Programmabegroting 2008
Stadsregio Rotterdam Postbus 21051 3001 AB Rotterdam telefoon: 010-4172389 fax: 010-4047347 e-mail:
[email protected] website: www.stadsregio.info
Inhoudsopgave 1
Inleiding
3
2
Programma’s
4
2.1
Programma Bestuur
5
2.2
Programma Verkeer en Vervoer
6
2.3
Programma Openbaar Vervoer
7
2.4
Programma Sociaal Beleid
8
2.5
Programma Jeugdzorg
9
2.6 Programma Regionaal Groen
10
2.7
Programma Milieu
11
2.8
Programma Ruimtelijk Beleid
12
2.9
Programma Wonen en Stedelijke Vernieuwing
2.10
Programma Algemeen Financieel Beheer
13 15
3
Programmabegroting 2008 lasten en baten
16
4
Meerjarenraming 2007-2011
18
5
Financiële paragrafen
19
5.1
Inleiding
19
5.2
Financiering; Algemene dekkingsmiddelen
19
5.2.1 5.2.2 5.2.3 5.2.4 5.2.5 5.2.6 5.2.7 5.2.8 5.2.9
Gebruikte financiering- en dekkingsystematiek BTW Toelichting meerjarig perspectief Indexering Gemeentelijke bijdrage Stand en verloop der reserves Stand en verloop van de voorzieningen Treasury Kasgeldlimiet
19 20 20 20 21 21 21 21 21
5.2
Weerstandsvermogen en risico's
22
5.3.1 5.3.2 5.3.3
Weerstandsvermogen Risico's Conclusie
22 22 23
5.4
Bedrijfsvoering
24
5.4.1 5.4.2 5.4.3 5.4.4 (DIV)
Financiën en control 24 Personeel en organisatie 24 Huisvesting 25 Informatie en Communicatie Technologie (ICT) en Documentaire Informatie Voorziening 25
5.5
Bestuurlijke participaties
25
2 Programmabegroting 2008 stadsregio Rotterdam
1
Inleiding
Voor u ligt de programmabegroting 2008 – 2011 van de stadsregio Rotterdam. Deze programmabegroting moet antwoord geven op drie vragen: wat willen we bereiken, wat gaan we daarvoor doen en wat mag dat kosten? Bij het beantwoorden van deze vragen moet een relatie worden gelegd tussen de doelstellingen van beleid, de te leveren prestaties en de daarvoor in te zetten middelen. De relatie tussen doelstellingen, prestaties en middelen stelt de raad in staat zijn allocatie- en autorisatiefunctie beter uit te oefenen. De voorliggende programmabegroting is tot stand gekomen vanuit het beleidsprogramma 2006 – 2010 “Partners voor resultaat”, waarin voor de komende raadsperiode de hoofdlijnen van het uit voeren beleid zijn vastgelegd. Het beleidsprogramma is op een ambitieuze, zakelijke en pragmatische wijze geconcretiseerd naar de bestuurlijke uitvoeringspraktijk. De programmabegroting 2008 – 2011 kent (nog) dezelfde opbouw als de vorige begroting. In de loop van 2007 zal vanuit de stadsregio een voorstel worden gedaan om de begrotingsopzet zodanig te wijzigen dat hij beter aansluit op het beleidsprogramma 2006 – 2010 ‘Partners voor resultaat’. De huidige beleidsbegroting bestaat uit een negental beleidsprogramma’s en een hoofdstuk algemene dekkingsmiddelen die allen op dezelfde manier zijn opgebouwd: een beschrijving van het programma, de doelstellingen, de prestaties en baten & lasten. Naast de programma’s zijn paragrafen opgenomen die van belang zijn voor de bedrijfsvoering en het financiële beleid & beheer van de stadsregio. De combinatie van programma’s en paragrafen stelt de lezer beter in staat zich een integraal beeld te vormen van het door de stadsregio te voeren beleid. De begroting 2008-2011 is een structureel sluitende, evenwichtige meerjarenbegroting. De begroting voor 2008 sluit met een batig saldo van € 3.791.540,-.
3 Programmabegroting 2008 stadsregio Rotterdam
2
Programma’s
In de programmabegroting zijn de beleidsdoelstellingen opgenomen die de stadsregio stelt ten aanzien van verkeer en vervoer, openbaar vervoer, aanleg van infrastructuur, ruimtelijke ontwikkeling, woningbouw, het realiseren van groen, jeugdzorg, milieu, economie en sociaal beleid. Voor de onderscheiden programma's is binnen het dagelijks bestuur een portefeuilleverdeling afgesproken, die hieronder is weergegeven. Dhr. I.W. Opstelten (VVD) Voorzitter en Externe Betrekkingen binnen het programma Bestuur. Dhr. T.P.J. Bruinsma (PvdA) Programma Bestuur Mevr. J.N. Baljeu (VVD) Programma Verkeer en Vervoer Mevr. J.H.M. Hermans (VVD) Programma Regionaal Groen Dhr L. Geluk (CDA) Programma Jeugdzorg Mevr. J.J. van Doorne (PvdA) Programma Milieu Dhr. J.W.J. Wolf (PvdA) Programma Ruimtelijk Beleid Dhr J.A. Karssen (CDA) Programma’s Wonen en Sociaal Beleid Dhr G.J. 't Hart (ONS) Programma Financieel Beleid en Economie binnen het programma Ruimtelijk Beleid
4 Programmabegroting 2008 stadsregio Rotterdam
2.1 Programma Bestuur Bestuur De doelstelling van het programma Bestuur is het zo goed mogelijk laten functioneren van het regionale bestuur. Het bestuur van de stadsregio bestaat uit de regioraad, dagelijks bestuur en een aantal commissies. De middelen die in de begroting zijn opgenomen dienen voor de ondersteuning van fracties van de regioraad en het in een zo vroeg mogelijk stadium betrekken van gemeenten bij de beleidsontwikkeling van de stadsregio. Daarnaast dienen deze middelen voor de kosten van de behandeling van bezwaarschriften en beroepschriften en de vertegenwoordiging van de stadsregio in procedures. Ook wordt de deelname aan het Samenwerkingsverband Regio Randstad (een gemeenschappelijke regeling van de vier Randstadprovincies, de vier grote steden en de vier stadsregio’s in de Randstad) uit deze middelen betaald. Doelstelling van de deelname aan dit samenwerkingsverband is een zo goed mogelijke afstemming van beleid en belangenbehartiging in de Randstad. Bezwaar en beroep Verder is het streven van de stadsregio erop gericht door een goed en zorgvuldig beleid zo min mogelijk bezwaar- en beroepsprocedures te hoeven voeren. De bezwaarschriften die worden ingediend, worden op een zorgvuldige en professionele wijze afgehandeld. Dit gebeurt door de stadsregionale bezwaarcommissie, die wordt voorgezeten door een externe deskundige en secretarieel ondersteund vanuit de servicedienst Rotterdam. Tevens worden middelen beschikbaar gesteld voor een goede klachtenafhandeling door de Ombudsman. Communicatie Een belangrijke voorwaarde voor het effectueren van het beleidsprogramma 2006-2010 is het verwerven en behouden van draagvlak voor het beleid van de stadsregio. De communicatiefunctie levert hieraan een belangrijke bijdrage. Het communicatiebeleid is beschreven in het Communicatieprogramma 2006-2010. In dit programma is extra aandacht besteed aan het in stand houden en versterken van het stadsregionale draagvlak bij gemeenteraden. Het communicatiebeleid is erop gericht alle doelgroepen actief te informeren over activiteiten, besluiten en projecten van de stadsregio door de doelgroepen waar nodig actief bij de ontwikkeling van dat beleid te betrekken en door de resultaten van dit beleid zo visueel mogelijk te presenteren. Voor de gemeenten in de stadsregio geldt tevens dat activiteiten worden ontplooid om de transparantie van de regionale besluitvorming te vergroten en te bevorderen dat gemeenteraden zo vroeg mogelijk worden betrokken bij de ontwikkeling van regionaal beleid. Op die manier wordt via communicatie mee gebouwd aan het draagvlak voor de stadsregio en aan haar imago. De doelgroepen variëren van ambtenaren en leden van de raden in de deelnemende gemeenten tot relaties bij ministeries en leden van de Tweede Kamer; van pers tot burger; van ondernemer tot maatschappelijke organisaties. De communicatie komt tot stand via directe bestuurlijke en ambtelijke contacten als onderdeel van het proces van beleidsvoorbereiding en -uitvoering. Deze communicatie wordt bevorderd door ondersteunende activiteiten en middelen, variërend van communicatieplannen tot concrete communicatiemiddelen. Tegelijk worden het beleid en de activiteiten van de stadsregio uitgedragen via massamedia. De mix van communicatiemiddelen is voor een deel gericht op het zo goed en zakelijk mogelijk informeren van de doelgroepen. Voor een deel worden de middelen ook ingezet voor het publiek uitdragen van de resultaten die de stadsregio boekt. Voor specifieke projecten (bijvoorbeeld RR2020, Ieder kind wint en het Regionaal Actieprogramma Milieu) worden aparte communicatieplannen gemaakt. De kosten die daarmee gepaard gaan komen ten laste van het betreffende project.
