Profielwerkstuk atheneum
2015-2016
‘Het belangrijkste leesteken in de wetenschap is het vraagteken, niet de punt.’ (Robbert Dijkgraaf, Over de grenzen van de wetenschap, jaarrede van de president van de KNAW, 2011)
1
Deze handleiding is gemaakt voor atheneumleerlingen van de Berger Scholengemeenschap (BSG) door een team van afdelingsleiders en docenten. De handleiding is voor leerlingen en docenten in pdf-formaat te downloaden via www.berger-sg.nl en ook via de ELO van Magister (onderdeel Bronnen). Opmerkingen over de inhoud kunnen gestuurd worden naar de eindredacteur van dit document, Jaco Mijnheer (
[email protected]).
2
Inhoudsopgave 1. Algemeen............................................................................................................................................. 5 1.1. Wat is een profielwerkstuk (pws)? ............................................................................................... 5 1.2. Alleen of met z’n tweeën?............................................................................................................ 5 1.3. Onderwerp.................................................................................................................................... 5 1.4. Begeleiding .................................................................................................................................. 5 1.5. Werkwijze en resultaat ................................................................................................................. 6 1.6. Studielast, beoordeling, logboek .................................................................................................. 6 2. Tijdpad ................................................................................................................................................ 7 2.1 De vier fasen van het proces ......................................................................................................... 7 2.2. Het stappenplan ............................................................................................................................ 8 2.2.1. Fase 1: de oriëntatiefase (Periode 4, klas 5) .......................................................................... 8 2.2.1.1. Stap 1: vak(ken)............................................................................................................. 8 2.2.1.2. Stap 2: partner ............................................................................................................... 8 2.2.1.3. Stap 3: onderwerp.......................................................................................................... 8 2.2.1.4. Stap 4: onderzoeksvraag/probleemstelling .................................................................... 9 2.2.1.5. Stap 5: plan van aanpak ................................................................................................. 9 2.2.2. Fase 2: het eigenlijke onderzoek/ontwerp (klas 6, eventueel zomervakantie) .................... 10 2.2.3. Fase 3: het eindproduct maken ............................................................................................ 11 2.2.3.1. Het werkstuk: bladzijde voor bladzijde ....................................................................... 12 2.2.3.2. Eisen aan de vormgeving ............................................................................................ 14 2.2.4. Fase 4: het eindproduct presenteren .................................................................................... 14 3. Bijlagen ............................................................................................................................................. 16 3.1. Bijlage 1 - Vakkeuze en motivatie ............................................................................................. 17 3.2. Bijlage 2 - Plan van aanpak........................................................................................................ 18 3.3. Bijlage 3 - Tijdpad atheneum ..................................................................................................... 19 3.4. Bijlage 4 - Handleiding literatuurverwijzingen en literatuurlijst ............................................... 20 3.5. Bijlage 5 - Logboekformulier..................................................................................................... 23 3.6. Bijlage 6 - Verzoek om verlof.................................................................................................... 24 3.7. Bijlage 7 - Beoordelingscriteria ................................................................................................. 25 3.7.2. Beoordeling van het eindproduct......................................................................................... 26 3.7.3. Beoordeling van het proces ................................................................................................. 27 3.7.4. Beoordeling van de presentatie ........................................................................................... 27 3.7.5. Vakspecifieke beoordeling van het eindproduct ................................................................. 30 3.8. Bijlage 8 - Lijst van universiteiten die behulpzaam kunnen zijn ............................................... 32 3.9. Bijlage 9 - Overzicht van prijzen voor profielwerkstukken ....................................................... 33 3.10. Bijlage 10 - Eigenwerkverklaring ............................................................................................ 34 3.11. Bijlage 11 - Eindbeoordeling Profielwerkstuk ......................................................................... 35
3
4
1. Algemeen 1.1. Wat is een profielwerkstuk (pws)? Om voor je vwo-examen te kunnen slagen, moet je aan het einde van je opleiding een profielwerkstuk (pws) maken. Bij een pws doe je een diepgaand onderzoek op het gebied van een zelfgekozen onderwerp waarin jij geïnteresseerd bent. Dit resulteert meestal in een geschreven stuk (een soort scriptie), maar het kan ook een poster, maquette of ontwerp zijn. Bij het maken van je pws combineer je kennis en vaardigheden die je in de loop van de jaren hebt verworven. Vakinhoud combineer je met informatie-, onderzoeks- en presentatievaardigheden, en ook met plannings- en samenwerkingsvaardigheden. Het maken van je pws kun je dan ook beschouwen als het afleggen van een soort meesterproef. 1.2. Alleen of met z’n tweeën? Je maakt een profielwerkstuk meestal met z’n tweeën. In uitzonderingsgevallen werk je alleen of in een drietal. Lees ‘je’ dus ook als ‘jullie’.
1.3. Onderwerp De onderwerpkeuze is in principe vrij, maar overleg met een docent/docenten is nodig om ervoor te zorgen dat je een geschikt onderwerp kiest, met voldoende mogelijkheden voor onderzoek en diepgang. Het onderwerp moet aansluiten bij één of meerdere vakken die jij volgt. Op de BSG bieden docenten ook suggesties voor onderwerpen, deze zijn te vinden als bron in de ELO van Magister. De afgelopen jaren hebben leerlingen zich beziggehouden met uiteenlopende onderwerpen als De vergrijzing in Nederland (E&M, economie), De luchtkwaliteit in lokaal B102 (N&T, natuurkunde), Libelle in de tweede feministische golf (C&M, Nederlands) en De chemie van parfum (N&G, scheikunde). In bijlage 8: Lijst van universiteiten die behulpzaam kunnen zijn vind je handige sites waarop ook onderwerpen te vinden zijn. Je gebruikt het formulier Vakkeuze en motivatie (bijlage 3.1) om aan te geven bij welk vak je wilt werken. Je nog te bepalen onderwerp moet gekoppeld zijn aan een vak, maar een begeleider kan ook buiten zijn vakgebied begeleiden (met andere woorden: je docent Nederlands mag jou ook begeleiden bij een pws over duurzaamheid et cetera). Je dient voor je vakkeuze een motivatie te schrijven. Deze wordt door de afdelingsleider gebruikt bij het toewijzen van de begeleiders.
1.4. Begeleiding Je hebt tijdens het werken aan het pws een vaste begeleidende (bovenbouw)docent, met wie je regelmatig contact hebt. Je gebruikt het formulier (zie 1.3) om je voorkeur voor een bepaald vak uit te spreken, maar uiteindelijk beslist je afdelingsleider. In het laatste gedeelte van het vijfde leerjaar wordt in de lessen van ANW/O&O bovenbouw ook veel aandacht besteed aan de start van het pws (onderwerpkeuze, formuleren van een onderzoeksvraag et cetera). Het proces dat leidt tot het pws is net zo belangrijk als het eindproduct. Daarom zijn er ook vaste momenten (zie Tijdpad, bijlage 3.3) waarop je laat zien dat je een bepaalde fase van je 5
onderzoek hebt afgerond. Regelmatig contact tussen jou en je begeleider is essentieel. Overal waar in deze handleiding de begeleider met ‘hij’ of ‘hem’ wordt aangeduid, wordt ook ‘zij’ en ‘haar’ bedoeld.
