Programmabegroting 2014 - 2017
Programmabegroting 2014 - 2017
naar inhoudsopgave
Inhoudsopgave Aanbiedingsbrief 4 Leeswijzer 6 Financiële positie
9
Financiën programma’s in één oogopslag
14
Programma’s 1. Gemeenteraad
15
2. Dienstverlening
20
29
3.
Veiligheid en wijkgericht werken
4.
Jeugd en onderwijs
37
5.
Maatschappelijke participatie
47
6.
Kunst en cultuur
58
7.
Sport en recreatie
66
8.
Mobiliteit en openbare ruimte
73
9.
Duurzaamheid en milieu
84
10. Ruimtelijke ontwikkeling en wonen
93
11. Economie
100
12. Organisatie
106
116
13. Financiën en belastingen
Monitor eerdere bezuinigingen
123
-
financieel
125
-
maatschappelijke effecten
133
Paragrafen
-
Weerstandsvermogen en risicobeheersing
155
-
Onderhoud kapitaalgoederen
167
- Financiering
170
173
-
Verbonden partijen
- Grondbeleid
182
189
-
Lokale heffingen
- Bedrijfsvoering
191
194
-
Integraal Voorzieningenbeleid (IVB)
- Investeringsplan
198
Bijlage 1. Voortgangsrapportage IUP
201
Bijlage 2. Overzicht incidentele baten en lasten
203
Bijlage 3. Overzicht uitkomsten meicirculaire 2013
205
Bijlage 4. Overzicht uitkomsten septembercirculaire 2013
208
Bijlage 5. Budgettair neutrale 3O-ontwikkelingen
210
Bijlage 6. Overzicht nieuwe bezuinigingen
211
Bijlage 7. Financieel overzicht bestaande begroting
212
3
naar inhoudsopgave
Aanbiedingsbrief Geachte leden van de gemeenteraad, Het Osse college van burgemeester en wethouders heeft met een reeks van bezuinigingen en investeringen ingespeeld op een sterk veranderde samenleving en op de andere eisen die deze aan de gemeente stelt. Ondanks grote onzekerheid over taken en financiering kunnen we een meerjarig sluitende begroting aan u presenteren. In de laatste voorjaarsnota hebben we forse bezuinigingen aangekondigd. We hebben toen gekozen om de algemene basisvoorzieningen in de gemeente in stand te houden, zoals zorg, arbeidsmarkt, veiligheid, voorzieningen in de wijken, economie en bereikbaarheid van de stad. We willen kwetsbare burgers blijven ondersteunen. Het Osse college vindt het belangrijk dat ook zij zo zelfstandig mogelijk functioneren en meedoen in de samenleving. In het sociale domein bezuinigt het Rijk al flink, terwijl juist in deze tijd meer mensen problemen ondervinden en ondersteuning nodig hebben. Hierop bezuinigt Oss dus niet. Zoals we in de voorjaarsnota al aangaven, gaan we wel flink bezuinigen in de cultuursector, de openbare ruimte en de gemeentelijke organisatie. Keuzes zijn nodig om de basisvoorzieningen en ondersteuning van mensen blijvend in stand te kunnen houden. De koers die we dit voorjaar hebben ingezet, zetten we dus voort. We hebben op tijd rekening gehouden met mogelijke extra bezuinigingen van het Rijk, de ‘zes miljard’. We hebben daarom de afgelopen maanden een structureel sluitende begroting kunnen opstellen. Er zijn geen extra bezuinigingen nodig. Dat wil overigens niet zeggen dat we klaar zijn. Er komen nog grote uitdagingen aan. Het Rijk decentraliseert op dit moment sociale taken. Dat wil zeggen: de gemeenten nemen drie grote taken over van andere overheden: de AWBZ/Wmo, de Participatiewet en de jeugdzorg. De vorm van deze decentralisaties, ook ‘transities’ genoemd, is nog lang niet zeker. De gevolgen zijn dus nog lastiger in kaart te brengen. De bezuinigingen en decentralisaties betekenen dat de gemeente niet meer alles kan blijven doen. We doen een beroep op de inwoners, organisaties en bedrijven: neem het initiatief, zet je in voor wat je belangrijk vindt. De gemeente pakt het openbaar groen aan, kiest versneld voor een wat lagere kwaliteit van onderhoud in de openbare ruimte. Een aantal inwoners neemt sindsdien zelf de schoffel ter hand en gaat zelfs over tot herinrichting om hun buurt te verfraaien. De gemeente ondersteunt hen daarbij. De economische profilering van Oss, op agrofood, Life Sciences en logistiek, doet de gemeente samen met de Osse bedrijven, bijvoorbeeld onder de noemer ‘De Kracht van Oss’. En samen met de regio. Alleen gezamenlijk kunnen we de regio op de kaart zetten. Investeren in de regio betaalt zich terug in werkgelegenheid en economische groei. Bijvoorbeeld bij groenbeheer en economische profilering denken en werken organisaties, bedrijven en burgers mee. Burgers en bedrijven, ook in de regio, krijgen dus een grotere rol in de samenleving en in het werk van de gemeente. De gemeente werkt er ook keihard aan om de decentralisaties zorgvuldig in te voeren. Meestal lukt dat niet in één enkele gemeente. Als je bijvoorbeeld voor meer gemeenten zorg inkoopt, kun je deskundiger, efficiënter en soms goedkoper inkopen. Ook hier dus regionale samenwerking: met andere gemeenten. Het gaat om ingewikkelde onderwerpen, waar gemeenten nog wel eens verschillend over denken. De samenwerking is extra moeilijk, omdat ‘Den Haag’ regelmatig nieuwe keuzes maakt en van richting verandert. De decentralisaties, maar ook het beheer van de openbare ruimte, de toekomst van de cultuur, de economische profilering van de gemeente; ze laten zien hoe Oss het beleid uit de voorjaarsnota (en het coalitieprogramma uit 2011: ‘Samenwerken vanuit de Kracht van Oss’) aan het invoeren is. Juist waar het om complexe onderwerpen gaat, is het belangrijk om met andere gemeenten en overheden samen te werken, met bedrijven en instellingen, en om elkaar in de regio op te blijven zoeken. Eén bezuiniging die we in de voorjaarsnota aankondigden, is niet in de begroting terecht gekomen: het wijkgericht werken. Dit college vindt het belangrijk dat burgers meer zelf bepalen hoe zij de leefbaarheid van hun wijk of buurt versterken, en betrokken zijn bij de inrichting van de directe leefomgeving. Ook bij het aanbieden van zorg en welzijn gaan de wijken een grotere rol spelen. Met wijkgericht werken willen we burgers actief blijven ondersteunen.
4
naar inhoudsopgave
Aanbiedingsbrief
Tijdens het uitwerken van een begroting komen soms meevallers boven tafel. Ook deze keer, door voordelig uitvallende 3O-ontwikkelingen. We hebben daarnaast de ICT-reserve afgeroomd. Dat samen levert ruim 7,3 miljoen op, eenmalig. Bij de besteding hiervan zijn de uitgangspunten van het coalitieakkoord leidend geweest: een solide begroting en investeren in de versterking van Oss. Daarom kiezen we voor twee bestemmingen. Drie miljoen voegen we toe aan het weerstandsvermogen. Dat wil zeggen: we leggen geld opzij voor toekomstige tegenvallers, bijvoorbeeld de kosten van de herindeling met Maasdonk. Verder reserveren we 4,3 miljoen voor de versterking van de stad. Het gaat om de reserve ruimtelijk-fysieke gebiedsontwikkeling voor een impuls in het stadscentrum, de reserve mobiliteit, de reserve economie en het geluidsfonds. Op deze manier realiseert het college een gezonde, sluitende begroting, waarin verantwoorde bezuinigingen samengaan met investeringen om de gemeente verder te versterken. We werken samen met burgers, instellingen en bedrijven aan de leefbaarheid en toekomst van onze gemeenschap. Niet alleen binnen de gemeente, maar ook steeds meer met partners in onze regio. Niet alleen voor nu, maar voor de lange termijn. We zijn ons bewust van de inzet die we ook de komende jaren van burgers, organisaties en bedrijven blijven verlangen. Tegelijk zijn we trots op het solide beleid dat we de afgelopen jaren in gang hebben gezet. Burgemeester en wethouders van Oss. De secretaris,
De burgemeester,
drs. M.J.H. van Schaijk
drs. W.J.L. Buijs-Glaudemans
5
naar inhoudsopgave
Leeswijzer De programmabegroting bestaat uit diverse onderdelen. In deze leeswijzer wordt bij alle onderdelen een korte uitleg gegeven. Aanbiedingsbrief In de aanbiedingsbrief geeft het college van burgemeester en wethouders aan wat de koers voor de komende periode zal zijn. Financiële positie In dit hoofdstuk worden de financiële gegevens die bij de afzonderlijke programma’s zijn opgenomen gebundeld. Zo wordt in één oogopslag inzichtelijk hoe de gemeente er financieel voor staat. Vervolgens wordt daar een korte toelichting op gegeven. Verder staan we stil bij het structurele begrotingssaldo en geven we aan welke financiële uitgangspunten zijn gehanteerd bij het opstellen van de begroting. Financiën programma’s in één oogopslag In dit onderdeel laten we in een figuur zien hoe onze uitgaven over de programma’s verdeeld zijn. Programma’s Per programma wordt beschreven wat het college de komende periode wil bereiken (onderdeel 1 van elk programma). Vervolgens wordt aangegeven wat het college wil doen om de doelen te realiseren (onderdeel 2). Daarna worden per programma bezuinigingsvoorstellen beschreven (onderdeel 3). In de afgelopen voorjaarsnota heeft het college bezuinigingsrichtingen geschetst om de tekorten vanuit het regeerakkoord op te kunnen vangen. In de programmabegroting die nu voorligt zijn de bezuinigingen verder uitgewerkt. Vervolgens worden per programma de 3O-ontwikkelingen toegelicht (onderdeel 4). Daarna wordt een overzicht gegeven van de financiën van het programma (onderdelen 5 en 6). Tenslotte worden bij enkele programma’s voorstellen gedaan voor de bestemming van het positieve begrotingssaldo (onderdeel 7). Na het vaststellen van de programmabegroting worden alle financiële ontwikkelingen binnen de programma’s via een begrotingswijziging in de administratie verwerkt. Daarmee worden de budgetten in de administratie geactualiseerd. Het begrip 3O-ontwikkelingen wordt hierna toegelicht. 3O-ontwikkelingen 3O-ontwikkelingen zijn financiële afwijkingen op bestaande activiteiten. Bij de uitvoering van een activiteit kan in de loop van het jaar blijken dat meer geld nodig is om deze volledig uit te kunnen voeren. Aan de andere kant komt het ook voor dat activiteiten voor minder geld uitgevoerd kunnen worden dan oorspronkelijk gedacht was. De financiële afwijkingen kunnen dus zowel meevallers als tegenvallers zijn. Deze worden 2 keer per jaar in beeld gebracht: bij de voorjaarsnota en bij de programmabegroting. De afwijkingen moeten aan 3 criteria voldoen om tot een bijstelling van het budget te kunnen leiden: afwijkingen moeten onuitstelbaar, onvoorzienbaar en onvermijdbaar zijn. Budgettair neutrale 3O-ontwikkelingen (administratieve wijzigingen die niet inhoudelijk van aard zijn en per saldo geen geld kosten) worden in de programma’s alleen genoemd. Een totaaloverzicht met toelichting is in bijlage 5 opgenomen.
6
naar inhoudsopgave
Leeswijzer
Monitor eerdere bezuinigingen De programmabegroting 2012-2015 is vastgesteld met een groot pakket aan bezuinigingsmaatregelen. Ook in de programmabegroting 2013-2016 zijn verschillende bezuinigingsmaatregelen vastgesteld. We volgen de effecten van de bezuinigingen, zowel in financieel opzicht als in termen van maatschappelijke effecten. Dat doen we 2 keer per jaar. De uitkomsten nemen we op in de voorjaarsnota’s en programmabegrotingen. Daarbij merken we op dat het niet altijd mogelijk is om (maatschappelijke) effecten rechtstreeks toe te schrijven aan een bepaalde bezuinigingsmaatregel. Effecten kunnen ook andere oorzaken hebben. Er kunnen bijvoorbeeld andere redenen zijn waarom iets terugloopt of waarom inwoners voorzieningen minder gebruiken. Te denken valt aan demografische of economische ontwikkelingen. In de bezuinigingsmonitor proberen we de verbanden zo goed mogelijk te leggen. Paragrafen De opgenomen paragrafen zijn op grond van wetgeving een verplicht onderdeel van de begroting. Het gaat bij de paragrafen telkens om onderwerpen met een groot financieel belang. Door deze op een centrale plek in de begroting op te nemen wordt een goede informatievoorziening over deze onderwerpen gewaarborgd en is de informatie inzichtelijk. Daarnaast hebben we ervoor gekozen een paragraaf over het Integraal Voorzieningenbeleid toe te voegen. Hierin worden de uitgangspunten, actuele ontwikkelingen, visie en aanpak toegelicht. Verder hebben we een paragraaf investeringsplan toegevoegd, met een totaaloverzicht van de vervangingsinvesteringen en nieuwe investeringen. Bijlage 1. Voortgangsrapportage IUP De gemeente voert elk jaar een groot aantal projecten uit in het kader van het Integraal Uitvoeringsprogramma (IUP). Het gaat dan om werkzaamheden aan bijvoorbeeld wegen, fietspaden, riolering en openbaar groen. In de voortgangsrapportage wordt inzicht gegeven in de stand van zaken van deze werkzaamheden. Bijlage 2. Overzicht incidentele baten en lasten In deze bijlage wordt een overzicht van de incidentele baten en lasten gegeven. Incidenteel houdt in dat het gaat om baten en lasten die een tijdelijk karakter hebben. Deze zitten slechts één of enkele jaren in de begroting. Dit overzicht geeft niet alleen inzicht in de incidentele baten en lasten, maar is ook een hulpmiddel bij het beoordelen van het structurele begrotingssaldo. De baten en lasten die niet incidenteel zijn, zijn immers structureel van aard. Het structurele begrotingssaldo geeft aan of de structurele lasten met structurele baten worden afgedekt. Als dat het geval is, is de begroting structureel in evenwicht. In het hoofdstuk over de financiële positie, aan het begin van de programmabegroting, voeren we deze toets uit. Bijlage 3. Overzicht uitkomsten meicirculaire 2013 In deze bijlage geven we een totaaloverzicht van de effecten van de meicirculaire. De afzonderlijke effecten zijn als 3O-ontwikkelingen bij de desbetreffende programma’s opgenomen. Bijlage 4. Overzicht uitkomsten septembercirculaire 2013 In deze bijlage presenteren we de uitkomsten van de septembercirculaire. De afzonderlijke effecten zijn als 3Oontwikkelingen bij de desbetreffende programma’s opgenomen.
7
naar inhoudsopgave
Leeswijzer
Bijlage 5. Budgettair neutrale 3O-ontwikkelingen In meerdere programma’s zijn bij de 3O-ontwikkelingen budgettair neutrale wijzigingen opgenomen. Budgettair neutrale wijzigingen zijn administratieve wijzigingen die niet inhoudelijk van aard zijn en per saldo geen geld kosten. Soms gaat het over wijzigingen binnen één programma, in andere gevallen zijn de wijzigingen programmaoverstijgend. Volgens de voorschriften van het BBV (Besluit Begroting en Verantwoording) moeten deze wijzigingen zichtbaar worden gemaakt en gerapporteerd. Om dat op een overzichtelijke manier te doen hanteren we hiervoor de volgende werkwijze: In de programma’s waarbij budgettair neutrale wijzigingen voorkomen is steeds een totaalregel opgenomen. In deze bijlage is een totaaloverzicht opgenomen, waarbij wijzigingen boven de € 50.000 worden toegelicht. Bijlage 6. Overzicht nieuwe bezuinigingen De bezuinigingsvoorstellen die bij de afzonderlijke programma’s zijn opgenomen zijn hier in een totaaloverzicht opgenomen. Bijlage 7. Financieel overzicht bestaande begroting In de programma’s zijn de cijfers van het bestaande beleid op hoofdlijnen weergegeven. Meer gedetailleerde cijfers zijn in deze bijlage opgenomen.
8
naar inhoudsopgave
Financiële positie We beginnen dit hoofdstuk met een overzicht van het saldo van deze programmabegroting. Daar geven we vervolgens een korte toelichting op. Verder staan we stil bij de incidentele baten en lasten en ons structurele begrotingssaldo. Tenslotte geven we aan welke financiële uitgangspunten zijn gehanteerd bij het opstellen van de begroting. Saldo programmabegroting
Omschrijving
+ is nadeel: hogere uitgaven/lagere inkomsten - is voordeel: lagere uitgaven/hogere inkomsten bedragen x € 1.000
2013
2014
2015
2016
2017
2017 inci-
denteel
Startsaldo Saldo programma-
-33
-33
-456
-253
begroting 2013-2016 Voorjaarsnota 2013:
-820
171
-506
3O-ontwikkelingen Voorjaarsnota 2013:
375
250
overige ontwikkelingen Totaal startsaldo *
-445
421
-506
-489
-286
0
Financiële effecten programmabegroting 2014-2017 Bezuinigingsvoorstellen 3O-ontwikkelingen Tussensaldo programma-
-4.700 -3.525 -8.670
-1.492 -2.935 -3.924 -6.401 136 4.353 5.801 6.413 -935
912
1.388
-274
0
begroting 2014-2017 Egalisatie incidentele saldi
1.365
935
-912
-7.305
0
0
-1.388
via algemene reserve Saldo programma-
0
-274
0
begroting 2014-2017 * Deze onderdelen zijn na het vaststellen van de voorjaarsnota via een begrotingswijziging al in de administratie verwerkt.
Conclusies uit de tabel: • De begroting voor het lopende jaar 2013 vertoont een positief beeld. Er is dit jaar een verwacht overschot van ongeveer € 8,6 miljoen. Dit wordt vooral veroorzaakt door positieve 3O-ontwikkelingen en een vrijval van € 4,2 miljoen uit de reserve ICT die bij de bezuinigingen is opgenomen. • In de meerjarenraming zien we overschotten in 2014 en 2017 (€ 935.000 en € 274.000) en tekorten in 2015 en 2016 (€ 912.000 en € 1.388.000). Deze saldi zijn sterk beïnvloed door de septembercirculaire. Naar aanleiding van de voorjaarsnota en de meicirculaire hadden we namelijk een buffer gevormd om de effecten van de septembercirculaire op te vangen. In de septembercirculaire zijn de effecten van de extra rijksbezuinigingen van € 6 miljard verwerkt. De buffer die we hadden is voor de jaren 2014 en 2017 groot genoeg gebleken. In de jaren 2015 en 2016 is dat niet het geval. In deze jaren geeft de septembercirculaire grotere nadelen. • Als we de incidentele saldi in de jaren 2013-2016 egaliseren resteert in 2013 een incidenteel overschot van € 7,3 miljoen. Het structurele overschot in 2017 is € 274.000. In de volgende paragraaf doen we voorstellen voor de bestemming van deze saldi.
9
naar inhoudsopgave
Financiële positie
Bestemming positief begrotingssaldo Deze positieve saldi willen we als volgt bestemmen:
Omschrijving
2013
+ is nadeel: hogere uitgaven/lagere inkomsten - is voordeel: lagere uitgaven/hogere inkomsten bedragen x € 1.000
2014
2015
2016
2017
2017 inci-
Saldo programmabegroting
-7.305
0
0
0
denteel
-274
2014-2017 Bestemming 1. Financiële stabiliteit
3.000
2. Economische versterking
4.300
van de stad
3. Structurele risicobuffer
200
Saldo programmabegroting
-74
-5
0
0
0
0
2014-2017 na bestemming
Toelichting bestemming positief begrotingssaldo 1. Financiële stabiliteit: € 3 miljoen. Door een storting in de algemene vrije reserve wordt het weerstandsvermogen versterkt. De algemene reserve groeit hierdoor naar een bedrag van ruim € 11 miljoen. Dit is nodig om risico’s op te kunnen vangen. Daarbij valt te denken aan risico’s binnen het grondbedrijf, maar ook risico’s gekoppeld aan het realiseren van bezuinigingen. Binnen de bezuinigingen op het gebied van cultuur verwachten we mogelijk frictiekosten. Deze worden (indien noodzakelijk) na concretisering van de plannen bekostigd uit de algemene reserve. De onttrekking die gedaan is in het kader van risico’s en kosten van de herindeling met Maasdonk is met deze storting in de algemene vrije reserve ook gecompenseerd. 2. Economische versterking van de stad: € 4,3 miljoen. Het centrum is topprioriteit in het coalitieprogramma en in het economisch beleidsplan. Het combineert economie en leefbaarheid. Om daadwerkelijk te kunnen investeren in de economische versterking van de stad storten we gelden in de volgende reserves: a. € 1,7 miljoen in de reserve ruimtelijk-fysieke gebiedsontwikkeling (strategische projecten). b. € 1,2 miljoen in de reserve economie. c. € 0,7 miljoen in de reserve mobiliteit voor een versnelling van de uitvoering van het meerjarig investeringsprogramma mobiliteit (MIPMo). d. € 0,7 miljoen in het geluidsfonds om knelpunten in het kader van geluidshinder op te pakken. 3. Structurele risicobuffer: voor toekomstige risico’s is het van belang om een structurele risicobuffer van € 0,2 miljoen te vormen. Dit is nodig omdat er nog diverse ontwikkelingen zijn, die van invloed zijn op het financiële meerjarenbeeld. Hierbij valt te denken aan de landelijke economische ontwikkelingen, de uitvoering van de transities en de realisatie van bezuinigingen. Door een buffer te vormen kunnen eventuele tegenvallers opgevangen worden. Financiële effecten programmabegroting 2014-2017 Bezuinigingsvoorstellen In de voorjaarsnota hebben we aangegeven hoe we de bezuinigingsopgave waar we voor staan op hoofdlijnen willen invullen. In deze programmabegroting zijn die bezuinigingsrichtingen nader uitgewerkt in concrete bezuinigingsvoorstellen. De voorstellen zijn in de diverse programma’s terug te vinden. Net als in voorgaande begrotingen geven we daarbij per bezuinigingsvoorstel een toelichting, onderbouwen we het voorstel met een argumentatie en staan we stil bij mogelijke maatschappelijke effecten ervan. Daarnaast is in bijlage 6 een samenvattend overzicht opgenomen.
10
naar inhoudsopgave
Financiële positie
Per programma zijn de volgende nieuwe bezuinigingen opgenomen: Programma
bedragen x € 1.000
2013 2014 2015 2016
1. Gemeenteraad
2017
-
-
-
-
-
2. Dienstverlening
113
113
113
113
3. Veiligheid en wijkgericht werken
56
56
56
56
4. Jeugd en onderwijs
95
242
614
707
5. Maatschappelijke participatie
200
200
330
6. Kunst en cultuur
62
75
87
887
7. Sport en recreatie
50
50
50
250
8. Mobiliteit en openbare ruimte
26
363
363
363
9. Duurzaamheid en milieu
40
90
90
950
10. Ruimtelijke ontwikkeling en wonen
90
115
115
115
-
-
-
-
11. Economie 12. Organisatie
- 4.200
0
391
846
1.240
500
960
1.240
1.390
1.390
13. Financiën en belastingen Totaal
4.700 1.492 2.935 3.924
6.401
Het totale bedrag aan bezuinigingen is lager dan gepresenteerd in de voorjaarsnota. Dit wordt vooral veroorzaakt doordat effecten uit de meicirculaire die gerelateerd zijn aan het regeerakkoord zijn doorvertaald naar een aantal bezuinigingen (gemeenschappelijke regelingen, apparaatskosten gemeenten, BTW Compensatiefonds). 3O-ontwikkelingen Samengevat geven de 3O-ontwikkelingen het volgende beeld:
Omschrijving
2013
2014
+ is nadeel: hogere uitgaven/lagere inkomsten - is voordeel: lagere uitgaven/hogere inkomsten bedragen x € 1.000
2015
2016
2017
Meicirculaire 2013
281
-1.567
2.151
3.375
4.996
-194
1.939
2.132
2.094
1.244
2017 incidenteel
(progr. 4 t/m 8, 12 en 13) Septembercirculaire 2013 (progr. 4, 5 en 13) Beheerplan gebouwen (progr. 4) Verstrekken uitkeringen
-393 -1.000
WWB (progr. 5) Bijzondere bijstand (progr. 5)
-100
Participatie/inburgering (progr. 5)
-299
Wmo: huren voorzieningen (progr. 5)
-500
Wmo: woningaanpassingen (progr. 5)
-400
Wmo: huishoudelijke hulp (progr. 5)
-730
Wmo: vervoersvoorzieningen (progr. 5) Verkoop openbaar gebied (progr. 8) Omgevingsdienst
-804
100
100
300
100
100
100
-300
-138
60 120 162 43
-602
11
Brabant Noord (progr. 12) Nota reserves 2013 (progr. 13) Belastingsamenwerking BSOB (progr. 13) Overige 3O-ontwikkelingen Totaal 3O-ontwikkelingen
-29
-29
-29
253
185
88
-103
212
91
99
59
-3.525
136
4.353
5.801
6.413
0
Bij de programma’s verderop in deze programmabegroting worden alle 3O-ontwikkelingen benoemd en toegelicht.
11
naar inhoudsopgave
Financiële positie
Structureel saldo programmabegroting Om een goed oordeel te kunnen vormen van het structurele beeld van de begroting, is het van belang om het saldo van de programmabegroting te corrigeren met incidentele baten en lasten. De baten en lasten die niet incidenteel zijn, zijn immers structureel van aard. Het structurele begrotingssaldo geeft aan of de structurele lasten met structurele baten worden afgedekt. Als dat het geval is, is de begroting structureel in evenwicht. In de volgende tabel berekenen we het structurele saldo van de programmabegroting. + is nadeel: hogere uitgaven/lagere inkomsten - is voordeel: lagere uitgaven/hogere inkomsten bedragen x € 1.000
Omschrijving
2013
2014
2015
2016
2017
2017 inci-
Saldo programmabegroting
-5
0
0
0
4.689
138
-1.064
-1.226
-4.694
-138
1.064
1.226
denteel
-74
2014-2017 na bestemming waarvan incidentele baten en lasten Structureel saldo
-74
0
programmabegroting
De conclusie hieruit is dat de jaren 2013 en 2014 structureel in evenwicht zijn. Dat geldt ook voor 2017, het laatste jaar van de meerjarenraming. Als gevolg van de septembercirculaire zijn er in de tussenliggende jaren 2015 en 2016 tekorten. In bijlage 2 is een specificatie van de incidentele baten en lasten opgenomen. Financiële uitgangspunten De begroting 2014 en de meerjarenramingen 2015-2017 zijn op basis van de volgende uitgangspunten opgesteld: 1. Uitgangspunt is en blijft een structureel sluitende begroting. Dat wil zeggen dat de jaarlijks terugkerende uitgaven en de jaarlijks terugkerende inkomsten in evenwicht zijn. Tussentijdse beperkte, niet-structurele, tekorten zijn aanvaardbaar als deze uit reserves afgedekt kunnen worden. 2. Uitgangspunt is om te bezuinigen met visie. Dit betekent dat bij voorkeur niet gekozen wordt voor de verdelende rechtvaardigheid van de kaasschaaf. Bij het maken van keuzes houden we bovendien rekening met de effecten van bezuinigingen op de samenleving. Een belangrijk criterium voor de bezuinigingen is het effect op de lange termijn. We vinden het onverstandig om nu te bezuinigen op onderdelen waarvan het herstel later veel meer geld gaat kosten. 3. Het uitgangspunt voor de belastingen en heffingen is dat deze zoveel mogelijk kostendekkend zijn. 4. Er wordt een beleid gevoerd dat financiële risico’s beperkt. In de jaarrekening worden, conform bestaand beleid, concrete risico’s afgedekt door voorzieningen. 5. Landelijke bezuinigingen op beleidsvelden worden in principe doorvertaald naar de eigen beleidsvelden en budgetten (voor zover mogelijk en maatschappelijk verantwoord). Deze beleidsvelden worden zoveel mogelijk ontzien bij aanvullende bezuinigingstaakstellingen. 6. Voor gemeenschappelijke regelingen geldt het kader van ‘samen de trap op – samen de trap af’. 7. We gaan terughoudend om met het toekennen van prijscompensatie. Het beleid is erop gericht om geen prijscompensatie toe te kennen, tenzij er (contractuele) afspraken liggen die een onderbouwde aanvraag voor prijscompensatie rechtvaardigen. Het toekennen van prijscompensatie vindt plaats via de voorjaarsnota en de programmabegroting. Daarvoor hebben we op basis van de meicirculaire 2013 een stelpost in de begroting opgenomen (zie de 3O-ontwikkelingen van programma 13). Deze stelpost is daarnaast bedoeld om loonkostenstijgingen op te kunnen vangen.
Terughoudend omgaan met prijscompensatie betekent ook dat geen prijscompensatie wordt gegeven op het gebied van subsidies en gemeenschappelijke regelingen.
12
naar inhoudsopgave
Financiële positie
8. Rente: bij het bepalen van de kapitaallasten op investeringen wordt een interne rekenrente van 4,5% gehanteerd. Voor de grondexploitatie wordt volgens de provinciale richtlijnen vanaf het begrotingsjaar 2014 een lagere rekenrente gehanteerd, namelijk 4%. Aan reserves wordt geen rente toegevoegd, met uitzondering van reserves die gekoppeld zijn aan investeringen (beklemde bestemmingsreserves) en de algemene reserves. 9. In de laatste bijlage van deze programmabegroting is een overzicht opgenomen van de geraamde toevoegingen en onttrekkingen aan de reserves in meerjarig perspectief. In de nota reserves, die tegelijk met deze programmabegroting in de gemeenteraad wordt behandeld, worden de reserves uitgebreid toegelicht. 10. De raming van de algemene uitkering uit het gemeentefonds is gebaseerd op de septembercirculaire 2013. 11. In programma 13 is een jaarlijkse post onvoorzien van € 280.000 opgenomen. Deze post is bedoeld om incidentele tegenvallers op te vangen.
13
naar inhoudsopgave
Financiën programma’s in één oogopslag In de volgende figuur laten we zien hoe onze uitgaven (op basis van bestaand beleid) over de programma’s verdeeld zijn (bedragen x € 1.000).
5. Maatschappelijke participatie € 72.815
1. Gemeenteraad € 1.262
2. Dienstverlening € 3.493
12. Organisatie € 71.252
11. Economie € 5.691
3. Veiligheid en wijkgericht werken € 5.982
6. Kunst en cultuur € 6.880
Totaal € 263.203 8. Mobiliteit en openbare ruimte € 31.230
7. Sport en recreatie € 8.411
10. Ruimtelijke ontwikkeling en wonen € 8.921
4. Jeugd en onderwijs € 18.064
13. Financiën en belastingen € 16.488
14
9. Duurzaamheid en milieu € 12.714
1
naar inhoudsopgave
Gemeenteraad
15
naar inhoudsopgave
1 Gemeenteraad
Programma 1 in één oogopslag Het lokale bestuur is sterk in beweging. Er komen veel nieuwe taken op de gemeente af die vaak op regionale schaal worden opgepakt. Tegelijkertijd wordt de gemeente geconfronteerd met forse bezuinigingen. De gemeente kan en wil de problemen van deze tijd niet meer alleen oplossen. We leven in een netwerksamenleving waarbij de gemeente niet meer autonoom is om keuzes te maken. We moeten het samen met onze partners in Oss en daarbuiten doen. De gemeenteraad wil zijn kaderstellende, controlerende en volksvertegenwoordigende rol in deze roerige tijden goed blijven invullen. Burgerparticipatie blijft hoog op de agenda staan. Een belangrijk uitgangspunt hierbij is dat de gemeenteraad zijn bestuurlijke rol interactief, transparant en zorgvuldig invult.
Doelstelling 1:
Doelstelling 2:
Doelstelling 3:
Transparante
Interactieve
Zorgvuldige
besluitvorming
besluitvorming
besluitvorming
Prestatie-indicatoren: •
Aantal gasten van de raad
•
Aantal bedrijfs- en werkbezoeken
16
naar inhoudsopgave
1 Gemeenteraad
1. Wat willen we bereiken? Het lokale bestuur is sterk in beweging. Er komen veel nieuwe taken op de gemeente af die vaak op regionale schaal worden opgepakt. Tegelijkertijd wordt de gemeente geconfronteerd met forse bezuinigingen. De gemeente kan en wil de problemen van deze tijd niet meer alleen oplossen. We leven in een netwerksamenleving waarbij de gemeente niet meer autonoom is om keuzes te maken. We moeten het samen met onze partners in Oss en daarbuiten doen. De gemeenteraad wil zijn kaderstellende, controlerende en volksvertegenwoordigende rol in deze roerige tijden goed blijven invullen. Burgerparticipatie blijft hoog op de agenda staan. Een belangrijk uitgangspunt hierbij is dat de gemeenteraad zijn bestuurlijke rol interactief, transparant en zorgvuldig invult. We gaan op zoek naar nieuwe oplossingen We zitten nog midden in de economische en financiële crisis. Dat betekent dat we efficiënt en effectief met de beperkte middelen om moeten gaan. De gemeenteraad heeft aan het begin van het jaar, samen met het college van B&W en de ambtelijke organisatie, met de ‘benen op tafel’ gesproken over mogelijke bezuinigingsscenario’s. Het is duidelijk dat het niet eenvoudig is om nieuwe oplossingen te vinden voor de problemen van vandaag. De gemeenteraad is eensgezind over de wens om Oss een sociale gemeente te laten blijven, mensen in Oss moeten kunnen blijven meedoen. Er zal bij de inwoners van Oss die hiertoe in staat zijn een groter beroep worden gedaan op de creativiteit en de eigen verantwoordelijkheid. We zijn een interactief en transparant gemeentebestuur De gemeenteraad heeft in deze tijd vol veranderingen de belangrijke taak om het college de kaders mee te geven waarbinnen zij de gemeente kan besturen. De gemeenteraad wil zijn kaderstellende, controlerende en volksvertegenwoordigende rol goed invullen. We blijven investeren in burgerparticipatie. Een belangrijk uitgangspunt is dat de gemeenteraad zijn bestuurlijke rol interactief, transparant en zorgvuldig wil vervullen. Voor dit programma zijn de volgende doelstellingen geformuleerd: 1.
Transparante besluitvorming
2.
Interactieve besluitvorming
3.
Zorgvuldige besluitvorming
2. Wat gaan we daarvoor doen? Doelstelling 1: Transparante besluitvorming Goede communicatie met de burger is belangrijk voor de gemeenteraad. We geven hier op verschillende manieren invulling aan: -
De vergaderapplicatie (iBabs) is beschikbaar voor burgers en ondernemers, maar bijvoorbeeld ook voor
de pers. Iedereen beschikt zo snel en eenvoudig over alle vergaderinformatie.
-
Het Raadsinformatiesysteem (RIS) wordt doorontwikkeld. Het RIS is volledig, goed doorzoekbaar
en gebruiksvriendelijk.
-
De raadsvergaderingen en (waar mogelijk) de commissievergaderingen worden rechtstreeks uitgezonden
via internet. De digitale verslagen zijn snel na de vergaderingen beschikbaar op de vergaderapplicatie
(iBabs) en op het RIS.
-
De gemeenteraad wil een gastvrije en laagdrempelige raad zijn. Bewoners kunnen ‘gast van de raad’ zijn;
raadsleden en de raadsgriffie ontvangen op de avond van de raadsvergadering een aantal inwoners van de
gemeente, geven uitleg over het functioneren van de gemeenteraad en bieden de mogelijkheid om de
gemeenteraad van dichtbij te volgen.
17
naar inhoudsopgave
1 Gemeenteraad
Doelstelling 2: Interactieve besluitvorming -
Raadswerkgroepen kunnen worden opgestart als een onderwerp intensiever dan gebruikelijk door de
gemeenteraad wordt voorbereid. Op dit moment is onder andere voor de transities in het sociale domein
een raadswerkgroep actief. Een raadswerkgroep kan snel en gericht met ambtelijke organisatie en derden
(burgers of maatschappelijke instellingen) aan de slag.
-
Podiumbijeenkomsten (op locatie) worden georganiseerd zodat onderwerpen vanuit verschillende
invalshoeken kunnen worden toegelicht.
-
Insprekers krijgen ruimte om tijdens vergaderingen de raads- en commissieleden toe te spreken
en hun standpunt nader toe te lichten.
Doelstelling 3: Zorgvuldige besluitvorming Vanaf 2014 werkt de gemeenteraad met een nieuw vergaderstelsel. De gemeenteraad wil voordat hij besluiten neemt alle beschikbare relevante informatie hebben en deze kunnen meenemen in de voorbereidingen. In de nieuwe vergaderstructuur zijn de elementen beeldvorming, oordeelsvorming en besluitvorming duidelijk herkenbaar. Tussen deze fasen in het beleids- en planproces is ruimte gelaten voor reflectie door raadsfracties. 1. Beeldvorming (informatiefase) - Podiumbijeenkomsten - Raadsinformatiebrieven - Werkbezoeken/bedrijfsbezoeken -
Hoorcommissie bestemmingsplannen
- Inspreekrecht 2. Oordeelsvorming (fase meningsvorming) -
Opiniërende commissie
- Raadsadviescommissie 3. Besluitvorming (beslisfase) - Gemeenteraadsvergadering Prestatie-indicatoren Indicator Bron
Uit-
Realisatie Verwacht Streef- Streef- Streef- Streef-
voerende 2012
partijen
1. Aantal
Gemeente
raads-
gasten van
griffie
2. Aantal
Gemeente
raads-
bedrijfs-
2013
de raad griffie en
en werk-
Ondernemers-
bezoeken
zaken
18
waarde waarde waarde waarde 2014 2015 2016 2017
naar inhoudsopgave
1 Gemeenteraad
3. Wat gaan we niet meer doen/minder doen/anders doen? N.v.t. 4. 3O-ontwikkelingen N.v.t. 5. Wat mag het kosten? Hierna wordt een financieel overzicht van het programma gegeven.
Omschrijving
2013
2014
+ is netto-uitgaven - is netto-inkomsten bedragen x € 1.000
2015
2016
2017
2017 incidenteel
Bestaand beleid Lasten
1.298
1.261
1.233
1.233
1.233
Baten
-2
-2
-2
-2
-2
Saldo
1.296
1.259
1.231
1.231
1.231
Stortingen reserves
0
0
0
0
0
Onttrekkingen reserves -37 0 0 0 0
Saldo mutaties reserves
-37
0
0
0
0
Totaal bestaand beleid
1.259
1.259
1.231
1.231
1.231
0
-
-
Bezuinigingsvoorstellen 3O-ontwikkelingen Totaal programma
-
-
- 1.259
-
-
- - - -
1.259
1.231
1.231
1.231
6. Lasten per product In de volgende figuur worden de lasten voor 2014 per product in beeld gebracht (bedragen x € 1.000).
Bestuursorganen raad € 1.204
Raadsondersteuning € 57
Totaal Gemeenteraad € 1.262
19
0
2
naar inhoudsopgave
Dienstverlening
20
naar inhoudsopgave
2 Dienstverlening
Programma 2 in één oogopslag De vraag van burgers en bedrijven (de klant) staat centraal in ons handelen. Wij werken oplossingsgericht en sluiten aan bij de behoeften van burgers en bedrijven. Ons gedrag is erop gericht mensen snel, vriendelijk en goed te helpen. De kernwaarden van onze dienstverleningsvisie staan hierin centraal. De fase die nu aanbreekt kenmerkt zich door het sturen op zelfbediening door de klant (self service). Daar waar complexiteit om face-to-face (persoonlijk) contact vraagt is dit georganiseerd. Binnen het Klantcontactcentrum (Kcc) is uniformiteit in de klantbehandeling merkbaar. De kanalen balie, telefoon, website en post zijn onderling op elkaar afgestemd en ontvangst- en voortgangsbewaking zijn beschikbaar. Wij maken gebruik van landelijke standaarden daar waar dit onze efficiency ten goede komt. Effectindicator: •
Tevredenheid van de burger en ondernemer als klant
Doelstelling 1:
Doelstelling 2:
Doelstelling 3:
Doelstelling 4:
Verbeterde websi-
De klant heeft re-
Face to face contacten
Gebruik van lande-
te om ‘selfservice’
gie op zijn vraag.
worden in brede con-
lijke standaarden.
te bevorderen.
text met ketenpartners georganiseerd.
Prestatie-indicatoren: •
In 2017 is het gebruik van de website met 25% gestegen ten
opzichte van de 0-meting eind 2013.
•
In 2015 is de overheidsbrede informatie digitaal toegankelijk
binnen onze website, het digitaal loket en een persoonlijke
omgeving (MijnOverheid).
•
In 2015 zijn alle aanvraagformulieren elektronisch.
•
In 2015 is ontvangst- en voortgangsbewaking (statusinformatie)
voor de kernprocessen digitaal beschikbaar gesteld.
•
In 2017 is ontvangst- en voortgangsbewaking (statusinformatie)
voor alle processen digitaal beschikbaar gesteld en vindt terug-
koppeling plaatst via de berichtenbox van MijnOverheid.
•
In 2017 is 80% van onze digitale dienstverlening conform
landelijke standaarden ingericht.
•
In relatie tot (het tijdpad van) landelijke ontwikkelingen in het
sociale domein is voor complexe vragen het face to face contact
samen met ketenpartners georganiseerd en wordt de dienst-
verlening plaatsonafhankelijk ondersteund met ICT-tools.
21
naar inhoudsopgave
2 Dienstverlening
1. Wat willen we bereiken? “Digitaal tenzij…………………………”. De vraag van burgers en bedrijven (de klant) staat centraal in ons handelen. Wij werken oplossingsgericht en sluiten aan bij de behoeften van burgers en bedrijven. Ons gedrag is erop gericht mensen snel, vriendelijk en goed te helpen. De kernwaarden van onze dienstverleningsvisie: We zijn betrokken en proactief. We zijn gemakkelijk bereikbaar via onze kanalen balie, telefoon, post en website. We werken integraal, eenduidig en transparant. We voeren de dienstverlening efficiënt en deskundig uit. De mondige, digitaal vaardige klant vraagt om een andere rol van de overheid. Deze ontwikkeling, in combinatie met de bezuinigingsopdracht voor onze organisatie, is een extra stimulans om meer te sturen op het digitale kanaal. Onze dienstverleningskanalen worden zodanig ingezet dat de combinatie van efficiency voor ons als gemeente en gemak voor de klant ontstaat (kanaalsturing). Oftewel: er wordt gestuurd op een win-winsituatie. Deze digitale manier van werken is efficiënt voor ons als gemeente en biedt gemak voor de klant. Hij kan 24 x 7 gebruik maken van onze dienstverlening. Hij kan informatie vinden op ieder gewenst tijdstip, producten digitaal aanvragen en een afspraak digitaal inplannen. Wij zorgen er dan voor dat up to date statusinformatie beschikbaar is over zijn aanvraag/zaak die hij heeft lopen binnen onze gemeente. Gegevens die wij in huis hebben worden automatisch ingevuld (pre-fill). Kortom, het uiteindelijke doel is 100% digitale dienstverlening waar het gaat om transacties van de eenvoudige standaardproducten, zoals uittreksels, simpele voorzieningen en eenvoudige vergunningen. Deze fase kenmerkt zich door: –
meer zelfbediening door de klant (selfservice)
–
de persoonlijke internetpagina als middelpunt van de dienstverlening
–
overschakelen naar zaakgericht werken om de status van aanvragen in het Kcc voor alle kanalen
inzichtelijk te maken.
Om effectief te sturen op het digitale kanaal, de website met daarin een digitaal loket en ‘mijn loket’, passen we het Click-Call-Face principe toe. Click-Call-Face betekent dat we de dienstverlening uitsluitend digitaal (click) of telefonisch (call) aanbieden, tenzij face to face (face) contact meerwaarde heeft voor de klant en/of de organisatie. Face to face dienstverlening heeft natuurlijk toegevoegde waarde als het gaat om advies en ondersteuning in complexe situaties of in het geval van niet-zelfredzaamheid. De keuze voor face to face dienstverlening betekent niet automatisch dat dienstverlening alleen maar aan de balies van het gemeentehuis plaatsvindt. Dit kan ook in buurthuizen of door bijvoorbeeld op huisbezoek te gaan. We werken op afspraak. Een verbeterde informatievoorziening over de producten en diensten op internet en een toename van het aantal producten dat digitaal wordt aangeboden en kan worden aangevraagd leidt tot een afname van het aantal bezoekers aan een balie. Wanneer face-to-face contact nodig is of meerwaarde creëert wordt voorafgaand aan een bezoek aan de gemeente een afspraak gemaakt. We doen het met mensen voor mensen; de nieuwe focus op digitale dienstverlening is succesvol als we over nieuwe ontwikkelingen goed communiceren, zowel intern als extern.
22
naar inhoudsopgave
2 Dienstverlening
Effectindicator
Bron
Realisatie 2012
Verwacht 2013
Streefwaarden
2017
1.Tevredenheid van
Minimaal gelijk
Waarstaatjegemeente.nl
7,8
7,8
de burger als klant
aan landelijk
gemiddelde
Voor dit programma zijn de volgende doelstellingen geformuleerd: 1. Verbeterde website om ‘selfservice’ te bevorderen. 2. De klant heeft regie op zijn vraag. 3. Face to face contacten worden in brede context met ketenpartners georganiseerd. 4. Gebruik van landelijke standaarden.
Belangrijke kaders: •
Visie op ‘digitale dienstverlening’
•
NUP (Nationaal Uitvoeringsprogramma dienstverlening e-overheid)
•
‘Visiebrief digitale overheid 2017’
o
In het regeerakkoord is afgesproken dat de dienstverlening door de overheid beter moet. Zo moeten
bedrijven en burgers uiterlijk in 2017 zaken die ze met de overheid doen (zoals het aanvragen van een
vergunning) digitaal kunnen afhandelen. In deze brief beschrijft minister Plasterk van het ministerie van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) hoe de overheid dit doel voor burgers wil bereiken.
2. Wat gaan we daarvoor doen? Doelstelling 1: Verbeterde website om ‘selfservice’ te bevorderen. Dienstverlening is ingericht volgens het click (website) - call (telefonie) - face (balie/huisbezoek) principe. We komen burgers en ondernemers (de klant) tegemoet in hun steeds hogere verwachtingen en eisen aan de digitale dienstverlening van onze gemeente; we zijn makkelijk vindbaar, goed toegankelijk, goedkoop, leveren snel en maken de status van hun aanvraag inzichtelijk. De klant krijgt up to date statusinformatie over zijn aanvraag/zaak die hij heeft lopen binnen onze gemeente. Deze status wordt getoond in een persoonlijke omgeving ‘mijn loket’. Gegevens die wij in huis hebben worden automatisch ingevuld (pre-fill). Projecten: -
Website doorontwikkelen
o
Verbeteren zoekfunctie website (gereed 2014)
o
Digitaal loket voorzien van elektronische formulieren (gereed 2014)
o
‘mijn loket’ beschikbaar stellen (voor ontsluiting van statusinformatie)
23
naar inhoudsopgave
2 Dienstverlening
Doelstelling 2: De klant heeft regie op zijn vraag. De ontwikkeling van het Kcc vergt een goede afstemming van de bedrijfsprocessen tussen Kcc, vakafdelingen en ondersteunende afdelingen. Processen stoppen niet bij de afdelingsgrens. We hanteren hierbij het principe van ‘cross channeling’, dit principe is gericht op de meerwaarde van samenwerkende distributiekanalen. Voor de klant maakt het niet uit op welke manier zijn aanvraag is gedaan. Binnen alle kanalen is de ontvangst- c.q. voortgangsbevestiging ‘zaakgericht’ in beeld gebracht. Projecten: -
Dienstverleningsprocessen zaakgericht maken om statusinformatie beschikbaar te stellen
(2015 kernprocessen zaakgericht, 2017 volledig zaakgericht)
We hanteren binnen het Kcc een uniforme manier van klantbenadering. Hiervoor is de kanaalsturing (balie, telefonie, website, post) binnen het Kcc zo op elkaar afgestemd dat de klant, ongeacht zijn keuze voor product of dienst, altijd dezelfde benadering ervaart. We zijn digitaal bereikbaar met onze website www.oss.nl, telefonisch bereikbaar onder één telefoonnummer, en we werken op afspraak voor al onze face to face contacten. Projecten: -
Volledig werken op afspraak voor alle producten en diensten de hele dag (2014)
Doelstelling 3: Face to face contacten worden in brede context met ketenpartners georganiseerd. Face to face contacten worden georganiseerd voor advies en ondersteuning in complexe situaties of in het geval van niet-zelfredzaamheid. Het face to face contact is nu ook al georganiseerd voor het Zorgplein en Werk en Inkomen. De Kanteling in het sociale domein waarin de samenwerking met ketenpartners sterker wordt geïntensiveerd vraagt om een nieuwe uitwerking van de informatievoorziening. Dit vraagt om effectieve ICT-ondersteuning en goede onderlinge afstemming, daarom is dit als doelstelling opgenomen in het programma dienstverlening. Doelstelling 4: Gebruik van landelijke standaarden. We werken met de door het Rijk beschikbaar gestelde standaarden en voorzieningen (NUP/ICTU) om de burger, het bedrijf en de instelling als keten en één overheid te bedienen. Denk aan berichtenverkeer, gekoppelde basisadministraties, MijnOverheid.nl, content standaarden en de thema-indeling Overheid waar iedereen gebruik van maakt. Op MijnOverheid kan de burger gebruikmaken van drie functies: de Berichtenbox, Lopende Zaken en Persoonlijke Gegevens. De Berichtenbox is een persoonlijke, beveiligde postbus waarin de burger berichten van de overheid veilig kan ontvangen en overzichtelijk kan bewaren. In het onderdeel Lopende Zaken vindt de burger alle details over zaken en procedures die hij bij de overheid heeft lopen. Denk bijvoorbeeld aan de status van een vergunning- of subsidieaanvraag. De functie Persoonlijke Gegevens laat de burger precies zien welke gegevens de overheid van hem heeft geregistreerd. Hierbij kunt u denken aan adres-, werk- of uitkeringsgegevens. Dankzij Persoonlijke Gegevens kan de burger sneller actie ondernemen wanneer zijn gegevens niet kloppen, waardoor het aantal foutief geregistreerde gegevens afneemt. Projecten: -
Implementeren van NUP bouwstenen
24
naar inhoudsopgave
2 Dienstverlening
Prestatie-indicatoren Indicator
Streef-
Streef-
Streef-
Bron
Uit-
voerende 2013
Verwacht Streef- waarde
waarde
waarde
waarde
partijen
2014
2015
2016
2017
1.Toename
Google
Gemeente
10% t.o.v.
15% t.o.v.
20% t.o.v.
25% t.o.v.
website-
analytics
0-meting
0-meting
0-meting
0-meting
KCS meting
Gemeente
70 %
90%
100%
100%
100%
CMS meting
Gemeente
40%
75%
100%
100%
100%
KCS meting
Gemeente
10%
50%
100%
100%
100%
KCS meting
Gemeente
x
x
70%
90%
100%
NUP meting
KING
x
40%
50%
60%
80%
0-meting
gebruik 2. Informatie digitaal toegankelijk 3. Alle aanvraagformulieren digitaal 4. Status- informatie beschikbaar kernprocessen 5. Status- informatie beschikbaar voor alle processen inclusief berichtenbox 6. 80% van onze digitale dienstverlening conform landelijke standaarden
3. Wat gaan we niet meer doen/minder doen/anders doen? - is voordeel: lagere uitgaven/hogere inkomsten bedragen x € 1.000
Omschrijving
2013 2014 2015 2016 2017
Dienstverlening: digitalisering
pm
pm
pm
pm
Dienstverlening: beperken openingstijden
pm
pm
pm
pm
Vrijval budget trouwlocatie Lith
-75
-75
-75
-75
Leges huwelijken kostendekkend maken Totaal bezuinigingsvoorstellen
0
25
-38
-38
-38
-38
-113
-113
-113
-113
naar inhoudsopgave
2 Dienstverlening
Toelichting bezuinigingsvoorstellen Dienstverlening: digitalisering • Toelichting We willen de dienstverlening zover digitaliseren dat 100% digitale dienstverlening wordt ingezet bij transacties van de eenvoudige standaardproducten, zoals uittreksels, simpele voorzieningen en eenvoudige vergunningen. Het bevorderen van de digitale dienstverlening geven we vorm met het click-call-face principe. De essentie hiervan is dat we actief sturen via welk kanaal de klant een vraag stelt (kanaalsturing). Dat betekent dat we de dienstverlening uitsluitend digitaal (click) of telefonisch (call) aanbieden, tenzij Face to Face (face) contact meerwaarde heeft voor de klant en/of de organisatie. De verbetering van de digitale dienstverlening en de invoering van het click-call-face principe is een organisatiebreed thema. Vanuit het programma dienstverlening worden de komende jaren verschillende projecten geïnitieerd. Per project wordt een business case gemaakt, waarbij de financiële effecten worden berekend en de kwaliteitsverbeteringen van de digitale dienstverlening benoemd worden. Daarom zijn nu nog pm-posten opgenomen. • Argumentatie Het gaat steeds meer om het zelfredzaam maken van onze klanten (burgers en bedrijven). Bovendien vraagt de mondige, digitaal vaardige klant om een andere rol van de overheid. Deze ontwikkeling vormt in combinatie met de bezuinigingsopdracht voor onze organisatie een extra stimulans op meer te sturen op het digitale kanaal. •
(Maatschappelijke) effecten
We komen burgers en bedrijven tegemoet in hun steeds hogere verwachtingen en eisen aan de digitale dienstverlening van onze gemeente. Onze website wordt hiervoor geoptimaliseerd tot volwaardig dienstverleningskanaal. Face to Face dienstverlening heeft natuurlijk wel toegevoegde waarde als het gaat om advies en ondersteuning in complexe situaties of in het geval van niet-zelfredzaamheid. Dienstverlening: beperken openingstijden • Toelichting Er zijn 3 opties voor het beperken van de openingstijden van het gemeentehuis: 1. Vanaf het tweede kwartaal van 2014 gaan we als gemeente volledig op afspraak werken, ook voor het Zorgplein en Werk en Inkomen. Daarmee ontstaat er wellicht een mogelijkheid om nog efficiënter te werken en de balies beperkter te openen. Dit wordt onderzocht zodra het werken op afspraak volledig is ingevoerd en langere tijd is toegepast (medio 2015). 2. Er ligt een wetsvoorstel voor het verlengen van de geldigheidsduur van reisdocumenten. De Eerste Kamer moet dit voorstel nog behandelen. Als het wetsvoorstel wordt aangenomen zullen we kritisch beoordelen wat het effect is voor de formatie bij het Publiekscentrum (Burgerzaken) en wat het effect van minder klantbezoeken kan zijn op de openingstijden van onze balies. Dit onderzoek wordt in gang gezet als het wetsvoorstel wordt aangenomen. 3. Een derde optie is het sluiten van het hele gemeentehuis op bijvoorbeeld de vrijdagmiddag. Dit onderzoek is gestart maar geeft nog onvoldoende informatie voor een goed onderbouwd advies. • Argumentatie Het beperken van de openingstijden is te rechtvaardigen als de kwaliteit van de dienstverlening op peil blijft. •
(Maatschappelijke) effecten
Als we volledig op afspraak zijn gaan werken kunnen we in beeld brengen of en op welke momenten het mogelijk is de openingstijden te beperken, op zo’n manier dat we onze klanten wel allemaal kunnen helpen. Hetzelfde geldt voor de mogelijke verlenging van de geldigheidsduur van reisdocumenten. Een eventuele sluiting van het gemeentehuis, bijvoorbeeld op vrijdagmiddag, mag niet ten koste gaan van de dienstverlening in het algemeen maar in het bijzonder van de dienstverlening aan burgers met een acute zorgvraag. Deze zorgvuldige afwegingen worden in het onderzoek meegenomen.
26
naar inhoudsopgave
2 Dienstverlening
Vrijval budget trouwlocatie Lith • Toelichting We realiseren geen trouwlocatie in het voormalige gemeentehuis van Lith. Dat betekent dat het structurele budget van € 75.000 dat hiervoor beschikbaar is kan komen te vervallen. • Argumentatie Het gemeentehuis in Lith werd na de herindeling met Oss direct verbouwd. De gang naar de trouwzaal moest daarbij van houten schotten worden voorzien. Dit vonden we geen representatieve ontvangst voor bruidsparen. We bieden onze bruidsparen daarom een alternatieve locatie aan in het voormalige raadhuis van Lithoijen. •
(Maatschappelijke) effecten
Er zijn slechts enkele huwelijken per jaar in Lith (2 à 3) en de huwelijksparen vinden het raadhuis Lithoijen een prima alternatief. Voor huwelijksparen uit Oss is deze locatie ook een mooie aanvulling op de keuze van locaties. Leges huwelijken kostendekkend maken • Toelichting De leges voor huwelijken zijn niet kostendekkend. Het is mogelijk de tarieven te verhogen omdat het Rijk hier geen maximumtarieven voor bepaald heeft. We maken de leges voor huwelijken vanaf 2014 kostendekkend. Dat doen we door alle tarieven, behalve voor trouwen in Museum Jan Cunen, te verhogen naar het gemiddelde tarief van de regionale benchmark. Daarnaast wordt het tarief voor trouwen op vrijdag verhoogd en verhogen we de tarieven voor trouwen op externe locaties met € 100 ten opzichte van trouwen in het gemeentehuis. De extra opbrengsten hiervan zijn € 38.000. • Argumentatie Op basis van het profijtbeginsel streven we naar kostendekkende tarieven. Daarnaast kijken we kritisch naar de uitvoering en kostenkant van de processen, waarbij als uitgangspunt geldt dat we deze zo efficiënt mogelijk uitvoeren. •
(Maatschappelijke) effecten
Hogere leges kunnen ertoe leiden dat minder huwelijken in Oss worden voltrokken of meer gekozen wordt voor de goedkopere momenten, waardoor de legesinkomsten dalen. 4. 3O-ontwikkelingen
Omschrijving
+ is nadeel: hogere uitgaven/lagere inkomsten - is voordeel: lagere uitgaven/hogere inkomstenbedragen x € 1.000
2013 2014 2015 2016 2017 2017 inci-
denteel Reisdocumenten
60
Rijbewijzen 35 35 35 35 Budgettair neutrale 3O-ontwikkelingen Totaal 3O-ontwikkelingen
-4
-4
-4
-4
-4
56 31 31 31 31
0
Toelichting 3O-ontwikkelingen Reisdocumenten Het aantal afgegeven reisdocumenten blijft dit jaar achter bij de verwachting. Dat leidt tot een nadeel van € 100.000 op de legesinkomsten. Aan de andere kant valt onze afdracht aan het Rijk hierdoor € 40.000 lager uit. Per saldo betekent dat in 2013 een nadeel van € 60.000. Bij de jaarrekening bekijken we of deze ontwikkeling incidenteel of structureel is. Rijbewijzen Bij de bezuinigingsrichtingen in de voorjaarsnota was opgenomen dat we de leges voor rijbewijzen wilden verhogen naar een kostendekkend niveau. De ministerraad heeft echter recent ingestemd met het instellen van een maximumtarief voor een rijbewijs vanaf 2014, waardoor ons bezuinigingsvoorstel niet meer uitvoerbaar is. Het maximumtarief wordt € 38,48. Ons huidige tarief is ruim € 5 hoger. Dat betekent dat we vanaf 2014 rekening moeten houden met een structureel nadeel van € 35.000. Daarbij zijn we er op basis van de huidige informatie vanuit gegaan dat de afdracht aan het Rijk gelijk blijft.
27
naar inhoudsopgave
2 Dienstverlening
Budgettair neutrale 3O-ontwikkelingen Binnen dit programma worden daarnaast diverse budgettair neutrale wijzigingen doorgevoerd. Het gaat om administratieve wijzigingen die niet inhoudelijk van aard zijn en per saldo geen geld kosten. Een totaaloverzicht met toelichting is in bijlage 5 opgenomen. 5. Wat mag het kosten? Hierna wordt een financieel overzicht van het programma gegeven.
Omschrijving
2013
2014
+ is netto-uitgaven - is netto-inkomsten bedragen x € 1.000
2015
2016
2017
2017 inci-
denteel
Bestaand beleid Lasten
3.593
3.493
3.493
3.493
3.493
Baten
-1.479
-1.479
-1.479
-1.479
-1.479
Saldo
2.114
2.014
2.014
2.014
2.014
Saldo mutaties reserves
0
0
0
0
0
Totaal bestaand beleid
2.114
2.014
2.014
2.014
2.014
0
Bezuinigingsvoorstellen 3O-ontwikkelingen Totaal programma
-113 -113 -113 -113
56 2.170
31 31 31 31
1.932
1.932
1.932
1.932
6. Lasten per product In de volgende figuur worden voor 2014 de lasten per product in beeld gebracht (bedragen x € 1.000).
Rij-/reis-/ identiteitsdocumenten € 1.801
Bevolking € 1.304
Totaal Dienstverlening € 3.493 Vastgoedadministratie € 389
28
0
3
naar inhoudsopgave
Veiligheid en wijkgericht werken
29
naar inhoudsopgave
3 Veiligheid en wijkgericht werken
Programma 3 in één oogopslag In de gemeente Oss is het in alle buurten, wijken en kernen veilig en prettig wonen. Bewoners zijn betrokken bij hun omgeving en voelen zich medeverantwoordelijk voor hun omgeving. Effectindicatoren: •
Het percentage inwoners dat zich thuis voelt in de eigen woonomgeving is licht gestegen in 2017.
•
Het rapportcijfer voor veiligheid is minimaal een 7 in 2017.
•
De sociale cohesie is in 2017 minimaal gelijk aan 2012.
Doelstelling 1:
Doelstelling 2:
Doelstelling 3:
Doelstelling 4:
Wijk- en dorpsra-
De gemeente is
Drie hardnekkige
We proberen veilig-
den versterken de
een betrouwbare
Osse veiligheidspro-
heidsproblemen te
focus op bewo-
faciliterende part-
blemen (woningin-
voorkomen. Veilig-
nersparticipatie en
ner voor bewoners
braak, jeugdoverlast
heidsincidenten of
het aanboren van
en organisaties.
en georganiseerde
veiligheidsproblemen
criminaliteit) wor-
worden zo snel en
den aangepakt.
zo goed mogelijk
eigen kracht.
opgelost.
Prestatie-indicatoren: •
In 2017 is het percentage voor burgerparticipatie gestegen.
•
Het cijfer voor partnerschap tussen burger en overheid stijgt.
•
We streven ernaar dat het aantal woninginbraken daalt naar
het landelijk gemiddelde.
•
Het aantal overlastsituaties met jongeren daalt.
30
naar inhoudsopgave
3 Veiligheid en wijkgericht werken
1. Wat willen we bereiken? In de gemeente Oss is het in alle buurten, wijken en kernen veilig en prettig wonen. Bewoners zijn betrokken bij hun omgeving en voelen zich medeverantwoordelijk voor hun omgeving. Met ruim 84.000 inwoners is Oss uitgegroeid tot een flinke gemeente. Het is belangrijk dat bewoners zich thuis voelen in hun eigen woonomgeving, zowel in de landelijke kernen als in de stedelijke wijken. De gemeente investeert daarom in leefbaarheid door veiligheid en wijkgericht werken in een krachtige gemeenschap. Veiligheid We streven ernaar de veiligheid in wijken en kernen tenminste op het niveau van 2013 te houden. De gemeente blijft inzetten op een veilige leefomgeving door het bestrijden van (jeugd)overlast in de buurt, het terugdringen van woninginbraken en fietsendiefstal. Tegelijkertijd wordt gewerkt aan het keurmerk Veilig Uitgaan. Dit doen we samen met partijen als politie, justitie, brandweer en partners op het terrein van wonen, welzijn, zorg en horeca. Wijkgericht werken We willen de leefbaarheid in wijken en kernen bevorderen. Niet elke kern of wijk heeft dezelfde wensen. De gemeente investeert in de gemeenschap, dichtbij de burger en samen met de wijk- en dorpsraden, en daagt nadrukkelijk alle burgers uit hiervoor de verantwoordelijkheid op te pakken. In de dorpen en wijken streeft de gemeente naar het verder versterken van de sociale netwerken van mensen die weten wat er in de omgeving speelt, die elkaar kennen en die samen de handen uit de mouwen steken om te zorgen voor een fijne leefomgeving en voor elkaar. De gemeente richt zich hierbij op kerntaken en het versterken van de eigen kracht van de buurt/de gemeenschap. Effectindicator
Bron
Realisatie 2012
Verwacht 2013
Streefwaarden
2017
1.Thuis voelen in hun
IVM of wijkmonitor
65,2%
68% (cijfer 2011)
68%
2. Rapportcijfer veiligheid
IVM
7,1
7,1
Minimaal 7
3. Rapportcijfer
IVM
6,5
6,5
6,5
eigen woonomgeving*
sociale cohesie
* % inwoners dat het (zeer) eens is met de volgende stelling: “ik voel mij thuis bij de mensen die in
de buurt wonen”.
Voor dit programma zijn de volgende doelstellingen geformuleerd: 1.
Wijk- en dorpsraden versterken de focus op bewonersparticipatie en het aanboren van eigen kracht.
2.
De gemeente is een betrouwbare faciliterende partner voor bewoners en organisaties.
3.
Drie hardnekkige veiligheidsproblemen (woninginbraak, jeugdoverlast en georganiseerde criminaliteit)
worden aangepakt.
4.
We proberen veiligheidsproblemen te voorkomen. Veiligheidsincidenten of problemen worden zo snel
en zo goed mogelijk opgelost.
Belangrijke kaders: 1. Verordening binnengemeentelijke democratie 2. Beleidskader integrale veiligheid 2013-2016
31
naar inhoudsopgave
3 Veiligheid en wijkgericht werken
2. Wat gaan we daarvoor doen? Doelstelling 1: Wijk- en dorpsraden versterken de focus op bewonersparticipatie en het aanboren van eigen kracht. We zijn trots op onze wijk- en dorpsraden als partner en adviseur. Zij geven gevraagd en ongevraagd advies als het gaat om zaken die belangrijk zijn voor de leefbaarheid in wijk of dorp. De adviesfunctie blijft een belangrijke rol voor de wijk- en dorpsraden. We vragen van de nieuw te installeren raden straks wel de focus nog meer te verplaatsen richting de wijk of het dorp. Het enthousiasmeren en activeren van bewoners om zelf actief te worden of te blijven in de eigen omgeving wordt een belangrijk speerpunt. Werken aan een zorgzame samenleving waar oog is voor elkaar en mensen iets voor elkaar willen betekenen. Gezamenlijk verantwoordelijkheid willen dragen voor de omgeving, zowel sociaal als fysiek. Je betrokken voelen bij je buurt is een basis om tot participatie te komen. Vanuit die betrokkenheid weet je waar de problemen zitten, waar de kansen liggen en waar het talent in de buurt zit. De wijk- en dorpsraden zijn zeer betrokken en staan dicht bij de mensen. Van de eind 2014 te benoemen wijk- en dorpsraden verwachten we dat het stimuleren en activeren van bewoners de belangrijkste rol wordt. Doelstelling 2: De gemeente is een betrouwbare faciliterende partner voor bewoners en organisaties. Overheidsparticipatie vergt een andere manier van werken. Om actief burgerschap tot zijn recht te laten komen moeten we als gemeente meer ruimte bieden, open staan voor een andere aanpak en invulling dan die wij misschien zelf voor ogen hebben. Bouwen aan vertrouwen en loslaten, ruimte geven voor innovatie en ondernemerschap. Bijvoorbeeld door kleinschalig beheer en onderhoud van openbare ruimte toe te staan en mogelijk te maken (denk aan: buurttuintjes, moestuintjes). We moeten zorgen dat de medewerkers op het gemeentehuis die veel met burgers te maken hebben weten wat de participerende overheid betekent: wat betekent dat voor ons werk? We doen al veel meer aan interactieve beleidsvorming, maar dit vindt vaak projectmatig plaats en de gemeente heeft hierbij altijd de regie. Ontwikkeling naar de faciliterende ambtenaar is nodig om de burgerinitiatieven die we wensen ook echt tot stand te laten komen. Leidend daarbij is de ladder: afblijven-faciliteren-omarmen. Dit vraagt een structurele verandering van de manier van werken, waarvoor de afdeling wijkzaken binnen en buiten het gemeentehuis ambassadeur is. Doelstelling 3: Drie hardnekkige veiligheidsproblemen (woninginbraak, jeugdoverlast en georganiseerde criminaliteit) worden aangepakt. Jeugdoverlast en jongeren die crimineel gedrag vertonen is van alle tijden. Als er bij risico- en probleemgedrag succesvol ingegrepen wordt, kan dat een positief effect hebben op de langere termijn. Het bestrijden van overlast en aanpakken van crimineel gedrag is van groot belang. Daarbij hanteren wij een brede aanpak om de kans op succes te vergroten. We kijken bijvoorbeeld ook naar toeleiding naar studie en werk. Dit doen we samen met ouders, politie, school en professionals. Daarnaast hebben we oog voor de nauwe samenhang met de uitvoering van het jeugd- en onderwijsbeleid en de transitie jeugdzorg. Vanuit integrale veiligheid hebben we extra aandacht voor problematische jeugdgroepen, jeugdcriminaliteit, lvbjongeren (jongeren met een lichte verstandelijke beperking), alcohol en drugs. Een specifiek aandachtspunt is de verbinding jeugdstrafrecht - volwassenenstrafrecht bij de transitie jeugdzorg. Drugshandel, het vervaardigen van synthetische drugs, uitbuiting, illegale prostitutie, mensenhandel, georganiseerde hennepteelt, illegale autohandel en witwaspraktijken zijn voorbeelden van illegale activiteiten die overal kunnen voorkomen. Dit kan zijn in of vanuit de horeca, coffeeshops, belwinkels en seksinrichtingen, maar ook in woningen en bedrijven. Politie en justitie zijn primair verantwoordelijk voor de strafrechtelijke aanpak van georganiseerde criminaliteit. Doordat criminele activiteiten vaak samengaan met reguliere activiteiten zijn wij hier ook bij betrokken. Crimineel geld kan bijvoorbeeld worden witgewassen in een horecaonderneming, die als dekmantel dient om drugs te verhandelen. De gemeente zet bestuurlijke bevoegdheden in om dit te voorkomen. Zo worden woningen en bedrijven bijvoorbeeld gesloten als ze gebruikt zijn voor hennepteelt of drugshandel.
32
naar inhoudsopgave
3 Veiligheid en wijkgericht werken
Woninginbraak is, vanwege de omvang en weerbarstigheid, een van de drie hardnekkige problemen in de gemeente Oss. De aanpak van woninginbraken is al een aantal jaren een aandachtspunt in Oss. Woninginbraak is zeer ingrijpend en heeft een negatieve invloed op het veiligheidsgevoel van inwoners. In 2012 is een begin gemaakt met een integrale aanpak van de bestrijding van woninginbraak met de politie en het Openbaar Ministerie. Om het aantal woninginbraken terug te dringen is samenwerking tussen gemeente, politie en Openbaar Ministerie nodig. Wij voeren de regie over preventieve maatregelen en samenwerking tussen gemeente, politie en Openbaar Ministerie. We investeren in bewustwording, informatie en advies, en controleren steekproefsgewijs in het kader van toezicht op inbraakwerendheid. De politie werkt proactief, preventief en repressief aan het terugdringen van inbraak. Het Openbaar Ministerie stuurt aan op voorlopige hechtenis voor woninginbrekers en beslist over de inzet van (bijzondere) opsporingsmiddelen. Het Openbaar Ministerie werkt samen met de politie aan het verbeteren van opsporing en vervolging van inbrekers. In het Veiligheidshuis wordt met deze partners en de reclassering samengewerkt aan onder andere een ‘veelplegersaanpak’ om na terugkeer uit de gevangenis recidive te voorkomen. Doelstelling 4: We proberen veiligheidsproblemen te voorkomen. Veiligheidsincidenten of problemen worden zo snel en zo goed mogelijk opgelost. We vinden het voorkomen van veiligheidsproblemen, incidenten, rampen of crises van groot belang. Daarom is preventie een belangrijk onderdeel van ons integrale veiligheidsbeleid. We zijn samen met burgers, ondernemers en organisatoren van evenementen verantwoordelijk voor het voorkomen van veiligheidsproblemen. Het uitgangspunt is dat we onze inwoners en organisaties bewust maken van hun eigen mogelijkheden om onveilige situaties te voorkomen. We richten de focus op preventie ten aanzien van woninginbraak, jeugdoverlast en georganiseerde criminaliteit, en het voorkomen van incidenten in de leefomgeving. Voor preventie in het kader van bijvoorbeeld jeugdbeleid, wijkgericht werken en ouderenbeleid zoeken we nadrukkelijk naar een integrale invulling. Hierbij is een belangrijke taak weggelegd voor de (doorontwikkeling van de) welzijnsinstellingen in Oss. Bij het formuleren van uitvoeringsactiviteiten in het kader van integrale veiligheid, zal altijd een actie opgenomen worden om de betrokken inwoners of organisaties in preventieve zin medeverantwoordelijk te maken. Waar mogelijk zetten we sociale media en internet in, bijvoorbeeld Burgernet. Ons systeem is gericht op preventie, op het beheersen van risico’s (met name met betrekking tot rampen en crises), op investeren in de samenleving en op het gericht verkleinen van veiligheidsproblemen door te investeren in gedragsveranderingen. Via samenwerking in de Veiligheidsregio is een regionale risico-inventarisatie gemaakt. Vier van de vijf risicobedrijven in de regio zijn gelegen in Oss (Unipol, Gasunie, MSD Moleneind en MSD/Aspen de Geer). Oss heeft als tweede grootste stad in de regio de plek van vice-voorzitter in het bestuur en is nauw betrokken bij de keuzes in de Veiligheidsregio. In de Veiligheidsregio vindt de integrale afstemming tussen de kolommen politie, brandweer, gezondheidszorg, justitie, bevolkingszorg en communicatie plaats en wordt getraind met crisissituaties.
