AB 20-01-11 Bijlage 11
Programmabegroting 2011-2015
20 oktober 2010
Vastgesteld door de stuurgroep AQUON
Programmabegroting 2011-2015
Inhoud
Pagina
0. Voorwoord
1
1. Inleiding
3
1.1 1.2 1.3 1.4
Op weg naar een nieuwe organisatie De deelnemers aan de nieuwe organisatie De taken van de nieuwe organisatie Komende ontwikkelingen
2. Begroting in één oogopslag 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
Inleiding Begroting 2011 en meerjarenraming 2012-2015 Meerjarenraming Uitgangspunten Meerjarenkostenreductie
3. Begroting naar programma 3.1 Inleiding 3.2 Het programma 3.3 De resultaten
4. Actualisatie van de businesscase 2008 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7
Inleiding Businesscase 2008 Businesscase 2008 en realisatie 2009 Actualisatie businesscase (2009) Berekening van structurele besparingen/tekort per waterschap Uitgangspunt begroting 2011, realisatie 2009 op prijspeil 2011 Ontwikkeling projectkosten
5. Paragrafen 5.1 Inleiding 5.2 Afname en tarieven
3 3 4 4
6 6 6 9 10 16
17 17 17 19
21 21 21 22 24 26 28 29
31 31 31
5.3 5.4 5.5 5.6 5.7
Kapitaalgoederen Weerstandsvermogen Verbonden partijen Bedrijfsvoering Financiering
BIJLAGEN: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Kerngegevens van AQUON Begroting van baten en lasten, inclusief toelichting Staat van vaste activa Staat van reserves en voorzieningen Formatieplan 2011 Meerjarenoverzicht van investeringen Staat van langlopende leningen
33 34 38 38 45
0. Voorwoord
Het is een genoegen de eerste programmabegroting 2011-2015 van AQUON Instituut voor wateronderzoek te presenteren. Deze begroting is gemaakt in een roerig tijdsgewricht, een fusietraject van drie laboratoria (Deltawaterlab, GWL, Laboratorium HH-Rijnland) en een heroriëntering van de waterschappen op haar maatschappelijke positie. Een lastige opgave die in onze ogen met succes is volbracht. Een begroting die voldoende aanknopingspunten heeft voor de toekomst van AQUON. AQUON levert accurate en excellente monsterneming, analyse en rapportage van chemisch, fysisch en biologisch onderzoek naar de eigenschappen van het natte milieu. Met haar dienstverlening draagt AQUON bij aan de positie van de waterschappen, als autoriteit op het gebied van waterkwaliteit. Het laboratorium vormt de voorkant voor de wettelijke waterkwaliteitstaak en de handhavingstaak van de waterschappen. AQUON draagt bij aan uniformiteit en standaardisering van de laboratorium werkzaamheden van de waterschappen, met bijna half Nederland als werkgebied. Voor het opstellen is de businesscase 2008 van Berenschot in eerste instantie als basis genomen. Al snel bleek dat het voor de begroting 2011 nodig was om de businesscase te actualiseren. Dat hebben wij gedaan op basis van de jaarcijfers van de verschillende laboratoria van 2009. Bij het opstellen van de businesscase 2009 zijn verder dezelfde uitgangspunten gehanteerd. Belangrijkste verandering ten opzichte van 2008 was de toename van de meetvraag bij AQUON. Hierdoor is de omzet van AQUON voor de deelnemende waterschappen gestegen van € 14,9 naar € 16,9 miljoen. Voor het opstellen van de programmabegroting 2011-2015 is de jaarrekening 2009 het ankerpunt geworden. In de begroting wordt een beeld geschetst van de doelen en prestaties die worden nagestreefd en de bijbehorende financiën. Kortom: wat willen wij bereiken? Wat gaan wij ervoor doen? En wat kost het? Er is naar gestreefd een zo volledig mogelijk beeld te schetsen. Hierbij is medewerking verleend door medewerkers uit de fuserende laboratoriumorganisaties, de controllers en de laboratoriumcoördinatoren van de zeven waterschappen. Het werken met deze eerste versie, in de organisatie die werkelijk bestaat, zal zeker bijdragen aan verdere optimalisering. Onze initiële doelstelling en opgave bij het opstellen van de programmabegroting 2011-2015 was om het rendement uit de businesscase 2008 te realiseren. Voor het eerste jaar was dat een rendement van 7,2% oplopend tot een rendement van 16,4% als één locatie voor de bedrijfsvoering van AQUON gevonden zou zijn. Uitgangspunt bij het opstellen van de programmabegroting 2011 – 2015 is één locatie voor de activiteiten van AQUON in 2015. Dit besparingsvoordeel wordt dus pas in het laatste jaar zichtbaar in de cijfers. Door de stuurgroep is bovenop de businesscase 2008 een taakstelling voor de periode 2011-2015 van jaarlijks 1% neergelegd. In 2011 wordt daarvan 1% gerealiseerd en in 2012 en 2013 additioneel 2%. Uiteindelijk wordt daarmee vanaf 2014 een taakstelling van 5% gerealiseerd. Daarnaast is de taakstelling met een beperkt bedrag opgehoogd, om de tijdelijke ingroeisituatie die met Delfland is
1
overeen gekomen te absorberen en zo een hogere bijdrage van de andere deelnemers te voorkomen. De besparing ten gevolge van deze taakstelling wordt gerealiseerd bovenop het besparingsvoordeel van de BC 2009 en voorafgaand aan de concentratie van de huisvesting van AQUON. Een ambitieuze doelstelling voor een nieuwe organisatie waaraan het management van AQUON zich committeert. Het rendement van AQUON, ten opzichte van de jaarrekening 2009 van de verschillende laboratoria is, 2,5% in 2011 oplopend tot 17,1% in 2015. Voor de deelnemende waterschappen levert dat een gezamenlijk besparingsvoordeel op van respectievelijk € 408.966 in 2011 en € 2.533.516 in 2015 (als gekozen wordt voor één locatie). AQUON is groot genoeg om zelfstandig te ondernemen, maar een groei van circa 20% zal de bedrijfsvoering robuuster maken, een uitbreiding van deelnemers in de GR is daarom wenselijk. Een groei van de organisatie is mogelijk met een beperkte toename van stafformatie. Hierdoor wordt de staf over een grotere primaire formatie verspreid. De verkenningen die nu lopen tussen AQUON en Waterschap Rivierenland zijn niet verwerkt in deze programmabegroting. Voor de besluitvorming daarover is een separate business case AQUON + opgesteld. Deze wordt komende maand aan de waterschappen voorgelegd voor besluitvorming. Van belang is te weten dat het positieve resultaat van de business case AQUON + bovenop het besparingspotentieel komt dat in deze programmabegroting wordt berekend. In deze begroting is dus nog geen rekening gehouden met de eventuele deelname van het Waterschap Rivierenland en Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden.
2
1. Inleiding
1.1 Op weg naar een nieuwe organisatie AQUON ontstaat uit de fusie van de laboratoria Delta Waterlab, Gemeenschappelijk WaterschapsLaboratorium (GWL) en het laboratorium van Hoogheemraadschap van Rijnland. In 2010 is door de fuserende laboratoria hard gewerkt om AQUON vorm te geven, zodanig dat zij zo snel als mogelijk de taken kan oppakken waarvoor zij is bedoeld. Om deze taken te kunnen uitvoeren en de financiële kaders en gevolgen daarvan in beeld te brengen, is de begroting 2011 en een meerjarenraming 2012-2015 opgesteld. De begroting is gebaseerd op de aangeleverde gegevens van de beoogd directeur, het fusie MT, werkgroepen, coördinatoren en controllers van de waterschappen. Voor zover mogelijk zijn de ramingen toegespitst op de nieuwe organisatie en de plannen vanaf 2011. De aangeleverde gegevens zijn getoetst aan de uitgangspunten zoals die zijn opgenomen in de businesscase 2008, het strategisch profiel AQUON en het herontwerp AQUON. De plannen en begroting voor 2011 zijn gericht op het continueren van het huidige dienstverleningsniveau van de laboratoria en het gelijktijdig verder bouwen aan de nieuwe organisatie en de toekomstige vraag. Verder zal in 2011 de samenwerking vanuit de verschillende locaties geoptimaliseerd worden. Hierbij valt te denken aan synergie bij de logistiek van bemonstering en de verdeling van de analyses om het aanbod van kwaliteit te verbreden en efficiency te verbeteren. 1.2 De deelnemers aan de nieuwe organisatie Eind 2008 hebben de algemene besturen van de waterschappen Aa en Maas, Brabantse Delta, De Dommel, Delfland, Hollandse Delta, Rijnland, Schieland & Krimpenerwaard besloten een samenwerkingsverband aan te gaan op het gebied van laboratoriumactiviteiten, met de ambitie om essentiële kennis en advies te borgen en dit te ontwikkelen binnen een efficiënte bedrijfsvoering. In de loop van 2010 heeft het algemeen bestuur van waterschap Rivierenland (WSRL) aangegeven belangstelling te hebben om zich aan te sluiten bij het samenwerkingsverband. Als dit doorgaat, betekent dit dat een vierde laboratoriumorganisatie zal worden ingebracht in de fusie. Het Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden heeft haar laboratoriumwerkzaamheden ondergebracht bij WSRL en heeft inmiddels uitgesproken dat ze dezelfde belangstelling heeft om als volwaardig partner deel te nemen in de GR AQUON. Op dit moment moet er door de besturen van de deelnemers nog een besluit worden genomen of en zo ja, per wanneer beiden kunnen aansluiten bij de lopende fusie. Momenteel wordt gewerkt aan een businesscase om tot besluitvorming te komen. Na een eventuele besluitvorming zal de begroting van AQUON worden aangepast. Er kan niet op deze besluitvorming worden gewacht met het vaststellen van de onderliggende begroting. De voor u liggende programmabegroting vormt een belangrijke basis voor de uiteindelijke oprichting van GR AQUON.
3
1.3 De taken van de nieuwe organisatie De taken van de nieuwe organisatie liggen op het gebied van de volgende aandachtsgebieden:
Chemisch onderzoek Dit betreft onderzoek (fysisch chemisch, organisch, metalen) dat dient ter ondersteuning van het beleid en de doelstellingen van de waterschappen. In het verlengde daarvan wordt onderzoek gedaan voor projecten van wederzijds belang van overheden zoals Rijkswaterstaat en gemeenten.
Hydrobiologisch onderzoek Dit betreft waterkwaliteitsonderzoek voor de deelnemers. De werkzaamheden bestaan uit het verzamelen van biologische parameters (veldwerk), analyseren van biologische parameters (determinatie) en toetsing en interpretatie van de resultaten.
Monstername en Logistiek Via een net van monsterpunten worden in het veld en ook te water diverse monsters genomen, veldmetingen uitgevoerd en getransporteerd naar het laboratorium. Gegevens worden verwerkt in het systeem, de monsters worden op het laboratorium ingeklaard en in specifieke gevallen worden rapportages gemaakt. Door hun mobiele bezigheid vormen deze collega’s ook de ogen en oren in het gebied. Tevens verzorgt AQUON de monstername van grondwater, oppervlaktewater, waterbodem en rioolwaterzuiveringen (=rwzi’s). Daarnaast heeft AQUON een adviserende rol richting de diverse opdrachtgevers als het gaat om toe te passen methoden en ondersteuning bij de uitvoering van projecten. Toetsing en interpretatie van laboratoriumresultaten vallen hier ook onder.
1.4 Komende ontwikkelingen
Verbreding van analysepakket Gestuurd vanuit de vraag in beleid en beheer en de visie van water- en hoogheemraadschappen hierop, is een verbreding van het analysepakket gaande. Het laboratorium dient de ontwikkelingen op adequate wijze te ondersteunen. Er moet adequaat op maatschappelijke ontwikkelingen kunnen worden ingespeeld. Dit betekent dat een bredere kennis en expertise benodigd is en dat de laboratoriumwerkzaamheden veranderlijk zijn.
Techniek en technologie analyseapparatuur Met de uitbreiding van de analysemogelijkheden neemt ook de complexiteit van de benodigde techniek en technologie toe. Dit betekent dat de vereiste professionaliteit en de behoefte aan voldoende financieel draagvlak toeneemt voor de benodigde professionaliteit en de aanschaf van vaak kapitaalintensieve apparatuur. Optimaal gebruik van deze duurzame productiemiddelen (bezettingsgraad) is daarbij van belang.
4
Kaderrichtlijn Water Door de Kaderrichtlijn Water (KWR) zal het meetpakket van AQUON kunnen toenemen. Dit geldt voor zowel het fysisch/chemisch onderzoek als voor het hydrobiologisch onderzoek. AQUON zal gelet op de ontwikkelingen (als gevolg van KRW maar ook Diffuse bronnenbeleid) niet alleen aan de vraagkant volgen maar ook anticiperen op de uitbreiding van de huidige analysepakketten met GCMS en LCMS technieken. Dit doet zij door de landelijke ontwikkelingen qua gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en toelatingsbeleid van nieuwe stoffen te volgen. De komende jaren blijft dit de nodige aandacht vragen.
Actie Storm Met de actie Storm leveren de waterschappen een doelmatigheidsverbetering die € 100 miljoen genereert voor de maatschappij. Een gevolg hiervan is dat de waterschappen kritisch kijken naar de aard en omvang van de meetvraag voor 2011 en de komende jaren. Dit heeft tot gevolg dat de bestaande vraag krimpt en projecten schuiven in de tijd. De totale meetvraag blijft desondanks nagenoeg gelijk aangezien er nieuwe taken aan het laboratorium zijn toebedeeld.
Participatie WS-Rivierenland (WSRL) en HH-Stichtse Rijnlanden (HDSR) Beide waterschappen hebben belangstelling getoond om te participeren in de GR AQUON. Een eerste quick scan laat zien dat het zowel voor de huidige zeven oprichters, als ook voor WSRL en HDSR voordeel oplevert. Op dit moment wordt een businesscase AQUON + uitgevoerd om deze quick scan te onderbouwen. Deze toetreding geeft ook invulling aan de doelstelling van STORM om de krachten van de waterschappen te bundelen en gezamenlijk beleid te realiseren. Deze toetreding geeft invulling aan het strategisch profiel van AQUON.
Diffuse bronnenbeleid De laboratoria voeren verschillende onderzoeken uit zoals meetnet gewasbeschermingsmiddelen en duurzaam onkruidbeheer. Het beleid zal in de toekomst nog verder vorm krijgen en vertaald worden naar projecten en zo nodig laboratoriumonderzoek. Denk hierbij aan projecten zoals ‘Duurzaam onkruidbeheer op verhardingen, zink uitloging, medicijnen en oestrogene stoffen in oppervlaktewater’.
Effluent/influent lozingen Voor de rwzi’s wordt het Nationaal Standaard Programma (NSP) toegepast. Het onderzoek voor de rwzi’s is al jaren stabiel. De discussie is momenteel of de rwzi’s nog aanvullende eisen opgelegd zullen krijgen in het kader van heffingen en KRW. Verder kan het online meten op rwzi’s nog verder uitbreiden en is de vraag of hierin een taak ligt voor het laboratorium als het gaat om controles op/kalibraties van online meetapparatuur. Bij waterschap Brabantse Delta gebeurt dit al. Ook is het misschien mogelijk door inzet van online meetapparatuur het laboratorium in de toekomst minder frequent te laten meten. In de overleggen met de klanten zullen deze aspecten een onderwerp van gesprek zijn.
5
2. Begroting in één oogopslag
2.1 Inleiding In dit hoofdstuk ziet u in één oogopslag de financiële ontwikkeling van AQUON voor het begrotingsjaar 2011, in relatie met de geactualiseerde businesscase, het meerjarenperspectief 2011-2015 en de uitgangspunten die hieraan ten grondslag liggen. 2.2 Begroting 2011 en meerjarenraming 2012-2015 In de onderstaande tabel staat de begroting voor 2011 opgenomen. Tevens is in de tabel de vergelijking met de realisatie van 2009 op prijspeil 2011 opgenomen. Tabel 1: Begroting 2011 met een vergelijk met de realisatie 2009 (prijspeil 2011)
Omschrijving
Realisatie 2009
Begroting
prijspeil 2011
2011
Verschil
Percentage
Personeelskosten
9.521.303
8.999.467
521.835,79
5,48%
Uitbesteding
2.562.039
1.450.000
1.112.038,74
43,40%
Materiele lasten
3.329.736
3.172.047
157.688,62
4,74%
Kapitaallasten
1.245.209
1.370.209
125.000,00-
-10,04%
Overige indirecte lasten
2.419.721
2.455.019
35.297,61-
-1,46%
Bezuinigingstaakstelling
-
199.867-
199.867,42
100,00%
Onvoorzien
-
50.000
50.000,00-
100,00%
19.078.008
17.296.875
1.781.132,96
9,34%
-316.335
0
316.334,71-
100,00%
-1.020.381
-864.844
155.537,47-
15,24%
Subtotaal lasten Opbrengst werk fusiepartners Opbrengst werk voor derden Diverse baten en opbrengsten
275.870,56-
100,00%
Bijdrage partners
-17.465.421
-16.432.031
1.033.390,00-
5,92%
Subtotaal baten
-19.078.007
-17.296.875
1.781.132,74-
9,34%
0
0
Totaal
-275.871
Het begrotingstotaal voor 2011 voor AQUON komt uit op € 17,3 miljoen. In vergelijking met de realisatie van 2009 (op prijspeil 2011) is dat een daling € 1,8 miljoen. Voor een toelichting op de berekening van de gecorrigeerde realisatie 2009 zie paragraaf 4.6. De belangrijkste afwijkingen lichten wij hieronder toe. Personeel De personele kosten voor 2011 liggen op een lager niveau dan de realisatie van 2009. Dit wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door de hogere inhuur in 2009 bij de bestaande organisaties. Dit geldt voor alle deelnemende waterschappen.
6
Uitbesteding In vergelijking tot de realisatie 2009 daalt de uitbesteding van werkzaamheden sterk. In 2009 is voor ongeveer € 2,6 miljoen (prijspeil 2011) uitbesteed, terwijl in de begroting 2011 van AQUON uitgegaan wordt van € 1,5 miljoen. Deze daling ligt in lijn met de BC 2008. Vanaf 2012 is de uitbesteding verder verlaagd naar € 1,1 miljoen. Hieronder is een korte toelichting op deze daling opgenomen. De businesscase voorspelt dat AQUON door expertise, bredere uitvraag en grotere volumes betere condities kan realiseren voor de waterschappen bij het uitbesteden van laboratoriumtaken. Het voordeel bestaat uit:
Kostenreductie door minder uit te besteden en meer zelf te doen. In de begroting 2011 levert dit een structurele kostenreductie op van € 200.000,--. Dit wordt mogelijk gemaakt doordat schaalvoordelen te realiseren zijn. Met bestaande capaciteit van middelen en geringe uitbreiding van primaire formatie kan tot op heden uitbesteed werk worden uitgevoerd in de eigen organisatie. De formatie is daarvoor met 2,5 f.t.e uitgebreid.
