Programma Utrechtse Energie 2011-2014
www.utrecht.nl
januari 2011
StadsOntwikkeling
Colofon Uitgave
Gemeente Utrecht
Teksten
Gemeente Utrecht
Datum
januari 2011
Meer informatie
Postadres Postbus 8406, 3503 RK Utrecht Telefoon 030 – 286 47 60 E-mail
[email protected] www.utrecht.nl
2/44
StadsOntwikkeling
Inhoudsopgave 1
INLEIDING ............................................................................................................. 5
2
NOODZAAK EN KANSEN......................................................................................... 7 2.1
NOODZAAK; EUROPEES EN LANDELIJK KLIMAATBELEID ................................................... 7
2.3
KANSEN VOOR HET ENERGIEBELEID .......................................................................... 9
2.2 2.4 3
3.1
UTRECHTS ENERGIEBELEID; UTRECHT MAAKT NIEUWE ENERGIE 2008-2010 ................... 13
3.2
RESULTAAT EN VOORTGANG ................................................................................ 14
4.1
AMBITIE EN DOELSTELLING .................................................................................. 15
4.3
DE PILOT VOORBIJ ............................................................................................. 18
4.4 4.5 4.6 4.7
PRINCIPES UIT HET MILIEU- EN ENERGIEBELEID TOEGEPAST............................................ 20 ENERGIEBELEID BETAALT ZICHZELF ......................................................................... 20 DOELEN COMBINEREN ........................................................................................ 20
DE UTRECHTSE WONINGVOORRAAD ....................................................................... 21
5.3
PARTICULIERE WONINGEN ................................................................................... 22
5.5
DE CORPORATIES .............................................................................................. 21 NIEUWBOUW.................................................................................................... 23
MONUMENTEN EN HISTORISCHE GEBOUWEN ............................................................. 24
OPGAVE BEDRIJVIGHEID ....................................................................................... 25 6.1
INLEIDING ....................................................................................................... 25
6.3
VERDUURZAMEN BEDRIJVENTERREINEN .................................................................... 26
6.2 6.4
TOP 750 VAN ENERGIEVERBRUIKENDE BEDRIJVEN ...................................................... 25 VERDUURZAMING VAN DE UTRECHTSE ECONOMIE ...................................................... 27
OPGAVE MOBILITEIT ............................................................................................ 29 7.1 7.2
8
DE ROL EN VERANTWOORDELIJKHEID VAN DE GEMEENTE .............................................. 18
5.1
5.4
7
NIET HET WIEL OPNIEUW UITVINDEN ....................................................................... 17
OPGAVE WONINGBOUW ....................................................................................... 21 5.2
6
AFRONDING EN OVERHEVELING............................................................................. 14
DOELSTELLING, UITGANGSPUNTEN EN AANPAK .................................................... 15 4.2
5
WE STAAN ER NIET ALLEEN VOOR .......................................................................... 12
UTRECHT MAAKT NIEUWE ENERGIE 2008-2010 .................................................... 13
3.3 4
STEDEN AAN ZET VOOR ENERGIEBELEID ..................................................................... 8
VERDUURZAMEN MOBILITEIT ................................................................................ 29
ENERGIEZUINIG MOBILITEITSMANAGEMENT, GOEDERENVERVOER EN ELEKTRISCH VERVOER ..... 30
DE GEMEENTE ZELF, GEMEENTELIJK VASTGOED EN SCHOLEN ................................. 32
3/44
StadsOntwikkeling
9
OPGAVE DUURZAME ENERGIEOPWEKKING ............................................................. 33
10
OPGAVE INITIATIEFRIJKE SAMENLEVING ................................................................ 34
11
HOE GAAN WE DIT DOEN?.................................................................................... 35 11.1
PROGRAMMASTURING .................................................................................... 35
11.3
MEETBARE RESULTATEN EN MEETBARE EFFECTEN .................................................... 36
11.2 12
COMMUNICATIE .................................................................................................. 37 12.1
13
PROGRAMMAORGANISATIE .............................................................................. 35
DOELEN EN UITGANGSPUNTEN .......................................................................... 37
INZET VAN MIDDELEN.......................................................................................... 39 13.1
KADER VAN HET DUURZAAMHEIDSFONDS ............................................................. 39
13.3
AFRONDING UTRECHT MAAKT NIEUWE ENERGIE EN PIEKEN IN DE DELTA DUURZAAMHEID . 41
13.2
TOEDELING VAN MIDDELEN .............................................................................. 39
4/44
StadsOntwikkeling
1
Inleiding
"Als het ergens kan, dan is het in Utrecht", staat in het collegeprogramma 2010-2014. En zo is het maar net. Met een sterk gemotiveerde bevolking, met veel organisaties en bedrijven die zich op duurzaamheid en energie richten, en met een schat aan kennis, moet het lukken in 2030 klimaatneutraal te worden.
Duurzaamheid is één van de pijlers van het Utrechtse collegeprogramma 2010-2014 'Groen, Open en Sociaal'. Het collegeprogramma legt drie accenten in het werken aan duurzaamheid: 1.
energie besparen en duurzaam opwekken
2.
schone lucht door een gezonde mobiliteit
3.
een aantrekkelijke groene omgeving
Voor u ligt het programma 'Utrechtse Energie 2011-2014' en het Uitvoeringsprogramma voor 2011-2012. Het programma 2011-2014 is een bijgestelde versie van het Ontwerp Duurzaamheidplan Utrecht dat in
oktober 2010 door het College is vastgesteld. Het programma geeft aan met welke accenten, doelstellingen en instrumenten we de komende jaren werken aan een klimaatneutrale stad. Want dat Utrecht kli-
maatneutraal wil zijn, besloot de Raad al in 2008. De klimaatplannen zijn rond de zomer van 2010 be-
sproken met een breed scala aan maatschappelijke partners. Begin december 2010 is het Ontwerp Duurzaamheidsplan met de raadscommissie Stad en Ruimte besproken. Rond diezelfde tijd heeft er ook raadpleging van maatschappelijke partners plaats gevonden over het plan. Zestig bewoners en leden van
maatschappelijke organisaties bezochten een consultatiebijeenkomst. Ook is er een aantal schriftelijke reacties op het plan ingediend.
Uit die besprekingen bleek dat het plan op veel bijval kon rekenen. Wij zijn verheugd over de betrokkenheid in onze stad bij het thema duurzaamheid, die sprak uit de reacties. De vragen en ideeën die door de
verschillende maatschappelijke organisaties naar voren zijn gebracht, zijn voor ons een bron van inspiratie bij het verder uitwerken van de plannen. De komende tijd zullen wij in de uitvoering van activiteiten de samenwerking met de maatschappelijke organisatie verder versterken en uitbouwen naar concrete resultaten. Op basis van de reacties is het ontwerpplan 2011-2014 bijgesteld. Daarna is het plan uitgewerkt in een concreet Uitvoeringsprogramma voor 2011-2012 dat separaat bij het plan is gevoegd. De versie van het programma dat nu voorligt, is op de volgende punten aangepast: •
De naam
Het accent in het plan ligt op het thema 'energie' en daarmee op het verminderen van de CO2-uitstoot van de stad. Voor gezonde mobiliteit en voor de versterking van het groen bestaan aparte plannen, zoals het Actieplan Luchtkwaliteit Utrecht en het Meerjarenprogramma Groen. Een van de aspecten
van een aantrekkelijke groene omgeving, namelijk zuinig omgaan met ruimte, krijgt nader vorm in het Masterplan binnenstedelijk bouwen. In bijlage 2 staat een overzicht van de gemeentelijke plannen die samen het Utrechtse duurzaamheidsbeleid invullen. De gemeenteraad heeft in een motie begin juli
2010 gevraagd het duurzaamheidsplan te richten op CO2-vermindering. Om recht te doen aan het ac-
cent op energie, en te benadrukken dat het zowel gaat om terugdringen van het gebruik als om duur-
zame opwekking, kiezen wij voor de werktitel 'Programma Utrechtse Energie'.
5/44
StadsOntwikkeling
•
Reacties verwerkt
De resultaten van de bespreking met de commissie en de suggesties van maatschappelijke partners, zowel schriftelijk als tijdens de consultatieavond zijn waar mogelijk verwerkt in het plan en in het Uitvoeringsprogramma voor 2011-2012. •
Meer toelichting
Een aantal elementen uit het Ontwerp Duurzaamheidsplan is in deze versie nader uitgewerkt. Zo vindt u in dit plan meer informatie over het op te richten revolverend fonds, over de wijze van monitoren
van de resultaten en effecten en over de te verwachten multipliereffecten op het gebied van investeringen van derden en werkgelegenheid. •
Initiatieven uit de stad
Om recht te doen aan de vele initiatieven en voorstellen van bewoners en andere maatschappelijke
partners, zijn er in het plan extra mogelijkheden ingebouwd om initiatieven uit de samenleving te ondersteunen. Wij hanteren daarbij het principe van premie-op-actie: partners die met een concreet
voorstel komen waarin zij zelf aan de slag gaan met maatregelen om de CO2-uitstoot te verminderen kunnen indien nodig een stimuleringspremie ontvangen die de realisatie van het plan mogelijk maakt. In een aantal gevallen zijn concrete suggesties vanuit maatschappelijke organisaties opgenomen in het uitvoeringsprogramma. Bij de uitvoering van het programma 2011-2012 zal de samenwerking met bewoners en andere maatschappelijke partners verder ingevuld worden. •
Communicatie
Er is een communicatieparagraaf toegevoegd als basis voor de communicatie in 2011- 2012. Het terugdringen van de CO2-uitstoot kunnen we als gemeente niet alleen. Zonder bewoners, bedrij-
ven, scholen, maatschappelijke organisaties zullen de gewenste effecten niet bereikt worden. Om zoveel mogelijk mensen te bereiken zal een gerichte communicatiestrategie worden ingezet die bijdraagt aan het realiseren van de doelstelling uit dit plan. •
Het goede voorbeeld geven
Zowel vanuit de commissie als tijdens de consultaties werd het belang benadrukt van een gemeente die zelf het goede voorbeeld geeft. De uitwerking van dit thema is daarom met volle kracht ter hand genomen. In het voorjaar zal de bestuurlijke behandeling en daarna de uitvoering van een Plan van Aanpak Eigen organisatie plaats vinden. Vervolgens is het plan uitgewerkt in een Uitvoeringsprogramma 2011-2012. De vijf thema's uit het Ont-
werpplan zijn nader uitgewerkt in concrete activiteiten. Per thema is een aanpak beschreven voortbordurend op de activiteiten die in het Ontwerpplan reeds benoemd waren. Het budget voor 2011 en 2012 is toegedeeld naar de verschillende thema's.
Het Plan Utrechtse Energie met het Uitvoeringsprogramma 2011-2012 laat voldoende ruimte voor de inbreng van maatschappelijke partners. Waar het kan streven wij naar coproductie. Met dit plan willen we
zoveel mogelijk inwoners en partijen uit Utrecht mobiliseren om de benodigde CO2-reductie daadwerkelijk te realiseren.
6/44
StadsOntwikkeling
2
Noodzaak en kansen
2.1
Noodzaak; Europees en landelijk klimaatbeleid
(Inter)nationaal is er veel zorg over het vraagstuk klimaatverandering. De wetenschap is het er vrijwel
unaniem over eens dat de uitstoot van CO2 en overige broeikasgassen (zoals methaan) bijdragen aan temperatuurstijging op aarde, met alle gevolgen van dien. Europa en Nederland hebben daarom doelstellingen geformuleerd op dit gebied (zie tekstkader). Ook Utrecht heeft een verantwoordelijkheid om bij te dragen aan de realisering van die doelstellingen. Bovendien biedt dat het perspectief om als gemeente minder afhankelijk te worden van fossiele brandstoffen. Daarom kiest Utrecht er al langer voor om de CO2uitstoot in de stad te verminderen.
Europese en landelijke doelstellingen klimaat- en energiebeleid
Om de effecten van klimaatverandering te beperken, wil de wereldgemeenschap de gemiddelde mondiale stijging van temperatuur begrenzen tot twee graden Celsius. Hiervoor zal de uitstoot van broeikasgassen
in 2050 in Europa met 80% moeten zijn afgenomen ten opzichte van 1990. De EU wil in 2020 20% minder energie verbruiken en 20% duurzame energie opwekken. Nederland had, tot voor kort, voor het aantreden van het kabinet Rutte/Verhagen, scherpere doelstellingen voor 2020: •
30% minder CO2 uitstoten vergeleken met 1990 (1990=2010, aangezien de uitstoot in die periode niet of nauwelijks is veranderd);
•
Het aandeel duurzame energie van totaal energieverbruik verhogen van 2% naar 20%.
In Utrecht houden we vast aan deze doelstelling, ondanks het gewijzigde rijksbeleid. Het huidige rijksbeleid zet in op de doelstellingen zoals die door de EU zijn vastgesteld. De geformuleerde Utrechtse doel-
stellingen zijn ambitieus, maar nodig om onze ambitie de 'Klimaatneutrale stad in 2030' in beeld te houden. De ambitieuze doelstelling biedt richting en daagt onze maatschappelijke partners uit om buiten de gebaande paden te denken, zeker als wij als stad bereid zijn om mee te investeren. Wij doen dit als stad
niet alleen uit milieuoogpunt, maar ook omdat we daarmee verwachten de economische ontwikkeling van onze stad te versterken en lage inkomens te behoeden voor hoge woonlasten in de toekomst. Als blijkt dat de bezuinigingen van het kabinet op diverse 'groene' maatregelen het moeilijk maken om
onze doelstellingen te halen (bijvoorbeeld de bezuiniging op energiesubsidies, groenfondsen, gewijzigde regelgeving voor woningbouwcorporaties), is het wellicht nodig op termijn activiteiten en/ of doelstellingen aan te passen. Echter voor dit moment verwachten we, gezien de reacties tot nu toe van belanghebbenden en belangstellenden op het plan, de komende jaren een substantiële stap in de richting van de
doelstelling te kunnen maken. Wij hebben daarom nu nog geen aanleiding om de ambitie en doelstelling aan te passen. Natuurlijk gaan we de resultaten en behaalde effecten zorgvuldig monitoren, zodat we de voortgang van het programma kunnen volgen en, waar nodig, bijsturen.
Klimaatadaptatie
Naast het verminderen van de CO2-uitstoot wil het rijk de ruimtelijke inrichting van Nederland aanpassen en ‘klimaatbestendig’ maken. In het Deltaprogramma zijn hiervoor acties benoemd. De prioriteit ligt bij
het veiliger maken van de delen in Nederland met grote overstromingsrisico’s. Dit programma onderzoekt
ook hoe overheden de gevolgen van klimaatverandering betrekken bij plannen voor nieuwbouw en voor de herstructurering in stedelijke gebieden. Utrecht neemt deel aan de uitvoeringsalliantie Klimaatbestendige
7/44
StadsOntwikkeling
Steden die onderdeel van het Deltaprogramma is. Doel van de uitvoeringsalliantie is om met het rijk en de vier grote steden samen te werken aan de uitvoering van adaptatiemaatregelen in (binnen)stedelijk gebied. Wat precies de gevolgen zijn van klimaatverandering voor het leven in de stad (verhitting, verstikking,
droogte, overstroming) is onderwerp van onderzoek en zal verschillen per stad, omdat het afhankelijk is van de ruimtelijke structuur van een stad. Prioriteit is er voor de veiligheid van de stad, waarbij moet worden aangetekend dat met name het rijk en de waterschappen hiervoor verantwoordelijk zijn. Grote delen van Utrecht zijn relatief veilig en hebben een lage kans op een overstroming door dijkdoorbraken bij de zee of de grote rivieren. In lager gelegen delen van de stad is dit risico hoger. Als gemeente treffen we
maatregelen om extreme buien te verwerken, zodat we wateroverlast in de stad zoveel mogelijk beperken
(zie tekstkader). Als het gaat om verhitting, verstikking en droogte in de stad, doen wij mee aan een Europees onderzoekprogramma Climate Proof Cities om meer inzicht te krijgen in de gevolgen en effectieve
maatregelen voor Utrecht. Het onderzoek van het consortium van universiteiten (Utrecht, Delft, Nijmegen), adviesbureaus (o.a. TNO en Deltares) en een aantal Nederlandse gemeenten (Amsterdam, Rotterdam,
Haaglanden, Arnhem/Nijmegen, Tilburg en Utrecht) gaat meer inzicht geven in de gevolgen van klimaatverandering en de instrumenten die deze gevolgen adequaat het hoofd kunnen bieden in stedelijke gebieden.