1.5. Werkwijze en resultaat Voor het pws doe je een onderzoek of maak je een creatief of technisch nieuw ontwerp. Het eindproduct bevat in alle gevallen een schriftelijk verslag van onderzoek of het ontwerpverslag met het uiteindelijke ontwerp. Bij de bètavakken moet(en), als er geen ontwerp wordt gemaakt, (een) eigen experiment(en) deel uitmaken van het onderzoek. Je presenteert je werk voor het pws niet alleen in de vorm van een schriftelijk verslag, maar ook tijdens de algemene presentatieavond voor pws-begeleiders, ouders en medeleerlingen in februari (zie 2.2.4.). Het gaat bij een pws echt om eigen werk, dus niet om knip- en plakwerk met behulp van internet. Ook betekent eigen werk dat je een eigen, originele onderzoeksvraag hebt opgesteld. Door het ondertekenen van een verklaring geef je aan dat je pws eigen werk is en dat je geen werk van anderen zonder bronvermelding hebt overgenomen (zie bijlage 10); dan zou er sprake zijn van plagiaat.
1.6. Studielast, beoordeling, logboek De wettelijk vastgestelde studielast voor het pws is 80 klokuren per persoon. De beoordeling komt tot stand door het bepalen van een beargumenteerd cijfer, dat meetelt in een combinatiecijfer op je eindlijst (pws, maatschappijleer, ANW). Voor alle vakken samen is vastgesteld op welke onderdelen je pws beoordeeld wordt en hoe zwaar die onderdelen t.o.v. elkaar wegen. Daarnaast gelden voor enkele vakgebieden vakspecifieke eisen voor het pws (zie bijlage 3.7.5). Het eindcijfer voor je pws wordt door je begeleider vastgesteld wanneer de eindversie is ingeleverd en het pws is gepresenteerd. De werkzaamheden voor het pws houd je bij in een logboek, waarin zaken staan als: datum, tijd, plaats en aard van de verrichte werkzaamheden, afspraken, etc. Elke leerling houdt zijn eigen logboek bij, ook als hij in een twee- of drietal werkt (zie bijlage 5). Het logboek heeft twee functies: het geeft je een overzicht van de bestede en nog te besteden tijd en geeft zo sturing aan het werkproces. Voor de begeleidende docent is het een middel om inzicht te krijgen in de verschillende fasen van het werkproces; met dat inzicht kan hij/zij voor een effectieve begeleiding zorgen. In het logboek geef je duidelijk aan tegen welke problemen je aanloopt en hoe je daar uitgekomen bent. Je reflecteert m.b.v. het logboek op je werk; het is dus meer dan alleen maar een soort urenoverzichtje. Het logboek moet dus ook tijdens het proces zorgvuldig bijgehouden worden en niet achteraf ingevuld worden. In bijlage 5 zie je hoe een logboek ingericht moet worden.
6
2. Tijdpad 2.1 De vier fasen van het proces Bij het maken van het pws zijn er vier fasen te onderscheiden: de oriëntatiefase, de onderzoeksfase, de maakfase en de presentatiefase. Iedere fase is gebonden aan een specifieke periode; aan het einde van die periode heb je contact met je begeleider die de afronding van de fase met jou evalueert. Het betreft (in klas 5 en 6) de volgende vier momenten:
week van 22 juni 2015: inleveren plan van aanpak (Bijlage 2), zie 2.2.1.5. Overleg met je begeleider, aan de hand van je plan van aanpak, om te laten zien dat fase 1, de oriëntatiefase, met succes is afgerond. Je gaat pas verder als dit plan van aanpak door je begeleider is goedgekeurd (1e go/no go-moment).
week van 14 december 2015: inleveren van een voortgangsverslag Overleg met je begeleider, aan de hand van je verslag, over de voortgang van het onderzoek, het einde van fase 2. Dit is het 2e go/no go-moment.
week van 1 februari 2016: inleveren van het eindproduct In dit stadium, het einde van fase 3, is je pws inhoudelijk helemaal klaar. Het enige wat nog niet in orde hoeft te zijn, is de lay-out. Na correctie bespreekt je begeleider zijn bevindingen met jou. Dit is uiterlijk op 19 februari 2016. Hij geeft duidelijk aan wat je nog kunt/moet doen en welke reële mogelijkheden er zijn om tot een (nog) beter resultaat te komen.
donderdag 25 februari 2016: profielwerkstukavond Op deze avond presenteren alle leerlingen hun pws aan een publiek van medeleerlingen, ouders en begeleiders.
NB: het niet op tijd inleveren levert bij de deadlines aftrek van punten op! Er zijn diverse wedstrijden voor profielwerkstukken (zie bijlage 9). Meestal ligt de deadline voor het inzenden van je pws in de maand maart.
7
2.2. Het stappenplan Hierna volgt een bespreking van elke fase van het maken van het pws.
2.2.1. Fase 1: de oriëntatiefase (Periode 4, klas 5) In de laatste periode van klas 5 ga jij je in de lessen ANW/O&O bovenbouw verdiepen in de eisen voor en mogelijkheden van een pws. Je moet een vak kiezen, je moet nadenken over een werkpartner en je moet nadenken over een geschikt onderwerp. Als je het onderwerp gevonden hebt, wordt het tijd om na te gaan denken over een goede onderzoeksvraag. Ook daar wordt in de lessen aandacht aan besteed, maar uiteindelijk leg je de onderzoeksvraag vast in overleg met je begeleider. De oriëntatiefase is vooral een brainstormfase: schrijf zoveel mogelijk van wat in je opkomt op, houd veel opties open en ga je daarna pas beperken. 2.2.1.1. Stap 1: vak(ken) Je pws-onderwerp moet aansluiten bij één of meerdere vakken die jij én je partner(s) volgen. Kies een vak dat je interesseert en waarbinnen je mogelijkheden ziet voor een goed onderwerp. Overleg altijd met een vakdocent over de mogelijkheden binnen dat vakgebied. Let op: je begeleider hoeft niet per se docent te zijn op het vakgebied waar je pws over gaat. Om bepaalde ‘populaire’ vakken te ontlasten kan b.v. een docent Frans je begeleiden bij een onderwerp op het gebied van duurzaamheid. Je gaat dan tijdens het maakproces ook andere docenten (biologie, scheikunde, economie, …) om raad vragen. Wie je begeleider zal zijn, hangt van een aantal factoren af (jouw eigen vakkeuze, maar ook de beschikbaarheid en de evenredige verdeling van profielwerkstukken over de beschikbare docenten). 2.2.1.2. Stap 2: partner De keuze van een partner moet niet onderschat worden. Je moet een lange periode intensief met elkaar samenwerken en je wordt als twee- of drietal beoordeeld. Zoek daarom iemand die niet alleen dezelfde interesses heeft, maar ook een soortgelijke aanpak van dergelijke opdrachten. Maak ook duidelijke afspraken met elkaar en spreek elkaar aan op het niet nakomen daarvan. 2.2.1.3. Stap 3: onderwerp De grootste fout die je bij de onderwerpskeuze kunt maken, is een te breed onderwerp kiezen. Kies je bijvoorbeeld het onderwerp ‘drugs’ dan zul je niet erg ver komen en blijf je steken in algemeenheden. ‘Drugs’ is hooguit een aandachtsgebied waarbinnen je een onderwerp kunt kiezen. ‘De psychologische effecten van softdrugsgebruik op 16-jarigen’ is al een heel wat beperkter en geschikter onderwerp, waardoor je veel diepgaander onderzoek kunt doen. Een paar tips om tot een goed onderwerp te komen: 1. Kijk kritisch en met nieuwsgierigheid om je heen; er zijn heel wat zaken die je zomaar voor waar aanneemt, terwijl die aanname eigenlijk nergens op gebaseerd is en schreeuwt om nader onderzoek! 2. Bestudeer het aanbod van BSG-docenten in de ELO van Magister. 3. Vraag een docent om suggesties. 4. Kijk bij de onderwerpen van de afgelopen jaren, misschien brengen ze je op ideeën; zie ook www.knawonderwijsprijs.nl. 8
