Profielwerkstuk 2014-2015 informatie en beoordelingsformulieren
(bewaar dit exemplaar zorgvuldig en neem het steeds mee naar de contactmomenten met je begeleider)
Naam:
……….……………..……………….……
Klas:
……………………………………….……
Begeleider: mw./hr. …….………...…………………
Profielwerkstuk HNL
Inhoudsopgave:
Wat is het Profielwerkstuk (PWS)?
Pagina:
3
Inleiding
3
Studielast
3
Eindproduct
3
Eindcijfer
3
Fasen van het Profielwerkstuk
4
Oriëntatie- en keuzefase
4
Onderzoeksfase
4
Schrijffase / ontwerpfase
4
Presentatiefase
4
Deadlines 2014-2015
5
Bijlagen:
6
Bijlage 1 Plan van aanpak
6
Bijlage 2 Logboek
7
Bijlage 3 Citaten, parafrasen en annotaties
8
Bijlage 4 Beoordelingsformulieren
9
2
Wat is het Profielwerkstuk (PWS)? Inleiding In de tweede fase moet iedere leerling, voordat hij of zij aan het eindexamen mag meedoen, een profielwerkstuk maken. Dit is een grote, zelfstandige onderzoeksopdracht. Het is bedoeld als een soort ‘meesterproef’. Het profielwerkstuk mag gemaakt worden voor elk van de examenvakken uit het profiel, dus ook voor Nederlands of Engels of voor het (de) grote vak(ken) uit het vrije deel. Iedere leerling heeft een vaste begeleider voor het werkstuk (bij een werkstuk over twee vakken een hoofdbegeleider en een tweede begeleider). Deze zal het werk uiteindelijk ook beoordelen. Veel leerlingen zullen het werkstuk in tweetallen maken. Het werkstuk mag echter ook individueel gemaakt worden of eventueel met een drietal, dit ter beoordeling van de begeleider. In het profielwerkstuk ligt de nadruk op de algemene vaardigheden. Dit zijn: - informatievaardigheden (informatie verzamelen en verwerken) - onderzoeksvaardigheden en/of ontwerpvaardigheden - communicatieve vaardigheden en presentatievaardigheden. Het profielwerkstuk is in de meeste gevallen een open onderzoeksopdracht. Het onderzoek kan natuurwetenschappelijk of sociaalwetenschappelijk van aard zijn. Een kritisch literatuuronderzoek is ook mogelijk. In sommige gevallen zal het onderzoek het karakter van een technisch of creatief ontwerp hebben. De werkzaamheden worden zoveel mogelijk zelfstandig uitgevoerd, ook wanneer het profielwerkstuk in een groep gemaakt wordt. Het kan voorkomen dat je vast dreigt te lopen en dat bijsturing van de pwsbegeleider nodig is. In een dergelijke situatie is het verstandig hulp te vragen aan de begeleider. Of het onderzoeksproces nu vlot of minder vlot verloopt, het initiatief om de begeleider regelmatig bij te praten ligt bij jou/jullie. Ook deze mate van verantwoordelijkheid en communicatie wordt in het gehele proces meegewogen. Studielast De studielast voor het werkstuk is 80 uur. Het werkstuk moet in deze tijd afgerond kunnen worden. Het is belangrijk dat hiermee rekening gehouden wordt bij het maken van de planning. Eindproduct: schriftelijke en mondelinge presentatie Het eindproduct is zowel een schriftelijke als een mondelinge presentatie. Naast deze twee eindproducten wordt ook het proces beoordeeld. Hierbij wordt kritisch gekeken naar de manier waarop de eindproducten tot stand zijn gekomen. Eindcijfer Het profielwerkstuk wordt afgesloten met een cijfer. Het cijfer mag niet lager zijn dan een 4. In de havo vormt dit cijfer, samen met het cijfer voor maatschappijleer, het zogenaamde combinatiecijfer. Dit combinatiecijfer telt mee voor het eindexamen; een onvoldoende hiervoor telt dus mee voor de slaagzakregeling (voorbeeld: wanneer je voor het profielwerkstuk een 4 scoort en een 6 voor maatschappijleer, dan heb je dus een 5 voor het combinatiecijfer). Met het combinatiecijfer kun je natuurlijk ook één of meer compensatiepunten binnenhalen bij een 7 of hoger. In het vwo vormt het cijfer voor het profielwerkstuk, samen met het cijfer voor maatschappijleer en algemene natuurwetenschappen, het combinatiecijfer. Dit combinatiecijfer telt mee voor het eindexamen en het cijfer hiervoor telt dus mee voor de slaag-zakregeling. In de vorming van dit combinatiecijfer is het gewicht van deze drie vakken gelijk. Bij het profielwerkstuk wordt niet alleen het eindresultaat beoordeeld. Het logboek, het aftekenen van de tussenstappen en de manier waarop het werkstuk tot stand komt spelen een belangrijke rol. De manier waarop de beoordeling tot stand komt staat beschreven in de beoordelingsformulieren (zie bijlage 4).
