,7%
Aantal starters/startende ondernemingen
1.950
2000
2000
2000
2100
2200
143.320
145.000
145.000
147.000
148.000
149.000
Werkgelegenheidsontwikkeling (banen)
Bron: Brainport monitor 2013: uitgave van Brainport Development * De indicatieve cijfers worden vooral beïnvloed door de nationale economie.
Wat doen we daarvoor? Bestaand beleid: b b b b
b
Aanhaken bij de topsectoren vanuit de Brainport clusters, dit gebeurt vooral via projecten van Brainport Development en door actieve samenwerking binnen de 3-helixpartners zelf. Ingezet wordt op het vergroten van de betrokkenheid van het MKB bij de topsectoren samen met onze strategische partners zoals, BZW, ondernemersverenigingen. Inzetten op de crossovers tussen de topsectoren, (zie themavelden innovatieprogramma). Begin 2012 heeft besluitvorming plaatsgevonden over de meerjarenfinanciering Brainport Development 2013 t/m 2016. Hiermee is invulling gegeven aan de tweeledige opdracht van de raad om de financiering van Brainport Development NV met een langere looptijd aan te gaan en met meer nadruk op projecten. Aangezien de gestelde ambities in de triple helix onverminderd hoog zijn in een tijd dat de overheidsfinanciën onder druk staan, streven we naar een grotere bijdrage van de andere partners (bedrijfsleven en kennisinstellingen). De triple helixpartners hebben voor 2014 aangegeven dat extra effort nodig is voor financiering voor R&D en kapitaal voor meer startende en sneller groeiende innovatie bedrijven. Inzet op citymarketing via Eindhoven 365
Prestaties Activiteiten Om de doelstellingen te kunnen bereiken zetten we in op: 1. toename van de vestiging van nieuwe bedrijven in de stad 2. toename van het aantal start-ups van nieuwe bedrijven 3. stimuleren van de groei van reeds gevestigde bedrijven 4. het vermarkten van Eindhoven en het vergroten van de aantrekkelijkheid van de stad door onder meer in te zetten op evenementen. 5. voldoende aanbod aan en van personeel: verkleinen discrepantie tussen vraag- en aanbod op de arbeidsmarkt.
105
Raadsprogramma 9:
Economische Ontwikkeling
Portefeuille:
Economie, werk en onderwijs Mobiliteit, Milieu, Sport en Evenementen
Commissie:
Economie en Mobiliteit
Sector:
Economie & Cultuur Vergunningen, toezicht en handhaving Strategie
Wat mag het kosten? (Bedragen x € 1.000) Totaal (netto)investering Exploitatie: - Exploitatielasten - Exploitatiebaten Totaal saldo van baten en lasten Totaal toevoegingen en onttrekkingen reserves Resultaat
Rekening
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
2012
2013
2014
2015
2016
2017
25
25
-
-
-
9.626 4.484
8.447 2.967
8.642 2.714
8.221 2.380
8.562 2.380
9.410 2.380
5.142
5.480
5.928
5.841
6.182
7.030
146
164-
50-
5.987
6.018
6.980
96-
341-
100-
4.801
5.380
106
3895.539