Beleidsevaluatie Utrechtse Energie!
Inhoudsopgave Inhoudsopgave
2
1
Utrecht klimaatneutrale stad in 2030
3
2
De weg naar een klimaatneutrale stad
4
3
Het verloop van een transitie
5
4
De eerste stap: Utrechtse Energie brengt beweging op gang
6
5
De resultaten van de aanpak 5.1 Woningen 5.1.1 Sociale woningen 5.1.2 Particuliere woningen 5.2 Bedrijvigheid 5.3 Mobiliteit 5.4 Duurzame energieopwekking 5.5 Eigen gebouwen energiezuiniger
7 7 7 8 11 14 15 16
6
De volgende stappen
17
7
Conclusie
19
8
Bijlagen
20
2/46
1 Utrecht klimaatneutrale stad in 2030 Eén van de grote maatschappelijk vraagstukken van deze tijd is de route die we moeten gaan naar een klimaatneutrale stad. Het gebruik van fossiele brandstoffen is zo bepalend voor de huidige maatschappij, dat niets minder dan een transitie van het bestaande (fossiele) regime nodig is. De afgelopen jaren komen steeds meer bewoners en bedrijven in beweging om de energievoorziening in hun omgeving te veranderen. Of het nu gaat om het verlagen van de energielasten, de wens om minder afhankelijk te zijn van fossiele brandstoffen of om een bijdrage te leveren aan het vraagstuk rondom de klimaatverandering: de transitie naar een duurzame energievoorziening is een gedeelde ambitie. Het brede draagvlak voor de energietransitie blijkt ook uit het SER-Energieakkoord, dat begin september 2013 tot stand kwam. Ruim veertig organisaties, zoals werkgevers- en werknemersorganisaties, natuur- en milieuorganisaties, maatschappelijke en financiële instellingen, maakten afspraken om de energievoorziening in Nederland te verduurzamen. Al deze organisaties zijn bereid zich hiervoor in te zetten. Dit geldt ook voor Utrecht. De gemeente heeft de ambitie om in 2030 klimaatneutraal te zijn en voorop te lopen in de energietransitie. Daarom zet Utrecht in op energiebesparing en op de verduurzaming van de energievoorziening. Energierenovatie van woningen, de installatie van duurzame energietechnologie en de economische activiteiten rondom energiebesparing en -opwekking, zorgen voor investeringen in de stad, nieuwe werkgelegenheid, meer wooncomfort en moderne bedrijven. In deze evaluatie gaan we in op de effectiviteit van de instrumenten van het programma Utrechtse Energie! We analyseren of Utrecht met het programma Utrechtse Energie! de stappen zet die noodzakelijk zijn om een transitie naar een duurzame energievoorziening tot stand te brengen. Aan de hand van het zogenoemde transitiemodel wordt bekeken in hoeverre er al een kantelpunt is bereikt en wat er nodig is om dat te realiseren. In de bijlage zijn de evaluaties van de inzet van de afzonderlijke instrumenten opgenomen.
3/46
2 De weg naar een klimaatneutrale stad Een klimaatneutrale stad betekent dat de uitstoot van broeikasgassen (lees CO2) in de stad netto nul is. De stedelijke CO2 uitstoot van Utrecht bedroeg in 2010 ongeveer 1,65 miljoen ton CO2. Ongeveer 22% van die uitstoot komt van woningen, 58% van bedrijvigheid (inclusief kantoren) en 18% van mobiliteit. In 2012 bedroeg de CO2 uitstoot in Utrecht ongeveer 1,58 miljoen ton CO2 per jaar1; een lichte daling ten opzichte van de CO2 uitstoot in 2010. Een klimaatneutraal Utrecht betekent dat er zo veel mogelijk besparingen op energie moeten worden gehaald en dat het resterende energieverbruik volledig duurzaam wordt opgewekt. Het eerste tussendoel van deze transitie is 30% energie besparen en 20% duurzame energie opwekken in de stad in 2020. Uit de studie naar het 'Potentieel energiebesparing en duurzame energie Utrecht' blijkt dat de verwachting is dat in 2030 ongeveer 28% van de totale uitstoot wordt gereduceerd door besparingsmaatregelen en 35% met de inzet van duurzame energie. In 2030 is de CO2 uitstoot in de stad dan gereduceerd tot circa 0,55 miljoen ton in plaats van de huidige 1,65 miljoen ton. Daarmee is een fundamentele ommezwaai tot stand gebracht, maar het uiteindelijke doel van 2030, namelijk klimaatneutraal, nog niet gehaald. In de komende zeven jaar is het realiseren van de beoogde CO2 uitstootreductie met 30% mogelijk als iedereen aan de slag gaat én 'alles uit de kast' wordt gehaald. Voor het besparen van energie en vergroten van duurzame energieopwekking betekent dat minimaal alle woningen in Utrecht energielabel A niveau moeten halen; in alle Utrechtse bedrijven moeten energiebesparingen van gemiddeld 30% worden gehaald; en voor de mobiliteit betekent het, dat de helft van alle personenauto's in Utrecht wordt vervangen door elektrische auto's én dat er aanzienlijk minder in de auto wordt gereden dan nu. De ambitie van een klimaatneutraal Utrecht is over zeventien jaar alleen te halen als landelijk en Europees beleid én alle partners in de stad voldoende 'rugwind' geven aan de Utrechtse ambitie.
1
Bron: gegevens Energie in Beeld, Eneco en klimaatmonitor, september 2013
4/46
3 Het verloop van een transitie Hoe komen transities tot stand en wat kan Utrecht leren van eerdere transities? Een transitie betekent een verandering van het bestaande regime (zie figuur 1). Bij een succesvolle transitie vindt een omwenteling plaats. De trend wordt ingezet door koplopers en tijdens de transitie overgenomen door volgers, het peloton. In eerste instantie gaat dit langzaam, maar een versnellingsfase volgt hierop. In deze versnellingsfase breken alternatieven van onderop door en kantelt het bestaande regime. Op dat moment verandert wet- en regelgeving, de werkwijze van grote bedrijven en de energiesector, het belastingsysteem, de mogelijkheden voor woningbouwcorporaties et cetera. Een energietransitie krijgt een gemeente nooit in haar eentje voor elkaar. Bewoners, bedrijven, (kennis)instellingen, maatschappelijke organisatie en verschillende overheden moeten samen aan de slag.
Figuur 1: De verschillende fases van een transitie. Bron: Drift Essay, Energielente op komst, 2013.
5/46
4 De eerste stap: stap: Utrechtse Utrechtse Energie brengt beweging op gang Om in Utrecht de eerstvolgende stap naar het tussendoel van 2020 te zetten is het uitvoeringsprogramma Utrechtse Energie! in 2011 gestart. Het programma heeft als doel 30% CO2 uitstoot te reduceren en 20% duurzame energie op te wekken in de stad met name door de drempels die de energietransitie hinderen, te slechten. Het bereiken van groepen bewoners en bedrijven en hen ondersteuning bieden zichzelf te organiseren en zelf te investeren geeft de benodigde energietransitie vorm. Hierbij werkt het programma van koplopers naar peloton. Op de gemeentebegroting van totaal 1,3 miljard euro is vier jaar lang 0,5% per jaar begroot om deze transitie op gang te brengen. De beschikbare gemeentelijke middelen worden zo efficiënt mogelijk ingezet waardoor synergie ontstaat. Het programma is gericht op het verleiden, ondersteunen en het in beweging brengen van bewoners, bedrijven en instellingen om te investeren in energie. Daarmee zet de gemeente in op een zo groot mogelijk multiplier effect. Investeringen moeten elkaar versterken. Dat is een voorwaarde voor de gewenste opschaling en versnelling van de energietransitie in de stad. Het programma wordt ingezet over de volle breedte van het speelveld in de stad, zodat iedereen aan de slag kan en kruisbestuivingen ontstaan. Energieverbruik kent nu eenmaal heel veel verschillende actoren. Het programma richt zich op wonen, bedrijven, mobiliteit, energieopwekking, eigen organisatie,
duurzame
samenleving,
duurzame
herontwikkeling,
monitoren
en
communiceren. In het programma zijn instrumenten ontwikkeld voor: 1. Bewoners, bedrijven, (kennis) instellingen en maatschappelijke organisaties. Zij investeren in de stad. Als zij aan de slag zijn kunnen ze elkaar helpen en leren. Bovendien werkt het soms beter als mensen elkaar (aan)spreken en stimuleren, dan als de gemeente dit doet. 2. De inzet op reeds georganiseerde verbanden. Indien er groepen zijn die een gedeeld gezamenlijk belang hebben en onderling een vertrouwensband hebben, is het makkelijker om aan de slag te gaan. Dit geldt ook bij het verduurzamen van de energievoorziening. Bovendien is de schaalgrootte van samenwerking per definitie groter dan die van een individu of een afzonderlijk bedrijf. 3. Het organiseren van aanbod en vraag in de stad en de marktpartijen daarop laten inspelen. 4. De combinatie van verleiden, stimuleren, financieel ondersteunen met handhaven als stok achter de deur. 5. De kruisbestuivingen tussen energiebesparing en duurzame energieopwekking aanjagen.
6/46
5 De resultaten van de aanpak In deze beleidsevaluatie is per deelthema gekeken welke effecten de instrumenten uit het programma Utrechtse Energie! hebben. Dit is gedaan door de beoogde werking en behaalde resultaten van de ingezette instrumenten met elkaar te vergelijken. Zo kan een analyse van de doeltreffendheid van de instrumenten worden gemaakt. Niet alle ingezette instrumenten zijn op deze wijze geëvalueerd; ze moesten in de tijdspanne dat ze lopen zichtbare resultaten hebben opgeleverd. Zo zijn, bijvoorbeeld, het revolverend fonds voor bedrijven (te kort van start om resultaten mee te nemen) en windenergie (evaluatie volgt na bestuurlijke besluitvorming) buiten beschouwing gelaten. In bijlage I zijn de resultaten van deze analyse opgenomen. In onderstaande paragrafen zijn de resultaten op deelthema niveau beschreven.
5.1 Woningen De aanpak in woningen is in het programma Utrechtse Energie! gericht op twee doelgroepen: - eigenaren en huurders van sociale woningen; - particuliere woningeigenaren en verhuurders. Het programma beoogt het slechten van de drempels, die huurders, coöperaties, particuliere verhuurders en (eigenaar)bewoners ervaren als het gaat om energiebesparing. Die drempels hebben te maken met de financiën, met "het gedoe" en met gebrek aan heldere informatie. Het energieprogramma grijpt op al deze factoren met een scala van maatregelen aan.
5.1.1 Sociale woningen Woningbouwcorporaties bezitten in Utrecht ruim 56.000 woningen, ongeveer 39% van de totale woningvoorraad. Hun huurders hebben vaak lagere inkomens, waardoor de energierekening een groot deel uitmaakt van de woonlasten. Mensen met de laagste inkomens zijn ongeveer 7,5% van hun inkomen kwijt aan energiekosten. Mensen met hogere inkomens besteden ongeveer 2,5%2. Mede daarom willen we juist in de sociale woningbouw grote stappen maken met energiezuinige woningen. Ook bereiken we via de woningbouwcorporaties grotere aantallen woningen en meer huurders. In de prestatieafspraken met de corporaties staat dat zij 3.000 labelstappen per jaar in de woningen gaan maken. Deze afspraken zijn ruimschoots gehaald: in 2012 zijn meer dan 5.700 labelstappen gemaakt. Ook zijn meer dan 600 woningen met energielabel F of G aangepakt. Om een energiebesparing van 30% in 2020 te halen is een schaalsprong nodig, in zowel aantallen woningen als in energetische verbeteringen. Om tot een dergelijke schaalsprong te komen is het noodzakelijk om nieuwe, slimme financieringsconstructies te ontwikkelen. Hiervoor
praten
we
met
banken,
woningbouwcorporaties,
installatie-,
bouw-
en
energiebedrijven. In de komende zeven jaar willen we in het project 'Hoogspringers' alle Utrechtse sociale huurwoningen met een D, E, F, of G-energielabel renoveren tot een 'nul-op-
2
Onderzoek AgentschapNL, april 2010
7/46
de-meter-woning'3. In nul-op-de-meter-woningen krijgen huurders een energierekening van nul euro. In plaats van de energienota betaalt de huurder servicekosten aan de corporatie. Het streven is om de totaalsom van huur en servicekosten lager te laten zijn dan de som van de huur en de oude energielasten. Zo krijgt de huurder meer comfort, lagere kosten en heeft hij geen last van het stijgen van de energieprijs. De corporatie krijgt de investeringen terug via de servicekosten, die zij weer inzetten voor het energetisch verbeteren van Utrechtse sociale huurwoningen.
Zo zal de kwaliteit en waarde van de Utrechtse huurvoorraad
verbeteren. Met het project 'Hoogspringers' speelt Utrecht in op de landelijke Green Deal die is afgesproken. In de Green Deal wordt op landelijk niveau de regelgeving voor de woningbouwcorporaties en de huurwetgeving onder de loep genomen. De afgelopen twee jaar is de investeringsruimte voor corporaties afgenomen. Dit komt onder andere door de teruglopende verkoop van woningen, de lage mutatiegraad bij huurwoningen en de ingevoerde verhuurderheffing. Door de verhuurderheffing dragen corporaties de komende jaren een groter deel van hun inkomsten af aan het rijk. Zij kunnen daardoor minder investeren in hun bezit en maken keuzes in de woningen die ze aanpakken.