3
Fasen van het profielwerkstuk: Het werkstuk wordt uitgevoerd in verschillende fasen: Oriëntatie- en keuzefase: het maken van een onderzoeksvraag en plan van aanpak. Je zoekt een medeleerling om het werkstuk mee te gaan maken (tenzij je redenen hebt om het werkstuk alleen of met zijn drieën te maken). Je levert bij je begeleider een onderwerp in en bespreekt met haar/hem of het onderwerp geschikt is (contactmoment 1). Daarna maak je een plan van aanpak; dit bestaat uit een onderzoeksplan en een tijdsplan en omvat niet meer dan één A4-pagina (bijlage 1). De onderzoeksvraag en het plan van aanpak moeten worden goedgekeurd door de begeleider. Er moet een begin zijn gemaakt met het logboek. Pas wanneer aan deze voorwaarden is voldaan mag je doorgaan (contactmoment 2). Je wordt beoordeeld a.d.h.v. formulier 4a. Zorg dus dat dit formulier op tijd ingevuld en ondertekend wordt.
Onderzoeksfase: Informatie verwerven en verwerken. Dit is het zwaartepunt van het profielwerkstuk. Hieraan zul je dus de meeste tijd moeten besteden. Je houdt tijdens de onderzoeksfase het logboek goed bij. Aan het einde van fase 2 wordt bepaald of het onderzoek voldoende is geweest om de schriftelijke presentatie te gaan voorbereiden (contactmoment 3). Het logboek en de bronnenlijst moeten hier ook weer volledig bijgehouden zijn. Je wordt beoordeeld a.d.h.v. formulier 4b. Let op: gebruik het beoordelingsformulier als checklist!
Schrijffase / ontwerpfase Je gaat nu je werkstuk schrijven. Met je begeleider bespreek je vooraf het schrijftraject en de begeleiding daarvan (contactmoment 4).
Omvang werkstuk Het profielwerkstuk dient een omvang van 10 à 15 bladzijden (5000 à 7500 woorden) te hebben. Dit is exclusief titelblad, woord vooraf, illustraties, bronvermelding en eventuele bijlagen. Wees kritisch op de informatie die je verwerkt en gebruik alleen die informatie die een antwoord geeft op de onderzoeksvraag en deelvragen.
Presentatiefase: Inleveren werkstuk en presentatie op PWS-avond, eindbeoordeling Je levert je werkstuk vóór, of op de deadline in. Denk eraan dat de deadline “hard” is: er mag dan niets meer aan verbeterd worden. Later inleveren levert dus een cijfer onder de 4 op. Dan kun je dus niet meer slagen! Lever de presentatie uiterlijk een week voor de presentatieavond in. Maak een afspraak met je begeleider in deze week om je presentatie zo nodig door te spreken. Maak een afspraak om na de presentatieavond de beoordeling van het werkstuk te bespreken (contactmoment 5, formulier 4c). Je krijgt je eindcijfer dus nu pas te horen!
4
Deadlines 2014-2015: Fasen
Deadline
Beoordelingsformulier
Einde fase 1 Contactmoment 2 en beoordelingsmoment 1:
donderdag 18 september, 9.00 uur
formulier 4a ingevuld
Einde fase 2 Contactmoment 3 en beoordelingsmoment 2:
vrijdag 21 november, 9.00 uur
formulier 4b ingevuld
Afhankelijk van afspraken met docent contactmoment 4
maandag 8 december, 9.00 uur
Inleveren profielwerkstuk
dinsdag 6 januari
Inleveren presentatie van pws
dinsdag 6 januari
PWS-presentatie avond:
donderdag 29 januari, 19.00 uur – 21.30 uur
Einde fase 3 Contactmoment 5:
Vrijdag 13 februari , 9.00 uur
Gebruik formulier 4c
formulier 4c ingevuld
5
Bijlage 1: Plan van aanpak Hoofdvraag:
Deelvragen:
Hypothesen: (alleen verplicht bij bepaalde vormen van onderzoek)
Benodigde Informatie, bronnen,hulpmiddelen:
6
Bijlage 2: Logboek In het logboek komen de contactmomenten en de verrichte werkzaamheden. Vermeld van alle werkzaamheden en contactmomenten de datum. Voorzie het logboek ook van een goede reflectie op je eigen functioneren gedurende het onderzoek en het samenwerken met je begeleider en medeonderzoeker.
