Handleiding Profielwerkstuk
Sommige onderdelen zijn bij elkaar geknipt en geplakt uit de handleidingen van het Cito (1998) en de VU (1999). Voorkant ontworpen door Annemarie Verschoor Frans Woolthuis februari 2014
1
Inhoud:
1. 2. 3. 4.
Waarom een profielwerkstuk? Status profielwerkstuk op het Vossius Tijdschema en waardering Stappenplan 4.1 Stap 1: Keuze van onderwerp en vakken 4.2 Stap 2: Komen tot een werkplan 4.3 Stap 3: Bronnenonderzoek 4.4 Stap 4: De voorlopige versie en presentatie 5. Logboek 6. Hoe ziet een schriftelijk verslag eruit? 7. Titels van de afgelopen jaren Bijlagen: Aanvraagformulier Aanvraagformulier bij afwijkende aanvraag Beoordelingsformulier 1 Beoordelingsformulier 2 Beoordelingsformulier 3
p 3 p 3 p 4 p 5 p 5 p 6 p 6 p 6 p 7 p 8 p 10
p 11 p 12 p 13 p 14 p 15
2
1. Waarom een profielwerkstuk? Het Profielwerkstuk maakt sinds het begin van de Tweede fase (1997) deel uit van het schoolexamen en ‘is een werkstuk waarin op geïntegreerde wijze kennis, inzicht en vaardigheden aan de orde komen, die van betekenis zijn voor het desbetreffende profiel.’ (bron: CITO) Het Profielwerkstuk wordt bedoeld als ‘meesterproef’, waarmee de leerling enerzijds kan laten zien dat hij opgedane kennis en vaardigheden in de praktijk kan brengen en anderzijds dat hij in staat is ook in het hoger onderwijs zelfstandig onderzoek te verrichten. Hoe de regeling wat betreft het profielwerkstuk van overheidswege is en hoe wij het op het Vossius geregeld hebben, lees je hieronder. 2. Status Profielwerkstuk op het Vossius Het profielwerkstuk wordt vanaf 2010 becijferd en maakt deel uit van het zogenaamde Combinatiecijfer. Het Combinatiecijfer is het rekenkundig gemiddelde van de kleine vakken/onderdelen en wordt beoordeeld met een geheeltallig cijfer van 1 t/m 10. Op alle VWOscholen (en dus ook bij ons) bestaat het Combinatiecijfer in ieder geval uit het rekenkundig gemiddelde van de afgeronde cijfers van Maatschappijwetenschappen, ANW en het Profielwerkstuk. Ook de deelvakken worden beoordeeld met een geheeltallig eindcijfer 1 t/m 10. Op de eindcijferlijst komen alle vakken voor, dus ook de kleine, maar alleen het Combinatiecijfer telt mee voor de slaag/zakregeling. Je slaagt niet met een 3 op je eindlijst. Deze regel geldt ook voor elk onderdeel van het Combinatiecijfer (dus ook voor het profielwerkstuk), zelfs als het Combinatiecijfer als totaal op een 6 of hoger ligt. Wel wordt het onderwerp van je profielwerkstuk en je afgeronde cijfer ervoor apart op je eindlijst vermeld. Profielwerkstuk op het Vossius: Het profielwerkstuk op het Vossius maak je met een medeleerling en je betrekt daarbij een groot vak uit je pakket. Op aanvraag (zie formulier) mag je een profielwerkstuk alleen maken en/of nog een vak (en dus ook nog een begeleider) bij je profielwerkstuk betrekken. Dat tweede vak mag ook een kleiner vak zijn. Het ligt voor de hand om een onderwerp te kiezen dat in de sfeer van je profiel ligt. Bij een natuurprofiel wordt er van je verwacht dat je een praktisch onderzoek doet. In de vijfde klas krijg je een handleiding uitgereikt (zie tijdschema hieronder) en daarna volgt een algemene inleiding. Kort daarna leveren jullie een formulier in met je onderwerp, het vak dat je bij je profielwerkstuk betrekt en de namen van de begeleidende docent (met handtekening van die docent). Bedenk wel dat je er tijdig bij moet zijn en dat docenten niet tot het oneindige leerlingen kunnen aannemen. Een kleine commissie bekijkt of dat correct is gedaan en keurt dat wel dan niet goed. Meteen na de meivakantie (6 mei) heb je in ieder geval je werkplan ingeleverd. Je houdt een logboek bij (zie hoofdstuk hieronder), dat je ook laat zien bij beide tussentijdse beoordelingsmomenten. Bij die momenten verdien je punten die meetellen bij je cijfer. Als je de twee beoordelingsmomenten niet gebruikt of niets inlevert, kun je hoogstens een 7 halen. In de zesde klas lever je je profielwerkstuk in. Voor de datum zie datumlijst. Een profielwerkstuk hoeft niet per se alleen uit geschreven tekst te bestaan. Het kan ook een cd of dvd zijn, een mondelinge presentatie, een powerpointpresentatie of een voorstelling. In de laatste gevallen komt er wel altijd een schriftelijke verklaring bij. Daarnaast mogen leerlingen die de beste profielwerkstukken ingeleverd hebben hun werk presenteren op een avond in maart. De winnaars krijgen een prijs. Het beste profielwerkstuk wordt doorgestuurd naar de KNAW (Koninklijke Nederlandse Academie voor Wetenschappen) en dingt mee naar één van de drie onderwijsprijzen (waaronder het eerste jaar gratis studeren).