5.1.2 Particuliere woningen Het grootste deel van de Utrechtse woningvoorraad is particulier bezit (61%), waarvan 13% particuliere verhuur is en 48% in eigendom van de bewoner is. In deze woningen zijn het de bewoners en de particuliere verhuurders zelf die aan de slag moeten voor energiebesparing. Zij hebben kennis nodig van de mogelijkheden en nemen investeringsbeslissingen. Om de bewoners over de drempel te helpen en een sneeuwbaleffect bij woningeigenaren te krijgen, zet de gemeente in op de volgende instrumenten: •
Het energiepunt wonen als fysiek en digitaal informatiepunt over energierenovatie;
•
Het nieuwsgierig maken van bewoners door het aanbieden van warmtescans en de publiciteit hieromheen;
•
Het
organiseren
van
buurtbijeenkomsten
samen
met
(vrijwillige)
energie-
ambassadeurs; •
Het financieel ondersteunen van uitgebreide energiescans;
•
Het begeleiden van bewoners in een offertetraject;
•
En het financieel aantrekkelijk maken van investeren door het aanbod van de duurzaamheidslening.
3
Definitie volgens Green Deal Stroomversnelling: Een woning (nieuwbouw of gerenoveerd) waarbij de in- en uitgaande energiestromen voor gebouwgebonden energie (ruimteverwarming, -koeling, warm tapwater gebruik) en het gebruik van huishoudelijke apparatuur (incl. verlichting) op jaarbasis per saldo nul is, onder standaard klimaatcondities zoals die gelden in Nederland en bij standaard gebruik van de woning, zoals vastgelegd in de ontwerpuitgangspunten onderbouwd door Nederlands normen.
8/46
Figuur 2 : Een schematisch overzicht instrumenten voor het onderdeel wonen.
Ongeveer 20% van de bewoners maakte op deze manier kennis met het aanbod in Utrecht. Als mensen een energieadvies laten maken, vraagt daarvan 10% een offerte aan voor het treffen van de energiemaatregelen. Dat is vergelijkbaar met de resultaten van soortgelijke aanpakken in Nederland4. Uit ervaringen in andere steden blijkt dat een massale (en kostbare) communicatiecampagne kan helpen de bekendheid verder te vergroten. Utrecht koos tot nu toe voor een bescheiden aanpak. Het toesturen van de warmtescans aan alle Utrechtse woningeigenaren, stimuleert naar verwachting de gehele aanpak voor particuliere woningen. Op dit moment ontstaan landelijk en provinciaal diverse instrumenten, die inspelen op het financieringsvraagstuk van energiemaatregelen in woningen. Het energiebesparingsfonds uit het Energieakkoord van de SER voor particuliere woningbouw wordt op een vergelijkbare manier als de Utrechtse duurzaamheidslening uitgewerkt. De geleerde lessen uit het afgelopen jaar zullen wij dan ook graag delen met het rijk Uit gesprekken met betrokkenen en (ervarings)deskundigen blijkt dat onze ondersteuning zich moet richten op:
4
Kansrijke aanpakken in gebouwgebonden energiebesparing. De particuliere eigenaar. Meer met Minder, oktober 2010.
9/46
1. De aarzeling van bewoners over de benodigde investeringen. Dit is gedeeltelijk een financieringsprobleem, maar niet alleen. De duurzaamheidslening is op dit moment nog geen populair middel om de benodigde financiering voor elkaar te krijgen. Het financieren zonder lenen, waarbij een derde partij een voorfinanciering betaalt en de woningeigenaar deze direct aflost uit zijn lagere energielasten, kan wellicht meer mensen over de streep trekken om te investeren in energiemaatregelen. 2. Een grootschalige, collectieve aanpak die tegelijkertijd oog heeft voor individuele wensen van bewoners. Niet alle woningen in een straat zijn één op één vergelijkbaar. Bovendien kiezen bewoners individueel energiemaatregelen en is er verschil tussen de wensen bewoners. Een identieke en grootschalige aanpak voor alle eigenaarbewoners moet ruimte bieden aan deze individuele wensen. 3. Marktpartijen zoals bouwbedrijven, aannemers en de installateurs nemen hun verantwoordelijkheid voor het informeren, ontzorgen en verleiden van bewoners. Op dit
moment
organiseren
enkele
Utrechtse
Installatiebedrijven
informatie-
bijeenkomsten over zonnepanelen. Aan een vergelijkbare aanpak voor andere (energie)verbeteringen werken we via de 'Blok- voor- Blok benadering'. 4. Een consistent op energiebesparing gericht landelijk beleid. Zo ontbreekt het aan een verplicht
energielabel
voor
woningen.
Bovendien
zijn
beslissingen
over
de
investeringen (zowel bij eigenaarbewoners als VvE's) lastig te overzien omdat de regelgeving regelmatig verandert, zoals het (tijdelijke?) lage BTW tarief voor aannemers en installatiebedrijven. Een meer consequent landelijk en Europees beleid kan de gekozen aanpak voor langere tijd ondersteunen. De eerste stappen richting particuliere woningbezitters zijn gezet. In relatief korte tijd is een vijfde van de bewoners van de stad bereikt met kennis van het aanbod. We zitten nu in het stadium dat early adapters tot actie overgaan. Eenvijfde is veel vergeleken met commerciële marketingacties. Om tot het kantelpunt te komen is een volledige inzet nodig op de vier bovengenoemde punten. Op dit moment werkt de gemeente aan het ondersteunen van consortia van bouw- en installatiebedrijven om de activiteiten in de stad op te schalen. Deze aanpak wordt versterkt door het SER-Energieakkoord. Het is de bedoeling dat de consortia sneller werken, meer standaardproducten en diensten aanbieden en daardoor grootschalig en goedkoper kunnen werken. Een dergelijke aanpak vindt al plaats in Tilburg en Amersfoort. De Verenigingen van Eigenaars (VvE's) zijn een bijzondere doelgroep in de particuliere woningaanpak. De eigenaars kunnen niet individueel beslissen over ingrepen in het gebouw, alleen in overleg met elkaar. Dit biedt kansen omdat enthousiaste leden andere VvE- leden op sleeptouw kunnen nemen. Het vraagt meer inzet als het gaat over de besluitvorming van investeringen, daarom organiseert de gemeente specifieke bijeenkomsten voor deze verenigingen en hun leden. Zij krijgen op maat gemaakte energieadviezen voor het complex. Bovendien kunnen zij voor investeringen gebruik maken van een specifieke lening die gebruikt maakt van een garantstelling van de provincie Utrecht. Met particuliere verhuurders wil de gemeente via de belangenvereniging van de verhuurders (Vastgoedbelang)
tot
een
aangepast
aanbod
voor
verhuurders
komen.
10/46
5.2 Bedrijvigheid Bedrijvigheid is verantwoordelijk voor ongeveer 58% van de CO2 emissies in de stad. Er is vanaf het begin ingezet op het benaderen van de grootste groepen bedrijven in Utrecht in zowel branches (bijvoorbeeld dienstverlening) als gebieden (zoals Lage Weide). Een flink aantal van de collectieve ondernemersorganisaties in de stad is nu actief bij Utrechtse Energie! betrokken, zowel via bedrijventerreinenorganisaties als via brancheorganisaties. Door de collectieve aanpak is er kennisdeling, spreken ondernemers elkaar makkelijker aan (wat vaak beter werkt dan wanneer de overheid dat doet) en komt opschaling van initiatieven eenvoudiger tot stand. Speciaal voor het onderdeel bedrijvigheid heeft Utrechtse Energie! een instrumentenmix ontwikkeld, die gericht is op het versnellen van bestaande ambities, het ontsluiten van kennis, het verleiden en stimuleren van de werkgevers. De ontwikkeling van een revolverend fonds voor deze doelgroep heeft veel tijd gekost; dit fonds is inmiddels gelanceerd. Handhaving op basis van de Wet Milieubeheer wordt ingezet als stok achter de deur. Deze combinatie van verleiden en handhaving draagt bij aan het bereiken van de gewenste resultaten. Bedrijven die participeren in één van de convenanten worden tijdelijk niet gehandhaafd. Op het moment dat zij niet meer actief participeren vervalt dit. In de afgelopen jaren is extra inzet geweest op het bezoeken van meer Utrechtse ondernemers door de handhavers
van
de
gemeente,
waarbij
zij
wijzen
op
de
mogelijkheden
van
de
stimuleringsprojecten. Dat deze aanpak van verleiden en handhaven werkt, wordt onderstreept in het SER-Energieakkoord. Daarin worden gemeenten opgeroepen om deze werkwijze te gaan hanteren. Bij het aanspreken van bedrijven sluiten we aan bij bestaande netwerken en keurmerken die voor de betreffende branche van toepassing zijn. In figuur 3 is de Utrechtse werkwijze schematisch toegelicht.
11/46
Figuur 3: Schematisch overzicht instrumenten onderdeel bedrijvigheid. De percentages verwijzen naar de segmentering van Utrechtse bedrijven in hun innovatieve resultaten (% van het totaal van aantal bedrijven) en inzet van de instrumentenmix van Utrechtse Energie!5.
Door zowel de extra inzet op handhaving als de stimuleringstrajecten zijn tot nu toe meer dan 1.000 Utrechtse bedrijven benaderd. Dit zijn vooral de grootste energieverbruikers geweest. Circa 800 werkgevers hebben geïnvesteerd in een energiescan en circa 200 werkgevers hebben zich gecommitteerd aan de doelstelling van de gemeente via deelname aan een convenant. Zij investeren hierdoor in verduurzaming van hun bedrijfsvoering. Er zijn collectieve afspraken (convenanten) met de evenementensector, de hospitality sector, de zorginstellingen,
supermarkten,
horeca,
kantoren/opleidingsinstituten
en
met
de
bedrijventerreinen Lage Weide en Rijnsweerd afgesloten. Met MKB Nederland en de ondernemersverenigingen van Overvecht en Oudenrijn hebben we een aanpak, specifiek gericht op het MKB op die terreinen. Uit de energiescans blijkt dat het besparingspotentieel 10% is voor maatregelen die vallen onder de Wet Milieubeheer en de overige maatregelen uit de projecten. Dit relatief lage besparingspercentage heeft te maken met de relatief lage energieprijs die bedrijven betalen. De aanpak van bedrijvigheid is succesvol als het gaat over het enthousiasmeren van veel bedrijven in korte tijd. Investeringen met een korte terugverdientijd zijn reeds gedaan en onderdeel geworden van een meerjarig traject. Zo hebben bijvoorbeeld 23 instellingen het kantorenconvenant ondertekend, 50% van de evenementenorganisaties verduurzaamt het eigen evenement, 60% van de Utrechtse hotelbedden is Green Key gecertificeerd, 10 zorginstellingen monitoren hun CO2 uitstoot en stellen een energieplan op, 94 supermarkten nemen maatregelen en 200 detailhandelaren zijn deel geworden van de 'Klimaatroute'. De
5
Innovatiepiramide. Een segmentatie van het MKB. EIM, Oktober 2008; vanwege de mogelijke veroudering van de cijfers louter bedoeld als indicatie.
12/46
Koninklijke Horeca Vereniging in Utrecht heeft een leidende rol gespeeld in de ontwikkeling van een horecavignet en voert deze als eerste in Nederland uit. Dit is een proef voor heel Nederland. De opschaling van individuele naar collectieve energiebesparingsmaatregelen en opwekking werkt. De komende tijd versterken we onze aanpak en zetten in op de verduurzaming van de gehele bedrijfsvoering bij de werkgevers: •
Een grootschalige energierenovatie van panden en investeringen in het primaire productieproces zijn vooral aantrekkelijk bij verhuizing, verbouwing, renovatie of vervangingsinvesteringen (de natuurlijke investeringsmomenten). Energierenovatie moet opgenomen worden in de onderhoud- en beheercycli van gebouweigenaren en bedrijven en die kennen een termijn van decennia. Werkgevers bekijken strategisch en planmatig welke investeringen wanneer worden gedaan over een langere termijn. Aansluiten bij investeringen op de natuurlijke momenten is dan het meest zakelijke en dat spreken we met elkaar af in de convenanten.
•
Het aanpassen van productieprocessen vindt plaats in de economische keten: bij de producenten, klanten en leveranciers. De druk van die leveranciers en klanten is niet te onderschatten. Die vragen vaker om verduurzaming: 60% van ondernemers krijgt periodiek vragen van leveranciers en klanten over duurzaamheid. Als eerste stap maken de producenten dan werk van het verkrijgen van duurzame keurmerken en labels. Het verduurzamen van een hele productieketen is lastig op korte termijn voor elkaar
te
krijgen.
Er
zijn
vele
(internationale)
partners
bij
betrokken
en
productieprocessen moeten worden gewijzigd. Voorlopers, zoals Desso die tapijten verhuurt in plaats van verkoopt, hebben zo'n transitie gemaakt, maar de grootste 'massa' blijkt in de praktijk niet snel tot dergelijke innovaties te komen. Druk van leveranciers en klanten kan daarbij helpen. •
Er is vaak sprake van een split incentive; de verbruiker (die de energiekosten betaalt) is vaak niet dezelfde als de eigenaar die de investeringen moet doen. Dat leidt tot tegengestelde belangen, soms binnen dezelfde organisatie. Bedrijven experimenteren nu met slimme financiële constructies en andere oplossingen om dit te doorbreken, zoals een Esco (energy service company). Utrechtse Energie! brengt die constructies onder de aandacht waar ze kan, want er is op dit terrein nog veel te winnen.