33
naar inhoudsopgave
3 Veiligheid en wijkgericht werken
Prestatie-indicatoren Indicator
Bron Uit-
voerende
Realisatie Verwacht Streef- Streef- Streef- Streef2012
2013
waarde waarde waarde waarde
partijen 2014 2015 2016 2017 1. Burger-
IVM
participatie * 2. Partner-
WSJG
schap burger-
Wijkwerk/
19%
20%
20%
21%
21%
22 %
6
6,2
6,4
6,4
6,5
600
550
500
450
444
welzijnswerk Gemeente/
5,8
inwoners
overheid** 3. Aantal
Politie
Politie i.s.m.
658
woning-
veiligheids- woning-
(streven
inbraken ***
partners
naar
inbraken
landelijk gemiddelde 1,25%) 4. Aantal
Politie
Welzijn/
545
500
500
500
500
500
overlast- politie/ incidenten situaties met
wijkwerk
gemeld
jongeren****
* Onderdeel van cohesiescore (bron IVM) ** Score burgerrol als partner 2012: 5,8 (bron: WSJG, Waarstaatjegemeente.nl) *** Incidenten woninginbraak: streven naar landelijk gemiddelde 1,25% **** Incidenten jeugdoverlast/vandalisme 3. Wat gaan we niet meer doen/minder doen/anders doen? - is voordeel: lagere uitgaven/hogere inkomsten bedragen x € 1.000
Omschrijving
2013 2014 2015 2016 2017
Toezicht openbare ruimte
-56
-56
-56
-56
Totaal bezuinigingsvoorstellen
-56
-56
-56
-56
0
Toelichting bezuinigingsvoorstellen Toezicht openbare ruimte • Toelichting Er heeft een formatieverschuiving plaatsgevonden van toezichthouders op de openbare ruimte (TOR) naar handhavers openbare ruimte (HOR). Momenteel is bij de toezichthouders sprake van vacatureruimte. Via de IBN werden namelijk 5 fte aan toezichthouders ingehuurd, maar hiervan zijn 3 fte al langdurig niet ingevuld. Deze 3 fte aan inhuur willen we stopzetten. • Argumentatie Toezicht is geen wettelijke verplichting voor gemeenten (in tegenstelling tot handhaving). Bovendien gaat het om vacatureruimte die al lange tijd niet ingevuld wordt. •
(Maatschappelijke) effecten
Deze maatregel heeft geen negatieve maatschappelijke effecten. De feitelijke bezetting op toezicht verandert niet.
34
naar inhoudsopgave
3 Veiligheid en wijkgericht werken
4. 3O-ontwikkelingen
+ is nadeel: hogere uitgaven/lagere inkomsten - is voordeel: lagere uitgaven/hogere inkomstenbedragen x € 1.000
Omschrijving
2013 2014 2015 2016 2017 2017 inci-
denteel Integrale veiligheid
33
Budgettair neutrale 3O-ontwikkelingen
15
Totaal 3O-ontwikkelingen
48 16 16 16 16
16
16
16
16 0
Toelichting 3O-ontwikkelingen Integrale veiligheid De gemeenteraad heeft op 20 juni 2013 het beleidskader Integrale Veiligheid 2013-2016 vastgesteld. Daarin is aangegeven dat we voor 2013 nog een bedrag van € 117.000 tekort komen. Het tekort heeft betrekking op het RIEC, de regionale piketdienst, het regionaal veiligheidsfonds en de nazorg aan ex-gedetineerden. Een groot deel daarvan kan worden afgedekt uit een teruggave van € 84.000 van de Veiligheidsregio over het jaar 2012. Er resteert dan een incidenteel tekort van € 33.000. Conform het raadsbesluit nemen we dat bedrag hier als 3Oontwikkeling op. Budgettair neutrale 3O-ontwikkelingen Binnen dit programma worden daarnaast diverse budgettair neutrale wijzigingen doorgevoerd. Het gaat om administratieve wijzigingen die niet inhoudelijk van aard zijn en per saldo geen geld kosten. Een totaaloverzicht met toelichting is in bijlage 5 opgenomen. 5. Wat mag het kosten? Hierna wordt een financieel overzicht van het programma gegeven.
Omschrijving
2013
2014
+ is netto-uitgaven - is netto-inkomsten bedragen x € 1.000
2015
2016
2017
2017 incidenteel
Bestaand beleid Lasten
6.332
5.982
5.982
5.982
5.982
Baten
-452
-149
-149
-149
-149
Saldo
5.880
5.833
5.833
5.833
5.833
Saldo mutaties reserves
0
0
0
0
0
Totaal bestaand beleid
5.880
5.833
5.833
5.833
5.833
0
Bezuinigingsvoorstellen 3O-ontwikkelingen Totaal programma
48 5.928
-56 -56 -56 -56 16 16 16 16
5.793
35
5.793
5.793
5.793
0
naar inhoudsopgave
3 Veiligheid en wijkgericht werken
6. Lasten per product In de volgende figuur worden voor 2014 de lasten per product in beeld gebracht (bedragen x € 1.000).
Toezicht en handhaving openbare orde € 1.265
Integrale veiligheid € 3.582
Wijkgericht werken € 925
Criminaliteitsbestrijding/ preventie € 210
Totaal Veiligheid en wijkgericht werken € 5.982
36
4
naar inhoudsopgave
Jeugd en onderwijs
37
naar inhoudsopgave
4 Jeugd en onderwijs
Programma 4 in één oogopslag In Oss werken we samen met ouders en een breed scala aan organisaties voor jeugd en onderwijs aan een goed opvoed- en opgroeiklimaat waarin de Osse jeugd veilig opgroeit en zij hun talenten kunnen ontwikkelen. Hierbij nemen ouders hun verantwoordelijkheid en benutten jongeren hun kansen om aan de samenleving deel te kunnen nemen optimaal. Kwalitatief goede en toegankelijke voorzieningen voor opvang en onderwijs, voor sport en cultuur en voor zorg en welzijn met een evenwichtige spreiding over het stedelijke en het landelijke gebied zijn noodzakelijke voorwaarden hiervoor. Daarnaast is het voor jongeren belangrijk om minimaal een diploma op mbo 2-niveau te behalen om goed voorbereid de arbeidsmarkt te kunnen betreden. Effectindicatoren: •
Aantal 0- tot 18-jarigen dat lid is van een (sport)club stijgt licht.
•
Aantal gerealiseerde voorzieningenkaarten stijgt naar 8 in 2017.
Doelstelling 1:
Doelstelling 2:
Doelstelling 3:
Doelstelling 4:
Jongeren en gezin-
Stimuleren van
Verder omlaag bren-
Voorbereiding van
nen naar vermogen
inhoudelijke vorming
gen van het aantal
de inrichting van
laten deelnemen
van Integrale Kind-
voortijdig schoolver-
een nieuw jeugd-
aan de samenleving
centra (IKC’s).
laters (vsv).
zorgstelsel.
en daarbij de eigen kracht benutten.
Doelstelling 5:
Doelstelling 6:
Doelstelling 7:
Goede onderwijs-
Het maken van goed
Verdere vormgeving
huisvesting pas-
aansluitende afspra-
van het Integraal
send bij de krimp,
ken voor passend
Voorzieningenbeleid
IKC’s en passend
onderwijs.
onderwijs.
(IVB) op basis van het proces Voorzieningenkaart.
Prestatie-indicatoren: •
In 2017 is er een reductie in doorverwijzingen van 1e naar
specialistische voorziening in de 2e lijn.
•
Het aantal vroegtijdig schoolverlaters ligt vanaf 2015 op of
onder het niveau van de ambitie van het Rijk.
38
naar inhoudsopgave
4 Jeugd en onderwijs
1. Wat willen we bereiken? In Oss werken we samen met ouders en een breed scala aan organisaties voor jeugd en onderwijs aan een goed opvoed- en opgroeiklimaat waarin de Osse jeugd veilig opgroeit en zij hun talenten kunnen ontwikkelen. Hierbij nemen ouders hun verantwoordelijkheid en benutten jongeren hun kansen om aan de samenleving deel te kunnen nemen optimaal. Kwalitatief goede en toegankelijke voorzieningen voor opvang en onderwijs, voor sport en cultuur en voor zorg en welzijn met een evenwichtige spreiding over het stedelijke en het landelijke gebied zijn noodzakelijke voorwaarden hiervoor. Daarnaast is het voor jongeren belangrijk om minimaal een diploma op mbo 2-niveau te behalen om goed voorbereid de arbeidsmarkt te kunnen betreden. Oss is een vitale stad met een rijk stelsel van voorzieningen dat bijdraagt aan de ontwikkeling van jeugd en jongeren en gezinnen ondersteunt bij de opvoeding van hun kinderen. Echter uitdagingen zoals ontgroening en vergrijzing, oplopende jeugdwerkloosheid, decentralisatie van de jeugdzorg en passend onderwijs vragen om modernisering van het stelsel. De gemeente ziet deze modernisering als haar taak waarbij eigen kracht, samenwerking, slim verbinden en innoveren centrale uitgangspunten zijn. Samenwerken, slim verbinden en innoveren is terug te zien in de ontwikkeling van Integrale Kindcentra (IKC). Hierin worden verbindingen gelegd tussen opvang, onderwijs, vrije tijd, sport en met voor- en vroegschoolse educatie (vve) en schakelklassen voor extra ontwikkelkansen van kwetsbare groepen kinderen. Daarom stimuleert de gemeente de komende twee jaren de ontwikkeling van IKC’s. We verwachten van de samenwerkingspartners dat zij na deze tijd op eigen kracht deze ontwikkeling verder dragen en uitvoeren. Dit stimuleringsbeleid richt zich op de samenwerkingspartners uit onderwijs, opvang, sport, cultuur en welzijn. Het IKC beleid zal niet leiden tot verbouwingen, aanpassingen of vervangende nieuwbouw als zodanig. We willen dat jongeren naar eigen vermogen deel gaan nemen aan de samenleving en arbeidsmarkt. Dit kan niet zonder een goede opleiding en een diploma op minimaal mbo 2-niveau. Jaarlijks verlaten in Oss circa 185 jongeren het onderwijs zonder een diploma op dit niveau. De gemeente ziet het als haar taak om samen met het onderwijs, ondernemers en partners uit zorg en welzijn dit aantal verder terug te dringen. Op het gebied van jeugd en onderwijs voeren gemeenten overleg met elkaar. Met de aankondiging van de decentralisatie van de jeugdzorg is dit geïntensiveerd en opgeschaald naar de regio Noordoost-Brabant. In totaal werken we nu met 19 gemeenten de plannen hiervoor verder uit. Tevens zijn we intensief in gesprek met lokale en regionale samenwerkingspartners om het nieuwe jeugdzorgstelsel vorm te geven. Vervolgens zullen we ook in de uitvoering gaan samenwerken. Oss is voor de decentralisatie van de jeugdzorg trekker voor de subregio’s Maasland, Uden/Veghel en Land van Cuijk. De gemeente wil samen met het onderwijs op een goede manier inspelen op de ontgroening, die tot krimpende aantallen leerlingen leidt en op onderwijsinhoudelijke veranderingen, zoals IKC’s en het passend onderwijs. Krimp, IKC’s en passend onderwijs vragen om aanpassingen in de huisvesting van scholen. Dit is een wettelijke taak van de gemeente. Hier zijn zowel goede afspraken met schoolbesturen voor nodig als een goede financiële basis. In het najaar van 2013 dienen we hiervoor een raadsvoorstel in. Het passend onderwijs raakt ook het leerlingenvervoer en vraagt om andere verbindingen met het nieuw vorm te geven jeugdzorgstelsel. De gemeente ziet kansen in deze ontwikkeling. Onder meer om eerder de juiste hulp op de juiste plek te krijgen dicht in de buurt van het kind en gezin. Gemeente Oss is kartrekker voor Maasland en voert intensief overleg met gemeenten en schoolbesturen in de regio Oss-Uden-Veghel. Ontgroening en vergrijzing zullen ook een impact hebben op voorzieningen in wijken en kernen. Wat per gebied nodig en wenselijk is, brengen we samen met inwoners en verenigingen in beeld via de ‘Voorzieningenkaart’. Dit is een meerjarenproces en is onderdeel van het Integraal Voorzieningenbeleid (IVB). Een ander onderdeel van het IVB is het Makelpunt dat voor uiteenlopende partijen bemiddelt tussen vraag naar en aanbod van ruimte. Dit Makelpunt zetten we voort.
39
naar inhoudsopgave
4 Jeugd en onderwijs
Effectindicator
Bron
Realisatie 2012
Verwacht 2013
Streefwaarden
2017 1a. % 0- tot 11-jarigen
1a. GGD-monitor
lid van een club;
0-11 jr ‘09
1b. % 12- tot 18-jarigen
1b. GGD-monitor
lid van een club.
12-18 jr ‘12
2. Gerealiseerde
Gemeente afdeling
1a. 75%
1a. 75%
1a. 78%
1b. 77%
1b. 77%
1b. 78%
n.v.t.
1
8
voorzieningenkaarten. GVVM
Voor dit programma zijn de volgende doelstellingen geformuleerd: 1.
Jongeren en gezinnen naar vermogen (leren) deelnemen aan de samenleving en daarbij de eigen
kracht benutten.
2.
Stimuleren van de inhoudelijke vorming van Integrale Kindcentra.
3.
Versterking aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt inclusief verder omlaag brengen van het aantal
voortijdig schoolverlaters.
4.
Voorbereiding van de inrichting van een nieuw jeugdzorgstelsel.
5.
Goede onderwijshuisvesting passend bij krimp, IKC’s en passend onderwijs.
6.
Voor passend onderwijs maken van goed aansluitende afspraken tussen onderwijs en gemeente op
het gebied van onderwijshuisvesting, jeugdzorg en leerlingenvervoer.
7.
Verdere vormgeving van het Integraal Voorzieningenbeleid op basis van het proces voorzieningenkaart.
Belangrijke kaders: 1. De Jeugd kán wat @Oss; Strategisch overgangskader 2012-2014 voor Jeugd en Onderwijs 2. Visiedocument Transitie Jeugdzorg april 2013 3. Integraal Voorzieningenbeleid (IVB) november 2009 en IVB bijlagen in de programmabegrotingen 2012–2015
en 2013–2016.
4. Beleidskader 2013-2016 Regionaal Bureau Leerplicht en voortijdig schoolverlaten Brabant Noordoost 5. Harmonisatie peuterspeelzalen en kinderdagverblijven: Krachten bundelen voor gelijke kansen: juli 2010. 2. Wat gaan we daarvoor doen? Doelstelling 1: Jongeren en gezinnen naar vermogen (leren) deelnemen aan de samenleving en daarbij de eigen kracht benutten. De gemeente legt het accent op de vorming en het gebruik van de eigen sociale netwerken rond jongeren, kinderen en hun gezinnen. Hiervoor gaan we werken volgens de principes en methodes van de Kanteling in het sociale domein. Gebruik van de ‘Eigen Kracht Centrale’ is hier een voorbeeld van. We zetten de Osse Jongerenraad voort en blijven met onderwijs, welzijn en tal van maatschappelijke Osse organisaties inzetten op maatschappelijke stages. Tevens ontzien we bij de bezuinigingen jeugd- en jongerenclubs uit het maatschappelijk middenveld. Dit zijn bij uitstek plekken waarin jongeren naast school betekenisvolle relaties opdoen (opbouw eigen sociaal netwerk) en leren bij te dragen aan de Osse samenleving. In dat verband gaan we ook het beleid rondom de jongerenontmoetingsplekken (jop’s) evalueren en waar nodig aanpassen. Doelstelling 2: Stimuleren van de inhoudelijke vorming van Integrale Kindcentra (IKC’s). IKC’s brengen meerdere functies samen zoals opvang, onderwijs, vve en sport die een positieve bijdrage hebben op de ontwikkeling van kinderen. De komende twee jaren stimuleert de gemeente de ontwikkeling van IKC’s. Daarna verwachten we van de samenwerkingspartners dat zij IKC’s op eigen kracht verder ontwikkelen en uitvoeren.
40
naar inhoudsopgave
4 Jeugd en onderwijs
Doelstelling 3: Versterkte aansluiting van onderwijs op de arbeidsmarkt inclusief verder omlaag brengen van het aantal voortijdig schoolverlaters (vsv). De komende periode gaan we het aantal nieuwe vsv-ers verder terugdringen conform afspraken die het Rijk, schoolbesturen en gemeenten in Brabant-Noordoost maakten (zie Convenantafspraak vsv ‘12-‘15). Daarnaast ontwikkelen we samen met het onderwijs en regiogemeenten ‘Werkscholen’ voor kwetsbaardere groepen leerlingen. Verder versterkt de gemeente de samenwerking tussen overheid, onderwijs en ondernemers. Terugdringing van het aantal vsv-ers vergt ook een actieve inzet van het onderwijs in een vroeg stadium van de schoolloopbaan van potentiële vsv-ers. Frequent kortdurend verzuim blijkt namelijk vaak een voorspeller te zijn van latere schooluitval. Daarom zet de gemeente in op de aanpak van frequent kortdurend verzuim en vraagt aan iedere Osse school een actief verzuimbeleid met extra aandacht voor langdurig thuiszitters. Dit verzuimbeleid dient afgestemd te worden met het Regionaal Bureau Leerplicht en Voortijdig Schoolverlaten (RBL). Dit laatste is ook van belang vanwege passend onderwijs. Doelstelling 4: Voorbereiding van de inrichting van een nieuw jeugdzorgstelsel. De voorbereidende werkzaamheden voor de inrichting van het nieuwe jeugdzorgstelsel kennen meerdere grote opgaven waarvan enkele met een verplichtend karakter vanuit het Rijk. Op hoofdlijnen betreft het de volgende werkzaamheden: •
Na akkoord gemeenteraden uitwerking van het ‘Functioneel ontwerp jeugdzorg’ Brabant Noordoost. Dit
ontwerp is de vertaling van de gemeenschappelijke visie op de transitie jeugdzorg van april 2013 en beschrijft
onder meer de rol en taken van 1e en 2e lijnsvoorzieningen en de inrichting van sociale wijkteams.
•
Na akkoord gemeenteraden uitwerking van het ‘Regionaal Transitiearrangement’ (RTA). Dit is een verplicht
plan vanuit het Rijk waarin de samenwerkende gemeenten aangeven hoe zij met ingang van 2015:
-
de continuïteit van zorg voor zittende cliënten waarborgen voor ten minste één jaar (m.u.v. pleegzorg)
-
de zorginfrastructuur van het nieuwe stelsel vormgeven inclusief de rol van bestaande aanbieders
-
inzicht geven in hoe frictiekosten als gevolg van de stelselwijziging gereduceerd worden
-
voor het RTA dienen in regionaal verband afspraken te worden gemaakt met de jeugdzorgaanbieders.
Hoewel gemeenten met ingang van 2015 verantwoordelijk worden voor alle jeugdzorg, inclusief de
jeugdbescherming, dienen in 2014 hiervoor al de nodige acties te worden uitgevoerd voor een soepele
overgang. •
Inrichting toegang tot specialistische jeugdzorg en tot de jeugdbescherming inclusief een traject voor
certificering van een instelling.
•
Samenhang en afstemming met de transities AWBZ en Participatiewet alsook met passend onderwijs.
Doelstelling 5: Goede onderwijshuisvesting passend bij de krimp, IKC’s en passend onderwijs. Dit onderdeel kent een aantal grote opgaven, namelijk: •
In overleg met het onderwijs de huisvestingscapaciteit verminderen en afstemmen op de ontgroening,
die tot krimpende aantallen leerlingen leidt. We doen dit op basis van de leerlingenprognose én in
relatie met het proces voorzieningenkaart met de intentie de kwaliteit van onderwijs én onderwijs-
gebouwen te behouden.
•
In overleg met het onderwijsveld komen tot een goed aanbod van onderwijsgebouwen, aansluitend bij
ontwikkelingen zoals IKC en het passend onderwijs.
•
Opstellen van een raadsvoorstel om de ad hoc financieringssystematiek te vervangen door een structurele
financiering voor het uitvoeren van de wettelijke taak onderwijshuisvesting.
Doelstelling 6: Voor passend onderwijs maken van goed aansluitende afspraken tussen onderwijs en gemeente op gebied van onderwijshuisvesting, jeugdzorg en leerlingenvervoer. Om tot goed aansluitende afspraken te komen, zijn gemeenten en schoolbesturen wettelijk verplicht een ‘Op Overeenstemming Gericht Overleg’ (OOGO) in te richten. Gemeente Oss, collega-gemeenten en schoolbesturen in de regio Oss-Uden-Veghel richten samen een convenant op. Onderwijshuisvesting, leerlingenvervoer en aansluiting van de schoolinterne zorgstructuur op het nieuwe jeugdzorgstelsel zijn de minimaal verplichte onderdelen op de gezamenlijke agenda. Daarnaast dienen de schoolbesturen hun ondersteuningsplannen voor leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte af te stemmen met de gemeente.
41
naar inhoudsopgave
4 Jeugd en onderwijs
Doelstelling 7: Verdere vormgeving van het Integraal Voorzieningenbeleid op basis van het proces voorzieningenkaart. We streven naar het optimaliseren van het gebruik van bestaande accommodaties, naar het voorkomen van vervangingsinvesteringen en op termijn naar het verkleinen van onze vastgoedportefeuille. Zo proberen we het financieel en maatschappelijk rendement van onze gebouwen steeds te verbeteren. Om dat te realiseren zijn we in 2013 gestart met de Voorzieningenkaart 2030, waarbij we per gebied nagaan welke mogelijkheden er zijn voor samenwerking, clustering of multifunctioneel gebruik van accommodaties. De Voorzieningenkaart wordt gemaakt op basis van co-creatie met de Osse burgers. Omdat dit een nieuwe manier is om tot een vastgoedplanning te komen zijn we in Herpen met een pilot begonnen. Deze wordt dit najaar afgerond en geëvalueerd. Daarna gaan we de overige voorzieningenkaarten maken. Een ander belangrijk instrument is het Makelpunt (www.makelpunt-oss.nl), dat vraag naar en aanbod van ruimte voor maatschappelijke activiteiten bij elkaar brengt. Daarbij gaat het zowel om gemeentelijke als om particuliere voorzieningen. Meer informatie over IVB is opgenomen in een afzonderlijke bijlage verderop in deze begroting. Prestatie-indicatoren Indicator Bron
Uit-
Realisatie Verwacht
voerende 2012
partijen
2013
1. Transitie Gemeente, Gemeenten
Voorbe-
Jeugdzorg
afdeling
reiding en a) visie
SMO
BNO, lokale
Gereed:
Streef-
Streef-
waarde
waarde waarde waarde
2014
2015
- Regionaal
Start
Transitieplan nieuw
2016
Streef2017
T.o.v. 2015 T.o.v. 2015 reductie 1% reductie
partijen o.m. planning
transitie JZ
uitgewerkt
CJG en
b) regionaal
met samen- stelsel
wijzingen
doorver-
proces
jeugd-
Streef-
in doorver- 2% in
regionale
transitie-
werkings-
van 1e
wijzingen
jz-aanbieders
plan
partners;
naar spe-
van 1e
c) functioneel - Nieuw
cialistische
naar spe-
ontwerp
voorzie-
cialistische
Jeugd-
stelsel ningen voorzie
conform
in 2e lijn
functioneel
ningen in 2e lijn
ontwerp ingericht 2. Voortijdig Gemeente Gemeente
2,6% vsv-ers
school-
afdeling
& school-
verlaters
SMO
besturen
en RBL
Aantal
Aantal
Aantal
vsv-ers
vsv-ers
vsv-ers
op of
op of
op of
onder
onder
onder
niveau niveau niveau van van van ambitie ambitie ambitie
42
Rijk 2,2% Rijk 2,2%
Rijk 2,2%
naar inhoudsopgave
4 Jeugd en onderwijs
3. Wat gaan we niet meer doen/minder doen/anders doen? - is voordeel: lagere uitgaven/hogere inkomsten bedragen x € 1.000
Omschrijving
2013 2014 2015 2016 2017
Ontwikkelbudget Horizonscholen stopzetten Vrijval budget LOB Carrousel
-95
-95
-237
-237
-95
-95
Stoppen met preventie-activiteiten Halt
-9
-18
-18
Verlagen budget peuterspeelzalen
-113
-214
-307
Verlagen subsidie volwasseneneducatie Totaal bezuinigingsvoorstellen
0
-95
-25
-50
-50
-242
-614
-707
Toelichting bezuinigingsvoorstellen Ontwikkelbudget Horizonscholen stopzetten • Toelichting We zetten het ontwikkelbudget voor Horizonscholen vanaf 1 januari 2016 stop. Dat betekent vanaf dan een structurele bezuiniging van € 237.000. • Argumentatie De Horizonscholen ontwikkelen zich door tot Integrale Kindcentra (IKC’s). Het doel is om vanuit één organisatie en één pedagogische visie sluitende arrangementen aan te bieden voor opvang en onderwijs. We willen álle basisscholen in Oss stimuleren om deze ontwikkeling vorm te geven. We zien het dan ook als onze taak om de samenwerking op gang te brengen. Tot en met 2015 zetten we de gemeentelijke Horizonschoolmiddelen daarvoor in. Van partijen uit jeugd, kinderopvang en onderwijs verwachten we meer samenwerking en verwachten we dat zij na twee jaar op eigen kracht Integrale Kindcentra vormen. •
(Maatschappelijke) effecten
Het maatschappelijk effect is dat Horizonscholen omgevormd zullen zijn tot Integrale Kindcentra die door de samenwerkingspartners vanaf 2016 op eigen kracht zullen functioneren. Vrijval budget LOB Carrousel • Toelichting We laten de middelen voor de projectencarrousel vanaf 2014 vrijvallen. Dat levert een structurele bezuiniging van € 95.000 op. • Argumentatie De projectencarrousel is twee jaar geleden al stopgezet. De middelen hiervoor zijn daarna gedeeltelijk ingezet voor Horizonscholen. We willen het budget voor de projectencarrousel nu daadwerkelijk vrij laten vallen. •
(Maatschappelijke) effecten
Het stopzetten van de projectencarrousel heeft geen maatschappelijk effect gehad. Stoppen met preventie-activiteiten Halt • Toelichting We gaan in 2015 stoppen met de preventie-activiteiten van Halt. Dat betekent een besparing van € 9.000 in 2015 en structureel € 18.000 vanaf 2016. • Argumentatie We kunnen stoppen met de preventie-activiteiten van Halt omdat er met landelijke en regionale voorlichtingscampagnes over bijvoorbeeld de gevaren van vuurwerk afsteken of vernielingen in het openbaar vervoer voldoende alternatieven voorhanden zijn. •
(Maatschappelijke) effecten
We verwachten een beperkt effect omdat er voldoende (gratis) alternatieven voorhanden zijn.
43
naar inhoudsopgave
4 Jeugd en onderwijs
Verlagen budget peuterspeelzalen • Toelichting We verlagen het budget voor peuterspeelzalen vanaf 2015 met € 113.000 oplopend tot structureel € 307.000 vanaf 2017. • Argumentatie Het afgelopen jaar is gewerkt aan de integratie van kinderopvang met peuterspeelzaalwerk. Dit verloopt succesvol, waardoor we de gemeentelijke bijdrage voor peuterspeelzaalwerk kunnen verlagen. Daarbij realiseren we ons dat het Rijk plannen heeft om elke peuter in Nederland minimaal twee dagdelen gratis opvang aan te bieden. Om dit in Oss mogelijk te maken is het van belang een minimaal aantal peuterspeelzalen open te houden. •
(Maatschappelijke) effecten
Maatschappelijke effecten blijven beperkt omdat er een minimum aantal zalen en plaatsen beschikbaar blijft met een evenwichtige spreiding over de gemeente. Ook blijven we hiermee doelgroepen bereiken. Verlagen subsidie volwasseneneducatie • Toelichting We willen in 2015 € 25.000 en vanaf 2016 structureel € 50.000 gaan bezuinigen op de subsidie voor volwasseneneducatie. Het gaat hierbij concreet om de subsidie aan de Volksuniversiteit. • Argumentatie Bij vrijetijdsbesteding en persoonlijke ontwikkeling voor volwassenen geldt het profijtbeginsel als uitgangspunt. Dat komt tot uitdrukking in meer kostendekkende tarieven. De Volksuniversiteit acht het mogelijk om op basis hiervan lagere bedrijfskosten en hogere inkomsten te realiseren. •
(Maatschappelijke) effecten
De tarieven voor cursussen kunnen stijgen. Hogere tarieven voor cursussen kunnen, in combinatie met de economische situatie, leiden tot een afname van het aantal deelnemers. 4. 3O-ontwikkelingen
Omschrijving
+ is nadeel: hogere uitgaven/lagere inkomsten - is voordeel: lagere uitgaven/hogere inkomstenbedragen x € 1.000
2013 2014 2015 2016 2017 2017 inci-
denteel Meicirculaire 2013: invoeringskosten
101
32
decentralisatie jeugdzorg Septembercirculaire 2013: versnelde
695
uitvoering decentralisatie jeugdzorg Budget Horizonscholen
-60
Subsidies
50 53 48 56 4
Voortgezet onderwijs
33 25 25 25 25
Beheerplan gebouwen Budgettair neutrale 3O-ontwikkelingen Totaal 3O-ontwikkelingen
-393 163
170
175
167
219
-106 975 248 248 248
0
Toelichting 3O-ontwikkelingen Meicirculaire 2013: invoeringskosten decentralisatie jeugdzorg In de meicirculaire zijn middelen beschikbaar gesteld voor invoeringskosten rond de decentralisatie van de jeugdzorg. Het gaat om € 101.000 in 2013 en € 32.000 in 2014. Om deze taak vanaf 1 januari 2015 op een goede manier te kunnen organiseren is in de voorbereiding ambtelijke capaciteit nodig. Daarnaast vraagt de voorbereiding een investering in regionale samenwerking. Daarbij worden bijvoorbeeld kosten gemaakt voor de organisatie van (regionale) bijeenkomsten met diverse externe partijen om tot regionale besluitvorming te komen. Andere voorbereidingskosten zijn de inhuur van externe deskundigheid op diverse gebieden (juridische zaken, financiën en ICT). Verder moet voor het implementatieplan een uitvoeringsorganisatie ingericht worden.
44
naar inhoudsopgave
4 Jeugd en onderwijs
Septembercirculaire 2013: versnelde uitvoering decentralisatie jeugdzorg De decentralisatie-uitkering voor de versnelde uitvoering van de decentralisatie jeugdzorg voor onze gemeente wordt in 2014 met € 695.000 verhoogd. Aanleiding voor deze verhoging is de overeenkomst van de provincie Noord-Brabant en de twintig samenwerkende gemeenten in de regio Noordoost-Brabant om de gemeenten rechtstreeks (gedeeltelijk) zorg voor jeugd en gezin te laten financieren. Onze gemeente zal het budget namens de twintig samenwerkende gemeenten beheren. De overheveling van een deel van het jeugdzorgbudget maakt onderdeel uit van het versneld overdragen van provinciale taken voor de jeugdzorg aan gemeenten. Budget Horizonscholen We verwachten dat we in 2013 het budget voor de Horizonscholen niet volledig nodig hebben. Dat heeft in de eerste plaats te maken met de beleidswijziging van Horizonschoolbeleid naar Integrale Kindcentra (IKC’s). In de tweede plaats is sprake van een verandering in de subsidiëringsperiode: van schooljaar naar kalenderjaar. Hierdoor verlopen de aanvraag en afrekening van subsidies over een andere periode dan voorheen. Door deze ontwikkelingen kan er in 2013 een incidenteel bedrag van € 60.000 vrijvallen. Subsidies Het subsidiesysteem en het financiële systeem zijn aan elkaar gekoppeld. Dat is van belang voor de rechtmatige verstrekking van subsidies. Er blijken enkele verschillen te zijn. Per saldo is sprake van nadelen van € 50.000 in 2013, € 53.000 in 2014, € 48.000 in 2015, € 56.000 in 2016 en een structureel nadeel van € 4.000 vanaf 2017. Voortgezet onderwijs Bij het voortgezet onderwijs vallen de OZB-aanslagen structureel € 25.000 hoger uit dan in de begroting geraamd was. Omdat wij de gebouwen in eigendom hebben leidt dat tot hogere lasten voor de gemeente. Daarnaast is er in 2013 een incidenteel nadeel van € 8.000 door een verlate declaratie van OMO (Ons Middelbaar Onderwijs, vereniging van scholen voor voortgezet onderwijs) over het jaar 2012. Beheerplan gebouwen In de jaarrekening 2012 is een bedrag van € 1,8 miljoen vrijgevallen uit de voorziening onderhoud onderwijs. Er is namelijk geconstateerd dat de jaarlijks in de begroting opgenomen budgetten en de stand van de onderhoudsvoorziening uit de pas liepen met de financiële vertaling van het uitvoeringsplan. Dit bedrag is in een reserve onderwijshuisvesting gestort, in afwachting van het actualiseren van het meerjarenonderhoudsplan. Inmiddels is het meerjarenonderhoudsplan voor alle gebouwen geactualiseerd. In de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen verderop in deze begroting wordt aangegeven welke uitgangspunten daarbij gehanteerd zijn. De uitkomsten van de actualisatie zijn als volgt: - Er wordt een bedrag van € 1.125.000 vanuit de reserve onderwijshuisvesting teruggestort in de voorziening onderhoud onderwijs om aan alle onderhoudsverplichtingen te kunnen voldoen. - Een bedrag van € 500.000 in de reserve onderwijshuisvesting wordt ingezet voor het oplossen van twee onderwijsknelpunten: de huisvesting van het Titus Brandsmacollege (€ 350.000) en de verkeersveiligheid bij de Poolster naar aanleiding van de scholencarrousel Ruwaard (€ 150.000). - Het restant van de reserve onderwijshuisvesting van € 175.000 kan vrijvallen. - Een overschot van € 110.000 in de voorziening onderhoud brandweerkazernes is nodig voor het oplossen van knelpunten bij de kazernes in Megen en Ravenstein. Het gaat met name om aanpassingen van de sanitaire voorzieningen op basis van de Arbowet. - Een bedrag van € 150.000 uit de overige onderhoudsvoorzieningen bestemmen we voor aanpassingen aan het gebouw van wijkcentrum de Hille. - Het resterende overschot van € 218.000 in de overige onderhoudsvoorzieningen kan vrijvallen. In totaliteit betekenen deze uitkomsten dat er in 2013 een eenmalig voordeel van € 393.000 is (€ 175.000 + € 218.000). Budgettair neutrale 3O-ontwikkelingen Binnen dit programma worden daarnaast diverse budgettair neutrale wijzigingen doorgevoerd. Het gaat om administratieve wijzigingen die niet inhoudelijk van aard zijn en per saldo geen geld kosten. Een totaaloverzicht met toelichting is in bijlage 5 opgenomen.
45
naar inhoudsopgave
4 Jeugd en onderwijs
5. Wat mag het kosten? Hierna wordt een financieel overzicht van het programma gegeven.
Omschrijving
2013
2014
+ is netto-uitgaven - is netto-inkomsten bedragen x € 1.000
2015
2016
2017
2017 inci-
denteel
Bestaand beleid Lasten
17.940
18.064
17.861
17.858
17.855
Baten
-2.154
-2.166
-2.266
-2.266
-2.266
Saldo
15.786
15.898
15.595
15.592
15.589
Stortingen reserves
116
0
0
0
0
Onttrekkingen reserves
-687
-103
-100
-98
-95
Saldo mutaties reserves
-571
-103
-100
-98
-95
Totaal bestaand beleid
15.215
15.795
15.495
15.494
15.494
0
Bezuinigingsvoorstellen
-95 -242 -614 -707
3O-ontwikkelingen
975 248 248 248
-106
Totaal programma
15.109
16.675
15.501
15.128
15.035
0
6. Lasten per product In de volgende figuur worden voor 2014 de lasten per product in beeld gebracht (bedragen x € 1.000).
Basisonderwijs € 6.020
Beleidsontwikkeling vorming en ontwikkeling € 28
Volwasseneneducatie € 89
Speciaal onderwijs € 574
Beleidsontwikkeling onderwijs € 1.574
Totaal Jeugd en onderwijs € 18.064
Voorschoolse educatie € 1.614
Voortgezet onderwijs € 2.575
Jeugd en opbouwwerk € 2.052
Onderwijsondersteunende activiteiten € 1.847
46
Bibliotheekwerk € 1.692
5
naar inhoudsopgave
Maatschappelijke participatie
47
naar inhoudsopgave
5 Maatschappelijke participatie
Programma 5 in één oogopslag We zetten onverminderd in op een sociaal sterk en sociaal duurzaam Oss. We stimuleren de participatie van burgers door de ondersteuning van mensen zo te organiseren dat ze er in de loop van de tijd sterker van worden en minder afhankelijk worden van zorg en financiële ondersteuning. We geven deze omslag, de zogenaamde Kanteling, samen met professionele instellingen en burgers vorm. Met de Kanteling versterken we zoveel mogelijk de eigen kracht in de eigen omgeving. Waar dit onvoldoende is nemen gemeente of de instellingen de regie op het eigen leven tijdelijk over met als doel zo snel mogelijk herstel van de regie. Als professionele hulp noodzakelijk is, zetten we de hulp adequaat in. Effectindicator: •
Het aantal mensen (boven 65 jaar) dat weinig regie heeft over het eigen leven is in 2017 afgenomen.
Doelstelling 1:
Doelstelling 2:
Jongeren en gezinnen naar
Zoveel mogelijk mensen staan
vermogen laten deelnemen aan
financieel op eigen benen, bij
de samenleving en daarbij de
voorkeur door middel van een
eigen kracht benutten.
(reguliere) baan.
Prestatie-indicatoren: •
Percentage inwoners dat aangeeft dat de ondersteuning en
voorzieningen veel of redelijk bijdragen aan het zelfstandig
kunnen blijven wonen neemt licht toe.
•
Percentage inwoners dat aangeeft dat de ondersteuning en
voorzieningen veel of redelijk bijdragen aan het kunnen blijven
meedoen aan de maatschappij neemt licht toe.
•
Het bedrag dat de gemeente Oss per inwoner aan Wmo-
voorzieningen uitgeeft (hulp bij het huishouden, woonvoor-
zieningen, rolstoelen, collectief vervoer en individuele
vervoersvoorzieningen) neemt af.
48
naar inhoudsopgave
5 Maatschappelijke participatie
1. Wat willen we bereiken? We zetten onverminderd in op een sociaal sterk en sociaal duurzaam Oss. We stimuleren de participatie van burgers door de ondersteuning van mensen zo te organiseren dat ze er in de loop van de tijd sterker van worden en minder afhankelijk worden van zorg en financiële ondersteuning. We geven deze omslag, de zogenaamde Kanteling, samen met professionele instellingen en burgers vorm. Met de Kanteling versterken we zoveel mogelijk de eigen kracht in de eigen omgeving. Waar dit onvoldoende is nemen gemeente of de instellingen de regie op het eigen leven tijdelijk over met als doel zo snel mogelijk herstel van de regie. Als professionele hulp noodzakelijk is, zetten we de hulp adequaat in. Niet de voorziening staat centraal, maar in goed overleg met de burger wordt gekeken naar de mogelijkheden van de burger zelf en die van zijn sociale omgeving. Dat maakt het mogelijk naar andere oplossingen te zoeken. Dit geldt ook voor de nieuwe taken die door de decentralisatie van de AWBZ naar de gemeente komen. We hebben aandacht voor de betaalbaarheid van de (individuele) voorzieningen die nodig zijn. Omdat we de solidariteit met kwetsbare burgers voorop blijven stellen, zijn we continu op zoek naar manieren om ons zorgstelsel toegankelijk én betaalbaar te houden. Het financiële uitgangspunt is om de Wmo uit te voeren met de financiële middelen die hiervoor naar de gemeente komen, ook vanaf 2015. De reikwijdte van de transities in het sociale domein dagen de gemeentelijke organisatie uit te anticiperen op de ontwikkelingen. Dit gebeurt in Oss op verschillende niveaus. De gemeente streeft naar een integrale dienstverlening voor de burgers, waarbij ingezet wordt op zoveel mogelijk eigen regie of inzet van de sociale omgeving. Ook voor onze medewerkers betekent dit een cultuurverandering. Tegelijkertijd gaan we op strategisch niveau de maatschappelijke opgaven voor de gemeente op regionaal niveau voorbereiden. Meer dan voorheen gaan we taken samen met andere gemeenten uitvoeren en inkopen. We zien ook een belangrijke rol weggelegd voor de welzijnsorganisaties. We willen dat de vier welzijnsorganisaties nadrukkelijk een rol nemen in de signalering van kwetsbare burgers en in de ondersteuning van kwetsbare burgers om zelf (met inschakeling van het eigen netwerk) problemen op te lossen. Ook hebben de welzijnsinstellingen de opdracht het sociaal burgerschap verder te versterken, onder andere door het werven, activeren en ondersteunen van vrijwilligers. Een gebiedsgerichte aanpak van de welzijnsinstellingen vinden we de meest praktische manier om deze hulp dichtbij mensen te bieden. We hebben de ambitie om iedereen in staat te stellen als volwaardig burger mee te doen en bij te dragen aan de samenleving. Het hebben van een baan is hiervoor de beste voorwaarde. We verwachten van mensen dat ze, ook als er sprake is van beperkingen, het arbeidsvermogen dat ze hebben aanspreken en benutten. Van werkgevers verwachten we dat ze deze mensen die mogelijkheid bieden. Volgens het sociaal akkoord kunnen per 1 januari 2015 geen nieuwe mensen meer instromen in de Sociale Werkvoorziening. Ook Wajongers met arbeidsvermogen komen onder de verantwoordelijkheid van de gemeente. Het wetsvoorstel is nog niet openbaar en besluitvorming door de Tweede en Eerste Kamer moet nog plaatsvinden. Zeker is dat de financiële middelen die landelijk beschikbaar worden gesteld sterk dalen. In de regio Brabant Noordoost-oost is het streven om voor deze transitie geen beroep te doen op aanvullende financiële middelen, ondanks de landelijke bezuinigingen op dit terrein. We zetten tevens in op regionaal arbeidsmarktbeleid via het samenwerkingsverband 5 sterren Noordoost Brabant Werkt! Hierbij werken gemeenten, UWV, ondernemers, branches en onderwijs samen om te komen tot oplossingen die werken voor de huidige crisis en de toekomstige krapte op de regionale arbeidsmarkt.
49
naar inhoudsopgave
5 Maatschappelijke participatie
Effectindicator
Bron
Realisatie 2012
Verwacht 2013
Streefwaarden
2017
Percentage inwoners
GGD
18% (>65j)
dat weinig regie heeft
Gezondheidsmonitor
21% (>65j)
21% (>65j)
over eigen leven
Voor dit programma zijn de volgende doelstellingen geformuleerd: 1.
Ondersteuning vanuit de Wmo draagt bij aan het zo zelfstandig mogelijk leven en deelnemen aan
de samenleving uitgaande van zelfregie en/of met inzet van de sociale omgeving.
2.
Zoveel mogelijk mensen staan financieel op eigen benen bij voorkeur door middel van een
reguliere baan.
Belangrijke kaders: 1. Regionale visie transitie AWBZ 2. Lokaal beleidsplan Wmo 3. Regionaal beleidsplan transitie AWBZ, deel 1 4. Regionale visie Werk en Inkomen en Wsw 2. Wat gaan we daarvoor doen? Doelstelling 1: Ondersteuning vanuit de Wmo draagt bij aan het zo zelfstandig mogelijk leven en deelnemen aan de samenleving uitgaande van zelfregie en/of met inzet van de sociale omgeving. De ondersteuning vanuit de Wmo moet eraan bijdragen dat burgers zo zelfstandig mogelijk leven en deelnemen aan de samenleving. Vanuit deze doelstelling wordt ook de decentralisatie van taken vanuit de AWBZ naar de Wmo, begeleiding en persoonlijke verzorging, in regionaal verband voorbereid. De invoering van de nieuwe Wmo zal volgens de landelijke planning ingaan op 1 januari 2015. De welzijnsinstellingen Vivaan, RIGOM, Aanzet en MEE hebben de opdracht gekregen om tot een sluitend welzijnsaanbod voor Oss te komen in de lijn van de Kanteling. In de 2e helft van 2013 moeten de pilotprojecten die uit deze opdracht voortvloeien starten. In veel gemeenten krijgt deze aanpak vorm vanuit sociale wijkteams. Dat willen we in Oss ook gaan doen. Het vormgeven van sociale wijkteams komt voort uit de regionale visie op welzijn: “We willen dat het welzijnswerk nadrukkelijker een rol pakt in de signalering van (potentieel) kwetsbare burgers en ondersteuning van kwetsbare burgers om zelf (met zijn/haar netwerk) problemen op te lossen. Daarnaast zorgt het welzijnswerk voor het ‘cement’ zodat sociaal burgerschap ontstaat en langdurig in stand blijft.” De taken van een sociaal wijkteam zijn signalering, preventie, vraagverheldering, oplossing en regievoering, zowel op individueel als op collectief niveau. Het sociaal wijkteam lost, eventueel met aanvulling van de 0e en 1e lijn, samen met de burger problemen op binnen de eigen kracht, het sociaal netwerk, bestaande collectieve voorzieningen en individuele hulp of ondersteuning (in deze volgorde). Het uiteindelijke doel is om één toegangspoort te creëren voor bewoners in de wijk waar zij met vragen over ondersteuning en zorg terecht kunnen. Vraagverheldering en het oplossen van problemen zal vanuit het sociale wijkteam plaatsvinden. De koppeling van welzijn met zorg dient in het sociale wijkteam tot stand te komen. De pilots voor het ontwikkelen van sociale wijkteams worden geïntegreerd met de wens van VGZ om vanuit een vergelijkbare visie netwerken in de wijk te ontwikkelen. Deze manier van werken moet er ook toe bijdragen dat mantelzorgers krijgen wat ze nodig hebben om hun zorg voort te kunnen zetten. In 2014 gaan we voor het jaar 2015 en verder, volgens een andere invulling van het opdrachtgeverschap, (financiële) afspraken maken met de welzijnsinstellingen. Dit is geïnspireerd op het zogenaamde model van bestuurlijk aanbesteden. De druk op maatschappelijke opvang blijft hoog. Daarbij zien we dat de doelgroep verandert. We zien nog steeds een toename van zwerfjongeren en van gezinnen in de opvang. Daarnaast zien we ook dat er steeds meer mensen aankloppen met ernstige psychiatrische en/of verslavingsproblematiek. Dat levert problemen op omdat dit veelal argumenten zijn die een opname in de maatschappelijke opvang verhinderen. Voor deze doelgroep is opvang via GGZ of verslavingszorg ook niet altijd mogelijk.
50
naar inhoudsopgave
5 Maatschappelijke participatie
Doelstelling 2: Zoveel mogelijk mensen staan financieel op eigen benen bij voorkeur door middel van een reguliere baan. We streven er ook bij het beleidsterrein werk en inkomen naar dat mensen zo min mogelijk afhankelijk zijn van ondersteuning van de gemeente. Daarom zetten we via het project Focus in op verandering van houding en gedrag voor specifieke groepen die moeilijk aan werk te krijgen zijn. Het uiteindelijke doel is ook voor hen een baan. De Participatiewet stimuleert ons om nog meer in te zetten op regulier werk, in het bijzonder voor mensen met een arbeidsbeperking. Het te ontwikkelen regionale beleid in het kader van de Participatiewet zal hierop gericht zijn. Bij het arbeidsmarktbeleid zetten we vanaf 2014 in het bijzonder in op: - versterking van het lokaal arbeidsmarktbeleid door inbedding van dit beleidsterrein binnen
het economisch beleid
- goede aansluiting met het regionaal arbeidsmarktbeleid 5 sterren Noordoost-Brabant Werkt! - realisering van een betere match tussen vraag en aanbod op de lokale arbeidsmarkt. Dit doen we samen
met lokale ondernemers en onderwijs.
Prestatie-indicatoren Indicator Bron
Uit-
voerende 2012
Realisatie Verwacht 2013
Streef-
Streef-
waarde
waarde waarde waarde
Streef-
Streef-
partijen
2014
2015
2016
2017
1. Onder-
Klant-
Gemeente
81%
81%
81%
82%
82%
83%
steuning
onder-
draagt bij
zoek
aan zelf-
Wmo,
standig
SGBO
Gemeente
77%
77%
77%
78%
78%
79%
Gemeente
€ 148
€142
€ 139
€ 136
€ 133
€ 130
kunnen blijven wonen 2. Onder-
Klant-
steuning
onder-
draagt
zoek
bij aan
Wmo,
kunnen
SGBO
blijven meedoen 3. Bedrag
Bench-
dat de
mark
gemeente
Wmo,
(2011)
per inwoner SGBO uitgeeft aan Wmo-voorzieningen*
* Het bedrag dat de gemeente per inwoner uitgeeft aan Wmo-voorzieningen zal door de overheveling van begeleiding en persoonlijke verzorging naar de Wmo per 1 januari 2015 wijzigen.
51
naar inhoudsopgave
5 Maatschappelijke participatie
3. Wat gaan we niet meer doen/minder doen/anders doen? - is voordeel: lagere uitgaven/hogere inkomsten bedragen x € 1.000
Omschrijving
2013 2014 2015 2016 2017
Verlagen stelpost Wmo ondersteunende begeleiding
-200
-200
Subsidie vrijwilligerssteunpunt beëindigen
-130
Totaal bezuinigingsvoorstellen
-330
0
0
-200 -200
-200
Toelichting bezuinigingsvoorstellen Verlagen stelpost Wmo ondersteunende begeleiding • Toelichting In het verleden zijn onderdelen van de AWBZ-functie begeleiding naar de Wmo overgeheveld. Het Rijk heeft hier destijds extra middelen voor beschikbaar gesteld. Deze zijn als stelpost Wmo ondersteunende begeleiding in de begroting opgenomen. We verlagen de stelpost vanaf 2015 structureel met € 200.000. • Argumentatie We hebben amper aanvragen ontvangen voor de overgedragen taken. Dit is overigens een landelijk beeld. Dat maakt het mogelijk de stelpost te verlagen. De laatste jaren is in toenemende mate een beroep op de stelpost gedaan voor aanverwante taken, bijvoorbeeld voor begeleiding op het terrein van schuldhulpverlening en tijdelijke uitbreiding van de formatie bij afdeling Zorg in verband met de invoering van de Kanteling. Structureel is nog ongeveer € 400.000 beschikbaar. Als we de stelpost halveren resteert nog een structureel budget van € 200.000, dat we kunnen inzetten om de (financiële) gevolgen van de aankomende transitie AWBZ op te vangen. •
(Maatschappelijke) effecten
Omdat de stelpost tot nu toe niet volledig werd benut, heeft deze bezuiniging geen direct effect. Subsidie vrijwilligerssteunpunt beëindigen • Toelichting Vanaf 2017 beëindigen we de subsidie aan Vivaan voor het vrijwilligerssteunpunt. Dat betekent vanaf dan een structurele besparing van € 130.000. • Argumentatie In het verlengde van het Wmo-beleidsplan is één van de opdrachten voor de welzijnsinstellingen het versterken van het sociaal burgerschap, onder andere door het werven, activeren en ondersteunen van vrijwilligers. Een gebiedsgerichte aanpak vinden we de meest praktische manier om dit dichtbij mensen te organiseren. De welzijnsinstellingen gaan dit nu in pilots uitwerken. Het vrijwilligerssteunpunt heeft zich de afgelopen jaren ook steeds meer in deze richting ontwikkeld. De professionele inzet is steeds meer gericht op het begeleiden van mensen met een participatiebehoefte en/of –noodzaak naar activiteiten op wijk- en buurtniveau. In de te ontwikkelen samenwerking met elkaar kunnen de welzijnsinstellingen dit verder versterken en ook effectiever met elkaar organiseren. De verschuiving van de professionele inzet van het vrijwilligerssteunpunt is daarmee veel meer onderdeel geworden van het reguliere werk van breed inzetbare sociaal werkers. De feitelijke werkzaamheden van het huidige vrijwilligerssteunpunt worden al grotendeels door vrijwilligers uitgevoerd. Omdat het vrijwilligerssteunpunt wordt verplaatst van de Boterstraat naar het participatiecentrum van Vivaan, dalen ook daar de kosten. Bij de oprichting van het vrijwilligerssteunpunt was de extra financiering aan Vivaan gebaseerd op de professionele inzet voor het vrijwilligerssteunpunt. Nu de praktijk zich anders ontwikkelt vervalt de noodzaak om het steunpunt apart te financieren. •
(Maatschappelijke) effecten
Er komt minder geld beschikbaar voor breed inzetbare sociaal werkers op wijk- en buurtniveau. De geïntegreerde samenwerking tussen de welzijnsinstellingen die de komende jaren vorm moet krijgen kan dit opvangen, waardoor negatieve maatschappelijke effecten niet op zullen treden.
52
naar inhoudsopgave
5 Maatschappelijke participatie
4. 3O-ontwikkelingen
Omschrijving
+ is nadeel: hogere uitgaven/lagere inkomsten - is voordeel: lagere uitgaven/hogere inkomstenbedragen x € 1.000
2013 2014 2015 2016 2017 2017 inci-
denteel Meicirculaire 2013:
160
transitiekosten decentralisatie AWBZ Septembercirculaire 2013:
225
225
225
225
415
415
415
415
Wmo maatwerkvoorzieningen Septembercirculaire 2013: nieuwe ontwikkelingen Wmo Septembercirculaire 2013: armoedebeleid Budget wijk- en hulpdiensten Verstrekken uitkeringen WWB Bijzondere bijstand Schuldhulpverlening
68 -50
-50
-50
-50
-50
-1.000 -100 61
Participatie/inburgering
-299
Wmo: huren voorzieningen
-500
Wmo: woningaanpassingen
-400
Wmo: huishoudelijke hulp
-730
Wmo: vervoersvoorzieningen Budgettair neutrale 3O-ontwikkelingen Totaal 3O-ontwikkelingen
-804
100 100 100 100 100 -259
-244
-244
-244
-254
-3.109 -198 446 446 436
0
Toelichting 3O-ontwikkelingen Meicirculaire 2013: transitiekosten decentralisatie AWBZ In de meicirculaire is voor het jaar 2014 een incidenteel bedrag van € 160.000 beschikbaar gesteld voor transitiekosten in het kader van de decentralisatie van de AWBZ. Deze taakoverdracht zorgt voor een grote verandering in het sociale domein. De komende tijd moet er dan ook nog veel gebeuren om ervoor te zorgen dat we de nieuwe taken vanaf 2015 goed uit kunnen voeren. We zijn al druk bezig met de voorbereidingen, onder andere door het draaien van pilots in Oss en de regio Brabant Noordoost-oost. Ook in 2014 hebben we nog flink wat voorbereidingen te doen, met bijbehorende kosten. De middelen die in de meicirculaire beschikbaar zijn gesteld zetten we hiervoor in. Septembercirculaire 2013: Wmo maatwerkvoorzieningen In het regeerakkoord is afgesproken dat de bestaande regelingen voor financiële compensatie (Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten, compensatie eigen risico zorgverzekeringswet (CER) en de regeling specifieke zorgkosten) worden afgeschaft. Het budget van de bestaande regelingen wordt vanaf 2014 overgeheveld naar het gemeentefonds. Gemeenten kunnen maatwerk bieden door het compenseren van beperkingen met voorzieningen via de Wmo of het geven van directe inkomenssteun via de bijzondere bijstand. Vanaf 2014 wordt hiervoor de integratie-uitkering huishoudelijke hulp met € 45 miljoen verhoogd en via de Wmo-verdeelsleutel verdeeld. Voor Oss gaat het om een structureel bedrag van € 225.000. In 2014 wordt een nieuwe regeling opgesteld die onder andere onze regeling OCG (minimabeleid) vervangt. Daarnaast moeten we voorzien in toelagen die de huidige toelagen op grond van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten vervangen.
53
naar inhoudsopgave
5 Maatschappelijke participatie
Septembercirculaire 2013: nieuwe ontwikkelingen Wmo In totaal ontvangen we in de septembercirculaire € 640.000 extra voor de Wmo. Hiervan is € 225.000 nodig voor de hiervoor beschreven maatwerkvoorzieningen. Er resteert dan een structureel bedrag van € 415.000. In de meicirculaire 2013 was nog aangegeven dat gemeenten in de septembercirculaire geïnformeerd zouden worden over de verdeling van het macrobudget nieuwe Wmo voor 2015. De huidige informatie is dat de gemeenten in oktober 2013 geïnformeerd worden over de financiële gevolgen van het wetsvoorstel Wmo 2015, waarin de besluitvorming over specifieke groepen (transities) is verwerkt. Het is reëel om te veronderstellen dat het budget naar beneden wordt bijgesteld. Daarom oormerken we de extra gelden voorlopig voor de Wmo tot het definitieve macrobudget bekend is. Dit is ook noodzakelijk gelet op maatregelen die we elders doorvoeren, zoals de vrijval van het budget voor wijk- en hulpdiensten. We blijven immers verantwoordelijk voor de omslag die moet plaatsvinden in het sociale domein. Daarom is het belangrijk dat we blijven investeren in nieuwe vormen van dienstverlening en samenwerking. Septembercirculaire 2013: armoedebeleid Het kabinet heeft besloten om het armoede- en schuldenbeleid de komende jaren verder te intensiveren. Besluitvorming over de precieze inzet van deze middelen is nog niet afgerond. Vooruitlopend op nadere besluitvorming over landelijk € 80 miljoen voor 2014 en € 100 miljoen vanaf 2015 is voor 2013 al wel een toevoeging van € 19 miljoen (aandeel Oss € 68.000) opgenomen. We zetten deze middelen voor 2013 in voor schuldhulpverlening. We zien namelijk dat de wachtlijsten en wachttijden voor schuldhulpverlening toenemen. Dat komt door de volgende ontwikkelingen: - Het aantal schuldsaneringstrajecten is met 45% gestegen. Het aantal aanvragen van inwoners neemt niet toe, maar wel het aantal mensen dat in aanmerking komt voor een schuldregeling. - De voorbereidingstijd voor een schuldregeling neemt toe. Sinds begin 2012, de startdatum van de werkwijze uit het beleidsplan, neemt de complexiteit toe. Door de omstandigheden op onder andere de arbeidsmarkt, de huizenmarkt en bij ondernemers is het veel ingewikkelder en tijdrovender geworden om tot een schuldregeling te komen. Afhankelijk van de kaders die het Rijk aan de middelen voor 2014 en 2015 gaat stellen, zal vanaf 2014 aanvullend beleid worden opgesteld. Budget wijk- en hulpdiensten Op basis van het eerste Wmo-beleidsplan is in 2007 een apart budget voor wijk- en hulpdiensten in de begroting opgenomen. Tot op heden is hier geen structureel gebruik van gemaakt. Diverse inventarisaties hebben uitgewezen dat speciale wijk- en hulpdiensten geen meerwaarde hebben naast de al langer bestaande initiatieven. Bovendien is het denken over de rol van de gemeente in de samenleving op dit punt gewijzigd. Met de vorming van sociale wijkteams gaan we de eigen mogelijkheden van buurten en wijken verder versterken. Dat betekent dat vanaf 2013 een structureel bedrag van € 50.000 kan vrijvallen. Verstrekken uitkeringen WWB In de voorjaarsnota 2013 hebben we op dit onderdeel voor 2013 een eenmalig nadeel van € 1 miljoen opgenomen in verband met een sterke stijging van het aantal bijstandsgerechtigden. Daarbij gaven we aan dat nog niet duidelijk was hoe het rijksbudget dat we hiervoor krijgen zich zou gaan ontwikkelen. Op basis van de berichtgeving moesten we op dat moment rekening houden met een daling van het rijksbudget. In september heeft het ministerie het rijksbudget 2013 definitief vastgesteld. Op basis van deze toekenning verwachten we een hogere rijksbijdrage van € 1,8 miljoen. Het ministerie geeft aan dat de toename is gebaseerd op het feit dat het CPB de raming heeft bijgesteld als gevolg van minder gunstige conjuncturele ontwikkelingen. Op dit moment hebben we ervoor gekozen om de uitkeringen neutraal te ramen, dat wil zeggen dat we er vanuit gaan dat de werkelijke uitkeringskosten gelijk zijn aan de bijdrage die we van het Rijk ontvangen. Dat betekent dat we nu een bedrag van € 1 miljoen aan hogere rijksbijdrage opnemen om de 3O-ontwikkeling uit de voorjaarsnota ongedaan te maken. In de jaarrekening 2013 bepalen we de eindstand.
54
naar inhoudsopgave
5 Maatschappelijke participatie
Bijzondere bijstand In de septembercirculaire 2011 hebben we een structureel extra bedrag van ruim € 300.000 voor bijzondere bijstand gekregen om specifieke doelgroepen meer inkomensondersteuning te kunnen bieden. Deze toename van de doelgroep heeft geleid tot een groter beroep op bijzondere bijstand en dus tot hogere uitgaven. Daarbij werken we vraaggericht, zodat we een goed beeld krijgen van wat de klant nodig heeft en we per klant een op maat gesneden besluit kunnen nemen. Op basis van de huidige cijfers hebben we in 2013 niet het volledige extra budget van € 300.000 nodig. Er kan dit jaar eenmalig een bedrag van € 100.000 vrijvallen. We beoordelen in een later stadium in samenhang met de transities in het sociaal domein of deze ontwikkeling structureel van aard is. Schuldhulpverlening In 2013 is er op dit onderdeel een incidenteel nadeel van € 61.000 als gevolg van de afhandeling van resterende nota’s over 2012. Participatie/inburgering We hebben van het Rijk een nabetaling van € 299.000 ontvangen. Het gaat om een afrekening van inburgeringsgelden uit het verleden. Het college heeft deze middelen eerder dit jaar geoormerkt voor participatiedoeleinden. Uit de huidige cijfers is gebleken dat we deze doelen via het bestaande budget kunnen realiseren. Dat betekent dat het bedrag van € 299.000 kan vrijvallen. Dit is voor 2013 een incidenteel voordeel. Wmo: huren voorzieningen In de voorjaarsnota 2013 hebben we voor 2013 een incidenteel voordeel van € 1,5 miljoen gemeld als gevolg van de verkoop van Wmo-voorzieningen. We schaffen deze niet meer zelf aan, maar huren voortaan bij Welzorg. Op basis van de contracten die nu getekend zijn is het voordeel hoger, namelijk € 2,3 miljoen. In het contract is echter opgenomen dat Welzorg een schouw mag uitvoeren op de voorzieningen. Hierdoor kan de opbrengst nog lager uitvallen dan € 2,3 miljoen. Daarom nemen we nu een incidenteel voordeel van € 500.000 op. Wmo: woningaanpassingen Bij het onderdeel woningaanpassingen zien we een dalende trend in het aantal aanvragen. Hierdoor hebben we in 2013 te maken met een voordeel van € 400.000. We zetten dit voordeel vooralsnog incidenteel in. Landelijk is namelijk de verwachting dat de maatregel ‘Scheiden van Wonen en Zorg’ zal leiden tot een stijging van het aantal aanvragen voor woningaanpassingen. Bij de voorjaarsnota van volgend jaar bekijken we hoe de ontwikkelingen dan zijn. Wmo: huishoudelijke hulp In de voorjaarsnota 2013 hadden we te maken met een stijging van de kosten voor huishoudelijke hulp met ruim € 600.000. Omdat de voorziening voor huishoudelijke hulp vanaf 2015 verandert door de afspraken in het zorgakkoord hebben we deze stijging alleen in de jaren 2013 en 2014 opgenomen. Op basis van de huidige cijfers zien we nu juist een daling van de kosten. Het gaat om een bedrag van ruim € 700.000 in 2013 en afgerond € 800.000 in 2014. Dat betekent dat de kostenstijging van de afgelopen jaren niet langer doorzet: we zien nu een stabilisatie van de kosten ten opzichte van 2012. Dat heeft te maken met een daling van het aantal geïndiceerde uren als gevolg van de Kanteling. Daarnaast is er een verschuiving van (duurdere) huishoudelijke hulp 2 naar (goedkopere) huishoudelijke hulp 1. Daarnaast stijgen de inkomsten van de eigen bijdrage. Wmo: vervoersvoorzieningen Door de verhuizing van het ziekenhuis naar Uden wordt een hoger aantal vervoerszones gedeclareerd dan voorheen. Hierdoor is er op dit onderdeel een structureel nadeel van € 100.000. Budgettair neutrale 3O-ontwikkelingen Binnen dit programma worden daarnaast diverse budgettair neutrale wijzigingen doorgevoerd. Het gaat om administratieve wijzigingen die niet inhoudelijk van aard zijn en per saldo geen geld kosten. Een totaaloverzicht met toelichting is in bijlage 5 opgenomen.
55
naar inhoudsopgave
5 Maatschappelijke participatie
5. Wat mag het kosten? Hierna wordt een financieel overzicht van het programma gegeven.
Omschrijving
2013
2014
+ is netto-uitgaven - is netto-inkomsten bedragen x € 1.000
2015
2016
2017
2017 inci-
denteel
Bestaand beleid Lasten
77.943
72.815
71.940
71.939
71.939
Baten
-46.044
-41.232
-41.006
-41.006
-41.006
Saldo
31.899
31.583
30.934
30.933
30.933
Stortingen reserves
264
60
29
29
29
Onttrekkingen reserves
-979
-106
-11
0
0
Saldo mutaties reserves
-715
-46
18
29
29
Totaal bestaand beleid
31.184
31.537
30.952
30.962
30.962
0
Bezuinigingsvoorstellen -200 -200 -330 3O-ontwikkelingen Totaal programma
-3.109 -198 446 446 436 28.075
31.339
56
31.198
31.208
31.068
0
naar inhoudsopgave
5 Maatschappelijke participatie
6. Lasten per product In de volgende figuur worden voor 2014 de lasten per product in beeld gebracht (bedragen x € 1.000).
Beleidsontwikkeling werk en inkomen € 22.516 Sociale voorzieningen €2
Inkomensvoorziening € 22.400
Kinderopvang € 116
Beleidsontwikkeling zorg en inkomen € 204
Voorzieningen gehandicapten € 14.452 Ouderenvoorzieningen € 214
Totaal Maatschappelijke participatie € 72.815
Beleidsontwikkeling gezondheidszorg € 5.681
Ondersteuning zelforganisaties € 274
Begraven € 441
Gezondheidszorg € 3.175
Beleidsontwikkeling gehandicapten en ouderen € 1.394
Maatschappelijke begeleiding € 607 Participatiebudget € 1.339
57
6
naar inhoudsopgave
Kunst en cultuur
58
naar inhoudsopgave
6 Kunst en cultuur
Programma 6 in één oogopslag De toegankelijkheid van kunst en cultuur zijn in Oss kernwaarden van het cultureel beleid. Dit komt tot uiting in educatieve programma’s die kunst, cultuur en cultuurhistorie ontsluiten voor de jeugd. Kunst, cultuur en cultuurhistorie zijn ook van waarde voor de aantrekkelijkheid en leefbaarheid van de gemeente. Voor actieve beleving en laagdrempelige toegang tot kunst, cultuur en cultuurhistorie steunen we het verenigingsleven dan ook financieel. In de basisinfrastructuur voor cultuur zoeken we naar een andere ordening. De bestaande instellingen zijn daarbij ondergeschikt aan de functies en de mogelijke samenwerkingsverbanden. Dit biedt kansen op vernieuwing en besparing. Effectindicatoren: •
Deelname van jongeren aan cultureel-educatieve activiteiten blijft zoveel mogelijk op peil.
•
Het oordeel van inwoners over verenigingen en clubs blijft stabiel.
Doelstelling 1:
Doelstelling 2:
Doelstelling 3:
Doelstelling 4:
We houden een
Voor laagdrempe-
We ontwikkelen
We zetten het
breed scala aan
lige toegang tot
een visie op een
structureel overleg
culturele functies
kunst en cultuur en
andere ordening
met de amateuror-
in stand.
leefbaarheid blijven
van cultuur, waarbij
ganisaties voort in
we het verenigings-
functies voorgaan
het kader van het
leven financieel
op instellingen.
Integraal Voorzie-
steunen.
ningenbeleid.
Prestatie-indicatoren: •
Het brede pakket aan culturele functies blijft beschikbaar.
•
Het verenigingsleven blijft zoveel mogelijk op peil in aantallen en leden.
•
Het aantal jaarlijkse IVB-overleggen blijft op peil.
59
naar inhoudsopgave
6 Kunst en cultuur
1. Wat willen we bereiken? De toegankelijkheid van kunst en cultuur zijn in Oss kernwaarden van het cultureel beleid. Dit komt tot uiting in educatieve programma’s die kunst, cultuur en cultuurhistorie ontsluiten voor de jeugd. Kunst, cultuur en cultuurhistorie zijn ook van waarde voor de aantrekkelijkheid en leefbaarheid van de gemeente. Voor actieve beleving en laagdrempelige toegang tot kunst, cultuur en cultuurhistorie steunen we het verenigingsleven dan ook financieel. In de basisinfrastructuur voor cultuur zoeken we naar een andere ordening. De bestaande instellingen zijn daarbij ondergeschikt aan de functies en de mogelijke samenwerkingsverbanden. Dit biedt kansen op vernieuwing en besparing. De bevordering van de toegankelijkheid van de voorzieningen op het gebied van kunst en cultuur (waaronder ook inbegrepen de cultuurhistorie) is door de jaren heen een belangrijk aspect geweest in ons beleid. Deze kernwaarde willen we blijven ondersteunen. Toegankelijkheid krijgt vorm door educatieve programma’s, die kunst en cultuur vertrouwd maken voor schoolgaande jongeren, en door een brede programmering van culturele instellingen. De ontwikkeling van nieuwe samenwerkingsverbanden van professionele instellingen komend jaar moet ten goede komen aan deze doelstellingen, tegen lagere kosten. Deze samenwerkingsvormen zullen zich ook sterker richten op de verbinding met de kracht, energie en creativiteit van lokale vrijwilligers die betrokken zijn bij onderwijs, kunst, cultuur en cultuurhistorie. Subsidieregelingen bevorderen de laagdrempeligheid van de amateuristische beoefening van kunst en cultuur. Bij professionele instellingen voor kunst en cultuur zullen we het subsidiebeleid toespitsen en voor volwassenen zullen we, in lijn met de uitgangspunten in het coalitieprogramma, het profijtbeginsel in hogere mate invoeren. Subsidie komt daardoor vooral ten goede aan jongeren, die tegen lagere tarieven kunnen deelnemen aan cultuureducatieve programma’s dan volwassenen. Het amateurveld in kunst en cultuur biedt voor relatief weinig middelen een grote bijdrage aan de toegankelijkheid van deelname aan kunst en cultuur, alsook aan de leefbaarheid van de wijken en dorpen. Wij blijven dit verenigingsleven in het subsidiebeleid onverminderd steunen. De basisinfrastructuur van ons professionele kunst- en cultuuraanbod herijken we dit najaar. De afgelopen jaren hebben we de subsidies voor de professionele organisaties op het gebied van kunst en cultuur verlaagd. Verdere algemene verlagingen achten wij niet de manier om de onvermijdelijke bezuinigingen tot stand te brengen. Dat brengt alle instellingen in de financiële zorgen. We hebben daarom besloten een nieuwe visie op het cultuurveld te gaan ontwikkelen. Dat doen we in overleg met alle betrokken partijen, aanbieders en afnemers. In overleg met de bibliotheek is besproken dat het aanbod in de kernen anders georganiseerd kan worden. Vaste voorzieningen zijn hierin niet nodig om de kernfuncties (literatuur en leesbevordering) van de bibliotheek te kunnen bieden. We onderzoeken met de bibliotheek hoe dit met name via de basisscholen georganiseerd kan worden. Bij Muzelinck is het proces in gang gezet om, aansluitend bij landelijke ontwikkelingen, een kleinere kernorganisatie in te richten die vooral met docenten als zzp’ers het cursusaanbod verzorgt. Subsidie komt daarbij vooral de jongereneducatie ten goede, voor volwassenen geldt het profijtbeginsel. Door de algehele economische teruggang is er een dalende tendens waarneembaar in de toeloop naar de culturele instellingen. Bezoekersaantallen van theater De Lievekamp, Muzelinck/De Groene Engel nemen af. Het verenigingsleven blijven we stabiel financieel ondersteunen. Maar ook hier is desondanks enige teruggang te verwachten in ledenaantallen en wellicht organisaties.
60
naar inhoudsopgave
6 Kunst en cultuur
Effectindicator
Bron
Realisatie 2012 Verwacht 2013 Streefwaarden
2017
1. Deelname jongeren aan
Bezoekersaantal
Streven naar
Streven naar
cultureel-educatieve activiteiten de culturele
Gegevens van
daalt met
stabilisatie
stabilisatie
blijft zoveel mogelijk op peil
instellingen
maximaal 10%
2. Oordeel inwoners over
Waarstaatjegemeente.nl 7,6
Streven naar
Streven naar
stabilisatie
stabilisatie
verenigingen en clubs
Voor dit programma zijn de volgende doelstellingen geformuleerd: 1.
We houden de leefomgeving van Oss aantrekkelijk door een aangepast breed scala aan voorzieningen
op het gebied van kunst en cultuur in stand te houden.
2.
We bevorderen de laagdrempeligheid en toegankelijkheid van kunst en cultuur voor alle inwoners,
met de nadruk op de jeugd.
3.
Organisaties in de sector kunst en cultuur zullen in grotere mate efficiënter gaan functioneren.
4.
In het kader van het Integraal Voorzieningenbeleid voeren we structureel overleg met de
amateurorganisaties op het gebied van kunst en cultuur.