5 Programmabegroting 2008 stadsregio Rotterdam
2.2 Programma Verkeer en Vervoer De stadsregio ontwikkelt mobiliteitsbeleid waarmee enerzijds de regio bereikbaar wordt en blijft en anderzijds de leefbaarheid wordt verbeterd. Als basis voor het beleid heeft de regioraad het Regionaal Verkeers- en VervoersPlan (RVVP) vastgesteld. Aan dit plan wordt uitvoering gegeven door middel van beleids- en infrastructuurprojecten. Verder beschikt de stadsregio over de Brede Doeluitkering Verkeer en Vervoer (BDU) en het fonds Bereikbaarheidsoffensief voor (mede-) financiering van projecten en maatregelen. In aanvulling daarop beschikt de stadsregio over middelen die door partijen in de regio worden gegenereerd. De samenwerking in de Zuidvleugel en met het rijk in het kader van de Netwerkaanpak wordt intensief voortgezet. De Uitvoeringsagenda RVVP die in 2007 zal worden vastgesteld, vormt eveneens de weerslag van de uitvoeringsgerichtheid van het regionale verkeers- en vervoersbeleid. Het beleid krijgt vorm door uitvoering van een aantal activiteiten: Planontwikkeling Deze activiteit omvat een scala van deelactiviteiten, samen te vatten in de volgende clusters: • algemene beleidsontwikkeling en -uitwerking van deelterreinen; • bovenregionale beleidsafstemming (SkVV, Zuidvleugel); • financiële strategie en programmering, waaronder het Regionaal Investeringsprogramma Verkeer en Vervoer (RIVV) en de uitvoeringsafspraken met de wegbeheerders; • organisatie van uitvoeringscoördinatie en samenwerking in- en rond de regio; • netwerkstudies en verkenningen van infrastructuurprojecten voor wegen, fietspaden en openbaar vervoer. Bij de uitvoering van deze activiteiten wordt een groot beroep gedaan op externe ondersteuning die op contractsbasis bij de Rotterdamse gemeentelijke diensten wordt ingehuurd. Uitvoeringsprojecten verkeer en vervoer Dit betreft de uitvoering van maatregelen en projecten vanaf de start planstudie en inclusief de (organisatie van de) bijbehorende financiering uit de BDU. Het gaat om alle categorieën projecten en maatregelen: openbaar vervoer, wegen, fietspaden, P&R, verkeersveiligheid en verkeerseducatie zoals opgenomen in het RIVV. Ten eerste betreffen het projecten en maatregelen waarvoor de stadsregio zelf opdrachtgever is (bijvoorbeeld OV- infrastructuur). Ten tweede gaat het om subsidieverstrekking aan gemeenten en overige wegbeheerders overeenkomstig de subsidieverordening Verkeer en Vervoer. Fonds Bereikbaarheidsoffensief regio Rotterdam (BOR) In 2000 hebben partijen in de Randstad met de minister van Verkeer en Waterstaat een set afspraken gemaakt over het gezamenlijk aanpakken van een groot aantal knelpunten in het mobiliteitssysteem. Onderdeel hiervan is de instelling van het fonds Bereikbaarheidsoffensief regio Rotterdam. De stadsregio is in samenspraak met de provincie Zuid-Holland en gemeente Rotterdam verantwoordelijk voor het beheer van deze middelen. De stadsregio regisseert de realisatie van het programma, dat projecten en maatregelen omvat.
6 Programmabegroting 2008 stadsregio Rotterdam
2.3 Programma Openbaar Vervoer Het Openbaar Vervoer heeft de volgende functies binnen het verkeers- en vervoersbeleid: • • • •
een bereikbaarheidsfunctie (mobiliteitsfunctie); een ruimtelijke functie (RO-beleid); een sociale functie in relatie tot beschikbaarheid van mobiliteit en bereikbaarheid van regionale voorzieningen; een leefbaarheidsfunctie.
Het RVVP geeft op hoofdlijnen de kaders aan voor de realisatie van deze functies van het openbaar vervoer; in de Kadernota Openbaar Vervoer heeft de stadsregio deze kaders nader uitgewerkt. Om aan de genoemde functies te kunnen voldoen moet het openbaar vervoer beschikbaar, snel, concurrerend, veilig, milieuvriendelijk en toegankelijk zijn. Onder de werking van de wet Personenvervoer 2000 wordt aan concessiehouders binnen de grenzen van de verleende concessie handelingsvrijheid gegeven om zelf de wensen van de klanten, de reizigers, te zoeken en te bedienen. In het Programma van Eisen worden eisen voor de basiskwaliteit opgenomen. Daarnaast worden de aanbiedingen bij de concessieverlening beoordeeld op criteria, die voor (potentiële) reizigers van belang worden geacht. Bij het opstellen van de criteria zijn de consumentenorganisaties betrokken via hun vertegenwoordiging in het Platform Reizigersbelangen Openbaar Vervoer. De stadsregio vraagt de concessiehouders de nodige maatregelen op het terrein van comfort, toegankelijkheid, sociale veiligheid en reisinformatie te nemen, op basis van vastgestelde meerjarenplannen. Het doel is de reiziger aan te trekken en te behouden door een stijgende kwaliteit van het openbaar vervoer. Het streven is gericht op geleidelijke groei van het marktaandeel van het openbaar vervoer. Met ingang van 1 januari 2005 is de rijksbijdrage opgenomen in de Brede Doeluitkering Verkeer en Vervoer en qua omvang voor de eerstkomende jaren bevroren. Hierdoor is de financiële zekerheid toegenomen, waardoor er meer toekomstgericht aan de verbetering van de kwaliteit en het rendement gewerkt kan worden. Dat zal zich vertalen in het gebruik van het openbaar vervoer en in de klanttevredenheid. Bij het bepalen van de hoogte van de exploitatiebijdrage per concessie gaat de stadsregio uit van een marktconforme prijsontwikkeling in de komende jaren. Per 2009 zal de gunning van de busconcessies via openbare aanbesteding plaatsvinden. In de bijdragestructuur worden incentives gebruikt gericht op het stimuleren van marktwerking. Deze zijn afhankelijk van de behaalde reizigersopbrengsten (maat voor het met succes bewerken van de markt) en van de klanttevredenheid (op basis van de klantenbarometer).
7 Programmabegroting 2008 stadsregio Rotterdam
2.4 Programma Sociaal Beleid Het College van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland heeft zich ten doel gesteld om met de vier provinciale streekplangebieden een Regionale Agenda Samenleving (RAS) op te stellen.1 Het doel van de Regionale Agenda Samenleving 2006-2008 is om samenhang, samenwerking en gebiedsgerichte aanpak te bewerkstelligen op het terrein van de sociale infrastructuur. Voor de stadsregio Rotterdam betekent dit dat voor een aantal afgesproken activiteiten de uitvoerende regie over provinciale gelden wordt verkregen, en dat daarbij onder meer gebruik kan worden gemaakt van expertise en inzet van de provinciale steunfuncties. De activiteiten van de stadsregio Rotterdam zullen in 2008 bestaan uit het verstrekken van subsidies, het initiëren van projecten en het bevorderen van kennisdeling. Kennisdeling kan plaatsvinden door ambtelijke en bestuurlijke contacten te verstevigen, en door het uitwisselen van projectervaringen. Belangrijke aandachtspunten zijn: • De Regionale Agenda Samenleving 2006-2008 benoemt een aantal thema’s waarop de stadsregio Rotterdam en de provincie Zuid-Holland samenwerken. De daadwerkelijke activiteiten worden jaarlijks vastgelegd in werkprogramma’s, die in samenspraak met de gemeenten worden opgesteld. • Samenwerking met de overige beleidsterreinen van de stadsregio: van belang is dat alle relevante aanpalende beleidsterreinen rekening houden met de sociale gevolgen van hun voornemens en dat sociaal beleid aansluit bij de prioriteiten van de overige sectoren van de stadsregio.