13/46
5.3 Mobiliteit Het verschonen van de mobiliteit in de stad heeft naast CO2 reductie ook andere doelen zoals het verbeteren van de luchtkwaliteit. De gemeente werkt via verschillende programma's al aan de beperking van de CO2 uitstoot door mobiliteit, met name in het programma luchtkwaliteit en de uitwerking van Utrecht Aantrekkelijk en Bereikbaar. Daarom zet het programma Utrechtse Energie relatief weinig in op mobiliteit. De gemeente heeft als doelstelling dat de verwachtte groei van de automobiliteit van 30% in 2030 minimaal wordt gehalveerd. Daarmee groeit het autoverkeer dus nog wel. De inzet is gericht op een omslag in denken over mobiliteit door bijvoorbeeld meer gebruik te maken van het openbaar vervoer en de fiets. Het stimuleren van schoner vervoer, zoals elektrische auto's, maakt hier ook onderdeel van uit. Voordeel is dat de elektrische auto leidt tot minimaal 30% minder CO2 uitstoot, in vergelijking met een benzine- of dieselauto. In het uitvoeringsprogramma Utrechtse Energie! wordt extra ingezet op het stimuleren van mobiliteitsmanagement bij bedrijven. Recent onderzoek door Utrechtse Energie! bij de U15 (de grootste 15 Utrechtse bedrijven) laat zien dat de CO2-footprint van de U15 bedrijven soms voor 50% of meer door hun automobiliteit wordt bepaald. Via mobiliteitsmaatregelen zoals het aanpassen van de leasecontracten, gedragsmaatregelen en mobiliteitsbudgetten verminderen bedrijven hun CO2 uitstoot. De schatting is dat er anno 2013 ruim 600 elektrische auto's in Utrecht rijden. Ondanks deze hoopvolle ontwikkeling is een maatschappelijk kantelpunt nog niet in zicht. Oorzaken hiervan zijn: •
Vanuit Europese en landelijke regelgeving wordt een weinig ambitieus bronbeleid gevoerd. Autofabrikanten kunnen auto's maken die veel zuiniger zijn of op alternatieve brandstoffen rijden zodat de transitie een versnelling krijgt. Echter, Duitsland probeert een strenger en effectief bronbeleid voor de auto-industrie juist uit te stellen. De versnelling is niet op korte termijn te verwachten.
•
Er zijn ingrijpende maatschappelijke keuzes nodig om (auto) mobiliteit verder terug te dringen. Hierin spelen veel belanghebbenden een rol.
De komende tijd zet Utrecht, naast openbaar vervoer, fiets en elektrisch vervoer, in op mobiliteitsmanagement bij grote bedrijven. We sluiten hierbij aan bij de projecten vanuit het onderdeel bedrijvigheid, bij de maatregelen en netwerken vanuit de U15 en richten ons op bedrijven die een groot wagenpark hebben. We verwachten hiermee de synergie in het onderdeel bedrijven te versterken, omdat de meeste bedrijven knelpunten ervaren in de (auto)mobiliteit. Het programma Goederenvervoer zet in op uitbreiding van succesvolle stadsdistributie concepten als de cargohopper en de bierboot. Met verladers en transporteurs werken we aan efficiëntere en schonere bevoorrading vanuit een gezamenlijke hub naar het winkelgebied in de binnenstad. In een Green Deal met andere grote steden maken we afspraken om massa te maken en voorbij het kantelpunt te komen zodat de stedelijke logistiek in stappen zeroemissie wordt.
14/46
5.4 Duurzame energieopwekking In 2020 willen we 20% duurzame energie opwekken in de stad. Om deze doelstelling te bereiken, zetten we, naast energieopwekking 'aan huis' in op grootschalige projecten. Onder meer het verduurzamen van de warmte via een biomassacentrale, het opschalen van de warmte- koudeopslag in Utrecht en, als de gemeenteraad ermee instemt, een windpark op Lage Weide, leveren aan deze doelstelling hun bijdrage. Ook stimuleert de gemeente de plaatselijke opwekking van elektriciteit en warmte door zonne-energie direct bij woningen, scholen en bedrijven. Voor zowel een biomassacentrale als het windpark op Lage Weide lopen op dit moment ruimtelijke plantrajecten. De biomassacentrale kan de jaarlijkse warmtevraag voor de stadsverwarming in Utrecht vergroenen. De lokale energiecoöperatie Energie-U heeft het initiatief genomen tot het ontwikkelen van een windmolenpark (15 MW). Bij uitvoering van deze initiatieven wordt het aandeel duurzame warmte en elektriciteit in de stad flink vergroot. De aanschaf van zonnepanelen door bewoners stimuleren we via een collectieve regeling. We zien dat deze aanpak werkt. Huiseigenaren die zelf al de beslissing hebben genomen om zonnepanelen aan te schaffen, overtuigen vaak hun buren om hetzelfde te doen. In sommige buurten leidde dit tot een gemeenschappelijke en lagere inkoopprijs van de panelen. Landelijk staat Utrecht nu op de vijfde plek als het gaat om totaal geïnstalleerd zonvermogen. Het afgelopen jaar is in totaal 1,6 MW aan zonvermogen in Utrecht geplaatst (in 2010 bedroeg het geïnstalleerd zonvermogen in Utrecht minder dan 0,6 MW6). Verschillende wijkinitiatieven geven aan dat zij nu verder gaan met energiebesparing in hun wijk, zoals woningisolatie, zonneboilers et cetera. Daarnaast zijn ongeveer 1.500 Utrechtse bedrijven via accountants geïnformeerd over de mogelijkheden om investeringen in zonneenergie via de belasting gedeeltelijk terug te krijgen. Instrumenten als de Zonatlas en de Zonnepanelencalculator zijn beschikbaar gesteld om bewoners en bedrijven te ondersteunen bij hun keuzes als het gaat om zonne-energie. Naast zonne-energie stimuleert de gemeente duurzame warmte (warmte- koudeopslag) via het
Energiepunt
Bodem. Het
doel
daarvan
is
initiatiefnemers
zoveel
mogelijk
te
ondersteunen in kennis over onder andere warmte- koudeopslag, het versnellen van het vergunningstraject en het verbeteren van de bestaande systemen in Utrecht. Het loket helpt initiatiefnemers om de potentiële CO2 -reductie van warmte koudeopslag in Utrecht zo optimaal mogelijk te benutten. Met dit alles zetten we de eerste stappen op weg naar 20% duurzame energieopwekking. Als ongeveer de helft van alle huishoudens zonnepanelen op de daken heeft, wordt er 140 MW aan zonne-energie omgezet in elektriciteit. Dit levert een bijdrage van ongeveer 3% aan de doelstelling voor duurzame energieopwekking. Daarnaast zijn grootschalige duurzame energieprojecten dus zijn broodnodig om de doelstelling van 2020 binnen bereik te houden.
6
Bron: gegevens Stedin, 2013.
15/46
5.5 Eigen gebouwen energiezuiniger Het energiezuiniger maken van de eigen gebouwen levert een bijdrage aan het verminderen van de CO2 uitstoot in de stad van minder dan 1%. Toch vinden wij deze aanpak van belang, omdat de gemeente hiermee laat zien aan andere vastgoedeigenaren, huurders en bewoners in de stad dat het mogelijk is om bestaande gebouwen te verduurzamen. De gemeente gaat de komende jaren alle energiemaatregelen aan bestaande gemeentelijke gebouwen doorvoeren die binnen vijftien jaar worden 'terugverdiend'. Tot voor kort namen we alleen de maatregelen die zich binnen tien jaar terugverdienden. Ingrepen aan het casco van het gebouw zelf (ramen- en gevelisolatie) zijn dan soms toch nog niet rendabel. Door deze maatregelen op een natuurlijk onderhoudsmoment te treffen, is de rentabiliteit van de maatregel hoger. Om vaart te maken en de 30% energiebesparing in de eigen gebouwen te realiseren, investeren we via het programma Utrechtse Energie! extra geld in het maatschappelijk
vastgoed.
Met
dit
extra
geld
kunnen
de
investeringen
in
het
maatschappelijk vastgoed zonder financiële risico's worden doorgevoerd. Bij de aanpak van bestaande schoolgebouwen is het gelukt om mee te liften met de zogenoemde
'binnenmilieumaatregelen',
waardoor
meer
energiemaatregelen
mogelijk
waren. Door het risico voor schoolbesturen te minimaliseren door als gemeente garant te staan, zijn de schoolbesturen in staat om de energiemaatregelen te treffen in hun schoolgebouwen.
16/46
6 De volgende stappen Het uitvoeringsprogramma Utrechtse Energie! zet bewoners en bedrijven in beweging en geeft een opmaat naar versnelling van de beoogde energietransitie. Van iedere geïnvesteerde euro door de gemeente is het multiplier effect op dit moment een factor drie als we kijken naar de aanpak bij de particuliere woningeigenaren en een factor vijf bij de investeringen in zonne-energie. De investeringen leiden ook tot positieve effecten op de werkgelegenheid. Recent onderzoek7 toont aan dat energiebesparing in de bestaande woning- en utiliteitsbouw positieve effecten heeft op de werkgelegenheid. Bovendien zorgen de investeringen ervoor dat de waarde van het vastgoed behouden blijft. Uit onderzoek8 blijkt dat kantoren met 'niet-groene' energielabels (labelklasse D of lager) een huurprijs realiseren die ruim 6% lager ligt dan vergelijkbare gebouwen met een beter energielabel (label C of hoger). Woningen voorzien van een energielabel worden sneller verkocht en kopers betalen gemiddeld 6.000 euro9 meer voor een beter energielabel. Wat kan de gemeente de komende jaren toevoegen aan de energietransitie van de stad? 1. De energietransitie van Utrecht (en Nederland) is pas net begonnen. De diverse subsidieregelingen, revolverende fondsen (duurzaamheidsleningen voor huurders, woningeigenaren en het energiefonds voor bedrijven) vervullen een aanjaagfunctie voor de opschaling van de huidige projecten. In de komende jaren ligt de nadruk op het doorzetten en opschalen van de bestaande en in collectief verband gerichte projecten. Koplopers in de transitie verdienen ondersteuning van de gemeente. Uiteindelijk vormen zij de kritische massa die de energietransitie in Utrecht de versnelling kan geven die nodig is. 2. We gaan door met de mix van stimuleren én handhaven. Juist de koplopers vragen ons dit te blijven doen, zodat 'free riders' (bedrijven die zich ontrekken aan hun verantwoordelijkheid) geen kans krijgen. De handhaving in de Wet Milieubeheer is daarbij een belangrijk onderdeel. 3. We stimuleren marktpartijen om onze huidige rol over te nemen, bijvoorbeeld als het gaat om het organiseren van bewonersavonden en het
opschalen van de
verduurzaming van de woningvoorraad. Als de markt er brood in ziet, dan wordt de aanpak nog efficiënter. Data over energieverbruik, kwaliteit van de woningen, opwekcapaciteiten en de benutting van de ondergrond als het gaat om warmtekoude-opslag,
kunnen
bedrijven
helpen
om
projecten
te
initiëren
en
samenwerkingspartners samen te brengen. Het ontsluiten van deze data voor die doelgroepen pakken we de komende tijd op.
7
ECN, PBL (2013) Verkenning mogelijke klimaatmaatregelen. Lokale Klimaatagenda: CO2-reductie, werkgelegenheid, kosten voor de overheid en woonlasten. PBL-publicatienummer: 1004. ECNpublicatienummer: ECN-O--13-007 8 Kok en Jennen (2011). De waarde van energiezuinigheid en bereikbaarheid: een analyse van de Nederlandse kantorenmarkt. Universiteit van Maastricht. 9 Brounen en Kok (2011) Het energielabel op de koopwoningmarkt. De laatste stand van zaken. Universiteit van Tilburg en Maastricht
17/46
4. Communicatief is de inzet gericht op netwerkcommunicatie, waarbij we ook gebruiken maken van de gemeentelijke communicatiemiddelen, zoals de website, digitale
nieuwsbrief,
Facebook,
Twitter
et
cetera.
Energieambassadeurs
en
voorlopende ondernemers vertellen het 'energie' - verhaal zelf het beste door aan anderen. Zij laten anderen zien dat het mogelijk is om daadwerkelijk aan de slag te gaan en stappen te maken. 5. Een consequent doorgevoerd gemeentelijk beleid versterkt de verduurzaming van de stad. Als gemeente ben je alleen een geloofwaardig gesprekspartner als de eigen gebouwen en wagenpark op orde zijn. Het gemeentelijke inkoopbeleid stimuleert de (lokale) groene economie. Het is vanzelfsprekend van belang, dat duurzaam energiegebruik een richtinggevende rol speelt in alle beleidsbeslissingen van de gemeente, bijvoorbeeld op het gebied van ruimtelijke ordening, mobiliteit en economische ontwikkeling.
18/46
7 Conclusie De doelstelling van een klimaatneutrale stad waarvoor de gemeenteraad in 2008 koos, is zeer ambitieus. Met het programma Utrechtse Energie zijn belangrijke stappen gezet om ‘energie’ in de stad los te maken voor deze ambitie. Corporaties hebben de eerste stappen gezet en de doelen op het gebied van energielabelstappen behaald. Eenvijfde van de bewoners is bereikt met een aanbod. De eerste groepen bewoners isoleren en plaatsen zonnepanelen; een duidelijk herkenbare beweging is in gang gezet. Grote groepen bedrijven zijn bewust van hun energiegebruik en besparingsmogelijkheden en werken constructief mee. Op het gebied van mobiliteit neemt de groei van het autogebruik af en investeert Utrecht in schone auto’s. Met verladers en transporteurs wordt in samenwerking met andere grote steden concreet gewerkt aan zero emissie voor stadsdistributie. De fase die voor Utrecht nu aanbreekt is om de stap van voorontwikkeling naar kantelpunt in de transitie te zetten. In elk van de genoemde thema's vergt dat een blijvende inzet en scala aan instrumenten. Nieuwe financieringsconstructies met corporaties, versterken van de laagdrempeligheid en vergroten van het gemak voor particuliere woning eigenaren, het vertalen van inzicht in energieverbruik bij bedrijven naar stimuleringsmaatregelen in de bedrijfsvoering, uitrollen van op gebruikers gerichte mobiliteitsmaatregelen en meer samenwerking in de stedelijke distributie. De inzet en investeringen die nodig zijn om te versnellen en verder op te schalen en zo voorbij het kantelpunt te komen, kunnen een enorme stimulans zijn voor de Utrechtse economie. Door te investeren in grootschalige energierenovatie van woningen en duurzame energietechnologie in de stad blijven de investeringen in de stad en kan Utrecht andere investeringen blijven aantrekken. De weg naar een klimaatneutraal Utrecht biedt kansen voor de werkgelegenheid. Een consequent beleid van de stad zelf en een even consequent ondersteunend beleid vanuit Europa en de rijksoverheid is daarvoor onontbeerlijk.