3
3. Tijdschema + waardering Vijfde klas: 3 februari (week van): Maandag 17 februari: Donderdag 20 februari Maandag 3 maart tot 15.00 uur: Dinsdag 6 mei: (1e inlevermoment) Zesde klas: Dinsdag 23 september (2e inlevermoment) Vrijdag 21 november tot 15.00 uur: Maandag 19 januari 1e dag na krokusvakantie
Uitdelen handleiding profielwerkstuk Introductiemiddag 20.00 uur presentatie van de beste profielwerkstukken van 2013-‐2014) inleveren formulier met onderwerp, betrokken vak en handtekeningen docentbegeleider in B09 inleveren werkplan met hoofd-‐ en deelvragen en bronnen in B09 2e beoordelingsmoment; inleveren voor 15.00 uur in B09 Inleveren van Profielwerkstuk (in tweevoud) in B09 en digitaal in V’elo Profielwerkstuk nagekeken Laatste gelegenheid profielwerkstuk in te leveren tevens herkansingsinleverdatum
Er wordt naar gestreefd leerlingen die een onvoldoende dreigen te halen al in december daarover te berichten. Als je blijft zitten in de vijfde klas, word je geacht je profielwerkstuk te maken op school in de periode dat de anderen op Romereis zijn. Je levert het in gelijktijdig met de 6eklassers. Op het 1e en 2e beoordelingsmoment kun je steeds maximaal 15 van de 100 te behalen punten opleveren: totaal max. 30). Als je na je 1e of 2e beoordelingsmoment van onderwerp verandert, verlies je de al behaalde punten definitief. Bij te laat inleveren bij het 1e en/of 2e beoordelingsmoment krijg je geen punten voor die beoordeling toegekend. Bij het te laat inleveren van het eindverslag kost je dat een herkansing. Als je op de inleverdagen (1e, 2e en eind) niets inlevert ) moet dat op die dag vóór 15.00 uur gemeld zijn aan de heer van Muilekom. Conform artikel 2.19 en 2.21 uit PTA-‐reglement 5e en 6e klas worden er dan maatregelen genomen. Je begeleider(s) bepalen hoeveel punten je behaald hebt. Hierover kun je contact opnemen met je eerste begeleider. Het profielwerkstuk krijgt een afgerond cijfer.
4
4. 4.1
Stappenplan Stap 1: Keuze van onderwerp, vakken.