Geen uitbestede werkzaamheden aan fusiepartners In het verleden hebben de drie fuserende laborganisaties werk aan elkaar uitbesteed. In 2009 is voor een bedrag van € 316.000,-- 1 (prijspeil 2011) aan elkaar uitbesteed. In 2011 komen de uitbestede werkzaamheden te vervallen, alsmede de inkomsten die daarmee gemoeid zijn. Het daarmee gemoeide belastingvoordeel is, conform de BC 2008, ongeveer € 60.000,--.
Daling meetvraag Door een geringere meetvraag voor Hydrobiologie in 2011 wordt er € 200.000,-- minder uitbesteed.
Schaalvoordelen door uitbesteden Daarnaast levert de samenwerking volgens de businesscase ook een voordeel op bij het uitbesteden van laboratoriumwerkzaamheden die niet door AQUON zelf (kunnen) worden uitgevoerd. Werkzaamheden kunnen door de omvang van AQUON goedkoper in de markt worden gezet. Op dit moment is deze vraag nog niet volledig in beeld en zal deze zich in de loop der tijd moeten ontwikkelen. Naar verwachting levert dat ongeveer € 200.000,-- op.
Werkzaamheden voor derden In de realisatie 2009 is een bedrag voor werken voor derden gerealiseerd van € 1.020.000,-(prijspeil 2011). Dit bedrag is in lijn met de uitgangspunten van de businesscase 2008. De core business van AQUON is het leveren van producten en diensten aan de participerende waterschappen in de GR. Daarnaast heeft AQUON de ambitie om eventuele restcapaciteit, waar
1
Inclusief btw.
7
mogelijk, te benutten. Het gaat hierbij om het optimaal benutten van de bestaande capaciteit en niet om bewust een overcapaciteit te creëren. De belangrijkste beweegredenen om dit te doen is om hiervan te leren, het voelen van de tucht van de markt, oppakken van producten en diensten die ook geschikt zijn voor de waterschappen en verdere synergie in samenwerking met niet aangesloten waterschappen, gemeenten en provincie. Verder levert het benutten van de restcapaciteit een verhoogd rendement op voor de deelnemende waterschappen doordat de kosten lager zijn. In de begroting 2011 e.v. wordt ervan uitgegaan dat maximaal 5% van de omzet van AQUON bestaat uit werken voor derden. Dit is een besluit van de stuurgroep van AQUON, in afwijking van de BC. Uitgangspunt daarvoor zijn de bestaande contracten van de deelnemende organisaties. In de begroting 2011 staat een bedrag van € 865.000,-- opgenomen. Dat betekent een daling van ongeveer € 156.000,--. Hiervoor heeft echter geen kostenreductie plaatsgevonden waardoor de besparing voor AQUON lager wordt. In 2011 zal een plan worden opgesteld om in de toekomst optimaal gebruik te maken van de mogelijkheden om ook te werken voor derden. Bezuinigingstaakstelling De stuurgroep van AQUON heeft een additionele bezuinigingstaakstelling van jaarlijks 1% van het begrotingstotaal opgelegd. In de begroting is deze als volgt verwerkt:
1% in 2011
2% in 2012
2% in 2013
Vanaf 2014 ligt door het doorvoeren van deze taakstelling het kostenniveau van AQUON 5% lager ten opzichte van 2011. In de begroting 2011 is nog niet specifiek aangegeven op welke wijze deze taakstelling werkelijk wordt ingevuld. Het management van AQUON zal de komende maanden de denkrichtingen voor het realiseren van deze taakstelling nader uitwerken. De resultaten zullen voor het eind van 2010 aan de stuurgroep of het bestuur AQUON, als dat in functie is, worden gepresenteerd. In de stuurgroep van 13 oktober 2010 is besloten om AQUON ook een taakstelling voor de uitvoering van hydrobiologie op te leggen. Het betreft een taakstelling van € 15.000,-- omdat de externe kosten voor hydrobiologie vooralsnog één op één worden doorbelast aan Delfland. Het betreft uitbestede werkzaamheden die tegen een tarief van € 1,61 in de AQUON begroting waren opgenomen en nu voor € 1,41, conform het tarief van DWL, worden afgerekend. Daarnaast is afgesproken, dat Delfland op eigen verzoek de monstername vooralsnog zelf blijft doen en daarvoor een vergoeding ontvangt van AQUON van € 10.000,-- op jaarbasis. Om deze vergoeding te kunnen betalen wordt de taakstelling met €10.000,-- verhoogd. Dit zal naar verwachting tot 2013 op deze wijze worden uitgevoerd en dan, als het via AQUON efficiënt is ingeregeld, alsnog overgaan naar AQUON. De andere waterschappen betalen aan beide posten niet mee, vandaar dat een additionele taakstelling aan AQUON is opgelegd. De totale additionele taakstelling voor AQUON komt daarmee voor 2011 op € 25.000,--.
8
Onvoorzien In de begroting is een post van € 50.000,-- voor onvoorzien aangehouden. 2.3 Meerjarenraming In deze paragraaf staat de meerjarenraming voor AQUON opgenomen. In de onderstaande tabel staan de resultaten opgenomen. Tabel 2: Meerjarenraming AQUON
Omschrijving
2011
2012
2013
2014
2015
Personeelskosten
8.999.467
8.976.305
8.785.960
8.606.243
8.236.484
Uitbesteding
1.450.000
1.100.000
1.100.000
1.100.000
1.100.000
Materiële lasten
3.172.047
3.208.975
3.197.415
3.201.326
3.236.716
Kapitaallasten
1.370.209
1.300.000
1.670.209
1.703.613
1.737.685
Overige indirecte lasten
2.455.019
2.557.075
2.667.532
2.787.218
2.315.063
Bezuinigingstaakstelling
199.867-
543.515-
882.937-
882.937-
882.937-
50.000
50.000
50.000
50.000
50.000
17.296.875
16.648.840
16.588.179
16.565.463
15.793.011
-
-
-
-
-
864.844-
832.442-
829.409-
828.273-
789.651-
Bijdrage partners
16.432.031-
15.816.398-
15.758.770-
15.737.190-
15.003.361-
Subtotaal
17.296.875-
16.648.840-
16.588.179-
16.565.463-
15.793.012-
0
0
0
0
0
Onvoorzien Subtotaal Opbrengst werk fusiepartners Opbrengst werk voor derden Diverse baten en opbrengsten
Totaal (lasten -/-baten)
In bijlage 2 is de begroting van baten en lasten opgenomen. Dit is een nadere uitwerking van de bovenstaande tabel. De meerjarenbegroting van AQUON laat een constante dalende lijn zien. In de jaren 2012 tot 2013 is de daling echter minimaal. Na 2014 dalen de lasten van de nieuwe organisatie significant als gevolg van de huisvesting. Uitgangspunt is dan een centrale huisvesting. Dat betekent dat de voordelen van dit scenario voor het eerst zichtbaar worden in 2015. Het betreft een daling van de huisvestingskosten met € 602.000,--. Daarnaast zijn er vanaf 2015 verschillende efficiency maatregelen in de bedrijfsvoering opgenomen waardoor de kosten als gevolg van de centrale huisvesting met meer dan € 1 miljoen dalen. Als gevolg van de gerekende prijsinflatie daalt dit voordeel tot ongeveer € 0,8 miljoen.
9
2.4 Uitgangspunten In deze paragraaf staan de uitgangspunten voor de begroting opgenomen.
Meetvraag Uitgangspunt voor de begroting is de meetvraag van de waterschappen. Voorafgaand aan het opstellen van de begroting van AQUON wordt door de waterschappen bepaald hoeveel werkzaamheden (in ILOW-punten) afgenomen worden. Hierop wordt de begroting van de laboratoriumorganisatie en de bijdrage van de waterschappen gebaseerd. Jaarlijks wordt bij de deelnemers de meetvraag geïnventariseerd. Voor het opstellen van de begroting zal dit in april/mei gebeuren. Het blijkt voor de deelnemers nog lastig te zijn om deze meetvraag zo vroeg voor het volgende jaar aan te geven. Voor de begroting is echter uitgegaan van de meetvraag die door de deelnemers in juni 2010 is aangegeven. Om voor 2011 over een accurate meetvraag te beschikken zal, op voorstel van de controllers van de deelnemende waterschappen, door AQUON in november 2010 nogmaals een gedetailleerde uitvraag worden gedaan. De nieuwe producten diensten catalogus (PDC) zal daarvoor qua ILOW-punten voor de verschillende activiteiten, als leidraad worden gebruikt. Op basis van deze uitvraag wordt startsituatie (0-meting) van AQUON op 1 januari 2011 bepaald. Eventuele wijzigingen gedurende het jaar 2011 ten opzichte van de start situatie die uitgangspunt vormt voor de begroting, worden verrekend. Voor waterschappen die minder afnemen geldt de garantieregeling. Waterschappen die minder afnemen dan op basis van de uitvraag van de meetvragen mocht worden verwacht, betalen de vaste kosten. Deze zijn vastgesteld op 75% van de startsituatie. Voor waterschappen die een hogere meetvraag hebben, worden de integrale kosten per ILOW-punt in rekening gebracht. Deze systematiek geldt ook voor volgende jaren.
In de onderstaande tabel staat de meetvraag van de waterschappen (peildatum juni 2010) voor 2011 opgenomen.
10
Tabel 3: Meetvraag 2011 in vergelijking tot realisatie 2009
Rekening 2009 Omschrijving
ILOW punten
Begroting 2011
Aandeel %
ILOW punten
Aandeel %
DWL Delfland
783.603
7,41%
690.000
6,81%
Brabantse Delta
1.678.623
15,87%
1.839.000
18,15%
Hollandse Delta
3.342.004
31,60%
2.786.000
27,50%
totaal DWL
5.804.230
54,88%
5.315.000
52,47%
GWL Aa en Maas
921.452
8,71%
1.010.544
9,98%
De Dommel
1.207.364
11,42%
1.037.628
10,24%
totaal GWL
2.128.816
20,13%
2.048.172
20,22%
2.025.303
19,15%
2.148.600
21,21%
Rijnland Rijnland S en K
618.000
5,84%
618.000
6,10%
2.643.303
24,99%
2.766.600
27,31%
Subtotaal AQUON Delfland (hydrobiologie)
10.576.349
100,00%
10.129.772
100,00%
86.648
70.000
TOTAAL AQUON
10.662.997
10.199.772
totaal Rijnland
In de bovenstaande tabel staat de meetvraag in ILOW-punten voor 2009 (realisatie) en 2011. Door de deelnemende waterschappen wordt naar verwachting in 2011 in totaal 10,2 miljoen ILOW-punten afgenomen. Ten opzichte van de realisatie van 2009 neemt de meetvraag voor 2011 met 4,3% 2 af. In de begroting 2011 is door AQUON rekening gehouden met deze door de waterschappen opgegeven meetvraag. Op basis van de uitvraag van de meetgegevens voor 2011 en verder is de meetvraag voor 20122015 opgesteld. Als uitgangspunt zijn telkens de meerjarenramingen van de waterschappen gehanteerd. De resultaten zijn in de onderstaande tabel opgenomen.
2
Inclusief hydrobiologie van Delfland.
11
Tabel 4: Meerjaren meetvraag waterschappen
Omschrijving
2011
2012
2013
2014
2015
DWL Delfland
690.000
690.000
690.000
690.000
690.000
Brabantse Delta
1.839.000
1.621.600
1.745.900
1.839.000
1.621.600
Hollandse Delta
2.786.000
2.786.000
2.786.000
2.786.000
2.786.000
totaal DWL
5.315.000
5.097.600
5.221.900
5.315.000
5.097.600
Aa en Maas
1.010.544
913.814
913.814
913.814
913.814
De Dommel
1.037.628
1.070.916
1.082.316
1.093.716
1.105.116
totaal GWL
2.048.172
1.984.730
1.996.130
2.007.530
2.018.930
Rijnland Schieland en Krimpenerwaard
2.148.600
2.557.900
2.266.500
2.185.200
2.137.500
618.000
618.000
618.000
618.000
618.000
totaal Rijnland
2.766.600
3.175.900
2.884.500
2.803.200
2.755.500
Subtotaal AQUON Delfland (Hydrobiologie)
10.129.772
10.258.230
10.102.530
10.125.730
9.872.030
70.000
70.000
70.000
70.000
70.000
TOTAAL AQUON
10.199.772
10.328.230
10.172.530
10.195.730
9.942.030
GWL
Rijnland
De bovenstaande meetvraag laat een redelijk stabiel beeld zien. Het maximale verschil is een daling van 2,5% in 2015. Ten opzichte van 2011 laat 2012 een stijging zien van 1,3% terwijl de andere jaren redelijk stabiel zijn. Het beeld van de individuele waterschappen is echter verschillend. Het ene waterschap laat een stijging zien terwijl de andere een daling laten zien. Met name Rijnland en Brabantse Delta laten relatief grote schommelingen zien doordat werkzaamheden een cyclisch karakter hebben.
12
Formatie In de onderstaande tabel staat de meerjarenontwikkeling van de formatie opgenomen. Dit is het uitgangspunt voor de begroting 2011-2015. Voor de vergelijking is ook de formatie van de jaarrekening 2009 opgenomen. Tabel 5: Ontwikkeling formatie 2009, 2011-2015 3 Omschrijving Staf Teamleiders Ondersteunend lab. Medewerker Chemie Hydrobiologie Monstername Eindtotaal
2009
2011
2012
2014
2015
24,1
24,1
24,1
23,1
22,1
9
5
5
5
5
4
4
4
4
3
62,1
61
58
53
48
19
20
23
23
23
28
34
33
32
31
146,3
148,1
147,1
140,1
133,1
De bovenstaande tabel laat zien dat de formatie in 2011 stijgt ten opzichte van 2009. Het is een stijging van 1,8 f.t.e. Vervolgens daalt de formatie van 148,1 fte in 2011 naar 133,1 fte in 2015. Dit is een daling met in totaal 15 f.t.e. Het grootste gedeelte van de daling wordt in 2015 gerealiseerd. Dit wordt dan mogelijk gemaakt doordat de huisvesting op één locatie is gevestigd. Hieronder worden de ontwikkelingen per team kort aangegeven. Teams Fysisch Chemie, Organisch, Metalen Vanaf 2009 wordt gewerkt aan een efficiencyverbetering in het teams. Als gevolg daarvan daalt de formatie geleidelijk. Van 2009 naar 2011 daalt de formatie met 1,1 f.t.e. Vervolgens daalt de formatie in 2012 naar 58 f.t.e. Het aantal analisten kan dan naar verwachting met 3 fte worden verminderd. Vervolgens neemt de formatie jaarlijks verder af. Uiteindelijk daalt de formatie bij de teams van 62,1 f.t.e. in 2009 naar 48 f.t.e in 2015. Dit is een daling met 14,1 f.t.e. Team Hydrobiologie Dit is een vakgebied in ontwikkeling en cruciaal voor AQUON, dit laat onverlet dat ook hier efficiëntieverbetering een rol speelt. In de begroting 2011 is op dit gebied rekeninggehouden met een toename van 1 f.t.e. In de jaren daarna wordt rekening gehouden met een verdere toename van 3 f.t.e. ten opzichte van de begroting 2011. Ten opzichte van de jaarrekening 2009 stijgt de formatie met in totaal 4 f.t.e.
3
Dit is exclusief medewerkers die uit de frictiekosten, dan wel projectkosten incidenteel worden gefinancierd.
13
Monstername Ten opzichte van de jaarrekening 2009 stijgt de formatie van monstername met 6 f.t.e. Dit met name doordat werkzaamheden die eerst werden uitgevoerd door de waterschappen overgaan naar AQUON. In de verdere begroting is rekeninggehouden met een jaarlijkse lichte afname van de formatie, op basis van efficiëntieverbetering. Uiteindelijk betekent dat in 2015 de formatie met 3 f.t.e. daalt. In de onderstaande tabel staat de ontwikkeling van de staftaken van AQUON. Tabel 6: Primair proces versus staftaken Omschrijving Staf totaal Primaire proces Verhouding staf/primaire proces
2009
2011
2012
2014
2015
22,2
24,1
24,1
23,1
23,1
124,1
124
123
117
110
17,9%
19,4%
19,6%
19,7%
21,0%
Hieronder lichten wij de bovenstaande tabel kort toe. Het stafpercentage van AQUON neemt over de periode van 2011 naar 2015 licht toe. In 2009 is sprak van een percentage van 17,9%. In 2011 is sprake van een overheadpercentage van 19,4% terwijl dit in 2015 uitkomt op 21%. Dit wordt veroorzaakt doordat de besparingen met name in het primaire proces worden gerealiseerd. De absolute omvang van de staf blijft over de jaren min of meer gelijk. In de realisatie van 2009 zijn staf werkzaamheden voor financiën ingehuurd. In de begroting 2011 worden deze werkzaamheden uitgevoerd door eigen formatie. Het betreft een stijging van de formatie met 0,9 f.t.e voor financiën. Hierdoor zijn de budgetten voor materiële lasten overeenkomstig verlaagd. De stafformatie is verder met 0,5 f.t.e verlaagd.
Salarisontwikkeling De salarissen van het personeel van AQUON volgen de sectorale arbeidsvoorwaarden voor het waterschapspersoneel. Er is gerekend met de salarisschalen 2010 van de CAO die op 1 oktober 2009 afliepen. Voor het gedeelte dat nog niet bekend is binnen deze CAO wordt vooralsnog rekeninggehouden met een stijging conform inflatie van 2% per jaar, overeenkomstig de laatste ramingen van het CPB.
Inflatiecorrectie Het Centraal Planbureau geeft jaarlijks een inflatieverwachting af voor de komende jaren. Voor 2011 wordt een inflatie verwacht van slechts 1,5%. Gezien de onzekere tijden als gevolg van de kredietcrisis is het vanuit het voorzichtigheidsprincipe aan te bevelen om vooralsnog dit inflatiecijfer ten opzichte van het prijsniveau 2010 aan te houden voor goederen en diensten. De totale correctie waarmee voor de salarisontwikkeling en de inflatiecorrectie gezamenlijk gerekend is voor het meerjaren beeld is 1,66% (zie voor een toelichting tabel 15).
14
Activa De nieuwe organisatie heeft nog geen nieuwe investeringen gedaan. AQUON neemt van de moederorganisaties activa over. Uitgangspunt van de overname van de activa van de balans is de boekwaarde. In totaal neemt AQUON voor een bedrag van € 4.941.322,-- aan boekwaarde over.