7
Bijlage 3:
Citaten, parafrasen en annotaties
Sorteren van het materiaal Het is onvermijdelijk dat je tijdens het verzamelen van de informatie een idee krijgt over de vorm en inhoud van je werkstuk. Om je informatie later gemakkelijk terug te vinden tijdens het schrijven van je werkstuk is het van belang om je materiaal systematisch te ordenen. Je kunt een databestand aanmaken waarin je gegevens die je uit bronnen wilt gebruiken overneemt en rangschikt naar trefwoord. Geef bij ieder ‘brokje’ informatie dat je in je databestand opneemt de vindplaats nauwkeurig aan (zie ‘Annotatie’). De noodzaak van voet- of eindnoten Behalve dat je werkstuk er netjes (vorm en taalgebruik) uit moet zien, dient het ook te voldoen aan de eis van controleerbaarheid. Dit betekent dat nauwkeurig moet worden aangegeven waar gegevens gevonden zijn en waarop conclusies zijn gebaseerd. Dit verwijzen doe je door het maken van voet- of eindnoten (bij voorkeur voetnoten). Dit wordt wel ‘annoteren’ genoemd. Hiervoor bestaan bepaalde regels (zie ‘Annotatie’). Netheid en controleerbaarheid zijn absolute vereisten voor ieder werkstuk.
Citaat en parafrase Soms is het nodig ter toelichting van je verhaal tekstgedeelten uit bronnen of literatuur over te nemen. Dit kan op twee manieren: je kunt de tekst letterlijk overnemen (citeren) of de tekst in eigen woorden weergeven (parafraseren). In de meeste gevallen verdient parafrasering de voorkeur omdat bij veelvuldig citeren de eenheid van stijl te vaak onderbroken wordt (niet prettig voor de lezer) en omdat je door parafrasering wordt gedwongen om je beter te verplaatsen in de bedoeling van de gebruikte tekst dan bij het (soms te klakkeloos) overnemen van andermans zinsneden. Probeer parafrasen en citaten zo kort mogelijk te houden en verwerk ze zoveel mogelijk in je eigen tekst. Voor citaten gelden de volgende regels: - Je plaatst een citaat tussen aanhalingstekens (‘,). - Wanneer je tekst uit je citaat weglaat zet je drie puntjes tussen haakjes: (…). - Citaten worden altijd letterlijk weergegeven (zelfs bij drukfouten!) - Wanneer je citeert uit een vreemde taal anders dan Engels, Duits of Frans, vertaal je deze tekst naar het Nederlands. Annotatie Een ‘noot’ is een soort bijlage bij een tekstfragment waarin je een aangeeft wat de oorsprong van de tekst is (verwijzende noot), of waar je een tekstfragment toelicht terwijl dit niet in de tekst zelf kan gebeuren omdat het verhaal dan te veel onderbroken zou worden of de aandacht van de lezer te veel wordt afgeleid (explicatieve noot). Probeer explicatieve noten zo min mogelijk te gebruiken. Je kunt je noten alleen aan het einde van je werkstuk plaatsen (eindnoten), maar ook onderaan de pagina waar de tekst staat die hoort bij de noot (voetnoot). Voetnoten zijn prettiger voor de lezer en hebben daarom de voorkeur. Voor annotatie bestaan vaste vormen waar je je aan moet houden. Verwijs je naar een boek, dan doe je dat als volgt: Auteur, titel, plaats van uitgave, jaar van uitgave, paginanummer. Voorbeeld: - Goor, van, J., De Nederlandse koloniën. Geschiedenis van de Nederlandse expansie (Den Haag 1994), pag. 263. Wanneer je verwijst naar tekst uit een artikel op het internet geldt dezelfde vorm, alleen moet je in plaats van de locatie van uitgave de volledige url weergeven (bijvoorbeeld: http://geschiedenis.vpro.nl/dossiers/25293129/)
8
Heeft de leerling een goed overzicht van geschikte informatiebronnen? Denk aan: - volledigheid van de informatiebronnen - betrouwbaarheid van de bronnen - variatie van de bronnen - beschikbaarheid van de bronnen
Heeft de leerling een duidelijk en realistisch plan van aanpak gemaakt en is het werk haalbaar binnen de gestelde tijd? Denk aan: - noodzakelijke activiteiten genoemd - logische volgorde van activiteiten - realistische tijdplanning - uitvoerbaarheid - (eventueel taakverdeling)
Heeft de leerling de juiste formulering van onderzoeksvraag? Heeft de leerling bij de voorlopige onderzoeksvraag de juiste deelvragen gesteld? Heeft de leerling bij de voorlopige onderzoeksvraag hypothesen opgesteld en/of verwachte uitkomsten of resultaten geformuleerd?