Onderstaande tabel (methodiek om tot een onderwerp te komen) wordt in februari 5e klas plenair besproken. Onderzoek doen Bij de keuze van een onderwerp voor het profielwerkstuk kun je grofweg op twee manieren te werk gaan: − je stelt het onderwerp vast en bekijkt vervolgens welke twee vakken bij dit onderwerp passen; − je kiest eerst de één/twee vakken en oriënteert je vervolgens op onderwerpen binnen deze vakken. De volgende methode kan je helpen bij het bepalen van een onderwerp voor het profielwerkstuk. 1 Brainstormen. Schrijf met trefwoorden zo veel mogelijk willekeurige onderwerpen op. Gebruik kranten, boeken, tijdschriften, Internet om ideeën op te doen. 2 Streep onderwerpen/trefwoorden weg: − die je niet interesseren; − die niet voldoen aan het profielwerkstuk; − die zo breed zijn dat je er niet diep in kunt duiken; − waar moeilijk informatie over te vinden is. 3 Formuleer zo nauwkeurig mogelijk wat je wilt onderzoeken. Dit is de onderzoeksvraag. Een scherp geformuleerde en goed afgebakende onderzoeksvraag is een noodzakelijke voorwaarde om het profielwerkstuk tot een goed einde te brengen. Het motto luidt: inperken en afbakenen. Vaak is een onderzoeksvraag opgedeeld in een aantal deelvragen, waarmee je het onderzoek verdeelt in kleinere stappen. Je krijgt daarmee beter zicht op de haalbaarheid en je vergroot de kans dat je alle kanten van de onderzoeksvraag belicht. Met de onderzoeksvraag en deelvragen maak je duidelijk wat je wel en wat je niet aan de orde stelt. Wanneer je goed hebt nagedacht over de onderzoeksvraag, word je minder snel verleid zijpaden te gaan bewandelen. Daarnaast kun je uit beschikbare informatie het bruikbare beter selecteren. Bovendien kun je met een duidelijke onderzoeksvraag beter conclusies formuleren. In een onderzoeksvraag en de deelvragen wordt gevraagd naar het wie, wat, waar, welke, wanneer, hoe, waarom, waardoor, waarvoor, waarmee, waartoe enzovoort. Hieronder volgt een aantal vragen die je kunt stellen: Wat is de gangbare definitie? Waarop lijkt het? Welke kenmerken heeft het? Waaraan is het tegengesteld? Waaruit bestaat het? Wanneer is het begonnen of geëindigd? Welke soorten of onderdelen zijn er te onderscheiden? Waar komt het vandaan? Waartoe behoort het? Waar gaat het naar toe? Waar is het een onderdeel van? Hoe ontstaat het of hoe is het ontstaan? Hoe gebeurt het? Welke waarde heeft het? Welke voorwaarden of omstandigheden maken het Wat zijn de voordelen? mogelijk? Wat zijn de nadelen? Welke maatregelen vereist het? Welke argumenten voor of tegen zijn aan te voeren? Welke gevolgen heeft het? Hoe ontwikkelt het zich? Welke methode wordt ervoor gebruikt? Wie of wat doet het? Welk doel dient het? Wie of wat is erbij betrokken? Welke taak heeft het? Wie of wat ondergaat het? Waar komt het voor? Onderzoek verrast. Dingen zijn anders dan ze op het eerste gezicht lijken. Wanneer je iets gaat onderzoeken, formuleer je vooraf welke uitkomsten je verwacht. Dit heet het formuleren van een hypothese. Er zijn verschillende soorten onderzoeksvragen: − beschrijvende of beeldvormende: op basis van onderzoek beschrijf je een situatie of een persoon. − vergelijkende: je probeert overeenkomsten en/of verschillen boven tafel te krijgen. − verklarende: je zoekt antwoord op de vraag: 'Hoe komt het dat ...'. − waardebepalende of evaluatieve: je geeft een oordeel of een waarde over een onderwerp. − voorspellende: je onderzoekt hoe iets in de toekomst zal zijn. − probleemoplossende of regelgevende: je probeert op basis van onderzoek een probleem op te lossen, althans hier een bijdrage aan te leveren.