19/46
8 Bijlagen Inhoudsopgave fact sheets Utrechtse Energie! Onderzoeksaanpak 21 Inleiding 21 Afbakening van deze evaluatie: geselecteerde instrumenten/activiteiten 21 Visie en aanpak voor thema Wonen 23 Energieloket (Energiepunt Wonen) 24 Informeren van bewoners via direct contact 26 Duurzaamheidslening 29 Prestatieafspraken met woningbouwcorporatie 30 Visie en aanpak voor thema bedrijvigheid 32 Gebiedsgerichte aanpak: duurzame bedrijventerreinen 33 Branche aanpak: Energieconvenanten Utrecht (ECU) 36 Uitbreiding capaciteit handhaving 37 Zonne-energie bij bedrijven 38 Visie en aanpak thema "duurzame samenleving" 40 Duurzame samenleving: Initiatievenfonds "Utrechtse Energie" 40 Visie en aanpak thema Eigen Organisatie 42 Uitvoering energiebesparende maatregelen gemeentelijke gebouwen >1000 m2 en vervolgonderzoek naar gemeentelijke gebouwen <1000 m2 43 Energie-initiatief basisscholen en voortgezet onderwijs: nieuwbouw, bestaande bouw, duurzame energie en energiegebruik en gedrag 44 Revolverend fonds voor scholen en maatschappelijk vastgoed 45
20/46
Onderzoeksaanpak Inleiding Deze evaluatie van het programma Utrechtse Energie! heeft niet tot doel om alle elementen van het programma te analyseren. Reden om het evaluatieonderzoek in te perken is vooral de beperkte looptijd van het programma, waardoor de effecten van het programma (outcome) in termen van bereikte CO2 reductie nog niet zijn uitgekristalliseerd voor alle verschillende instrumenten. Deze evaluatie maakt daarom veelal een kwalitatieve analyse van de doeltreffendheid. Om de vraag naar doeltreffendheid van het beleid te beantwoorden is voor
een
aantal geselecteerde
instrumenten
beoordeeld in
hoeverre de ingezette
instrumenten de beoogde werking hebben gehad. Met andere woorden; wat was/is de verwachte causale relatie tussen activiteiten (output) van de gemeente Utrecht en een (toekomstige) vermindering van de CO2-uitstoot en blijkt dit in de praktijk ook zo te werken?
Afbakening van deze evaluatie: geselecteerde geselecteerde instrumenten/activiteiten De gemeente heeft in de Uitvoeringsprogramma's 2011-2012
en 2013-2014 een groot
aantal activiteiten benoemd. Vanwege de doorlooptijd van projecten zijn een beperkt aantal instrumenten
geselecteerd
voor
een
analyse.
Criteria
voor
de
selectie
waren:
(i)
instrumenten/activiteiten kunnen in de tijdspanne dat ze lopen zichtbare resultaten opleveren, (ii) de inzet van middelen voor deze instrumenten was relatief groot en (iii) de instrumenten hebben een verwachte uitstraling in de stad. Dit heeft geresulteerd in de instrumenten opgenomen in tabel 1. Instrumenten die zijn afgevallen zijn onder andere het Energiefonds Utrecht; revolverend fonds voor bedrijven (te kort van start om resultaten mee te nemen), windenergie (project loopt nog en heeft geen resultaten gedurende deze analyse), de initiatieven voor biomassa (nog geen resultaten gedurende deze analyse) en het onderdeel mobiliteit (relatief lage investeringen ten opzichte van investeringen overige onderdelen Utrechtse Energie!). Thema/Sector
Uitvoeringsprogramma Utrechtse Energie!: Instrumenten per thema
1.
Wonen
Prestatieafspraken met woningbouwcorporatie
2.
Wonen
Energiebesparing particuliere woningen: Duurzaamheidslening
3.
Wonen
Energiepunt "Loket" (Energiepunt Wonen)
4.
Wonen
Energieambasssadeurs/ecoteam ism woningbouwcorporatie
5.
Bedrijvigheid
Branches: Energieconvenant Utrecht (ECU)
6.
Bedrijvigheid
Branches: Duurzame kantoren
7.
Bedrijvigheid
Branches: Duurzame evenementen
8.
Bedrijvigheid
Branches: Duurzame hotels, congreslocaties, musea
9.
Bedrijvigheid
Gebiedsgerichte aanpak
10. Duurzame samenleving
Initiatievenfonds "Utrechtse Energie" Initiatieven en zon PV
11. Eigen organisatie
Vervolg onderzoek gemeentelijke gebouwen < 1000 m2+ > 1000m2
12. Eigen Organisatie
Energie-initiatief basisscholen: nieuwbouw
21/46
13. Eigen organisatie
Energie-initiatief basisscholen: bestaande gebouwen
14. Eigen Organisatie
Energie-initiatief basisscholen: energiebeheer en gedrag
15. Eigen Organisatie
Energie- initiatief basisscholen: ZonPV
16. Eigen organisatie
Revolverend fonds voor scholen en maatschappelijk vastgoed
Tabel 1: Overzicht van lijst van instrumenten/activiteiten die zijn opgenomen in het uitvoeringsprogramma's Utrechtse Energie 2011-2012 en 2013-2014 en die zijn geselecteerd voor analyse in deze evaluatie.
22/46
Visie en aanpak voor thema Wonen Het Uitvoeringsprogramma Utrechtse Energie! hanteert voor het thema Wonen een procesaanpak zoals weergegeven in figuur 2. We hebben in eerste instantie ingezet op het begin van het proces: informeren, adviseren, ontzorgen en financieren. In figuur 2 zijn de instrumenten aangegeven die we in de verschillende fasen inzetten. Figuur2: Een schematisch overzicht van instrumenten voor het onderdeel wonen.
Met de corporaties hebben we tot nu toe voornamelijk ingezet op het realiseren van de prestatieafspraken10 en het voorbereiden van een aanpak naar energienotaloze woningen.
10
Bouwen aan de stad, Utrechtse samenwerkingsafspraken gemeente en woningbouwcorporaties 2011-2015.
23/46
Energiel Energieloket (Energiepunt (Energiepunt Wonen) Wonen) Omschrijving instrument Het opzetten van een digitaal informatiepunt voor eigenaar-bewoners en huurders met (i) informatie over beschikbare (financiële) ondersteuning en activiteiten vanuit het programma Utrechtse Energie! (ii) tips en voorbeelden voor het besparen van energie en gebruik van duurzame energie. Doelstelling in het uitvoeringsprogramma was om in de eerste twee jaar minimaal 1500 vragen per jaar te beantwoorden. Beoogde werking (theorie) •
De veronderstelling is dat gebrek aan kennis over de mogelijkheden om energie te besparen een belangrijke barrière vormt voor verandering van gedrag (ook investeringen) bij
bewoners.
De
internetsite
“Energiepunt
Wonen”
moet
een
laagdrempelige
informatievoorziening zijn voor bewoners, zodat kennis over (i) energiebesparing en de toepassing van duurzame energie en (ii) beschikbare instrumenten binnen het programma Utrechtse Energie! bij de doelgroep toeneemt. •
De veronderstelling is dat door een toename van kennis bij de doelgroep zij gebruik gaan maken van de instrumenten die worden ingezet binnen het programma Utrechtse Energie! zoals de warmtescan en het energieadvies en dat dit uiteindelijk leidt tot een versnelling van het tempo van energiebesparing in woningen en CO2 reductie (samen met de andere instrumenten).
Relatie met andere instrumenten •
Gemeente: Duurzaamheidlening
•
Gemeente: Initiatievenfonds Utrechtse Energie!
•
Gemeente: Energieambassadeurs
Analyse indicatoren IND #1: Bekendheid van het Energiepunt Wonen bij huurders en eigenaar-bewoners Totaal kent 54% van de eigenaar-bewoners en 40% van de huurders het aanbod van de gemeente als het gaat om energie. Bij die mensen is het energiepunt wonen bekend bij: 18% van de huurders 25% van de eigenaar bewoners11.
11
Bron: Bewonerspanel juni 2013 over wonen en energie; Gemeente Utrecht
24/46
12
13
nov-13
okt-13
sep-13
aug-13
jul-13
jun-13
mei-13
apr-13
mrt-13
feb-13
jan-13
dec-12
nov-12
okt-12
sep-12
aug-12
jul-12
jun-12
mei-12
apr-12
mrt-12
feb-12
aantal aanvragen
nov-13
okt-13
sep-13
aug-13
jul-13
jun-13
mei-13
apr-13
mrt-13
feb-13
jan-13
dec-12
nov-12
okt-12
sep-12
aug-12
jul-12
jun-12
mei-12
apr-12
mrt-12
feb-12
Aantal unieke bezoekers website
IND #2: Aantal unieke bezoekers aan de website Energiepunt Wonen12 800
700
600
500
400
300
200
100
0
IND #3: Aantal aanvragen voor warmtescan en/of energieadvies op maat via website13 350
300
250
200
150
100
50
0
Bron: Webstatistieken, 2013. Gemeente Utrecht Bron: Webstatistieken, 2013. Gemeente Utrecht.
25/46
IND #4: Aantal huurders en eigenaar bewoners dat een warmtescan heeft opgevraagd ten opzichte van aantal beschikbare scans Totaal zijn warmtescans beschikbaar van 60.000 woningen, 42 scholen en 71 VvE’s; er zijn circa 10.000 warmtescans verstrekt; 15% van het totaal aantal beschikbare scans. Aanvankelijk is ervoor gekozen om bewoners zelf de warmtescan te laten ophalen om hun privacy te respecteren. Sinds april 2013 kan de warmtescan digitaal worden opgevraagd. Dit leidde in de maanden april, mei en juni 2013 tot een toename van het aantal aanvragen via de website. Door extra media-aandacht en de roulerende MUPI in de stad waarmee de warmtescan via een app layar opgevraagd kan worden, neemt het aantal aanvragen toe. Inmiddels is besloten om de warmtescan aan iedere huiseigenaar ter informatie toe te sturen. Conclusies/beschouwing •
Bekendheid van het Energiepunt Wonen en bijbehorende producten is redelijk onder de doelgroep eigenaar/bewoners. Het aantal bezoekers van de website fluctueert; er is een piek in bezoekers en aanvragen te zien op het moment dat er een nieuw product/dienst wordt gelanceerd. Aangezien het Energiepunt Wonen zich primair op eigenaar-bewoners richt is het te verwachten dat de bekendheid onder huurders lager is evenals het aanbod van de producten. Via Energiepunt Wonen worden huurders doorverwezen naar digitale energie-informatie van de corporaties.
•
Sinds de warmtescan digitaal kan worden opgevraagd is het aantal bewoners dat de warmtescan aanvraagt behoorlijk toegenomen.
•
In de interviews kwam naar voren dat de zichtbaarheid van het loket groter wordt als we ook een fysiek loket in de stad openen. Vanuit het initiatievenfonds Utrechtse Energie! zijn een drietal initiatieven ondersteund die een fysiek informatiepunt in de wijk voor energierenovatie door bewoners willen vormen. De eerste resultaten van deze projecten zijn begin 2014 beschikbaar. Overigens geeft 57% van de bewoners aan vooral informatie via internet te willen krijgen, 4% wil informatie via een (gemeentelijke) balie krijgen14.
Informeren van bewoners via direct contact Omschrijving aanpak Het
informeren
van
bewoners
over
de
mogelijkheden
van
energiebesparing
door
bewonersbijeenkomsten en de inzet van energieambassadeurs. Het werven en opleiden van energieambassadeurs
in
Utrecht
startte
in
West
en
Kanaleneiland
Zuid.
Deze
energieambassadeurs informeren buurtbewoners en kennissen en enthousiasmeren hen om aan de slag te gaan met energiebesparende maatregelen en duurzame energie. Onderdeel van deze aanpak vormt (financiële) ondersteuning vanuit de gemeente in de vorm van gratis warmtescans, het organiseren van bewonersavonden en een gesubsidieerd energieadvies op maat. Beoogde werking (theorie) •
De veronderstelling is dat gebrek aan kennis over de mogelijkheden om energie te besparen een belangrijke barrière vormt voor verandering van gedrag en het doen van investeringen bij bewoners. Verder is de veronderstelling dat algemene informatie alleen
14
Bron: Bewonerspanel juni 2011 over wonen en energie; Gemeente Utrecht
26/46
(b.v. via campagnes en een digitaal loket) onvoldoende is om gedragsverandering te bereiken en actiebereidheid te vergroten en dat een directe benadering van buurtgenoten (peers) nodig is en beter werkt. •
Energieambassadeurs die afkomstig zijn uit de wijk maken buurtgenoten enthousiast voor energiebesparing bijvoorbeeld door het organiseren van bewonersavonden voor zowel individuele bewoners als Vereniging van Eigenaars (VvE’s). Dit leidt tot vergroting van de kennis over energiebesparing en duurzame energie en leidt uiteindelijk tot (gezamenlijke) initiatieven om te investeren in maatregelen. De aanpak in de twee voorbeeldwijken (West en Kanaleneiland) moet een 'sneeuwbaleffect' veroorzaken, zodat uiteindelijk een netwerk van energieambassadeurs ontstaat in de hele stad Utrecht. Dit leidt tot een versnelling van het tempo van energiebesparing en CO2 reductie (samen met de andere instrumenten).