1
De vier streekplangebieden zijn Haaglanden, Midden-Holland, Rijnmond en Zuid-Holland–Zuid.
Programmabegroting 2008 stadsregio Rotterdam
8
2.5 Programma Jeugdzorg Het jeugdzorgbeleid van de stadsregio heeft als doel bij (dreigende) problemen op het gebied van verzorging en opvoeding, samen met haar partners (bureau jeugdzorg, zorgaanbieders, gemeenten, onderwijs en justitieketen) ondersteuning te bieden aan de cliënt. Onder cliënt wordt hierbij verstaan: jeugdigen én diegenen die behoren tot het gezinsverband waarin de jeugdige zich bevindt. Aan het beleid van de stadsregio liggen de volgende uitgangspunten ten grondslag: • jeugdigen en gezinnen staan centraal; • prioriteit aan de voorkant van de jeugdketen: aansluiten op de directe leefsituatie van jeugdigen en gezinnen; • niet meer van hetzelfde maar vernieuwing; • bestuurlijke samenwerking, gemeentegericht op een sluitende jeugdketen en naar niet vrijblijvende afspraken; • vermaatschappelijken van zorg; • naar meer marktprikkels en prestatieafspraken in de jeugdzorg; • doorbreken van verkokering en versterken van intersectorale zorg; • verbeteren efficiency, effectiviteit en samenhang. Het streven is de positie van de cliënt op verschillende manieren te versterken. Met de inwerkingtreding van de nieuwe wet in 2005 zijn hiervoor de belangrijkste instrumenten de introductie van het recht op jeugdzorg, het vraaggericht werken van het stelsel, de invoering van de medezeggenschap, de invoering van de klachtenregeling en het betrekken van de cliëntenorganisaties bij het formuleren van het beleid. De invoering van het recht op geïndiceerde jeugdzorg is een belangrijke stap geweest op weg naar eenduidige toegangsprocedures en harmonisatie van bestaande stelsels. Bureau jeugdzorg bepaalt in een indicatiebesluit of een cliënt recht heeft op jeugdzorg. Dit gebeurt objectief en onafhankelijk van het zorgaanbod; de behoefte (vraag) van de cliënt staat centraal. Het zorgaanbod moet een adequaat en herkenbaar antwoord geven op de vraag van jeugdigen en hun ouders. Dit geldt voor de afzonderlijke zorgaanbieders maar zeker ook voor gecombineerd aanbod in samenwerking. Om deze aansluiting bij de hulpvraag gestalte te kunnen geven heeft ook de cliënt – met de invoering van de Wet op de Jeugdzorg – meer middelen gekregen: de mogelijkheid tot medezeggenschap en het indienen van klachten. De cliënt heeft hiermee invloed op instellingsniveau. Om tijdige doorverwijzing naar jeugdzorg mogelijk te maken, moeten dreigende problemen tijdig gesignaleerd worden. Hiervoor zijn goede algemene voorzieningen noodzakelijk. Bureau jeugdzorg heeft een belangrijke taak in het op een goed peil brengen van deze voorzieningen. Tevens heeft bureau jeugdzorg de taak de aansluiting tussen lokaal jeugdbeleid en jeugdzorgbeleid aan te pakken. Met het oog op een goede aansluiting tussen lokale preventieve jeugdbeleid en het stadsregionale zorgbeleid zijn door de stadsregio met alle gemeenten convenanten afgesloten. Tenslotte wordt, met het oog op tijdige doorverwijzing, ook nadrukkelijk samenwerking gezocht met de beleidsterreinen onderwijs en jeugdgezondheidszorg (J-GGZ en J-LVG). In 2007 is door middel van het werkprogramma “Ieder kind wint” een nadere invulling gegeven aan het bovenstaande om de ontwikkelingen op deze terreinen te versnellen. Dit is gebeurd aan de hand van een viertal thema’s: • preventie en vroegsignalering; • portfolio effectief en integraal zorgaanbod; • wachttijden en doorlooptijden; • sturing van de keten. In 2008 zal verdere concretisering van het werkprogramma plaatsvinden waarbij het einddoel is: een optimaal werkende jeugdketen waarin jeugdigen en hun gezinnen niet nodeloos lang op de benodigde hulp en ondersteuning wachten en waarin de vraag van het kind werkelijk centraal staat.
9 Programmabegroting 2008 stadsregio Rotterdam
2.6 Programma Regionaal Groen In 2005 hebben de regioraad en gedeputeerde staten het Regionaal Groenblauw Structuur Plan 2 (RGSP2) inclusief uitvoeringsprogramma vastgesteld, waarna de uitvoering is gestart. De intentie is een krachtige groene impuls voor de regio te bewerkstelligen, waardoor de achterstand in groenontwikkeling kan worden ingehaald. In 2005 is een goed beeld van de stand van zaken van de afzonderlijke projecten verkregen. Ook zijn daarin voor deelgebieden organisatorische afspraken gemaakt. Dit heeft uiteindelijk geleid tot de ondertekening van de Uitvoeringsafspraken RGSP2 in 2006 door de provincie en de stadsregio. Daardoor kon de daadwerkelijke uitvoering effectief ter hand worden genomen. De stadsregio en de provincie vervullen elk een regierol: de stadsregio doet dat aan de noordrand van Rotterdam, de Maasmond, op Voorne Putten en Rozenburg. De provincie voert regie over de ontwikkeling van de drie regioparken Rottemeren, Midden Delfland en IJsselmonde. In deze gebieden moet uiterlijk in 2010 de uitvoering van groenprojecten met ‘de 1e prioriteit’ op gang zijn. Bovendien moeten de projecten die in 2004 uitvoeringsgereed waren, zijn afgerond. De stadsregio zal er voor moeten zorgen dat aan alle randvoorwaarden is voldaan, te weten financiering, planologische kaders, uitvoeringsorganisatie, aankoopstrategie, inrichtingseisen en beheerseisen. Om de voortgang van de groenontwikkeling inzichtelijk te maken is een goed monitoringssysteem nodig. Dit is in 2005 ontwikkeld en in 2006 voor het eerst gerapporteerd. Ook in 2008 zal een monitoringsrapportage worden opgesteld. De belangrijkste activiteiten voor 2008 zijn: • • • • • •
De groene verbinding in het kader van het Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR): dit jaar zal de Europese aanbesteding voor dit project plaatsvinden. Verwacht wordt dat de start van de daadwerkelijke uitvoering begin 2009 kan plaatsvinden; Om tot een eerlijker verdeling van de kosten van beheer van natuur- en recreatiegebieden te komen is het van belang dat alle gemeenten gaan participeren in het Koepelschap. De provincie en de stadsregio zullen zich inspannen dit te realiseren. Het vinden van de laatste benodigde financiële middelen om het financieringstekort voor 1e prioriteitprojecten op te lossen (stand 2007: € 34 miljoen); Voor de financiering van 2e en 3e prioriteit-projecten zullen concrete voorstellen worden voorgelegd voor bestuurlijke besluitvorming; Net zoals in 2007 zal een actiepuntenlijst worden gemaakt en uitgevoerd om eventuele bestaande knelpunten bij de uitvoering of uitvoeringsgereed maken van projecten op te lossen; Er zal een evaluatie van het RGSP2 plaatsvinden. Dit betreft zowel de inhoud (visie) als de uitvoering.