Kapitaallasten De kapitaallasten 2011 van het beleid van de drie fusielaboratoria zijn doorgerekend voor de jaren 2011 t/m 2015. Dit betreft de kapitaallasten van de activa die overgenomen zijn van de moederorganisaties. In de meerjarenbegroting is rekening gehouden met nieuwe investeringen. Deze investeringen zijn opgenomen in het investeringenoverzicht. De belangrijkste investeringen daarvan zijn de implementatie van automatiseringssystemen zoals ERP, EcoLIMS en LIMS. Door deze investeringen stijgen de kapitaallasten tot circa € 1.600.000,-- in 2015. Over de boekwaarde van de activa betaalt AQUON kapitaallasten (rente en aflossing). Uitgangspunten hierbij zijn een rente van 4,5%, activeren van aanschaf van middelen bij een bedrag groter dan € 50.000,-- en een gestandaardiseerde afschrijvingstermijn van 5-7 jaar. De totale kapitaallasten voor 2011 bedragen € 1.370.000,--.
Huisvesting AQUON gaat in 2011 van start in de bestaande huisvesting, die wordt gehuurd van de betreffende waterschappen. Ook de staf zal binnen de bestaande locaties decentraal gehuisvest worden, één van de vier vestigingen zal formeel als hoofdvestiging worden aangewezen. Op basis van de besluitvorming van de stuurgroep zal voor AQUON op 1 januari 2015 zal sprake zijn van één locatie. Indien WSRL en HDSR toetreden, is de keuze gevallen op drie locaties. Tot 1 januari 2013 zal er geen concentratie van huisvesting zijn. Wel zal, waar dit mogelijk is, in de tussentijd een optimalisatie in clustering van werkmethoden worden gerealiseerd tussen de locaties. Er wordt een transitieplan gemaakt om te komen tot een centralisatie van de huisvesting in de periode tussen 2013 en 2015. Vanuit de centrale huisvesting, gerealiseerd per 1 januari 2015, is het optimale bedrijfsresultaat te realiseren. Dit geldt voor alle onderdelen van bedrijfsvoering en managementcultuur. Tevens dalen de huisvestingskosten met € 602.000,-per jaar.
15
2.5 Meerjarenkostenreductie In paragraaf 2.2 staat opgenomen dat de kostenreductie van AQUON, in vergelijking tot de realisatie van 2009 (prijspeil 2011), uitkomt op 7,38% voor de waterschappen. Dit ligt hoger dan de kostenreductie van de geactualiseerde businesscase (zie paragraaf 4.4). In de onderstaande tabel staat de meerjarenprognose van de kostenreductie. Daarbij zijn alle toekomstige begrotingsresultaten omgerekend naar prijspeil 2011. Hiervoor zijn alle jaren jaarlijks met 1,66% prijsinflatie gecorrigeerd. Tabel 7: Meerjarenprognose kostenreductie AQUON Omschrijving
2009
2011
2012
2013
2014
2015
Omzet Omzet prijspeil 2011
-16.899.163
-16.432.031
-15.816.398
-15.758.770
-15.737.190
-15.003.361
-17.464.872
-16.432.031
-15.553.846
-15.239.921
-14.966.416
-14.025.964
565.709
0
-262.552
-518.849
-770.774
-977.397
1.032.841
1.911.026
2.224.951
2.498.456
3.438.908
-5,91%
-10,94%
-12,74%
-14,31%
-19,69%
Verschil Afwijking t.o.v. 2009
De omzet van de waterschappen voor 2011 komt uit op € 16,4 miljoen. In vergelijking met de realisatie van 2009 (op prijspeil 2011) is de afwijking ongeveer € 1 miljoen. Dit is een kostenreductie van 5,91%. In de jaren na 2011 nemen de besparingen toe. Het is een stijging naar 10,9% in 2012 naar uiteindelijk 19,7% in 2015. Dit percentage ligt hoger dan de besparing in de oorspronkelijke businesscase. Er is in de bovenstaande tabel echter niet gecorrigeerd voor de verandering in de meetvraag. Als gevolg daarvan komt het besparingsvoordeel iets lager uit dan de oorspronkelijke business case. Bij het opstellen van de business case 2008 kon daar ook nog geen rekening mee worden gehouden. In paragraaf 5.7.2. is daar wel rekening meegehouden.
16
3. Begroting naar programma
3.1 Inleiding Onderstaand wordt een toelichting gegeven op de werkzaamheden, de doelen, de kosten en de resultaten van AQUON. 3.2 Het programma Het begrip programma is in het Waterschapsbesluit gedefinieerd als ‘een samenhangend geheel van activiteiten op basis waarvan het algemeen bestuur het beleid van het waterschap vaststelt’. De dienstverlening van AQUON bestaat uit monsterneming, analyseren en rapporteren en advisering. Gezien de samenhang tussen deze werkzaamheden is dit geheel samengevat in één programma en worden er geen andere programma’s gehanteerd. 3.2.1 Wat willen wij bereiken? Gezien het publieke belang (diensten tegen maatschappelijk verantwoorde kosten, leveringzekerheid, kwaliteitsborging en onafhankelijkheid) levert het behouden en verder uitbouwen van één gezamenlijke laboratoriumorganisatie meerwaarde op voor de deelnemers. Door verdere integratie kan de nieuwe laboratoriumorganisatie zich instellen op de ontwikkelingen en verder groeien als kennispartner van de water- en hoogheemraadschappen. Daarnaast is het van belang om in geval van calamiteiten over een publiek laboratorium te beschikken, waar snel alle benodigde onderzoeken uitgevoerd kunnen worden. Met de fusie van de laboratoria is beoogd een kwalitatief hoogwaardig, maar ook efficiënt laboratorium neer te zetten voor de betrokken waterschappen. Het laboratorium werkt dus primair voor de waterschappen, overigens met behoud van de huidige contracten met derden. Op een later moment wanneer de organisatie stabiel functioneert, is het mogelijk dat de werkzaamheden voor derden, binnen de kaders van de Europese regelgeving, verder worden uitgebreid. In dat geval zal de organisatie daarvoor geschikt gemaakt worden. Het laboratorium richt zich in eerste instantie op het meten op onderdelen (m.n. hydrobiologie) aangevuld met advies en interpretatie. Het laboratorium heeft zo een belangrijke rol in de uitvoering van de handhavings- en kwaliteitstaken van de waterschappen en is hiervoor ondersteunend aan de waterschappen. De kwaliteit van het handhavingsproces wordt mede bepaald door de kwaliteit waarmee de voorkant ervan, monstername en meting, wordt uitgevoerd, want dat is de basis waarop vervolgens al dan niet gehandeld gaat worden. Het is om die reden van groot belang dat waterschappen grip houden op die taken om zo de kwaliteit van het eigen primaire proces beter te kunnen beheersen. Met de fusie wordt een aantal van de huidige kwetsbaarheden opgelost. Het gaat hier ondermeer om de relatief kleine schaal waarop in sommige specialisaties wordt geopereerd. Door de krachten te bundelen kan apparatuur en personeel efficiënter worden ingezet en kunnen meer werkzaamheden binnen de organisatie worden uitgevoerd, waardoor de afhankelijkheid van de markt afneemt.
17
Daarnaast kan door het op afstand plaatsen van bepaalde werkzaamheden, zoals meting van zuiveringsinstallaties, een gezonde afstand gecreëerd worden met andere onderdelen van het primaire proces, waarmee de scheiding van taken en verantwoordelijkheden scherper wordt en ook beter kan worden geborgd. 3.2.2 Wat gaan wij daarvoor doen? De fusie zorgt ervoor dat ingespeeld kan worden op ontwikkelingen waar de huidige waterschapslaboratoria nu al mee te maken hebben en die zorgen voor uitbreiding of aanpassing van de werkzaamheden. De verwachting is dat dit in de nabije toekomst op onderdelen nog meer het geval zal zijn. Wij noemen hieronder kort de belangrijkste. De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zorgt ervoor dat het meetpakket van de laboratoria zal toenemen. Dit geldt zowel voor het fysisch-chemisch als het hydrobiologisch onderzoek. Daarnaast zorgt de integrale Waterwet ervoor dat de indirecte lozingen worden ondergebracht bij de Wet milieubeheer, waardoor het onduidelijk is of de waterschapslaboratoria hierin een rol blijven spelen. Het diffuse bronnenbeleid – meetnet gewasbeschermingsmiddelen, duurzaam onkruidbeheer – zal in de toekomst nog verder vorm moeten krijgen en vertaald moeten worden naar werkzaamheden voor de laboratoria. Andere onderzoeken die in de toekomst zullen toenemen zijn organisch onderzoek naar o.a. hormonen en geneesmiddelen en drogebodemonderzoek. De overname van de grondwatertaak van de provincies door de waterschappen zal ook consequenties hebben voor de taken van de laboratoria. Tot slot zullen in-situ metingen en ook andere technologische ontwikkelingen gevolgen hebben voor de wijze waarop laboratoria hun taken uitvoeren. 3.2.3 Wat mag het kosten? Voor de uitvoering van de meetvraag is een begroting voor 2011 opgesteld. In de onderstaande tabel staan de kosten voor de uitvoering opgenomen. Tabel 8: Overzicht benodigde budget AQUON 2011
Omschrijving Personeelskosten
2011 8.999.467
Uitbesteding
1.450.000
Materiële lasten
3.172.047
Kapitaallasten
1.370.209
Overige indirecte lasten
2.455.019
Bezuinigingstaakstelling
199.867-
Onvoorzien TOTAAL LASTEN AQUON
50.000 17.296.875
Voor de uitvoering van de taken heeft AQUON in 2011 een budget nodig van € 17,3 miljoen; in dit budget is 1% taakstelling (plus de aanvullende taakstelling van € 15.000 voor de compensatie van
18
de andere waterschappen voor de één op één doorbelasting van hydrobiologie en vergoeding van voor de monsterneming met eigen personeel aan Delfland ) verwerkt. Dit is een taakstellend budget voor de uitvoering van de meetvraag van de verschillende waterschappen. Voor de dekking staan er inkomsten van werken voor derden gepland en een bijdrage van de waterschappen. Voor de verdeling van de bijdrage van de waterschappen is een verdeelsleutel opgesteld. In paragraaf 5.7.2. staat de berekening van de bijdrage per waterschap opgenomen. 3.3 De resultaten Als basis voor het kwaliteitssysteem dient de norm NEN-EN-ISO 17025 ‘Algemene eisen voor de competentie van beproevings- en kalibratielaboratoria’. AQUON verplicht zich tot naleving van deze norm. AQUON heeft tot taak een zo doelmatig mogelijke uitvoering van werkzaamheden met betrekking tot:
Fysisch chemisch onderzoek: Clustering van activiteiten zal leiden tot een verbreding en verdieping van kennisvelden. Clustering van de vraag zal mogelijkheden bieden voor verdere automatisering en robotisering, wat wederom een voordelig effect heeft op de kosten en de levertijd.
Organisch onderzoek: In het kader van handhaving zal minder analysewerk worden aangeboden. Voor een deel heeft dit te maken met het feit dat deze uitvoerende taak grotendeels bij de gemeentes komt te liggen. Veelal betreft het hier onderzoek naar minerale olie en PAK-verbindingen. Potentiële klant bij werk voor derde. Wat betreft de monitoring van oppervlaktewater is een herinrichting van de verschillende meetnetten en een toename van projectmatig onderzoek merkbaar. In het licht van de bezuinigingen waar de verschillende waterschappen de komende jaren mee te maken gaan krijgen, ligt het voor de hand dat er zal worden gesneden in het monitoringsbudget en dat ook het aanbod van organisch analysewerk hierdoor enigszins zal afnemen. AQUON wil actief meegaan met de technologische ontwikkelingen die de KRW aan het (organisch) laboratorium stelt. Ook wil het organisch laboratorium actief participeren in KRWprojecten om bijvoorbeeld de rapportagegrenzen te verlagen en/of het pakket aan meetbare componenten uit te breiden. Op het gebied van waterbodemonderzoek is de verwachting dat de rapportagegrenzen verder omlaag zullen gaan (conform het protocol AS3000) en dat er kritisch gekeken zal moeten worden naar verbetering van de efficiency van de monstervoorbehandeling en de uiteindelijke analyse van het verkregen extract. Een in potentie goed alternatief hiervoor is het meten van OCB’s, PCB’s en PAK’s in één meetrun waarbij gebruik wordt gemaakt van GC/MS/MS. Een actueel overzicht van alle organische componenten die intern kunnen worden gemeten op internet en intranet voorziet de opdrachtgever, indien gewenst, van extra informatie: welke
19
componenten zijn gerelateerd aan elkaar? Welke pesticiden worden waarvoor en wanneer toegepast? Hoe zit het met de toelating van een bepaald product? Enz.
Metaalonderzoek: Clustering van activiteiten zal leiden tot een verbreding en verdieping van kennisvelden. Clustering van de vraag zal mogelijkheden bieden voor verdere automatisering en robotisering, wat wederom een voordelig effect heeft op de kosten en de levertijd.
Hydrobiologisch onderzoek: Op dit moment wordt ca. 60% van het totale werkvolume uitbesteed aan de markt. De commerciële bureaus en laboratoria zijn eerder partners dan concurrenten. Elk heeft immers zijn eigen afzetmarkt, AQUON vormt de verbinding. Dat biedt kansen op het gebied van kennisontwikkeling, innovatie en kwaliteit. AQUON verwacht dat vanuit de KRW de vraag naar producten en diensten op het vakgebied hydrobiologie zal groeien. Het is daarom noodzakelijk om expertise te ontwikkelen en zo invulling te kunnen blijven geven aan de vraag.
Microbiologsich onderzoek: Dit is een klein onderdeel binnen AQUON en daarom ondergebracht bij het team FysischChemisch. De vraag is seizoensgericht en heeft spoedeisende onderdelen. De fusie geeft ook hier kansen om de kritische massa van dit vakgebied een optimale plek te geven. De robuustheid zal groeien en de producten kunnen breder aangeboden worden.
Monstername en logistiek, met uitzondering van de monsterneming op het gebied van handhaving: De huidige monsternemer ontwikkelt zich van het klassieke ‘flesjes vullen’ in het verleden tot de toekomstige veldonderzoeker. Een veldonderzoeker die werkzaam moet zijn op vele disciplines, variërend van de afvalwaterzuivering tot oppervlaktewater, van waterkwaliteit tot waterkwantiteit en van grondwater tot waterbodems. Een veldonderzoeker met competenties als: nauwkeurig, brede kijk, zeer zelfstandig, nieuwsgierig, met beide benen in de klei. Hij is ‘de ogen en oren’ van het waterschap in het veld. In de toekomst zal een deel van de klassieke labwerkzaamheden overgenomen worden door sensoren in het veld, oftewel een verschuiving van werk vanuit het laboratorium richting het veld, direct en online op afstand inzichtelijk en aanstuurbaar. Gelijktijdig zie je dat dit eisen stelt aan de monsternemer of veldwerker, zijn kennispakket moet groeien. Grondwater, waterbodem en projecten beginnen steeds vaker een onderdeel van ons werk te worden. Terwijl de analist een specialist wordt op een bepaald apparaat, moet de monsternemer heel breed georiënteerd worden om de juiste combinatie te krijgen tussen productiviteit en effectiviteit.
20
4. Actualisatie van de businesscase 2008
4.1 Inleiding In deze paragraaf wordt een vertaling gemaakt van de begroting en de meerjarenraming naar de kosten voor de deelnemende waterschappen. 4.2 Businesscase 2008 In deze paragraaf staan de belangrijkste uitgangspunten van de businesscase 2008 opgenomen. In de onderstaande tabel is de meetvraag van de deelnemende waterschappen in ILOW-punten opgenomen. Tabel 9: Omvang meetvraag businesscase 2008 Begroting 2008 Omschrijving
ILOW-punten
Aandeel %
DWL Delfland
624.900
7,03%
Brabantse Delta
1.372.000
15,43%
Hollandse Delta
2.191.454
24,64%
4.188.354
47,09%
Totaal DWL GWL Aa en Maas
783.690
8,81%
De Dommel
1.295.000
14,56%
2.078.690
23,37%
2.164.507
24,34%
Totaal GWL Rijnland Rijnland Schieland en Krimpenerwaard
462.894
5,20%
Totaal Rijnland
2.627.401
29,54%
Totaal GR deelnemers
8.894.445
100,00%
Voor de businesscase 2008 is als uitgangspunt genomen dat de meetvraag van alle deelnemende waterschappen 8,89 miljoen ILOW-punten bedraagt. Dit is de meetvraag zoals deze in de begrotingen voor het jaar 2008 van de drie laboratoria is opgenomen. Van deze meetvraag neemt Delta Waterlab het grootste gedeelte voor zijn rekening (47,09%), terwijl GWL de kleinste meetvraag heeft (23,37%). Uitgangspunt van de businesscase is dat alle ILOW-punten overgaan naar de nieuwe laboratoriumorganisatie. De nieuwe organisatie wordt verantwoordelijk voor de uitvoering van alle laboratoriumwerkzaamheden. Dit behoudens een beperkt deel van de monstername 4.
4
Businesscase fusie laboratoria waterschappen, 2 oktober 2008, pagina 9.
21
Voor de uitvoering van deze meetvraag is een raming van de kosten gemaakt. Daarbij is als uitgangspunt genomen dat de nieuwe organisatie vanaf de start enkele voordelen gaat realiseren. In de onderstaande tabel is een overzicht gegeven van de raming van de kosten in de businesscase. Deze raming is vergeleken met de begroting 2008. Tabel 10: Raming van kosten nieuwe organisatie Omschrijving
Businesscase 2008
Begroting 2008
Personeelskosten
7.528.319
Besparing primair proces
Verschil
7.282.000
246.319
0
-250.000
250.000
Uitbesteding
2.208.366
1.802.181
406.185
Materiële lasten
2.888.312
2.826.000
62.312
Kapitaallasten
1.128.901
1.114.901
14.000
Overige indirecte lasten
3.085.961
3.111.774
-25.813
16.839.859
15.886.856
953.003
-999.800
-999.800
0
Subtotaal Opbrengst werk fusiepartners Opbrengst werk voor derden
0
Diverse baten en opbrengsten
0
Bijdrage partners
15.840.059-
14.887.056-
953.003-
Subtotaal
16.839.859-
15.886.856-
953.003
0
0
Totaal
Op basis van de businesscase 2008 wordt een voordeel ten opzichte van de begroting 2008 van de betreffende laboratoria organisaties van ongeveer € 1 miljoen geraamd. Dit is een besparing van 6,02% 5. 4.3 Businesscase 2008 en realisatie 2009 In deze paragraaf staan de verschillen van de businesscase 2008 en de realisatie van 2009. Op basis van deze werkelijke cijfers wordt in de volgende paragraaf de geactualiseerde businesscase gepresenteerd. In de onderstaande tabel is de ontwikkeling van de meetvraag van de deelnemende waterschappen in ILOW-punten opgenomen.