5. Kijk op internet bij sites met werkstukideeën. Zie ook Bijlage 8: Lijst van universiteiten die behulpzaam kunnen zijn, of neem contact op met universiteiten en/of hbo-opleidingen. 6. Kijk op sites als http://www.wetenschap24.nl, http://wetenschap.startpagina.nl/, http://www.fambof.nl/links/wetenschap. 7. Ga eens praten met iemand die al studeert. 8. Neem een leerboek van een gekozen vak erbij en blader daar eens in. 2.2.1.4. Stap 4: onderzoeksvraag/probleemstelling (zie ook bijlage 2) Een goed begin is het halve werk. Zorg daarom dat je een goed afgebakende, helder geformuleerde en werkbare onderzoeksvraag formuleert. Je moet daarom vage termen en relatieve begrippen (veel/weinig, vaak/soms) vermijden. Formuleer je onderzoeksvraag zodanig dat iedereen die de vraag leest, direct weet wat hij of zij vervolgens zou moeten doen om die vraag beantwoord te krijgen. Er zijn verschillende soorten onderzoeksvragen: Beschrijvende vraag: je vraag moet ertoe leiden, dat je een situatie of verschijnsel zo goed mogelijk in kaart brengt. Vergelijkende vraag: je vraag moet ertoe leiden, dat je overeenkomsten en verschillen tussen twee vergelijkbare verschijnselen vindt en beschrijft. Verklarende vraag: je vraag moet ertoe leiden, dat je een verklaring/verklaringen vindt voor een bepaald verschijnsel. Voorspellende vraag: je vraag moet ertoe leiden, dat je een voorspelling doet over de ontwikkelingen van een verschijnsel. Probleemoplossende vraag: je vraag moet ertoe leiden, dat je een oplossing formuleert voor een bepaald probleem. Per vakgebied zijn bepaalde soorten onderzoeksvragen voor de hand liggend en andere juist niet toegestaan. Voor de N-vakken zijn de eisen anders dan voor de M-vakken. Overleg dus met je begeleider over het formuleren van je onderzoeksvraag. Bij het maken van een ontwerp is een theoretisch kader vereist. Je verdeelt je onderzoek in kleinere stapjes door het formuleren van een aantal deelvragen; voor de formulering van de deelvragen geldt hetzelfde als voor de formulering van de onderzoeksvraag. De relatie tussen de onderzoeksvraag en de deelvragen is zo, dat het beantwoorden van de deelvragen automatisch leidt tot het antwoord op je onderzoeksvraag. Je onderzoeksvragen (hoofdvraag en deelvragen) leg je voor aan je begeleider. 2.2.1.5. Stap 5: plan van aanpak Je hebt een partner, een onderwerp en onderzoeksvragen. Je onderzoeksvragen zijn met je begeleider besproken en eventueel aangepast. Nu is het zaak, een duidelijk plan van aanpak te maken. Het plan van aanpak is geen uitgebreid document, maar een A4’tje. Op dat A4’tje staat je onderzoeksplan en het tijdpad. In het onderzoeksplan neem je op: Onderwerp, met hoofdvraag en deelvragen Presentatievorm Globale werkplanning Bronnen en hulpmiddelen 9
De werkplanning beschrijft het aantal uren dat je per activiteit nodig denkt te hebben, wie de activiteit zal uitvoeren en wanneer. Vaak zal het voorkomen dat je in de loop van je onderzoek van de oorspronkelijke plannen afwijkt. In het logboek motiveer je waarom je daarvan bent afgeweken (probleem: er doet zich iets voor waardoor je de plannen moet bijstellen; oplossing: je geeft aan hoe je dit probleem oplost). Een plan van aanpak is dus een werkdocument. Het zorgt ervoor dat je gericht aan het werk kunt gaan. Het komt uiteindelijk niet in je pws te staan. Wat erin staat, wordt verwerkt in de inleiding van je pws (zie 2.2.3.1.) Als je alle stappen in deze fase goed doorlopen hebt, is het tijd om echt aan het werk te gaan in fase 2, het eigenlijke onderzoek/ontwerp.
2.2.2. Fase 2: het eigenlijke onderzoek/ontwerp (klas 6, eventueel zomervakantie) Opmerkingen vooraf: - In deze fase ga je materiaal verzamelen. Informatie zonder bron is in een wetenschappelijk onderzoek waardeloos. Alle bronnen moeten gecheckt kunnen worden, marktonderzoeken en enquêtes moeten bijgevoegd worden of opvraagbaar zijn, etc. Het is dus van groot belang dat je vanaf het begin de informatie goed ordent en bijhoudt wat de bron is van je materiaal. Bepaal meteen als je begint wat je ordeningsprincipe wordt: chronologisch, op deelvraag, op activiteit? Je kunt heel veel tijd verliezen met het zoeken naar zaken, waarvan je zeker weet dat je ze bent tegengekomen, maar waar, o waar…? Ook het terugzoeken van de bron waar je iets gevonden hebt, kan erg veel tijd kosten. Dus: noteer meteen namen van schrijvers, titels en publicatieplaatsen en –data van artikelen, URL’s, namen en precieze functies van geïnterviewden, etc. - In deze fase is het ook van essentieel belang dat je alles goed bewaart (dus steeds goed opslaat) en ook een back-up maakt. Computers crashen wel eens en het is erg vervelend als je het resultaat van vele uren werk kwijtraakt. - Op internet kun je heel veel informatie vinden, maar niet al die informatie is betrouwbaar. Om de betrouwbaarheid van de informatie te controleren: kijk je welke persoon of instelling de informatie verschaft. Een bekende persoon of instelling biedt een behoorlijke garantie op betrouwbaarheid. Een willekeurige deelnemer aan een internetforum is geen betrouwbare bron. vergelijk je informatie van bronnen waarvan de betrouwbaarheid niet gegarandeerd is met informatie uit andere bronnen. Als de informatie in veel bronnen (ongeveer) dezelfde is, is de kans op betrouwbaarheid groter. Bedenk wel dat bronnen elkaar soms klakkeloos napraten, blijf dus kritisch! - Overleg met je begeleider over de communicatie tussen jullie. Maak goede afspraken, bijv. over hoe je je werk met hem gaat delen, hoe vaak je hem inlicht over de voortgang van je werk, etc. - Als je verlof wilt aanvragen in verband met het onderzoek voor je pws, dien je dit een week van tevoren per mail aan te vragen bij je afdelingsleider. Gebruik hiervoor het formulier in bijlage 6.
10
In deze fase gaat het om zaken als: Je ‘inwerken’ in je onderwerp: kranten, tijdschriften, boeken en internetpagina’s lezen, bekijken van beeldmateriaal over je onderwerp, spreken met mensen die iets afweten van je onderwerp, mensen uitleggen met welk onderwerp je bezig bent zodat je je eigen kijk erop verscherpt etc. Het mailen en bellen van mensen die je nodig hebt bij het werken aan je pws. Het bezoeken van bedrijven, universiteiten, musea etc. en het verwerken van wat je hier te weten bent gekomen. Het uitvoeren van veldwerk: goede interviewvragen bedenken en interviews doen, een enquête opstellen en afnemen etc.; het uitwerken van interviews en statistisch verwerken van enquêtes. Het opstellen en het uitwerken van het theoretisch kader waarbinnen het ontwerp past. Het bedenken, voorbereiden en uitvoeren van experimenten en observaties en deze vervolgens uitwerken Een script, scenario, muziekstuk maken en de uitvoering ervan voorbereiden. Een technisch of creatief ontwerp bedenken en de uitvoering voorbereiden. ……………………………… ……………………………… Wanneer je eenmaal aan het werk gaat, kan het best zijn dat je nieuwe informatie tegenkomt waardoor je aandacht verschuift en misschien je vraag dus ook. Dat is niet zo erg, zolang je het maar bespreekt, afweegt, documenteert en verantwoordt in je logboek. Houd in deze fase voortdurend in de gaten wat de kenmerken van goed onderzoek zijn: - een systematische aanpak; doordat je de aanpak duidelijk uitlegt en keuzes verantwoordt, zou iemand anders het onderzoek opnieuw kunnen doen om de conclusies te verifiëren. - een neutrale houding van de onderzoeker; je mag de resultaten niet zo kiezen en inkleuren dat je naar een gewenste conclusie toe werkt. - een kritische beoordeling van de gevonden informatie; vraag je steeds af of je bronnen betrouwbaar en dus bruikbaar zijn. - het uitschakelen van het toeval; kijk heel goed of je bij de resultaten niet te maken hebt met toevalsfactoren. Aan het eind van deze fase ga je alle informatie en onderzoeksgegevens interpreteren. Je gaat bekijken in hoeverre je nu antwoorden hebt gevonden op je onderzoeksvragen. Welke antwoorden kun je geven, welke conclusies kun je trekken op grond van alles wat je verzameld hebt? Heb je alles wat nodig is voor de laatste fase: het eindproduct afleveren?