Heeft het onderwerp/ontwerp en de daarbij behorende (voorlopige) onderzoeksvraag een vakinhoudelijk niveau dat past bij het schooltype? Denk aan: - duidelijkheid van de vraag - inhoudelijke kwaliteit en diepgang - originaliteit
Beoordelingsaspecten
Onv.
Vold.
goed
afspraken/opmerkingen
Bijlage 4a: Beoordelingsformulier na fase 1 (in te vullen door de begeleider)
9
10
Afgetekend door:
Mag de leerling doorgaan naar de volgende fase?
Is er een begin gemaakt met het logboek?
Beoordelingsaspecten
Datu m:
Onv.
Vold.
goed
afspraken/opmerkingen
Afgetekend door:
In welke mate heeft de leerling zelfstandig gewerkt? Denk aan: - Is merendeel van het onderzoek zelfstandig gedaan? - Heeft de leerling zelf de juiste beslissingen genomen. Mag de leerling doorgaan naar de volgende fase?
Heeft de leerling de informatie/meetresultaten geordend, geschematiseerd en gestructureerd? Denk aan: - leesbaarheid en volledigheid van diagrammen, grafieken en tabellen. - geeft het concept tot nu toe vertrouwen in een goede afronding?
Heeft de leerling geschikte informatiebronnen aangeboord en / of experimenten uitgevoerd en indien nodig de onderzoeksvraag bijgesteld?
Spoort het logboek met het plan van aanpak, met andere woorden, ligt de leerling op schema?
Wat is de kwaliteit van het logboek tot nu toe? Denk aan: - - gemaakte keuzes - - overzichtelijkheid - - volledigheid
Beoordelingsaspecten
Onv.
Vold.
goed
afspraken/opmerkingen
Bijlage 4b: Beoordelingsformulier na fase 2 (in te vullen door de begeleider)
11
Consistentie en helderheid in opzet waarbij sprake is van inleiding (motivatie, aanpak), een hoofddeel en een conclusie (samenvatting, onderbouwd antwoord op hoofd- en deelvragen, daarmee samenhangende vooruitblik).(weging: 17,5%): - Delen ontbreken en/of vertonen weinig of geen samenhang en/of vertonen een behoorlijke onevenwichtigheid. Een slordig en onduidelijk gebruik van illustraties, tabellen en grafieken. cijfer: 1-5. - Alle onderdelen zijn aanwezig en vertonen een redelijke samenhang (inleiding en conclusie sporen met elkaar en het hoofddeel leidt tot een conclusie). Illustraties, tabellen en grafieken zijn tamelijk helder in relatie met het betoog. cijfer: 6-7. - Alle onderdelen zijn aanwezig en vertonen een goede samenhang (inleiding en conclusie sporen met elkaar en het hoofddeel leidt tot een conclusie), er is weinig overbodige informatie. Illustraties, tabellen en grafieken zijn helder verzorgd en hebben een duidelijke relatie met het betoog en worden goed geïnterpreteerd. cijfer: 7-8 Alle onderdelen zijn aanwezig en vertonen een goede samenhang (inleiding en conclusie sporen met elkaar en het hoofddeel leidt tot een conclusie), er is geen overbodige informatie. Illustraties, tabellen en grafieken zijn goed verzorgd en hebben een bijzonder duidelijke relatie met het betoog en worden zeer goed geïnterpreteerd. cijfer: 9-10.