5
In de businesscase is een gemiddelde besparing van de jaren voorafgaand aan de centrale huisvesting
opgenomen. Het betreft een bedrag van € 437.000,--. In de bovenstaande cijferopstelling is de besparing van begrotingsjaar 2011 opgenomen, conform de businesscase. Hierdoor is het besparingsvoordeel iets lager. In plaats van 7,2% is de besparing 6,02%.
22
Tabel 11: Ontwikkeling meetvraag businesscase 2008 en realisatie 2009 BC 2008 Omschrijving
ILOW punten
Rekening 2009 aandeel %
DWL Delfland
624.900
7,03%
783.603
7,41%
Brabantse Delta
1.372.000
15,43%
1.678.623
15,87%
Hollandse Delta
2.191.454
24,64%
3.342.004
31,60%
totaal DWL
4.188.354
47,09%
5.804.230
54,88%
GWL Aa en Maas
783.690
8,81%
921.452
8,71%
De Dommel
1.295.000
14,56%
1.207.364
11,42%
totaal GWL
2.078.690
23,37%
2.128.816
20,13%
Rijnland Schieland en Krimpenerwaard
2.164.507
24,34%
2.025.303
19,15%
462.894
5,20%
618.000
5,84%
totaal Rijnland
2.627.401
29,54%
2.643.303
24,99%
totaal GR deelnemers
8.894.445
100%
10.576.349
100%
Rijnland
Delfland (hydrobiologie) totaal AQUON
86.648 8.894.445
10.662.997
De bovenstaande tabel laat zien dat de totale meetvraag van de deelnemende waterschappen stijgt van 8,9 miljoen ILOW-punten in de BC 2008 naar 10,7 miljoen ILOW-punten bij de rekening 2009. Het betreft ten opzichte van de BC 2008 een stijging van de productie van meer dan 20%. De stijging in 2009 wordt vooral veroorzaakt omdat in de BC 2008 voor DWL het uitbestede werk (geheel) en de hydrobiologische werkzaamheden (grotendeels) niet meegenomen zijn. Daarnaast zijn bij Aa en Maas en De Dommel de pakketten omgerekend naar ‘single’ parameters. Ten opzichte van de BC 2008 stijgt de productie voor DWL daardoor met 41%. Bij de andere laboratoria is het beeld veel gelijkmatiger. GWL laat een kleine groei zien van 2% terwijl Rijnland een kleine daling laat zien van bijna 5%. In de onderstaande tabel is een vergelijking van de kosten opgenomen. Opnieuw worden hier de geraamde kosten van de businesscase 2008 (begroting 2008) vergeleken met de werkelijke cijfers van 2009 (jaarrekening 2009).
23
Tabel 12: Vergelijking businesscase 2008 en realisatie 2009
Omschrijving
Business case 2008
Personeelskosten Besparing primair proces
Realisatie 2009
7.282.000
Verschil
9.151.579
-1.869.579
-250.000
0
-250.000
Uitbesteding
1.802.181
2.486.873
-684.692
Materiële lasten
2.826.000
3.232.047
-406.047
Kapitaallasten
1.114.901
1.245.209
-130.308
Overige indirecte lasten
3.111.774
2.348.731
763.043
15.886.856
18.464.439
-2.577.583
-307.054
307.054
Subtotaal lasten Opbrengst werk fusiepartners Opbrengst werk voor derden
-999.800
Diverse baten en opbrengsten
-990.445
-9.355
-267.777
267.777
Bijdrage partners
14.887.056-
-16.899.163
2.012.107
Subtotaal
-15.886.856
-18.464.439
2.577.583
0
0
0
Totaal
De bovenstaande vergelijking laat zien dat de totale kosten toenemen. In totaal is dat een stijging van 16%. Als wij echter alleen naar de personeelskosten kijken, dan stijgen de kosten met € 1,9 miljoen. Bij een toename van de meetvraag met 18% stijgen de personeelslasten met 25,7% 6. Ook alle andere kosten laten een stijging zien behalve de overige indirecte kosten. Dit komt voor een belangrijk deel doordat er in de businesscase een correctie heeft plaatsgevonden. De businesscase 2008 heeft een doorbelasting van de kosten (voor de dienstverlening) van Rijnland opgenomen. In de realisatie zijn deze kosten niet opgenomen omdat deze doorbelasting niet plaatsvindt. Daarnaast zijn de huurlasten in 2009 ook lager dan in de businesscase. De opbrengst van de werkzaamheden voor fusiepartners was in de businesscase niet opgenomen. Dit zijn werkzaamheden die behoren tot de meetvraag. Bij de actualisatie komen deze kosten weer terug. Bij de realisatie zijn daarnaast incidentele opbrengsten gerealiseerd door de verkoop van een machine bij DWL (€ 65.000,--). Deze zijn opgenomen als bijdrage van de partners. 4.4 Actualisatie businesscase (2009) In deze paragraaf wordt de geactualiseerde businesscase gepresenteerd. In de onderstaande tabel staan de resultaten opgenomen.
6
Dit is exclusief de kostenstijging als gevolg van de prijsinflatie.
24
Tabel 13: Geactualiseerde businesscase 2009 Perc. Voordeel tov. Realisatie 2009
Actualisatie
Omschrijving Personeelskosten Besparing primair proces
Realisatie 2009
Verschil
BC 2009
9.151.579
8.751.579
400.000
0
-300.000
300.000
4,37%
Uitbesteding
2.486.873
2.071.095
415.778
16,72%
Materiele lasten
3.232.047
3.162.047
70.000
2,17%
Kapitaallasten
1.245.209
1.231.209
14.000
1,12%
Overige indirecte lasten Subtotaal lasten
2.348.731
2.373.731
-25.000
-1,06%
18.464.439
17.289.661
1.174.778
6,36%
Opbrengst werk fusiepartners
-307.054
Opbrengst werk voor derden
-990.445
-1.000.000
9.555
Diverse baten en opbrengsten
-267.777
0
-267.777
Bijdrage partners
-16.899.163
-16.289.661
-609.502
3,61%
Subtotaal baten
-18.464.439
-17.289.661
-1.174.778
6,36%
0
0
0
Totaal
-307.054
De bovenstaande tabel wordt hieronder kort toegelicht. Eerst worden de lasten toegelicht en daarna de opbrengsten. Lasten Het besparingsvoordeel op de lasten neemt ten opzichte van de businesscase 2008 toe. In de BC 2008 was rekeninggehouden met een besparingsvoordeel van 6,02%. In de geactualiseerde businesscase komt het besparingsvoordeel uit op 6,36%. Op de ondersteunende processen wordt, in lijn met de businesscase 2008, vanaf het begin een besparing gerealiseerd. In de businesscase 2008 staat daarvoor een besparing geraamd van € 246.300,--. Bij de actualisatie van de BC 2009 is deze besparing naar boven bijgesteld. De besparing is geraamd op € 400.000,--. De hogere besparing is met name een besparing op inhuur personeel derden (50% van € 520.000,-- 7). In de BC 2009 is een besparingsvoordeel van € 300.000,-- opgenomen. Dit is € 50.000,-- hoger dan de BC 2008. In verband met het grotere volume wordt verwacht dat er meer efficiencyvoordeel is te realiseren. Bij de post uitbesteding gaat het om verrichtingen die laboratoria uitbesteden aan andere waterschappen of marktpartijen, zoals analyses en monsternemingen. Voor uitbesteding is het
7
In 2009 zijn de werkelijke lasten voor inhuur derden € 1.000.000,--. Hiervan is € 230.000,-- voor
dienstverlening aan DWL (P&O,financiën en ICT). Daarnaast betreft het een bedrag van € 250.000,-- voor inhuur van vacatures. Voor BC 2009 zijn deze bedragen gecorrigeerd, vanwege het incidentele karakter.
25
bedrag overgenomen van de businesscase 2008. Op dit bedrag worden geen hogere besparingen verwacht. Onder materiële lasten worden de gebruiks- en verbruikskosten, de algemene organisatie- en apparaatskosten, de overige apparaatskosten en specifieke materiële lasten ten behoeve van een laboratorium verstaan. In het laatste geval gaat het om inkoop van grondstoffen en accreditatie. In lijn met de businesscase is een besparing van 5% op de inkoop van grondstoffen en verbruiksgoederen gerealiseerd. Doordat de omvang van de inkoop in 2009 is toegenomen, stijgt de besparing navenant. De totale besparing komt uit op € 70.000,-- per jaar (betreft 5% van € 1,4 miljoen). De kapitaallasten betreffen de rente- en afschrijving van investeringen in bijvoorbeeld apparatuur en LIMS-systemen. Jaarlijks investeren de verschillende laboratoria € 700.000,--. Verwacht wordt dat daarop een besparing van 10% kan worden gerealiseerd. Bij een afschrijvingstermijn van vijf jaar betekent dit een voordeel van circa € 14.000,- in het eerste jaar. Dit wijkt niet af van de businesscase 2008. Bij de actualisatie BC 2009 zijn de indirecte lasten aangepast. Het besparingsnadeel is voor het eerste jaar niet aangepast. Opbrengsten Voor de waterschappen komt het besparingsvoordeel echter lager uit. In de bovenstaande tabel staat dat het besparingsvoordeel voor de verschillende partners uitkomt op 3,6%. Dit is echter exclusief de incidentele baten. Het wegvallen van de incidentele opbrengsten (zie hierboven) zorgt voor lagere opbrengsten van de partners in 2009. In de businesscase 2009 zijn deze incidentele inkomsten komen te vervallen. Als de incidentele baten betrokken worden bij de berekening van het besparingsvoordeel voor de deelnemende waterschappen, dan komt het lager uit dan de businesscase. De businesscase 2009 komt dan uit op een besparingsvoordeel van 6,36%. Bij de realisatie 2009 zijn opbrengsten van de fusie partners opgenomen. Dit zijn opbrengsten die in de BC 2009, net als in de businesscase 2008, komen te vervallen. Dit zijn werkzaamheden die behoren tot de meetvraag. De werkzaamheden voor derden zijn conform de businesscase 2008 geraamd op € 1 miljoen. Dit ligt ook in lijn met de opbrengsten die in 2009 gerealiseerd zijn. 4.5 Berekening van structurele besparingen/tekort per waterschap In de BC 2008 zijn twee verdeelsleutels opgenomen. De eerste verdeelsleutel is op basis van de meetvraag, oftewel het aantal ILOW-punten. Het resultaat van het toepassen van deze verdeelsleutel is dat in de BC 2008 niet alle deelnemende partijen op een positief resultaat uitkomen.
26
Als alternatief is een andere verdeelsleutel ontwikkeld, namelijk een verdeling van het besparingspotentieel over de omzet. Op deze wijze krijgen alle partijen een voordeel toebedeeld. In de onderstaande tabel is deze berekening opgenomen. Tabel 14: Toerekening bijdrage AQUON (inclusief berekening besparingsvoordeel t.o.v. jaarrekening 2009)
Omschrijving
ILOW punten
Realisatie 2009 aandeel % EURO
Bijdrage verdeelsleut el 1 : ILOW punten
BC 2009 Bijdrage Voordeel verdeelsle utel 2: verdeelsleu voordeel tel 2: verdeeld Voordeel verdeeld over over verdeelsleutel ingebracht ingebrachte 1: ILOW omzet punten e omzet
EURO
EURO
EURO
EURO
DWL 783.603
7,41%
1.111.657
1.197.864
1.071.271
86.207-
40.386
Brabantse Delta
1.678.623
15,87%
2.382.438
2.566.047
2.295.886
183.609-
86.552
Hollandse Delta
3.342.004
31,60%
4.743.241
5.108.794
4.570.923
365.553-
172.318
5.804.230
54,88%
8.872.705
7.938.080
635.369-
299.256
Aa en Maas
921.452
8,71%
1.863.952
1.408.588
1.796.236
455.364
67.716
De Dommel
1.207.364
11,42%
2.084.283
1.845.651
2.008.563
238.632
75.720
2.128.816
20,13%
3.948.235
3.254.240
3.804.799
693.995
143.436
Rijnland Schieland en Krinpenerwaard
2.025.303
19,15%
3.726.558
3.096.003
3.591.175
630.555
135.383
618.000
5,84%
865.034
944.713
833.608
79.679-
31.426
totaal Rijnland
2.643.303
24,99%
4.591.592
4.040.716
4.424.783
550.876
166.809
Delfland
Derden totaal DWL
8.237.336
8
GWL
Derden totaal GWL Rijnland
-
Overige inkomsten totaal GR deelnemers Delfland (hydrobiologie)
10.576.349
totaal AQUON
10.662.997
8
100%
86.648 100%
16.777.163
16.167.661
16.167.661
€ 122.000
122.000
122.000
16.899.163
16.289.661
16.289.661
609.502
609.502
609.502
609.502
De bijdrage van de jaarrekening is verhoogd met de incidentele inkomsten van het DWL. Als deze inkomsten
niet waren gerealiseerd waren de kosten van de deelnemers € 65.000 hoger geweest. Dit bedrag is op basis van ILOW punten over de deelnemers verdeeld.
27
Als de verdeelsleutel 1: ILOW-punten wordt toegepast, dan zien wij dat drie waterschappen een voordeel en vier waterschappen een nadeel behalen. Het betreft de waterschappen van DWL en Schieland en Krimpenerwaard. De kosten liggen met name bij de Hollandse Delta en de Brabantse Delta. De overige waterschappen behalen in de BC 2009 een voordeel. Als de verdeelsleutel 2: verdeling over de omzet dan behalen alle waterschappen bij de toerekening een voordeel. Dat betekent echter dat waterschappen met een groot voordeel een deel daarvan inleveren aan anderen. Dat geldt met name voor de waterschappen GWL en het waterschap Rijnland. 4.6 Uitgangspunt begroting 2011, realisatie 2009 op prijspeil 2011 Voor het opstellen van de begroting 2011 is de realisatie van 2009 het uitgangspunt. Om te kunnen vergelijken is het nodig dat de realisatie en de begroting 2011 op eenzelfde prijspeil komen te liggen. Hieronder staat een omrekening van de realisatie 2009 naar het prijspeil 2011. Tabel 15: Realisatie 2009 naar prijspeil 2011 Realisatie Omschrijving
Prijspeil 2011 Verschil
2009
Percentage
Personeelskosten
9.151.579
9.521.303
369.723,79-
Uitbesteding
2.486.873
2.562.039
75.165,74-
-3,02%
Materiële lasten
3.232.047
3.329.736
97.688,62-
-3,02%
Kapitaallasten
1.245.209
1.245.209
Overige indirecte lasten
-4,04%
-
0,00%
2.348.731
2.419.721
70.990,39-
18.464.439
19.078.008
613.568,54-
-307.054
-316.335
9.280,71
Opbrengst werk voor derden
-990.445
-1.020.381
29.936,20
-3,02%
Diverse baten en opbrengsten
-267.777
-275.871
8.093,56
-3,02%
Bijdrage partners
-16.899.163
-17.465.421
566.258,00
-3,35%
Subtotaal baten
-18.464.439
-19.078.007
613.568,47
-3,32%
0
0
Subtotaal lasten Opbrengst werk fusiepartners
Totaal
-3,02% -3,32% -3,02%
0
Realisatie 2009 op prijspeil 2011 bedraagt een totaal bedrag van € 19,1 miljoen. In de bovenstaande tabel zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Voor de personele lasten is een prijscorrectie van 2% toegepast.
Voor de materiële lasten is een prijscorrectie van 1,5% toegepast.
De gemiddelde prijsontwikkeling waarmee in de begroting rekening is gehouden, bedraagt 3,32% voor 2010 en 2011. Per jaar is dat een percentage van gemiddeld 1,66%.
28
4.7 Ontwikkeling projectkosten In de onderstaande tabel staan de projectkosten voor transitie van de bestaande organisaties naar de nieuwe organisatie. Tabel 16: Projectkosten AQUON (peildatum september 2010)
Omschrijving
Totaal budget
A Personeel
Reeds
Aangegane
uitgegeven
verplichtingen
B
C
Overige beoogde uitgaven D
Totaal uitgaven
resterend budget
E=B+C+D
F=A-E
BOR Projectleiding Automatisering Communicatie
632.500 425.500 260.000 250.000 195.000
200.937 164.244 159.411 158.121 143.397
248.000 63.500 11.000 7.000 4.800
294.000 125.000 60.000 85.000 43.000
742.937 352.744 230.411 250.121 191.197
-110.437 72.756 29.589 -121 3.803
Overig
390.242
154.536
42.800
188.496
385.832
4.410
2.153.242
980.646
377.100
795.496
2.153.242
0
TOTAAL
Om de samenwerking op te zetten, dienen tijdelijk extra kosten te worden gemaakt. In de businesscase 2008 is deze projectbegroting berekend op ruim € 1,160 miljoen. Daarnaast zijn er tijdelijke personele (frictie)kosten van € 637.500,-- opgenomen. Ook dit bedrag maakt onderdeel uit van de projectkosten. De totale kosten waren geraamd op € 1,8 miljoen. Het totale budget is opgehoogd naar € 2,2 miljoen. Dit was een ophoging voor communicatie rondom de fusie en de liquidatie van de GR 9. Van het totaal budget voor de projectkosten is volgens de bovenstaande tabel een bedrag van € 652.000,-- uitgegeven. Daarnaast is voor een bedrag van € 264.000,-- aan verplichtingen aangegaan. Een bedrag van € 0,8 miljoen is nog vrij besteedbaar. Het restant van het budget is de komende periode nodig om te komen tot de oprichting van AQUON. De komende periode zal steeds over de ontwikkeling van de kosten aan het bestuur worden gerapporteerd. De projectkosten en de tijdelijke personele kosten zullen over de deelnemers verdeeld worden. Afgesproken is dat de projectkosten door de deelnemende waterschappen worden vergoed. Oorspronkelijk was de verdeling beoogd op de BC 2008. Nu deze is geactualiseerd lijkt het logischer dat de verdeling wordt gedaan op basis van de BC 2009. De uitgangspunten van de businesscase 2009 zijn in de onderstaande tabel gebruikt voor de verdeling van deze projectkosten.
9
In juni 2010 is voor de liquidatie van de GR-en een bedrag van € 30.000 toegevoegd aan de projectkosten
29
Tabel 17: Verdeling projectkosten op basis van de BC 2009 Verdeling projectkosten Omschrijving
ILOW punten
aandeel %
EURO
DWL 10
Delfland
870.251
8,2%
175.735
Brabantse Delta
1.678.623
15,7%
338.974
Hollandse Delta
3.342.004
31,3%
674.871
totaal DWL
5.890.878
55,2%
1.189.580
Aa en Maas
921.452
8,6%
186.074
De Dommel
1.207.364
11,3%
243.810
totaal GWL
2.128.816
20,0%
429.884
2.025.303
19,0%
408.981
618.000
5,8%
124.796
GWL
Rijnland Rijnland Schieland en Krimpenerwaard totaal Rijnland totaal GR deelnemers
2.643.303
24,8%
533.778
10.662.997
100,0%
2.153.242
De projectkosten worden door AQUON gemaakt in de loop van 2009 en 2010. De afrekening vindt plaats op basis van werkelijk gemaakte kosten. In de bovenstaande tabel staan de maximale kosten per waterschap. De declaratie zal de maximale geraamde projectkosten niet zonder toestemming van de stuurgroep overschrijden.