5
4.2. Stap 2: komen tot een werkplan: Na de plenaire bespreking heb je tot en met de meivakantie de tijd om in overleg met je begeleider(s) te komen tot het definitieve werkplan met hoofd-‐ en deelvragen. Dit leidt tot je eerste beoordelingsmoment waarvoor je 15 van de 100 punten kan halen (zie bijlage 1). Voorbeeld van een werkplan:
Onderzoeksplan Hoofdvraag Deelvragen Voorbeelden proef of buitenschoolse activiteit
Hoe kan het menselijk brein worden verklaard? (vakken: biologie, anw) Bio: Hoe werkt het menselijk zenuwstelsel? Anw: Welke theorieën hebben onderzoekers opgesteld over het menselijk bewustzijn? Bewustzijnsproef bij scholieren, interview deskundige, bezoek herseninstituut, deelname Lapptop of masterclass, bijwonen lezing
Maak er een tijdplan bij waarbij je in ieder geval vier fases onderscheidt: 1. Informatie verzamelen en inlezen. 2. Onderzoeksopzet uitwerken (en proefopstelling maken) 3. Proeven uitvoeren/onderzoek doen, eventueel interviews doen en gegevens verzamelen. 4. Gegevens ordenen en verwerken. 4.3: Stap 3: Bronnenonderzoek Je hebt globaal het onderwerp van je profielwerkstuk bepaald. Om dit onderwerp verder uit te werken ga je naar de mediatheek. Hier vind je alles wat je voor een oriëntatie nodig hebt: een woordenboek en een encyclopedie. Stel dat je iets wil met de geschiedenis van de popmuziek. Dan vind je in de encyclopedie bij popmuziek begrippen als rock’n roll, beatmuziek, folk, blues, punk en Nederpop. Met deze gegevens kun je je onderwerp beter definiëren en synoniemen en verwante begrippen verzamelen. Tevens bedenk je dan welke elementen je wel of niet gaat gebruiken: in dit geval bijvoorbeeld of je het naar tijd of land wil beperken. Voor actuele onderwerpen kun je zo’n oriëntatie beter beginnen bij recente bronnen, zoals kranten-‐ en tijdschriftartikelen. Tip: Maak een lijst met trefwoorden (ook in het Engels; handig voor het zoeken op internet. Vraag op de mediatheek het boekje ‘Informatievaardigheden voor bovenbouwers’. Hierin staan veel nuttige aanwijzingen (en ook zoekopdrachten) zodat je efficiënter te werk kan gaan. Noteer altijd de volledige gegevens van boeken, tijdschriften en artikelen. Hiermee voorkom je, bij het definitief samenstellen van de literatuurlijst, veel onnodig zoekwerk achteraf. Schrijf ook de Internetsites op waar je informatie uit hebt geplukt op. Gebruik losse kaartjes of een losbladig systeem. Met een interview, een enquête, het uitvoeren van proeven, veldwerk, excursie, een bezoek aan bedrijven of instellingen kun je ook informatie verzamelen. Na het verzamelen van de informatie/gegevens moet je deze interpreteren en confronteren met de onderzoeksvragen. Welke antwoorden kan ik geven of welke conclusies kan ik trekken op grond van de verzamelde informatie/gegevens? 4.4 Stap 4: De voorlopige versie + presentatie Op het moment dat je na onderzoek hoofd-‐ en deelvragen beantwoord hebt, maak je een voorlopig eindproduct. Het is verstandig om dit tijdig (bijvoorbeeld voor de herfstvakantie zesde klas) aan je begeleider(s) te laten zien. Op grond van dit laatste gesprek maak je je definitieve versie. Zorg ervoor dat je in het begin van de zesde klas een afspraak maakt voor het tweede beoordelingsmoment (zie bijlage 2).
6
In de meeste gevallen zal het eindproduct een geschreven stuk zijn. Je kunt echter ook een mondelinge presentatie geven of een beeldende of een muzikale. Bedenk dan wel dat je in de laatste gevallen ook een schriftelijke toelichting moet geven. 5. Logboek Elke leerling houdt verplicht een logboek bij. In een logboek staat wat je gedaan hebt bij je profielwerkstuk: * waarom je een bepaald onderwerp en een bepaalde vraagstelling hebt gekozen en hoe je daartoe bent gekomen; * de verschillende activiteiten die je hebt ondernomen, bijvoorbeeld naar de mediatheek geweest of internet geraadpleegd of met mensen gesproken; * hoeveel tijd elke activiteit je ongeveer gekost heeft; * of je alleen gewerkt hebt of samen met iemand anders; * wat je activiteiten opleverden aan resultaten en vragen; * welke problemen je bent tegengekomen en hoe je die problemen hebt aangepakt. * wat je van elke fase van je werk aan het profielwerkstuk geleerd hebt over je onderwerp, over onderzoek doen of ontwerpen, over samenwerken met anderen en over jezelf. Aan de hand van je logboek kunnen niet alleen je docenten zien wat je gedaan hebt, maar heb je zelf ook een goed overzicht. Voor jullie beiden is dat handig om te kijken of je op de goede weg bent.
Logboek Leerling naam: ............................. Leerling naam: .............................
klas: ............ klas: ............