Belangrijke kaders: 1. Nieuw te ontwikkelen visie op cultuur in Oss 2. Beleidsnota cultuur 3. Museumnota 2. Wat gaan we daarvoor doen? Doelstelling 1: We houden de leefomgeving van Oss aantrekkelijk door een aangepast breed scala aan voorzieningen op het gebied van kunst en cultuur in stand te houden. De kunst- en cultuurvoorzieningen van Oss dragen bij aan een prettig woon- en werkklimaat. We vinden het daarom van belang dat het brede scala aan professionele culturele functies beschikbaar blijft. Wel zal de vorm van organisatie waarin cultuur aangeboden wordt veranderen. Zo verwachten we tegen lagere kosten een goed cultureel klimaat te kunnen handhaven. Doelstelling 2: We bevorderen de laagdrempeligheid en toegankelijkheid van kunst en cultuur voor alle inwoners, met de nadruk op de jeugd. Laagdrempelige toegankelijkheid tot kunst en cultuur is een kernwaarde in ons beleid. Subsidie voor de professionele culturele educatie zoals die door Muzelinck verzorgd wordt zal vooral ingezet worden om de tarieven voor de jeugd onder 18 jaar laag te houden. Voor volwassenen geldt in hogere mate het profijtbeginsel bij gebruik van culturele voorzieningen. De culturele instellingen zijn in hun tariefbeleid attent op een aantrekkelijke prijskwaliteitverhouding. Doelstelling 3: Organisaties in de sector kunst en cultuur zullen in grotere mate efficiënter gaan functioneren. De afgelopen jaren hebben de reeds ingevoerde bezuinigingen bij de culturele instellingen al geleid tot efficiencyverhogingen, door verlaging van de eigen kosten en verhoging van inkomsten. Bij de ontwikkeling van de herziene visie op cultuur, waar we dit najaar mee starten, zullen we daarin een verdergaande slag maken door ook naar de organisatorische structuur te kijken. Nu kennen we voor alle functies een eigen instelling. We verwachten efficiencywinst als er ontschot wordt en nieuwe vormen van samenwerking ontstaan die de functies aanbieden.
61
naar inhoudsopgave
6 Kunst en cultuur
Doelstelling 4: In het kader van het Integraal Voorzieningenbeleid voeren we structureel overleg met de amateurorganisaties op het gebied van kunst en cultuur. Het jaarlijkse overleg met organisaties in kunst en cultuur(historie) die gebruik maken van een accommodatie is nuttig gebleken voor de uitwisseling van informatie over en weer, over beleidsontwikkeling, over ontwikkelingen in het verenigingsleven en voor de ontwikkeling van onderlinge contacten. Het Makelpunt heeft zichzelf bij deze bijeenkomsten bekend kunnen maken. Prestatie-indicatoren Indicator
Bron
Uit-
Realisatie Verwacht
voerende 2012
partijen
2013
Streef-
Streef-
Streef-
waarde
waarde waarde waarde
2014
2015
2016
1. Bezoekers- Gege-
Stabilisatie of max 10% afname
aantallen/
(aantallen: zie bezuinigingsmonitor)
vens
cursisten/
orga-
leden
nisa-
Streef2017
professionele ties culturele instellingen 2. Bevordering Gege- x x x Constant Constant Constant Constant toegang tot
vens
of maxi-
of maxi-
kunst en
orga-
maal 5%
maal 5% maal 5%
of maxi-
of maximaal 5%
cultuur nisa- afname afname afname afname (ledenaantallen ties en aantallen verenigingen) 3. Overleg
Ge-
IVB
meente organisaties
Vrijwilligers-
kunst en
cultuur
(historie)
2
2
Minimaal 1
Minimaal 1 Minimaal 1
Minimaal 1
3. Wat gaan we niet meer doen/minder doen/anders doen? - is voordeel: lagere uitgaven/hogere inkomsten bedragen x € 1.000
Omschrijving
2013 2014 2015 2016 2017
Bezuinigingen cultuur Frictiekosten bezuinigingen cultuur
pm
pm
pm
Verlagen budget monumentensubsidies
-62
-62
-62
-800 -62
Verlagen subsidie Omroep Maasland
-13
-25
-25
Totaal bezuinigingsvoorstellen
-75
-87
-887
0
62
-62
naar inhoudsopgave
6 Kunst en cultuur
Toelichting bezuinigingsvoorstellen Bezuinigingen cultuur • Toelichting In totaal willen we bij de professionele culturele instellingen vanaf 2017 een structurele bezuiniging van € 800.000 realiseren. Deze bezuiniging is vooralsnog als volgt geoormerkt: -
€ 500.000 op Museum Jan Cunen/Stadsarchief
-
€ 250.000 op Muzelinck
-
€ 50.000 door betere samenwerking en integratie van diensten
• Argumentatie Deze bezuiniging vraagt om een hernieuwde visie op de positie van de verschillende functies in het kunst- en cultuurveld. Dit wordt uitgewerkt in een streefbeeld (fase 1). Het streefbeeld is een visie met bijbehorende doelstellingen die aangeeft hoe het Osse cultuurgebied er in de toekomst in grote lijnen uit zou moeten zien. Dit streefbeeld is richtinggevend voor het handelen op korte en middellange termijn en dient daarmee als basis voor de verdere uitwerking en vertaling in organisatie en structuur (fase 2). Hieruit volgt daarna de daadwerkelijke implementatie (fase 3). Fase 1 loopt tot januari 2014, fase 2 tot juni 2014 en fase 3 tot december 2015. Op deze manier worden de plannen samen met het professionele veld vormgegeven. Naast de financiële kaders moet de cultuurvisie aan de volgende randvoorwaarden voldoen: -
Meer of nauwere samenwerking tussen de kunst- en cultuurinstellingen binnen de gemeente Oss.
-
Er moet meer verbondenheid komen met de Osse samenleving, meer mensen uit Oss moeten gebruik gaan
maken van de culturele instellingen.
-
De educatieve waarden van kunst en cultuur moeten behouden blijven en kunst en cultuur moet voor de
jeugd toegankelijk blijven. Dit betekent dat het samenwerkingsverband OKVO behouden moet blijven/
versterkt moet worden.
Het streefbeeld moet zodanig concreet zijn dat op basis hiervan een vervolg kan worden gegeven aan de vraag hoe dit streefbeeld georganiseerd kan worden. Het is mogelijk dat het streefbeeld tot een gewijzigde verdeling van de drie bezuinigingsvoorstellen leidt. Het totaal te bereiken bezuinigingsbedrag blijft echter gelijk. •
(Maatschappelijke) effecten
De maatschappelijke effecten van de bezuiniging zijn afhankelijk van de uitwerking. Mogelijk kan de uitwerking een beperking betekenen van het kunst- en cultuuraanbod in Oss. Aan de andere kant biedt de bezuiniging ook kansen. Een vernieuwd streefbeeld kan ook zorgen voor een nauwere samenwerking en een grotere verbondenheid met de Osse samenleving (lokaal bestuur, partners in het onderwijs, verbinding met lokale vrijwillige culturele en cultuurhistorische organisaties). Frictiekosten bezuinigingen cultuur Frictiekosten kunnen worden omschreven als extra kosten die uitgaan boven het regulier beschikbare budget voor reguliere werkzaamheden als gevolg van tijdelijke fricties (verstoringen), zoals reorganisaties en bezuinigingsoperaties. In de voorjaarsnota 2013 is al aangekondigd dat er vooral frictiekosten te verwachten zijn binnen de bezuinigingen op het gebied van cultuur. De bezuinigingen op cultuur bedragen in totaal € 800.000 structureel vanaf 2017. Een berekening van te verwachten frictiekosten is op dit moment echter niet te maken omdat de bezuinigingen eerst verder uitgewerkt moeten worden. We volstaan dan ook met een pm-raming in de jaren 2014-2016. In 2014 komen we met een nauwkeurige raming van te verwachten frictiekosten. Op dat moment is de bezuiniging in een gezamenlijk proces namelijk verder uitgewerkt.
63
naar inhoudsopgave
6 Kunst en cultuur
Verlagen budget monumentensubsidies • Toelichting We verlagen het budget voor de subsidieregeling (gemeentelijke) monumenten vanaf 2014 structureel met € 62.000. Er resteert dan een budget van € 45.000. • Argumentatie De gemeente is niet wettelijk verplicht om subsidies voor het onderhoud van een gemeentelijk monument te verstrekken. We verlagen het beschikbare bedrag, maar houden de subsidieregeling wel in stand. Zo kunnen we eigenaren van monumenten blijven ondersteunen in de verplichtingen met betrekking tot onderhoud die de monumentenstatus met zich meebrengt. •
(Maatschappelijke) effecten
Bij een beperking van het beschikbare budget is het mogelijk dat het subsidieplafond in een jaar bereikt wordt, waardoor een aantal aanvragers geen bijdrage zal ontvangen. Verlagen subsidie Omroep Maasland • Toelichting We verlagen de subsidie aan Omroep Maasland met € 12.500 in 2015 en structureel € 25.000 vanaf 2016. • Argumentatie Op basis van de vastgestelde bezuinigingen in de programmabegrotingen 2012-2015 en 2013-2016 zijn of worden alle subsidies aan professionele instellingen verlaagd. In afwijking hiervan heeft Omroep Maasland voor de periode 2012 tot en met 2014 een tijdelijke extra subsidie ontvangen om uit de financiële problemen te raken. De Omroep heeft de bedrijfsvoering (situatie 2013) daarmee op orde gekregen. Met een korting van 10% op de subsidie gaat de Omroep mee in de subsidieverlaging die de andere professionele instellingen al eerder hebben moeten verwerken. •
(Maatschappelijke) effecten
In de huidige economische omstandigheden is het onzeker of Omroep Maasland voldoende aanvullende eigen inkomsten kan verwerven. Deze inkomsten zijn een belangrijk onderdeel van het op orde brengen van de financiële situatie. In 2012 was het verwerven van extra inkomsten succesvol. Mocht het zo zijn dat deze inkomsten in de toekomst weer gaan tegenvallen dan is het mogelijk dat Omroep Maasland, in combinatie met de lagere subsidie, opnieuw met tekorten te maken krijgt. 4. 3O-ontwikkelingen
Omschrijving
+ is nadeel: hogere uitgaven/lagere inkomsten - is voordeel: lagere uitgaven/hogere inkomstenbedragen x € 1.000
2013 2014 2015 2016 2017 2017 inci-
denteel Meicirculaire 2013: afschaffing
-132
-132
-132
maatschappelijke stages Budgettair neutrale 3O-ontwikkelingen
112
60
60
60
19
Totaal 3O-ontwikkelingen
112
60
-72
-72
-113
0
Toelichting 3O-ontwikkelingen Meicirculaire 2013: afschaffing maatschappelijke stages In het regeerakkoord is opgenomen dat de wettelijk verplichte maatschappelijke stage voor het voortgezet onderwijs vanaf 2015 wordt afgeschaft. De algemene uitkering is hiervoor verlaagd; gemeenten kregen hier namelijk een vergoeding voor. We vangen deze korting op door onze uitgaven ook te verlagen. Vanaf 2015 gaat het om een structureel bedrag van € 132.000. Budgettair neutrale 3O-ontwikkelingen Binnen dit programma worden daarnaast diverse budgettair neutrale wijzigingen doorgevoerd. Het gaat om administratieve wijzigingen die niet inhoudelijk van aard zijn en per saldo geen geld kosten. Een totaaloverzicht met toelichting is in bijlage 5 opgenomen.
64
naar inhoudsopgave
6 Kunst en cultuur
5. Wat mag het kosten? Hierna wordt een financieel overzicht van het programma gegeven.
Omschrijving
2013
2014
+ is netto-uitgaven - is netto-inkomsten bedragen x € 1.000
2015
2016
2017
2017 inci-
denteel
Bestaand beleid Lasten
6.718
6.880
6.791
6.791
6.791
Baten
-509
-509
-509
-509
-509
Saldo
6.209
6.371
6.282
6.282
6.282
Stortingen reserves
0
0
0
0
0
Onttrekkingen reserves
-328
0
0
0
0
Saldo mutaties reserves
-328
0
0
0
0
Totaal bestaand beleid
5.881
6.371
6.282
6.282
6.282
0
Bezuinigingsvoorstellen 3O-ontwikkelingen Totaal programma
112 5.993
-62 -75 -87 -887 60 -72 -72 -113 6.369
6.135
6.123
5.282
6. Lasten per product In de volgende figuur worden voor 2014 de lasten per product in beeld gebracht (bedragen x € 1.000).
Cultuur € 3.585 Beleidsontwikkeling kunst en cultuur € 72
Kunst € 1.139
Totaal Kunst en cultuur € 6.880
65
Sociaalcultureel werk € 2.085
0
7
naar inhoudsopgave
Sport en recreatie
66
naar inhoudsopgave
7 Sport en recreatie
Programma 7 in één oogopslag Voldoende sporten en bewegen blijven belangrijke doelstellingen van het beleid. Sport en bewegen dragen bij aan een goede gezondheid van jong en oud. Daarnaast zien we sport als een instrument dat positieve sociale effecten kan genereren. Het gaat hier om sociale cohesie in de buurt, leefbaarheid van wijken en ontwikkelen van persoonlijke vaardigheden. Daarom blijven we investeren in sport en bewegen. Het Sport Expertise Centrum (SEC) kan hier in 2014 een rol in blijven spelen. De gemeente zorgt voor betaalbare en kwalitatief goede voorzieningen. We zullen hierin geleidelijk aanpassingen aanbrengen door het Integraal Voorzieningenbeleid. Oss heeft de recreant veel te bieden. Er is een toenemende behoefte aan buiten recreëren. Dit komt onder andere doordat mensen minder te besteden hebben. Daarom zal recreëren rond de eigen woonomgeving toenemen. Goede recreatieve voorzieningen aan de stadsrand worden daarom belangrijker. Daarnaast is er behoefte aan kwalitatief hoogstaande voorzieningen voor dag- en verblijfsrecreatie. Wij ondersteunen organisaties die hieraan bijdragen. Innovatie vinden wij hierbij belangrijk. Effectindicatoren: •
In 2017 is de deelname aan sporten en bewegen gestegen.
•
De tevredenheid van de burger over sportvoorzieningen blijft minimaal een 7.
Doelstelling 1:
Doelstelling 2:
Doelstelling 3:
Sportstimulering
Continuering van
Stimuleren van ini-
via het SEC.
beheer en onderhoud
tiatieven om meer
van sportvoorzie-
buiten te recreëren.
ningen ondanks de bezuinigingen.
Prestatie-indicatoren: •
Het aantal jeugdleden bij sportverenigingen blijft op peil.
•
De kostendekkingsgraad en bezettingsgraad van sportaccommodaties
zijn in 2017 toegenomen.
•
Het aantal initiatieven op het gebied van vrijetijdsbesteding neemt toe.
•
Het aantal bezoekers bij het Golfbad blijft stabiel.
67
naar inhoudsopgave
7 Sport en recreatie
1. Wat willen we bereiken? Voldoende sporten en bewegen blijven belangrijke doelstellingen van het beleid. Sport en bewegen dragen bij aan een goede gezondheid van jong en oud. Daarnaast zien we sport als een instrument dat positieve sociale effecten kan genereren. Het gaat hier om sociale cohesie in de buurt, leefbaarheid van wijken en ontwikkelen van persoonlijke vaardigheden. Daarom blijven we investeren in sport en bewegen. Het Sport Expertise Centrum (SEC) kan hier in 2014 een rol in blijven spelen. De gemeente zorgt voor betaalbare en kwalitatief goede voorzieningen. We zullen hierin geleidelijk aanpassingen aanbrengen door het Integraal Voorzieningenbeleid. Oss heeft de recreant veel te bieden. Er is een toenemende behoefte aan buiten recreëren. Dit komt onder andere doordat mensen minder te besteden hebben. Daarom zal recreëren rond de eigen woonomgeving toenemen. Goede recreatieve voorzieningen aan de stadsrand worden daarom belangrijker. Daarnaast is er behoefte aan kwalitatief hoogstaande voorzieningen voor dag- en verblijfsrecreatie. Wij ondersteunen organisaties die hieraan bijdragen. Innovatie vinden wij hierbij belangrijk. We blijven in 2014 sportstimulering inzetten als middel om een gezonde leefstijl en participatie te stimuleren. Het gaat om het aanmoedigen, verbinden en ondersteunen van sportieve activiteiten. Sportstimulering richt zich primair niet op die mensen die voldoende sporten, maar op specifieke groepen die het sportaanbod (nog) niet kunnen vinden. Groepen waar de sport- en beweegdeelname achterblijft, ondersteunen we om een passende vorm van sport en bewegen te vinden. We maken hierbij zoveel mogelijk gebruik van bestaande initiatieven en structuren zoals sportverenigingen. De samenwerking met de regio(gemeenten) ter versterking van de mogelijkheden op toeristisch-recreatief en cultureel gebied moet meer mogelijkheden tot stand brengen. In dit verband ligt er een opdracht van de regio Noordoost-Brabant om tussen de Maasgemeenten, van Boxmeer tot en met Heusden, sterkere verbindingen te leggen en kansen te benutten. Het uitwerken van die opdracht ligt bij Oss, immers de gemeente met de grootste Maasoever van Brabant. Daarnaast willen wij waar mogelijk inspelen op majeure projecten binnen het Brabantse beleid voor de Vrijetijdseconomie (activiteiten rond Van Gogh en Jeroen Bosch). Effectindicator
Bron
Realisatie 2012
Verwacht 2013
Streefwaarden
2017
1. Percentage mensen dat
Sportmonitor
54%
54%
60%
2. Tevredenheid burger
Beweegonderzoek
7,1 (2011)
x
Minimaal 7
over binnensport-
SEC (2011) 6,9 (2011)
x
Minimaal 6,9
voldoende beweegt
accommodaties 3. Tevredenheid burger
Beweegonderzoek
over buitensport-
SEC (2011)
accommodaties
68
naar inhoudsopgave
7 Sport en recreatie
Voor dit programma zijn de volgende doelstellingen geformuleerd: 1.
Sportstimulering via het SEC.
2.
Continuering van beheer en onderhoud van sportvoorzieningen ondanks de bezuinigingen.
3.
Stimuleren van initiatieven om meer buiten te recreëren.
Belangrijke kaders: 1. Visie op sport en bewegen (in ontwikkeling) 2. Integraal Voorzieningenbeleid 3. Nota Toerisme en recreatie Oss-Lith (2005) 2. Wat gaan we daarvoor doen? Doelstelling 1: Sportstimulering via het SEC. We houden het SEC in 2014 in stand met een eenmalige extra bijdrage. We maken hiervoor geen structurele middelen vrij. Het SEC is vanaf 2015 verantwoordelijk om het tekort in de eigen begroting te dekken. Samen met het SEC hebben we een plan opgesteld om mogelijkheden te onderzoeken het structurele tekort te financieren door bijdragen van andere partners, zoals onderwijs, sportverenigingen en bedrijfsleven. We verwachten een structurele oplossing te vinden voor een kleinere omvang van het SEC. Het streven is dat we bestaande functies van welzijnsorganisaties omvormen tot combinatiefuncties en buurtsportcoaches. Op deze manier kunnen we zonder aanvullende gemeentelijke financiering de basis van het SEC behouden, ook na 2014. Doelstelling 2: Continuering van beheer en onderhoud van sportvoorzieningen ondanks de bezuinigingen. In 2013 is het Integraal Voorzieningenbeleid (IVB) in gang gezet. Bezuinigingen maar met name te verwachten herinvesteringen maken het onvermijdelijk dat we scherper sturen op de huisvestingsvraagstukken in de domeinen cultuur, sport, onderwijs en ontmoeten. Een goede en bredere benutting, een hogere kostendekkingsgraad, evenwichtige spreiding en concentratie zijn daarbij uitgangspunt. De domeinoverleggen met gebruikers van accommodaties zijn in 2012 begonnen. In programma 4 gaan we hier verder op in. In 2014 wordt een vernieuwd sportpark Amstelhoef opgeleverd. In juni zal het clubgebouw gereed zijn en in het najaar worden de velden opgeleverd. Doelstelling 3: Stimuleren van initiatieven om meer buiten te recreëren. In 2013 heeft de VVV-Oss een eigen regiomanager aangesteld. Resultaat hiervan is dat er inmiddels structureel overleg is tussen de informatiecentra in Oss, Ravenstein, Megen en Lith. Doel is om kennis te vergroten bij de vrijwilligers, meer producten te maken en activiteiten te organiseren. Er is de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in kwalitatief goede routenetwerken voor wandelen en fietsen, vaarverbindingen over de Maas en de samenwerking met - en projecten van de stichting Maasmeanders. Daarbij noemen we ook de ontwikkelingen in en rond De Maashorst en de Maas. Dit zetten we voort. Daarnaast verbeteren we de informatiestructuur voor toerisme en recreatie binnen de gemeente.
69
naar inhoudsopgave
7 Sport en recreatie
Prestatie-indicatoren Indicator Bron Uit-
Realisatie Verwacht Streef-
voerende 2012
2013
waarde
Streef- Streef- Streefwaarde waarde waarde
partijen
2014
2015
1. Jeugdleden Gege-
Sport-
Maximaal
Maximaal Maximaal
Maximaal
vereni-
5%
5%
5%
afwijking
afwijking afwijking afwijking
7.100
7.100
bij sportvere-
vens
nigingen
organi- gingen
saties
2. Bezettings- Ge-
Afdeling
Sport-
Sport-
2016 5%
2017
t.o.v. 2013
t.o.v. 2013 t.o.v. 2013 t.o.v. 2013
x
x
x
Sport-
graad accom- meente Vastgoed
parken:
parken:
parken:
modaties
65%
64%
80%
Hallen en
Hallen en
Hallen en
zalen: 49%
zalen: 49%
zalen: 50%
Sport-
Sport-
Sport-
parken:
parken:
parken:
3. Kostendek- Ge- kingsgraad
Afdeling
meente Vastgoed
x
x
x
accommo-
11%
11%
20%
daties
Hallen en
Hallen en
Hallen en
zalen: 62%
zalen: 62%
zalen: 65%
4.Bezoekers Golfbad Golfbad 414.000 400.000 400.000 400.000 400.000 400.000 Golfbad
3. Wat gaan we niet meer doen/minder doen/anders doen? - is voordeel: lagere uitgaven/hogere inkomsten bedragen x € 1.000
Omschrijving
2013 2014 2015 2016 2017
Verhogen kostendekkendheid
-200
buitensportaccommodaties Verlagen budget stadspromotie
-50
-50
-50
-50
Totaal bezuinigingsvoorstellen
-50
-50
-50
-250
0
Toelichting bezuinigingsvoorstellen Verhogen kostendekkendheid buitensportaccommodaties • Toelichting We verhogen vanaf 2017 de tarieven voor sportterreinen om de kostendekkendheid daarvan te verbeteren. Hiermee willen we een opbrengst van € 200.000 realiseren. Eventuele alternatieve maatregelen voor de tariefverhoging bespreken we met de buitensportverenigingen. • Argumentatie Het optimaliseren van de exploitatie en (streven naar) kostendekkende tarieven zijn uitgangspunten van het IVB (Integraal Voorzieningenbeleid). Daarnaast is het verhogen van de kostendekkendheid in lijn met het profijtbeginsel. Met het verhogen van de tarieven voor de buitensport brengen we de kostendekkendheid daarvan bovendien meer in lijn met de kostendekkendheid van de tarieven voor de binnensport. •
(Maatschappelijke) effecten
De hogere kosten voor gebruikers leiden mogelijk tot minder sportdeelname. Daardoor kunnen verenigingen te maken krijgen met zowel hogere kosten als lagere inkomsten (minder leden, sponsors, reclame), wat hun financiële positie verzwakt. Dit kan het voortbestaan van sommige verenigingen bedreigen. Aan de andere kant biedt deze maatregel kansen door de samenwerking tussen sportverenigingen te stimuleren, sportverenigingen te stimuleren maatschappelijk te ondernemen en in het kader van IVB de clustering van sportparken te stimuleren.
70
naar inhoudsopgave
7 Sport en recreatie
Verlagen budget stadspromotie • Toelichting Stadspromotie is een netwerk van ondernemers, organisaties en de gemeente, dat Osse succesverhalen en activiteiten uitdraagt en samenwerking stimuleert. We verlagen het budget hiervoor vanaf 2014 structureel met € 50.000. Concreet betekent dat dat we willen stoppen met de evenementenborden, profilering van de vestingsteden, het grootste deel van de mediacampagne en promotiemiddelen, zoals vlaggen en dassen. • Argumentatie Met het verlaagde budget blijft de kern van stadspromotie intact: het samenwerkende en zichtbare netwerk. Zo blijven we actief via internet (Facebook, datisOss.nl), bijeenkomsten en ondersteunende media (Oss het Magazine, de os en reguliere media van de deelnemers). •
(Maatschappelijke) effecten
De vermindering van de ondersteunende middelen (borden, advertenties en artikelen) kan de aandacht voor de kernboodschap verminderen. Als minder zichtbaar is wat er allemaal in de gemeente gebeurt, kan dat de indruk wekken dat er ook weinig gebeurt. Om dit zoveel mogelijk te voorkomen onderzoeken we of anderen de evenementenborden willen exploiteren. Ook bij andere middelen gaan we waar mogelijk nog sterker gebruik maken van het netwerk (zoals bestaande (digitale) communicatiemiddelen) en directe communicatie. 4. 3O-ontwikkelingen
Omschrijving
+ is nadeel: hogere uitgaven/lagere inkomsten - is voordeel: lagere uitgaven/hogere inkomstenbedragen x € 1.000
2013 2014 2015 2016 2017 2017 inci-
denteel Meicirculaire 2013:
49
49
49
49
49
combinatiefuncties/buurtsportcoaches Kostenreductie onderhoud sportterreinen Kleedaccommodatie Berghem Sport Budgettair neutrale 3O-ontwikkelingen Totaal 3O-ontwikkelingen
19
-33 92
85
80
80
80
108 153 129 129 129
0
Toelichting 3O-ontwikkelingen Meicirculaire 2013: combinatiefuncties/buurtsportcoaches In de meicirculaire is een structureel bedrag van € 49.000 beschikbaar gesteld in het kader van de regeling Brede impuls combinatiefuncties/buurtsportcoaches. De middelen zijn bedoeld voor de inzet van buurtsportcoaches. Kostenreductie onderhoud sportterreinen In de programmabegroting 2013-2016 is vanaf 2014 een structurele besparing van € 37.000 opgenomen in verband met de overdracht van het onderhoud van beplanting van sportterreinen aan de gebruikers/verenigingen. De besparing gaat echter in op 1 juli 2014 in plaats van 1 januari 2014. Hierdoor wordt de bezuiniging in 2014 voor de helft van het bedrag gerealiseerd. Dat betekent een incidenteel nadeel van € 19.000. Kleedaccommodatie Berghem Sport Er wordt geïnvesteerd in de kleedaccommodatie van Berghem Sport. In verband met vertraging van het project is er in 2013 een eenmalig voordeel van € 33.000. Budgettair neutrale 3O-ontwikkelingen Binnen dit programma worden daarnaast diverse budgettair neutrale wijzigingen doorgevoerd. Het gaat om administratieve wijzigingen die niet inhoudelijk van aard zijn en per saldo geen geld kosten. Een totaaloverzicht met toelichting is in bijlage 5 opgenomen.
71
naar inhoudsopgave
7 Sport en recreatie
5. Wat mag het kosten? Hierna wordt een financieel overzicht van het programma gegeven.
Omschrijving
2013
2014
+ is netto-uitgaven - is netto-inkomsten bedragen x € 1.000
2015
2016
2017
2017 inci-
denteel
Bestaand beleid Lasten
8.025
8.411
8.147
8.108
8.096
Baten
-1.813
-1.795
-1.772
-1.735
-1.723
Saldo
6.212
6.616
6.375
6.373
6.373
Stortingen reserves
0
0
0
0
0
Onttrekkingen reserves
-74
-65
-64
-62
-62
Saldo mutaties reserves
-74
-65
-64
-62
-62
Totaal bestaand beleid
6.138
6.551
6.311
6.311
6.311
0
Bezuinigingsvoorstellen 3O-ontwikkelingen Totaal programma
108 6.246
-50 -50 -50 -250 153 129 129 129 6.654
6.390
6.390
6.190
6. Lasten per product In de volgende figuur worden voor 2014 de lasten per product in beeld gebracht (bedragen x € 1.000).
Beleidsontwikkeling sport en recreatie € 718 Recreatie € 673
Sport € 6.642
Stadspromotie € 378 Totaal Sport en recreatie € 8.411
72
0
8
naar inhoudsopgave
Mobiliteit en openbare ruimte
73
naar inhoudsopgave
8 Mobiliteit en openbare ruimte
Programma 8 in één oogopslag In Oss is er balans tussen bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid. Het gebruik van de auto hoort bij de functie van centrumstad voor de regio Maasland en een gemeente met een groot buitengebied en verspreide kernen. Bundeling van het autoverkeer op hoofdwegen en grootschalige parkeervoorzieningen borgen de kwaliteit van leven. We stimuleren actief het gebruik van alternatieven voor de auto, zoals openbaar vervoer en de fiets. Voor een duurzame inrichting en beheer van de openbare ruimte zetten we in op kwaliteit (schoon, heel, veilig, functioneel en mooi), leefbaarheid (bruikbaar, logisch en waardering), betrokkenheid (service en informatieniveau, rol wijk- en dorpsraden en bewoners) en efficiency (integrale afstemming en betaalbaarheid). Effectindicatoren: •
Voorspelde filevorming (gebruik van <95% van wegcapaciteit in 2020).
•
Scores voor tevredenheid en onderhoud zijn minimaal 70%.
•
Meldingen (Kcc) over onderhoud of niet functioneren zijn stabiel of afnemend.
Doelstelling 1:
Doelstelling 2:
Doelstelling 3:
Goede bereikbaar-
Meer duurzame
Veilige wegen.
heid behouden.
vervoersbewegingen.
Doelstelling 4:
Doelstelling 5:
Afgesproken onder-
Een doelmatig functi-
Inkoop en aan-
houd en tevreden
onerende riolering en
bestedingen in de
gebruikers.
waterhuishouding.
openbare ruimte
Doelstelling 6:
zijn duurzaam.
Prestatie-indicatoren: •
Fileknelpunten op het hoofdwegennet worden opgelost.
•
Het aandeel fiets en openbaar vervoer in de verdeling van vervoer
naar vervoerswijzen (modal split) neemt toe.
•
Het aantal locaties waar in de laatste 4 jaar 12 ongevallen of meer
hebben plaatsgevonden (met minimaal 5 letselongevallen) neemt af.
•
Het onderhoudsniveau voldoet minimaal aan het afgesproken
kwaliteitsprofiel.
•
Meer bewonersgroepen zijn actief in het onderhoud van
de openbare ruimte.
•
Alle inkopen voldoen aan de criteria voor Duurzaam Inkopen.
74
naar inhoudsopgave
8 Mobiliteit en openbare ruimte
1. Wat willen we bereiken? In Oss is er balans tussen bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid. Het gebruik van de auto hoort bij de functie van centrumstad voor de regio Maasland met haar in het buitengebied verspreide kernen. Bundeling van het autoverkeer op hoofdwegen en grootschalige parkeervoorzieningen dragen bij aan de kwaliteit van leven. We stimuleren actief het gebruik van alternatieven voor de auto, zoals openbaar vervoer en de fiets. Voor een duurzame inrichting en beheer van de openbare ruimte zetten we in op kwaliteit (schoon, heel, veilig, functioneel en mooi), leefbaarheid (bruikbaar, logisch en waardering), betrokkenheid (service en informatieniveau, rol wijk- en dorpsraden en bewoners) en efficiency (integrale afstemming en betaalbaarheid). De hoofdwegenstructuur met de daarop aangesloten parkeerterreinen in het centrum, de bedrijventerreinen en de woonwijken dragen bij aan Oss als vitale, economisch sterke stad met krachtige ondernemers en gevarieerde werkgelegenheid. Het verkeer veroorzaakt voor bewoners en gebruikers geen overlast in de vorm van onveilige situaties, hinder van geluid of slechte luchtkwaliteit. De hoofdwegen hebben een zodanige aantrekkingskracht op het doorgaande verkeer dat in de leefgebieden alleen nog sprake is van bestemmingsverkeer. We hebben een uitgebreid net van comfortabele fietsverbindingen, waarmee verplaatsing veilig, snel, schoon en concurrerend met de auto kan plaatsvinden. Als auto of fiets geen optie is, kan gebruik worden gemaakt van het openbaar vervoer of kleinschalig georganiseerde vervoersdiensten. We willen dat pleinen, wegen, groen en water nuttig, veilig en goed bij te houden zijn. De openbare ruimte is een belangrijk visitekaartje voor de gemeente en is mede bepalend voor de leefbaarheid. We blijven investeren in de stad, dorpen, bedrijventerreinen en het buitengebied, maar selectiever. We investeren daar waar het nodig is en waar sprake is van meerwaarde, zoals in het centrum van Oss of op bijzondere of kwetsbare plekken. Om verantwoord op de kosten van onderhoud te besparen brengen we de gemeentelijke inspanning op onderhoud terug naar een sober niveau. Uitgangspunt blijft wel periodiek onderhoud, want daarmee houden we het kapitaalgoed in stand en behouden we een veilige openbare ruimte. We betrekken bestaande organisaties die belang hebben bij of kennis hebben van de openbare ruimte bij het beheer en onderhoud. We streven ernaar om verantwoordelijkheid te delen ten gunste van kwaliteit. We vinden dat onze verantwoordelijkheid niet ophoudt bij de mensen. We willen ook de natuur niet aantasten, die zelfs versterken en slim omgaan met energie en schadelijke stoffen. Effectindicator
Bron
Realisatie 2012
Verwacht 2013
Streefwaarden
2017
1.Bereikbaarheid
(2020) <95%
SLWE
Niet bekend
gebruik
wegcapaciteit
2.Tevredenheid
Veiligheids-
70% (2011)
>=70%
>= 70%
10.712
<=11.000
<=11.000
onderhoud monitor 3.Meldingen KCC
KCC
75
naar inhoudsopgave
8 Mobiliteit en openbare ruimte
Voor dit programma zijn de volgende doelstellingen geformuleerd: 1.
Goede bereikbaarheid behouden.
2.
Meer duurzame vervoersbewegingen.
3.
Veilige wegen.
4.
Afgesproken onderhoud en tevreden gebruikers (inwoners, bedrijven en bezoekers).
5.
Een doelmatig functionerende riolering en waterhuishouding.
6.
Inkoop en aanbestedingen in de openbare ruimte voldoen aan de landelijke criteria
voor duurzaam inkopen.
Belangrijke kaders: 1. Mobiliteitsvisie (2009) en Mobiliteitsplan (2011) 2. Visie en kadernota Openbare Ruimte (2013) 3. Plan Gemeentelijke Watertaken (2012) 2. Wat gaan we daarvoor doen? Doelstelling 1: Goede bereikbaarheid behouden. Niet meer dan 95% van de capaciteit van de hoofdwegen wordt gebruikt. Het totaal aantal punten waarop dit wel gebeurt, blijft gelijk. -
In het Meerjaren Investeringsprogramma Mobiliteit (MIPMo) liggen de prioriteiten voor mobiliteitsmaatregelen
vast. De volgende 4 projecten uit het MIPMo zijn onder andere gericht op het oplossen van filevorming: • Gasstraat • Cereslaan/A59 • Julianasingel/Hescheweg en Dr. Saal van Zwanenbergsingel • Kruising Koornstraat/Hertogensingel.
-
Na afronding van de reconstructie N329 wordt ook het knelpunt op het knooppunt Paalgraven
aangepakt. We blijven er bij verantwoordelijke overheden op aandringen om ook oplossingen voor
de langere termijn te realiseren.
-
Wij spannen ons in voor de realisatie van een parkeergarage op het TBL terrein aan de Oostwal als bijdrage
aan een bereikbaar en leefbaar stadscentrum.
Doelstelling 2: Meer duurzame vervoersbewegingen. Het aandeel fiets en openbaar vervoer in de verdeling van vervoer naar vervoerswijzen (modal split) is in 2015 toegenomen ten opzichte van 2006. -
We blijven participeren in de ontwikkeling van het HOV-net (Hoogwaardig Openbaar Vervoer) wanneer
het ruimtelijk en financieel haalbaar is voor Oss.
-
We verhogen het comfort van onze fietsverbindingen daar waar onderhoud plaatsvindt, waarmee
verplaatsing met de fiets veiliger, sneller en meer concurrerend met de auto kan plaatsvinden.
We ronden de Oost-west verbinding af, verbeteren de fietsverbinding in de Gasstraat en we participeren
in de snelfietsroute Oss-Den Bosch.
-
We zoeken naar alternatieven voor de uit Oss verdwijnende stadsbussen.
-
We zoeken naar effectieve inzet van verschillende mobiliteitsmanagement maatregelen.
76
naar inhoudsopgave
8 Mobiliteit en openbare ruimte
Doelstelling 3: Veilige wegen. Het aantal locaties waar in de laatste 4 jaar 12 ongevallen of meer hebben plaatsgevonden, waarvan 5 letselongevallen of meer, neemt af. -
In het Meerjaren Investeringsprogramma Mobiliteit (MIPMo) liggen de prioriteiten voor mobiliteits-
maatregelen vast. De volgende 2 projecten uit het MIPMo zijn onder andere gericht op het oplossen
van veiligheidsknelpunten: • Cereslaan/A59 • Julianasingel/Hescheweg en Dr. Saal van Zwanenbergsingel
In het project ‘Kruising Koornstraat/Hertogensingel’ wordt de veiligheid voor de fietser verbeterd. -
Wanneer onderhoud gepland is op wegvakken waar sprake is van een veiligheidsknelpunt, wordt de veiligheid
op die locatie ook verbeterd.
-
We dragen bij aan verkeerseducatie op scholen en via evenementen vanuit Veilig Verkeer Nederland.
-
We nemen deel aan het project ‘Maak van de nul een punt’ om te komen tot nul verkeersslachtoffers.
Doelstelling 4: Afgesproken onderhoud en tevreden gebruikers (inwoners, bedrijven, bezoekers). Op de veiligheidsmonitor zijn de scores voor tevredenheid over onderhoud en inrichting van de openbare ruimte 70% of hoger. Het aantal meldingen over onderhoud of niet functioneren van de openbare ruimte is stabiel of neemt af. -
We breiden de Kadernota Openbare ruimte uit met een visie op de kwaliteit en inrichting van het buitengebied en de kernen. Daarmee hebben we voor de langere termijn een strategie voor het totale grondgebied over hoe om te gaan met behoud en versterking van kwaliteiten en hoe om te gaan met sturing en prioriteit bij herinrichting en beheer.
-
We bouwen samenwerking met andere overheden, corporaties en bedrijfsleven in efficiënt en doelmatig beheer en onderhoud van de openbare ruimte uit. We zoeken daarbij ook naar nieuwe vormen. Aan bewoners en bewonersgroepen geven we ruimte voor zelfwerkzaamheid in buurten en wijken. Zelfwerkzaamheid leggen we in een afspraak vast.
-
Op basis van experimenten met passende voorzieningen voor hondenbezitters worden maatregelen om structurele overlast van hondenpoep te verminderen ook zoveel mogelijk elders toegepast.
-
We verlagen het niveau van onderhoud van de zichtbare openbare ruimte zoals afgesproken in de Kadernota Openbare ruimte naar het niveau Sober m.u.v. het centrumgebied (niveau Goed). Hiermee is het mogelijk om onderhoudstaken (tijdelijk of structureel) op een lager maar verantwoord niveau terug te brengen. Met de kwaliteitscatalogus brengen we het werkelijke onderhoudsniveau in beeld.
-
Bij voorgenomen investeringen in de openbare ruimte overwegen we nadrukkelijk of een verantwoorde bijstelling van urgentie en ambitie mogelijk is ten gunste van meerjarig lagere budgetbestedingen. We stellen enkele projecten uit en verlagen van enkele andere projecten het ambitieniveau.
Doelstelling 5: Een doelmatig functionerende riolering en waterhuishouding. -
We houden de kosten voor het goed functioneren van riolering en waterhuishouding beperkt door meer
samenwerking in regionaal verband.
Doelstelling 6: Inkoop en aanbestedingen in de openbare ruimte voldoen aan de landelijke criteria voor duurzaam inkopen. -
We streven naar zichtbaar duurzame (her)inrichting en onderhoudsmaatregelen en voldoen tenminste aan
de landelijke criteria van duurzaam inkopen.
-
We beoordelen gewenste aanpassingen in de openbare ruimte op de consequenties op structurele
beheerkosten en streven naar laagste totale kosten (Total Cost of Ownership). Omvorming van openbare
verlichting naar energiezuinige verlichting is een van de voorbeelden waar we invulling aan geven.
77
naar inhoudsopgave
8 Mobiliteit en openbare ruimte
Prestatie-indicatoren Indicator Bron Uit-
Realisatie Verwacht Streef- Streef- Streef- Streef-
voerende 2012
2013
waarde waarde waarde waarde
partijen
2014
2015
2016
2017
1. Filevorming Ver-
Gemeente
2 knel-
3 knel-
4 knel-
5 knel-
punten
punten
0 knel-
1 knelpunt
keers-
punten
voor 2020
punten
punten
model
voor 2020
opgelost
voor 2020
voor 2020 voor 2020 voor 2020
Oss
opgelost
opgelost opgelost opgelost opgelost
2. Modal Split CBS
Gemeente
Niet
Aandeel
nvt
nvt
nvt
Aandeel
gemonitord
fiets =
fiets in
37%, 2020 = Aandeel 40%, OV/ aandeel alterna- OV/ tieve vervoers vervoers- diensten diensten in 2020
= 4%
= 5%
3. Ongevallen BRON
0 black
0 black
I&M
0 black
0 black
0 black
0 black
spots
spots
spots
spots
spots
spots
4. Onder-
Ge-
Niet
Basis/
Sober+
Sober+
Sober+
Sober+
houds-
meente GIBOR
gemeten
sober
Niet
75
90
100
>100
>100
100%
100%
100%
100%
100%
Afdeling
niveau 5. Zelfbeheer
Ge-
initiatieven
meente GIBOR
6. Duurzame Ge- inkoop
Afdeling Afdeling
gemeten 75%
meente GIBOR
3. Wat gaan we niet meer doen/minder doen/anders doen? - is voordeel: lagere uitgaven/hogere inkomsten bedragen x € 1.000
Omschrijving
2013 2014 2015 2016 2017
Openbare ruimte versoberen: - aanpassing kwaliteitsprofiel conform
-750
-750
-750
-750
- vervangingsbudget VRI’s (€ 200.000),
750
750
750
750
- aanvullende versobering onderhoud
-437
-437
-437
- faciliteren van bewonersinitiatieven
100
100
100
Verlagen budget verkeerseducatie
-15
-15
-15
-15
Verlagen budget openbaar vervoer
-11
-11
-11
-11
Totaal bezuinigingsvoorstellen
-26
-363
-363
-363
Kadernota Openbare Ruimte openbare verlichting (€ 450.000) en parken (€ 100.000)
0
78
naar inhoudsopgave
8 Mobiliteit en openbare ruimte
Toelichting bezuinigingsvoorstellen Openbare ruimte versoberen • Toelichting Tot nu toe waren er geen structurele middelen beschikbaar voor de vervanging van openbare verlichting en verkeersregelinstallaties (VRI’s) aan het einde van de levensduur en voor de uitvoering van kleine renovaties in parken. Noodzakelijke budgetten werden op basis van beheerplannen en als 3O-ontwikkeling in de programmabegroting vrijgemaakt. Uit het oogpunt van een goed beheer van kapitaalgoederen is het noodzakelijk om voortaan structurele middelen te hebben voor de uitvoering van deze werkzaamheden. In totaal gaat het om gemiddeld € 750.000 per jaar (VRI’s € 200.000, openbare verlichting € 450.000 en parken € 100.000). Voor de korte termijn zijn incidenteel beperkt middelen beschikbaar. Met de vaststelling van de Kadernota Openbare Ruimte (juni 2013) is een kwaliteitsprofiel vastgesteld voor het onderhoud van de openbare ruimte. Door het onderhoudsniveau vanaf 2014 van gemiddeld basis naar nagenoeg volledig sober te verlagen zorgen we voor de benodigde vervangingsbudgetten. Vanaf 2015 realiseren we een aanvullende bezuiniging van € 437.000. Van dit bedrag willen we € 100.000 inzetten voor het faciliteren van bewonersinitiatieven in het kader van zelfbeheer. Voor het centrumgebied wordt het onderhoudsniveau goed gehanteerd. De onderscheiden kwaliteitsniveaus zijn sober, basis en goed. We hebben hier de volgende keuzes in gemaakt: Omschrijving
Kwaliteitsniveau per 2014
Centrum Goed
Kwaliteitsniveau per 2015 Goed
Wonen Sober+ Sober+ Werken Sober Sober Hoofdroute Basis
Sober
Parken/grote groengebieden
Sober
Sober
Sportcomplexen Sober
Sober
Bos/natuurgebied Sober
Sober
Buitengebied Sober
Sober
• Argumentatie Voor beheer en onderhoud van kapitaalgoederen is structureel budget noodzakelijk. Met het instrument kwaliteitscatalogus kan bewust en verantwoord een keuze worden gemaakt in het onderhoudsniveau. Het niveau sober geldt als ondergrens waarbij veiligheid en kapitaalvernietiging nog niet in het geding zijn. •
(Maatschappelijke) effecten
Met structurele middelen voor structurele werkzaamheden is instandhouding van het functioneren, de veiligheid en het afgesproken kwaliteitsniveau van de openbare ruimte gewaarborgd. Verlaging van de onderhoudskwaliteit naar nagenoeg volledig sober kan wel leiden tot meer ontevredenheid en klachten. Verlagen budget verkeerseducatie • Toelichting Als gemeente dragen we financieel voor 20% bij in verkeerseducatie via scholen en VVN-projecten (Veilig Verkeer Nederland). Deze bijdrage is gebaseerd op spelregels van de provincie die uitgaan van een cofinanciering van tenminste 20% door de gemeente bij 80% financiering door de provincie. In een aanpassing van de provinciale regels per 2014 komt deze cofinancieringsverplichting voor BVL-subsidie (Brabants VerkeersveiligheidsLabel) te vervallen en wordt een nieuwe regeling per saldo wat gunstiger. De bijdrageregeling van de gemeente kan dan komen te vervallen. De gemeentelijke inspanning ten aanzien van BVL richt zich dan alleen nog op personele ondersteuning en coördinatie. Hierdoor is vanaf 2014 een structurele besparing van € 15.000 mogelijk. Voor deelname in regionale projecten zal de cofinancieringsverplichting nog wel van toepassing zijn. Dat deel van het budget handhaven we daarom.
79
naar inhoudsopgave
8 Mobiliteit en openbare ruimte
• Argumentatie De noodzaak voor cofinancieringsbudget ten behoeve van BVL vervalt. Met personele inzet en middelen van de provincie kunnen we invulling geven aan de afgesproken doelstellingen. Voor deelname in regionale projecten (bijvoorbeeld verlichtingsactie en dodehoekproject) blijven middelen beschikbaar. •
(Maatschappelijke) effecten
Deze besparing heeft geen negatieve maatschappelijke effecten. We kunnen onze doelstellingen op het gebied van verkeerseducatie tegen lagere gemeentelijke kosten realiseren. Verlagen budget openbaar vervoer • Toelichting Het budget voor beleidsontwikkeling openbaar vervoer wordt ingezet voor subsidiëring van de buurtbusverenigingen, als werkbudget GGA (gebiedsgerichte aanpak) en voor externe advisering en ondersteuning. We verlagen het budget vanaf 2014 structureel met € 11.000. Daarbij behouden we de subsidiëring van de buurtbus en de bijdrage GGA. Het resterende budget combineren we met het mobiliteitsbudget ten gunste van een integrale benadering. • Argumentatie Specifieke externe advisering op het gebied van openbaar vervoer komt zelden voor. De openbaar vervoer benadering vanuit de gemeente maakt integraal onderdeel uit van het mobiliteitsbeleid. •
(Maatschappelijke) effecten
We verwachten geen maatschappelijke effecten. 4. 3O-ontwikkelingen
Omschrijving
+ is nadeel: hogere uitgaven/lagere inkomsten - is voordeel: lagere uitgaven/hogere inkomstenbedragen x € 1.000
2013 2014 2015 2016 2017 2017 inci-
denteel Meicirculaire 2013:
130
bommenregeling voor project N329 Reclame-uitingen openbare ruimte Verkoop openbaar gebied
40
300
40
40
Beheerkosten Koornstraat Budgettair neutrale 3O-ontwikkelingen Totaal 3O-ontwikkelingen
40
-300 12
-23
-23
-23
-23
-23
407
17
-283
17
29
0
Toelichting 3O-ontwikkelingen Meicirculaire 2013: bommenregeling voor project N329 Via de meicirculaire hebben we voor 2013 een eenmalig bedrag van € 130.000 gekregen in het kader van de bommenregeling. We hadden hier een aanvraag voor ingediend. De regeling heeft betrekking op het opsporen en ruimen van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog. Het toegekende bedrag zetten we in voor de N329 en voor het opstellen van een risicokaart. Reclame-uitingen openbare ruimte Bij de bezuinigingen in de programmabegroting 2012-2015 is een structurele opbrengst van € 40.000 ingerekend voor reclame-uitingen in de openbare ruimte, onder andere door de verhuur van billboards, het uitbreiden van lichtmastreclame en eventueel de verhuur van rotondes. In de voorjaarsnota 2013 is al aangegeven dat de ingeboekte opbrengst in 2013 niet gerealiseerd wordt. Inmiddels hebben we ervoor gekozen de voorgenomen aanbesteding voor het commercieel exploiteren van reclamedragers stop te zetten. Door de economische situatie is het namelijk twijfelachtig of de verwachte opbrengst gerealiseerd kan worden. Daarnaast zorgt de reclameopbrengst voor een hogere last voor adverteerders. In tijden van bezuinigingen is dat een niet wenselijke extra lastenverzwaring voor (gesubsidieerde) instellingen en verenigingen. Dat betekent dat we ook vanaf 2014 de geraamde opbrengsten terugdraaien.
80
naar inhoudsopgave
8 Mobiliteit en openbare ruimte
Verkoop openbaar gebied Als onderdeel van de bezuinigingen in de programmabegroting 2012-2015 is in de jaren 2013 en 2014 een opbrengst van € 300.000 ingeboekt voor de verkoop van openbaar gebied, met name groen. De uitvoering van het project heeft vertraging opgelopen. Het communicatietraject wordt dit najaar opgestart. Hierdoor worden de opbrengsten 2013 niet gehaald; deze schuiven een jaar door. Dat betekent dat we de opbrengsten in de jaren 2014 en 2015 realiseren in plaats van in 2013 en 2014. Financieel komt dat neer op een nadeel van € 300.000 in 2013 en een voordeel van € 300.000 in 2015. Beheerkosten Koornstraat In het kader van het meerjareninvesteringsprogramma mobiliteit (MIPMo) wordt onder andere het project Koornstraat uitgevoerd (kruising Hertogensingel/Koornstraat/Singel 1940-1945). De uitvoering van het project leidt vanaf 2017 tot extra beheerkosten van € 12.000 voor de verkeerslichten. Budgettair neutrale 3O-ontwikkelingen Binnen dit programma worden daarnaast diverse budgettair neutrale wijzigingen doorgevoerd. Het gaat om administratieve wijzigingen die niet inhoudelijk van aard zijn en per saldo geen geld kosten. Een totaaloverzicht met toelichting is in bijlage 5 opgenomen. 5. Wat mag het kosten? Hierna wordt een financieel overzicht van het programma gegeven.
Omschrijving
2013
2014
+ is netto-uitgaven - is netto-inkomsten bedragen x € 1.000
2015
2016
2017
2017 inci-
denteel
Bestaand beleid Lasten
72.054
31.230
24.819
24.779
24.779
Baten
-56.477
-12.486
-11.541
-11.551
-11.551
Saldo
15.577
18.744
13.278
13.228
13.228
Stortingen reserves
2.465
2.094
1.201
1.236
1.236
Onttrekkingen reserves
-5.228
-6.487
-580
-580
-580
Saldo mutaties reserves
-2.763
-4.393
621
656
656
Totaal bestaand beleid
12.814
14.351
13.899
13.884
13.884
0
Bezuinigingsvoorstellen 3O-ontwikkelingen Totaal programma
407 13.221
-26 -363 -363 -363 17 -283 17 29
14.342
81
13.253
13.538
13.550
0
naar inhoudsopgave
8 Mobiliteit en openbare ruimte
6. Lasten per product In de volgende figuur worden voor 2014 de lasten per product in beeld gebracht (bedragen x € 1.000).
Wegen, straten en pleinen € 9.951 Beleidsontwikkeling openbare ruimte € 135 Natuurgebieden € 249
Openbaar groen € 6.175
Beleidsontwikkeling verkeersveiligheid € 389
Totaal Mobiliteit en openbare ruimte € 31.230
Hondenwacht € 471
Verkeersveiligheid € 5.828 Parkeren € 2.503 Riolering € 5.529
82
naar inhoudsopgave
8 Mobiliteit en openbare ruimte
7. Bestemming positief begrotingssaldo
Omschrijving
+ is nadeel: hogere uitgaven/lagere inkomsten - is voordeel: lagere uitgaven/hogere inkomsten bedragen x € 1.000
2013 2014 2015 2016 2017
Storting in reserve mobiliteit
700
Totaal bestemming positief begrotingssaldo
700
0
0
0
0
Toelichting bestemming positief begrotingssaldo Mobiliteit is een speerpunt van het huidige coalitieprogramma. In 2012 is een meerjarig investeringsprogramma opgesteld (MIPMo). Voor een vijftal prioriteiten uit dit plan zijn al gelden beschikbaar. Door een extra storting in de reserve mobiliteit kunnen we een versnelling doorvoeren in de uitvoering van het plan en kunnen we extra investeren in de verbetering van de veiligheid en bereikbaarheid van de stad.
83
9
naar inhoudsopgave
Duurzaamheid en milieu
84
naar inhoudsopgave
9 Duurzaamheid en milieu
Programma 9 in één oogopslag Oss biedt haar inwoners een duurzame, gezonde, groene en veilige leefomgeving. Ons buitengebied draagt bij aan de gezondheid en het welzijn van onze inwoners. Effectindicatoren: •
In 2017 ervaart 80% van onze inwoners een schone, gezonde, groene en veilige leefomgeving.
•
In 2017 ervaart maximaal 3% van onze inwoners gezondheidsklachten door milieufactoren ten
opzichte van 2010.
•
In 2017 ervaart 70% van onze inwoners dat het buitengebied een positieve bijdrage levert aan
hun gezondheid en welzijn.
Doelstelling 1:
Doelstelling 2:
Doelstelling 3:
We delen onze
We hanteren ge-
We willen minder
We willen een
verantwoordelijkheid
zondheid als rode
huishoudelijk restaf-
levendig, gezond
voor duurzaamheid
draad in ons milieu-
val, betere afval-
en aantrekkelijk
met onze partners
beleid, met bijzon-
scheiding, lagere
buitengebied door
en streven naar een
dere aandacht voor
kosten en een lagere
toekomstbestendige
duurzame economie.
gezondheidsrisico’s
afvalstoffenheffing;
landbouw, kwali-
rond veehouderijen.
we leggen meer
teitsverbetering van
verantwoordelijkheid
natuur en landschap
voor (zwerf)afval bij
en bescherming van
de burger.
ons erfgoed.
Prestatie-indicatoren: •
In 2015 bereiken we een energiebesparing van 20% bij
onze gebouwen.
•
In 2015 besparen bedrijven in Oss gezamenlijk 10% op
hun energiegebruik.
•
In 2016 streven we naar een verlaging van 15% en in 2020
naar een verlaging van 40% van de afvalstoffenheffing.
•
In 2020 streven we naar 60% minder huishoudelijk restafval.
•
In 2017 hebben we 30 actieve bewonersgroepen die zich
inzetten voor zwerfafval.
85
Doelstelling 4:
naar inhoudsopgave
9 Duurzaamheid en milieu
1. Wat willen we bereiken? Oss biedt haar inwoners een duurzame, gezonde, groene en veilige leefomgeving. Ons buitengebied draagt bij aan de gezondheid en het welzijn van onze inwoners. De toekomst van Oss moet een duurzame zijn. Duurzaamheid heeft een stevige basisplaats in onze bedrijfsvoering. Wij willen dat onze inwoners en partners de verantwoordelijkheid voor duurzaamheid met ons delen. We boeken samen resultaat en voortgang. We streven in deze crisistijd naar een duurzame economie die tegen een stootje kan en flexibel genoeg is om tegenslagen op te vangen. Daarnaast streven we naar een economie die banen oplevert en een economisch gezonde basis om te investeren in onze leefomgeving. Ons milieu- en afvalbeleid draagt bij aan een schonere, gezondere en veilige leefomgeving. Volksgezondheid is hierbij de rode draad. Gezondheidsrisico’s rond veehouderijen hebben onze bijzondere aandacht. We willen met een eigen visie en aanpak de gezondheidsrisico’s rond veehouderijen verminderen. We herijken ons afvalbeleid. We streven naar minder huishoudelijk restafval, betere afvalscheiding, meer efficiëntie en meer verantwoordelijkheid voor onze inwoners. Hiermee bereiken we lagere inzamelkosten en een lagere afvalstoffenheffing. We leggen meer verantwoordelijkheid bij onze inwoners voor de aanpak van zwerfafval. We bouwen aan een levendig, gezond en aantrekkelijk buitengebied. Een buitengebied dat onze stad versterkt en aanvult. We zetten ons in voor een toekomstbestendige landbouw en gezonde voedselketen. We willen een kwaliteitsverbetering van onze natuur en ons landschap. We willen ons erfgoed beschermen en uitdragen, en bereiken dat onze inwoners trots zijn op de agrarische herkomst van onze gemeente. Effectindicator
Bron
Realisatie 2012
Verwacht 2013
Streefwaarden
2017
1. Inwoners ervaren een
GGD Monitor
80% van
schone, gezonde, groene
2016*
onze inwoners
2. Inwoners ervaren
GGD monitor
maximaal 3%
wekelijks minder gezond-
2016*
en veilige leefomgeving
van onze inwoners
heidsklachten door
ervaart wekelijks
milieufactoren (t.o.v. 2010)
gezondheids-
klachten door
milieufactoren
(ten opzichte van
7% in 2010)
3. Inwoners ervaren
GGD monitor
70% van
positieve bijdrage
2016*
onze inwoners
buitengebied aan gezondheid en welzijn
* De GGD-monitor is in 2016 gepland.
86
naar inhoudsopgave
9 Duurzaamheid en milieu
Voor dit programma zijn de volgende doelstellingen geformuleerd: 1.
We delen onze verantwoordelijkheid voor duurzaamheid met onze partners en streven naar
een duurzame economie.
2.
We hanteren gezondheid als rode draad in ons milieubeleid, met bijzondere aandacht voor
gezondheidsrisico’s rond veehouderijen.
3.
We streven naar minder huishoudelijk restafval, betere afvalscheiding, lagere kosten en een
lagere afvalstoffenheffing en we leggen meer verantwoordelijkheid voor (zwerf)afval bij de burger.
4.
We willen een levendig, gezond en aantrekkelijk buitengebied door toekomstbestendige landbouw,
kwaliteitsverbetering van natuur en landschap en bescherming van ons erfgoed.
Belangrijke kaders: 1. Routekaart Duurzaam Oss 2013-2025 2. Managementverklaring duurzaamheid 3. Milieubeleidsplan Oss 2010-2014 4. Agrarische geurgebiedsvisie Oss 2013 5. Opiniërende nota Afval 2012 Keuze voor de toekomst 6. Meerjarenprogramma Reconstructie 2010 tot en met 2013 Oss en Lith 7. Nota landschapsbeleid 2008 8. MaashorstManifest 2009 9. Natuur- en Landschapsvisie Over bossen, beesten en boerenland 10. Archeologiebeleid 2010 gemeente Oss 2. Wat gaan we daarvoor doen? Doelstelling 1: We delen onze verantwoordelijkheid voor duurzaamheid met onze partners en streven naar een duurzame economie. -
We geven duurzaamheid een stevige basisplaats in onze eigen bedrijfsvoering. Ons management verbindt zich aan duurzaam inkopen, duurzame mobiliteit, duurzaam bouwen en wonen en duurzaam geld beheren. We kopen producten en diensten zo duurzaam mogelijk in met uniforme criteria en contractvoorwaarden, zoals social return. We zijn een millenniumgemeente en fairtradegemeente.
-
We delen de verantwoordelijkheid voor duurzaamheid met onze inwoners en partners. We betrekken ze, bieden ondersteuning en boeken samen resultaten.
-
Het bedrijfsleven is een belangrijke speler en een bron van innovatie voor een duurzaam Oss. We werken samen op het gebied van duurzame energie, energiebesparing, duurzame mobiliteit en bereikbaarheid. Het bedrijfsleven neemt het initiatief voor een overgang naar een koolstofarme of zelfs koolstofvrije economie. We trekken samen op in het Duurzaam dossier binnen De Kracht van Oss.
-
We verduurzamen samen met wooncorporaties de bestaande woningvoorraad. Particuliere woningeigenaren kunnen hierbij aansluiten. We werken samen met regiogemeenten om woningen energiezuiniger te maken.
-
De 5 sterrenregio Noordoost-Brabant streeft naar 25% duurzame opwekking van de energiebehoefte. Onze bijdrage bestaat uit de productie van duurzame energie uit reststromen, zoals biomassa, en de stimulering van zonne-energie. We onderzoeken de mogelijkheden voor een duurzame lokale energiecoöperatie en windenergie.
-
We investeren in projecten die bijdragen aan een duurzame en gezonde voedselketen, zoals de Landerij VanTosse.
87
naar inhoudsopgave
9 Duurzaamheid en milieu
Doelstelling 2: We hanteren gezondheid als rode draad in ons milieubeleid, met bijzondere aandacht voor gezondheidsrisico’s rond veehouderijen. -
We beginnen in 2014 met de voorbereidingen van het nieuwe milieubeleidsplan. We behouden gezondheid als rode draad.
-
Het milieubeleidsterrein is breed en kent veel thema’s. We gaan in het nieuwe milieubeleidsplan alleen in op die milieuthema’s die onze gemeente rechtstreeks raken.
-
We laten milieugezondheidseffecten uitdrukkelijk meewegen in beslissingen over ruimtelijke plannen.
-
We ontwikkelen een visie en lokaal kader om gezondheidsrisico’s rond veehouderijen te verminderen. We zoeken een nieuwe balans tussen de verschillende belangen in ons buitengebied en doen dit in dialoog met de gebruikers van ons buitengebied, andere overheden en deskundigen. We geven hiermee een vervolg aan het advies van de Gezondheidsraad en de Denklijn van Gedeputeerde Staten naar een zorgvuldigere veehouderij. We stellen de raad een maatregelenpakket voor om de gezondheidsrisco’s rond veehouderijen te beperken.
-
We voeren in 2016 een Milieubelevingsonderzoek uit en vergelijken deze met de resultaten uit 2010.
Doelstelling 3: We willen minder huishoudelijk restafval, betere afvalscheiding, lagere kosten en een lagere afvalstoffenheffing en leggen meer verantwoordelijkheid voor (zwerf)afval bij de burger. Wij herijken ons afvalbeleid. In 2017 loopt het huidige contract voor de verwerking van huishoudelijk afval af. Met het huidige afvalbeleid bereiken we geen verbetering in de hoeveelheid afval en in afvalscheiding. Ook het Rijk scherpt haar afvaldoelstellingen aan. Inzet hierbij is een verhoogde gescheiden inzameling van (huishoudelijke) afvalstromen en afval is grondstof. Kostenbesparing is noodzakelijk om tot een lagere afvalstoffenheffing te komen. -
We bespreken eind 2013 in een opiniërende discussie met de raadscommissie drie soorten maatregelen om onze afvalambities te halen. Het gaat om volledige nascheiding, minder vaak ophalen van afval en verschillende vormen van tariefdifferentiatie. Volksgezondheid krijgt een plek in deze discussie. De raad beslist in het eerste kwartaal van 2014 definitief over de maatregelen. De keuze van de raad bepaalt in welke mate we milieudoelstellingen en kostenbesparingen halen.
-
We onderzoeken de mogelijkheden voor gemeentelijke samenwerking voor de inzameling van huishoudelijk restafval. Onze randvoorwaarden zijn kostenbesparing, meer efficiëntie, vermindering van de kwetsbaarheid van individuele gemeenten, vergroting van professionaliteit en versterking van kwaliteit van producten en diensten.
Zwerfafval staat in Oss op de tweede plaats als grootst ervaren milieuprobleem. Zwerfafval zorgt voor ergernis, vervuiling en trekt ongedierte aan. -
We leggen het accent van onze zwerfafvalaanpak op de eigen verantwoordelijkheid van de burger, de feitelijke veroorzaker van zwerfafval. We organiseren zwerfafvalcampagnes en burgerparticipatieprojecten. We stimuleren op basis van de Participatiekaart bewonersacties in achterblijvende delen in Oss.
-
Vernieuwende projecten maken aanspraak op landelijke subsidies. We onderzoeken mogelijkheden om onze zwerfafvalaanpak te vernieuwen.
Doelstelling 4: We willen een levendig, gezond en aantrekkelijk buitengebied door toekomstbestendige landbouw, kwaliteitsverbetering van natuur en landschap en bescherming van ons erfgoed. Oss is stad en land. We hebben het tweede buitengebied van Brabant. Onze stad en industrie danken hun ontstaan aan de landbouw. Een aantrekkelijk buitengebied draagt bij aan een sterke stad. Invalshoeken om stad en buitengebied te verbinden zijn gezondheid, voedsel, toerisme en recreatie, natuur en economie. -
De uitbraak van de Q-koorts op ons grondgebied heeft ons harde lessen geleerd. We gaan verder met ons proces Transitie in de agrofood, samen met onze ketenpartners. Uitgangspunten zijn volksgezondheid, dierenwelzijn en een eerlijke prijs voor producten van agrariërs. We geven onze stad en de consument een rol in de verduurzaming van de landbouw en voedselketen. Met stadslandbouw en de Landerij VanTosse maken we onze inwoners bewuster van gezond voedsel. We nemen onze voedselindustrie en supermarkten mee in deze opgave. We werken samen met 5 sterren Noordoost-Brabant, Netwerk de Peelhorst, de provincie en de commissie Van Doorn.
88
naar inhoudsopgave
9 Duurzaamheid en milieu
-
Natuurgebied De Maashorst heeft onze speciale aandacht als Landschap van Allure. De provincie investeert de komende vijf jaren miljoenen euro’s in de kwaliteitsverbetering van dit gebied. Oss participeert hierin met het project Landerij VanTosse. We zien natuurcentrum Maashorst als een verlenging van onze NME-activiteiten en blijven het centrum financieel ondersteunen. We gaan met Uden, Bernheze en Landerd in gesprek over de herverdeling van de gemeentelijke bijdragen. Onze bijdrage is nu gebaseerd op inwonersaantal.
-
We hebben de langste Maasoever in de regio met ruim 40 kilometer oeverlengte. We zijn regionaal projectleider om de Maas, van Boxmeer tot Heusden, meer beleefbaar te maken. Dit biedt kansen voor toerisme en cultuur. We worden ook intensief betrokken bij de voorbereidingen van het veiligheidsprogramma Deltaprogramma Rivieren. Aan waterveiligheid verknopen we kansen voor recreatie en toerisme.
-
We bouwen ons landschapsbeleid uit met het Lithse (polder)landschap en met natuur en natuurwaarden. Accenten zijn natuur in de stad en het samenbrengen van landbouw en natuur. We vergroten hiermee de biodiversiteit, bijvoorbeeld met bloemrijk bermbeheer.
-
We stellen een regeling op voor de adoptie van natuurgebieden.
-
Archeologie versterkt de identiteit van onze stad en kernen. We maken de resultaten van archeologisch onderzoek met bijbehorende verhalen bekend bij onze inwoners en bezoekers. Dit doen we met tentoonstellingen, publicaties en monumenten in de openbare ruimte.
-
We breiden de Gezondheidsmonitor van de GGD in 2016 uit met vragen over de bijdrage van ons buitengebied aan de gezondheid en het welzijn van onze inwoners.
Prestatie-indicatoren Indicator Bron Uit-
Realisatie Verwacht Streef- Streef- Streef- Streef-
voerende 2012
partijen
2014
2015
2016
1. Energie-
Ge-
Afdeling
15%
20%
28%
besparing
meente O&S
(2025:
eigen
100%)
5%
2013 10%
waarde waarde waarde waarde 2017 36%
gebouwen 2. Energie-
Ge-
besparing
meente O&S
Afdeling
0%
3%
6%
9%
12%
15%
0%
0%
0%
0%
15%
25%
bedrijven 3. Verlaging
Ge-
Afdeling
afvalstoffen- meente GIBOR/
(2020:
heffing
40%))
SLWE
4. Vermin-
Ge-
Afdeling
2%
2%
2%
10%
10%
dering huis-
meente GIBOR/
houdelijk
10% (2020:
SLWE
60%))
SLWE
30
restafval 5. Meer
Parti-
actieve
tici-
8
10
bewoners- patie groepen
kaart
zwerfafval
89
15
20
25
naar inhoudsopgave
9 Duurzaamheid en milieu
3. Wat gaan we niet meer doen/minder doen/anders doen? - is voordeel: lagere uitgaven/hogere inkomsten bedragen x € 1.000
Omschrijving
2013 2014 2015 2016 2017 -40
-40
-40
-40
Verlagen budget reconstructie
Verlagen budget milieu en duurzaamheid
-50
-50
-50
Afvalstoffenheffing/OZB Totaal bezuinigingsvoorstellen
-860
0
-40
-90
-90
-950
Toelichting bezuinigingsvoorstellen Verlagen budget milieu en duurzaamheid • Toelichting We verlagen het budget voor duurzaamheid en het budget voor milieu vanaf 2014 beide met € 20.000. In totaal bezuinigen we daarmee een structureel bedrag van € 40.000. • Argumentatie De verlaging van de budgetten leidt tot een structurele bezuiniging. Daarnaast leidt de verlaging van het milieubudget tot een verlaging van de regeldruk (minder en praktische beleidsregels). •
(Maatschappelijke) effecten
Milieu en duurzaamheid dragen bij aan een duurzame, gezondere en veiligere leefomgeving van onze burgers. De bezuiniging die we nu doorvoeren komt bovenop eerdere bezuinigingen op dit terrein (de vaste inwonerbijdrage aan het RMB en de capaciteit voor beleidsinzet en procesregie). Dat betekent dat de kwaliteit van de leefomgeving kan verslechteren. Dit proberen we op te vangen door volksgezondheid als leidend criterium te nemen. Een duurzame economie in Oss biedt veel kansen voor groei en werkgelegenheid en blijft daarom prioriteit in ons duurzaamheidsbeleid. Verlagen budget reconstructie • Toelichting Het reconstructiebudget is in de eerste plaats een beleidsbudget voor transitie van de agrofood, recreatie en toerisme, archeologie, natuur en landschap. Daarnaast financiert dit budget projecten of samenwerkingen die ons buitengebied versterken. Onze eigen afdelingen, maar ook externe partijen maken aanspraak op het budget. Cofinanciering is een belangrijk uitgangspunt in de toekenning van een reconstructiebijdrage. We verlagen het reconstructiebudget vanaf 2015 structureel met € 50.000. • Argumentatie De maatregel draagt bij aan het behalen van een structurele bezuiniging. Inwoners, ondernemers en maatschappelijke organisaties krijgen een grotere verantwoordelijk voor ontwikkelingen en investeringen in het buitengebied. •
(Maatschappelijke) effecten
Er is minder geld beschikbaar voor beleidsontwikkeling voor ons buitengebied en voor projecten die ons buitengebied aantrekkelijk maken. Onze prioriteit ligt bij de transitie in de agrofood, de Landerij vanTosse, de Maashorst, de Maas en haar omgeving, nieuwe verdienmodellen en initiatieven die toerisme en recreatie versterken. Er is minder geld beschikbaar voor projecten van derden. Hierdoor kunnen projecten vertraging oplopen of geschrapt worden, wat een nadelige invloed heeft op de ontwikkeling van ons buitengebied.
90
naar inhoudsopgave
9 Duurzaamheid en milieu
Afvalstoffenheffing/OZB • Toelichting In 2017 loopt het afvalcontract met Attero af. De verwachting is dat dit leidt tot een verlaging van de afvalstoffenheffing van ongeveer € 25 per huishouden (B&W-advies 25 september 2012). Als we de totale lastendruk gelijk houden biedt dit ruimte om de OZB te verhogen. In totaal gaat het om een bedrag van € 860.000. • Argumentatie De OZB kan in 2017 worden verhoogd, terwijl de lastendruk voor onze inwoners op hetzelfde niveau blijft. •
(Maatschappelijke) effecten
De lastendruk voor de burger blijft gelijk. De kwijtscheldingsregeling voor minima wordt betaald uit de afvalstoffenheffing. Als er door de crisis meer minima een beroep doen op de kwijtscheldingsregeling moet de afvalstoffenheffing verhoogd worden. 4. 3O-ontwikkelingen
+ is nadeel: hogere uitgaven/lagere inkomsten - is voordeel: lagere uitgaven/hogere inkomstenbedragen x € 1.000
Omschrijving
2013 2014 2015 2016 2017 2017 inci-
denteel Budgettair neutrale 3O-ontwikkelingen
-3
-3
-3
5
5
Totaal 3O-ontwikkelingen
-3
-3
-3
5
5
0
Toelichting 3O-ontwikkelingen Budgettair neutrale 3O-ontwikkelingen Binnen dit programma worden diverse budgettair neutrale wijzigingen doorgevoerd. Het gaat om administratieve wijzigingen die niet inhoudelijk van aard zijn en per saldo geen geld kosten. Een totaaloverzicht met toelichting is in bijlage 5 opgenomen. 5. Wat mag het kosten? Hierna wordt een financieel overzicht van het programma gegeven.