Inhoud (weging: 60%):
Reflectie op het proces en logboek (weging:7,5%): - Het logboek ontbreekt of is weinig zeggend ingevuld. cijfer: 1-5. - Het logboek is aanwezig, er is enige reflectie aanwezig op de eigen aanpak, maar die gaat niet veel verder dan de feitelijke vastlegging. cijfer: 6-7. Het logboek is aanwezig, er is een beknopte, maar goede reflectie op het eigen leren, die verder gaat dan beschrijven en bevat ook een analyse van het eigen functioneren. cijfer: 8-10
Eigen initiatief, verantwoordelijkheid en samenwerking (weging: 7,5%): - Neemt een afwachtende houding aan, komt niet of slecht voorbereid naar contactmomenten met de begeleider. Reageert niet of matig. Komt afspraken niet of matig na en is niet of nauwelijks open in de communicatie. cijfer: van 1-5. - Neemt deels initiatieven, maar stelt zich soms afwachtend op, geeft weinig signalen af als het niet goed gaat. Komt afspraken meestal na en is redelijk open in de communicatie. cijfer: 6-7. - Neemt in alle fasen zelf initiatieven en verantwoordelijkheid, geeft zelf signalen af als het niet goed gaat en draagt oplossingen aan. Komt afspraken na en is open in de communicatie. cijfer: 7-8. - Neemt in alle fasen initiatieven, de begeleider hoeft nauwelijks te sturen. Komt afspraken na, is open in de communicatie en houdt goed rekening met medeleerling en begeleider(s). cijfer: 9-10.
Proces (weging: 15%):
Eindbeoordelingscriteria
cijfer
Bijlage 4c: Beoordelingsformulier na fase 3 (in te vullen door de begeleider)
12
13
Presentatie schriftelijk (weging: 10%)
Originaliteit (weging: 7,5%): - Er is sprake van een grote mate van knip- en plakwerk. cijfer: 1-5. - Er is een weinig originele vraagstelling en/of aanpak en er is een redelijke mate van ‘eigen werk’, maar her en der neigt het nog naar ‘herkauwen’ van bestaande analyse. cijfer: 6-7. - Er is een originele vraagstelling en/of aanpak en er is duidelijk een grote mate van ‘eigen werk’. cijfer 7-8. Er is een bijzonder originele vraagstelling en/of aanpak en er is een zeer grote mate van ‘eigen werk’ met unieke resultaten tot gevolg. cijfer: 9-10.
Bronnengebruik en controleerbaarheid van bronnen. (weging: 17,5%): - Er zijn voornamelijk oppervlakkige bronnen gebruikt, zoals Wikipedia en eenvoudige scholierensites. De lijst met bronnen, de bronvermeldingen (voetnoten) ontbreken en/of zijn niet correct en/of onduidelijk. De onderzoeksmethode is nauwelijks of niet verantwoord. cijfer: 1-5. - Er is, naast encyclopedische kennis, een paar relevante populair-wetenschappelijke bronnen gebruikt. De lijst met bronnen en de bronvermeldingen (voetnoten) zijn redelijk correct en duidelijk. De onderzoeksmethode is enigszins verantwoord. cijfer: 6-7. - Er is, naast encyclopedische kennis, een paar relevante populair-wetenschappelijke bronnen, maar ook een goede secundaire bron van wetenschappelijk niveau gebruikt. De lijst met bronnen en de bronvermeldingen (voetnoten) zijn correct en duidelijk. De onderzoeksmethode is goed verantwoord. cijfer: 7-8 Er is meerdere relevante primaire en secundaire wetenschappelijke werken gebruikt. De lijst met bronnen en de bronvermeldingen (voetnoten) zijn correct en duidelijk. De onderzoeksmethode is zeer goed verantwoord. cijfer: 9-10.
Denkniveau: beschrijving / analyse / evaluatie met een eigen, onderbouwde mening (weging: 17,5%): - Beschrijving, analyse en/of evaluatie ontbreken of zijn van onvoldoende kwaliteit. cijfer: 1-5. - Voornamelijk juiste beschrijving, summiere analyse en evaluatie. cijfer: 6-7. - Goede verhouding tussen beschrijving, analyse en evaluatie en deze zijn alledrie van goede kwaliteit. cijfer: 7-8. - Uitstekende verhouding tussen beschrijving, analyse en evaluatie en deze zijn alledrie van uitmuntende kwaliteit. cijfer: 9 10.