Utrecht: traditie in stedelijk waterbeheer
Waterbeheer in Utrecht is minstens negen eeuwen oud en dit is terug te zien in het huidige watersysteem van de stad. Er zijn grootschalige ingrepen gedaan, waaronder het dempen van grachten in de binnenstad, om de groei van de stad mogelijk te maken. Utrecht realiseert zich nu dat water in de stad een belangrijke toegevoegde waarde geeft. Dat geldt niet alleen voor de bekende watergangen, zoals de Catharijnesingel, maar ook voor kleinere watergangen, zoals de Minstroom.
De komende jaren richt Utrecht zich op het verbeteren van de waterkwaliteit en het vergroten van de waterafvoer- en bergingscapaciteit in de stad. Zo voorkomt de aanleg van de bergbezinkbassins in de stad
dat we minder verdund afvalwater bij zware regenval op het oppervlaktewater moeten lozen. Verder zullen binnenkort nagenoeg alle percelen in Utrecht op de riolering zijn aangesloten of voorzien zijn van een eigen zuiveringsinstallatie.
2.2
Steden aan zet voor energiebeleid
We weten dat in de nabije toekomst 80% van de mensen in steden zal wonen. Het beperken van de menselijke invloed op klimaatverandering zal dáár moeten gebeuren. De schatting is dat 80% van de CO 2uitstoot uit de steden komt (bron: NICIS, 2010). Omdat de bebouwing, de mobiliteit en de bedrijvigheid in steden een grote bron van CO2-uitstoot zijn,
liggen juist op deze vlakken de aangrijpingspunten om aan de slag te gaan. Zo heeft Nederland een relatief oude woningvoorraad waarin veel CO2-reductie te halen is. Aangezien de huidige vervanging van de
woningen door nieuwbouw ongeveer 1% van de woningvoorraad bedraagt, is duidelijk dat juist in de bestaande woningen veel CO2-reductie te realiseren is. De VROM inspectie concludeerde recentelijk (bron: Binnenlands Bestuur 2010) dat het energieverbruik in het bedrijfsleven zeker met 10-30% kan worden
verminderd. Ook in de mobiliteit liggen de kansen voor CO2-reductie; in een compact gebouwde stad als
Utrecht zijn die kansen extra groot. De afstanden zijn klein waardoor stillere, schonere, veiligere en duurzamere keuzes voor mobiliteit (fiets, OV, elektrisch vervoer) meer voor de hand liggen. Alle redenen om juist op stedelijk niveau aan de slag te gaan.
8/44
StadsOntwikkeling
2.3
Kansen voor het energiebeleid
Energiebeleid biedt de stad, de bewoners en onze kinderen niet alleen op langere termijn een goede woonplaats, maar ook op korte termijn voordelen, ook op andere terreinen dan het energiebeleid.
Energiebeleid stimuleert de economie
Werken aan duurzaamheid levert volgens het advies van de Sociaal Economische Raad (SER) van 6 april 2010 forse investeringen in de steden op. De economische crisis en hoge olieprijzen zetten groene innovatie prominenter op de agenda. (Economische) prominenten uit binnen- en buitenland (Rifkin, Wijffels,
Winsemius, Vermeend, et cetera) voorspellen, dat de nieuwe economische groei uit de duurzame economie gaat komen. Het nieuwe kabinetsbeleid zet in op maken van een Green Deal met maatschappelijke partners om de transitie naar een duurzamere samenleving te maken.
Multipliereffect
Met ons programma kiezen wij voor maatregelen die duurzame economische investeringen door private partijen stimuleren en mogelijk maken. Evenals bij het Fonds Stimulering Lokale Economie treden er bij de
inzet van maatregelen uit het programma Utrechtse Energie ook multiplier effecten op. Het geld dat we als gemeente investeren leidt tot investeringen bij bedrijven en particulieren. Een eerste globale inschatting wijst uit dat als we erin slagen de komende vier jaar met de € 26 miljoen gemeentelijke middelen onze
ambities te realiseren, dit leidt tot een totaal aan investeringen in energiebesparende en energieopwek-
kende maatregelen van € 500 miljoen. Dat betekent dat als we de komende vier jaar onze ambitie waarmaken, de investeringen een multipliereffect zouden kennen van circa 20. Anders gezegd: iedere euro die we investeren zou dan 20 euro aan particuliere investeringen genereren, uitgaande van het terugdringen
van de CO2-uitstoot met 50.000 ton per jaar. Echter, de verwachting is dat we deze doelstelling pas gaan halen als na enkele jaren gemeentelijke stimulans de aanpak zich als een olievlek verder gaat verbreiden onder bedrijven en organisaties en als omgevingsfactoren (rijksbeleid, Europees beleid, technologische ontwikkelingen) een versnelling in de aanpak mogelijk maken.
Om die reden lijkt voor de eerste vier jaar lijkt een multipliereffect van 10 een realistische inschatting.
Energiebeleid stimuleert werkgelegenheid
Vooral voor de bouwsector, waar nu grote werkloosheid heerst, biedt energiebesparing grote kansen. Het is aan de overheden, dus ook aan de lokale overheid in Utrecht om daar met voorwaardenscheppende, faciliterende en controlerende initiatieven op te anticiperen en bij aan te sluiten. Zoals Jan Terlouw het
onlangs formuleerde op een congres: ”zet een bouwer, bankier en een wethouder bij elkaar om deze kansen te verzilveren”. Daarmee ontstaan nieuwe banen bij aannemers en installatiebedrijven. Energiebeleid
biedt daarnaast mogelijkheden om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt (re-integratie/ inburgering) aan werk te helpen. Bijvoorbeeld door energiecampagnes in de stad (zoals voorheen Actie €nergiewinst), maar ook bij aannemers- en installatiebedrijven op basis van social return.
Werkgelegenheidseffecten van duurzame investeringen
We verwachten dat het programma Utrechtse Energie verschillende werkgelegenheidseffecten met zich
mee brengt: We verwachten een groei van werkgelegenheid (deels tijdelijk) door investeringen in energiebesparende en energieopwekkende maatregelen. Aannemers, producenten, toeleveranciers en installa-
teurs zullen direct kunnen profiteren. Op basis van kengetallen van een landelijk adviesbureau is de inschatting:
•
Dat we in Utrecht op korte termijn (tot 2014) een impuls aan de werkgelegenheid geven van ca 1800 arbeidsjaren. Dat wil zeggen dat ieder jaar ca 450 mensen een jaar lang aan het werk kun-
nen Voor de invulling van deze banen zoeken we deels aansluiting bij het Banenplan van SoZaWe
9/44
StadsOntwikkeling
zodat de extra werkgelegenheid ook ten goede komt aan de Utrechtse bijstandsgerechtigden. Het banenplan wordt ingezet voor bijstandsgerechtigden die met de juiste ondersteuning binnen een
half tot anderhalf jaar door kunnen groeien naar de reguliere arbeidsmarkt. Via de Social Returnaanpak maken wij afspraken met bedrijven over de inzet van een bepaald percentage leerbanen voor mensen uit de doelgroep. •
Een deel van deze extra banen is structureel. We schatten in dat het realiseren van onze ambitie voor de komende vier jaar ca 400-500 structurele banen oplevert, vooral bij toeleveranciers, in de installatiebranche, in exploitatie en onderhoud en door vestiging van nieuwe bedrijven en groei van bestaande bedrijven.
•
Vertaald naar de ambitie voor 2020 betekent dat een incidenteel werkgelegenheidseffect van 4500 arbeidsjaren. In theorie is het mogelijk om een structureel werkgelegenheidseffect van
4000-5000 fte te realiseren in 2020. Omdat de eerste jaren de ambitie nog niet volledig gerealiseerd zal worden, ligt dit aantal in de praktijk naar verwachting lager.
Bedrijfsleven ziet kansen en bespaart kosten
Het bedrijfsleven sluit het thema duurzaamheid steeds meer in de armen. De omschakeling naar duurzaamheid is een vraag van de klanten. Aangezien verwacht mag worden dat overal ter wereld in toene-
mende mate vraag ontstaat naar duurzame innovaties, kan het Utrechtse bedrijfsleven hiermee belangrijke exportproducten ontwikkelen. Er ontstaat een ‘first mover’ voordeel. Ook kan het bedrijfsleven aanzienlijk op energie en daarmee op kosten besparen, niet alleen door zuiniger om te gaan met energie, maar ook
door van elkaars aanwezigheid gebruik te maken. Het restproduct van het ene bedrijf kan een belangrijke
grondstof zijn voor het andere product. Stadsverwarming is hier wellicht het meest heldere voorbeeld van.
Duurzaam energiebeleid levert geld op
Minder gebruik van energie betekent een lagere energierekening. Door te investeren in energiemaatregelen in de bestaande bouw (woningen, kantoren) besparen we op het gebruik van fossiele brandstoffen, die
steeds duurder worden. De verwachting is dat gezinnen met lage inkomens op termijn 50% van de woonlasten moeten besteden aan de energielasten. Als het lukt om daar echt wat aan te doen dan zal dat voor
die huishoudens van grote betekenis zijn. Op langere termijn levert ook duurzame energie geld op: terwijl fossiele energie steeds duurder wordt, wordt duurzame energie door de ontwikkeling van nieuwe technieken en schaalvergroting goedkoper.
Bewoners vragen erom
In de bewonersenquête (2009) hebben we bewoners vragen gesteld over duurzaamheid. Het blijkt dat, na
luchtkwaliteit, bewoners energie- en klimaatbeleid het belangrijkste onderwerp vinden. Bovendien blijken veel bewoners zelf al veel te doen. Dat varieert van het simpele gebruik van een spaarlamp tot het nemen
van een initiatief om straat of buurt te verduurzamen. Bij die spreekwoordelijke energie willen we aansluiten. Door die bewoners laten we ons inspireren.
Duurzaamheid draagt bij aan de sociale cohesie
Een duurzame stad vraagt de hulp van iedereen: inwoners, ondernemers, instellingen en bedrijven, verenigingen en vervoerders. Nu al vinden bewoners elkaar in gezamenlijke projecten om hun woningen te
isoleren of schone energie te produceren. Dit kan een frisse bijdrage leveren aan de sociale cohesie van de stad. Op buurt- en wijkniveau zien we (tijdelijke) netwerken ontstaan om energieprojecten van de grond
te tillen. Bijvoorbeeld om met buren gezamenlijk zonnepanelen te kopen, het opzetten van een zonnecoöperatie waarbij zonnepanelen op het dak van de scholen in de buurt komen of het uitwisselen van informatie en tips onderling. Als gemeente willen we dat waar mogelijk ondersteunen.
10/44
StadsOntwikkeling
VOORBEELD
Utrecht: Actie €nergiewinst
Huishoudens met een laag inkomen besteden een groot deel
van hun inkomen aan energiekosten. Speciaal voor deze huishoudens is in 2006 de Actie €nergiewinst uitgevoerd. In totaal hebben 7.909 Utrechtse huishoudens gratis energieadviezen
en een energiebespaarbox ontvangen. Veertig bijstandgerechtigden werden opgeleid tot energieadviseur en hielpen de
deelnemers om de maatregelen in huis aan te brengen. De
waardering voor deze aanpak bleek uit een beoordeling van gemiddeld een 8 voor het energieadvies en de adviseurs. De huishoudens die hebben deelgenomen verminderden geza-
menlijk de CO2-uitstoot met 6.400 ton per jaar. Dit is vergelijkbaar met het jaarlijks gas- en stroomverbruik van ruim duizend huishoudens in Nederland.
Een beter binnenklimaat
In oudere woningen, schoolgebouwen en bedrijfsgebouwen komen regelmatig problemen met het bin-
nenmilieu voor. Daardoor is het er niet alleen minder prettig toeven, in ernstige gevallen leidt dat tot negatieve effecten op het functioneren van de bewoners of gebruikers van zo'n woning of gebouw. Aangetoond is dat in slechte schoolgebouwen de prestaties van kinderen lijden onder een slecht binnenmilieu.
Door energiebesparende en kwaliteitsverhogende maatregelen te koppelen verbetert de leefkwaliteit (verbetering binnenmilieu, tegengaan geluidsoverlast) in de gebouwen. Door klimaatvriendelijke maatregelen
zoals zonwering of (mechanische) ventilatie te nemen, voorkom je oververhitting van de gebouwen en bespaar je op energie, omdat in de zomer minder airconditioning nodig is.
Meer positieve effecten
Een combinatie van effecten geldt evenzeer voor maatregelen in de sfeer van mobiliteit. Als meer mensen overstappen op de fiets, te voet of met het openbaar vervoer gaan, heeft dit niet alleen effect op energiebesparing, maar levert dit ook een bijdrage aan het verbeteren van de luchtkwaliteit in de stad, het ver-
minderen van de geluidsoverlast door verkeer en het verlichten van de druk op de openbare ruimte in de
stad. Kortom, het bereikte CO2-effect straalt ook uit naar andere milieukwaliteiten en naar de ruimtelijke kwaliteit van Utrecht.
Stad van kennis en cultuur
Creatief talent met nieuwe maatschappelijke en technologische inzichten brengt het Utrechtse energiebeleid tot volle wasdom. De dynamische, jonge, stedelijke bevolking, de culturele inspiratie, de sociale samenhang, de diversiteit aan (hoge) opleidingen en kenniswerkers biedt goede voorwaarden om dit in
Utrecht voor elkaar te krijgen. Utrecht als stad van kennis en cultuur heeft dit in zich. Utrecht kan dus een inspirerende bijdrage leveren aan een groene, kennisintensieve en innovatieve economie in binnen- en buitenland.
11/44
StadsOntwikkeling
2.4
We staan er niet alleen voor
Veel bedrijven in Utrecht onderschrijven de ambitie om klimaatneutraal te worden. De Rabobank bouwt een nieuw duurzaam hoofdkantoor in Utrecht en loopt voorop als het gaat om het verminderen van de
(auto)mobiliteit. De NS vindt duurzaam en maatschappelijk verantwoord ondernemen belangrijk, evenals
andere bedrijven zoals Conclusion, Movares, et cetera. Vele andere bedrijven in de dienstensector richten zich op de organisatorische en/of technische ontwikkelingen in duurzaamheid. De Universiteit Utrecht, de Hogeschool Utrecht en de Provincie Utrecht profileren zich sterk op duurzaamheid en klimaat. Zo werkt de Universiteit Utrecht samen met het Planbureau voor de Leefomgeving aan
projecten op het gebied van natuur, milieu, ruimte en duurzaamheid. Die samenwerking sluit aan bij het
Utrecht Centrum voor Aarde en Duurzaamheid, eind 2009 opgericht door de Universiteit Utrecht, TNO, het KNMI, Deltares en KWR Watercycle Research Institute. De Hogeschool Utrecht ziet duurzame ontwikkeling als speerpunt voor haar opleidingen en zet toegepast onderzoek en samenwerking met het bedrijfsleven in om de gezamenlijke doelen waar te maken. De Provincie Utrecht zet al enkele jaren in op duurzaam-
heid. Ze werkt aan een klimaatneutrale provincie in 2040 en ziet daarbij veel kansen om de Utrechtse economie sterk en vitaal te houden, ook in de toekomst. Daarnaast wil ze belangrijke waarden die niet direct in geld zijn uit te drukken zoals natuur (de veengebieden, de Utrechtse Heuvelrug) en de historische en
landschappelijke waarden ook voor de toekomst behouden. Als stad werken wij actief met deze partijen
samen om met hen tot nieuwe ontwikkelingen te komen, door onze kennis, ervaring en netwerken wederzijds te gebruiken. Gezamenlijk zetten we zo Utrecht op de (inter)nationale kaart van duurzaamheid.