10 Programmabegroting 2008 stadsregio Rotterdam
2.7 Programma Milieu Algemeen Algemene doelstelling op het beleidsterrein Milieu van de stadsregio Rotterdam is de verbetering van de leefomgeving in het gebied van de stadsregio. De eerstkomende jaren zal het zwaartepunt liggen op de aanpak van de slechte luchtkwaliteit, het vormgeven van een proactieve milieuaanpak in het kader van RR2020 en het ondersteunen van regiogemeenten met kennis en geld. In 2007 is door de stadsregio Rotterdam een Meerjarenprogramma Milieu 2007-2010 opgesteld. In dit programma is op basis van het DB-programma 2006-2010 “Partners voor resultaat” aangegeven wat voor de eerstvolgende jaren de prioriteiten zullen zijn. Ook in 2007 is het Jaarprogramma Milieu 2007 door het dagelijks bestuur vastgesteld. Dit jaarprogramma bevat concrete activiteiten op basis van het Meerjarenprogramma milieu 2007-2010. Sinds 1993 is de stadsregio Rotterdam convenantspartner van ROM-Rijnmond. De partners van ROM-Rijnmond, de diverse overheden en georganiseerd bedrijfsleven in dit gebied, streven naar de verwezenlijking van de zogenaamde dubbeldoelstelling:het versterken van de economie en het verbeteren van de leefbaarheid. Risicoparagraaf Voor het beleidsveld milieu van de stadsregio bestaat geen aparte, algemene geldstroom vanuit bijvoorbeeld hogere overheden. Wel is voor de aanpak van de luchtkwaliteit tot 2010 een budget door VROM beschikbaar gesteld dat in tranches zal worden uitgekeerd. Een eerste tranche van 2,5 miljoen is inmiddels overgemaakt. De gelden kunnen worden ingezet voor alle projecten uit het Regionaal Actie Programma, dus niet alleen de projecten die in opdracht van de stadsregio worden uitgevoerd. Een subsidieverordening luchtkwaliteit is in het leven geroepen om subsidieaanvragen te kunnen honoreren. De stadsregio zal over de uitgaven van de VROM-gelden jaarlijks verantwoording moeten afleggen. Aan de “uitgavenkant” beschikt de Stadsregio, naast bovengenoemde bedragen, over een jaarlijks te besteden bedrag van ca. € 342.000 voor milieuactiviteiten algemeen en circa € 138.000 voor ROM-Rijnmond. Grotendeels zullen met deze gelden de projecten uit het de jaarprogramma’s Milieu worden gefinancierd; daar waar het gaat om subsidies zullen eventuele risico’s worden bewaakt via de voorwaarden uit de beide subsidieverordeningen.
11 Programmabegroting 2008 stadsregio Rotterdam
2.8 Programma Ruimtelijk Beleid Ruimtelijke ordening Voor de verbetering van de ruimtelijke structuur en voor de kwaliteitsverbetering van de elementen die bijdragen aan een aantrekkelijk leef- en vestigingsmilieu worden ruimtelijke plannen gemaakt en uitvoeringsprogramma's opgesteld. Basis voor het beleid is het Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam (RR2020) dat in november 2005 is vastgesteld als regionaal structuurplan en streekplan. Aan RR2020 is een uitvoeringsprogramma gekoppeld dat in december 2005 voor de eerste keer is vastgesteld. Bijzondere onderdelen van het Uitvoeringsprogramma RR2020 zijn de ruimtelijke projecten en programma’s. Per opgave werkt een uitvoeringsorganisatie aan voorbereiding en uitvoering van de plannen. In het kader van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) adviseert de stadsregio richting provincie over gemeentelijke ruimtelijke plannen en voert hierover overleg met gemeenten. De stadsregio en provincie stemmen hun werkzaamheden zoveel mogelijk af om tot één gezamenlijke schriftelijke reactie richting gemeenten te komen. Buiten de regio wordt geparticipeerd in thematische of gebiedsgerichte ruimtelijke opgaven en neemt de stadsregio deel aan het Samenwerkingsverband Regio Randstad, het platform Zuidvleugel en de stuurgroep Rijn Schelde Delta. De anticipatie op de (nieuwe instrumenten van de) herziene Wet Ruimtelijke Ordening die in 2007 is gestart, zal in 2008 worden gecontinueerd. Economie De stadsregio werkt aan een versnelde ontwikkeling van reeds bestemde nieuwe bedrijventerreinen en aan de versnelling van herstructureringsprocessen. Dit is conform de vastgestelde economische visie van de stadsregio en het actieplan Bedrijventerreinen. De stadsregio heeft een externe procesbegeleider ingehuurd om gemeenten bij deze vaak complexe processen te adviseren. De stadsregio vervult de secretariaatsrol bij het REO overleg (Regionaal Economisch Overleg). In dit overleg vindt afstemming plaats tussen de gemeenten die economische projecten uitvoeren en de voornaamste subsidieverstrekkers, de provincie Zuid-Holland en het rijk. In het REO vindt afstemming plaats van gemeentelijk, regionaal, provinciaal en rijksbeleid waar dit de regionale economie betreft. Tevens adviseert het REO over veranderingen in de detailhandelsstructuur op basis van de ‘Regional retail and leisure’-visie. Met behulp van BIR (Bedrijven Info Rijnmond) wordt het locatieaanbod voor ondernemingen die die zich willen vestigen of verplaatsen onder de aandacht gebracht van het bedrijfsleven. In het kader van het uitvoeringsprogramma RR2020 wordt een aantal economisch belangrijke projecten uitgevoerd.
12 Programmabegroting 2008 stadsregio Rotterdam
2.9
Programma Wonen en Stedelijke Vernieuwing
Centrale doelstelling van het beleidsveld wonen is het stimuleren van woningbouw in zodanige aantallen en prijsklassen dat een goed woonklimaat in de regio wordt bevorderd. Daarmee worden voorwaarden gecreëerd voor een gedifferentieerde bevolkingsopbouw en wordt een ruimtelijke tweedeling tussen arm en rijk tegengegaan. Dit is in voorgaande jaren uitgewerkt in een aantal documenten en beleidsnota's. Dit zijn onder andere: • de regionale woonvisie en aanvullende nota’s; • de regionale prestatieafspraken tussen de Maaskoepel en de stadsregio; • een nieuw stelsel van woonruimteverdeling; • het regionale beleidskader voor stedelijke vernieuwing; • een regionaal woningbouw- en financieel scenario voor de periode 2005-2010; • convenanten woningbouwafspraken tussen de regiogemeenten en de stadsregio; • De herijking van de verstedelijkingsafspraken 2007. Net als in 2007 zal ook in 2008 uitvoering van het regionale beleid centraal staan. Met de volgende instrumenten wordt gestreefd de gestelde doelen te bereiken: Afspraken per gemeente In het woningbouwprogramma 2005-2010 is in 2005 de zoektocht naar een ‘regio in balans’ geconcretiseerd via afspraken per gemeente over (het al dan niet versnellen van) sloop, nieuwbouw, verkoop van huurwoningen en stedelijke vernieuwing. Daarmee wordt beoogd de woonwensen van àlle inwoners in het gebied te accommoderen, nu en in de toekomst. Het moet voor inwoners mogelijk zijn een wooncarrière binnen de regio te maken. Dit vereist een grotere differentiatie in woonmilieus, het (opnieuw) binden van midden- en hogere inkomens aan het gebied en een betere spreiding van de sociale voorraad over de regio. ISV Voor de periode 2005-2010 wordt door het rijk geld ter beschikking gesteld in het kader van het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV2) en in het kader van de Verstedelijkingsafspraken. Het rijk heeft de ISV2 middelen rechtstreeks beschikbaar gesteld aan de gemeenten Rotterdam en Schiedam. Voor de ‘niet-rechtstreekse’ gemeenten zijn de middelen aan de provincie ZuidHolland ter beschikking gesteld. Op 23 december 2004 is het convenant ondertekend voor de ISV2 samenwerking tussen de provincie, de gemeenten Schiedam en Rotterdam en de stadsregio. Hiermee is de uitvoering van de stedelijke vernieuwing voor de zestien nietrechtstreekse gemeenten in de regio gedelegeerd aan de stadsregio. Voor de uitvoering van ISV2 heeft de provincie € 25 miljoen beschikbaar gesteld (inclusief bodemsanering). De gemeente Schiedam trekt € 895.000 uit voor de uitvoering van ISV2, de gemeente Rotterdam heeft voor dit doel een bedrag van € 10 miljoen beschikbaar gesteld. Met het rijk is op 23 december 2004 het ‘Convenant woningbouwafspraken 2005 tot 2010 Stadsregio Rotterdam’ ondertekend. In deze uitwerking van de verstedelijkingsafspraken is overeengekomen dat de stadsregio in de periode 2005-2010 ten minste 36.450 woningen zal bouwen. Het rijk stelt hiervoor maximaal € 73,3 miljoen beschikbaar. Voor de sanering van ernstige bodemverontreiniging ten behoeve van woningbouw is € 23,8 miljoen beschikbaar gesteld. Voor financiële ondersteuning aan gemeenten van de Verstedelijkingsopgave en de regionale opgave Stedelijke Vernieuwing zijn voor de periode 2005-2010 twee regionale geldstromen beschikbaar; het Fonds Verstedelijking en Stedelijke Vernieuwing (FVSV) en het Omslagfonds. Het Fonds Verstedelijking en Stedelijke Vernieuwing wordt gevoed door diverse bronnen: de rijksbijdrage BLS voor de verstedelijkingsafspraken, het beschikbaar gekomen budget ISV2 van de provincie, de bijdragen ISV2 van de gemeenten Rotterdam en Schiedam en de restantbudgetten van ISV1 en Vinex-grondkostenfonds. Op grond van de Verordening Verstedelijkingsafspraken en Stedelijke Vernieuwing (VVSV) kunnen bijdragen worden verleend aan: • ISV2 programma- en projectgemeenten;
13
Programmabegroting 2008 stadsregio Rotterdam
• • •
de bouw van bereikbare sociale huurwoningen met een extra premie voor seniorenwoningen; de bouw van woningen op functieveranderingslocaties; bodemsanering.