2.2.3. Fase 3: het eindproduct maken Welke vorm van eindproduct je ook kiest, je moet in elk geval een schriftelijk verslag maken. (Om verwarring met betrekking tot verschillende versies van het verslag te voorkomen, is het handig bij het opslaan steeds dezelfde naam te gebruiken met een oplopend versienummer.) Je bezorgt je begeleider een papieren versie (hard copy) van dit verslag, maar ook een digitale versie. Een van de redenen hiervoor is, dat je verslag op plagiaat gecontroleerd wordt (zie ook bijlage 10). Hieronder vind je de eisen betreffende de vorm en de inhoud van een schriftelijk verslag. 11
2.2.3.1. Het werkstuk: bladzijde voor bladzijde Opmerking vooraf: het spreekt vanzelf dat een werkstuk waarmee je je vwo-opleiding afsluit, geschreven is in correct Nederlands. Het is niet de bedoeling, dat je begeleider stijl- en spelfouten uit je verslag haalt; dat doe je zelf voordat je het pws inlevert. Je begeleider beoordeelt je pws niet als er sprake is van onacceptabel taalgebruik. De beoordeling wordt in dat geval uitgesteld totdat een verbeterde versie is ingeleverd. Soms leidt het onderwerp tot de wens, het pws te schrijven in een andere taal dan het Nederlands. Dit is na overleg met je begeleider toegestaan. Uiteraard geldt ook dan de eis van correct taalgebruik. Pagina 1
De titelpagina Behalve de titel van je werkstuk staan hierop: naam en klas van de maker(s), vak(ken), datum, naam van je begeleider en (eventueel) een illustratie die te maken heeft met de inhoud van je verslag.
Pagina 2
De inhoudsopgave (Deze maak je pas als je werkstuk af is!) Hierin noem je titels van hoofdstukken, paragrafen en andere onderdelen van je werkstuk, zoals bronnen en bijlagen. Je vermeldt de beginpagina’s van ieder onderdeel. De inhoudsopgave zelf wordt nooit in de inhoudsopgave vermeld.
Pagina 3
Voorwoord. Een voorwoord kun je gebruiken om mensen te bedanken die je bij je pws hebben geholpen en om een persoonlijke terugblik te geven op het werken aan je pws.
Pagina 4
De inleiding Hierin staan in elk geval: het onderwerp van je werkstuk; de hoofdvraag en deelvragen van je onderzoek; je hypothese en verwachtingen; je onderzoeksmethode of werkwijze; de relevantie/de context van je onderzoek.* * Je geeft hier aan wat het praktisch nut van je onderzoek is of in welke maatschappelijke context het onderzoek te plaatsen is.
Pagina 5
Het eigenlijke verslag Dit omvat het grootste deel van je werkstuk. Hierin verwerk je de resultaten van je onderzoek, alle informatie die je relevant acht voor de beantwoording van je hoofdvraag en je deelvragen. In ieder hoofdstuk beantwoord je een van deze deelvragen. De hoofdstukken kunnen op hun beurt weer worden ingedeeld in paragrafen. Zorg ervoor dat er logische verbanden bestaan tussen de onderdelen van je werkstuk. Je kunt samenhang aanbrengen door bijvoorbeeld af en toe terug te verwijzen naar eerdere hoofdstukken en paragrafen en/of vooruit te blikken op volgende onderdelen.
12
Ook een korte samenvatting en deelconclusie aan het einde van ieder hoofdstuk maken je werkstuk tot een overzichtelijk en prettig leesbaar verhaal. Bij een ontwerp beschrijf je in deze hoofdstukken het uiteindelijke product en het onderzoek dat tot dit product geleid heeft. Ondersteunende, maar niet essentiële informatie, grafieken, tabellen etc. neem je niet op in het eigenlijke verslag, maar voeg je toe als bijlagen. Literatuurverwijzingen in je verslag kun je op drie manieren geven: je werkt volgens de APA-methode je vermeldt een cijfer in superscript. Dat cijfer correspondeert met de genummerde elementen van je literatuurlijst achter in je werkstuk. je vermeldt een cijfer in superscript en dit is onder een streep op dezelfde pagina terug te vinden als voetnoot, met daarbij de naam van de (eerste) auteur, gevolgd door het jaartal van de publicatie tussen haakjes. In je alfabetisch geordende literatuurlijst is de publicatie terug te vinden. Hoe je in je tekst ook verwijst, er moet altijd een complete literatuurlijst in je werkstuk opgenomen worden (zie voor een uitgebreidere uitleg bijlage 4). Pagina …
De conclusie De conclusie is de afsluiting van je werkstuk. Begin de conclusie bij wijze van geheugensteun voor de lezer met het herhalen van de hoofdvraag. Je bespreekt daarna de deelvragen en herhaalt de deelconclusies. Zij vormen de argumentatie voor je eindconclusie; ze laten zien hoe je tot het antwoord op de hoofdvraag bent gekomen. Die argumentatie is dus gebaseerd op de informatie die je in je eigenlijke verslag hebt gegeven. Dat betekent dat de conclusie geen nieuwe gegevens meer mag bevatten.
Pagina …
Discussie en reflectie Bespreek in hoeverre je conclusies anders zijn dan je verwachtingen aan het begin van het onderzoek. Bespreek waarom bepaalde uitkomsten al dan niet opvallend zijn en geef een indicatie van de betrouwbaarheid. Met behulp van het logboek besteed je aandacht aan de goede en zwakke kanten van het verloop van het onderzoek en wat je ervan geleerd hebt. Je geeft aan of en hoe het onderwerp nog verder uitgewerkt zou kunnen worden en welke vragen nog open blijven staan.
Pagina …
De samenvatting De samenvatting geeft een overzicht van alle bevindingen en conclusies. Het is een korte weergave in een andere taal, die bijvoorbeeld opgestuurd zou kunnen worden naar de redactie van een wetenschappelijk tijdschrift. NB: als je pws in een andere taal dan het Nederlands is geschreven, zorg je voor een samenvatting in die taal én een korte samenvatting in het Nederlands.
13
Pagina …
De literatuurlijst Aan ieder werkstuk moet een lijst van geraadpleegd materiaal worden toegevoegd. Je noemt deze de Literatuurlijst. Kijk voor de manier waarop je een goede literatuurlijst maakt in bijlage 4.
Pagina …
De bijlagen Wanneer bepaalde informatie te uitgebreid is om in je eigenlijke verslag op te nemen, maar wel kan dienen ter ondersteuning van wat je beweert, is het handig om er een bijlage van te maken, waarnaar je in je tekst verwijst. Denk daarbij aan tabellen, grafieken, formulieren, weergave van interviews etc. Nummer de bijlagen en geef ze elk een duidelijke titel.
Pagina …
Ondertekende en gedateerde verklaring dat je pws eigen werk is.