Provincie en gemeente: samen sterk in duurzaamheid
De provincie Utrecht en regionale partners hebben de ambitie om duurzame ontwikkeling een sterke impuls te geven. In 2009 ondertekenden kennisinstellingen, overheden (waaronder gemeente Utrecht) en
bedrijven het Verdrag van Utrecht om gezamenlijk te werken aan de duurzame ontwikkeling in de regio, met als uiteindelijk doel om in 2040 klimaatneutraal te zijn. De provincie Utrecht is een van de belangrijkste aanjagers voor dit doel. Uit de missie van het Verdrag van Utrecht:
Wij willen een goede kwaliteit van leven voor alle inwoners van onze provincie. Wij streven naar een duurzaam Utrecht en het behoud van aantrekkingskracht van de regio. Wij versterken waar wij goed in zijn: een ontmoetingspunt van kennis en creativiteit, met een rijke cultuur in een aantrekkelijk landschap. We werken aan het verminderen en compenseren en uiteindelijk voorkomen van de negatieve effecten van onze keuzen naar andere voorraden, naar volgende generaties en naar andere gebieden op aarde. Aan deze missie heeft de provincie zes doelen gekoppeld, waaronder het realiseren van een klimaatneu-
trale en –bestendige provincie in een beleidspoor 'Ondernemen met duurzame energie'. Succesvolle voorbeelden van samenwerking tussen gemeente en provincie (en andere partners) zijn de projecten Duurzame Uithof, Stationsgebied, het opstellen van de structuurvisie Rijnenburg, Utrecht Science Park, het programma 'De Omslag' van de Hogeschool Utrecht en smart grids. Op het Nationaal Sustainability Congres in november 2010 in Utrecht hebben de provincie, gemeente, universiteit en de Hogeschool zich gezamenlijk als duurzame regio gepresenteerd. Kijkend naar de activiteiten in het programma Utrechtse Energie willen wij met de provincie samenwerken aan bijvoorbeeld energiebesparing bij particuliere woningen, het stimuleren van de energielabeling van
woningen, het klimaatneutraal maken van de gemeentelijke organisatie, waaronder duurzaam inkopen en projecten rondom het stimuleren van elektrisch vervoer.
12/44
StadsOntwikkeling
3
Utrecht maakt Nieuwe Energie 2008-2010
Als we over tien jaar 30% minder CO2 willen uitstoten, betekent dat een CO2-reductie van 3% per jaar op
ten opzichte van de huidige CO2 uitstoot in de stad. De afgelopen jaren zijn er al belangrijke stappen ge-
zet, maar dat leverde in tonnen uitgedrukt nog te weinig op.
Hoeveel CO2 uitstoot in Utrecht?
Nederland stoot per jaar ongeveer 220 megaton CO2 uit (mega=miljoen). Omgerekend betekent dit on-
geveer 12 ton per inwoner. Met onze 300.000 inwoners zou je dan verwachten, dat Utrecht 3,6 megaton uitstoot. Bij de gebruikelijke bepaling van de uitstoot van steden blijft evenwel een aantal componenten
buiten beschouwing: de productie van voedsel voor de stadsbewoners, het reizen buiten de stadsgrenzen en de uitstoot van energiecentrales die in de betreffende stad staan. Met het volgen van deze definitie en methodiek blijkt dat Utrecht ongeveer 1,6 megaton CO2 per jaar uitstoot. Daarmee bedraagt de gemid-
delde CO2-uitstoot in Utrecht ongeveer vijf ton per inwoner per jaar. Hoewel dit soort getallen niet altijd goed zijn te vergelijken, lijkt Utrecht daarmee in de lagere regionen van de CO2-uitstoot te vallen. Am-
sterdam zit op ongeveer zes à zeven ton per inwoner, Nijmegen op acht ton. Dit komt omdat Utrecht relatief weinig zware industrie heeft en ongeveer een derde van de stad op stadsverwarming is aangesloten.
3.1
Utrechts energiebeleid; Utrecht maakt Nieuwe Energie 2008-2010
Utrecht heeft sinds 1990 aandacht voor CO2-reductie. Vanaf midden jaren negentig hebben wij, vaak in nauwe samenwerking met de toenmalige REMU (nu Eneco), het Utrechtse energiebeleid vormgegeven en uitgevoerd.
In 2008 is een impuls aan het Utrechtse energiebeleid gegeven in het programma 'Utrecht maakt Nieuwe
Energie' 2008-2012 (UMNE). Daarin pakte de gemeente een regierol om partners in de stad te informeren, aan te jagen en te (ver)binden om de CO2-uitstoot in de stad te verminderen. In de afgelopen twee jaar
zijn diverse partijen in de stad aan de slag gegaan en projecten tot stand gekomen. Voorbeelden zijn de warmtekoudeopslag in het Stationsgebied, Wijk West Energieneutraal, haalbaarheidsonderzoek windlocaties, energieonderzoek stadhuis, het Energieconvenant Utrecht met scholen en kantoren, afspraken met
corporaties over energiezuinig renoveren in herstructureringswijken (met StEK-subsidies) en Milieuzorgassistenten in het MKB.
UMNE zet in op het genereren van een financieel multiplier effect. Het is gelukt het budget dat voor UMNE stond (500.000 euro per jaar) te vermeerderen tot een bedrag van bijna twee miljoen euro, door subsidies en investeringen van (markt)partijen. Een belangrijke multiplier is de goedkeuring van een aanvraag voor Pieken in de Delta geweest. In een samenwerkingsverband met Noord Holland Noord (Alkmaar), Amster-
dam Innovation Motor (Amsterdam), New Energie Docks (Amsterdam) voeren wij nu projecten uit voor het aanjagen van (maatschappelijke en technologische) innovatie om tot energietransitie te komen.
13/44
StadsOntwikkeling
VOORBEELD
Utrecht: STEK, stimulering energiebesparing in sociale woningbouw
In plaats van extra kwaliteitseisen op te leggen is in 2004 gekozen om een eenvoudige en flexibele stimuleringsregeling aan de woningbouwcorporaties aan te bieden: de
StimuleringsTender Energie en Kwaliteit. Woningcorporaties konden zelf aangeven welke projecten in het proces en uitwerking van plannen de meeste ruimte bieden om
het energieverbruik te verminderen en een goed binnenklimaat te bevorderen. Tot nu toe is hiermee de CO2-
uitstoot in Utrecht met 900 ton verminderd. Er is nog een aantal projecten in uitvoering.
3.2
Resultaat en voortgang
De gerealiseerde verandering in CO2-uitstoot is niet goed te berekenen over deze twee jaren, omdat de actuele verbruikgegevens niet bekend zijn. De laatst bekende verbruikgegevens dateren van 2006 (door
CBS) en zijn niet volledig vanwege het ontbreken van het warmteverbruik in Utrecht. De verwachting is dat dit jaar nieuwe energiegegevens verschijnen. Vanwege het ontbreken van de actuele verbruikgegevens
hebben we per uitgevoerd (gemeentelijk) project in deze periode een inschatting gemaakt van de behaalde CO2-reductie: deze bedraagt in totaal ongeveer 900 ton CO2.
Vergelijken we dat met de bijna 500.000 ton die nodig is in de komende tien jaar, dan is in één klap duidelijk dat er een grote opschaling nodig is.
3.3
Afronding en overheveling
De resultaten van UMNE zijn gebruikt om het Ontwerp- Duurzaamheidsplan op te stellen. Bovendien heeft UMNE een groot aantal partners aan de ambitie voor klimaatneutrale stad gecommitteerd. Deze partners hebben we bij zowel het opstellen van het Ontwerp- Duurzaamheidsplan als het programma Utrechtse Energie geconsulteerd. Van de activiteiten uit UMNE is ongeveer de helft afgerond. De nog lopende activiteiten uit UMNE hevelen we over naar het programma Utrechtse Energie, zodat alle activiteiten rondom Utrechtse Energie vanuit één programma worden aangestuurd.
14/44
StadsOntwikkeling
4
Doelstelling, uitgangspunten en aanpak
4.1
Ambitie en doelstelling
Utrecht wil in 2030 klimaatneutraal zijn. Dat betekent dat de uitstoot van broeikasgassen binnen de gemeentegrenzen dan nihil is. In de periode 2010-2020 streven we naar: •
30% minder CO2-uitstoot vergeleken met 1990; (1990=2010, aangezien de uitstoot in die periode niet of nauwelijks is veranderd);
•
het aandeel duurzame energie verhogen naar 20% (van de totaal in Utrecht benodigde energie).
Dit programma Utrechtse Energie moet leiden tot een daling van de CO2-uitstoot in de stad met gemiddeld 3% per jaar.
Prioriteit ligt bij het verduurzamen van: •
woningen en andere gebouwen;
•
bedrijvigheid;
•
mobiliteit.
Wonen, bedrijven en mobiliteit
Wij kiezen voor deze thema's omdat vrijwel de gehele CO2-uitstoot in de stad te herleiden is tot deze thema's zoals in hoofdstuk 2.2 is beschreven. We schatten in dat de CO2 -uitstoot van woningen en bedrijvigheid voor beide ongeveer 40% bedraagt. De overige 20% komt voor rekening van mobiliteit.
Voor elk van de drie thema's leggen wij u voorstellen voor die leiden tot energiebesparing en tot duurzame energieopwekking. We voeren dus activiteiten uit bij woningen en andere gebouwen, bedrijvigheid en
mobiliteit die enerzijds het energie- of brandstofverbruik verminderen en anderzijds de benodigde fossiele brandstoffen vervangen door duurzamere energie.
Definitie klimaatneutraal en broeikasgassen
Er zijn verschillen tussen de begrippen CO2-neutraal, klimaatneutraal en energieneutraal. Bij kli-
maatneutraliteit wordt niet alleen de CO2-uitstoot beschouwd, maar ook de overige gassen die een bijdrage leveren aan het broeikaseffect, zoals methaan. Daarnaast bestaat er ook het begrip energieneutraal. Energieneutraliteit gaat een stap verder dan klimaatneutraal, omdat dan op jaarbasis
geen netto import van energie van buiten de gemeente is toegestaan. Dat betekent dat alle energie die in de gemeente wordt verbruikt, duurzaam in de gemeente zelf moet worden opgewekt. Vooralsnog streven wij niet naar energieneutraliteit als stad, wij gaan ervan uit dat we in 2030 nog steeds (duurzame) energie in Utrecht importeren.
In Utrecht zijn de belangrijkste broeikasgassen die vrijkomen: •
koolstofdioxide (CO2), bij verbranding van fossiele brandstoffen;
•
methaangas (CH4), dat onder andere vrijkomt bij het zuiveren van het rioolwater;
•
lachgas (N2O) uit airco's van gebouwen.
Het effect van ieder broeikasgas wordt uitgedrukt in 'aardopwarmingsvermogen'. Dit is een relatieve maat, die aangeeft wat het effect van een broeikasgas is vergeleken met dat van CO2. Methaan (aardopwarmingsvermogen 25: één ton methaan heeft hetzelfde effect als 25 ton CO2) en
N2O (aardopwarmingsvermogen 298: één ton N2O heeft hetzelfde effect als bijna 300 ton CO2) zijn (veel) sterkere broeikasgassen dan CO2. Echter in een stedelijke omgeving, zoals Utrecht, levert de
15/44
StadsOntwikkeling
CO2-uitstoot tot nu toe de grootste bijdrage aan het broeikaseffect. Daarom leggen we de prioriteit bij het verminderen van de CO2-uitstoot in de stad.
De bijdrage van CH4 is van betekenis als het gaat om de zuivering van rioolwater en het verwerken van het GFT- en groenafval in Utrecht. De bijdrage van N2O uit airco's is relatief laag, waardoor we deze nu nog buiten beschouwing laten. Echter, de uitstoot van dit broeikasgas groeit met de toename van het aantal airco's in de stad uit tot een belangrijke factor in de toekomst.
Tonnen maken met duurzame energieopwekking
In de tot nu toe uitgevoerde UNME activiteiten is geen prioriteit gegeven aan het verduurzamen van de
energievoorziening. Vanwege een gebrek aan tijd en middelen binnen UMNE is tot 2010 ervoor gekozen als gemeente bij de verduurzaming van de energievoorziening slechts een faciliterende rol te spelen. In het programma Utrechtse Energie nemen we als gemeente een actieve en meer regisserende rol in het
verduurzamen van de energievoorziening. Door naast het terugbrengen van het energiegebruik ook de
energie die gebruikt wordt duurzaam op te wekken zal de CO2-uitstoot in onze stad substantieel afnemen. Daarom hebben we in dit programma de opwekking van duurzame energie als apart thema beschreven.
Het goede voorbeeld geven met de eigen organisatie
Als gemeente kunnen we ook een rol spelen in duurzaam energiegebruik binnen de eigen organisatie. De gemeente is zelf ook eigenaar en/ of beheerder van gebouwen en een wagenpark en kan daar een duur-
zame bedrijfsvoering in door voeren. Ook al leveren we hiermee slechts een bescheiden bijdrage aan het behalen van de CO2-doelstelling, toch vinden we het belangrijk om als gemeente het goede voorbeeld te
geven en dit uit te stralen naar de bewoners in de stad. Om dit te benadrukken kiezen we ervoor om dit onderwerp uit te werken in een apart deelprogramma.
De beslissende impuls
Het komende jaar zullen we de beoogde 3% CO2-reductie misschien niet meteen al halen, maar omdat het programma voorziet in versnelling en opschaling is de verwachting dat in de navolgende jaren de achterstand steeds minder wordt. Het halen van de doelstelling hangt mede af van initiatieven van marktpartijen en de deelnamebereidheid van bewoners en partijen in de stad. Daarnaast zullen andere gemeentelijke uitvoeringsprogramma's zoals Actieplan Luchtkwaliteit Utrecht en de onderliggende Actieplannen voor Schoon Vervoer, Goederenvervoer een bijdrage leveren aan het realiseren van het verminderen van de CO2 uitstoot in Utrecht. In de op te zetten CO2 monitoring (zie hoofdstuk 10) zullen we de effecten van onze aanpak nauwlettend volgen. Als het lukt om de komende tien jaar de uitstoot met 30% te reduceren, moeten we na 2020 nog 70% van
de ambitie realiseren om in 2030 klimaatneutraal te zijn. Door de ervaringen die we nu in Utrecht gaan op doen met schaalvergroting, vernieuwende maatschappelijke aanpakken, innovatieve financieringsvormen, en door aanscherpend energiebeleid in Nederland en Europa, en uitgaande van de verwachte stijging van de energiekosten in de komende tien jaar, verwachten wij dat dit na 2020 haalbaar is. In de komende ja-
ren willen we de beslissende impuls aan de richting van het Utrechtse energiebeleid geven. Wij kiezen nadrukkelijk de komende jaren niet voor 'compensatie' van de Utrechtse CO2-uitstoot. Daarmee bereik je
immers geen economische voordelen voor de stad en neemt je niet werkelijk je verantwoordelijkheid.