Datum
Activiteit
Uren
Wie
Problemen en oplossingen
7
6. Hoe ziet een schriftelijk verslag eruit?
Schrijf geen zaken op die algemeen bekend zijn of die je vanwege je eindexamenprogramma moet kennen, behalve als het noodzakelijk is om je verhaal te ondersteunen. Maar houd dit kort of verwijs naar een bron waar dit staat. Houd je stijl zo eenvoudig mogelijk. Gebruik geen populaire taal, maar ook geen ambtenarenstijl met ingewikkelde woorden en zinsconstructies. Voor de omvang van een schriftelijk verslag geldt lang niet altijd het principe 'hoe dikker, hoe beter'. Integendeel: in de beperking toont zich de meester. Richtlijn voor de omvang van een schriftelijk verslag voor een profielwerkstuk is 15 tot maximaal 50 pagina’s in gewoon lettertype. Schriftelijke verslagen (een onderzoeksverslag, een recensie, een artikel en dergelijke) kennen in het algemeen een tamelijk vaststaande structuur, namelijk een inleiding, een hoofdtekst en een samenvatting. In een schriftelijk verslag over een zelf uitgevoerd onderzoek is in de inleiding de onderzoeksvraag, de deelvragen en de hypothese beschreven. Na de inleiding volgt een uiteenzetting over de gebruikte methode, hulpmiddelen en materialen. Daarna een overzicht van de gevonden resultaten. Aangegeven wordt onder andere in hoeverre de onderzoeksvraag is beantwoord, of de hypothese is bevestigd, hoe betrouwbaar de uitkomsten zijn en welke vragen niet zijn beantwoord. Als een onderzoek niet het verwachte resultaat oplevert, geef je aan waaraan dit zou kunnen liggen. De opbouw van een tekst van een literatuuronderzoek ligt minder vast. Tussen de inleiding en de samenvatting kunnen hoofdstukken en paragrafen naar eigen inzicht worden gestructureerd en benoemd. In het navolgende komen achtereenvolgens aan bod: de titelpagina, de inhoudsopgave, de inleiding, de hoofdtekst, de samenvatting, de literatuurlijst en de bijlagen. Titelpagina De titel moet kort en krachtig de inhoud karakteriseren. Kort wil zeggen: minder dan tien woorden. Gebruik geen afkortingen in de titel. Zorg voor een titel die past bij je tekst. Probeer een pakkende titel te verzinnen. Dat daagt de lezers uit om te gaan lezen.
Op de titelpagina staat achtereenvolgens vermeld:
− titel (eventueel met ondertitel); − voorletter(s) en achternaam van de schrijver(s); − profiel en vakken; − school en klas; − naam begeleider(s); − datum. Inhoudsopgave
De inhoudsopgave geeft in een notendop de opbouw van de tekst weer. Hieronder is een voorbeeld van een inhoudsopgave weergegeven. Inhoudsopgave Inleiding 1 Beschrijving van het onderzoek pag 2 1.1 Onderzoeksopzet pag 3 1.2 De steekproef pag 4 2 Resultaten pag 8 2.1 … 2.2… 3 Samenvatting pag 14 Literatuurlijst Bijlagen: 1. Logboek 2. Werkplan 3. Vragenlijst
8
Inleiding In de inleiding wordt de lezer geïnformeerd over: − het onderwerp, − de onderzoeksvragen en hypothesen. In de inleiding is plaats om de achtergrond of het belang van het onderwerp en de onderzoeksvragen toe te lichten. Eventueel kan daar nog een korte omschrijving van centrale begrippen aan worden toegevoegd. Tenslotte is het gebruikelijk in de inleiding de opbouw van de tekst per hoofdstuk aan te geven. De definitieve versie van de inleiding kan pas worden geschreven wanneer de indeling en de inhoud van het schriftelijk verslag vastligt. Daarnaast kun je in de inleiding aan bod laten komen: − een persoonlijke noot over hoe je tot de keuze van het onderzoek bent gekomen; − een dankbetuiging aan mensen die aan de totstandkoming hebben bijgedragen: respondenten, proefpersonen, de begeleidende docent enzovoort; − de tevredenheid over de samenwerking met medeleerlingen. Wanneer een schriftelijk verslag in groepsverband tot stand is gekomen, staan in de inleiding de individuele bijdragen aan het verrichte onderzoek en de geschreven tekst gespecificeerd. Hoofdtekst De hoofdtekst is doorgaans opgebouwd uit hoofdstukken die weer onderverdeeld zijn in paragrafen. Houd de titels van de hoofdstukken en paragrafen kort en zorg ervoor dat de titel de essentie weergeeft van het betreffende