10
Inclusief de ILOW punten voor hydrobiologie van Delfland, welke in andere tabellen apart is opgenomen.
30
5. Paragrafen
5.1 Inleiding In dit hoofdstuk staan de verplichte paragrafen voor de programmabegroting opgenomen. Het betreft de paragrafen:
Afname en tarieven (5.2)
Kapitaalgoederen (5.3)
Weerstandsvermogen (5.4)
Verbonden partijen (5.5)
Bedrijfsvoering (5.6)
Financiering (5.7)
Hieronder staat de uitwerking van de paragrafen opgenomen. 5.2 Afname en tarieven In deze paragraaf worden de afname en de tarieven toegelicht. 5.2.1 Afname In de begroting 2011 wordt uitgegaan van een meetvraag zoals de waterschappen deze zelf hebben opgegeven van 10.199.772 ILOW-punten. In de jaren daarna blijft de meetvraag volgens de eigen opgaaf van de waterschappen redelijk stabiel. Voor de ontwikkeling wordt verwezen naar paragraaf 2.4 uitgangspunten bij de begroting. 5.2.2 Tarieven In onderstaand overzicht is de ontwikkeling van het ILOW-tarief weergegeven. Tabel 18: Ontwikkeling ILOW-puntprijs (ongecorrigeerd) TARIEVEN Gerealiseerd/begroot ILOW-punten Totale kosten AQUON Prijs per ILOW-punt
BC 2008 8.894.445 €
14.887.056 € 1,67
€
2011
2012
10.199.772
10.328.230
16.432.031 € 1,61
€
15.816.398 € 1,53
2013 10.172.530 € 15.758.770 € 1,55
2014 10.195.730
2015 9.942.030
€ 15.737.190 € 15.003.361 € 1,54
€ 1,51
De BC 2008 gaat uit van een gemiddelde ILOW-puntprijs van € 1,67. De gemiddelde ILOWpuntprijs in 2011 bedroeg € 1,61 voor de drie laboratoria samen. Dit is een ongecorrigeerd tarief, dus zonder correctie voor de prijsinflatie. Vanaf 2011 daalt het tarief voor een ILOW-punt. Alleen in 2013 stijgt de prijs eenmalig licht vanwege investeringen en een iets dalende meetvraag.
31
In de bovenstaande tarieven is rekening gehouden met de correctie voor de prijsinflatie. In de volgende paragraaf corrigeren wij voor deze prijsinflatie. Hierdoor ontstaat een beeld van de ontwikkeling van de tarieven op het prijspeil 2011. 5.2.3 Ontwikkeling tarieven (prijspeil 2011) In onderstaande tabel is weergegeven hoe de prijs per ILOW-punt zich ontwikkelt voor prijspeil 2011. Tabel 19: Ontwikkeling ILOW-puntprijs (prijspeil 2011) TARIEVEN Gerealiseerd/begroot ILOW-punten Totale kosten AQUON
BC 2008
2011
2012
2013
2014
2015
8.894.445
10.199.772
10.328.230
10.172.530
10.195.730
9.942.030
€ 15.147.579
16.432.031
€ 15.539.611
€ 15.212.039
€ 14.925.362
€ 13.980.374
€ 1,70
€ 1,61
€ 1,50
€ 1,50
€ 1,46
€ 1,41
Prijs per ILOW-punt
De ILOW-puntprijs daalt van € 1,61 in 2011 naar € 1,41 in 2015. Het effect van een lichte stijging in 2013 is hier niet meer zichtbaar 5.2.4 Btw op activiteiten AQUON is op dit moment in de eindfase van overleg met de Belastingdienst om een regeling te treffen over de btw. Voor de diensten die AQUON aan de deelnemende waterschappen levert mag , naar aanleiding van de gesprekken met de inspecteur, worden aangenomen, dat deze btw-vrij kunnen worden uitgevoerd. Er kan dan overigens geen vooraftrek plaatsvinden. Op de diensten die door AQUON voor derden worden verricht, rust overigens wel een btw-plicht. Dat heeft evenwel geen consequenties voor de deelnemende organisaties. Er wordt ook overlegd over de ondersteunende diensten die door verschillende waterschappen aan AQUON worden geleverd. Naar verwachting zijn deze activiteiten wel onderhevig aan btw. Er wordt overlegd over twee situaties, namelijk:
Periode van samenwerking voor oprichting gemeenschappelijke regeling AQUON.
Vanaf 1 januari 2011 na oprichting gemeenschappelijke regeling AQUON.
Over de periode van samenwerking voor oprichting van de gemeenschappelijke regeling voor AQUON heeft de inspecteur zich inmiddels positief uitgesproken. Op korte termijn wordt deze uitspraak ook op papier verwacht. Dit is een positief signaal, ook voor de periode na 1 januari 2011, maar geeft nog geen zekerheid. Voor de periode vanaf 2011 is door AQUON een aparte uitspraak van de inspecteur gevraagd. Er wordt naar gestreefd om zo spoedig mogelijk een uitspraak van de inspecteur te hebben. Uitgangspunt van de begroting 2011-2015 is dat er maximaal 5% werken voor derden is begroot. Als de verrichtingen voor derden boven de 10% uitkomen, dan vallen de analyses voor de deelnemers ook onder de btw-plicht. Het is daarom van belang erop te sturen dat het aandeel van derden onder de genoemde 10% blijft. De begroting blijft ruim onder het maximale percentage.
32
5.3 Kapitaalgoederen In deze paragraaf staat normaliter het beleidskader voor het onderhoud van kapitaalgoederen. Daarbij wordt aangegeven om welke kapitaalgoederen het gaat, wat het ambitieniveau daarbij is en hoe het beheer, zowel operationeel als financieel, wordt uitgevoerd. Het is algemeen aanvaard (mede gelet op wettelijke aansprakelijkheid) daarbij ten minste een zodanig niveau te kiezen dat er geen achterstallig onderhoud in de kapitaalgoederen optreedt. Voor AQUON geldt dat de kapitaalgoederen bestaan uit activa voor het primaire proces. Voor huisvesting wordt tot 2015 in ieder geval van huurpanden gebruikgemaakt. Groot onderhoud van deze panden ligt bij de verhuurders van de panden. Het is nog onduidelijk op welke wijze de huisvesting na 2015 plaatsvindt. Van de activa in het primaire proces is een overzicht beschikbaar. Deze is opgenomen in de staat van kapitaalgoederen (zie bijlage 3). Het betreft activa die door AQUON naar alle verwachting worden overgenomen. Uitgangspunten in de begroting 2011 zijn 4,5% rekenrente en een afschrijvingstermijn van 5 tot 7 jaar. Daarnaast worden alleen investeringen boven € 50.000,-- opgenomen. Door Conquestor is onderzoek gedaan naar de activa van de deelnemende laboratoria. Daaruit is naar voren gekomen dat er verschillen bestaan in de wijze waarop de bestaande activa worden afgeschreven. Sommige laboratoria gaan uit van een afschrijvingstermijn van 5 jaar terwijl anderen uitgaan van 7 jaar. In de begroting 2011-2015 zijn deze verschillende termijnen gehandhaafd. Datgene is overgenomen van de verschillende laboratoria. Inmiddels zijn de resultaten van het onderzoek bekend. Voor de deelnemers van GWL (Aa en Maas en de Dommel) resulteert een nadeel van € 490.000. Over de kosten is inmiddels een afspraak gemaakt. De eenmalige kosten worden door in zijn geheel door GWL gedragen. Het argument hiervoor is dat GWL ten opzichte van de andere deelnemers in het verleden te weinig kosten heeft genomen door meer te activeren. Het zou onterecht zijn om dit nadeel nu met de andere deelnemers te verrekenen die deze lasten zelf wel hebben genomen. AQUON wil zo spoedig mogelijk nadat de rapportage van de externe adviseur is afgerond komen tot afspraken. In deze begroting is als uitgangspunt gekozen dat alle activa tegen boekwaarde worden overgenomen. In de begroting 2011-2015 worden verschillende investeringen gedaan. In de onderstaande tabel staat een overzicht van deze investeringen opgenomen.
33
Tabel 20: Overzicht investeringen 2011-2015 Omschrijving
2011
2012
2013
2014
2015
Reguliere investeringen primair proces
€ 1.258.000
€
730.000
LIMS
€ 1.785.000
€ 1.000.000
€
1.000.000
€ 1.000.000
€
1.000.000
€ 1.300.000
ERP
€
200.000
Ecolims
€
60.000
KAM
€
100.000
TOTAAL
€ 1.618.000
€
730.000
€ 3.085.000
AQUON heeft nog geen integrale nota voor haar kapitaalgoederen. Het voorstel van AQUON is om eens in de vier jaar een dergelijk nota op te stellen. Jaarlijks wordt in de begroting en de jaarrekening kort gerapporteerd over de kapitaalgoederen, de belangrijkste ontwikkelingen (begroting) en eventuele resultaten (jaarrekening). De planning is dat deze nota voor 1 juli 2011 wordt opgesteld. 5.4 Weerstandsvermogen In deze paragraaf wordt kort het weerstandsvermogen van AQUON beschreven. Het weerstandsvermogen bestaat uit weerstandscapaciteit en de risico’s waarvoor geen voorzieningen zijn gevormd of die niet tot afwaardering van activa hebben geleid en die van materiële betekenis zijn in relatie tot het balanstotaal of de financiële positie. Het weerstandsvermogen is een bedrag dat AQUON nodig heeft om de niet structurele financiële tegenvallers, samenhangend met de geïnventariseerde risico’s, op te kunnen vangen ten einde haar primaire taken te kunnen voortzetten. Het betreft derhalve het saldo tussen de weerstandscapaciteit en de risico’s die AQUON loopt. Het beleid ten aanzien van het weerstandsvermogen is nog niet opgesteld. Begin 2011 zal door AQUON worden gewerkt om deze nota op te stellen om deze vervolgens door het algemeen bestuur te laten vaststellen. Voor 1 juni 2011 wordt deze nota weerstandsvermogen opgesteld. Onderdelen van deze paragraaf zijn:
Weerstandscapaciteit (reserves en voorzieningen)
Risico’s
Hieronder worden de beide onderdelen nader uitgewerkt. 5.4.1 Weerstandscapaciteit (reserves en voorzieningen) De weerstandscapaciteit bestaat uit middelen waarover AQUON kan beschikken om niet-begrote kosten (tegenvallers), die zich onverwachts voordoen en die aanzienlijke gevolgen voor de
34
financiële positie hebben, op te vangen. Voor AQUON gaat het daarbij om reserves, (eventuele) mogelijkheden om tarieven te laten stijgen, aantrekken van werken voor derden (maximaal 10% van de omzet) en de vrije ruimte in de begroting. Bij het opstellen van de begroting 2011 is AQUON nog in oprichting. Er is nog geen openingsbalans opgesteld. Afspraken over de overname van kapitaalgoederen, leningen en een eventuele inbreng van eigen vermogen zijn nog niet gemaakt. In dit stadium is het dan ook nog niet mogelijk om te spreken van een weerstandscapaciteit. AQUON wil zo spoedig mogelijk na het vaststellen van de begroting en het oprichten van de GR afspraken maken over de openingsbalans. 5.4.2 Risico’s Het andere element van het weerstandsvermogen zijn de geïnventariseerde risico’s. Dit zijn veelal de risico’s uit het verleden, de niet-voorziene zaken, de niet-verzekerde zaken, alsmede bedreigingen voor de reguliere exploitatie. De risico’s die relevant zijn voor het weerstandsvermogen zijn dus die risico’s die niet op een andere wijze zijn te ondervangen (bijvoorbeeld verzekeren). Hieronder staan de door AQUON geïnventariseerde risico’s opgenomen. Van project naar nieuwe organisatie Wegvloeien van kennis Uitgangspunt van de begroting is dat AQUON in 2015 centraal gehuisvest wordt. De concentratie van huisvesting is voor een fors deel van de medewerkers van invloed op hun reistijd en reisafstand. Dit kan tot gevolg hebben dat medewerkers individueel besluiten om een andere werkkring te kiezen. Individuele risicobeoordeling van de medewerkers is niet mogelijk. Daarom wordt uitgegaan van stelregels. Dit leidt tot het volgende:
Een deel van de medewerkers is bereid om een toename in reistijd te accepteren. De acceptatiegrens ligt veelal rond de 60 minuten (enkele reis).
Een ander deel van de medewerkers is gewend aan een korte reisafstand (en daarmee ook reistijd) en is niet bereid c.q. heeft geen mogelijkheid om ver van huis te werken. De acceptatiegrens voor deze groep wordt op 1,5 van de huidige reisafstand bepaald.
De bandbreedte waarbinnen redelijkerwijs rekening moet worden gehouden met personeelsverloop is voor één lablocatie tussen 15 en 84 medewerkers. Door het verschuiven van een aantal uitgangspunten moet het dilemma hanteerbaar gemaakt worden. Deze zijn:
Verschuiving van implementatiedatum naar uiterlijk 1 januari 2015, waardoor frictiekosten afnemen en meer tijd ontstaat voor het nemen van maatregelen ter borging van de kennis.
Locatiebepaling baseren op woon-werkverkeer in plaats van monstername logistiek, waardoor de uiteindelijke locatiekeuze voor de groep medewerkers AQUON (als collectief) minimale woon-werk consequenties oplevert.
35
Instandhouding van huidige vier locaties tot in elk geval 1 januari 2013.
Opdracht tot het uitwerken van een transitieplan, waarin het meerjarentraject wordt uitgewerkt met als doel a) het benoemen en beheersbaar maken van risico’s, b) het waar mogelijk reduceren van risico’s en c) het waar mogelijk benutten van synergiepotentieel.
Meetvraag Bij alle deelnemende partijen is conform de procedure de meetvraag voor het komende jaar gesteld. Deze meetvraag is de basis voor de begroting 2011. Op basis van de vraag is geconstateerd dat deze lager ligt dan in 2009. Het is de vraag of de meetvraag voldoende accuraat is. Het risico is dat daardoor de omzet van AQUON te laag of te hoog wordt geraamd. De formatie in de begroting 2011 is aangepast op de meetvraag van de deelnemende waterschappen. Dit betekent mogelijk dat (tijdelijke) contracten niet kunnen worden verlengd. In oktober/november zal bij de afzonderlijke waterschappen nog een gedetailleerde uitvraag van de meetvraag worden gedaan. Op deze wijze wordt getracht om de meetvraag voor de waterschappen zo accuraat mogelijk te krijgen voor het komende begrotingsjaar. Deze stap in de planning en controlcyclus is afgestemd met de controllers van de deelnemende waterschappen. ILOW-punten Voor Rijnland zit er een onzekerheid in omdat de ILOW-punten fictief berekend zijn. Rijnland maakt geen gebruik van de systematiek van ILOW-punten. Hierdoor bestaat de kans dat gedurende het komende begrotingsjaar blijkt dat de meeteenheden afwijken. Dit risico wordt beperkt door in oktober/november een gedetailleerde uitvraag (bij alle waterschappen) te doen (zie hierboven). Daarnaast is er een risico bij het uitbesteden van werk en de hydrobiologische werkzaamheden. Voor deze begroting zijn de omzetten in euro’s op basis van de uitvraag gedeeld door de vastgestelde ILOW-puntprijs. Dit is conform de methodiek die door GWL gebruikt wordt. Dit is gedaan omdat voor deze werkzaamheden nog geen ILOW-puntensystematiek beschikbaar is. AQUON werkt aan een methodiek van ILOW-punten/AQUON-punten voor het uitbestede werk en de hydrobiologische werkzaamheden. De productencatalogus van AQUON is daar een eerste proef van. De verwachting is dat dit pas na 2012 uitontwikkeld is. Actie Storm In het kader van actie Storm is door het Rijk aan alle waterschappen gevraagd om na te denken over meer doelmatig en rationeel waterbeheer. Veel aandacht gaat daarbij uit naar de doelmatigheidsverbetering die vanaf 2011 structureel € 100 miljoen moet gaan opleveren. De exacte consequenties voor AQUON zijn vooralsnog onduidelijk. In de begroting is als uitgangspunt opgenomen, conform de BC 2008, dat alle laboratoriumwerkzaamheden door de deelnemende waterschappen van AQUON worden afgenomen. Door de stuurgroep van de deelnemende waterschappen is al aan AQUON gevraagd om voor 2011 rekening te houden met een taakstelling van 5%. Het betreft een taakstelling bovenop de besparingen in de businesscase 2008. In de begroting 2011 is deze taakstelling gespreid over drie
36
jaren opgenomen. Het risico bestaat dat door deze taakstelling de opbouw van de nieuwe organisatie wordt verstoord. Hierdoor kan het proces worden vertraagd, waardoor toekomstige besparingen later, dan wel niet worden gerealiseerd, dan wel leiden tot een lagere kwaliteit van AQUON. Het management committeert zich aan de taakstelling. Btw over dienstverlening Op het moment van opstellen van de begroting 2011 is er nog geen definitieve zekerheid over vrijstelling van btw over de diensten die AQUON gaat verlenen aan de deelnemende waterschappen. Er is een aanvraag tot vrijstelling ingediend bij de inspecteur van de belastingen De eerste indicaties naar aanleiding van gesprekken met de belastinginspecteur zijn positief. Verwacht wordt dat dit binnenkort schriftelijk wordt bevestigd door de belastinginspecteur. Indien er geen vrijstelling wordt verleend zullen de diensten die AQUON verleent, belast worden met 19% btw. Omdat de over de inkoop berekende btw dan kan worden verrekend, zullen de kosten voor de diensten met circa 10% stijgen. Aanbestedingen Delta Waterlab voert op dit moment werkzaamheden uit voor een onderdeel van de rijksoverheid. De omvang van deze opdracht bedraagt ongeveer 375.000 ILOW-punten waarvoor een tarief van € 1,07 per ILOW-punt geldt. Dit is een lagere prijs dan de ILOW-prijs van AQUON. In 2010 worden deze werkzaamheden door de RWS opnieuw aanbesteed. Het risico is dat deze opdracht niet verworven wordt, waardoor de opbrengsten gaan dalen en de dekking voor kosten komt te vervallen. Delta Waterlab start met de voorbereidingen om de Europese aanbesteding succesvol te kunnen afronden en daardoor de continuïteit te waarborgen. In de begroting is als uitgangspunt opgenomen dat maar 5% aan werken voor derden wordt gedaan. Het rentepercentage van toekomstige vaste geldleningen De kredietcrisis die is uitgemond in een economische crisis heeft geleid tot een situatie waarbij banken nauwelijks bereid zijn om, ook aan overheden of daaraan verbonden partijen, geld te lenen. AQUON heeft nog geen afspraken gemaakt over de financiering van de gemeenschappelijke regeling. De bestaande laboratoria hebben leningen aangetrokken. Hieronder staan deze leningen opgenomen.