16/44
StadsOntwikkeling
Groene elektriciteit
Veel bewoners en ondernemers van Utrecht en de gemeente Utrecht zelf kopen groene elektriciteit. Wat betekent dit voor de CO2-uitstoot van de stad? Groene elektriciteit is stroom die is opgewekt
door zon, wind, biomassa of water. Sinds 1 januari 2004 geeft CertiQ (onderdeel van Tennet) zoge-
noemde Garanties van oorsprong uit aan elektriciteitsbedrijven die groene elektriciteit verkopen aan consumenten. Garanties van oorsprong zijn een bewijsmiddel dat de elektriciteit groen is opgewekt en niet meerdere keren is verkocht als groene elektriciteit. De garanties worden elk jaar gecontroleerd, indien nodig herzien en opnieuw uitgegeven. Het inkopen van groene elektriciteit betekent dus dat er geen uitstoot van CO2 plaatsvindt bij de
opwekking van deze elektriciteit. Neem de gemeentelijke organisatie: op grond van het energieverbruik is te bepalen, dat de organisatie jaarlijks ongeveer 28.000 ton CO2-uitstoot. Maar sinds enkele jaren koopt de gemeente Utrecht alleen nog groene stroom in. Dit betekent dat de gemeente (als organisatie) per jaar ongeveer 17.000 ton minder CO2-uitstoot. Om CO2-neutraal te worden moet de gemeente alleen nog de CO2-uitstoot als gevolg van warmtegebruik en gebruik van brandstof
terugdringen. We willen dit niet zien als een vrijbrief om onbeperkt (groene) elektriciteit te verbruiken. Enerzijds omdat het aanbod van groene stroom beperkt is, ook in de toekomst. Anderzijds
omdat we ook de kosten van de gemeentelijke organisatie willen verminderen. Besparen op energieverbruik draagt daaraan bij.
4.2
Niet het wiel opnieuw uitvinden
Om de doelstellingen te bereiken gaan we niet het wiel opnieuw uitvinden: dat kunnen we ons gezien het noodzakelijke tempo niet permitteren. We passen alle goede voorbeelden die we kennen in Nederland en daarbuiten, waar mogelijk, toe. We maken gebruik van de kennis van duurzaamheid en inspirerende ini-
tiatieven die bij onze collega’s van de 100.000+ steden aanwezig is. Eveneens zullen we teruggrijpen op
succesvolle projecten uit het Utrechtse verleden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan Thermieplus, waarbij particuliere woningeigenaren werden geholpen met het energiezuiniger maken van hun woning. We zetten in
op toepasbare innovaties en richten onze aandacht op zogenoemde big en quick wins in de stad. Dit alles natuurlijk in samenwerking met betrokken partijen en in aansluiting op al lopende projecten in de stad. Bijvoorbeeld door aan te sluiten bij het Politiekeurmerk Veilig Wonen, de verbetering van het binnenkli-
maat in scholen, de ontwikkeling van het Stationsgebied, de maatregelen uit het Actieplan Luchtkwaliteit Utrecht en de herstructurering van bedrijventerreinen en woonwijken. VOORBEELD
Tilburg: energieconvenant sociale woningbouw
Met als doel energie te besparen in de sociale woningbouw sloten de gemeente Tilburg, woningbedrijf Breburg en energiebedrijf Essent in 2000 het eerste energieconvenant. Bij het tweede convenant sloten zich
nog eens drie corporaties aan. Zo ontstond gedeelde informatie en een gezamenlijke ‘taal’. Het eerste convenant bevestigde een aantal afspraken om energie te besparen. Het tweede leverde 16.000 energieprestatieadviezen (EPA) op en het huidige (derde) akkoord gaat over inpassen en verankeren van de afspraken in het dagelijks werk van de corporaties.
17/44
StadsOntwikkeling
4.3
De pilot voorbij
De resultaten van Utrecht maakt Nieuwe Energie (900 ton in twee jaar) laten zien dat in de komende periode een flinke schaalsprong nodig is voor het realiseren van de doelstellingen uit het collegeprogramma.
Een reductie van 30% betekent, dat we de emissie van de stad in tien jaar tijd met bijna 500.000 ton moeten terugdringen. Het is nu tijd om grote stappen te zetten. Het is ook mogelijk die stappen te zetten.
Technologisch zijn de ontwikkelingen zo ver dat we woningen, auto's en bedrijvigheid energiezuinig en
duurzaam kunnen maken. De technologie ligt op de plank. Nu is het de tijd om deze technologische innovaties te koppelen aan (nieuwe) maatschappelijke innovaties, bijvoorbeeld door andere financieringsmo-
dellen of procesvormen te gebruiken. We zijn de pilotfase voorbij en we gaan alle leerervaringen, experimenten, bereikte resultaten, kennis en kunde in de stad stimuleren, faciliteren en bij elkaar brengen om tot de schaalsprong te komen. Door deze energie in Utrecht te steken zetten wij Utrecht stevig op de kaart.
4.4
De rol en verantwoordelijkheid van de gemeente
Wij sturen in onze rol als opdrachtgever, inkoper van producten, regelgever, medebestuurder, vergun-
ningverlener en beheerder van geld, actief op de ambities voor een groene en duurzame stad (Collegeprogramma 2010 – 2014 Groen, Open en Sociaal, blz. 10). De gemeente heeft verschillende rollen bij partijen en inwoners in de stad. Wij willen onze rollen optimaal benutten om de ambities en doelstellingen van het energiebeleid te realiseren. De rol die we spelen bij de uitvoering van de activiteiten kan variëren van makelen, ontzorgen, verleiden, faciliteren tot handhaven.
Bij diverse activiteiten is de rol en inzet van de gemeente eenduidig, zoals bij de uitvoering van de wettelijke taken. Bij andere activiteiten bepaalt en definieert de gemeente haar rol afhankelijk van de inzet die de maatschappelijke partners of wij wenselijk achten om onze doelstelling te realiseren. Marktpartijen zullen daarbij worden uitgedaagd om juist in Utrecht hun ondernemerszin te etaleren.
Dialoog met partijen in de stad
We gaan de dialoog aan met partijen in de stad, geven voldoende ruimte om mee te praten over hoe we de ambitie en doelstellingen kunnen halen. We bieden ruimte aan kritische meedenkers, zoals het Milieucen-
trum Utrecht, en zullen met (markt)partijen en kennisinstellingen om de tafel gaan zitten om de voortgang van de resultaten van het energiebeleid te bespreken.
Regisseur en facilitator
Om het Utrechtse energiebeleid de beslissende impuls te geven gaan we inwoners, organisaties en bedrij-
ven helpen en ondersteunen met het nemen van energiebesparende maatregelen of het verduurzamen van de energievoorziening. Dit doen we door benodigde informatie te geven, bewoners en partijen actief te
benaderen en ze, naar wens, te helpen met het zoeken naar de benodigde investeringskredieten, het koppelen en uitwisselen van de kennis van bestaande initiatieven en het overbruggen van andere barrières.
Waar de markt een rol speelt of zou moeten spelen, stimuleren we dit als gemeente binnen de gegeven bevoegdheden.
18/44
StadsOntwikkeling
VOORBEELD
Etten-Leur: bestemmingsplan windpark
Met het project 'Bestemmingsplan windpark' wilde de gemeente Etten-Leur de mogelijkheden voor windenergie in bestemmingsplan 'Buitengebied' vastleggen. De gemeenteraad en externe belanghebbenden
werden in een vroeg stadium van het proces betrokken. Vasthoudendheid en overtuigingskracht bleken doorslaggevend. Resultaat is dat er nu vijf windturbines met een totaal vermogen van 6,5 MW draaien; goed voor een elektriciteitsproductie voor zo’n 4.000 huishoudens. De jaarlijks vermeden CO2-uitstoot bedraagt 7.600 ton.
Medebestuurder
Als gemeentebestuur hebben we te maken met het regionale, provinciale, landelijke en Europese bestuur. We gaan met al deze bestuursorganen in gesprek om de gekozen richting toe te lichten en kansen en
knelpunten aan de orde te stellen. Daarmee willen we onze medebesturen meekrijgen in de Utrechtse ambitie, zodat ondersteunende beleidsinstrumenten op alle niveaus beschikbaar komen.
Ook in de rol als medebestuurder in (regionale) organisaties gaan we actief duurzaamheid vanuit onze rol invullen. Een voorbeeld is de deelname van Utrecht in de Afval Verwijdering Utrecht (AVU).
Vergunningverlener, toetser en handhaver
We gaan vanuit onze rol vergunningverlener, toetser en handhaver eenieder aan zijn of haar verantwoordelijkheid houden. De bestaande wetgeving en bevoegdheden die ons ter beschikking staan gaan we inzetten om het energiebeleid toe te passen en te handhaven.
Opdrachtgever en inkoper
De gemeente koopt voor ongeveer 500 miljoen euro per jaar aan producten en diensten in. Dit biedt de
mogelijkheid én de verantwoordelijkheid om als grote partij op de markt een voorbeeld te zijn bij de inkoop van producten, diensten en beheer van gebouwen en openbare ruimte. In het separaat te verschijnen plan van aanpak voor de eigen organisatie komen we daarop terug. VOORBEELD
Agentschap NL: EnergiePrestatieNorm op de bouwplaats
Vaak hebben gemeenten te weinig tijd of te weinig specifieke kennis om de EPN op de bouwplaats effectief te controleren. Het AgentschapNL heeft een gratis pakket hulp-
middelen samengesteld om de inspecteurs bij het toezicht op de EPN te ondersteunen. Het uitgangspunt: geen extra aanslag op uw kostbare tijd; wel uw beschikbare tijd en capaciteit beter benutten. Het is van belang toezicht te
houden op energieaspecten, al is het maar steekproefsgewijs. Daarmee geven gemeenten het preventieve signaal
aan bouwende partijen dat er controle op de EPN plaatsvindt.
19/44
StadsOntwikkeling
4.5
Principes uit het milieu- en energiebeleid toegepast
In het milieu- en energiebeleid zijn diverse principes van toepassing. De bekendste is waarschijnlijk het
principe van 'de vervuiler betaalt', en ook wel 'de gebruiker betaalt' (als het om energie gaat). In het energiebeleid is de Trias Energetica een veel gehanteerd principe. Hiermee wordt aangegeven dat eerst wordt
ingezet op het besparen op energie, daarna het toepassen van duurzame energie en het efficiënt inzetten van fossiele brandstoffen1. Deze principes liggen ten grondslag aan deze notitie en de voorstellen hierin.
4.6
Energiebeleid betaalt zichzelf
Het mooie van energiebesparingsmaatregelen is dat ze zichzelf (vaak al binnen 5 jaar) terugbetalen. Dat betekent dat de financiële middelen die er vanuit de gemeente in gestopt worden, relatief beperkt kunnen zijn. De bottleneck zit hem veelal in het organiseren van het overbruggen van de 'split-incentive' (wie investeert is niet degene die profiteert van de lagere energielasten) en in het georganiseerd krijgen van arrangementen. Gemeentelijke middelen kunnen daardoor zorgen voor een groot multiplier effect (zowel qua marktinvesteringen als qua werkgelegenheid).
4.7
Doelen combineren
Met het duurzaamheidsfonds geeft de gemeente een impuls aan marktinitiatieven en daarmee aan de
werkgelegenheid. Om die werkgelegenheid ten goede te laten komen aan mensen die moeilijk aan werk komen, gaan wij bij de aanbesteding en bij de afspraken over arrangementen (bijvoorbeeld tussen een
bank, een energiebedrijf, een coöperatie en aannemers), tegelijkertijd afspraken maken over bijvoorbeeld social return, opleidingsplaatsen en het aannemen van Utrechtse (jeugd)werklozen.
1
Stadsverwarming is hiervan een voorbeeld. De gebruikte fossiele brandstoffen worden zo efficiënt mogelijk
ingezet, waarmee zowel elektriciteit als warmte wordt opgewekt.
20/44
StadsOntwikkeling
5
Opgave Woningbouw
Energiebesparing in de bestaande gebouwen is één van de prioriteiten. We maken daarover afspraken met de corporaties en eigenaren (Collegeprogramma 2010 – 2014 Groen, Open en Sociaal, blz. 10). Bij nieuwbouw zoals in Rijnenburg, de Veemarkt en de binnenstedelijke bouwopgave heeft het energiezuinig bouwen een prominente plek.
5.1
De Utrechtse woningvoorraad
De 129.000 Utrechtse woningen zorgen samen voor ongeveer een 40% van de CO2-uitstoot van de stad. Energiebesparing in bestaande woningen en in het verlengde daarvan energiezuinige nieuwbouw heeft
daarom een hoge prioriteit. De woningvoorraad bestaat voor de helft uit huurwoningen en voor de helft
uit koopwoningen. De maatregelen zijn daarom gericht op bewoners, corporaties, eigenaren, maar ook op nieuwbouw en op monumenten. Over de energiekwaliteit van de Utrechtse woningvoorraad is het volgende bekend: •
ongeveer 22% van de woningen in Utrecht heeft een energielabel, waarvan 87% een energielabel C of lager heeft (peiling 2009);
•
de meest effectieve maatregelen zijn isolerende maatregelen;
•
Utrechters maken weinig gebruik van landelijke subsidieregelingen (133 keer uitkering subsidie HR++ glas en subsidie-uitkering voor isolerend glas en 39 maatwerkadviezen) (peiling 2009).
Ter toelichting van onze voorstellen om de energiebesparing in de Utrechtse woningvoorraad te stimuleren gaan we kort in op de situatie in de sociale woningbouw en de particuliere woningvoorraad en behandelen daarna beknopt de nieuwbouw en de monumenten en historische gebouwen in Utrecht. Voorstellen voor bedrijfsgebouwen, scholen, kantoren en andere utiliteitsgebouwen staan in hoofdstuk 6. Actie: •
We zorgen ervoor, dat bewoners in alle wijken bij een centraal, goed geoutilleerd punt informatie kunnen krijgen over energiebesparing en duurzame energie en wijzen hen actief op de bestaande
subsidiemogelijkheden. We zorgen ervoor, dat er op wijkniveau een goede toeleiding is en gebruiken daarvoor de bestaande voorzieningen in de wijk (wijkbureaus, opbouwwerk, steedes e.a.). We benaderen bewonersorganisaties en ‘voorlopende’ wijkbewoners met de vraag ons te helpen. Met de inzet van deze ‘wijkambassadeurs’ krijgt het energiebeleid een gezicht in de wijk.
5.2
De corporaties
De Utrechtse corporaties hebben elk hun eigen ambities om hun woningvoorraad energiezuiniger te ma-
ken. Deze ambities moeten leiden tot een besparing op het energieverbruik van de woningen van 20-30% in tien jaar. Volgens ons is dat niet voldoende. Om een klimaatneutrale stad in 2030 te bereiken is meer nodig.
De corporaties lopen tegen knelpunten aan bij het nemen van maatregelen. Dit varieert van regelgeving, ontbreken van draagvlak bij bewoners tot het ontbreken van financiële middelen om te renoveren. De verdere concretisering van de afspraken op dit punt zullen worden meegenomen in het Nieuwe AfsprakenStelsel (het vervolg op de huidige DUO- en Prestatieafspraken), dat in het voorjaar van 2011 gereed zal
zijn. Het verbeteren van huurwoningen heeft niet alleen een energie-effect, maar ook een sociaal effect.