Relatie met andere instrumenten •
Gemeente: Duurzaamheidslening
•
Gemeente: Energiepunt Wonen (warmtescans en energieadviezen op maat)
•
Gemeente: Initiatievenfonds Utrechtse Energie!
Analyse indicatoren IND #1: Aantal energieambassadeurs die actief is geworden in de wijken. •
Eind 2012 waren in wijk West 14 energieambassadeurs actief en 1 in Kanaleneiland. Bij de start van het uitvoeringsprogramma Utrechts Energie! in West liepen al veel initiatieven waarbij aangehaakt kon worden. Eind 2013 zijn er 29 energieambassadeurs verspreid over bijna alle wijken en staan er 10 op de wachtlijst.
•
Op Kanaleneiland blijkt het moeilijker om bewoners te enthousiasmeren. Dit heeft o.a. te maken met het feit dat hier meer huurders zijn en minder eigenaar-bewoners zoals in West. Andere manieren om energieambassadeurs te werven of bewoners te benaderen in Kanaleneiland hebben nog niet tot succes geleid. Op dit moment hebben woningbouwcorporaties niet veel plannen voor grootschalige renovatie waardoor activering van bewoners vanuit die hoek niet vanzelf spreekt.
IND #2: Aantal bijeenkomsten dat is georganiseerd en aantal eigenaar-bewoners dat hiermee is bereikt. •
Tot en met november 2013 zijn er 58 bijeenkomsten georganiseerd, waaraan ruim 3300 mensen hebben deelgenomen. Hiervoor zijn 66.000 huishoudens uitgenodigd. In de buurten waar bijeenkomsten zijn geweest is het bereik hoger dan in andere buurten.
•
21 VvE's (die in totaal ruim 1.100 appartementen representeren) hebben een aanvraag ingediend voor een infobijeenkomst.
•
De organisatie van de bijeenkomsten lag tot nu toe nadrukkelijk bij de gemeente. Ambassadeurs zijn met name verantwoordelijk voor het werven van deelnemers voor de bijeenkomsten.
•
De laatste tijd is er een lichte verschuiving naar meer eigen initiatieven en faciliteert de gemeente de bewonersavond.
•
Het organiseren van bewonersavonden kost relatief veel tijd en inspanning.
27/46
IND #3: Aantal deelnemers aan bijeenkomsten die vervolgactie hebben ondernomen (bijvoorbeeld uit laten voeren van een energieadvies op maat, investeringen in maatregelen) •
Er zijn 2.400 energieadviezen op maat opgesteld. Hiervan zijn er ruim 1.600 op de bewonersavonden aangevraagd. Ruim 800 zijn nagekomen aanvragen of via de website energiepunt wonen aangevraagd.
•
Ongeveer 14% van de mensen die een energieadvies laten maken vragen een offerte aan. Daarvan voert 70% de energiemaatregelen uit.
•
In wijk West namen deelnemers aan de bewonersavonden vrijwel allemaal een energieadvies op maat af. Hierbij moet worden opgemerkt dat dit advies in West bij de start van het programma gratis was (mensen krijgen nu een tegoedbon die geïnd kan worden na uitvoeren van maatregelen).
•
Een groot aantal eigenaar-bewoners neemt energiemaatregelen. Eén op de tien huiseigenaren (11%) heeft een HR ketel aangeschaft of vervangen en 10% plaatste dubbelglas. 24% van de ondervraagde mensen zegt dat hun woning energiezuinig genoeg is. In 79% van de koopwoningen is dubbelglas en in 66% is dakisolatie aanwezig15. In een representatief bewonersonderzoek meldt 84% van de ondervraagden dubbelglas en 42% dakisolatie in hun woning te hebben16.
IND #4: “Sneeuwbaleffect” van aantal energieambassadeurs in de stad Utrecht, aantal bijeenkomsten in andere wijken dan de voorbeeldwijken en ondernomen vervolgacties. •
In totaal zijn er circa 30 ambassadeurs actief in de stad en staan er 10 klaar om te beginnen, met name in de wijken West, Oost, Noordoost en Leidsche Rijn.
•
Op dit moment organiseren ambassadeurs grotere bewonersavonden. Op deze avonden komen ongeveer 100 mensen af waarvan circa 1/3 een energieadvies op maat aanvraagt.
•
Het aantal mensen dat een energieadvies op maat aanvraagt daalt. Dit heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat dit niet meer gratis is (zoals bij de start in West). Mensen krijgen een tegoedbon als ze een energieonderzoek uit laten voeren: wanneer ze daadwerkelijk maatregelen treffen, kunnen ze met de tegoedbon naar de gemeente gaan en de kosten voor het energieonderzoek (à 200 euro) alsnog vergoed krijgen.
Conclusies/beschouwing •
Succesfactoren voor de aanpak in de wijk West zijn dat wordt aangesloten bij reeds opgestarte activiteiten en dat de wijk veel eigenaar-bewoners heeft en kleine VvE’s kent.
•
Een aanpak met energieambassadeurs was in Kanaleneiland niet succesvol en het is niet gelukt een groep van energieambassadeurs in die wijk te werven.
•
Wijken met een groter aandeel huurders (zoals in Overvecht en Kanaleneiland) vragen een andere aanpak, zoals meer samenwerking met woningbouwcorporaties en/of het aanbieden van concrete producten zoals zonnepanelen en het koppelen van energie en leefbaarheid te (comfort en binnenmilieu).
•
Het doel is dat op termijn alle bewonersavonden door de energieambassadeurs zelf worden georganiseerd. Een punt van zorg is de continuïteit van deze aanpak. Het is onzeker of mensen energie blijven steken in deze avonden als de ondersteuning van de gemeente minder wordt.
15 16
Bron: bewonerspanel juni 2013; Gemeente Utrecht Bron: Utrecht Monitor 2013; Gemeente Utrecht
28/46
Duurzaamheidslening Omschrijving instrument Via
het
Stimuleringsfonds
Volkshuisvesting
Nederland
(SVN)
kunnen
particuliere
woningeigenaren en huurders een lening afsluiten voor de financiering van energiebesparende maatregelen. De lening kent gunstige voorwaarden waaronder een korting op de marktrente. Beoogde werking (theorie) •
De veronderstelling is dat gebrek aan financiële middelen en de relatief lange terugverdientijd van maatregelen een barrière vormt voor bewoners (individuen en VvE's) om te komen tot investeringen in energiebesparende maatregelen en duurzame energie. Door het beschikbaar stellen van een lening tegen gunstige voorwaarden komen financiële middelen beschikbaar.
•
De veronderstelling is dat daarmee maatregelen worden geïmplementeerd die anders niet waren getroffen, of dat maatregelen eerder worden geïmplementeerd dan zonder de lening. En daarmee wordt het tempo van energiebesparing en toepassing van duurzame energiebronnen verhoogd.
Relatie met andere instrumenten •
Gemeente: Energiepunt Wonen
•
Gemeente: Energieambassadeurs
•
Rijksoverheid: het op te zetten Nationaal EnergieFonds (NEF)
Analyse indicatoren IND #1: Bekendheid van de lening •
Mensen die energieadvies op maat hebben laten maken waren/zijn op de hoogte van het bestaan van de duurzaamheidslening.
•
Uit het bewonerspanel 201317 blijkt dat van de bewoners die het aanbod van de gemeente kennen, 4% de duurzaamheidslening kent. Bij huurders is dit 2%.
•
Het aantal aanvragen blijft achter bij de verwachting. Dit kan te maken hebben met de onbekendheid van het instrument of dat bewoners die energieadvies op maat hebben aangevraagd voldoende middelen hebben om de maatregelen zelf te financieren. Ook kan het zijn, dat mensen in deze tijd terughoudend zijn om een lening aan te gaan.
IND #2: Aantal aanvragen leningen •
Er zijn 115 informatieverzoeken over de duurzaamheidlening aan de gemeente gedaan. 30 bewoners hebben een aanvraag bij SVn ingediend; 23 bewoners hebben een lening afgesloten. Zeven aanvragen zijn afgewezen, omdat de kredietwaardigheid van de aanvragers als onvoldoende werd beoordeeld.
IND #3: Type maatregelen waarin is geïnvesteerd door de aanvragers en soort aanvragers •
Aanvragers zijn op dit moment vooral particuliere woningeigenaren. De investeringen betreffen 1) zonnepanelen, 2) dakisolatie en 3) isolerend glas.
17
Bewonerspanel juni 2013, Gemeente Utrecht
29/46
IND #4: Wat is effect geweest van lening op treffen van extra/andere maatregelen en/of het naar voren halen van investeringen? •
25% van de aangevraagde leningen is afgewezen, omdat de kredietwaardigheid als onvoldoende is beoordeeld. Het is waarschijnlijk dat de aanvragers de middelen niet hebben
om
te
investeren
in
energiebesparende
maatregelen.
Een
zorgvuldige
krediettoets door SVn is noodzakelijk als (wettelijke) zorgplicht naar de aanvragers toe. •
41% van de bewonerspanelleden18 zegt geen energiemaatregelen te nemen omdat ze die te duur vinden.
Conclusies/beschouwing •
Het aantal aanvragen is nog beperkt. Dit komt onder meer door onbekendheid van de regeling bij bewoners. Verder blijkt dat ongeveer 20% van de aanvragers niet door de krediettoets komt.
•
De duurzaamheidlening heeft een 'attentiewaarde' en bereikt de beoogde doelgroep.
•
Het lijkt erop dat het instrument de bestaande financiële barrière voor de aanvrager niet altijd kan slechten, doordat aanvragers niet door de krediettoets komen of omdat mensen niet bereid zijn een lening voor het nemen van energiemaatregelen aan te gaan.
Prestatieafspraken met woningbouwcorporatie Omschrijving instrument Maken van afspraken met woningbouwcorporatie over het versneld energiezuiniger maken van hun woningvoorraad voor de periode tot 2020, waarbij de gemeente Utrecht inzet op een reductie van de CO2-uitstoot met 30% in 2020. In bouwen aan de stad zijn prestatieafspraken opgenomen voor het maken van 3.000 labelstappen per jaar. Nieuwbouw krijgt energielabel A, streven bij renovatie is energielabel B. In de loop van het programma in 2013 is het project Hoogspringers toegevoegd. Hierbij kijken woningbouwcorporaties of grootschalige renovatie van woningen naar Nul Op de Meter haalbaar is om de schaalsprong te maken. Uiteindelijk heeft dit project tot doel alle woningen met een label van D of lager in de komende zeven jaar te renoveren tot een 'nul op de meter woning'. Beoogde werking (theorie) De prestatieafspraken moeten ertoe leiden dat de corporaties sneller overgaan tot het treffen van energiebesparende maatregelen en meer maatregelen treffen dan ze gedaan zouden hebben zonder deze afspraken. Relatie met andere instrumenten •
Gemeente: Energieambassadeurs i.s.m. woningbouwcorporatie
•
Gemeente: activiteiten op het gebied van zon PV
•
Gemeente: project hoogspringers
•
Rijk: Convenant Energiebesparing Huursector (juni 2012)
•
Rijk: Corporatieheffing
•
Rijk: green deal stroomversnelling
Analyse indicatoren
18
Bewonerspanel juni 2013, Gemeente Utrecht
30/46
IND #1: Ambitieniveau van de prestatieafspraken tussen de gemeente Utrecht en de woningbouwcorporaties. •
Ambitie geformuleerd in de prestatieafspraken is dat de corporaties samen 3.000 labelstappen per jaar maken en te streven naar energielabel B bij grootschalige renovatie.
•
3.000 labelstappen per jaar is onvoldoende om een reductie van de CO2 uitstoot met 30% in 2020 te realiseren.
•
Tussen 1 januari 2012 en 1 januari 2013 hebben de corporaties gezamenlijk 5748
•
De indruk is dat de doelstelling voor de corporaties relatief eenvoudig is te realiseren. Dit
labelstappen genomen. wordt onder andere afgeleid uit het feit dat de het afgelopen jaar bijna het dubbele aan labelstappen is genomen. De verwachting is dat de komende jaren minder nieuwbouwprojecten en renovaties worden opgeleverd, omdat het productieprogramma beperkt is. Dit komt onder andere vanwege de beperkte mogelijkheden om leningen te krijgen en nieuwe rijksregelgeving. Het aantal te nemen labelstappen zal waarschijnlijk de komende jaren verminderen in vergelijking met de stappen die in 2012 zijn gemaakt. IND #2: Hoeveelheid woningen met F of G label aangepakt •
Ruim 600 van de totaal ongeveer 10.000 corporatie woningen (6%) met label F of G zijn in periode januari 2012-januari 2013 aangepakt.
•
Het gemeentelijk convenant heeft niet veel invloed gehad op het treffen van extra maatregelen ten opzichte van de landelijke afspraken die er al lopen met de corporaties.
•
De afspraken zorgen ervoor dat het onderwerp duurzaamheid op directie/bestuurlijke niveau aan de orde komt.
•
Op gebied van Zon-PV is met de Utrechtse corporaties weinig extra vooruitgang geboekt naast bestaande zon PV projecten. Met Bo-Ex wordt een proefproject opgestart met een “zonnestroomverdeler”.
Conclusies/beschouwing •
Voor realisatie van de CO2 reductie doelstelling (-30% in 2020) is het ambitieniveau in de prestatieafspraken met de corporaties onvoldoende.
•
Corporaties hebben het afgelopen jaar voldaan aan de gestelde ambitie om meer dan 3.000 labelstappen per jaar te nemen. In de samenwerkingsafspraken zijn geen sancties opgenomen
voor
het
niet
nakomen
van
afspraken.