2.2.3.2. Eisen aan de vormgeving Algemeen: een schriftelijk verslag wordt getypt op A4-formaat in een 10- tot 12-punts letter de regelafstand is 1,0 de bladzijden zijn aan twee kanten bedrukt het werkstuk heeft een omslag en is ingebonden Lay-out: je begint elk hoofdstuk op een nieuwe pagina paragrafen begin je alleen op een nieuwe pagina als de titel van de paragraaf toevallig op de laatste regel van een pagina terechtkomt. voorwoord, inleiding, conclusie, discussie en reflectie, samenvatting, literatuurlijst en bijlagen begin je steeds op een nieuwe pagina. zorg voor een overzichtelijke en logische alinea-indeling. Schrijf binnen alinea’s de zinnen achter elkaar door. Illustraties: Illustraties kunnen de tekst verduidelijken en zorgen bovendien voor afwisseling. Een juiste dosering maakt je werkstuk tot een aantrekkelijker geheel. Ze moeten echter wel een functie hebben en je werkstuk niet gaan overheersen. Maak duidelijk waarop de afbeelding betrekking heeft door er een toelichting naast of onder te zetten en vergeet niet de bron van de illustratie te vermelden.
2.2.4. Fase 4: het eindproduct presenteren Welke vorm van eindproduct je ook kiest, je moet het in elk geval presenteren aan een publiek. Op 25 februari 2016 is er een pws-avond voor het atheneum waarop iedereen in maximaal 10 minuten zijn pws presenteert aan een publiek van medeleerlingen (o.a. vijfdeklassers), begeleiders, ouders en andere belangstellenden. Per lokaal wordt een aantal profielwerkstukken gepresenteerd. Voor andere presentatievormen (opstelling, poster, maquette, …) kan voor een andere, passende plek in de school gekozen worden. Het kan in je voordeel werken om te kiezen voor een originele presentatievorm.
14
De eisen voor een goede mondelinge presentatie worden bekend verondersteld. Ze zijn bij het vak Nederlands aan de orde geweest bij het onderdeel mondelinge taalvaardigheid. Ook bij presentaties voor andere vakken zijn instructies gegeven. Zie ook bijlage . In elk geval wordt gelet op: 1. De inhoud en de structuur (een helder verhaal met een duidelijke indeling in inleiding, middenstuk en conclusie, beheersing van de stof, duidelijke signaalwoorden, duidelijke accenten) 2. De Powerpoint, Prezi of andere visuele ondersteuning (overzichtelijke dia’s, duidelijke schema’s, niet te veel tekst, mooie en heldere vormgeving) 3. De presentatievaardigheden (verstaanbaarheid, spreekgemak, contact met het publiek, uit het hoofd, geen stopwoordjes) 4. De afstemming op de doelgroep (goed inspelen op het diverse publiek, goed ingaan op gestelde vragen) 5. De rolverdeling (evenwichtig) en de timing (max. 10 minuten)
15
3. Bijlagen
16
3.1. Bijlage 1 - Vakkeuze en motivatie
Naam:
……………………………
klas: ……………………………
mailadres:
……………………………
telefoon: ……………………….
profiel (omcirkelen): CM EM NG NT Vak 1e keuze …………………………………………………………………….. Vak 2e keuze* ……………………………………………………………………..
Motivatie …………………………………………………………………….. …………………………………………………………………….. …………………………………………………………………….. …………………………………………………………………….. …………………………………………………………………….. …………………………………………………………………….. …………………………………………………………………….. …………………………………………………………………….. …………………………………………………………………….. …………………………………………………………………….. …………………………………………………………………….. …………………………………………………………………….. …………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………..
Ik wil samenwerken met ………….………………………………………………………...
* Je moet alleen voor de 1e keuze je motivatie aangeven. Als je 1e keuze niet gehonoreerd wordt, informeert je afdelingsleider je hierover.
17
3.2. Bijlage 2 - Plan van aanpak Naam: ……………………………….……………..
Klas: ………………….
Onderwerp: …………………………………………………………………………. (zie ook het aanbod van projecten in Magister) Onderzoeksvraag: ……………………………………………………………………. ……………………..….………………………………………………………………. Deelvragen: 1.
………………………………………………………………………….
2.
………………………………………………………………………….
3.
………………………………………………………………………….
Presentatievorm: ………………………………………………..……………………. Werkplanning Datum Activiteit
Uren
Wie (als je samenwerkt)
………… ………… ………… ………… ………… ………… ………… ………… ………… …………
………… ………… ………… ………… ………… ………… ………… ………… ………… …………
…………………….. …………………….. …………………….. …………………….. …………………….. …………………….. …………………….. …………………….. …………………….. ……………………..
…………………………… …………………………… …………………………… …………………………… …………………………… …………………………… …………………………… …………………………… inleveren afgerond werkstuk inleveren eindversie
Bronnen en hulpmiddelen ……………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………..
datum / handtekening akkoord begeleider
…………………………………...
18
3.3. Bijlage 3 - Tijdpad atheneum F Stap a s e 1 O r i ë n t e r e n
2 3
4 5
O 6 n d e r 7 z o e k e n 8 M a k 9 e n 10
P 11 r e s 12 e n t 13 e r e n
Wat te doen?
Wanneer ?
Aftrap in 5 atheneum. Uitdelen handleiding profielwerkstuk. Vakdocenten geven extra informatie over het profielwerkstuk voor hun vak. Je levert je voorlopige vakkeuzes in bij de afdelingsleider. Je vermeldt op het formulier je motivatie (Bijlage 1 ). De afdelingsleider deelt je een van je keuzes toe in samenspraak met de begeleiders. Je hebt een gesprek met je begeleider over de voorlopige probleemstelling / hoofdvraag en maakt een plan van aanpak. Hierin staan o.a. een werkplan en tijdpad. (Bijlage 2). Je gaat onderzoek doen: Bijvoorbeeld: informatie verzamelen, foto’s maken, lezen, interviews regelen, proeven uitvoeren, etc.
Week van 1 juni
De onderzoeksfase eindigt in december. Je zult nu alle informatie en resultaten in je bezit moeten hebben, zodat je kunt gaan schrijven en afronden.
Week van 1 en 8 juni Uiterlijk 12 juni
Week van 15 juni Deadline: vrijdag 26 juni
(Eventueel tijdens de zomervakantie) Bijeenkomst op 20 augustus Deadline: vrijdag 18 december
Jij maakt het profielwerkstuk af.
Januari 2016
Je levert het afgeronde en complete profielwerkstuk in. Je krijgt een beoordeling van je begeleider. Indien reparatie nodig is, dit onmiddellijk doen en je werkstuk opnieuw inleveren. Voorbereiden presentatie. Oefen met elkaar de presentatie en gebruik hierbij het beoordelingsformulier (bijlage ) Presentatie voor ouders, leerlingen 5 atheneum, begeleiders.
Deadline: vrijdag 5 februari Week van 15 februari
Begeleiders: Eindbeoordeling in Magister invoeren en bijlage 11 inleveren bij de afdelingsleider.