21/44
StadsOntwikkeling
Mensen met lage inkomens wonen in de regel in een huurwoning van een woningbouwcorporatie. Zij krijgen in de toekomst te maken met stijgende energiekosten en daardoor stijgende woonlasten. Op dit moment bedragen de energiekosten ongeveer 30% van de totale woonlasten. In de toekomst (door de stij-
gende energieprijzen) kan dit oplopen tot 50%. Juist bij lage inkomens, die vaak ook in woningen met een relatief beperkte energiekwaliteit wonen, leidt dit tot problemen. Omdat energiebesparende maatregelen juist de energielasten verlagen, vinden corporaties en de gemeente het vanuit sociaal-maatschappelijk oogpunt belangrijk met energierenovatie in corporatiewoningen aan de slag te gaan. Acties: •
Prestatieafspraken corporaties: we spreken met corporaties in 2011 een maximale versnelling af voor het isoleren van hun woningbezit, waarbij we op zoek gaan naar slimme financiële arrangemen-
ten om het dilemma tussen de kosten en baten tussen verhuurder en huurder voor energiemaatregelen op te lossen. •
Samen met de woningbouwcorporaties, energiebedrijven, bewonersorganisaties en anderen zetten we projecten op om het draagvlak voor een duurzame leef- en woonstijl en voor energiemaatregelen bij huurders te verstevigen. We wijzen bewoners actief op de huidige subsidiemogelijkheden om activi-
teiten op dit gebied te ondersteunen (Stimuleringsregeling Initiatieven Duurzame Ontwikkeling, leefbaarheidbudgetten, fondsen bij provincie en rijk). We spreken bewoners aan op de mogelijkheden die
zij hebben om hun steentje bij te dragen, bijvoorbeeld door energiezuinige apparaten te kopen en vaker de fiets te nemen. VOORBEELD
Roosendaal: Passiefhuis project
Woningbouwcorporatie AlleeWonen in Roosendaal is gestart met de renovatie van 246 huurwoningen naar een passiefhuis in de naoorlogse wijk Kroeven. Het passiefhuis concept gaat uit van een extreem goede
schilisolatie, waardoor er een minimale warmtevraag is. Ongeveer 120 woningen krijgen een nieuwe buitenmuur van geprefabriceerde houtskeletbouwelementen die een compleet nieuw uiterlijk aan de woningen geeft. Ondanks de ingrijpende aanpak bleek renovatie goedkoper dan nieuwbouw op passiefhuis niveau.
Renovatie op passiefhuis niveau is een kwart duurder dan de bekende 30% energiebesparing. Echter, Allee-
Wonen geeft aan dat zij deze rigoureuze aanpak goedkoper vinden dan verschillende beperktere woningrenovaties elke tien jaar uit te voeren. Bovendien kunnen de bewoners voor langere tijd in hun woningen blijven wonen (en de duur van de renovatie is beperkt tot 5 dagen).
5.3
Particuliere woningen
Op zowel landelijk als provinciaal niveau kunnen particulieren diverse subsidies voor energiebesparing en duurzame energie aanvragen. De provinciale subsidieregeling is vernieuwd opengesteld en zal tot en met 2011 lopen. De landelijke subsidieregelingen liepen tot eind 2010. Op dit moment is duidelijk dat deze
landelijke regelingen deels worden voortgezet, maar niet in welke vorm. Bewoners, die investeren in hun woning, verdienen dit terug door lagere woonlasten, groter wooncomfort en een hogere waarde van hun
woning. Uit evaluaties van diverse energieprojecten in Nederland komen de volgende barrières voor particuliere eigenaren naar voren. Ten eerste zien de eigenaren op tegen het zoeken naar een energieadviseur en een aannemer. De diverse subsidies lijken aantrekkelijk maar het kost de meeste mensen veel tijd om deze aan te vragen. Ook zien mensen op tegen een verbouwing. Tot slot moeten bewoners (soms forse) investeringen doen, die zich pas in de loop der tijd terugverdienen.
22/44
StadsOntwikkeling
Acties: •
We starten, met het oog op ’ontzorgen‘ voor de bewoners, een aanpak om particuliere woningen energiezuiniger te maken. Deze aanpak voeren we zo veel mogelijk blok voor blok uit, zoals in de
particuliere woningverbetering al succesvol is gebleken. De bedoeling is deskundigheid en expertise te bundelen en beschikbaar te maken voor de hele stad. We streven daarbij naar aansluiting op Meer Met Minder2, het creëren van groene banen (via social return) en als landelijk voorbeeld in een VROM experiment op de daar beschikbare kennis mee te liften. •
We zoeken met diverse partners, waaronder financiële instellingen, naar slimme financieringsmoge-
lijkheden om bewoners te ondersteunen bij het energiezuiniger maken van hun woning (bijvoorbeeld door de kosten van een investering in de woning onder te brengen in een verhoging van de service-
kosten). We maken bij het ontwikkelen van financiële arrangementen gebruik van de kennis en ervaring die we hebben opgedaan met startersleningen in Utrecht. •
We ondersteunen het project Wijk West Energieneutraal, bouwen het energienetwerk in die wijk verder uit en maken de resultaten van het project beschikbaar voor alle andere wijken in de stad.
•
We concretiseren de mogelijkheden van het gemeentelijk aanschrijvingsbeleid voor (particuliere) woningeigenaren en de energiekwaliteit van de woning. We presenteren daarvoor in 2011 een plan van aanpak.
•
We stimuleren, samen met betrokken partijen (financiële instellingen, makelaars, et cetera), kopers en verkopers tot het maken van energielabels voor hun woningen.
VOORBEELD
Utrecht: ecoteams. Dat levert wat op!
Een cursus om niet alleen autochtone maar vooral ook al-
lochtone vrouwen uit Utrecht te bereiken met tips voor het milieu en om de portemonnee. Eerst worden uit eigen
kring coaches opgeleid; die coaches geven op hun beurt in eigen kennissenkring andere vrouwen les over het milieu;
de zogenoemde ecoteams. Bij het afronden van de cursus ontvangen de deelnemers een pakket met energiebesparende maatregelen, zoals een energiezuinige lamp.
5.4
Nieuwbouw
In de nieuwbouw zijn er diverse mogelijkheden om energieneutraal/zuinig te bouwen. Op 1 januari 2011
zal de energieprestatienorm voor nieuwbouwwoningen met 25% worden verzwaard. Deze woningen worden dus 25% energiezuiniger dan de nieuwe woningen op dit moment zijn. In 2015 is het de bedoeling dat de energieprestatie met 50% is verzwaard. De verwachting is dat met de energieprestatieverbetering in
2011 nu al bestaande maar nog dure, innovatieve technieken definitief dóórbreken in Nederland. Daarmee lijkt het op korte termijn mogelijk bijna zonder extra kosten energieneutraal te bouwen. We signaleren
bovendien dat banken in hoog tempo producten ontwikkelen, waarmee consumenten makkelijker, goed-
koper en/of hogere leningen kunnen afsluiten voor meer energiezuinigere woningen.
2
Meer met Minder is de nationale aanpak van energiebesparing in bestaande woningen en andere gebouwen.
De Meer met Minder aanpak is een gezamenlijk initiatief van de overheid (ministeries EZ, VROM en WWI), woningcorporaties (Aedes), bouwbedrijven (Bouwend Nederland), de installatiesector (UNETO- VNI) en de energiebedrijven (EnergieNed en VME).
23/44
StadsOntwikkeling
Bij gebiedsontwikkelingen zoals in Rijnenburg, de Veemarkt, het Stationsgebied en de binnenstedelijke bouwopgave heeft het energiezuinig bouwen een prominente plek. Acties: • •
We toetsen en handhaven het behalen van de energieprestatienorm bij nieuwbouw.
Bij nieuwbouwprojecten maken we zo veel mogelijk afspraken over het opwekken van duurzame energie.
5.5
Monumenten en historische gebouwen
De laatste twee jaren is duurzaamheid in historische binnensteden, historische gebouwen en monumenten actueel geworden. Vele initiatieven zijn ontplooid om kennis op dit vlak te vergaren en toe te passen. Zo zijn diverse onderzoek- en afstudeeropdrachten van de Hogeschool Utrecht voor een aantal historische gebouwen uitgevoerd. Energiezuinige historische gebouwen zorgen er voor dat de meestal zeer hoge stookkosten van die gebouwen omlaag gaan. Daarnaast dragen energiezuinige historische gebouwen
sterk bij aan de uitstraling van Utrecht als culturele en duurzame stad. Dit sluit aan op onze ambitie om in 2018 Europese culturele hoofdstad te worden. Acties: •
We stellen een actieplan duurzaamheid voor de historische en monumentale binnenstad op.
•
We passen de richtlijnen voor monumenten aan en nemen energie als thema in een nieuwe restauratieregeling mee om energiemaatregelen bij monumenten makkelijker binnen handbereik te brengen.
24/44
StadsOntwikkeling
6
Opgave Bedrijvigheid
Wij gaan voor een gezonde, groene en economische vitale stad die de toekomst met vertrouwen tegemoet gaat. We streven naar een duurzame economische groei en het versnellen van de duurzaamheid van de huidige economische activiteiten (Collegeprogramma 2010 – 2014 Groen, Open en Sociaal, blz. 10).
6.1
Inleiding
Uitgangspunt voor onze aanpak is de verwachting van de VROM-raad, dat bij bedrijven de komende jaren tot 40% CO2-reductie te halen is. Utrecht gaf tot nu toe geen prioriteit aan het verminderen van de CO2-
uitstoot bij bedrijven. Dit willen wij nu veranderen, we gaan met diverse branches aan de slag. We gaan in gesprek en werken zoveel mogelijk samen met bedrijven (productiebedrijven, zakelijke dienstverlening,
non profit), branches (MKB, detailhandel, horeca) en bedrijventerreinen (Lage Weide, Overvecht, De Uithof) om de beoogde CO2-reductie voor elkaar te krijgen.
6.2
Top 750 van energieverbruikende bedrijven
In Utrecht zijn er tussen de 750 tot 1.000 bedrijven die wettelijke verplichtingen hebben om op grond van de Wet milieubeheer aan energiebesparing te doen. Voor de meeste bedrijven is de gemeente bevoegd
gezag; voor dertig bedrijven is dat de provincie. Daarnaast is een klein aantal bedrijven (bijvoorbeeld Hogeschool, Universiteit; het gaat om totaal vijftig panden) aangesloten bij een MJA (MeerJarenAfspraak
energie met het Rijk). Die MJA bedrijven volgen een eigen spoor om tot 30% energiebesparing te komen. Wij toetsen hiervan de voortgang. Dat geldt ook voor de supermarkten, van wie een aantal convenanten
hebben ondertekend om hun koelvakken op afzienbare termijn af te dekken. Als de uitvoering van de gemaakte afspraken stagneert, gaan we over tot handhaving. We nemen in het jaarlijkse Handhavingspro-
gramma energie structureel mee bij de controles. We controleren dan bedrijven en andere sectoren (scholen, zorginstellingen) op energiemaatregelen die in bedrijfsprocessen en in de gebouwen kunnen worden genomen. Vergelijkbaar met de woningbouw leggen we prioriteit bij de bestaande bedrijfsgebouwen. Op dit moment lopen al energieprojecten op het gebied van kantoren, (hogere) scholen (Energieconvenant
Utrecht) en rondom hotels en musea (Green Key). De eerste resultaten van deze projecten verwachten wij begin 2011. Acties: •
Opschaling en uitbreiding Energie Convenant Utrecht (ECU) en GreenKey project bij andere branches
zoals verzorgingstehuizen, kantorenvastgoed en doe het zelf zaken (inclusief benodigde energieadviezen/CO2-footprints). We werken samen met banken om investeringskredieten voor de benodigde maatregelen beschikbaar te krijgen.
•
Versterkte inzet op de handhaving van energiebepalingen in de Wet milieubeheer door training van de
medewerkers op energie, door de inzet van meer medewerkers op energie en duurzaamheid, door het maken én handhaven van meerjarenafspraken en door daarin, branche voor branche, actie te ondernemen. •
We gaan in gesprek met de detailhandel over maatregelen als verlichting en luchtgordijnen (entrees van winkels) en maken daarover afspraken.
•
We gaan in gesprek met de horecaondernemers en maken afspraken over de terrasverwarmers.
25/44
StadsOntwikkeling
VOORBEELD
Nijmegen: Nijmeegs Energie Convenant
Een jaar geleden beloofden veertien Nijmeegse bedrijven om samen 1,2 miljoen ton CO2 te besparen in drie jaar tijd (3% minder CO2-uitstoot). De doelstelling van het eerste jaar is ruimschoots gehaald. De verwachting was dat het NEC in het eerste jaar 188 duizend ton CO2 minder zou uitstoten. Er is in het eerste jaar 223.000 ton CO2 bespaard. Dit staat gelijk aan het energieverbruik van ongeveer 43.000 woningen. De deelnemers willen van Nijmegen een stad maken die op kop loopt met de vermindering van de CO2uitstoot.
6.3
Verduurzamen bedrijventerreinen
Op bedrijventerreinen zijn er kansen voor het verduurzamen en goedkoper maken van de energievoorziening als bedrijven samenwerken, bijvoorbeeld bij het tot stand brengen van smart grids (intelligente elektriciteitsnetwerken). Met smart grids is het mogelijk om overschotten van elektriciteit en warmte van el-
kaar te gaan gebruiken. Naast het gebruik van restwarmte wordt hierdoor ook het opwekken en gebruik
van duurzame energie (wind, energie) rendabeler. Ook zijn afspraken in de sfeer van logistiek denkbaar. De gemeente wil hierin een regisserende en faciliterende rol spelen, waarbij verduurzaming een voor-
waarde is bij het gebruik van deze faciliteiten door bedrijven. Naast verduurzaming van de energievoorziening en de logistiek, zijn er ook kansen te verzilveren in het energiezuinig maken van gebouwen en productieprocessen. Actie: •
Verduurzaming bestaande bedrijventerreinen, energiescan bedrijventerreinen: bij de herstructurering van bestaande terreinen wordt op dit moment, wegens gebrek aan middelen, weinig gedaan aan het
(verduurzamen van) energieverbruik van de bedrijventerreinen. Een faciliterende impuls kan hier een
stimulans aan geven. Deze bestaat uit de volgende stappen: de gemeente laat voor bestaande bedrijventerreinen een energiescan uitvoeren, de gemeente faciliteert de daaruit afgeleide maatregelen en
levert capaciteit om de voorstellen procedureel (bestemmingsplanwijziging, et cetera) te regelen. Uit de energiescan zal blijken dat veel maatregelen zichzelf terugverdienen. VOORBEELD
Hoogkerk: smart grids
In de toekomst neemt decentrale elektriciteitsopwekking uit duurzame energiebronnen als wind, zon en biogas sterk toe. Niet alleen de vraag naar energie, maar ook de decentrale levering van energie kent pieken. Het opvangen van de pieken vraagt om slimme oplossingen in het energienetwerk. In een proef in
Hoogkerk zijn 25 woningen virtueel met elkaar verbonden en uitgerust met microwarmtekrachtkoppeling (HRe-ketels), hybride warmtepompen, slimme energiemeters, PV-panelen, elektrisch vervoer en slimme
huishoudelijke apparatuur. Het energieverbruik van de bewoners wordt bijgehouden. Zo treedt de wasma-
chine in werking wanneer er een overschot aan bijvoorbeeld zonne-energie beschikbaar is (en de elektriciteitsprijs het laagst is). Smart grids maken deze ontwikkelingen mogelijk en waarborgen dat door middel van ICT-technologie vraag en aanbod van energie continu op elkaar worden afgestemd.