hoofdstuk of de betreffende paragraaf. Vanzelfsprekend zijn de titels identiek aan die in de inhoudsopgave. Wanneer je literatuur over het onderwerp hebt bestudeerd, kun je een stuk tekst van een andere schrijver in je eigen woorden weergeven. Dit noemt men parafraseren. Na een parafrase moet tussen haakjes worden vermeld van wie en uit welk jaar de brontekst afkomstig is. Citeren is het letterlijk overnemen van andermans tekst. Soms is het gewenst een stuk tekst uit de (vak)literatuur letterlijk over te nemen. Een citaat plaats je altijd tussen aanhalingstekens, gevolgd door een vermelding tussen haakjes van de naam van de schrijver en het verschijningsjaar. Die vermelding zet je in een voetnoot. Tabellen en figuren zijn uitstekende middelen om overzichtelijk en compact een hoeveelheid informatie aan de lezer aan te bieden. Ze moeten worden voorzien van een volgnummer en een titel. Wanneer een tabel of figuur niet door jezelf is opgesteld, moet je de bron vermelden. In de tekst zelf verwijs je naar de figuur of tabel. Het is gebruikelijk de hoofdtekst af te sluiten met één of enkele conclusies. Sluit in de conclusie zo goed mogelijk aan bij de onderzoeksvragen in de inleiding. De conclusie is als het ware het antwoord op de onderzoeksvragen. Conclusies/Samenvatting In dit hoofdstuk komt geen nieuwe informatie meer aan bod. Je geeft een korte, kernachtige weergave van de inhoud van de hoofdtekst met onder meer de hoofdconclusies van het onderzoek. Literatuurverwijzingen, citaten, tabellen en figuren horen hier niet thuis. Er is ook nog een aparte paragraaf getiteld Discussie, waarin je terugkijkt op je eigen werk en je de sterke en zwakke kanten ervan vermeldt en je ook suggesties ter verbetering doet. Literatuurlijst De literatuurlijst is alfabetisch naar eerste auteur gerangschikt. Wanneer meer auteurs een boek hebben geschreven moet je de achternamen van alle auteurs voluit vermelden. De rangorde van verschillende publicaties van één auteur gebeurt chronologisch. In een literatuurverwijzing naar een boek neem je achtereenvolgens op: achternaam auteur, voorletter(s), jaar van uitgave (tussen haakjes), titel en eventuele subtitel, eerstgenoemde plaats van vestiging van de uitgever, uitgever. De literatuurverwijzing voor kranten-‐ of tijdschriftartikelen ziet er als volgt uit: achternaam auteur(s), voorletter(s), jaar van uitgave (tussen haakjes), titel en eventuele subtitel artikel, naam van de krant/het
9
tijdschrift, datum/nummer van de jaargang, begin-‐ en eindpagina. Bijlagen In een bijlage kan informatie worden opgenomen die voor de lezer de moeite waard is, maar te gedetailleerd is om in de hoofdtekst op te nemen. Bijvoorbeeld een samenvatting van een interview, gebruikte vragenlijsten, uitgebreide tabellen of een verstuurde brief. In het algemeen geldt: beperk het aantal bijlagen. Typografische verzorging Het verslag moet duidelijk leesbaar zijn. Een verslag gemaakt met behulp van de tekstverwerker heeft de voorkeur. Let goed op je spelling en het gebruik van leestekens. Vaak zal de spellingscontrole in je tekstverwerkingsprogramma niet alle fouten eruit halen. Lees daarom je eigen teksten altijd nauwkeurig door en laat je tekst ook door iemand anders lezen voordat je deze definitief bij je docent inlevert. Je kunt met illustraties werken om je verhaal verder te onderbouwen of te verlevendigen: tabellen, grafieken, grafische kaarten, citaten, foto’s, cartoons en dergelijke. Zorg ervoor dat de illustraties functioneel zijn en zorg voor een juiste bronvermelding. Gebruik van teksten van anderen: Als je een kort tekstgedeelte van anderen overneemt (citeert) moet je dat altijd vermelden. Je plaatst het gedeelte tussen aanhalingstekens en vermeldt de bron, naam auteur en bladzijde. Als dit niet juist gebeurd is er sprake van plagiaat/ fraude. Je profielwerkstuk wordt op plagiaat gecontroleerd. Het Vossius Stijlboek kan ook van grote waarde zijn. Dat is via het openingsscherm van het interne Vossiusnetwerk te raadplegen. Op de mediatheek ligt een gedrukt exemplaar.