Het Omslagfonds wordt gevoed door de bijdragen van iedere nieuw te bouwen woning of woningequivalent in overeenstemming met de voorwaarden uit de Omslagverordening. Het wordt gebruikt voor bijdragen aan infrastructuur die is gerelateerd aan de regionale woningbouwopgave en daarnaast aan grote regionale groenprojecten. In 2007 zijn de verstedelijkingsafspraken en de voortgang ISV2 herijkt. Een verstevigde inzet richting gemeenten en andere participanten, om de afgesproken woningbouwproductie daadwerkelijk te bereiken, zal hiervan het resultaat zijn. Regionaal budgethouderschap Door middel van het regionaal budgethouderschap stedelijke vernieuwing levert de stadsregio actief ondersteuning en geeft richting aan herstructureringsprocessen in de regio. Daarbij staat het bevorderen van de aantrekkelijkheid van steden en dorpen als woongebied voorop. Het is essentieel goed gebruik te maken van de ter plaatse aanwezige dynamiek van bewoners, ondernemers en beheerders en investeerders in vastgoed. Regionale woonruimteverdeling Met de inwerkingtreding van de regionale huisvestingsverordening 2006 is de stadsregio nadrukkelijk als één woningmarkt gepositioneerd. Dat stelsel maakt het voor inwoners gemakkelijker een passende woning binnen de regio te vinden. Als gevolg hiervan zal de doorstroming op de woningmarkt worden verbeterd en zal herhuisvesting van bewoners in het kader van herstructureringsprojecten worden geoptimaliseerd. Uitwerking Woonvisie De ‘regioagenda wonen’ in de Woonvisie bevat een aantal beleidsagendapunten die onderwerp van uitwisseling en discussie zijn. Tevens vormen zij een ijkpunt voor lokaal beleid en actie. De stadsregio gaat door met de uitwerking van de Woonvisie in de vorm van pilots, studies en studiebijeenkomsten. De hoofddoelstellingen zijn onverminderd het versterken van de economische vitaliteit, het verbeteren van het imago en de leefbaarheid en het versterken van de ruimtelijke kwaliteit. Het landelijke beleid met betrekking tot de positionering van corporaties dwingt tot heroverweging van de arrangementen met corporaties. Voorbeelden van deze arrangementen zijn de regionale prestatieafspraken uit 2004 van de Maaskoepel en de stadsregio. Deze bevatten meerjarige afspraken over de medewerking van de Maaskoepel (en corporaties) aan de uitvoering van het RKHBS (Regionaal Koop- Huur-, Bouw- en Sloopscenario) en het woonruimteverdelingsstelsel. De stadsregio zal de uitvoering van de woningbouwafspraken en de voortgang van de stedelijke vernieuwing nauw volgen. Monitoren is ook nodig om de slaagkansen van woningzoekenden te volgen, meten en zonodig bij te sturen.
14 Programmabegroting 2008 stadsregio Rotterdam
2.10 Programma Algemeen Financieel Beheer De doelstelling van het programma Algemeen financieel beheer is beheersing en verantwoording van het vermogen, de geldstromen en de financiële posities van de stadsregio. Dit gebeurt zodanig dat risico's worden beperkt en de inzet van middelen wordt geoptimaliseerd. Producten die voortkomen uit de planning- en controlcyclus moeten voldoen aan het Besluit Begroting en Verantwoording (2004). Voor een goed algemeen financieel beheer is daarnaast financieel beleid en -advies nodig. Financieel advies bij het beleid op de diverse terreinen van de stadsregio wordt belangrijker, mede door de grote (financiële) verantwoordelijkheid die de stadsregio op een aantal terreinen al heeft en zal krijgen zoals bij de aanleg van infrastructuur. De financiële relatie van de stadsregio met andere partijen, zoals de rijksoverheid en de provincie Zuid-Holland, blijft een belangrijke rol spelen in het financiële beheer van de stadsregio. De komende jaren worden concrete instrumenten ontwikkeld en ingezet om op de korte en langere termijn de financiële opgaven goed te kunnen beheren. De activiteiten op het gebied van algemeen financieel beheer spelen zich met name op de volgende deelterreinen af: Planning en control Het doel bij de inrichting van de planning en control cyclus en de bijbehorende producten is optimaal in te spelen op de informatiebehoefte van interne en externe belanghebbenden en verantwoording afleggen aan de verschillende belanghebbenden. Het beheer van de administratieve organisatie Significante en terugkerende processen in de organisatie worden regelmatig kritisch op effectiviteit en efficiëntie geanalyseerd. De resultaten hiervan worden doorlopend aan de organisatie teruggekoppeld. Advisering over effectieve en doelmatige inzet van middelen Financiële expertise, bijvoorbeeld op gebied van financiële regelgeving, risicomanagement en rechtmatigheid, is nodig voor een efficiënte en effectieve besluitvorming. Door middel van streefindicatoren wordt gemeten of de gestelde beleidsdoelen behaald worden. Treasury beleid Middelen die niet direct opeisbaar hoeven te zijn, worden uitgezet op de financiële markt. Dit genereert een hoger rendement. Daarbij worden de richtlijnen om de risico’s van beleggen te beperken in acht genomen. Risicomanagement Het voorzien van risico’s binnen activiteiten en het treffen van beheersmaatregelen wordt ingebed in de organisatie. De stadsregio stelt risicoanalyses op waarmee risico’s kunnen worden becijferd en geanalyseerd. Hierdoor kan de organisatie tijdig noodzakelijke maatregelen treffen. Het risicodenken wordt daarmee onderdeel van de planning- en controlcyclus. Alternatieve financieringsvormen Ter aanvulling van de financiering van diverse projecten wordt onderzocht of er mogelijke alternatieve financieringsbronnen en –vormen zijn.
15 Programmabegroting 2008 stadsregio Rotterdam
3
Programmabegroting 2008 lasten en baten
16 Programmabegroting 2008 stadsregio Rotterdam
17 Programmabegroting 2008 stadsregio Rotterdam
4
Meerjarenraming 2007-2011
18 Programmabegroting 2008 stadsregio Rotterdam
5
Financiële paragrafen
5.1 Inleiding De stadsregio Rotterdam streeft naar transparantie in haar financieel beheer. In onderstaande paragrafen wordt getracht een goed beeld te geven van de financiële positie van de stadsregio. Ook wordt ingegaan op de beleidsuitgangspunten van beheersmatige activiteiten. De onderwerpen financiering, weerstandsvermogen en risico’s, bedrijfsvoering en bestuurlijke participaties komen aan de orde.