26/44
StadsOntwikkeling
6.4
Verduurzaming van de Utrechtse economie
In de regio Utrecht houden veel organisaties en instellingen zich bezig met advies-, project- en proces-
management op het gebied van energie en duurzaamheid. Ook zijn er diverse hoofdkantoren van financiële instellingen, die zich profileren op het gebied van duurzaamheid. Deze expertise is waardevol en
noodzakelijk om grote sprongen in het energiebeleid te kunnen gaan maken. Dit gaan we ondersteunen en ontwikkelen zodat Utrecht uiteindelijk in het hele DNA van de stad (tot aan de winkelier op de hoek) duurzaamheid als economische motor heeft. We werken deze aanpak in overleg met (private) partners concreet uit en wij zijn bereid daarvoor te investeren in de benodigde (economische) infrastructuur. VOORBEELD
Amsterdam: energie besparen? Kijk eens naar uw entree!
Een automatische entreedeur en een luchtgordijn kan een ondernemer een besparing in de verwarmingskosten opleveren van tientallen procenten. Ook heeft een ‘dichte deur' een positieve invloed op
de beleving van de klant en het winkelpersoneel. Bovendien hoeft dit geen negatieve invloed te hebben op het aantal klanten, blijkt uit een pilotproject energiebesparing entreedeur dat vorig jaar heeft gelopen bij DA drogisterij in Amsterdam. Naar aanleiding van deze resultaten heeft het Agentschap NL in samenwerking met andere partijen een factsheet voor ondernemers gemaakt. Op dit moment ontwikkelen we samen met de kennispartners in De Uithof maatregelen om tot verduur-
zaming van De Uithof te komen. Ook het (eerder genoemde) ontwikkelen van smart grids op de bedrijventerreinen is een voorbeeld hiervan. Een ander voorbeeld is de Hogeschool Utrecht die het komende
schooljaar onderzoekt of er een nieuwe opleiding voor Nieuwe Energie kan worden opgezet. Zij willen een doorlopende leergang creëren van het ROC, via de Hogeschool tot aan de Universiteit Utrecht voor Nieuwe
Energie. Dit zijn voorbeelden die moeten leiden tot nieuwe hoogwaardige werkgelegenheid in de Utrechtse regio.
Duurzaamheid en het 1.200 banen plan
Dit college wil in de komende jaren 1.200 nieuwe banen in Utrecht creëren om iedereen die kan
werken ook een kans te geven aan de slag te gaan. Een aantal projectvoorstellen uit het Duurzaamheidplan ‘Energie steken in een duurzame stad’ dragen een steentje bij aan het behalen van deze
ambitie. We doen dat door aan de ene kant het social return beleid van de gemeente voortvarend in te zetten. Dit betekent dat als ondernemers in duurzaamheid (aannemers, installatiebedrijven) voor de gemeente aan de slag gaan, zij verplicht zijn om een deel van de aanneemsom te gebruiken om
werkzoekende of jongeren een baan of leerwerkstage aan te bieden. Ook in de dienstverlening, die
we in het kader van dit Duurzaamheidsplan tot stand brengen, kunnen werkzoekenden een rol krijgen. Een ander voorbeeld is een mogelijk vervolg op de in 2006 uitgevoerde Actie €nergiewinst. Dit werken we de komende maanden verder uit. Daarnaast proberen we andere partijen in de stad, zoals woningbouwcorporaties, over te halen om zich te binden aan deze doelstelling bij het uitvoeren van energierenovatie in de sociale woningbouw.
27/44
StadsOntwikkeling
Acties: •
Opstellen economische duurzame agenda Utrecht met partners in de stad; lange termijn visie op het verduurzamen van de Utrechtse economie.
•
Op basis van de economische agenda ontwikkelen we de benodigde beleidsondersteunende instrumenten voor een groen bedrijfsleven en MKB: duurzaamheid als aspect van het vestigingsbeleid voor bedrijven, subsidiescan, et cetera.
•
Samen met grote ICT-organisaties in de regio smart grids voor bedrijvencombinaties realiseren. Smart grids zijn intelligente elektriciteitsnetwerken waarbij alle gebruikers van elektriciteit ook elektriciteit aan het netwerk kunnen leveren.
•
Acceleratie van het cluster energiebesparing en duurzame energie in de regio bevorderen. Verder willen we beleidsondersteunde instrumenten inzetten om de verduurzaming van de economie verder
vorm te geven. Dit kan variëren van een duurzaamheidscan bij het vestigingsbeleid tot en met het ondersteunen van duurzame starters.
28/44
StadsOntwikkeling
7
Opgave Mobiliteit
Wij willen van Utrecht dé OV- en fietsstad van Nederland maken. Om Utrecht gezond, bereikbaar en begaanbaar te houden zijn aantrekkelijke alternatieven nodig (Collegeprogramma 2010 – 2014 Groen, Open en Sociaal, blz. 15).
7.1
Verduurzamen mobiliteit
Duurzame mobiliteit betekent dat wij streven naar stil, schoon en zuinig vervoer, vervoer dat geen of een minimale uitstoot van schadelijke stoffen heeft (zoals stikstofdioxiden en fijnstof) en dat een minimale
uitstoot van CO2 heeft. Het college wil de groei van het autoverkeer halveren; dat is al een grote opgave in een stad die nog steeds groeit. Om al in 2020 dertig procent minder energie uit te stoten moet de gemiddelde uitstoot van de in Utrecht rijdende auto’s omlaag met 30%. Bovendien groeit het autoverkeer nog
steeds, zodat we eigenlijk meer dan 30% reductie moeten halen. Dat is alleen te bereiken als vanaf nu iedere Utrechter alleen nog maar een kleine of hybride auto koopt. Dat is niet haalbaar, dus zijn er aanvullende maatregelen nodig. Op de eerste plaats zetten we in op openbaar vervoer (OV) en fiets. Daarmee verminderen we het aantal autokilometers en dus de uitstoot van CO2: •
Als eerste vervangen we op de drukste OV route van Nederland, de lijn van het Centraal Station naar
De Uithof, de dieselbussen door de tram. Dat verlaagt niet alleen de uitstoot, maar levert ook een hogere vervoerwaarde en meer capaciteit op. We streven ernaar dit in 2015 te hebben gerealiseerd. •
Samen met de BRU kijken we naar de verdere vertramming van het openbaar vervoer op vijf drukke regionale verbindingen. Tussen 2015 en 2025 willen we het regionaal tramnetwerk verder uitbouwen.
•
In de nieuwe OV-concessie hebben we samen met de BRU zwaardere eisen gesteld aan de bussen. De nieuwe concessiehouder zet in op uitstootvrij rijden op kwetsbare trajecten in de stad.
•
We stimuleren het gebruik van de fiets met snellere en comfortabele routes. Stimuleren van de elektrische fiets maakt de fiets voor grotere afstanden een aantrekkelijke keuze; daarmee komt bijvoorbeeld Leidsche Rijn voor fietsers gevoelsmatig dichterbij het centrum te liggen.
We willen verder gaan dan alleen de inzet op OV en fiets door een aantal projecten uit te voeren dat een stimulans geeft aan het verminderen van de CO2-uitstoot doordat ze het aantal autovervoerskilometers in de stad verminderen door:
•
het goederenvervoer te transformeren naar efficiënt en energiezuinig goederenvervoer;
•
het mobiliteitsmanagement voor met name woon-werk en werk-werkverkeer in de stad te versterken.
•
de aanleg van goed bereikbare P&R's met een snelle OV-verbinding naar het centrum en aanvullende diensten als valet-parking, reparatieservice, leenfietsen, zodat we auto’s aan de rand van de stad afvangen.
•
diverse maatregelen te nemen zoals het vervangen van benzinescooters door elektrische scooters
Wij sluiten hierbij aan bij het aangescherpte Actieplan Luchtkwaliteit en drie plannen die in de maak zijn (fietsplan, elektrisch vervoer en goederenvervoer) en leggen hierbij de nadruk op het verminderen van de CO2-uitstoot.
29/44
StadsOntwikkeling
7.2
Energiezuinig mobiliteitsmanagement, goederenvervoer en elek-
trisch vervoer
In het collegeprogramma kiezen wij voor het stimuleren van elektrisch vervoer en het passief faciliteren
van voertuigen op aardgas. Elektrisch vervoer leidt door de efficiëntere 'verbrandings'motor in de auto tot een CO2-reductie van ongeveer 30%. Bijkomend voordeel van elektrisch vervoer is dat het stiller is. We
willen dat in 2014 ongeveer 5.000 elektrische voertuigen in Utrecht rijden. Als de stroom waarop ze rijden groen is opgewekt, dan is de CO2-uitstoot van die voertuigen nihil. Daarnaast werken we aan schoon goe-
derenvervoer. Veel winst is te behalen door goederenstromen naar en in de stad efficiënter te organiseren. Slimmere logistieke processen en betere afspraken in de keten verlader-transporteur-afnemer moet zor-
gen voor minder kilometers. Een deel van het vervoer in de binnenstad kan met kleinere (elektrische) vervoermiddelen worden verzorgd. Het succes van de cargohopper en de bierboot willen we uitbouwen. De milieuzones in de stad breiden we uit. Mobiliteitsmanagement samen met de partners in de stad moet
leiden tot een verdere vermindering van het autoverkeer. Al deze projecten leveren een bijdrage aan het reduceren van de CO2-uitstoot in de stad.
VOORBEELD
Utrecht: elektrisch rijden met de Cargohopper
In april 2009 is stadsdistributeur Hoek Transport met elektrisch distributievervoer gestart: de Cargohopper. Met de inzet van de Cargohopper wordt het dagelijks werk van zeven tot acht bestelauto's overgenomen.
Hiermee wordt niet alleen het milieu in de binnenstad minder belast (zero emissie), maar wordt ook minder
overlast veroorzaakt op het gebied van de verkeershinder. Aangezien de Cargohopper op zonnestroom rijdt is de CO2-uitstoot nihil.
Foto: Hoek Transport
Omdat een groot aantal van de genoemde projecten en maatregelen vanuit die Actieplannen wordt opgevoerd, uitgevoerd en financieel zijn gedekt, staan deze acties niet in dit plan genoemd. De belangrijkste
doelen uit de genoemde actieplannen staan in onderstaand kader vermeld. De hieronder genoemde acties zijn aanvullend op de genoemde actieplannen.
30/44
StadsOntwikkeling
Fietsplan, elektrisch vervoer en goederenvervoer
Naast het aangescherpte Actieplan Luchtkwaliteit werken we nu drie Actieplannen verder uit; een fietsplan, een plan voor elektrisch vervoer en een plan voor goederenvervoer. Gezien de samenhang tussen deze
plannen en het Duurzaamheidsplan staan hieronder kort de doelen uit de actieplannen aangegeven. De
genoemde doelen dragen bij aan het verminderen van de autovervoerkilometers en zo leveren daarmee een bijdrage aan het verminderen van de CO2-uitstoot in de stad. Doelen Actieplan fiets: •
Top vijf fietsroutes versneld aanleggen; knelpunten oplossen en het comfort over de hele route verbeteren.
•
Uitbreiden van het aantal stallingplaatsen in de stad.
•
Stimuleren van het gebruik van de elektrische fiets.
•
Instellen van een fietscoördinator.
•
Verkorten van de fietsafstand Leidsche Rijn-Binnenstad door de aanleg van de fietsbrug over het Amsterdam-Rijnkanaal.
Doelen Actieplan elektrisch vervoer: •
5.000 elektrische voertuigen in 2014 in de stad.
•
Aanleg van 300 tot 1.000 oplaadpunten.
•
Eigen wagenpark versneld elektrisch maken: minimaal 60 wagens elektrisch in 2014.
•
Praktijkproeven met elektrische taxi’s en Greenwheels.
Doelen Actieplan goederenvervoer: •
Een volwaardig kwaliteitsnet goederenvervoer.
•
Optimale benutting van goederenvervoerknooppunt Lage Weide.
•
Efficiënte, groene en innovatieve bevoorrading.
• • •
Goederenvervoermanagement in parkmanagement. Optimale bevoorrading in planontwikkeling.
Bouwlogistiek als vast onderdeel van het bouwproces.
Acties: •
We passen individuele marketingtechnieken toe zodat nieuwe werknemers in de regio, basisschoolleerlingen en studenten fiets, wandelen of openbaar vervoer verkiezen boven de auto.
•
We verkennen met het bedrijfsleven in Utrecht de mogelijkheden om aanvullende CO2-besparende
maatregelen in het goederenvervoer te nemen. •
We stimuleren het elektrisch vervoer op groene stroom (5.000 elektrische voertuigen in 2014) en zoe-
ken daarbij de actieve samenwerking met het bedrijfsleven. •
We stimuleren mobiliteitsmanagement bij bedrijven en gaan dit toetsen via de Wet milieubeheer.
31/44
StadsOntwikkeling
8
De gemeente zelf, gemeentelijk vastgoed en scholen
In samenspraak met ondernemers, woningeigenaren en corporaties ontwikkelen we in 2010 een aanpak, waarin al ontwikkelde duurzaamheidcriteria- en toetsen voor bijvoorbeeld inkoop, bouwen en vergunningen worden ingepast. De gemeente geeft het goede voorbeeld (Collegeprogramma 2010 – 2014 Groen, Open en Sociaal, blz. 10). We stellen op dit moment een gedetailleerd plan van aanpak voor de eigen organisatie op. Nog in 2010
presenteren wij dit plan aan de stad en aan de Raad. Het bestaat uit een samenhangend pakket van maatregelen om het energieverbruik van de eigen organisatie en het gemeentelijk vastgoed te verminderen en te vergroenen.
Het gaat ons daarbij om zowel gebouwgebonden energiemaatregelen (isoleren), energiemaatregelen aan verlichting en ICT, maar ook inzet op gedragsverandering en duurzame inkoop. We vinden het belangrijk
om zelf het goede voorbeeld te geven. We willen in 2012 een CO2-neutrale organisatie zijn. Het stadskantoor moet het icoon van deze ambitie worden. Naast het stadskantoor ontwikkelt de gemeente zelf vastgoed, zoals het Muziekpaleis, de nieuwe bibliotheek, nieuwe multifunctionele accommodaties en de schouwburg XXL. Die willen we zo energiezuinig
mogelijk bouwen. We ontwikkelen hiervoor business cases, om mogelijkheden te vinden waarmee de extra investeringen zich op termijn terugverdienen. Ook leggen we de lat hoger bij het duurzaam inkopen. De gemeente koopt jaarlijks voor ongeveer
500 miljoen euro in, waardoor we een grote consument voor een groot aantal bedrijven zijn. We denken hierbij bijvoorbeeld aan het stellen van extra eisen en wensen bij aanbestedingen, waarmee de gemeente
als launching customer kan fungeren. In het plan van aanpak voor de eigen organisatie komen we daarop terug. Daarnaast zetten we in op het energiezuiniger maken van scholen in het primair en voortgezet onderwijs. We zetten het overleg met de schoolbesturen hierover voort en sluiten aan bij de initiatieven om het binnenmilieu in de scholen te verbeteren. We laten energieadviezen opstellen en zoeken samen met de
schoolbesturen naar de mogelijkheden om de uitvoering van deze maatregelen te financieren. We stimuleren de schoolbesturen om groene stroom in te kopen. Acties: •
Uitvoeren van energiemaatregelen in gemeentelijke gebouwen groter dan 1.000 m2.
•
Vervolg energieonderzoeken en maatregelen bij gebouwen kleiner dan 1.000 m2.