Delta Waterlab heeft een lening aangetrokken voor een periode van 7 jaar tegen een percentage van 4,42% bij de Nederlandse Waterschapsbank.
Het GWL heeft eind 2008 een lening aangetrokken met een looptijd van 4 jaar tegen een percentage van 4,12%, ook bij de Nederlandse Waterschapsbank.
In de begroting is rekeninggehouden met een rentepercentage van 4,5%. Indien blijkt dat AQUON in de jaren nieuwe leningen nodig heeft, dan bestaat de kans dat het rentepercentage afwijkt. Het risico is dat een lening tegen een hoger rentepercentage wordt aangetrokken. Dit levert een direct financieel nadeel voor AQUON op.
37
Huisvesting In de businesscase 2008 zijn nog geen afspraken gemaakt over de huisvesting. Door IPR NORMAG is recent een onderzoek gedaan naar de mogelijke locaties. De begroting gaat op basis van het besluit van de stuurgroep uit van een nieuwe huisvesting op 1 locatie per 1 januari 2015. Hiermee is het mogelijk om dan ook aanzienlijke besparingen te realiseren in de bedrijfsvoering alsmede in de huisvesting. Het risico bestaat uit een mogelijke vertraging waardoor voor AQUON deze besparingen nog niet mogelijk zijn. Aan de huisvesting zijn ook desintegratiekosten verbonden voor de deelnemende waterschappen. Over de verevening van deze kosten (alleen veroorzaakt door huisvesting) zijn inmiddels afspraken in de stuurgroep gemaakt. Deze kosten zijn niet opgenomen in de begroting omdat deze pas in 2015 ontstaan. 5.5 Verbonden partijen In het waterschapsbesluit wordt onder een verbonden partij verstaan: een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke organisatie waarin AQUON een bestuurlijk en financieel belang heeft. Een bestuurlijk belang betekent dat AQUON op enigerlei wijze zeggenschap heeft. Een financieel belang betekent dat aan de verbonden partij een bedrag ter beschikking is gesteld dat niet verhaalbaar is indien de verbonden partij failliet zou gaan, onderscheidenlijk het bedrag waarvoor aansprakelijkheid bestaat indien de verbonden partij niet meer aan haar verplichtingen kan voldoen. Bij het opstellen van de begroting 2011-2015 heeft AQUON geen verbonden partijen. 5.6 Bedrijfsvoering In deze paragraaf komen de volgende onderwerpen aan de orde:
Organisatie (paragraaf 5.6.1.)
Formatie (paragraaf 5.6.2.)
Huisvesting (paragraaf 5.6.3.)
Planning en control (paragraaf 5.6.4.)
Hieronder worden de onderwerpen nader beschreven. 5.6.1 Organisatie In de businesscase is een gefaseerde aanpak opgenomen om te komen tot de fusie. Dat betekent dat in de startsituatie nog niet met het maximale voordeel gerekend kan worden. Vervolgens wordt gegroeid naar de streefsituatie waarin daar wel sprake van is. In 2011 wordt de startsituatie geëffectueerd. Dat betekent dat er één uitvoeringsorganisatie functioneert, met de rechtsvorm van een openbaar lichaam, in een Europese Aanbestedingsproof constructie, onder leiding van één bestuur en één management, maar waarvan de werkzaamheden nog grotendeels gedeconcentreerd op vier locaties worden uitgevoerd. Hiermee wordt nog niet het maximale voordeel uit de samenwerking gehaald.
38
Per 1 januari 2011 ziet de nieuwe organisatie er als volgt uit:
Om te komen tot een fusie van GWL, Delta Waterlab en het Laboratorium van het Hoog Heemraadschap Rijnland is een herontwerp voor de organisatie gemaakt. Hierboven staat de nieuwe hoofdstructuur van AQUON. AQUON kent zes vakdisciplines. Deze disciplines zijn in teams georganiseerd:
Monsterlogistiek: monsterontvangst en monstername (1 team)
Fysisch-chemisch en microbiologische analyse (1 teams)
Organisch analyse (1 team)
Metaalanalyse (1 team)
Hydrobiologische analyse (1 team)
Per waterschap ontstaat steeds meer een integrale vraag aan AQUON. Om kennis en kunde optimaal te borgen, te ontwikkelen en efficiënt te ontsluiten voor waterschappen is gekozen voor een hybride organisatiestructuur. Deze structuur is:
Gebiedsgeoriënteerd naar de klantomgeving
Op vakdiscipline naar de productieomgeving
Monsterlogistiek is grotendeels gebiedsgericht georganiseerd. De taken worden in het veld uitgevoerd en leveren een deelproduct aan de verschillende analysegroepen die onafhankelijk van elkaar een vervolgresultaat produceren. In de organisatie is accountmanagement een belangrijke schakel. De relatie met de zeven deelnemers wordt beheerd door deze accountmanagers. De accountmanager is een vast aanspreekpunt voor de waterschappen. De accountmanager kent de klant, weet hoe de klant georganiseerd is, kent de specifieke behoefte en kent het verzorgingsgebied van de klant. De accountmanager kent daarbij ook AQUON; de mogelijkheden en de onmogelijkheden van de organisatie. De accountmanager stelt samen met de klant een dienstverleningsovereenkomst
39
(DVO) op. Daarin wordt voor zover mogelijk de jaaropdracht van de klant opgenomen. De accountmanagers maken binnen AQUON onderdeel uit van het bedrijfsbureau, de enige stafafdeling van de organisatie. 5.6.2 Formatie Door deze samenwerking ontstaat een laboratoriumorganisatie die een hogere professionaliteit kan realiseren tegen (uiteindelijk) lagere kosten. Dit is van belang voor de deelnemende waterschappen, die daarmee hun eigen processen op onder meer het terrein van handhaving en waterkwaliteitstaken beter kunnen vormgeven en grip kunnen houden op de voorkant van dit proces. In de onderstaande tabel staat een overzicht van de formatie. Hierbij wordt de formatie van de businesscase 2008, de businesscase 2009 en de begroting 2011 met elkaar vergeleken. Op basis van de meetvraag wordt de formatie 2011 geraamd op 148,1 fte. Tabel 21: overzicht formatie AQUON Omschrijving
Businesscase
Businesscase
Begroting
2008
2009
2011
Primaire taken
104
124,1
124
Staftaken
24
22,2
24,1
TOTAAL
128
146,3
148,1
23,1%
17,9%
19,4%
Percentage staf
Op basis van de inventarisatie bij de bestaande laboratoria is een berekening gemaakt van de formatie. Op basis van de begroting 2008 kwam deze berekening uit op 131 fte. In de businesscase 2008 zijn vanaf de start enkele besparingen opgenomen. De formatie van de businesscase is uitgekomen op 128 fte. Dit was een besparing van 3 fte ten opzichte van de begroting 2008. Voor de actualisatie van de businesscase (2009) is rekeninggehouden met 146,3 fte. In vergelijking tot de business case 2008 is dat een stijging van 20,1 f.t.e in de primaire taken. Daarnaast daalt de formatie voor de staftaken met 1,8 f.t.e. Dit komt doordat het aantal teamleiders is verminderd. In de begroting 2011 is de formatie berekend op 148,1 fte. Dit is 2,1 fte hoger dan in de businesscase 2009. In de bovenstaande tabel staat de formatie van AQUON opgenomen. Omdat de meetvraag van de waterschappen over de jaren fluctueert kiest AQUON ervoor om een deel van de formatie met flexibele contracten in te vullen. Als streefwaarde hanteert AQUON dat 80% van de formatie een vaste bezetting kent en dat 20% van de formatie flexibel wordt ingevuld. Daarbij dient te worden gedacht aan detachering, uitzendkrachten, traineeprogramma’s en/ of jaarcontracten. Op basis van natuurlijk verloop wil AQUON groeien naar een verhouding van 80% vast en 20% flexibele contracten.
40
De verwachting is overigens dat bij de start van AQUON de omvang van de vaste formatie op grond van de afgegeven werkgelegenheidsgarantie in het sociaal plan groter zal zijn. Hier ligt dus een opgaaf voor het management. De ontwikkeling van dit verhoudingsgetal zal door het management worden gemonitord. Medewerkers gaan over van de bestaande organisatie naar het nieuwe AQUON. Het aantal medewerkers met een vast contract betreft (op basis van de gegevens die op 1 oktober beschikbaar zijn) ongeveer 133 f.t.e. Dit is ongeveer 89% van de bestaande formatie van AQUON. De overige medewerkers (11%) hebben tijdelijke contracten. Primaire processen In de startsituatie is nog sprake van vier locaties, waardoor de voordelen van centralisatie en specialisatie in het primaire proces nog gering zijn. Volgens de businesscase 2008 is alleen voor de analysegroep ‘organisch’ de verwachting dat deze specialisatie op één locatie mogelijk is. Dit leidt volgens het expertoordeel van IPR NORMAG op termijn tot een voordeel van circa 0,5 miljoen. (jaar 1: 0,25 miljoen, jaar 2: 0,5 miljoen). Dat komt neer op een jaarlijkse gemiddelde van € 437.500,-(over een periode van 4 jaar). De besparing op deze analysegroep bestaat uit personeelskosten, kapitaallasten en materiële lasten. De besparing op het personeelsgedeelte is echter het eerste jaar nihil. Naar aanleiding van de stijging van de meetvraag is de formatie van de businesscase 2008 naar 2009 gestegen met 20,1 f.t.e. Dit wordt veroorzaakt door een stijging bij de teams en een stijging bij de uitvoerende labs (die niet direct naar de teams van AQUON konden worden toegerekend): Team
Chemie
De formatie voor dit onderdeel is overeenkomstig met de BC 2008 (zie ook de toelichting bij de laboratoria).
Hydrobiologie
In de BC 2008 is rekening gehouden met een formatie van 15,3. In de jaarrekening is de uiteindelijke formatie uitgekomen op 19 f.t.e. Dit is een stijging van 3,7 f.t.e. Dit wordt verklaard door de sterke toename van de werkzaamheden. Ook naar 2011 neemt de vraag naar deze werkzaamheden verder toe.
Monsterneming
In de BC 2008 is uitgegaan van een formatie van 27 f.t.e. In de jaarrekening is de formatie uiteindelijk uitgekomen op 28 f.t.e. Dit is een uitbreiding van 1 f.t.e. Het betreft een senior monsternemer.
41
Laboratoria
DWL
In totaal is de formatie van DWL gestegen in de jaarrekening. Het betreft een stijging van 9,7 f.t.e ten opzichte van de business case 2008. Dit onder andere in verband met de uitvoering van pesticide onderzoeken. Het betreft werkzaamheden die voor chemie, hydrobiologie en monstername uitgevoerd. Een nadere toedeling is niet gemaakt.
Rijnland
In totaal is de formatie van Rijnland gestegen in de jaarrekening. Het betreft een stijging van 5,7 f.t.e ten opzichte van de business case 2008. Het betreft werkzaamheden die voor chemie, hydrobiologie en monstername uitgevoerd. Een nadere toedeling is niet gemaakt In de jaren na 2012 is een verdere besparing opgenomen. Deze besparing is als volgt opgenomen:
in 2012:
1 fte
in 2013:
4 fte
in 2014:
3 fte
in 2015:
7 fte
De uiteindelijke besparing komt daarmee op 15 fte. Staf en ondersteuning In paragraaf 2.4 staat (onder tabel 6) een nadere toelichting van de formatie van de staf en ondersteuning. Ook de verschillen ten opzichte van de BC worden daarbij toegelicht. 5.6.3 Huisvesting De businesscase 2008 beoogt dat de streefsituatie op 1 januari 2013 wordt gerealiseerd. In deze streefsituatie worden alle laboratoriumactiviteiten op één locatie uitgevoerd. Bij de verdere uitwerking van de businesscase is gebleken dat de streefsituatie op zijn vroegst pas 1 januari 2015 wordt gerealiseerd. Door een verdere optimalisatie van de samenwerking in de geïntegreerde laboratoriumorganisatie zijn dan voordelen te bereiken door (in elk geval):
Concentratie van de laboratoriumwerkzaamheden in combinatie met doorvoering van verdere specialisaties om zo nog maar één locatie in stand te hoeven houden en daarmee een hogere efficiency te bereiken.
Heroverweging van de keus die nu voor de startsituatie wordt gemaakt tussen zelf doen of uitbesteden van bepaalde taken.
Heroverweging van de omvang van de dienstverlening aan derden om zo een profijtelijkere bezetting van de apparatuur te bereiken.
42
Mogelijk ook verandering van rechtsvorm als dat nodig blijkt om flexibel te kunnen opereren in een snel veranderende omgeving, dan wel de behoefte ontstaat met andere partners van buiten de primaire overheid te gaan samenwerken.
Vanaf 2015 is in de begroting rekening gehouden met een geïntegreerde laboratoriumorganisatie. Dat betekent dat dan de bovenstaande besparingsvoordelen zijn gerealiseerd. Om deze huisvesting te realiseren is door IPR NORMAG onderzoek gedaan. Er zijn verschillende scenario’s onderzocht. Gekeken is naar de mogelijkheden om van de huidige locaties over te gaan naar één laboratorium en twee satellieten en twee laboratoria en één satelliet (variant: Leiden en Boxtel en variant Leiden en Breda). De structurele kosten zijn in de variant met één laboratorium het laagst. Naar verwachting levert de keuze voor één laboratorium een structureel voordeel op van € 602.000,--. Tegenover de structurele daling van de kosten staan transitiekosten, desintegratiekosten en sociaal plan kosten. Door IPR NORMAG is gekeken naar de omvang van deze kosten bij de verschillende waterschappen. De resultaten zijn niet opgenomen in de begroting 2011 omdat deze pas in 2015 ontstaan. 5.6.4 Planning en control Planning en control is het systematisch sturen en beheersen van de organisatie waarbij de gemeten resultaten, effecten en middelen in hun samenhang gerelateerd worden aan de concreet meetbare doelen van de organisatie. Planning en control is het geheel van adviserende activiteiten en voorwaardenscheppende/ toetsende maatregelen dat is gericht op het verkrijgen van een situatie waarin:
De informatievoorziening aan management en bestuur over producten, projecten, middelen, maatschappelijke effecten en werkprocessen, juist en tijdig plaatsvindt.
De organisatie doelgericht, doelmatig en doeltreffend werkt.
De werking van de organisatie transparant is.
Risico’s inzichtelijk en aanvaardbaar zijn.
AQUON gaat een beleids- en verantwoordingscyclus (B&V-cyclus) ontwikkelen. Bij het opstellen van deze begroting is deze cyclus nog niet nader uitgewerkt. In eerste instantie wordt aan de volgende planning en control producten gedacht.
43
Figuur 1: Bestuurlijke planning en control cyclus Omschrijving Kadernota
Toelichting Voor de komende begroting worden de uitgangspunten in een kadernota opgenomen. Het betreft uitgangspunten voor o.a. externe ontwikkelingen, de ontwikkeling van de meetvraag, het acres, etc. Nadat het algemeen bestuur deze uitgangspunten heeft goedgekeurd, wordt door AQUON de concept programmabegroting opgesteld. De kadernota wordt in april voorafgaand aan het betreffende begrotingsjaar, gelijk met de jaarrekening van het voorgaande jaar, aangeboden.
Programmabegroting
De programmabegroting is een uitwerking waarbij de volgende vragen centraal staan: wat willen wij bereiken? Wat gaan wij daarvoor doen? Wat mag het kosten? Per deelnemer worden de kosten inzichtelijk gemaakt. Nadat het algemeen bestuur de programmabegroting heeft geaccordeerd wordt deze aan de waterschappen gestuurd (voorhangprocedure). Uiterste datum voor de begroting is 1 augustus.
Bestuurlijke voorjaarsrapportage
In de bestuurlijke rapportage worden de resultaten in het begrotingsjaar tot 1 april opgenomen. Het betreft een rapportage op afwijkingen. Eventueel met een bijstelling van de prognoses van de omzet van AQUON. Nadat in de kadernota een eerste raming is gemaakt van de meetvraag van de waterschappen wordt in november een gedetailleerde uitvraag gedaan. Op basis van deze uitvraag is het mogelijk dat de begroting in april wordt bijgesteld.
Bestuurlijke najaarsrapportage
Over de resultaten van AQUON tot 1 augustus wordt aan het algemeen bestuur gerapporteerd. Het betreft wederom een rapportage op afwijkingen.
Programmarekening
Voor 1 april wordt de jaarrekening van AQUON door het algemeen bestuur vastgesteld. In deze rapportage wordt een financiële afrekening gemaakt.
Voor de borging van de bestuursrapportage zullen ook voor het management sturingsinstrumenten worden ontwikkeld. In deze instrumenten staat ‘Hoe gaan wij dat bereiken?’ centraal. Te denken valt aan een directieplan, locatieplannen en afdelingsplannen. De bovenstaande planning en control cyclus wordt door AQUON nader uitgewerkt. Voor 1 december 2010 wordt een nota planning en control aan het algemeen bestuur voorgelegd.
44
5.7 Financiering Deze paragraaf bestaat uit twee delen: treasury van AQUON en inbreng en verevening van de verschillende deelnemers. 5.7.1 Treasury Onder treasury wordt verstaan: het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De begroting vormt een van de momenten in de cyclus van verslaglegging waar aandacht besteed wordt aan de treasury. De treasuryparagraaf is een verplicht hoofdstuk in de begroting en jaarrekening. Onderdelen van deze treasuryparagraaf zijn:
Algemene ontwikkelingen op het terrein van treasury
Treasurybeleid van AQUON
Toetsingen aan de Wet fido
Informatievoorziening
Hieronder staat een nadere detaillering van deze onderwerpen. Algemene ontwikkelingen op het terrein van treasury Wet fido De Wet financiering decentrale overheid (Wet fido) is per 1 januari 2001 van kracht geworden. Deze wet heeft tot doel een solide transparante financiering en kredietwaardigheid van decentrale overheden te bevorderen. In de Wet fido zijn een aantal voorschriften opgenomen waaronder het opstellen van een treasurystatuut en het opnemen van een treasuryparagraaf in de begroting en de jaarrekening. In het treasurystatuut zijn algemene bepalingen opgenomen over het te voeren treasurybeleid en –beheer en de bijbehorende instrumenten. AQUON heeft nog geen treasurystatuut. Voor 1 december 2010 wordt het treasurystatuut ter besluitvorming aan het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling AQUON voorgelegd. De treasuryfunctie omvat daarbij alle activiteiten die zich richten op het bepalen van het beleid voor het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. Risicobeleid Het risicobeleid van AQUON zal gedetailleerd worden uiteengezet in het treasurystatuut. Uitgangspunten hierbij zullen zijn:
De attitude ten aanzien van financiële transacties en is defensief en risicomijdend.