19
Vanaf 5 februari
Presentaties: donderdag 25 februari
18 maart 2016
Gedaan? (afvinken)
3.4. Bijlage 4 - Handleiding literatuurverwijzingen en literatuurlijst Literatuurverwijzingen in je tekst volgens APA De American Psychology Association heeft de zgn. APA-richtlijnen voor bronvermelding opgesteld. Hieronder vind je de belangrijkste uitgangspunten daarvan. (Bron: NN, Literatuurverwijzing volgens APA, hoe doe je dat. Verkregen op 13 september 2010 van http://www.leerwiki.nl/Literatuurverwijzing_volgens_APA,_hoe_doe_je_dat en http://www.leerwiki.nl/Een_referentielijst_of_literatuurlijst_volgens_APA,_hoe_doe_je_dat.) Veel wetenschappelijke tijdschriften eisen dat onderzoekers hun artikelen schrijven en inleveren in de stijl van de APA (American Psychology Association). Dan gaat het met name om de referenties en verwijzingen in de tekst. Dat maakt dat de APA-richtlijnen een zeer belangrijke standaard zijn binnen verschillende, en met name sociale, wetenschappen. Het is belangrijk goede referenties en verwijzingen te maken, dat komt de controleerbaarheid en de geloofwaardigheid van een wetenschappelijk verslag ten goede. Daarnaast wordt plagiaat zeer streng bestraft (met name in wetenschappelijk onderwijs) en dienen verwijzingen naar uitspraken, conclusies of onderzoek van andere auteurs en onderzoekers dus altijd gemaakt te worden. Ten slotte kunnen lezers van een verslag of artikel makkelijk andere artikelen waaraan gerefereerd wordt vinden, als de verwijzingen correct zijn. In een literatuurverwijzing volgens APA noem je in de tekst de auteur(s), het jaartal van publicatie en als er letterlijk wordt geciteerd ook paginanummers. Van twee tot zes auteurs moeten alle namen genoemd worden in de eerste verwijzing. Bij volgende verwijzingen hoeft slechts de eerste naam genoemd te worden. Bij meer dan zes auteurs dient alleen de naam van de eerste auteur genoemd te worden, gevolgd door et al. (kort voor het Latijnse et alii, dat ‘en anderen’ betekent). Hieronder staan enkele voorbeelden. - De Groot (1998) concludeert dat… - Uit onderzoek van Steenkamp en Wedel (2004) blijkt dat … - De mate van betrokkenheid bij een product heeft invloed op het koopgedrag (Jones et al., 2006). Indien eenzelfde conclusie door verschillende onderzoekers wordt bevestigd worden de auteurs op alfabetische volgorde gezet, gescheiden door een ; . - Het assortiment wordt vaak als het belangrijkste attribuut gezien (Ghosh, 1990; Lindquist, 1974; Mazursky & Jacoby, 1986) Indien er letterlijk wordt geciteerd dient ook het paginanummer genoemd te worden. - ‘Constante betrokkenheid representeert een continue betrokkenheid bij een product die de situationele betrokkenheid overtreft’ (Hsu & Lee, 2003, p.59). Het kan zijn dat het niet duidelijk is wie de auteur is, doordat bijvoorbeeld informatie uit een algemene bron van een instelling gehaald is. Bij de eerste verwijzing volgens APA moet de volledige naam worden genoemd, gevolgd door een eventuele afkorting. Daarna mag slechts de afkorting genoemd worden. - Het Interstedelijk Studenten Overleg [ISO] (2004) concludeerde dat het afschaffen van … Aan het eind van het verslag moet een correcte literatuurlijst of referentielijst gemaakt worden, waarin alle verwijzingen uit de tekst terug te vinden zijn.
20
Literatuurverwijzingen in je tekst m.b.v. cijfers in superscript Twee andere, eveneens wetenschappelijk geaccepteerde, manieren van verwijzen in de tekst werken met een cijfer in superscript: -Alfonso Ossorio bevestigt de erbarmelijke financiële omstandigheden van het PollockKrasner huishouden5. In zo’n geval verwijst het cijfer naar: - een voetnoot (korte vermelding van de bron onder aan de bladzijde) of - het corresponderende nummer in een literatuurlijst na elk hoofdstuk of - de complete literatuurlijst aan het eind van het werkstuk. Hoe je in de tekst ook verwijst, aan het eind van het verslag (na de samenvatting, voor de bijlagen) moet altijd een complete literatuurlijst te vinden zijn. De bronnen die je gebruikt hebt, vermeld je daarin als volgt: Bronvermelding in je literatuurlijst als het om een boek gaat: De beschrijving van een boek ziet er als volgt uit. Let op de spaties, punten en komma’s en maak de titel cursief: Auteur, initialen (jaar). Titel. Eventuele subtitel. Plaats: uitgever. Voorbeelden: Aaker, D.A. (1991). Managing Brand Equity. New York: The Free Press. Ball, D. & McCulloch, W. (2006). International Business; the challenge of global competition, 10th edition. New York: McGraw-Hill. Bronvermelding in je literatuurlijst als het om een tijdschrift- of krantenartikel gaat: Gebruik in namen van tijdschriften hoofdletters voor alle woorden in de titel (met uitzondering van voorzetsels en lidwoorden). Let ook hier weer op spaties, komma’s en punten en vergeet niet de naam van het tijdschrift en de jaargang cursief te zetten. Auteur, initialen (datum/jaar). Titel van het artikel. Eventuele subtitel. Naam van het tijdschrift/de krant, jaargang (afleveringsnummer), pagina’s. Voorbeelden: Aaker, J.L. (1997). Dimensions of brand personality. Journal of Marketing Research, 34, 347-356. D’Astous, A., & Levesque, M. (2003). A scale for measuring store personality. Psychology & Marketing, 20, 455-461. Bronvermelding in je literatuurlijst als het om een online document gaat: Vergeet bij een online document of artikel niet om aan te geven wanneer deze gevonden is op het internet. Als er van een elektronisch tijdschrift ook een papieren versie bestaat, hoeft alleen naar de papieren versie verwezen te worden. Je kunt dan eventueel achter de titel van het artikel [electronic version] of [elektronische versie] plaatsen. Als er geen papieren versie bestaat, moet naar de URL van het artikel verwezen worden. Auteur, initialen (jaar). Titel van het document of de website. Verkregen op dag, maand, jaar van URL. Voorbeelden: Smits, M. (2005). Unilever knuffelt Aldi. Verkregen op 20 september 2006 van http://www.marketing-online.nl/nieuws/index2005-43.html
21
Richardson, P.S., Dick, A.S., & Jain, A.K. (1994). Extrinsic and intrinsic cue effects on perceptions of store brand quality [Elektronische versie]. Journal of Marketing, 58, 2836. NB: als de auteur onbekend is, geef je als auteursnaam Anoniem. Bronvermelding in je literatuurlijst als het om de volgende speciale gevallen gaat: Hoofdstuk van een auteur uit een bundel: Mandler, G. (1982). The structure of value: accounting for taste. In: Clark, M.S., & Fiske, S.T. (eds), Affect and cognition: the 17th annual Carnegie symposium (pp3-36). Hillsdale, NJ: Erlbaum. Instantie of groep als auteur: World Health Organization (2009). Poverty in Africa and the Middle East. London, Free Press.
22
3.5. Bijlage 5 - Logboekformulier Het logboek geeft je een overzicht van de bestede en nog te besteden tijd. Aan je begeleider geeft het inzicht in de verschillende fasen van het werkproces; daarmee kan hij voor een effectieve begeleiding zorgen. In het logboek geef je aan tegen welke problemen je aanloopt en hoe je daar uitgekomen bent. Je reflecteert m.b.v. het logboek op je werk; het is dus meer dan alleen maar een soort urenoverzichtje. Het logboek moet dus ook tijdens het proces zorgvuldig bijgehouden worden en niet achteraf ingevuld worden. (zie 1.6) Je hoeft voor je logboek niet per se dit format te gebruiken. Het is een mogelijke opzet, met een aanduiding van zaken die er in elk geval in moeten staan.
datum
tijdsduur
activiteit
door wie
probleem
23
oplossing
deadline
afspraken
3.6. Bijlage 6 - Verzoek om verlof Het kan zijn dat je bepaald werk voor je pws buiten school alleen maar op een tijd kunt doen die binnen je reguliere schoolrooster valt. Met dit formulier kun je, via je begeleider, je afdelingsleider verlof vragen. Er is wel een aantal voorwaarden aan het toekennen van dat verlof verbonden: - Het is, aantoonbaar, niet mogelijk dit werk op een ander moment, buiten schooltijd, te doen. - Bij je aanvraag voeg je het e-mailadres van degene die als contactpersoon buiten school fungeert. - Je hebt zelf de verantwoordelijkheid voor het inhalen van de gemiste lesstof. ___________________________________________________________________ Geachte afdelingsleider,
Hierbij verzoek ik om schoolverlof voor het uitvoeren van onderzoek voor mijn profielwerkstuk over ……………..…………………………………………….. (onderwerp) Ik vraag verlof voor de lesuren .…. tot en met .…. op ………………………………(datum). Het onderzoek dat ik op die dag ga uitvoeren houdt in: ………………………………………. ………………………………………………………………………………………………… Hiervoor wil ik de volgende persoon of instantie bezoeken: ……………………………………………………………………………………………… E-mailadres voor verificatie: …………………………………………………………………… Ik vraag het verlof aan samen met: …………………………………………………. (naam) Mijn profielwerkstukbegeleider, ……………………………………………………..(naam) gaat hiermee akkoord.