Omschrijving
2013
2014
+ is netto-uitgaven - is netto-inkomsten bedragen x € 1.000
2015
2016
2017
2017 inci-
denteel
Bestaand beleid Lasten
12.752
12.714
12.427
12.249
12.220
Baten
-11.580
-11.504
-11.495
-11.489
-11.489
Saldo
1.172
1.210
932
760
731
Stortingen reserves
261
111
23
29
58
Onttrekkingen reserves
-585
-345
-218
-60
-60
Saldo mutaties reserves
-324
-234
-195
-31
-2
Totaal bestaand beleid
848
976
737
729
729
0
Bezuinigingsvoorstellen 3O-ontwikkelingen Totaal programma
-40 -90 -90 -950
-3 -3 -3 5 5 845
933
91
644
644
-216
0
naar inhoudsopgave
9 Duurzaamheid en milieu
6. Lasten per product In de volgende figuur worden voor 2014 de lasten per product in beeld gebracht (bedragen x € 1.000).
Afvalverwijdering bedrijven € 468
Beleidsontwikkeling afval - € 36
Afvalverwijdering particulieren € 9.213
Beleidsontwikkeling milieu € 615
Totaal Duurzaamheid en milieu € 12.714
Advisering milieu € 657
Milieubeheer € 985 Compostering € 813
7. Bestemming positief begrotingssaldo
Omschrijving
+ is nadeel: hogere uitgaven/lagere inkomsten - is voordeel: lagere uitgaven/hogere inkomsten bedragen x € 1.000
2013 2014 2015 2016 2017
Storting in geluidsfonds
700
Totaal bestemming positief begrotingssaldo
700
0
0
0
0
Toelichting bestemming positief begrotingssaldo Naast de investeringen in een krachtige economische stad (centrum, economie en mobiliteit) hebben we ook aandacht voor de leefbaarheid. Daarom doen we een storting in het geluidsfonds om daarmee knelpunten op te pakken op het terrein van geluidshinder in de gemeente. Hiermee kunnen we bijvoorbeeld wegdek vervangen door geluidsarm asfalt/klinkers en geluidsschermen/-wallen plaatsen.
92
10
naar inhoudsopgave
Ruimtelijke ontwikkeling en wonen
93
naar inhoudsopgave
10 Ruimtelijke ontwikkeling en wonen
Programma 10 in één oogopslag Het ontwikkelen en in stand houden van een mooie en prettige leefomgeving voor burgers in onze eigen gemeente en uit de regio, om te wonen, te werken, te winkelen en te recreëren. Effectindicatoren: •
In 2017 willen we de bezoekersaantallen van het centrum minimaal gelijke tred laten houden
met vergelijkbare steden.
•
Bij de ranking in de Woonatlas hebben we een plek in de bovenste helft.
Doelstelling 1:
Doelstelling 2:
Doelstelling 3:
Doelstelling 4:
Een krachtig
Actuele en flexibele
Een complete
Een mooie en
stadscentrum dat
plannen om ge-
woonstad, met
prettige woon- en
aantrekkelijk is
wenste ontwikke-
voor ieder een pas-
werkomgeving
voor eigen inwo-
lingen te realiseren
send en duurzaam
creëren in het
ners en de regio.
en ongewenste
(t)huis dat voldoet
stedelijke en lande-
ontwikkelingen
aan de wensen en
lijke gebied van de
tegen te gaan.
behoeften.
gemeente.
Prestatie-indicatoren: •
Bestemmingsplannen zijn niet ouder dan 10 jaar.
•
Het aantal afwijkingsprocedures is beperkt.
94
naar inhoudsopgave
10 Ruimtelijke ontwikkeling en wonen
1. Wat willen we bereiken? Het ontwikkelen en in stand houden van een mooie en prettige leefomgeving voor burgers in onze eigen gemeente en uit de regio, om te wonen, te werken, te winkelen en te recreëren. We streven naar een aantrekkelijke stad met vitale dorpen. Dat betekent een krachtig centrum om te winkelen en te recreëren, maar ook bedrijvigheid die voorziet in werkgelegenheid voor de stad en regio. In de vitale dorpen is volop activiteit en het is in alle wijken en in alle dorpen prettig wonen. Het platteland biedt veelal agrarische werkgelegenheid, maar is ook een afwisselend gebied met volop recreatiemogelijkheden. Ruimtelijke kwaliteit heeft volop aandacht om zowel de bebouwde omgeving als het buitengebied aantrekkelijk te houden voor bewoners en bezoekers. Op het gebied van het wonen streven we naar een complete woonstad met voor iedereen een passend en duurzaam (t)huis dat voldoet aan de wensen en behoeften. Echter de huidige woningmarkt kenmerkt zich door een financiële crisis en economische recessie. Daardoor stagneert de markt. Ook structurele veranderingen, waaronder de verandering in omvang en samenstelling van de bevolking en de scheiding van wonen en zorg, beïnvloeden deze markt. In de woonvisie is een aantal speerpunten benoemd waarmee we in willen spelen op deze ontwikkelingen. Samen met onze partners op het terrein van wonen, maar ook met maatschappelijke partners en inwoners gaan we deze speerpunten uitwerken en hier uitvoering aan geven. Effectindicator
Bron
Realisatie 2012
Verwacht 2013
Streefwaarden
2017 1. Bezoekersaantallen
KvK
96.600
x
centrum (per week)
Gelijke tred met vergelijkbare
steden 2. Prettige woonomgeving
Atlas gemeenten
Plaats 27
Plaats 27
Plaats 25
Voor dit programma zijn de volgende doelstellingen geformuleerd: 1.
Een krachtig stadscentrum dat aantrekkelijk is voor eigen inwoners en de regio.
2.
Actuele en flexibele plannen om gewenste ontwikkelingen te realiseren en ongewenste
ontwikkelingen tegen te gaan.
3.
Een complete woonstad met voor iedereen een passend en duurzaam (t)huis dat voldoet aan de
wensen en behoeften.
4.
Een mooie en prettige woon- en werkomgeving creëren in het stedelijke en landelijke gebied
van de gemeente.
Belangrijke kaders: 1. Visie Dynamisch Stadscentrum Oss 2020 (2010) 2. Visie op de detailhandelsstructuur Oss 2007-2015 (2008) 3. Integraal horecabeleidsplan (2007) 4. Meer grip op de Osse kantorenmarkt (2012) 5. Verkeersstructuur Centrum Oss (2013) 6. Woonvisie
95
naar inhoudsopgave
10 Ruimtelijke ontwikkeling en wonen
2. Wat gaan we daarvoor doen? Doelstelling 1: Een krachtig stadscentrum dat aantrekkelijk is voor eigen inwoners en de regio. De betekenis van het stadscentrum voor de samenleving is aan het veranderen. Mensen zijn mobieler, hebben meer vrije tijd en meer keuzemogelijkheden. Consumenten winkelen steeds vaker op internet en de druk voor (grootschalige) detailhandel aan de rand van de stad neemt toe. De traditionele boodschappenfunctie van het centrum maakt steeds meer plaats voor recreatief verblijf, waarbij de verschillende functies (winkelen, vrijetijdsbesteding, werken en wonen) worden gecombineerd. De mix van functies en de kwaliteit van het aanbod maken het centrum uniek. De Visie Dynamisch Stadscentrum schetst voor de komende jaren de noodzaak van het verbeteren van de mix en de kwaliteit van het aanbod van winkelen, vrije tijd, werken en wonen. Die goede mix en kwaliteit vereisen een aantrekkelijke omgeving van openbare ruimten en gebouwen, van een heldere structuur van straten en pleinen. Ook daarin is verbetering nodig. Positieve beleving en waardering van het centrum worden onder andere bepaald door sfeer, een mix van nieuw en vertrouwd aanbod, de kans op ontmoeting en door keuzemogelijkheden. Tevens spelen bereikbaarheid en parkeren een belangrijke rol in het succes van het centrumgebied, samen met veiligheid en duurzaamheid. Doelstelling 2: Actuele en flexibele plannen om gewenste ontwikkelingen te realiseren en ongewenste ontwikkelingen tegen te gaan. In 2013 hebben we voor nagenoeg het hele gemeentelijke grondgebied actuele bestemmingsplannen. We maken daarbij gebruik van standaardvoorschriften die we naar behoefte doorontwikkelen, vooral met het oog op het toelaten van gewenste ontwikkelingen. Daarnaast is het natuurlijk nodig om ongewenste ontwikkelingen te voorkomen. De huidige economische situatie vraagt om nog meer ruimte voor ontwikkeling en flexibiliteit. We gaan in 2014 ook verder met de zoektocht naar de nieuwe rol van de gemeente als het gaat om locatieontwikkeling: “Locatieontwikkeling Nieuwe Stijl”. Daarin zal in ieder geval ingespeeld worden op de vraaggerichte markt, in plaats van aanbodgericht. De gemeente zal zich meer opstellen als gelijkwaardig partner en minder sturend zijn in ontwikkelingen. We beperken ons dan tot het stellen van randvoorwaarden die in goed overleg met alle betrokkenen tot stand komen. Doelstelling 3: Een complete woonstad met voor iedereen een passend en duurzaam (t)huis dat voldoet aan de wensen en behoeften. In de woonvisie zijn speerpunten geformuleerd, daarmee zetten we in op het structureel versterken van de woningmarkt. Hierbij vragen we van alle partijen, maatschappelijk of commercieel, een actieve bijdrage. Niet alle speerpunten kunnen tegelijk worden uitgevoerd. Hierin wordt een prioritering aangebracht. Samen met betrokken partijen richten wij ons op de integrale benadering van wonen, welzijn en zorg, de aansluiting van de bestaande woningvoorraad op de wensen en behoeften, de middeninkomens en de huisvesting van tijdelijke arbeidsmigranten. Vraaggerichtheid, woonlastenbenadering, verduurzaming van bestaande woningen en de veranderende verhoudingen en relaties op de woningmarkt zijn speerpunten die in een latere fase zullen worden opgepakt. De wijze waarop de speerpunten worden opgepakt en uitgewerkt wordt in overleg met de betrokken partners op het terrein van wonen, maar ook met maatschappelijke partners en inwoners bepaald. De resultaten zullen hier ook van afhangen. In enkele wijken zijn veel woningen aan groot onderhoud toe en soms wordt de keuze gemaakt voor herstructurering. In overleg met Brabant Wonen wordt deze opgave uitgewerkt. Een belangrijk vraagstuk is ook hoe om te gaan met het combineren van wonen en zorg. Daarbij is een gedifferentieerd woningaanbod in de wijk belangrijk. In plaats van aanbodgerichte plannen maken wordt eerst goed gekeken naar de vraag. Wanneer we zicht hebben op deze vraag kunnen er woningen worden gebouwd die aanvullend zijn in de wijk en ook voldoen aan de vraag die er is.
96
naar inhoudsopgave
10 Ruimtelijke ontwikkeling en wonen
Doelstelling 4: Een mooie en prettige woon- en werkomgeving creëren in het stedelijke en landelijke gebied van de gemeente. De bestaande omgeving vormt het vertrekpunt voor ontwikkelingen. Uitbreiding en nieuwbouw is steeds minder aan de orde, herontwikkeling en herstructurering steeds meer. Dit loopt samen op met groeiend bewustzijn voor de eigen omgeving. We zoeken naar nieuwe allianties en verdienmodellen om dit op gang te krijgen. De tweede ontwikkeling die we zien is dat weer gezocht wordt naar combinaties van functies in plaats van scheiding. Een mooi voorbeeld is het centrumplan Berghem. De gemeente Oss kent een sterke structuur van afwisseling van bebouwde gebieden en groen. Zowel in de stad als in het buitengebied. Grote ingrepen zijn niet nodig, het gaat erom ingrepen die er zijn integraal aan te pakken. Hierbij hoort ook het principe van locatieontwikkeling nieuwe stijl. Om ontwikkelingen programmatisch goed te kunnen volgen en sturen wordt het portefeuillemanagement wonen verbreed naar alle functies. Prestatie-indicatoren Indicator Bron Uit-
Realisatie Verwacht Streef- Streef- Streef- Streef-
voerende 2012
2013
waarde waarde waarde waarde
partijen
2014
2015
2016
2017
1. Bestem-
Ge-
Afdeling
x
x
x
100%
mingsplan-
meente SSO
nen zijn niet
60%
95%
en SROL
ouder dan 10 jaar 2. Beperkt
Ge-
aantal
meente PBWM
Afdeling
afwijkings-
157 aanvragen 146 verleend 11 geweigerd
procedures
3. Wat gaan we niet meer doen/minder doen/anders doen? - is voordeel: lagere uitgaven/hogere inkomsten bedragen x € 1.000
Omschrijving
2013 2014 2015 2016 2017
Verlagen budget bestemmingsplannen
-90
-115
-115
-115
Totaal bezuinigingsvoorstellen
-90
-115
-115
-115
0
Toelichting bezuinigingsvoorstellen Verlagen budget bestemmingsplannen • Toelichting In de begroting zijn diverse budgetten opgenomen voor werkzaamheden rondom bestemmingsplannen. Zo is er budget om onderzoeken uit te (laten) voeren. Het gaat om onderzoeken op het gebied van geluid, parkeren, flora en fauna, externe veiligheid, geur, archeologie, bodem en verkeer die worden gebruikt voor de onderbouwing van een bestemmingsplan. Daarnaast is er budget voor de digitalisering van ruimtelijke plannen. We gaan deze budgetten verlagen. In totaal gaat het om een verlaging van € 90.000 in 2014 en een structurele verlaging van € 115.000 vanaf 2015. • Argumentatie In 2014 is de grote actualisatieronde van bestemmingsplannen voorbij. Dat maakt het mogelijk de budgetten te verlagen. Bovendien kun je in sommige gevallen onderzoek achterwege laten. •
(Maatschappelijke) effecten
Als je onderzoek achterwege laat maak je de aanname dat er geen belemmeringen zijn. Dit verhoogt het risico van gegronde bezwaren in de procedure rond de vaststelling van een bestemmingsplan. Als dat het geval is worden nieuwe ontwikkelingen vertraagd. Voor de digitalisering van ruimtelijke plannen blijft voldoende budget over om noodzakelijke software updates te doen die van belang zijn voor de dienstverlening.
97
naar inhoudsopgave
10 Ruimtelijke ontwikkeling en wonen
4. 3O-ontwikkelingen
+ is nadeel: hogere uitgaven/lagere inkomsten - is voordeel: lagere uitgaven/hogere inkomstenbedragen x € 1.000
Omschrijving
2013 2014 2015 2016 2017 2017 inci-
denteel Budgettair neutrale 3O-ontwikkelingen
1
2
2
2
1
Totaal 3O-ontwikkelingen
1 2 2 2 1
0
Toelichting 3O-ontwikkelingen Budgettair neutrale 3O-ontwikkelingen Binnen dit programma worden diverse budgettair neutrale wijzigingen doorgevoerd. Het gaat om administratieve wijzigingen die niet inhoudelijk van aard zijn en per saldo geen geld kosten. Een totaaloverzicht met toelichting is in bijlage 5 opgenomen. 5. Wat mag het kosten? Hierna wordt een financieel overzicht van het programma gegeven.
Omschrijving
2013
2014
+ is netto-uitgaven - is netto-inkomsten bedragen x € 1.000
2015
2016
2017
2017 inci-
denteel
Bestaand beleid Lasten
9.104
8.921
8.869
8.862
8.624
Baten
-2.729
-3.798
-3.605
-3.605
-3.587
Saldo
6.375
5.123
5.264
5.257
5.037
Stortingen reserves
0
0
0
0
0
Onttrekkingen reserves
-290
-225
-222
-191
-13
Saldo mutaties reserves
-290
-225
-222
-191
-13
Totaal bestaand beleid
6.085
4.898
5.042
5.066
5.024
0
Bezuinigingsvoorstellen 3O-ontwikkelingen Totaal programma
-90 -115 -115 -115
1 6.086
2 2 2 1
4.810
98
4.929
4.953
4.910
0
naar inhoudsopgave
10 Ruimtelijke ontwikkeling en wonen
6. Lasten per product In de volgende figuur worden voor 2014 de lasten per product in beeld gebracht (bedragen x € 1.000).
Ruimtelijke ordening € 2.605
Beleidsontwikkeling bouwen en wonen € 587
Volkshuisvesting € 5.143 Woningbouwcomplexen € 586 Totaal Ruimtelijke ontwikkeling en wonen € 8.921
7. Bestemming positief begrotingssaldo
+ is nadeel: hogere uitgaven/lagere inkomsten - is voordeel: lagere uitgaven/hogere inkomsten bedragen x € 1.000
Omschrijving
2013 2014 2015 2016 2017
Storting in reserve ruimtelijk-
1.700
fysieke gebiedsontwikkeling Totaal bestemming positief begrotingssaldo 1.700
0
0
0
0
Toelichting bestemming positief begrotingssaldo De belangrijke economische en verblijfsfunctie, die het centrum van Oss in de regio heeft, willen we behouden en versterken. We gaan extra investeren door initiatieven te ondersteunen die de kwaliteit van het centrum verhogen. We storten daarvoor € 1,7 miljoen in de reserve ruimtelijk-fysieke gebiedsontwikkeling. De besteding ervan doen we in nauw overleg met het centrummanagement.
99
11
naar inhoudsopgave
Economie
100
naar inhoudsopgave
11 Economie
Programma 11 in één oogopslag In Oss willen we een toename van de werkgelegenheid en een goed vestigingsklimaat voor de bestaande en nieuwe bedrijven. Effectindicatoren: •
In 2017 streven we naar een toename van de werkgelegenheid met 1000 arbeidsplaatsen.
•
In 2017 heeft ons vestigingsklimaat minimaal hetzelfde niveau.
Doelstelling 1:
Doelstelling 2:
Doelstelling 3:
Doelstelling 4:
Doelstelling 5:
Oss is internati-
Actieve onder-
De topsector
Aansluiting bij
Oss staat voor
onale logistieke
steuning
Life Sciences is
het regionale
een goede
hotspot.
van (door-)
stevig verankerd
Agro&Food-
dienstverlening.
starters.
in Oss.
netwerk.
101
naar inhoudsopgave
11 Economie
1. Wat willen we bereiken? In Oss willen we een toename van de werkgelegenheid en een goed vestigingsklimaat voor de bestaande en nieuwe bedrijven. In Oss willen we een toename van de werkgelegenheid en een goed vestigingsklimaat. In de regio Noordoost Noord-Brabant is de gemeente Oss dé werkstad. We houden het zittende bedrijfsleven in Oss door goed accountmanagement en aandacht voor draagvlak via ons economisch convenant. We bieden nieuwe vestigers gevarieerde en goed ontsloten vestigingsmogelijkheden en een passende arbeidsmarkt. Oss staat sterk in drie van de 9 topsectoren: logistiek, Life Sciences en Agrofood. Voor alle drie de sectoren zet Oss zich in om de samenwerking met de betreffende bedrijven te versterken, de samenwerking tussen de bedrijven te stimuleren om samen met hen een regionale, nationale en internationale positie in te nemen. De nationale aandacht voor deze drie onderdelen biedt Oss de kans om zich te profileren en aanspraak te maken op bijvoorbeeld subsidiestromen. De gemeente Oss participeert in en initieert regionale samenwerking op basis van een heldere economische visie. Daarmee is nut en noodzaak van regionaal samenwerken een weloverwogen middel. De detailhandel, met name het centrum van Oss, voorziet de regio in haar benodigdheden, als krachtige centrumgemeente van de regio Noordoost Noord-Brabant. Effectindicator
Bron
Realisatie 2012
Verwacht 2013
Streefwaarden
2017
1.Werkgelegenheid
Ossstat 40.317
39.480
40.480
2. Vestigingsklimaat
BOK
7
7
6,6
Voor dit programma zijn de volgende doelstellingen geformuleerd: 1.
Oss is internationale logistieke hotspot.
2.
Actieve ondersteuning van (door-)starters.
3.
De topsector Life Sciences is stevig verankerd in Oss.
4.
Oss sluit aan bij het regionale Agro&Food netwerk.
5.
Oss staat voor een goede dienstverlening.
Belangrijke kaders: 1. Economische strategievisie 2. Masterplan Bedrijventerreinen Oss 3. Kracht van Oss 4. Benchmark Vestigingsklimaat Oss (BOK) 5. 5 sterren: Agenda richting 2020 2. Wat gaan we daarvoor doen? Doelstelling 1: Oss is internationale logistieke hotspot. Het Logistiek Platform breidt het netwerk uit en versterkt de relatie met Rotterdam. We gaan door met het ondersteunen van het Logistiek Platform. Samen met de logistieke partners richten we ons op het uitvoeringsprogramma van het platform. Verder wordt het netwerk regionaal uitgerold. Door regionaal samen te werken verbeteren we onze positie ten opzichte van Rotterdam e.o.. Internationaal proberen we samen met onze logistieke partners via handelsmissies naar Vietnam en China Oss onder de aandacht te brengen en daarmee bedrijven en handel naar Oss te halen.
102
naar inhoudsopgave
11 Economie
Doelstelling 2: Actieve ondersteuning van (door-)starters. We willen een focus aanbrengen op de ondernemersgroep doorstarters die een groei willen doormaken. We richten ons met name op de groep bedrijven die willen groeien van 2 naar 20 fte. Met name in deze groep valt veel werkgelegenheid te winnen. Het begeleiden van de groep gebeurt op eenzelfde manier als bij Starterssucces Oss, dat onder de Kracht van Oss succesvol is in het begeleiden van startende bedrijven. Het is de bedoeling dat onder het sterke samenwerkingsverband, de Kracht van Oss 2.0, een begeleidings- en adviesgroep geformeerd wordt om de succesvolle starters beter te laten slagen in het doorstarten/doorgroeien van hun bedrijf. De betreffende ondernemers kunnen actief zijn in de dienstverlening en in de industrie. Doelstelling 3: De topsector Life Sciences is stevig verankerd in Oss. Life Sciences is één van de drie topsectoren die in Oss gevestigd zijn. De sector heeft veel werknemers waardoor het een belangrijk speerpunt is. De sector is internationaal waardoor de rol van de gemeente beperkt is. We willen deze bedrijven zoveel mogelijk gebruik laten maken van Osse bedrijven. Daarnaast willen wij als gemeente proactief meedenken met deze bedrijven als het gaat om het vestigingsmilieu. Hierdoor blijft Oss aantrekkelijk en behoudt het een aantrekkingskracht voor nieuwe Life Sciences-bedrijven zodat met name het Pivot Park kan blijven groeien. Doelstelling 4: Oss sluit aan bij het regionale Agro&Food netwerk. De regio Noordoost Noord-Brabant kiest voor Agro&Food. Oss wil zich daar ook in én mee profileren. Tot op heden zijn de bedrijven in deze sector veelal op individuele basis actief. We willen de Osse bedrijven bewust maken van de mogelijkheden die er liggen nu Agro&Food een regionale keuze is. Door een netwerk op te zetten, zoals nu ook voor de logistiek actief is, kunnen de ondernemers elkaar leren kennen en hun kansen benutten om hun handel op lokaal en regionaal niveau uit te breiden. Doelstelling 5: Oss staat voor een goede dienstverlening. We willen de Osse bedrijven in Oss behouden. Een goede basis is daarvoor essentieel. We hebben goede relaties met het bedrijfsleven en een duidelijke dienstverlening. Daarbij gaat het niet alleen om de relatie van de gemeente met de bedrijven. Voor een goede basis is samenwerking tussen de 3O’s essentieel. De onderwijsinstellingen zijn betrokken bij de ontwikkelingen in Oss en participeren in de verschillende netwerken. De benchmark ondernemersklimaat onderzoekt de mening en waardering van de ondernemers over deze zaken. Met dit onderzoek kunnen we de “basis” van Oss monitoren. We krijgen in dit onderzoek een score voor ons vestigingsklimaat en onze dienstverlening (2012: 6,7). Verder vragen we aandacht voor en stimuleren we duurzaam ondernemen. We brengen lokale partijen in contact met potentiële investeerders. We helpen bij het onderzoeken van de mogelijkheden om tot een lokaal duurzaam energiebedrijf te komen. Een ander aspect dat bij een goede basis hoort is een passende arbeidsmarkt. Bij het arbeidsmarktbeleid zetten we vanaf 2014 in het bijzonder in op: -
versterking van het lokaal arbeidsmarktbeleid door inbedding van dit beleidsterrein binnen
het economisch beleid;
-
goede aansluiting met het regionaal arbeidsmarktbeleid 5 sterren Noordoost-Brabant Werkt!;
-
realisering van een betere match tussen vraag en aanbod op de lokale arbeidsmarkt. Dit doen we samen
met lokale ondernemers en onderwijs (zie programma 5).
Prestatie-indicatoren Geen. 3. Wat gaan we niet meer doen/minder doen/anders doen? N.v.t.
103
naar inhoudsopgave
11 Economie
4. 3O-ontwikkelingen
+ is nadeel: hogere uitgaven/lagere inkomsten - is voordeel: lagere uitgaven/hogere inkomstenbedragen x € 1.000
Omschrijving
2013 2014 2015 2016 2017 2017 inci-
denteel Budgettair neutrale 3O-ontwikkelingen
-2
-2
-2
-2
-2
Totaal 3O-ontwikkelingen
-2 -2 -2 -2 -2
0
Toelichting 3O-ontwikkelingen Budgettair neutrale 3O-ontwikkelingen Binnen dit programma worden diverse budgettair neutrale wijzigingen doorgevoerd. Het gaat om administratieve wijzigingen die niet inhoudelijk van aard zijn en per saldo geen geld kosten. Een totaaloverzicht met toelichting is in bijlage 5 opgenomen. 5. Wat mag het kosten? Hierna wordt een financieel overzicht van het programma gegeven.
Omschrijving
2013
2014
+ is netto-uitgaven - is netto-inkomsten bedragen x € 1.000
2015
2016
2017
2017 incidenteel
Bestaand beleid Lasten
5.501
5.691
5.659
5.658
5.699
Baten
-4.393
-4.715
-4.719
-4.723
-4.723
Saldo
1.108
976
940
935
976
Stortingen reserves
Onttrekkingen reserves
Saldo mutaties reserves
403
27
25
24
24
-1.317
-573
-536
-531
-531
-914
-546
-511
-507
-507
Totaal bestaand beleid
194
430
429
428
469
0
Bezuinigingsvoorstellen 3O-ontwikkelingen Totaal programma
- -2 192
- - - -
-
-2 -2 -2 -2 428
104
427
426
467
0
naar inhoudsopgave
11 Economie
6. Lasten per product In de volgende figuur worden voor 2014 de lasten per product in beeld gebracht (bedragen x € 1.000).
Overige bedrijfsmatige activiteiten € 1.886
Economische zaken € 448
Haven € 372
Totaal Economie € 5.691
Industrieterreinen € 2.377
Kermissen en markten € 367
Beleidsontwikkeling lokale economie € 242
7. Bestemming positief begrotingssaldo
+ is nadeel: hogere uitgaven/lagere inkomsten - is voordeel: lagere uitgaven/hogere inkomsten bedragen x € 1.000
Omschrijving
2013 2014 2015 2016 2017
Storting in reserve economie
1.200
Totaal bestemming positief begrotingssaldo 1.200
0
0
0
Toelichting bestemming positief begrotingssaldo Voor de uitvoering van het economisch beleidsplan doen we een extra storting van € 1,2 miljoen in de reserve economie.
105
0
12
naar inhoudsopgave
Organisatie
106
naar inhoudsopgave
12 Organisatie
Programma 12 in één oogopslag Een organisatie die zich continu verandert, verbetert, vernieuwt en innoveert om aan het verwachtingspatroon van burgers, instellingen en bedrijven en aan de ambities van het bestuur te kunnen voldoen. Een organisatie die optimaal gebruik maakt van samenwerkingsmogelijkheden en oog heeft voor de positie van Oss in de regio. Een klantgerichte, digitale, procesgerichte en efficiënte dienstverlenende organisatie die haar bijdrage levert door de afgesproken bezuinigingsopgave te realiseren.
Doelstelling 1:
Doelstelling 2:
Meer horizon-
Een netwerkorganisa-
Doelstelling 3: Een efficiënte
tale en integrale
tie gericht op samen-
organisatie die
sturing en een
werking in de regio
de afgesproken
efficiënte en
en met burgers en
bezuinigings-
zakelijke bedrijfs-
bedrijven.
opgave realiseert.
voering.
Prestatie-indicatoren: •
Het realiseren van de bezuinigingsopgave voor de organisatie
van € 5 á € 6 miljoen.
•
In 2016 is de personele capaciteit afgenomen tot 600 fte
(exclusief herindeling).
•
We blijven sturen op afname van inhuur.
•
In 2015 willen we de overhead terugbrengen tot maximaal 27%.
•
We streven naar een ziekteverzuimpercentage van maximaal het
gemiddelde van gemeenten in Nederland.
•
We willen een tevredenheid van medewerkers van minimaal een 7.5.
107
naar inhoudsopgave
12 Organisatie
1. Wat willen we bereiken? Een organisatie die zich continu verandert, verbetert, vernieuwt en innoveert om aan het verwachtingspatroon van burgers, instellingen en bedrijven en aan de ambities van het bestuur te kunnen voldoen. Een organisatie die optimaal gebruik maakt van samenwerkingsmogelijkheden en oog heeft voor de positie van Oss in de regio. Een klantgerichte, digitale, procesgerichte en efficiënte dienstverlenende organisatie die haar bijdrage levert door de afgesproken bezuinigingsopgave te realiseren. De opgave op het gebied van de organisatie is gericht op het blijven ontwikkelen van (nieuwe) samenwerkingen en verbindingen en op een maatschappelijk verantwoorde en duurzame organisatie. Daarnaast vragen de bezuinigingen om programma’s en plannen van de ambtelijke organisatie om deze veranderopgave te realiseren en tevens aan te geven waar gericht op geïnvesteerd moet worden. Dat geldt niet alleen voor alle beleidsprogramma’s, maar ook voor de organisatie/bedrijfsvoering. We willen ons ontwikkelen naar een netwerkorganisatie die kan aansluiten bij krachten van derden, die deze krachten kan mobiliseren en deze ook productief kan maken. We richten ons daarbij actief op regionale samenwerking, ketendienstverlening en samenwerking op de bedrijfsvoering. In de komende planperiode zal de gemeentelijke herindeling met Maasdonk (Geffen) gerealiseerd worden. We willen alert blijven op ontwikkelingen die maatschappelijk ondernemen en duurzaamheid kunnen versterken en deze vertalen naar concrete toepassingen in onze organisatie. Hierdoor kunnen we op dit gebied ook een voorbeeld zijn voor met name instellingen en bedrijven. De bezuinigingen vormen zowel incidenteel als structureel een grote opgave voor de organisatie. In de komende planperiode zullen extra bezuinigingen als gevolg van het regeerakkoord en de herindeling leiden tot een verdere daling van de apparaatskosten (o.a. formatie en werkplekkosten). Er worden programma’s en projecten uitgevoerd die zich richten op verbetering van de dienstverlening, procesinnovatie (lean), efficiency en personele mobiliteit. Daarnaast blijft het structureel investeren in organisatieontwikkeling en in de ontwikkeling van medewerkers van belang om ook op lange(re) termijn een vitale organisatie te blijven. Voor dit programma zijn de volgende doelstellingen geformuleerd: 1.
Meer horizontale en integrale sturing en een efficiënte en zakelijke bedrijfsvoering.
2.
Een netwerkorganisatie gericht op samenwerking in de regio en met burgers en bedrijven.
3.
Een efficiënte organisatie die de afgesproken bezuinigingsopgave realiseert.
Belangrijke kaders: 1. Visie op sturing (2013) 2. Visie op netwerkorganisatie (2012) 3. Visie op bedrijfsvoering (2011)
108
naar inhoudsopgave
12 Organisatie
2. Wat gaan we daarvoor doen? Doelstelling 1: Meer horizontale en integrale sturing en een efficiënte en zakelijke bedrijfsvoering. - We geven uitvoering aan programma- en projectsturing: een samenspel tussen bestuurders en programmateams. Deze wijze van meer horizontale sturing zal de komende periode versterkt worden want het verbindt de verschillende inhoudelijke beleidsvelden en versterkt de integrale benadering van vraagstukken. - De visie op de eigen bedrijfsvoering is uitgewerkt en richt zich op (externe) samenwerking, efficiency en klantgerichtheid door middel van dienstverleningsconcepten en servicenormen. - Speerpunten zijn de beperking van de overheadnorm tot maximaal 27%, optimale benutting van het gemeentehuis en externe dienstverlening op basis van contractuele afspraken. - Het meetbaar maken van de bedrijfsvoering zal, na de pilotfase in 2012/2013, in de komende periode belangrijker worden voor het verbeteren van de bedrijfsvoeringprocessen. Vensters voor Bedrijfsvoering is een instrument waarmee voor publieke organisaties inzichtelijk gemaakt wordt waar zij staan met de ontwikkeling van hun bedrijfsvoering, in de vorm van een “learning community”. In de regio is Oss initiatiefnemer. Doelstelling 2: Een netwerkorganisatie gericht op samenwerking in de regio en met burgers en bedrijven. - We blijven actief samenwerken in de regio Brabant Noordoost en binnen de As-50 op zowel beleidsmatig terrein als op de bedrijfsvoering. We zetten daarbij extra in op samenwerking met Bernheze en Landerd. Het komende jaar zal de herindeling Oss-Maasdonk (Geffen) extra aandacht en inspanning vragen op het gebied van harmonisatie, procesbegeleiding en (her)plaatsing van personeel. - Voor de drie grote transities wordt regionaal intensief samengewerkt om gezamenlijk met andere gemeenten en professionele instellingen uitvoering te geven aan de jeugdzorg, Participatiewet en AWBZ/Wmo. - We willen ruimte geven aan burgerinitiatieven om de kracht van de samenleving te benutten en waar mogelijk onze rol als overheid verkleinen. Dit vraagt op onderdelen om een andere houding en werkwijze van onze medewerkers. Doelstelling 3: Een efficiënte organisatie die de afgesproken bezuinigingsopgave realiseert. - De bezuinigingsopgave uit de programmabegroting 2012-2015 bedraagt voor de organisatie € 3,8 miljoen. De nieuwe bezuinigingen zullen in de komende planperiode opnieuw een extra inspanning en maatregelen vragen. - We voeren de professionalisering van de ICT-ondersteuning verder door onder de noemer van ICT-Governance, met name gericht op de verbetering van de dienstverlening, meer efficiency en een goede kostenbeheersing. Dit uit zich vooral in de invoering van de bouwstenen uit het NUP (Nationaal Uitvoeringsprogramma Dienstverlening en e-overheid). Met name het verder ontsluiten van basisregistraties om daarmee de digitale dienstverlening te vergroten en interne processen verder te digitaliseren. - We zorgen dat de organisatie beschikt over voldoende mensen met de juiste kennis, houding en gedrag. Door de ontwikkelingen die op ons afkomen en de bezuinigingen wordt de druk op de organisatie groter. Met behulp van mobiliteitsbeleid zorgen we proactief voor begeleidingstrajecten en (her)plaatsing, intern en/of extern, van personeel. Tevens wordt met het instrument Strategische Personeelsplanning (SPP) planmatig gestuurd op de instroom, doorstroom en uitstroom.
109
naar inhoudsopgave
12 Organisatie
Prestatie-indicatoren Indicator Bron Uit-
Realisatie Verwacht Streef- Streef- Streef- Streef-
voerende 2012
2013
waarde waarde waarde waarde
partijen
2014
2015
2016
2017
1.Afname
Ge-
Gemeente
x
x
x
600
600
personele
meente
Gemeente 7,07
x
x
x
x
x
Gemeente
x
x
27
27
27
639
capaciteit (fte) 2.Afname
Ge-
Inhuur meente (mln.) 3. Over-
Ge-
28,6
head- meente norm (% fte’s) 4.Ziekte-
Ge-
Gemeente 5,96
verzuim
Bench-
Maximaal
mark: 5,3%
landelijk
gemiddelde 5.Tevre-
3-jaar- Gemeente 7,9
denheid
lijks
x
7,5
x
x
7,5
medewer- MTO kers
3. Wat gaan we niet meer doen/minder doen/anders doen? - is voordeel: lagere uitgaven/hogere inkomsten bedragen x € 1.000
Omschrijving
2013 2014 2015 2016 2017
Verlagen personeelsbudget:
-261
-521
-780
-130
-325
-460
korting regeerakkoord opvangen Verlagen budget gemeenschappelijke regelingen Bezuiniging ICT-kosten Totaal bezuinigingsvoorstellen
-4.200 -4.200
0
-391
-846
-1.240
Toelichting bezuinigingsvoorstellen Verlagen personeelsbudget: korting regeerakkoord opvangen • Toelichting -
Korting regeerakkoord opvangen
Hierbij gaat het in eerste instantie om de doorvertaling van de landelijke korting uit het regeerakkoord die uitgaat van een besparing op de apparaatskosten van gemeenten als gevolg van meer samenwerking en schaalvergroting. Het kabinet gaat daarbij uit van gemeenten met een omvang van minimaal 100.000 inwoners in 2025. De beoogde schaalvergroting hangt samen met het overbrengen van een groot aantal taken van het Rijk naar gemeenten. Dit maakt meer maatwerk mogelijk en vergroot de betrokkenheid van burgers. Op basis van de meicirculaire betekent dit een korting op onze algemene uitkering van € 261.000 in 2015 oplopend naar structureel € 780.000 vanaf 2017.
110
naar inhoudsopgave
12 Organisatie
-
Herindeling Maasdonk
Daarnaast hebben we te maken met structurele effecten als gevolg van de herindeling met Maasdonk. Op basis van een eerste financiële verkenning is ingeschat dat we hierbij te maken krijgen met een structureel nadeel van afgerond € 400.000. Pas na splitsing van de administratie en het opstellen van een nieuwe begroting ontstaat een exacter beeld. Het structurele nadeel bestaat uit diverse posten. Grote posten hierin zijn nadelen door het wegvallen van het vaste bedrag binnen de algemene uitkering, nog te realiseren bezuinigingen en extra onderhoudskosten openbare ruimte. Hier tegenover staan belangrijke voordelen, zoals het wegvallen van bestuurskosten (B&W/ raad/gemeentesecretaris), lagere kosten gemeentehuis en een overschot in de meerjarenramingen. Dit bedrag wordt taakstellend gedekt binnen de herindeling. In 2014 ontstaat ook een beter beeld van de benodigde extra formatie. -
Totaal regeerakkoord en herindeling
Deze 2 posten leiden tot een totale aanvullende algemene taakstelling op het gebied van apparaatskosten en bedrijfsvoering van € 1.180.000. Deze willen we realiseren door: 1.
Het maximaal oprekken van de lopende bezuinigingsopdracht waarbij werkprocessen geoptimaliseerd
worden (SLIM-traject).
2.
Het realiseren van synergievoordelen bij het inschuiven van de (gedeeltelijke) formatie van de gemeente
Maasdonk in de Osse organisatie. Dubbele functies kunnen namelijk vervallen.
3.
Toekomstige voordelen uit samenwerking met andere gemeenten.
4.
Het blijven normeren van de bedrijfsvoering op 27%, zodat binnen de ondersteunende afdelingen
evenredig bezuinigd wordt.
Bij het realiseren van deze algemene bezuinigingen zullen mogelijk frictiekosten ontstaan. We proberen deze frictiekosten via de huidige reserve doelmatigheid op te vangen. -
Perspectief totale bezuinigingsopgave organisatie
Deze nieuwe bezuinigingen staan niet op zichzelf. In eerdere jaren heeft de organisatie al een totale taakstelling van € 3,8 miljoen gekregen. De nieuwe taakstellingen van in totaal € 1.180.000, gekoppeld aan het regeerakkoord en de herindeling met Maasdonk, verhogen deze opdracht naar bijna € 5 miljoen. Daarnaast zijn er in deze programmabegroting specifieke bezuinigingen opgenomen die ook leiden tot een bezuiniging binnen de organisatie. Hierbij valt te denken aan de bezuinigingen op het gebied van cultuur (Museum/Stadsarchief), ICT, BTW Compensatiefonds en het inhuurbudget toezicht openbare ruimte. Deze specifieke bezuinigingen zijn bij de betreffende programma’s uitgewerkt. Als we ook rekening houden met deze specifieke bezuinigingen dan betekent dat een totale bezuinigingsopgave van ongeveer € 6 miljoen voor de bedrijfsvoering. • Argumentatie Daar is bij de toelichting al uitgebreid bij stilgestaan. Overigens geeft de VNG aan dat de bezuiniging uit het regeerakkoord niet gerealiseerd kan worden door de geschetste opschaling. Vandaar ook dat de organisatie de opgave gaat realiseren via efficiencyvoordelen. •
(Maatschappelijke) effecten
Het nieuwe regeerakkoord, met name samenwerking en opschaling van gemeenten, levert veel discussie en soms ook onrust op over de identiteit van gemeenten, haalbaarheid en consequenties.
111
naar inhoudsopgave
12 Organisatie
Verlagen budget gemeenschappelijke regelingen • Toelichting Voor gemeenschappelijke regelingen geldt het kader ‘samen de trap af’. Op basis van de meicirculaire 2013 betekent dit dat de gemeenschappelijke regelingen een bezuiniging realiseren van 2% in 2015, 5% in 2016 en 7% vanaf 2017. Oss is coördinerend gemeente in deze regio voor de gemeenschappelijke regelingen. In dat kader heeft de burgemeester, na afstemming met de regio, de besturen van de regelingen hierover geïnformeerd. Deze opdracht geldt voor de volgende instellingen: -
Veiligheidsregio Brabant-Noord
-
Gezondheidsdienst Hart voor Brabant (GGD)
-
Regionale Ambulancevoorziening Brabant Midden, West en Noord
-
Regionaal Milieubedrijf (RMB)
-
Werkvoorzieningschap Noordoost-Brabant
-
Brabants Historisch Informatiecentrum (BHIC)
-
Kleinschalig Collectief Vervoer
- Milieustraat -
Leerplicht en Regionale Meld- en Coördinatiefunctie
-
Belastingsamenwerking Oost-Brabant (BSOB)
In totaal gaat het om een bezuiniging van € 130.000 in 2015 oplopend tot structureel € 460.000 vanaf 2017. Naar aanleiding van de septembercirculaire 2013 worden de bezuinigingspercentages geactualiseerd. De gevolgen hiervan worden eerst afgestemd met de regio, waarna eventuele effecten worden verwerkt in de voorjaarsnota 2014. • Argumentatie Als gevolg van het regeerakkoord van het Rijk krijgen we te maken met een forse korting op het Gemeentefonds. Voor gemeenschappelijke regelingen geldt het principe ‘samen de trap af’. Dat wil zeggen dat gemeenschappelijke regelingen evenredig mee moeten bezuinigen. •
(Maatschappelijke) effecten
De gemeenschappelijke regelingen hebben de opdracht gekregen de bezuinigingsopdracht nader uit te werken en in hun begroting te vertalen. Bezuiniging ICT-kosten • Toelichting In de voorjaarsnota is een taakstellende bezuiniging van € 150.000 op ICT-kosten aangekondigd. In 2002 is het financieel kader rondom ICT-investeringen vastgesteld. Dit heeft geleid tot een zogenaamd ‘gesloten circuit ICT’. Hierin zijn alle budgetten voor vervanging en onderhoud van hard- en software opgenomen. Overschotten hierop zijn toegevoegd aan een reserve, waaruit ook ICT-vernieuwingen betaald worden. Deze reserve heeft op dit moment een omvang van ongeveer € 4,8 miljoen. Op basis van vervangingsschema’s en onderhoudsverplichtingen is gebleken dat de jaarlijkse kosten op dit moment groter zijn dan de jaarlijkse budgetten. Dit was geen probleem aangezien de reserve voldoende groot is om dit tekort af te dekken. Deze situatie is op lange termijn echter niet meer wenselijk. Om te zorgen dat het tekort structureel wordt opgelost is ‘met een stofkam door de (kosten van de) ICT gegaan’, waarbij rekening is gehouden met de volgende randvoorwaarden: -
Het gesloten circuit blijft als methodiek in stand.
-
We voldoen aan de verplichtingen van het NUP (Nationaal Uitvoeringsprogramma) en de uitkomsten
van SLIM.
-
Uitgangspunt is en blijft de ICT-visie (onder andere werken onder (GEMMA)architectuur, één applicatie
voor één functie en de midoffice is leidend).
Daarbij zijn maatregelen genomen, zoals het verlengen van afschrijvingstermijnen, het opzeggen van bestaande applicaties en het verminderen van het aantal werkplekken. Ook explicietere sturing op de (project)kosten van ICT vormt hier onderdeel van. • Argumentatie Op deze manier zorgen we ervoor dat de jaarlijkse ICT-kosten binnen de jaarlijkse budgetten passen. Hiermee kan de reserve ICT grotendeels vrijvallen. Wat wel nodig blijft is een veel kleinere reserve, bedoeld voor de volgende zaken:
112
naar inhoudsopgave
12 Organisatie
-
Het opvangen van schommelingen in jaarlijkse beheer-, onderhouds- en vervangingskosten
(maximaal € 250.000).
-
Het afdekken van hogere implementatiekosten. Op basis van ervaringscijfers gaat het om 25% bij de
vervanging van applicaties (maximaal 500.000).
-
Innovatie-/frictiebudget (maximaal € 500.000).
Dat betekent voortaan een maximumnorm van € 1.250.000 voor de omvang van de ICT-reserve. Een hoger bedrag valt vrij ten gunste van de algemene dienst. Zoals hiervoor is aangegeven heeft de reserve momenteel een omvang van ongeveer € 4,8 miljoen. De inschatting is dat hiervan € 600.000 nodig is om de doelstellingen op het gebied van digitale dienstverlening te kunnen halen. We zijn momenteel bezig met projecten op het gebied van de basisinfrastructuur hiervoor. Daarbij gaat het om zaken als basisregistraties, het NUP, de verbetering van de website en de koppeling met MijnOverheid. Dat betekent dat er per saldo € 4,2 miljoen uit de reserve beschikbaar is voor de bezuinigingsopdracht. Daarmee wordt de omvang van de opgebouwde reserve aanzienlijk teruggebracht en wordt het gesloten circuit ICT meer transparant. •
(Maatschappelijke) effecten
Nieuwe ICT-ontwikkelingen, die niet opgenomen zijn in het gesloten systeem, kunnen leiden tot offertes in de begroting. Daarbij wordt eerst gekeken of 1. Het toch niet mogelijk is om deze in te passen. 2. Er eventuele implementatiegelden zijn. 3. Een business case opgesteld kan worden zodat de investering terugverdiend kan worden binnen
de bedrijfsvoering.
Als dit niet realiseerbaar is, leidt dat tot een offerte in de begroting. 4. 3O-ontwikkelingen
Omschrijving
+ is nadeel: hogere uitgaven/lagere inkomsten - is voordeel: lagere uitgaven/hogere inkomstenbedragen x € 1.000
2013 2014 2015 2016 2017 2017 inci-
denteel Meicirculaire 2013: uitvoeringskosten WWB
145
305
305
305
Verkiezingen
-67 67
Diverse organisatiebudgetten
-39 -7 -7 -7 -7
Onderzoek samenwerking sociale zaken Omgevingsdienst Brabant Noord Budgettair neutrale 3O-ontwikkelingen Totaal 3O-ontwikkelingen
30
-138
60
120
162
43
235
270
270
270
270
-9 565 688 730 611
0
Toelichting 3O-ontwikkelingen Meicirculaire 2013: uitvoeringskosten WWB In de voorjaarsnota 2013 hebben we geconstateerd dat de werkloosheid en het aantal mensen met een bijstandsuitkering landelijk fors stijgen. Dat is ook in Oss zichtbaar. Het aantal bijstandsgerechtigden is gestegen van 1.196 op 1 januari 2012 naar 1.211 op 31 december 2012 en vervolgens naar 1.279 op 1 augustus 2013. Eind 2013 verwachten we uit te komen op 1.310 klanten met een uitkering. Door deze ontwikkeling geven we meer bijstandsgelden uit dan verwacht. Daarnaast zien we dat de problematiek steeds complexer wordt, wat leidt tot een toenemende vraag naar integrale dienstverlening. In verband met het voortduren van de slechte arbeidsmarkt en de economische situatie voorzien we deze trends ook voor de komende jaren. Zoals we in de voorjaarsnota hebben aangegeven doen we er alles aan om de instroom te beperken en de uitstroom te bevorderen. Meer bijstandsklanten betekent ook stijgende uitvoeringskosten. Via de meicirculaire zijn hier middelen voor beschikbaar gesteld. Op basis van de huidige inzichten verwachten we dat de volgende uitbreidingen noodzakelijk zijn:
113
naar inhoudsopgave
12 Organisatie
-
Vanaf 2014 0,5 fte consulent, 0,5 fte administratief juridisch medewerker en € 75.000 inhuurbudget voor
schuldhulpverlening, in totaal € 145.000.
-
Vanaf 2015 is daarnaast een structureel bedrag van € 160.000 benodigd in verband met een verruiming van
de caseload en begeleidingskosten voor nieuwe doelgroepen in verband met de ingang van de Participatiewet.
In totaal betekent dat voor 2014 een bedrag van € 145.000 en vanaf 2015 een structureel bedrag van € 305.000. Verkiezingen In 2013 zijn geen verkiezingen gepland. Dat betekent dat het beschikbare budget van € 67.000 eenmalig kan vrijvallen. Aan de andere kant staan er in 2014 2 verkiezingen op het programma, namelijk voor het Europees Parlement in mei en voor de gemeenteraad in november. Daarom is in 2014 een extra budget van € 67.000 nodig. Diverse organisatiebudgetten Binnen de organisatiebudgetten spelen de volgende ontwikkelingen: -
De kosten voor de afwikkeling van het voormalige Streekgewest vallen vanaf 2013 structureel
€ 7.000 lager uit.
-
In 2013 is er een incidenteel voordeel van € 32.000 als gevolg van de ontmanteling van het vermogen van
de Onderlinge Verzekeringen Overheid (OVO). OVO is per 1 januari 2013 onderdeel van Achmea.
In totaal betekent dat een voordeel van € 39.000 in 2013 en een structureel voordeel van € 7.000 vanaf 2014. Onderzoek samenwerking sociale zaken Tijdens een bestuurlijk overleg op 30 januari jl. hebben de portefeuillehouders sociale zaken van de regio’s Maasland en Uden-Veghel met elkaar gesproken over de mogelijkheid van een verdergaande samenwerking op dit gebied. Er is afgesproken dat de haalbaarheid van samenwerking en/of samenvoeging nader onderzocht wordt in de vorm van een business case. De kosten van dit onderzoek worden op basis van inwoneraantallen over de 7 deelnemende gemeenten verdeeld. Het onderzoek is naar verwachting in 2014 klaar. Het aandeel van Oss in de kosten schatten we in op een bedrag van € 30.000. Omgevingsdienst Brabant Noord De Omgevingsdienst Brabant Noord is dit jaar van start gegaan en voert taken uit op het gebied van vergunningverlening en toezicht. Grip krijgen op milieucriminaliteit en het organiseren van de samenwerking met het OM is een andere belangrijke taak. Er zijn financiële consequenties verbonden aan de oprichting van de Omgevingsdienst. Ten opzichte van de begroting hebben we te maken met de volgende verschillen: 1. Zogenaamde ‘bovenlokale kosten’ worden uitgesmeerd over 4 jaar in plaats van over 3 jaar en zijn per saldo
iets hoger dan eerder berekend.
2. De extra kosten van het uitvoeren van taken zijn hoger. Dit komt omdat we iets meer taken overbrengen dan
eerst voorzien. Dit is een financiële taakstelling voor de organisatie (het uitgangspunt is budgettair neutraal),
maar we mogen er ‘naartoe’ groeien in 3 tot 4 jaar. Deze overbruggingsperiode betekent tijdelijk hogere
kosten. 3. Daarnaast hebben we tot en met 2016 jaarlijks € 25.000 aan kosten meegenomen voor het sociaal beleidskader. 4. De ingeboekte bezuiniging om agrarische bedrijven zelfcontrole te laten uitvoeren (€ 43.000) blijkt niet
haalbaar en wordt teruggedraaid. In de afgelopen voorjaarsnota is dat ook aangegeven.
Via interne taakstellingen op overhead worden de hogere kosten deels opgevangen. Per saldo is er sprake van een voordeel van € 138.000 in 2013. Daarna zijn er nadelen, zowel incidenteel als structureel. De incidentele nadelen zijn € 60.000 in 2014, € 120.000 in 2015 en € 162.000 in 2016. Het structurele nadeel is € 43.000 vanaf 2017. Budgettair neutrale 3O-ontwikkelingen Binnen dit programma worden daarnaast diverse budgettair neutrale wijzigingen doorgevoerd. Het gaat om administratieve wijzigingen die niet inhoudelijk van aard zijn en per saldo geen geld kosten. Een totaaloverzicht met toelichting is in bijlage 5 opgenomen.
114
naar inhoudsopgave
12 Organisatie
5. Wat mag het kosten? Hierna wordt een financieel overzicht van het programma gegeven.
Omschrijving
2013
2014
+ is netto-uitgaven - is netto-inkomsten bedragen x € 1.000
2015
2016
2017
2017 inci-
denteel
Bestaand beleid Lasten
75.228
71.252
70.583
70.366
70.310
Baten
-58.820
-57.043
-57.336
-57.153
-57.101
Saldo
16.408
14.209
13.247
13.213
13.209
Stortingen reserves
849
504
401
401
406
Onttrekkingen reserves
-4.227
-2.086
-1.599
-1.021
-1.021
Saldo mutaties reserves
-3.378
-1.582
-1.198
-620
-615
Totaal bestaand beleid
13.030
12.627
12.049
12.593
12.594
0
Bezuinigingsvoorstellen
-4.200
3O-ontwikkelingen Totaal programma
0
-9 8.821
-391 -846 -1.240
565 688 730 611
13.192
12.346
12.477
11.965
6. Lasten per product In de volgende figuur worden voor 2014 de lasten per product in beeld gebracht (bedragen x € 1.000).
Bestuursorganen college € 1.738
Resultaat kostenplaatsen € 69.471
Bestuursorganen € 43
Totaal Organisatie € 71.252
115
0
13
naar inhoudsopgave
Financiën en belastingen
116
naar inhoudsopgave
13 Financiën en belastingen
1. Wat gaan we niet meer doen/minder doen/anders doen? - is voordeel: lagere uitgaven/hogere inkomsten bedragen x € 1.000
Omschrijving Stoppen met rentebijschrijving
2013 2014 2015 2016 2017 -500
-500
-500
-500
-500
BTW Compensatiefonds:
-80
-210
-210
-210
-240
-240
-240
-240
overige bestemmingsreserves deel korting regeerakkoord opvangen Verhogen toeristenbelasting en intensiveren controle Verhogen OZB-tarieven met inflatiecorrectie Totaal bezuinigingsvoorstellen
-140
-290
-440
-440
-500
-960
-1.240
-1.390
-1.390
Toelichting bezuinigingsvoorstellen Stoppen met rentebijschrijving overige bestemmingsreserves • Toelichting De reserves zijn te splitsen in: a. algemene reserves b. beklemde bestemmingsreserves c.
overige bestemmingsreserves
Het beleid tot nu toe is dat op bijna alle reserves rente wordt bijgeschreven. Vanaf 1 januari 2013 schrijven we geen rente meer bij op de overige bestemmingsreserves. Dat betekent vanaf 2013 een structurele besparing van € 500.000. • Argumentatie a. algemene reserves We handhaven de rentebijschrijving op de algemene reserves omdat deze een belangrijk onderdeel zijn van het weerstandsvermogen van de gemeente. Het is van belang dat deze reserve gecorrigeerd wordt voor waardeontwikkeling (inflatie). b. beklemde bestemmingsreserves Bij deze categorie gaat het om reserves: - waarvan de rente als algemeen dekkingsmiddel wordt ingezet - waarmee kapitaallasten van gerealiseerde investeringen worden afgedekt (onder andere het gemeentehuis) - waarmee wegvallende winstuitkeringen worden gecompenseerd (Maaslandgas) Bij deze reserves is het nodig om de rentebijschrijving te handhaven, omdat de reserves op termijn anders niet van voldoende omvang zijn om de benodigde onttrekkingen te kunnen doen. c.
overige bestemmingsreserves
We stoppen met de huidige rentebijschrijving van 3,5% op de overige bestemmingsreserves. Rentebijschrijving is vooral bedoeld om de reserves jaarlijks te laten stijgen met het inflatiepercentage. Het huidige percentage voor rentebijschrijving is echter hoog (hoger dan de inflatie), waardoor een ongewenst spaareffect op deze reserves optreedt. •
(Maatschappelijke) effecten
De (automatische groei van de) reservepositie wordt beperkt.
117
naar inhoudsopgave
13 Financiën en belastingen
BTW Compensatiefonds: deel korting regeerakkoord opvangen • Toelichting Op basis van het regeerakkoord gaat het Rijk bezuinigen op het BTW Compensatiefonds. Uit de laatste meicirculaire is gebleken dat deze maatregel voor Oss een nadeel betekent van € 800.000 in 2014 en een structureel nadeel van € 2,1 miljoen vanaf 2015. We vangen 10% van deze korting op binnen onze budgetten, dus € 80.000 in 2014 en structureel € 210.000 vanaf 2015. • Argumentatie Op deze manier kunnen we een deel van de korting van het Rijk opvangen. De korting wordt alleen doorvertaald naar budgetten die onder het regime van het BTW Compensatiefonds vallen. Om een stapeling van bezuinigingen te voorkomen voeren we bovendien geen korting door op budgetten waar al fors op bezuinigd wordt. •
(Maatschappelijke) effecten
De betreffende budgethouders krijgen minder geld om hun werkzaamheden uit te voeren en bijbehorende doelstellingen te bereiken. Verhogen toeristenbelasting en intensiveren controle • Toelichting Bij de toeristenbelasting voeren we 2 wijzigingen door. De eerste wijziging is het uniformeren van de tarieven. Op dit moment hebben we twee verschillende tarieven voor toeristenbelasting, namelijk € 1,60 voor overnachtingen op boten en campings groter dan 250 standplaatsen (Lithse Ham) en € 0,41 voor overige accommodaties. Als we de tarieven vanaf 2014 uniformeren tot één tarief van € 1,60 betekent dit een extra opbrengst van € 100.000. De tweede wijziging is het intensiveren van de controle. In het verleden is nauwelijks gecontroleerd op de heffing van toeristenbelasting. We verwachten dat het intensiveren van de controle, na aftrek van de kosten hiervoor, tot een extra opbrengst van € 140.000 per jaar leidt. Daarbij zijn we uitgegaan van één tarief van € 1,60 per overnachting. In totaal betekenen deze wijzigingen een structurele extra opbrengst aan toeristenbelasting van € 240.000 vanaf 2014. • Argumentatie Met het uniformeren van de tarieven voor toeristenbelasting tot één tarief van € 1,60 per overnachting komt het tarief in Oss overeen met het landelijk gemiddelde. Daarnaast is inning/controle een belangrijk onderdeel van het heffen van een belasting. •
(Maatschappelijke) effecten
Een hoger tarief kan ertoe leiden dat Oss minder aantrekkelijk wordt voor overnachtingen en dus minder toeristen trekt. Aan de andere kant zijn er gemeenten in de regio die een hoger tarief hanteren (bijvoorbeeld € 3 voor een hotelovernachting en € 2 voor een overnachting in een bed and breakfast in ’s-Hertogenbosch). Verhogen OZB-tarieven met inflatiecorrectie • Toelichting We passen in de jaren 2014 tot en met 2016 een inflatiecorrectie van 1% op de OZB-tarieven toe. De extra opbrengsten hiervan zijn € 140.000 in 2014, € 290.000 in 2015 en structureel € 440.000 vanaf 2016. • Argumentatie Het toepassen van inflatiecorrectie op tarieven is een algemeen gebruikelijk principe. •
(Maatschappelijke) effecten
Het verhogen van de OZB-tarieven leidt tot hogere lasten voor inwoners en bedrijven.
118
naar inhoudsopgave
13 Financiën en belastingen
2. 3O-ontwikkelingen
Omschrijving
+ is nadeel: hogere uitgaven/lagere inkomsten - is voordeel: lagere uitgaven/hogere inkomstenbedragen x € 1.000
2013 2014 2015 2016 2017 2017 inci-
denteel Meicirculaire 2013
1
-3.236
721
1.995
3.741
Meicirculaire 2013: hergebruik
-75
-125
-250
hulpmiddelen Wmo Meicirculaire 2013/septembercirculaire 1.115 1.115 1.115 1.115 2013: stelpost loon- en prijsstijging Septembercirculaire 2013
-262
772
1.660
1.622
772
Nota reserves 2013
-602
11
-29
-29
-29
Belastingsamenwerking BSOB
253
185
Diverse posten
-91
Budgettair neutrale 3O-ontwikkelingen Totaal 3O-ontwikkelingen
-327
-327
88 -327
-327
-327
-1.028 -1.480 3.153 4.251 5.022
0
Toelichting 3O-ontwikkelingen Meicirculaire 2013 De meicirculaire 2013 van de algemene uitkering uit het gemeentefonds geeft de volgende uitkomsten: een nadeel van € 1.000 in 2013, een voordeel van € 3.236.000 in 2014, een nadeel van € 721.000 in 2015, een nadeel van € 1.995.000 in 2016 en een structureel nadeel van € 3.741.000 vanaf 2017. Van deze uitkomsten moeten bovendien nog diverse bedragen afgezonderd worden voor specifieke doeleinden. Deze zijn bij de programma’s 4 t/m 8, 12 en 13 opgenomen. Een totaaloverzicht van de effecten van de meicirculaire is in bijlage 3 opgenomen. De positieve uitschieter in 2014 wordt vooral veroorzaakt door grote infrastructurele investeringen van het Rijk. Dit positieve effect staat echter onder druk door de aangekondigde extra rijksbezuinigingen van € 6 miljard. Deze bezuinigingen zijn in de septembercirculaire verwerkt. Meicirculaire 2013: hergebruik hulpmiddelen Wmo In het regeerakkoord is een bezuiniging opgenomen door het hergebruik van Wmo hulpmiddelen (bijvoorbeeld rolstoelen en scootmobielen) verplicht te stellen. Deze bezuiniging is in de meicirculaire verwerkt. Voor Oss betekent dat een korting op de algemene uitkering van € 75.000 in 2015, € 125.000 in 2016 en structureel € 250.000 vanaf 2017. We kunnen deze korting opvangen doordat we voorzieningen voortaan huren en niet meer zelf kopen. In de voorjaarsnota hadden we hier al een stelpost voor gereserveerd. Deze kan nu vrijvallen. Meicirculaire 2013/septembercirculaire 2013: stelpost loon- en prijsstijging In de meicirculaire is vanaf 2014 een structureel bedrag van € 1.283.000 opgenomen voor loon- en prijsstijgingen. Dit bedrag is gebaseerd op een verwachte prijsinflatie voor 2014 van 1,6% en een stijging van de loonvoet voor de sector overheid met zo’n 2%. Ongeveer de helft van het bedrag is dus bedoeld voor het opvangen van loonkostenstijgingen, de andere helft voor het opvangen van prijsstijgingen. Bij loonkostenstijgingen gaat het met name om CAO-ontwikkelingen en stijgingen van pensioenpremies. Als daar besluiten over genomen worden kunnen we deze in 2014 uit deze stelpost afdekken. De inflatieverwachting is in de septembercirculaire verlaagd naar 1,39%. Dat betekent dat het in de meicirculaire afgezonderde bedrag structureel met € 168.000 verlaagd kan worden. De stelpost heeft dan een omvang van € 1.115.000. Voor prijsstijgingen geldt in eerste instantie dat we geen prijscompensatie toekennen, ook niet bij subsidies en gemeenschappelijke regelingen, tenzij er (contractuele) afspraken zijn die prijscompensatie rechtvaardigen. Dit is ook opgenomen bij de financiële uitgangspunten in het hoofdstuk over de financiële positie aan het begin van deze programmabegroting. Als wel prijscompensatie nodig is kunnen we de kosten daarvan uit deze stelpost afdekken. Op basis van contractuele afspraken hebben we vanaf 2014 in ieder geval de volgende verplichtingen met betrekking tot prijscompensatie:
119
naar inhoudsopgave
13 Financiën en belastingen
-
Voor het planmatig onderhoud van de gemeentelijke gebouwen hebben we een prestatieovereenkomst gesloten met een derde partij. Volgens deze overeenkomst worden de kosten jaarlijks geïndexeerd. Op basis van de index 2013 vallen de kosten vanaf 2014 structureel € 35.000 hoger uit.
-
Bij de uitvoering van het dagelijks onderhoud groen wordt met meerjarige onderhoudscontracten gewerkt. Afspraken over prijsindexering leiden vanaf 2014 tot structureel hogere kosten van € 80.000.
-
Hetzelfde geldt voor het onderhoud van markeringen en openbare verlichting. De meerkosten van prijsindexatie zijn vanaf 2014 respectievelijk € 13.000 en € 36.000.
-
De kosten voor de schoonmaak van het gemeentehuis stijgen vanaf 2014 structureel met € 18.000 als gevolg van afspraken over prijsindexatie.
Deze verplichtingen tellen op tot een structureel totaalbedrag van € 182.000 vanaf 2014. Dit bedrag kunnen we via de stelpost afdekken. Septembercirculaire 2013 De extra rijksbezuinigingen van € 6 miljard zijn in de septembercirculaire verwerkt. Voor Oss zijn de uitkomsten als volgt: een voordeel van € 262.000 in 2013, een nadeel van € 772.000 in 2014, een nadeel van € 1.660.000 in 2015, een nadeel van € 1.622.000 in 2016 en een structureel nadeel van € 772.000 vanaf 2017. In deze cijfers is rekening gehouden met een winstwaarschuwing voor de ontwikkeling van de algemene uitkering vanaf 2014. Onze algemene uitkering zal vanaf dan naar verwachting structureel € 850.000 lager uitvallen door de jaarlijkse onderuitputting van de ministeries en het uitstel van investeringen van het Rijk als gevolg van rijksbezuinigingen. Van deze uitkomsten moeten nog diverse bedragen afgezonderd worden voor specifieke doeleinden. Deze zijn bij de programma’s 4, 5 en 13 opgenomen. Een totaaloverzicht van de effecten van de septembercirculaire is in bijlage 4 opgenomen. Nota reserves 2013 De reserves worden elk jaar meerjarig doorgerekend en beoordeeld. Voor elke reserve wordt nagegaan of bijstorting nodig is of (gedeeltelijke) vrijval mogelijk is. De beoordeling dit jaar geeft de volgende uitkomsten: in 2013 kan een bedrag van € 602.000 vrijvallen, in 2014 is een bijstorting van € 11.000 nodig en vanaf 2015 kan een structureel bedrag van € 29.000 vrijvallen. Voor een verdere toelichting verwijzen we naar de afzonderlijke nota reserves. Belastingsamenwerking BSOB Een taskforce heeft onderzoek gedaan naar het in control krijgen van de bedrijfsvoering van de BSOB. Daaruit zijn diverse aanbevelingen naar voren gekomen. Het uitvoeren van de aanbevelingen brengt incidentele kosten met zich mee. Daarbij gaat het onder andere om inhuurkosten om achterstanden weg te werken en hogere accountantskosten. De achterstanden zijn mede ontstaan doordat het ziekteverzuim bij de BSOB rond de 15% ligt. Deze hogere kosten kunnen we voor een deel afdekken doordat wij tijdelijk een controller aan de BSOB beschikbaar stellen. Per saldo komen de kosten uit op een bedrag van € 253.000 in 2013, € 185.000 in 2014 en € 88.000 in 2015. Diverse posten Over het jaar 2012 hebben we een extra dividend van de BNG (Bank Nederlandse Gemeenten) ontvangen. Daarnaast hebben we een bedrag ontvangen voor de afwikkeling van een nota uit 2011. In totaal hebben we daarmee in 2013 een incidenteel voordeel van € 91.000. Budgettair neutrale 3O-ontwikkelingen Binnen dit programma worden daarnaast diverse budgettair neutrale wijzigingen doorgevoerd. Het gaat om administratieve wijzigingen die niet inhoudelijk van aard zijn en per saldo geen geld kosten. Een totaaloverzicht met toelichting is in bijlage 5 opgenomen.
120
naar inhoudsopgave
13 Financiën en belastingen
3. Wat mag het kosten? Hierna wordt een financieel overzicht van het programma gegeven.
Omschrijving
2013
2014
2015
+ is netto-uitgaven - is netto-inkomsten bedragen x € 1.000
2016
2017
2017 inci-
denteel
Bestaand beleid Lasten
13.836
16.488
15.945
15.952
16.036
Baten
-115.458
-119.729 -117.443 -118.014 -117.973
Saldo
-101.622
-103.241 -101.498 -102.062 -101.937
Stortingen reserves
Onttrekkingen reserves
Saldo mutaties reserves
9.250
3.391
3.867
3.806
3.603
-8.270
-2.792
-2.643
-2.571
-2.493
980
599
1.224
1.235
1.110
Totaal bestaand beleid
-100.642
-102.642
-100.274
-100.827
-100.827
0
Bezuinigingsvoorstellen 3O-ontwikkelingen Totaal programma
-500
-960 -1.240 -1.390 -1.390
-1.028 -1.480 3.153 4.251 5.022 -102.170
-105.082
-98.361
-97.966
-97.195
4. Lasten per product In de volgende figuur worden voor 2014 de lasten per product in beeld gebracht (bedragen x € 1.000).
Algemene dekkingsmiddelen € 15.284
Belastingen € 1.204
Totaal Financiën en belastingen € 16.488
121
0
naar inhoudsopgave
13 Financiën en belastingen
5. Bestemming positief begrotingssaldo
+ is nadeel: hogere uitgaven/lagere inkomsten - is voordeel: lagere uitgaven/hogere inkomsten bedragen x € 1.000
Omschrijving
2013 2014 2015 2016 2017
Storting in algemene vrije reserve
3.000
Vormen structurele risicobuffer
200
Totaal bestemming positief begrotingssaldo 3.000
200
0
0
0
Toelichting bestemming positief begrotingssaldo Door een storting in de algemene vrije reserve wordt het weerstandsvermogen versterkt. De algemene reserve groeit hierdoor naar een bedrag van ruim € 11 miljoen. Dit is nodig om risico’s op te kunnen vangen. Daarbij valt te denken aan risico’s binnen het grondbedrijf, maar ook risico’s gekoppeld aan het realiseren van bezuinigingen. Binnen de bezuinigingen op het gebied van cultuur verwachten we mogelijk frictiekosten. Deze kunnen (indien noodzakelijk) na concretisering van de plannen uit de algemene reserve bekostigd worden. De onttrekking die gedaan is in het kader van risico’s en kosten van de herindeling met Maasdonk is met deze storting in de algemene vrije reserve ook gecompenseerd. Voor toekomstige risico’s is het van belang om een structurele risicobuffer van € 0,2 miljoen te vormen. Dit is nodig omdat er nog diverse ontwikkelingen zijn, die van invloed zijn op het financiële meerjarenbeeld. Hierbij valt te denken aan de landelijke economische ontwikkelingen, de uitvoering van de transities en de realisatie van bezuinigingen. Door een buffer te vormen kunnen eventuele tegenvallers opgevangen worden.
122
naar inhoudsopgave
Monitor eerdere bezuinigingen
123
naar inhoudsopgave
Monitor eerdere bezuinigingen Algemeen De programmabegroting 2012-2015 is vastgesteld met een groot pakket aan bezuinigingsmaatregelen. Ook in de programmabegroting 2013-2016 zijn verschillende bezuinigingsmaatregelen vastgesteld. We volgen de effecten van de bezuinigingen, zowel in financieel opzicht als in termen van maatschappelijke effecten. Dat doen we 2 keer per jaar. De uitkomsten nemen we op in de voorjaarsnota’s en programmabegrotingen. Monitor eerdere bezuinigingen, financieel deel Hierna is als eerste het financiële deel van de monitor opgenomen. Daarin zijn de bezuinigingen uit de programmabegroting 2012-2015 en de bezuinigingen uit de programmabegroting 2013-2016 in twee afzonderlijke blokken weergegeven. In dit deel van de monitor is in financieel opzicht aangegeven of de bezuinigingen gerealiseerd worden. Dat gebeurt aan de hand van stoplichten, waarbij groen betekent dat de bezuiniging gerealiseerd wordt, oranje betekent dat de realisatie van de bezuiniging onzeker is en rood betekent dat de bezuiniging niet gerealiseerd kan worden. Bij het opstellen van deze programmabegroting is gebleken dat bij een aantal bezuinigingen de besparing (in een bepaald jaar) niet gerealiseerd kan worden. Dit is bij de desbetreffende bezuinigingen expliciet aangegeven en financieel vertaald. In enkele andere gevallen is onzeker of de besparing (in een bepaald jaar) gerealiseerd wordt. Monitor eerdere bezuinigingen, maatschappelijke effecten Na het financiële deel volgt de monitor over de maatschappelijke effecten. In de eerste monitor in de voorjaarsnota van vorig jaar is vooral aangegeven op welke manier we de (maatschappelijke) effecten van de bezuinigingen gaan meten. Concrete meetresultaten zullen in komende monitoren steeds meer een plek krijgen. Veel bezuinigingen zijn immers pas recent ingevoerd of worden de komende jaren doorgevoerd. Daarom zijn meetresultaten nu nog niet altijd beschikbaar. Verder merken we op dat het niet altijd mogelijk is om (maatschappelijke) effecten rechtstreeks toe te schrijven aan een bepaalde bezuinigingsmaatregel. Effecten kunnen ook andere oorzaken hebben. Er kunnen bijvoorbeeld andere redenen zijn waarom iets terugloopt of waarom inwoners voorzieningen minder gebruiken. Te denken valt aan demografische of economische ontwikkelingen. In de bezuinigingsmonitor proberen we de verbanden zo goed mogelijk te leggen.