Er vindt zoveel mogelijk spreiding van toekomstige renterisico’s plaats.
45
Eventueel overtollig geld wordt zodanig uitgezet dat dit geen financiële risico’s met zich meebrengt.
Financiële instrumenten zoals opties, derivaten of termijncontracten worden alleen gebruikt voor het afdekken en verminderen van financiële risico’s.
Als in 2010 het treasurystatuut wordt opgesteld, dan wordt daarmee het risicobeleid nader vormgegeven. Rentevisie AQUON heeft nog geen leningen afgesloten. Het is nog niet duidelijk op welke wijze wordt omgegaan met de bestaande leningen van de laboratoria die fuseren tot AQUON. Hieronder staan de leningen opgenomen die deze laboratoria hebben afgesloten.
Eind 2008 heeft het toenmalige Delta Waterlab een lening aangetrokken voor een periode van 7 jaar tegen een percentage van 4,42% bij de Nederlandse Waterschapsbank.
Het GWL heeft eind 2008 een lening aangetrokken met een looptijd van 4 jaar tegen een percentage van 4,12%, ook bij de Nederlandse Waterschapsbank.
Voor 1 december 2010 wil AQUON afspraken maken over de financiering van de gemeenschappelijke regeling. Het onderzoek van Conquestor zal hiervoor worden gebruikt. Dit kan betekenen dat leningen, indien mogelijk, worden overgenomen, dan wel dat nieuwe leningen worden aangetrokken. In de begroting 2011-2015 wordt voor de financiering vooralsnog van een rentepercentage van 4,5% uitgegaan. Treasurybeleid van AQUON Het treasurybeleid van AQUON is nog niet opgesteld. In de businesscase 2008 zijn ook geen afspraken gemaakt over onderdelen van het treasurybeleid. Een belangrijk kader voor het treasurybeleid is de begroting 2011-2015. Op basis van deze begroting wordt inzichtelijk:
De kapitaalbehoefte op de korte termijn.
De kapitaalbehoefte op de lange termijn.
De relatie met de meerjarenraming.
Na vaststelling van de begroting werkt AQUON dit treasurybeleid nader uit. AQUON wil voor 1 december 2010 het treasurybeleid samen met het treasurystatuut door het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling laten vaststellen. Toetsingen aan de normen van de Wet fido In de Wet fido zijn enkele normen opgenomen waaraan de financieringspositie van AQUON moet voldoen. Deze normen worden hieronder nader toegelicht.
46
Kasgeldlimiet ter beperking van het renterisico op korte (<1 jaar) financiering Dit is de grens waaraan decentrale overheden hun activiteiten met kortlopende middelen mogen financieren in 1 jaar. Elk kalenderkwartaal wordt het gemiddelde van de kortlopende middelen getoetst aan de kasgeldlimiet. Voor waterschappen is het wettelijk vastgestelde limiet bepaald op 23% van het begrotingstotaal. Voor 2011 bedraagt de kasgeldlimiet 23% van € 17.436.742,-- is € 4.101.450,--. De liquiditeitsbegroting voor 2011 laat het verloop van de kortlopende vorderingen en/of schuld zien. Deze liquiditeitsbegroting moet nog worden uitgewerkt en is mede afhankelijk van de gekozen wijze van afrekenen met de deelnemers. AQUON wil hierover uiterlijk op 1 december 2010 met de deelnemers afspraken maken. Renterisiconorm ter beperking van het renterisico op lange (>1 jaar) financiering Het bedrag aan aflossingen en het bedrag aan leningen dat in aanmerking komt voor renteherziening mag in dat betreffende jaar de renterisiconorm niet overtreffen. Voor waterschappen is in de wettelijke norm bepaald dat 20% van de bestaande leningportefeuille opnieuw afgesloten mag worden. Voor AQUON geldt dat hiervoor nog geen afspraken over de financiering gemaakt zijn. AQUON wil hierover met de deelnemers uiterlijk op 1 december 2010 afspraken maken. Informatievoorziening In de Wet fido zijn bepalingen met betrekking tot de rapportageverplichtingen opgenomen. Het betreft een rapportageverplichting van het directie aan het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling AQUON. Om aan deze verplichting te voldoen, rapporteert AQUON in de planning en controlproducten over treasury. Dat gebeurt op de volgende wijze: Omschrijving
Soort rapportage
Programmabegroting
Treasuryparagraaf
Bestuurlijke rapportage
Kasgeldlimiet
Programmarekening
Treasuryverslag Renterisiconorm
In de paragraaf bedrijfsvoering staat een nadere toelichting van de planning en control cyclus van AQUON. 5.7.2 Inbreng en verevening In de businesscase 2009 staat opgenomen op welke wijze de omzet van AQUON wordt bepaald en op welke wijze de daaruit voortvloeiende kosten van AQUON over de verschillende waterschappen worden verdeeld. In paragraaf 4.4 staat het overzicht van de bijdrage per waterschap opgenomen. In de paragraaf staan deze uitgangspunten, samen met de garantieregeling, opgenomen.
47
Garantieregeling Er wordt, voorafgaand aan een begrotingsjaar, door de waterschappen bepaald hoeveel werkzaamheden (in ILOW-punten) worden afgenomen. Hierop wordt de begroting van de laboratoriumorganisatie en de bijdrage van de waterschappen gebaseerd. Voor dat deel dat daadwerkelijk wordt afgenomen, betaalt het waterschap 100% van de bijdrage die in de begroting opgenomen is. Voor het gedeelte dat niet wordt afgenomen (onderbezetting), betaalt het waterschap de vaste kosten. Deze zijn vastgesteld op 75%. Het risico van onderbezetting voor de laboratoriumorganisatie bedraagt daarmee 25%, namelijk de variabele kosten. Wanneer een waterschap meer afneemt dan begroot, worden daar aanvullende afspraken over gemaakt, als ware het een uitbreiding van de dienstverlening. De prijs die wordt afgesproken is voor de laboratoriumorganisatie integraal kostendekkend. Volgens AQUON en de controllers stimuleert de bovenstaande regeling niet dat waterschappen ook daadwerkelijk komen tot een accurate meetvraag. Waterschappen zullen geneigd zijn om te lage raming af te geven om eventuele onderbezetting van het eigen waterschap te voorkomen. Daarbij komt dat eventueel meerwerk tegen het vaste integrale tarief wordt verrekend. AQUON wil de komende periode met de controllers samen komen tot een methode om deze stimulans in de afgifte van de meetvraag, of een alternatieve methode, te ontwikkelen. Aan de stuurgroep wordt gevraagd om toestemming om deze alternatieve methode te ontwikkelen. Product diensten catalogus Voor de producten van AQUON is een producten diensten catalogus (PDC) opgesteld. In deze catalogus zijn alle producten en diensten van AQUON uitgewerkt. Voor elk product is ook een raming gemaakt van het aantal ILOW punten. Op basis van het aantal ILOW punten, en de prijs per ILOW punt, is het mogelijk om de prijs van een product te berekenen. Het is de bedoeling dat de PDC de basis gaat vormen voor het inventariseren van de meetvraag van de waterschappen. Op basis daarvan gaat AQUON de begroting opstellen. Gedurende het jaar zal AQUON aan de waterschappen rapporteren wat de afname is en ook aangegeven of er een afwijking is ten opzichte van deze begroting. Aan het eind van het jaar wordt op basis van de werkelijke afname van het aantal ILOW punten afgerekend met de waterschappen. Voor het opstellen van de begroting 2011 was de PDC nog niet beschikbaar. Alle waterschappen hebben op basis van hun eigen systematiek de meetvraag aangegeven. Als niet gewerkt werd met ILOW punten dan is samen met de waterschappen de omzet omgerekend naar ILOW punten. Enkele waterschappen hebben op basis van de PDC een doorrekening van hun meetvraag naar het aantal ILOW punten AQUON gemaakt. Op basis van de PDC blijkt nu het aantal ILOW punten significant hoger uit te komen dan waarmee rekening was gehouden voor de begroting 2011. Het gevolg is dat het daardoor lijkt dat de kosten voor de laboratorium werkzaamheden veel hoger worden. Dit laatste is echter niet het geval! Als de PDC wordt toegepast op de huidige meetvraag van de begroting 2011 dan stijgt naar verwachting het aantal ILOW punten significant. Dit betekent echter niet dat AQUON ook meer
48
kosten zal maken. De consequentie van een groter aantal ILOW punten is dat de prijs per ILOW punt naar beneden toe wordt bijgesteld. Wat het effect is op de ILOW punt prijs is echter nog niet precies aan te geven. AQUON stelt daarom voor om, in afwijking over wat tot nog toe is gecommuniceerd, aan de huidige PDC nog geen prijzen te hangen. AQUON wil de PDC wel vanaf 2011 gebruiken maar meer om te zien of waterschappen meer dan wel minder ILOW punten afnemen. Dat wil AQUON als volgt doen.
In november wordt een nieuwe meetvraag uitgezet. Aan alle waterschappen wordt gevraagd om op basis van de nieuwe PDC een opgave te doen. Door AQUON wordt deze meetvraag als startsituatie voor 2011 gezien. Op basis van deze startsituatie wordt een nieuwe (naar verwachting) lagere ILOW punt prijs dan de prijs in de begroting 2011 berekend.
Door AQUON wordt de nieuwe meetvraag van de waterschappen vergeleken met de oorspronkelijke meetvraag van de begroting. Gekeken wordt of daar significante verschillen in zitten. De verschillen worden overlegd met de afzonderlijke waterschappen. Indien er geen verschillen zijn dan komt de meetvraag van de begroting overeen met de nieuwe meetvraag op basis van de PDC. Daarmee blijven de bijdrage van deze waterschappen aan AQUON ook gelijk. Indien er wel verschillen zijn dan wordt daarover met de betreffende waterschappen gecommuniceerd zodat de eventuele bijdrage aan de begroting 2011 kan worden bijgesteld.
Gedurende het jaar wordt op basis van de PDC aan de waterschappen gerapporteerd over de afname van het aantal ILOW punten. Eventuele afwijkingen ten opzichte van de startsituatie worden aangegeven.
Na afloop van het jaar wordt een afrekening gemaakt. Daarbij wordt het aantal afgenomen ILOW punten vergeleken met de startsituatie. Indien een waterschap een lagere meetvraag heeft afgenomen dan geldt de garantieregeling (zie hierboven). Als waterschappen meer afnemen dan wordt de integrale kosten op basis van de ILOW punten in rekening gebracht. De prijs die daarbij wordt gehanteerd is de nieuwe ILOW punt prijs op basis van de PDC.
Met het bovenstaande wil AQUON komen tot een PDC die voor iedereen bruikbaar en toepasbaar is. De huidige (concept) PDC vormt hiervoor een goede basis. Uiteindelijk worden door AQUON al haar activiteiten afgerekend op basis van deze herkenbare eenheid. Ook de ontwikkeling van de kosten kunnen op deze manier gevolg worden door het bestuur van AQUON en de waterschappen. Verdeelsleutel waterschappen/omzet AQUON Voor het verdelen van de kosten van AQUON zijn verschillende verdeelsleutels ontwikkeld. Hierbij zijn de volgende criteria aangehouden:
Deelnemers die relatief veel werk veroorzaken voor de nieuwe organisatie, moeten meer betalen (het profijtbeginsel).
De kostenverdeelsleutel zou solidariteit tussen de deelnemers moeten stimuleren.
De verdeelsleutel dient robuust c.q. toekomstgericht te zijn.
De kostenverdeelsleutel dient ‘goed’ gedrag te stimuleren.
49
De kostenverdeelsleutel dient zo eenvoudig als mogelijk te zijn.
Met betrekking tot het verdelen van de voordelen van de samenwerking zijn in de BC twee verdeelsleutels opgesteld. De eerste verdeelsleutel is de verdeling op basis van ILOW-punten. Als deze methode niet tot een voordeel voor alle deelnemers leidt, is afgesproken om het besparingsvoordeel over de omzet van de deelnemende waterschappen te verdelen. Op basis van deze verdeelsleutel heeft ieder waterschap in ieder geval een voordeel op de bestaande kosten (bij gelijkblijvende omzet). In de onderstaande tabellen zijn beide sleutels opgenomen voor 2011 en 2015. Bij de toepassing van verdeelsleutel 2 ontstaat voor alle deelnemers in de begroting 2011 een voordeel. Echter de toepassing van deze verdeelsleutel leidt echter tot te grote schommelingen ten opzichte van de sleutel 1. De stuurgroep daarom gekozen voor een alternatieve sleutel. Het vraagstuk bevat twee aspecten: a) de vraag of grote schommelingen in ILOW punten in achtereenvolgende jaren op een of andere manier gedempt kunnen worden b) de vraag of het voor sommige waterschappen grote verschil tussen de kostenverdeelsleutel op basis van ILOW-punten (sleutel 1) en die op basis van het aandeel in het besparingspotentieel (sleutel 2) op een of andere manier gemitigeerd kan worden. Voor het vraagstuk onder a biedt de begroting al een oplossing. In de achtereenvolgende jaren is de kostentoerekening namelijk gedaan op basis van het aantal ILOW-punten dat in de uitvraag van de meetgegevens door de waterschappen zelf is opgegeven voor het betreffende jaarschijven. Als daar in achtereenvolgende jaren verschillen in optreden, zal het betreffende waterschap daar zelf een gegronde reden voor hebben. Het is dan niet logisch een mechanisme af te spreken waarin deze schommelingen gedempt worden voor rekening van het collectief. Dit gaat ook in tegen de profijtbeginsel dat is afgesproken in de business case 2008. Daarom heeft de stuurgroep besloten om voor de in het meerjarenperspectief gehanteerde grondslag voor de kostenverdeling, namelijk de voor de waterschappen voor het betreffende jaar zelf opgegeven volume aan ILOW-punten te handhaven, dit inclusief de afspraak over de garantieregeling voor toegestane mutaties na afgifte van de meetvraag. Het vraagstuk onder b is reëel. De kostensleutel op basis van ILOW-punten (sleutel 1) is voor de eerste periode verlaten moeten worden, omdat het (ongewenste) effect hiervan was, dat sommige waterschappen dan met een negatief besparingsvoordeel geconfronteerd worden omdat hun huidige laboratorium tegen een lagere prijs per ILOW-punt werkt dan AQUON de eerste jaren kan realiseren. De keus voor de kostensleutel op basis van het procentuele aandeel in de bijdrage in de kosten (sleutel 2) heeft als effect dat sommige waterschappen een groot voordeel dat zij hadden op basis van de verdeling op ILOW-punten zien verdampen. Dit effect vergt wel een erg grote mate van onderlinge solidariteit en is eigenlijk ook niet reëel. Om beide belangen te dienen, elk waterschap geniet een voordeel van de samenwerking vanaf de start en tegelijkertijd wordt geen onevenredig groot beroep gedaan op de onderlinge solidariteit, heeft de stuurgroep gekozen vooreen mitigerende aanpak in de vorm van sleutel 3. Hierin verschuift de verhouding tussen het element
50
ILOW-punten enerzijds en procentueel aandeel in de bijdrage anderzijds in stappen om uiteindelijk uit te komen op een kostenverdeelsleutel die geheel op ILOWpunten is gebaseerd. De belangrijkste reden daarvoor is dat deze sleutel bedrijfseconomisch op termijn de enige houdbare sleutel is om onderlinge subsidiering te voorkomen. Op termijn is deze ook reëel omdat de AQUON begroting, en daarmee de bijdrage van de deelnemers, de komende jaren daalt ten gevolge van de doorgevoerde taakstelling en –op termijn- de huisvestingsconcentratie. Kostenverdeelsleutel 3 ziet er als volgt uit. Kostenverdeelsleutel
2011
2012
2013
2014
2015
Element ILOW-punten (sleutel 1)
19%
50%
75%
75%
100%
Element procentuele bijdrage in kosten
81%
50%
25%
25%
0
100%
100%
100%
100%
100%
(sleutel 2) Totaal
Bij de toepassing van de bovenstaande staffel wordt bereikt dat er steeds een voordeel is bij de betreffende waterschappen. Dit geldt voor alle jaren. Oorspronkelijk was de gedachte om de verdeelsleutel voor 2011 vast te stellen op 25%-75%. Niet alle waterschappen realiseerde op deze wijze een voordeel. Voor 2011 is daarvoor de verdeelsleutel op 19%-81% vastgesteld. Voor de andere jaren daarna loopt de staffel steeds verder op naar ILOW punten. Voor 2014 is besloten om de staffel van 75%-25% te handhaven in plaats van 100% over te gaan op ILOW punten. Anders waren er weer enkele waterschappen die een nadeel zouden realiseren. In 2015 is het dan voor alle waterschappen mogelijk om op ILOW punten af te rekenen. Alle waterschappen hebben dan een voordeel. Sleutel 3 los gelaten op de programmabegroting 2011- 2015 levert het volgende beeld op van het voordeel per waterschap, afgezet tegen de werkelijke cijfers 2009.
51
Tabel 22: berekening voordelen waterschappen aan AQUON 2015
2011
Omschrijving DWL
2012
Voordeel verdeelsleutel Voordeel Voordeel verdeelsleutel verdeelsleutel 3a. 3. Combinatie Combinatie 2: verdeeld Voordeel (19% sleutel 1 (50% sleutel 1 verdeelsleutel over en 50% en 81% ingebrachte 1 : ILOW sleutel 2) omzet sleutel 2) punten
2013
2014
2015
Voordeel verdeelsleutel 3b. Combinatie (75% sleutel 1 en 25% sleutel 2)
Voordeel verdeelsleutel 3b. Combinatie (75% sleutel 1 en 25% sleutel 2)
Voordeel verdeelsleutel 1 : ILOW punten
Delfland Brabantse Delta
100.712-
27.857
3.429
40.453
9.768
31.071
39.451
267.214-
74.245
9.368
95.609
25.601
83.760
93.850
Hollandse Delta
404.820-
112.478
14.192
164.261
40.852
126.892
161.238
totaal DWL
772.746-
214.581
26.989
300.323
76.221
241.723
294.539
-
-
-
-
-
0
0
Aa en Maas
483.506
40.798
124.913
343.612
455.215
490.771
661.694
De Dommel
178.473
41.892
67.842
235.865
282.062
323.275
438.488
totaal GWL
661.979
82.690
192.755
579.477
737.277
814.046
1.100.182
-
-
-
-
-
0
0
GWL
Rijnland Rijnland Schieland en Krinpenerwaard
622.017
86.745
188.446
716.136
797.088
848.207
1.116.364
102.284-
24.950
776
30.090
616-
18.309
22.431
totaal Rijnland
519.732
111.695
189.222
746.226
796.472
866.516
1.138.795
totaal AQUON
408.966
408.966
408.966
1.626.027
1.609.970
1.922.285
2.533.516
Het voordeel van de waterschappen loopt van € 408.966 op naar € 2.533.516 in 2015. Inbreng waterschappen/omzet AQUON In tabel 23 is de berekening van het besparingspotentieel van AQUON voor het begrotingsjaar 2011 berekend. Hieronder lichten wij eerst de kolommen toe.