Er
is
gekozen
voor
een
samenhangend pakket aan maatregelen waarbij geleverde prestaties van corporaties worden 'beloond' met financieel gunstige voorwaarden voor de corporaties. •
Een rem op de verdere verduurzaming van de sociale woningvoorraad is een gebrek aan financiële middelen bij de corporaties. Corporaties leveren door de corporatieheffing en afdrachten financieel in. Dit leidt tot minder nieuwbouw, minder investeringen in woningen, waaronder energiebesparing en een geringer aantal woningen dat wordt aangepakt.
•
Andere belangrijke barrière vormt het feit dat de woningbouwcorporaties de business case voor extra investeringen in energiebesparing op dit moment niet rond krijgen. De discussie over woonlasten moet daarom een prominentere plaats krijgen in het beleid (dit betreft de discussie over de koppeling tussen verlaging van de energielasten versus verhoging van de huurlasten). Dit is een onderwerp dat op landelijk niveau opgepakt moet worden. Daarnaast kan de Woonbond een belangrijke rol kunnen spelen bij de discussie over dit onderwerp en bij het creëren van draagvlak bij bewoners.
31/46
Visie en aanpak voor thema bedrijvigheid Het uitvoeringsprogramma Utrechtse Energie! zet voor het thema Bedrijvigheid in op een mix van instrumenten. Uitgangspunt van de instrumentenmix is een segmentering van bedrijven naar de mate van innovatie19, waarbij we een onderscheid maken naar koplopers, ontwikkelaars, toepassers, volgers en niet-innovatieven. Daarbij is de veronderstelling dat innovatieve
bedrijven
meer
maatschappelijk
verantwoord
ondernemen
dan
minder
innovatieve bedrijven. Het uitvoeringsprogramma Utrechtse Energie! richt zich met zijn instrumentenmix op de ontwikkelaars, toepassers, volgers en niet-innovatieven en zet een mix van dwingende en niet-dwingende instrumenten; ‘de Utrechtse mix’ in (zie figuur 3). Daarbij richt de aanpak zich in de eerste jaren op informeren en overtuigen (indirecte coördinerende ‘zachte’ aanpak) met als stok achter de deur dat we in een latere fase – indien nodig –overstappen naar handhaving (directe sturing: ‘hardere aanpak’). Binnen het uitvoeringsprogramma wordt voor de bedrijven deze mix ingezet op zowel gebiedsniveau als voor de branchegerichte aanpak. In deze evaluatie hebben we beide aanpakken geanalyseerd evenals de extra inzet op handhaving.
Figuur 3: Schematisch overzicht instrument onderdeel bedrijvigheid. De percentages verwijzen naar de segmentering van Utrechtse bedrijven in hun innovatieve resultaten (% van het totaal aantal bedrijven) en inzet van de instrumentenmix van Utrechtse Energie20.
19 20
Innovatiepiramide. Een segmentatie van het MKB. EIM, oktober 2008 Innovatiepiramide. Een segmentatie van het MKB. EIM, oktober 2008
32/46
Gebiedsgerichte aanpak: duurzame bedrijventerreinen Omschrijving gebiedsgerichte aanpak Ontwikkelen en opzetten van een collectief programma voor het verduurzamen van bedrijventerreinen
in
de
stad.
In
dit
kader
werden
o.a.
subsidies
ingezet
voor
haalbaarheidsonderzoeken, energiescans en marktconsultaties. Het uiteindelijke doel is om 2 bedrijventerreinen per jaar te verduurzamen en daarbij extra inspanning op het gebied van energiebesparing en duurzame energietoepassingen bóven de wettelijke verplichting te realiseren. Focus lag op de bedrijventerreinen Lage Weide, Rijnsweerd en MKB op Overvecht. Ook voor de Uithof zijn activiteiten uitgevoerd. Beoogde werking (theorie) •
De veronderstelling is dat met een collectieve aanpak op bedrijventerreinen meer en sneller besparingen gerealiseerd worden omdat door onderlinge contacten tussen bedrijven deze elkaar aanspreken op de mogelijkheden voor energiebesparing en dat steeds meer bedrijven aan gaan haken omdat ze niet achter willen blijven.
•
Door middel van het (i) organiseren van bijeenkomsten met ondernemers en (ii) financiering van haalbaarheidsonderzoeken en energiescans neemt de kennis bij steeds meer bedrijven over energiebesparing en duurzame energie toe en wordt het draagvlak voor investeringen vergroot.
•
Vergroting van het draagvlak leidt ertoe dat een collectief van bedrijven bereid is een convenant af te sluiten met de gemeente, waarin concrete afspraken worden gemaakt over investeringen in verduurzaming. Onderdeel van de afspraken vormt dat de gemeente handhaving bij actief deelnemende bedrijven gedurende de looptijd van het convenant opschort.
•
Het convenant resulteert uiteindelijk in concrete investeringen in energiebesparende maatregelen en duurzame energie door de bedrijven.
•
Het programma is van start gegaan op bedrijventerreinen waar de organisatiekracht van bedrijven relatief groot is of waar al eigen plannen (Lage Weide en Rijnsweerd) zijn. Op deze manier konden relatief snel resultaten worden geboekt.
Relatie met andere instrumenten •
Gemeente: Energieconvenant voor kantoren, uitvoeringsprogramma Utrechtse Energie!
•
Gemeente: Stichting
Energietransitie Utrecht, het
Energiefonds
Utrecht
van
het
uitvoeringsprogramma Utrechtse Energie! •
Gemeente: Utrechts Ondernemersfonds. Dit fonds wordt gevuld uit de OZB, betaald door alle ondernemers. De ondernemersverenigingen beslissen waar ze het geld aan willen besteden, waaronder (onderzoek naar) duurzaamheid. Als middelen uit dit fonds worden ingezet voor duurzaamheidmaatregelen, wordt maximaal 50% van de projectkosten gesubsidieerd uit het uitvoeringsprogramma.
• •
Gemeente: Verscherpte handhaving op energiebesparing in de milieuvergunning. Rijk: financiële ondersteuning voor investeringen door SDE (subsidieregeling duurzame energie), EIA (Energie-investeringsaftrek), KIA (Kleinschaligheidsinvesteringaftrek).
•
Rijk: Meerjarenafspraken (MJA)
33/46
Analyse van indicatoren IND #1: Aantal bijeenkomsten die zijn georganiseerd, aantal bedrijven per bedrijventerrein dat participeerde in deze bijeenkomsten. •
Overvecht:
Bedrijventerrein
Overvecht
huisvest
in
totaal
200
bedrijven.
De
Ondernemersverenging Overvecht (ONO) heeft ongeveer 80 leden. Aanpak is begonnen bij de 3 bedrijven die in het bestuur zitten van ONO. Deze zijn enthousiast geworden. Vervolgens is aan alle bedrijven op Overvecht die lid zijn van de ONO een brief gestuurd waarin een energiescan werd aangeboden. •
Rijnsweerd: de Stichting kantoren Rijnsweerd (SKR) is gestart met het opstellen van een Roadmap voor verduurzaming van het kantorengebied Rijnsweerd. Eigenaren denken na over hun gebouw omdat de waarde van hun vastgoed daalt als ze gebouw met een slechte energieprestatie hebben.
IND #2: Aantal haalbaarheidsonderzoeken en energiescans dat is uitgevoerd en het vervolg dat deze haalbaarheidsonderzoeken hebben gekregen (afspraken over concrete investeringen, type maatregelen etc.) •
Rijnsweerd: (1) Haalbaarheidsonderzoeken naar warmte/koudeopslag. De financiering en de wenselijke juridische organisatie voor het WKO project worden nu onderzocht. (2) Energiescan wordt uitgevoerd voor vijf gebouwen. Dit moet informatie opleveren of een business case voor WKO sluitend te maken is.
•
Lage Weide: het project is recent van start gedaan, waarbij 17 ondernemers een energiescan uitvoeren. Meer ondernemers volgen binnenkort.
•
In de binnenstad zijn 202 scans uitgevoerd, waaruit naar voren komt dat er voor bijna 20% bespaard kan worden met beperkte terugverdientijden (<5 jaar).
•
Overvecht en Oudenrijn: het aantal uitgevoerde energiebesparingscans is 40 en er zitten er 20 in de pijplijn. Inmiddels hebben we 550 bedrijven benaderd. Verschillende bedrijven hebben aangegeven geen interesse te hebben voor een energiescan.
•
Overvecht: belangrijkste redenen om nee te zeggen tegen een scan waren: (i) bedrijven hadden eerder al een scan gedaan en konden ook concrete maatregelen noemen, (ii) bedrijven hadden de brief niet goed gelezen (dachten dat het om verkoop van energie ging), (iii) bedrijfslocaties zijn zelf niet bevoegd hierover te beslissen maar alleen het hoofdkantoor.
IND
#3:
Financiële
bereidheid
van
bedrijven
om
bijdrage
te
leveren
aan
haalbaarheidsonderzoeken en energiescans. •
Rijnsweerd: De subsidie voor haalbaarheidsonderzoeken wordt ingezet als cofinanciering tot maximaal 50% van de totale projectfinanciering en maximaal 50% per deelactiviteit. De kosten van de energiescan bedragen ongeveer 5000 euro, daarvan wordt 50% gesubsidieerd, de andere helft betaalt het bedrijf zelf.
•
De gemeentelijke bijdrage in kosten voor een energiescan op Overvecht bedraagt ongeveer 200 euro. Totaal betalen bedrijven ongeveer 1000 euro voor de energiescan.
•
Het is niet bekend hoe vaak gebruik is gemaakt van de mogelijkheid om middelen uit het Utrechtse
Ondernemersfonds
in
te
zetten
voor
haalbaarheidsonderzoeken
en
energiescans. •
Voor bedrijven in de binnenstad is financiering vaak een probleem en dit wordt ook aangegeven. Om hieraan tegemoet te komen is door een private partij een organisatie
34/46
opgezet die de bedrijven kan ondersteunen. Deze organisatie heeft een financiering ontvangen vanuit het Energiefonds Utrecht. IND #4: Aantal convenanten dat is ondertekend (of intentie die is uitgesproken, ambitieniveau en het aantal bedrijven dat toetreedt tot convenanten. •
Rijnsweerd: Projectplan en convenant gereed. Ambitie: 30% CO
reductie in 2020 t.o.v.
2010 en alle gebouwen minimaal op niveau C-label. •
Lage Weide: projectplan gereed. Tot dusver zijn 17 energiescans voor bedrijven gemaakt, rapportage met analyse en bespreking op directieniveau, rapportage met analyse en advies op en locatieniveau, presentatie eindrapport en masterplan aan Industrievereniging Lage Weide. Bijkomend doel: inzicht krijgen in reële maatregelen met een terugverdientijd van ten hoogste 10 jaar. Verwachting is spin-off bij andere bedrijven.
•
Overvecht: Samenwerkingsovereenkomst (Green Deal) tussen de gemeente Utrecht, MKB Nederland en MKB bedrijven in Overvecht. Streven is om bij 200 bedrijven een energiescan uit te voeren, waarvan er uiteindelijk 50 blijvend aan de slag blijven met energiebesparing.
Conclusies/beschouwing •
Het uitvoeringsprogramma Utrechtse Energie! heeft ertoe bijgedragen dat op zowel Overvecht als Rijnsweerd ontwikkelingen zijn versneld of andere keuzes zijn gemaakt. Uit interviews blijkt dat zonder subsidie vanuit het programma Utrechtse Energie! in Rijnsweerd men niet was gestart met het thema energie, maar dat men was begonnen met andere punten uit de Roadmap.
•
De combinatie van de ‘zachte’/‘harde aanpak’ is duidelijk voor de ondernemers. In Overvecht zijn bedrijven, die “nee” hebben gezegd op de energiescan, duidelijk in beeld bij Handhaving. In Rijnsweerd is deze harde versus zacht aanpak ook duidelijk voor ondernemers.
•
Goed georganiseerde gebieden (verenigingen) worden binnen de huidige aanpak bereikt. Bij gebieden die minder goed of veel complexer (Uithof) georganiseerd zijn moet misschien een andere aanpak worden gekozen.
•
Gebrek aan financiering is binnen het MKB (soms) een probleem voor investeringen in energiebesparende maatregelen, blijkt uit de aanpak in Overvecht. Grotere bedrijven, zoals op Rijnsweerd, hebben vaak ook andere kanalen voor het organiseren van de benodigde financiering. We verwachten dat het gelanceerde Energiefonds effectief is bij vooral het MKB.
35/46
Branche aanpak: Energieconvenanten Utrecht (ECU) Omschrijving branchegerichte aanpak Vrijwillige afspraken met verschillende grote emitters om te komen tot energiebesparing en CO2 reductie (uiteindelijke doel is een CO2-neutrale bedrijfsvoering). Bedrijven/sectoren die een convenant ondertekenen, committeren zich aan een ambitie die verder gaat dan de wettelijk
verplichte
minimale
eisen.
Focus
ligt
op
bedrijven
waar
nog
geen
meerjarenafspraken mee zijn gemaakt vanuit het Rijk of de Provincie. Bedrijven die niet meedoen aan vrijwillige afspraken worden later via de handhavingsroute benaderd. Het uitvoeringsprogramma 2011-2012 had zich tot doel gesteld om overeenkomsten te realiseren met 40 bedrijven uit de top 750 CO2 emitters. Het gaat in Utrecht vaak om kantoren.
De
bedrijven
zijn
voornamelijk
geworven
uit
de
advies-
en
financiële
dienstverlening en de grotere Utrechtse scholenclusters (ROC, Hogeschool). Daarnaast zijn convenanten gesloten met de Horeca, de Hospitality, de Zorg en de Evenementensector. Beoogde werking (theorie) •
Het uitgangspunt binnen de ‘Utrechtse bedrijvenmix’ is dat bedrijven eerst de gelegenheid moeten krijgen om vrijwillig over te gaan tot het realiseren van energiebesparing
en
CO2
reductie
(de
“wortel”).