7. Titels van de afgelopen jaren
Om je op ideeën te brengen volgen hier wat titels van de afgelopen jaren met de vakken die erbij betrokken waren: Groepentheorie en de Rubik’s kubus wi Pratende Planten? Communicatie bij planten door feromenen bi EPO: bloedstollend bi Neurobiologisch factoren van antisociaal gedrag bij delinquente jongens bi Vrouwen in de wiskunde gs Spreekt elke afasiepatiënt dezelfde taal? bi Griep in vogelvlucht bi Plastic fantastic: een kritische kijk op de cosmetische industrie bi De invloed van een coach op de resultaten van zijn voetbalteam wi De aan prostitutie gerelateerde criminaliteit op de Wallen gs Moorse architectuur in Andalusië gs Woorden in waarheid. Waarheid in woorden fi De rol van fotografie bij het impressionisme gs Shakespeare’s koningsdrama’s: fictie of historisch? en De banaan als geglobaliseerd product ec De economische groei en de watervervuiling in China ec De weergave van het menselijk lichaam in de klassieke oudheid kt Queen Victoria en Oscar Wilde en
10
8. Bijlages met alle formulieren Bijlage 1: Formulier voor keuze onderwerp, vak en docent Dit formulier lever je voor maandag 18 maart in in B09 voor 15.00 uur. Een kleine commissie buigt zich er dan over en geeft dan wel of niet toestemming. Een docent kan maximaal 12 profielwerkstukken nakijken, daarom is de handtekening hieronder nog voorlopig. Je hoort daarna snel of de docent ook je definitieve begeleider wordt. Namen leerlingen + klas
Onderwerp
Betrokken vak en docent (en handtekening)
Voorlopige begeleider :
handtekening
11
Bijlage 2: Formulier voor afwijkende aanvraag van het profielwerkstuk
Naam leerling(en) + klas
Onderwerp
Betrokken vak(ken) en docent(en) (met handtekening)
Argumentatie om het profielwerkstuk alleen te maken: -‐ -‐
Argumentatie om het profielwerkstuk per duo op twee vakken te betrekken: -‐ -‐ Argumentatie om het profielwerkstuk alleen te maken en op twee vakken te betrekken -‐ -‐
12
Bijlage 3: Beoordelingsformulier 1 Hiermee kun je maximaal 15 punten halen. Dit formulier wordt ingevuld nadat je meteen na de meivakantie je werkplan hebt ingeleverd.
Beoordelingsformulier 1
Beoordelingsaspecten 1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
Komt in het onderwerp de integratie van twee vakken uit het profieldeel tot uitdrukking? Denk hierbij aan: herkenbaarheid van vakken past het onderwerp in het profiel is er bij N-‐profielen een praktisch onderzoek Heeft het onderwerp en de daarbij behorende onderzoeksvraag een vakinhoudelijk niveau dat past bij een gymnasium? Denk hierbij aan: de duidelijkheid en diepgang van de onderzoeksvraag originaliteit Heeft de leerling de voorlopige onderzoeksvraag opgesplitst in relevante deelvragen? Denk hierbij aan: vakinhoudelijk niveau concrete onderzoeksvragen uitvoerbaarheid en haalbaarheid relatie met de hoofdvraag geven de deelvragen antwoord op de hoofdvraag afbakening en inperking juiste terminologie Heeft de leerling bij de voorlopige onderzoeksvraag hypothesen opgesteld en/of verwachte uitkomsten of resultaten geformuleerd? Denk hierbij aan: overeenstemming met de theorie onderbouwing past de hypothese bij de onderzoeksvraag diepgang Heeft de leerling een duidelijk en realistisch plan van aanpak gemaakt? Denk hierbij aan: noodzakelijke (deel)activiteiten benoemd logische volgorde van activiteiten realistische planning in tijd uitvoerbaarheid en duidelijkheid van het plan taakverdeling Geeft de opzet van het onderzoek antwoord op de (voorlopige) onderzoeksvraag en deelvragen? Denk hierbij aan: gekozen onderzoeksmethode voorgestelde proefopstelling noodzakelijke deelactiviteiten benoemd Heeft de leerling een goed overzicht van geschikte informatiebronnen? Denk hierbij aan: volledigheid van de informatiebron actualiteit en omvang van de informatiebron(nen) betrouwbaarheid van die bron(nen) variatie in informatiebron(nen) In welke mate heeft de leerling zelfstandig gewerkt Denk hierbij aan: zich heeft kunnen redden zelf juiste beslissingen heeft genomen met waardevolle ideeën is gekomen
Onv vol
goed Afspraken/ opmerkingen
13
Bijlage 4: Beoordelingsformulier 2. Je kunt hier maximaal 15 punten voor halen. Dit formulier wordt ingevuld bij je afspraak in de zesde klas (voor eind september)
Beoordelingsformulier 2 Beoordelingsaspecten 1.