In de kolom ‘meetvraag 2011’ staat de meetvraag van de waterschappen en de bijbehorende percentage van de ILOW punten. Het betreft de meetvraag die door de waterschappen voor het betreffende begrotingsjaar is aangegeven. Ook staat de gecorrigeerde bijdrage op basis van de jaarrekening 2009 opgenomen. Dat wil zeggen de bijdrage die de waterschappen in 2011 zouden hebben betaald op basis van de werkelijke kosten van 2009. Hiervoor is de jaarrekening gecorrigeerd met een prijsinflatie (1,66% per jaar) en zijn de kosten van 2009 gecorrigeerd voor
52
het aantal ILOW punten 2011. Dus de volume ontwikkeling van de waterschappen is gecorrigeerd voor een goede vergelijking.
In de kolom ‘bijdrage waterschappen’ staat de bijdrage van de verschillende waterschappen opgenomen. Uitgangspunt voor de tabel is verdeelsleutel 3.
Het bovenstaande staat opgenomen in de onderstaande tabel. Of de waterschappen ook daadwerkelijk een voordeel hebben gerealiseerd is afhankelijk van de eigen budgettaire ontwikkelingen. Tabel 23: berekening bijdrage waterschappen aan AQUON 2011
Meetvraag waterschappen 2011
Omschrijving DWL Delfland Brabantse Delta Hollandse Delta Derden totaal DWL GWL Aa en Maas De Dommel Derden totaal GWL Rijnland Rijnland Schieland en Krinpenerwaard totaal Rijnland totaal AQUON Delfland (hydrobiologie) totaal AQUON
ILOW punten
aandeel %
Gecorrigeerde jaarrekening 2009 o.b.v. meetvraag en prijspeil 2011
Bijdrage waterschappen 2011
Bijdrage verdeelsleutel 3: combinatie 19%81%
690.000 1.839.000 2.786.000
6,81% 18,15% 27,50%
1.011.635 2.697.431 4.086.482
1.008.206 2.688.063 4.072.290
5.315.000
52,47%
7.795.548
7.768.559
1.010.544 1.037.628
9,98% 10,24%
2.112.601 1.851.230
1.987.688 1.783.388
2.048.172
20,22%
3.963.831
3.771.076
2.148.600
21,21%
4.085.768
3.897.321
618.000 2.766.600 10.129.772
6,10% 27,31% 100%
893.991 4.979.759 16.739.012
893.216 4.790.537 16.330.172
70.000 10.199.772
100%
101.859 16.840.871
101.859 16.432.031
Het voordeel voor deelname aan AQUON bedraagt het eerste jaar macro € 408.966. In de bovenstaande bijdragen is dit voordeel reeds verrekend. In tabel 7 van de begroting 2011 staat dat het besparingpotentieel voor AQUON (en de deelnemende waterschappen) is voor jaarschijf 2011 berekend op € 1.033.000. In deze tabel is echter geen rekening gehouden met de afname van de productie. Als gevolg van een afname van de meetvraag met 4,3% daalt ook het besparingpotentieel van € 1.033.000 naar € 408.966. Dit omdat het beperkt mogelijk is om als gevolg van deze daling in de meetvraag ook de kosten navenant te reduceren. De totale bijdrage van de deelnemende waterschappen is € 16.432.031,--.
53
Bijlage 1 Kerngegevens AQUON
Kerngegevens met betrekking tot het werkgebied van AQUON. Tabel 24: kerngegevens AQUON waterschappen in Nederland Oppervlakte (x 1000)
GR deelnemers
aandeel
7 waterschappen
%
ha
3.458
772
22
Inwoners (x1000)
aantal
17.114
6.664
39
RWZI's
aantal
364
102
28
Geheven v.e.'s (x1000)
aantal
22.236
8.413
38
Kerngegevens waterschappen (per 31-12-2007) verkregen van Unie van waterschappen.
1
Bijlage 2 Begroting van baten en lasten, inclusief toelichting
Tabel 25: Meerjarenbegroting gedetailleerd Begroting 2011 OMSCHRIJVING
Meerjarenraming 2012
2013
2014
2015
LASTEN RENTE EN AFSCHRIJVING externe & intene rentelasten afschrijvingen van activa
160.000
160.000
100.000
100.000
100.000
1.210.209
1.140.000
1.570.209
1.603.613
1.637.685
1.370.275
1.300.000
1.670.209
1.703.613
1.737.685
8.999.467
8.976.305
8.785.960
8.606.243
8.236.484
280.000
284.200
288.463
292.790
297.182
2.075.000
2.105.975
2.127.415
2.159.326
2.191.716
1.450.000
1.471.750
1.493.826
1.516.234
936.977
afschrijvingen van boekverliezen Kapitaalslasten SALARISSEN/SOC.L/OVERIG.PERS.LASTEN salarissen huidig personeel en bestuurders GOEDEREN EN DIENSTEN VAN DERDEN duurzame gebruiksgoederen overige gebruiks- en verbruiksgoederen Energie huren en rechten pachten en erfpachten Verzekeringen Belastingen onderhoud door derden over. Diensten door derden
725.000
801.125
885.243
978.194
1.080.904
2.547.000
2.203.000
2.170.000
2.142.000
2.145.000
50.000
50.000
50.000
50.000
50.000
199.867-
543.515-
882.937-
882.937-
882.937-
16.648.840 16.588.179
16.565.463
15.793.011
TOEVOEG. VOORZIENINGEN/ONVOORZIEN toevoeg. Aan voorzien toevoeg.aan overige reserves onvoorzien en nog te besluiten Bezuinigingstaakstelling TOTAAL LASTEN
17.296.875
BATEN FINANCIELE BATEN diensten aan derden bijdragen deelnemers
829.409
828.273
789.651
16.432.031
864.844
15.816.398 15.758.770
832.442
15.737.190
15.003.361
17.296.875
16.648.840 16.588.179
16.565.463
15.793.012
nog te verrekenen bijdrage deelnemers bijdragen van overheden bijdragen van overigen ONTTR.VOORZ./RESERVES EN ACTIV.LASTEN totaal onttrekkingen voorzieningen geactiveerde lasten totaal onttrekkingen overige reserves TOTAAL BATEN
1
Bijlage 3 Staat van activa
Categorie Kpl Boekwaarde per activa nr naam Omschrijving 01/01/2010 DWL LIMS (Paula 2) -> WBD nr 7534 269.609 DWL LIMS (Starlims) ->HD nr Lims 302.173 DWL Starlims (DWL rechtstreeks) 129.798 Chem Totaal STARLIMS (1a -1c) DWL 701.580 DWL Vervanging gaschromatograaf 2006-WBD nr 9201 DWL Vervanging monsterinvoerbaan BZV-> WBD nr 9210 23.257 DWL Vervanging AAS-grafietoven -> WBD nr 9211 14.856 DWL Vervanging gaschromotograaf WBD -> nr 9212 63.543 DWL Microcoloumeter WBD -> 9213 37.942 DWL Kwiksysteem -> HD 130 1.270 DWL Monstervoorbewerker 2 (aanpassing/uitbreiding) -> HD nr 141 1.950 DWL GMCS Agilent systeem -> HD nr 143 2.433 DWL lab aanschaf 2004 (LCMS 1 en Vita AX ICP-AES) -> HD nr 152 55.412 Lab. Management Informatiesysteem (vervainging ILIS) -> HD DWL 18.342 Diverse labapparatuur 2007 (aanpassing Dokhaven) -> HD nr DWL 200.226 DWL LCMS 2 -> HD nr LCMS 140.506 DWL Aaanschaf ICT-apparatuur 271.103 DWL Vervaning ICP -> WBD nr 9214 143.379 DWL Vervanging ICP (Olie GC -> WBD nr 9216) 65.827 Aanpassing Dokhaven: verbouwing organisch (deel IP post DWL 68.267 DWL Overgenomen ICT-middelen van HD 2.991 DWL Overgenomen ICT-middelen van HD 17.651 DWL Overgenomen ICT-middelen van HD 20.642 DWL Minilab's + LDO electrodes (deel IP post ver. Lab.app 2008) 4.046 DWL NKJ destillatiesysteem (del IP post verv. Lab. Ap 2008) 50.318 lab. Meubilair (ORG) (deel IP post ver. Lab app. 2009 € DWL 3.094 DWL DWL DWL DWL DWL DWL Rijnland Rijnland Rijnland Rijnland Rijnland Rijnland Rijnland Rijnland GWL GWL GWL GWL GWL GWL GWL GWL GWL GWL
lab. Meubilair (FCR) (deel IP post ver. Lab app. 2008) Robot fractiebepaling Pesticides GCMS-HD800 Ontwikkeling veldapplicatie monstername (software) Ontwikkeling veldapplicatie monstername (hardtware) Totaal ontwikkeling veldapplicatie monstername GC-min. Olie 2x Meetopstelling LAB 2006 Investering LAB 2005 Vervangen auto-analyser LAB Laboratorium apparatuur 2008 Laboratorium apparatuur 2009 Herhuisvesting laboratorium Warmwater aanleg Leiden ZW-LAB uitbreiding data-aansluitingen 2002 verhuiskosten auto Renault Kangoo Reguliere vervanging automatisering 2008 Reguiliere vervanging automatiserig 2009 Website 2009 Demi en dest voorziening LIMS-implementatie LIMS afkomstig 2007 Aanpassing Winlims
27.333 55.826 46.685 46.685 72.977 41.820 139.961 85.826 310.063 886.488 100.644 499 7.500 13.150 6.394 8.247 8.537 235.878 20.706 34.082
1
GWL GWL GWL GWL GWL GWL GWL GWL GWL GWL GWL GWL GWL GWL GWL GWL GWL GWL GWL GWL GWL GWL GWL GWL GWL GWL GWL GWL GWL GWL GWL GWL GWL GWL GWL GWL GWL GWL GWL GWL GWL GWL GWL GWL GWL GWL GWL GWL GWL GWL GWL GWL GWL
Lab netwerk Temperatuurregistratiesysteem TOC analyser Waterbad Satorius (weegschaal) Interieur Lab PH zuurstofmeter Barcodesysteem reguliere vervanging lab apparatuur reguliere vervanging lab apparatuur 2008 electronische deuropener meubilair lab 2008 Demi station reguliere vervanging lab apparatuur 2009 Inrichten en opstarten micorlab 2009 Interieur Lab 2009 Apparatuur lab (weegschalen/Spectrometer Hydrobiologie Microscoop (2*) DSC Camera Head DS-5M Binoculiar incl lichtbron lenzen tbv microscoop Binoculiar incl lichtbron Microscoop Microbiologie (autoclaaf/stovenwand/materiaal) Voeding autoclaaf Lab tafels 2009 Verbouwing hydrobiologie 2009 Meetkoffer Meetkoffer Scherfijsmachine Renault Trafic 3* Meetkoffer Stroomsnelheidsmeter Auto 61-BR-BF Opel vivaro Meetkoffers 2009 Centrifuge Roterend pompsysteem GCMS tbv bestrijdingsmiddelen Upgrade TraceMS LC Lab interieur (gasvoorziening) GC (minerale olie) LCS-MS apparatuur LCS-MS apparatuur Verbruiksogoederen tbv opstarten ICP-AES Microwave verbouwing ruimte ICP MS ICP MS AA nutrienten Destructieblok NT/PT robotbank
14.582 1.760 3.281 4.928 1.332 2.433 7.814 8.087 6.851 14.733 12.051 24.059 30.975 30.616 13.203 2.014 04.192 1.273 10.613 24.772 46.938 1.698 21.361 15.754 0 0635 6.237 12.985 7.303 3.841 641 241 61.200 6.800 21.991 0 200.441 17.143 0 0 33.576 97.257 33.080 3.672 46.062
2
GWL GWL GWL GWL GWL GWL
Kwikanalyser GFL schudwaterbad Titrator incl software Kjeltec Auto Sampler Destructieblok Kj-N (dest) Auto Mitsubishi bus 2000
07.129 25.786 14.688 -
3
Bijlage 4 Staat van reserves en voorzieningen
Valuta €
Stand per Verwerking Stand per bespaarde 1-1-2011 rente 1-1-2011 resultaat na voor verwerking verwerking resultaat resultaat
Stan Berekende d rente, die niet aan toegevoegd is het aan de eind reserves en van voorzieningen het 4,5% jaar
Mutaties 2011 vermeerderingen verminderingen intern extern interne externe exploitatie overig rente
overig
1. algemene reserves Totaal algemene reserves 2. Egalisatie reserves Totaal egalisatie reserves 3. Overige bestemmingsreserves Toekomstige wachtgeldaanspraken personeel (GAAT VIA RESULTAATBESTEMMING) Totaal overige bestemmingsreserves 4. Voorzieningen Wachtgelden personeel Totaal voorzieningen Totaal reserves en voorzieningen
1
Bijlage 5 Formatieplan 2011
Functies AQUON
2011
2012
2013
2014
2015
Directeur
1
1
1
1
1
Adjunct directeur
1
1
1
1
1
Hoofd Concernstaf/controller
1
1
1
1
1
Adviseur Financiën
1
1
1
1
1
Medewerker financiële administratie
1
1
1
1
1
KAM coördinator
4
4
4
4
4
Adviseur innovatie
1
1
2
2
2
Adviseur ICT
1
1
1
1
1
Applicatie&databasebeheerder
3
3
3
2
2
Medewerker Servicedesk
1
1
1
1
1
Accountmanager
3
3
3
3
3
medewerker orderbehandeling
3
3
3
3
3
Inkoper
1
1
1
1
1
Office manager
1
1
1
1
1
2,6
3
1,6
1,6
1,6
Teammanager
5
5
5
5
5
Coördinerend senior analist
4
4
4
3
3
sr. analist
17
16
15
15
15
Analist
40
38
35
35
30
4
4
4
4
3
Specialist Hydrobiologie
4
5
5
5
5
hydrobiologisch sr. analist
5
5
5
5
5
11
13
13
13
13
coördinerende monsternemer
3
3
3
3
3
sr. monsternemer
6
6
6
6
6
Monsternemer A
6
6
6
6
6
Monsternemer B
14
13
13
12
12
medewerker monsterlogistiek (inc.magazijn, monsterontvangst)
3,5
3,5
3,5
3,5
2,5
148,1
147,5
143,1
140,1
133,1
Administratief medewerker secretariële ondersteuning/secretaresse
ondersteunend lab. medewerker Team hydrobiologie:
hydrobiologisch analist Team monsterlogistiek:
Totaal AQUON:
1
Bijlage 6 Meerjarenoverzicht investeringen
Investeringen:
2010
2011
2012
Minerale Olie (GC-FID)
35.000
35.000
35.000
PAK's (HPLC-FLU/UV)
210.000
105.000
80.000
80.000
80.000
OCB/PCB slib (GC-ECD)
2013
2014
35.000
100.000
Pentachloorfenol (GC-MS)
100.000
Nieuwe methodes (GC-MS)
100.000
Vluchtige (GC-MS purge&trap)
100.000
Vluchtige (GC-MS headspace)
100.000 180.000
180.000
N/P pesticiden (LC-MS/MS)
200.000
200.000
Hormonen e.d. (LC-MS/MS)
200.000
Kwikmonitor (2x)
80.000
ICP-OES
120.000
ICP-MS
150.000
Microwave/digiprep
50.000
50.000
Uitvulrobot (1 of 2x) BZV SP1000 (3x)
95.000
CZV SP1000 (2x)
110.000
CZV kuvettentest-opstelling (2x)
500.000
op basis instrument HHR
150.000
3 instrumenten met bouwjaar 2006
120.000
kan ook als TOC gezien worden
Deeltjesgrootte (2x)
huidige apparaaten zijn van 2009
Weegrobot (1 of 2x) Discrete analyser (2x)
160.000 150.000
CFA voor Ptot en N-Kj/Ntot
150.000
traject loopt bij DWL en GWL
175.000
Titratie-eenheid (2x)
75.000
Kjeltec
80.000
Microscoop
65.000
110.000
Chlorofylopstelling (2x)
100.000
Diverse apparatuur Hydrobiologie
100.000
100.000
100.000
Diverse apparatuur Monstername
113.000
95.000
70.000
Nader te bepalen
opmerkingen
80.000
OCB/PCB water (GC-MS)
N/P pesticiden (GC-MS/MS)
2015
100.000
100.000
65.000
50.000
685.000
550.000
1
Totaal
1.080.000
1.258.000
730.000
1.785.000
1.000.000
1.000.000
Zwaartepunt ligt in 2013, in verband met de uitvulrobot en weegrobot die op moment van ingebruikname nieuwe lab(s) geïnstalleerd dienen te worden. Voor een stabiel beeld van de investeringskosten is een ‘nader te bepalen’ voor 2014 en 2015 bedrag opgenomen zodat het besparingsvoordeel ook een reëel beeld oplevert.
2
Bijlage 7 Staat van langlopende leningen
STAAT VAN VASTE GELDLENINGEN
2011
nr nr FMS
Stand per 0101-2010
Mutaties in jaar Vermeerderin gen
1
2
1
€ 2.100.000,00
3
4
Stand per 31-122011
5
Aflossingsverplichting in 2011 (incl. extra aflossingen)
Verminderingen gewone extra aflossingen aflossingen
6
7
8
9
rente-voet
verschuldigde rente per 1 januari 2011
10
reguliere rente t.l.v. het boekjaar
11
Rente nog niet verschenen rente per 31 december 2011
12
boete rente vervroegde aflossing
13
restant looptijd
totaal rente t.l.v. de exploitatie
14
2010 begin jaar
eind jaar
15
1.500.000
300.000
1.200.000
300.000
92.820
92.820
4,42
1.500.000
300.000
16 2015
Gemiddeld rentevoet
17
18 5
19 2.008
NWB nr. 1. 0026027 16-12-2008 lening afgesloten door Delta Waterlab
1.200.000
300.000
92.820
92.820
4,42
2015
5
1.500.000
-
1.500.000
-
61.800
61.800
4,12
2012
2
lening afgesloten door GWL
1.500.000
-
1.500.000
-
61.800
61.800
4,12
2012
2
Totaal vaste geldleningen
3.000.000
2.700.000
300.000
2
€ 1.500.000,00
2.008
NWB nr. 1. 0026021 16-12-2008
-
300.000
-
-
154.620
-
-
154.620
-
1
-