Graag verneem ik van u of dit verlof wordt toegekend. Met vriendelijke groet, ………………………………………………………………………..(naam) ……………………….. (klas) …………..………………………… (plaats) ………………………. (datum)
24
3.7. Bijlage 7 - Beoordelingscriteria 3.7.1. Overzicht De beoordeling van het profielwerkstuk vindt plaats aan de hand van 3 aspecten: - eindproduct 65 punten - proces 20 punten - presentatie 15 punten De elementen van het eindproduct die beoordeeld worden en de weging van die elementen ten opzichte van elkaar worden per vakgebied vastgesteld. De beoordeling van het proces en de presentatie is voor alle vakken hetzelfde. De beoordeling wordt opgeschort - als een van de volgende elementen in het schriftelijk verslag (zie 1.5) ontbreekt: inhoudsopgave; paginanummering; bijlage(n); literatuurlijst; logboek. - als het schriftelijk verslag niet geschreven is in correct Nederlands (of in een correct gebruikte andere taal); - als je begeleider vijf (of meer) spelfouten aantreft in het eindproduct; - als er nog geen mondelinge presentatie gegeven is. Het spreekt vanzelf dat een werkstuk waarmee je je opleiding afsluit geschreven is in correct Nederlands. Het is niet de bedoeling, dat je begeleider stijl- en spellingfouten uit je verslag haalt; dat doe je zelf voordat je het pws inlevert. Je begeleider beoordeelt je pws niet als er sprake is van onacceptabel taalgebruik. De beoordeling wordt in dat geval uitgesteld totdat een verbeterde versie is ingeleverd. Soms leidt het onderwerp tot de wens, het pws te schrijven in een andere taal dan het Nederlands. Dit is na overleg met je begeleider toegestaan. Uiteraard geldt ook dan de eis van correct taalgebruik.
Bij het overschrijden van de deadline (vrijdag 5 februari 2016: inleveren definitieve versie van het eindproduct) geldt een aftrekregeling van 10 punten (van de 100 te behalen punten).
25
3.7.2. Beoordeling van het eindproduct De beoordeling van het eindproduct komt tot stand met behulp van het onderstaande schema. beoordelingaspect
max. te behalen
1. INLEIDING Weergave van de context en de achtergrond van het gekozen onderwerp Formulering van de hoofdvraag Formulering van de deelvragen Korte beschrijving werkwijze
6 2
2. HOOFDTEKST Weergave literatuuronderzoek Kwaliteit bronnen Relevantie en kwaliteit eigen onderzoek; aansluiting bij literatuuronderzoek Uitvoering en weergave eigen onderzoek Analyse/verwerking van eigen onderzoeksgegevens Beantwoording deelvragen op basis van literatuuronderzoek en analyse/ verwerking eigen onderzoeksgegevens Beantwoording hoofdvraag op basis van het voorafgaande.
38 5 5 6
3. CONCLUSIE/DISCUSSIE
8
Juistheid en kwaliteit van de conclusie van het onderzoek, heldere formulering daarvan Discussie m.b.t. de relevantie en de betrouwbaarheid van het onderzoek; kritische reflectie Samenvattingen, zowel in het Nederlands als in een moderne vreemde taal
2
1 1 2
5 5 6
6
4
2
26
behaald aantal punten
opmerkingen
4. ALGEMENE CRITERIA Complexiteit van het onderwerp, niveau en diepgang Verzorging, netheid Taalgebruik
13 3 5 5
3.7.3. Beoordeling van het proces De beoordeling van het proces is als volgt: onderdeel Logboek Opzet en start van het onderzoek, voortgang (m.n. wat in fase 1 gebeurt) Samenwerking
Zelfstandigheid
max. punten per onderdeel 5 6 5 (indicatie: 0: onvoldoende 3: voldoende 5: goed) 4 (indicatie: 0: o 2: v 4: g)
NB 1: het aantal punten voor samenwerking, zelfstandigheid en reflectie kan voor pwspartners verschillen. NB 2: als je alleen werkt, is het uiteraard lastig om punten voor samenwerking te geven. In dat geval wordt gekeken, hoeveel procent van het maximale aantal punten (6) je voor de onderdelen zelfstandigheid en reflectie hebt gekregen. Dit percentage wordt dan toegepast op het maximum van 12 punten (samenwerking, zelfstandigheid en reflectie). Dit komt neer op een verdubbeling van het aantal punten voor zelfstandigheid en reflectie.
3.7.4. Beoordeling van de presentatie De beoordeling van de presentatie komt tot stand aan de hand van het onderstaande schema, dat op de presentatieavond door je begeleider als beoordelingsformulier wordt gebruikt.
27
Beoordeling mondelinge presentatie profielwerkstuk Naam/namen presentator(en):
___________________________________ ___________________________________
Titel profielwerkstuk:
______________________________________________
Begeleidende docent:
______________________________________________
Beoordeling:
verricht door: _________________________________
aandachtspunt
punten
A. Structuur en inhoud
max. 6
opmerking(en)
De presentatie heeft een duidelijke en logische opbouw: -indeling in inleiding, middenstuk en conclusie; -duidelijke signaalwoorden en accenten.
(3)
De presentatie geeft blijk van een goede beheersing van het onderwerp.
(3)
B. PowerPoint / andere visuele ondersteuning
max. 2
De dia’s (e.a. visuele ondersteuning) zijn leesbaar, overzichtelijk en duidelijk (niet te veel tekst). De dia’s (e.a. visuele ondersteuning) sluiten goed aan bij wat de spreker(s) zegt/zeggen en er is voldoende tijd om de dia’s te bekijken.
(1)
(1) z.o.z.
28
C. Presentatievaardigheden max.5 De spreker(s) is/zijn enthousiast. Er is een goed contact met het publiek (er wordt niet voorgelezen). De spreker(s) is/zijn goed verstaanbaar en het spreektempo is prettig. Het taalgebruik van de presentatie (incl. het taalgebruik op de evt. PowerPoint) is op niveau en correct (geen stopwoordjes). Indien van toepassing: de spreektijd is goed tussen de verschillende sprekers verdeeld.
D. Afstemming op het publiek De presentatie is ook zonder voorkennis goed te volgen, er is rekening gehouden met het diverse publiek (docenten, medeleerlingen, ouders). De vragen uit het publiek worden adequaat en goed beantwoord.