5.2 Financiering; Algemene dekkingsmiddelen De opzet van de financiële paragraaf volgt de voorschriften van het Besluit Begroting en Verantwoording (2004). In aanvulling op het besluit is ervoor gekozen om de toelichting op de financiële positie ook in de programmabegroting op te nemen. Een dergelijke toelichting wordt voorgeschreven door artikel 20 tot en met 23 onder de titel ‘De uiteenzetting van de financiële positie’. Hierin staat dat tenminste aandacht moet worden besteed aan de verplichtingen voor jaarlijks terugkerende arbeidskosten, investeringen, benodigde financiering en stand en verloop van de reserves en voorzieningen. Door het centraliseren van deze onderwerpen in dit deel van de begroting, is een overzichtelijke presentatie mogelijk. Dit is nodig om de financiële begroting correct te kunnen interpreteren. 5.2.1 Gebruikte financiering- en dekkingsystematiek De stadsregio ontvangt geen rechtstreekse uitkering van het rijk ter dekking van bestuurs- en apparaatslasten. Deze lasten worden, evenals de lasten die voortvloeien uit de taken waarvoor de stadsregio geen rechtstreekse middelen ontvangt, zoals economie en milieu, bekostigd met de “vrije” middelen van de stadsregio, die bestaat uit de bijdragen van de deelnemende gemeenten. Sinds enkele jaren zijn deze vrije middelen echter niet meer toereikend. Voor een deel is dit het gevolg van de door de regioraad in 2002 besloten gefaseerde groei van de ambtelijke organisatie. Naast de gemeentelijke bijdrage worden daarom de rentebaten ter dekking ingezet die gegenereerd worden door het treasurybeleid. Daarnaast worden apparaatskosten doorbelast op de Brede Doeluitkering Verkeer en Vervoer, het fonds Bereikbaarheidsoffensief, het Fonds Verstedelijking en Stedelijke Vernieuwing en de BWS-reserve. Deze doorbelasting wordt bepaald via de kostenverdeelstaat, waarin de direct toerekenbare apparaatslasten worden toebedeeld aan de bovenstaande geldstromen. Als er toch nog een tekort is op de apparaatslasten, wordt dit ten laste gebracht van de rentebaten Besluit Woninggebonden Subsidies (BWS). Dit is voor 2008 niet het geval, er is na doorbelasting een overschot van € 126.971 op de apparaatslasten.
19 Programmabegroting 2008 stadsregio Rotterdam
Op basis hiervan ontstaat het volgende beeld voor 2008: 2008 LASTEN - niet door rijksgeld gedekte directe lasten programma's - apparaatslasten
5.201.179 6.568.082 +
totaal
11.769.261
BATEN -
gemeentelijke bijdrage extra bijdrage gemeente Rotterdam rentebaten stadsregio bijdrage provincie Groenakkoord bijdrage provincie Regionale Agenda Samenleving bijdragen in uitvoeringskosten Jeugdzorg baten economie provinciale bijdrage Wonen totaal
5.757.8351.156.376400.00059.964860.000464.20023.384- +
resterend tekort DEKKING doorbelasting direct toerekenbare apparaatslasten en bestuurslasten 2008 - BDU Verkeer en Vervoer 785.671- Bereikbaarheidsoffensief Rotterdam 284.499- Openbaar Vervoer 1.151.282- Fonds Verstedelijking en stedelijke vernieuwing 372.591- Besluit Woninggebonden Subsidies 580.431- + totaal resterend tekort/ overschot
-8.721.758 + 3.047.503
-3.174.474 + -126.971
5.2.2 BTW De begroting is een nettobegroting. Alle verstrekte subsidies, maar ook de directe lasten die tegenover de gemeentelijke bijdragen staan, zijn exclusief BTW begroot. Dit geldt ook grotendeels voor de begrote apparaatslasten. De raming hiervan is exclusief BTW, met uitzondering van de kostensoorten waarvan de stadsregio de eindgebruiker is (bijvoorbeeld zakelijke lunches). Deze kunnen niet worden gecompenseerd en zijn daarom inclusief BTW begroot. 5.2.3 Toelichting meerjarig perspectief In deel 4 is een overzicht opgenomen van de verwachte lasten en baten voor de periode tot en met 2011. Aan deze prognose liggen de volgende uitgangspunten ten grondslag: -
er wordt rekening gehouden met een indexeringspercentage van 1,52%, als grondslag dient de begroting 2008; er wordt uitgegaan van gelijkblijvende bedragen, voortvloeiend uit de meerjarenafspraak met de gemeente Rotterdam (behoudens bovengenoemde indexering); er wordt van uitgegaan dat de systematiek van doorbelasting apparaatslasten op rijksuitkeringen, zoals toegepast in begroting 2008, gehandhaafd blijft; er worden voor de periode tot en met 2011 geen investeringen voorzien; er wordt voor de periode tot en met 2011 uitgegaan van een gelijkblijvende formatie.
5.2.4 Indexering In februari 2004 is heeft de regioraad besloten om vanaf de begroting 2005 te werken met het indexcijfer ‘prijsontwikkeling Bruto Binnenlands Product’. Op verzoek van de regiogemeenten zal voor de begroting van jaar ‘t’ het geschatte indexcijfer voor jaar ‘t’ worden gebruikt, zonder de noodzaak van nacalculatie. Dit cijfer wordt in september van het jaar t-2 door het CPB gepubliceerd en wordt opgenomen in de septembercirculaire gemeenten van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Voor alle kostencategorieën bij de stadsregio wordt één prijsstijgingpercentage gehanteerd. Dit betekent dat voor het indexeren binnen de apparaatskosten geen onderscheid meer wordt gemaakt tussen de salarissen en de kosten voor diensten van derden enerzijds en de overige personeelskosten, huisvestingslasten en de organisatiekosten anderzijds.
20
Programmabegroting 2008 stadsregio Rotterdam
Het prijsstijgingpercentage op basis van het indexcijfer ‘prijsontwikkeling BBP’ bedraagt 1,52%. Deze indexering geldt niet voor de rijksbijdragen. 5.2.5 Gemeentelijke bijdrage De gemeentelijke bijdrage wordt conform de bovenstaande systematiek verhoogd met een indexeringspercentage van 1,52% en bedraagt in 2008 € 5.757.835. Dit is € 4,88 per inwoner. 5.2.6 Stand en verloop der reserves Algemene Reserve Op basis van eerdere besluitvorming van de regioraad is de algemene reserve gebonden aan een maximum van € 0,5 miljoen. Dit bedrag dient voor het eventueel afdekken van calamiteiten in de bedrijfsvoering en wordt na eventuele onttrekking weer op hetzelfde niveau teruggebracht. Bestemmingsreserves De ontwikkeling in de bestemmingsreserves is uitgebreid weergegeven in het overzicht reserves en voorzieningen. Dit overzicht is als bijlage 2 opgenomen in deze programmabegroting. Met het van kracht worden van het Besluit Begroting en Verantwoording, dat in de plaats is gekomen van de Comptabiliteitsvoorschriften 1995, is het volgende bepaald: niet bestede middelen, verkregen van derden onder stringente condities voor aanwending, moeten worden gedoteerd aan een voorziening. Bestemmingsreserves daarentegen worden gevormd en ingezet na besluitvorming door de regioraad. 5.2.7 Stand en verloop van de voorzieningen De ontwikkeling van de voorzieningen is uitgebreid weergegeven in het overzicht ‘Staat van reserves en voorzieningen’. Dit is als bijlage 2 opgenomen in deze programmabegroting. Hieronder wordt zowel de achtergrond van de vorming van de voorziening als de verwachte ontwikkeling van de omvang uiteengezet. 5.2.8 Treasury Het treasurybeleid is een continu proces op het gebied van de financiering van de activiteiten en het beheer van de liquide middelen. In het treasurystatuut is het treasurybeleid ten aanzien van risicobeheer, beleggingen langer dan één jaar, geldstromenbeheer korter dan één jaar en het liquiditeitenbeheer vastgelegd. Voorop staat dat een organisatie als de stadsregio slechts beperkte financiële risico's mag aangaan. 5.2.9 Kasgeldlimiet Het renterisico dat de stadsregio Rotterdam op de vlottende middelen loopt, kan worden getoetst aan de kasgeldlimiet. Volgens deze limiet is de totale omvang van de vlottende schuld op enig moment aan een maximum gebonden (8,2% van de lastenkant van de begroting). De maximaal toegestane kasgeldlimiet voor 2008 bedraagt op basis van het begrotingstotaal ruim € 37 miljoen. In het onderstaande overzicht wordt dit afgezet tegen de netto vlottende schuld. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de kasgeldlimiet naar verwachting niet wordt overschreden. Er is nog een ruimte van gemiddeld € 300 miljoen.