Daarbij
krijgen
de
bedrijven
ondersteuning van de gemeente. •
De veronderstelling is dat voorlopers als eerste toe zullen treden tot de convenanten. Door
hun
“voorbeeldgedrag”
wordt
ook
de
kennis
over
de
mogelijkheden
energiebesparing en CO2 reductie bij de achterblijvers vergroot. Dit leidt tot een nieuwe gezamenlijke standaard over wenselijk gedrag als het gaat om energiebesparing. •
Dit leidt tot een sneeuwbaleffect waarbij steeds meer bedrijven toetreden tot een convenant en vervolgens daadwerkelijk gaan investeren in energiebesparing.
Relatie met andere instrumenten •
Gemeente: Gebiedsgerichte aanpak, uitvoeringsprogramma Utrecht
•
Gemeente: Utrechts Ondernemersfonds
•
Gemeente: Verscherpte handhaving op energiebesparing in de milieuvergunning
•
Gemeente: Activiteiten op het gebied van zonnepanelen.
•
Rijk: Financiële ondersteuning voor investeringen bijvoorbeeld SDE (subsidieregeling duurzame energie), EIA (Energie-investeringsaftrek), KIA (Kleinschaligheidsinvesteringaftrek).
•
Rijk: Meerjarenafspraken (MJA)
Analyse indicatoren IND #1: Aantal branches dat een convenant heeft ondertekend en aantal bedrijven dat toe is getreden tot een convenant t.o.v. totaal aantal bedrijven •
Kantorenconvenant (kantoren plus voortgezet onderwijs en HBO) is ondertekend door circa 23 instellingen. Exclusief de gemeente en de Universiteit Utrecht gaat het om 48 panden. Gesprekken zijn gaande met meerdere partijen om ook toe te treden tot het convenant.
•
Convenant met evenementen: 50% van de evenementen investeert in duurzaamheid.
•
Convenant met de hospitality sector (hotels en musea): 60% van de hotelkamers beschikt over Green Key label. Daarvoor zijn 15 energierapporten opgesteld.
36/46
•
Convenant met de horeca: “Green Key label light” of Horeca Vignet is opgesteld en in 2014 worden de eerste vignetten uitgereikt. Er zijn nu 47 scans gedaan, 40 bedrijven hebben maatregelen genomen of gaan dat de komende tijd doen.
•
Convenant met de zorgsector: circa 60% van de zorgpanden is gestart met een 'Community of Practice' voor energiebesparing. Tien zorginstellingen hebben het convenant ondertekend.
•
Met de inzet van alle instrumenten hebben we bijna 50% van de top 1000 van grootste energieverbruikers bereikt. Dit is belangrijk als we weten dat 1500 bedrijven in de stad ongeveer verantwoordelijk zijn voor tweederde van de CO2-uitstoot van bedrijven in de stad.
IND #2: Ambitieniveau van de afspraken in de convenanten t.o.v. de wettelijk eisen. •
De ambities zijn hoger dan wettelijk wordt vereist (uitvoering energiemaatregelen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder). Het convenant telt een aantal stappen waaronder; i) de doelstellingen van gemeente (30% besparen in 2020) na te streven, ii) binnen een jaar na ondertekening minimaal de wettelijk vereiste energiebesparende maatregelen uit te voeren (wet milieubeheer), iii) daarnaast jaarlijks een substantieel percentage CO2 te besparen, iv) inzicht te verschaffen in hun CO2 -uitstoot, v) ervaringen en kennis te delen.
•
Reden voor bedrijven om toe te treden: 1) ze krijgen extra aandacht en kunnen aan de buitenwereld laten zien dat ze bezig zijn met energiebesparing, 2) ze krijgen begeleiding bij het treffen van maatregelen, 3) ze kunnen kennis uitwisselen met branchegenoten en 4) handhaving is uitgesteld om hen de kans te geven energiemaatregelen te nemen.
IND #3: Omvang van de (toegezegde) investeringen in energiebesparing en omvang van de reeds gerealiseerde energiebesparing. •
Er is nog geen kwantitatief beeld tot hoeveel extra energiebesparing dit heeft geleid.
Conclusies/beschouwing • •
50% van de top 1000 (in CO2-uitstoot) bedrijven is aangesloten bij een van de projecten. De Utrechtse mix moet consequent worden doorgezet, omdat handhaving een belangrijke 'stok achter de deur' is voor het nemen van maatregelen en omdat het anders oneerlijk en frustrerend is voor de "willers"..
Uitbreiding capaciteit handhaving Omschrijving instrument Extra capaciteit (2-3 fte) voor handhaving en kennisbevordering bij huidige handhavers voor de reguliere milieucontrole. Deze extra capaciteit
is onderdeel van de Utrechtse
bedrijvenmix waarbij handhaving de ‘stok achter de deur’ is voor bedrijven die niet meedoen aan een vrijwillige aanpak. De inzet op handhaving van bedrijven is in de eerste fase van het uitvoeringsprogramma beperkt ingezet. Bedrijven krijgen de kans om zich aan te sluiten bij een van de vrijwillige trajecten die de gemeente Utrecht ondersteunt.
37/46
Beoogde werking (theorie) •
Het uitgangspunt is dat naast de vrijwillige route ingezet moet worden op handhaving wanneer bedrijven niet meedoen aan vrijwillige afspraken. De veronderstelling is dat meer handhavingscapaciteit noodzakelijk is om binnen 4 jaar alle bedrijven die onder het reguliere controleregime van de gemeente vallen en niet betrokken zijn bij andere energiebesparende campagnes (lokaal, provinciaal of landelijk) een advies over energiebesparing van de gemeente krijgen. Alle maatregelen met een terugverdientijd van minder dan 5 jaar, moeten verplicht worden geïmplementeerd in het kader van de milieuvergunning.
Relatie met andere instrumenten (gemeente Utrecht en andere overheidsniveaus) •
Gemeente:
Branche
en
gebiedsgerichte
aanpak, uitvoeringsprogramma
Utrechtse
Energie! •
Rijk: Meerjarenafspraken en Wet Milieubeheer
Analyse indicatoren IND #1: Aantal extra handhavers dat is opgeleid. •
Binnen de bestaande organisatie zijn acht milieu-inspecteurs en twee vergunningverleners opgeleid.
IND #2: Aantal extra energiebesparingadviezen dat is gegeven (dus hoeveel extra t.o.v. de situatie voordat extra handhavingcapaciteit beschikbaar was en uitvoeringsprogramma Utrechtse Energie! van start ging) •
Handhaving maakt onderscheid tussen kleine, middelgrote en grootverbruikers en concentreert zich tot nu toe op middelgrote verbruikers en grootverbruikers; de zogenoemde top 1000 van energieverbruikers (1065 bedrijven). In de afgelopen twee jaar zijn 204 bedrijven/instellingen bezocht. Dit zijn bedrijven die niet via de convenanten of een gebiedsgerichte aanpak eerder zijn benaderd. In 7% van de bedrijven was geen hercontrole nodig. Bij vijf bedrijven zijn procedures voor het handhaven opgestart. De meeste bedrijven zijn de noodzakelijke maatregelen aan het doorvoeren.
Conclusies/beschouwing •
Ingezette middelen hebben geleid tot extra inzet capaciteit op de handhaving van energiebesparing. De afgelopen twee jaar zijn hierdoor 185 bedrijven extra bezocht, naast de bedrijven die meedoen aan de aanpak van convenanten, klimaatroute et cetera.
ZonneZonne-energie bij bedrijven Omschrijving instrument Een aantal activiteiten is ondernomen om zowel bedrijven als personeelsleden van bedrijven te stimuleren tot de aanschaf van zonPV. Hieronder vallen de inzet via de accountants MKB bedrijven, het opzetten van de zonnepanelencalculator en het opzetten van de zonPV regeling voor personeel.
38/46
Beoogde werking (theorie) •
De veronderstelling is dat gebrek aan kennis van regelgeving en mogelijkheden voor financiering voor MKB bedrijven een belangrijke barrière vormt bij de toepassing van zonPV. De gemeente Utrecht heeft daarom ingezet op het vergroten van de kennis bij MKB door tussenpersonen, zoals accountants die regulier contact hebben met het MKB, te wijzen op de fiscale mogelijkheden voor financiering van zonPV. Voordeel van het werken met deze intermediairen is, dat zij relateif veel MKB-ers bereiken.
•
Als voorbeeld voor andere Utrechtse werkgevers heeft de gemeente Utrecht een regeling voor zonnepanelen voor haar personeelsleden opgezet.
Relatie met andere instrumenten (gemeente Utrecht en andere overheidsniveaus) •
Rijk: fiscale regelingen EIA (Energie-investeringsaftrek) en KIA (Kleinschaligheidsinvesteringaftrek)
•
Rijk: salderingregeling
Analyse indicatoren IND #1: Aantal accountants dat is bereikt •
Ongeveer 15 accountants die met bedrijven werken zijn bereikt. Indirect zijn daarmee 1500 MKB bedrijven bereikt. Het blijkt complex te achterhalen hoeveel extra zonneenergie projecten dit heeft opgeleverd. In de komende periode worden de accountants opnieuw benaderd.
IND #2: Aantal bedrijven dat een ZonPV privé regeling opzet •
De gemeente Utrecht heeft een intern project om haar werknemers te "ontzorgen" in hun zoektocht naar een goede Zon PV aanbieder. 35 Werknemers hebben meegedaan met deze aanbieding. Het draaiboek hiervan wordt aangeboden aan andere bedrijven en instellingen.
Conclusies/beschouwing •
Het maken van afspraken met accountants is een goede manier om met weinig middelen een groot bereik te krijgen.
•
Bedrijven hebben investeringsruimte nodig om hierin te investeren. Het revolverend fonds voor bedrijven (Energiefonds Utrecht) kan hierin een faciliterende rol spelen.
•
Het rijk speelt een sleutelrol in het stimuleren van de zonne-energie bij MKB bedrijven. Als er fiscale eenvoudige en aantrekkelijke instrumenten zijn zullen MKB bedrijven makkelijker investeren in zonne-energieprojecten.
39/46
Visie en aanpak thema "duurzame samenleving" samenleving" Bij bewoners in Utrecht leven veel ideeën om de CO2 -uitstoot in de stad te verminderen. Sommige bewoners zijn zelf aan de slag gegaan, anderen vragen (financiële) ondersteuning van de gemeente. Bij de start van het uitvoeringsprogramma Utrechtse Energie! in 2011 is gekozen om bewonersinitiatieven te ondersteunen met een subsidieregeling. Een motie van de gemeenteraad schetste de uitgangspunten voor de subsidieregeling: het Initiatievenfonds Utrechtse Energie! Er is voor gekozen om zowel CO2 -ideeën van bewoners als de collectieve aanschaf van zonnestroominstallaties bij bewoners te ondersteunen.
Duurzame samenleving: Initiatievenfonds "Utrechtse Energie" Omschrijving instrument Het fonds bestaat uit 2 delen: (i) ” Initiatievenfonds Utrechtse Energie! Zonnestroominstallaties” en (ii) “Initiatievenfonds Utrechtse Energie! Initiatieven”. •
Het fonds voor zonnepanelen is bedoeld voor groepen bewoners (buren of andere kennissenverbanden), die zonnepanelen willen aanschaffen. Ze moeten collectief een aanvraag voor subsidie indienen. Dit stimuleert het opzetten en onderhouden van buurtinitiatieven en zorgt voor schaalvergroting. De subsidie op de zonnestroominstallaties bedraagt ongeveer 20% van het totaal te investeren bedrag.
•
Het Initiatievenfonds Utrechtse Energie! richt zich op groepen bewoners, vrijwilligers, leden van verenigingen en andere netwerken, die een idee hebben om de die de CO2– uitstoot in de stad verminderen.
Beoogde werking (theorie) •
Fonds voor zonnepanelen: De veronderstelling is dat bewoners geïnteresseerd zijn om in zonnestroominstallaties te investeren. Door een collectieve subsidieregeling op te zetten, is de verwachting dat enthousiaste buurtbewoners andere buurtbewoners, die nog twijfelen over zo’n aanschaf, over de streep trekken. Bovendien kan door de grotere afzet een gunstiger prijs worden bedongen. Door het beschikbaar stellen van subsidie wordt de terugverdientijd van de investering gunstiger en dus aantrekkelijker.
•
Initiatievenfonds: Het andere onderdeel van het fonds ondersteunt ideeën om CO2 besparing in de stad te realiseren bij groepen van bewoners en vrijwilligers. De ideeën moeten aanvullend en innovatief zijn ten opzichte van het uitvoeringsprogramma Utrechtse Energie! Ideeën uit de stad komen daardoor boven tafel, actieve bewoners worden ondersteund en bij gebleken geschiktheid worden opgeschaald om meer CO2 te besparen in Utrecht.
Relatie met andere instrumenten (gemeente Utrecht en andere overheidsniveaus) •
Gemeente: Energiepunt Wonen; uitvoeringsprogramma Utrechtse Energie
•
Gemeente: Energieambassadeurs; uitvoeringsprogramma Utrechtse Energie
•
Gemeente: Leefbaarheidsbudget (subsidie)
•
Gemeente: Stimulering Initiatieven Duurzame Ontwikkeling (subsidie)
•
Rijk: PV: individuele subsidieregeling zonnestroom. Stapeling van de subsidies is niet mogelijk.
40/46
Analyse Indicatoren IND #1: Bekendheid van het initiatievenfonds: beschikbaar budget versus uitputting budget •
Het budget voor fonds ZonPV is uitgeput. Er zijn ruim 500 (mede) aanvragers voor de subsidie op zonnestroominstallaties.
•
Het budget voor het maatschappelijke initiatievenfonds is voor 50% uitgeput.