•
Verschonen eigen wagenpark; personenauto's en kleine bedrijfswagens, ondermeer door het versnellen van de vervanging van het eigen wagenpark.
•
Plan van aanpak energiebesparing zware gemeentelijke vrachtwagens.
•
Energie-initiatief basisscholen en voortgezet onderwijs.
•
Ontwikkelen business case openbare verlichting.
•
Ontwikkelen business case en arrangement met huurders om gemeentelijk vastgoed en voorzieningen (zoals zwembaden) energiezuiniger te maken.
32/44
StadsOntwikkeling
9
Opgave duurzame energieopwekking
Voor het verduurzamen van de energievoorziening zijn er diverse mogelijkheden in Utrecht (o.a. stads-
verwarming, windenergie, warmtekoudeopslag en zonne-energie). De rol die de gemeente hierbij kan nemen kan per optie verschillen, maar waar marktpartijen bereid zijn te investeren zal de gemeente als re-
gisseur en facilitator optreden. Waar deze partijen ontbreken, onderzoeken we of het zinvol en efficiënt is als de gemeente hierin een actievere rol oppakt. We gaan in ieder geval inzetten op het verduurzamen van de stadswarmte in Utrecht (met NUON en Eneco) en windenergie op de genoemde locaties uit het haal-
baarheidsonderzoek. We bieden daarbij niet alleen ruimte aan marktpartijen, maar ook aan initiatieven uit de stad. In dat kader past een stimuleringsregeling voor het verduurzamen van energieopwekking, als
aanvulling op provinciale en landelijke regelingen. Randvoorwaarde hierbij is een geringe omvang van de uitvoeringskosten die met een degelijke regeling gemoeid zijn, om een zo groot mogelijk rendement en
vliegwieleffect te bereiken. Op heel ander schaalniveau onderzoeken we, binnen de voorwaarden van samenwerkingsverbanden waaraan we nu deelnemen, of er mogelijkheden zijn om het hergebruik van het restafval, GFT- en snoeiafval in te zetten voor de verduurzaming van de Utrechtse energievoorziening. Acties: • •
We maken, samen met NUON en Eneco, een plan om de elektriciteitscentrale te vergroenen.
We haken aan bij bestaande initiatieven (markt en particulier) om windenergie in Utrecht mogelijk te maken.
•
We ondersteunen initiatieven voor het verduurzamen van de energievoorziening (en energiebesparing) in de stad. Energie-U (ontstaan uit Wijk West), de zonnecoöperatie in Wijk West en de bestaande Transition Towns in Utrecht zijn daarvan de eerste voorbeelden.
•
We ondersteunen en/of voeren haalbaarheidsonderzoek uit naar bijvoorbeeld (particuliere) biomassa initiatieven, warmtekoudeopslag en geothermie. Dit doen we in samenwerking met de provincie Utrecht.
•
We onderzoeken de mogelijkheden om het Utrechtse GFT-, snoei- en restafval voor verduurzaming van de Utrechtse energievoorziening in te zetten.
•
We onderzoeken de opzet van een Utrechts Klimaatfonds om duurzame energie initiatieven in de stad mogelijk te maken.
VOORBEELD
Eindhoven: warmtekoudeopslag in combinatie met een energiedak
Het Eindhovense Christiaan Huygens College krijgt samen met woningbouwcorporatie Trudo (woningen) en de gemeente (sportaccommodaties) van SenterNovem een subsidie van bijna acht ton voor integrale en duurzame warmtekoudeopslag (WKO) voor de nieuwbouw aan de Botenlaan. De gezamenlijke KWO-
installatie wordt gerealiseerd in combinatie met een energiedak en PV-folie. Bij het project wordt de elektrische energie direct benut en de warmte opgeslagen. Later wordt dit weer door de school, de sporthal en de woningen in de buurt benut. De CO2-reductie is berekend op 98,5%.
33/44
StadsOntwikkeling
10 Opgave initiatiefrijke samenleving Om recht te doen aan de vele initiatieven en ideeën in de samenleving stellen wij een initiatieven fonds in. Daar waar particulieren hun nek uitsteken en een bijdrage leveren kan een premie vanuit de overheid een
initiatief soms net haalbaar maken. Het Initiatievenfonds is nadrukkelijk geen subsidiepot voor professionele instellingen maar een fonds om particuliere initiatieven te ondersteunen.
Om in aanmerking te komen voor een bijdrage uit het fonds moet een project aan de volgende criteria voldoen: •
substantieel bijdragen aan de reductie van CO2 uitstoot
•
eigen initiatief/eigen bijdrage van bewoners of bedrijven of private organisaties.
•
mogelijkheden bieden om op grotere schaal uit te rollen
Een nadere toelichting op dit fonds vindt u in hoofdstuk 7 van bijgaand uitvoeringsprogramma 20112012. Wij onderzoeken of het fonds het karakter kan krijgen van een klimaatfonds vergelijkbaar met de gemeente Den Haag (zie kader). VOORBEELD
Den Haag: Klimaatfonds
Het klimaatfonds Haaglanden steunt lokale projecten voor een klimaatvriendelijke leefomgeving. Het fonds biedt bedrijven, (evenementen)organisaties en particulieren in de regio Haaglanden de mogelijkheid om
klimaatneutraal te worden. Het klimaatfonds vraagt partijen eerst te kijken welke energiebesparende maatregelen genomen kunnen worden. Daarna vraagt het fonds om de resterende hoeveelheid CO2 te verminderen door per ton CO2 een bedrag in het fonds te storten. Met dit geld worden klimaatvriendelijke initiatieven in de stad gesteund, zoals een duurzame klusdag op scholen of rijden op groen gas.
34/44
StadsOntwikkeling
11 Hoe gaan we dit doen? Uit voorgaande blijkt dat we een gevarieerde mix van acties inzetten. Dit betekent niet dat we nu van nul af aan beginnen; we bouwen voort op eerdere ervaringen. We willen met een aantal activiteiten direct tonnen maken. Andere activiteiten vragen meer tijd om tot wasdom te komen, die zullen op de langere termijn de tonnen opleveren.
11.1 Programmasturing Voor het programma Utrecht maakt Nieuwe Energie hebben we destijds programmasturing ingezet. Dit is ook voor de uitvoering van dit Duurzaamheidsplan een passende en bruikbare vorm omdat: •
het een grote diversiteit met een breed spectrum aan projecten een gezamenlijk doel dient;
•
er extra inzet nodig is om (tijdig) resultaten te bereiken;
•
de inhoudelijke verantwoordelijkheid voor de uitvoering van afzonderlijke projecten bij meerdere partijen ligt;
•
synergie en bundelen van krachten tussen de afzonderlijke projecten extra mogelijkheden genereert.
Het energiebeleid en de besteding van de gelden van het duurzaamheidsfonds zullen daarom als programma worden opgezet. De eerste stap is het uitwerken van het plan in een tweejarenprogramma voor
2011-2012. Deze stap is gelijk na de consultatieronde en de bespreking in de commissie Stad & Ruimte gezet. Dit programma vindt u als bijlage bij dit plan. Eind 2012 komen wij met een voorstel voor het vervolgprogramma 2013-2014.
11.2 Programmaorganisatie De uitvoering van dit programma vraagt een grote en kwalitatief goede capaciteit van de gemeentelijke organisatie en een sterk programmamanagement. Wij kiezen voor programmamanagement waarbij sterke organisatorisch programmasturing hand in hand gaat met een kwalitatief hoogwaardige inhoudelijke inbreng. Om deze extra ambtelijke inzet mogelijk te maken is in het fonds een post programmamanagement opgenomen.
We zijn ons er van bewust dat het verder nodig is om in de bestaande organisatie taakvelden te verschuiven, waarvoor kennis, vereiste vaardigheden en capaciteiten bij de huidige medewerkers zullen worden verbreed. Het programmamanagement heeft de taak om optimaal samen te werken met alle relevante vakdiensten zodat die de gewenste bijdragen kunnen leveren.
Daarnaast is rond sommige projecten extra ambtelijke capaciteit nodig om bepaalde taken te intensiveren bijvoorbeeld op het gebied van toezicht en handhaving. Deze inzet is opgenomen bij de projecten waar
deze inzet betrekking op heeft. In het uitvoeringsprogramma is de programmaorganisatie verder uitgewerkt.
35/44
StadsOntwikkeling
11.3 Meetbare resultaten en meetbare effecten Voortgangsrapportage
In het programma 2011-2012 staan per project de resultaten benoemd die gerealiseerd zullen worden.
Jaarlijks zal een rapportage opgesteld worden over de voortgang: welke activiteiten hebben er plaats gevonden en wat is daarvan het resultaat. In de voortgangsrapportage rapporteren we ook over de financiën, de communicatie en de betrokkenheid van partners.
Monitor
De belangrijkste vraag is natuurlijk: heeft de gepleegde inzet het gewenste effect. Het succes van het programma staat of valt met de behaalde CO2-reductie die met de voorstellen wordt gehaald. Wij zullen een monitor ontwikkelen, gekoppeld aan het programma Utrechtse Energie, waarmee we de effecten van de
maatregelen op de CO2-reductie op de voet kunnen volgen. We starten met een nulmeting en gaan daarna
de meting jaarlijks herhalen.
De kosten voor het ontwikkelen en uitvoeren van de monitor is opgenomen in de post programmamanagement.
We gaan de effecten van de aanpak langs twee lijnen meten. De ene lijn bestaat uit het periodiek meten hoe de actuele CO2-uitstoot in onze gemeente zich ontwikkelt. We doen dit met de gegevens die betrokken kunnen worden bij het energienetwerkbedrijf. Hiermee zien we concreet en realistisch in welke mate
onze ambitie dichter bij komt. Nadeel van deze wijze van meting is dat er geen één op één verband is met de maatregelen uit dit programma Utrechtse Energie. Om naast de algehele ontwikkeling van het CO2-
gebruik in onze stad ook bij te houden in welke mate wij met onze maatregelen bijdragen aan een vermindering ervan, gaan wij ook modelmatig de effecten van onze ingrepen volgen.
We gebruiken zowel de actuele gegevens als de berekende gegevens bij de rapportages over de voortgang van het programma, zodat we de effecten van de uitgevoerde activiteiten voor u zichtbaar maken. Deze
resultaten zullen wij u jaarlijks met de verantwoording van het programma voorleggen.
36/44
StadsOntwikkeling
12 Communicatie Zoals aangegeven heeft Utrecht de ambitie om in de periode 2010-2014 een beslissende stap te zetten op weg naar een klimaatneutrale stad in 2030. In dit voorliggende programma Utrechtse Energie worden de
doelstellingen en de instrumenten uitgewerkt om samen met partners in de stad, het bedrijfsleven en de bewoners van Utrecht die ambitie waar te maken, Dit programma omvat een breed spectrum aan projecten die inzet vragen van vrijwel de gehele stedelijke
samenleving. Effectieve samenwerking tussen gemeente, inwoners, maatschappelijke partners, bedrijven, bewoners en andere overheden is voor het succes van het programma cruciaal. Om die inzet en betrokkenheid te realiseren en verder te versterken is communicatie een belangrijk instrument.
Draagvlak en participatie
In Utrecht als stad van kennis en cultuur is veel draagvlak aanwezig om het programma Utrechtse Energie uit te voeren. De gemeente staat er niet alleen voor. Er zijn belangrijke partners, woningcorporaties, NS,
Rabobank et cetera, die willen investeren in duurzaam en maatschappelijk verantwoord ondernemen. De stad kent vele kennisinstellingen zoals UU, HU, TNO, die bijdragen aan de duurzaamheid van onze stad.
Duurzaam energiegebruik kan rekenen op steun van de Utrechtse milieuorganisaties en actieve bewonersgroepen. De reacties op het Ontwerp- Duurzaamheidsplan hebben dit beeld verder versterkt.
Energie laat de Utrechtse inwoners niet koud, zo blijkt ook uit de resultaten van de bewonersenquêtes. 93% van de bewoners zegt redelijk tot veel aandacht voor energiebesparing te hebben.
De uitwerking van de projecten zal in nauwe samenspraak met de bewoners en de andere partners en betrokken organisaties plaatsvinden.
12.1 Doelen en uitgangspunten Uitgangspunten bij communicatie 1.
We kiezen voor heldere en sobere communicatie
3.
Communicatie is interactief: Niet alleen zenden, ook luisteren en betrokkenheid honoreren en stimu-
4.
Er is vooral aandacht voor het communiceren over resultaten van de concrete projecten.
2.
5.
De boodschap wordt enthousiasmerend en stimulerend voor het voetlicht gebracht. leren. Gebruik maken van ambassadeurs in bestaande netwerken.
Een meerjarig programma met uiteenlopende partners en wisselende rollen van de gemeente vraagt om een - lichte - communicatieparaplu om de herkenbaarheid van de gezamenlijke inspanning te vergroten.
6.
Een breed gedragen stedelijke slogan laat op natuurlijk wijze de samenhang tussen de verschillende
7.
Accent ligt op free publicity via publieke media en eigen media van partners en op het creëren van
8.
Zoveel mogelijk gebruik maken van en aansluiten bij bestaande informatiekanalen
9.
activiteiten zien
publieksmomenten
Effecten op aansprekende wijze zichtbaar maken op publieke plekken (energiemeter)
10. In de communicatie samenwerken met en aansluiten bij relevante campagnes van bedrijven en collega-overheden. Dit waar mogelijk gekoppeld aan het thema Kennis en Cultuur.
11. De uitgangspunten van de notitie 'Bouwen aan Participatie' zijn van toepassing.
37/44
StadsOntwikkeling
Communicatiedoelen
De communicatie rond het programma Utrechtse Energie dient twee doelen: 1. 2.
Resultaten communiceren: Laten zien wat de gemeente samen met partners, bewoners, ondernemers doet en wat daarvan de resultaten en de effecten zijn.
Bewoners en ondernemers in de gelegenheid stellen zich goed te informeren en hen te ondersteunen bij het leveren van hun bijdragen aan een duurzame stad.
De communicatie-inspanningen zijn geen doel op zich, maar zijn gericht op het behalen van de doelstellingen van het programma.
Boodschap
Dit vraagt om concrete, materiële boodschappen: -
Als het ergens kan is het in Utrecht
-
Dit is hét juiste moment voor een duurzaam energiebeleid.
-
Duurzaam energiegebruik leidt tot economische groei en werkgelegenheid
-
Duurzaam energiegebruik leidt tot besparing in de kosten voor energie.
-
Energiemaatregelen passen bij de aanpak van de leefkwaliteit van binnenmilieus in scholen, huizen en bedrijfsgebouwen
-
Ieders persoonlijke inzet bij verduurzaming draagt bij aan de beoogde effecten. Een overstap op
de fiets, lopen of OV bespaart niet alleen energie, maar leidt ook tot een betere luchtkwaliteit en aangenamer leefklimaat. -
Gezamenlijke projecten om energie te besparen en schone energie op te wekken zijn goed voor de sociale samenhang in buurten
Doelgroepen
Veel bewoners en bedrijven in onze stad willen wat met duurzaamheid en energiegebruik. Om mensen te informeren over de mogelijkheden en hen te ondersteunen bij de uitvoering van hun ideeën is maatwerk nodig in de communicatie. Belangrijke doelgroepen zijn de inwoners van de stad, de maatschappelijke
partners (scholen, woningcorporaties, milieuorganisaties) en de bedrijven. Elke doelgroep wordt benaderd op bij hen passende wijze met een specifiek voor hen bedoelde boodschap.