21 Programmabegroting 2008 stadsregio Rotterdam
Kasgeldlimiet 2008 (x € 1000,-) Omvang begroting per 1 januari 2008 (1) Toegestane kasgeldlimiet - in procenten van de grondslag - in bedrag
1e kwartaal 2e kwartaal 3e kwartaal 4e kwartaal 455.734 455.734 455.734 455.734
8,2% 37.370
8,2% 37.370
8,2% 37.370
8,2% 37.370
(2) Omvang vlottende korte schuld Maand 1 Maand 2 Maand 3
155.930 170.456 150.140 147.195
233.882 253.753 222.372 225.521
252.176 266.322 244.198 246.007
187.655 229.958 182.331 150.677
(3) Vlottende middelen Maand 1 Maand 2 Maand 3
373.816 356.758 347.879 416.811
652.711 677.769 643.103 637.260
483.466 500.842 462.820 486.737
425.849 469.510 410.088 397.949
Toets kasgeldlimiet (4) Netto vlottende schuld (2-3) Toegestane kasgeldlimiet (1) Ruimte (+)/Overschrijding (-) (1-4)
-217.886 37.370 255.256
-418.829 37.370 456.199
-231.291 37.370 268.661
-238.193 37.370 275.564
5.2 Weerstandsvermogen en risico's De stadsregio Rotterdam voert in toenemende mate projecten uit die door omvang, looptijd en complexiteit risico's met zich meebrengen in zowel kosten als opbrengsten. Het dagelijks bestuur is zich ervan bewust dat ook met een sluitende begroting en een goede projectbeheersing niet alle risico's kunnen worden uitgesloten. Om deze reden wordt het verstandig geacht om voldoende weerstandsvermogen beschikbaar te hebben. Zo kan de stadsregio eventuele tegenvallers, ook als ze zich gelijktijdig voordoen, opvangen. Bepalend voor de optimale omvang van het weerstandvermogen is de hoogte van de financiële risico's waaraan de stadsregio bloot staat en de kans dat dergelijke risico's zich daadwerkelijk voordoen. Ook de mate van flexibiliteit in de begroting speelt een rol: hoe snel kunnen tegenvallers worden opgevangen zonder dat dit gepaard gaat met ombuiging van beleid en daarmee gemoeide uitgaven. 5.3.1 Weerstandsvermogen Het weerstandsvermogen is het geheel van geldmiddelen waaruit risico's kunnen worden opgevangen, zonder dat de begroting en het beleid (direct) aangepast moeten worden. Voor de stadsregio is dit de algemene reserve en de BWS-reserve. Bij de stadsregio kan in principe alleen de algemene reserve (zie bijlage Staat van reserves en voorzieningen) aangewend worden voor het opvangen van algemene bedrijfsrisico's. Het dagelijks bestuur heeft op 15 september 2004 een beslislijn aangenomen voor de besteding van (nog) vrije gelden binnen de BWS reserve om financiële knelpunten op te lossen. Daarin is het aanspreken van deze BWS-reserve als sluitpost opgenomen. In het kort komt de beslislijn op de volgende stappen neer: 1. bij wegvallende (rijks)inkomsten onderhandelen met de betreffende partij; 2. nagaan of er binnen het beleidsveld eventueel ruimte is te creëren; 3. overwegen om de taak af te stoten of de regioraad voor te stellen de gemeentelijke bijdrage te verhogen; 4. een beroep doen op de vrij besteedbare middelen van de stadsregio waarbij eerst geput wordt uit (extra) rentebaten in het betreffende kalenderjaar; 5. vrije rentebaten op doeluitkeringen gebruiken en niet meer automatisch aan de bestemmingsreserve toevoegen. Daarbij bieden de rentebaten BWS de grootste ruimte; 6. aanwending van de middelen in de reserve BWS. 5.3.2 Risico's Risico's worden omschreven als alle redelijk voorzienbare onzekerheden en/of gebeurtenissen die niet kwantificeerbaar zijn, zodat er ook geen voorziening voor kan worden gevormd. De stadsregio Rotterdam kan door deze risico's schade oplopen, waardoor zij als organisatie in Programmabegroting 2008 stadsregio Rotterdam
22
een kwetsbare positie kan raken. Er onstaat pas een getrouw beeld van de financiële positie van de stadsregio Rotterdam, wanneer naast de baten en lasten over de programma’s ook de risico’s in relatie tot het weerstandsvermogen in acht worden genomen. In het volgende deel wordt een risico-inventarisatie gegeven. Hierbij zijn alleen die risico's vermeld die van significante betekenis kunnen zijn in relatie tot het balanstotaal of de financiële positie van de organisatie (concernrisico's). Verkeer en Vervoer Jaarlijks wordt een beschikking voor de BDU ontvangen. Vanwege het begrotingsrecht van de Tweede Kamer bestaat de kans dat de uitkering lager wordt vastgesteld dan nu is voorzien. In 2008 wordt naar verwachting een nieuwe verdeelsleutel vastgesteld voor de BDU. Dit kan betekenen dat er een lagere uitkering voor de stadsregio wordt vastgesteld. Wanneer dat gebeurt, zullen de uitgaven worden bijgesteld, zodat er geen ongedekte verplichtingen worden aangegaan. Fonds Bereikbaarheidsoffensief Randstad Het Fonds Bereikbaarheidsoffensief heeft een looptijd tot 2010. In dat jaar moeten alle projecten worden verantwoord. Het risico bestaat dat door onverwachte prijsontwikkelingen het budget niet meer toereikend is. Dit wordt op twee manieren beheerst. Enerzijds kent de subsidieregeling een beperking in de toekenning van budget voor prijsontwikkeling. Anderzijds hebben partijen afgesproken dat het projectenprogramma periodiek beoordeeld en aangepast zal worden op actuele ontwikkelingen. Jeugdzorg Er wordt een vraaggestuurde productfinanciering ingevoerd voor de jeugdzorg, naar verwachting voor 2008. Dit kan een lagere doeluitkering tot gevolg hebben. Tevens is wettelijk geregeld dat cliënten een standaardrecht op jeugdzorg hebben. Dit kan betekenen dat er meer budget nodig is dan beschikbaar is gesteld door het rijk in enig jaar. Fonds Verstedelijking en Stedelijke Vernieuwing Het belangrijkste risico in het Fonds Verstedelijking en Stedelijke Vernieuwing is het niet halen van de afgesproken woningbouwtaakstellling, waardoor de rijksbijdrage BLS lager zal worden vastgesteld. Het maximaal berekende risico bedraagt € 24 miljoen. In 2007 wordt een mid term review gedaan, om te bezien of de woningbouw op schema ligt. Op basis hiervan kan het risico opnieuw worden ingeschat. Vinex-omslagfonds Het Omslagfonds wordt gevoed door de omslagheffing die gemeenten betalen over het aantal opgeleverde woningen. Deze bestedingsruimte wordt verdeeld over de beleidsterreinen Verkeer en Vervoer en Groen. Het belangrijkste risico is het niet halen van de woningbouwtaakstelling, waardoor de inkomsten in het Omslagfonds achterblijven bij d raming. PMR – 750 ha groen De stadsregio heeft zich bestuurlijk vastgelegd om € 18 miljoen bij te dragen aan de realisatie van de 750 hectare natuur en recreatie in het kader van het Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR). In de bijdrage dient rekening gehouden te worden met een indexering vanaf 2002 (2% per jaar, over 15 jaar). Met middelen uit het Omslagfonds wordt € 8,2 miljoen betaald. Er blijft een bedrag van € 14,3 miljoen inclusief indexering over, waarvoor nog geen dekking is. PMR-deelproject Bestaand Rotterdams Gebied In het kader van het project PMR is een extra beroep gedaan op de stadsregio voor een bijdrage van maximaal € 8 miljoen voor het deelproject Bestaand Rotterdams Gebied. Hiervan wordt tenminste € 4 miljoen gedekt door BDU-middelen. Na 2010 wordt het resterende bedrag uit de BWS-reserve beschikbaar gesteld. Het gaat om maximaal € 3,15 miljoen. 5.3.3 Conclusie In principe geldt dat algemene bedrijfsrisico's en risico's waar geen bestemmingsreserve tegenover staat, gedekt moeten worden vanuit de algemene reserve en de vrije rentebaten. In het uiterste geval kan volgens de nieuwe financiële beslislijn aanspraak gemaakt worden op de vrije reserve van de BWS middelen. De meeste van de genoemde risico’s zijn lastig te kwantificeren. Ook is het moment dat deze risico’s mogelijk optreden vaak moeilijk in te schatten. Een gekwantificeerde uitspraak over het 23 Programmabegroting 2008 stadsregio Rotterdam
totale risico is dan ook moeilijk te maken. Hierdoor is het ook niet mogelijk een goed vergelijk te maken met het weerstandsvermogen. Het is duidelijk dat met name risico’s voor het FVSV en de knelpunten bij de projecten PMR en BRG beslagleggen op de BWS-reserves. Het blijft echter noodzakelijk om bij de diverse projecten waaraan de stadsregio deelneemt en financieel risico loopt, gedegen ‘projectcontrol’- en risicobeheersingsmaatregelen te nemen.