Eindbeoordelingscriteria
cijfer
14
Wijze van presenteren (enthousiasme, gemak, overtuiging, spreektijd, toegevoegde waarde van gebruikte hulpmiddelen en gebruik ervan, beantwoording vragen) (weging: 7,5%): - De spreker is onduidelijk, slecht verstaanbaar, hij/zij toont weinig enthousiasme in wat hij/zij vertelt. Hij/zij houdt zich niet aan de spreektijd. De ingezette hulpmiddelen zijn slecht voorbereid en/of niet functioneel. De spreker beantwoordt de vragen summier. cijfer: 1-5. - De spreker is tamelijk duidelijk en verstaanbaar, hij/zij toont enig enthousiasme in wat hij/zij vertelt. Hij/zij houdt zich redelijk aan de spreektijd. De ingezette hulpmiddelen zijn voldoende voorbereid (misschien ietwat slordig) en/of niet altijd functioneel. De spreker beantwoordt de vragen in voldoende mate. cijfer: 6-7. - De spreker is duidelijk en verstaanbaar, hij/zij toont enthousiasme in wat hij/zij vertelt. Hij/zij houdt zich aan de spreektijd. De ingezette hulpmiddelen zijn goed voorbereid en functioneel. De spreker beantwoordt de vragen in uitgebreid mate. cijfer: 7-8. - De spreker is zeer duidelijk en verstaanbaar, hij/zij toont enorm enthousiasme in wat hij/zij vertelt. De spreker weet zijn publiek te boeien. Hij/zij houdt zich strikt aan de spreektijd. De ingezette hulpmiddelen zijn zeer goed en origineel voorbereid en functioneel. De spreker beantwoordt de vragen uitvoerig en met overtuiging. cijfer: 9-10.
Presentatie mondeling (weging: 15%):
Taalgebruik en verzorging (voorblad, inhoudsopgave, paginanummers, alinea-indeling, bladspiegel, mapje, lettertype): - Het taalgebruik is onduidelijk, er is sprake van redelijk wat stijl- en spelfouten, taalgebruik is weinig consistent (vaak het gevolg van knip- en plakwerk!). Er ontbreken meerdere onderdelen in de verzorging, de onderdelen zijn slordig of niet functioneel. cijfer: 1-5. - Het taalgebruik is tamelijk helder, vertoont slechts weinig stijl- en spelfouten, vertoont een eigen stijl van de leerling, redelijke zinsbouw. Alle onderdelen van de verzorging zijn aanwezig en redelijk functioneel. cijfer: 6-7. - Het taalgebruik is helder, vertoont vrijwel geen stijl- en spelfouten, vertoont een eigen stijl van de leerling, goede zinsbouw. Alle onderdelen van de verzorging zijn aanwezig en functioneel. cijfer: 7-8. - Het taalgebruik is helder, vertoont vrijwel geen stijl- en spelfouten, vertoont een eigen stijl van de leerling, goede zinsbouw. Alle onderdelen van de verzorging zijn aanwezig, functioneel en bijzonder fraai. cijfer: 9-10.
Eindbeoordelingscriteria
cijfer
15
………………………… …………………………
Datum:
Handtekening:
Naam begeleider: …………………………
…………………………
Eindcijfer:
Eindbeoordeling
Eindcijfer. Weeg de acht deelcijfers voor resp. proces (2x7,5%), inhoud (3x17,5% en 1x7,5%) en presentatie schriftelijk (1x10%), presentatie mondeling (2x7,5%) en bereken het eindcijfer.
Inhoud (diepgang inhoud, concreetheid van de inhoud, opbouw van de presentatie (inleiding – kern – slot) (weging: 7,5%): - De presentatie toont weinig diepgang, het vertelde blijft erg aan de oppervlakte, een bevinding wordt niet uitgelegd of beargumenteerd. De opbouw van de presentatie is slecht, er is bijvoorbeeld geen duidelijke inleiding of conclusie, de kern wordt niet goed uitgewerkt. cijfer 1-5. - De presentatie toont enige diepgang, een bevinding wordt enigszins uitgelegd of beargumenteerd. De opbouw van de presentatie is zichtbaar, kern wordt voldoende uitgewerkt. cijfer 6-7. - De presentatie toont voldoende diepgang, een bevinding wordt goed uitgelegd of beargumenteerd. De presentatie is goed opgebouwd, de kern wordt goed uitgewerkt. cijfer 7-8. - De presentatie toont zeer veel diepgang, een bevinding wordt zeer goed uitgelegd of beargumenteerd. De presentatie is helder en sterk opgebouwd, de kern wordt zeer goed uitgewerkt. cijfer 9-10.
Eindbeoordelingscriteria
cijfer