(1)
(1)
(1)
(1)
(1) max. 2
(1)
(1)
Totale puntenaantal (max. 15): ______________
29
3.7.5. Vakspecifieke beoordeling van het eindproduct In afwijking van het beoordelingsschema in 3.7.2 zijn in specifieke gevallen de onderstaande schema’s van toepassing. A. Beoordeling van een profielwerkstuk in de vorm van een ontwerp (KUNSTVAKKEN) beoordelingaspect
max. te behalen
1. INLEIDING Weergave van de context en de achtergrond van het gekozen onderwerp en van het daaruit voortkomende ontwerp Formulering van de hoofdvraag Formulering van de deelvragen Korte beschrijving werkwijze 2. HOOFDTEKST Weergave literatuuronderzoek m.b.t de theoretische achtergrond Kwaliteit bronnen Beantwoording deelvragen op basis van literatuuronderzoek en eigen ontwerp Beantwoording hoofdvraag op basis van het voorafgaande. 3. EIGEN ONTWERP Kenmerken eigen ontwerp in relatie tot de theoretische achtergrond Kwaliteit uitvoering eigen ontwerp 4. CONCLUSIE/DISCUSSIE
6 2
Heldere formulering van het uitgangspunt van het ontwerp en van de beantwoording van de deelvragen en de hoofdvraag. Discussie m.b.t. de relevantie en de betrouwbaarheid van het onderzoek; kritische reflectie m.b.t. het uitgevoerde ontwerp Samenvattingen, zowel in het Nederlands als in een moderne vreemde taal 5. ALGEMENE CRITERIA Complexiteit van het onderwerp en het ontwerp, niveau en diepgang Verzorging, netheid Taalgebruik
2
1 1 2 18 4 4 5 5 20 10 10 8
4
2 13 3 5 5
30
behaald aantal punten
opmerkingen
B. Beoordeling van een profielwerkstuk op basis van experimenteel onderzoek (NATUURKUNDE/SCHEIKUNDE/BIOLOGIE) Inhoudelijke criteria betreffende het vakmatige werk
1. INLEIDING Theorie: achtergronden v.d. problematiek, variabelen identificeren, formules afleiden, onderzoek inpassen in theorie, context van het onderzoek formuleren, bronnen juist vermelden Probleemstelling( doelstelling)): hoofd- en deelvragen, juist geformuleerd en gemotiveerd Hypothese: onderbouwing, juiste formulering, motivering 2. HOOFDTEKST Werkwijze (Meetmethode): juiste meetprocedure, uitsluiten andere variabelen, blanco, duplo’s, reproduceerbaarheid, opstelling, korte weergave van handelingen, gebruikte materialen en apparatuur (eventueel in bijlage) Resultaten: overzichtelijkheid, zorgvuldig weergeven van waarnemingen en metingen, gebruik eenheden, aantal significante cijfers, tekeningen, blanco proef Verwerking van de resultaten: overzichtelijkheid, analyseren van gegevens, correcte berekeningen, gebruik eenheden, aantal significante cijfers, correct gebruik van tabellen en grafieken (lange tabellen in bijlage) statistische analyse; alles zo weergeven dat conclusie goed te trekken is 3. CONCLUSIE/DISCUSSIE Conclusie: juiste formulering; antwoord op hoofd- en deelvragen, hypothese bijstellen? Discussie: kritische houding t.a.v. uitvoering en resultaten, foutenbespreking, verklaring van resultaten, verwerken bekende theorie, verbetermogelijkheden, bronnen op de juiste manier gebruiken en vermelden 4. ALGEMENE CRITERIA Samenvattingen, zowel in het Nederlands als in een moderne vreemde taal Moeilijkheidsgraad van het onderzoek en de theorie, niveau, diepgang Verzorging, netheid Taalgebruik
31
max. aantal punten 14 10
2 2 24 10
7
7
12 2 10
15 2 3 5 5
behaald aantal punten
opmerkingen
3.8. Bijlage 8 - Lijst van universiteiten die behulpzaam kunnen zijn
Universiteit van Utrecht: onderwerpen, tips, aanvragen experimenten http://uuprod.zappwerk.nl/index.cfm/site/Werkstuksite/pageid/9C71E173-E081-2E3C906AFF71C147A5AE/index.cfm
Rijksuniversiteit Groningen: onderwerpen, tips en een steunpunt http://www.rug.nl/scholieren/profielwerkstukken/index
Vrije Universiteit Amsterdam: onderwerpen en tips http://www.vu.nl/nl/opleidingen/vwo-scholieren/hulp-profielwerkstukken/index.asp
Universiteit van Amsterdam: onderwerpen voor bètavakken http://www.studeren.uva.nl/beta-bachelors/scholierensite.cfm
Universiteit van Wageningen (voor N-profiel): onderwerpen en hulp bij experimenten http://www.mijnwageningenuniversiteit.nl/pws/
Universiteit Leiden (voor N-profiel): onderwerpen, tips en vraagbaak http://www.pws-exact.leidenuniv.nl/
TU Delft (voor N-profiel): onderwerpen, tips, forum http://scholierenlab.tudelft.nl/
Erasmus school of Economics (Economie): onderwerpen, tips en links http://www.eur.nl/ese/informatie_voor/studiekiezers/bachelor/profielwerkstukken/
Universiteit van Maastricht:hulp bij profielwerkstukken op allerlei vakgebieden http://www.maastrichtuniversity.nl/web/Main1/AankomendeStudenten2/Bacheloroplei dingen/MaakKennisMetDeUM2/HulpBijProfielwerkstuk.htm
32
3.9. Bijlage 9 - Overzicht van prijzen voor profielwerkstukken - Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (Amsterdam): Onderwijsprijs voor het beste pws. Er worden drie gelijkwaardige prijzen per profiel toegekend. De school nomineert (maximaal) drie werkstukken per profiel. - Diverse universiteiten, waaronder de Universiteit van Leiden, de Universiteit van Twente en de Universiteit van Wageningen, loven prijzen uit voor uitzonderlijk goede pws. (en ook: De Katholieke Universiteit van Nijmegen looft de Van Melsenprijs uit. De Rijksuniversiteit Groningen stelt de Jan Kommandeurprijs beschikbaar. De Universiteit van Amsterdam kent de UvA Werkstuklabprijs.) Informatie over deze prijzen vind je op de websites van de instellingen. - Voor diverse vakken, waaronder aardrijkskunde en economie (jong ondernemen), bestaan prijzen voor uitzonderlijk goede pws op die vakgebieden. - De Universiteit van Eindhoven organiseert een wedstrijd voor een innovatief ontwerp onder de naam Innovatie Challenge. Je werk hiervoor kan als pws ingezet worden. Aanmelden hiervoor moet al in oktober! (www.innovatiechallenge.nl) - Het Rijksmuseum Junior Fellowship is een jaarlijkse profielwerkstukprijs voor vwoleerlingen. - Europrofiel is een wedstrijd voor middelbare scholieren die hun profielwerkstuk over de Europese Unie en Europese democratie willen schrijven. Met deelname aan de wedstrijd maak je kans op een bezoek aan het Europees Parlement in Brussel.
Bij alle externe prijzen gelden (verschillende) deadlines voor het
aanleveren van het werkstuk. Vaak liggen die in maart. Bij alle externe prijzen geldt dat het initiatief voor deelname bij de
leerlingen ligt.
33
3.10. Bijlage 10 - Eigenwerkverklaring
Ondergetekende, ………………………………..……………….. (naam) verklaart -
dat dit profielwerkstuk eigen werk is;
-
dat alles wat overgenomen is uit enige bron voorzien is van een correcte bronvermelding.
Bergen, …………………………………… (datum)
Handtekening: …………………………………………………..
(zie ook 2.2.3.1.)
34
3.11. Bijlage 11 - Eindbeoordeling Profielwerkstuk Naam leerling: ……………………………………………………………. Klas: …………………………………………………………….. Vak: …………………………………………………………….. Titel: ……………………………………………………………..
Onderdeel Behaalde punten
Eindproduct Proces
Presentatie Eindcijfer
max. aantal punten
65
15
20
100
Naam en handtekening begeleider: …………………………..………………
Datum:………………..
35