5.4 Bedrijfsvoering 5.4.1 Financiën en control - Algemeen De bedrijfsvoering heeft als reikwijdte de organisatie zowel vanuit ambtelijke als bestuurlijke invalshoek. De burger verwacht van het openbaar bestuur dat de inkomsten en uitgaven rechtmatig en doeltreffend zijn en dat de stadsregio doelmatig, betrouwbaar en transparant is. Deze criteria zijn ook van toepassing op de bedrijfsvoering. De bedrijfsvoering omvat zowel de primaire processen, de beleidsprocessen en de bestuurlijke processen als de ondersteunende, meer intern gerichte processen. Ook is het van belang dat de informatiestromen naar het dagelijks bestuur en vervolgens de raad zodanig zijn ingericht dat het volgen en kunnen bijsturen van de uitvoering van programma- en activiteitenbegroting in hun volle breedte mogelijk zijn. - Control Om aan bovenstaande wensen te kunnen voldoen, dient een organisatie zodanig te zijn ingericht dat die organisatie ‘in control’ is. Control dient in dit verband te worden opgevat als het bevorderen dat de in de begroting vastgelegde voornemens ook gerealiseerd worden. Hierbij gaat het om het beheersen van het proces in zowel kwantitatieve als kwalitatieve zin. Om als organisatie in control te zijn zullen controltaken actief moeten worden uitgevoerd en optimaal verankerd zijn in de bedrijfsvoering. - Administratieve organisatie De processen van de stadsregio worden regelmatig geanalyseerd en eventuele veranderingen worden verwerkt in het Handboek AO. Alle relevante processen, die betrekking hebben op de hele organisatie, zijn verwerkt in een word-document. Er wordt onderzocht hoe de AO verder geprofessionaliseerd kan worden. Waar raakvlakken zijn met procesbeschrijvingen van specifieke projecten, wordt aansluiting gezocht. - Rechtmatigheid Rechtmatigheid wordt een belangrijk onderdeel bij de accountantscontrole op de jaarrekening van de stadsregio. Het houdt in dat de accountant toetst of alle uitgaven voldoen aan de geldende wet- en regelgeving. Om te voorkomen dat er rechtmatigheidsfouten worden geconstateerd bij de jaarrekening zal de stadsregio tussentijdse interne controles instellen, op basis van een nog te ontwikkelen toetsingskader. - Financieel beleidsadvies De sector bedrijfsvoering van de stadsregio streeft ernaar om in een zo vroeg mogelijk stadium betrokken te zijn bij beleidsvoornemens die financiële consequenties hebben. Dit maakt het mogelijk om specifieke financiële expertise, onder andere op gebied van financiële regelgeving, risicomanagement, rechtmatigheid, managementinformatie en AO/IC regels in te brengen. - Programmabegroting De begroting 2008 is nog gebaseerd op de programma’s zoals deze ook in voorgaande begrotingen zijn gepresenteerd. In 2008 zal de vertaling gemaakt worden naar het beleidsprogramma “Partners voor resultaat”. Hierin worden 4 programma’s gepresenteerd, namelijk 1) Vitaal bestuur, 2) Vitale regio, 3) Vitale gemeenten en 4) Vitale bevolking. Deze indeling zal leiden tot een andere indeling van de programmabegroting en wellicht tot aanpassingen in de activiteitenbegroting. 5.4.2 Personeel en organisatie De formatie van de stadsregio bestaat, conform afspraken in de regioraad, uit 63,15 fte. Het ziekteverzuimpercentage binnen de stadsregio ligt laag (in 2006 3,5%). Het percentage is in verband met de geringe omvang van de organisatie weliswaar gevoelig voor langdurig verzuim en seizoensinvloeden (griepgolven), maar ligt al enige jaren ruim onder dat van de sector gemeenten. Wel ligt de verzuimfrequentie van de stadsregio hoger dan dat van 24 Programmabegroting 2008 stadsregio Rotterdam
bijvoorbeeld de gemeente Rotterdam. Bestrijding van kort verzuim is daarom in 2007 en 2008 speerpunt van het verzuimbeleid. 5.4.3 Huisvesting Nu de formatie van de stadsregio stabiel is, voldoet de huisvesting aan de Meent in Rotterdam goed. 5.4.4
Informatie en Communicatie Technologie (ICT) en Documentaire Informatie Voorziening (DIV)
De stadsregio heeft een dienstverleningsovereenkomst met de Servicedienst Rotterdam op het gebied van kantoorautomatisering. Binnen het beschikbare budget wordt hardware, software en beheer ingekocht. Tevens maakt de stadsregio gebruik van de facilitaire diensten van de gemeente Rotterdam. De stadsregio kent vele documentintensieve processen, zowel intern (voorbeeld agendaposten) als tussen diensten, met de gemeenten in de regio en andere betrokkenen. Het Hummingbird systeem ondersteunt sinds 2007 deze processen door onder andere registratie, opslag, status (versie) en routering (workflow) van documenten
5.5 Bestuurlijke participaties Het Besluit Begroting en Verantwoording stelt dat in de begroting tenminste de visie is verwoord op de verbonden partijen in relatie tot de opgenomen doelstellingen en beleidsvoornemens ten aanzien van deze verbonden partijen. Bij de benoeming als verbonden partij speelt een rol in hoeverre er een bestuurlijk en financieel belang wordt aangehouden in de organisatie. Hierbij wordt onder ‘bestuurlijk belang’ verstaan: een zetel in het bestuur van een participatie of het hebben van stemrecht. Met een 'financieel belang' wordt bedoeld dat de stadsregio Rotterdam financiële middelen ter beschikking heeft gesteld die ze kwijt is in geval van faillissement van de verbonden partij en/of als financiële problemen bij deze partij verhaald kunnen worden op de stadsregio Rotterdam. Zo bezien valt alleen de relatie die de stadsregio heeft met het samenwerkingsverband Regio Randstad onder de noemer bestuurlijke participatie. Dit samenwerkingsverband is per september 2002 van start gegaan. Het heeft als doel te komen tot een gezamenlijke visievorming, positionering en versterking van de ontwikkeling van West-Nederland en in het bijzonder van de Randstad. De deelnemende partijen zijn de provincies Zuid-Holland, Noord-Holland, Utrecht, Flevoland, de gemeenten Amsterdam, Utrecht, Den Haag en Rotterdam, het Regionaal Orgaan Amsterdam, het stadsgewest Haaglanden, het Bestuur Regio Utrecht en de stadsregio Rotterdam. Er is afgesproken dat alle deelnemers jaarlijks een vaste bijdrage aan het samenwerkingsverband betalen. De vier grote gemeenten moeten samen 40% van de totale begroting bijdragen. Voor het jaar 2008 bedraagt de bijdrage van de stadsregio aan het samenwerkingsverband naar schatting € 65.000.
25 Programmabegroting 2008 stadsregio Rotterdam