124
naar inhoudsopgave
Monitor eerdere bezuinigingen, financieel Op de volgende pagina’s is het financiële deel van de bezuinigingsmonitor opgenomen. Voorafgaand daaraan geven we hier een samenvattend overzicht van maatregelen waarbij we de bezuiniging (in een bepaald jaar) niet realiseren (stoplicht op rood). Deze mutaties zijn bij de desbetreffende programma’s ook als 3O-ontwikkeling verwerkt. + is hogere opbrengst bezuiniging - is lagere opbrengst bezuiniging bedragen x € 1.000
Progr. Omschrijving
2013
2014
2015
2016
Geactualiseerde totaalbedragen
bezuinigingen stand
voorjaarsnota 2013
Actuele wijzigingen
7
Kostenreductie onderhoud sportterreinen
-19.000
8
Reclame-uitingen openbare ruimte
-40.000
(tegenvaller 2013 al verwerkt in
voorjaarsnota 2013)
8
Verkoop openbaar gebied
Geactualiseerde totaalbedragen
bezuinigingen
2017
7.978.052 10.258.502 11.229.719 11.252.719 11.252.719
-300.000
-40.000
-40.000
-40.000
300.000
7.678.052 10.199.502 11.489.719 11.212.719 11.212.719
125
naar inhoudsopgave
Monitor eerdere bezuinigingen, financieel
Monitor eerdere bezuinigingen, financieel deel 1. Bezuinigingen uit programmabegroting 2012-2015 Bezuinigingsbedrag (cum) Programma 01 - Gemeenteraad
Nr
2013
Bezuiniging 1 Versoberen onkostenvergoeding raadsleden 2 Versoberen representatiebudget raad 3 Aanpassen notulen vergaderingen 4 Geen live tv-uitzendingen meer van raadsvergaderingen
2014
2015
2016
2017
12.000
12.000
12.000
12.000
12.000
2.000
2.000
2.000
2.000
2.000
10.000
10.000
10.000
10.000
10.000
6.000
6.000
6.000
6.000
6.000
94.000
94.000
94.000
94.000
28.000
28.000
28.000
5 Aanpassen vergaderstelsel en versoberen dienstverlening griffie 6 Aanpassen rekenkamercommissie Totaal: 01 – Gemeenteraad
30.000
124.000
152.000
152.000
152.000
02 - Dienstverlening
42.000
52.000
84.000
84.000
84.000
42.000
42.000
42.000
42.000
42.000
94.000
126.000
126.000
126.000
2.750
5.500
5.500
5.500
5.500
2 Afbouw secretariële ondersteuning wijk- en dorpsraden
62.000
62.000
62.000
62.000
62.000
3 Legesinkomsten APV verhogen
15.000
15.000
15.000
15.000
15.000
4 Brandweerzorg, preparatie
25.000
25.000
25.000
25.000
25.000
60.000
60.000
60.000
60.000
25.000
37.500
37.500
37.500
37.500
129.750
205.000
205.000
205.000
205.000
1 Werken op afspraak 2 Moderniseren burgerlijke stand
Totaal: 02 – Dienstverlening 03 - Veiligheid en wijkgericht werken
1 Bijdrage Veiligheidshuis
5 Verminderen toezicht openbare ruimte 6 Verlagen subsidie dierenasiel Totaal: 03 - Veiligheid en wijkgericht werken
126
naar inhoudsopgave
Monitor eerdere bezuinigingen, financieel
Totaal: 03 - Veiligheid en wijkgericht werken
129.750
Programma
2013
205.000
205.000
205.000
205.000
Bezuinigingsbedrag (cum) 04 - Jeugd en onderwijs
Nr
Bezuiniging
2015
2016
2017
1 Afbouwen gemeentelijke subsidie schoolzwemmen (-€ 18.000 t.o.v. programmabegroting 2012-2015)
125.000
125.000
125.000
125.000
125.000
2 Verminderen gemeentelijke middelen voor lokaal jeugd- en onderwijsbeleid (LOB)
120.000
120.000
120.000
120.000
120.000
3 Harmonisatie kinderopvang-peuterspeelzaalwerk (+ € 200.000 vanaf 2013 t.o.v. progr. begroting 2012-2015)
450.000
450.000
450.000
450.000
450.000
4 Verlagen subsidies volwasseneneducatie (sociaal-cultureel/ niet-WEB)
48.000
48.000
48.000
48.000
48.000
5 Jeugd Aanzet: verlagen subsidie ouderschapsreorganisatie
21.000
21.000
21.000
21.000
21.000
6 Verlagen bijdrage Regionaal Bureau Leerplicht (RBL)
20.507
20.507
20.507
20.507
20.507
7 Extra taakstelling subsidie Halt
14.000
14.000
14.000
14.000
14.000
8 Integraal Voorzieningenbeleid (IVB)
100.000
150.000
250.000
250.000
250.000
9 Verlagen subsidie bibliotheek
120.000
180.000
180.000
180.000
180.000
1.018.507
1.128.507
1.228.507
1.228.507
1.228.507
1 Wmo: Beëindigen forfaitair bedrag naast CVV
514.000
514.000
514.000
514.000
514.000
2 Wmo: Primaat terugleggen bij CVV (+ € 200.000 vanaf 2013 t.o.v. programmabegroting 2012-2015)
475.000
475.000
475.000
475.000
475.000
3 Wmo: Uitbreiden algemeen gebruikelijke voorzieningen (+ € 50.000 vanaf 2013 t.o.v. progr. begroting 2012-2015)
125.000
125.000
125.000
125.000
125.000
4 Wmo: Uitbreiden eigen bijdrage
300.000
300.000
300.000
300.000
300.000
5 Wmo: Tariefdifferentiatie bij het PGB voor huishoudelijke hulp
152.000
152.000
152.000
152.000
152.000
6 RIGOM: Activiteiten en producten voor ouderen
180.350
258.850
300.000
300.000
300.000
85.000
100.000
100.000
100.000
100.000
7.300
7.300
7.300
7.300
7.300
96.000
96.000
96.000
96.000
96.000
Totaal: 04 - Jeugd en onderwijs 05 - Maatschappelijke participatie
2014
7 Activiteiten en producten voor vrouwen (emancipatiebeleid) 8 Verlagen subsidies ouderenbonden 9 Gemeenschappelijke regelingen Werkvoorzieningschap, Regionaal Ambulancevervoer, GGD en Taxihopper
127
naar inhoudsopgave
Monitor eerdere bezuinigingen, financieel
Bezuinigingsbedrag (cum) Programma
Nr
2013
Bezuiniging
10 Korting op maatwerk jeugdgezondheidszorg 0-4 jaar
2014
2015
2017
7.000
7.000
7.000
7.000
11 Beëindigen kerstpakketactie minima
100.200
100.200
100.200
100.200
100.200
12 Bezuinigingen Vivaan
234.000
351.000
351.000
351.000
351.000
200.000
200.000
200.000
13 Vormen brede welzijnsinstelling 14 Kwijtschelding rioolheffing minima t.l.v. riolering brengen
48.000
48.000
48.000
48.000
48.000
468.258
468.258
468.258
468.258
468.258
30.834
30.834
30.834
30.834
30.834
2.822.942
3.033.442
3.274.592
3.274.592
3.274.592
9.900
9.900
9.900
9.900
9.900
2 Museum Jan Cunen en Stadsarchief
65.000
86.500
96.500
96.500
96.500
3 Verlagen subsidie theater De Lievekamp
80.000
120.000
120.000
120.000
120.000
4 Verlagen subsidie Muzelinck/ Groene Engel
90.000
140.000
140.000
140.000
140.000
5 Verlagen subsidie sublokale omroepen Berghem, Megen, Ravenstein
2.550
2.550
2.550
2.550
2.550
6 Verlagen subsidies amateurorganisaties kunst en cultuur
25.000
25.000
25.000
25.000
25.000
7 Verlagen subsidies amateurorganisaties cultuur
7.300
7.300
7.300
7.300
7.300
8 Verlagen subsidie Vlakglasmuseum Ravenstein
800
800
800
800
800
9 Verlagen subsidie stichting Ravensteinse molen
2.500
2.500
2.500
2.500
2.500
10 Beëindigen budget kunst in de openbare ruimte
26.000
26.000
26.000
26.000
26.000
11 Beëindigen regeling De Kunstopdracht
5.000
5.000
5.000
5.000
5.000
12 Halveren bijdrage aan Open Monumentendag
5.000
5.000
5.000
5.000
5.000
319.050
430.550
440.550
440.550
440.550
15 Kwijtschelding afvalstoffenheffing minima t.l.v. afval brengen 16 Kwijtschelding hondenbelasting minima t.l.v. hondenwacht brengen Totaal: 05 - Maatschappelijke participatie 06 - Kunst en cultuur
2016
7.000
1 Verlagen bijdrage Brabants Historisch Informatiecentrum (BHIC)
Totaal: 06 - Kunst en cultuur
128
naar inhoudsopgave
Monitor eerdere bezuinigingen, financieel
Totaal: 06 - Kunst en cultuur
319.050
Programma
2013
430.550
440.550
440.550
440.550
Bezuinigingsbedrag (cum) 07 - Sport en recreatie
Nr
Bezuiniging 1 Stopzetten subsidie verenigingsmanager
2015
2016
2017
18.000
18.000
18.000
18.000
18.000
114.600
163.800
163.800
163.800
163.800
3 Huurtarieven sporthallen en -zalen verhogen
30.000
30.000
30.000
30.000
30.000
4 Huurtarieven sportterreinen verhogen
15.000
15.000
15.000
15.000
15.000
5 Verlagen subsidies recreatie
9.000
9.000
9.000
9.000
9.000
6 Verlagen budget voor sportstimulerende activiteiten van sportverenigingen
5.000
5.000
5.000
5.000
5.000
13.000
13.000
13.000
13.000
13.000
204.600
253.800
253.800
253.800
253.800
200.000
200.000
200.000
2 Verlagen subsidie Golfbad
7 Verlagen evenementensubsidies Totaal: 07 - Sport en recreatie 08 - Mobiliteit en openbare ruimte
2014
1 Omvormen areaal met vermindering onderhoudskosten 2 Ambitie onderhoudskwaliteit aanpassen
325.000
350.000
350.000
350.000
350.000
3 Afschrijvingstermijn wegverhardingen verlengen
306.000
306.000
306.000
306.000
306.000
4 Aangepaste inspraak projecten openbare ruimte
65.000
65.000
65.000
65.000
65.000
5 Openbare verlichting vaker uitschakelen
30.000
30.000
30.000
30.000
30.000
3.000
3.000
3.000
3.000
3.000
255.000
255.000
255.000
255.000
255.000
0
0
0
0
0
150.000
150.000
150.000
150.000
150.000
50.000
50.000
50.000
50.000
50.000
0
300.000
300.000
1.184.000
1.509.000
1.709.000
1.409.000
1.409.000
6 Maatregelen verkeersgedrag en -educatie verminderen 7 Beperken maatregelen verkeersklachten 8 Reclame-uitingen openbare ruimte (-€ 40.000 t.o.v. programmabegroting 2012-2015) 9 Beperken van budgetten voor niet noodzakelijk onderhoud 10 Verminderen areaal speelruimte, uitstel vervanging speelruimte 11 Verkoop openbaar gebied (in 2013 - € 300.000 en in 2015 + € 300.000 t.o.v. begroting 2012-2015) Totaal: 08 - Mobiliteit en openbare ruimte
129
naar inhoudsopgave
Monitor eerdere bezuinigingen, financieel
Totaal: 08 - Mobiliteit en openbare ruimte
1.184.000
1.509.000
1.709.000
1.409.000
Bezuinigingsbedrag (cum) Programma
Nr
09 - Duurzaamheid en milieu
2013
Bezuiniging
2014
1 Bodemsanering/-onderzoek op minimaal niveau 2 Verlagen bijdrage gemeenschappelijke regeling RMB
12.933
30.000
2016
2017
88.000
88.000
88.000
120.000
120.000
120.000
30.000
30.000
30.000
0
0
0
12.933
3 Afschaffen bijdrage type 1 taken RMB 4 Adopteer een bos/natuurterrein
2015
30.000
5 Maximaal zelfregulerende handhaving agrarische inrichtingen (€ 43.000 vanaf 2015 t.o.v. begr. 2012-2015) Totaal: 09 - Duurzaamheid en milieu
42.933
42.933
238.000
238.000
238.000
10 - Ruimtelijke ontwikkeling en wonen
1 Maatregelen bouwleges, toezicht, handhaving en juridische en administratieve zorg
10.500
10.500
10.500
10.500
10.500
2 Heffen 'intakefee' losse verzoeken
10.000
10.000
10.000
10.000
10.000
3 Verminderen kosten van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit
10.000
10.000
10.000
10.000
10.000
4 Doorberekenen kosten principeverzoeken e.d.
15.000
20.000
20.000
20.000
20.000
5 Opheffen van de Kunstkamer
11.000
11.000
11.000
11.000
11.000
20.000
20.000
20.000
6 Afname vergunningen agrarische inrichtingen Totaal: 10 - Ruimtelijke ontwikkeling en wonen
56.500
61.500
81.500
81.500
81.500
11 - Economie
25.000
25.000
25.000
25.000
25.000
25.000
25.000
25.000
25.000
25.000
1.500.000
2.500.000
3.150.000
3.150.000
3.150.000
2 Beperken aantal stembureaus
12.000
12.000
12.000
12.000
12.000
3 Afschaffen doelmatigheids- en doeltreffendheidsonderzoeken
21.126
21.126
21.126
21.126
21.126
4 Verlagen representatiebudget B&W
12.644
12.644
12.644
12.644
12.644
1.545.770
2.545.770
3.195.770
3.195.770
3.195.770
1 Verlaging budget lokale economie
Totaal: 11 – Economie 12 - Organisatie
1 Verbeteren doelmatigheid organisatie
Totaal: 12 – Organisatie
130
naar inhoudsopgave
Monitor eerdere bezuinigingen, financieel
Totaal: 12 – Organisatie
1.545.770
2.545.770
3.195.770
3.195.770
3.195.770
Bezuinigingsbedrag (cum) 2013
2014
-220.000
-330.000
-1.304.000
-1.304.000
-1.304.000
238.000
384.000
878.000
878.000
878.000
18.000
54.000
-426.000
-426.000
-426.000
TOTAAL GEACTUALISEERDE BEDRAGEN UIT BEGROTING 2012-2015:
7.439.052
9.507.502
10.503.719
10.203.719
10.203.719
Oorspronkelijke bedragen uit begroting 2012-2015:
7.347.052
9.115.502
9.854.719
9.854.719
9.854.719
Programma 13 - Financien en belastingen
Nr
Bezuiniging 1 Stortingen in algemene reserve fundamentele heroriëntatie (onttrokken in voorjaarsnota 2012) 2 Tarieven OZB verhogen (incl. cumulatief effect amendement raad)
Totaal: 13 - Financien en belastingen
2015
2016
2017
Toelichting op bezuinigingen uit programmabegroting 2012-2015 waarvan de realisatie onzeker is (oranje) of niet volgens planning verloopt (rood)
Programma 3
Verminderen toezicht openbare ruimte
Toezichthouders zijn moeilijk herplaatsbaar ivm opleidingsniveau, leeftijd en lichamelijke klachten.
Programma 6
Museum Jan Cunen en Stadsarchief
Het is onzeker of de entreeheffing in 2013 de verwachte € 35.000 oplevert. Dat heeft een aantal oorzaken. De bezoekersaantallen blijven achter bij de verwachtingen. Dit is het gevolg van minder tentoonstellingen door afnemende budgetten. Daarnaast wordt om het jaar een grote tentoonstelling georganiseerd. Dat is dit jaar niet het geval. Verder komen er meer bezoekers met een museumkaart dan verwacht. Zij betalen een lagere entree dan andere bezoekers.
Programma 8
Reclame-uitingen openbare ruimte
De opbrengsten worden niet gerealiseerd. De voorgenomen aanbesteding voor het commercieel exploiteren van reclamedragers is stopgezet. Door de economische situatie is het twijfelachtig of de ingerekende opbrengst gerealiseerd kan worden. Daarnaast zorgt de reclameopbrengst voor een hogere last voor adverteerders. In tijden van bezuinigingen is dat een niet wenselijke extra lastenverzwaring voor (gesubsidieerde) instellingen en verenigingen. Het niet realiseren van de opbrengsten in 2013 is in de voorjaarsnota 2013 al meegenomen bij de 3O-ontwikkelingen.
Programma 8
Verkoop openbaar gebied
Het project heeft vertraging opgelopen. Het communicatietraject wordt dit najaar opgestart. Hierdoor worden de opbrengsten 2013 niet gehaald. Deze schuiven een jaar door. Dat betekent dat we de opbrengsten in de jaren 2014 en 2015 realiseren in plaats van in 2013 en 2014.
Programma 9
Afschaffen bijdrage type 1 taken RMB
Deze bezuiniging is ingeboekt omdat Oss al jaren ontevreden is over de kwaliteit en het rendement van het regionaal samenwerkingsbudget (voorheen type-1 taken). Door de ontwikkelingen rond de vorming van de Omgevingsdienst hebben we onze deelname nog niet opgezegd. We zijn wel ambtelijk en bestuurlijk in gesprek met de Omgevingsdienst om deze taken te beëindigen. Omdat we te maken hebben met een opzegtermijn en een afbouwverplichting blijven er mogelijk langer dan gepland financiële verplichtingen bestaan.
Programma 9
Adopteer een bos/natuurterrein
Het project heeft vertraging opgelopen waardoor we de opbrengsten in 2013 waarschijnlijk niet realiseren. Dat proberen we binnen de overige budgetten op te vangen.
Programma 9
Maximaal zelfregulerende handhaving agrarische inrichtingen
De bezuiniging is door de vorming van de Omgevingsdienst niet meer haalbaar. Dit is in de voorjaarsnota 2013 al gemeld.
Programma 10
Heffen 'intakefee' losse verzoeken
Door de economische situatie krijgen we minder aanvragen voor losse verzoeken. Hierdoor is het onzeker of we in 2013 de verwachte opbrengsten volledig realiseren.
131
naar inhoudsopgave
Monitor eerdere bezuinigingen, financieel
2. Bezuinigingen uit programmabegroting 2013-2016 Bezuinigingsbedrag (cum) Programma 03 - Veiligheid en wijkgericht werken
Nr
2013
Bezuiniging
2014
1 Verminderen middelen wijk- en dorpsgericht werken
2015
2016
2017
33.000
33.000
33.000
33.000
0
33.000
33.000
33.000
33.000
93.000
93.000
93.000
93.000
93.000
Totaal: 04 - Jeugd en onderwijs
93.000
93.000
93.000
93.000
93.000
05 - Maatschappelijke participatie
50.000
100.000
175.000
175.000
175.000
50.000
100.000
175.000
175.000
175.000
200.000
200.000
200.000
0
200.000
200.000
200.000
18.000
37.000
37.000
37.000
18.000
37.000
37.000
37.000
340.000
340.000
340.000
340.000
155.000
245.000
245.000
245.000
245.000
-155.000
-245.000
-245.000
-245.000
-245.000
40.000
40.000
40.000
40.000
40.000
40.000
380.000
380.000
380.000
380.000
0
0
0
0
0
6.000
18.000
18.000
18.000
18.000
50.000
50.000
50.000
73.000
73.000
56.000
68.000
68.000
91.000
91.000
TOTAAL GEACTUALISEERDE BEDRAGEN UIT BEGROTING 2013-2016:
239.000
692.000
986.000
1.009.000
1.009.000
Oorspronkelijke bedragen uit begroting 2013-2016:
186.000
658.000
933.000
956.000
956.000
Totaal: 03 - Veiligheid en wijkgericht werken 04 - Jeugd en onderwijs
1 Verlagen subsidie coachprojecten risicojeugd (+ € 53.000 t.o.v. programmabegroting 2013-2016)
1 Taakstelling Aanzet
Totaal: 05 - Maatschappelijke participatie 06 - Kunst en cultuur
1 Bezuiniging kunst en cultuur
Totaal: 06 - Kunst en cultuur 07 - Sport en recreatie
0
1 Kostenreductie onderhoud sportterreinen (in 2014 - € 19.000 t.o.v. programmabegroting 2013-2016)
Totaal: 07 - Sport en recreatie 08 - Mobiliteit en openbare ruimte
0
1 Kostenverlaging groenonderhoud 2a Verhogen opbrengsten parkeren 2b Hogere opbrengsten parkeren storten in reserve mobiliteit 3 Verhogen hondenbelasting
Totaal: 08 - Mobiliteit en openbare ruimte 10 - Ruimtelijke ontwikkeling en wonen
1 Leges afwijkingen bestemmingsplannen verhogen 2 Commissie Ruimtelijke Kwaliteit verkleinen 3 Ruimtelijke ordening/ontwikkeling versoberen
Totaal: 10 - Ruimtelijke ontwikkeling en wonen
Toelichting op bezuinigingen uit programmabegroting 2013-2016 waarvan de realisatie onzeker is (oranje) of niet volgens planning verloopt (rood) Programma 7
Kostenreductie onderhoud sportterreinen
De besparing gaat in op 1 juli 2014 in plaats van 1 januari 2014. Dat betekent dat in 2014 de bezuiniging voor de helft van het bedrag gerealiseerd wordt.
TOTAAL GEACTUALISEERDE BEZUINIGINGEN UIT BEGROTING 2012-2015 EN BEGROTING 2013-2016:
7.678.052
10.199.502
11.489.719
11.212.719
11.212.719
Totaal oorspronkelijke bezuinigingen uit begroting 2012-2015 en begroting 20132016
7.533.052
9.773.502
10.787.719
10.810.719
10.810.719
132
naar inhoudsopgave
Monitor eerdere bezuinigingen, maatschappelijke effecten 1. Gemeenteraad Waar bezuinigen we op? In 2012 is de onkostenvergoeding van de raadsleden gestopt en is het representatiebudget van de gemeenteraad gehalveerd. Vanaf 2014 wordt bezuinigd op de vergaderkosten van de gemeenteraad (nieuw vergaderstelsel) en de dienstverlening van de raadsgriffie. Het budget van de rekenkamercommissie wordt vanaf 2015 verder naar beneden bijgesteld. Welke negatieve effecten kan dit hebben? In het najaar van 2013 neemt de gemeenteraad een besluit over het vergaderstelsel. Dan zal er ook meer duidelijkheid zijn over de effecten van de bezuinigingen op de vergaderkosten (nieuw vergaderstelsel) en de raadsgriffie. Hoe meten we dit en wanneer zien we de effecten? De maatschappelijke effecten van de bezuinigingen die in 2012 zijn doorgevoerd zijn zo gering dat we deze daarom niet meten. Hoe vangen we het op? Niet van toepassing.
2. Dienstverlening Waar bezuinigen we op? Binnen dit programma worden 2 maatregelen doorgevoerd. De eerste maatregel is het werken op afspraak, waarbij Burgerzaken en het Omgevingsloket in eerste instantie in de middagen op afspraak gaan werken. De opdracht is om in 2015 volledig op afspraak te gaan werken. De tweede maatregel is het moderniseren van de burgerlijke stand. We hebben de aktes inmiddels gedigitaliseerd. Daarnaast gaan we in de eerste helft van 2014 starten met digitale aangifte van huwelijken, overeenkomstig de wijziging van het Burgerlijk Wetboek. Zodra de wet dat toestaat starten we ook met digitale aangifte van overlijden. De verwachting is dat dat in 2014 het geval zal zijn. Beide maatregelen leiden tot een besparing op de formatie. Welke negatieve effecten kan dit hebben? De verwachting is dat de maatregelen geen negatieve maatschappelijke effecten hebben. Integendeel, we verwachten positieve effecten voor de burger. - Dienstverlening op afspraak leidt tot een daling van de wachttijden, een betere beheersing van
de klantenstromen en betere informatievoorziening vooraf laat de klanttevredenheid stijgen.
- Digitaliseren van de aktes van de burgerlijke stand betekent een snellere beschikbaarheid
van de aktes voor de burger, waardoor doorlooptijden korter worden.
- Als we burgers inderdaad de mogelijkheid kunnen bieden om digitaal aangifte te doen van een huwe
lijk of overlijden dan kunnen burgers dit op elk moment van de dag doen, plaats- en tijdonafhankelijk.
De mogelijkheden voor aangifte doen worden dus vergroot. Uiteraard blijft het ook mogelijk om fysiek
de melding te doen en hiervoor naar het gemeentehuis te komen.
133
Monitor eerdere bezuinigingen, maatschappelijke effecten
naar inhoudsopgave
Hoe meten we dit en wanneer zien we de effecten? - We meten periodiek de klanttevredenheid van de burgers over de dienstverlening. - We evalueren intern periodiek de ervaringen met het werken op afspraak en sturen waar nodig bij
om dit zo goed mogelijk te organiseren. Daarbij kijken we onder andere naar de volgende zaken:
- hoeveel mensen maken gebruik van het maken van een afspraak?
- wat heeft dat voor effect op de wachttijden?
- leidt dat tot minder klachten over wachttijden?
- komen klanten beter voorbereid naar een afspraak, leidt dat tot minder herhalingsbezoeken?
In februari 2012 zijn we gestart met het scheiden van onze dienstverlening, zodat het voor de burger duidelijk is wat hij van ons kan verwachten. Dit betekent dat in de ochtend de balies via vrije inloop bezocht kunnen worden en in de middag op afspraak. Een half jaar na de start van het werken op afspraak in de middag hebben we een klanttevredenheidsonderzoek onder bezoekers van het Publiekscentrum gehouden. Belangrijke uitkomsten uit dit onderzoek zijn dat de meerderheid van de burgers een positieve ervaring had met het komen op afspraak en weer op afspraak zou willen komen. De wachttijden zijn door het werken op afspraak in de middag drastisch gedaald, van gemiddeld 10,4 minuten in 2011 naar 4,5 minuten in 2012. Dit leidt uiteraard tot minder klachten over de wachttijden. De burgers komen niet beter voorbereid naar de afspraak, ondanks dat in de afspraakbevestiging vermeld staat wat burgers eventueel moeten meenemen. We werken binnen alle kanalen aan de optimalisering van de informatievoorziening hierover. Het uitgangspunt daarbij is eenduidige, transparante, vindbare en toegankelijke informatie via de kanalen balie, telefoon, post en website. Als de burger de afspraak in het Publiekscentrum maakt dan informeren wij de burger pro-actief over de afspraak. Ook aan de telefoon krijgt de burger eenduidige informatie over de afspraak en wat er eventueel meegenomen moet worden. Op de website hebben we sinds 1 maart een vernieuwde versie van het digitale loket. Dit betekent voor de burgers dat de informatie overzichtelijker vermeld wordt. Daarnaast staat bij elk product een korte vraagantwoord combinatie om op deze manier de informatie zo toegankelijk en vindbaar mogelijk te maken. In het tweede kwartaal van 2014 starten we met het volledig werken op afspraak; dat wil zeggen zowel in de ochtend als in de middag en naast Burgerzaken en het Omgevingsloket ook voor het Zorgplein en Werkplein Maasland. Gekoppeld aan het volledig werken op afspraak zullen we de klanttevredenheid gaan meten. Daarbij kijken we ook naar het uniformeren van de openingstijden. Hoe vangen we het op? - Werken op afspraak in de middag is op 1 februari 2012 ingevoerd bij Burgerzaken en het
Omgevingsloket. In het tweede kwartaal van 2014 starten we bij deze balies en bij het
Zorgplein en Werkplein Maasland met volledig werken op afspraak. Hierover zullen we
zorgvuldig en op tijd gaan communiceren.
- De aktes uit het archief zijn inmiddels allemaal gescand en nieuwe aktes worden ook meteen
digitaal gescand en verwerkt.
- In de eerste helft van 2014 gaan we starten met digitale aangifte van huwelijken,
overeenkomstig de wijziging van het Burgerlijk Wetboek. Zodra de wet dat toestaat starten
we ook met digitale aangifte van overlijden. De verwachting is dat dat in 2014 het geval zal zijn.
134
Monitor eerdere bezuinigingen, maatschappelijke effecten
3.
naar inhoudsopgave
Veiligheid en wijkgericht werken
Waar bezuinigen we op? 1. De secretariële ondersteuning van de wijk- en dorpsraden en de wijkcoördinator is gestopt. 2. De formatie van wijkcoördinatie wordt met 0,5 fte gekort. 3. De budgetten van de wijkraden worden met € 1.000 per raad gekort. 4. Het budget voor de regeling Buurtwerk(t) wordt gehalveerd (€ 25.000). 5. De inzet van de toezichthouders (TOR) wordt gehalveerd. Welke negatieve effecten kan dit hebben? 1. Zowel de wijk- en dorpsraden als de wijkcoördinatoren worden zwaarder belast met administratieve taken. 2. Minder regie en ondersteuning vanuit wijkzaken in de dorpen. 3. Minder mogelijkheden om te investeren in de leefbaarheid van wijk of dorp. 4. Minder mogelijkheden om kleine leefbaarheidsinitiatieven te ondersteunen. 5. Minder professioneel toezicht in de gemeente. Hoe meten we dit en wanneer zien we de effecten? Om de effecten van de bezuinigingen te volgen maken we gebruik van de volgende instrumenten: -
Voor de wijk- en dorpsraden kent de gemeente een klankbordgroep die regelmatig bij elkaar komt om de ontwikkelingen binnen het wijkgericht werken te bespreken. Met deze groep bespreken we de gevolgen van de bezuinigingen.
-
Binnen het veiligheidsoverleg, waarin zowel politie, justitie, brandweer als de gemeente participeren, worden de ontwikkelingen op het gebied van veiligheid structureel gevolgd en besproken.
-
De politiemonitor biedt zicht op de ontwikkelingen rondom veiligheid.
Hoe vangen we het op? 1. Elke wijk- of dorpsraad heeft de stopgezette secretariële ondersteuning opgelost. Daarvoor zijn verschillende varianten gevonden, zoals extra inzet van raadsleden, inzet van ROC-studenten en inzet van extra vrijwilligers met een onkostenvergoeding. 2. De afdeling wijkzaken zal minder ondersteuning kunnen bieden aan leefbaarheidsvraagstukken en ondersteuning van de dorpsraden. Er zal een groter beroep op zelfwerkzaamheid worden gedaan. 3. Er blijft per raad nog € 14.000 plus € 0,45 per inwoner over om te besteden aan leefbaarheid in wijk of dorp. 4. De wijk- en dorpsraden is gevraagd het gedachtengoed van Buurtwerk(t) (stimuleren van zelfwerkzaamheid) mede als criterium te gebruiken voor (een deel van) hun budgetten. 5. De toezichthouders zijn de extra ogen van de gemeente. Van de burger zal meer gevraagd worden om zaken te melden of op te lossen.
135
Monitor eerdere bezuinigingen, maatschappelijke effecten
4.
naar inhoudsopgave
Jeugd en onderwijs
Waar bezuinigen we op? Binnen programma 4 wordt op de volgende activiteiten bezuinigd: A. Vermindering gemeentelijke middelen lokaal jeugd- en onderwijsbeleid door stopzetting Eduforum
(‘Projectencarrousel’: makelaar burgerschapsprogramma’s voor onderwijs).
B. Afbouwen gemeentelijke subsidie schoolzwemmen. C. Verlagen subsidies peuterspeelzaalwerk. D. Jeugd Aanzet: verlagen subsidie ouderschapsreorganisatie. E. Verlagen subsidies volwasseneneducatie (sociaal-cultureel/niet-WEB, onder andere Volksuniversiteit
en voorheen ook de Vrouwenschool).
F. Bureau Halt (onderdeel voorlichting). G. Verlagen bijdrage Regionaal Bureau Leerplicht en voortijdig schoolverlaten Brabant-Noordoost
(RBL BNO). Het RBL BNO is een gemeenschappelijke regeling waar in regionaal verband afspraken
over gemaakt worden.
H. Integraal Voorzieningenbeleid (IVB). Dit beleid heeft betrekking op meerdere programma’s dan
programma 4 maar is voor de inzichtelijkheid bij dit programma opgenomen. Voor IVB geldt een
taakstelling voor het realiseren van een bezuiniging die oploopt van € 50.000 in 2012 tot
€ 250.000 in 2015. Voor het jaar 2013 wordt een bezuiniging van € 100.000 gerealiseerd.
Welke negatieve effecten kan dit hebben? A. De bezuiniging op Eduforum heeft een minimaal effect. Het onderwijs heeft namelijk vanuit het Rijk de
taak te onderwijzen in burgerschapsvorming en sociale competentieontwikkeling. Dat verandert niet en
gaat door. Eduforum bracht als makelaar de vraag van scholen en aanbod van betreffende programma’s
bij elkaar.
Deze bezuiniging is inmiddels gerealiseerd.
B. Wat de afbouw van schoolzwemmen betreft, is er een kans dat minder kinderen een zwemdiploma
halen. Dit geldt voor een kleine groep kinderen die niet van huis uit naar zwemles worden gestuurd.
Voor verreweg de meeste ouders is zwemles een vanzelfsprekend onderdeel in de opvoeding. Voor
kinderen tussen de 10 en 12 jaar die geen zwemdiploma bezitten is inmiddels een vangnetregeling
georganiseerd. Het Golfbad voert deze regeling uit. Daarnaast volgen we met de monitor ‘Waterdicht’
vanaf schooljaar ’12-’13 structureel of leerlingen een zwemdiploma hebben of niet.
C. De verlaging van de subsidie op het peuterspeelzaalwerk is een gevolg van de harmonisatie van
peuterspeelzalen en kinderdagverblijven. Met de harmonisatie worden de wet- en regelgeving, het
financieringsstelsel en het toezicht op kinderdagverblijven en peuterspeelzalen gelijk getrokken.
Hierbij wordt het peuterspeelzaalwerk omgevormd tot peuteropvang die voldoet aan de kwaliteitseisen
van de kinderopvang. Alle ouders kunnen gebruik maken van deze opvangvoorziening. Werkende
ouders zullen zelf de tegemoetkoming in de kosten via de Belastingdienst regelen. Overige ouders
betalen een door de gemeente gereduceerd tarief voor de opvang. Kortom, door deze maatregel
wordt de kwaliteit van de peuteropvang beter en blijft deze voorziening in de toekomst beschikbaar
en betaalbaar.
Met alle partijen zijn inmiddels verdere uitwerkingsafspraken gemaakt.
In 2013 heeft de economische teruggang zijn weerslag op de opvangsector. Daarmee is de vraag
relevant of de betreffende indicator ‘aantal kinderen in halve dagopvang’ nog wel actueel is en bij deze
bezuinigingsmonitor past. Het voorstel is voor de volgende editie van de bezuinigingsmonitor een
nieuwe indicator te zoeken.
D. Omdat er voor ouderschapsreorganisatie voorlopig alternatieve financiering is gevonden, zijn er op
korte termijn geen maatschappelijke effecten te verwachten.
E. Als gevolg van de bezuinigingen besloot de Vrouwenschool al in 2011 te stoppen en zich op te heffen.
Door te reorganiseren en een hogere eigen bijdrage aan deelnemers te vragen blijft het aanbod van
de Volksuniversiteit bestaan.
136
Monitor eerdere bezuinigingen, maatschappelijke effecten
naar inhoudsopgave
F. De maatschappelijke consequenties van de verlaging van de HALT-subsidie (ten behoeve van
voorlichting) zijn naar verwachting beperkt. Dit omdat HALT een deel van haar aanbod bij het Centrum
voor Jeugd en Gezin heeft ondergebracht en omdat meerdere landelijke en lokale partijen preventieve
voorlichting verzorgen.
G. Omdat het RBL BNO op een andere wijze is gaan werken en na de opbouwfase minder kosten aan
administratie en ICT kwijt is, kan zij dezelfde kwaliteit blijven leveren. De bezuiniging is inmiddels
gerealiseerd. H. De bezuinigingen in het kader van Integraal Voorzieningenbeleid worden gerealiseerd door in te
zetten op:
- Het slimmer exploiteren van gebouwen, onder andere door het benutten van BTW- voordelen, het toepassen van energiemanagement en het verminderen van beheer.
- Het versoberen van projecten door minder m2 te bouwen en ruimtes multifunctioneler te gebruiken. Dit heeft in de desbetreffende gemeenschappen tot enige discussie en onrust geleid, maar we hebben hierover steeds goed overleg met de betrokken partijen gevoerd.
- In 2013 is gestart met het opstellen van de Voorzieningenkaart 2030. Deze wordt op basis van cocreatie met Osse burgers, verenigingen en organisaties opgesteld. Dit proces moet op termijn leiden tot het verkleinen van de vastgoedportefeuille en het verminderen van de beheerkosten. Om deze bezuiniging te kunnen realiseren zullen eerst frictiekosten ontstaan. Te denken valt aan kosten voor het aanpassen, herontwikkelen of afstoten van gebouwen en locaties. Ondanks deze interactieve werkwijze kan dit proces tot enige maatschappelijke onrust leiden.
Hoe meten we dit en wanneer zien we de effecten? Om de effecten van de bezuinigingen te volgen, maken we gebruik van de volgende instrumenten: Maatregel
Indicator
A. Stopzetting Eduforum
Niet meetbaar
B. Afbouw schoolzwemmen
Waarde
Bron
Kinderen zonder zwem-
Geen zwemdiploma in groep 7:
Monitor Waterdicht
diploma in groep 7
3,7% (35 van totaal 956 kin-
Juni 2013
van het basisonderwijs
deren in groep 7 van alle Osse basisscholen)
Conclusie afbouw schoolzwemmen: 31 juni 2013 hadden 35 kinderen uit groep 7 (nog) geen zwemdiploma. Dit komt neer op 3,7% van het totaal aantal kinderen uit groep 7 van alle Osse basisscholen C. Verlagen subsidies peuter-
Aantal kinderen in halve
Administratie kinder-
speelzaalwerk
dagopvang
dagverblijven en OssStat
Voorstel is de indicator voor dit onderdeel te veranderen. Dit onder meer vanwege de economische teruggang die de opvangsector met name in 2013 treft. Door deze ontwikkeling is geen directe relatie meer te leggen tussen door de gemeente gevoerd beleid en het effect daarvan op de opvangsector. Ouders kunnen namelijk om heel andere redenen, zoals financiële, niet kiezen voor kinderopvang. Bij de volgende editie van de bezuinigingsmonitor presenteren we een nieuwe indicator. D. Jeugd Aanzet: verlagen
Niet meetbaar
subsidie ouderschapsreorganisatie. E. Verlagen subsidies volwas-
Deelnamecijfers cursisten
seneneducatie
2011/’12: 1695
Administratie Volks-
2012/’13: 2380
universiteit augustus 2013
Conclusie Volksuniversiteit: In seizoen 2012/’13 telde de Volksuniversiteit 685 meer deelnemers dan voorgaand seizoen.
137
naar inhoudsopgave
Monitor eerdere bezuinigingen, maatschappelijke effecten
Maatregel
Indicator
Waarde
Bron
F. Bureau Halt
Aantal HALT-zaken en
Aantal verwijzingen:
Administratie HALT,
afdoeningen Oss
2011: 119
Jaarberichten Halt
2012: 127
Oost Brabant 2011 en
Aantal afdoeningen:
2012
2011: niet bekend 2012: 92 Conclusie Halt: In 2012 is ten opzichte van het voorgaande jaar het aantal Halt-verwijzingen licht toegenomen. G. RBL BNO (leerplicht/VSV)
% nieuwe voortijdig school-
Oss ‘10/’11: 2,7%
Landelijke vsv-mo-
verlaters
Oss ‘11/’12: 2,6%
nitor
Landelijk ‘10/’11: 3,0%
28 augustus 2013
Landelijk ‘11/’12: 2,7%
http://www.vsvverkenner.nl/
Conclusie VSV: - Ten opzichte van het voorgaande schooljaar stabiliseert het aantal Osse voortijdig schoolverlaters zich in schooljaar ‘11/’12 rond de 2,6%.
- In beide schooljaren ‘10/’11 en ‘11/’12 ligt het aantal Osse VSV-ers onder het landelijk gemiddelde,
al wordt het verschil kleiner (verschil Oss-Landelijk in ‘10/’11 was 0,3% en in ‘11/’12 is dit 0,1%).
Extra indicatoren jeugd
Indicator
Waarde
Bron
Werkloosheid
Werkloosheid jongeren
Aantal werkloze jongeren
Maandrapportage
15-26-jarigen als totaal van
15 t/m 26 jaar in
t/m juli 2013 UWV
alle werklozen
- april 2012: 310
Werkbedrijf
- maart 2013: 422 - juli 2013: 358 Aandeel 15 t/m 26 jarigen van totaal werklozen - april 2012: 10,9% - maart 2013: 11,8% - juli 2013: 10,3% Conclusie Werkloosheid: - Ten opzichte van maart 2013 nam de werkloosheid onder jongeren in juli 2013 af met 64 jongeren. Vermoedelijk vanwege seizoensinvloeden. In de lente en zomer is er meer tijdelijk werk zoals in de horeca.
- Het aandeel jongeren van de totale groep werklozen daalde in de periode april 2012- juli
2013 tot 10,3%. Daarmee ligt het ongeveer 0,5% onder het niveau van april 2012. Sociaal-economisch
0- t/m 17-jarige kinderen in
3,02% (2010)
gezin met een uitkering Veiligheid
Kinderen In Tel Juni 2012*
12- t/m 21-jarige jongeren
2,67% (2010)
met delict voor rechter
Kinderen In Tel Juni 2012*
*Er is na 2012 geen nieuwe informatie verschenen. De laatst bekende informatie is in deze tabel weergegeven.
Voor IVB zijn de domeinoverleggen met onderwijs, sport, cultuur en ontmoeten en recreëren een belangrijk instrument om de effecten van de bezuiniging te kunnen volgen. Hoe vangen we het op? Dit punt is meegenomen bij de beschrijving van de mogelijke negatieve effecten. Daar geven we aan of en hoe de effecten opgevangen worden.
138
Monitor eerdere bezuinigingen, maatschappelijke effecten
naar inhoudsopgave
5. Maatschappelijke participatie Waar bezuinigen we op? In de programmabegroting 2012-2015 is bezuinigd op het voorzieningenbeleid van de Wmo en op de subsidie van de welzijnsinstellingen. De bezuinigingen op het voorzieningenbeleid zijn in april 2012 feitelijk ingegaan. We hebben de welzijnsinstellingen bij het invullen van deze bezuinigingen gevraagd hun dienstverlening in het bijzonder te richten op de meest kwetsbare personen en wijken. Het uitgavenniveau voor het armoedebeleid hebben we gehandhaafd, maar we hebben per 1 januari 2012 wel een aantal verschuivingen aangebracht om het beleid effectiever te maken. In de raadsvergadering van 10 november 2011 is met een motie gevraagd ook de effecten van de bezuiniging op de subsidie van Vluchtelingenwerk Oss (VWO) per 1 januari 2012 nauwkeurig te volgen. In de programmabegroting 2013-2016 is bezuinigd op de subsidie van Aanzet. In 2012 was Aanzet nog buiten de bezuinigingen gehouden. Welke negatieve effecten kan dit hebben? In combinatie met alle landelijke bezuinigingen, zowel op zorg als op werk en inkomen, wordt gesproken van stapelingseffecten van deze maatregelen, in het bijzonder voor de meest kwetsbare mensen. De veronderstelling is ook dat door al deze maatregelen het beroep op allerlei vormen van hulpverlening als maatschappelijk werk, maatschappelijke opvang en schuldhulpverlening zal toenemen. Het gemeentelijk beleid zal de gevolgen van de stapeling van bezuinigingen deels compenseren, maar op onderdelen wellicht versterken. Vluchtelingenwerk De bezuiniging op de subsidie aan Vluchtelingenwerk kan de volgende negatieve effecten hebben: 1. Minder uren begeleiding van de vrijwilligers door de beroepskrachten. 2. Minder vrijwilligers die vluchtelingen begeleiden. 3. Minder begeleiding van vluchtelingen door een gebrek aan vrijwilligers. 4. Ongewenste maatschappelijke effecten. Op termijn kan er een toename zijn van huisuitzettingen,
schulden, schooluitval, aanspraak op gezondheidszorg en gemeentelijke sociale voorzieningen.
Deze effecten werken ook in de volgende generaties door.
Hoe meten we dit en wanneer zien we de effecten? De effecten van de landelijke en lokale bezuinigingen monitoren we zowel kwantitatief als kwalitatief door 2 nieuwe onderzoeken: -
Met een minima-effectrapportage van het NIBUD toetsen we het armoedebeleid in de gemeente. In deze rapportage worden begrotingen opgesteld voor diverse huishoudtypen met een minimuminkomen, bijvoorbeeld ouderen, eenoudergezinnen of grote gezinnen. In de begrotingen worden ook alle gemeentelijke inkomensondersteunende regelingen meegenomen.
Ook landelijke regelingen zoals huurtoeslag en zorgtoeslag worden in de berekeningen betrokken. Zo ontstaat een beeld van de bestedingsruimte (en daarmee de koopkracht) van de armste groepen in de gemeente en het effect van landelijke en gemeentelijke maatregelen hierop.
-
Het interviewen van een 30 à 50-tal cliënten van de gemeente uit verschillende categorieën huishoudens om de effecten van de bezuinigingen en de gevolgen voor de participatie van mensen een gezicht te geven en de cijfers in te kleuren.
139
Monitor eerdere bezuinigingen, maatschappelijke effecten
naar inhoudsopgave
Daarnaast gebruiken we de volgende gegevens: -
Gegevens over de ontwikkeling van het aantal toegekende aanvragen van onze gemeentelijke
minimaregelingen, van de individuele Wmo-voorzieningen (prestatieveld 6) en van het beroep op
schuldhulpverlening. -
De jaarlijkse Wmo-onderzoeken: het benchmarkonderzoek Wmo over alle prestatievelden van de
Wmo, het klanttevredenheidsonderzoek en het onderzoek naar de individuele voorzieningen voor
mensen met een beperking.
-
Gegevens over de ontwikkeling van het beroep op maatschappelijke opvang, maatschappelijk werk,
activiteiten en producten van RIGOM en Voedsel- en Kledingbank.
Resultaten en gegevens -
Financiële positie
In 2012 heeft het Nibud een minima-effectrapportage voor de gemeente Oss uitgevoerd. Vervolgens heeft het Nibud mede op ons verzoek nog een benchmark uitgevoerd om de uitkomsten van deze rapportage te kunnen vergelijken met andere gemeenten. Daarnaast zijn er interviews gehouden bij klanten van de afdeling Werk en Inkomen. De centrale vraag van het Nibud onderzoek luidde: “Wat is het effect van de lokale inkomensondersteunende regelingen op de financiële positie van huishoudens met een laag inkomen in de gemeente Oss?” Dit gebeurt door de koopkracht voor een aantal huishoudtypen inzichtelijk te maken. Nibud maakt hiervoor (maand)begrotingen van inkomsten en uitgaven. De begrotingen zijn voor groepen van huishoudens. Het inkomen is in iedere begroting een vast gegeven en is voor elk huishoudtype op drie inkomensniveaus (100%, 110% en 120%) onderzocht. Voor de uitgaven gaat het Nibud uit van een basispakket (noodzakelijke uitgaven) en een aanvullend pakket (bijvoorbeeld uitgaven voor sociale participatie). Het tegenover elkaar zetten van in- en uitgaven leidt voor de verschillende huishoudtypen tot bestedingsruimte of een bestedingstekort per maand (in euro’s). Bij huishoudtypen ouder dan 65 jaar is gekeken naar huishoudens met een lichte zorgvraag en huishoudens met een zware zorgvraag. De belangrijkste conclusies van het Nibud zijn: - Alle huishoudens hebben voldoende inkomen om de noodzakelijke uitgaven uit het basispakket te bekostigen. - Wanneer ook naar de bestedingen in het restpakket wordt gekeken krijgt een aantal huishoudens met een tekort op hun maandbegroting te maken. - De diverse vormen van inkomensondersteuning in Oss hebben een positief effect op de bestedingsruimte van de inwoners. Zeker de vergoeding van de zorgpremie en de dekking van de collectieve zorgverzekering dragen goed bij aan de financiële positie van de onderzochte minima. Met de regeling “Meedoen is Belangrijk” creëert de gemeente de mogelijkheid om deel te nemen aan sportieve en sociaal-culturele activiteiten. Deze regeling heeft ook een gunstig effect op de bestedingsruimte van huishoudens met een laag inkomen. - Echtparen en alleenstaanden van 65 jaar en ouder met zorgvragen hoeven volgens de begrotingen van het Nibud geen tekort te hebben. - Een alleenstaande jonger dan 65 heeft moeite met alle uitgaven op 110% van het minimumloon (beide een tekort van minder dan € 10 per maand). - De maandelijkse tekorten zijn hoger bij eenoudergezinnen met oudere kinderen (14 en 16 jaar). Inclusief de langdurigheidstoeslag bedraagt het maandelijkse tekort op de drie inkomensniveaus respectievelijk € 10, € 50 en € 5. - Het maandelijkse tekort is het hoogst bij echtparen met kinderen. Voor echtparen met 2 jonge kinderen bedraagt dit op de drie inkomensniveaus respectievelijk € 82, € 121 en € 116.
140
Monitor eerdere bezuinigingen, maatschappelijke effecten
naar inhoudsopgave
Om de maandelijkse bestedingsruimte of het bestedingstekort van huishoudens op waarde te kunnen schatten, heeft een 9-tal gemeenten aan het Nibud gevraagd dit te vergelijken met andere gemeenten die in 2012 een minima-effectrapportage hebben laten maken. Zo kunnen we de maandelijkse bestedingsruimte of het bestedingstekort vergelijken met 8 andere gemeenten. Deze gemeenten zijn Almere, Best, Breda, Capelle aan de IJssel, Hilversum, Nijmegen, Roosendaal en Zoetermeer. De belangrijkste conclusies uit deze benchmark zijn: -
Voor alle gemeenten geldt:
-
huishoudens van 65 jaar en ouder doen het relatief goed
-
eenoudergezinnen zijn beter af dan echtparen
-
oudere kinderen drukken zwaarder op de begroting dan jonge kinderen
-
Wanneer een huishoudtype een tekort op de begroting heeft, heeft dit huishouden in alle gemeenten een tekort. Dit is onderzocht op een inkomensniveau van 100%.
De omvang van het tekort kan flink verschillen. Dit geldt bijvoorbeeld voor de alleenstaande onder de 65 jaar, het eenoudergezin met kinderen van 14 en 16 jaar en echtparen met jonge kinderen. Voor de eerste 2 huishoudtypen is het tekort in Oss het laagste, voor het echtpaar met jonge kinderen is het tekort in Oss gemiddeld.
-
Dat het tekort van een alleenstaande onder de 65 jaar in Oss relatief laag is, komt door:
-
de gemeentelijke bijdrage in de premie voor de ziektekostenverzekering van € 16,50
-
de vergoeding voor de aanschaf van een computer
-
de tegemoetkoming voor sociale participatie via de regeling “Meedoen is Belangrijk”
-
Het relatief lage tekort voor een eenoudergezin met kinderen komt ook door de vergoeding van schoolkosten voor kinderen op het voortgezet onderwijs.
-
Zoals gezegd hebben echtparen vaker met tekorten op de begroting te maken dan eenoudergezinnen. Dit wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door de verschillende bijstandsnormen van de WWB: een eenoudergezin ontvangt 90% van de norm (70% plus de maximale toeslag van 20%), terwijl een echtpaar 100% ontvangt. Van dit verschil van 10% moet een echtpaar alle kosten van een extra volwassene dragen.
De afdeling Werk en Inkomen heeft voor de zomervakantie het kwalitatieve onderzoek uitgevoerd. Uiteindelijk zijn 26 mensen van diverse huishoudtypen geïnterviewd. Er zijn vragen gesteld over de minimaregelingen waarvan men gebruik maakt, hoe de minimaregelingen mensen helpen rond te komen, waar de mensen de regelingen voor gebruiken, of men voldoende mee kan doen aan de samenleving en of de financiële situatie in 2013 gewijzigd is ten opzichte van 2012. De meest opvallende zaken die uit deze interviews naar voren kwamen zijn de volgende: -
De regelingen worden over het algemeen gebruikt voor activiteiten of kosten waar de regelingen voor bedoeld zijn. De regeling sociaal-culturele activiteiten wordt veel gebruikt voor sport en uitstapjes en de regeling OCG wordt veel gebruikt voor medicijnen die niet vergoed worden.
-
Iedereen geeft aan dat minimaregelingen mensen helpen om rond te komen. Ter illustratie 2 voorbeelden:
-
De tegemoetkomingen die ik ontvang helpen mij rond te komen omdat deze regelingen het makkelijker maken om leuke dingen te blijven doen en de nodige medische hulp te kunnen
bekostigen.
-
Als ik deze regelingen niet zou hebben zou het krap worden. Dan houd ik een stukje maand
over. Ik ben heel erg blij met deze vergoedingen, omdat ik zo toch nog leuke dingen kan
doen met de kinderen.
-
23 van de 26 geïnterviewden geven aan ze voldoende mee kunnen doen aan de samenleving.
-
Bijna iedereen geeft aan dat de financiële situatie in 2013 niet verslechterd is ten opzichte van 2012, tenzij de omstandigheden zijn gewijzigd (scheiding bijvoorbeeld). Wel geven met name mensen ouder dan 65 aan dat zaken duurder zijn geworden.
-
Opvallende verschillen tussen verschillende huishoudtypen kwamen in deze interviews niet naar voren.
141
Monitor eerdere bezuinigingen, maatschappelijke effecten
naar inhoudsopgave
- Voedselbank Het aantal gezinnen dat de Voedselbank helpt is toegenomen van 74 in 2011 naar 86 in 2012. Momenteel verstrekt de Voedselbank 85 voedselpakketten. - Schuldhulpverlening Op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening heeft de gemeente de taak om integrale schuldhulpverlening aan te bieden aan haar burgers waarbij met name aandacht geschonken moet worden aan preventie en nazorg. In het beleidsplan schuldhulpverlening zijn onze ambities hierover opgenomen. In 2013 constateren we dat er bij schuldhulpverlening meer cliënten aankloppen met een eigen woning, meer cliënten met een bovenmodaal inkomen, meer zzp-ers en meer ex-ondernemers. Daarnaast zien we dat de problematiek steeds complexer wordt. Er is een toename van mensen die nu schulden maken om te overleven. Daarnaast zien we dat de schulden gemiddeld hoger worden. Gezien het voortduren van de economische crisis is de verwachting dat de vraag naar integrale schuldhulpverlening verder zal toenemen. -
Individuele voorzieningen Wmo
De meest recente Wmo-benchmark is het klantonderzoek Wmo over 2012 van SGBO (het rapport is uit 2013). De resultaten zijn positief te noemen: -
Wat betreft het gesprek zijn respondenten het meest tevreden over de tijd die voor de cliënt werd genomen en hoe men behandeld werd tijdens het gesprek. 96% heeft een (telefonisch) gesprek gehad. 97% is tevreden of zeer tevreden. Alle aspecten van het gesprek scoren hoger dan in de benchmarkgemeenten.
-
81% van de cliënten geeft aan dat de ondersteuning c.q. het hulpmiddel ‘veel of redelijk’ bijdraagt aan het zelfstandig blijven wonen en 77% geeft aan dat de ondersteuning ‘veel of redelijk’ bijdraagt aan het blijven meedoen aan de maatschappij. Deze scores zijn bijna identiek aan de benchmarkgemeenten, maar wel iets lager dan in 2011 (respectievelijk 82% en 79%).
-
Cliënten die voorzieningen ontvangen geven een 7,6 voor de totale tevredenheid over de Wmovoorziening(en). In de referentiegemeenten is deze score een 7,5.
- RIGOM RIGOM heeft in de maand mei voor personenalarmering, maaltijdservice en cursussen en activiteiten onderzocht hoeveel mensen er in 2012 gestopt zijn, wat de reden hiervoor is geweest en of ze alternatieven hebben gevonden. In dit onderzoek zijn de mensen die zijn overleden of verhuisd naar een verzorgings- of verpleeghuis niet meegenomen. De belangrijkste uitkomsten: -
3% van de ruim 800 deelnemers is gestopt met personenalarmering. Een derde hiervan geeft aan dat de prijs één van de redenen of de enige reden was.
-
Van de deelnemers die gestopt zijn met de maaltijdservice (152 van de 562 deelnemers) geeft 4% aan dat de prijs één van de redenen of de enige reden was om te stoppen. 70% van de respondenten die gestopt zijn geeft aan dat zij inmiddels weer zelf kunnen koken.
-
10% van de ruim 2.500 mensen is gestopt met activiteiten en cursussen. Van de respondenten uit Oss geeft 28% (van de 250 personen) aan dat de prijs één van de redenen of de enige reden was om te stoppen.
Conclusie: bij de cursussen en activiteiten van RIGOM zien we het meeste effect. Dit zal in het bestuurlijk overleg met RIGOM nader besproken worden. We vinden dit op voorhand niet persé een negatieve ontwikkeling, omdat RIGOM zich hiermee meer gaat richten op haar kerntaak. Voor cursussen zijn elders ook voldoende alternatieven beschikbaar. Bij personenalarmering en maaltijdservice is het effect van de bezuinigingen te verwaarlozen.
142
Monitor eerdere bezuinigingen, maatschappelijke effecten
-
naar inhoudsopgave
Aanzet, MEE, RIGOM en Vivaan
Sinds (de bezuinigingen van) de programmabegroting 2012-2015 zijn de ontwikkelingen snel gegaan. Deze zijn natuurlijk in het bijzonder ingegeven door de transities in het sociale domein. De gemeenten in de regio Brabant Noordoost-oost hebben in het kader van de transitie AWBZ de nieuwe opdracht voor het welzijnswerk geformuleerd. In Oss hebben we deze opdracht neergelegd bij Aanzet, MEE, RIGOM en Vivaan. Zij zijn met elkaar een nieuwe manier van werken aan het ontwikkelen. Vanaf september 2013 is in Oss een aantal pilots gestart om samen ervaring op te doen en de nieuwe aanpak verder te ontwikkelen. Daarmee wordt een belangrijke stap gezet om de welzijnsinstellingen effectiever en efficiënter samen te laten werken. Hiermee gaan deze instellingen zich ook meer richten op hun kerntaak, namelijk het ondersteunen van (kwetsbare) burgers. - Vluchtelingenwerk Er is door de bezuiniging op uren van beroepskrachten minder tijd voor begeleiding van vrijwilligers en cliënten. Vluchtelingenwerk geeft aan dat problemen vaker dan voorheen escaleren of onopgemerkt blijven. Er kan minder snel en minder adequaat gereageerd worden. Wel is de uitstroom van vrijwilligers beperkt gebleven. Voor 2013 en verder zijn extra rijksgelden beschikbaar gesteld voor maatschappelijke begeleiding van vluchtelingen. Voor een deel zet Oss deze gelden in voor begeleiding. Gelden zijn echter alleen beschikbaar voor mensen met een verblijfsvergunning van 2013 en verder. Hoe vangen we het op? -
Voor schuldhulpverlening is in de 3O-ontwikkelingen van programma 12 (onderdeel Meicirculaire 2013: uitvoeringskosten WWB) een additioneel inhuurbudget opgenomen.
-
Voor maatschappelijke opvang is het van belang de ketenregie te continueren en goede afspraken te maken met de verschillende partners. Ook de inzet van preventieve woonbegeleiding via het Verdihuis blijft van belang.
-
De conclusies van het onderzoek over personenalarmering, maaltijdservice en cursussen en activiteiten van RIGOM zullen besproken worden in het bestuurlijk overleg met RIGOM.
6. Kunst en cultuur Waar bezuinigen we op? Met ingang van 2012 zijn de subsidies voor de culturele amateurorganisaties met 10% verlaagd. De professionele instellingen (theater De Lievekamp, Muzelinck en De Groene Engel, bibliotheek, Volksuniversiteit, Museum Jan Cunen met Stadsarchief en gemeenschappelijke regeling BHIC) hebben met ingang van 2012 te maken gekregen met een gefaseerde verlaging van de subsidie met 10%. Zij hebben 3 jaar de tijd gekregen om deze verlaging in te voeren om frictiekosten (bijvoorbeeld als gevolg van gedwongen ontslagen) te vermijden. Het is de bedoeling dat in 2014 het laatste deel van deze bezuiniging doorgevoerd is. De amateurorganisaties en de professionele instellingen ontvangen geen indexering over de subsidies. Vanaf 2015 zullen we € 200.000 extra bezuinigen op cultuur. Met de bibliotheek en Muzelinck is overeengekomen dat zij hiervan respectievelijk € 100.000 en € 50.000 op zich zullen nemen. Voor de overige € 50.000 maken we in het kader van de herziening van het cultuurbeleid (planontwikkeling najaar 2013) een aanvullend voorstel. In het najaar van 2013 ontwikkelen we namelijk een nieuwe visie op het cultuurveld in Oss in het kader van een aanvullende bezuiniging van € 850.000 op cultuur (€ 800.000 + het restant van € 50.000 hierboven). Bij de toelichting op de bezuinigingsvoorstellen in programma 6 zijn we hier nader op ingegaan.
143
Monitor eerdere bezuinigingen, maatschappelijke effecten
naar inhoudsopgave
Welke negatieve effecten kan dit hebben? We hebben in 2012 en 2013 de subsidies aan de culturele sector verlaagd, maar wel alle voorzieningen gehandhaafd. De bezuinigingen van de afgelopen jaren in combinatie met de slechte economische situatie, waardoor mensen minder uitgeven aan cultuur, kunnen tot negatieve effecten leiden: -
Er treedt een afname van werkgelegenheid op bij de professionele instellingen.
-
Er treedt een afname van bezoekersaantallen op bij de professionele instellingen.
-
Het aantal (jeugd)leden van amateurorganisaties kan gaan dalen.
-
Er kunnen minder evenementen worden ondersteund wat wellicht tot een afname leidt.
Het is niet te voorspellen of bewoners van Oss minder aan cultuurbeleving of participatie zullen gaan doen als gevolg van de bezuinigingen. Het is denkbaar dat men op individueel of organisatieniveau compenserende maatregelen ontwikkelt. We zien wel dat bij Muzelinck, theater De Lievekamp, Museum Jan Cunen en het Vlakglasmuseum het aantal cursisten c.q. bezoekers afneemt. Hoe meten we dit en wanneer zien we de effecten? Om de effecten van de bezuinigingen op de mate van participatie van inwoners van de gemeente Oss te volgen, maken we gebruik van de volgende instrumenten: -
Het aantal fte’s in de professionele gesubsidieerde culturele sector in Oss (jaarlijks beschikbaar via
Onderzoek & Statistiek). Omschrijving Poppentheater ‘MARAG’
2009
2010
2011 2012
2
2
2
2
29,1
25,5
19,3
18,9
Bibliotheek Lith
1,3
1,0
Bibliotheek Ravenstein
2,1
1,4
Theater De Lievekamp
Bibliotheek Berghem Bibliotheek Maasland – Oss
2,1
2
0,9
1,3
1,2
1,1
21,9
19,9
20,1
22,2
Museum Jan Cunen/Stadsarchief
11,1
11,3
12,5
11,8
Muzelinck/De Groene Engel
30,2
30,9
29,5
27,1
144
naar inhoudsopgave
Monitor eerdere bezuinigingen, maatschappelijke effecten
- Bezoekersaantallen bij professionele instellingen (jaarlijks beschikbaar via Onderzoek & Statistiek). Omschrijving Muzelinck cursisten kortlopende cursussen Muzelinck cursisten jaarcursussen Bibliotheekleden
2009
2010
893
613
1.475
1.418
21.112
21.260
2011 2012 642
700
1.510
1.268
21.480 22.051
- waarvan jeugd
6.538
6.264
6.069
6.399
- waarvan jongeren
5.286
5.688
6.558
7.472
- waarvan volwassenen
Theater De Lievekamp
9.288
9.308
8.853
8.180
125.000
116.000
109.000
93.726
Groene Engel
41.579
38.221
36.404
36.785
Museum Jan Cunen
21.838
27.426
26.123
20.974
- waarvan onderwijsprojecten
- waarvan individueel
4.730
9.236
7.292
6.982
17.108
18.190
18.831
13.992
Stadsarchief
8.197
6.119
7.576 7.746
- waarvan onderwijsprojecten
2.244
2.348
2.062
- waarvan individueel
Vlakglas- en Emaillemuseum
- waarvan onderwijsprojecten
2.697
5.953
3.771
5.514
5.049
6.610
6.330
6.370
5.027
245
576
590
600
- Het aantal gesubsidieerde evenementen (jaarlijks beschikbaar). Omschrijving Totale subsidiebedrag Aantal evenementen
2009
2010
2011 2012
€ 9.985
€ 9.985
€ 9.985
€ 7.624
7
7
6
8
Naast het monitoren aan de hand van deze kwantitatieve informatie volgen we de effecten van de bezuinigingen door in gesprek te blijven met de amateurinstellingen en de professionele instellingen: -
Minimaal twee keer per jaar vindt er bestuurlijk overleg plaats met de professionele culturele instellingen. Hierin komen financiën en functioneren aan de orde. Daarnaast vindt door het jaar heen ambtelijk overleg plaats.
-
We hebben contact met de amateurorganisaties voor kunst en cultuur. Elke amateurorganisatie uit de cultuur die subsidie ontvangt stuurt jaarlijks (einde van het jaar) een financieel en activiteitenverslag in als onderbouwing van de subsidieaanvraag voor het volgende jaar. Uit deze gegevens blijkt hoe de organisatie zich ontwikkelt. Daarnaast vindt door het jaar heen ambtelijk overleg plaats.
-
We hebben een domeinoverleg cultuur. Met ingang van 2012 is er jaarlijks een centraal domeinoverleg in het kader van het Integraal Voorzieningenbeleid (IVB). Hierbij is er direct contact tussen de gemeente en culturele organisaties over hun ontwikkeling, als uitgangspunt voor ons beleid. De effecten van de bezuinigingen kunnen hierin ook besproken worden. Het eerste overleg van 2013 heeft plaatsgevonden. We hebben geen signalen ontvangen van duidelijke negatieve effecten in de amateursector als gevolg van de bezuinigingen.
Hoe vangen we het op? De gemeentelijke bijdrage aan kunst en cultuur neemt af. We doen een groter beroep op de eigen kracht, creativiteit en zelfredzaamheid van de instellingen en inwoners om activiteiten en voorzieningen te laten bestaan. De domeinoverleggen hebben de invalshoek om deze zelfredzaamheid te bevorderen. Zo is er in 2012 bijvoorbeeld toegelicht hoe crowd-funding werkt als alternatieve manier van sponsorgeld vinden. In het overleg van dit voorjaar is de mogelijkheid van onderlinge uitwisseling van kennis en kunde besproken.
145
Monitor eerdere bezuinigingen, maatschappelijke effecten
7.
naar inhoudsopgave
Sport en recreatie
Waar bezuinigen we op? Vanaf september 2012 hebben we de huurtarieven voor sportverenigingen die gebruik maken van gemeentelijke sportaccommodaties verhoogd. Daarnaast hebben we vanaf 2012 10% bezuinigd op de voorzieningen in het vrijetijdsdomein exclusief de amateursport. Vanaf 2014 dragen we het niet-specialistische onderhoud van beplantingen op de sportparken over aan de buitensportverenigingen. De verenigingen kunnen ook kiezen voor een tariefverhoging. Die gaat dan stapsgewijs in per 1 juli 2014 en 1 juli 2015 met telkens 10%. Welke negatieve effecten kan dit hebben? Een mogelijk positief effect van deze maatregelen is dat het de clustering van sportparken bevordert. Ook kan het een stimulans zijn voor meer samenwerking tussen sportverenigingen en de verdere ontwikkeling naar maatschappelijk ondernemende verenigingen. Deze maatregelen kunnen het gebruik en de bezetting van gemeentelijke sportvoorzieningen mogelijk ook negatief beïnvloeden. De deelname aan georganiseerde sport en andere vrijetijdsactiviteiten van inwoners van de gemeente kan afnemen. Mogelijk leven mensen daardoor minder gezond. De hogere kosten en misschien lagere inkomsten (minder leden, sponsors, reclame) kunnen de financiële positie van verenigingen verzwakken. Dit kan het voortbestaan van sommige verenigingen bedreigen. Verder krijgen de sportparken misschien een soberder uitstraling als het onderhoud van beplantingen niet professioneel gebeurt. Hoe meten we dit en wanneer zien we de effecten? Om de effecten van de bezuinigingen te volgen maken we gebruik van de volgende instrumenten: - Aantallen jeugdleden (tot 18 jaar) die lid zijn van een sportvereniging. Jaarlijks krijgen we in oktober inzicht in deze cijfers. In 2012 hebben we aan 7.102 jeugdleden onder de 18 subsidie verstrekt. In 2011 waren er 7.145 jeugdleden onder de 18 jaar lid van een sportvereniging. De verwachting is dat het aantal jeugdleden bij sportverenigingen zal verminderen door demografische ontwikkelingen. - De Sportmonitor. Het Sport Expertise Centrum (SEC) voert eens per twee jaar de Sportmonitor uit. Deze geeft inzicht in de mate van sport- en beweegdeelname van inwoners van de gemeente vanaf 18 jaar. De landelijke ‘combinorm bewegen’ gaat uit van een half uur matig intensieve lichamelijke activiteit op tenminste vijf dagen van de week en/of drie keer per week gedurende 20 minuten intensief bewegen. Volgens de Sportmonitor 2011 voldoet 54% van de Ossenaren aan de combinorm. We streven naar 60% in 2015. De volgende Sportmonitor wordt in 2014 uitgevoerd. - Contact en overleg met sportverenigingen. We blijven in gesprek met sportverenigingen, onder andere door regelmatig overleg. In 2012 hebben we hiervoor de Sportalliantie opgericht, met 13 vertegenwoordigers uit binnensport, buitensport, watersport en commerciële sport. Ook zijn we in 2012 gestart met het halfjaarlijkse domeinoverleg met de sport. Dit overleg is onderdeel van het IVB. Hierin kunnen we onder andere de effecten van de bezuinigingen gezamenlijk volgen. We hebben in 2012 en 2013 vier keer overleg gehad met de Sportalliantie over sportaccommodaties en sportstimulering. – De financiële documenten, die sportverenigingen jaarlijks in oktober aanleveren, informeren ons ook over hun bedrijfsmatige situatie. Verder bespreken we aan het begin van elk seizoen met de buitensportverenigingen het onderhoudsprogramma op de sportparken. Zo houden we zicht op het onderhoud en de kwaliteit van de accommodaties. - Overlegstructuur vrijetijdsdomein. Er is periodiek overleg met alle (professionele) organisaties in dit domein. Hierin komen de effecten van de bezuinigingen en economische ontwikkelingen aan de orde. In het voorjaarsoverleg van 2013 zijn geen knelpunten als gevolg van de bezuinigingen naar voren gekomen. - De gezondheidstoestand van inwoners. Deze volgen we door gebruik te maken van de gezondheidsmonitor van de GGD die eens per vier jaar wordt uitgevoerd.
146
Monitor eerdere bezuinigingen, maatschappelijke effecten
naar inhoudsopgave
Om de effecten van de bezuinigingen op de subsidie van het Golfbad te volgen, hebben we periodiek overleg met het bestuur van het Golfbad. Daarnaast krijgen we jaarlijks gegevens van het Golfbad over bezoekersaantallen en financiën. Het Golfbad heeft, ondanks een verhoging van de toegangsprijzen, in 2012 een stabiel aantal bezoekers getrokken (414.700). In 2011 was er een recordaantal van 447.000 bezoekers. Hoe vangen we het op? - We hebben het Sport Expertise Centrum (SEC) de opdracht gegeven sportverenigingen te ondersteunen. Hiermee verhogen we de kwaliteit van sportverenigingen. Ook zet het SEC in op sportstimuleringsprojecten, gericht op jeugd en inwoners met een bewegingsachterstand, onder andere om de gezondheid te bevorderen. Hiermee verhogen we de toegankelijkheid van sport en bewegen. Het SEC zet 400 uur per week in op sportstimulering. In 2013 ondersteunt het SEC 14 sportverenigingen (in 2012 waren dit er 19) en wekelijks maken ongeveer 500 kinderen gebruik van het activiteitenaanbod via scholen. - Verenigingen ontvangen een subsidiebedrag per jeugdlid tot 18 jaar. - Uit landelijk onderzoek blijkt dat steeds meer mensen ervoor kiezen om buiten verenigingsverband te sporten of te bewegen. Zij maken gebruik van eigen of commerciële voorzieningen en de openbare ruimte. Momenteel is de verhouding van het aantal deelnemers tussen verenigingssporten en nietverenigingssporten ongeveer gelijk. - Zoals in programma 4 ook is aangegeven zijn we in 2013 gestart met de Voorzieningenkaart 2030 als onderdeel van het Integraal Voorzieningenbeleid. Het lokale netwerk van de toeristisch-recreatieve informatievoorziening voor bewoners en bezoekers van de gemeente wordt verbeterd. De efficiency en samenwerking tussen de voorzieningen zoals VVV, TIR (Toeristisch Informatiepunt Ravenstein) en TIM (Toeristisch Informatiepunt Megen) wordt verhoogd door de inzet van een medewerker die hier specifiek mee belast is (met ingang van 2013). Het nieuwe beleid gaat meer uit van de eigen kracht, energie en creativiteit van de belangengroepen en partners in het vrijetijdsdomein.
8.