De mate van betrokkenheid bij het thema is leidend in de communicatie. Bij een hoge mate van betrokkenheid ligt de focus op samenwerking aan een gezamenlijke ambitie. Bij een geringere mate van betrokkenheid ligt de focus op concrete resultaten, voordelen ("what's in it for me?") en het faciliteren van het particulier initiatief. Naast de externe communicatie vindt er ook interne communicatie plaats om alle betrokkenen binnen de gemeentelijke organisatie optimaal te binden aan de doelen en de uitvoering van het programma.
Communicatieplan
Op basis van bovenstaande uitgangspunten zal een communicatieprogramma 2011-2012 worden opgesteld en uitgevoerd. Bij elk project maakt de communicatie integraal onderdeel uit van de aanpak.
In het communicatieprogramma wordt gekozen voor een gerichte mix van communicatie-instrumenten,
variërend van free publicity, nieuwsbrieven, nieuwe media, deur-tot-deur/ straat voor straat-aanpakken tot een CO2-meter op een centrale locatie in de stad.
De kosten voor het uitvoeren van het communicatieplan zijn opgenomen in de post programmamanagement.
38/44
StadsOntwikkeling
13 Inzet van middelen Met de vaststelling van het collegeprogramma kent Utrecht een duurzaamheidsfonds, dat we willen inzetten voor de uitvoering van de hierboven beschreven voorstellen.
13.1 Kader van het duurzaamheidsfonds Al bij de raadsbehandeling van de Voorjaarsnota 2010 heeft ook de Raad zich over de inzet van dit fonds uitgesproken. Bij die gelegenheid is een motie (2010/M30) in bespreking gebracht, waarin een kader is vastgelegd voor de inzet van het fonds.
In de motie spreekt de Raad zich ervoor uit: 1.
de middelen in te zetten voor:
• projecten waarmee het beste de CO2-reductiedoelstellingen kunnen worden gehaald;
• projecten die goed passen binnen een strategisch plan voor het halen van de doelstelling om in 2030 klimaatneutraal te worden;
• projecten waarin wordt samengewerkt met andere partijen in Utrecht zoals o.a. woningcorporaties en bedrijvenorganisaties;
• projecten waarin ook gedeeltelijk financiële rendementen kunnen worden gehaald zodat de midde2. 3.
len aanvullend werken.
De middelen niet in te zetten voor kleine, losse projecten die onrendabel zijn en een beperkte CO2vermindering opleveren.
Bij de behandeling van de begroting van 2011 met voorstellen te komen over de inzet van het duurzaamheidfonds en die aan de raad voor te leggen.
Het college heeft de motie overgenomen. Op basis van de doelstellingen uit het collegeprogramma en de motie van de raad ligt het voor de hand het plan Utrechtse Energie en bijbehorende fonds primair te richten op energiebesparing en duurzame
energieopwekking. In de bestedingsvoorstellen ligt de prioriteit bij de reductie van de CO2-uitstoot op de korte en lange termijn.
Daarom gelden de volgende criteria: •
levert een aantoonbare bijdrage aan CO2-reductie en/of verduurzamen energieopwekking;
•
jaagt grootschalige CO2-reductie aan;
•
is een aanpak in de bestaande stad;
•
is realiseerbaar in de huidige raadsperiode;
•
heeft een financieel multipliereffect en/of is revolverend van opzet.
Daarnaast zijn de projecten bij voorkeur: •
in participatie en/of samenwerking met partners;
•
aangehaakt bij andere gemeentelijke initiatieven en/of beleid;
•
gericht op het vergroten van het draagvlak in Utrecht.
13.2 Toedeling van middelen In principe geldt voor vrijwel alle energiemaatregelen, dat deze zichzelf op termijn terugverdienen. Toch blijkt in de praktijk, dat energiemaatregelen nogal eens achterwege blijven of met grote terughoudendheid worden opgepakt. Bewoners en bedrijven zien op tegen de eenmalige investering of kunnen deze
39/44
StadsOntwikkeling
financieel niet opbrengen. Omdat bij deze investeringen de kosten vaak voor de baat uit gaan zetten we het duurzaamheidsfonds deels in voor voorfinanciering. Dit betekent, dat het fonds deels revolverend van karakter is. Het neemt daarbij investeringsbarrières voor bewoners en bedrijven weg.
Revolverend fonds
Doel van het revolverend fonds is om particulieren (bedrijven, bewoners, instellingen) te ondersteunen bij het doen van investeringen in CO2 reducerende maatregelen. Dit gebeurt door het aanbieden van 'zachte' leningen. Hierin onderscheidt een revolverend fonds zich van de traditionele manier van subsidiëren. Bij
een subsidie is het immers 'eens gegeven, blijft gegeven'. Door het stimuleren van investeringen in ener-
giebeleid de vorm van een lening te geven, zetten we de beschikbare middelen zo efficiënt mogelijk in. In het geval dat het instrument wordt toegepast voor het nemen van energiebesparende maatregelen zal de
consument mogelijk het geïnvesteerde bedrag kunnen terugverdienen door een besparing op de maandelijkse energielasten. Deze leningen verlagen de drempel voor de particulieren en bieden hen de mogelijkheid de kosten van de investering in de tijd meer gelijk te laten lopen met de baten die optreden door verminderde energielasten. Het fonds is bedoeld voor uiteenlopende maatschappelijke en particuliere initiatiefnemers/investeerders: huiseigenaren, vereniging van eigenaren, bedrijven en maatschappelijke instellingen. Een revolverend fonds is een fonds van waaruit leningen worden verstrekt aan derden. De periodieke betalingen van rente en aflossing van deze leningen vloeien terug in het fonds en komen na verloop van tijd
weer beschikbaar voor nieuwe leningen. Het is een gemeentelijk fonds dat is geoormerkt voor financiering van projecten op het gebied van energiebesparingsmaatregelen en duurzame energie. Het fonds verdient zichzelf doorlopend terug. De stimuleringsleningen uit het gemeentelijke revolverende fonds zijn altijd laagrentend, soms zelfs renteloos. Door aflossing (en eventueel rentebetaling) komt het uitgeleende geld weer terug in het fonds en is weer beschikbaar voor nieuwe leningen. Het voordeel is dat de middelen tot in lengte van jaren inzetbaar blijven. Een revolverend fonds verlaagt de drempel voor investeringen door derden meer dan een garantstelling. Bij een garantstelling zullen derden zelf eerst de middelen moeten reserveren, bij een revolverend fonds
schiet de gemeente deze reservering voor. De consequentie is dat de gemeente bij een revolverend fonds meer risico loopt, dan bij een garantstelling. Bij de uitwerking van het fonds wordt erin voorzien dit risico af te dekken. Met beide regelingen komen op termijn de middelen weer beschikbaar; bij een revolverend fonds sneller dan bij een garantiestelling. Dit omdat middelen die derden aflossen in het revolverend
fonds direct weer ingezet kunnen worden. Bij een garantstelling staan de middelen tot de afronding van het project gereserveerd. Het opzetten en beheren van een revolverend fonds kost tijd en geld. De eventuele renteopbrengsten kunnen gebruikt worden voor de financiering van deze kosten. Het beheer en administratie van het fonds kan
worden uitbesteed, bijvoorbeeld bij de Stichting Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse Gemeenten (SVN). De komende tijd zullen wij de organisatie en randvoorwaarden rond het fonds verder uitwerken. In het Uitvoeringsprogramma 2011-2012 gaan wij dieper in op de zaken die daarbij aan de orde zijn.
40/44
StadsOntwikkeling
Een tweede reden waarom vaak onvoldoende maatregelen van de grond komen (naast de kosten voor de baat) is, dat de baten bij anderen terecht komen dan bij de daadwerkelijke investeerders. Daarom willen we het duurzaamheidsfonds inzetten om arrangementen van de grond te krijgen om deze zogenaamde split incentive te overbruggen. Een derde reden voor aarzeling bij het nemen van energiemaatregelen is dat onvoldoende in beeld is dat energiemaatregelen kostendekkend of zelfs winstgevend zijn. Om die reden willen we het duurzaamheidsfonds inzetten om samen met betrokken actoren businesscases te ontwikkelen. Dat wil zeggen: te verkennen welke energiemaatregelen mogelijk zijn, wat deze kosten en in hoeverre ze zich terugverdienen c.q. te financieren zijn. Een vierde en een vijfde reden zijn het gebrek aan heldere informatie en een teveel aan bureaucratische rompslomp. Om die reden stellen we voor een energieloket en de ondersteuning van energieambassadeurs te betalen uit het fonds. Naast informatie zorgt een energieloket voor ontzorging. De belangrijkste lijnen waarlangs het duurzaamheidsfonds wordt ingezet, zijn dan ook: voorfinanciering,
het georganiseerd krijgen van arrangementen, het maken van businesscases, en informatie en ontzorging. Hiermee komen we op de in hoofdstuk 12 genoemde bestedingen. We stellen alles in het werk om geld met geld te maken door voor concrete projecten cofinanciering te
vinden, zoals dat ook met ‘Utrecht maakt Nieuwe Energie’ is gelukt. We denken dan aan diverse landelijke subsidies (Mooi Nederland, Innovatieprogramma Klimaatneutrale Steden), maar zoeken ook naar Europese subsidies. Om voor deze subsidies in aanmerking te komen moeten de ambities van de gemeente hoog zijn en blijven, zodat Utrecht zich kan onderscheiden.
13.3 Afronding Utrecht maakt Nieuwe Energie en Pieken in de Delta duurzaamheid Het programma Utrecht maakt Nieuwe Energie heeft een looptijd van 2008-2012. Een aantal nog lopende activiteiten ronden we de komende periode af. Waar relevant stellen wij voor een aantal projecten over te zetten naar het nu voorgestelde kader en programma. Het gaat dan om de volgende activiteiten: •
uitvoering van het plan van aanpak eigen organisatie;
•
Wijk West Energieneutraal;
•
energiebesparing VvE Kapteijnlaan;
•
energieconvenant Utrecht met kantoren en (hogere) scholen (18 deelnemers);
•
website 'Slim Bezig'.
In de bestedingsvoorstellen voor het duurzaamheidsfonds is alleen Wijk West Energieneutraal als project opgenomen, omdat we daarvan vinden dat het een extra impuls moet krijgen. Voor de overige projecten zijn verplichtingen aangegaan die zijn gedekt uit de resterende middelen van ‘Utrecht maakt Nieuwe Energie’. Daarnaast is op basis van het programma Utrecht maakt Nieuwe Energie een tweetal subsidies toegekend aan projecten die nog niet zijn afgerond. De Pieken in de Delta duurzaamheid (Dutch Green Technology)
subsidie loopt tot eind 2011, de verkregen SLOK subsidie van het rijk (Stimulering van Lokale Klimaatinitiatieven) tot 2012. De SLOK subsidie is één op één over te zetten op voorliggende voorstellen, omdat de aangevraagde projecten grotendeels zijn uitgevoerd of in het voorliggende voorstel passen.
41/44
StadsOntwikkeling
Echter, voor de Pieken in de Delta aanvraag geldt dit niet, omdat die subsidie zich niet specifiek richt op
het verminderen van de CO2-uitstoot maar op het stimuleren van de innovatie in het duurzaamheidcluster in Utrecht (en de Noordvleugel Randstad, waarvan de consortiumpartners onderdeel uitmaken). Daarom
stellen we voor het separate activiteitenprogramma Pieken in de Delta duurzaamheid (Dutch Green Technology) te blijven uitvoeren. De resultaten uit de Pieken projecten dragen bij aan de noodzakelijke versnelling en opschaling van het Utrechtse energiebeleid in de komende jaren.
Vanuit Utrecht maakt Nieuwe Energie zijn eerder verplichtingen aangegaan voor twee adaptatie projecten: • •
de Regeling Groene daken;
klimaatadaptatie in Utrecht.
Deze blijven we voortzetten, waarbij we separaat van dit plan Utrechtse Energie rapporteren over de voortgang en resultaten van deze projecten.
42/44
StadsOntwikkeling
Bijlage 1: Collegeprogramma 2010-2014 •
Wij willen Utrecht de komende vier jaar de beslissende impuls geven om klimaatneutraal te worden in 2030, voortbouwend op de fundamenten van het bestaande programma Utrecht Maakt Nieuwe Ener-
gie. Dat vraagt van de gemeente een forse investering, die wij op termijn verwachten terug te verdienen. We betrekken daarbij alle aspecten van de samenleving: bouwen, wonen, herstructurering, productie, mobiliteit, economie, inrichting openbare ruimte, afval, waterhuishouding, energiebesparing en -opwekking, dienstverlening, gezondheid, enzovoorts. •
Energiebesparing in bestaande gebouwen is één van de prioriteiten. We maken daarover afspraken met de corporaties en eigenaren.
•
In samenspraak bekijken we de mogelijkheden voor het verduurzamen van de NUON-centrale.
•
We steven naar een alliantie met de Universiteit Utrecht en andere kennisinstellingen om duurzame kennis en innovatie op veel plekken in de stad toepasbaar te maken.
•
We werken toe naar het systeem van 'de vervuiler betaalt'.
•
In samenspraak met ondernemers, woningeigenaren en corporaties ontwikkelen we in 2010 een aanpak, waarin al ontwikkelde duurzaamheidcriteria -en toetsen voor bijvoorbeeld inkoop, bouwen en vergunningen worden ingepast. De gemeente geeft het goede voorbeeld.
43/44
StadsOntwikkeling
Bijlage 2: Duurzaamheid in Utrecht - overzicht vigerende beleidsnota’s Aanbestedingsbeleid; een opmaat naar op maat inkopen, gemeente Utrecht, 2007. Actieplan Luchtkwaliteit Utrecht, gemeente Utrecht, 2006 Actieplan Luchtkwaliteit Utrecht, gemeente Utrecht, 2008
Afvalstoffenplan Utrecht (2004-2008), gemeente Utrecht, 2004. Beleidsplan 2006-2010; Natuur- en Milieucommunicatie, gemeente Utrecht
Beschermen, verbeteren en benutten. Naar een gebiedgerichte aanpak grondwaterverontreinigingen in de ondergrond van Utrecht, gemeente Utrecht, 2009.
Bodemkwaliteitskaart Leidsche Rijn, gemeente Utrecht, 2008. Bodemkwaliteitskaart, gemeente Utrecht, 2005.
Bodemsaneringsprogramma 2009 Utrecht, 2009. EU geluidkartering 2007, gemeente Utrecht, 2007
Geluidnota Utrecht 2007-2011, gemeente Utrecht, 2007 Gemeentelijk afval-, hemel-, en grondwaterplan Utrecht 2007-2010, gemeente Utrecht, 2007 Groenprogramma, jaarsnede 2010, gemeente Utrecht, 2010.
Groenstructuurplan Utrecht, gemeente Utrecht, 2006
Handhavingsprogramma 2010, gemeente Utrecht, 2010 Inspelen op klimaatverandering. Strategie riolering, oppervlaktewater en grondwater, gemeente Utrecht, 2009
Kadernota duurzaam bouwen, gemeente Utrecht, 1993
Masterplan Primair Onderwijs, gemeente Utrecht, 2007. Nota externe veiligheid, gemeente Utrecht, 2007
Openbaar Verlichtingsplan, gemeente Utrecht, 2008 Routeringsregeling, gemeente Utrecht, 2003
Utrecht creëert Nieuwe Energie, strategie, gemeente Utrecht, 2009. Utrecht creëert Nieuwe Energie, werkprogramma, gemeente Utrecht, 2009
Uitvoeringsprogramma ‘Utrecht maakt Nieuwe Energie’; gemeente Utrecht, 2009 Waterplan Utrecht, gemeente Utrecht, 2004
Werkprogramma Utrecht Millennium Gemeente 2009, gemeente Utrecht, 2009. Woonvisie 2009-2019, gemeente Utrecht, 2009.
44/44