2.
3. 4. 5.
6.
7.
8.
9.
Wat is de informatieve kwaliteit van het logboek? Denk hierbij aan: gemaakte keuzes motivering van de keuzes overzichtelijkheid volledigheid Blijkt authenticiteit uit het logboek, het gesprek en de verzamelde informatie? Spoort het logboek met het plan van aanpak? Ligt de leerling op schema? Heeft de leerling de juiste informatiebronnen aangeboord en/of experimenten juist uitgevoerd en indien nodig de onderzoeksvraag bijgesteld? Heeft de leerling uit de informatiebronnen de relevante informatie gehaald c.q. zijn voldoende waarnemingen verricht en (meet)gegevens verzameld? Denk hierbij aan: actualiteit van de informatie betrouwbaarheid van de informatie( bron) volledigheid van de informatie(bron) kwaliteit van de metingen) metingen in redelijke overeenstemming met de theorie Heeft de leerling de informatie/meetresultaten geordend, geschematiseerd en gestructureerd? Denk hierbij aan: Leesbaarheid en volledigheid diagrammen, grafieken en tabellen: benoeming assen, legenda, definitie van vakinhoudelijke grootheden) Geeft het concept-‐werkstuk vertrouwen in een goede afronding? Blijkt uit het logboek en de verzamelde en bewerkte informatie dat de leerling de vakinhoudelijke problematiek en achtergrond begrepen heeft? Denk hierbij aan: vakinhoudelijk verdedigbaar consistent begrippenkader Zijn de aanzetten tot conclusies uit de resultaten/bevindingen van het onderzoek verantwoord getrokken? Denk hierbij aan: Is de conclusie gebaseerd op de verzamelde informatie?: Is de conclusie doordacht Blijkt hieruit reflectie? In welke mate heeft de leerling zelfstandig gewerkt Denk hierbij aan: zich heeft kunnen redden zelf juiste beslissingen heeft genomen met waardevolle ideeën is gekomen
Onv vol
goed Afspraken/ opmerkingen
14
Bijlage 5: Beoordelingsformulier 3 Dit formulier wordt ingevuld als je op de afgesproken datum je profielwerkstuk hebt ingeleverd.
Beoordelingsformulier 3 Beoordelingsaspecten 1. Hoe beoordeelt u de inleiding? Denk hierbij aan: Introductie van het onderwerp Formulering van de vraagstelling(en) en niveau van de vragen Hypothese en de onderbouwing ervan Beschrijving van de onderzoeksopzet en –uitvoering, keuze van het onderwerp 2. Hoe beoordeelt u de hoofdtekst (kern)? (resultaten) Denk hierbij aan: Ingaan op de hoofdvraag Feiten worden niet als meningen gepresenteerd of omgekeerd Leerling beperkt zich niet tot weergave van bronnen/citaten, maar geeft uiteenzettend/betogend/beschouwend antwoord op de vraagstelling Waarheidsgehalte Correcte en begrijpelijke weergave van bronnen en feitelijkheden Juiste verwerking van de resultaten 3. Hoe beoordeelt u het slot? Denk hierbij aan: Correcte samenvatting van de inhoud van het middenstuk Antwoord op de hoofdvraag/deelvragen verkregen Goed bij de vraagstelling aansluitende conclusie Een eigen mening over het onderwerp De zwakke en sterke punten genoemd in paragraaf discussie 4. De techniek en uiterlijke verzorging is … Denk hierbij aan: Logische opbouw van de tekst Overzicht informatiebronnen/literatuurverwijzing Omvang volgens afspraak Zorg besteed aan afwerking/illustraties/lay out 5. Het taalgebruik is …… Denk hierbij aan: Duidelijk/begrijpelijk (eigen woordgebruik) Afgestemd op de doelgroep en tekstsoort De spelling en interpunctie zijn correct gebruikt Consistentie van het gebruikte begrippenkader Subtotaal beoordelingsmoment 3 -
Subtotaal beoordelingsmoment 2
-
Subtotaal beoordelingsmoment 1
Totaalscore
Onv
vol
goed
15