Mobiliteit en openbare ruimte
Waar bezuinigen we op? Ingeboekte bezuinigingen in de openbare ruimte hebben met name betrekking op aanpassing van de onderhoudskwaliteit en inrichtingskwaliteit van de openbare ruimte. Voor een deel is het versobering, voor een deel gaat het om een andere invulling met lagere onderhoudskosten. We willen enkele onderdelen van de openbare ruimte verkopen. Het gaat dan om minder functionele ruimte, reststroken of al in gebruik genomen ruimte. Ook hebben we budget voor het honoreren van wensen voor voorzieningen en aanpassingen in de openbare ruimte verlaagd en gaan we efficiënter om met inspraak. Binnen de openbare verlichting verlagen we de energiekosten door deels over te schakelen naar nachtschakeling, dimmen of de invoering van dynamische openbare verlichting. Voor het onderhoud van groen zijn minder middelen beschikbaar door het wegvallen van een uitkering van IBN-dividend. We compenseren dat door uitbreiding van werkzaamheden aan met name de sociale werkvoorziening. We genereren extra inkomsten uit het verhogen van de hondenbelasting en maatregelen in betaald- en vergunningparkeren. De extra inkomsten uit parkeren besteden we via een reserve mobiliteit aan maatregelen uit het meerjareninvesteringsprogramma mobiliteit (MIPMo). De bezuiniging waarmee we inkomsten wilden realiseren door reclame-uitingen in de openbare ruimte draaien we terug.
147
naar inhoudsopgave
Monitor eerdere bezuinigingen, maatschappelijke effecten
Welke negatieve effecten kan dit hebben? Bovenstaande maatregelen hebben effect op de beleving en waardering van de openbare ruimte door bewoners, bedrijven en bezoekers. Het kan zijn dat een deel van de ingeboekte bezuinigingen leidt tot een minder geaccepteerd beeld of mindere waardering. Ook kan er een toename van klachten over beheer en onderhoud van de openbare ruimte zijn. Hoe meten we dit en wanneer zien we de effecten? De uitvoering van een aantal bezuinigingsmaatregelen, zoals het omvormen van groenarealen en de verkoop van delen van de openbare ruimte is net gestart of moet nog ingevuld gaan worden. De eerste resultaten en effecten zijn in de tweede helft van 2013 merkbaar, wanneer omvorming is afgerond en de eerste gazons groen zijn. Om de effecten van de bezuinigingen te volgen, maken we gebruik van de volgende instrumenten: - Het aantal geregistreerde meldingen over de openbare ruimte bij het Omgevingsloket (jaarlijks). - Het aantal geregistreerde ongevallen (bron: BRON/LMR). - Scores voor leefbaarheid, veiligheid en woonomgeving op de gemeentelijke veiligheidsmonitor
(periodiek onderzoek, laatste onderzoek in 2011).
De laatste gegevens voor deze onderdelen geven we hierna weer. Aantal geregistreerde meldingen bij het Omgevingsloket Omschrijving Totaal meldingen openbare ruimte
2009 2010
2011 2012
10.056
10.964
10.675
10.712
Onderhoud wegen en groen
3.752
3.856
3.606
3.179
Onderhoud openbare verlichting
1.285
1.337
1.426
1.249
231
154
157
141
Onderhoud riolering
Aantal geregistreerde ongevallen Omschrijving
2009 2010
Dodelijke slachtoffers
1
Ziekenhuisopname
2011 2012
4
1
19 13
3
1 3
Spoedeisende hulp
40
11
3
4
Licht gewond
10
2
2
0
Scores leefbaarheid, veiligheid en woonomgeving Omschrijving
2009 2011
Tevredenheid onderhoud wegen/paden/pleintjes (%)
69
70
Tevredenheid onderhoud perken/plantsoenen/parken (%)
69
70
Tevredenheid straatverlichting (%)
71
71
3,3
2,8
Percentage mensen dat vindt dat hun buurt achteruit is gegaan
14
14
Tevredenheid voorzieningen voor jongeren in de buurt (%)
41
21
Tevredenheid voorzieningen voor kinderen in de buurt (%)
57
59
Tevredenheid over aandacht gemeente verbetering van de buurt (%)
54
50
Tevredenheid parkeergelegenheden in de buurt (%)
50
50
Tevredenheid openbaar vervoer (%)
39
37
Mate van verloedering (belevingsscore)
148
Monitor eerdere bezuinigingen, maatschappelijke effecten
naar inhoudsopgave
Hoe vangen we het op? We vinden het van belang om goed te communiceren over bezuinigingsmaatregelen. Zowel over de noodzaak, de opties en afwegingen als de invulling. Daarmee kunnen we draagvlak creëren voor de keuzes. Daarnaast betrekken we inwoners en bedrijven bij de concrete uitwerking en invulling daarvan. Alternatieven kunnen dan tijdig worden ingebracht en afgewogen, zodat de betrokkenheid van bewoners bij en de waardering voor de openbare ruimte minimaal blijft zoals die was en mogelijk zelfs versterkt wordt. Ook bieden we inwoners en bedrijven een alternatief voor de keuzes die tot een minder gewenste inrichting of onderhoudssituatie leiden. Bewoners kunnen delen van het beheer en onderhoud van de openbare ruimte overnemen (zelfbeheer). Het kan gaan om kleinschalige projecten als boomspiegels en perken maar ook grootschaliger onderhoud is mogelijk. In 2013 zijn weer enkele nieuwe initiatieven van bewonersgroepen opgestart.
9.
Duurzaamheid en milieu
Waar bezuinigen we op? - In 2012 hebben we de kwijtschelding van de afvalstoffenheffing voor minima eenmalig ten laste van de reserve afvalstoffenheffing gebracht. Sinds 2013 is de kwijtscheldingsregeling een vaste kostencomponent van de afvalstoffenheffing. De kwijtscheldingskosten zitten verrekend in het tarief en komen niet ten laste van de algemene middelen. - We hebben minder capaciteit nodig voor vergunningverlening. Het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) is van toepassing geworden op agrarische bedrijven. De vergunningplicht vervalt voor de meeste bedrijven. Voortaan gelden algemene milieuregels. - Het ISV-fonds (bodemsanering) stopt met ingang van 2015 en daarmee stopt ook de gemeentelijke bijdrage aan dit fonds. - We bieden een deel van onze bossen en natuurgebieden ter adoptie aan. De opbrengst komt ten goede aan de algemene middelen. We zijn bezig met het opzetten van een adoptieplan maar het project heeft vertraging opgelopen. Hierdoor gaan we de opbrengst van € 30.000 in 2013 waarschijnlijk niet realiseren. Dat proberen we binnen de overige budgetten op te vangen. - We bezuinigen in 2013 en 2014 10% op de vaste inwonerbijdrage van het RMB. Onze vaste inwonersbijdrage wordt gebruikt voor het vormen van het regionale beleidsbudget van het RMB (type 1-taken). - Met ingang van 2015 willen we een bedrag van € 120.000 bezuinigen op onze volledige inwonerbijdrage aan het regionale beleidsbudget van het RMB. In september 2013 gaat de Omgevingsdienst Brabant-Noord (ODBN) van start. De uitvoeringstaken van het RMB gaan één op één over naar de ODBN. We willen geen overgang van de regionale beleidstaken. We onderzoeken met de RMB-gemeenten of we de type 1-taken gezamenlijk kunnen beëindigen om de kosten van beëindigen te beperken. Is een gezamenlijk besluit niet haalbaar, dan zal Oss het regionaal samenwerkingsbudget (type 1-taken) individueel opzeggen. We moeten dan rekening houden met de opzegtermijn en opzeggingskosten. Zoals in de voorjaarsnota ook is aangegeven is de bezuiniging van € 43.000 in het kader van maximaal zelfregulerende handhaving bij agrarische inrichtingen niet meer haalbaar door de vorming van de Omgevingsdienst. Welke negatieve effecten kan dit hebben? - De kwijtscheldingsregeling is een vaste kostencomponent van de afvalstoffenheffing. Tekorten op de jaarrekening worden opgevangen met de reserve afvalstoffenheffing. In deze crisistijd verwachten we een toename van het aantal minima. De druk op de reserve afvalstoffenheffing wordt groter. Is de reserve niet meer toereikend, dan worden de kwijtscheldingskosten verrekend in de afvalstoffenheffing voor het volgende jaar. Dit leidt tot een hogere afvalstoffenheffing voor onze inwoners.
149
Monitor eerdere bezuinigingen, maatschappelijke effecten
naar inhoudsopgave
- Er worden minder milieuvergunningen verleend en er vindt minder vooroverleg plaats. Het accent verschuift hierdoor naar handhaving. Dit leidt mogelijk tot meer milieuklachten en meer handhavingsinzet. - Het ISV-fonds maakt herontwikkeling van bodemverontreinigde locaties zonder humaan risico mogelijk. Bodemsaneringen leiden tot een verhoging van de exploitatiekosten. Deze kosten komen na 2015 voor rekening van de projectontwikkelaar. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen kunnen hierdoor vertragen of stagneren. - Van de adoptie van bos- en natuurterreinen verwachten we geen negatieve effecten. De gemeente blijft verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud. - De bezuiniging van 10% op de vaste inwonerbijdrage van het RMB heeft weinig effect op onze duurzaamheids- en milieuambities. Oss is in de RMB-regio één van de koplopers op het gebied van milieu en duurzaamheid. Wij delen onze ervaring en kennis met onze collega-gemeenten. - De bezuiniging van € 120.000 op onze volledige vaste inwonerbijdrage heeft mogelijk wel een negatief effect op onze duurzaamheids- en milieuambities. Een deel van het regionaal beleidsbudget van het RMB komt ten goede aan Oss door regionale samenwerkingsprojecten. Door deze bezuiniging financieren we regionale projecten voortaan met ons eigen budget. Het milieu- en het duurzaamheidsbudget staan onder druk. Dit komt door de in programma 9 opgenomen bezuiniging van € 40.000 met ingang van 2014. Maar ook door de ingeboekte bezuiniging van 1fte op programma 9 met ingang van 2015. We gaan daarom onze ambities herijken, faseren en zelfs afstellen, met mogelijk negatieve gevolgen voor de kwaliteit van onze leefomgeving. Hoe meten we dit en wanneer zien we de effecten? - Met ingang van 2015 monitoren we het aantal handhavingszaken bij agrarische bedrijven vanwege het
mogelijke effect op de volksgezondheid.
- Met ingang van 2015 monitoren we of ruimtelijke ontwikkelingen stagneren door bodemvervuiling. - Met ingang van 2014 registreren we het aantal adopties van bos- en natuurgebieden. - In 2016 voeren we een milieuhinderbelevingsonderzoek uit. Dit onderzoek maakt deel uit van de periodieke
Gezondheidsmonitor van de GGD. We meten of onze inwoners hun leefomgeving schoon, gezond en veilig
ervaren. Hoe vangen we het op? - We zijn in gesprek met de gemeenteraad over de herijking van ons afvalbeleid. Uitgangspunten zijn meer verantwoordelijkheid voor de burger en kostenbesparing. De raad heeft eind 2012 de opdracht gegeven drie maatregelen uit te werken. In het eerste kwartaal van 2014 kiest de raad het definitieve maatregelenpakket. Deze keuze bepaalt welke milieudoelstellingen en welke kostenbesparingen we gaan halen. - Agrarische ondernemers moeten goed worden voorgelicht over de nieuwe milieuregels die voor hun bedrijf gelden. Dit kan handhavingsacties aan de achterkant voorkomen. Het Rijk heeft een voorlichtingscampagne opgezet. De aanpak van overlast zullen we goed afstemmen met de Omgevingsdienst. - Om deelnemers te werven voor het adoptieproject van bos- en natuurgebieden zetten we een communicatietraject op. - In 2014 starten we de voorbereidingen voor het nieuwe milieubeleidsplan. Volksgezondheid blijft voor ons leidend in de prioritering. Ook ons duurzaamheidsbeleid draagt bij aan een gezonde leefomgeving. We zijn in 2013 aan de slag gegaan met de ontwikkeling van een lokaal gezondheidskader voor veehouderijen. Dit doen we in dialoog met burgers en ondernemers in het buitengebied. In 2014 hebben we een visie op de gezondheidsrisico’s rond veehouderijen. We stellen de raad een maatregelenpakket voor om deze gezondheidsrisico’s te beperken.
150
Monitor eerdere bezuinigingen, maatschappelijke effecten
naar inhoudsopgave
10. Ruimtelijke ontwikkeling en wonen Waar bezuinigen we op? - We hebben besloten de Kunstkamer op te heffen. Daarnaast is het aantal deskundigen van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit teruggebracht en is het aantal bijeenkomsten van de commissie verminderd. - Voor het in behandeling nemen van afzonderlijke verzoeken om ruimtelijke ontwikkeling worden per verzoek kosten in rekening gebracht (€ 400 per verzoek). - Door de leges voor de omgevingsvergunning te verhogen wordt de kostendekkendheid hiervan verhoogd. Daarnaast worden de leges voor afwijkingen van bestemmingsplannen verhoogd, waardoor ook hier de kostendekkendheid toeneemt. - Het budget voor ruimtelijke ordening/ontwikkeling wordt verlaagd. Welke negatieve effecten kan dit hebben? - De opheffing van de Kunstkamer heeft geen directe negatieve effecten gehad. Hoewel het aantal leden is teruggebracht blijft de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit goed functioneren. De kwaliteit van de adviezen blijft goed. Het aantal bijeenkomsten wordt bepaald door het aantal plannen en is sterk teruggelopen als gevolg van de recessie. Als de economie aantrekt zal het aanbod weer toenemen waardoor meer bijeenkomsten nodig zijn. - Het in rekening brengen van kosten voor het in behandeling nemen van afzonderlijke verzoeken om ruimtelijke ontwikkeling werpt een financiële drempel voor aanvragers op. Tot nu toe is niet gebleken dat er minder aanvragen zijn als gevolg van die drempel, het aantal aanvragen wordt vooral bepaald door de economische situatie. - Door verhoging van de leges voor de omgevingsvergunning en afwijkingen van bestemmingsplannen stijgen de kosten voor de vergunningaanvrager. - Door het verlagen van het budget voor ruimtelijke ordening/ontwikkeling wordt minder uitgebreid geadviseerd en slechts bij uitzondering gereageerd op voorstellen van hogere overheden. Hoe meten we dit en wanneer zien we de effecten? Om de effecten van de bezuinigingen te volgen, maken we gebruik van de volgende instrumenten: - We vergelijken het aantal ingediende afzonderlijke verzoeken met het aantal in het voorgaande jaar ingediende afzonderlijke verzoeken. Aan de hand van de in het jaar ingediende klachten/bezwaren vormen we ons een beeld van de effecten van het in rekening brengen van een vergoeding. - De kosten van de omgevingsvergunning en behandeling van verzoeken om afwijkingen van het bestemmingsplan worden permanent gemeten. De hoogte van de leges wordt hierop afgestemd. Deze afstemming gebeurt één keer per jaar bij het actualiseren van de belastingverordeningen. - Bij ruimtelijke ordening/ontwikkeling is maatwerk nodig. Per situatie wordt een keuze gemaakt om al dan niet aandacht te besteden aan beleidsvoorstellen van het Rijk en de provincie. Er zullen geen directe effecten optreden. Hoe vangen we het op? - De Kunstkamer is opgeheven. Indien noodzakelijk wordt op ad hoc basis advies ingewonnen. - Als het beleid van hogere overheden van direct belang is voor de gemeente stellen we zeker een reactie op. Dit heeft nog geen knelpunten opgeleverd.
151
Monitor eerdere bezuinigingen, maatschappelijke effecten
naar inhoudsopgave
11. Economie Waar bezuinigen we op? Het beleidsbudget van programma 11 is structureel met € 25.000 verlaagd. Welke negatieve effecten kan dit hebben? Gezien het geringe bedrag is de verwachting dat deze bezuiniging weinig tot geen negatieve effecten zal hebben. Er kan minder geld uitgegeven worden aan ondersteunende onderzoeken. Hoe meten we dit en wanneer zien we de effecten? Om de effecten van de bezuinigingen op de ondernemers te meten voeren we om de twee jaar een benchmark Ondernemersklimaat uit. Uit dit onderzoek komen scores voor het ondernemersklimaat en de gemeentelijke dienstverlening. Eind 2012 hebben we TNS Nipo de opdracht gegeven om een onderzoek te starten. Dit onderzoek is in de eerste helft van 2013 afgerond. De uitkomsten van de benchmark zijn ongeveer gelijk gebleven in vergelijking tot voorgaande jaren. Gezien de moeilijke economische omstandigheden is dat een goed resultaat. De Lithse ondernemers geven met name voor het ondernemersklimaat een hogere waardering (6,1) in vergelijking tot 2010 (5,9). Oss scoort ongeveer gelijk aan de benchmark (6,6 versus 6,8). De dienstverlening wordt door de Osse ondernemers iets beter gewaardeerd (6,4) dan de benchmark (6,1). In Lith geeft men dezelfde waardering voor de dienstverlening als de benchmark. De bezuiniging in programma 11 is overigens niet te herleiden tot een wijziging in één van deze scores. Hoe vangen we het op? We proberen de bezuiniging op te vangen door meer samenwerking te zoeken met andere partijen met dezelfde doelen, zoals de Kamer van Koophandel, de Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij (BOM), de provincie en het Rijk. Door deze samenwerkingsverbanden krijgen we toegang tot subsidies en bijdragen, zoals bij OLSP, het masterplan Bedrijventerreinen Oss en parkmanagement is gebleken.
12. Organisatie Waar bezuinigen we op? De ambtelijke organisatie heeft de opdracht gekregen taakstellend een bedrag van € 3.150.000 op de bedrijfsvoering te besparen. Daarnaast is een bedrag van € 325.000 benodigd om het opleidingsbudget op de norm van 2% van de loonsom te houden en een organisatieontwikkelingsbudget te behouden. In het verleden werden deze gelden via de programmabegroting steeds incidenteel beschikbaar gesteld. Nu ligt er een opdracht om deze zelf in te verdienen. Om beide opdrachten te realiseren is begin 2010 met het zogenaamde doelmatigheidsonderzoek gestart. Op basis daarvan is een pakket aan maatregelen vastgesteld met onder andere minder inhuur, formatiereducties, efficiënter inkopen, handhaving gesloten salarissysteem en een versobering van tertiaire arbeidsvoorwaarden. Een belangrijk onderdeel van het traject is het programma SLIM (lean), dat in de hele organisatie doorgevoerd zal worden. Alle werkprocessen worden in de periode 2012-2014 onderzocht en nieuwe werkprocessen zullen zo efficiënt mogelijk ingericht worden.
152
Monitor eerdere bezuinigingen, maatschappelijke effecten
naar inhoudsopgave
Naast deze besparing op de organisatie is in de programmabegroting 2012-2015 besloten een aantal taken niet meer uit te voeren of te verminderen. Deze besparing op de formatie loopt op tot een bedrag van € 320.000 in 2015. Hiermee komt de totale bezuinigingsopgave van de organisatie op € 3,8 mln. Welke negatieve effecten kan dit hebben? Waar we bijdragen vragen van onze inwoners, bedrijven en instellingen, doen we dat ook van de eigen gemeentelijke organisatie. Wat er ‘buiten’ bezuinigd wordt, doen we ook ‘binnen’. Het uitgangspunt bij de doelmatigheid is dat wordt bespaard zonder dat de burger het merkt, dus met behoud van de kwaliteit/kwantiteit van de dienstverlening. Dat heeft wel tot gevolg dat de druk op de interne organisatie groter wordt. Een aantal maatregelen heeft betrekking op arbeidsvoorwaarden, deze zijn soberder geworden. Medewerkers accepteren en begrijpen dat in tijden van bezuinigingen. Processen zijn of worden efficiënter ingericht. Soms gaat dat door slimme acties maar al met al wordt de werkdruk op diverse fronten groter. Er wordt hoe dan ook meer of hetzelfde verwacht met minder middelen. Door de bezuinigingen zullen de nodige formatieplaatsen komen te vervallen. Medewerkers zullen hun functie verliezen, wat zorgt voor onzekerheid en onrust. Hoe meten we dit en wanneer zien we de effecten? Om de effecten en de realisatie van de bezuinigingen te kunnen meten, maken we gebruik van de volgende onderzoeken en indicatoren: 1. Personele capaciteit: jaarlijks verloop van het aantal fte’s en inhuur Het gaat hierbij om onze productiecapaciteit die in samenhang met elkaar bekeken moet worden. -
Aantal fte’s
De personele capaciteit loopt vanaf 1 januari 2011 gestaag verder terug. Op 1 januari 2011 was de formatie 688 fte, per 1 januari 2012 649 fte en per 1 januari 2013 639 fte. Op basis van de vertaling van de financiële taakstelling (€ 3,8 miljoen) naar de formatie komt deze uiteindelijk uit op circa 600 fte. - Inhuur De inhuur is in 2012 ten opzichte van 2011 met een bedrag van bijna € 1 miljoen gedaald (2011: € 8.060.000 en 2012: € 7.071.000). De daling van de inhuur is op hoofdlijnen als volgt te verklaren: A. Minder inhuur op investeringen. De investeringen in accommodaties zijn in 2012 teruggelopen
(het gemeentehuis was bijvoorbeeld in 2011 klaar).
B. Minder inhuur op IUP-projecten doordat hiervoor vaste formatie is aangenomen (goedkoper). C. Een deel van de vacatures is niet opgevuld met inhuur maar met eigen mensen via interne mobiliteit. - Mobiliteit De inspanningen op het gebied van personele mobiliteit hebben in 2012 de volgende resultaten opgeleverd:
-
instroom
16 medewerkers
-
doorstroom
30 medewerkers
-
uitstroom
33 medewerkers
We verwachten dat we de personele gevolgen van de bezuinigingen kunnen opvangen met extra inspanningen op onze mobiliteitsactiviteiten.
153
Monitor eerdere bezuinigingen, maatschappelijke effecten
naar inhoudsopgave
2. Structurele besparingen in euro’s We monitoren de besparingen per proces en de realisatie van de totale oplopende taakstelling naar € 3,8 miljoen (€ 3.150.000 + € 325.000 + € 320.000). Deze besparingen worden gerealiseerd door de diverse maatregelen uit de doelmatigheidsoperatie. De ingezette maatregelen leveren conform de meerjarenplanning de gewenste bijdrage. Met operatie SLIM dient de laatste structurele bezuiniging van € 1,5 miljoen gerealiseerd te worden, deze loopt op schema. 3. Overheadnorm In 2009 is de overheadnorm (fte’s van ondersteunende functies) vastgesteld op maximaal 27%. Dit monitoren we jaarlijks. Bij de vaststelling van deze overheadnorm was het percentage per 1 januari 2009 28,7%. De overhead zat per 31 december 2012 op een percentage van 28,6%. In 2013 worden met behulp van SLIM de werkprocessen van de overhead efficiënter ingericht waarbij de streefnorm van 27% leidend is. 4. Tevredenheid medewerkers Het monitoren van de tevredenheid en het welbevinden van de medewerkers via het MTO (Medewerker Tevredenheids Onderzoek). Het laatste onderzoek is in 2011 gehouden met een totale tevredenheidsscore van 7,9. Het volgende organisatiebrede onderzoek staat voor 2014 gepland. Tussentijds worden specifieke tevredenheidsonderzoeken gehouden bij afdelingen waar organisatieveranderingen spelen. 5. Ziekteverzuim We volgen jaarlijks de ontwikkeling van het ziekteverzuim van de medewerkers. In 2010 en 2011 lag het ziekteverzuim rond de 5,24%. Het cijfer is in 2012 gestegen naar 5,96% (het landelijk gemiddelde ziekteverzuimcijfer in 2012 was 5,3%). Dat is een zorgelijke ontwikkeling waar nu extra aandacht voor is door het vroegtijdig signaleren en contact maken met zieke medewerkers, alternatieve inzet op andere taken, gerichte verzuimgesprekken en trainingen. Hoe vangen we het op? Het management heeft een belangrijke taak in het volgen van de ontwikkeling van de werkdruk en daar waar nodig in te grijpen. Dat is een kerntaak van een leidinggevende, maar in deze tijden is er waar nodig extra veel aandacht voor de begeleiding van medewerkers. Er is een mobiliteitsbeleid opgesteld om te zorgen dat we ook in de toekomst een goede aansluiting hebben tussen functies en medewerkers. Daarbinnen zorgen we ervoor dat medewerkers die in het kader van de bezuinigingen hun baan verliezen op andere passende functies intern en/of extern herplaatst worden. Dat kan gepaard gaan met een begeleidingstraject waarin bij- of omscholing een belangrijk middel is. Op deze wijze wordt getracht zekerheid te bieden aan de medewerkers. Er is geen vacaturestop afgekondigd, wel wordt zeer kritisch en terughoudend omgegaan met externe werving. Het vertrouwen is groot dat het merendeel van de betreffende medewerkers herplaatst kan worden. Voor de begeleiding van deze trajecten is de afdeling P&O een mobiliteitsbureau gestart. Er is een intensieve samenwerking met andere organisaties aangegaan waardoor mobiliteitskandidaten bredere mogelijkheden hebben met betrekking tot stages, klussen en vacatures. Voor het mobiliteitstraject en de SLIM-operatie is een implementatiebudget aanwezig (reserve doelmatigheid).
154
naar inhoudsopgave
Paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing Beleid Het beleid van de gemeente ten aanzien van risicomanagement is opgenomen in de notitie risicomanagementbeleid. De melding van risico’s die de financiële positie van de gemeente substantieel kunnen beïnvloeden, in zowel de programmabegroting als in het jaarverslag, maakt deel uit van het beleid. Risicomanagement is gedefinieerd als het op gestructureerde wijze identificeren, analyseren en beheersen van risico’s die van invloed zijn op de realisatie van gemeentelijke doelstellingen. De focus ligt op risico’s met een mogelijk substantiële invloed op de financiële positie van de gemeente. Aan het risicomanagement van de gemeente Oss liggen onder andere de volgende uitgangspunten en randvoorwaarden ten grondslag: -
Risicomanagement is onderdeel van de reguliere verantwoordelijkheid van het (lijn)management en is
een cyclisch proces.
-
Er wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van bestaande instrumenten voor risico-identificatie
en -beheersing.
-
Risicobeheersing vindt zoveel mogelijk in de reguliere processen plaats.
-
Toepassing van risicomanagement betekent niet dat alle risico’s voorkomen kunnen worden.
We identificeren risico’s op drie niveaus:
Strategisch
Tactisch
Operationeel
1. Strategisch: Risico’s op het niveau van programma’s De risico’s die voortvloeien uit de programma’s hangen primair samen met de te bereiken doelstellingen. Bij de analyse van de benodigde weerstandscapaciteit zijn met name risico’s met financiële impact van belang. Risico-identificatie gebeurt aan de hand van een aantal risicocategorieën, zoals financiering en rente, samenwerkingsverbanden en overdracht van taken vanuit medeoverheden. Risico’s binnen de voor de gemeente relevante risicocategorieën worden in beeld gebracht. Hierbij maken we ook een schatting van de kans dat het risico zich voor zal doen en de impact dat het risico zal hebben als het zich voordoet. Omdat de strategische risico’s veelal samenhangen met externe factoren, waar we als gemeente niet altijd direct invloed op hebben, is het lastig deze risico’s in alle gevallen voldoende betrouwbaar te kwantificeren. Om inzicht te geven in de strategische risico’s worden deze daarom gevisualiseerd in een risico-matrix. 2. Tactisch: Dienst- en/of afdelingsoverstijgende risico’s Met de analyse van het PIJCOF-kader (personeel, ICT, juridische zaken, communicatie, organisatie en financiën) vindt inventarisatie van risico’s op tactisch niveau plaats. Het gaat om een afdelings- en dienstoverstijgende insteek. Naast risico-identificatie worden benodigde beheersmaatregelen geformuleerd, die zijn doorgevoerd binnen de organisatie. De effectieve werking van deze beheersmaatregelen wordt vastgesteld door middel van interne controle.
155
naar inhoudsopgave
Paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing
3. Operationeel: Risico’s in reguliere processen en (omvangrijke) projecten Inventarisatie van risico’s vanuit de reguliere werkprocessen, inclusief de formulering van beheersmaatregelen, gebeurt onder andere door middel van: -
Analyse van wet- en regelgeving, zoals opgenomen in het normen- en toetsingskader.
-
Beoordeling van kosten en opbrengstenstromen in werkprocessen.
-
Besprekingen met afdelingshoofden, teamleiders en/of overige medewerkers ter identificatie van
actuele risico’s.
-
Het opstellen en actualiseren van het informatiebeveiligingsplan.
-
Invulling geven aan horizontaal toezicht en het realiseren van fiscale beheersing.
De risico’s, inclusief beheersmaatregelen, worden opgenomen in de (interne) controleplannen. Met het uitvoeren van interne controles stellen we de effectieve werking van de beheersmaatregelen vast. Oss voert jaarlijks een relatief groot aantal projecten uit. Door de ruime ervaring met een aanzienlijk deel van deze projecten vindt risicobeheersing veelal plaats in de werkprocessen van de betreffende afdelingen. Hierbij gaat het onder andere om de integrale uitvoeringsprojecten (IUP-projecten) en de grondexploitaties. Een aantal projecten is van dermate omvang en exceptioneel dat verbijzonderd en meer geüniformeerd risicomanagement gewenst is, bijvoorbeeld het project N329/Weg van de Toekomst en het project Talentencampus. Hierbij is een projectcontroller/risicomanager aangesteld, die met de projectleider/manager verantwoordelijk is voor adequaat financieel en risicobeheer. Algemeen Onder het begrip weerstandsvermogen verstaan we het vermogen van de gemeente om risico’s op te kunnen vangen, zodat het afgesproken gemeentelijke takenpakket toch onverkort uitgevoerd kan worden. In het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) wordt aangegeven dat het weerstandsvermogen bestaat uit de relatie tussen enerzijds: -
de weerstandscapaciteit: de middelen waarover we (kunnen) beschikken om niet begrote
kosten te kunnen dekken en anderzijds:
-
alle risico’s waar nog geen voorzieningen voor gevormd zijn en die van materiële betekenis
kunnen zijn.
Inventarisatie van de weerstandscapaciteit Voor de gemeente is de weerstandscapaciteit van belang. Een sluitende begroting geeft weliswaar aan dat er evenwicht is tussen de uitgaven en inkomsten, maar ook dat er beperkte ruimte is voor het opvangen van tegenvallers. De weerstandscapaciteit bestaat uit twee onderdelen; de structurele en de incidentele weerstandscapaciteit. Structurele weerstandscapaciteit De structurele weerstandscapaciteit dient voor het opvangen van risico’s met een meerjarig effect. Deze middelen worden gevormd door de onbenutte belastingcapaciteit en de post onvoorzien. Op basis van de voorgestelde OZB-tarieven per 1 januari 2014 en rekeninghoudend met de waarde van de onroerende goederen naar de toestand per 1 januari 2013 zullen de OZB-opbrengsten met bijna € 2,9 miljoen moeten stijgen voordat het zogenaamde ‘redelijk peil’ van het belastingpakket bereikt is. Hierbij is nog geen rekening gehouden met toekomstige belastingverhogingen zoals vastgesteld in eerdere begrotingen. Voor een nadere toelichting op de ontwikkelingen van de belastingtarieven wordt verwezen naar de paragraaf lokale heffingen. De post onvoorzien (€ 280.000) is structureel in de begroting opgenomen en maakt ook onderdeel uit van de structurele weerstandscapaciteit.
156
naar inhoudsopgave
Paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing
Incidentele weerstandscapaciteit De incidentele weerstandscapaciteit is als volgt opgebouwd: -
het vrij aanwendbare deel van de algemene vrije reserve (inclusief de algemene
bedrijfsreserve grondbedrijf)
-
de niet beklemde bestemmingsreserves (overige bestemmingsreserves)
-
de stille reserves
Algemene vrije reserve In het verleden stelde de provinciale toezichthouder normen voor de hoogte van de algemene vrije reserve. Deze norm was 10% van de algemene uitkering. Tegenwoordig kan elke gemeente zelf een norm stellen voor de noodzakelijke omvang. Hierbij zijn de volgende aspecten van belang: -
heeft de gemeente alle risico’s in beeld?
-
welke beheersmaatregelen heeft de gemeente inmiddels genomen om risico’s te beperken?
-
welke risico’s zijn nog niet afgedekt?
De risico’s op tactisch en operationeel niveau zijn naar verwachting voldoende herkend. Het grootste deel van deze risico’s is ook voorzien van beheersmaatregelen en waar nodig afgedekt door middel van een voorziening of reserve (bijvoorbeeld het grondbedrijf). Ook de risico’s die zich kunnen voordoen bij grote projecten, zoals N329, OLSP en Talentencampus, zijn in beeld gebracht. Hiervoor zijn bovendien beheersmaatregelen geformuleerd en dekkingsmiddelen gereserveerd. Daarnaast zijn risico’s geïdentificeerd waarvan het bedrag en de kans van optreden met onvoldoende zekerheid bepaald kunnen worden. Deze komen ten laste van de weerstandscapaciteit. Uitgaande van de oorspronkelijke provinciale norm, te weten 10% van de algemene uitkering, dient de algemene vrije reserve ongeveer € 7,6 miljoen te zijn. De algemene reserve van de gemeente heeft per 31 december 2013 naar verwachting een omvang van € 7,7 miljoen. Aan het einde van de planperiode (ultimo 2017) zal de algemene vrije reserve naar verwachting gestegen zijn tot € 9,9 miljoen. In deze cijfers is nog geen rekening gehouden met een extra storting in deze reserve vanuit het positieve begrotingssaldo in 2013. In de toekomst zal de algemene reserve verder moeten stijgen door de decentralisaties in het sociaal domein. De algemene uitkering stijgt dan naar verwachting met ongeveer € 80 miljoen. Ons risicoprofiel wijzigt hierdoor ook. Niet beklemde bestemmingsreserves Bestemmingsreserves bevatten middelen die de gemeenteraad voor een bepaalde doelstelling geoormerkt heeft. De gemeenteraad is bevoegd om de bestemming van deze reserves te wijzigen of te besluiten tot extra mutaties ten laste of ten gunste van deze reserves. De bestemmingsreserves kunnen hiermee dus ingezet worden voor het opvangen van risico’s als die zich voordoen. We kennen twee soorten bestemmingsreserves. De bestemmingsreserves voor de afdekking van afschrijvingslasten e.d. en de overige bestemmingsreserves. De bestemmingsreserves voor afdekking van afschrijvingslasten e.d. zijn niet beschikbaar voor de incidentele weerstandscapaciteit, omdat deze structureel zijn ingezet voor de afdekking van (kapitaal)lasten in de begroting. De overige bestemmingsreserves kunnen wel ingezet worden voor het afdekken van risico’s als de raad hiertoe besluit. Dit betekent wel dat deze middelen in dat geval niet meer beschikbaar zijn voor het oorspronkelijke doel waarvoor de bestemmingsreserves zijn gevormd. Stille reserves Stille reserves zijn activa waarvan de boekwaarde lager is dan de werkelijke waarde en die direct verkoopbaar zijn. Een volledig beeld is niet voorhanden.
157
naar inhoudsopgave
Paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing
Post onvoorzien De begroting bevat een (structurele) post onvoorzien van € 280.000. Samengevat is de huidige weerstandscapaciteit: -
Structurele weerstandscapaciteit (vanaf 2013):
o Onbenutte belastingcapaciteit
€ 2.900.000
o Post onvoorzien
€
Totaal
€ 3.180.000
-
Incidentele weerstandscapaciteit (verwacht 31-12-2013):
o Algemene vrije reserve
o Niet beklemde bestemmingsreserves € 30.700.000
o Stille reserves
Totaal
280.000
€ 7.700.000 pm
€ 38.400.000
Risico’s 1. Strategische risico’s In de programmabegroting 2013-2016 zijn voor het eerst de strategische risico’s geïnventariseerd. Voor deze programmabegroting is de inventarisatie van de strategische risico’s verder uitgewerkt. Omdat de strategische risico’s lastig te kwantificeren zijn hebben we voor de belangrijkste risicocategorieën de kans en de impact ingeschat aan de hand een klasse-indeling. Risico’s zijn daarbij ingeschaald in vijf klassen en vijf graden van impact. We hebben de volgende indeling gehanteerd: Klasse Kans
Klasse Impact
1
< 10%
1
< € 0,50 mln
2 10%-30%
2
€ 0,50 mln - € 1 mln
3 30%-50%
3
€ 1 mln - € 1,50 mln
4 50%-70%
4
€ 1,50 mln - € 2 mln
5 70%-90%
5
> € 2 mln
Op basis van de inventarisatie is de volgende risicomatrix opgesteld van strategische risicocategorieën met financiële impact, die een beslag kunnen leggen op de beschikbare weerstandscapaciteit.
5
4
⑨
3
④
Impact
2
1
③⑧
①
⑦
⑥
⑤⑩ ⑪⑫
⑭
1
2
⑬
② 3
4
5
Kans
158
naar inhoudsopgave
Paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing
De nummers in de grafiek corresponderen met de volgende risico’s die zijn overwogen: Nummer Risico’s 1
Financiering/rente
- Stijgende rente
2
Grond- en vastgoedexploitatie
3
Bezuinigingen op rijksniveau
4
Pandemie
- Extra inzet gemeentelijk personeel
- Stilvallen activiteiten (inhuur)
5
Milieuverontreiniging
6
Complexiteit wet- en regelgeving
7
Samenwerkingsverbanden
- Bijdragen in verliezen/financiële tegenvallers samenwerkingsverbanden
- (Nieuwe) samenwerkingsvormen in verband met decentralisatieopgave
8
Overdracht rijkstaken
9
Majeure calamiteiten
10
Personeel
11
Integriteit/fraude
12
Organisatie cultuur/structuur
13
ICT
- Toename beveiligingskosten door technologische ontwikkelingen
- Duurdere systemen door verdere automatisering
Vertrouwen in overheid/kwaliteit dienstverlening
14
De risico’s met een grote kans en een hoge impact (rode vlak in de matrix) lichten we hierna verder toe. -
Risico 3 bezuinigingen op rijksniveau en risico 8 overdracht rijkstaken
In de aanloop naar de voorjaarsnota 2013 hebben we een analyse gemaakt van de effecten van het regeerakkoord. Hierdoor hebben we meer inzicht gekregen in de bezuinigingsopgave waar we voor staan. Conclusie uit deze analyse was dat we (op basis van diverse uitgangspunten) te maken krijgen met een structureel nadeel van € 7,3 miljoen. Daarnaast hebben we te maken met onzekerheden tot een bedrag van € 4,2 miljoen. Deze onzekerheden hebben te maken met gerichte kortingen van het Rijk op diverse beleidsterreinen, zoals AWBZ, jeugdzorg en Participatiewet. Bij deze gerichte kortingen (onzekerheden) hanteren we in de begroting het uitgangspunt dat deze zoveel mogelijk binnen het desbetreffende beleidsterrein opgevangen moeten worden. Het is echter onzeker of dat in alle gevallen mogelijk en maatschappelijk verantwoord is. Met de decentralisaties in het sociaal domein wordt landelijk ongeveer een bedrag van € 16 miljard overgeheveld naar het gemeentefonds. Dit betekent voor de gemeente Oss een verdubbeling van de algemene uitkering met zo’n € 80 miljoen. Deze begroting is gebaseerd op de septembercirculaire. Hierin zijn de effecten van de landelijke extra bezuinigingen van € 6 miljard verwerkt. In deze circulaire is ook een ‘winstwaarschuwing’ afgegeven voor het jaar 2014 met een financiële doorwerking naar latere jaren. Voor Oss gaat het om een bedrag van € 850.000. Dit bedrag is meegenomen in de berekening van de septembercirculaire en zit dus in de (meerjaren)begroting. In zijn algemeenheid zijn de economische ontwikkelingen in de komende jaren mede bepalend voor de ontwikkeling van de rijksuitgaven en dus ook voor de ontwikkeling van de algemene uitkering. Dit is en blijft in deze tijden een belangrijk risico.
159
naar inhoudsopgave
Paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing
2. Tactische en operationele risico’s Hierna worden de risico’s weergegeven waar geen specifieke voorzieningen voor gevormd zijn. Het gaat met name om risico’s op operationeel en tactisch niveau. Per risico is in kaart gebracht wat het maximale risicobedrag is, wat de ingeschatte kans is dat het risico zich voordoet en of het risico incidenteel of structureel is. Voor het opvangen van structurele risico’s wordt de weerstandscapaciteit slechts benut ter overbrugging naar een oplossing via de reguliere programmabegroting. Bij de risico’s die we hier rapporteren brengen we ook de getroffen beheersmaatregelen in beeld die we inzetten om het risico zoveel mogelijk te beperken. Voor een aantal risico’s dekken de beheersmaatregelen de impact van het risico af (op basis van de huidige inschattingen). In de laatste kolom van de tabel zijn de bedragen opgenomen die we meenemen bij de berekening van de benodigde weerstandscapaciteit. bedragen x € 1.000
Risico en beheersingsmaatregel
Planschades Risico Er zijn planschadeclaims ingediend die niet zijn afgedekt door een planschadeovereenkomst. Deze planschades komen voor rekening van de gemeente als ze in stand blijven. Daarnaast is het mogelijk dat er bij procedures die in het verleden in de voormalige gemeente Lith zijn gevoerd planschades uitgekeerd moeten worden, omdat ze niet door middel van een planschadeovereenkomst zijn afgewenteld op de aanvrager. De hoogte van dit bedrag is op dit moment niet in te schatten, maar het risico zal langzamerhand minder worden vanwege een wettelijke verjaringstermijn van 5 jaar.
S/I
1
Impact
Kans Risicobedrag Benodigde weer(impact x kans) standscapaciteit
I
PM
50%
PM
PM
I
PM
25%
PM
PM
Beheersingsmaatregel Samen met een onafhankelijk adviesbureau onderzoeken we de lopende claims. Wet Markt en Overheid Risico De Wet Markt en Overheid trad op 1 juli 2012 in werking. De wet heeft tot doel zo gelijk mogelijke concurrentieverhoudingen tussen overheden en bedrijven te creëren. Economische activiteiten van de gemeente, waar in concurrentie wordt getreden met het bedrijfsleven, dienen te voldoen aan de gedragsregels uit de wet. De Autoriteit Consument en Markt (ACM, voorheen de Nederlandse Mededingingsautoriteit) kan in geval van overtreding van de regels een last onder dwangsom opleggen om de beëindiging van de overtreding af te dwingen. Naast de dwangsom door de ACM kunnen er claims vanuit de markt volgen op basis van onrechtmatige daad. De rechter kan de gemeente dan eventueel veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding doordat er ‘oneerlijk is geconcurreerd’. Vooralsnog zijn er geen aanwijzingen voor dwangsommen of claims.
1
In deze kolom is aangegeven of het risico naar verwachting een structureel of incidenteel effect heeft.
160
naar inhoudsopgave
Paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing
bedragen x € 1.000
Risico en beheersingsmaatregel
S/I
1
Impact
Kans Risicobedrag Benodigde weer(impact x kans) standscapaciteit
Beheersingsmaatregel De wet is vanaf 1 juli 2012 van toepassing op alle nieuwe activiteiten, voor bestaande activiteiten is per gedragsregel uit de wet een overgangstermijn vastgesteld. Gemeentebreed is een project opgestart om te inventariseren welke activiteiten onder de economische activiteiten vallen en of daarbij aan de gedragsregels uit de wet wordt voldaan. Daar waar nog niet conform de wet wordt gehandeld, zullen binnen de overgangstermijn acties worden uitgezet om tijdig aan de wet Markt en Overheid te voldoen, om zo het risico op dwangsommen of claims te beperken. Leegstand en verminderde huurinkomsten Risico Vanwege krimp, ontgroening, hogere tarieven en minder subsidies wordt de vraag naar ruimte voor onderwijs, kinderopvang, sport en recreatie minder. De eerste effecten worden nu al zichtbaar. Zo is er sprake van meer leegstand en minder huurinkomsten op de Horizonscholen. Ook zien we dat huurders vragen om verlaging van de huurtarieven. De verwachting is dat in 2014 en de jaren daarna sprake zal zijn van steeds dalende huuropbrengsten. Als deze trend zich doorzet wordt een structureel tekort verwacht.
S
100
75%
75
75
I
1.600
100%
1.600
1.600
Beheersingsmaatregel Om het risico te beperken hebben we de volgende maatregelen getroffen: - het verkleinen van de vastgoedportefeuille en het clusteren van de activiteiten (opstellen en uitvoeren Voorzieningenkaart 2030) - verlagen kosten (prestatiecontracten onder houd, minder beheer, energiemanagement) Algemene bedrijfsreserve grondbedrijf (ABR) Risico De ABR van het grondbedrijf dient om de conjuncturele risico’s af te dekken. Na vijf jaar crisis is er binnen de ABR geen weerstandsvermogen meer over, het saldo van de reserve is € 0. Daar staat tegenover dat de lopende grondexploitaties de ‘stresstest’ kunnen doorstaan en dat ze voldoende winstpotentie bevatten om het ‘zwarte scenario’ op te kunnen vangen. De benodigde omvang van het weerstandsvermogen in de ABR bepalen we aan de hand van een stappenplan, een gedetailleerde toelichting hierop is opgenomen in het najaarsbericht van het grondbedrijf. Op 1 januari 2013 is een weerstandsvermogen van € 1,6 miljoen nodig. 1
In deze kolom is aangegeven of het risico naar verwachting een structureel of incidenteel effect heeft.
161
naar inhoudsopgave
Paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing
bedragen x € 1.000
Risico en beheersingsmaatregel
Op basis van de ontwikkelingen in de grondexploitatie verwachten we dat de ABR per 1 januari 2014 een negatieve omvang van € 0,4 miljoen heeft. In de jaren daarna verwachten we dat de omvang toeneemt en weer positief wordt. Een nadere toelichting is in de paragraaf grondbeleid opgenomen. De factoren die hierop van invloed zijn:
S/I
I
1
Impact 400
Kans Risicobedrag Benodigde weer(impact x kans) standscapaciteit 50%
200
Conjuncturele risico’s: We verwachten dat de bodem van de Nederlandse koopwoningmarkt in zicht is. De daling van de woningverkopen is vrijwel tot stilstand gekomen en ook het tempo van de prijsdalingen is afgezwakt. We verwachten dat deze ontwikkeling doorzet en dat de woningprijzen mogelijk in 2014 stabiliseren (Rabobank, kwartaalbericht juni 2013). Vanaf 2015 verwachten we een voorzichtig herstel, maar wel in een nieuwe realiteit die sober blijft. Mede hierdoor brengt de gronduitgifte van woningbouw onzekerheid met zich mee. De economische situatie blijft de komende jaren van invloed op investeringsbeslissingen van bedrijven en vormt daarmee een onzekerheid voor de verkopen van industriegrond. Heesch-West: We hebben een voorziening getroffen om het verwachte negatieve exploitatieresultaat op te vangen. Het projectresultaat kan minder negatief worden door bijvoorbeeld een projectfinanciering in de vorm van een lagere rente. Het resultaat kan anderzijds verslechteren als het langer duurt om de grond te verkopen. Daarnaast reserveren we € 1,1 miljoen in de reserve planeconomische risico’s voor dit project. V&D: We zijn voor het centrumplan V&D bezig met de haalbaarheidsanalyse en onderzoeken daarbij planoptimalisaties. Hierbij trekken we samen op met de vastgoedbelegger, die het pand van de V&D bezit. De haalbaarheidsanalyse laat tekorten zien, zowel op de exploitatie van de parkeergarage als de grondexploitatie. Dekkingsmiddelen worden gezocht binnen het parkeerbedrijf en het grondbedrijf. Vooral binnen het grondbedrijf is dit een moeilijke opgave, aangezien de algemene bedrijfsreserve naar verwachting negatief wordt. Een gedeelte van het negatieve resultaat op de grondexploitatie kunnen we opvangen met de middelen (€ 1,1 miljoen) die binnen de voorziening “programma”projecten voor dit project zijn opgenomen. 1
In deze kolom is aangegeven of het risico naar verwachting een structureel of incidenteel effect heeft.
162
200
naar inhoudsopgave
Paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing
bedragen x € 1.000
Risico en beheersingsmaatregel
S/I
1
Impact
Kans Risicobedrag Benodigde weer(impact x kans) standscapaciteit
Beheersingsmaatregel Grondexploitaties worden twee keer per jaar doorgerekend op basis van actuele uitgangspunten. Voor een nadere toelichting op de uitgangspunten die hierbij zijn gehanteerd verwijzen we naar de paragraaf grondbeleid. Exploitatie gemeentehuis Risico De exploitatie van het gemeentehuis staat onder druk door het vertrek van het UWV/Werkplein Maasland (wegvallende huuropbrengsten) en de mogelijke aanpassing van het contract met de BSOB. Op basis van de nieuwe meerjarenraming van BSOB vallen de huurinkomsten voor het gebruik van het gemeentehuis en facilitaire zaken circa € 170.000 lager uit. Het huidige huurcontract met BSOB loopt in 2016 af. Om de kosten bij de BSOB terug te dringen gaan zij uit van lagere huurkosten. Het huidige huurcontract is destijds gebaseerd op de normbedragen van het Berenschot onderzoek.
S
170
75%
130
130
S
PM
PM
PM
PM
I
1.000
75%
750
0
Beheersingsmaatregel We proberen nieuwe huurders te vinden voor de ruimte die het UWV/Werkplein Maasland huurt. De gemeente Oss zal een nieuwe offerte voor de BSOB uitbrengen. Bij deze nieuwe offerte wordt rekening gehouden met de eisen van de nieuwe wet Markt en Overheid en vastgestelde tarieven van de gemeente Oss. Meeropbrengst OZB Risico Op basis van de huidige bekende cijfers geeft de OZB een meeropbrengst. Het is nog onduidelijk of deze opbrengst daadwerkelijk behaald wordt omdat er ook nog een fors aantal WOZ-bezwaren openstaat. Het bedrag van dit (positieve) risico is daarom nog niet goed in te schatten. Beheersingsmaatregel We volgen de ontwikkeling van de OZB-opbrengst op basis van de managementinformatie die we van BSOB ontvangen. Renterisico N329 Risico De dekking van het project N329 bestaat uit enerzijds subsidies van het Rijk en de provincie en anderzijds uit een gemeentelijke bijdrage. De gemeentelijke bijdrage wordt gerealiseerd door verkopen van industriegronden. Volgens de prognose blijft de fasering van de verkopen achter bij de oorspronkelijke ramingen; de laatste bijdrage is voorzien in 2022. Door vertraging in de 1
In deze kolom is aangegeven of het risico naar verwachting een structureel of incidenteel effect heeft.
163
naar inhoudsopgave
Paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing
bedragen x € 1.000
Risico en beheersingsmaatregel
S/I
1
Impact
Kans Risicobedrag Benodigde weer(impact x kans) standscapaciteit
verkoop van industriegronden is sprake van een rentenadeel. Uitgaande van de meest recente prognoses bedraagt dit nadeel aan het eind van de looptijd ongeveer € 1 miljoen. Verdere vertraging in geraamde verkopen leidt tot een toename van het nadeel. Aangezien hier momenteel geen aanwijzingen voor zijn is hier geen rekening mee gehouden bij de inschatting van de omvang van het risico. Beheersingsmaatregel Om het nadeel van € 1 miljoen in 2022 af te dekken is nu een bedrag van € 750.000 benodigd. Financiële dekking van het risico van € 750.000 is beschikbaar binnen het projectbudget. Voor dit risico is daarom nog geen weerstandscapaciteit benodigd. Mochten vertragingen in de fasering van de verkopen verder oplopen dan zal het rentenadeel toenemen en zullen we hier wel rekening mee moeten houden in de bepaling van het benodigde weerstandsvermogen. OLSP Vastgoed BV Risico We hebben een aandelenkapitaal van € 2,3 miljoen aangekocht van OLSP Vastgoed BV. Bij faillissement van de BV lopen we het risico dat we onze investering van € 2,3 miljoen niet meer terugontvangen. De kans dat dit risico zich voordoet schatten we op 50%.
I
2.300
50%
1.150
1.150
Herindeling Maasdonk Risico In het voorjaar van 2013 is een verkenning uitgevoerd naar de financiële effecten van de herindeling. Op basis van deze verkenning zijn de structurele effecten voor Oss geschat op een nadeel van € 400.000 euro en de incidentele effecten op een nadeel van € 3,6 miljoen.
S
400
PM
PM
0
Na vaststelling van het herindelingsadvies zal gestart worden met de feitelijke splitsing van Maasdonk, zowel de balans als de reguliere begroting. Er zal dan een nieuwe begroting opgesteld worden, inclusief Geffen, waarbij daadwerkelijke effecten zichtbaar worden. De uitkomsten
I
3.600
PM
PM
0
Beheersingsmaatregel De financiële situatie van OLSP Vastgoed BV wordt op basis van de jaarrekening van de BV minimaal jaarlijks beoordeeld, om daarmee de kans waarmee het risico zich voor kan doen te blijven inschatten. In de nota reserves 2012 is besloten het risico af te dekken via de algemene reserve. Het volledige risicobedrag maakt daarom deel uit van de benodigde weerstandscapaciteit.
1
In deze kolom is aangegeven of het risico naar verwachting een structureel of incidenteel effect heeft.
164
naar inhoudsopgave
Paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing
bedragen x € 1.000
Risico en beheersingsmaatregel
S/I
1
Impact
Kans Risicobedrag Benodigde weer(impact x kans) standscapaciteit
uit de financiële verkenning blijven daarbij het kader, echter een totaalbeeld ontstaat dan pas. De kans en het risicobedrag zijn daarom nog niet concreet ingeschat. Beheersingsmaatregel Voor de structurele effecten is een bezuinigingsopgave op de bedrijfsvoering opgelegd. Voor het netto effect van de incidentele lasten is voorgesteld een afzonderlijke bestemmingsreserve te vormen. Hiermee zijn de financiële effecten vanuit de herindeling op basis van de eerste financiële verkenning afgedekt. Overig Risico’s die bekend zijn, maar die in deze paragraaf vanwege de gevoeligheid (bijvoorbeeld vanwege lopende juridische procedures) niet expliciet benoemd worden.
I
500
Totaal benodigde weerstandscapaciteit (Structureel) Totaal benodigde weerstandscapaciteit (Incidenteel) 1
205 3.450
In deze kolom is aangegeven of het risico naar verwachting een structureel of incidenteel effect heeft.
Conclusie Algemene reserve De totale algemene vrije reserve heeft per 31 december 2013 naar verwachting een omvang van € 7,7 miljoen. Op basis van de huidige inzichten voldoet de algemene reserve daarmee vanaf 2013 aan het normbedrag. Door een extra storting in 2013 vanuit het positieve begrotingssaldo stijgt dit bedrag verder. Weerstandsvermogen Het weerstandsvermogen is een indicatie van de financiële gezondheid van de gemeente. Het weerstandsvermogen kan op de volgende manier worden uitgedrukt: beschikbare weerstandscapaciteit Weerstandsvermogen = benodigde weerstandscapaciteit2 De uitkomst dient in beginsel minimaal 1 te bedragen. Op basis van de hiervoor bepaalde weerstandscapaciteit en geformuleerde risico’s is: Het incidentele weerstandsvermogen:
€ 38,4 miljoen
11,1 =
€ 3,45 miljoen
Het structurele weerstandsvermogen:
€ 3,2 miljoen
15,6 = 2
€ 0,21 miljoen
Risico’s waar nog geen voorzieningen voor gevormd zijn en die van substantiële betekenis kunnen zijn.
165
naar inhoudsopgave
Paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing
De uitkomst van beide berekeningen laat zien dat de weerstandscapaciteit van voldoende omvang is om de gekwantificeerde risico’s te ondervangen. De strategische risico’s, zoals weergegeven in de risico-matrix, maken geen onderdeel uit van de berekeningen omdat deze lastig concreet te kwantificeren zijn. Gezien de verhoudingen tussen de beschikbare en benodigde weerstandscapaciteit is er voldoende weerstandsvermogen beschikbaar om ook de strategische risico’s op te kunnen vangen als deze zich voordoen.
166
naar inhoudsopgave
Paragraaf onderhoud kapitaalgoederen Inleiding Deze paragraaf geeft een overzicht van de kaders voor de kapitaalgoederen zoals wegen, openbare verlichting, riolering, groenvoorzieningen, sportvoorzieningen en gemeentelijke gebouwen die in eigendom van de gemeente zijn. Kapitaalgoederen zijn vermogens die zijn vastgelegd in objecten met een nut over meerdere jaren. Voor deze objecten is tijdens de levensduur geld nodig om de kwaliteit en het functioneren in stand te kunnen houden. Uitgangspunten voor het beheer en onderhoud van kapitaalgoederen zijn beleidsdoelstellingen en middelen die de gemeenteraad vaststelt. Deze doelen worden periodiek vertaald in beheerplannen en onderhoudsprojecten. De beheerplannen geven meer concreet inzicht met welke maatregelen en middelen doelen bereikt kunnen worden. Het college stelt de beheerplannen vast. Deze paragraaf geeft inzicht in de actualiteit van de beleids- en beheerplannen en de financiële vertaling daarvan in de programmabegroting. Met de duurzame instandhouding van gemeentelijke eigendommen zijn grote bedragen gemoeid, de kapitaalgoederen vertegenwoordigen een grote waarde. We hebben ruim 555 hectare wegverhardingen in beheer met een totale weglengte van ruim 770 kilometer en daarin ongeveer 450 km vrijverval riolen. Het groenareaal bestaat uit ruim 830 hectare parken, plantsoenen en bermen en ruim 800 hectare bos- en natuurgebieden. In de verschillende kernen hebben we 143 gebouwen en 18 sportparken in eigendom en beheer. Door planmatig beheer en onderhoud blijft de afgesproken kwaliteit op niveau, het kapitaalgoed behoudt zijn waarde en de jaarlijkse lasten blijven beheersbaar. In het volgende overzicht wordt aangegeven welke beleids- en beheerplannen er zijn en in welk jaar ze zijn vastgesteld. Beleidsplan/beheerplan
Jaar van vaststelling
Mobiliteitsplan 2011 Kadernota Openbare Ruimte
2013
2012
- Beheerplan wegen
- Beheerplan groen en spelen
2013
- Beheerplan openbare verlichting
2010
- Beheerplan verkeersregelinstallaties
2012
- Beheerplan kunstobjecten
2012
- Beheerplan parkeervoorzieningen (betaald)
2012
- Integraal Uitvoeringsprogramma (IUP)
2011
- Meerjareninvesteringsprogramma Mobiliteit (MIPMo)
2012
Plan Gemeentelijke Watertaken (vGRP)
2012
- Beheerplan riolering (vGRP)
2012
- Beheerplan haven
2013
Integraal Voorzieningenbeleid (IVB)
2009
- Beheerplan gemeentelijke gebouwen
2013
- Beheerplan sportterreinen
2009
167
naar inhoudsopgave
Paragraaf onderhoud kapitaalgoederen
Openbare ruimte Beleidskader en ontwikkeling In 2013 is de Kadernota Openbare Ruimte vastgesteld. Daarin zijn naast een visie op de inrichting van de openbare ruimte ook de kaders gegeven voor het onderhoud van de bestaande openbare ruimte. Voor de zichtbare openbare ruimte (groen en grijs) is op basis van een kwaliteitscatalogus een kwaliteitsprofiel met daarbij behorend budget vastgesteld. Door versobering van het onderhoud kan het kapitaalgoed op een verantwoorde wijze duurzaam in stand worden gehouden (structureel budget conform kwaliteitsprofiel) en kan een bezuiniging worden gerealiseerd. In het onderhoud van groen en verhardingen zijn geen achterstanden. In de vervanging van openbare verlichting is enige achterstand. Eind 2013 is in beeld hoe deze weggewerkt kan worden. In de beheerplannen wegen en groen worden de consequenties van nieuwe kwaliteitskeuzes verwerkt. De onderscheiden kwaliteitsniveaus zijn sober, basis en goed. We hebben hier de volgende keuzes in gemaakt: Omschrijving
Kwaliteitsniveau per 2014
Kwaliteitsniveau per 2015
Centrum Goed
Goed
Wonen Sober+
Sober+
Werken Sober
Sober
Hoofdroute Basis
Sober
Parken/grote groengebieden
Sober
Sober
Sportcomplexen Sober
Sober
Bos/natuurgebied Sober
Sober
Buitengebied Sober
Sober
In de beheerplannen wordt onderscheid gemaakt in dagelijks onderhoud, groot onderhoud en vervanging van het desbetreffende kapitaalgoed. Financiële consequenties en vertaling in de begroting Middelen voor dagelijks onderhoud en vervanging of groot onderhoud zijn structureel in de begroting opgenomen. De Kadernota Openbare Ruimte is in deze programmabegroting vertaald. Een bezuiniging van € 750.000 door aanpassing van het kwaliteitsniveau levert dekking op voor structureel vervangingsbudget. Voor openbare verlichting is daarmee € 450.000 beschikbaar, voor verkeersregelinstallaties € 200.000 en voor parken € 100.000. Daarnaast brengen we in deze programmabegroting het onderhoudsniveau op de hoofdroutes per 2015 ook terug naar het niveau sober ten gunste van een besparing van € 437.000. Riolering en water Beleidskader en ontwikkeling Eind 2012 is het Plan Gemeentelijke Watertaken (vGRP) vastgesteld. Hierin zijn de kaders en middelen voor de instandhouding van de gemeentelijke riolering opgenomen. In het rioleringsbeheer zijn geen achterstanden. In het kostendekkingsplan zijn kosten en opbrengsten over de levensduurtermijn via de contante waarde methode in balans gebracht. Financiële consequenties en vertaling in de begroting Een gering dekkingstekort in het kostendekkingsplan wordt de komende jaren inverdiend via een taakstellende besparing door samenwerking in de waterketen. Het kostendekkingsplan is hierop aangepast. Voor rioolvervanging is een spaar- en egalisatievoorziening aanwezig om schommelingen in de tarieven te voorkomen. De benodigde middelen voor groot onderhoud en vervanging variëren namelijk van jaar tot jaar. De theoretische vervangingsplanning vormt het uitgangspunt voor de vaststelling van het uitvoeringsprogramma via het Integraal Uitvoeringsprogramma (IUP).
168
naar inhoudsopgave
Paragraaf onderhoud kapitaalgoederen
Exploitatieverschillen in het dagelijks onderhoud worden opgevangen via een egalisatiereserve rioleringsbeheer. Voor de inkomsten aan rioolheffing wordt daarbij per 2013 uitgegaan van een aandeel van 44% ten laste van de egalisatiereserve en 56% ten laste van de spaar- en egalisatievoorziening. Kosten worden gedekt door een gesplitste rioolheffing van eigenaar en gebruiker die jaarlijks via de verordening rioolheffing wordt vastgesteld. Integraal Uitvoeringsprogramma (IUP) Om de werkzaamheden op het gebied van wegen, groen, riolering, openbare verlichting en andere maatregelen in de openbare ruimte op elkaar af te stemmen werken we met een Integraal Uitvoeringsprogramma (IUP). Het IUP gaat over meerdere jaren. Dit betekent dat in de tijd geschoven kan worden met de beschikbare gelden voor groot onderhoud en vervanging. Om deze fluctuaties op te vangen wordt gebruik gemaakt van een egalisatiereserve IUP-projecten (bestemmingsreserve). De groot onderhoudsgelden voor de gevormde IUP-projecten worden in deze reserve gestort als een project in een bepaald jaar nog niet helemaal is uitgevoerd. Het IUP wordt in 2013 geactualiseerd. Door nieuwe investeringen in uitbreidingen van de bebouwde omgeving groeit het areaal van kapitaalgoederen jaarlijks. Dit heeft consequenties voor de beheerbudgetten die als een 3O-ontwikkeling worden aangeleverd. Dit gebeurt in samenhang met de extra OZB-inkomsten die hier tegenover staan. Gemeentelijke gebouwen en accommodaties Beleidskader en ontwikkeling Het beleidskader wordt gevormd door het beheerplan onderhoud gemeentelijke gebouwen dat in september geactualiseerd is en door het college is vastgesteld. Het beheerplan is gebaseerd op de uitvoering van conditiegestuurd onderhoud (methodiek NEN2767). Deze methodiek geeft een objectieve en gelijkwaardige beoordeling van ieder gebouw. Voor de sportterreinen is in 2009 een beheerplan vastgesteld met een looptijd tot 2015. De doelstelling voor de gemeentelijke gebouwen is het in stand houden van de gebouwen op een sober en doelmatig niveau (conditie 3). Het beheerplan voorziet in de uitvoering van al het onderhoud met een cyclus van maximaal 40 jaar. Het onderhoud is voor de periode 2012-2018 uitbesteed op basis van een prestatiecontract. In het beheerplan gebouwen is rekening gehouden met de uitgangspunten van IVB (Integraal Voorzieningenbeleid). Belangrijke uitgangspunten zijn clustering van activiteiten en multifunctioneel gebruik van de accommodaties. Dit zal op korte termijn leiden tot frictiekosten en op lange termijn leiden tot het verkleinen van de gemeentelijke vastgoedportefeuille en verlaging van de onderhoudskosten. Voor het beheer van de sportterreinen is het kwaliteitsniveau sober van toepassing, overeenkomstig de kwaliteitscatalogus voor de openbare ruimte. Financiële consequenties en vertaling in de begroting De onderhoudskosten voor 130 gemeentelijke gebouwen zijn op basis van de meerjarige onderhoudsplannen gemiddeld € 2.232.633 per jaar (prijspeil 2012). In de begroting wordt jaarlijks structureel budget opgenomen voor de uitvoering van het noodzakelijk onderhoud. Deze budgetten worden per gebouw gereserveerd in een onderhoudsvoorziening. De gebouwen, waarvan de intentie is deze binnen enkele jaren te gaan (her-) ontwikkelen of afstoten, worden onderhouden op een lager conditieniveau. Als besloten wordt een gebouw te herbestemmen of af te stoten worden de financiële consequenties voor de betreffende onderhoudsvoorziening geanalyseerd. Uitvoering van het beheerplan sportterreinen kost jaarlijks gemiddeld € 720.000.
169
naar inhoudsopgave
Paragraaf financiering De treasuryfunctie ondersteunt de uitvoering van de programma’s. De treasuryfunctie omvat de financiering van beleid en het aantrekken van de geldmiddelen die daarvoor nodig zijn. De uitvoering ervan vereist snelle beslissingen in een complexer geworden geld- en kapitaalmarkt. Het beleid van Oss voor de treasuryfunctie is vastgelegd in het treasurystatuut, dat per 1 oktober 2012 voor het laatst herzien is. De belangrijkste punten uit het treasurystatuut zijn: – Overtollige gelden worden alleen uitgezet bij banken of instellingen met een zogenoemde AA-rating. – Het aantrekken van leningen gebeurt door bij tenminste 2 financiële instellingen een offerte aan te vragen. – De gemeente maakt slechts gebruik van financiële instrumenten om risico’s te verkleinen en niet om
te speculeren.
Uit deze keuzes blijkt dat voor een laag risicoprofiel gekozen is. Algemene ontwikkelingen: rentebeleid De kredietcrisis is nog niet voorbij. De banken zijn veel meer alert op risico’s en minder bereid tot kredietverstrekking aan bedrijven en eurolanden met een zwakke economie. De Nederlandse overheid kan profiteren van lage tarieven, omdat zij nog als heel solide wordt beschouwd. Momenteel zijn de tarieven voor 1-maands kasgeld 0,05% en voor rekening-courant krediet 0,5%. Voor 5-jaarsleningen liggen de tarieven onder de 1,5%. Kort financieren zal voorlopig zeer aantrekkelijk blijven. We moeten wel rekening houden met hogere opslagen in rekening-courant. Volgens recente berichtgeving houdt de Europese Centrale Bank (ECB) de rente nog een lange tijd op of onder het huidige historisch lage niveau. Zolang de vooruitzichten voor de economie slecht blijven en er geen zicht is op een sterke stijging van de inflatie blijft de rente laag, zo viel uit de woorden van de president van de ECB op te maken. Met meer expliciete uitspraken over het toekomstige renteniveau probeert de ECB onzekerheid in de markt weg te nemen. We verwachten dat het huidige lage renteniveau niet structureel zal zijn. We gaan er voorzichtigheidshalve vanuit dat de tarieven geleidelijk naar normale niveaus zullen terugkeren. In deze begroting houden we rekening met 4 à 5% voor het aantrekken van geld met een looptijd tot 5 jaar en 2% voor geld met een looptijd tot 1 jaar. De voordelen die tot dan behaald kunnen worden zullen als incidentele begrotingsruimte worden gemeld. Risicobeheer: kasgeldlimiet en renterisiconorm De kasgeldlimiet is het maximumbedrag aan leningen en kredieten met een looptijd van minder dan 1 jaar dat de gemeente mag opnemen. De minister heeft dat op 8,5% van het begrotingstotaal vastgesteld. Voor Oss is dat in 2014 afgerond € 23 miljoen. In de huidige markt kan optimaal geprofiteerd worden van het renteverschil met lang geld door maximaal gebruik te maken van de kasgeldlimiet. De renterisiconorm gaat over de rentegevoeligheid van de leningen en kredieten met een looptijd van meer
170
naar inhoudsopgave
Paragraaf financiering
dan 1 jaar. Welk renterisico loopt de gemeente als leningen worden afgelost en herfinanciering nodig is of als de rente op een lening herzien wordt? De norm ligt op 20% van het begrotingstotaal. Dat is voor Oss in 2014 afgerond € 54 miljoen. Financieringsbehoefte en leningenportefeuille De liquiditeitsplanning is bijgesteld, onder andere aan de hand van het overzicht kasstromen van het grondbedrijf van maart 2013 en de planning van de N329. De ontwikkeling van de rente van langlopende leningen zal met name afhangen van de ontwikkeling van de economische situatie in Europa. Uit de cijfers in de tabel blijkt dat de financieringsbehoefte sterk afhangt van de grondexploitatie, met name van de grondverkopen. De economische situatie heeft de grondexploitatie flink vertraagd en dat is aan de planning te zien. Als de prognoses van het grondbedrijf gerealiseerd worden en er geen besluiten tot nieuwe investeringen zouden komen, dan ontstaan vanaf 2016 liquiditeitsoverschotten die gebruikt kunnen worden om de schulden op lange termijn te verkleinen. We blijven de ontwikkelingen nauwlettend volgen. Beslissingen over investeringen verwerken we in het totaalbeeld. bedragen x € 1.000
Liquiditeitsplanning
2013 2014 2015 2016 2017
Aflossing leningen o/g
44.600
25.500
37.000
16.500
12.500
Aflossing leningen u/g
-1.600
-1.700
-1.700
-1.600
-1.700
Reeds opgenomen leningen
-50.000
Afschrijvingen
-6.500 -6.600 -7.500 -7.400 -7.200
Mutaties in reserves
10.700
6.200
-150
-1.000
-1.100
Grondbedrijf Investeringen
14.000 7.500 12.000 6.000 3.500
Grondverkopen
-14.500 -22.000 -25.000 -20.500 -19.000
Investeringen Diverse kleine investeringen (schatting) N329 Restant investeringskredieten Totaal
2.500 12.500
2.500
2.500
2.500
2.500
3.000
4.000
4.000
4.000
4.000
4.000
15.700
18.400
21.150
-1.500
-6.500
Schatkistbankieren In het begrotingsakkoord 2013 van het Rijk is afgesproken dat decentrale overheden gaan schatkistbankieren. Schatkistbankieren houdt in dat tegoeden van decentrale overheden worden aangehouden in de Nederlandse schatkist. Hierdoor hoeft het Rijk minder geld te lenen op de financiële markten en zal de staatsschuld dalen. De ingangsdatum is nog niet bekend, omdat de Eerste Kamer het wetsvoorstel nog moet behandelen. Ondertussen hebben we wel alvast de noodzakelijke voorbereidingen getroffen. Als het schatkistbankieren in 2013 wordt ingevoerd mogen we op basis van ons begrotingstotaal 2013 maximaal € 2,4 miljoen per dag aan overtollige middelen aanhouden. Het eventuele meerdere aan overtollige middelen moeten we dagelijks onderbrengen bij de Nederlandse schatkist. Hiervoor krijgen we een vergoeding die gelijk is aan de rentes die het Rijk betaalt op leningen die ze op de markt aangaat.
171
naar inhoudsopgave
Paragraaf financiering
Wet HOF De minister van Financiën heeft eind 2012 een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend voor de invoering van de Wet HOF, de wet Houdbare Overheidsfinanciën. Het wetsvoorstel stelt regels voor de bijdrage van gemeenten aan het terugdringen van het EMU-tekort. Er geldt een maximumnorm voor het gezamenlijke EMU-tekort dat gemeenten mogen hebben. Hierdoor kunnen investeringen van gemeenten onder druk komen te staan. We hebben een analyse gemaakt van de effecten van de Wet HOF op het maximaal toegestane investeringsniveau voor Oss. Onze inschatting is dat we met onze geplande investeringen de normen voor het EMU-tekort niet overschrijden.
172
naar inhoudsopgave
Paragraaf verbonden partijen Inleiding Het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) en de gemeentelijke financiële verordening (artikel 212 Gemeentewet) schrijven voor dat het college in de programmabegroting een overzicht van de verbonden partijen geeft. Het gaat om een overzicht van de externe rechtspersonen waar Oss een bestuurlijke en financiële band mee heeft. Dat kunnen de volgende instellingen zijn: - Gemeenschappelijke regelingen: bestuursrechtelijke samenwerkingsverbanden tussen gemeenten
onderling en/of andere overheidsinstanties. Een lid van het college maakt veelal deel uit van het
algemeen of dagelijks bestuur.
- Vennootschappen, waarin de gemeente financieel deelneemt (naamloze of besloten vennootschap).
De gemeente is daarin via de vergadering van aandeelhouders of een raad van commissarissen
vertegenwoordigd. -
Verenigingen waar de gemeente lid van is.
-
Stichtingen waarin de gemeente een bestuurszetel heeft.
Op basis van het BBV en de verordening geeft het college per verbonden partij inzicht in: -
De naam en de vestigingsplaats.