IND #2: Type maatregelen waarin is geïnvesteerd door de aanvragers •
Er is ruim 1 MW zonvermogen geïnstalleerd met de gemeentelijke subsidieregeling. Dat is vergelijkbaar met het opwekken van ongeveer 850.000 kWh elektriciteit per jaar.
•
Via het initiatievenfonds gaat het om investeringen in een diversiteit van projecten, zoals energiebespaarwedstrijd studenten, investeringen in buurthuis met klusteams, opleiding waterzijdig inregelen door ROC studenten.
IND #3: Effect van subsidie op treffen van extra/andere maatregelen en/of het naar voren halen van investeringen? •
Over het algemeen zeggen aanvragers van de subsidie dat de gemeentelijke regeling financieel aantrekkelijk is en de investering in ZonPV voor hen naar voren heeft gehaald. Een aantal bewoners was er al mee bezig en de gemeentelijke subsidieregeling is het extra zetje geweest om definitief tot aanschaf over te gaan. Voorlopers hebben mensen gestimuleerd om ook tot aanschaf van ZonPV over te gaan.
IND #4: Gedeelte van de aanvragers dat maatregelen had geïmplementeerd zonder de subsidie. •
Er valt niet kwantitatief aan te geven welk deel van de aanvragers ook panelen zou hebben geplaatst als er geen gemeentelijke subsidie was.
IND #5: Gedeelte van de aanvragers dat door fonds actief is geworden op het gebied van duurzame energie? •
Uit de interviews is naar voren gekomen dat de aandacht voor duurzame energie al in ruimte mate aanwezig was.
•
In
een
tweetal
wijken
is
vanwege
de
collectieve
aanschaf
van
zonnepanelen
buurtinitiatieven ontstaan om meer rondom energiebesparing en duurzaamheid in de wijk te gaan doen. Conclusies/beschouwing •
De subsidieregeling voor de collectieve inkoop van zonne-energie is een succes. De regeling is populair bij bewoners en leidt in een aantal gevallen tot een spin-off naar andere collectieve energieprojecten in de wijk of buurt.
•
De regeling voor het ondersteunen van collectieve energie- initiatieven is wellicht minder breed bekend dan voor de subsidieregeling voor collectieve zonne-energie. Daarnaast stelden we hoge eisen aan de aanvragen voor deze subsidie: het moest leiden tot rechtstreekse CO2-vermindering, waardoor projecten, die vooral een informatie- of bewustwordingsdoel hadden, afvielen.
41/46
Visie en aanpak thema Eigen Organisatie In navolging van een eerdere uitspraak van de Raad is in het uitvoeringsprogramma Utrechtse Energie! aangegeven dat de gemeente streeft naar een CO2- neutrale organisatie in 2015. Daarmee geeft de gemeente zelf het voorbeeld, bespaart ze op haar kosten en deelt de opgedane kennis met bewoners en ondernemers in de stad. Er is ingezet op het Trias Energetica principe 1) energie besparen, 2) efficiënte inzet van fossiele brandstoffen, 3) toepassen van duurzame energie op vier onderwerpen waarop de gemeente kan sturen te weten; gemeentelijke gebouwen, eigen wagenpark, openbare verlichting en duurzaam inkopen. Voor de evaluatie ligt de focus op het energiezuinig maken en verduurzamen van de gemeentelijke gebouwen, inclusief de scholen.
Figuur 4: Aanpak voor de Eigen organisatie binnen het programma Utrechtse Energie!
42/46
Uitvoering energiebesparende maatregelen gemeentelijke gemeentelijke gebouwen >1000 m2 en vervolgonderzoek naar gemeentelijke gemeentelijke gebouwen <1000 m2 Omschrijving activiteit Voor gemeentelijke gebouwen zijn energieonderzoeken uitgevoerd. De geïnventariseerde maatregelen zijn op hun haalbaarheid en kosten getoetst en het doel is deze in het kader van het Uitvoeringsprogramma Utrechtse Energie! te implementeren. Voor de eerste jaren van het uitvoeringsprogramma richtten de energieonderzoeken zich op 30 gemeentelijke gebouwen. De ervaringen in deze pilot worden verwerkt in het Meerjarenonderhoudsprogramma van gemeentelijke gebouwen, zodat uiteindelijk alle 344 gemeentelijke gebouwen energiezuinig worden gemaakt. Beoogde output •
In
bestaande
gemeentelijke
gebouwen
wordt
door
energiemaatregelen
(zowel
energiebesparing als duurzame energie) 30% minder CO2 uitgestoten. •
De ambitie om in 2020 30% op het energieverbruik te besparen geldt nu voor ruim 300 gemeentelijke gebouwen.
Relatie met andere instrumenten •
Gemeente: Handhaving instellingen, uitvoeringsprogramma onderdeel bedrijvigheid
•
Gemeente: Aanpak scholen en energiebesparing
•
Gemeente: Strategie vastgoedportefeuille
•
Rijk: Wet Milieubeheer
•
Rijk: energielabeling publieke gebouwen
Gerealiseerde output •
23 gemeentelijke gebouwen: onderzoek naar energiebesparingmogelijkheden incl. kosten en terugverdientijd uitgevoerd.
•
7 gemeentelijke kantoren voorzien van energiezuinige verlichting.
•
Extra onderzoek naar energiezuinige maatregelen bij de Stadsschouwburg en het Centraal Museum (bij grootschalige renovatie). De maatwerkaanpassingen zijn nog niet gerealiseerd; de uitvoering van de onderhoudswerkzaamheden zijn bepalend voor het aanbrengen van de energiemaatregelen.
•
9 gemeentelijke (sport)gebouwen kregen energiezuinige verlichting
•
Slimmere verwarmingssystemen in twee sporthallen en twee zwembaden aangebracht.
•
Voor 14 gemeentelijke gebouwen is onderzoek beschikbaar met energiebesparingsmogelijkheden inclusief kosten en terugverdientijd.
•
Naar aanleiding van het gedane onderzoek worde de dertig gebouwen aangepakt.
Analyse beoogde versus gerealiseerde output •
Implementatie van energiebesparende maatregelen en toepassing van duurzame energie binnen de eigen organisatie gaat langzamer dan beoogd bij de start van het programma. Dat heeft verschillende oorzaken:
•
De gemeente is in veel gevallen de eigenaar van de gebouwen, maar niet de huurder. Dit zijn bijvoorbeeld culturele en welzijn gerelateerde instellingen. De gemeente is als
43/46
verhuurder verantwoordelijk voor de gebouwschil en de installaties, maar de huurder is verantwoordelijk voor het onderhoud van de installaties en verlichting. De investeringen worden door de verhuurder gedaan, de huurder van het gebouw krijgt een lagere energierekening. De huurder blijkt kritisch over het daadwerkelijk te besparen bedrag op de energierekening, want de huurder betaalt wel een hogere huur in verband met de gedane investeringen. Bovendien blijkt de huurder lastig te bewegen tot het zelf treffen van energiebesparende maatregelen. •
Uit
de
eerste
energieonderzoeken
blijkt
dat
de
terugverdientijd
van
veel
energiemaatregelen in gebouwen die de gemeente zelf exploiteert meer dan 15 jaar bedraagt. Dit betekent dat veel, op het eerste oog zinvolle, maatregelen niet of maar net rendabel zijn. Conclusies/beschouwing •
Toegevoegde waarde van een apart programma voor energie- en klimaatbeleid is de (i) extra aandacht voor het onderwerp, (ii) de 30% doelstelling daagt uit om verder te gaan dan de vooraf gestelde ambities (iii) extra financiële middelen voor de facilitering, waardoor o.a. een uitgebreider plan van aanpak kon worden opgesteld dan dat zonder het uitvoeringsprogramma Utrechtse Energie mogelijk was geweest.
•
Implementatie van energiemaatregelen in de gemeentelijke gebouwen gaat langzamer dan beoogd. Om een echte versnelling op gang te brengen moet er een besluit genomen worden om te investeren voorbij de logische momenten en in maatregelen met een terugverdientijd van meer dan 15 jaar. Deloitte21 heeft becijferd dat het behalen van de 30% reductiedoelstelling een totale investering vergt van 46 miljoen en daarvan is 23 miljoen niet terug te verdienen binnen 15 jaar.
EnergieEnergie-initiatief basisscholen en voortgezet onderwijs: nieuwbouw, bestaande bouw, duurzame energie en energiegebruik energiegebruik en gedrag Omschrijving activiteit Energiezuiniger maken van scholen door aan te sluiten bij “Binnenmilieu aanpak” bij scholen. Belangrijk ondersteunend instrument vormt het revolverend fonds dat is ingesteld voor scholen en maatschappelijk vastgoed (zie hieronder) Beoogde output Energiebesparende maatregelen in vijf scholen per jaar Gerealiseerde output •
28 bestaande scholen zijn onderzocht op energiebesparing- en binnenmilieumaatregelen
•
Voor 17 scholen is voor € 600.000,- aan rendabele energiemaatregelen gevonden; overige maatregelen zijn gecombineerd met het budget voor binnenmilieu (extra investering van gemeente). Ongeveer 50% van de energiemaatregelen was rendabel en 50% niet. De totale investering bedroeg € 1,4 miljoen euro.
• 21
Tien scholen zijn geselecteerd voor een zonnecentrale, waarvan al acht scholen zijn voorzien van Verduurzaming Utrechtse vastgoedportefeuille. Kansen en meerwaarde Esco's. Deloitte, september 2012
44/46
zonnepanelen. •
13 scholen namen deel aan educatieprogramma energie en duurzame energie
•
Maatregelen hebben geresulteerd in een vermindering van de CO2-uitstoot (72.500 m3 gas= 130 ton CO )
Analyse beoogde versus gerealiseerde output •
Op dit moment zijn 17 van de in totaal ongeveer 178 scholen aangepakt. In de tweede tranche zullen
naar
verwachting
minder
scholen
maatregelen
uitvoeren,
omdat
één
van
de
schoolbesturen moeilijkheden verwacht met het Ministerie van Onderwijs om het rendabele deel van de investeringen terug te betalen. Voor de tweede tranche zijn daardoor slechts 8 scholen gepland. •
Belangrijke succesfactoren zijn (1) mogelijkheid om de helft van de investeringen (het onrendabele deel) te financieren met behulp van het budget voor verbetering van het binnenmilieu en (2) mogelijkheid van garantstelling voor dalende energieprijzen via het revolverend fonds waardoor scholen geen financieel risico lopen (zie hieronder).
•
Type maatregelen dat is geïmplementeerd betrof vooral dak- en gevelisolatie, zonwering en CV installaties. De investeringen voor de zonnepanelen doet een marktpartij.
•
Het lespakket werd door een aantal scholen als te complex ervaren. Het pakket is daarom in een 'light' versie beschikbaar gekomen.
Conclusies/beschouwing •
Door het programma Utrechtse Energie! kon het programma energiebesparing "meeliften" met binnenmilieumaatregelen. Dit was zonder het programma niet gebeurd. De garantstelling via het revolverend fonds scholen en het mee investeren door de gemeente helpen schoolbesturen om te investeren. Scholen lopen daarbij op die manier geen risico.
•
Het budget voor verbetering van het binnenmilieu op scholen is getemporiseerd. Er zijn daarom op dit moment geen plannen om meer bestaande schoolgebouwen aan te pakken.
•
Van de scholen die hebben meegedaan aan het lespakket, stond iets meer dan helft op de lijst voor het "Aanvalsplan binnenmilieu". Die scholen kregen dus binnen afzienbare tijd binnenmilieumaatregelen of zijn in de zomer van 2012 al aangepakt. Net voor de verhuizing en verbouwing lijkt een goed moment om het lespakket te gebruiken.
Revolverend fonds voor scholen en maatschappelijk vastgoed Omschrijving activiteit Een revolverend fonds voor scholen en maatschappelijk vastgoed. Scholen kunnen via het fonds een lening aangaan voor rendabele energiebesparingsmaatregelen (terugverdientijd < 15 jaar) met daaraan gekoppeld gegarandeerde jaarlijkse besparingen op de energierekening op basis van een vijfjaarlijkse verrekening. Het fonds vormt een garantstelling voor eventueel dalende energieprijzen voor de scholen waar maatregelen zijn genomen. De garantstelling zorgt ervoor dat scholen daadwerkelijk financieel voordeel behalen van investeringen in energiebesparing ook als energieprijzen dalen. Om het risico voor de gemeente te beperken vindt de garantstelling plaats op basis van kengetallen en niet op basis van het daadwerkelijk energieverbruik. Beoogde output •
Middel om CO2- besparingen in bestaande schoolgebouwen te realiseren.
45/46
Gerealiseerde output •
Ruim 300.000 is vastgelegd als garantstelling voor 25 scholen.
Analyse •
Een garantstelling vanuit de gemeente is een vrij complex instrument om de risico's bij de schoolbesturen af te dekken.
•
Gezien over de lange looptijd van 15 jaar zijn de administratieve lasten beperkt. De administratieve last bedraagt op dit moment ongeveer 10% van de totale garantstelling (voor de totale looptijd). Als meer scholen een garantstelling aangaan, zal dit percentage dalen.
•
De garantstelling was een voorwaardelijk instrument om schoolbesturen tot een investeringsbeslissing te brengen. Indien er andere mogelijkheden zijn, dan kan het project efficiënter worden uitgevoerd.
Conclusies/beschouwing •
Het revolverend fonds speelt een belangrijke rol bij het overhalen van schoolbesturen om te investeren in energiebesparende maatregelen.
•
Naast een revolverend fonds is het subsidiëren van de financiële onrendabele top met het budget voor binnenmilieu noodzakelijk. Pas bij flinke stijgingen in de energieprijzen zal subsidie niet meer nodig zijn.
•
Aangezien het aanvalsplan Binnenmilieu is getemporiseerd is het onzeker wanneer meer scholen besluiten om maatregelen te nemen.
46/46