-
Het openbaar belang dat op deze wijze behartigd wordt.
-
De veranderingen die zich gedurende het begrotingsjaar hebben voorgedaan in het belang dat de
gemeente in de verbonden partij heeft.
-
Het eigen vermogen en het vreemd vermogen van de verbonden partij aan het begin en aan het einde
van het begrotingsjaar.
-
Het resultaat van de verbonden partij.
Toelichting Een paragraaf verbonden partijen dient twee doelen: 1. Duidelijkheid geven of de doelstellingen van de verbonden partij en de gemeente nog steeds overeen
komen en de verbonden partij die doelstellingen ook realiseert. Verbonden partijen voeren vaak beleid uit
dat tot de verantwoordelijkheid van de gemeente behoort. De gemeente functioneert enerzijds als opdracht-
gever en behoudt anderzijds de verantwoordelijkheid voor de beoogde doelstellingen en programma’s.
2. Het geven van inzicht in de risico’s en de budgettaire gevolgen van verbonden partijen. Verbonden partijen kunnen in twee categorieën verdeeld worden, te weten de publiekrechtelijke vorm en de privaatrechtelijke regeling. De publiekrechtelijke regeling is een samenwerkingsverband dat gebaseerd is op de Wet gemeenschappelijke regelingen. Het heeft een eigen algemeen bestuur. De deelnemende gemeenten benoemen de leden van dat bestuur. Het algemeen bestuur benoemt het dagelijks bestuur. Oss heeft zitting in een aantal dagelijkse besturen van gemeenschappelijke regelingen. De bestuursleden hebben een informatie- en verantwoordingsplicht naar de gemeenteraad over hun inbreng in deze samenwerkingsverbanden. In Oss hebben we daarom de gemeenschappelijke regelingen ook steeds als vast agendapunt bij de raadscommissies staan. Verder behandelt de gemeenteraad de kadernota’s, begrotingen en jaarrekeningen van de gemeenschappelijke regelingen (zie het overzicht van regelingen verderop in deze paragraaf) in een aparte vergadering. Naast samenwerking binnen gemeenschappelijke regelingen werken we in toenemende mate samen op basis van privaatrechtelijke rechtsvormen, zoals vennootschappen, verenigingen, stichtingen en convenanten. Deze worden hierna ook in tabelvorm beschreven, na het overzicht van gemeenschappelijke regelingen.
173
naar inhoudsopgave
Paragraaf verbonden partijen
Bijzondere ontwikkelingen Afstemmingsproces gemeenten en gemeenschappelijke regelingen in Brabant-Noordoost Tussen de 20 gemeenten in Brabant-Noordoost en een tiental samenwerkingsverbanden zijn in 2006 afspraken gemaakt om de behandeling van de begroting en de jaarrekening beter te regelen. Binnen dit proces, dat onze burgemeester coördineert, maken we ook inhoudelijke afspraken. In het recente verleden gingen die vooral over de financiële ontwikkelingen in de periode 2012-2015. Daarbij hebben we als uitgangspunt gehanteerd dat de gemeenschappelijke regelingen een bezuiniging doorvoeren conform de kortingen die de gemeenten via het gemeentefonds opgelegd hebben gekregen. Bijna alle samenwerkingsverbanden hebben daartoe in hun meerjarenbegroting 2012-2015 een bezuiniging van 10% opgenomen. Omdat het Rijk verder bezuinigt op de budgetten voor gemeenten zal voor de periode 2015-2017 het accent liggen op verdergaande bezuinigingen voor de gemeenschappelijke regelingen. Voor gemeenschappelijke regelingen geldt het kader ‘samen de trap af’. De coördinerend burgemeester heeft op basis van de meicirculaire 2013 met de gemeenten in Noordoost Brabant afgestemd welk bezuinigingspercentage de gemeenten willen doorrekenen en daar de besturen van de gemeenschappelijke regelingen schriftelijk over geïnformeerd. Naar aanleiding van de septembercirculaire 2013 worden de bezuinigingspercentages geactualiseerd. De gevolgen hiervan worden eerst afgestemd met de regio en daarna naar de gemeenschappelijke regelingen gecommuniceerd. Via onze vertegenwoordigers in de diverse besturen blijven we alert op financiële ontwikkelingen binnen de samenwerkingsverbanden. Werkgelegenheid en economie Op het terrein van werkgelegenheid participeert Oss in diverse samenwerkingsverbanden. In de 5-sterrenregio komen de 3 O’s samen: onderwijs, ondernemers en overheid, waaronder de gemeente Oss. De samenwerking richt zich op innovatie door samenwerking. We participeren voor een bedrag van € 42.000 per jaar in de kosten. Een andere samenwerking is die van 20 gemeenten en 2 waterschappen in de regio Noordoost-Brabant (NOB). De samenwerking richt zich op het ruimtelijk-economisch beleid. Het is de bedoeling dat de activiteiten uit deze samenwerking aansluiten op de Agenda van Brabant en de investeringsagenda van de provincie. De invulling en uitbouw van het programma Food, Health en Farma vormt in combinatie met de transitie van de Agrobusiness-keten het hart van de samenwerking in Noordoost-Brabant. In de begroting 2013 is voorgesteld voor de komende jaren (2013, 2014 en 2015) jaarlijks € 0,33 per inwoner beschikbaar te stellen voor deze regionale samenwerking. Deze bijdrage wordt uit de economische reserve afgedekt. In 2013 is bekeken op welke wijze deze twee samenwerkingsverbanden kunnen worden samengevoegd. In december 2013 berichten we de raad daarover en doen we een financieringsvoorstel. De derde is de samenwerking in As-50 verband (Oss, Uden, Veghel en Bernheze). De projecten worden uitgevoerd met bestaande middelen en bestaande menskracht. Er vindt geen inhuur plaats. Voor 2013 worden de projecten opnieuw geformuleerd. Omgevingsdienst Brabant Noord (ODBN) De Omgevingsdienst Brabant Noord (ODBN) is op 25 april 2013 opgericht en heeft als doel de kwaliteit van de vergunningverlening en toezicht en handhaving bij de uitvoering van het milieudeel van de Wabo te verbeteren. De belangrijkste ambities liggen op het vlak van aanpak van ketens en milieucriminaliteit en risicovolle bedrijven. Ook krijgt de OBDN de opdracht de innovatie en efficiëntie van de taakuitvoering te bevorderen. De gemeenteraad heeft dit jaar de eerste begroting van de ODBN behandeld. De ODBN is sinds kort operationeel. Dat is later dan de aanvankelijk voorziene start op 1 april jl.. Dit heeft voor een toename van de aanloopkosten gezorgd. In 2014 zal de ODBN voor het eerst een kadernota aanleveren. De knelpunten en vragen die nog bij de gemeente leven over de uitvoering van de nieuwe collectieve taken (ketentoezicht en milieucriminaliteit, de voorziening innovatie, coördinatie en kwaliteitsborging (VICK) en de bestuursondersteuning) en de bekostiging daarvan zijn daarbij onderwerp van gesprek.
174
naar inhoudsopgave
Paragraaf verbonden partijen
Belastingsamenwerking BSOB Dit jaar is gebleken dat de BSOB een aantal zaken niet op orde heeft. De deelnemende gemeenten hebben daarop een taskforce ingesteld. Een en ander heeft ook gevolgen gehad voor het opstellen van de begroting voor 2014. De taskforce is bezig de prioriteiten te bepalen en is een plan aan het opstellen om de bedrijfsvoering weer in control te krijgen. Onderdeel daarvan is een herziene begroting 2014. Deze nieuwe begroting wordt in september in het algemeen bestuur vastgesteld en daarna doorgeleid naar de colleges en gemeenteraden. Onderzoek naar samenwerking sociale diensten De gemeenten Bernheze, Boekel, Landerd, Maasdonk, Oss, Uden en Veghel laten een haalbaarheidsonderzoek uitvoeren naar mogelijke samenwerkingsvormen van sociale diensten in deze regio. Het hoofddoel van dit onderzoek is te achterhalen of het door middel van samenwerking mogelijk is om een efficiëntere en effectievere dienstverlening aan te bieden en/of kostenbesparingen te realiseren. Dit initiatief speelt zich af tegen de achtergrond van de komst van de nieuwe Participatiewet. Het onderzoek is een verkenning naar mogelijkheden van en draagvlak voor samenwerking in de uitvoering. Op basis van de bevindingen van dit onderzoek zal worden besloten of een diepgaander vervolgonderzoek wordt uitgevoerd. Ontwikkelingen per samenwerkingslichaam A. Gemeenschappelijke regelingen Gemeenschappelijke regeling, bestuurlijk belang en zetel
Doel
Ontwikkelingen
Eigen vermogen, vreemd vermogen en resultaat
Veiligheidsregio
De Veiligheidsregio
Belangrijkste uitgangspunten begro-
Eigen vermogen:
Brabant-Noord
heeft 3 hoofdtaken:
ting:
01-01-12:
20 gemeenten in
- regionale brand-
- De gemiddelde verhoging van de
€ 4.816.956
Brabant-Noord (conform gebied politieregio).
weerzorg - Geneeskundige Hulp bij Ongevallen en Rampen
Zetel:
(GHOR)
gemeentelijke bijdrage voor loon- en
31-12-12:
prijscompensatie bedraagt voor de
€ 3.230.793
BBN 0,99%, de GHOR 1,5% en het GMC 0%. - De kosten van nieuw beleid voor de
Vreemd vermogen: 01-01-12:
BBN en de GHOR worden gedekt
€ 6.430.918
binnen het bestaand beleid, voor het
31-12-12:
Portefeuillehouder:
GMC is geen nieuw beleid voorge-
€ 5.105.708
Burgemeester W.
steld.
‘s-Hertogenbosch
- meldcentrum voor politie.
Buijs-Glaudemans,
- De begroting 2014 van de BBN
tevens lid dagelijks
wordt sluitend gemaakt door een
bestuur en plv.
onttrekking aan de reserve con-
voorzitter van de
venantsgelden van € 479.000; de
Veiligheidsregio.
tekorten voor de jaren 2015 tot en met 2017 van resp. € 732.000, € 247.000 en € 249.000 zullen worden gedekt door de maatregelen uit het MVSO-traject (missie, visie, strategie en organisatietraject) dat het bestuur van de Veiligheidsregio in 2012 heeft vastgesteld. Financieel De bijdrage 2013 per inwoner is € 42,34. De totale bijdrage voor Oss is daarmee € 3.584.203.
175
Resultaat: €0
naar inhoudsopgave
Paragraaf verbonden partijen
Gemeenschappelijke regeling, bestuurlijk belang en zetel
Doel
Ontwikkelingen
Eigen vermogen, vreemd vermogen en resultaat
Gezondheidsdienst
Gezamenlijke
De begroting 2014 is gebaseerd op
Eigen vermogen:
Hart voor Brabant
behartiging van de
drie speerpunten die al eerder tot
01-01-12:
(GGD)
gezondheidszorg
vastgesteld beleid binnen de gemeen-
€ 9.655.970
Brabant-Noord en
in Brabant-Noord
schappelijke regeling zijn benoemd:
31-12-12:
Regio Tilburg, totaal
en regio Tilburg op
- gelijke kansen: door het terugdrin-
€ 9.284.863
28 gemeenten.
basis van de Wet publieke gezondheid.
gen van gezondheidsachterstanden. - gezonde omgeving: het zorgen voor een gezonde omgeving.
Zetel:
- vitale bevolking: door te investeren
Tilburg
Vreemd vermogen: 01-01-12: € 727.190 31-12-12: € 844.027
in preventie. Resultaat:
Portefeuillehouder: Wethouder H. Hoek-
Inhoudelijk sluiten deze speerpunten
sema,
ook aan bij de beleidsuitgangspunten
tevens lid dagelijks
van het lokaal gezondheidsbeleid.
bestuur.
Daarnaast zoekt de GGD actief de aan-
€0
sluiting met de transitie AWBZ en de transitie jeugdzorg. Met de integratie van de jeugdgezondheidszorg 0-4 jaar en het traject van ‘GGD Dichtbij’ komt de GGD weer meer de gemeenten en de wijken in. Financieel De totale gemeentelijke bijdrage aan de GGD voor 2014 komt op € 2.301.323. Dat bedrag bestaat uit een inwonerbijdrage van € 13,60 en een bijdrage voor de jeugdgezondheidszorg 0-4 jaar van € 1.147.335. Regionale Ambulan-
De RAV is een
De gemeentelijke bijdrage is vanaf
Eigen vermogen:
cevoorziening Bra-
gemeenschappelijke
2012 op nihil gesteld. De risico’s
01-01-12:
bant Midden, West
regeling van 45 ge-
waarvoor de gemeenten verantwoor-
€ 8.998.000
en Noord (RAV)
meenten in Brabant-
delijk zijn kunnen binnen de begroting
31-12-12:
45 gemeenten in
Noord, Midden en
worden opgevangen. De RAV beraadt
€ 8.998.000
Brabant-Noord, Mid-
West en voert de
zich op een andere constructie voor de
den en West.
taken op het terrein
participatie van de gemeenten.
Zetel:
Vreemd vermogen:
van ambulancezorg
01-01-12:
uit.
€ 9.862.000 31-12-12:
‘s-Hertogenbosch
€ 10.591.000 Portefeuillehouder: Wethouder H. Hoek-
Resultaat:
sema,
€0
tevens lid dagelijks bestuur.
176
naar inhoudsopgave
Paragraaf verbonden partijen
Gemeenschappelijke regeling, bestuurlijk belang en zetel
Doel
Ontwikkelingen
Regionaal Milieube-
Het RMB staat voor
Voor het Regionaal Milieubedrijf is in
drijf (RMB)
Ruimte, Milieu en
2014 geen aparte begroting meer in-
13 gemeenten in
Bouwen. Zij verricht
gediend. In de plaats daarvan komt de
Brabant-Noordoost.
onderzoek en geeft
Omgevingsdienst Brabant Noord.
Eigen vermogen, vreemd vermogen en resultaat
uitvoering aan taken Zetel:
op het gebied van de
Cuijk
fysieke leefomgeving in 13 gemeenten in
Portefeuillehouder:
Brabant-Noordoost-
Wethouder H. Hoek-
oost.
sema, tevens lid algemeen bestuur. Omgevingsdienst
De Omgevingsdienst
De ODBN heeft in september 2013
Brabant Noord
Brabant Noord
voor het eerst een begroting inge-
(ODBN)
heeft als taak om
diend. Daarbij zijn de volgende uit-
20 gemeenten in
de kwaliteit van de
gangspunten gehanteerd:
Brabant Noord en
vergunningverle-
- Een algemene bezuiniging van 2,5%
de Provincie Noord-
ning en toezicht en
voor gemeentelijke deelnemers in
Brabant.
handhaving bij de
2014. Dit is het gevolg van de eer-
uitvoering van het
der afgesproken bezuinigingstaak-
Zetel:
milieudeel van de
stelling voor gemeenschappelijke
’s-Hertogenbosch
Wabo te verbeteren. De belangrijkste
regelingen. - Inverdienen van de bovenlokale
Portefeuillehouder:
ambities liggen op
kosten. De opdracht is dat de boven-
Wethouder H. Hoek-
het vlak van aanpak
lokale kosten over een periode van
sema,
ketens, milieucrimi-
vier jaar worden terugverdiend. De
tevens voorzitter
naliteit en risicovolle
efficiencywinst heeft betrekking op
dagelijks bestuur.
bedrijven. Ook heeft
het totale VTH takenpakket. Hiervan
de omgevingsdienst
wordt circa 1/3 uitgevoerd door de
de opdracht om
omgevingsdienst, het resterende
de innovatie en
deel door de gemeenten. De totale
efficiëntie van de
bovenlokale kosten zijn € 675.000.
taakuitvoering te
De bezuinigingsopdracht voor de
bevorderen.
ODBN is dan in totaal € 225.000. - Bezuiniging op de provinciale taakuitvoering van 9% over de periode 2015-2017. - Er is geen indexering opgenomen voor loon- en prijsstijging.
177
Nog onbekend
naar inhoudsopgave
Paragraaf verbonden partijen
Gemeenschappelijke regeling, bestuurlijk belang en zetel
Doel
Ontwikkelingen
Eigen vermogen, vreemd vermogen en resultaat
Werkvoorziening-
Betreft bestuurskos-
De inwonerbijdrage is € 0,32 per inwo-
Eigen vermogen:
schap Noordoost-
ten van het Werk-
ner, gelijk aan 2012 en 2013. De regi-
01-01-12:
Brabant
voorzieningschap.
onale taakstelling van 10% bezuiniging
€ 28.165.400
12 gemeenten in
Daarnaast is het
was al in 2012 gerealiseerd.
31-12-12:
Brabant-Noordoost-
Werkvoorziening-
oost.
schap opdrachtgever
€ 26.073.600
voor de IBN-groep
Vreemd vermogen:
Zetel:
als uitvoeringsorga-
01-01-12: € 0
Oss
nisatie van de Wet
31-12-12: € 0
Sociale WerkvoorziePortefeuillehouder:
ning.
Resultaat:
Wethouder R. Pe-
€0
ters, tevens lid dagelijks bestuur. Brabants Historisch
Beheer archieven in
Er resteerde nog een bezuiniging van
Eigen vermogen:
Informatiecentrum
Brabant-Noordoost.
circa 2,5%, te realiseren tot en met
01-01-12: € 404.000
18 gemeenten in
Deze organisatie
2015. Het BHIC heeft die naar voren
31-12-12: € 404.000
Brabant-Noordoost,
is ontstaan uit een
gehaald en in de begroting voor 2014
de provincie Noord-
fusie van het Streek-
gerealiseerd. De bijdrage van Oss
Vreemd vermogen:
Brabant en water-
archief Brabant-
komt daardoor op € 309.400.
01-01-12:
schap Aa en Maas.
Noordoost met het
€ 2.362.000
Rijksarchief.
31-12-12:
Zetel:
€ 2.250.000
‘s-Hertogenbosch Resultaat: Portefeuillehouder:
€0
Wethouder J. van Loon, tevens lid dagelijks bestuur. Kleinschalig Collec-
Deur-tot-deur
KCV zet in 2014 de lijn voort die in
Eigen vermogen:
tief Vervoer
vervoer voor geïn-
2013 is ingezet: het terugdringen van
31-12-12: € 790.795
13 gemeenten in
diceerden en alle
de exploitatiekosten van het
Brabant-Noordoost-
andere reizigers.
Wmo- en OV-personenvervoer en sta-
Vreemd vermogen:
bilisering van de beheerkosten.
01-01-12: € 0
oost, samen met de provincie NoordBrabant.
31-12-12: € 0 De bijdrage per inwoner voor 2014 is € 0,71. In 2011 was al een bezuiniging
Resultaat:
Zetel:
van 5% gerealiseerd. Met de bijdrage
€0
Uden
voor 2014 voert de KCV nog een bezuiniging van 5% door. De bezui-
Portefeuillehouder:
nigingsopdracht van 10% is daarmee
Wethouder R. de
gerealiseerd.
Bruijn, tevens lid dagelijks bestuur.
178
naar inhoudsopgave
Paragraaf verbonden partijen
Gemeenschappelijke regeling, bestuurlijk belang en zetel
Doel
Ontwikkelingen
Openbaar Basison-
Bevoegd gezag van
Aan deelname aan de gemeenschap-
derwijs
openbare scholen in
pelijke regeling zijn geen kosten
Bernheze, Boekel,
verbonden.
Zetel:
Landerd, Oss, Veg-
Veghel
hel, Uden en Sint-
Eigen vermogen, vreemd vermogen en resultaat
Oedenrode, dat is Portefeuillehouder:
ondergebracht bij de
Wethouder R.
Stichting Openbaar
Peters, tevens be-
Onderwijs Groep
stuurslid.
(Stichting OOG). De gemeenschappelijke regeling vormt het bestuur van deze stichting.
Milieustraat Zetel:
Beheer van de Mi-
In de begroting 2013 zijn de exploita-
lieustraat voor Oss
tiekosten voor de milieustraat op een
en Landerd.
bedrag van € 1.196.952 geraamd. Het aandeel van de gemeente Landerd
Oss
is € 183.532 en wordt bij de gemeente Portefeuillehouder:
Landerd in rekening gebracht via
Wethouder H. Hoek-
kwartaalvoorschotten. De afrekening
sema,
wordt opgesteld via de jaarrekening.
tevens voorzitter
Het aandeel Oss is € 1.013.420 en
van de gemeen-
wordt geheel betaald uit de afvalstof-
schappelijke rege-
fenheffing.
ling. Regionaal Bureau
Het Regionaal Bu-
In 2014 realiseert RBL BNO een
Eigen vermogen:
Leerplicht en Voor-
reau Leerplicht en
besparing van 15% op de gemeente-
01-01-12: € 364.050
tijdig Schoolverlaten
Voortijdig School-
lijke bijdrage bij gelijke kwaliteit van
31-12-12: € 364.050
Brabant Noordoost
verlaten Brabant
dienstverlening. Het RBL BNO meldt
(RBL BNO)
Noordoost (RBL
daarbij dat ontwikkelingen rond de
Vreemd vermogen:
13 gemeenten in
BNO) voert voor 13
transities in het sociale domein de
01-01-12: € 0
Brabant-Noordoost-
gemeenten de Leer-
begroting mogelijk onder druk kunnen
31-12-12: € 0
oost.
plichtwet en de RMC-
zetten. Als dat aan de orde is geeft het
wet uit. Het bureau
RBL BNO hierover een signaal af naar
Resultaat:
Zetel:
ziet erop toe dat
de gemeenten.
€0
Oss
kinderen tussen de 5 en 18 jaar onderwijs
De gemeentelijke bijdrage over 2014
Portefeuillehouder:
volgen en dat kinde-
is € 136.740 (€ 1,61 per inwoner).
Wethouder R.
ren tussen de 18 en
Peters, tevens
23 jaar een start-
voorzitter van de
kwalificatie halen.
gemeenschappelijke
Een startkwalificatie
regeling.
is een mbo-diploma op niveau 2, 3 of 4, een havo-diploma of vwo-diploma.
179
naar inhoudsopgave
Paragraaf verbonden partijen
Gemeenschappelijke regeling, bestuurlijk belang en zetel
Eigen vermogen, vreemd vermogen en resultaat
Doel
Ontwikkelingen
Belastingsamenwer-
Gezamenlijke inning
Voor 2014 is in de begroting hetzelfde
king Oost-Brabant
van belastingen.
bedrag opgenomen als in 2013, te
(BSOB)
weten € 1.323.628 (€ 15,63 per in-
Gemeenten Boekel,
woner). De definitieve begroting 2014
Deurne, Oss, Uden
wordt in het najaar van 2013 door de
en Veghel en Water-
colleges behandeld. Op basis daarvan
schap Aa en Maas.
zal duidelijk zijn wat de hoogte van de inwonerbijdrage voor 2014 is.
Zetel:
Daarnaast zijn bij de 3O-ontwikkelin-
Oss
gen incidentele bedragen opgenomen om de bedrijfsvoering van de BSOB op
Portefeuillehouder:
orde te krijgen.
Wethouder J. van Loon, tevens lid algemeen bestuur.
B. Privaatrechtelijke rechtspersonen Hierbij gaat het om deelnemingen in naamloze of besloten vennootschappen en stichtingen voor de behartiging van oorspronkelijk gemeentelijke taken. Lidmaatschappen van verenigingen, die zijn gericht op belangenbehartiging en kennisoverdracht, zoals de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Vereniging van Bouwrecht, zijn buiten beschouwing gelaten. Rechtspersoon Convenant Brabant-Noordoost
Doel
Betrokkenheid
Samenwerking op basis van
Voor de jaren 2013-2015 is de jaarlijkse
een convenant tussen de
bijdrage van de gemeente Oss begroot op
Portefeuillehouder:
20 gemeenten in Brabant-
€ 0,33 per inwoner.
Burgemeester W. Buijs-Glaude-
Noordoost op een aantal
mans, lid bestuurlijke regiegroep.
ruimtelijk-economische thema’s.
Samenwerking As-50
Samenwerking op basis
Er is een intentieovereenkomst op basis
van een convenant tussen
waarvan de mogelijkheden voor samen-
Portefeuillehouder:
de gemeenten Oss, Uden,
werking nader worden onderzocht. De
Burgemeester W. Buijs-Glaude-
Bernheze en Veghel op het
kosten kunnen per project worden vol-
mans, tevens bestuurslid van de
terrein van werkgelegen-
daan. Er is geen specifiek budget. De pro-
As-50.
heid en economie.
jecten sluiten aan op Brabant-Noordoost.
Stichting 5-sterrenregio
Samenwerkingsverband
Vanaf 2013 wordt voor de gemeente
tussen overheid, onderwijs
Oss een bijdrage van € 42.000 per jaar
Zetel:
en ondernemers op het ter-
begroot.
’s-Hertogenbosch
rein van innovatie.
Portefeuillehouder: Wethouder J. van Loon, tevens lid van het bestuur van de stichting.
180
naar inhoudsopgave
Paragraaf verbonden partijen
Rechtspersoon
Betrokkenheid
Doel
Oss Life Sciences Park Vastgoed
De gemeente en de pro-
De gemeente heeft een aandelenkapitaal
BV
vincie hebben in 2011 hun
van € 2,3 miljoen aangekocht van OLSP
aandeel in de gebouwen
Vastgoed BV. Hiervan is ingeschat dat de
Zetel:
van het Oss Life Sciences
gemeente een risico loopt van 50%. Als
Oss
Park ondergebracht in een
dit risico zich voordoet wordt het uit de
vennootschap (BV).
algemene reserve afgedekt, zoals ook is
Portefeuillehouder:
opgenomen in de nota reserves 2012.
Wethouder J. van Loon. Stichting
Samenwerkingsverband van
De gemeenten dragen jaarlijks bij in de
Regionaal Veiligheidshuis
13 gemeenten in Brabant-
kosten. De bijdrage van Oss bestaat uit
Maas en Leijgraaf
Noordoost-oost, politie,
de volgende componenten:
(RVML)
justitie en maatschappelijke
a.
een vast bedrag per inwoner van
partners op het terrein van
€ 0,10
Zetel:
jeugd, huiselijk geweld,
b.
een bijdrage van € 38.814, die is
Oss
veelplegers en nazorg.
gebaseerd op de mate van
(beoogde) participatie op de
Portefeuillehouder:
terreinen jeugd, huiselijk geweld
Burgemeester W. Buijs-Glaude-
en veelplegers.
mans, tevens penningmeester van
c.
een bijdrage van € 44.380, die is
de stichting.
gebaseerd op de (beoogde)
participatie in het traject nazorg.
Stichting Maashorst in uitvoering
Samenwerkingsverband van
De stichting heeft voor 2014 een uitvoe-
de gemeenten Oss, Uden,
ringsprogramma samengesteld, waar alle
Zetel:
Bernheze en Landerd, de
partners aan meebetalen. De gemeente
Landerd
provincie, Staatsbosbeheer
Oss reserveert daarin € 110.000 vanuit
en enkele particuliere orga-
de middelen voor reconstructie.
Portefeuillehouder:
nisaties.
Wethouder H. Hoeksema, tevens lid van de stuurgroep. NV Brabant Water
Watervoorziening in de
De gemeente Oss is aandeelhouder. Er
provincie.
wordt geen dividend uitgekeerd.
Bankier van de Nederlandse
De gemeente Oss is aandeelhouder.
gemeenten en huisbankier
Jaarlijks wordt een dividend uitgekeerd
van de gemeente Oss.
dat afhankelijk is van de resultaten van
Portefeuillehouder: Wethouder J. van Loon, tevens vertegenwoordiger van de gemeente bij de algemene vergadering van aandeelhouders. Bank Nederlandse Gemeenten Portefeuillehouder: Wethouder J. van Loon.
de bank.
Toelichting - Brabant-Noordoost
20 gemeenten: Boekel, Bernheze, Boxmeer, Boxtel, Cuijk, Grave, Haaren,
’s-Hertogenbosch, Heusden, Landerd, Maasdonk, Mill, Oss, Schijndel, Sint Anthonis,
Sint-Michielsgestel, Sint-Oedenrode, Uden, Veghel en Vught.
- Brabant-Noordoost-Oost
13 gemeenten: Boekel, Bernheze, Boxmeer, Cuijk, Grave, Landerd, Maasdonk, Mill, Oss, Sint Anthonis,
Sint-Oedenrode, Uden en Veghel.
181
naar inhoudsopgave
Paragraaf grondbeleid Inleiding Deze paragraaf beschrijft het grondbeleid, de financiële positie en het weerstandsvermogen van het grondbedrijf. Het Najaarsbericht van het grondbedrijf geeft inzicht op een lager detailniveau. We hebben de cijfers van het MPG 2013-2016 geactualiseerd. De omvang van de ABR zal naar verwachting per 1 januari 2014 niet € 0 maar € 0,4 miljoen negatief zijn. De tegenvallende verkopen op industrieterreinen hebben het grootste effect. De tweede helft van dit jaar staat het stimuleren van de verkopen centraal. We zijn met enkele partijen in gesprek. Mogelijk leidt dat nog dit jaar tot extra grondverkopen. 1. Grondbeleid 1.1 Visie We verwachten dat de bodem van de Nederlandse koopwoningmarkt in zicht is. De daling van de woningverkopen is vrijwel tot stilstand gekomen en ook het tempo van de prijsdalingen is afgezwakt. We verwachten dat deze ontwikkeling doorzet en dat de woningprijzen mogelijk in 2014 stabiliseren (Rabobank, kwartaalbericht juni 2013). Vanaf 2015 verwachten we een voorzichtig herstel, maar wel in een nieuwe realiteit die sober blijft. De economische situatie blijft de komende jaren van invloed op investeringsbeslissingen van bedrijven en vormt daarmee een onzekerheid voor de verkopen van industriegrond. 1.2 Beleid Grondbeleid In onze nota grondbeleid staat dat we een actief grondbeleid voeren om binnen locatieontwikkelingsprojecten maximale regie te voeren. Dit houdt in dat we zelf (strategisch) gronden verwerven en daarna voor eigen rekening en risico de grond bouwrijp maken, uitgeven en woonrijp maken. De projecten Piekenhoef, Horzak en ’t Reut zijn voorbeelden waar invulling is gegeven aan het actief grondbeleid. Voor ieder project stellen we een quick scan op om de ontwikkel- en verwervingsstrategie te bepalen. Het risicoprofiel kan aanleiding zijn om van actieve verwerving af te zien. De vastgoedmarkt is op dit moment aan veel veranderingen onderhevig. Veel ontwikkelingen zijn blijvend van aard en vragen een nieuwe invulling van rollen, manieren van samenwerken en financieringsmodellen. We herzien dit najaar de nota grondbeleid om in te spelen op deze ontwikkelingen. De denkrichting voor het nieuwe grondbeleid is een slim gedifferentieerd grondbeleid: actief alleen waar nodig en wenselijk (om regie te kunnen voeren en/of middelen te genereren) en in andere situaties minder actief, variërend van participerend tot overlaten aan de markt. Grondprijsbeleid Het grondprijsbeleid is vastgelegd in de nota grondprijsbeleid die de raad op 14 mei 2009 heeft vastgesteld. De nota heeft betrekking op projecten waar sprake is van actief grondbeleid. Het grondprijsbeleid beschrijft per categorie de berekeningsmethode. In hoofdlijnen betekent dit dat de gemeente voor particuliere en projectmatige woningbouwontwikkelingen de residuele grondprijsberekening3 hanteert en voor industrieterreinen de comparatieve methode4. In 2012 hebben we de methodiek van residueel rekenen voor woningbouw geëvalueerd. De belangrijkste conclusies van deze evaluatie zijn dat het een goede methode is en dat het aanbeveling verdient om te standaardiseren. Daarnaast is het lastig om de kengetallen voor de residuele berekening te bepalen omdat er weinig transacties zijn. Daarom zijn we gestart met een pilot om grondprijzen voor woningbouw met een taxatiecommissie te bepalen. De taxatiecommissie bestaat uit drie deskundigen. We werken ook met een pilot om de grondprijs voor kavels groter dan vijf hectare op de industrieterreinen Vorstengrafdonk en de Geer Oost-Zuid residueel te bepalen (in plaats van comparatief). Residuele grondprijs = marktwaarde onroerend goed -/- BTW -/- stichtingskosten exclusief grond. Een comparatieve grondprijs baseren we op vergelijkbare transacties, bijvoorbeeld transacties in het verleden of van andere (omliggende) gemeenten. 3 4
182
naar inhoudsopgave
Paragraaf grondbeleid
Kader voor winstnemingen Binnen de grondexploitaties kunnen we winst nemen als voldaan wordt aan één van de volgende drie kaders: 1. De kosten zijn gedekt door gerealiseerde opbrengsten. Elke euro aan ‘nieuwe’ opbrengsten levert dus direct winst op. 2. Bijna alle kosten zijn gemaakt en de nog behoedzaam geraamde kosten voor afronding zijn geheel gedekt door de gerealiseerde opbrengsten. 3. De gerealiseerde verkopen overtreffen de gemaakte kosten én de behoedzaam en goed in te schatten, nog te realiseren verkopen zijn aanzienlijk hoger dan de behoedzaam ingeschatte, nog te maken kosten. Dit zal het geval zijn bij een grondexploitatie met omvangrijke winstgevendheid. Voor de volgende projecten zetten we het oude beleid van tussentijdse winstnemingen voort: Piekenhoef, ’t Reut, De Geer Oost-Zuid, Vorstengrafdonk en De Bulk 2-3. De winstnemingen uit de herstructurerings- en woningbouwprojecten gaan voor 100% naar de algemene bedrijfsreserve grondbedrijf (ABR). De winstnemingen uit de industriecomplexen gaan voor 80% naar de ABR en voor 20% naar de reserve strategische aankopen. Om de ABR te versterken is bij het vaststellen van de programmabegroting 2013-2016 besloten om in de periode 2012 t/m 2015 af te wijken van het beleid ten aanzien van de winstnemingen op industrieterreinen door niet 80% maar 100% in de ABR te storten. 2. Financiële positie Hierna volgt een overzicht van de financiën van het grondbedrijf op portefeuilleniveau. De bedragen zijn in miljoenen euro’s. 2.1 Verkopen De verkoopprognoses hebben we aangepast op basis van de lopende contracten, lopende onderhandelingen en het marktinzicht. We verwachten dit jaar minder te verkopen dan we bij het opstellen van het MPG 2013-2016 verwachtten (Centrumplan Berghem: 10 kavels, restcomplex: 5 kavels, Wilgendaal: 4 kavels). We verlagen de prognose voor woningbouw in 2013 van 93 kavels naar 70 kavels. In de eerste 8 maanden van 2013 hebben we 32 kavels voor woningbouw verkocht. In 2014 verwachten we een piek. Dit komt doordat het project Centrumplan Berghem dan start met de gronduitgifte (20 kavels), fase 2 van Horzak-Noord start dan (44 kavels) en we verwachten dan in één keer de grond voor de woningen in Dorpshart Oijen te kunnen verkopen (43 kavels)5. In 2015 staat de uitgifte voor het project Talentencampus op het programma (61 kavels)5.
5
De ontwikkelende partij bouwt de woningen gefaseerd en dus niet in één jaar.
183
naar inhoudsopgave
Paragraaf grondbeleid
In de eerste 8 maanden van 2013 hebben we 0,4 hectare industrieterrein verkocht. We verlagen op basis van de huidige contacten de prognose voor industrieterreinen in 2013 van 5,8 hectare naar 3,5 hectare. Momenteel zijn we in gesprek over de afname van twee grote kavels (totaal circa 10 hectare). Voorzichtigheidshalve hebben we dit nog niet in de verwachting voor 2013 meegenomen. We gaan er in de grondexploitaties vanuit dat we vanaf 2014 weer 6 à 7 hectare per jaar kunnen verkopen.
2.2 Belangrijkste wijzigingen in de grondexploitaties De belangrijkste wijzigingen in de grondexploitaties van ‘uitvoering’-projecten zijn: 1. Bergoss
Een werkgroep onderzoekt de haalbaarheid van een plan voor het sheddakencomplex. In de grondexploitatie zijn de fasering van de gronduitgifte en de grondopbrengsten hierop aangepast. Per saldo beïnvloedt dit het financiële resultaat van de grondexploitatie niet. Het risico dat deze planvorming met zich meebrengt is verwerkt in de risicoanalyse.
2. Piekenhoef
In de grondexploitatie was rekening gehouden met een onteigening. Hiervoor waren een verwervingsbedrag en een post onvoorzien opgenomen. De gronden zijn inmiddels minnelijk verworven. Hierdoor kan de post onvoorzien (€ 0,7 miljoen voordelig) vrijvallen. De verkeersdruk op de Landbouwlaan vraagt om aanpassing van de inrichting. In het MPG 2013-2016 was al rekening gehouden met deze kosten. De uiteindelijke kostenraming komt echter € 0,1 miljoen hoger uit.
Samen met de ontwikkelaars in Piekenhoef kijken we hoe we de verkaveling kunnen aanpassen aan de huidige marktvraag. De grondopbrengsten stellen we daarom naar beneden bij (€ 0,3 miljoen nadelig). Een aantal kleine overige bijstellingen hebben een positief effect van € 0,14 miljoen. Met het positieve saldo van deze wijzigingen van € 0,37 miljoen is een post onvoorzien gevormd.
3. Wilgendaal
De vertraging in de kaveluitgifte heeft een negatief effect van € 0,5 miljoen op de grondexploitatie. Dit nadeel is voor € 0,15 miljoen opgevangen binnen de post onvoorzien. Het bouw- en woonrijp maken in fase 1 is nagenoeg afgerond en kost minder dan geraamd. Het krediet is hierop met € 0,15 miljoen aangepast.
4. Dorpshart Oijen
Voor dit project zijn we in gesprek met een ontwikkelende partij. Het doel van deze gesprekken is om het risicoprofiel van de gemeente te verlagen. Dat kan als we de grondexploitatie overdragen aan de ontwikkelende partij. We verwachten dat dit per saldo geen financieel effect heeft op de grondexploitatie.
5. De Geer Oost-Zuid en Vorstengrafdonk
De verkopen in 2013 zijn naar beneden bijgesteld. Dit betekent voor de Geer Oost-Zuid een nadeel van € 0,14 miljoen en voor Vorstengrafdonk een nadeel van € 0,12 miljoen.
184
naar inhoudsopgave
Paragraaf grondbeleid
2.3 Winstnemingen
De winstnemingen in 2013 vallen lager uit. Dit komt hoofdzakelijk doordat we op industrieterreinen minder gronden uitgeven dan verwacht. Deze winstnemingen zijn verwerkt in de prognose van de ABR (zie het staafdiagram aan het einde van deze paragraaf). 2.4 Stand van de ABR
185
naar inhoudsopgave
Paragraaf grondbeleid
De ABR zal per 1 januari 2014 lager zijn dan verwacht, namelijk € 0,4 miljoen negatief. De hoofdoorzaken hiervan zijn: 1. de tegenvallende verkopen van industrieterreinen, waardoor de winstnemingen lager zijn
(-/- € 0,6 miljoen).
2. incidentele verkoopopbrengsten binnen de koepelcomplexen (€ 0,2 miljoen). Een negatieve reserve is volgens de BBV-regels niet toegestaan. Dit betekent dat het tekort ten laste van de algemene dienst komt. Op dit moment zuivert de algemene dienst het tekort nog niet aan. Bij het opmaken van de jaarrekening 2013 kijken we wat de stand van de ABR per 31 december 2013 is. Dan hebben we ook meer duidelijkheid over twee mogelijke grote verkopen van industriegrond (ongeveer 10 hectare). Als we deze gronden dit jaar kunnen verkopen heeft de ABR begin 2014 een positieve omvang. Daarnaast zetten we ons in om maatregelen te treffen die de omvang van de ABR positief beïnvloeden. Vanaf 2013 wordt geen rente meer toegerekend aan de overige bestemmingsreserves. Dit is in de prognoses verwerkt. 3. Weerstandsvermogen 3.1 Risico’s en voorzienbare verliezen De algemene bedrijfsreserve van het grondbedrijf dient om de conjuncturele risico’s af te dekken. Na vijf jaar crisis is er geen weerstandsvermogen meer over. Daar staat tegenover dat de lopende grondexploitaties de ‘stresstest’ kunnen doorstaan en dat ze voldoende winstpotentie bevatten om het ‘zwarte scenario’ op te kunnen vangen. De benodigde omvang van het weerstandsvermogen bepalen we aan de hand van een stappenplan. Op 1 januari 2013 is een weerstandsvermogen van € 1,6 miljoen nodig. Naast de conjuncturele risico’s spelen projectrisico’s. We kwantificeren projectrisico’s voor ‘programma’-projecten door de boekwaarde te verminderen met de marktwaarde in huidige bestemming (getaxeerd door een externe taxateur) en deze vervolgens voor 100% af te dekken met de voorziening ‘programma’-projecten. De grondexploitaties van ‘ontwerp’- en ‘uitvoering’-projecten dragen de projectrisico’s zelf als er voldoende winstpotentie in het project aanwezig is. De risico’s van projecten die onvoldoende of geen winstpotentie bezitten dekken we af met de reserve planeconomische risico’s.
Risico's per 1 januari 2014
MPG 2013-2016
Programmabegroting 2014
"programma"-projecten* "ontwerp"-projecten** "uitvoering"-projecten**
1,3 2,1 0,4 3,7 * afgedekt met de voorziening "programma"- projecten ** afgedekt met de reserve planeconomische risico's
1,3 1,9 0,5 3,7
Verschil 0,0 -0,2 0,1 -0,1
De risico’s zijn inhoudelijk nagenoeg ongewijzigd. Het financiële verschil komt doordat de reserve planeconomische risico’s geen rente meer ontvangt. Dit betekent dat we de risico’s alleen nog indexeren en niet meer corrigeren met een rentefactor. Als we bij ‘ontwerp’- en ‘uitvoering’-projecten een exploitatieverlies verwachten waarderen we de boekwaarde af, zodat de verwachte eindwaarde aan het einde van de looptijd nihil is. De te verwachten verliezen waarderen we dus meteen volledig af. Alleen voor het project Heesch-West treffen we een voorziening voor het te verwachten exploitatieverlies, aangezien de boekwaarde van dit project niet op de balans van Oss staat.
186
naar inhoudsopgave
Paragraaf grondbeleid
3.2 Reserves en voorzieningen De volgende staafdiagrammen geven het verloop van de reserves en voorzieningen van het grondbedrijf weer (de stand per 1 januari 2013 is gerealiseerd en de standen per 1 januari voor 2014 t/m 2017 zijn een inschatting). Vervolgens beschrijven we wat het doel van de reserves en voorzieningen is. Het verloop van de reserves en voorzieningen is een weerspiegeling van geactualiseerde prognoses en de geactualiseerde risicoanalyse.
ABR Deze reserve vormt het weerstandsvermogen van het grondbedrijf en dient om conjuncturele risico’s op te vangen. Conjuncturele risico’s zijn algemeen van aard en hebben betrekking op de gehele projectenportefeuille. Het zijn risico’s die samenhangen met macro-economische ontwikkelingen. Afroming6 van de ABR naar de algemene dienst kan plaatsvinden als winsten7 daadwerkelijk gerealiseerd zijn en vindt dus niet meer plaats op basis van prognoses. Met behulp van het stappenplan (zie de tekst bij 3.1) bepalen we of afroming mogelijk is. Reserve strategische aankopen Het grondbedrijf beschikt over de reserve strategische aankopen. Een strategische aankoop komt op de balans voor het aankoopbedrag, tenzij de waarde van het vastgoed in verpachte staat of de executiewaarde lager is dan het aankoopbedrag, dan nemen we het lagere bedrag op. Het eventuele verschil in waarde komt ten laste van de reserve strategische aankopen. Daarnaast komt het exploitatieresultaat van strategische aankopen ten gunste (bij een exploitatieoverschot) of ten laste (bij een exploitatietekort) van deze reserve. De reserve ontvangt 20% van de (tussentijdse) winstnemingen op de industrieterreinen tot een maximum van € 5 miljoen. Zoals besloten met de vaststelling van de programmabegroting 2013-2016 wijken we, om de ABR te versterken, tijdelijk af van de beleidslijn om 20% van de (tussentijdse) winstnemingen op industrieterreinen in de reserve strategische aankopen te storten. In de periode 2012-2015 komen de (tussentijdse) winstnemingen volledig ten gunste aan de ABR. Als gevolg hiervan vinden de komende tijd alleen nog de strategische aankopen plaats waarvoor we een verplichting zijn aangegaan. In de periode 2013-2015 worden deze aankopen en de kapitaallasten van al gedane aankopen afgedekt via de ABR. Doordat de reserve strategische aankopen tijdelijk niet gevoed wordt is er op de korte termijn geen financiële ruimte voor gelegenheidsaankopen of zeer wenselijke aankopen voor bijvoorbeeld de geledingszone.
6
Afroming = De bedragen die vanuit de ABR van het grondbedrijf naar de algemene dienst vloeien. Deze bedragen
hebben een incidenteel karakter. 7
Winstneming =De (tussentijdse) winsten die genomen worden in een grondexploitatie en ten gunste komen van de
ABR en/of de reserve strategische aankopen binnen het grondbedrijf.
187
naar inhoudsopgave
Paragraaf grondbeleid
Reserve planeconomische risico’s De ‘ontwerp’- en ‘uitvoering’-projecten brengen projectrisico's met zich mee. Deze projectrisico's dekt het grondbedrijf binnen de projecten af met de reserve planeconomische risico's. Om de benodigde hoogte van de reserve te bepalen voert het grondbedrijf twee keer per jaar een risicoanalyse uit. Projectrisico’s worden opgevangen binnen de grondexploitatie van het project als er voldoende winstpotentie in het project aanwezig is. Hierbij wordt voorzichtigheidshalve alleen gekeken naar de negatieve risico’s. De positieve risico’s worden wel benoemd, maar niet verrekend met de negatieve risico’s. De negatieve risico’s van projecten die onvoldoende of geen winstpotentie bezitten worden afgedekt met de reserve planeconomische risico’s.
Voorziening ”programma”-projecten Deze voorziening dekt voor “programma”- projecten het verschil tussen de boekwaarde en de marktwaarde met de huidige bestemming volledig af. Een externe taxateur taxeert de marktwaarde met huidige bestemming. De voorziening neemt toe omdat de boekwaarde jaarlijks toeneemt met de plankosten. Voorziening te verwachten kosten afgesloten complexen (voorheen voorziening woningbouw/industrie) De voorziening vangt te verwachten kosten op van afgesloten ‘uitvoering’-projecten waar geen opbrengsten tegenover staan. Voorziening te verwachten exploitatieverlies Heesch-West Deze voorziening dient om het te verwachten verlies op het project Heesch-West op te vangen. De te verwachten exploitatieverliezen van andere “ontwerp”- of “uitvoering”-projecten waarderen we meteen af op de boekwaarde van het project.
188
naar inhoudsopgave
Paragraaf lokale heffingen 1. Algemene ontwikkeling Het COELO (Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden) onderzoekt jaarlijks de lastendruk met betrekking tot de gemeentelijke belastingen. Het gaat om belastingen die tot woonlasten voor gebruikers van woningen leiden (OZB, afvalstoffenheffing en rioolheffing). In het volgende overzicht zijn de cijfers uit de COELO-atlas opgenomen. De uitgangspunten daarbij zijn: -
Voor Oss ligt de gemiddelde WOZ-waarde tussen € 200.000 en € 225.000.
-
De landelijk gemiddelde WOZ-waarde is € 236.000.
-
Het tarief afvalstoffenheffing is gebaseerd op een container van 240 liter voor restafval in combinatie
met een container van 140 liter voor GFT.
-
Het tarief rioolheffing bestaat uit het eigenaarstarief plus gebruikerstarief van een
woning. Op basis van de werkelijke cijfers 2013 ziet het overzicht voor Oss er als volgt uit: Lastendruk
Oss Landelijk
standaardwoning 2013
werkelijk
Onroerende zaakbelastingen
€ 217
€ 250
Afvalstoffenheffing
€ 266
€ 264
Rioolheffing
€ 166
€ 183
Totaal
€ 649
€ 697
Uit deze cijfers blijkt dat de lastendruk in Oss in 2013 € 48 onder het werkelijke landelijk gemiddelde ligt. 2. Uitgangspunten tarievenbeleid Het is ons vaste beleid om de Osse lastendruk onder het landelijk gemiddelde te houden. Als landelijk gemiddelde worden de cijfers van het COELO gehanteerd. In het tarievenbeleid van de gemeente Oss worden voor 2014 de volgende uitgangspunten gehanteerd: -
De tarieven voor de OZB ondergaan 4 wijzigingen:
-
een aanpassing als gevolg van de verwachte waardedaling.
-
de in de programmabegroting 2012-2015 vastgestelde jaarlijkse verhoging van de tarieven met
4% in de periode 2012-2015.
een jaarlijkse verhoging van 1% in de jaren 2013 en 2014 als onderdeel van de dekking van
-
de Talentencampus uit de voorjaarsnota 2012.
een jaarlijkse inflatiecorrectie van 1% in de jaren 2014-2016 overeenkomstig de voorjaarsnota 2013/
-
deze programmabegroting.
-
De tarieven voor de afvalstoffenheffing worden met 0% verhoogd.
-
Het tarief voor de rioolheffing wordt met 1,5% inflatiecorrectie verhoogd als gevolg van de gestegen
kosten. De tarieven zijn deelbaar door 12 gemaakt in verband met termijnbetaling.
-
De tariefdifferentiatie in de toeristenbelasting komt met ingang van 2014 te vervallen. Het nieuwe tarief
wordt € 1,60.
-
De tarieven voor de overige belastingen en leges worden met 0% inflatiecorrectie verhoogd.
In de rest van de paragraaf zijn we uitgegaan van deze uitgangspunten voor de tarieven. De definitieve voorstellen voor de tarieven worden in december in de gemeenteraad behandeld bij het vaststellen van de belastingverordeningen.
189
naar inhoudsopgave
Paragraaf lokale heffingen
3. Prognose lastendruk 2014 Bij de prognose voor de landelijke lastendruk zijn we uitgegaan van 1,5% inflatiecorrectie. Lastendruk standaardwoning 2014
Oss Landelijk prognose
prognose
Onroerende zaakbelastingen
€ 230
€ 253
Afvalstoffenheffing
€ 266
€ 268
Rioolheffing
€ 168
€ 186
Totaal
€ 664
€ 707
Op basis hiervan ligt de verwachte lastendruk 2014 in Oss € 43 onder het geschatte landelijk gemiddelde. 4. Kwijtschelding De in de wet geboden ruimte om het kwijtscheldingsbeleid vorm te geven gebruiken wij maximaal, wat betekent dat de kwijtscheldingsnorm op 100% ligt. Kwijtschelding kennen wij voor de volgende belastingen toe: - Onroerende zaakbelastingen (na de afschaffing van het gebruikersdeel van de OZB op woningen komt
deze vorm van kwijtschelding nog slechts een enkele keer voor)
- Rioolheffing - Afvalstoffenheffing - Hondenbelasting In de volgende tabel zijn de aantallen kwijtscheldingsverzoeken over de jaren 2012 en 2013 weergegeven. Kwijtscheldingsverzoeken 2012
2013
Meerjarige kwijtschelding
1.481
1.037
440
463
Incidentele verzoeken Totaal
1.921 1.500
5. Overzicht van de belangrijkste belastingen en heffingen Omschrijving
Opmerking
Tarief 2013
Tarief 2014
Onroerende zaakbelastingen - Tarief OZB gebruikers niet-woningen
1
0,1433
0,1441
- Tarief OZB eigenaren woningen
1
0,0973
0,0979
- Tarief OZB eigenaren niet-woningen
1
0,1773
0,1739
Afvalstoffenheffing
2
266,40
266,40
Rioolheffing woningen
3
165,96
168,48
Hondenbelasting
4 54,96 54,96
(Water)toeristenbelasting
5 diverse diverse
Precariobelasting diverse diverse Reclamebelasting
6 diverse diverse
Toelichting 1. Het tarief 2014 is berekend door het tarief 2013 met 6% te verhogen. 2. Het tarief is gebaseerd op het hebben van een grijze container met een inhoud van 240 liter en een groene container met een inhoud van 140 liter. 3. Het tarief van € 168,48 is gebaseerd op de volgende uitgangspunten: a. € 140,28 voor een eigenaar van een woning met een kavelgrootte tot 1.000 m2. Dit tarief neemt toe naarmate de kavelgrootte toeneemt. b. € 28,20 voor de gebruiker. 4. Het tarief is gebaseerd op het tarief voor de 1e hond. 5. Het tarief voor toeristenbelasting is vanaf 2014 € 1,60 per overnachting. Het tarief voor watertoeristenbelas ting is € 1,60 per persoon per etmaal, waarbij een factor voor de lengte van het vaartuig wordt toegepast. 6. Het tarief is € 450 voor reclame-uitingen van 0,1 m2 tot 0,5 m2 in het centrum. Voor de aanloopstraten is het tarief € 337,44.
190
naar inhoudsopgave
Paragraaf bedrijfsvoering Inleiding De bedrijfsvoering is van belang voor het uitvoeren van de primaire programma’s. De paragraaf bedrijfsvoering heeft hierbij een directe relatie met het programma Organisatie (programma 12). Het programma beschrijft de visie in relatie met het beleid. Deze paragraaf beschrijft de actuele ontwikkelingen. Organisatie Een groot aantal belangrijke maatschappelijke vraagstukken is alleen op te lossen als gemeente, burgers, maatschappelijke organisaties en regionale partners op een goede manier met elkaar samenwerken. Dit betekent een meer flexibele rolinvulling van de gemeente en haar medewerkers. In 2014 en verder spelen de volgende ontwikkelingen: - Invoering van de Omgevingsdienst Brabant Noordoost (ODBN), die uiteindelijk eind 2013 operationeel is geworden. De vorming hiervan leidt tot organisatorische aanpassingen bij de afdeling Handhaving en de afdeling Bouwen, Wonen en Milieu. - Versterking van de regionale samenwerking richt zich de komende periode vooral op de herindeling OssMaasdonk/Geffen per 1 januari 2015. De nadruk zal komen te liggen op de harmonisatie van beleid en uitvoering en op de inpassing van personeel. - De samenwerking met de As-50 op het gebied van bedrijfsvoering heeft vooral betrekking op het meetbaar maken van de bedrijfsvoering via het onderzoek Vensters voor Bedrijfsvoering en op P&O (onder andere mobiliteit en opleiding). - De komende jaren zullen meer samenwerkingspartners gebruik gaan maken van ons gemeentehuis. Huuren dienstverleningscontracten hiervoor worden integraal opgesteld vanuit de bedrijfsvoering. - De 3 transities in het sociale domein zullen impact hebben op de organisatie en dus ook op de bedrijfsvoering. We bereiden ons hierop voor. Personeel De continuïteit van de dienstverlening, het realiseren van (strategische) ambities en de ontwikkeling van organisatie en medewerkers staan onder druk door arbeidsmarktkrapte, vergrijzing en schaars talent. Het strategisch plannen en sturen op toekomstig personeel, met de juiste kennis, competenties, inzet en betrokkenheid is de komende jaren een belangrijk item. Maar ook het strategisch sturen en organiseren van de ontwikkeling en matching van onze huidige medewerkers is noodzakelijk. De bezuinigingsopgave voor de organisatie, de (her)plaatsing van de medewerkers van Maasdonk en onze veranderende rol als overheid spelen hierbij een grote rol. In 2014 en verder zal de mobiliteitsaanpak van belang zijn voor de realisatie van de personele opgaven door gerichte inzet van mobiliteitsinstrumenten op het gebied van instroom, doorstroom en uitstroom. Financiën en Control De visie op Financiën en Control is uitgewerkt in 3 deelvisies, namelijk: -
Visie op control
-
Visie op risicomanagement en AO/IC
-
Visie op managementinformatie
Deze visies blijven het vertrekpunt voor de speerpunten op het gebied van Financiën en Control. In het kort: 1. Visie op control Als organisatie ben je in control als je in staat bent goed te kunnen sturen, kunt omgaan met onzekerheden en de gestelde (bestuurlijke) doelen op een efficiënte manier weet te behalen. Daarbij hoort ook flexibiliteit om in te kunnen spelen op veranderingen in de organisatie en/of de omgeving. Control is meer dan financiën; het gaat over alle bedrijfsvoeringaspecten (PIJCOF).
191
naar inhoudsopgave
Paragraaf bedrijfsvoering
2. Visie op risicomanagement en AO/IC De huidige economische situatie en ook grote projecten vragen om een gestructureerde vorm van risicomanagement. Daarmee bedoelen we het op een gestructureerde manier identificeren, analyseren en beheersen van risico’s die invloed hebben op de realisatie van de doelstellingen van de gemeente. Administratieve Organisatie en Interne Controle (AO/IC) zijn onlosmakelijk verbonden met risicomanagement. Op dit vlak is er onder andere een toenemende behoefte aan het beter afstemmen van de aard en omvang van de controles op de specifieke risico’s in processen. 3. Visie op managementinformatie De hoofddoelstelling van managementinformatie is het zorgen voor relevante informatie om te kunnen sturen en verantwoorden. Dit geldt voor alle lagen in de organisatie, van budgethouder tot bestuur. Bij deze uitgangspunten voor het toegankelijk maken en verstrekken van managementinformatie maken we nadrukkelijk onderscheid in standaardinformatie en maatwerkinformatie. Speerpunten 2014 Vanuit deze visies zien we de volgende belangrijke speerpunten voor 2014: -
Basis op orde (monitoring van financiële ontwikkelingen en realisatie van de bezuinigingen).
-
Control op de transities in het sociaal domein (AWBZ, jeugdzorg en Participatiewet).
-
Invoering van de Wet Markt en Overheid (gedragsregels voor economische activiteiten).
-
Doorontwikkeling en digitaal beter toegankelijk maken van planning & control-producten
(voorjaarsnota, programmabegroting, jaarrekening).
-
Verdere ontwikkeling van een managementdashboard/managementinformatie.
-
Verdere implementatie van horizontaal toezicht op fiscaal gebied met de Belastingdienst.
Inkoop en aanbesteding Een belangrijke externe ontwikkeling is dat gemeenten steeds meer nieuwe taken krijgen toebedeeld, zoals de drie grote transities in het sociaal domein. Het gaat om ingrijpende operaties voor gemeenten met ook gevolgen voor de bedrijfsvoering, met name als het gaat om aanbestedingsaspecten en subsidies. De Aanbestedingswet vraagt meer kennis en inspanning bij de kleine en middelgrote aanbestedingen. Het Europees Parlement stelt naar verwachting eind 2013 nieuwe aanbestedingsrichtlijnen vast. Inkoop zal de betreffende medewerkers trainen en verleent bij aanbestedingen ondersteuning ‘on the job’ als een continu proces. Inkoop besteedt veel aandacht aan bewustwording van de ambtelijke organisatie voor de positie van de lokale ondernemers en de mogelijkheden die er binnen de aanbestedingsregels zijn om lokale ondernemers te contracteren. Ook stuurt Inkoop intensiever op een sneller betalingsgedrag. In het laatste kwartaal van 2013 start het implementatietraject SLIM inkoop. Diverse werkgroepen werken de deelprocessen momenteel uit met het doel het inkoopproces efficiënter te laten verlopen. De nieuwe werkprocessen zullen in de komende periode zijn effect krijgen. ICT en e-overheid De ICT zal in 2014 in het teken staan van de herindeling met Maasdonk en de verdere professionalisering van de ICT-organisatie ten behoeve van een goede dienstverlening en bedrijfsvoering. De verdere uitbouw van de elektronische overheid en de steeds verdergaande ketensamenwerking (vorming Omgevingsdienst en de drie transities in het sociaal domein) zijn niet mogelijk zonder goede ICT-voorzieningen en zaakgericht werken. De inspanningen zullen de komende jaren vooral gericht zijn op de (technische) facilitering hiervan in de vorm van basisregistraties, informatiebeveiliging, processturing en statusinformatie
192
naar inhoudsopgave
Paragraaf bedrijfsvoering
voor klanten. Hierbij maken we dankbaar gebruik van de diensten van het Kwaliteitsinstituut Nederlandse Gemeenten (King) in de vorm van de Gemma-architectuur, de informatiebeveiligingsdienst (IBD) en het Nationaal Uitvoeringsprogramma dienstverlening en e-overheid (NUP). Duurzaamheid Het begrip duurzaamheid is nog steeds een aspect dat zowel in beleid als in concrete uitvoering goed in beeld is. In 2012 ondertekende het ConcernManagementTeam (CMT) een managementverklaring duurzaamheid waarin staat hoe belangrijk we duurzaamheid in de gemeentelijke organisatie vinden. Duurzaamheid is een integraal onderdeel van beleidsnotities, bestekken, aanbestedingsprocedures en inkooptrainingen. Ook in de komende periode wordt uitvoering gegeven aan het aspect ‘Social return bij aanbesteden’, een samenwerking van Inkoop met de dienst Publiekszaken/team Werk. Een voorbeeld van het inspelen op nieuwe mogelijkheden en initiatieven: in 2013 is de gemeentelijke bedrijfsvoering getoetst aan de ISO 26.000 richtlijn met betrekking tot maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO). Dit onderzoek is uitgevoerd als onderdeel van een afstudeeronderzoek van 2 studenten van Avans Hogeschool in combinatie met leerlingen van het Mondriaancollege. Bij de toetsing van de MVO-principes is geconstateerd dat we een actief MVO-beleid voeren dat in grote mate voldoet aan de eisen van de richtlijn 26.000. Een kritische noot is dat we ons duurzaamheidsbeleid nog te weinig evalueren en/of monitoren, een leerpunt voor de komende periode.
193
naar inhoudsopgave
Paragraaf Integraal Voorzieningenbeleid (IVB) 1. Inleiding De activiteiten die plaatsvinden in schoolgebouwen, sportaccommodaties en wijk- en dorpshuizen dragen bij aan de leefbaarheid in onze wijken en kernen. In december 2009 heeft de gemeenteraad ingestemd met de Procesaanpak Integraal Voorzieningenbeleid Oss “Vooruitzien in Voorzieningen”. Door periodiek domeinoverleg met de verschillende gebruikers komen we tot een transparant en gestructureerd bestuurlijk besluitvormingsproces over de voorzieningen. Ook gebruiken we IVB om zo goed mogelijk in te spelen op demografische en maatschappelijke ontwikkelingen als ontgroening, vergrijzing, mobiliteit en individualisering. Tenslotte is IVB van belang om tot een duurzame vastgoedportefeuille te komen. Een portefeuille met kwalitatief hoogwaardige, functionele, bereikbare en betaalbare accommodaties, die optimaal bijdraagt aan de leefbaarheid in alle Osse wijken en kernen. 2. Visie op gemeentelijk vastgoed Voorzieningen zoals schoolgebouwen, sportaccommodaties en wijk- en dorpshuizen kosten de gemeenschap veel geld. De exploitatie drukt voor een lange periode (40 jaar) op de begroting. Na 40 jaar is bovendien opnieuw een investering nodig voor renovatie of voor vervangende nieuwbouw. Aangezien 35% van de vastgoedportefeuille in de komende 10 jaar vraagt om herinvestering, zal dit leiden tot een substantiële stijging van de vastgoedexploitaties. De volgende tabel laat dat duidelijk zien. Cluster gebouwen
m2
Gebouwen te
Investeringen
Kapitaal-
gebouwen
vervangen nu
komende
lasten
- 10 jaar
10 jaar
Aantal
Onderwijs Bijzonder primair onderwijs
25
48.327
10
€ 40.000.000
€ 2.180.000
Openbaar primair onderwijs
2
4.873
1
€ 2.500.000
€ 140.000
Expertisecentra
4 4.907
Horizonscholen
8 19.481
Bijzonder voortgezet onderwijs
8
Openbaar voortgezet onderwijs
1
Buurt- en wijkcentra
20
44.811
3
€ 24.000.000
€ 1.300.000
7.065 17.290
7
€ 9.500.000
€ 520.000
Sport Sporthallen en –zalen
16
Sportterreinen
18
22.428
11
€ 20.000.000
€ 1.100.000
n.v.t.
€ 2.000.000
€ 110.000
Overig Brandweerkazernes Jeugdaccommodaties Peuterspeelzalen en BSO
5 8 11
4.640
4
€ 8.500.000
€ 470.000
1.639
2
€ 1.000.000
€ 60.000
1.734
Educatief-culturele accommodaties
3
Gemeentehuis
1 18.600
Monumenten en kunstwerken Werken IBOR Werken Publiekszaken Totaal
13 2
2.289 n.v.t.
2
€ 1.500.000
€ 80.000
n.v.t.
42
4
615
149
198.741
194
1 41
€ 109.000.000
€ 5.960.000
naar inhoudsopgave
Paragraaf Integraal Voorzieningenbeleid (IVB)
Vanwege krimp, ontgroening, hogere tarieven en minder subsidies zien we aan de andere kant dat de vraag naar ruimte kleiner wordt. De eerste effecten daarvan zijn zichtbaar. Zo is er sprake van meer leegstand en minder huurinkomsten op de Horizonscholen. Ook zien we dat huurders vragen om een verlaging van de huurtarieven. De verwachting is dat deze trend van een dalende ruimtevraag en minder huuropbrengsten de komende jaren doorzet. Inzetten op het behoud van de huidige vastgoedportefeuille is niet alleen kostbaar, maar ook een maatschappelijk onverantwoorde strategie als je weet dat nu al sprake is van overcapaciteit en dat deze de komende jaren alleen maar groter zal worden. De exploitatie van onderbezette accommodaties is op termijn niet meer houdbaar. Dat geldt niet alleen voor de gemeente, maar ook voor verenigingen en beheerstichtingen. Daarom zetten we het IVB-beleid van de afgelopen jaren voort. De uitgangspunten bij de uitvoering daarvan zijn: 1.
het optimaliseren van het gebruik van bestaande accommodaties (goede spreiding, betere bezetting,
multifunctioneel gebruik en inzet van niet-gemeentelijke gebouwen).
Wat op termijn moet leiden tot: 2.
minder vierkante meters gemeentelijke voorzieningen (minder meters).
3.
het verhogen van het financiële en maatschappelijke rendement (meer opbrengsten en minder kosten).
Als aanvulling daarop ligt er de specifieke bestuurlijke opdracht om vervangingsinvesteringen zoveel mogelijk te voorkomen. In de uitvoeringsnota maatschappelijk vastgoed, die dit jaar is vastgesteld, is nader uitgewerkt hoe we deze doelen kunnen bereiken. Belangrijke instrumenten om IVB in de praktijk te realiseren zijn onder andere de Voorzieningenkaart, portefeuillemanagement en het Makelpunt. Hierna gaan we verder in op de actuele stand van zaken rond de Voorzieningenkaart en het Makelpunt. 3.
Instrumenten IVB
3.1 Voorzieningenkaart 2030 In 2013 zijn we gestart met de Voorzieningenkaart 2030. Een belangrijk uitgangspunt daarbij is dat ontmoeten in alle wijken en kernen mogelijk blijft. Verder worden alle maatschappelijke activiteiten ondergebracht in een wijk of dorpencluster, maar niet iedere activiteit hoeft plaats te vinden in een eigen, gemeentelijke voorziening of in de eigen dorpskern. We zoeken naar optimale bezetting en spreiding van gemeentelijke en particuliere voorzieningen. We denken dat dit mogelijk is op basis van meer samenwerking, clustering of juist herverdeling van activiteiten en multifunctioneel gebruik van ruimtes. Door de aanwezige overcapaciteit af te bouwen wordt toegewerkt naar een duurzame vastgoedportefeuille, die is afgestemd op de vraag van burgers en op de beleidsdoelen van de gemeente. De portefeuille bestaat dan uit kwalitatief hoogwaardige gebouwen, zowel bouwkundig als functioneel, en is betaalbaar voor zowel gemeente als gebruikers, ook op de lange termijn. De Voorzieningenkaart maken we op basis van co-creatie met de Osse burgers. Dit proces is voor de gemeente één van de experimenten op het gebied van burgerparticipatie. Het wordt per dorpencluster of wijk samen met de dorps- of wijkraad, de burgers en alle overige belanghebbenden voorbereid, ingericht en uitgevoerd. Omdat dit een nieuwe manier is om tot een vastgoedplanning te komen zijn we begonnen met een pilot in Herpen. Deze zal in het najaar worden afgerond en ambtelijk en bestuurlijk geëvalueerd worden. Daarna gaan we een nieuwe planning opstellen voor het maken van de overige voorzieningenkaarten. Onze aanpak, om via co-creatie een voorzieningenplanning te maken, staat nationaal in de belangstelling. 3.2 Makelpunt voor maatschappelijke activiteiten Een tweede instrument om het bestaande maatschappelijk vastgoed beter te benutten is het zogenaamde Makelpunt. Het Makelpunt is in de eerste plaats bedoeld om te bemiddelen tussen vraag naar en aanbod van ruimte voor maatschappelijke activiteiten. Op de tweede plaats zal het Makelpunt bijdragen aan het optimaliseren van het gebruik en de exploitaties van de bestaande gemeentelijke én particuliere voorzieningen. Een derde voordeel is dat het Makelpunt de kennis over vraag naar en aanbod van ruimte zal vergroten. In maart
195
naar inhoudsopgave
Paragraaf Integraal Voorzieningenbeleid (IVB)
2013 is de website gelanceerd: www.makelpunt-oss.nl. Op deze website kunnen burgers en organisaties zelf beoordelen of beschikbare ruimte geschikt is voor hun activiteit, wat deze kost en hoe ze deze kunnen reserveren. Het Makelpunt vergroot daarmee de zelfredzaamheid van burgers en biedt kansen voor het particuliere initiatief. In 2014 wordt ook een reserveringsmodule voor het huren van een gymzaal of sporthal gekoppeld aan de website van het Makelpunt. Iedereen die een gymzaal of sporthal wil reserveren voor een sportactiviteit kan dan digitaal een reservering doen en direct betalen via een iDEAL-verbinding. 4. Ontwikkelingen per domein 4.1 Onderwijs Uit de leerlingenprognose van 2011 wisten we al dat het aantal leerlingen in Oss krimpt. De meest recente prognose uit 2013 bevestigt dit beeld, de krimp is zelfs groter dan in 2011 voorspeld werd. De komende jaren moeten we er rekening mee houden dat sommige scholen zullen groeien ten koste van anderen. Scholen die ouders aan zich weten te binden zullen leerlingen blijven trekken en scholen die daar minder goed in slagen lopen het risico te krimpen. Bij sommige schoolgebouwen kan daardoor een tekort aan ruimte ontstaan, terwijl bij andere schoolgebouwen leegstand ontstaat. Bij het voortgezet onderwijs doet deze ontwikkeling zich al voor. Krimp heeft gevolgen voor de schoolbesturen in Oss. Het Rijk bekostigt het onderwijs op basis van leerlingenaantallen. Schoolbesturen krijgen bij krimp minder geld, maar kunnen dit vaak niet meteen vertalen in bezuinigingen. De grootste kostenpost in het onderwijs is immers het personeel. Reden te meer om in goed overleg met het onderwijs de overcapaciteit weg te organiseren. Primair onderwijs Er lopen diverse projecten om tot een vermindering van de capaciteit te komen. Zo is in 2013 een start gemaakt met de uitvoering van de scholencarrousel Ruwaard. Bij het opstellen van de Voorzieningenkaart in Herpen hebben ouders en dorpsraad de wens uitgesproken om van de basisschool een Integraal Kindcentrum (IKC) te maken. Ook in de wijk Oss Noordwest is met het onderwijs en de kinderopvang een voorzichtige start gemaakt om tot een scholencarrousel te komen. Voortgezet onderwijs Ook bij het voortgezet onderwijs is het belangrijk om in goed overleg de overcapaciteit terug te brengen. In 2012 is daarmee een start gemaakt door de financiering van noodlokalen bij het Maasland, het Titus Brandsma Lyceum en de Stadionlocatie van het Hooghuis niet meer vanuit de gemeente te betalen. De reden hiervoor is dat er in Oss in totaliteit voldoende onderwijsruimte aanwezig is. Het Mondriaancollege en het Hooghuis zijn met elkaar in gesprek over een fusie. Naar verwachting zal dit proces in 2015 zijn afgerond. In 2013 worden de gesprekken over de renovatie/nieuwbouw van de Singel afgerond. Verder heeft het Hooghuis op schrift ingestemd met het meedenken over een verdere capaciteitsvermindering van het totaal aantal gebouwen dat zij in hun bezit hebben. Speciaal onderwijs Ook bij het speciaal onderwijs is de krimp van leerlingaantallen sterker dan in 2011 voorspeld was, maar de ontwikkelingen op het gebied van passend onderwijs zijn nog meer van belang. In 2013 moeten het primair en het voortgezet onderwijs in nieuwe samenwerkingsverbanden regionale plannen klaar hebben voor het passend onderwijs. Pas na de planvorming in september 2013 zal duidelijk worden of het passend onderwijs gevolgen heeft voor de onderwijshuisvesting in Oss. 4.2 Sport Op het gebied van sport hebben de demografische ontwikkelingen ook effect. Krimp van het aantal kinderen zet zich door in krimp van het aantal jeugdleden van sportclubs. Het effect van vergrijzing is dat sporten die mensen tot op hoge leeftijd kunnen beoefenen meer in trek zijn. Daarnaast heeft de individualisering van de
196
naar inhoudsopgave
Paragraaf Integraal Voorzieningenbeleid (IVB)
samenleving tot gevolg dat mensen in toenemende mate buiten verenigingsverband sporten. Specifieke sportaccommodaties hiervoor zijn niet nodig of worden via particulier initiatief gerealiseerd. Wat ook speelt is dat verenigingen moeite hebben om vrijwilligers voor een langere periode aan zich te binden. Tegelijkertijd worden sportverenigingen steeds vaker gevraagd een maatschappelijke bijdrage te leveren, bijvoorbeeld aan het onderwijs. Het tekort aan vrijwilligers in combinatie met meer maatschappelijke verwachtingen legt een druk op de verenigingen. Tenslotte is ook de sporter kritischer op de kwaliteit van sportaccommodaties en worden de (wettelijke) eisen voor de sportvoorziening steeds hoger. In de domeinoverleggen met de sportverenigingen bespreken we 2 keer per jaar deze maatschappelijke ontwikkelingen in combinatie met de doelstellingen van het Integraal Voorzieningenbeleid. We hebben gezamenlijk de intentie om een nieuwe koers uit te stippelen. De bezuinigingen bij de buitensport versterken ook de noodzaak en het belang hiervan. Daarom willen we binnenkort samen met de verenigingen toekomstscenario’s voor de sportparken uitwerken. Daarbij vragen we ook de Sportalliantie Oss om advies. 4.3 Wijk- en dorpshuizen Voor wijk- en dorpshuizen spelen dezelfde ontwikkelingen als bij de sport: de demografische ontwikkeling van ontgroening en vergrijzing, de individualisering van de samenleving, het toenemen van de kwaliteitseisen aan de gebouwen en de terugloop van de inzet van vrijwilligers. Daarnaast wordt het verenigingsleven ook geraakt door bezuinigingen, wat effect heeft op de vraag naar ruimte. Verder zullen de kosten voor dagelijks beheer, schoonmaak en energie stijgen. Al deze ontwikkelingen hebben invloed op de exploitatie van wijk- en dorpshuizen. Het zal de komende jaren niet eenvoudiger worden om een kostendekkende exploitatie te realiseren. Daarom overleggen we minimaal twee keer per jaar met de beheerstichtingen over deze kwesties. Meer dan voorheen zullen oplossingen gevonden moeten worden door samen te werken (bijvoorbeeld met plaatselijke horeca), activiteiten te clusteren of juist te verdelen over andere accommodaties, en door alle ruimtes multifunctioneel te gebruiken. De komende jaren gaan we meer sturen op gezonde exploitaties en goede bezettingsgraden. Hiervoor starten we dit najaar met het maken van een exploitatiescan van alle wijk- en dorpshuizen. 4.4 Cultuur Bij cultuur kan een onderscheid worden gemaakt tussen de (boven)stedelijke, professioneel beheerde voorzieningen, zoals theater De Lievekamp, Museum Jan Cunen, Muzelinck en De Groene Engel en de voorzieningen voor het culturele verenigingsleven. De exploitatie van de bovenstedelijke voorzieningen zal de komende jaren vooral onder druk komen te staan als gevolg van bezuinigingen van het Rijk en de gemeente. Zo is in deze programmabegroting een nieuwe bezuinigingsopgave voor de professionele culturele sector opgenomen. Hierbij staat voorop dat het brede scala aan culturele functies behouden blijft, met als kernwaarden cultuureducatie en toegankelijkheid. Dit najaar werken we in overleg met alle betrokkenen een plan uit hoe de culturele en educatieve functies tegen lagere kosten gecontinueerd kunnen worden, wellicht in een andere organisatiestructuur. In het culturele verenigingsleven spelen dezelfde ontwikkelingen zoals hierboven beschreven bij wijk- en dorpshuizen en sport. Sommige organisaties, zoals harmonieën en fanfares, hebben moeite om jeugdleden te vinden. Andere organisaties, zoals zang- en toneelverenigingen, kennen deze ontwikkeling niet. Deze verenigingen hebben echter soms moeite om geschikte oefenruimten te vinden. De bibliotheken hebben met grote veranderingen te maken door de ‘ontlezing’ als gevolg van de digitale ontwikkelingen. Zij hebben daarom minder behoefte aan grote vaste voorzieningen. Bibliotheken ontwikkelen zich in toenemende mate tot culturele informatiebemiddelaars. Ze steunen de leesontwikkeling van jongeren in samenwerking met het onderwijs. Een breed toegeruste centrale voorziening, een aantal flexibele kleinere verdeelpunten en een modern distributiesysteem passen bij deze ontwikkelingen. De bibliotheek in Oss sluit in haar beleid goed aan bij deze ontwikkelingen.
197
naar inhoudsopgave
Paragraaf investeringsplan Inleiding Deze programmabegroting bevat, mede na een aanbeveling van onze accountant Deloitte in de interimcontrole 2012, een meerjareninvesteringsplan. Doelstelling van dit plan is het expliciet en volledig voorleggen van voorgenomen (nieuwe en vervangings)investeringen aan de gemeenteraad. Hiermee wordt een doorkijk gegeven in de geplande investeringen en wordt formele vaststelling bereikt. Dit plan geeft geen totaalbeeld van alle investeringen. In deze paragraaf zijn namelijk alleen de investeringen opgenomen die geactiveerd worden en waarvan de jaarlijkse lasten (afschrijving en rente) in de begroting zijn opgenomen. Investeringen in bijvoorbeeld de openbare ruimte en mobiliteit worden direct betaald uit de lopende begroting (en worden dus niet geactiveerd). Deze zijn niet in dit investeringsplan opgenomen, maar worden via het integraal uitvoeringsprogramma (IUP) in beeld gebracht. Wat is een investering? Investeren is het aanschaffen van goederen met een meerjarig nut. De kosten die voortvloeien uit de investering worden over een aantal jaren verdeeld, te weten afschrijvings- en rentekosten en eventuele kosten zoals energie en onderhoud. Er zijn 2 soorten investeringen te onderscheiden, namelijk vervangingsinvesteringen en nieuwe investeringen. Vervangingsinvesteringen zijn investeringen die worden gedaan ter vervanging van oude investeringen. Alle overige investeringen zijn nieuwe investeringen. In onderstaande tabel is dit weergeven met een V (vervanging) en een N (nieuw). Investeringsplan 2014 - 2017 bedragen x € 1.000
Programma/investering
V/N* 2013 2014 2015 2016 2017
4. Jeugd en onderwijs Aanpassing Sterrebosschool
V
100
Aanpassing school Komeet
V
175
Aanpassing school Poolster
V
725
Verbouwing Hooghuis locatie Stadion
V
600
Verbouwing Hooghuis locatie West
V
1.000
Totaal 4. Jeugd en Onderwijs
2.600
0
0
0
0
6. Kunst en cultuur MFA Oijen
N
Totaal 6. Kunst en cultuur
0
2.570 2.570
0
0
0
7. Sport en recreatie Sportpark Amstelhoef
V
Kantine sportpark Amstelhoef
V
Totaal 7. Sport en recreatie
1.018 500 1.518
0
0
0
0
8. Mobiliteit en openbare ruimte N329 Weg van de Toekomst deel 1
V
8.305
Reeds opgenomen in Voorjaarsnota 2011
V
-8.305
N329 Weg van de Toekomst deel 2
V
8.695
3.500
Totaal 8. Mobiliteit en openbare ruimte
8.695
3.500
0
0
0
10. Ruimtelijke ontwikkeling en wonen Woonwagens
V 129
Totaal 10. Ruimtelijke
129
0
0
0
0
ontwikkeling en wonen wordt vervolgd
198
naar inhoudsopgave
Paragraaf investeringsplan
vervolg bedragen x € 1.000
Programma/investering
V/N* 2013 2014 2015 2016 2017
12. Organisatie Diverse software
V
2.065
441
176
278
284
Diverse hardware
V
1.712
463
418
586
415
Thin clients en beeldschermen
V
59
Divers rollend materieel
V
24
Rollend materieel reiniging
V
49
86
11 500
Totaal 12. Organisatie
3.860
953
680
1.375
699
Totaal investeringsplan
16.802
7.023
680
1.375
699
Toelichting investeringsplan Programma 4. Jeugd en onderwijs De investeringen zijn afsplitsingen van algemene kredieten die al eerder beschikbaar zijn gesteld voor de scholencaroussel en andere ontwikkelingen binnen onderwijshuisvesting. De dekking van bijbehorende kapitaallasten is dus al beschikbaar. Programma 6. Kunst en cultuur In het verleden is uitgegaan van het huren van de multifunctionele accommodatie (MFA Oijen). Mogelijk dat de gemeente de bouw zelf gaat realiseren. Het financiële kader voor deze investering wordt separaat voorgelegd aan de gemeenteraad (via bestemmingsplan). De dekking van de kapitaallasten (annuïtair) is al in de begroting opgenomen. Programma 7. Sport en recreatie Voor de financiering van de renovatie van sportpark Amstelhoef worden eigen middelen gebruikt (onder andere vanuit kavelverkoop, bijdrage duurzaamheid en planmatig onderhoud). Deze eigen middelen worden in een bestemmingsreserve gestort. De kapitaallasten samenhangend met de investering worden afgedekt door onttrekkingen aan deze reserve. Voor de kantine bij sportpark Amstelhoef worden de kapitaallasten gedurende 10 jaar afgedekt door hogere huurinkomsten. Na deze periode wordt het eigendom tegen de resterende boekwaarde overgedragen aan de vereniging. Programma 8. Mobiliteit en openbare ruimte Door vertraging in grondverkopen (dekkingsmiddelen) is het niet mogelijk de gehele investering in de N329 direct volledig af te schrijven, zoals gebruikelijk bij een investering met een maatschappelijk nut. In lijn met de nota afschrijvingsbeleid vindt daarom voor een deel van de weg activering plaats. Omdat de weg in 2014 (administratief) volledig gereed komt, komen in 2013 en 2014 alleen rentekosten ten laste van de exploitatie. Afschrijving start per 1 januari 2015. Een bedrag van € 8,3 miljoen ('deel 1' in de tabel) wordt in 20 jaar afgeschreven. De bijbehorende kapitaallasten zijn al in de begroting opgenomen. Het restant van € 12,2 miljoen ('deel 2' in de tabel) wordt 'resultaatafhankelijk' afgeschreven in lijn met de naar verwachting in de betreffende jaren ontvangen bijdragen vanuit grondverkopen. Programma 10. Ruimtelijke ontwikkeling en wonen De exploitatielasten van de investering in woonwagens worden afgedekt met huurinkomsten. Programma 12. Organisatie De exploitatielasten van de ICT-investeringen zijn afgedekt in het gesloten circuit automatisering, dus binnen de reguliere ICT-budgetten. De investeringen in rollend materieel zijn conform het vastgestelde beheerplan. De kapitaallasten worden afgedekt door middel van vervallen vervangingsinvesteringen. De vervanging van rollend materieel reiniging wordt afgedekt binnen de afvalexploitatie.
199
naar inhoudsopgave
Paragraaf investeringsplan
Beschikbaar stellen van gelden voor investeringen Het vaststellen van de begroting (en hiermee het investeringsplan) is de basis voor het uitvoeren van de betreffende investeringen (=budgetrecht van de gemeenteraad). Daarbij is het totale investeringsvolume per programma leidend. Geplande investeringen vanuit voorgaande programmabegroting(en) en overige besluitvorming zijn niet opgenomen. Als in 2014 extra investeringen nodig zijn zullen afzonderlijke voorstellen aan de gemeenteraad worden voorgelegd. In principe zijn de investeringsgelden voor de jaren 2013 en 2014 na vaststelling van deze begroting direct beschikbaar voor uitvoering. De investeringen in de jaren daarna zijn meer een doorkijk. Investeringen, waarvan de kaders nog onvoldoende duidelijk zijn en/of worden gedekt uit reserves, worden apart voorgelegd aan de gemeenteraad. Kijkend naar het investeringsplan betekent dit dat de investering MFA Oijen separaat voorgelegd wordt aan de gemeenteraad (gekoppeld aan het vaststellen van het bestemmingsplan). Lopende investeringen Naast de voorgaande nieuwe investeringen voor de jaren 2013 tot en met 2017 zijn er uiteraard nog investeringen waarvoor al gelden beschikbaar gesteld zijn, die nog in uitvoering zijn. Per september 2013 gaat het om een totaalbedrag van ongeveer € 43 miljoen aan investeringskredieten. Hiervan is ongeveer € 15,6 miljoen uitgegeven. Dit betekent dat voor een bedrag van € 27,4 miljoen nog in uitvoering is. Grote investeringen hierin zijn: bedragen x € 1.000
Overzicht grote lopende investeringen
Restantbedrag september 2013
Activeren gedeelte N329
8.305
Brede school Lith ontwerp- en uitvoeringsfase
4.174
Revitalisering sportpark Amstelhoef
2.943
Renovatie de Singel
2.848
Wijkaccommodatie Krinkelhoek
2.045
Algemeen onderwijshuisvesting
1.758
Sportzaal de Zeuven Wilgen renovatie
908
Kunstgrasvelden Talentencampus
710
Clubhuis SV Top Oss
650
Buurtcentrum Brede school Lith
595
Kunstgrasveld OSS’20
393
Huisvuilauto
271
Scouting Berghem nieuwbouw
257
Totaal 25.858
200
naar inhoudsopgave
Bijlage 1.
Voortgangsrapportage IUP
Inleiding De uitvoering van projecten, zeker van complexe projecten, is en blijft een dynamisch proces. Door het constant blijven volgen van de projecten tijdens de voorbereiding en uitvoering krijgen we een goed inzicht in het uiteindelijke resultaat, de kosten en de inzet van subsidies. In deze voortgangsrapportage worden de financiële situatie en de voortgang van de IUP-projecten per 8 augustus 2013 op hoofdlijnen weergegeven. Daarbij hebben we ook een doorkijk gemaakt naar de totale doorlooptijd van de projecten. Technische voortgang van de projecten (alle IUP-projecten) Hierbij wordt beoordeeld welke technische mutaties hebben plaatsgevonden. Daarbij wordt gekeken of eventuele afwijkingen gevolgen hebben voor de planning van de uitvoering. Volgens de actuele inzichten kunnen alle projecten volgens planning worden afgerond. In het volgende overzicht geven we aan welke technische mutaties de afgelopen periode hebben plaatsgevonden. Status Startmoment uitvoering loopt volgens planning
Totaal
IBOR
VG SO/ROL/LWE Derden
154 111 38
5
Startmoment uitvoering wijzigt mogelijk Startmoment uitvoering is bijgesteld Nieuw project Vervallen project Project is gereed Totaal
10
9 1
164 120 39
201
5
Bijlage 1.
naar inhoudsopgave
Voortgangsrapportage IUP
Voortgang op projectniveau In de volgende tabel zijn alle projecten opgenomen waar een verandering heeft plaatsgevonden. In dit geval gaat het om allemaal beheerprojecten, met uitzondering van het project Piekenhoef Bospark, dat is een ontwikkelingsproject. Per project wordt de verandering toegelicht. De onderscheiden projectfasen zijn: A = Programmafase B = Ontwerpfase C = Bestekfase D = Uitvoeringsfase E = Technisch gereed F = Financieel gereed
Project
Projectfase Toelichting
Arendstraat
F
Elzenburg Zuidoost
F
De projectkosten zijn hoger uitgevallen door inspraak en burgerparticipatie. Het project wordt afgesloten; er is sprake van een voordeel in verband met het hergebruik van oude materialen.
Herbestratingsprogramma Noordoost 2011
F
Het project wordt afgesloten.
Hertog Hendrik I straat
F
Het project wordt afgesloten; in overleg met de bewo-
Piekenhoef Bospark
F
Singel 1940-1945 gevelmaatregelen
F
ners is minder uitgevoerd. Het project wordt in overleg met Vastgoed afgesloten. Het project wordt afgesloten; tijdens de uitvoering bleek dat met minder aanpassingen volstaan kon worden. Speelvoorziening Kuipers Rietberg
F
Het project wordt afgesloten.
Spoorlaan fase 3
F
Het project wordt afgesloten.
Hertogin Johannasingel
F
Het project wordt afgesloten; de voorbereidingskosten zijn lager uitgevallen.
Staatsliedenbuurt fase 3
D
Er is sprake van een versoberde uitvoering.
Hoge Graaf e.o.
F
Het project wordt afgesloten; na de afronding van het project zijn nog enige verbeteringen aangebracht naar aanleiding van klachten van bewoners.
Ontwikkelen instrument kwaliteitscatalogus
F
Het project wordt afgesloten; de voorbereidingskosten zijn hoger uitgevallen.
Beheercontracten kabels en leidingen
D
Er is sprake van een overschrijding op de voorbereidingskosten, het vervolg wordt afgedekt door Vastgoed.
Raamcontract Ingenieursdiensten
F
Het project wordt afgesloten; er is sprake van een overschrijding van de kosten voor voorbereiding/onderzoek.
Financiën (alleen de IBOR-projecten) Het voordelige resultaat op de IUP-projecten 2013 is € 63.712. Dit resultaat is geanalyseerd naar de financieringsbron. Een project kan namelijk gevoed worden uit de middelen voor riolering, de middelen voor bodemsanering, het grondbedrijf en beheergelden. Om een zuiver beeld te schetsen wordt het resultaat naar deze groepen terugherleid. In dit geval kan het overschot worden toegerekend aan de beheergelden. De projecten krijgen een herzien beschikbaar budget (bijraming of aframing). Dat is belangrijk voor een adequaat budgetbeheer.
202
naar inhoudsopgave
Bijlage 2.
Overzicht incidentele baten en lasten
In de volgende tabel wordt een overzicht van de incidentele baten en lasten gegeven. Incidenteel houdt in dat het gaat om baten en lasten die een tijdelijk karakter hebben. Deze zitten slechts één of enkele jaren in de begroting. Dit overzicht geeft niet alleen inzicht in de incidentele baten en lasten, maar is ook een hulpmiddel bij het beoordelen van het structurele begrotingssaldo. De baten en lasten die niet incidenteel zijn, zijn immers structureel van aard. Het structurele begrotingssaldo geeft aan of de structurele lasten met structurele baten worden afgedekt. Als dat het geval is, is de begroting structureel in evenwicht. In het hoofdstuk over de financiële positie, aan het begin van de programmabegroting, voeren we deze toets uit. Een overzicht van de geraamde structurele toevoegingen en onttrekkingen aan de reserves, zoals het BBV vanaf 1 januari 2013 voorschrijft, is in het financieel overzicht van de begroting opgenomen (de laatste bijlage in dit document). In de nota reserves, die tegelijk met deze programmabegroting in de gemeenteraad wordt behandeld, worden de reserves uitgebreid toegelicht. In het volgende overzicht zijn incidentele baten en lasten vanaf € 100.000 opgenomen. + is incidentele lasten - is incidentele lasten bedragen x € 1.000
Progr.
Bron *
Omschrijving
2013
4
VJN 2013
Onderwijshuisvesting
-299
4
VJN 2013
Peuterspeelzaal Lithoijen
-181
4
PB 2014-2017
Invoeringskosten
101
2014
2015
2016
32
decentralisatie jeugdzorg
4
PB 2014-2017
Beheerplan gebouwen
5
VJN 2010
WWB
1.366
5
NJN 2010
WWB en WIJ
1.656
5
VJN 2013
Verstrekken uitkeringen WWB
1.058
5
PB 2014-2017
Verstrekken uitkeringen WWB
-1.000
5
PB 2014-2017
Bijzondere bijstand
-100
5
PB 2014-2017
Participatie/inburgering
-299
5
PB 2012-2015
Septembercirculaire 2011:
-393
141
transitiekosten AWBZ naar Wmo
Meicirculaire 2013: transitie-
5
PB 2014-2017
160
kosten decentralisatie AWBZ
5
VJN 2012
Wmo huishoudelijke hulp
5
VJN 2013
Wmo voorzieningen
5
VJN 2013
Wmo huishoudelijke hulp
5
PB 2014-2017
Wmo: huren voorzieningen
-500
5
PB 2014-2017
Wmo: woningaanpassingen
-400
5
PB 2014-2017
Wmo: huishoudelijke hulp
-730
6
PB 2013-2016
De Hille: oplossen
200 -1.500 637
637
-804
100
akoestische problematiek
7
VJN 2012
Kapitaallasten diverse projecten
7
PB 2013-2016
Sport Expertise Centrum (SEC)
203
-943
-119
240
2017
Bijlage 2.
naar inhoudsopgave
Overzicht incidentele baten en lasten
+ is incidentele lasten - is incidentele lasten bedragen x € 1.000
Progr.
Bron *
VJN 2007, VJN 2009 Beheerplan
8
Omschrijving
2013 526
en PB 2013-2016
verkeersregelinstallaties
PB 2009-2012
Beheerplan openbare verlichting
8
2014
2015
2016
2017
148
500
en VJN 2009
8
PB 2012-2015
Verkoop openbaar gebied
8
PB 2014-2017
Verkoop openbaar gebied
300
8
PB 2014-2017
Meicirculaire 2013:
130
-300
-300 -300
bommenregeling voor project N329
8
PB 2014-2017
Storting reserve mobiliteit
700
9
PB 2013-2016
Vorming geluidsfonds
150
9
VJN 2013
Afval
9
PB 2014-2017
Storting geluidsfonds
10
VJN 2011
Rentekosten N329
10
PB 2012-2015,
Omgevingsvergunningen
-272 700 374
VJN 2012 en
PB 2013-2016
10
VJN 2012
Regionale Uitvoeringsdienst (RUD)
10
PB 2014-2017
Omgevingsdienst Brabant Noord
10
PB 2014-2017
Storting reserve ruimtelijk-fysieke
gebiedsontwikkeling
11
PB 2014-2017
Storting reserve economie
13
PB 2014-2017
Nota reserves 2013
13
PB 2014-2017
Belastingsamenwerking BSOB
13
PB 2014-2017
Storting algemene vrije reserve
divers VJN 2012
PB 2008-2011
t/m PB 2010-2013
PB 2012-2015
Saldo begroting via algemene reserve Saldo begroting via
PB 2013-2016
algemene reserve
Egalisatie incidentele saldi via
PB 2014-2017
algemene reserve
Saldo incidentele
baten en lasten
60
120
162
1.200 253
88
-1.209
6.523 1.090
-414
-851
1.365
935
-912
-1.388
4.689
138
-1.064
-1.226
* VJN = voorjaarsnota, NJN = najaarsnota, PB = programmabegroting
204
185
3.000
-1.224
174
1.700
-10.369
Egalisatie meerjarenraming
283 -138
-602
Oplossen tekorten
1.150
-60
0
naar inhoudsopgave
Bijlage 3.
Overzicht uitkomsten meicirculaire 2013
In deze bijlage geven we een totaaloverzicht van de uitkomsten van de meicirculaire. De afzonderlijke effecten zijn als 3O-ontwikkelingen bij de desbetreffende programma’s opgenomen. + is nadeel: hogere uitgaven/lagere inkomsten - is voordeel: lagere uitgaven/hogere inkomstenbedragen x € 1.000
Omschrijving
2013 2014 2015 2016 2017 2017 inci-
denteel Meicirculaire 2013 (progr. 13) Meicirculaire 2013: invoeringskosten
1
-3.236
721
1.995
3.741
101
32
Meicirculaire 2013: transitiekosten
160
decentralisatie jeugdzorg (progr. 4) decentralisatie AWBZ (progr. 5) Meicirculaire 2013: afschaffing
-132
-132
-132
49
49
49
49
49
maatschappelijke stages (progr. 6) Meicirculaire 2013: combinatiefuncties/ buurtsportcoaches (progr. 7) Meicirculaire 2013: bommenregeling
130
voor project N329 (progr. 8) Meicirculaire 2013: uitvoeringskosten
145
305
305
305
Meicirculaire 2013: hergebruik
-75
-125
-250
1.283
1.283
1.283
1.283
-1.567
2.151
3.375
4.996
WWB (progr. 12) hulpmiddelen Wmo (progr. 13) Meicirculaire 2013: stelpost loon- en prijsstijging (progr. 13) Totaal meicirculaire 2013
281
0
Meicirculaire 2013 De meicirculaire 2013 van de algemene uitkering uit het gemeentefonds geeft de volgende uitkomsten: een nadeel van € 1.000 in 2013, een voordeel van € 3.236.000 in 2014, een nadeel van € 721.000 in 2015, een nadeel van € 1.995.000 in 2016 en een structureel nadeel van € 3.741.000 vanaf 2017. Van deze uitkomsten moeten bovendien nog diverse bedragen afgezonderd worden voor specifieke doeleinden. Deze zijn hierna beschreven. De positieve uitschieter in 2014 wordt vooral veroorzaakt door grote infrastructurele investeringen van het Rijk. Dit positieve effect staat echter onder druk door de aangekondigde extra rijksbezuinigingen van € 6 miljard. Deze bezuinigingen zijn in de septembercirculaire verwerkt. Meicirculaire 2013: invoeringskosten decentralisatie jeugdzorg In de meicirculaire zijn middelen beschikbaar gesteld voor invoeringskosten rond de decentralisatie van de jeugdzorg. Het gaat om € 101.000 in 2013 en € 32.000 in 2014. Om deze taak vanaf 1 januari 2015 op een goede manier te kunnen organiseren is in de voorbereiding ambtelijke capaciteit nodig. Daarnaast vraagt de voorbereiding een investering in regionale samenwerking. Daarbij worden bijvoorbeeld kosten gemaakt voor de organisatie van (regionale) bijeenkomsten met diverse externe partijen om tot regionale besluitvorming te komen. Andere voorbereidingskosten zijn de inhuur van externe deskundigheid op diverse gebieden (juridische zaken, financiën en ICT). Verder moet voor het implementatieplan een uitvoeringsorganisatie ingericht worden.
205
Bijlage 3.
Overzicht uitkomsten meicirculaire 2013
naar inhoudsopgave
Meicirculaire 2013: transitiekosten decentralisatie AWBZ In de meicirculaire is voor het jaar 2014 een incidenteel bedrag van € 160.000 beschikbaar gesteld voor transitiekosten in het kader van de decentralisatie van de AWBZ. Deze taakoverdracht zorgt voor een grote verandering in het sociale domein. De komende tijd moet er dan ook nog veel gebeuren om ervoor te zorgen dat we de nieuwe taken vanaf 2015 goed uit kunnen voeren. We zijn al druk bezig met de voorbereidingen, onder andere door het draaien van pilots in Oss en de regio Brabant Noordoost-oost. Ook in 2014 hebben we nog flink wat voorbereidingen te doen, met bijbehorende kosten. De middelen die in de meicirculaire beschikbaar zijn gesteld zetten we hiervoor in. Meicirculaire 2013: afschaffing maatschappelijke stages In het regeerakkoord is opgenomen dat de wettelijk verplichte maatschappelijke stage voor het voortgezet onderwijs vanaf 2015 wordt afgeschaft. De algemene uitkering is hiervoor verlaagd; gemeenten kregen hier namelijk een vergoeding voor. We vangen deze korting op door onze uitgaven ook te verlagen. Vanaf 2015 gaat het om een structureel bedrag van € 132.000. Meicirculaire 2013: combinatiefuncties/buurtsportcoaches In de meicirculaire is een structureel bedrag van € 49.000 beschikbaar gesteld in het kader van de regeling Brede impuls combinatiefuncties/buurtsportcoaches. De middelen zijn bedoeld voor de inzet van buurtsportcoaches. Meicirculaire 2013: bommenregeling voor project N329 Via de meicirculaire hebben we voor 2013 een eenmalig bedrag van € 130.000 gekregen in het kader van de bommenregeling. We hadden hier een aanvraag voor ingediend. De regeling heeft betrekking op het opsporen en ruimen van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog. Het toegekende bedrag zetten we in voor het opstellen van een risicokaart voor de N329. Meicirculaire 2013: uitvoeringskosten WWB In de voorjaarsnota 2013 hebben we geconstateerd dat de werkloosheid en het aantal mensen met een bijstandsuitkering landelijk fors stijgen. Dat is ook in Oss zichtbaar. Het aantal bijstandsgerechtigden is gestegen van 1.196 op 1 januari 2012 naar 1.211 op 31 december 2012 en vervolgens naar 1.279 op 1 augustus 2013. Eind 2013 verwachten we uit te komen op 1.310 klanten met een uitkering. Door deze ontwikkeling geven we meer bijstandsgelden uit dan verwacht. Daarnaast zien we dat de problematiek steeds complexer wordt, wat leidt tot een toenemende vraag naar integrale dienstverlening. In verband met het voortduren van de slechte arbeidsmarkt en de economische situatie voorzien we deze trends ook voor de komende jaren. Zoals we in de voorjaarsnota hebben aangegeven doen we er alles aan om de instroom te beperken en de uitstroom te bevorderen. Meer bijstandsklanten betekent ook stijgende uitvoeringskosten. Via de meicirculaire zijn hier middelen voor beschikbaar gesteld. Op basis van de huidige inzichten verwachten we dat de volgende uitbreidingen noodzakelijk zijn: -
Vanaf 2014 0,5 fte consulent, 0,5 fte administratief juridisch medewerker en € 75.000 inhuurbudget
voor schuldhulpverlening, in totaal € 145.000.
-
Vanaf 2015 is daarnaast een structureel bedrag van € 160.000 benodigd in verband met een verruiming
van de caseload en begeleidingskosten voor nieuwe doelgroepen in verband met de ingang van de
Participatiewet. In totaal betekent dat voor 2014 een bedrag van € 145.000 en vanaf 2015 een structureel bedrag van € 305.000.
206
Bijlage 3.
Overzicht uitkomsten meicirculaire 2013
naar inhoudsopgave
Meicirculaire 2013: hergebruik hulpmiddelen Wmo In het regeerakkoord is een bezuiniging opgenomen door het hergebruik van Wmo hulpmiddelen (bijvoorbeeld rolstoelen en scootmobielen) verplicht te stellen. Deze bezuiniging is in de meicirculaire verwerkt. Voor Oss betekent dat een korting op de algemene uitkering van € 75.000 in 2015, € 125.000 in 2016 en structureel € 250.000 vanaf 2017. We kunnen deze korting opvangen doordat we voorzieningen voortaan huren en niet meer zelf kopen. In de voorjaarsnota hadden we hier al een stelpost voor gereserveerd. Deze kan nu vrijvallen. Meicirculaire 2013: stelpost loon- en prijsstijging In de meicirculaire is vanaf 2014 een structureel bedrag van € 1.283.000 opgenomen voor loon- en prijsstijgingen. Dit bedrag is gebaseerd op een verwachte prijsinflatie voor 2014 van 1,6% en een stijging van de loonvoet voor de sector overheid met zo’n 2%. Ongeveer de helft van het bedrag is dus bedoeld voor het opvangen van loonkostenstijgingen, de andere helft voor het opvangen van prijsstijgingen. Bij loonkostenstijgingen gaat het met name om CAO-ontwikkelingen en stijgingen van pensioenpremies. Als daar besluiten over genomen worden kunnen we deze in 2014 uit deze stelpost afdekken. Voor prijsstijgingen geldt in eerste instantie dat we geen prijscompensatie toekennen, ook niet bij subsidies en gemeenschappelijke regelingen, tenzij er (contractuele) afspraken zijn die prijscompensatie rechtvaardigen. Dit is ook opgenomen bij de financiële uitgangspunten in het hoofdstuk over de financiële positie aan het begin van deze programmabegroting. Als wel prijscompensatie nodig is kunnen we de kosten daarvan uit deze stelpost afdekken. Op basis van contractuele afspraken hebben we vanaf 2014 in ieder geval de volgende verplichtingen met betrekking tot prijscompensatie: - Voor het planmatig onderhoud van de gemeentelijke gebouwen hebben we een prestatieovereenkomst gesloten met een derde partij. Volgens deze overeenkomst worden de kosten jaarlijks geïndexeerd. Op basis van de index 2013 vallen de kosten vanaf 2014 structureel € 35.000 hoger uit. - Bij de uitvoering van het dagelijks onderhoud groen wordt met meerjarige onderhoudscontracten gewerkt. Afspraken over prijsindexering leiden vanaf 2014 tot structureel hogere kosten van € 80.000. - Hetzelfde geldt voor het onderhoud van markeringen en openbare verlichting. De meerkosten van prijsindexatie zijn vanaf 2014 respectievelijk € 13.000 en € 36.000. - De kosten voor de schoonmaak van het gemeentehuis stijgen vanaf 2014 structureel met € 18.000 als gevolg van afspraken over prijsindexatie. Deze verplichtingen tellen op tot een structureel totaalbedrag van € 182.000 vanaf 2014. Dit bedrag kunnen we via de stelpost afdekken.
207
naar inhoudsopgave
Bijlage 4. Overzicht uitkomsten septembercirculaire 2013 In deze bijlage geven we een totaaloverzicht van de uitkomsten van de septembercirculaire. De afzonderlijke effecten zijn als 3O-ontwikkelingen bij de desbetreffende programma’s opgenomen. + is nadeel: hogere uitgaven/lagere inkomsten - is voordeel: lagere uitgaven/hogere inkomstenbedragen x € 1.000
Omschrijving
2013 2014 2015 2016 2017 2017 inci-
denteel Septembercirculaire 2013 (progr. 13)
-262
772
Septembercirculaire 2013: versnelde
1.660
1.622
772
695
uitvoering decentralisatie jeugdzorg (progr. 4) Septembercirculaire 2013: Wmo
225
225
225
225
415
415
415
415
maatwerkvoorzieningen (progr. 5) Septembercirculaire 2013: nieuwe ontwikkelingen Wmo (progr. 5) Septembercirculaire 2013:
68
armoedebeleid (progr. 5) Septembercirculaire 2013: verlagen
-168
-168
-168
-168
1.939
2.132
2.094
1.244
stelpost loon- en prijsstijging (progr. 13) Totaal septembercirculaire 2013
-194
0
Septembercirculaire 2013 De extra rijksbezuinigingen van € 6 miljard zijn in de septembercirculaire verwerkt. Voor Oss zijn de uitkomsten als volgt: een voordeel van € 262.000 in 2013, een nadeel van € 772.000 in 2014, een nadeel van € 1.660.000 in 2015, een nadeel van € 1.622.000 in 2016 en een structureel nadeel van € 772.000 vanaf 2017. In deze cijfers is rekening gehouden met een winstwaarschuwing voor de ontwikkeling van de algemene uitkering vanaf 2014. Onze algemene uitkering zal vanaf dan naar verwachting structureel € 850.000 lager uitvallen door de jaarlijkse onderuitputting van de ministeries en het uitstel van investeringen van het Rijk als gevolg van rijksbezuinigingen. Van deze uitkomsten moeten nog diverse bedragen afgezonderd worden voor specifieke doeleinden. Deze zijn hierna beschreven. Septembercirculaire 2013: versnelde uitvoering decentralisatie jeugdzorg De decentralisatie-uitkering voor de versnelde uitvoering van de decentralisatie jeugdzorg voor onze gemeente wordt in 2014 met € 695.000 verhoogd. Aanleiding voor deze verhoging is de overeenkomst van de provincie Noord-Brabant en de twintig samenwerkende gemeenten in de regio Noordoost-Brabant om de gemeenten rechtstreeks (gedeeltelijk) zorg voor jeugd en gezin te laten financieren. Onze gemeente zal het budget namens de twintig samenwerkende gemeenten beheren. De overheveling van een deel van het jeugdzorgbudget maakt onderdeel uit van het versneld overdragen van provinciale taken voor de jeugdzorg aan gemeenten. Septembercirculaire 2013: Wmo maatwerkvoorzieningen In het regeerakkoord is afgesproken dat de bestaande regelingen voor financiële compensatie (Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten, compensatie eigen risico zorgverzekeringswet (CER) en de regeling specifieke zorgkosten) worden afgeschaft. Het budget van de bestaande regelingen wordt vanaf 2014 overgeheveld naar het gemeentefonds. Gemeenten kunnen maatwerk bieden door het compenseren van beperkingen met voorzieningen via de Wmo of het geven van directe inkomenssteun via de bijzondere bijstand. Vanaf 2014 wordt hiervoor de integratie-uitkering huishoudelijke hulp met € 45 miljoen verhoogd en via de Wmo-verdeelsleutel verdeeld. Voor Oss gaat het om een structureel bedrag van € 225.000. In 2014 wordt een nieuwe regeling opgesteld die onder andere onze regeling OCG (minimabeleid) vervangt. Daarnaast moeten we voorzien in toelagen die de huidige toelagen op grond van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten vervangen.
208
Bijlage 4. Overzicht uitkomsten septembercirculaire 2013
naar inhoudsopgave
Septembercirculaire 2013: nieuwe ontwikkelingen Wmo In totaal ontvangen we in de septembercirculaire € 640.000 extra voor de Wmo. Hiervan is € 225.000 nodig voor de hiervoor beschreven maatwerkvoorzieningen. Er resteert dan een structureel bedrag van € 415.000. In de meicirculaire 2013 was nog aangegeven dat gemeenten in de septembercirculaire geïnformeerd zouden worden over de verdeling van het macrobudget nieuwe Wmo voor 2015. De huidige informatie is dat de gemeenten in oktober 2013 geïnformeerd worden over de financiële gevolgen van het wetsvoorstel Wmo 2015, waarin de besluitvorming over specifieke groepen (transities) is verwerkt. Het is reëel om te veronderstellen dat het budget naar beneden wordt bijgesteld. Daarom oormerken we de extra gelden voorlopig voor de Wmo tot het definitieve macrobudget bekend is. Dit is ook noodzakelijk gelet op maatregelen die we elders doorvoeren, zoals de vrijval van het budget voor wijk- en hulpdiensten. We blijven immers verantwoordelijk voor de omslag die moet plaatsvinden in het sociale domein. Daarom is het belangrijk dat we blijven investeren in nieuwe vormen van dienstverlening en samenwerking. Septembercirculaire 2013: armoedebeleid Het kabinet heeft besloten om het armoede- en schuldenbeleid de komende jaren verder te intensiveren. Besluitvorming over de precieze inzet van deze middelen is nog niet afgerond. Vooruitlopend op nadere besluitvorming over landelijk € 80 miljoen voor 2014 en € 100 miljoen vanaf 2015 is voor 2013 al wel een toevoeging van € 19 miljoen (aandeel Oss € 68.000) opgenomen. We zetten deze middelen voor 2013 in voor schuldhulpverlening. We zien namelijk dat de wachtlijsten en wachttijden voor schuldhulpverlening toenemen. Dat komt door de volgende ontwikkelingen: -
Het aantal schuldsaneringstrajecten is met 45% gestegen. Het aantal aanvragen van inwoners neemt niet
toe, maar wel het aantal mensen dat in aanmerking komt voor een schuldregeling.
-
De voorbereidingstijd voor een schuldregeling neemt toe. Sinds begin 2012, de startdatum van de werkwijze
uit het beleidsplan, neemt de complexiteit toe. Door de omstandigheden op onder andere de arbeidsmarkt,
de huizenmarkt en bij ondernemers is het veel ingewikkelder en tijdrovender geworden om tot een schuld-
regeling te komen.
Afhankelijk van de kaders die het Rijk aan de middelen voor 2014 en 2015 gaat stellen, zal vanaf 2014 aanvullend beleid worden opgesteld. Septembercirculaire 2013: verlagen stelpost loon- en prijsstijging In de meicirculaire is voor 2014 rekening gehouden met een inflatie van 1,6%. Op basis hiervan hebben we een stelpost van € 1.283.000 gevormd om in 2014 loon- en prijsstijgingen op te kunnen vangen. De inflatieverwachting is in de septembercirculaire verlaagd naar 1,39%. Dat betekent dat het in de meicirculaire afgezonderde bedrag vanaf 2014 structureel met € 168.000 verlaagd kan worden. De stelpost heeft dan een omvang van € 1.115.000.
209
naar inhoudsopgave
Bijlage 5.
Budgettair neutrale 3O-ontwikkelingen
In meerdere programma’s zijn bij de 3O-ontwikkelingen budgettair neutrale wijzigingen opgenomen. Budgettair neutrale wijzigingen zijn administratieve wijzigingen, die niet inhoudelijk van aard zijn en per saldo geen geld kosten. Soms gaat het over wijzigingen binnen één programma, in andere gevallen zijn de wijzigingen programma-overstijgend. Volgens de voorschriften van het BBV (Besluit Begroting en Verantwoording) moeten deze wijzigingen zichtbaar worden gemaakt en gerapporteerd. Om dat op een overzichtelijke manier te doen hanteren we hiervoor de volgende werkwijze: In de programma’s waarbij budgettair neutrale wijzigingen voorkomen is steeds één totaalregel opgenomen. In deze bijlage is een totaaloverzicht opgenomen, waarbij wijzigingen boven de € 50.000 worden toegelicht. + is nadeel: hogere uitgaven/lagere inkomsten - is voordeel: lagere uitgaven/hogere inkomstenbedragen x € 1.000
Omschrijving
2013 2014 2015 2016 2017 2017 inci-
denteel Programma 1
- - - - -
Programma 2
-4 -4 -4 -4 -4
Programma 3
15 16 16 16 16
Programma 4 Programma 5
163 170 175 167 219 -259 -244 -244 -244 -254
Programma 6
112 60 60 60 19
Programma 7
92 85 80 80 80
Programma 8 Programma 9 Programma 10 Programma 11 Programma 12 Programma 13 Totaal budgettair neutrale
-
-23 -23 -23 -23 -23 -3 -3 -3 5 5 1 2 2 2 1 -2 -2 -2 -2 -2 235 270 270 270 270 -327 -327 -327 -327 -327 0
0
0
0
0
0
3O-ontwikkelingen
Toelichting wijzigingen boven de € 50.000 - Naar aanleiding van de actualisatie van het meerjarenonderhoudsplan (MOP) voor alle gemeentelijke gebouwen zijn diverse budgetverschuivingen tussen programma’s nodig. De grootste verschuivingen hebben betrekking op programma 4 (verlaging budget met € 90.000) en programma 7 (verhoging budget met € 90.000). - Naar aanleiding van een B&W-besluit van 1 mei jl. over het project Krinkelhoek wordt vanaf 2014 een structureel bedrag van € 60.000 van programma 6 naar programma 4 overgeboekt voor de realisatie van de IVB-bezuiniging. - Er is een aansluiting gemaakt tussen de staat van subsidies en de administratie. Op basis daarvan is sprake van diverse budgetverschuivingen tussen programma’s. De grootste wijziging zit in een overboeking van programma 5 naar programma 4 (ruim € 250.000). - Binnen programma 9 worden op basis van het beheerplan afval de kapitaallasten geboekt (€ 97.000 in 2013 en 2014 en € 87.000 vanaf 2015). Deze worden met de reserve afvalstoffenheffing verrekend. - Er dient een bedrag van € 327.000 van programma 13 naar programma 12 overgeboekt te worden.
210
naar inhoudsopgave
Bijlage 6.
Overzicht nieuwe bezuinigingen
OVERZICHT NIEUWE BEZUINIGINGEN PROGRAMMABEGROTING 2014-2017 Nr.
Maatregel
2013 Bedrag €0
Totaal programma 1 Dienstverlening: digitalisering
2014 Bedrag
2015 Bedrag
€0
€0
pm
Dienstverlening: beperken openingstijden
Leges huwelijken kostendekkend maken €0
Totaal programma 2 Toezicht openbare ruimte
€0
Totaal programma 3
€ 38.000
€ 38.000
€ 38.000
€ 113.000
€ 113.000
€ 113.000
€ 56.000
€ 56.000
€ 56.000
€ 56.000
€ 56.000
€ 56.000
Verlagen budget peuterspeelzalen Verlagen subsidie volwasseneneducatie €0
Totaal programma 4
€ 75.000
€ 38.000
€ 95.000
€ 95.000
Verlagen stelpost Wmo ondersteunende begeleiding
€
€ 56.000
€ 56.000
€ 237.000
€ 237.000
€ 95.000
€ 95.000
€ 95.000
€ 9.000
€ 18.000
€ 18.000
€ 113.000
€ 214.000
€ 307.000
€ 25.000
€ 50.000
€ 50.000
€ 242.000
€ 614.000
€ 707.000
200.000
€
200.000
Subsidie vrijwilligerssteunpunt beëindigen
€0
pm
€ 75.000
€ 113.000
Stoppen met preventie-activiteiten Halt
2017 incidenteel Bedrag
pm
pm
€ 75.000
Ontwikkelbudget Horizonscholen stopzetten Vrijval budget LOB Carrousel
€0
pm
pm
€ 75.000
2017 Bedrag
€0
pm
pm
Vrijval budget trouwlocatie Lith
2016 Bedrag
€
€0
€0
€0
200.000 € 130.000
Totaal programma 5
€0
€0
€ 200.000
€ 200.000
€ 330.000
€0
€ 800.000
Bezuinigingen cultuur Frictiekosten bezuinigingen cultuur
pm € 62.000
Verlagen budget monumentensubsidies Verlagen subsidie Omroep Maasland €0
Totaal programma 6
€ 62.000
pm
pm
€ 62.000
€ 62.000
€ 12.500
€ 25.000
€ 62.000 € 25.000
€ 74.500
€ 87.000
€ 887.000
€0
€ 200.000
Verhogen kostendekkendheid buitensportaccommodaties Verlagen budget stadspromotie €0
Totaal programma 7
€ 50.000
€ 50.000
€ 50.000
€ 50.000
€ 50.000
€ 50.000
€ 50.000
€ 250.000
€0
Openbare ruimte versoberen Aanpassing kwaliteitsprofiel conform Kadernota Openbare Ruimte Vervangingsbudget verkeersregelinstallaties (VRI's) (€ 200.000), openbare verlichting (€ 450.000) en parken (€ 100.000) Aanvullende versobering onderhoud Faciliteren van bewonersinitiatieven
€ 750.000
€ 750.000
€ 750.000
€ 750.000
-€ 750.000
-€ 750.000
-€ 750.000
-€ 750.000
€ 437.000
€ 437.000
€ 437.000
-€ 100.000
-€ 100.000
-€ 100.000 € 15.000
Verlagen budget verkeerseducatie
€ 15.000
€ 15.000
€ 15.000
Verlagen budget openbaar vervoer
€ 11.000
€ 11.000
€ 11.000
€ 11.000
€ 26.000
€ 363.000
€ 363.000
€ 363.000
€ 40.000
€ 40.000
€ 40.000
€ 40.000
€ 50.000
€ 50.000
€ 50.000
2015 Bedrag
2016 Bedrag
€ 860.000 2017
€0
Totaal programma 8 Verlagen budget milieu en duurzaamheid Verlagen budget reconstructie
Nr.
Afvalstoffenheffing/OZB
Maatregel
2013 Bedrag €0
Totaal programma 9 Verlagen budget bestemmingsplannen
2014 Bedrag
Bedrag
€ 40.000
€ 90.000
€ 90.000
€ 950.000
€ 90.000
€ 115.000
€ 115.000
€ 115.000
€0
2017 incidenteel Bedrag €0
Totaal programma 10
€0
€ 90.000
€ 115.000
€ 115.000
€ 115.000
€0
Totaal programma 11
€0
€0
€0
€0
€0
€0
€ 261.000
€ 521.000
€ 780.000
€ 130.000
€ 325.000
€ 460.000
Verlagen personeelsbudget: korting regeerakkoord opvangen Verlagen budget gemeenschappelijke regelingen € 4.200.000
Bezuiniging ICT-kosten Totaal programma 12 Stoppen met rentebijschrijving overige bestemmingsreserves
€ 4.200.000
€0
€ 391.000
€ 846.000
€ 1.240.000
€ 500.000
€ 500.000
€ 500.000
€ 500.000
€ 500.000
€0
€ 80.000
€ 210.000
€ 210.000
€ 210.000
Verhogen toeristenbelasting en intensiveren controle
€ 240.000
€ 240.000
€ 240.000
€ 240.000
Verhogen OZB-tarieven met inflatiecorrectie (2014, 2015 en 2016)
€ 140.000
€ 290.000
€ 440.000
€ 440.000
€ 960.000
€ 1.240.000
€ 1.390.000
€ 1.390.000
€0
Samenvatting t/m 2014
Samenvatting t/m 2015
Samenvatting t/m 2016
Samenvatting t/m 2017
Samenvatting t/m 2017
€0
€0
BTW compensatiefonds: deel korting regeerakkoord opvangen
Totaal programma 13
€ 500.000 Samenvatting 2013 Programma 1
€0
€0
€0
€0
Programma 2
€0
€ 113.000
€ 113.000
€ 113.000
€ 113.000
Programma 3
€0
€ 56.000
€ 56.000
€ 56.000
€ 56.000
Programma 4 Programma 5
€0 €0
€ 95.000 €0
€ 242.000
€ 614.000
€ 200.000
€ 200.000
€ 707.000 € 330.000
€0 €0 €0 €0
Programma 6
€0
€ 62.000
€ 74.500
€ 87.000
€ 887.000
€0
Programma 7
€0
€ 50.000
€ 50.000
€ 50.000
€ 250.000
€0
Programma 8
€0
€ 26.000
€ 363.000
€ 363.000
€ 363.000
€0
Programma 9
€0
€ 40.000
€ 90.000
€ 90.000
€ 950.000
€0
Programma 10
€0
€ 90.000
€ 115.000
€ 115.000
€ 115.000
€0
Programma 11
€0
€0
€0
€0
€0
€0
Programma 12
€ 4.200.000
€0
€ 391.000
€ 846.000
€ 1.240.000
€0
Programma 13
€ 500.000
€ 960.000
€ 1.240.000
€ 1.390.000
€ 1.390.000
€0
TOTAAL
€ 4.700.000
€ 1.492.000
€ 2.934.500
€ 3.924.000
€ 6.401.000
€0
211
naar inhoudsopgave
Bijlage 7.
Financieel overzicht bestaande begroting
Res/Voo SALDO VAN BATEN EN LASTEN
Programma 01 Gemeenteraad Totaal 01 Gemeenteraad 02 Dienstverlening
Financieel overzicht bestaande begroting
Product Bestuursorganen Raad Raadsondersteuning Bevolking Rij-/reis-/identiteitsdocumenten Vastgoedadministratie
Totaal 02 Dienstverlening 03 Veiligheid en wijkgericht werken Integrale veiligheid Criminaliteitsbestrijding/preventie Toezicht en handhaving openbare orde Wijkgericht werken Totaal 03 Veiligheid en wijkgericht werken 04 Jeugd en onderwijs Basisonderwijs Beleidsontwikkeling Onderwijs Beleidsontwikkeling Vorming en ontwi Bibliotheekwerk Jeugd en Opbouwwerk Onderwijsondersteunende activiteiten Resultaat kostenplaatsen Speciaal onderwijs Volwasseneneducatie Voorschoolse educatie Voortgezet onderwijs Totaal 04 Jeugd en onderwijs 05 Maatschappelijke participatie Begraven Beleidsontwikkeling Gehandicapten en Beleidsontwikkeling Gezondheidszorg Beleidsontwikkeling Werk en inkomen Beleidsontwikkeling Zorg en inkomen Gezondheidszorg Inkomensvoorziening Kinderopvang Maatschappelijke begeleiding Ondersteuning zelforganisaties Ouderen voorzieningen Participatiebudget Sociale voorzieningen Voorzieningen gehandicapten Totaal 05 Maatschappelijke participatie 06 Kunst en cultuur Beleidsontwikkeling Kunst en cultuur Cultuur Kunst Sociaal-cultureel werk Totaal 06 Kunst en cultuur 07 Sport en recreatie Beleidsontwikkeling Sport en recreat Recreatie Sport Stadspromotie Totaal 07 Sport en recreatie 08 Mobiliteit en openbare ruimte Beleidsontwikkeling Openbare ruimte Beleidsontwikkeling Verkeersveilighe Hondenwacht Natuurgebieden Openbaar groen Parkeren Riolering Verkeersveiligheid Wegen, straten en pleinen Totaal 08 Mobiliteit en openbare ruimte 09 Duurzaamheid en milieu Advisering Milieu Afvalverwijdering bedrijven Afvalverwijdering particulieren Beleidsontwikkeling Afval Beleidsontwikkeling Milieu Compostering Milieubeheer Totaal 09 Duurzaamheid en milieu 10 Ruimtelijke ontwikkeling en wonen Beleidsontwikkeling Bouwen en wonen Ruimtelijke ordening Volkshuisvesting Woningbouwcomplexen Totaal 10 Ruimtelijke ontwikkeling en wonen 11 Economie Beleidsontwikkeling Lokale economie Economische zaken Haven Industrieterreinen Kermissen en Markten Overige bedrijfsmatige activiteiten Totaal 11 Economie 12 Organisatie Bestuursorganen Bestuursorganen College Resultaat kostenplaatsen Totaal 12 Organisatie 13 Financien en belastingen Algemene dekkingsmiddelen Belastingen Totaal 13 Financien en belastingen Totaal SALDO VAN BATEN EN LASTEN
Res/Voo Mutaties reserves
Programma 01 Gemeenteraad Totaal 01 Gemeenteraad 04 Jeugd en onderwijs
Totaal 04 Jeugd en onderwijs 05 Maatschappelijke participatie
Product
Begroting 2013 Lasten
Bestuursorganen Raad Raadsondersteuning Basisonderwijs Beleidsontwikkeling Onderwijs Jeugd en Opbouwwerk Resultaat kostenplaatsen Voorschoolse educatie
Beleidsontwikkeling Gehandicapten en Beleidsontwikkeling Gezondheidszorg Beleidsontwikkeling Zorg en inkomen Inkomensvoorziening Kinderopvang Maatschappelijke begeleiding Ondersteuning zelforganisaties Participatiebudget Totaal 05 Maatschappelijke participatie 06 Kunst en cultuur Cultuur Kunst Sociaal-cultureel werk Totaal 06 Kunst en cultuur 07 Sport en recreatie Sport Totaal 07 Sport en recreatie 08 Mobiliteit en openbare ruimte Beleidsontwikkeling Openbare ruimte Beleidsontwikkeling Verkeersveilighe Openbaar groen Parkeren Riolering Verkeersveiligheid Wegen, straten en pleinen Totaal 08 Mobiliteit en openbare ruimte 09 Duurzaamheid en milieu Advisering Milieu Afvalverwijdering particulieren Beleidsontwikkeling Milieu Totaal 09 Duurzaamheid en milieu 10 Ruimtelijke ontwikkeling en wonen Beleidsontwikkeling Bouwen en wonen Ruimtelijke ordening Volkshuisvesting Woningbouwcomplexen Totaal 10 Ruimtelijke ontwikkeling en wonen 11 Economie Beleidsontwikkeling Lokale economie Economische zaken Haven Industrieterreinen Overige bedrijfsmatige activiteiten Totaal 11 Economie 12 Organisatie Resultaat kostenplaatsen Totaal 12 Organisatie 13 Financien en belastingen Algemene dekkingsmiddelen Belastingen Totaal 13 Financien en belastingen Totaal Mutaties reserves Resultaat
Begroting 2013 Lasten 1.221.221,00 77.412,00 1.298.633,00 1.303.518,61 1.800.724,85 489.144,08 3.593.387,54 3.884.028,87 212.982,00 1.277.484,00 957.754,60 6.332.249,47 5.939.777,28 1.559.149,00 21.600,00 1.752.058,00 2.371.127,57 1.846.846,35 -7.425,00 509.537,66 88.690,00 1.613.397,13 2.244.818,40 17.939.576,39 433.960,68 1.526.671,00 6.063.572,00 22.530.995,60 621.539,00 3.175.401,00 23.424.357,95 115.738,00 657.426,40 285.533,00 213.552,00 4.276.120,71 1.542,00 14.616.149,64 77.942.558,98 71.545,00 3.680.002,45 1.158.114,71 1.808.520,45 6.718.182,61 708.074,00 670.509,00 6.227.964,66 418.124,00 8.024.671,66 14.637.399,74 389.092,00 470.827,06 249.364,00 6.859.618,59 2.502.993,44 5.478.514,92 3.662.626,57 37.803.509,84 72.053.946,16 700.346,00 463.663,34 9.212.616,97 -36.468,00 615.416,00 811.841,37 984.554,00 12.751.969,68 361.031,22 2.801.807,12 5.354.996,39 586.085,00 9.103.919,73 283.082,00 515.784,50 369.403,42 2.376.702,57 381.599,84 1.574.118,07 5.500.690,40 43.837,00 1.737.958,00 73.446.519,68 75.228.314,68 12.532.362,40 1.304.027,00 13.836.389,40 310.324.489,70
116.000,00
0,00 116.000,00 60.000,00
203.830,00 263.830,00 0,00 0,00
250.000,00 400.000,00 287.319,00 709.063,00 444.459,00 374.000,00 2.464.841,00 88.000,00 22.452,53 150.000,00 260.452,53
375.000,00 28.476,18
403.476,18 848.779,19 848.779,19 9.174.276,00 75.322,00 9.249.598,00 13.606.976,90 323.931.466,60
Baten -2.307,00 -2.307,00 -324.682,00 -1.138.064,00 -16.858,00 -1.479.604,00 -303.444,00 -149.212,00 -452.656,00 -1.022.903,00 -888.000,00
-78.778,00 -24.833,00 0,00 -49.286,00 -90.144,00 -2.153.944,00 -239.416,00 -8.000,00 -21.966.179,00 -141.000,00 -28.795,00 -17.077.260,00
-213.552,00 -3.170.771,00 -3.198.800,00 -46.043.773,00 -69.562,00 -185.138,00 -254.308,00 -509.008,00 -1.900,00 -35.504,00 -1.775.020,00 -1.812.424,00 -14.502.191,74 -500.618,00 -67.780,00 -1.530.382,00 -3.006.740,00 -6.857.381,96 -113.566,00 -29.897.935,00 -56.476.594,70 -90.217,00 -486.519,00 -10.167.728,50 -30.000,00 -805.000,00 -11.579.464,50 -176.410,00 -1.966.372,00 -586.085,00 -2.728.867,00
-384.112,60 -2.376.702,57 -399.914,00 -1.231.790,07 -4.392.519,24 0,00 -810,00 -58.819.870,59 -58.820.680,59 -101.283.041,47 -14.175.569,00 -115.458.610,47 -301.910.452,50
Begroting 2014 Lasten 1.204.221,00 57.412,00 1.261.633,00 1.303.518,61 1.800.724,85 389.144,08 3.493.387,54 3.582.104,87 210.232,00 1.264.984,00 924.754,60 5.982.075,47 6.019.927,28 1.573.703,00 27.600,00 1.692.058,00 2.051.596,57 1.846.931,35 0,00 574.290,66 88.690,00 1.614.242,13 2.575.175,40 18.064.214,39 440.582,68 1.394.191,00 5.681.239,00 22.515.995,60 204.187,00 3.175.401,00 22.400.337,95 115.738,00 607.426,40 273.533,00 213.552,00 1.339.345,71 1.542,00 14.452.149,64 72.815.220,98 71.545,00 3.585.163,45 1.139.114,71 2.084.526,45 6.880.349,61 718.074,00 673.039,00 6.641.578,66 378.124,00 8.410.815,66 135.208,00 389.092,00 470.827,06 249.364,00 6.175.166,59 2.502.993,44 5.528.514,92 5.828.232,57 9.950.614,84 31.230.013,42 657.111,00 467.855,34 9.212.616,97 -36.468,00 615.416,00 812.929,37 984.554,00 12.714.014,68 587.425,22 2.604.807,12 5.142.886,39 586.085,00 8.921.203,73 241.688,00 447.879,50 371.980,42 2.376.702,57 366.599,84 1.886.378,68 5.691.229,01 42.710,00 1.738.168,00 69.470.664,09 71.251.542,09 15.284.322,01 1.203.581,00 16.487.903,01 263.203.602,59
Begroting 2014 Lasten
Baten -17.000,00 -20.000,00 -37.000,00 -62.614,00 -354.000,00 -89.000,00 0,00 -181.000,00 -686.614,00 -72.000,00 -332.333,00 -161.000,00 -11.345,00 -125.000,00 -50.000,00 -12.000,00 -214.654,00 -978.332,00 -110.000,00 -20.000,00 -198.483,00 -328.483,00 -73.969,00 -73.969,00 -37.548,00
0,00
0,00 0,00 60.000,00
0,00 60.000,00 0,00 0,00
250.000,00 778.000,00 257.319,00 659.063,00 0,00 150.000,00 2.094.382,00 88.000,00 22.452,53 0,00 110.452,53
-417.214,00 -78.396,12 -36.380,98 -1.600.000,00 -3.058.083,00 -5.227.622,10 -253.000,00 -332.000,00 -585.000,00 -28.148,00 -237.000,00 -24.986,00 0,00 -290.134,00 -675.000,00 -208.437,00 -13.767,00 -113.445,00 -306.328,00 -1.316.977,00 -4.227.046,00 -4.227.046,00 -8.269.837,00 -8.269.837,00 -22.021.014,10 -323.931.466,60
0,00 26.886,18
26.886,18 504.355,19 504.355,19 3.134.934,00 256.558,00 3.391.492,00 6.187.567,90 269.391.170,49
212
Baten -2.307,00 -2.307,00 -324.682,00 -1.138.064,00 -16.858,00 -1.479.604,00 0,00 -149.212,00 -149.212,00 -1.034.903,00 -888.000,00
-78.778,00 -24.833,00 0,00 -49.286,00 -90.144,00 -2.165.944,00 -239.416,00 -8.000,00 -21.966.179,00 0,00 -28.795,00 -17.077.260,00
-213.552,00 0,00 -1.698.800,00 -41.232.002,00 -69.562,00 -185.138,00 -254.308,00 -509.008,00 -1.900,00 -35.504,00 -1.757.854,00 -1.795.258,00 0,00 -500.618,00 -67.780,00 -1.078.506,00 -2.976.740,00 -6.857.381,96 -56.788,00 -947.935,00 -12.485.748,96 -14.982,00 -486.519,00 -10.167.728,50 -30.000,00 -805.000,00 -11.504.229,50 -181.410,00 -3.031.139,00 -586.085,00 -3.798.634,00
-388.107,60 -2.376.702,57 -405.914,00 -1.544.050,68 -4.714.774,85 0,00 -810,00 -57.042.292,00 -57.043.102,00 -104.961.303,08 -14.767.567,00 -119.728.870,08 -256.608.694,39
Baten 0,00 0,00 0,00 -61.589,00 -42.000,00 0,00 0,00 0,00 -103.589,00 -18.020,00 0,00 0,00 -11.345,00 0,00 0,00 0,00 -76.145,00 -105.510,00 0,00 0,00 0,00 0,00 -65.364,00 -65.364,00 -37.548,00 -437.416,00 -78.396,12 -36.380,98 -3.726.791,00 -2.170.544,00 -6.487.076,10 -285.000,00 -60.000,00 -345.000,00 -203.148,00 0,00 -21.986,00 0,00 -225.134,00 0,00 -140.532,00 -12.349,00 -113.445,00 -306.328,00 -572.654,00 -2.086.152,00 -2.086.152,00 -2.791.997,00 -2.791.997,00 -12.782.476,10 -269.391.170,49
Begroting 2015 Lasten 1.204.221,00 29.412,00 1.233.633,00 1.303.518,61 1.800.724,85 389.144,08 3.493.387,54 3.582.104,87 210.232,00 1.264.984,00 924.754,60 5.982.075,47 6.018.902,28 1.573.703,00 27.600,00 1.692.058,00 1.851.596,57 1.846.931,35 0,00 574.290,66 88.690,00 1.614.242,13 2.573.175,40 17.861.189,39 440.582,68 1.335.021,00 5.756.239,00 22.515.995,60 204.187,00 3.175.401,00 22.392.337,95 114.738,00 607.426,40 253.533,00 213.552,00 1.314.890,71 1.542,00 13.614.149,64 71.939.595,98 -128.455,00 3.576.163,45 1.139.114,71 2.204.526,45 6.791.349,61 468.074,00 673.039,00 6.627.473,66 378.124,00 8.146.710,66 135.208,00 389.092,00 470.827,06 249.364,00 5.628.166,59 2.502.993,44 5.503.514,92 1.953.387,57 7.986.614,84 24.819.168,42 520.746,00 467.855,34 9.212.616,97 -36.468,00 508.349,00 812.929,37 941.554,00 12.427.582,68 587.425,22 2.604.807,12 5.091.114,39 586.085,00 8.869.431,73 241.688,00 412.879,50 374.302,42 2.376.702,57 366.599,84 1.886.378,68 5.658.551,01 42.710,00 1.738.168,00 68.802.264,09 70.583.142,09 14.746.277,01 1.199.205,00 15.945.482,01 253.751.299,59
Begroting 2015 Lasten
0,00
0,00 0,00 29.000,00
0,00 29.000,00 0,00 0,00
250.000,00 0,00 267.319,00 684.063,00 54,00 0,00 1.201.436,00 0,00 22.452,53 0,00 22.452,53
0,00 25.226,18
25.226,18 401.188,19 401.188,19 3.762.934,00 104.428,00 3.867.362,00 5.546.664,90 259.297.964,49
Baten -2.307,00 -2.307,00 -324.682,00 -1.138.064,00 -16.858,00 -1.479.604,00 0,00 -149.212,00 -149.212,00 -1.134.903,00 -888.000,00
-78.778,00 -24.833,00 0,00 -49.286,00 -90.144,00 -2.265.944,00 -239.416,00 -8.000,00 -21.966.179,00 0,00 -28.795,00 -17.077.260,00
-213.552,00 26.084,00 -1.498.800,00 -41.005.918,00 -69.562,00 -185.138,00 -254.308,00 -509.008,00 -1.900,00 -35.504,00 -1.734.354,00 -1.771.758,00 -97.648,00 -500.618,00 -67.780,00 -26.506,00 -2.986.740,00 -6.857.381,96 -56.788,00 -947.935,00 -11.541.396,96 -5.982,00 -486.519,00 -10.167.728,50 -30.000,00 -805.000,00 -11.495.229,50 -181.410,00 -2.837.367,00 -586.085,00 -3.604.862,00
-392.237,60 -2.376.702,57 -405.914,00 -1.544.050,68 -4.718.904,85 0,00 -810,00 -57.335.399,00 -57.336.209,00 -102.141.960,08 -15.301.567,00 -117.443.527,08 -253.323.880,39
Baten 0,00 0,00 0,00 -60.564,00 -40.000,00 0,00 0,00 0,00 -100.564,00 0,00 0,00 0,00 -11.345,00 0,00 0,00 0,00 0,00 -11.345,00 0,00 0,00 0,00 0,00 -63.759,00 -63.759,00 -37.548,00 -37.416,00 -78.396,12 -36.380,98 0,00 -390.544,00 -580.285,10 -157.635,00 -60.000,00 -217.635,00 -203.148,00 0,00 -18.986,00 0,00 -222.134,00 0,00 -105.532,00 -10.541,00 -113.445,00 -306.328,00 -535.846,00 -1.599.614,00 -1.599.614,00 -2.642.902,00 -2.642.902,00 -5.974.084,10 -259.297.964,49
Begroting 2016 Lasten 1.204.221,00 29.412,00 1.233.633,00 1.303.518,61 1.800.724,85 389.144,08 3.493.387,54 3.582.104,87 210.232,00 1.264.984,00 924.754,60 5.982.075,47 6.017.877,28 1.573.703,00 27.600,00 1.692.058,00 1.851.596,57 1.846.931,35 0,00 574.290,66 88.690,00 1.614.242,13 2.571.175,40 17.858.164,39 440.582,68 1.335.021,00 5.756.239,00 22.515.995,60 204.187,00 3.175.401,00 22.391.992,95 114.738,00 607.426,40 253.533,00 213.552,00 1.314.890,71 1.542,00 13.614.149,64 71.939.250,98 -128.455,00 3.576.163,45 1.139.114,71 2.204.526,45 6.791.349,61 468.074,00 673.039,00 6.588.704,66 378.124,00 8.107.941,66 135.208,00 389.092,00 470.827,06 249.364,00 5.628.166,59 2.502.993,44 5.478.514,92 1.953.387,57 7.971.614,84 24.779.168,42 357.129,00 467.855,34 9.206.152,97 -36.468,00 500.349,00 812.929,37 941.554,00 12.249.501,68 559.425,22 2.627.807,12 5.088.114,39 586.085,00 8.861.431,73 241.688,00 412.879,50 373.434,42 2.376.702,57 366.599,84 1.886.378,68 5.657.683,01 42.710,00 1.738.168,00 68.585.483,09 70.366.361,09 14.752.351,01 1.199.205,00 15.951.556,01 253.271.504,59
Begroting 2016 Lasten
0,00
0,00 0,00 29.000,00
0,00 29.000,00 0,00 0,00
250.000,00 0,00 277.319,00 709.063,00 54,00 0,00 1.236.436,00 0,00 28.916,53 0,00 28.916,53
0,00 23.490,18
23.490,18 401.188,19 401.188,19 3.805.934,00 0,00 3.805.934,00 5.524.964,90 258.796.469,49
Baten -2.307,00 -2.307,00 -324.682,00 -1.138.064,00 -16.858,00 -1.479.604,00 0,00 -149.212,00 -149.212,00 -1.134.903,00 -888.000,00
-78.778,00 -24.833,00 0,00 -49.286,00 -90.144,00 -2.265.944,00 -239.416,00 -8.000,00 -21.966.179,00 0,00 -28.795,00 -17.077.260,00
-213.552,00 26.084,00 -1.498.800,00 -41.005.918,00 -69.562,00 -185.138,00 -254.308,00 -509.008,00 -1.900,00 -35.504,00 -1.697.190,00 -1.734.594,00 -97.648,00 -500.618,00 -67.780,00 -26.506,00 -2.996.740,00 -6.857.381,96 -56.788,00 -947.935,00 -11.551.396,96 0,00 -486.519,00 -10.167.728,50 -30.000,00 -805.000,00 -11.489.247,50 -181.410,00 -2.837.367,00 -586.085,00 -3.604.862,00
-396.405,60 -2.376.702,57 -405.914,00 -1.544.050,68 -4.723.072,85 0,00 -810,00 -57.152.730,00 -57.153.540,00 -102.712.298,08 -15.301.567,00 -118.013.865,08 -253.682.571,39
Baten 0,00 0,00 0,00 -59.539,00 -38.000,00 0,00 0,00 0,00 -97.539,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 -62.154,00 -62.154,00 -37.548,00 -37.416,00 -78.396,12 -36.380,98 0,00 -390.544,00 -580.285,10 0,00 -60.000,00 -60.000,00 -175.148,00 0,00 -15.986,00 0,00 -191.134,00 0,00 -105.532,00 -5.505,00 -113.445,00 -306.328,00 -530.810,00 -1.021.074,00 -1.021.074,00 -2.570.902,00 -2.570.902,00 -5.113.898,10 -258.796.469,49
Begroting 2017 Lasten 1.204.221,00 29.412,00 1.233.633,00 1.303.518,61 1.800.724,85 389.144,08 3.493.387,54 3.582.104,87 210.232,00 1.264.984,00 924.754,60 5.982.075,47 6.016.852,28 1.573.703,00 27.600,00 1.692.058,00 1.851.596,57 1.846.931,35 0,00 574.290,66 88.690,00 1.614.242,13 2.569.175,40 17.855.139,39 440.582,68 1.335.021,00 5.756.239,00 22.515.995,60 204.187,00 3.175.401,00 22.391.992,95 114.738,00 607.426,40 253.533,00 213.552,00 1.314.890,71 1.542,00 13.614.149,64 71.939.250,98 -128.455,00 3.576.163,45 1.139.114,71 2.204.526,45 6.791.349,61 468.074,00 673.039,00 6.576.189,66 378.124,00 8.095.426,66 135.208,00 389.092,00 470.827,06 249.364,00 5.628.166,59 2.502.993,44 5.478.514,92 1.953.387,57 7.971.614,84 24.779.168,42 357.129,00 467.855,34 9.177.202,97 -36.468,00 500.349,00 812.929,37 941.554,00 12.220.551,68 333.031,22 2.637.807,12 5.067.114,39 586.085,00 8.624.037,73 283.082,00 412.879,50 373.434,42 2.376.702,57 366.599,84 1.886.378,68 5.699.077,01 42.710,00 1.738.168,00 68.528.554,09 70.309.432,09 14.836.311,01 1.199.205,00 16.035.516,01 253.058.045,59
Begroting 2017 Lasten
0,00
0,00 0,00 29.000,00
0,00 29.000,00 0,00 0,00
250.000,00 0,00 277.319,00 709.063,00 54,00 0,00 1.236.436,00 0,00 57.866,53 0,00 57.866,53
0,00 23.490,18
23.490,18 405.688,19 405.688,19 3.602.934,00 0,00 3.602.934,00 5.355.414,90 258.413.460,49
Baten -2.307,00 -2.307,00 -324.682,00 -1.138.064,00 -16.858,00 -1.479.604,00 0,00 -149.212,00 -149.212,00 -1.134.903,00 -888.000,00
-78.778,00 -24.833,00 0,00 -49.286,00 -90.144,00 -2.265.944,00 -239.416,00 -8.000,00 -21.966.179,00 0,00 -28.795,00 -17.077.260,00
-213.552,00 26.084,00 -1.498.800,00 -41.005.918,00 -69.562,00 -185.138,00 -254.308,00 -509.008,00 -1.900,00 -35.504,00 -1.685.280,00 -1.722.684,00 -97.648,00 -500.618,00 -67.780,00 -26.506,00 -2.996.740,00 -6.857.381,96 -56.788,00 -947.935,00 -11.551.396,96 0,00 -486.519,00 -10.167.728,50 -30.000,00 -805.000,00 -11.489.247,50 -181.410,00 -2.819.367,00 -586.085,00 -3.586.862,00
-396.405,60 -2.376.702,57 -405.914,00 -1.544.050,68 -4.723.072,85 0,00 -810,00 -57.100.301,00 -57.101.111,00 -102.671.258,08 -15.301.567,00 -117.972.825,08 -253.559.192,39
Baten 0,00 0,00 0,00 -58.514,00 -36.000,00 0,00 0,00 0,00 -94.514,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 -61.549,00 -61.549,00 -37.548,00 -37.416,00 -78.396,12 -36.380,98 0,00 -390.544,00 -580.285,10 0,00 -60.000,00 -60.000,00 -148,00 0,00 -12.986,00 0,00 -13.134,00 0,00 -105.532,00 -5.505,00 -113.445,00 -306.328,00 -530.810,00 -1.021.074,00 -1.021.074,00 -2.492.902,00 -2.492.902,00 -4.854.268,10 -258.413.460,49